ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.366.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 366

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
24 november 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2012/C 366/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 355 van 17.11.2012

1

 

Hof van Justitie

2012/C 366/02

Eedaflegging door de nieuwe leden van het Hof

2

2012/C 366/03

Verkiezing van de president van het Hof

2

2012/C 366/04

Verkiezing van de vicepresident van het Hof

2

2012/C 366/05

Verkiezing van de presidenten van de kamers bestaande uit vijf rechters

3

2012/C 366/06

Verkiezing van de presidenten van de kamers bestaande uit drie rechters

3

2012/C 366/07

Toevoeging van de rechters aan de kamers bestaande vijf rechters

3

2012/C 366/08

Toevoeging van de rechters aan de kamers bestaande uit drie rechters

4

2012/C 366/09

Lijsten om de samenstelling van de rechtsprekende formaties te bepalen

4

2012/C 366/10

Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

6

2012/C 366/11

Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 104 ter van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

6

 

Gerecht

2012/C 366/12

Eedaflegging door de nieuwe rechters in het Gerecht

7

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2012/C 366/13

Gevoegde zaken C-113/10, C-147/10 en C-234/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland, de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk, het Tribunal de grande instance de Nanterre — Frankrijk) — Zuckerfabrik Jülich AG/Hauptzollamt Aachen (C-113/10), British Sugar plc/Rural Payments Agency, an Executive Agency of the Department for Environment, Food & Rural Affairs (C-147/10), en Tereos — Union de coopératives agricoles à capital variable/Directeur général des douanes et droits indirects, Receveur principal des douanes et droits indirects de Gennevilliers (C-234/10) (Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Gemeenschappelijke ordening der markten — Producenten van suiker en isoglucose — Berekening van productieheffingen — Geldigheid van berekeningsmethode die rekening houdt met fictieve restitutiebedragen voor zonder restitutie uitgevoerde hoeveelheden suiker — Terugwerkende kracht van regelgeving — Wisselkoers — Toekenning van rente)

8

2012/C 366/14

Zaak C-587/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)/Finanzamt Plauen (Fiscale bepalingen — Belasting over toegevoegde waarde — Goederenleveringen — Belasting van ketentransacties — Weigering van vrijstelling wegens ontbreken van btw-identificatienummer van afnemer)

9

2012/C 366/15

Zaak C-22/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Finnair Oyj/Timy Lassooy (Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Compensatie voor luchtreizigers in geval van instapweigering — Begrip instapweigering — Uitsluiting van kwalificatie als instapweigering — Annulering van vlucht wegens staking in luchthaven van vertrek — Reorganisatie van vluchten volgend op geannuleerde vlucht — Recht op compensatie van passagiers van deze vluchten)

9

2012/C 366/16

Zaak C-75/11: Arrest van het Hof (kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk (Niet-nakoming — Burgerschap van Unie — Reis- en verblijfsrecht — Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU — Discriminatie op grond van nationaliteit — Artikel 18 VWEU — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 24 — Afwijking — Reikwijdte — Lidstaat waar voordeel van gereduceerde vervoertarieven uitsluitend is voorbehouden aan studenten wier ouders in die staat kinderbijslag ontvangen)

10

2012/C 366/17

Zaak C-115/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sąd Apelacyjny w Warszawie — Polen) — Format Urządzenia i Montaże Przemysłowe Sp. z o.o./Zakład Ubezpieczeń Społecznych (Sociale zekerheid — Vaststelling van toepasselijke wetgeving — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikel 14, lid 2, sub b — Persoon die op grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten — In lidstaat van normale verblijfplaats van werknemer gevestigde werkgever — Uitsluitend in andere lidstaten verrichte werkzaamheden in loondienst)

11

2012/C 366/18

Zaak C-137/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel — België) — Partena VZW/Les Tartes de Chaumont-Gistoux SA (Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Artikelen 13 en 14 quater — Toepasselijke wetgeving — Zelfstandigen — Socialezekerheidsregeling — Aansluiting — Persoon die werkzaamheden in loondienst of geen werkzaamheden verricht in ene lidstaat — Werkzaamheden anders dan in loondienst in andere lidstaat — Mandataris van vennootschap — Verblijf in andere lidstaat dan die van zetel van vennootschap — Besturen van vennootschap vanuit staat van verblijf — Nationale regeling die onweerlegbaar vermoeden bevat dat beroepsbezigheid als zelfstandige wordt uitgeoefend in lidstaat van zetel van vennootschap — Verplichte aansluiting bij sociaal statuut van zelfstandigen van die lidstaat)

11

2012/C 366/19

Zaak C-179/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — CIMADE, Groupe d’information et de soutien des immigrés (Gisti)/Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration (Asielverzoeken — Richtlijn 2003/9/EG — Minimumnormen voor opvang van asielzoekers in lidstaten — Verordening (EG) nr. 343/2003 — Verplichting om asielzoekers minimale opvangvoorzieningen te garanderen gedurende procedure van overname of terugname door verantwoordelijke lidstaat — Bepaling van lidstaat die moet instaan voor financiële last van verstrekking van minimale voorzieningen)

12

2012/C 366/20

Zaak C-249/11: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — Hristo Byankov/Glaven sekretar na Ministerstvo na vatreshnite raboti (Recht van vrij verkeer en verblijf op grondgebied van lidstaten voor burgers van Unie en hun familieleden — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 27 — Bestuursrechtelijk verbod om grondgebied te verlaten wegens niet-betaling van geldschuld jegens privaatrechtelijke rechtspersoon — Beginsel van rechtszekerheid ten aanzien van definitief geworden bestuursbesluiten — Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel)

12

2012/C 366/21

Zaak C-321/11: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña — Spanje) — Germán Rodríguez Cachafeiro, María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor/Iberia, Líneas Aéreas de España SA (Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Compensatie voor luchtreizigers in geval van instapweigering — Begrip instapweigering — Annulering door luchtvaartmaatschappij van instapkaart van passagier wegens vermoedelijke vertraging van voorgaande vlucht waarvoor gelijktijdig met betrokken vlucht is ingecheckt en die door dezelfde maatschappij is uitgevoerd)

13

2012/C 366/22

Zaak C-390/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud — Tsjechische Republiek) — CS AGRO Ronov s.r.o./Ministerstvo zemědělství (Landbouw — Suikersector — Gemeenschappelijke ordening van markten — Aanvraag voor herstructureringssteun — Verbintenis van teler om te stoppen met levering van zekere hoeveelheid quotumsuikerbieten — Begrip — Eenzijdige verklaring van teler — Weigering om steun te verlenen — Noodzaak van beëindiging van bestaand leveringscontract)

14

2012/C 366/23

Zaak C-391/11: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk België (Niet-nakoming — Richtlijn 2000/53/EG — Artikel 2, punt 3 — Milieubescherming — Autowrakken — Begrip producent)

14

2012/C 366/24

Zaak C-392/11: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Verenigd Koninkrijk) — Field Fisher Waterhouse LLP/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs (Btw — Vrijstelling van verhuur van onroerend goed — Verhuur van commerciële ruimten — Aan deze verhuur verbonden diensten — Kwalificatie van handeling voor btw-doeleinden — Uit één enkele prestatie dan wel uit meerdere zelfstandige prestaties bestaande handeling)

15

2012/C 366/25

Zaak C-403/11: Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk Spanje (Niet-nakoming — Richtlijn 2000/60/CE — Stroomgebiedsbeheersplannen — Bekendmaking en mededeling aan Commissie — Voorlichting en raadpleging van publiek — Geen)

15

2012/C 366/26

Zaak C-550/11: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Varna — Bulgarije) — PIGI — Pavleta Dimova ET/Direktor na Direktsia Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite (Fiscale bepalingen — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Recht op aftrek — Herziening — Diefstal van goederen)

16

2012/C 366/27

Zaak C-629/11 P: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE/Europese Commissie (Hogere voorziening — Door Commissie geplaatste overheidsopdracht — Afwijzing van offerte — Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 — Artikel 100, lid 2 — Termijn voor antwoord op verzoek om informatie — Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 — Artikel 149, lid 2)

16

2012/C 366/28

Zaak C-669/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Société ED et F Man Alcohols/Office national interprofessionnel des fruits, des légumes, des vins et de l'horticulture (VINIFLHOR) (Bescherming van financiële belangen van Unie — Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Materiële werkingssfeer — Begrip aantasting van financiële belangen van Unie — Gewone openbare inschrijving met oog op uitvoer van alcohol uit wijnbouwproducten die in bezit is van interventiebureaus — Uitvoer van partijen alcohol uit Unie na verstrijken van gestelde termijn — Verbeurte van honoreringszekerheid — Administratieve maatregelen — Administratieve sancties — Verordening (EG) nr. 360/95 — Verordening (EG) nr. 1623/2000 — Retroactieve toepassing van minst strenge sanctie)

17

2012/C 366/29

Zaak C-38/11: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 18 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal Administrativo — Portugal) — Amorim Energia BV/Ministério das Finanças e da Administração Pública (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Artikelen 49 VWEU en 54 VWEU — Artikelen 63 VWEU en 65 VWEU — Richtlijn 90/435/EEG — Artikel 3, lid 2 — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Belasting over dividenden — Bronheffing — Vrijstelling — Vereiste van minimumparticipatie in winstuitkerende vennootschap — Voorwaarden — Minimumduur van ononderbroken bezit van deze participatie — Voorwaarden — Ingezeten en niet-ingezeten winstontvangende vennootschappen — Verschil in behandeling)

18

2012/C 366/30

Zaak C-278/11 P: Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Densmore Ronald Dover/Europees Parlement (Hogere voorziening — Regeling kosten en vergoedingen van leden van Europees Parlement — Controle van besteding van vergoedingen — Vergoeding voor parlementaire assistentie — Bewijs van uitgaven — Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen)

18

2012/C 366/31

Zaak C-372/11 P: Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Power-One Italy SpA/Europese Commissie (Hogere voorziening — Niet-contractuele aansprakelijkheid — Project medegefinancierd door financieringsinstrument LIFE — Ontwikkeling van nieuw systeem van energievoorziening voor mobiele telefonie (Pneuma-project) — Beslissing van de Commissie om project te beëindigen en betaalde voorschot terug te vorderen — Vergoeding van schade die zou zijn geleden)

19

2012/C 366/32

Zaak C-384/11: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 12 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Tate & Lyle Investments Ltd/Belgische Staat (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Artikel 63 VWEU — Belastingwetgeving — Dividenduitkering — Bronheffing — Voorkoming of vermindering van opeenvolgende belastingheffingen — Verschil in behandeling van ingezeten en niet-ingezeten ontvangende vennootschappen)

19

2012/C 366/33

Zaak C-407/11 P: Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Government of Gibraltar/Europese Commissie, Koninkrijk Spanje, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Hogere voorziening — Richtlijn 92/43/EEG — Instandhouding van natuurlijke habitats — Lijst van gebieden van communautair belang voor mediterrane biogeografische regio — Inschrijving op lijst van door Koninkrijk Spanje voorgesteld gebied Estrecho Oriental, dat zone van Britse territoriale wateren van Gibraltar en diepzeegebied zou bevatten — Beroep tot nietigverklaring — Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring — Scheidbaarheid — Rechten van verdediging)

20

2012/C 366/34

Zaak C-491/11 P: Beschikking van het Hof van 27 juni 2012 — Fuchshuber Agrarhandel GmbH/Europese Commissie (Hogere voorziening — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Aankoop van maïs van Hongaars interventiebureau — Ontoereikende voorraden — Vermeende niet-nakoming door Commissie van controleverplichtingen — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

20

2012/C 366/35

Zaak C-493/11 P: Beschikking van het Hof van 15 juni 2012 — United Technologies Corp./Europese Commissie (Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen — Geldboeten — Moedermaatschappij en dochtervennootschappen — Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag)

20

2012/C 366/36

Zaak C-494/11 P: Beschikking van het Hof van 15 juni 2012 — Otis Luxembourg Sàrl, voorheen General Technic-Otis Sàrl, Otis SA, Otis GmbH & Co. OHG, Otis BV, Otis Elevator Company/Europese Commissie (Hogere voorziening — Mededinging — Mededingingsregelingen — Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen — Geldboeten — Moedermaatschappij en dochtervennootschappen — Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag)

21

2012/C 366/37

Zaak C-608/11 P: Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Land Wien/Europese Commissie (Hogere voorziening — Kernenergie — Uitbreiding van kerncentrale te Mochovce (Slowaakse Republiek) — Beschikking van Commissie waarbij klacht wordt geseponeerd — Beroep tot nietigverklaring — Weigering van Commissie om gevraagde documenten te verstrekken — Beroep wegens nalaten — In artikel 44, lid 1, sub c, van Reglement voor procesvoering van Gerecht neergelegde minimumvereisten — Niet-ontvankelijkheid)

21

2012/C 366/38

Zaak C-310/12: Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — Europese Commissie/Hongarije

22

2012/C 366/39

Zaak C-359/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 30 juli 2012 — Michael Timmel/Aviso Zeta AG

22

2012/C 366/40

Zaak C-366/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 1 augustus 2012 — Finanzamt Dortmund-West/Klinikum Dortmund gGmbH

23

2012/C 366/41

Zaak C-385/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Székesfehérvári Törvényszék (Hongarije) op 13 augustus 2012 — Hervis Sport- és Divatkereskedelmi Kft./Nemzeti Adó- és Vámhivatal Közép-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága

24

2012/C 366/42

Zaak C-395/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel (Luxemburg) op 27 augustus 2012 — Groothertogdom Luxemburg, Administration de l’enregistrement et des domaines/Edenred Luxembourg SA

24

2012/C 366/43

Zaak C-412/12: Beroep ingesteld op 11 september 2012 — Europese Commissie/Republiek Cyprus

24

2012/C 366/44

Zaak C-415/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Arbeitsgericht Nienburg (Duitsland) op 13 september 2012 — Bianca Brandes/Land Niedersachsen

25

2012/C 366/45

Zaak C-419/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 14 september 2012 — Crono Service Scarl e.a./Roma Capitale

25

2012/C 366/46

Zaak C-420/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 14 september 2012 — Anitrav/Roma Capitale

26

2012/C 366/47

Zaak C-434/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 26 september 2012 — Slancheva sila EOOD/Izpalnitelniat direktor na Darzhaven fond Zemedelie — Razplashtatelna agentsia

26

2012/C 366/48

Zaak C-445/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2012 door Rivella International AG tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 juli 2012 in zaak T-170/11, Rivella International AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

27

2012/C 366/49

Zaak C-70/11: Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 5 juli 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk Zweden

27

2012/C 366/50

Zaak C-194/11: Beschikking van de president van het Hof van 6 augustus 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo — Spanje) — Susana Natividad Martínez Álvarez/Consejería de Presidencia, Justicia e Igualdad del Principado de Asturias

27

2012/C 366/51

Zaak C-195/11 P: Beschikking van de president van het Hof van 11 juli 2012 — Europese Commissie/Zhejiang Xinshiji Foods Co. Ltd, Hubei Xinshiji Foods Co. Ltd, Raad van de Europese Unie

27

 

Gerecht

2012/C 366/52

Zaak T-426/08: Arrest van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Italië/Commissie (EOGFL — Afdeling Garantie — ELGF — Van financiering uitgesloten uitgaven — Fruit en groenten — Suiker — Verwerking van citrusvruchten — Melk — Akkerbouwgewassen — Forfaitaire financiële correctie — Evenredigheid — Motiveringsplicht — Niet onjuist beoordeeld)

28

2012/C 366/53

Zaak T-591/08: Arrest van het Gerecht van 5 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Aanbestedingsprocedure — Verlening van IT-diensten — Rangschikking van inschrijver op tweede plaats in cascadeprocedure — Beroep tot nietigverklaring — Oorzaken van uitsluiting van aanbestedingsprocedure — Belangenconflict — Motiveringplicht — Kennelijke beoordelingsfout — Gelijke behandeling — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

28

2012/C 366/54

Zaak T-150/09: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Ningbo Yonghong Fasteners/Raad (Dumping — Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China — Status van marktgerichte onderneming — Termijn voor vaststelling van beschikking betreffende deze status — Kennelijk beoordelingsfout — Bewijslast — Correctie van kosten — Artikel 2, lid 5, en lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 5, en lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

29

2012/C 366/55

Zaak T-158/09: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Griekenland/Commissie (EOGFL — Afdeling Garantie — Van financiering uitgesloten uitgaven — Goedkeuring van rekeningen van betaalorganen van lidstaten betreffende door EOGFL gefinancierde uitgaven — Nalatigheden van lidstaat bij terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen — Financiële gevolgen van achterwege blijven van terugvordering ten laste van lidstaat)

29

2012/C 366/56

Zaak T-170/09: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Shanghai Biaowu High-Tensile Fastener en Shanghai Prime Machinery/Raad (Dumping — Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China — Status van marktgerichte onderneming — Termijn voor vaststelling van beschikking betreffende deze status — Beginsel van behoorlijk bestuur — Bewijslast — Motiveringsplicht — Artikel 2, lid 7, sub b en c, en lid 10, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 7, sub b en c, en lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

