ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2012.041.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 41

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

55e jaargang
14 februari 2012


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

Europees Comité voor systeemrisico's

2012/C 041/01

Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico's van 22 december 2011 inzake het macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten (ESRB/2011/3)

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 041/02

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

5

2012/C 041/03

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 2 )

9

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2012/C 041/04

Wisselkoersen van de euro

11

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2012/C 041/05

Specifieke oproep tot het indienen van voorstellen — EAC/S02/12 — Erasmus University Charter 2013

12

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2012/C 041/06

Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China

14

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

 

(2)   Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

Europees Comité voor systeemrisico's

14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/1


AANBEVELING VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S

van 22 december 2011

inzake het macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten

(ESRB/2011/3)

2012/C 41/01

DE ALGEMENE RAAD VAN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO'S,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, onder a), en Protocol (nr. 25) betreffende de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden,

Gelet op Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (1), inzonderheid artikel 3, lid 2, onder b), d) en f) en artikel 16 tot en met 18,

Gelet op Besluit ESRB/2011/1 van het Europees Comité voor systeemrisico's van 20 januari 2011 houdende goedkeuring van het reglement van orde van het Europees Comité voor systeemrisico's (2), inzonderheid artikel 15, lid 3, onder e), en artikel 18 tot en met 20,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een duidelijk omlijnd beleidskader is een noodzakelijke voorwaarde voor effectief macroprudentieel beleid. Met de instelling van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) binnen het Europees Systeem voor financieel toezicht werd een beleidskader opgezet voor macroprudentieel beleid op het niveau van de Europese Unie, uit te oefenen via waarschuwingen en aanbevelingen, die ten uitvoer dienen te worden gelegd.

(2)

De effectiviteit van macroprudentieel beleid in de Unie hangt ook af van het nationale macroprudentiële beleidskader van de lidstaten, aangezien de verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de maatregelen die noodzakelijk zijn voor het handhaven van financiële stabiliteit allereerst binnen nationale kaders ligt.

(3)

In sommige lidstaten worden thans wetgevende initiatieven betreffende macroprudentiële kaders besproken.

(4)

Het is noodzakelijk richtsnoeren te geven betreffende kernelementen van nationale macroprudentiële mandaten, waarbij de noodzaak voor consistentie van nationale manieren van aanpak wordt afgewogen tegen de flexibiliteit om rekening te houden met specifieke nationale kenmerken.

(5)

Het expliciet uiteenzetten van een duidelijke doelstelling zou de nationale macroprudentiële autoriteiten helpen hun geneigdheid tot inactiviteit te overkomen. Macroprudentieel beleid kan op nationaal niveau worden gevoerd op initiatief van de nationale macroprudentiële autoriteiten, of als vervolg op aanbevelingen of waarschuwingen van het ESRB.

(6)

In het algemeen kan macroprudentieel beleid, afhankelijk van de nationale institutionele kaders, worden gevoerd door één enkele instelling of door een uit verschillende instellingen samengesteld college. In ieder geval dient de hiermee belaste autoriteit op een duidelijke en transparante manier te worden geïdentificeerd.

(7)

Overweging 24 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 bepaalt dat: „Vanwege hun expertise en hun bestaande verantwoordelijkheden op het gebied van financiële stabiliteit moeten […] de nationale centrale banken een hoofdrol spelen in het macroprudentiële toezicht.” Deze conclusie wordt verder versterkt wanneer centrale banken ook belast zijn met microprudentieel toezicht.

(8)

Afhankelijk van het nationale institutionele kader, kan de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten op het gebied van financiële stabiliteit verschillende vormen aannemen, variërend van coördinatie tot uitwisseling van gegevens en informatie.

(9)

Het ESRB zal potentiële grensoverschrijdende overloopeffecten van door de bevoegde nationale autoriteiten geplande macroprudentiële maatregelen bespreken teneinde een minimum aan coördinatie te verzekeren en mogelijke negatieve overloopeffecten te beperken. Hiertoe dient het secretariaat van het ESRB van tevoren te worden geïnformeerd over door nationale autoriteiten voorgestelde belangrijke actie op macroprudentieel gebied ter bespreking in het stuurcomité van het ESRB. Indien dit door het stuurcomité aangewezen wordt geacht, kan de voorgestelde actie op macroprudentieel gebied ter attentie van de algemene raad worden gebracht.

