ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.137.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 137

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
12 mei 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2012/C 137/01

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening […] betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt

1

 

III   Voorbereidende handelingen

 

EUROPESE CENTRALE BANK

 

Europese Centrale Bank

2012/C 137/02

Advies van de Europese Centrale Bank van 2 maart 2012 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (het programma Pericles 2020) (CON/2012/17)

7

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2012/C 137/03

Kennisgeving ter attentie van Abdelkarim Hussein Mohamed AL NASSER, Ibrahim Salih Mohammed AL YACOUB, Hasan IZZ AL DIN (alias Ahmed GARBAYA; alias SA-ID; alias Samir SALWWAN), Khalid Shaikh MOHAMMED (alias Salem ALI; alias Fahd Bin Adballah BIN KHALID; alias Ashraf Refaat Nabith HENIN; alias Khalid Adbul WADOOD), Gama'a Al-Islamiyya (alias Al-Gama'a al-Islamiyya) (Islamitische groep — IG), Holy Land Foundation for Relief and Development, Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger), Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina), Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina — Algemeen Commando), Revolutionary Armed Forces of Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia), Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad) vermeld in Uitvoeringsverordening van de Raad (EU) nr. 1375/2011

12

 

Europese Commissie

2012/C 137/04

Wisselkoersen van de euro

14

 

Rekenkamer

2012/C 137/05

Speciaal verslag nr. 5/2012 Het Gemeenschappelijk RELEX-informatiesysteem (CRIS)

15

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2012/C 137/06

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

16

2012/C 137/07

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

17

2012/C 137/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

18

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2012/C 137/09

Steunmaatregelen van de staten — Luxemburg — Steunmaatregel SA.34440 (12/C) — Verkoop van Dexia BIL — Uitnodiging om, overeenkomstig artikel 108, lid 2, VWEU, opmerkingen te maken ( 1 )

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/1


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening […] betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt

2012/C 137/01

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16,

Gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7 en 8,

Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2),

Gezien het verzoek om een advies overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1.   INLEIDING

1.1.   Raadpleging van de EDPS

1.

Op 19 december 2011 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening […] betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt aangenomen (3). Het voorstel werd op dezelfde dag aan de EDPS toegezonden voor raadpleging.

2.

Voorafgaand aan de aanneming van het voorstel werd de EDPS door de Commissie de gelegenheid gegeven om informele opmerkingen te maken. Veel van deze opmerkingen zijn in het voorstel in aanmerking genomen. Als gevolg hiervan zijn de waarborgen voor de gegevensbescherming in het voorstel aanzienlijk versterkt.

3.

De EDPS is ingenomen met het feit dat hij ook formeel door de Commissie is geraadpleegd en met het voorstel om een verwijzing naar dit advies op te nemen in de preambule van het aan te nemen instrument.

1.2.   Doelstellingen en toepassingsgebied van het voorstel

4.

De doelstelling van het voorstel is om de bestaande tekst van Richtlijn 2005/36/EG (de „richtlijn beroepskwalificaties”) te moderniseren en te wijzigen. Om dit te verwezenlijken, stelt de Commissie ook voor om de verwijzingen naar de bepalingen van de herziene richtlijn beroepskwalificaties te wijzigen in de desbetreffende delen van Verordening […] betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (de „IMI-verordening”) (4).

1.3.   Relevantie van gegevensbescherming

5.

Vanuit het oogpunt van gegevensbescherming zijn de twee belangrijkste aspecten van het voorstel i) de invoering van een waarschuwingsmechanisme (artikel 56 bis) en ii) de invoering op vrijwillige basis van een Europese beroepskaart (artikel 4 bis, ter, quater, quinquies en sexies) (5). In beide gevallen wordt voorzien dat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt via het Informatiesysteem interne markt („IMI”).

6.

Waarschuwingen worden in beginsel afgegeven nadat een bevoegde autoriteit of een rechtbank in een lidstaat een persoon heeft verboden zijn of haar beroepsactiviteiten op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat uit te oefenen (6). Er kunnen waarschuwingen worden afgegeven met betrekking tot elke beroepsbeoefenaar die onder de richtlijn beroepskwalificaties valt, met inbegrip van beroepsbeoefenaren die geen Europese beroepskaart hebben aangevraagd. Na afgifte van de waarschuwingen worden deze opgeslagen in het IMI, waartoe alle lidstaten en de Commissie toegang hebben.

7.

De invoering van een Europese beroepskaart gaat gepaard met de aanmaak en opslag van een informatiedossier in IMI over beroepsbeoefenaren die vrijwillig een kaart hebben aangevraagd (het „IMI-dossier”). De informatie in het IMI-dossier is toegankelijk voor de beroepsbeoefenaar, evenals voor de lidstaat van „oorsprong” en de „ontvangende” lidstaat. De beroepsbeoefenaar kan te allen tijde een verzoek indienen om de informatie in het IMI-dossier te verwijderen, af te schermen of te rectificeren.

8.

De waarschuwingsgegevens en enkele van de gegevens in het IMI-dossier bevatten informatie over gepleegde strafbare feiten of administratieve sancties en vereisen als zodanig versterkte bescherming krachtens artikel 8, lid 5, van Richtlijn 95/46/EG en artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 45/2001. Het waarschuwingsmechanisme kan van invloed zijn op het recht op gegevensbescherming van een groot aantal personen uit verschillende beroepsgroepen in alle lidstaten, waaronder medische beroepsbeoefenaren, ongeacht of deze hun beroepsactiviteiten daadwerkelijk buiten hun eigen land uitoefenen of van plan zijn dat te doen.

9.

Voorts werpt het voorstel belangrijke vragen op over de wijze waarop het waarschuwingsmechanisme en de opslagfunctie in de toekomst in het IMI zullen worden ontwikkeld. Dit is een horizontaal vraagstuk dat ook relevant is voor de administratieve samenwerking op andere beleidsterreinen.

2.   ANALYSE VAN HET VOORSTEL

2.1.   Algemene opmerkingen

10.

De EDPS is ingenomen met de inspanningen die zijn verricht om in het voorstel rekening te houden met punten van zorg vanuit het oogpunt van gegevensbescherming. Ook verheugt het de EDPS dat wordt voorgesteld om een bestaand informatiesysteem, het IMI, te gebruiken voor de administratieve samenwerking, omdat in dit systeem reeds een aantal waarborgen voor de bescherming van gegevens is ingebouwd. Desondanks blijft een aantal zorgen bestaan, die voornamelijk betrekking hebben op het waarschuwingsmechanisme.

11.

Om deze zorgen weg te nemen, beveelt de EDPS aan om in het voorstel ondubbelzinnig te specificeren in welke concrete gevallen waarschuwingen mogen worden afgegeven, duidelijker te omschrijven welke soorten persoonsgegevens de waarschuwingen mogen omvatten en de verwerking van persoonsgegevens tot het noodzakelijke minimum te beperken, rekening houdend met de evenredigheid en een juist evenwicht tussen rechten en belangen. In het bijzonder zou in het voorstel:

ondubbelzinnig moeten worden vermeld dat waarschuwingen alleen mogen worden afgegeven nadat een bevoegde autoriteit of een rechtbank in een lidstaat een persoon heeft verboden zijn of haar beroepsactiviteiten op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat uit te oefenen;

moeten worden vermeld dat de inhoud van de waarschuwing geen verdere details over de omstandigheden en de redenen van het verbod mogen bevatten;

de periode waarin waarschuwingen worden bewaard moeten worden verduidelijkt en tot het strikt noodzakelijke minimum worden beperkt; en

moeten worden bepaald dat waarschuwingen alleen aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaten mogen worden gezonden en dat deze autoriteiten de ontvangen waarschuwingsinformatie vertrouwelijk moeten houden en niet verder mogen verspreiden of bekendmaken.

2.2.   Waarschuwingen

De door de Commissie voorgestelde waarschuwingsmechanismen

12.

Artikel 56 bis voert twee — in zekere mate verschillende — waarschuwingsmechanismen in voor twee verschillende categorieën beroepsbeoefenaren.

Artikel 56 bis, lid 1, voert een waarschuwingsmechanisme in voor algemene en gespecialiseerde artsen, verpleegkundigen, tandheelkundigen, dierenartsen, verloskundigen, apothekers en bepaalde andere beroepen. Waarschuwingen moeten „de identiteit van de beroepsbeoefenaar” omvatten die van een nationale overheid of rechtbank verbod, ook tijdelijk, heeft gekregen tot het uitoefenen van zijn of haar beroepsactiviteiten op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat. Waarschuwingen mogen worden verzonden door de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat en moeten worden gericht tot de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten en tot de Commissie.

Artikel 56 bis, lid 2, stelt een aanvullend waarschuwingsmechanisme in voor beroepen die niet vallen onder het waarschuwingsmechanisme van artikel 56 bis, lid 1 (of onder het waarschuwingsmechanisme dat reeds is ingesteld krachtens Richtlijn 2006/123/EG (7)). In dit geval moet een lidstaat een waarschuwing verzenden „zodra deze daadwerkelijk kennis heeft gekregen van gedragingen, specifieke handelingen of omstandigheden die met dergelijke activiteiten verband houden en ernstige schade kunnen berokkenen aan de gezondheid of de veiligheid van mens of milieu in een andere lidstaat”. De waarschuwing moet worden verzonden aan „de andere betrokken lidstaten en de Commissie”. In het voorstel wordt verder bepaald dat „de informatie niet verder (gaat) dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de betrokken beroepsbeoefenaar te identificeren en (…) een verwijzing (omvat) naar de beslissing van de bevoegde autoriteit tot het opleggen van een beroepsverbod”.

Algemene opmerkingen

13.

De EDPS neemt kennis van de instelling van een beperkt waarschuwingsmechanisme op Europees niveau voor de uitwisseling van informatie tussen de betrokken bevoegde autoriteiten over beroepsbeoefenaren die een verbod hebben gekregen tot het uitoefenen van hun beroepsactiviteiten in een lidstaat vanwege belangrijke publieke belangen, zoals in beroepen waarin het leven, de gezondheid en/of de veiligheid van mensen (alsmede dierenwelzijn) op het spel staan, of in andere beroepen in situaties waarin dit gerechtvaardigd is om ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid of het milieu te voorkomen.

14.

De EDPS is echter van mening dat de waarschuwingsmechanismen evenredig moeten blijven.

15.

In dit verband verwelkomt de EDPS de verbeteringen die in de tekst zijn aangebracht naar aanleiding van zijn informele opmerkingen. Deze verbeteringen — hoewel ze nog steeds verdere verduidelijking behoeven — lijken de waarschuwingen te beperken tot beroepsbeoefenaren die bij besluit van een bevoegde autoriteit een verbod hebben gekregen om hun beroepsactiviteiten uit te oefenen en lijken de mogelijkheid uit te sluiten om waarschuwingen af te geven op basis van louter vermoedens of klachten over een beroepsbeoefenaar indien deze niet worden ondersteund door duidelijk bewijs en niet hebben geleid tot een formeel besluit van de bevoegde autoriteit of een rechtbank waarmee het de persoon verboden wordt om zijn of haar beroepsactiviteiten uit te oefenen. Dit kan helpen om de rechtszekerheid te waarborgen en bijdragen tot de eerbiediging van het vermoeden van onschuld.

16.

Behalve dat de EDPS aanbeveelt om de voorwaarden waaronder waarschuwingen mogen worden verzonden en de inhoud van de waarschuwingen verder te verduidelijken, houdt de EDPS zorgen over de bewaartermijnen. Ook de bepalingen met betrekking tot de juistheid en het bijwerken van waarschuwingen en die met betrekking tot de ontvangers kunnen verder verbeterd worden. Tot slot zou de verplichting om de gegevens vertrouwelijk te behandelen eveneens uitdrukkelijk in de richtlijn moeten worden vermeld.

Bewaartermijnen

17.

Een van de grootste blijvende zorgen van de EDPS ten aanzien van het waarschuwingsmechanisme heeft betrekking op de aard van het mechanisme zelf. De vraag is of de waarschuwingen waarin het voorstel voorziet:

slechts gedurende een beperkte periode in het IMI worden bewaard als waarschuwing voor een noodsituatie die onmiddellijke actie vereist, of

niet zullen leiden tot een gegevensbank waarin gegevens gedurende lange perioden worden opgeslagen en die daarmee in de praktijk een Europabrede zwarte lijst van beroepsbeoefenaren, waaronder artsen, zou vormen, waar de bevoegde autoriteiten routinematig gebruik van maken om te zien of deze beroepsbeoefenaren hun beroepsactiviteiten mogen uitoefenen.

18.

Zoals de EDPS heeft opgemerkt in zijn advies betreffende de administratieve samenwerking via het IMI (8), is „het gebruik van een waarschuwingsmechanisme als communicatiemiddel om de bevoegde autoriteiten op de hoogte te stellen van een bepaald vergrijp of een verdenking (…) iets heel anders dan het opslaan van een dergelijke waarschuwing in een gegevensbank gedurende een lange of zelfs onbepaalde periode”.

19.

De EDPS is bezorgd over het feit dat het voorgestelde artikel 56 bis, lid 5, het aan de Commissie overlaat om — door middel van gedelegeerde handelingen — vast te stellen hoe lang waarschuwingen in het IMI worden bewaard. De EDPS beveelt aan om deze belangrijke bepalingen, die de aard van het voorgestelde mechanisme zelf bepalen en derhalve essentiële elementen vormen, in de tekst van de voorgestelde richtlijn zelf op te nemen.