30

2012/C 366/57

Zaak T-172/09: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Gem-Year en Jinn-Well Auto-Parts (Zhejiang)/Raad (Dumping — Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China — Ondersteuning van klacht door bedrijfstak van Gemeenschap — Omschrijving van betrokken product — Schade — Status van marktgerichte onderneming — Kosten en belangrijkste productiemiddelen die hoofdzakelijk marktvoorwaarden weergeven — Artikel 2, lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

30

2012/C 366/58

Zaak T-247/09: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Aanbestedingsprocedure — Diensten betreffende productie en verspreiding van Supplement op Publicatieblad van Europese Unie en aanverwante offline- en onlinemedia — Afwijzing van offerte van inschrijver en besluit waarbij opdracht aan andere inschrijver is gegund — Motiveringsplicht — Gelijke behandeling — Kennelijke beoordelingsfout — Niet-contractuele aansprakelijkheid)

31

2012/C 366/59

Zaak T-183/10: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Sviluppo Globale/Commissie (Overheidsopdrachten voor dienstverlening — Aanbestedingsprocedure — Verlening van technische bijstand aan de regering van Syrië — Afwijzing van inschrijving — Motiveringsplicht)

31

2012/C 366/60

Zaak T-204/10: Arrest van het Gerecht van 5 oktober 2012 — Lancôme/BHIM — Focus Magazin Verlag (COLOR FOCUS) (Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk COLOR FOCUS — Ouder gemeenschapswoordmerk FOCUS — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Overeenstemmende merken — Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Normaal gebruik van ouder merk — Rechtsmisbruik)

31

2012/C 366/61

Zaak T-556/10: Arrest van het Gerecht van 11 oktober 2012 — Novatex/Raad (Subsidies — Invoer van bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit Iran, Pakistan en Verenigde Arabische Emiraten — Definitief compenserend recht en definitieve inning van voorlopig recht — Artikel 3, leden 1 en 2, artikel 6, sub b, en artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 597/2009)

32

2012/C 366/62

Zaak T-569/10: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Bimbo/BHIM — Panrico (BIMBO DOUGHNUTS) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BIMBO DOUGHNUTS — Ouder nationaal woordmerk DOGHNUTS — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 75 van verordening (EG) nr. 207/2009 — Artikel 76, lid 2, van verordening nr. 207/2009 — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 — Verzoek om herziening — Ontvankelijkheid)

32

2012/C 366/63

Zaak T-333/11: Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Wessang/BHIM — Greinwald (star foods) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk star foods — Oudere gemeenschapsbeeld- en woordmerken STAR SNACKS — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

32

2012/C 366/64

Zaak T-366/11: Arrest van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Bial-Portela/BHIM — Isdin (ZEBEXIR) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ZEBEXIR — Ouder gemeenschapswoordmerk ZEBINIX — Relatieve weigeringsgronden — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

33

2012/C 366/65

Zaak T-371/11: Arrest van het Gerecht van 16 oktober 2012 — Monier Roofing Components/BHIM (CLIMA COMFORT) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk CLIMA COMFORT — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Recht om te worden gehoord — Artikel 75, tweede zin, van verordening nr. 207/2009 — Ambtshalve onderzoek van feiten — Artikel 76 van verordening nr. 207/2009)

33

2012/C 366/66

Zaak T-360/10: Beschikking van het Gerecht van 3 oktober 2012 — Tecnimed/BHIM — Ecobrands (ZAPPER CLICK) (Gemeenschapsmerk — Beroepstermijnen — Termijnoverschrijding — Geen toeval — Geen overmacht — Toegang tot rechter — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

34

2012/C 366/67

Zaak T-622/11 P: Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2012 — Cervelli/Commissie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Ontheemdingstoelage — Verzoek om nieuw onderzoek — Nieuwe feiten — Hogere voorziening kennelijk ongegrond)

34

2012/C 366/68

Zaak T-639/11: Beschikking van het Gerecht van 28 september 2012 — Heads!/BHIM (HEADS) (Gemeenschapsmerk — Weigering van inschrijving — Intrekking van inschrijvingsaanvraag — Afdoening zonder beslissing)

34

2012/C 366/69

Zaak T-31/12: Beschikking van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Région Poitou-Charentes/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Structuurfondsen — Niet voor beroep vatbare handeling — Deels informatieve, deels voorbereidende handeling — Niet-ontvankelijkheid)

34

2012/C 366/70

Zaak T-62/12: Beschikking van het Gerecht van 8 oktober 2012 — ClientEarth/Raad (Beroep tot nietigverklaring — Toegang tot documenten — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Advies van juridische dienst van Raad betreffende voorstel voor verordening van Parlement en Raad inzake toegang van publiek tot documenten van Parlement, Raad en Commissie — Bevestiging van weigering om volledige toegang te verlenen — Niet-ontvankelijkheid — Beroepstermijn — Begrip voor beroep vatbare handeling in zin van artikel 263 VWEU — Bevestigende handeling)

35

2012/C 366/71

Zaak T-389/12 R: Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2012 — EDF/Commissie (Kort geding — Mededinging — Concentraties — Elektriciteitsmarkt — Beschikking waarbij concentratie wordt goedgekeurd onder voorbehoud van naleving van bepaalde verbintenissen — Weigering om termijn voor nakoming van deze verbintenissen te verlengen — Verzoek om voorlopige maatregelen — Geen spoedeisendheid)

35

2012/C 366/72

Zaak T-378/12: Beroep ingesteld op 14 augustus 2012 — Capitalizaciones Mercantiles/BHIM — Leineweber (X)

35

2012/C 366/73

Zaak T-411/12: Beroep ingesteld op 14 september 2012 — Celtipharm/BHIM — Alliance Healthcare France (PHARMASTREET)

36

2012/C 366/74

Zaak T-418/12: Beroep ingesteld op 21 september 2012 — Beninca/Commissie

36

2012/C 366/75

Zaak T-428/12: Beroep ingesteld op 26 september 2012 — Banco Bilbao Vizcaya Argentaria/BHIM (VALORES DE FUTURO)

37

2012/C 366/76

Zaak T-431/12: Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Distillerie Bonollo e.a./Raad

37

2012/C 366/77

Zaak T-432/12: Beroep ingesteld op 26 september 2012 — VTZ e.a./Raad

38

2012/C 366/78

Zaak T-433/12: Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Steiff/BHIM (metalen knop in midden van oor van pluchen beest)

39

2012/C 366/79

Zaak T-434/12: Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Steiff/BHIM (stoffen vlagje met metalen knop in midden van oor van pluchen beest)

39

2012/C 366/80

Zaak T-442/12: Beroep ingesteld op 5 oktober 2012 — Changmao Biochemical Engineering/Raad

39

2012/C 366/81

Zaak T-25/12: Beschikking van het Gerecht van 3 oktober 2012 — 3M Pumps/BHIM — 3M (3M Pumps)

40

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2012/C 366/82

Zaak F-102/12: Beroep ingesteld op 25 september 2012 — ZZ/Parlement

41

2012/C 366/83

Zaak F-107/12: Beroep ingesteld op 28 september 2012 — ZZ/EIB

41

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/1


2012/C 366/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 355 van 17.11.2012

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 343 van 10.11.2012

PB C 331 van 27.10.2012

PB C 319 van 20.10.2012

PB C 311 van 13.10.2012

PB C 303 van 6.10.2012

PB C 295 van 29.9.2012

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


Hof van Justitie

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/2


Eedaflegging door de nieuwe leden van het Hof

2012/C 366/02

Na hun benoeming tot rechter in het Hof van Justitie bij besluiten van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 25 april 2012 (1) en 20 juni 2012 (2), voor de periode van 7 oktober 2012 tot 6 oktober 2018, hebben de heren J. L. da Cruz Vilaça en C. Vajda voor het Hof de eed afgelegd op 8 oktober 2012.

Na zijn benoeming tot advocaat-generaal bij het Hof van Justitie bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 25 april 2012 (1), voor de periode van 7 oktober 2012 tot 6 oktober 2018, heeft de heer M. Wathelet voor het Hof de eed afgelegd op 8 oktober 2012.


(1)  PB L 121 van 8 mei 2012, blz. 21.

(2)  PB L 169 van 29 juni 2012, blz. 60.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/2


Verkiezing van de president van het Hof

2012/C 366/03

De rechters in het Hof van Justitie hebben tijdens hun vergadering van 9 oktober 2012 krachtens artikel 9 bis, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie de heer V. Skouris verkozen tot president van het Hof voor de periode van 9 oktober 2012 tot 6 oktober 2015.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/2


Verkiezing van de vicepresident van het Hof

2012/C 366/04

De rechters in het Hof van Justitie hebben tijdens hun vergadering van 9 oktober 2012 krachtens artikel 9 bis, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie de heer K. Lenaerts verkozen tot vicepresident van het Hof voor de periode van 9 oktober 2012 tot 6 oktober 2015.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/3


Verkiezing van de presidenten van de kamers bestaande uit vijf rechters

2012/C 366/05

De rechters in het Hof van Justitie hebben tijdens hun vergadering van 9 oktober 2012 krachtens artikel 16, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie de heer A. Tizzano verkozen tot president van de Eerste kamer, mevrouw R. Silva de Lapuerta tot president van de Tweede kamer, de heer M. Ilešič tot president van de Derde kamer, de heer L. Bay Larsen tot president van de Vierde kamer en de heer T. von Danwitz tot president van de Vijfde kamer voor een periode van drie jaar die op 6 oktober 2015 afloopt.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/3


Verkiezing van de presidenten van de kamers bestaande uit drie rechters

2012/C 366/06

De rechters in het Hof van Justitie hebben tijdens hun vergadering van 11 oktober 2012 krachtens artikel 16, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie mevrouw M. Berger verkozen tot president van de Zesde kamer, de heer G. Arestis tot president van de Zevende kamer, de heer E. Jarašiūnas tot president van de Achtste kamer, de heer J. Malenovský tot president van de Negende kamer en de heer A. Rosas tot president van de Tiende kamer voor een periode van drie jaar die op 6 oktober 2013 afloopt.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/3


Toevoeging van de rechters aan de kamers bestaande vijf rechters

2012/C 366/07

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 11 oktober 2012 beslist de rechters als volgt toe te voegen aan de kamers bestaande uit vijf rechters:

 

Eerste kamer

 

A. Tizzano, president,

 

A. Borg Barthet, E. Levits, J.-J. Kasel en M. Berger, rechters

 

Tweede kamer

 

R. Silva de Lapuerta, president,

 

G. Arestis, J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev en J. L. da Cruz Vilaça, rechters

 

Derde kamer

 

M. Ilešič, president,

 

A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas en C. G. Fernlund, rechters

 

Vierde kamer

 

L. Bay Larsen, president,

 

J. Malenovský, U. Lõhmus, M. Safjan en A. Prechal, rechters

 

Vijfde kamer

 

T. von Danwitz, president,

 

A. Rosas, E. Juhász, D. Šváby en C. Vajda, rechters


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/4


Toevoeging van de rechters aan de kamers bestaande uit drie rechters

2012/C 366/08

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 12 oktober 2012 beslist de rechters als volgt toe te voegen aan de kamers bestaande uit drie rechters:

 

Zesde kamer

 

M. Berger, president,

 

A. Borg Barthet, E. Levits en J.-J. Kasel, rechters

 

Zevende kamer

 

G. Arestis, president,

 

J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev en J. L. da Cruz Vilaça, rechters

 

Achtste kamer

 

E. Jarašiūnas, president,

 

A. Ó Caoimh, C. Toader en C. G. Fernlund, rechters

 

Negende kamer

 

J. Malenovský, president,

 

U. Lõhmus, M. Safjan en A. Prechal, rechters

 

Tiende kamer

 

A. Rosas, president,

 

E. Juhász, D. Šváby en C. Vajda, rechters


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/4


Lijsten om de samenstelling van de rechtsprekende formaties te bepalen

2012/C 366/09

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 11 oktober 2012 de volgende lijst opgesteld voor het bepalen van de samenstelling van de Grote kamer:

 

A. Rosas

 

C. Vajda

 

E. Juhász

 

J. L. da Cruz Vilaça

 

G. Arestis

 

C. G. Fernlund

 

A. Borg Barthet

 

E. Jarašiūnas

 

J. Malenovský

 

A. Prechal

 

U. Lõhmus

 

M. Berger

 

E. Levits

 

D. Šváby

 

A. Ó Caoimh

 

M. Safjan

 

J.-C. Bonichot

 

J.-J. Kasel

 

A. Arabadjiev

 

C. Toader

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 11 oktober 2012 de volgende lijst opgesteld voor het bepalen van de samenstelling van de kamers bestaande uit vijf rechters:

 

Eerste kamer:

 

A. Borg Barthet

 

M. Berger

 

E. Levits

 

J.-J. Kasel

 

Tweede kamer:

 

G. Arestis

 

J. L. da Cruz Vilaça

 

J.-C. Bonichot

 

A. Arabadjiev

 

Derde kamer:

 

A. Ó Caoimh

 

C. G. Fernlund

 

C. Toader

 

E. Jarašiūnas

 

Vierde kamer:

 

J. Malenovský

 

A. Prechal

 

U. Lõhmus

 

M. Safjan

 

Vijfde kamer:

 

A. Rosas

 

C. Vajda

 

E. Juhász

 

D. Šváby

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 12 oktober 2012 de volgende lijst opgesteld voor het bepalen van de samenstelling van de kamers bestaande uit drie rechters:

 

Zesde kamer

 

A. Borg Barthet

 

E. Levits

 

J.-J. Kasel

 

Zevende kamer

 

J.-C. Bonichot

 

A. Arabadjiev

 

J. L. da Cruz Vilaça

 

Achtste kamer

 

A. Ó Caoimh

 

C. Toader

 

C. G. Fernlund

 

Negende kamer

 

U. Lõhmus

 

M. Safjan

 

A. Prechal

 

Tiende kamer

 

E. Juhász

 

D. Šváby

 

C. Vajda


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/6


Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

2012/C 366/10

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 11 oktober 2012, voor een periode van een jaar die op 6 oktober 2013 afloopt, de heer N. Jääskinen aangewezen als eerste advocaat-generaal.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/6


Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 104 ter van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

2012/C 366/11

Het Hof heeft tijdens zijn vergadering van 12 oktober 2012, voor een periode van een jaar die op 6 oktober 2013 afloopt, de Tweede kamer aangewezen als kamer die overeenkomstig artikel 9, lid 1, tweede alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof is belast met de in artikel 104 ter van dit Reglement bedoelde zaken.


Gerecht

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/7


Eedaflegging door de nieuwe rechters in het Gerecht

2012/C 366/12

Na zijn benoeming tot rechter in het Gerecht bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 5 september 2012 (1), voor de periode van 7 september 2012 tot 31 augustus 2013, heeft de heer G. Berardis voor het Hof de eed afgelegd op 17 september 2012.

Na zijn benoeming tot rechter in het Gerecht bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 20 september 2012 (2), voor de periode van 22 september 2012 tot 31 augustus 2013, heeft de heer E. Buttigieg voor het Hof de eed afgelegd op 8 oktober 2012.


(1)  PB L 240 van 6 september 2012, blz. 6.

(2)  PB L 255 van 21 september 2012, blz. 30.


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/8


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf — Duitsland, de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk, het Tribunal de grande instance de Nanterre — Frankrijk) — Zuckerfabrik Jülich AG/Hauptzollamt Aachen (C-113/10), British Sugar plc/Rural Payments Agency, an Executive Agency of the Department for Environment, Food & Rural Affairs (C-147/10), en Tereos — Union de coopératives agricoles à capital variable/Directeur général des douanes et droits indirects, Receveur principal des douanes et droits indirects de Gennevilliers (C-234/10)

(Gevoegde zaken C-113/10, C-147/10 en C-234/10) (1)

(Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Gemeenschappelijke ordening der markten - Producenten van suiker en isoglucose - Berekening van productieheffingen - Geldigheid van berekeningsmethode die rekening houdt met fictieve restitutiebedragen voor zonder restitutie uitgevoerde hoeveelheden suiker - Terugwerkende kracht van regelgeving - Wisselkoers - Toekenning van rente)

2012/C 366/13

Procestaal: Duits, Engels, Frans

Verwijzende rechter

Finanzgericht Düsseldorf, High Court of Justice (Chancery Division), Tribunal de grande instance de Nanterre

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Zuckerfabrik Jülich AG (C-113/10), British Sugar plc (C-147/10), Tereos — Union de coopératives agricoles à capital variable (C-234/10)

Verwerende partijen: Hauptzollamt Aachen (C-113/10), Rural Payments Agency, an Executive Agency of the Department for Environment, Food & Rural Affairs (C-147/10), Directeur général des douanes et droits indirects, Receveur principal des douanes et droits indirects de Gennevilliers (C-234/10)

Voorwerp

(C-113/10)

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Finanzgericht Düsseldorf — Verenigbaarheid met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel van verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 (PB L 321, blz. 1) — Terugwerkende kracht van deze verordening — Berekeningswijze van de bedragen van de productieheffingen

(C-147/10)

Verzoek om een prejudiciële beslissing — High Court of Justice (Chancery Division) — Geldigheid van verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 (PB L 321, blz. 1) — Terugbetaling van op grond van ongeldig verklaarde communautaire verordeningen geheven bedragen — Bepaling van de toe te passen wisselkoers

(C-234/10)

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Tribunal de grande instance de Nanterre –Verenigbaarheid met artikel 15 van verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 178, blz. 1) van verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 (PB L 321, blz. 1) — Vaststelling van het bedrag van productieheffingen in de suikersector — Berekening van het gemiddelde verlies

Dictum

1)

Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, is ongeldig wat de andere bepalingen dan artikel 3 ervan betreft, die reeds nietig zijn ten gevolge van de nietigverklaring van artikel 2 van verordening nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005, door het Gerecht van de Europese Unie in zijn arrest van 29 september 2011, Polen/Commissie (T-4/06).