(10)

De taken en bevoegdheden van de macroprudentiële autoriteit dienen duidelijk te worden afgebakend. In aanmerking nemend welk effect de lopende EU-hervorming van het kapitaalraamwerk voor kredietinstellingen (3) zou kunnen hebben, dienen de procedures om aan de macroprudentiële autoriteit instrumenten toe te kennen, het mogelijk te maken om — binnen de beginselen van het desbetreffende wetgevingskader — tijdig tot aanpassing van de beleidsinstrumenten te komen in antwoord op innovatie en verandering binnen het financiële stelsel en in antwoord op de zich wijzigende aard van risico's voor financiële stabiliteit. De macroprudentiële autoriteit dient ex-ante te rechtvaardigen waarom hij bepaalde instrumenten nodig heeft, en dient het initiatiefrecht te hebben om te verzoeken om de toekenning van die instrumenten. Tot de instrumenten dienen zowel die instrumenten te behoren die een effect kunnen hebben op cyclische risico's, zoals onhoudbare hefboomfinanciering, looptijdonevenwichtigheid en kredietgroei, als instrumenten die marktstructuren kunnen beïnvloeden. Er zou kunnen worden voorzien in een institutionele scheiding tussen niet-bindende en bindende instrumenten.

(11)

Transparantie verbetert het begrip van macroprudentieel beleid door de financiële sector en het grote publiek, en is een noodzakelijk vereiste voor verantwoording jegens de wetgever, als de vertegenwoordiger van de gehele bevolking. Aangezien het uiteindelijke doel van macroprudentieel beleid moeilijk is te kwantificeren, mag verantwoording worden geformuleerd in termen van het bereiken van tussenliggende doelen, of door de ratio van het gebruik van macroprudentiële instrumenten open uit te leggen.

(12)

Op macroprudentiële beleidsmakers kan druk worden uitgeoefend om beleid niet aan te scherpen in een periode van hoogconjunctuur of te versoepelen in een tijd van crisis. Om de geloofwaardigheid van het beleid te waarborgen, dienen macroprudentiële autoriteiten door middel van onafhankelijkheid te worden afgeschermd tegen druk van buiten. Centrale banken die belast zijn met macroprudentiële mandaten, dienen onafhankelijk te zijn in de betekenis van artikel 130 van het Verdrag.

(13)

Deze aanbeveling dient de mandaten ten aanzien van monetair beleid van de centrale banken in de Unie en de aan het ESRB toevertrouwde taken niet in de weg te staan.

(14)

Aanbevelingen van het ESRB worden gepubliceerd nadat de Raad van de Europese Unie in kennis is gesteld van het voornemen daartoe van de algemene raad en na de Raad de gelegenheid te hebben gegeven te reageren,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

AANBEVELINGEN

Aanbeveling A —   Doelstelling

Lidstaten wordt aanbevolen om:

1.

aan te geven dat de uiteindelijke doelstelling van macroprudentieel beleid is bij te dragen tot het waarborgen van de stabiliteit van het financiële stelsel als geheel, met inbegrip van het versterken van de veerkracht van het financiële stelsel en het verminderen van de opbouw van systeemrisico's, en daarbij een duurzame bijdrage van de financiële sector aan economische groei te verzekeren;

2.

te verzekeren dat macroprudentieel beleid op nationaal niveau kan worden gevoerd op initiatief van de nationale macroprudentiële autoriteiten, of als vervolg op aanbevelingen of waarschuwingen van het ESRB.

Aanbeveling B —   Institutionele regelingen

Lidstaten wordt aanbevolen om:

1.

in de nationale wetgeving een autoriteit aan te wijzen die belast is met het voeren van macroprudentieel beleid, in het algemeen hetzij één enkele instelling of een college dat is samengesteld uit de autoriteiten wier handelingen een belangrijke impact op financiële stabiliteit hebben. De nationale wetgeving dient het besluitvormingsproces van het bestuursorgaan van de macroprudentiële autoriteit te specificeren;

2.

indien één enkele instelling wordt aangewezen als de macroprudentiële autoriteit, mechanismen in te stellen voor samenwerking tussen alle autoriteiten wier handelingen een belangrijke impact op financiële stabiliteit hebben, onverminderd hun respectieve mandaten;

3.

te verzekeren dat de centrale bank een leidende rol speelt in het macroprudentieel beleid en dat macroprudentieel beleid haar onafhankelijkheid overeenkomstig artikel 130 van het Verdrag niet ondermijnt;

4.

de macroprudentiële autoriteit op te dragen samen te werken en informatie uit te wisselen, ook grensoverschrijdend, met name door het ESRB in kennis te stellen van de ondernomen actie om systeemrisico's op nationaal niveau aan te pakken.