20.

Vanuit het oogpunt van gegevensbescherming zou het de voorkeur verdienen om alle waarschuwingen die in het systeem worden ingevoerd te verwijderen na een vooraf vastgestelde, redelijk korte periode gerekend vanaf de datum van verzending van de waarschuwing. Deze periode moet voldoende lang zijn (bijvoorbeeld zes maanden) om bevoegde autoriteiten die een waarschuwing ontvangen in staat te stellen via het IMI vervolgvragen te stellen en te besluiten of er op basis van de ontvangen informatie en op grond van hun bevoegdheid specifieke actie moet worden ondernomen. De periode mag echter niet langer zijn dan strikt noodzakelijk is voor dit doel.

21.

Als echter de noodzaak voor bewaring gedurende lange tijd duidelijk gerechtvaardigd is, beveelt de EDPS aan om in het voorstel ten minste duidelijk te vereisen dat de autoriteit die de waarschuwing afgeeft de waarschuwing onmiddellijk verwijdert wanneer het verbod dat de aanleiding voor de waarschuwing vormde niet langer van kracht is (bijvoorbeeld als gevolg van een beroepsprocedure of omdat het verbod voor een beperkte periode gold). Ook moet worden vermeden dat een waarschuwing onnodig gedurende een onbepaalde tijd van toepassing is, en misschien zelfs tot na de pensionering of het overlijden van de betrokken beroepsbeoefenaar.

Inhoud van de waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 1

22.

De EDPS verwelkomt de verduidelijkingen van de inhoud van de waarschuwingen die reeds in het ontwerp zijn opgenomen. Verdere verduidelijking blijft echter nodig om ervoor te zorgen dat er geen misverstand over kan bestaan dat de inhoud van de waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 1, wordt beperkt tot i) de persoonsgegevens die nodig zijn om de betrokken beroepsbeoefenaar te identificeren, ii) het feit dat het de beroepsbeoefenaar verboden is om zijn of haar beroepsactiviteiten uit te voeren, iii) de mededeling dat het verbod voorlopig (in afwachting van een beroepsprocedure) dan wel definitief is, iv) de periode waarvoor het verbod geldt, en v) de identiteit van de bevoegde autoriteit die het besluit heeft afgegeven (onder vermelding van het land waarin het besluit is afgegeven).

23.

Voorts beveelt de EDPS aan om in het voorstel uitdrukkelijk te vermelden dat de waarschuwingen verder geen specifieke informatie over de omstandigheden en redenen van het verbod mogen bevatten. In dit verband merkt de EDPS op dat wanneer deze aanvullende informatie nodig is, vervolgvragen kunnen worden gesteld via de gebruikelijke kanalen voor bilaterale informatie-uitwisseling. Het IMI kan ook worden gebruikt om aanvullende generieke informatie over nationale procedures te verstrekken aan degenen die de zaak behandelen en deze te helpen wijs te worden uit informatie die is gebaseerd op de nationale procedures van een ander land.

Voorwaarden voor het verzenden van waarschuwingen en de inhoud van deze waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2

24.

Met het oog op de rechtszekerheid is het van essentieel belang om de voorwaarden voor het verzenden van waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2, ondubbelzinnig op te helderen. In de huidige bewoording moet een lidstaat een waarschuwing verzenden „zodra deze daadwerkelijk kennis heeft gekregen van gedragingen, specifieke handelingen of omstandigheden die met dergelijke activiteiten verband houden en ernstige schade kunnen berokkenen aan de gezondheid of de veiligheid van mens of milieu in een andere lidstaat”. Deze bepaling is op zichzelf niet voldoende duidelijk en laat degenen die de zaak behandelen te veel ruimte om te besluiten of ze een waarschuwing zullen verzenden of niet.

25.

Belangrijk is dat uit de bewoording „daadwerkelijk kennis” niet duidelijk blijkt of een redelijk vermoeden van enige vorm van wangedrag of een andere gebeurtenis alles is dat vereist is, of dat de feiten grondig moeten worden onderzocht en vastgesteld, in enige administratieve procedure, voordat een waarschuwing mag worden verzonden.

26.

In de herziene versie van het voorstel is sprake van een verwijzing naar de beslissing van de bevoegde autoriteit tot het opleggen van een beroepsverbod aan de beroepsbeoefenaar. Dit is een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van de vorige versies en lijkt er — in onze lezing — op te duiden dat waarschuwingen alleen mogen worden verzonden als aan de betrokken beroepsbeoefenaar reeds een verbod is opgelegd op grond van een beslissing van de betrokken bevoegde autoriteit.

27.

De tekst zou echter moeten worden aangescherpt door duidelijk te stellen dat de waarschuwing moet zijn gebaseerd op een voorafgaande beslissing van een rechtbank of een bevoegde autoriteit tot het opleggen van een beroepsverbod aan de beroepsbeoefenaar. Dit moet voor rechtszekerheid zorgen en verkeerde interpretaties voorkomen.

28.

Tevens zou moeten worden verduidelijkt, zoals dat ook geldt ten aanzien van waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 1, dat de inhoud van de waarschuwingen wordt beperkt tot i) de persoonsgegevens die nodig zijn om de betrokken beroepsbeoefenaar te identificeren, ii) het feit dat het de beroepsbeoefenaar verboden is om zijn of haar beroepsactiviteiten uit te voeren, iii) de mededeling dat het verbod voorlopig (in afwachting van een beroepsprocedure) dan wel definitief is, iv) de periode waarvoor het verbod geldt, en v) de identiteit van de bevoegde autoriteit die het besluit heeft afgegeven (onder vermelding van het land waarin het besluit is afgegeven).

Ontvangers van waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2

29.

Artikel 56 bis, lid 2, bepaalt dat waarschuwingen moet worden verzonden aan „de andere betrokken lidstaten en de Commissie”. De EDPS beveelt aan om de tekst zodanig te wijzigen dat deze komt te luiden dat waarschuwingen moeten worden verzonden aan „de bevoegde autoriteiten in de andere betrokken lidstaten en de Commissie”. Deze formulering, met de woorden „bevoegde autoriteiten”, wordt reeds gebruikt in artikel 56 bis, lid 1, met betrekking tot waarschuwingen krachtens dit lid (9).

Juistheid en bijwerking

30.

De EDPS beveelt verder aan om in het voorstel duidelijk te vereisen dat de uploadende autoriteit periodiek evalueert of de waarschuwingen zijn bijgewerkt en waarschuwingen prompt corrigeert of intrekt wanneer de informatie die ze bevatten niet langer juist is of moet worden bijgewerkt. Ook zou het nuttig zijn om ervoor te zorgen dat het feit dat een beroepsbeoefenaar krachtens artikel 56 bis, lid 4, beroep heeft aangetekend tegen een waarschuwing of om rectificatie, afscherming of verwijdering van de waarschuwing heeft verzocht, wordt geregistreerd in de waarschuwingsinformatie (bijvoorbeeld door het verzenden van een actualisering van de waarschuwing) (10).

Vertrouwelijkheid, verdere verspreiding en bekendmaking van waarschuwingen

31.

De EDPS is zich ervan bewust dat in de lidstaten verschillende wetten en praktijken van toepassing zijn met betrekking tot de vraag in hoeverre informatie over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties tegen beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg of andere beroepen wordt gedeeld tussen bevoegde autoriteiten, andere betrokken organisaties (zoals ziekenhuizen) en het bredere publiek. In een klein aantal landen zijn op internet zwarte lijsten voor bepaalde beroepen gepubliceerd, die iedereen kan raadplegen. Andere lidstaten hebben voor een andere benadering gekozen waarbij burgers alleen witte lijsten kunnen raadplegen, d.w.z. lijsten van beroepsbeoefenaren die bevoegd zijn hun beroepsactiviteiten uit te oefenen.

32.

De EDPS beveelt aan om, zolang er verschillende praktijken en nationale wetten naast elkaar blijven bestaan, in de richtlijn een verplichting voor alle betrokken bevoegde autoriteiten op te nemen om de waarschuwingsinformatie die ze van een andere lidstaat ontvangen vertrouwelijk te houden, tenzij de gegevens openbaar zijn gemaakt overeenkomstig het recht van de verzendende lidstaat.

2.3.   Europese beroepskaart

33.

De EDPS verwelkomt het feit dat de Commissie, naar aanleiding van zijn informele opmerkingen, de duidelijkheid, rechtszekerheid en waarborgen voor gegevensbescherming die worden geboden door artikel 4 bis van het voorstel, aanmerkelijk heeft verbeterd.

34.

De resterende zorgen van de EDPS hebben betrekking op artikel 4 sexies, lid 1, van het voorstel, waarin wordt bepaald dat „de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong en van de ontvangende lidstaat (…) het overeenkomstige IMI-bestand tijdig bij[werken] met informatie over vastgestelde tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties of over andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van werkzaamheden van de houder van de Europese beroepskaart in het kader van deze richtlijn”.

35.

Artikel 4 sexies, lid 1, vormt een aanvulling op de bestaande bepalingen van artikel 56, lid 2, dat bilaterale uitwisselingen onder dezelfde voorwaarden reeds toestaat. In het bijzonder vereist artikel 56, lid 2, dat „de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat en van de lidstaat van oorsprong (…) informatie uit[wisselen] over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die genomen zijn, en over alle andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van werkzaamheden in het kader van deze richtlijn”.

36.

De EDPS heeft drie resterende zorgen met betrekking tot deze bepalingen:

Voorwaarden voor het bijwerken van het IMI-dossier krachtens artikel 4 sexies, lid 1, en de inhoud van deze updates

37.

In de eerste plaats laten beide bepalingen te veel ruimte aan degenen die de zaak behandelen om te beslissen of het IMI-dossier moet worden bijgewerkt of niet. Om de redenen die zijn beschreven in de opmerkingen over het gebrek aan duidelijkheid van de voorwaarden waaronder waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2, mogen worden verzonden, zou het wenselijk zijn om ook hier verdere verduidelijking te geven. De EDPS zou ingenomen zijn met ten minste een vereiste dat deze updates moeten worden uitgevoerd „onverminderd het vermoeden van onschuld” (11). Een meer bevredigende oplossing zou zijn dat in de richtlijn wordt vereist (met betrekking tot de hierboven besproken waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2) dat updates moeten zijn gebaseerd op een voorafgaande beslissing van een rechtbank of een bevoegde autoriteit tot het opleggen van een beroepsverbod aan de beroepsbeoefenaar. Dit zou voor rechtszekerheid moeten zorgen en verkeerde interpretaties moeten voorkomen.

38.

Tevens zou moeten worden verduidelijkt, zoals dat ook geldt ten aanzien van waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, dat de inhoud van de updates wordt beperkt tot i) het feit dat het de beroepsbeoefenaar verboden is om zijn of haar beroepsactiviteiten uit te voeren, ii) de mededeling dat het verbod voorlopig (in afwachting van een beroepsprocedure) dan wel definitief is, iii) de periode waarvoor het verbod geldt, en iv) de identiteit van de bevoegde autoriteit die het besluit heeft afgegeven (onder vermelding van het land waarin het besluit is afgegeven). Voorkomen moet worden dat verdere details worden verstrekt, zoals of het verbod het gevolg is van een strafrechtelijke veroordeling of een tuchtrechtelijke maatregel en welke strafbare feiten zijn gepleegd. Wanneer een betrokken autoriteit dergelijke informatie in een specifieke zaak nodig heeft, kan deze autoriteit de aanvullende informatie altijd opvragen in een bilaterale uitwisseling (via het IMI, maar buiten het IMI-dossier om).

Bewaartermijnen

39.

In de tweede plaats merkt de EDPS op dat, anders dan de informatie die bilateraal wordt uitgewisseld krachtens de bestaande bepaling van artikel 56, lid 2, die op dit moment niet langer wordt bewaard dan tot zes maanden na sluiting van de zaak, het IMI-dossier volgens het voorstel in potentie gedurende een veel langere periode in het IMI mag worden bewaard. Daarom zouden ook toereikende bepalingen moeten worden opgenomen om ervoor te zorgen dat verwijzingen naar tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die zijn genomen of andere specifieke ernstige feiten tijdig uit het IMI-dossier worden verwijderd wanneer die informatie niet langer nodig is.

40.

De voorgestelde bepaling inzake de verwijdering van de informatie wanneer deze „niet langer nodig is”, is nuttig, maar schiet — in onze visie — tekort om voor consistentie en rechtszekerheid te zorgen. De EDPS adviseert daarom om in het voorstel een voldoende korte bewaartermijn voor de uitgewisselde informatie vast te leggen. Om de hierboven genoemde redenen met betrekking tot de bewaartermijnen voor waarschuwingen, zou het de voorkeur verdienen om deze informatie niet langer in het IMI te bewaren dan voor de ontvangende autoriteit nodig is om passende maatregelen te nemen (bijvoorbeeld een periode van zes maanden om onderzoek te verrichten of handhavingsmaatregelen te treffen).

41.

Als wetgevers echter voor „langetermijnopslag” van het verbod in het IMI-dossier kiezen, beveelt de EDPS aan om in het voorstel ten minste duidelijk te vereisen dat de autoriteit die de waarschuwing afgeeft de waarschuwing onmiddellijk verwijdert wanneer het verbod dat de aanleiding voor de waarschuwing vormde niet langer van kracht is (bijvoorbeeld als gevolg van een beroepsprocedure of omdat het verbod voor een beperkte periode gold).

2.4.   Op de lange termijn

42.