2)

Bij ontbreken van Unierechtelijke voorschriften ter zake dient overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat te worden bepaald welke wisselkoers geldt voor de berekening van de vergoeding voor de te veel betaalde productieheffingen in de suikersector.

3)

Justitiabelen die recht hebben op terugbetaling van de bedragen die voor de door een ongeldige verordening vastgestelde productieheffingen in de suikersector ten onrechte zijn betaald, hebben krachtens het Unierecht eveneens recht op betaling van rente daarover. Een nationale rechterlijke instantie kan niet in het kader van haar beoordelingsbevoegdheid weigeren rente toe te kennen over bedragen die een lidstaat op grond van een ongeldige verordening heeft geïnd, met het argument dat deze lidstaat zelf de rente niet kan terugvorderen ten laste van de eigen middelen van de Unie.


(1)  PB C 134 van 25 mei 2010.

PB C 148 van 5 juni 2010.

PB C 221 van 14 augustus 2010.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)/Finanzamt Plauen

(Zaak C-587/10) (1)

(Fiscale bepalingen - Belasting over toegevoegde waarde - Goederenleveringen - Belasting van ketentransacties - Weigering van vrijstelling wegens ontbreken van btw-identificatienummer van afnemer)

2012/C 366/14

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)

Verwerende partij: Finanzamt Plauen

in tegenwoordigheid van: Bundesministerium der Finanzen

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesfinanzhof — Uitlegging van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Levering van goederen — Belasting van kettingtransacties — Verwerving van goederen door een in een lidstaat gevestigde onderneming bij een andere, in een derde staat gevestigde en btw-rechtelijk niet geregistreerde onderneming, die de goederen van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming betrekt, waarbij de goederen door de leverancier rechtstreeks aan de verwervende onderneming worden gezonden — Situatie waarin de leverancier het btw-identificatienummer van de afnemer vermeldt

Dictum

Artikel 28 quater, A, sub a, eerste alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/80/EG van de Raad van 12 oktober 1998, dient aldus te worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de belastingdienst van een lidstaat als voorwaarde voor de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde van een intracommunautaire levering stelt dat de leverancier het identificatienummer van de belasting over de toegevoegde waarde van de afnemer opgeeft, evenwel mits deze vrijstelling niet louter wegens niet-naleving van deze verplichting wordt geweigerd wanneer de leverancier, te goeder trouw handelend en na alles te hebben gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, dit identificatienummer niet kan opgeven en bovendien aanwijzingen verstrekt waaruit op afdoende wijze kan blijken dat de afnemer een belastingplichtige is die bij de betrokken handeling als zodanig handelt.


(1)  PB C 80 van 12.3.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/9


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus — Finland) — Finnair Oyj/Timy Lassooy

(Zaak C-22/11) (1)

(Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Compensatie voor luchtreizigers in geval van instapweigering - Begrip „instapweigering” - Uitsluiting van kwalificatie als „instapweigering” - Annulering van vlucht wegens staking in luchthaven van vertrek - Reorganisatie van vluchten volgend op geannuleerde vlucht - Recht op compensatie van passagiers van deze vluchten)

2012/C 366/15

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Finnair Oyj

Verwerende partij: Timy Lassooy

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Korkein oikeus — Uitlegging van de artikelen 2, sub j, 4, 5 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1) — Buitengewone omstandigheden — Vlucht die is geannuleerd wegens een staking van het personeel van de luchthaven van vertrek — Reorganisatie van de vluchten om de negatieve gevolgen van de geannuleerde vlucht voor de passagiers te verminderen — Reorganisatie die doorwerkt op de vluchten die volgen op de geannuleerde vlucht — Recht van de passagiers van deze vluchten op compensatie

Dictum

1)

Het begrip „instapweigering” in de zin van de artikelen 2, sub j, en 4, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, dient aldus te worden uitgelegd dat het niet enkel betrekking heeft op instapweigeringen die het gevolg zijn van overboekingen, maar ook op instapweigeringen om andere redenen, zoals operationele redenen.

2)

De artikelen 2, sub j, en 4, lid 3, van verordening nr. 261/2004 moeten aldus worden uitgelegd dat „buitengewone omstandigheden” die voor een luchtvaartmaatschappij aanleiding zijn om de op die omstandigheden volgende vluchten te reorganiseren, een „instapweigering” op die latere vluchten niet kunnen rechtvaardigen, en deze vervoerder niet kunnen bevrijden van zijn verplichting tot compensatie overeenkomstig artikel 4, lid 3, van die verordening van de passagier die hij niet aan boord heeft laten gaan van een van de na bedoelde omstandigheden gecharterde vluchten.


(1)  PB C 80 van 12.3.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/10


Arrest van het Hof (kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk

(Zaak C-75/11) (1)

(Niet-nakoming - Burgerschap van Unie - Reis- en verblijfsrecht - Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU - Discriminatie op grond van nationaliteit - Artikel 18 VWEU - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 24 - Afwijking - Reikwijdte - Lidstaat waar voordeel van gereduceerde vervoertarieven uitsluitend is voorbehouden aan studenten wier ouders in die staat kinderbijslag ontvangen)

2012/C 366/16

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Kreuschitz en D. Roussanov, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordigers: C. Pesendorfer en M. Fruhmann, gemachtigden)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van artikelen 18, 20 en 21 VWEU alsook van artikel 24 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) — Tussen verschillende entiteiten van een lidstaat en ondernemingen voor openbaar vervoer gesloten overeenkomsten voor de verkoop van vervoersbewijzen tegen gereduceerd tarief aan studenten — Uitsluiting van het voordeel van zulke reducties ten aanzien van de studenten waarvan de ouders geen recht hebben op kinderbijslag in deze staat

Dictum

1)

Door het voordeel van gereduceerde vervoertarieven in beginsel uitsluitend voor te behouden aan studenten waarvan de ouders Oostenrijkse kinderbijslag ontvangen, is de Republiek Oostenrijk de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 18 VWEU junctis de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU en krachtens artikel 24 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG.

2)

De Republiek Oostenrijk wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 130 van 30.4.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Sąd Apelacyjny w Warszawie — Polen) — Format Urządzenia i Montaże Przemysłowe Sp. z o.o./Zakład Ubezpieczeń Społecznych

(Zaak C-115/11) (1)

(Sociale zekerheid - Vaststelling van toepasselijke wetgeving - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikel 14, lid 2, sub b - Persoon die op grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen - Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten - In lidstaat van normale verblijfplaats van werknemer gevestigde werkgever - Uitsluitend in andere lidstaten verrichte werkzaamheden in loondienst)

2012/C 366/17

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Apelacyjny w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Format Urządzenia i Montaże Przemysłowe Sp. z o.o.

Verwerende partij: Zakład Ubezpieczeń Społecznych

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Sąd Apelacyjny w Warszawie — Uitlegging van artikel 14, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2), zoals gewijzigd — Afbakening van de begrippen „degene die op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen” en „gedetacheerde werknemer” — Werknemer die is tewerkgesteld door een in zijn lidstaat van oorsprong gevestigde onderneming en zijn arbeid uitsluitend verricht in andere lidstaten van de Unie, doch zijn woonplaats en het centrum van zijn wezenlijke belangen in zijn staat van oorsprong behoudt

Dictum

Artikel 14, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, moet aldus worden uitgelegd dat in omstandigheden zoals in het hoofdgeding een persoon die in het kader van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten die het grondgebied van meerdere lidstaten als plaats van de werkzaamheden vermelden, feitelijk voor de duur van elke overeenkomst telkens slechts op het grondgebied van een van die staten werkt, niet onder het begrip „degene die op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen” in de zin van die bepaling kan vallen.


(1)  PB C 152 van 21.5.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/11


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel — België) — Partena VZW/Les Tartes de Chaumont-Gistoux SA

(Zaak C-137/11) (1)

(Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Artikelen 13 en 14 quater - Toepasselijke wetgeving - Zelfstandigen - Socialezekerheidsregeling - Aansluiting - Persoon die werkzaamheden in loondienst of geen werkzaamheden verricht in ene lidstaat - Werkzaamheden anders dan in loondienst in andere lidstaat - Mandataris van vennootschap - Verblijf in andere lidstaat dan die van zetel van vennootschap - Besturen van vennootschap vanuit staat van verblijf - Nationale regeling die onweerlegbaar vermoeden bevat dat beroepsbezigheid als zelfstandige wordt uitgeoefend in lidstaat van zetel van vennootschap - Verplichte aansluiting bij sociaal statuut van zelfstandigen van die lidstaat)

2012/C 366/18

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Arbeidshof te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Partena VZW

Verwerende partij: Les Tartes de Chaumont-Gistoux SA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Arbeidshof — Uitlegging van artikel 21 VWEU en van de artikelen 13 en 14 quater van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Werknemer die gelijktijdig een werkzaamheid in loondienst in een lidstaat en een werkzaamheid anders dan in loondienst in een andere lidstaat uitoefent — Onderwerping aan het sociaal statuut van zelfstandigen van een persoon die in een andere lidstaat woont en die vanuit het buitenland een aan de belastingswetgeving van die eerstbedoelde lidstaat onderworpen vennootschap bestuurt — Non-discriminatie en burgerschap van de Unie

Dictum

Het Unierecht, met name de artikelen 13, lid 2, sub b, en 14 quater, sub b, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad van 29 juni 1998, en bijlage VII daarbij, verzet zich tegen een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, voor zover deze toestaat dat een lidstaat er op onweerlegbare wijze van uitgaat dat het besturen, vanuit een andere lidstaat, van een aan de belasting van die eerste staat onderworpen vennootschap, een uitoefening van bestuurswerkzaamheden op zijn grondgebied is.


(1)  PB C 179 van 18.6.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/12


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — CIMADE, Groupe d’information et de soutien des immigrés (Gisti)/Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration

(Zaak C-179/11) (1)

(Asielverzoeken - Richtlijn 2003/9/EG - Minimumnormen voor opvang van asielzoekers in lidstaten - Verordening (EG) nr. 343/2003 - Verplichting om asielzoekers minimale opvangvoorzieningen te garanderen gedurende procedure van overname of terugname door verantwoordelijke lidstaat - Bepaling van lidstaat die moet instaan voor financiële last van verstrekking van minimale voorzieningen)

2012/C 366/19

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CIMADE, Groupe d’information et de soutien des immigrés (Gisti)

Verwerende partij: Ministre de l’Intérieur, de l’Outre-mer, des Collectivités territoriales et de l’Immigration

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d’État (Frankrijk) — Uitlegging van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (PB L 31, blz. 18) en van verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50, blz. 1) — Draagwijdte van de verplichting om asielzoekers minimale opvangvoorzieningen te verstrekken gedurende de procedure van overname of terugname door de verantwoordelijke lidstaat — Bepaling van de lidstaat die moet instaan voor de financiële last van het verstrekken van minimale opvangvoorzieningen gedurende de bedoelde periode

Dictum

1)

Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat waarbij een asielverzoek wordt ingediend, de in richtlijn 2003/9 vastgestelde minimale opvangvoorzieningen voor asielzoekers ook moet verstrekken aan een asielzoeker ten aanzien van wie hij overeenkomstig verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, besluit een andere lidstaat, als lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, om overname of terugname te verzoeken.

2)

De verplichting van de lidstaat waarbij een asielverzoek wordt ingediend, om de minimale opvangvoorzieningen van richtlijn 2003/9 te verstrekken aan een asielzoeker ten aanzien van wie hij overeenkomstig verordening nr. 343/2003 besluit een andere lidstaat, als lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, om overname of terugname te verzoeken, eindigt wanneer de asielzoeker door de verzoekende lidstaat daadwerkelijk wordt overgedragen. De verzoekende lidstaat, waarop voornoemde verplichting rust, moet instaan voor de financiële last van het verstrekken van deze minimale voorzieningen.


(1)  PB C 186 van 25 juni 2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/12


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad — Bulgarije) — Hristo Byankov/Glaven sekretar na Ministerstvo na vatreshnite raboti

(Zaak C-249/11) (1)

(Recht van vrij verkeer en verblijf op grondgebied van lidstaten voor burgers van Unie en hun familieleden - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 27 - Bestuursrechtelijk verbod om grondgebied te verlaten wegens niet-betaling van geldschuld jegens privaatrechtelijke rechtspersoon - Beginsel van rechtszekerheid ten aanzien van definitief geworden bestuursbesluiten - Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel)

2012/C 366/20

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Sofia-grad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hristo Byankov

Verwerende partij: Glaven sekretar na Ministerstvo na vatreshnite raboti

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen sad Sofia-grad — Uitlegging van artikel 4 VEU, junctis artikel 20 VWEU en artikel 21 VWEU, en van artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten — Uitlegging van de artikelen 27, lid 1, en 31, leden 1 en 3, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) — Beperkingen van het recht op vrij verkeer — Besluit dat bij wijze van administratieve sanctie een schuldenaar verbiedt om het grondgebied te verlaten omdat een schuld niet is geïnd — Beginsel van rechtszekerheid inzake definitief geworden bestuursbesluiten — Al dan niet verplicht heronderzoek door de bevoegde administratieve instantie van wettigheid van een bestuursbesluit waartegen geen beroep is aangetekend en dat dus definitief is geworden, ter vermijding van een onevenredige beperking van het recht van vrij verkeer

Dictum

1)

Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de toepassing van een nationale bepaling die voorziet in de oplegging van een beperking van het recht van een staatsburger van een lidstaat om vrij te reizen binnen de Unie louter omdat hij jegens een privaatrechtelijke rechtspersoon een geldschuld heeft die een bepaald wettelijk voorzien bedrag overschrijdt en voor de nakoming waarvan geen zekerheid is gesteld.

2)

Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke de bestuursrechtelijke procedure die heeft geleid tot de vaststelling van een verbod om het grondgebied te verlaten, als aan de orde in het hoofdgeding, dat definitief is geworden en niet in rechte is aangevochten, in geval van kennelijke onverenigbaarheid van dit verbod met het Unierecht alleen kan worden heropend onder de in artikel 99 van de Administrativnoprotsesualen kodeks (wetboek inzake het bestuursprocesrecht) limitatief opgesomde voorwaarden, niettegenstaande het feit dat een dergelijk verbod nog steeds rechtsgevolgen sorteert ten aanzien van de adressaat ervan.


(1)  PB C 232 van 6.8.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/13


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña — Spanje) — Germán Rodríguez Cachafeiro, María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor/Iberia, Líneas Aéreas de España SA

(Zaak C-321/11) (1)

(Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Compensatie voor luchtreizigers in geval van instapweigering - Begrip „instapweigering” - Annulering door luchtvaartmaatschappij van instapkaart van passagier wegens vermoedelijke vertraging van voorgaande vlucht waarvoor gelijktijdig met betrokken vlucht is ingecheckt en die door dezelfde maatschappij is uitgevoerd)

2012/C 366/21

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Germán Rodríguez Cachafeiro, María de los Reyes Martínez-Reboredo Varela-Villamor

Verwerende partij: Iberia, Líneas Aéreas de España SA

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Juzgado de lo Mercantil no 2 de A Coruña — Uitlegging van de artikelen 2, sub j, 3, lid 2, 4, lid 3, 5 en 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1) — Begrip „instapweigering” — Weigering tot instappen op een aansluitende vlucht wegens aan de luchtvaartmaatschappij te wijten vertraging van een eerste vlucht — Toewijzing van de plaatsen op de aansluitende vlucht aan andere passagiers, gezien de veronderstelde maar onbewezen onmogelijkheid voor de passagiers om op tijd aan te komen voor hun aansluitende vlucht

Dictum

Artikel 2, sub j, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 2, van verordening nr. 261/2004, moet aldus worden uitgelegd dat het begrip „instapweigering” het geval omvat waarin een luchtvaartmaatschappij bij één enkele vervoerovereenkomst die bestaat uit verschillende boekingen voor aansluitende vluchten waarvoor gelijktijdig is ingecheckt, bepaalde passagiers niet aan boord van een vlucht laat gaan omdat de eerste vlucht van hun boeking een aan haar te wijten vertraging heeft opgelopen en zij verkeerdelijk heeft verwacht dat deze passagiers niet op tijd zouden aankomen voor de tweede vlucht.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/14


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší správní soud — Tsjechische Republiek) — CS AGRO Ronov s.r.o./Ministerstvo zemědělství

(Zaak C-390/11) (1)

(Landbouw - Suikersector - Gemeenschappelijke ordening van markten - Aanvraag voor herstructureringssteun - Verbintenis van teler om te stoppen met levering van zekere hoeveelheid quotumsuikerbieten - Begrip - Eenzijdige verklaring van teler - Weigering om steun te verlenen - Noodzaak van beëindiging van bestaand leveringscontract)

2012/C 366/22

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší správní soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CS AGRO Ronov s.r.o.

