ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.013.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 13

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
16 januari 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

REKENKAMER

2013/C 013/01

Advies nr. 9/2012 over een gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad — (COM(2012) 496 final — 2011/0276 (COD)) (uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

1

NL

 


III Voorbereidende handelingen

REKENKAMER

16.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/1


ADVIES Nr. 9/2012

over een gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad — (COM(2012) 496 final — 2011/0276 (COD))

(uitgebracht krachtens artikel 287, lid 4, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

2013/C 13/01

INHOUD

 

Paragraaf

Bladzijde

Inleiding…

1-2

2

Algemene opmerkingen…

3-6

2

DE REKENKAMER VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 4, 5 en 17 en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de artikelen 174 tot en met 178, artikel 287, lid 4, tweede alinea, en de artikelen 317, 318 en 322,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (1),

Gezien het op 12 november 2012 bij de Rekenkamer ingekomen verzoek van het Parlement om een advies,

Gezien het door de Commissie ingediende voorstel voor een gewijzigde verordening (2),

Gezien haar Advies nr. 1/2010 „Naar een beter financieel beheer van de begroting van de Europese Unie: risico's en uitdagingen” (3) en haar Advies nr. 7/2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (4),

Overwegende dat de Unie overeenkomstig artikel 5 VEU slechts optreedt op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt;

Overwegende dat de Unie ingevolge artikel 174 VWEU, teneinde haar harmonische ontwikkeling te bevorderen, haar optreden ontwikkelt en vervolgt dat is gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang;

Overwegende dat de Commissie de begroting uitvoert en de programma’s beheert (artikel 17, lid 1, VEU), dat zij de begroting in samenwerking met de lidstaten onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen der toegekende kredieten uitvoert, met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer en dat de lidstaten samenwerken met de Commissie om te waarborgen dat de kredieten overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer worden aangewend (artikel 317 VWEU),

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

INLEIDING

1.

Het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het EFRO, het ESF, het CF, het Elfpo en het EFMZV en algemene bepalingen inzake de fondsen in het kader van het cohesiebeleid heeft hoofdzakelijk betrekking op de vaststelling van het gemeenschappelijk strategisch kader.

2.

Hoewel dit advies uitsluitend betrekking heeft op het gewijzigde voorstel van de Commissie, verwijst de Rekenkamer hierbij in het algemeen naar haar Advies nr. 7/2011.

ALGEMENE OPMERKINGEN

3.

In het gewijzigde voorstel van de Commissie wordt de reikwijdte van het gemeenschappelijk strategisch kader gewijzigd en worden de onderdelen ervan verdeeld over een nieuwe bijlage (bijlage I) bij de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen en een gedelegeerde handeling van de Commissie. Dit dreigt het beleid verder te compliceren.

4.

De Rekenkamer merkt op dat het doel van het gemeenschappelijk strategisch kader blijft, het programmeringsproces een duidelijke strategische richting te bieden op het niveau van de lidstaten en de regio’s (zie overweging 14, artikel 2, lid 2, en artikel 10 van het gewijzigde voorstel). Anders dan in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie zouden in het gemeenschappelijk strategisch kader de doelstellingen van de Unie echter niet langer in kernacties voor de fondsen worden vertaald. In plaats daarvan zou de wetgever de vaststelling voor elke thematische doelstelling van indicatieve acties met grote Europese meerwaarde en de overeenkomstige beginselen voor de uitvoering, alsmede van prioriteiten voor samenwerking (zie de artikelen 11 en 12 van het gewijzigde voorstel) aan de Commissie delegeren. Overeenkomstig haar eerdere advies (zie paragraaf 8 van Advies nr. 7/2011) is de Rekenkamer van oordeel dat dit in feite een essentieel en doorslaggevend element van de toekomstige cohesieregeling vormt. Het dient dan ook te worden beschouwd als een essentieel onderdeel van de EU-wetgeving waarvoor, overeenkomstig artikel 290 VWEU, geen bevoegdheidsdelegatie mogelijk is.

5.

De Rekenkamer wenst ook haar aanbeveling te herhalen om het concept „Europese meerwaarde” in een passende politieke verklaring of in EU-wetgeving te formuleren teneinde de politieke autoriteiten van de EU richtsnoeren te bieden voor het stellen van uitgavenprioriteiten (zie paragraaf 18 van Advies nr. 1/2010). De goedkeuring van het juridisch kader voor de periode 2014-2020 biedt een goede gelegenheid om dit te doen. Een dergelijke toelichting lijkt des te belangrijker wanneer het voornemen om de vaststelling van acties met een grote Europese meerwaarde aan de Commissie te delegeren, wordt bevestigd. In dit verband merkt de Rekenkamer op dat de in het gewijzigde voorstel vervatte definitie (zie artikel 2, lid 4, van het gewijzigde voorstel) niet voldoende duidelijkheid schept over de onderliggende criteria die een selectie van acties mogelijk zouden maken die „een aanzienlijke bijdrage [kunnen] leveren tot het behalen van de doelstellingen en streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en die als referentiepunt bij het opstellen van programma's [dienen]”.

6.

Voorts dienen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel alle EU-acties te worden ontworpen met het oogmerk, Europese meerwaarde te bieden. De verwijzing naar een „indicatieve” lijst acties (artikel 12 van het gewijzigde voorstel) lijkt de indruk te wekken dat het vereiste om Europese meerwaarde te bieden slechts een optie is.

Dit advies werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 13 december 2012.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(2)  COM(2012) 496 final van 11 september 2012.

(3)  http://eca.europa.eu

(4)  PB C 47 van 17.2.2012, blz. 1.