De EDPS beveelt aan dat de Commissie op de lange termijn, als en wanneer op uitgebreide schaal van beroepskaarten en het IMI gebruik zal worden gemaakt (dit kan gelden voor sommige of alle gereguleerde beroepen waarvoor waarschuwingen kunnen worden afgegeven), evalueert of de waarschuwingsmechanismen van artikel 56 bis nog nodig zijn en of ze niet kunnen worden vervangen door een meer beperkt, en daarmee vanuit het oogpunt van gegevensbescherming minder ingrijpend mechanisme. Tegen die tijd kan bijvoorbeeld worden overwogen of, in plaats van waarschuwingen gericht aan alle lidstaten, het delen van informatie kan worden beperkt tot de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van oorsprong en de ontvangende lidstaat, die toegang hebben tot de Europese beroepskaart en het IMI-dossier van de betrokken beroepsbeoefenaar.

2.5.   Raadpleging van de EDPS en nationale gegevensbeschermingsautoriteiten over gedelegeerde handelingen

43.

Tot slot beveelt de EDPS aan dat de EDPS en de Groep gegevensbescherming artikel 29, waarin ook de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn vertegenwoordigd, voorafgaand aan de aanneming van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 56 bis, lid 5, en andere gedelegeerde handelingen krachtens artikel 58 die van invloed kunnen zijn op de gegevensbescherming, worden geraadpleegd. Deze raadpleging zou moeten worden voorafgegaan door een beoordeling van de gevolgen voor de gegevensbescherming (12).

3.   CONCLUSIES

44.

De EDPS neemt kennis van de instelling van een beperkt waarschuwingsmechanisme op Europees niveau voor de uitwisseling van informatie over beroepsbeoefenaren die verbod hebben gekregen tot het uitoefenen van hun beroepsactiviteiten in een lidstaat wanneer dit gerechtvaardigd is vanwege belangrijke publieke belangen.

45.

De EDPS is echter van mening dat de waarschuwingsmechanismen evenredig moeten blijven.

46.

De EDPS beveelt in het bijzonder aan:

om in het voorstel ondubbelzinnig te specificeren in welke concrete gevallen waarschuwingen kunnen worden afgegeven, duidelijker te omschrijven welke soorten persoonsgegevens de waarschuwingen mogen omvatten en de verwerking van persoonsgegevens tot het noodzakelijke minimum te beperken, rekening houdend met de evenredigheid en een juist evenwicht tussen rechten en belangen;

om in dit verband in het voorstel ondubbelzinnig te vermelden dat waarschuwingen alleen mogen worden afgegeven nadat een bevoegde autoriteit of een rechtbank in een lidstaat een persoon heeft verboden zijn of haar beroepsactiviteiten op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat uit te oefenen;

om te vermelden dat de inhoud van de waarschuwing geen verdere details over de omstandigheden en de redenen van het verbod mogen bevatten;

om de periode waarin waarschuwingen worden bewaard te verduidelijken en te beperken tot het strikt noodzakelijke minimum; en

om ervoor te zorgen dat waarschuwingen alleen aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden gezonden en dat deze autoriteiten de ontvangen waarschuwingsinformatie vertrouwelijk houden en niet verder verspreiden of bekendmaken, tenzij de gegevens openbaar zijn gemaakt overeenkomstig het recht van de verzendende lidstaat.

47.

Met betrekking tot de Europese beroepskaart en het daaraan gerelateerde „IMI-dossier” beveelt de EDPS aan om de voorwaarden waaronder informatie over tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties of over andere specifieke ernstige feiten mogen worden opgenomen in het dossier, alsmede de inhoud van de op te nemen informatie, verder te verduidelijken en een duidelijke beperking te stellen aan de bewaartermijnen.

48.

Voorts beveelt de EDPS aan dat de Commissie op de lange termijn, als en wanneer op uitgebreide schaal van beroepskaarten en het IMI gebruik zal worden gemaakt, evalueert of de waarschuwingsmechanismen van artikel 56 bis nog nodig zijn en of ze niet kunnen worden vervangen door een meer beperkt, en daarmee vanuit het oogpunt van gegevensbescherming minder ingrijpend mechanisme.

49.

Tot slot beveelt de EDPS aan dat de EDPS en de Groep gegevensbescherming artikel 29, waarin ook de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn vertegenwoordigd, voorafgaand aan de aanneming van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 56 bis, lid 5, en andere gedelegeerde handelingen krachtens artikel 58 die van invloed kunnen zijn op de gegevensbescherming, worden geraadpleegd. Deze raadpleging zou moeten worden voorafgegaan door een beoordeling van de gevolgen voor de gegevensbescherming.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2012.

Giovanni BUTTARELLI

Europese adjunct-toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  COM(2011) 883 def.

(4)  De verordening betreffende het IMI is nog niet aangenomen. In november 2011 heeft de EDPS een advies over het voorstel van de Commissie uitgebracht. Zie http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/Consultation/Opinions/2011/11-11-22_IMI_Opinion_NL.pdf

(5)  Tenzij anders wordt vermeld, zijn de verwijzingen naar artikelen in dit voorstel verwijzingen naar bepalingen van de richtlijn beroepskwalificaties als voorgesteld door de Commissie.

(6)  Artikel 56 bis, lid 2, zou verder moeten worden verduidelijkt om ervoor te zorgen dat dit ondubbelzinnig het geval is voor niet alleen waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 1, dat van toepassing is op beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, maar ook voor waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 2, dat van toepassing is op andere beroepsbeoefenaren. Zie de paragrafen 24 t/m 27 van dit advies.

(7)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(8)  Paragrafen 57 t/m 59.

(9)  Overigens verwelkomt de EDPS het feit dat, anders dan bij de waarschuwingen krachtens artikel 56 bis, lid 1, wordt gesproken van de „betrokken lidstaten” en niet van „alle lidstaten”.

(10)  We merken op dat beperking van de inhoud van de waarschuwing tot het minimaal noodzakelijke en tot de meest feitelijke en objectieve informatie — bijvoorbeeld of een bepaald type beslissing (zoals een tijdelijk beroepsverbod) is genomen door een bevoegde autoriteit of een rechtbank — ook zou helpen om het aantal verzoeken om rectificatie, afscherming of verwijdering van een waarschuwing te verminderen, aangezien het moeilijker zou worden om de juistheid van deze gegevens te betwisten.

(11)  Vergelijkbare verwijzingen naar het vermoeden van onschuld zijn reeds opgenomen in artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(12)  Zie ook het advies van de EDPS over het voorstel voor een verordening betreffende de administratieve samenwerking via het IMI, paragrafen 29 t/m 32.


III Voorbereidende handelingen

EUROPESE CENTRALE BANK

Europese Centrale Bank

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/7


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 maart 2012

inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (het programma „Pericles 2020”)

(CON/2012/17)

2012/C 137/02

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 26 januari 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) een verzoek van de Raad van de Europese Unie om een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (het programma „Pericles 2020”) (1) (hierna de „ontwerpverordening”). Op 6 februari 2012 ontving de ECB een tweede verzoek van het Europees Parlement om een advies inzake dezelfde ontwerpverordening.

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 133 en artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

Het Pericles-programma is een programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij en daarmee verband houdende fraude. De ontwerpverordening zal de rechtsgrondslag van het Pericles-programma, dat eind 2013 (2) afloopt, vervangen en het aldus tot eind 2020 verlengen. De ECB herhaalt dat zij het Pericles-programma een nuttige bijdrage acht aan de reeds door de ECB, Europol en nationale overheden in hun strijd tegen valsemunterij met de euro ondernomen activiteiten (3). De ECB is ervan overtuigd dat het Pericles-programma zal blijven bijdragen aan de instandhouding van de integriteit van eurobankbiljetten, waaronder de tweede serie eurobankbiljetten.

1.2.

De ECB benadrukt haar actieve betrokkenheid bij de strijd tegen de valsemunterij met eurobankbiljetten. Met name ontwikkelt de ECB ontwerpen van bankbiljetten en geavanceerde technische kenmerken van eurobankbiljetten, waardoor het publiek en deskundigen echte bankbiljetten van vervalsingen kunnen onderscheiden. Om valsemunters voor te blijven, is het algemeen gebruik de kenmerken van bankbiljetten na een aantal jaren in omloop te verbeteren. Het Eurosysteem treft deze voorzorgsmaatregel ook en zal binnenkort de productie van een tweede serie eurobankbiljetten initiëren. Daarnaast analyseert de ECB nieuwe types vervalsingen in haar Analysecentrum voor Nagemaakte Bankbiljetten (ANB) en gebruikt de vergaarde kennis om handhavingsautoriteiten beter te adviseren. Daarnaast coördineert het ANB de verspreiding van alle bekende technische en statistische gegevens inzake nagemaakte eurobankbiljetten aan alle betrokken partijen.

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.

Het tweede lid van artikel 4 van de ontwerpverordening zet een methode uiteen voor de beoordeling van het verwezenlijken van de specifieke doelstelling van het programma Pericles 2020. Dienaangaande hangen resultaten niet slechts af van effectief optreden uit hoofde van het programma Pericles 2020, maar tevens van een aantal externe factoren, waaronder het aantal vervalsingen in omloop, de beschikbaarheid van voldoende mankracht, financiële en technische middelen voor handhavings- en juridische autoriteiten, en van de tenuitvoerlegging van andere voor deze autoriteiten georganiseerde opleidingsprogramma’s. Dienovereenkomstig dient het programma te worden beoordeeld op grond van alle aspecten die valsemunterij en fraude met de euro beïnvloeden. Bijgevolg beveelt de ECB aan dat de ECB en Europol volledig worden betrokken bij de beoordeling van het programma Pericles 2020, zoals bepaald in artikel 12, lid 3 en 4 van de ontwerpverordening.

2.2.

Uit hoofde van het Pericles 2020 programma kunnen door deelnemende lidstaten ingediende voorstellen deelnemers uit derde landen betreffen, indien hun aanwezigheid relevant is voor de bescherming van de euro. Enerzijds zij voor afschrikking van valsemunterij met de euro en van fraude het nut erkend van betrokkenheid van derde landen bij het Pericles 2020 programma, anderzijds dient de betrokkenheid van derde landen aangewezen en evenredig te zijn.

2.3.

De ECB merkt op dat artikel 8, lid 2 onder a) en c) en artikel 10, lid 3 van de ontwerpverordening verwijzen naar het gebruik van opsporingsapparatuur en het voorzien van subsidies voor het aankopen van uitrusting. De ECB steunt het voorstel voor het terbeschikking stellen van subsidies voor de aankoop van algemene laboratoriumuitrusting, zoals microscopen, infrarood leesapparatuur, krompassers, zwartingsmeters, micrometers, leesapparatuur voor conductiviteit en magnetisme, welke appparatuur het onderzoeksproces ondersteunt en niet specifiek is ontworpen of op de markt gebracht als opsporingsapparatuur voor valsemunterij. De ECB is van mening dat slechts de op haar website vermelde opsporingsmachines en –apparatuur voor vals geld als betrouwbaar kunnen worden beschouwd, zulks gezien de bevredigende testresultaten met een reeks actuele vervalsingen en echte bankbiljetten met verschillende slijtagekenmerken. Dergelijke machines en apparatuur zijn evenwel bedoeld voor de professionele geldverwerkers en gaan in het algemeen veel verder dan nodig voor de gespecialiseerde anti-valsemunterij autoriteiten die in artikel 8, lid 2, onder c) van de ontwerpverordening als doelgroep wordt genoemd (4). Om die reden is de ECB van mening dat het niet aangewezen is de financiering te overwegen van de aankoop van valsgelddetectoren met middelen van het programma Pericles 2020 noch dat gespecialiseerde anti-valsemunterij instellingen valsgelddetectoren gebruiken.

2.4.

Het zou goed zijn indien de Commissie, de ECB en Europol samen uit hoofde van het programma Pericles 2020 te financieren initiatieven te onderzoeken (5), waardoor duplicatie en overlapping wordt voorkomen tussen het programma Pericles 2020 en andere relevante programma’s en activiteiten en tevens de ontwikkeling wordt verzekerd van een gemeenschappelijke strategie tegen valsemunterij met de euro en fraude. Derhalve dienen overweging 7 en artikel 11 van de ontwerpverordening te worden gewijzigd met het oog op: a) de tijdige raadpleging van de belangrijkste betrokken partijen door de Commissie inzake het jaarlijkse werkprogramma; en b) het verkrijgen van instemming van de ECB en Europol inzake het jaarlijkse werkprogramma met het oog op de vaststelling ervan (6). Dienaangaande dienen de ECB en Europol voldoende tijd te krijgen voor het bestuderen van het jaarlijkse werkprogramma en kenbaarmaken van hun standpunten voor de discussie binnen het aangewezen raadgevende comité.

2.5.

De ECB verwelkomt artikel 12, lid 1 van de ontwerpverordening dat de Commissie bij de uitvoering van het Pericles 2020 programma noopt tot samenwerking met de lidstaten middels raadpleging in de verschillende uitvoeringsfasen, rekening houdend met relevante door andere bevoegde entiteiten getroffen maatregelen, met name ECB en Europol. Enerzijds verzekert artikel 12, lid 1 van de ontwerpverordening een voldoende mate van samenwerking op het niveau van de Unie, alsook consistentie tussen het Pericles 2020 programma en andere relevante programma’s en activiteiten, anderzijds beveelt de ECB de Commissie aan voldoende tijd te gunnen om de documentatie inzake het jaarlijkse werkprogramma te bestuderen, voorafgaande aan de raadpleging ter zake van de ECB en Europol binnen het aangewezen raadgevende comité.