Verwerende partij: Ministerstvo zemědělství

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Nejvyšší správní soud — Uitlegging van artikel 4 bis van verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 58, blz. 42), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1261/2007 van de Raad van 9 oktober 2007 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 320/2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap (PB L 283, blz. 8) — Gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector suiker — Begrip „verbintenis” om te stoppen met de levering van een zekere hoeveelheid quotumsuikerbieten aan de onderneming waarmee de teler van suikerbieten in het voorgaande verkoopseizoen een leveringscontract heeft gesloten, waarvan de aanvraag voor herstructureringssteun moet vergezeld gaan — Weigering om herstructureringssteun te verlenen op grond dat die verbintenis de vorm moet aannemen van de beëindiging van het bestaande leveringscontract en niet van een eenzijdige verklaring van de teler

Dictum

1)

Artikel 4 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1261/2007 van de Raad van 9 oktober 2007, moet aldus worden uitgelegd dat de verbintenis om te stoppen met de levering van een zekere hoeveelheid suikerbieten in het verkoopseizoen 2008/2009 de vorm kan aannemen van een eenzijdige verklaring van de teler.

2)

Artikel 4 bis, lid 1, van verordening nr. 320/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1261/2007, moet aldus worden uitgelegd dat de eenzijdige verbintenis van de teler om te stoppen met de levering van een zekere hoeveelheid suikerbieten in het verkoopseizoen 2008/2009 niet als zodanig tot gevolg heeft dat zijn contractuele verplichtingen jegens de suikerproducerende onderneming niet langer gelden.


(1)  PB C 311 van 22.10.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/14


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk België

(Zaak C-391/11) (1)

(Niet-nakoming - Richtlijn 2000/53/EG - Artikel 2, punt 3 - Milieubescherming - Autowrakken - Begrip „producent”)

2012/C 366/23

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Marghelis en M. Patakia, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk België (vertegenwoordigers: C. Pochet en T. Materne, gemachtigden)

Voorwerp

Niet-nakoming — Verzuim om binnen de gestelde termijn de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de artikelen 2, punten 1 en 3, en 5, leden 1, 2 en 4, van richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269, blz. 34) — Begrippen „voertuig” en „producent” — Kosteloosheid van de overdracht van autowrakken die afhankelijk is van niet in de richtlijn genoemde voorwaarden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Europese Commissie en het Koninkrijk België dragen elk hun eigen kosten.


(1)  PB C 305 van 15.10.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/15


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Verenigd Koninkrijk) — Field Fisher Waterhouse LLP/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

(Zaak C-392/11) (1)

(Btw - Vrijstelling van verhuur van onroerend goed - Verhuur van commerciële ruimten - Aan deze verhuur verbonden diensten - Kwalificatie van handeling voor btw-doeleinden - Uit één enkele prestatie dan wel uit meerdere zelfstandige prestaties bestaande handeling)

2012/C 366/24

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

First-tier Tribunal (Tax Chamber)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Field Fisher Waterhouse LLP

Verwerende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — First-tier Tribunal (Tax Chamber) — Uitlegging van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Vrijstellingen voor andere activiteiten — Omvang van de btw-vrijstelling voor de verhuur van onroerend goed — Opneming van de lasten voor bepaalde diensten van exploitatie en onderhoud van het gebouw en de gemeenschappelijke ruimten vallen — Kwalificatie van de handeling, voor btw-doeleinden, als één enkele handeling of als zelfstandige handelingen — Uitlegging van het arrest Hof van 11 juni 2009 in zaak C-572/07, RLRE Tellmer Property

Dictum

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde dient aldus te worden uitgelegd dat een verhuur van onroerende goederen en de aan deze verhuur verbonden diensten als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, uit het oogpunt van de belasting over de toegevoegde waarde één dienst kunnen vormen. Dienaangaande vormt de mogelijkheid voor de verhuurder in de huurovereenkomst om deze te beëindigen ingeval de huurder de huurlasten niet betaalt, een aanwijzing die ervoor pleit dat sprake is van één dienst, hoewel deze mogelijkheid niet noodzakelijk van doorslaggevend belang is voor de beoordeling of sprake is van een dergelijke dienst. Daarentegen kan op basis van het feit dat een derde in beginsel diensten als die in het hoofdgeding kan verrichten, niet worden geconcludeerd dat deze diensten in de omstandigheden van het hoofdgeding niet één dienst kunnen vormen. Het staat aan de verwijzende rechter om te bepalen of de betrokken handelingen, tegen de achtergrond van de door het Hof in het onderhavige arrest verstrekte uitleggingsgegevens en gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak, dermate onderling verbonden zijn dat zij als één dienst van verhuur van onroerende goederen moeten worden beschouwd.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/15


Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 4 oktober 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk Spanje

(Zaak C-403/11) (1)

(Niet-nakoming - Richtlijn 2000/60/CE - Stroomgebiedsbeheersplannen - Bekendmaking en mededeling aan Commissie - Voorlichting en raadpleging van publiek - Geen)

2012/C 366/25

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk I. Hadjiyannis en G. Valero Jordana, vervolgens B. Simon, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: A. Rubio González, gemachtigde)

Voorwerp

Niet-nakoming — Schending van artikel 13, leden 1, 2, 3 en 6, artikel 14, lid 1, sub c, en artikel 15, lid 1, van richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327, blz. 1) — Stroomgebiedsbeheersplannen — Voorlichting en raadpleging van het publiek — Kennisgeving van deze beheersplannen

Dictum

1)

Het Koninkrijk Spanje is de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens

artikel 13, leden 1, 2, 3 en 6, en artikel 15, lid 1, van richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, zoals gewijzigd door richtlijn 2008/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008, door, behalve voor het Distrito de la Cuenca Fluvial de Cataluña, niet uiterlijk op 22 december 2009 stroomgebiedsbeheersplannen te hebben opgesteld, en door de Europese Commissie en de andere betrokken lidstaten niet uiterlijk op 22 maart 2010 hiervan een afschrift te hebben toegezonden, en

krachtens artikel 14, lid 1, sub c, van dezelfde richtlijn, door niet uiterlijk op 22 december 2008, behalve voor de stroomgebieden Distrito de la Cuenca Fluvial de Cataluña, de Balearische Eilanden, Tenerife, Guadiana, Guadalquivir, Cuenca Mediterránea Andaluza, Tinto-Odiel-Piedras, Guadalete-Barbate, Galicia-Costa, Miño-Sil, Duero, Cantábrico Occidental, en Cantábrico Oriental, de procedure tot voorlichting en raadpleging van het publiek in verband met de ontwerp-stroomgebiedsbeheersplannen te hebben gestart.

2)

Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 290 van 1.10.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/16


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Varna — Bulgarije) — PIGI — Pavleta Dimova ET/Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

(Zaak C-550/11) (1)

(Fiscale bepalingen - Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Recht op aftrek - Herziening - Diefstal van goederen)

2012/C 366/26

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad — Varna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: PIGI — Pavleta Dimova ET

Verwerende partij: Direktor na Direktsia „Obzhalvane I upravlenie na izpalnenieto” — Varna pri Tsentralno upravlenie na Natsionalnata agentsia za prihodite

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Administrativen Sad — Varna — Uitlegging van artikel 185, lid 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Nationale belastingpraktijk die een verplichting tot herziening oplegt van de bij de verkrijging van goederen toegepaste btw-aftrek ingeval de goederen zijn verdwenen ingevolge diefstal — Begrip „naar behoren bewezen of aangetoonde diefstal”

Dictum

Artikel 185, lid 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen nationale fiscale bepalingen als die welke zijn opgenomen in de artikelen 79 en 80 van de wet betreffende de belasting over de toegevoegde waarde (Zakon za danak varhu dobavenata stoynost) die, wanneer wordt vastgesteld dat aan btw onderworpen goederen ontbreken, herziening eisen van de bij de aankoop van deze goederen verrichte aftrek van voorbelasting ingeval de belastingplichtige het slachtoffer is van diefstal van die goederen en de dader niet is geïdentificeerd.


(1)  PB C 13 van 14.1.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/16


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 4 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE/Europese Commissie

(Zaak C-629/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Door Commissie geplaatste overheidsopdracht - Afwijzing van offerte - Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 - Artikel 100, lid 2 - Termijn voor antwoord op verzoek om informatie - Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 - Artikel 149, lid 2)

2012/C 366/27

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (vertegenwoordiger: N. Korogiannakis, dikigoros)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Calciu en S. Delaude, gemachtigden, bijgestaan door P. Wytinck, advocaat)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 20 september 2011, Evropaïki Dynamiki/Commissie (T-298/09), waarbij het Gerecht heeft verworpen een beroep strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 12 mei 2009 houdende afwijzing van de offerte die rekwirante had ingediend in het kader van de aanbestedingsprocedure EAC/01/2008 betreffende externe dienstverlening voor onderwijsprogramma’s (EPISEP) (PB 2008/S 158 212752), alsook van het besluit tot gunning van de opdracht aan een andere inschrijver enerzijds, en vordering tot schadevergoeding anderzijds — Artikel 93, lid 1, sub f, van het Financieel Reglement — Geldigheidsduur van inschrijvingen — Niet-contractuele aansprakelijkheid

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 49 van 18.2.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/17


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 4 oktober 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État — Frankrijk) — Société ED et F Man Alcohols/Office national interprofessionnel des fruits, des légumes, des vins et de l'horticulture (VINIFLHOR)

(Zaak C-669/11) (1)

(Bescherming van financiële belangen van Unie - Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 - Materiële werkingssfeer - Begrip „aantasting van financiële belangen van Unie” - Gewone openbare inschrijving met oog op uitvoer van alcohol uit wijnbouwproducten die in bezit is van interventiebureaus - Uitvoer van partijen alcohol uit Unie na verstrijken van gestelde termijn - Verbeurte van honoreringszekerheid - Administratieve maatregelen - Administratieve sancties - Verordening (EG) nr. 360/95 - Verordening (EG) nr. 1623/2000 - Retroactieve toepassing van minst strenge sanctie)

2012/C 366/28

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Société ED et F Man Alcohols

Verwerende partij: Office national interprofessionnel des fruits, des légumes, des vins et de l'horticulture (VINIFLHOR)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Conseil d'État — Uitlegging van artikel 5, lid 5, van verordening (EG) nr. 360/95 van de Commissie van 22 februari 1995 tot opening van gewone openbare inschrijvingen voor de verkoop, met het oog op uitvoer, van alcohol uit wijnbouwproducten die in het bezit is van de interventiebureaus (PB L 41, blz. 14), van artikel 91, lid 12, van verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 194, blz. 45), van artikel 1 van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312, blz. 1), alsook van de bepalingen van verordening (EEG) nr. 377/93 van de Commissie van 12 februari 1993 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de afzet van alcohol die is verkregen bij distillatie als bedoeld in de artikelen 35, 36 en 39 van verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad en die in het bezit is van de interventiebureaus (PB L 43, blz. 6) en van verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (PB L 205, blz. 5) — Verkoop, met het oog op uitvoer, via gewone openbare inschrijvingen van alcohol uit wijnbouwproducten die in het bezit is van de interventiebureaus met het oog op een uiteindelijk gebruik in de brandstofsector — Overschrijding van de uitvoertermijn door de koper — Administratieve sancties of maatregelen van een andere aard — Tekortkoming waardoor de Uniebegroting kan worden benadeeld

Dictum

1)

De niet-naleving door een marktdeelnemer van de termijn die is vastgesteld voor de uitvoer van de hoeveelheden alcohol die hem werden toegewezen via een door de Europese Commissie georganiseerde openbare inschrijvingsprocedure, zoals die welke wordt geregeld door verordening (EG) nr. 360/95 van de Commissie van 22 februari 1995 tot opening van gewone openbare inschrijvingen voor de verkoop, met het oog op uitvoer, van alcohol uit wijnbouwproducten die in het bezit is van de interventiebureaus, vormt een „onregelmatigheid” in de zin van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

2)

De volledige of gedeeltelijke verbeurte van een honoreringszekerheid, zoals die waarin is voorzien bij artikel 5, lid 5, van verordening (EG) nr. 360/95, of van een zekerheid die ter waarborging van de uitvoer binnen de voorgeschreven termijnen is gesteld, zoals die waarin is voorzien bij artikel 91, lid 12, van verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, valt onder het begrip „administratieve sanctie” in de zin van artikel 5 van verordening nr. 2988/95.

3)

In omstandigheden als die van het hoofdgeding vormt artikel 5, lid 5, van verordening nr. 360/95 de nodige rechtsgrondslag om een sanctie op te leggen die bestaat in de volledige of gedeeltelijke verbeurte van een honoreringszekerheid.

4)

In omstandigheden als die van het hoofdgeding moet artikel 2, lid 2, van verordening nr. 2988/95 aldus worden uitgelegd dat de nationale autoriteiten, bij de bestraffing van de niet-naleving van de termijn die is vastgesteld voor de uitvoer naar Brazilië van de hoeveelheden alcohol die overeenkomstig verordening nr. 360/95 via een openbare inschrijving zijn verkregen, de sanctie dienen toe te passen waarin is voorzien bij artikel 5, lid 5, van deze laatste verordening, en niet de sanctie van artikel 91, lid 12, van verordening nr. 1623/2000.


(1)  PB C 89 van 24.3.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/18


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 18 juni 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supremo Tribunal Administrativo — Portugal) — Amorim Energia BV/Ministério das Finanças e da Administração Pública

(Zaak C-38/11) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Artikelen 49 VWEU en 54 VWEU - Artikelen 63 VWEU en 65 VWEU - Richtlijn 90/435/EEG - Artikel 3, lid 2 - Belastingwetgeving - Vennootschapsbelasting - Belasting over dividenden - Bronheffing - Vrijstelling - Vereiste van minimumparticipatie in winstuitkerende vennootschap - Voorwaarden - Minimumduur van ononderbroken bezit van deze participatie - Voorwaarden - Ingezeten en niet-ingezeten winstontvangende vennootschappen - Verschil in behandeling)

2012/C 366/29

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Supremo Tribunal Administrativo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Amorim Energia BV

Verwerende partij: Ministério das Finanças e da Administração Pública

In aanwezigheid van: Ministério Público

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Supremo Tribunal Administrativo — Uitlegging van de artikelen 63 VWEU en 65 VWEU — Nationale regeling volgens welke aan niet-ingezeten vennootschappen uitgekeerde dividenden aan een minder gunstige belastingregeling zijn onderworpen dan aan ingezeten vennootschappen uitgekeerde dividenden — Vereiste van langere minimumparticipatieduur en meer aanmerkelijke participatie voor niet-ingezeten vennootschappen

Dictum

1)

De artikelen 63 VWEU en 65 VWEU verzetten zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke een ingezeten vennootschap van een andere lidstaat die een participatie van meer dan 10 % doch minder dan 20 % aanhoudt in een ingezeten vennootschap van Portugal, geen vrijstelling kan krijgen van de bronbelasting over de winst die de ingezeten vennootschap van Portugal uitkeert, en deze dividenden dus aan een economische dubbele belasting zijn onderworpen, terwijl een dergelijke economische dubbele belasting wordt voorkomen wanneer de dividenden worden uitgekeerd aan vennootschappen-aandeelhouders die ingezetenen van Portugal zijn en dezelfde soort participatie aanhouden. Wanneer een lidstaat zich beroept op een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met een andere lidstaat, is het de taak van de nationale rechter om uit te maken of met deze overeenkomst rekening moet worden gehouden en, in voorkomend geval, te controleren of met deze overeenkomst de gevolgen van de beperking van het vrije kapitaalverkeer kunnen worden weggenomen.