2.6.

De ECB beveelt aan ontwerpartikel 12, lid 3 en 4 te wijzigen opdat de ECB en Europol betrokken kunnen worden bij de beoordeling van de effectiviteit en de efficiëntie van het Pericles 2020 programma en de mogelijke verlenging, wijziging of opschorting ervan.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 maart 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2011) 913 definitief.

(2)  Oorspronkelijk werd het Pericles-programma vastgesteld bij Besluit 2001/923/EG van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB L 339 van 21.12.2001, blz. 50). Besluit 2001/923/EG van de Raad werd uitgebreid tot lidstaten die niet behoren tot het eurogebied bij Besluit 2001/924/EG van de Raad van 17 december 2001 houdende uitbreiding van de werking van het besluit tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding, voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen (PB L 339 van 21.12.2001, blz. 55). Opeenvolgende wijzigingen van Besluit 2001/923/EG van de Raad breidden de werkingssfeer van het Pericles-programma uit en verlengden de duur ervan tot en met 31 december 2013.

(3)  Zie paragraaf 1 van ECB-Advies CON/2006/35 van 5 juli 2006 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake twee voorstellen voor besluiten van de Raad met betrekking tot het actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB C 163 van 14.7.2006, blz. 7). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op de ECB-website op http://www.ecb.europa.eu

(4)  Daarenboven, uit de effectenbeoordeling (SEC(2011) 1615 definitief) volgt duidelijk dat de financieringsmogelijkheden voor de aankoop van uitrusting verwijst naar bevoegde nationale (uit derde landen afkomstige) anti-valsemunterij instellingen die de euro tegen valsemunterij beschermen met de bijzondere nadruk op gespecialiseerde instellingen die optreden in gevoelige derde landen met andere prioriteiten dan het bestrijden van valsemunterij met de euro.

(5)  Zie paragraaf 8 van ECB-Advies CON/2005/22 van 21 juni 2005 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake twee ontwerpbesluiten van de Raad inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding, voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB C 161 van 1.7.2005, blz. 11), en paragraaf 2.2 van ECB-Advies CON/2006/35 van 5 juli 2006 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake twee ontwerpbesluiten van de Raad inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding, voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”) (PB C 163 van 14.7.2006, blz. 7).

(6)  Zie paragraaf 8 van Advies CON/2005/22.


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Overweging 7 van de ontwerpverordening

„(7)

Er dient voor te worden gezorgd dat dit actieprogramma van de Unie in overeenstemming is met andere programma's en activiteiten en deze aanvult. Voor de uitvoering van dit programma dient de Commissie, in het kader van het passende, bij Verordening (EG) nr. 1338/2001 ingestelde raadgevend comité, het nodige overleg te plegen met de belangrijkste betrokken actoren (met name de door de lidstaten aangewezen bevoegde nationale autoriteiten, de ECB, en Europol) ter evaluatie van de behoeften op het gebied van de bescherming van de euro, in het bijzonder met betrekking tot uitwisselingen, bijstand en opleiding.”

„(7)

Er dient voor te worden gezorgd dat dit actieprogramma van de Unie in overeenstemming is met andere programma's en activiteiten en deze aanvult. Voor de uitvoering van dit programma dient de Commissie tijdig voorafgaande aan de goedkeuring van het jaarlijkse werkprogramma, in het kader van het passende bij Verordening (EG) nr. 1338/2001 ingestelde raadgevend comité, het nodige overleg te plegen met de belangrijkste betrokken actoren. Met name dient de Commissie de door de lidstaten aangewezen bevoegde nationale autoriteiten te raadplegen, en om instemming van de ECB, en Europol) ter zake van het jaarlijkse werkprogramma te verzoeken ter evaluatie van de behoeften op het gebied van de bescherming van de euro, in het bijzonder met betrekking tot uitwisselingen, bijstand en opleiding.”

Uitleg

De Commissie, de ECB en Europol hebben er baat bij indien zij gezamenlijk in de context van het jaarlijkse werkprogramma uit hoofde van het Pericles 2020 programma te financieren initiatieven onderzoeken. Dat gezamenlijke onderzoek zou kunnen helpen vermijden dat duplicatie en overlapping ontstaan tussen het Pericles 2020 programma en overige relevante door de ECB, Europol en bevoegde nationale autoriteiten ondersteunde programma’s en activiteiten. Daarenboven zou deze benadering de ontwikkeling verzekeren van een gezamenlijke strategie tegen valsemunterij met de euro en fraude. Derhalve stelt de ECB wijziging van overweging 7 van de ontwerpverordening voor met het oog op: a) De tijdige raadpleging van de belangrijkste betrokken partijen door de Commissie inzake het jaarlijkse werkprogramma; en b) het verkrijgen van instemming van de ECB en Europol inzake het jaarlijkse werkprogramma met het oog op de vaststelling ervan.

Wijziging 2

Artikel 11 van de de ontwerpverordening

„Artikel 11

Jaarlijks werkprogramma

Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie jaarlijkse werkprogramma's vast. Daarin worden de doelstellingen, de verwachte resultaten, de wijze van uitvoering en het totaalbedrag van het werkprogramma opgenomen. Zij bevatten ook een omschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. […]”

„Artikel 11

Jaarlijks werkprogramma

De Commissie stelt jaarlijkse werkprogramma’s vast, zulks na tijdige raadpleging van de belangrijkste betrokken partijen inzake ontwerpen van het jaarlijkse werkprogramma’s en nadat instemming is verkregen van de ECB en Europol. De jaarlijkse werkprogramma’s bevatten de doelstellingen, de verwachte resultaten, de wijze van uitvoering en het totaalbedrag van het werkprogramma opgenomen. Zij bevatten ook een omschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. […]”

Uitleg

De Commissie, de ECB en Europol zullen er baat bij hebben indien zij gezamenlijk uit hoofde van het Pericles 2020 programma te financieren initiatieven onderzoeken. Dat gezamenlijke onderzoek zou kunnen helpen vermijden dat duplicatie en overlapping ontstaan tussen het Pericles 2020 programma en overige relevante door de ECB, Europol en bevoegde nationale autoriteiten ondersteunde programma’s en activiteiten. Daarenboven zou deze benadering de ontwikkeling verzekeren van een gezamenlijke strategie tegen valsemunterij met de euro en fraude. Derhalve stelt de ECB wijziging van artikel 11 van de ontwerpverordening voor met het oog op: a) De tijdige raadpleging van de belangrijkste betrokken partijen door de Commissie inzake het jaarlijkse werkprogramma; en b) het verkrijgen van instemming van de ECB en Europol inzake het jaarlijkse werkprogramma met het oog op de vaststelling ervan.

Wijziging 3

Artikel 12, lid 3 van de ontwerpverordening

„(3)   De Commissie zal een evaluatie van het programma uitvoeren. Uiterlijk op 31 december 2017, […].”

„(3)   De Commissie zal een evaluatie van het programma uitvoeren. De Commissie doet een ontwerp van een evaluatierapport toekomen aan de bevoegde door de lidstaten aangewezen nationale autoriteiten en verzoekt inzake de inhoud van het evaluatierapport instemming van de ECB en Europol binnen het kader van in Verordening (EG) nr. 1338/2001 voorziene raadgevende comité. Uiterlijk op 31 december 2017, […].”

Uitleg

De efficiëntie van het Pericles 2020 programma dient prioritair te zijn zodat de algemene en specifieke doelstellingen ervan kunnen worden verwezenlijkt. De ECB is van oordeel dat goede coördinatie van het programma Pericles 2020 met bestaande EU en nationale programma’s essentieel is, alsook met projecten van Europol en de ECB. Dienaangaande is de ECB van mening dat binnen het kader van in Verordening (EG) nr. 1338/2001 voorziene raadgevende comité met alle relevante parijen beraadslaagd dient te worden over het evaluatierapport, en dat daar tevens overeenstemming over dient te worden bereikt. Te dien einde doet de ECB het voorgaande tekstvoorstel dat tevens de rol van de ECB en Europol versterkt in de beoordeling van de effectiviteit en de efficiëntie van het Pericles 2020 programma en de mogelijke verlenging, wijziging of opschorting ervan.

Wijziging 4

Artikel 12, lid 4 van de ontwerpverordening

„(4)   Bovendien legt de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.”

„(4)   Bovendien doet de Commissie doet een ontwerprapport inzake de verwezenlijking van de programmadoelstellingen toekomen aan de bevoegde door de lidstaten aangewezen nationale autoriteiten en verzoekt inzake het evaluatierapport instemming van de ECB en Europol binnen het kader van het in Verordening (EG) nr. 1338/2001 voorziene raadgevende comité.Uiterlijk op 31 december 2021 legt de Commisie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.”

Uitleg

De succesvolle toepassing van de evaluatiemethode met betrekking tot het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van het Pericles 2020 programma vereist een brede waaier aan deskundigheid, kennis en informatie. Die conclusie volgt uit artikel 4 dat een brede reeks resultaten opsomt op grond waarvan de verwezenlijking van deze doelstellingen zal worden beoordeeld. Dienaangaande hangen resultaten niet slechts af van effectief optreden uit hoofde van het Pericles 2020 programma, maar tevens van een aantal externe factoren, waaronder het aantal vervalsingen in omloop, de beschikbaarheid van voldoende mankracht, financiële en technische middelen voor handhavings- en juridische autoriteiten, en van de tenuitvoerlegging van andere voor deze autoriteiten georganiseerde opleidingsprogramma’s. Dienovereenkomstig dient het Pericles 2020 programma te worden beoordeeld op grond van alle aspecten die valsemunterij en fraude met de euro beïnvloeden. Derhalve dienen de ECB, Europol en de bevoegde nationale autoriteiten, die allen aanzienlijke relevante ervaring en informatie hebben vergaard, volledig te worden betrokken bij de beoordeling van de verwezenlijking van de doelstellingen van het Pericles 2020 programma. Bovendien dient inzake het finale evaluatierapport instemming van de ECB en Europol te worden verkregen.


(1)  De vet gedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt om een nieuwe tekst toe te voegen. Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/12


Kennisgeving ter attentie van Abdelkarim Hussein Mohamed AL NASSER, Ibrahim Salih Mohammed AL YACOUB, Hasan IZZ AL DIN (alias Ahmed GARBAYA; alias SA-ID; alias Samir SALWWAN), Khalid Shaikh MOHAMMED (alias Salem ALI; alias Fahd Bin Adballah BIN KHALID; alias Ashraf Refaat Nabith HENIN; alias Khalid Adbul WADOOD), Gama'a Al-Islamiyya (alias Al-Gama'a al-Islamiyya) (Islamitische groep — IG), Holy Land Foundation for Relief and Development, Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger), Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina), Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina — Algemeen Commando), Revolutionary Armed Forces of Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia), Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad) vermeld in Uitvoeringsverordening van de Raad (EU) nr. 1375/2011 (1)

2012/C 137/03

In Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 is bepaald dat alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die in het bezit zijn van de betrokken personen, groepen en entiteiten worden bevroren, en dat aan deze personen, groepen of entiteiten noch direct noch indirect tegoeden, andere financiële activa of economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

De Raad heeft nieuwe informatie ontvangen die relevant is voor de plaatsing op de lijst van de bovengenoemde personen en groepen. Op grond van die nieuwe informatie heeft de Raad zijn motiveringen dienovereenkomstig gewijzigd.

De betrokken personen en groepen kunnen de Raad verzoeken zijn geactualiseerde motivering voor hun handhaving op bovengenoemde lijsten aan hen mede te delen. Dergelijke verzoeken dienen als volgt te worden geadresseerd:

Raad van de Europese Unie

(t.a.v.: CP 931 designations)

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

Deze verzoeken dienen binnen drie weken na de publicatie van deze kennisgeving te worden ingediend.

De betrokken personen en groepen kunnen te allen tijde, onder overlegging van eventuele bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen; deze verzoeken dienen aan bovengenoemd adres te worden gericht. Dergelijke verzoeken zullen worden behandeld wanneer zij worden ontvangen. In dat verband worden de betrokken personen en groepen geattendeerd op de regelmatige evaluatie van de lijst door de Raad overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB. Om bij de volgende evaluatie te kunnen worden behandeld, dienen verzoeken binnen drie weken na deze kennisgeving van de motivering te worden ingediend.

De betrokken personen en groepen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de in de bijlage bij de verordening opgenomen bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten) kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor essentiële behoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 5, lid 2, van de verordening). Een bijgewerkte lijst van de bevoegde instanties staat op de volgende website:

http://ec.europa.eu/comm/external_relations/cfsp/sanctions/measures.htm


(1)  PB L 343 van 23.12.2011, blz. 10.


Europese Commissie

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/14


Wisselkoersen van de euro (1)

11 mei 2012

2012/C 137/04

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2944

JPY

Japanse yen

103,48

DKK

Deense kroon

7,4334

GBP

Pond sterling

0,80330

SEK

Zweedse kroon

8,9840

CHF

Zwitserse frank

1,2012

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,5815

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,253

HUF

Hongaarse forint

289,90

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6978

PLN

Poolse zloty

4,2434

RON

Roemeense leu

4,4378

TRY

Turkse lira

2,3135

AUD

Australische dollar

1,2877

CAD

Canadese dollar

1,2997

HKD

Hongkongse dollar

10,0506

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6476

SGD

Singaporese dollar

1,6194

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 485,25

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,4786

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1681

HRK

Kroatische kuna

7,5027

IDR

Indonesische roepia

11 893,41

MYR

Maleisische ringgit

3,9750

PHP

Filipijnse peso

55,043

RUB

Russische roebel

39,0134

THB

Thaise baht

40,346

BRL

Braziliaanse real

2,5305

MXN

Mexicaanse peso

17,5015

INR

Indiase roepie

69,4250


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/15


Speciaal verslag nr. 5/2012 „Het Gemeenschappelijk RELEX-informatiesysteem (CRIS)”

2012/C 137/05

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat haar Speciaal verslag nr. 5/2012 „Het Gemeenschappelijk RELEX-informatiesysteem (CRIS)” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Eenheid „Controle: productie van verslagen”

12, rue Alcide de Gasperi

1615 Luxembourg

LUXEMBOURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: eca-info@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU-Bookshop.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/16


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2012/C 137/06

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

23.3.2012

Duur

23.3.2012-31.12.2012

Lidstaat

Portugal

Bestand of groep van bestanden

MAC/8C3411

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/17


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2012/C 137/07

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1) is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

18.1.2012

Duur

18.1.2012-31.12.2012

Lidstaat

Frankrijk

Bestand of groep van bestanden

ANF/8C3411

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Gebied

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/18


Door de lidstaten meegedeelde informatie betreffende sluiting van de visserij

2012/C 137/08

Krachtens artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), is besloten de visserij te sluiten overeenkomstig de bepalingen in de onderstaande tabel:

Dag en uur van sluiting

9.3.2012

Duur

9.3.2012-31.12.2012

Lidstaat

Zweden

Bestand of groep van bestanden

PRA/04-N.

Soort

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

Gebied

Noorse wateren bezuiden 62° NB

Vissersvaartuigtype(s)

Referentienummer


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

12.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 137/19


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — LUXEMBURG

Steunmaatregel SA.34440 (12/C) — Verkoop van Dexia BIL

Uitnodiging om, overeenkomstig artikel 108, lid 2, VWEU, opmerkingen te maken

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 137/09

De Commissie heeft Luxemburg bij schrijven van 3 april 2012, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU ten aanzien van bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel ten aanzien waarvan de Commissie de procedure inleidt, maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking en de onderstaande brief te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun

Kamer: J70 03/225

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22961242

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Luxemburg worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

SAMENVATTING

I.   DE PROCEDURE

1.

In haar besluit van 19 november 2008 had de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de operatie liquiditeitssteun en de garantie voor obligaties van de Dexia-groep. De steun werd goedgekeurd als reddingssteun die op grond van artikel 87, lid 3, onder b), VEG verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

2.

Bij de Commissie werd een herstructureringsplan voor de Dexia-groep op 16 februari 2009 aangemeld door Frankrijk, op 17 februari 2009 door Luxemburg en op 18 februari 2009 door België. Bij besluit van 13 maart 2009 besloot de Commissie de formele onderzoekprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden ten aanzien van het gehele pakket steunmaatregelen ten behoeve van de Dexia-groep.

3.

Bij besluit van 26 februari 2010 heeft de Commissie het herstructureringsplan voor de Dexia-groep goedgekeurd.

4.

Op 12 oktober 2011 hebben de Belgische autoriteiten bij de Commissie aanmelding gedaan van een aanvullende maatregel, bestaande in de overname van Dexia NV van 100 % van de aandelen Dexia Bank België (hierna „DBB” genoemd). Bij besluit van 17 oktober 2011 heeft de Commissie besloten om voor een periode van zes maanden tijdelijke goedkeuring te verlenen voor de transactie waarbij DBB door de Belgische staat van Dexia NV wordt overgenomen, en om een formele onderzoekprocedure ten aanzien van die maatregel in te leiden.

5.

Op 14 december 2011 hebben de Franse, Belgische en Luxemburgse autoriteiten bij de Commissie een aanvullende maatregel ten behoeve van de Dexia-groep aangemeld die bestaat in een tijdelijke garantie voor herfinanciering. Bij besluit van 21 december 2011 heeft de Commissie besloten om voor een periode van zes maanden tijdelijke goedkeuring te verlenen voor de tijdelijke garantie ten behoeve van de herfinanciering en om een formele onderzoekprocedure ten aanzien van die maatregel in te leiden.

6.

Op 23 maart 2012 hebben de Luxemburgse autoriteiten de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna „Dexia BIL” genoemd) door de Dexia-groep aangemeld bij de Commissie. Het onderhavige besluit tot inleiding van de onderzoekprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU ziet op de verkoop van Dexia BIL.

II.   DE FEITEN

7.

Dexia BIL is een onderdeel van de Dexia-groep. Dexia is in 1996 ontstaan uit de fusie van Crédit Local de France en het Gemeentekrediet van België. De Dexia-groep is georganiseerd rond één moederholding (Dexia NV) en drie operationele dochterondernemingen, één in Frankrijk (Dexia Crédit Local — hierna „DCL” genoemd), één in België (DBB) en één in Luxemburg (Dexia BIL). Dexia BIL is de op twee na grootste bank in Luxemburg, gerekend naar deposito's en kredieten aan ingezetenen. Per ultimo juni 2011 had zij een balanstotaal van 41 miljard EUR. Dexia BIL is vooral actief op het gebied van retailbanking, kredieten aan particuliere en zakelijke cliënten en private banking.

8.

In de nasleep van de financiële crisis heeft Dexia vanaf september 2008 diverse steunmaatregelen ontvangen van Frankrijk, België en Luxemburg. Op 26 februari 2010 heeft de Commissie een besluit vastgesteld met betrekking tot het herstructureringsplan van Dexia NV, waarin zij de steun die de betrokken lidstaten aan Dexia NV verleenden, goedkeurde mits alle voorwaarden en toezeggingen van dat besluit in acht werden genomen.

9.

Dexia heeft door de tenuitvoerlegging van het goedgekeurde herstructureringsplan de stabiliteit van haar funding kunnen vergroten, is kunnen afslanken, heeft haar portefeuille niet-strategische activa kunnen afbouwen en haar hefboom kunnen verkleinen. Desondanks heeft de tenuitvoerlegging van het plan vertraging opgelopen en is de onbalans in de liquiditeit van Dexia sinds de zomer van 2011 blijven toenemen. Ook al is Dexia BIL nooit de oorzaak geweest van de problemen van de Dexia-groep, toch had zij te lijden van overloopeffecten en kreeg zij in september en oktober 2011 te maken met een substantiële uitstroom van deposito's. De situatie van Dexia BIL heeft zich gestabiliseerd sinds de aankondiging van de verkoop van Dexia BIL op 6 oktober 2011.

10.

Volgens de Luxemburgse autoriteiten werd de verkoop van Dexia BIL al sinds 2009 door Dexia overwogen en heeft Dexia diverse particuliere spelers tussen 2009 en de zomer van 2011 bilateraal benaderd. Deze gesprekken hebben echter niet tot een concreet overnamebod geleid. Ten slotte heeft Dexia op 6 oktober 2011 aangekondigd dat zij exclusieve onderhandelingen was begonnen met Precision Capital, een particuliere investeerder, en dat Luxemburg een minderheidsbelang in de bank zou aanhouden. Op 20 december 2011 werd een Memorandum of Understanding (hierna „MoU” genoemd) ondertekend over de verkoop van Dexia BIL voor de prijs 730 miljoen EUR, waarbij Precision Capital een 90 %-belang zou verwerven en de Luxemburgse staat de resterende 10 %. De deelneming van de Luxemburgse staat vindt plaats op dezelfde voorwaarden als die voor Precision Capital.

11.

Bepaalde activiteiten en deelnemingen zijn niet in de transactie opgenomen, zodat de activiteiten die van de hand worden gedaan, in hoofdzaak beperkt zijn tot de retail- en privatebankingactiviteiten van Dexia BIL (hierna „de verkochte activiteiten” genoemd). Meer bepaald blijven de volgende onderdelen buiten de transactie: RBC Dexia, Dexia Asset Management, de legacy-portfolio, Parfipar, Dexia LDG, Popular Banca Privada. De contante ontvangsten van de activiteiten die buiten de transactie worden gehouden, blijven naar Dexia BIL gaan. Een fairness opinion door een derde partij over de verkoopprijs van Dexia BIL kwam gereed op 10 december 2011, vóór de ondertekening van het MoU. Ook is het bedoeling dat de funding van de Dexia-groep door Dexia BIL wordt stopgezet.

12.

In dit stadium bevat het MoU een clausule (clausule 3.3.5.) die bepaalt dat, indien Dexia of een onderneming van de Dexia-groep in de periode tot 1 januari 2017, in het kader van toekomstige verkopen, afstotingen of fusies van andere dochterondernemingen een overheidsgarantie ontvangt ten behoeve van de nakoming van haar schadevergoedingsverplichtingen ten aanzien van de koper met betrekking tot die transacties, en voor zover die kopers particuliere entiteiten zijn, Dexia ervoor zal zorgen dat een garantie op (mutatis mutandis) vergelijkbare voorwaarden wordt verleend door dezelfde garant (of een alternatieve garant met een even sterke kredietrating) aan de overnemer van Dexia BIL (Precision Capital). De Luxemburgse autoriteiten hebben echter meegedeeld dat het de bedoeling is deze clausule te schrappen.

III.   BEOORDELING

13.

Aangezien voor deze transactie geen open, transparante en niet-discriminerende biedprocedure heeft plaatsgevonden, dient de Commissie zorgvuldig na te gaan of de prijs van de verkochte activiteiten een adequate marktprijs is.

14.

De Commissie tekent aan dat voor het 10 %-belang van de Luxemburgse staat dezelfde voorwaarden gelden als het 90 %-belang van Precision Capital. Aangezien voor de Luxemburgse deelneming dezelfde voorwaarden gelden als voor Precision Capital, is de Commissie dus van mening dat de Luxemburgse staat heeft gehandeld als een investeerder op marktvoorwaarden en kan zij dus uitsluiten dat er sprake is van aanvullende steun met betrekking tot het 10 %-belang van Luxemburg in de verkochte activiteiten van Dexia BIL.

15.

Over de overname van Dexia BIL is een fairness opinion uitgebracht door een derde partij en de verkoopprijs ligt binnen de bandbreedte die in die fairness opinion naar voor was geschoven. Die fairness opinion is echter afgerond terwijl de onderhandelingen nog liepen — en vóór de ondertekening van het MoU. Daarom kan de Commissie, in dit stadium, niet concluderen dat de fairness opinion voldoende rekening houdt met alle voorwaarden van de transactie, met name wat betreft de waardering van de buiten de transactie gehouden activiteiten en de betreffende contante opbrengsten die worden ingehouden, en het effect van clausule 3.3.5 ingeval die clausule niet wordt geschrapt.

16.

Ingeval clausule 3.3.5 niet wordt geschrapt, zou de Commissie twijfel hebben ten aanzien van de staatssteun die mogelijk met deze steun gemoeid is en zou zij zich afvragen of deze wel correct in de prijs van de transactie tot uiting wordt gebracht.

Bijgevolg is de Commissie niet bij machte om, in dit stadium, te concluderen dat de verkoop van de verkochte activiteiten van Dexia BIL en de daaraan tot dusver verbonden activiteiten geen steunelement bevat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU ten faveure van de verkochte activiteiten van Dexia BIL en van Precision Capital als overnemer van Dexia BIL, indien de prijs van de transactie te laag zou zijn ten opzichte van de marktprijs.

TEKST VAN DE BRIEF

„J'ai l'honneur de vous informer que, au vu des informations qui lui ont été communiquées sur le cas cité en objet, la Commission européenne a décidé d'ouvrir une procédure, conformément à l'article 108, paragraphe 2, du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne ("TFUE") sur la mesure notifiée.

1.   PROCÉDURE

(1)

Par décision du 19 novembre 2008 (1), la Commission a décidé de ne pas soulever d'objections aux mesures d'urgence concernant une opération de soutien de liquidité ("liquidity assistance" ci-après "l'opération LA") et une garantie sur certains éléments de passif de Dexia (2). La Commission a considéré que ces mesures étaient compatibles avec le marché intérieur sur la base de l'article 107, paragraphe 3, alinéa b), TFUE en tant qu’aide au sauvetage d'une entreprise en difficulté et a autorisé ces mesures pour une période de six mois à compter du 3 octobre 2008, en précisant qu’au-delà de cette période, la Commission devrait réévaluer l’aide en tant que mesure structurelle.

(2)

La Belgique, la France et le Luxembourg (ci-après "les États membres concernés") ont notifié à la Commission un premier plan de restructuration de Dexia respectivement les 16, 17 et 18 février 2009.

(3)

Par décision du 13 mars 2009, la Commission a décidé d'ouvrir la procédure prévue à l’article 108, paragraphe 2, TFUE pour l’ensemble des aides accordées à Dexia (3).

(4)

Par décision du 30 octobre 2009 (4), la Commission a autorisé la prolongation de la garantie jusqu'au 28 février 2010 ou jusqu'à la date de la décision de la Commission statuant sur la compatibilité des mesures d'aides et le plan de restructuration de Dexia, si la restructuration intervient avant le 28 février 2010. La Commission a précisé dans sa décision du 30 octobre 2009 que les mesures proposées dans le plan de restructuration initial ne permettaient pas, à ce stade, de statuer sur la compatibilité des aides.

(5)

Le 9 février 2010, les États membres concernés ont transmis à la Commission des informations sur des mesures additionnelles envisagées afin de compléter le plan de restructuration initial notifié en février 2009.