2)

De artikelen 49 VWEU en 54 VWEU verzetten zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke een ingezeten vennootschap van een andere lidstaat die een participatie van meer dan 20 % aanhoudt in een ingezeten vennootschap van Portugal, slechts terugbetaling kan krijgen van de bronbelasting over de winst die de ingezeten vennootschap van Portugal heeft uitgekeerd, wanneer zij deze participatie gedurende twee jaar ononderbroken aanhoudt, en aldus voorkoming van economische dubbele belasting in vergelijking met vennootschappen-aandeelhouders die ingezetenen van Portugal zijn en dezelfde soort participatie aanhouden, wordt vertraagd. Wanneer een lidstaat zich beroept op een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met een andere lidstaat, is het de taak van de nationale rechter om uit te maken of met deze overeenkomst rekening moet worden gehouden en, in voorkomend geval, te controleren of met deze overeenkomst de gevolgen van de beperking van de vrijheid van vestiging kunnen worden weggenomen


(1)  PB C 130 van 30.4.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/18


Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Densmore Ronald Dover/Europees Parlement

(Zaak C-278/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Regeling kosten en vergoedingen van leden van Europees Parlement - Controle van besteding van vergoedingen - Vergoeding voor parlementaire assistentie - Bewijs van uitgaven - Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen)

2012/C 366/30

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Densmore Ronald Dover (vertegenwoordigers: D. Vaughan QC, M. Lester, Barrister en R. Collard, Solicitor)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement (vertegenwoordigers: D. Moore en M. Windisch, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 maart 2011, Dover/Europees Parlement (T-149/09) houdende gedeeltelijke nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 29 januari 2009 tot terugvordering van bepaalde bedragen die aan rekwirant ten onrechte als parlementaire vergoeding zijn betaald

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Densmore Ronald Dover wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 252 van 27.08.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/19


Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Power-One Italy SpA/Europese Commissie

(Zaak C-372/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Niet-contractuele aansprakelijkheid - Project medegefinancierd door financieringsinstrument „LIFE” - Ontwikkeling van nieuw systeem van energievoorziening voor mobiele telefonie („Pneuma”-project) - Beslissing van de Commissie om project te beëindigen en betaalde voorschot terug te vorderen - Vergoeding van schade die zou zijn geleden)

2012/C 366/31

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Power-One Italy SpA (vertegenwoordigers: R. Giuffrida en A. Giussani, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Oliver en D. Recchia, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 24 mei 2011, Power-One Italy/Commissie (T-489/08), waarbij het Gerecht een beroep tot schadevergoeding heeft verworpen ter zake van de schade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van de beslissing van de Commissie tot staking van het project Pneuma (LIFE04 ENV/IT/000595), betreffende de medefinanciering van de ontwikkeling van een nieuw systeem van energievoorziening voor mobiele telefonie — Gewettigd vertrouwen — Motiveringsplicht

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Power-One Italy SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/19


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 12 juli 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — België) — Tate & Lyle Investments Ltd/Belgische Staat

(Zaak C-384/11) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Artikel 63 VWEU - Belastingwetgeving - Dividenduitkering - Bronheffing - Voorkoming of vermindering van opeenvolgende belastingheffingen - Verschil in behandeling van ingezeten en niet-ingezeten ontvangende vennootschappen)

2012/C 366/32

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Tate & Lyle Investments Ltd

Verwerende partij: Belgische Staat

in tegenwoordigheid van: Syral Belgium NV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van eerste aanleg te Brussel — Uitlegging van artikel 63 VWEU — Beperkingen van het vrije kapitaalverkeer — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Belasting van dividenden — Nationale regeling die voorziet in een bronbelasting van 10 % op door ingezeten vennootschappen uitgekeerde dividenden en daarmee gelijkgestelde inkomsten — Verrekening van het bedrag van deze bronbelasting met de vennootschapsbelasting enkel mogelijk voor ingezeten vennootschappen

Dictum

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, volgens welke aan een bronheffing zijn onderworpen dividenden die door een ingezeten vennootschap worden uitgekeerd aan ingezeten en niet-ingezeten ontvangende vennootschappen die een participatie van minder dan 10 % maar met een aanschaffingswaarde van minimaal 1,2 miljoen EUR aanhouden in het kapitaal van deze uitkerende vennootschap, terwijl alleen voor ingezeten ontvangende vennootschappen wordt voorzien in een mechanisme ter vermindering van opeenvolgende belastingheffingen. Beroept een lidstaat zich op een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dat hij heeft gesloten met een andere lidstaat, dan staat het aan de nationale rechter om vast te stellen of in het bij hem aanhangige geding rekening moet worden gehouden met dit verdrag en, in voorkomend geval, na te gaan of met dit verdrag de gevolgen van de beperking van het vrije kapitaalverkeer kunnen worden geneutraliseerd.


(1)  PB C 282 van 24.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/20


Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Government of Gibraltar/Europese Commissie, Koninkrijk Spanje, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-407/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Richtlijn 92/43/EEG - Instandhouding van natuurlijke habitats - Lijst van gebieden van communautair belang voor mediterrane biogeografische regio - Inschrijving op lijst van door Koninkrijk Spanje voorgesteld gebied „Estrecho Oriental”, dat zone van Britse territoriale wateren van Gibraltar en diepzeegebied zou bevatten - Beroep tot nietigverklaring - Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring - Scheidbaarheid - Rechten van verdediging)

2012/C 366/33

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Government of Gibraltar (vertegenwoordigers: D. Vaughan, QC, en M. Llamas, Barrister)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Recchia en K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden), Koninkrijk Spanje (vertegenwoordigers: N. Díaz Abad en M. Muñoz Pérez, gemachtigden), Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer) van 24 mei 2011, Government of Gibraltar/Commissie (T-176/09), waarbij het Gerecht niet-ontvankelijk heeft verklaard een beroep strekkende tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2009/95/EG van de Commissie van 12 december 2008 tot vaststelling, op grond van richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van een tweede bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de mediterrane biogeografische regio [kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8049], voor zover daarbij het door Spanje voorgestelde gebied „Estrecho Oriental” (ES6120032), dat een zone van Britse territoriale wateren van Gibraltar en een diepzeegebied zou bevatten, wordt ingeschreven op de lijst

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

De Government of Gibraltar wordt verwezen in de kosten.

3)

Het Koninkrijk Spanje draagt zijn eigen kosten.


(1)  PB C 290 van 1.10.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/20


Beschikking van het Hof van 27 juni 2012 — Fuchshuber Agrarhandel GmbH/Europese Commissie

(Zaak C-491/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Aankoop van maïs van Hongaars interventiebureau - Ontoereikende voorraden - Vermeende niet-nakoming door Commissie van controleverplichtingen - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2012/C 366/34

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Fuchshuber Agrarhandel GmbH (vertegenwoordiger: G. Lehner, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. von Rintelen en D. Triantafyllou, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 juli 2011 — Fuchshuber Agrarhandel/Commissie (T-451/10), waarbij het Gerecht kennelijk rechtens ongegrond heeft verklaard het beroep tot vergoeding van de schade die beweerdelijk is geleden doordat de Commissie geen toezicht heeft uitgeoefend op de voorwaarden waaronder de permanente openbare inschrijvingen voor de doorverkoop van graan op de gemeenschapsmarkt, in casu maïs van het Hongaarse interventiebureau, plaatsvinden

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Fuchshuber Agrarhandel GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 13 van 14.1.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/20


Beschikking van het Hof van 15 juni 2012 — United Technologies Corp./Europese Commissie

(Zaak C-493/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen - Geldboeten - Moedermaatschappij en dochtervennootschappen - Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag)

2012/C 366/35

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: United Technologies Corp. (vertegenwoordigers: A. Winckler en D. Gerard, advocaten, J. Temple Lang en C. Cook, solicitors)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouquet, R. Sauer en J. Bourke, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 13 juli 2011, General Technic-Otis e.a./Commissie (gevoegde zaken T-141/07, T-142/07, T-145/07 en T-146/07), houdende verwerping van een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2007) 512 def. van de Commissie van 21 februari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (zaak COMP/E-1/38.823 — Liften en roltrappen), betreffende een mededingingsregeling op de markt voor de installatie en het onderhoud van liften en mechanische roltrappen in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland die betrekking had op de manipulatie van aanbestedingen, de verdeling van de markten, de vaststelling van de prijzen, de toewijzing van projecten en daarop betrekking hebbende contracten en de uitwisseling van informatie, alsook, subsidiair, tot intrekking of verlaging van de aan rekwirante opgelegde geldboete — Aansprakelijkheid van een moedermaatschappij voor de door haar dochterondernemingen begane inbreuken op de mededingingsregels

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

United Technologies Corporation wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 347 van 26.11.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/21


Beschikking van het Hof van 15 juni 2012 — Otis Luxembourg Sàrl, voorheen General Technic-Otis Sàrl, Otis SA, Otis GmbH & Co. OHG, Otis BV, Otis Elevator Company/Europese Commissie

(Zaak C-494/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor installatie en onderhoud van liften en roltrappen - Geldboeten - Moedermaatschappij en dochtervennootschappen - Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag)

2012/C 366/36

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Otis Luxembourg Sàrl, voorheen General Technic-Otis Sàrl, Otis SA, Otis GmbH & Co. OHG, Otis BV, Otis Elevator Company (vertegenwoordigers: A. Winckler en D. Gerard, advocaten, J. Temple Lang en C. Cook, solicitors)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouquet, R. Sauer en J. Bourke, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 13 juli 2011, General Technic-Otis e.a./Commissie (gevoegde zaken T-141/07, T-142/07, T-145/07 en T-146/07), houdende verwerping van een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2007) 512 def. van de Commissie van 21 februari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (zaak COMP/E-1/38.823 — Liften en roltrappen), betreffende een mededingingsregeling op de markt voor de installatie en het onderhoud van liften en mechanische roltrappen in België, Duitsland, Luxemburg en Nederland die betrekking had op de manipulatie van aanbestedingen, de verdeling van de markten, de vaststelling van de prijzen, de toewijzing van projecten en daarop betrekking hebbende contracten en de uitwisseling van informatie, alsook, subsidiair, tot intrekking of verlaging van de aan rekwirante opgelegde geldboete — Aansprakelijkheid van een moedermaatschappij voor de door haar dochterondernemingen begane inbreuken op de mededingingsregels

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Otis Luxembourg Sàrl, Otis SA, Otis GmbH & Co. OHG, Otis BV en Otis Elevator Company worden verwezen in de kosten.


(1)  PB C 347 van 26.11.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/21


Beschikking van het Hof van 12 juli 2012 — Land Wien/Europese Commissie

(Zaak C-608/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Kernenergie - Uitbreiding van kerncentrale te Mochovce (Slowaakse Republiek) - Beschikking van Commissie waarbij klacht wordt geseponeerd - Beroep tot nietigverklaring - Weigering van Commissie om gevraagde documenten te verstrekken - Beroep wegens nalaten - In artikel 44, lid 1, sub c, van Reglement voor procesvoering van Gerecht neergelegde minimumvereisten - Niet-ontvankelijkheid)

2012/C 366/37

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Land Wien (vertegenwoordiger: W.-G. Schärf, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Patakia, P. Oliver en G. Wilms, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 20 september 2011, Land Wien/Commissie (T-267/10), houdende verwerping van rekwirants beroep strekkende tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 25 maart 2010 om geen gevolg te geven aan rekwirants klacht inzake de voorgenomen uitbreiding van productie-eenheden 3 en 4 van de kerncentrale te Mochovce (Slowaakse Republiek), alsook tot vaststelling dat de Commissie heeft nagelaten een besluit te nemen in de zin van artikel 265 VWEU, aangezien in strijd met verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43) niet alle gevraagde documenten inzake dit plan aan rekwirant zijn verstrekt — Schending van het recht op toegang tot documenten, van artikel 263, vierde alinea, VWEU, en van het Euratom-Verdrag

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Land Wien wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 25 van 28.1.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/22


Beroep ingesteld op 27 juni 2012 — Europese Commissie/Hongarije

(Zaak C-310/12)

2012/C 366/38

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: P. Hetsch, D. Düsterhaus, A. Sipos, gemachtigden)

Verwerende partij: Hongarije

Verzoeksters conclusies

vaststellen dat de Republiek Hongarije de verplichtingen die op haar rusten krachtens richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1) niet is nagekomen, door niet overeenkomstig artikel 40 van de richtlijn de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om haar nationale recht aan te passen aan de richtlijn of althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen.

Hongarije overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU veroordelen tot betaling van een dwangsom van 27 316,80 EUR per dag met ingang van de datum van de uitspraak van het arrest, aangezien Hongarije heeft nagelaten de ter omzetting van richtlijn 2008/98/EG vastgestelde nationale bepalingen mee te delen aan de Commissie.

Hongarije verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen is het belangrijkste rechtsinstrument in deze sector en geeft onder meer een omschrijving van de voornaamste begrippen op het gebied van afvalstoffenbeheer, zoals van de begrippen afvalstof, recycling en nuttige toepassing.

De termijn die was voorgeschreven voor de omzetting van deze richtlijn is op 12 december 2010 verstreken. Hongarije heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat de wetgevende taken voor de omzetting van die richtlijn nog niet waren verricht. Aangezien tot op heden nog geen omzettingsbepalingen zijn vastgesteld, stelt de Commissie dat Hongarije niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot volledige omzetting van de richtlijn.

Overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU kan de Commissie het Hof in op grond van artikel 258 VWEU ingestelde beroepen wegens niet-nakoming, verzoeken om de betrokken lidstaat in het arrest houdende vaststelling van niet-nakoming te verplichten om de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen ter omzetting van een volgens een wetgevende procedure vastgestelde richtlijn, of kan zij aangeven wat haars inziens gezien de omstandigheden een gepaste hoogte is voor de door deze lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 260, lid 3, VWEU (2) heeft de Commissie de voorgestelde dwangsom berekend volgens de methode die is vastgesteld in de mededeling betreffende de toepassing van artikel 228 EG.


(1)  PB L 312, blz. 3.

(2)  PB C 12 van 15 januari 2011, blz. 1.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Handelsgericht Wien (Oostenrijk) op 30 juli 2012 — Michael Timmel/Aviso Zeta AG

(Zaak C-359/12)

2012/C 366/39

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Handelsgericht Wien

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Michael Timmel

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Lore Tinhofer

Verwerende partij: Aviso Zeta AG

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 22, lid 2, van verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (prospectusverordening 809/2004) (1), aldus worden uitgelegd dat in principe verplicht op te nemen informatie die op het tijdstip van de goedkeuring van het basisprospectus nog niet bekend was, maar op het tijdstip van de publicatie van een document ter aanvulling van het prospectus reeds bekend is, in dit aanvullende document moet worden opgenomen?

2)

Is de in artikel 22, lid 2, van de prospectusverordening bedoelde afwijking, volgens welke de informatie in de zin van artikel 22, lid 1, derde volzin, achterwege kan worden gelaten, ook van toepassing wanneer deze (verplicht op te nemen) informatie vóór de uitgiftedatum, maar na de publicatie van het basisprospectus, waarin deze informatie niet was opgenomen, bekend was?

3)

Is er sprake van een regelmatige publicatie wanneer slechts een basisprospectus zonder de verplicht noodzakelijke informatie overeenkomstig artikel 22, lid 1, derde volzin, van de prospectusverordening, in het bijzonder (bij effecten met een verdeling in coupures van minder dan 50 000 EUR) overeenkomstig bijlage 5 is gepubliceerd en geen definitieve voorwaarden zijn gepubliceerd?

4)

Is voldaan aan het vereiste dat is neergelegd in artikel 29, lid 1, punt 1, van de prospectusverordening, dat het prospectus of basisprospectus bij het bezoeken van de website waarop zij beschikbaar worden gesteld, gemakkelijk toegankelijk moet zijn, wanneer

a)

hetzij het voor het opvragen, downloaden en uitprinten noodzakelijk is zich op de website te registreren, waarna het prospectus kan worden opgevraagd, waarbij het voor de registratie noodzakelijk is een disclaimer te aanvaarden en een e-mailadres op te geven,

b)

hetzij daarvoor een vergoeding moet worden betaald,

c)

hetzij het kosteloos opvragen van een prospectus tot twee documenten per maand is beperkt, maar voor de ontvangst van alle verplichte informatie in de zin van artikel 22, lid 1, derde volzin, van de prospectusverordening minstens drie documenten moeten worden gedownload?

5)

Moet artikel 14, lid 2, sub b, van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (prospectusrichtlijn 2003/71/EG) (2) aldus worden uitgelegd dat de basisprospectus beschikbaar moet worden gesteld ter zetel van de uitgevende instelling en de financiële intermediair?


(1)  PB L 149, blz. 1.

(2)  PB L 345, blz. 64.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 1 augustus 2012 — Finanzamt Dortmund-West/Klinikum Dortmund gGmbH

(Zaak C-366/12)

2012/C 366/40

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Finanzamt Dortmund-West

Verwerende partij: Klinikum Dortmund gGmbH

Prejudiciële vragen

1)

Moet de nauw samenhangende handeling [in de zin van artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (1) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag] een dienst als bedoeld in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn zijn?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is dan slechts sprake van met ziekenhuisverpleging en medische verzorging nauw samenhangende handelingen wanneer deze handelingen worden verricht door dezelfde belastingplichtige die ook de ziekenhuisverpleging of de medische behandeling verstrekt?