(6)

Par décision du 26 février 2010 (5), la Commission a autorisé le plan de restructuration de Dexia et la conversion des aides d'urgence en aides à la restructuration, sous condition du respect de tous les engagements et conditions de ladite décision.

La procédure postérieure à la décision du 26 février 2010

(7)

Depuis l'été 2011, Dexia a rencontré des difficultés supplémentaires et les États membres concernés ont envisagé des mesures d'aide additionnelles.

(8)

Par décision du 17 octobre 2011 (6), la Commission a décidé d'ouvrir une procédure formelle d'investigation sur la mesure de vente par Dexia et de rachat par l'État belge de Dexia Banque Belgique (ci-après "DBB"). Cette mesure concerne le rachat par l'État belge de DBB et ses filiales, à l'exception de Dexia Asset Management. Toutefois, dans un souci de préservation de la stabilité financière, la Commission a décidé d'autoriser temporairement la mesure. Celle-ci est donc autorisée pour six mois à compter de la date de la décision ou, si la Belgique soumet un plan de restructuration dans les six mois à compter de la date de la décision, jusqu'à ce que la Commission adopte une décision finale sur la mesure.

(9)

Le 18 octobre 2011, les États membres concernés ont informé la Commission d'un ensemble de nouvelles mesures potentielles en vue d'un nouveau plan de restructuration ou de démantèlement de Dexia. Dans le cadre de cet ensemble de nouvelles mesures, la Belgique a notifié à la Commission, le 21 octobre 2011, une mesure de recours pour DBB à l'"Emergency Liquidity Assistance" (ci-après "ELA") pourvue d'une garantie de l'État belge. Cette mesure permet à DBB d'octroyer des financements à Dexia Crédit Local SA (ci-après "DCL").

(10)

Le 14 décembre 2011, la France, la Belgique et le Luxembourg ont également notifié à la Commission, dans le cadre de cet ensemble de nouvelles mesures, un projet de garantie temporaire des États membres concernés sur le refinancement de Dexia SA, de DCL et/ou de leurs filiales. Par décision du 21 décembre 2011 (ci-après "la décision d'ouverture sur les aides supplémentaires à la restructuration de Dexia") (7), dans un souci de préservation de la stabilité financière, la Commission a décidé d'autoriser temporairement jusqu'au 31 mai 2012 la garantie temporaire de refinancement.

(11)

Toutefois, dans cette décision, la Commission a ouvert une procédure formelle sur l'ensemble des mesures supplémentaires à la restructuration de Dexia depuis l'adoption de la décision conditionnelle (dont la garantie temporaire de refinancement) et a demandé aux États membres concernés que lui soit notifié, dans un délai de trois mois, un plan de restructuration de Dexia, ou à défaut de viabilité de Dexia, un plan de liquidation de Dexia.

Procédure relative à la vente de Dexia Banque Internationale à Luxembourg

(12)

Le 6 octobre 2011, Dexia SA a annoncé, dans un communiqué de presse (8), être entré en négociation exclusive avec un groupement d’investisseurs internationaux auquel participera l’État du Luxembourg, en vue d'une cession de Dexia Banque Internationale à Luxembourg (ci-après "Dexia BIL"). Le Conseil d’Administration du groupe Dexia se prononcerait sur le contenu d’une offre éventuelle à l’issue de la période d’exclusivité.

(13)

Le 18 décembre 2011, la Commission a été informée qu'un protocole d'accord contraignant, portant sur la vente de la participation de 99,906 % dans Dexia BIL détenue par Dexia, était sur le point d'être conclu. À travers ce protocole d'accord, Precision Capital SA, un groupe d'investisseurs du Qatar, acquerra 90 % de la participation, les 10 % restants étant acquis par le Luxembourg. Certains actifs de Dexia BIL sont exclus du périmètre de cette vente.

(14)

La vente de Dexia BIL ne faisait pas partie des mesures approuvées par la Commission dans le cadre du plan de restructuration de Dexia approuvé le 26 février 2010. Elle n'a pas non plus été inclue dans la portée de la procédure d'investigation ouverte par la décision de la Commission du 21 décembre 2011, concernant les mesures de restructuration notifiées à la Commission postérieurement à cette date.

(15)

Cette mesure avait déjà été portée à la connaissance de la Commission avant le 21 décembre 2011. La vente de Dexia BIL sera donc analysée par la Commission séparément de la restructuration de Dexia SA non seulement en raison de la nécessité d'apporter de la sécurité juridique dans les plus brefs délais, mais aussi et surtout en raison de l'indépendance de cette cession de la restructuration du groupe au vu des mesures d'aide approuvées temporairement en 2011, vu que cette mesure avait déjà été projetée depuis 2009 selon les informations reçues par la Commission et que Dexia BIL sera séparé juridiquement et économiquement de Dexia SA.

(16)

Le Luxembourg a notifié à la Commission le 23 mars 2012 la vente de Dexia BIL comme mesure additionnelle au plan de restructuration. Cette mesure fait l'objet de la présente décision.

2.   DESCRIPTION

2.1.   Description de Dexia BIL et du groupe Dexia

(17)

Dexia BIL fait partie du groupe Dexia. Née de la fusion en 1996 du Crédit Local de France et du Crédit communal de Belgique, Dexia est spécialisée dans les prêts aux collectivités locales mais compte également quelques 5,5 millions de clients privés, principalement en Belgique, au Luxembourg et en Turquie. Dexia était organisée autour d'une maison mère holding (Dexia SA) et de trois filiales opérationnelles situées en France (DCL), en Belgique (DBB) et au Luxembourg (Dexia BIL). Par une décision en date du 17 octobre 2011, la Commission a autorisé le rachat de DBB par l'État belge. Le bilan consolidé du groupe s'élevait, avant le rachat de DBB, à 518 milliards d'euros au 30 juin 2011.

Figure 1

Structure de Dexia SA au 31 décembre 2010

Image

(18)

Les parts des principaux actionnaires de Dexia SA sont les suivantes:

Nom du souscripteur

% détenu au 31 décembre 2010

Caisse des Dépôts et consignations

17,61 %

Holding Communal

14,14 %

Arco Group

13,81 %

Gouvernement fédéral belge

5,73 %

Gouvernement français

5,73 %

Ethias

5,04 %

CNP Assurances

2,96 %

Région flamande

2,87 %

Région wallonne

2,01 %

Salariés

1,07 %

Région Bruxelles-Capitale

0,86 %

Autres

28,17 %

Dexia BIL

(19)

Dexia BIL est une des plus grandes banques commerciales du Luxembourg présentant une taille bilantaire de 41 milliards d'euros au 30 juin 2011. Dexia BIL opère non seulement au Luxembourg, mais également dans d'autres pays comme la Suisse, le Royaume-Uni, certains pays d'Asie et du Moyen Orient, et ce, soit directement, soit à travers certaines de ses filiales. Dexia BIL détient également un important portefeuille de titres "legacy" d'une valeur de marché estimée au 30 septembre 2011 à environ [5 – 10] (9) milliards d'euros.

(20)

Dexia BIL est une des grandes banques à réseau de guichets au Luxembourg et est un acteur essentiel de l'économie locale aussi bien comme banque dépositaire des résidents personnes physiques et des entreprises que comme fournisseur de crédits de consommation, immobiliers et aux entreprises.

(21)

Selon les tableaux fournis par la Commission de surveillance du secteur financier ("CSSF"), autorité de surveillance du secteur financier luxembourgeois, Dexia BIL représente pour [10 – 15] % des résidents personnes physiques et pour [15 – 20] % des PMEs résidentes la banque de référence, la plaçant à chaque fois en troisième position sur le marché luxembourgeois. Les parts de marché de Dexia BIL dans le système bancaire luxembourgeois est d'environ [10 – 15] % en volume des dépôts, [10 – 15] % en volume des prêts et [5 – 10] % des actifs sous gestion dans le domaine de la banque privée.

2.2.   Les difficultés de Dexia

(22)

Les difficultés rencontrées par Dexia pendant la crise financière de l'automne 2008 ont été décrites dans la décision du 26 février 2010. Les difficultés plus récentes auxquelles Dexia a été confrontée peuvent être résumées comme suit.

(23)

Tout d'abord, l'aggravation de la crise des dettes souveraines, à laquelle sont confrontées de nombreuses banques européennes, a conduit à une méfiance de plus en plus grande de la part des investisseurs envers des contreparties bancaires, ne permettant plus à ces dernières de lever du financement dans des volumes et des conditions satisfaisantes.

(24)

En outre, étant particulièrement surexposée au risque souverain et para-souverain, Dexia a fait l'objet d'une méfiance accrue des investisseurs. En effet, Dexia présente à ses actifs de nombreux prêts et/ou obligations de pays et/ou de collectivités locales et régionales dans des pays perçus à risque par le marché.

(25)

De plus, la crise actuelle est intervenue alors même que Dexia n'a pas eu le temps de finaliser la mise en œuvre de son plan de restructuration, qui aurait affiché un profil de risque de liquidité nettement plus renforcé. Dexia présentant un profil de liquidité encore particulièrement vulnérable et le marché connaissant particulièrement la vulnérabilité de Dexia, Dexia a peut-être davantage que d'autres banques fait l'objet d'une méfiance accrue.

(26)

Les besoins de financement de Dexia ont particulièrement augmenté du fait des éléments suivants:

i)

la forte baisse des taux d'intérêt durant l'été 2011 a augmenté d'au moins [5 – 20] milliards d'euros le besoin d'apport de "collateral" pour faire face aux appels de marge liés à la variation de la valeur de marché du portefeuille d'instruments dérivés de taux utilisés en couverture du bilan;

ii)

de nombreuses émissions obligataires (en particulier les émissions garanties par les États précédemment émises par Dexia) sont arrivées à échéance à un moment où les conditions de marché pour refinancer ces obligations n'étaient pas optimales;

iii)

la forte baisse de valeur de marché et pour certains, la baisse de qualité crédit, des actifs que Dexia utilise à titre de sûretés pour obtenir du financement

iv)

la perte de confiance d'une grande partie des investisseurs, suite, entre autres, à l'annonce de pertes importances du deuxième trimestre 2011 (de près de 4 milliards d'euros) et de dégradations de certaines agences de notation;

v)

les difficultés de Dexia ont également conduit à des retraits massifs de dépôts de clients en Belgique et au Luxembourg en octobre 2011.

(27)

Vu l'incapacité pour Dexia de se refinancer sur les marchés et […], Dexia a dû dans un premier temps recourir à une nouvelle mesure d'ELA de la part de la Banque nationale de Belgique et de la Banque de France respectivement. C'est dans ces circonstances que les États membres concernés ont octroyé la garantie temporaire de refinancement en faveur de Dexia.

Dexia BIL

(28)

Malgré que Dexia BIL n'a pas été à l'origine des problèmes du groupe Dexia, […] elle a fait face à une forte réduction de ses dépôts, et ce, en particulier entre le 30 septembre 2011 et le 10 octobre 2011, période durant laquelle les dépôts ont baissé de [1 – 5] milliards d'euros (passant de [5 – 15] milliards d'euros à [5 – 15] milliards d'euros). Les pertes de dépôts se sont ensuite stabilisées suite à l'annonce d'une série de mesures visant à démanteler le groupe Dexia et à sécuriser certaines filiales du groupe (dont Dexia BIL). En particulier, Dexia avait annoncé le 6 octobre 2011 être entré en discussion avec un groupe d'investisseurs et le Luxembourg en vue de leur vendre Dexia BIL. Après avoir connu un plancher de [5 – 15] milliards d'euros le 22 novembre 2011, Dexia BIL a depuis lors pu afficher une légère progression de ses dépôts à [5 – 15] milliards d'euros le 14 décembre 2011.

2.3.   La nouvelle mesure notifiée: la cession de Dexia BIL

(29)

Le Luxembourg a notifié, le 23 mars 2012, la cession de Dexia BIL. La clôture de la vente est soumise à l'accord préalable de la Commission.

(30)

La mesure de cession de Dexia BIL notifiée à la Commission n'a pas fait objet de procédure d'appel d'offres formelle. Selon les autorités luxembourgeoises, la cession de Dexia BIL était apparemment envisagée depuis longtemps par Dexia qui a contacté à cet effet une série d'opérateurs entre 2009 et 2011, notamment […]. Les discussions menées ont été plus ou moins avancées, mais aucun de ces opérateurs n'a soumis un projet d'acquisition concret pour Dexia BIL.

(31)

Finalement les contacts avec Precision Capital ont abouti à l'entrée en négociation exclusive annoncé le 6 octobre 2011. Un protocole d'accord contraignant, portant sur la vente de la participation de 99,906 % dans Dexia BIL détenue par Dexia, a été conclu à travers un Mémorandum of Understanding le 20 décembre 2011 (ci-après "MoU"). À travers ce protocole d'accord, Precision Capital acquerra 90 % de la participation de la cession, les 10 % restants étant acquis par le Luxembourg aux mêmes termes et conditions que Precision Capital. La mesure notifiée se base sur ce MoU.

(32)

Certains actifs de Dexia BIL sont exclus du périmètre de cette vente et de fait, la cession ne se porte que sur une partie de Dexia BIL, à savoir les activités retail et banque privée (ci-après "les parties cédées"). Plus précisément sont exclus du périmètre de la vente: la participation de 51 % détenue par Dexia BIL dans Dexia Asset Management, la participation de 50 % détenue par Dexia BIL dans RBC Dexia Investor Services Limited (ci-après "RBCD"), la participation de 40 % dans Popular Banca Privada, le portefeuille de titres "legacy" de Dexia BIL (ainsi que certains produits dérivés y associés), les participations de Dexia BIL dans Dexia LDG Banque et Parfipar. Les activités susmentionnées seront transférées à Dexia avant la clôture de la transaction avec une clause de récupération du produit net des cessions par Dexia BIL. De plus, le MoU prévoit comme condition préalable à la vente l'élimination de tous les prêts et emprunts non sécurisés auprès d'entités du groupe Dexia et l'élimination de nombreux prêts et emprunts sécurisés auprès d'entités du groupe Dexia. Au 10 février 2012 ce financement octroyé aux autres entités du groupe était d'environ [0 – 5] milliards d'euros dont moins de [500 – 800] millions de financements sécurisés. L'exclusion de tous ces actifs permettra de réduire les actifs totaux de Dexia BIL d'environ 16,9 milliards d'euros par rapport à ces actifs totaux de 41 milliards d'euros au 30 juin 2011 (soit une réduction des actifs totaux de 40 % et des actifs pondérés par les risques de 50 %). À ce stade, la Commisison ne dispose pas d'évaluations précises des activités exclues de la cession.

(33)

La mesure notifiée stipule qu'au moment de la clôture de la vente, Dexia BIL sera pourvue d'un ratio Common Equity Tier 1 de 9 %.

(34)

Le prix de vente est fixé à 730 millions d'euros basé sur un ratio de Common Equity Tier 1 de 9 % au moment de la clôture. En cas d'excès de capital au moment de la clôture par rapport aux 9 % de Common Equity Tier 1, le prix de vente sera ajusté euro pour euro en fonction de l'excès de capital disponible à la clôture.

(35)

À ce stade, la mesure notifiée comprend une clause qui prévoit que si Dexia ou une entité du groupe Dexia obtient une garantie en faveur d'un acquéreur de la part d'un État pour ses obligations d'indemnisation sous des garanties contractuelles spécifiques à cette cession envers cet acquéreur, et dans la mesure où l'acquéreur en question est une entité privée (non contrôlée directement ou indirectement par des entités publiques), Dexia s'engage à faire en sorte qu'une garantie similaire soit octroyée par le même garant (ou un garant alternatif ayant le même rating) à des conditions similaires et pour des obligations contractuelles similaires envers les acquéreurs sous les contrats de cession. Cette obligation s'applique jusqu'au 1er janvier 2017 (ci-après "clause 3.3.5"). Or, les autorités luxembourgeoises ont informé la Commission que Precision Capital et l'État luxembourgeois envisagent de supprimer cette clause 3.3.5.

(36)

La mesure notifiée comprend également une clause de garantie par Dexia sur les litiges concernant les conséquences dommageables pour Dexia BIL (et ses filiales) de litiges actuels ou futurs en relation avec […], dans la mesure où celles-ci dépasseraient le montant de la provision enregistrée dans les comptes de Dexia BIL pour ces litiges, à savoir un montant de [50 – 150] millions d'euros (ci-après "clause […]").

(37)

Au préalable de la finalisation du MoU, des scénarios d'avant-projet de cession de Dexia BIL ont été soumis à une évaluation d'équité de prix par un Tiers (10). Cette évaluation du 10 décembre 2011 s'est faite selon trois méthodes différentes (11) et conclut à une valeur de prix comprise dans une fourchette entre [600 – 700] et [800 – 900] millions d'euros. Les scénarios analysés ont été établis au courant des négociations et avant la fixation des conditions exactes du MoU du 20 décembre 2011 faisant objet de la présente notification. En particulier, cette évaluation du 10 décembre 2011 ne fournit pas d'informations sur l'évaluation des activités exclues de la cession et si celles-ci sont adéquatement prises en compte dans le prix de la cession.

3.   OBSERVATIONS DU LUXEMBOURG

(38)

Le Luxembourg considère que ce projet représente une solution privée de marché. Les mesures projetées dans le cadre de ce projet ne constituent donc pas une aide d'État selon le Luxembourg.

(39)

Le Luxembourg observe que le projet de cession de Dexia BIL a été annoncé officiellement le 6 octobre 2011, soit avant la date de l'annonce des garanties octroyées par les trois États membres (Belgique, Luxembourg, France) à Dexia SA et DCL pour un montant de 45 milliards d'euros.

(40)

Le Luxembourg souligne que Dexia BIL est une des grandes banques à réseau de guichets au Luxembourg et est un acteur essentiel de l'économie locale aussi bien comme banque dépositaire des résidents personnes physiques et des entreprises que comme fournisseur de crédits de consommation, immobiliers et aux entreprises. Dexia BIL joue un rôle systémique pour l'économie luxembourgeoise (12) et une défaillance de cette banque (voire même seulement des incertitudes sur son sort) aurait des effets extrêmement graves sur la stabilité du système financier du Luxembourg et de l'économie luxembourgeoise en général. Vu la taille du pays, ces effets seraient d'ailleurs également ressentis dans les pays limitrophes.

(41)

C'est en raison du caractère systémique de Dexia BIL que l'État luxembourgeois, qui a mis en contact Dexia avec l'acquéreur privé potentiel Precision Capital, prendra une participation minoritaire dans Dexia BIL qui lui donnera la possibilité d'être représenté au conseil d'administration de Dexia BIL. Selon les autorités luxembourgeoises, il n'y a aucun avantage découlant de la reprise par l'État luxembourgeois d'une part de 10 % de Dexia BIL, car elle a lieu dans des conditions de marché, le prix payé et les conditions étant les mêmes que pour Precision Capital.

(42)

Le Luxembourg observe aussi que la cession de Dexia BIL était envisagée depuis longtemps par Dexia qui a contacté à cet effet une série d'opérateurs entre 2009 et 2011, notamment […]. Les discussions menées ont été plus ou moins avancées, mais aucun de ces opérateurs n'a manifesté d'intérêt pour Dexia BIL. Si les autorités luxembourgeoises reconnaissent que le processus n'a pas constitué un appel d'offres formel, elles observent qu'il est peu probable qu'un appel d'offres formel aurait abouti à un résultat différent. Un tel appel d'offres n'a pas pu être organisé dans un délai raccourci dicté par l'érosion accélérée de dépôts de Dexia BIL fin septembre 2011 en raison des rumeurs sur les difficultés du groupe Dexia et de la dégradation de la note de Dexia par Moody's le 3 octobre 2011, qui se sont ajoutées aux rumeurs entourant le système bancaire européen et à la crise de la dette souveraine et aux difficultés de la zone euro. Cette urgence a mené à l'annonce de la cession projetée de Dexia BIL et de l'entrée en négociations avec Precision Capital le 6 octobre 2011. Entre cette date et l'ouverture de négociations exclusives (13), aucune autre manifestation d'intérêts ou offre sérieuse n'a été reçue, malgré […] manifestations d'autres investisseurs potentiels (14).

(43)

Selon les autorités luxembourgeoises, un processus d'appel d'offres informel, organisé dans un délai raccourci et selon des procédures particulières imposées par les circonstances, pourrait être considéré comme un processus ouvert, transparent et non discriminatoire qui garantit la formation d'un prix de marché. Les autorités luxembourgeoises observent aussi qu'une évaluation d'équité du prix en date du 10 décembre 2011 conclut que le prix paraît équitable dans le contexte actuel des marchés et que la Commission aurait déjà accepté que la valorisation d'une entreprise puisse être conforme à un prix de marché sur la base d'une évaluation d'équité du prix réalisée par un expert indépendant.

(44)

Les autorités luxembourgeoises estiment également que Dexia BIL n'est pas une entité garantie et ne bénéficie pas de la garantie temporaire autorisée à titre provisoire par la Commission le 21 décembre 2011.

(45)

Enfin, les autorités luxembourgeoises argumentent que la sortie de Dexia BIL du groupe devrait se faire sans autres contraintes, le groupe Dexia — comprenant Dexia et ses filiales — étant seul identifié comme bénéficiaire des décisions de la Commission du 26 février 2010 et du 21 décembre 2011. Dexia BIL ne rentre pas dans le plan de restructuration ou de liquidation du groupe Dexia et sa cession ne contient aucun élément d'aide selon les autorités luxembourgeoises.

(46)

Par ailleurs, les autorités luxembourgeoises observent que Dexia BIL aura une position de liquidité forte après cession, elle se concentrera sur une activité de banque de détail et de banque privée et aura en grande partie coupé les liens avec le groupe Dexia résiduel à travers l'extraction du portefeuille "legacy" et de Dexia LDG et de la cession des participations dans RBCD et Dexia Asset Management. De même il est prévu de mettre fin au financement intragroupe fourni par Dexia BIL au groupe Dexia.

(47)

Quant à la garantie Madoff en relation avec certains litiges, les autorités luxembourgeoises considèrent qu'il s'agit d'une pratique du marché et qu'elle ne contient aucun élément d'aide.

(48)

Concernant la clause 3.3.5, le Luxembourg informe qu'il est envisagé de supprimer cette clause.

(49)

Le Luxembourg demande également que Dexia BIL ne soit plus assujettie aux conditions et engagements de la décision du 26 février 2010, ni au nouveau plan de restructuration ou de liquidation de Dexia à élaborer dans le cadre de la décision du 21 décembre 2011.

4.   APPRÉCIATION

4.1.   Existence de l'aide

(50)

L'article 107, paragraphe 1, TFUE prévoit que, sauf dérogations prévues par les traités, sont incompatibles avec le marché intérieur, dans la mesure où elles affectent les échanges entre États membres, les aides accordées par les États ou au moyen de ressources d'État sous quelque forme que ce soit qui faussent ou qui menacent de fausser la concurrence en favorisant certaines entreprises ou certaines productions.

(51)

La Commission note que le processus de cession de Dexia BIL ne s'est pas déroulé de façon ouverte, transparente et non discriminatoire. Le processus de cession a été limité à des négociations bilatérales avec un certain nombre d'acquéreurs potentiels sans procédure d'appel d'offre.

(52)

La Commission note que le Luxembourg a transmis une évaluation d'équité de prix de la transaction par un Tiers du 10 décembre 2011. Cette évaluation s'est faite selon trois méthodes différentes et conclut à une valeur de prix comprise dans une fourchette entre 674 et 864 millions d'euros. Le prix de cession prévu de 730 millions d'euros se situe donc dans cette fourchette. Or l'évaluation d'équité a été établie sur base des négociations en cours au 10 décembre 2011 et donc avant la signature du MoU. La Commission ne peut donc pas exclure que l'évaluation d'équité ne corresponde pas exactement aux conditions de la mesure notifiée y compris la clause de récupération du produit net des cessions par Dexia BIL. En outre, la Commission ne dispose pas de toutes les informations nécessaires sur les évaluations des activités exclues de la cession, en particulier le portefeuille "legacy", afin de s'assurer que le prix de la cession les reflète adéquatement.

(53)

La Commission ne peut donc pas conclure à ce stade que les conditions de la cession de Dexia BIL, dans le cadre des effets combinés de l'absence de procédure d'appel d'offre ouverte et du manque d'informations précises sur la évaluation adéquate de la transaction eu égard en particulier aux activités exclues de la cession et la clause potentielle 3.3.5, aient mené à la cession au prix de marché.

Transmission potentielle des anciennes aides reçues par Dexia groupe y compris ses filiales

(54)

Dans sa décision du 26 février 2010, la Commission a déjà établi que les aides reçues par Dexia SA sous forme de capital, de garanties de financement, d'ELA assortie d'une garantie d'État et de soutien aux actifs dépréciés (mesure FSA) étaient constitutives d'aides d'État (Belgique, Luxembourg, France). L'ensemble de ces mesures a également bénéficié à toutes les entités du groupe Dexia, y compris Dexia BIL. Ainsi Dexia BIL, en tant que partie du groupe Dexia, a déjà bénéficié de l'aide reçue dans le passé par le groupe Dexia et continue à en bénéficier.

(55)

Ainsi il est possible qu'une partie des aides dont Dexia a bénéficié soit transmise à l'acquéreur des parties cédées de Dexia BIL, dans le cas où le prix payé pour les activités acquises serait trop bas et ne refléterait pas adéquatement leur valeur de marché, i.e. le prix de marché. Une acquisition au prix de marché permettrait d'assurer que l'acquéreur paye adéquatement pour les aides dont cette partie de Dexia BIL a bénéficié en tant qu'entité du groupe Dexia et que le prix de la transaction de cession de Dexia BIL ne contient donc pas d'éléments d'aide.

Autres aides potentielles

(56)

La Commission note que l'État luxembourgeois participe dans la cession de Dexia BIL en tant qu'acquéreur d'une participation de 10 %, sous les mêmes conditions que Precision Capital. Malgré le fait que cette participation se fait aux mêmes conditions que celle de Precision Capital, il est évident que la participation du Luxembourg implique des ressources d'État. Or, vu que le Luxembourg participe aux mêmes conditions que Precision Capital, la Commission estime qu'a priori le Luxembourg agit comme un investisseur privé, ce qui exclut une aide en relation avec la participation de 10 % du Luxembourg.