3)

Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, is ook dan sprake van nauw samenhangende handelingen wanneer de medische verzorging niet krachtens artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn, maar krachtens sub c van deze bepaling van belasting is vrijgesteld?


(1)  PB L 145, blz. 1.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/24


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Székesfehérvári Törvényszék (Hongarije) op 13 augustus 2012 — Hervis Sport- és Divatkereskedelmi Kft./Nemzeti Adó- és Vámhivatal Közép-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága

(Zaak C-385/12)

2012/C 366/41

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Székesfehérvári Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hervis Sport- és Divatkereskedelmi Kft.

Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Közép-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága

Prejudiciële vraag

1)

Is het verenigbaar met de [Unierechtelijke] bepalingen inzake het algemeen non-discriminatiebeginsel (artikelen 18 en 26 VWEU), het beginsel van de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU), het beginsel van gelijke behandeling (artikel 54 VWEU), het beginsel van gelijkheid van de financiële deelnemingen in het kapitaal van vennootschappen in de zin van artikel 54 (artikel 55 VWEU), het beginsel van het vrij [verrichten] van diensten (artikel 56 VWEU), het beginsel van het vrije kapitaalverkeer (artikelen 63 en 65 VWEU) en het beginsel van gelijkheid inzake heffing van belastingen op ondernemingen (artikel 110 VWEU) dat belastingplichtigen die hun detailhandel in vestigingen uitoefenen een specifieke belasting dienen te betalen wanneer hun netto jaaromzet hoger is dan 500 miljoen HUF?


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/24


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel (Luxemburg) op 27 augustus 2012 — Groothertogdom Luxemburg, Administration de l’enregistrement et des domaines/Edenred Luxembourg SA

(Zaak C-395/12)

2012/C 366/42

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d’appel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Groothertogdom Luxemburg, Administration de l’enregistrement et des domaines

Verwerende partij: Edenred Luxembourg SA

Prejudiciële vraag

Zijn de diensten die een emittent van maaltijdcheques in Luxemburg verricht ten behoeve van een restaurant dat bij zijn netwerk is aangesloten, geheel of ten dele vrijgesteld van btw op grond van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) (1) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd, wanneer wordt aangenomen dat de maaltijdcheque geen volwaardig betaalmiddel vormt en het voorwerp van deze diensten niet bestaat in de garantie van betaling van de maaltijd die de werknemer van de onderneming-klant heeft genuttigd (artikel 13, B, sub d, punt 2), indien het gaat om maaltijdcheques die een werkgever aan zijn werknemers toekent in het kader van de hierboven beschreven regeling van de Luxemburgse Staat en toetreding tot een netwerk van maaltijdcheques het mogelijk maakt voordeel te halen uit de clientèle die bestaat uit de werknemers van de ondernemingen die klant zijn van de emittent van de maaltijdcheques die de kosten voor verwerking van de maaltijdcheques voor zijn rekening neemt?


(1)  PB L 145, blz. 1.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/24


Beroep ingesteld op 11 september 2012 — Europese Commissie/Republiek Cyprus

(Zaak C-412/12)

2012/C 366/43

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Zavvos en D. Düsterhaus, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Cyprus

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Cyprus de krachtens artikel 14 van richtlijn 1999/31/EG (1) van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, aangezien niet alle plaatsen waar afvalstoffen ongecontroleerd werden verwijderd op het Cypriotische grondgebied, zijn gesloten of aan de voorschriften van de richtlijn zijn aangepast;

de Republiek Cyprus verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens artikel 14 van richtlijn 1999/31/EG mocht de exploitatie van stortplaatsen die op het tijdstip van de omzetting van deze richtlijn in nationaal recht reeds in gebruik waren, niet worden voortgezet tenzij ten laatste op 16 juli 2009 de volgens de Europese richtlijn vereiste maatregelen werden getroffen. Zo niet, moesten zij worden gesloten.

De Cypriotische autoriteiten hebben zelf erkend dat van de 115 plaatsen waar afvalstoffen ongecontroleerd werden verwijderd (en die wegens het „ongecontroleerde” karakter van het verwijderen en het beheren van de afvalstoffen, niet voldoen aan de voorschriften van artikel 14 van richtlijn 1999/31/EG en waarvan de exploitatie dus niet mag worden voortgezet), die voorheen reeds in gebruik waren op het Cypriotische grondgebied, twee nog steeds in werking zijn in de provincies Nicosia en Limassol en dat niet is voorzien in de sluiting van die stortplaatsen vóór midden 2015 of begin 2016.

Een zekere verbetering in het beheer van afvalstoffen op het Cypriotische grondgebied heeft zich voorgedaan, zij het met een aanzienlijke vertraging, aangezien volgens artikel 14 van richtlijn 1999/31/EG de vereiste maatregelen ten laatste op 16 juli 2009 moesten zijn getroffen, en niettegenstaande het feit dat, zoals de Cypriotische autoriteiten erkennen, twee plaatsen waar afvalstoffen ongecontroleerd werden verwijderd nog steeds in werking zijn zonder controle en de schending van artikel 14 van de richtlijn dus voortduurt en niet kan worden aangenomen dat daaraan in de komende drie jaar een einde wordt gemaakt.


(1)  PB L 182, blz. 1.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Arbeitsgericht Nienburg (Duitsland) op 13 september 2012 — Bianca Brandes/Land Niedersachsen

(Zaak C-415/12)

2012/C 366/44

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Arbeitsgericht Nienburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bianca Brandes

Verwerende partij: Land Niedersachsen

Prejudiciële vraag

Moeten de relevante bepalingen van Unierecht, inzonderheid clausule 4, punten 1 en 2, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die als bijlage is gevoegd bij richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (1), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/23 (2), aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale wetten, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijken volgens welke bij een wijziging in de arbeidstijd van een werknemer als gevolg van een wijziging in het aantal werkdagen per week de omvang van het niet nog uitgeoefende recht op vakantie dat de werknemer in de referentieperiode niet heeft kunnen uitoefenen, aldus wordt aangepast dat het in weken uitgedrukte recht op vakantie in omvang weliswaar gelijk blijft maar het in dagen uitgedrukte recht op vakantie wordt omgerekend op basis van de nieuwe arbeidstijd?


(1)  Richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB 1998, L 14, blz. 9).

(2)  Richtlijn 98/23/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de uitbreiding tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van Richtlijn 97/81/EG betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB L 131, blz. 10).


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 14 september 2012 — Crono Service Scarl e.a./Roma Capitale

(Zaak C-419/12)

2012/C 366/45

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Crono Service Scarl en andere

Verwerende partij: Roma Capitale

Prejudiciële vraag

Staan artikel 49 VWEU, artikel 3 VEU, de artikelen 3, 4, 5 en 6, 101 en 102 VWEU in de weg aan de toepassing van de artikelen 3, lid 3, 8, lid 3, en 11 van wet nr. 21 van [15 januari] 1992, voor zover deze respectievelijk bepalen dat „de zetel van de vervoerondernemer en de stalling uitsluitend mogen liggen op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven”; dat „een vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur alleen kan worden verkregen en behouden, indien de belanghebbende op basis van een geldige titel beschikt over een zetel, een stalling of een standplaats die gelegen is op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven” en dat „reserveringen voor vervoer via de dienst van verhuur van voertuigen met chauffeur dienen te gebeuren bij de betrokken stalling. Iedere verhuur van een voertuig met chauffeur begint en eindigt bij de stalling die zich bevindt binnen de gemeente die de vergunning heeft afgegeven, en het voertuig dient daar terug te keren terwijl de klant op het grondgebied van andere gemeenten kan in- en uitstappen”?


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 14 september 2012 — Anitrav/Roma Capitale

(Zaak C-420/12)

2012/C 366/46

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Associazione Nazionale Imprese Trasporto Viaggiatori (Anitrav)

Verwerende partij: Roma Capitale

Prejudiciële vraag

Staan artikel 49 VWEU, artikel 3 VEU, de artikelen 3, 4, 5 en 6, 101 en 102 VWEU in de weg aan de toepassing van de artikelen 3, lid 3, 8, lid 3, en 11 van wet nr. 21 van [15 januari] 1992, voor zover deze respectievelijk bepalen dat „de zetel van de vervoerondernemer en de stalling uitsluitend mogen liggen op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven”; dat „een vergunning voor de verhuur van voertuigen met chauffeur alleen kan worden verkregen en behouden, indien de belanghebbende op basis van een geldige titel beschikt over een zetel, een stalling of een standplaats die gelegen is op het grondgebied van de gemeente die de vergunning heeft afgegeven” en dat „reserveringen voor vervoer via de dienst van verhuur van voertuigen met chauffeur dienen te gebeuren bij de betrokken stalling. Iedere verhuur van een voertuig met chauffeur begint en eindigt bij de stalling die zich bevindt binnen de gemeente die de vergunning heeft afgegeven, en het voertuig dient daar terug te keren terwijl de klant op het grondgebied van andere gemeenten kan in- en uitstappen”?


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Аdministrativen sad Sofia-grad (Bulgarije) op 26 september 2012 — „Slancheva sila” EOOD/Izpalnitelniat direktor na Darzhaven fond „Zemedelie” — Razplashtatelna agentsia

(Zaak C-434/12)

2012/C 366/47

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Аdministrativen sad Sofia-grad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„Slancheva sila” EOOD

Verwerende partij: Izpalnitelniat direktor na Darzhaven fond „Zemedelie” — Razplashtatelna agentsia

Prejudiciële vragen

1)

Hoe moet de uitdrukking „kunstmatig geschapen voorwaarden” worden uitgelegd in het licht van artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 (1)?

2)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan artikel 7, lid 2, van het Bulgaarse besluit nr. 29 van 11 augustus 2008, op grond waarvan geen steun wordt verleend aan kandidaten/begunstigden van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor het verkrijgen van steun kunstmatig hebben geschapen om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met een van de doelstellingen van de steunmaatregel?

3)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de Bulgaarse rechtspraak, volgens welke er sprake is van voorwaarden die kunstmatig zijn geschapen om een voordeel te verkrijgen dat niet strookt met de doelstellingen van de steunmaatregel, wanneer er tussen de aanvragers een juridische band bestaat?

4)

Vormen de omstandigheid dat verschillende kandidaten, die zelfstandige rechtssubjecten zijn, gebruikmaken van belendende afzonderlijke percelen grond die vóór de indiening van de steunaanvraag samen één perceel grond vormden, en de vaststelling dat er tussen hen een feitelijke band bestaat, zoals het feit dat zij dezelfde gevolmachtigden, dezelfde inschrijvers, identieke uitvoerders, eenzelfde hoofdkantoor en eenzelfde adres hebben „kunstmatig geschapen voorwaarden”?

5)

Moet worden vastgesteld dat de kandidaten onderling en/of met een derde doelbewust hebben afgesproken om een voordeel te verkrijgen ten gunste van één bepaalde kandidaat?

6)

Moet een voordeel als bedoeld in artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 met name bestaan in de creatie van verschillende kleine investeringsprojecten zodat één bepaalde kandidaat het maximumbedrag van 200 000 EUR aan financiering voor elk investeringsproject verkrijgt, hoewel deze projecten door verschillende kandidaten zijn ingediend?

7)

Moet artikel 4, punt 8, van verordening nr. 65/2011 aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de Bulgaarse rechtspraak volgens welke deze bepaling van toepassing is indien aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1) er is geen functionele autonomie en/of er zijn op kunstmatige wijze voorwaarden geschapen om steun te verkrijgen; 2) teneinde een voordeel te behalen, 3) dat in strijd is met de doelstellingen van de steunmaatregel?


(1)  Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 25, blz. 8).


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/27


Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2012 door Rivella International AG tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 juli 2012 in zaak T-170/11, Rivella International AG/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-445/12 P)

2012/C 366/48

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Rivella International AG (vertegenwoordigers: C. Spintig, S. Pietzcker, R. Jacobs, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Baskaya di Baskaya Alim e C. Sas

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen en de zaak naar het Gerecht terug te verwijzen;

verweerder te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en van de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante komt met de onderhavige hogere voorziening op tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 juli 2012 dat is gewezen op een beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 10 januari 2011 (zaak R 534/2010-4) inzake een oppositieprocedure tussen Rivella International AG en Baskaya di Baskaya Alim e C. Sas.

Rekwirante voert de volgende middelen aan:

Het Gerecht heeft artikel 42, leden 2 en 3, van verordening nr. 207/2009 (1) geschonden door:

het bewijs te verlangen van het normale gebruik van het merk waarop de oppositie is gebaseerd, hoewel dit merk noch een gemeenschapsmerk noch een „ouder nationaal merk” is, maar het Duitse deel is van een internationaal ingeschreven merk;

te oordelen dat de kwestie van het gebied waar een ouder (internationaal) merk wordt gebruikt, volledig door verordening nr. 207/2009 wordt geregeld en het nationale recht van de lidstaten hierbij slechts aanvullend geldt;

geen rekening te houden met het feit dat een dergelijke uitlegging leidt tot een niet door verordening nr. 207/2009 en in het bijzonder punt 3 van de considerans ervan beoogd resultaat, namelijk dat de inschrijving en de mogelijkheid tot gebruik van een gemeenschapsmerk van elkaar worden losgekoppeld in andere gevallen dan die welke uitdrukkelijk in die verordening zijn vastgesteld.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/27


Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 5 juli 2012 — Europese Commissie/Koninkrijk Zweden

(Zaak C-70/11) (1)

2012/C 366/49

Procestaal: Zweeds

De president van de Achtste kamer van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 120 van 16.4.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/27


Beschikking van de president van het Hof van 6 augustus 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo — Spanje) — Susana Natividad Martínez Álvarez/Consejería de Presidencia, Justicia e Igualdad del Principado de Asturias

(Zaak C-194/11) (1)

2012/C 366/50

Procestaal: Spaans

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 226 van 30.7.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/27


Beschikking van de president van het Hof van 11 juli 2012 — Europese Commissie/Zhejiang Xinshiji Foods Co. Ltd, Hubei Xinshiji Foods Co. Ltd, Raad van de Europese Unie

(Zaak C-195/11 P) (1)

2012/C 366/51

Procestaal: Engels

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 179 van 18.6.2011.


Gerecht

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/28


Arrest van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Italië/Commissie

(Zaak T-426/08) (1)

(EOGFL - Afdeling Garantie - ELGF - Van financiering uitgesloten uitgaven - Fruit en groenten - Suiker - Verwerking van citrusvruchten - Melk - Akkerbouwgewassen - Forfaitaire financiële correctie - Evenredigheid - Motiveringsplicht - Niet onjuist beoordeeld)

2012/C 366/52

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: P. Gentili, avvocato dello Stato)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Rossi en F. Jimeno Fernández, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van beschikking 2008/582/EG van de Commissie van 8 juli 2008 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, of voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (PB L 186, blz. 39), voor zover daarbij door de Italiaanse Republiek verrichte uitgaven ten bedrage van 174 704 912,66 EUR aan communautaire financiering worden onttrokken

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Italiaanse Republiek zal haar eigen kosten alsook deze van de Europese Commissie dragen.


(1)  PB C 301 van 22.11.2008.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/28


Arrest van het Gerecht van 5 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-591/08) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Aanbestedingsprocedure - Verlening van IT-diensten - Rangschikking van inschrijver op tweede plaats in cascadeprocedure - Beroep tot nietigverklaring - Oorzaken van uitsluiting van aanbestedingsprocedure - Belangenconflict - Motiveringplicht - Kennelijke beoordelingsfout - Gelijke behandeling - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2012/C 366/53

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en P. Katsimani, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Simon en E. Manhaeve, gemachtigden, bijgestaan door P. Wytinck, advocaat, vervolgens E. Manhaeve, bijgestaan door P. Wytinck en B. Hoorelbeke, advocaten)

Voorwerp

Enerzijds vordering tot nietigverklaring van de besluiten van de Commissie van 17 oktober 2008 om verzoekster inzake de door haar ingediende offertes in het kader van de openbare oproep tot inschrijving getiteld „Statistische informatietechnologie”, betreffende diensten van advies en ontwikkeling inzake het uitwisselingsformaat voor statistische gegevens en metadata (SDMX) (PB 2008/S 120-159017), te kiezen als tweede contractant in de cascade voor de percelen 2 en 3, alsmede van alle latere besluiten die daarmee samenhangen, met inbegrip van de besluiten tot gunning van de opdracht aan andere inschrijvers, en anderzijds vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 82 van 4.4.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/29


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Ningbo Yonghong Fasteners/Raad

(Zaak T-150/09) (1)

(Dumping - Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China - Status van marktgerichte onderneming - Termijn voor vaststelling van beschikking betreffende deze status - Kennelijk beoordelingsfout - Bewijslast - Correctie van kosten - Artikel 2, lid 5, en lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 5, en lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

2012/C 366/54

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd (Zhouhan, China) (vertegenwoordigers: F. Graafsma en J. Cornelis, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk J.-P. Hix, gemachtigde, bijgestaan door G. Berrisch en G. Wolf, advocaten, vervolgens J.-P. Hix en B. Driessen, gemachtigden, bijgestaan door G. Berrisch)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet en C. Clyne, gemachtigden) en European Industrial Fasteners Institute AISBL (EIFI) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Bourgeois, Y. van Gerven en E. Wäktare, vervolgens J. Bourgeois, advocaten)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 29, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Ningbo Yonghong Fasteners Co. Ltd zal naast haar eigen kosten ook de kosten dragen die de Raad van de Europese Unie en European Industrial Fasteners Institute AISBL zijn opgekomen.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 141 van 20.6.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/29


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Griekenland/Commissie

(Zaak T-158/09) (1)

(EOGFL - Afdeling Garantie - Van financiering uitgesloten uitgaven - Goedkeuring van rekeningen van betaalorganen van lidstaten betreffende door EOGFL gefinancierde uitgaven - Nalatigheden van lidstaat bij terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen - Financiële gevolgen van achterwege blijven van terugvordering ten laste van lidstaat)

2012/C 366/55

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I. Chalkias, S. Papaïoannou en V. Karra, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Jimeno Fernández en E. Tserepa-Lacombe, gemachtigden, bijgestaan door N. Korogiannakis, advocaat)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring of herziening van beschikking C(2009) 810 def. van de Commissie van 13 februari 2009 betreffende de financiële consequenties die, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen met betrekking tot uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven, moeten worden verbonden aan bepaalde door marktdeelnemers begane onregelmatigheden, voor zover daarbij een bedrag van 13 348 979,02 EUR van communautaire financiering wordt uitgesloten en ten laste van de Helleense Republiek wordt gebracht

Dictum

1)

Beschikking C(2009) 810 def. van de Commissie van 13 februari 2009 betreffende de financiële consequenties die, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen met betrekking tot uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, gefinancierde uitgaven, moeten worden verbonden aan bepaalde door marktdeelnemers begane onregelmatigheden, wordt nietig verklaard voor zover daarbij de dossiers EL/1993/01 en EL/1994/031 worden gesloten en op die grond bedragen van 519 907 EUR en 300 914,99 EUR ten laste van de Helleense Republiek worden gebracht.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Helleense Republiek wordt verwezen in vier vijfde van haar eigen kosten en in vier vijfde van de kosten van de Europese Commissie.

4)

De Commissie wordt verwezen in één vijfde van haar eigen kosten en in één vijfde van de kosten van de Helleense Republiek.


(1)  PB C 153 van 4.7.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/30


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Shanghai Biaowu High-Tensile Fastener en Shanghai Prime Machinery/Raad

(Zaak T-170/09) (1)

(Dumping - Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China - Status van marktgerichte onderneming - Termijn voor vaststelling van beschikking betreffende deze status - Beginsel van behoorlijk bestuur - Bewijslast - Motiveringsplicht - Artikel 2, lid 7, sub b en c, en lid 10, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 7, sub b en c, en lid 10, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

2012/C 366/56

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Shanghai Biaowu High-Tensile Fastener Co. Ltd (Baoshan, China) en Shanghai Prime Machinery Co. Ltd (Shanghai, China) (vertegenwoordigers: aanvankelijk K. Adamantopoulos en Y. Melin, vervolgens Y. Melin, V. Akritidis en F. Crespo, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk J.-P. Hix, gemachtigde, bijgestaan door G. Berrisch en G. Wolf, advocaten, vervolgens J.-P. Hix en B. Driessen, gemachtigden, bijgestaan door G. Berrisch, advocaat)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet en C. Clyne, gemachtigden) en European Industrial Fasteners Institute AISBL (EIFI) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Bourgeois, Y. van Gerven en E. Wäktare, vervolgens J. Bourgeois, advocaten)

Voorwerp

Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 29, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Shanghai Biaowu High-Tensile Fastener Co. Ltd en Shanghai Prime Machinery Co. Ltd zullen naast hun eigen kosten ook de kosten dragen die de Raad van de Europese Unie en European Industrial Fasteners Institute AISBL zijn opgekomen.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 153 van 4.7.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/30


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Gem-Year en Jinn-Well Auto-Parts (Zhejiang)/Raad

(Zaak T-172/09) (1)

(Dumping - Invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit China - Ondersteuning van klacht door bedrijfstak van Gemeenschap - Omschrijving van betrokken product - Schade - Status van marktgerichte onderneming - Kosten en belangrijkste productiemiddelen die hoofdzakelijk marktvoorwaarden weergeven - Artikel 2, lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 2, lid 7, sub b en c, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

2012/C 366/57

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Gem-Year Industrial Co. Ltd (Zhejiang, China) en Jinn-Well Auto-Parts (Zhejiang) Co. Ltd (Zhejiang) (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos en Y. Melin, vervolgens Y. Melin, V. Akritidis en F. Crespo, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk J.-P. Hix, gemachtigde, bijgestaan door G. Berrisch en G. Wolf, advocaten, vervolgens J.-P. Hix en B. Driessen, gemachtigden, bijgestaan door G. Berrisch)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet en C. Clyne, gemachtigden) en European Industrial Fasteners Institute AISBL (EIFI) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk J. Bourgeois, Y. van Gerven en E. Wäktare, vervolgens J. Bourgeois, advocaten)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad van 26 januari 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 29, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Gem-Year Industrial Co. Ltd en Jinn-Well Auto-Parts (Zhejiang) Co. Ltd zullen naast hun eigen kosten ook de kosten dragen die de Raad van de Europese Unie en European Industrial Fasteners Institute AISBL zijn opgekomen.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 153 van 4.7.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/31


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-247/09) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Aanbestedingsprocedure - Diensten betreffende productie en verspreiding van Supplement op Publicatieblad van Europese Unie en aanverwante offline- en onlinemedia - Afwijzing van offerte van inschrijver en besluit waarbij opdracht aan andere inschrijver is gegund - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling - Kennelijke beoordelingsfout - Niet-contractuele aansprakelijkheid)

2012/C 366/58

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en M. Dermitzakis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Bambara en E. Manhaeve, gemachtigden, aanvankelijk bijgestaan door N. Dimopoulos, solicitor, vervolgens door E. Petritsi, advocaat, en tenslotte door O. Graber-Soudry, solicitor)

Voorwerp

Enerzijds, verzoek om nietigverklaring van besluit van het Bureau voor publicaties van de Europese Gemeenschappen van 7 april 2009 houdende afwijzing van de offerte die verzoekster had ingediend in het kader van de aanbestedingsprocedure voor diensten betreffende productie en verspreiding van Supplement op Publicatieblad van Europese Unie en aanverwante offline- en onlinemedia, alsmede van alle besluiten die na het besluit van het Bureau voor publicaties zijn genomen, met inbegrip van het besluit waarbij de opdracht aan een andere inschrijver is gegund, en, anderzijds, een vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 205 van 29.8.2009.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/31


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Sviluppo Globale/Commissie

(Zaak T-183/10) (1)

(Overheidsopdrachten voor dienstverlening - Aanbestedingsprocedure - Verlening van technische bijstand aan de regering van Syrië - Afwijzing van inschrijving - Motiveringsplicht)

2012/C 366/59

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Sviluppo Globale GEIE (Rome, Italië) (vertegenwoordigers: F. Sciaudone, R. Sciaudone en A. Neri, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Erlbacher, gemachtigde, bijgestaan door P. Manzini, advocaat)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 14 februari 2010 om verzoekster niet toe te laten tot de niet-openbare aanbestedingsprocedure EUROPEAID/129038/C/SER/SYR (PB 2009/S 223-319862) betreffende de verlening van technische bijstand aan de Syrische regering om het decentralisatieproces en de lokale ontwikkeling te bevorderen

Dictum

1)

Het besluit van de Commissie van 14 februari 2010 om verzoekster niet toe te laten tot de niet-openbare aanbestedingsprocedure EUROPEAID/129038/C/SER/SYR (PB 2009/S 223-319862) betreffende de verlening van technische bijstand aan de Syrische regering om het decentralisatieproces en de lokale ontwikkeling te bevorderen, wordt nietig verklaard.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van Sviluppo Globale GEIE.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/31


Arrest van het Gerecht van 5 oktober 2012 — Lancôme/BHIM — Focus Magazin Verlag (COLOR FOCUS)

(Zaak T-204/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk COLOR FOCUS - Ouder gemeenschapswoordmerk FOCUS - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Overeenstemmende merken - Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Normaal gebruik van ouder merk - Rechtsmisbruik)

2012/C 366/60

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Lancôme parfums et beauté & Cie (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. von Mühlendahl en S. Abel, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Schäffner, vervolgens A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Focus Magazin Verlag GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordigers: R. Schweizer en J. Berlinger, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2010 (zaak R 238/2009-2) inzake een nietigheidsprocedure tussen Focus Magazin Verlag GmbH en Lancôme parfums et beauté & Cie

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Lancôme parfums et beauté & Cie wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 179 van 3.7.2010.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/32


Arrest van het Gerecht van 11 oktober 2012 — Novatex/Raad

(Zaak T-556/10) (1)

(Subsidies - Invoer van bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit Iran, Pakistan en Verenigde Arabische Emiraten - Definitief compenserend recht en definitieve inning van voorlopig recht - Artikel 3, leden 1 en 2, artikel 6, sub b, en artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 597/2009)

2012/C 366/61

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Novatex Ltd (Karachi, Pakistan) (vertegenwoordiger: B. Servais, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: B. Driessen, gemachtigde, bijgestaan door G. Berrisch, advocaat en N. Chesaites, barrister)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. van Vliet, M. França en G. Luengo, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 857/2010 van de Raad van 27 september 2010 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit Iran, Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten (PB L 254, blz. 10), voor zover zij betrekking heeft op verzoekster

Dictum

1)

Artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 857/2010 van de Raad van 27 september 2010 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit Iran, Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten wordt nietig verklaard voor zover het betrekking heeft op Novatex Ltd en voor zover het definitief compenserend recht voor de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat in de Europese Unie hoger is dan het recht dat van toepassing zou zijn indien er geen vergissing was gemaakt ten aanzien van het in lijn 74 van de aangifte van inkomsten voor het aanslagjaar 2008 vermelde bedrag.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.


(1)  PB C 30 van 29.1.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/32


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Bimbo/BHIM — Panrico (BIMBO DOUGHNUTS)

(Zaak T-569/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk BIMBO DOUGHNUTS - Ouder nationaal woordmerk DOGHNUTS - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 75 van verordening (EG) nr. 207/2009 - Artikel 76, lid 2, van verordening nr. 207/2009 - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 - Verzoek om herziening - Ontvankelijkheid)

2012/C 366/62

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Bimbo SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: J. Carbonell Callicó, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Panrico SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: D. Pellisé Urquiza, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 7 oktober 2010 (zaak R 838/2009-4) inzake een oppositieprocedure tussen Panrico SA en Bimbo SA

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Bimbo SA wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van het BHIM.

3)

Panrico SA zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 46 van 12 februari 2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/32


Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 — Wessang/BHIM — Greinwald (star foods)

(Zaak T-333/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk star foods - Oudere gemeenschapsbeeld- en woordmerken STAR SNACKS - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 366/63

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Nicolas Wessang (Zimmerbach, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Grolée, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Greinwald GmbH (Kempten, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Schultz en C. Onken, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 april 2011 (zaak R 1837/2010-1) inzake een oppositieprocedure tussen Nicolas Wessang en Greinwald GmbH

Dictum

1)

De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 15 april 2011 (zaak R 1837/2010-1) wordt vernietigd met betrekking tot de waren van de klassen 29, 30 en 32 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd, met uitzondering van „bier” van klasse 32 in de zin van de Overeenkomst van Nice.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Het BHIM zal zijn eigen kosten en drie vierde van de kosten van Nicolas Wessang dragen.

4)

Nicolas Wessang zal een vierde van zijn eigen kosten dragen.

5)

Greinwald GmbH zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/33


Arrest van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Bial-Portela/BHIM — Isdin (ZEBEXIR)

(Zaak T-366/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ZEBEXIR - Ouder gemeenschapswoordmerk ZEBINIX - Relatieve weigeringsgronden - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009)

2012/C 366/64

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Bial-Portela & Ca, SA (São Mamede do Coronado, Portugal) (vertegenwoordigers: B. Braga da Cruz en J. M. Conceição Pimenta, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Geroulakos, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Isdin, SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: P. López Ronda, G. Macias Bonilla, G. Marín Raigal en H. L. Curtis-Oliver, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 6 april 2011 (zaak R 1212/2009-1) inzake een oppositieprocedure tussen Bial-Portela & Ca, SA en Isdin, SA

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 6 april 2011 (zaak R 1212/2009-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM draagt zijn eigen kosten alsook die van Bial-Portela & Ca, SA.

3)

Isdin, SA draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/33


Arrest van het Gerecht van 16 oktober 2012 — Monier Roofing Components/BHIM (CLIMA COMFORT)

(Zaak T-371/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk CLIMA COMFORT - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Recht om te worden gehoord - Artikel 75, tweede zin, van verordening nr. 207/2009 - Ambtshalve onderzoek van feiten - Artikel 76 van verordening nr. 207/2009)

2012/C 366/65

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Monier Roofing Components GmbH (Oberursel, Duitsland) (vertegenwoordiger: F. Ekey, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Pohlmann, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 28 april 2011 (zaak R 2026/2010-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken CLIMA COMFORT als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Monier Roofing Components GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/34


Beschikking van het Gerecht van 3 oktober 2012 — Tecnimed/BHIM — Ecobrands (ZAPPER CLICK)

(Zaak T-360/10) (1)

(Gemeenschapsmerk - Beroepstermijnen - Termijnoverschrijding - Geen toeval - Geen overmacht - Toegang tot rechter - Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

2012/C 366/66

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tecnimed Srl (Vedano Olona, Italië) (vertegenwoordigers: M. Franzosi en V. Piccarreta, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: P. Bullock, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Ecobrands Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk)

Voorwerp

Beroep ingesteld tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 14 juni 2010 (zaak R 1795/2008-4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Tecnimed Srl en Ecobrands Ltd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tecnimed Srl wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 55 van 19.2.2011.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/34


Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2012 — Cervelli/Commissie

(Zaak T-622/11 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Ontheemdingstoelage - Verzoek om nieuw onderzoek - Nieuwe feiten - Hogere voorziening kennelijk ongegrond)

2012/C 366/67

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Francesca Cervelli (Brussel, België) (vertegenwoordiger: J. García-Gallardo Gil-Fournier, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en V. Joris, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 12 september 2011, Cervelli/Commissie (F-98/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van die beschikking

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Cervelli draagt haar eigen kosten alsook die welke de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.


(1)  PB C 32 van 4.2.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/34


Beschikking van het Gerecht van 28 september 2012 — Heads!/BHIM (HEADS)

(Zaak T-639/11) (1)

(Gemeenschapsmerk - Weigering van inschrijving - Intrekking van inschrijvingsaanvraag - Afdoening zonder beslissing)

2012/C 366/68

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Heads! GmbH & Co. KG (München, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Jaeger-Lenz en T. Bösling, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 oktober 2011 (zaak R 2348/2010-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordmerk „HEADS” als gemeenschapsmerk.

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist.

2)

De verzoekende partij wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 49 van 18.2.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/34


Beschikking van het Gerecht van 9 oktober 2012 — Région Poitou-Charentes/Commissie

(Zaak T-31/12) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Structuurfondsen - Niet voor beroep vatbare handeling - Deels informatieve, deels voorbereidende handeling - Niet-ontvankelijkheid)

2012/C 366/69

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Région Poitou-Charentes (Frankrijk) (vertegenwoordiger: J. Capiaux, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Dintilhac en A. Steiblytė, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit dat vervat is in de brief van 18 november 2011 van de Commissie betreffende de „Afsluiting van het programma,Atlantisch gebied’ 2000-2006, Goedkeuring van het eindverslag, CCI: 2001 RG 16 0PC 006”

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

De regio Poitou-Charentes draagt haar eigen kosten en die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 109 van 14.4.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/35


Beschikking van het Gerecht van 8 oktober 2012 — ClientEarth/Raad

(Zaak T-62/12) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Advies van juridische dienst van Raad betreffende voorstel voor verordening van Parlement en Raad inzake toegang van publiek tot documenten van Parlement, Raad en Commissie - Bevestiging van weigering om volledige toegang te verlenen - Niet-ontvankelijkheid - Beroepstermijn - Begrip „voor beroep vatbare handeling” in zin van artikel 263 VWEU - Bevestigende handeling)

2012/C 366/70

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ClientEarth (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: O. Brouwer en P. van den Berg, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: B. Driessen en C. Fekete, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van de brief van de Raad van 1 december 2011 (met referentie 24/c/01/11), waarbij is geweigerd om verzoekster volledige toegang te geven tot het door de juridische dienst van de Raad opgesteld advies (document nr. 6865/09) betreffende de ontwerpamendementen van het Europees Parlement aan het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening tot wijziging van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken tot interventie van het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden behoeft geen uitspraak te worden gedaan.