(57)

La Commission note que Precision Capital et l'État luxembourgeois envisagent de supprimer la clause 3.3.5. Dans le cas où cette clause ne serait finalement pas supprimée, la Commission devra prendre en compte l'aide potentielle inclue dans cette clause. La Commission a par ailleurs des doutes que la valeur de cette clause ait été adéquatement prise en compte lors de l'évaluation d'équité de prix. La Commission note que par cette clause Dexia s'engagerait à obtenir à posteriori des garanties d'État en faveur de l'acquéreur de Dexia BIL. Ainsi, une activation de cette clause ferait potentiellement appel à des ressources d'État sous forme de garanties. De plus, la présence même de cette clause serait de nature à octroyer des bénéfices à l'acquéreur de Dexia BIL.

(58)

À ce stade, la Commission ne peut donc pas exclure que le prix de la transaction de cession de Dexia BIL ne contienne des éléments d'aide. La cession pourrait mener à un transfert d'aides reçues dans le passé par Dexia et pourrait en inclure de nouvelles. Les aides potentielles seraient sélectives car elles bénéficieraient uniquement Dexia BIL et à l'acquéreur Precision Capital.

(59)

Dexia BIL est active au niveau européen et donc clairement en concurrence avec d'autres acteurs de marché étrangers. La Commission considère donc que l'aide potentielle de la mesure puisse affecter les échanges entre États membres et fausser ou menacer de fausser la concurrence.

(60)

Pour les raisons ci-dessus, la Commission n'est à ce stade pas en mesure d'exclure que la mesure notifiée ne contienne potentiellement des éléments d'aide. La Commission invite donc les autorités luxembourgeoises et les parties intéressées à commenter ce point.

4.2.   Bénéficiaires de l'aide

(61)

La Commission considère que, dans le cas où la mesure notifiée contiendrait des éléments d'aide, Dexia BIL ainsi que l'acquéreur Precision Capital pourraient potentiellement en bénéficier.

(62)

Il ne peut être exclu que l'acquéreur bénéficie directement d'aide, dans le cas où le prix payé serait plus bas qu'un prix de marché.

(63)

En outre, la mesure permet la sortie de Dexia BIL du groupe Dexia et contribue donc à enrayer Dexia BIL des effets de contagion des problèmes dont le groupe Dexia est l'objet.

(64)

En conclusion, les bénéficiaires potentiels de l'aide sont les parties cédées de Dexia BIL ainsi que l'acquéreur Precision Capital. La Commission invite donc les autorités luxembourgeoises et les parties intéressées à commenter ce point.

4.3.   Base légale

Aide potentielle à Dexia BIL et à l'acquéreur

(65)

L'article 107, paragraphe 3, alinéa (b), TFUE donne pouvoir à la Commission de déterminer qu'une aide est compatible avec le marché intérieur lorsqu'elle a pour but de remédier à une perturbation grave de l'économie d'un État membre. À cet égard, la Commission note que les mesures liées à la cession de Dexia BIL permettent de remédier à une perturbation grave de l'économie luxembourgeoise, ce qui est confirmé par le courrier de la CSSF du 28 octobre 2011.

(66)

En effet, eu égard: i) à l'importance systémique que représente Dexia BIL pour le marché luxembourgeois du financement des ménages et des entreprises; et ii) aux difficultés rencontrées par Dexia BIL en raison d'une fuite substantielle de dépôts de la clientèle, les mesures apparaissent de nature à remédier à une perturbation grave de l'économie luxembourgeoise.

(67)

Par conséquent, dans l'hypothèse où elle serait constitutive d'aide d'État, la mesure devait être appréciée au regard de l'article 107, paragraphe 3, sous b), TFUE.

4.4.   Compatibilité avec l'article 107, paragraphe 3, alinéa b), TFEU de l'aide potentielle à Dexia BIL

(68)

Dans le cas où la mesure notifiée contiendrait des éléments d'aides d'État en faveur des parties cédées de Dexia BIL, sa compatibilité avec les conditions posées par la Commission dans sa Communication sur le retour à la viabilité et l'appréciation des mesures de restructuration prises dans le secteur financier dans le contexte de la crise actuelle, conformément aux règles relatives aux aides d'État (15) (la Communication sur les Restructurations) devrait être analysée:

restauration de la viabilité à long terme;

contribution propre du bénéficiaire;

limites aux distorsions de concurrence.

4.4.1.   Restauration de la viabilité à long terme des entités continuant l'activité

(69)

Il apparaît que la mesure de cession de Dexia BIL contribue à restaurer la viabilité à long terme de Dexia BIL. Dans l'immédiat, la sortie hors du groupe Dexia permet d'enrayer Dexia BIL de la contagion des problèmes de défiance dont le groupe Dexia est l'objet. La cession permet de préserver la franchise de Dexia BIL et contribue à arrêter les retraits de dépôts ce qui a un effet positif sur la liquidité de Dexia SA. À cet égard, la Commission note que l'annonce en date du 6 octobre 2011 du projet de vente de Dexia BIL a permis d'enrayer la fuite de dépôts. La Commission note également l'absence de financement par Dexia BIL au groupe Dexia après cession. Au 10 février 2012 ce financement octroyé aux autres entités du groupe était d'environ [0 – 5] milliards d'euros dont moins de [500 – 800] millions de financements sécurisés.

(70)

De par le périmètre de la cession excluant certaines activités dont notamment le portefeuille "legacy", Dexia BIL se concentrera à l'avenir sur une activité de banque de détail et de banque privée ainsi que les services aux entreprises, sur le marché luxembourgeois et international, en construisant sur son expertise et sa franchise existante et confirmée dans ces domaines.

(71)

De plus, le périmètre d'exclusion permet de réduire les actifs pondérés de Dexia BIL de 50 %. Suite au périmètre d'exclusion, Dexia BIL aura coupé en grande partie les liens existants avec le groupe Dexia. En particulier, l'extraction du portefeuille legacy permet d'immuniser Dexia BIL de pertes potentiellement importantes susceptibles d'être occasionnées par ce portefeuille.

(72)

Dexia BIL sera dès le départ adéquatement capitalisée avec un ratio Common Equity Tier 1 de 9 % à la clôture de la vente et selon les projections transmises par Dexia le 16 décembre 2011, ce ratio atteindrait un niveau de [15 – 25] % en 2016. En termes de produit bancaire net, les évaluations réalisées dans le cadre de l'équité du prix prévoient une augmentation annuelle moyenne de [0 – 10] % pour les années pour les 5 prochaines années.

(73)

La Commission peut donc conclure que la mesure permet la viabilité des parties cédées de Dexia BIL.

4.4.2.   Contribution propre

(74)

La Commission ne peut à ce stade pas conclure que le prix de vente au regard des effets combinés de l'absence de procédure d'appel d'offre ouverte et du manque d'informations précises sur la évaluation adéquate de la transaction en particulier des activités exclues de la cession et la récupération par Dexia BIL de leur produit net de cession ne contienne aucun élément d'aide d'État.

(75)

Dans le cas où la clause 3.3.5 ne serait finalement pas supprimée, la Commission ne peut, à ce stade, pas non plus conclure à une contribution propre adéquate. Selon cette clause, Dexia s'engagerait à obtenir à posteriori des garanties d'État en faveur de l'acquéreur de Dexia BIL. En effet, si l'octroi des garanties prévues à la clause 3.3.5 se ferait au moyen de ressources de l'État, tout en ne pas répondant a priori aux conditions de nécessité de l'aide potentielle et d'une limitation au minimum nécessaire. Sous cette clause Dexia BIL n'est pas tenue de démontrer la nécessité d'une telle aide potentielle dont la mise en œuvre serait déclenchée par le seul octroi d'une telle aide à un concurrent potentiel. La Commission a par conséquent des doutes sur la prise en compte dans le prix de vente de la difficulté de mettre en œuvre la clause 3.3.5 au regard de la compatibilité de l'aide potentielle prévue à la clause 3.3.5 avec le marché intérieur.

(76)

La Commission n'est donc pas en mesure de déterminer à ce stade si, dans le cas où la transaction contiendrait des éléments d'aide, le prix de cession ainsi que les conditions assorties (notamment la garantie à posteriori) permettrait d'assurer une contribution propre satisfaisante.

4.4.3.   Mesures visant à corriger les distorsions de concurrence

(77)

Selon la Communication sur les Restructurations (point 30) (16), la nature et la forme des mesures limitant les distorsions de concurrence dépendent du montant des aides, des conditions et circonstances dans lesquelles elles ont été octroyées, ainsi que des caractéristiques du marché ou des marchés sur lesquels le bénéficiaire est actif.

(78)

Dans le cas où la mesure notifiée contiendrait des aides additionnelles, il faudrait des mesures additionnelles pour limiter les distorsions de concurrence.

5.   CONCLUSION

(79)

Comme indiqué précédemment, la Commission n'est pas en mesure d'exclure qu'il y ait de l'aide ou s'il y a aide d'accepter, lors d'un premier examen, la compatibilité de la cession des parties cédées de Dexia BIL avec le marché intérieur.

(80)

En regard de ces éléments, la Commission doit donc poursuivre ses investigations sur la mesure de cession de Dexia BIL et ouvre une procédure formelle d'investigation, conformément à l'article 108, paragraphe 2, TFUE.

(81)

La Commission invite donc les parties intéressées à lui communiquer leurs observations quant à l'existence et la compatibilité de l'aide éventuellement contenus dans la cession de Dexia BIL, en particulier sur les éléments relatifs:

au prix de vente au regard des effets combinés de l'absence de procédure d'appel d'offre ouverte et du manque d'informations précises sur la évaluation adéquate de la transaction en particulier des activités exclues de la cession et la récupération par Dexia BIL de leur produit net de cession;

à la clause 3.3.5 du MoU, si cette clause est maintenue.

(82)

Compte tenu des considérations qui précèdent, la Commission invite le Luxembourg, dans le cadre de la procédure de l'article 108, paragraphe 2, TFUE, à présenter leurs observations et à fournir toute information utile pour l’évaluation de cette mesure et de ces aides dans un délai d’un mois à compter de la date de réception de la présente. Elle invite vos autorités à transmettre immédiatement une copie de cette lettre aux bénéficiaires potentiels de l’aide.

DÉCISION

En conformité avec l'article 108, paragraphe 2, TFUE, la Commission a décidé d'ouvrir une procédure formelle d'investigation sur la mesure de cession de Dexia BIL. La Commission a des doutes sur l'absence d'élément d'aide dans la cession envisagée et sur la compatibilité de ces éléments d'aide potentiels avec le marché intérieur. La Commission a décidé d'ouvrir une procédure formelle d'investigation en particulier sur les éléments relatifs:

au prix de vente au regard des effets combinés de l'absence de procédure d'appel d'offre ouverte et du manque d'informations précises sur la évaluation adéquate de la transaction en particulier des activités exclues de la cession et la récupération par Dexia BIL de leur produit net de cession;

à la clause 3.3.5 du MoU, si cette clause est maintenue.

Le Luxembourg est invité à présenter ses observations et à transmettre à la Commission toutes les informations nécessaires pour l'analyse de la mesure et sa compatibilité éventuelle.

Par la présente, la Commission avise le Luxembourg qu’elle informera les intéressés par la publication de la présente lettre et d'un résumé de celle-ci au Journal officiel de l’Union européenne. Elle informera également les intéressés dans les pays de l’AELE signataires de l’accord EEE par la publication d’une communication dans le supplément EEE du Journal officiel, ainsi que l’autorité de surveillance de l’AELE en leur envoyant une copie de la présente. Tous les intéressés susmentionnés seront invités à présenter leurs observations dans un délai d’un mois à compter de la date de cette publication.”


(1)  JO C(2008) 7388 final.

(2)  Dans la présente décision, "Dexia" désigne Dexia SA et l'ensemble de ses filiales. En est donc exclue, depuis le rachat de Dexia Banque Belgique par l'État belge, Dexia Banque Belgique et ses filiales.

(3)  JO C 181 du 4.8.2009, p. 42.

(4)  JO C 305 du 16.12.2009, p. 3.

(5)  JO C 274 du 19.10.2010 p. 54.

(6)  JO C 38 du 11.2.2012, p. 12.

(7)  Décision non encore publiée au Journal Officiel.

Décision publiée sur le site internet de la DG Concurrence à l'adresse suivante: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/cases/243124/243124_1306879_116_2.pdf

(8)  Voir ce communiqué sur le site internet du groupe Dexia à l'adresse suivante: http://www.dexia.com/FR/Journaliste/communiques_de_presse/Pages/Entree-en-negociation-exclusive-pour-la-cession-de-Dexia-Banque-Internationale-a-Luxembourg.aspx

(9)  Information confidentielle […].

(10)  "Équité du prix de cession de BIL à Precision Capital/Eléments préliminaires en l'état actuel des négociations" du 10 décembre 2011

(11)  (i) La méthode d'actualisation des "cash flows to equity" sur la base des flux distribuables aux actionnaires sous réserve de la satisfaction des ratios réglementaires core tier 1. (ii) La méthode du "price to book ratio", sur base de l'excès de rentabilité par rapport au coût du capital. (iii) La méthode des comparables boursiers.

(12)  La BIL, avec ses près de 40 agences dans le Grand-Duché, est en troisième position sur le marché luxembourgeois, détenant environ [5 – 15] % des dépôts, [5 – 15] % des prêts et environ [5 – 15] % des actifs sous gestion dans le domaine de la banque privée.

(13)  Si le conseil d'administration a entériné des négociations exclusives avec Precision le 9 et 10 octobre 2011, la période d'exclusivité formelle n'a commencé que le 23 octobre 2011 avec la signature d'une Letter of intent.

(14)  […]

(15)  JO C 195 du 19.8.2009, p. 9.

(16)  JO C 195 du 19.8.2009, p. 9.