3)

ClientEarth wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 109 van 14.4.2012.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/35


Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2012 — EDF/Commissie

(Zaak T-389/12 R)

(Kort geding - Mededinging - Concentraties - Elektriciteitsmarkt - Beschikking waarbij concentratie wordt goedgekeurd onder voorbehoud van naleving van bepaalde verbintenissen - Weigering om termijn voor nakoming van deze verbintenissen te verlengen - Verzoek om voorlopige maatregelen - Geen spoedeisendheid)

2012/C 366/71

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Électricité de France SA (EDF) (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: A. Creus Carreras en A. Valiente Martin, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Giolito en S. Noë, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om voorlopige maatregelen ten aanzien van besluit C(2012) 4617 def. van de Commissie van 28 juni 2012 houdende weigering om verzoekster een verlenging toe te kennen van de termijn die is gesteld voor de nakoming van een aantal van haar verbintenissen, opgenomen in beschikking C(2009) 9059 van 12 november 2009 tot goedkeuring van de concentratie waarmee Électricité de France SA de uitsluitende zeggenschap over de activa van Segebel NV verwerft (Zaak COMP/M.5549 — EDF/Segebel)

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/35


Beroep ingesteld op 14 augustus 2012 — Capitalizaciones Mercantiles/BHIM — Leineweber (X)

(Zaak T-378/12)

2012/C 366/72

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Capitalizaciones Mercantiles Ltda (Bogota, Colombia) (vertegenwoordigers: J. Devaureix en L. Montoya Terán, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij voor de kamer van beroep: Leineweber GmbH & Co. KG (Herford, Duitsland)

Conclusies

dit beroep tot vernietiging met alle bijgevoegde documenten en overeenkomstige kopieën ontvangen;

alle bewijsstukken bij het verzoekschrift ontvangen;

verzoeksters vordering toewijzen en de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 15 mei 2012 in zaak R 1524/2011-1, betreffende gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7045818 vernietigen en dus de beslissing van de oppositieafdeling van 25 mei 2011 bevestigen, die de inschrijving van gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7045818 „X” (beeldmerk) voor waren van klasse 25 toestond; en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „X” voor waren van klasse 25 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 7045818

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerk nr. 4736609 van het beeldmerk „X”, voor met name waren van klasse 25

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie voor alle betwiste waren

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de bestreden beslissing en afwijzing van de betwiste aanvraag voor waren van klasse 25

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 van de Raad


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/36


Beroep ingesteld op 14 september 2012 — Celtipharm/BHIM — Alliance Healthcare France (PHARMASTREET)

(Zaak T-411/12)

2012/C 366/73

Taal van het verzoekschrift: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Celtipharm (Vannes, Frankrijk) (vertegenwoordigers: P. Greffe en C. Fendeleur, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij voor de kamer van beroep: Alliance Healthcare France SA (Gennevilliers, Frankrijk)

Conclusies

de beslissing houdende corrigendum (van de beslissing van 2 mei 2012) van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 26 juni 2012 in zaak R 767/2011-2 vernietigen.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Alliance Healthcare France SA

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „PHARMASTREET” voor waren en diensten van de klassen 3, 5 en 35 — gemeenschapmerkaanvraag nr. 8 658 445

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: nationaal woordmerk „PHARMASEE” voor waren en diensten van de klassen 9, 35, 38, 42 en 44

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van het beroep en vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/36


Beroep ingesteld op 21 september 2012 — Beninca/Commissie

(Zaak T-418/12)

2012/C 366/74

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Jürgen Beninca (Frankfurt am Main, Duitsland) (vertegenwoordiger: C. Zschocke, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 26 juli 2012 waarbij de toegang tot een document dat in het kader van een concentratiecontroleprocedure is overlegd (Zaak COMP/M.6166 — NYSE Euronext/Deutsche Börse) stilzwijgend wordt geweigerd, nietig te verklaren; en

de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1)

Het eerste middel is eraan ontleend dat de Commissie niet binnen de termijn van artikel 8, lid 2, van verordening nr. 1049/2001 (1) op het verzoek om toegang tot een bepaald document van verzoekster heeft beslist. Krachtens artikel 8, lid 3, van de verordening vormt dit een stilzwijgende afwijzende en niet-gemotiveerde beslissing, zodat deze de relevante bepalingen over de toegang tot documenten schendt.

2)

Met het tweede middel wordt betoogd dat geen van de door Commissie gehanteerde argumenten in haar voorlopig onderzoek rechtvaardigt dat de verzoekende partij de toegang wordt geweigerd tot het document waarom is verzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/37


Beroep ingesteld op 26 september 2012 — Banco Bilbao Vizcaya Argentaria/BHIM (VALORES DE FUTURO)

(Zaak T-428/12)

2012/C 366/75

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Banco Bilbao Vizcaya Argentaria, SA (Bilbao, Spanje) (vertegenwoordigers: J. de Oliveira Vaz Miranda Sousa en N. González-Alberto Rodríguez, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 4 juli 2012 in zaak R 2299/2011-2, waarbij de weigering van inschrijving van gemeenschapsmerk nr. 9 408 758 wordt bevestigd, vernietigen; en

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „VALORES DE FUTURO” voor waren en diensten van de klassen 16, 36 en 41 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 408 758

Beslissing van de onderzoeker: gedeeltelijke afwijzing van de merkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009

schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/37


Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Distillerie Bonollo e.a./Raad

(Zaak T-431/12)

2012/C 366/76

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Distillerie Bonollo SpA (Formigine, Italië); Industria Chimica Valenzana (ICV) SpA (Borgoricco, Italië); Distillerie Mazzari SpA (Sant'Agata sul Santerion, Italië); Caviro Distillerie Srl (Faenza, Italië), en Comercial Química Sarasa, SL (Madrid, Spanje) (vertegenwoordiger: R. MacLean, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (1) (hierna: „bestreden verordening”), nietig te verklaren, voor zover de antidumpingrechten voor Ninghai Organic Chemical Factory en Changmao Biochemical Engineering Company Co. Ltd onrechtmatig zijn vastgesteld op grond van kennelijke beoordelingsfouten die de geldigheid van de maatregel aantasten, schending van de artikelen 2 en 11, lid 9, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (2) (hierna: „antidumpingbasisverordening”), schending van verzoeksters' rechten van verweer en onvoldoende motivering van de bestreden verordening;

de handhaving van de bestreden verordening te gelasten totdat de Raad conform artikel 264 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de maatregelen heeft genomen die nodig zijn om het arrest van het Hof ten uitvoer te leggen;

de verwerende partij en eventuele interveniënten te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan:

1)

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door de methode voor de vaststelling van de normale waarde in het referentieland te wijzigen zonder voldoende aan te geven dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, en heeft daarmee inbreuk gemaakt op artikel 11, lid 9, van de antidumpingbasisverordening;

2)

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door in strijd met artikel 2, leden 1, 2, 7, sub a en b, van de antidumpingbasisverordening geen rekening te houden met de concrete verkoopprijzen op de binnenlandse markt van het referentieland en ten onrechte gebruik te maken van berekende waarden;

3)

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door in strijd met artikel 2, lid 3, van de antidumpingbasisverordening gebruik te maken van de benzeenprijzen die in de VS en West-Europa werden gehanteerd, en niet van de grondstofprijzen zoals die concreet in het land van productie golden, en is zo uitgekomen op een onjuiste waarde voor de in het nieuwe onderzoek toegepaste normale waarde;

4)

de verwerende partij heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door de productiekosten in de berekende waarde onjuist voor te stellen en uit te gaan van grondstofprijzen die in strijd met artikel 2, lid 3, van de antidumpingbasisverordening niet gelijkwaardig waren;

5)

de verwerende partij en de Europese Commissie hebben verzoeksters' rechten van verweer geschonden door hun niet de informatie te verstrekken die zij nodig hadden om de methode op basis waarvan de normale waarde was vastgesteld naar behoren te begrijpen en door geen motivering te verstrekken met betrekking tot bepaalde essentiële aspecten bij de berekening van de normale waarde in het referentieland en de gebruikte overeenkomstige dumpingmarges, waardoor de geldigheid van de bestreden verordening is aangetast.


(1)  Uitvoeringsverordening tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 182, blz. 1).

(2)  Verordening van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51), zoals gewijzigd.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/38


Beroep ingesteld op 26 september 2012 — VTZ e.a./Raad

(Zaak T-432/12)

2012/C 366/77

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Volžskij trubnyi zavod OAO (VTZ OAO) (Volzhsky, Rusland); Taganrogskij metallurgičeskij zavod OAO (Tagmet OAO) (Taganrog, Rusland); Sinarskij trubnyj zavod OAO (SinTZ OAO) (Kamensk-Uralsky, Rusland); en Severskij trubnyj zavod OAO (STZ OAO) (Polevskoy, Rusland) (vertegenwoordigers: J.-F. Bellis, F. Di Gianni, G. Coppo en C. Van Hemelrijck, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009, en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië (PB L 174, blz. 5), nietig verklaren voor zover zij de verzoekende partijen betreft, en

de verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vier middelen aan:

1)

de Raad heeft de feiten kennelijk onjuist beoordeeld, artikel 3, lid 4, van verordening (EG) nr. 1225/2009 (1) (hierna: „basisverordening”) geschonden en inbreuk gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling door de invoer uit Rusland en Oekraïne cumulatief te beoordelen;

2)

de Raad heeft het beginsel van gelijke behandeling geschonden en de feiten kennelijk onjuist beoordeeld, en bijgevolg inbreuk gemaakt op artikel 11, lid 2, van de basisverordening voor zover hij tot de conclusie is gekomen dat bij intrekking van de maatregelen waarschijnlijk opnieuw schade zou optreden;

3)

de Raad heeft de artikelen 9, lid 4, en 21 van de basisverordening alsook het beginsel van gelijke behandeling geschonden voor zover hij bij de analyse van het belang van de Unie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt, en

4)

de Raad heeft het beginsel van behoorlijk bestuur en verzoeksters' rechten van verweer geschonden door niet in te gaan op de argumenten die zij tijdens het onderzoek hebben aangevoerd en hen niet in kennis te stellen van essentiële feiten en overwegingen in verband met de zaak. Hij is zijn motiveringsplicht niet nagekomen en heeft inbreuk gemaakt op het beginsel van behoorlijk bestuur en verzoeksters' rechten van verweer voor zover hij de lidstaten inlichtingen over de zaak heeft verschaft vooraleer verzoeksters' opmerkingen te hebben ontvangen en het advies van het raadgevend comité inzake antidumping heeft ingewonnen vooraleer verzoeksters te hebben gehoord.


(1)  Verordening van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51), zoals nadien gewijzigd.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/39


Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Steiff/BHIM (metalen knop in midden van oor van pluchen beest)

(Zaak T-433/12)

2012/C 366/78

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Margarete Steiff GmbH (Giengen an der Brenz, Duitsland) (vertegenwoordiger: D. Fissl, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 23 juli 2012 in zaak R 1693/2011-1 vernietigen;

de afwijzing van gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 439 613 door het BHIM vernietigen;

het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: merk gekenmerkt door een bepaalde positie waarmee aanspraak wordt gemaakt op bescherming van een glanzende of matte ronde metalen knop die in het midden van het oor van een pluchen beest is aangebracht, voor waren van klasse 28 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 439 613

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/39


Beroep ingesteld op 28 september 2012 — Steiff/BHIM (stoffen vlagje met metalen knop in midden van oor van pluchen beest)

(Zaak T-434/12)

2012/C 366/79

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Margarete Steiff GmbH (Giengen an der Brenz, Duitsland) (vertegenwoordiger: D. Fissl, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 19 juli 2012 in zaak R 1692/2011-1 vernietigen;

de afwijzing van gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 439 654 door het BHIM vernietigen;

het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: merk gekenmerkt door een bepaalde positie waarmee aanspraak wordt gemaakt op bescherming van een rechthoekig, langwerpig stoffen vlagje dat met een glanzende of matte ronde metalen knop in het midden van het oor van een pluchen beest is aangebracht, voor waren van klasse 28 — gemeenschapsmerkaanvraag nr. 9 439 654

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/39


Beroep ingesteld op 5 oktober 2012 — Changmao Biochemical Engineering/Raad

(Zaak T-442/12)

2012/C 366/80

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Changmao Biochemical Engineering Co. Ltd (Changzhou, China) (vertegenwoordigers: E. Vermulst en S. Van Cutsem, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 626/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 349/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op wijnsteenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 182, blz. 1), nietig verklaren voor zover zij de verzoekende partij betreft, en

de verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan:

1)

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 2, lid 7, sub c, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343, blz. 51), geschonden door verzoeksters verzoek om een behandeling als marktgerichte onderneming af te wijzen op basis van het feit dat de prijs voor de grondstof benzeen verstoord zou zijn geweest. De instellingen van de Unie hebben een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door de prijzen voor met cokes geproduceerd benzeen te vergelijken met die voor met aardolie geproduceerd benzeen, en door hun beoordeling te baseren op een uitvoerrecht op benzeen dat niet van toepassing was, zoals zij zelf hebben toegegeven. Bovendien hebben de instellingen inbreuk gemaakt op artikel 2, lid 7, sub c, eerste streepje, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad door het standpunt in te nemen dat er sprake was van staatsinmenging van betekenis in verzoeksters besluiten aangezien de over de uitvoer van benzeen geheven btw niet werd gerestitueerd;

2)

de verwerende partij heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad geschonden voor zover zij verzoekster tijdens het tussentijdse nieuw onderzoek een behandeling als marktgerichte onderneming had moeten verlenen en bijgevolg ten onrechte tot de bevinding is gekomen dat de omstandigheden met betrekking tot dumping aanzienlijk waren gewijzigd en van blijvende aard waren;

3)

de verwerende partij is haar motiveringsplicht niet nagekomen en heeft artikel 296 VWEU alsook de artikelen 6, lid 7, 11, lid 3, 14, lid 2, en 18, lid 4, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad geschonden voor zover zij geen rekening heeft gehouden met de door verzoekster gemaakte opmerkingen en de door haar overgelegde bewijzen en zij de afwijzing daarvan niet heeft gemotiveerd, alsook doordat zij geen eenduidige motivering heeft verstrekt met betrekking tot de bewering dat de prijs voor de grondstof benzeen verstoord was;

4)

de verwerende partij heeft inbreuk gemaakt op artikel 2, lid 7, sub c, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad doordat zij niet binnen drie maanden na de inleiding van de procedure een besluit inzake de behandeling als marktgerichte onderneming heeft genomen;

5)

de verwerende partij heeft inbreuk gemaakt op artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad en de rechten van de verdediging door verzoekster niet de details mee te delen op basis waarvan de normale waarde is berekend.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/40


Beschikking van het Gerecht van 3 oktober 2012 — 3M Pumps/BHIM — 3M (3M Pumps)

(Zaak T-25/12) (1)

2012/C 366/81

Procestaal: Italiaans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 98 van 31.3.2012.


Gerecht voor ambtenarenzaken

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/41


Beroep ingesteld op 25 september 2012 — ZZ/Parlement

(Zaak F-102/12)

2012/C 366/82

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordigers: C. Bernard-Glanz en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoeker met terugwerkende kracht te herindelen in de rang AST5, salaristrap 3

Conclusies van de verzoekende partij

het bestreden besluit en, voor zover nodig, het besluit tot afwijzing van de klacht nietig verklaren;

de verwerende partij wijzen op de gevolgen van deze nietigverklaring, namelijk verzoekers herindeling in de rang D4, salaristrap 8, met ingang van 1 mei 2004, herstel van zijn loopbaan overeenkomstig de bevorderingen en salaristrapverhogingen die hij sindsdien heeft gehad en betaling van elke eventuele achterstallige bezoldiging;

het Europees Parlement verwijzen in de kosten.


24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 366/41


Beroep ingesteld op 28 september 2012 — ZZ/EIB

(Zaak F-107/12)

2012/C 366/83

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: ZZ (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Investeringsbank

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het stilzwijgend besluit van de EIB om niet verzoekers geherwaardeerde pensioenjaren te berekenen

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het stilzwijgend besluit tot afwijzing van verzoekers verzoek van 10 juli 2011 waarbij hij de Europese Investeringsbank heeft gevraagd om zijn geherwaardeerde pensioenjaren te berekenen en daarnaast over te gaan tot betaling van het bij die herwaardering behorende bedrag;

veroordeling van de Europese Investeringsbank tot toekenning aan verzoeker van een herwaardering van zijn pensioenjaren die overeenkomt met een aanvullende verzekering van 6 jaar en één maand;

veroordeling van de Europese Investeringsbank tot betaling van een bedrag dat voorlopig en ex aequo et bono wordt vastgesteld op 5 000 EUR ter vergoeding van de geleden immateriële schade;

verwijzing van de Europese Investeringsbank in de kosten.