Aanbeveling C —   Taken, bevoegdheid, instrumenten

Lidstaten wordt aanbevolen om:

1.

de macroprudentiële autoriteit minimaal te belasten met de taken van het identificeren, bewaken en beoordelen van risico's voor financiële stabiliteit en met het ten uitvoer leggen van beleid om zijn doelstelling te bereiken door die risico's te voorkomen en te reduceren;

2.

te verzekeren dat de macroprudentiële autoriteit de bevoegdheid heeft alle voor de uitoefening van zijn taken relevante nationale gegevens en informatie op te vragen en tijdig te verkrijgen, met inbegrip van informatie van microprudentiële toezichthouders en van toezichthouders op effectenmarkten en informatie van buiten de reikwijdte van regelgevende instanties, alsook instellingspecifieke informatie na een met redenen omkleed verzoek daartoe en met adequate regelingen om vertrouwelijkheid te waarborgen. Op grond van dezelfde beginselen dient de macroprudentiële autoriteit met microprudentiële toezichthoudende autoriteiten de voor de uitoefening van de taken van die autoriteiten relevante gegevens en informatie te delen;

3.

de macroprudentiële autoriteit de bevoegdheid te geven om de aanpak van het toezicht aan te geven en/of te ontwikkelen om, in coördinatie of samen met de microprudentiële toezichthouders en de toezichthouders op effectenmarkten, de financiële instellingen en structuren te identificeren die systeemrelevant zijn voor de respectieve lidstaat, en de reikwijdte van nationale regelgeving te bepalen of daarover aanbevelingen te doen;

4.

te verzekeren dat de macroprudentiële autoriteit controle heeft over geëigende instrumenten voor het realiseren van zijn doelstellingen. Waar nodig dienen duidelijke en prompte procedures te worden opgezet om instrumenten toe te kennen aan de macroprudentiële autoriteit.

Aanbeveling D —   Transparantie en verantwoording

Lidstaten wordt aanbevolen om:

1.

te verzekeren dat macroprudentiële beleidsbesluiten en motiveringen ervan tijdig openbaar worden gemaakt, tenzij dit risico's oplevert voor financiële stabiliteit, en dat de macroprudentiële beleidsstrategieën door de macroprudentiële autoriteit worden uiteengezet en gepubliceerd;

2.

de macroprudentiële autoriteit de bevoegdheid te geven om openbare en vertrouwelijke verklaringen af te leggen over systeemrisico;

3.

de macroprudentiële autoriteit uiteindelijk verantwoording te laten afleggen aan het nationale parlement;

4.

rechtsbescherming te verzekeren voor de macroprudentiële autoriteit en zijn medewerkers wanneer ze te goeder trouw handelen.

Aanbeveling E —   Onafhankelijkheid

Lidstaten wordt aanbevolen om te verzekeren dat:

1.

de macroprudentiële autoriteit bij het nastreven van zijn doelstelling tenminste operationeel onafhankelijk is, met name van de politiek en van de financiële sector;

2.

organisatorische en financiële regelingen het voeren van macroprudentieel beleid niet in gevaar brengen.

HOOFDSTUK 2

UITVOERING

1.   Interpretatie

In deze aanbeveling gebruikte termen hebben de volgende betekenis:

„financiële instellingen”: financiële instellingen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1092/2010;

„financiële stelsel”: financiële stelsel zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1092/2010.

2.   Criteria voor implementatie

1.

De volgende criteria zijn van toepassing op de uitvoering van deze aanbeveling:

a)

De aanbevolen maatregelen dienen in de nationale wetgeving te worden vastgelegd;

b)

Regelgevingsarbitrage dient te worden vermeden;

c)

Bij de uitvoering dient op gepaste wijze rekening te worden gehouden met het proportionaliteitsbeginsel, in verband met het verschillende systeembelang van de financiële instellingen, en met de verschillende institutionele systemen, en rekening houdend met de doelstelling en de inhoud van elke aanbeveling;

d)

Ten aanzien van aanbeveling A:

i)

kunnen tussenliggende beleidsdoeleinden worden geïdentificeerd als operationele specificaties van de uiteindelijke doelstelling;

ii)

dient macroprudentieel beleid ook actie mogelijk te maken betreffende maatregelen die macroprudentieel van belang zijn.

2.

Geadresseerden wordt verzocht het ESRB en de Raad mede te delen welke actie is ondernomen ingevolge deze aanbeveling, of het niet ondernemen van actie afdoende te rechtvaardigen. De verslagen dienen minimaal het volgende te bevatten:

a)

informatie over de inhoud en het tijdschema van de ondernomen actie;

b)

een beoordeling van het functioneren van de ondernomen actie vanuit het perspectief van de doelstellingen van deze aanbeveling;

c)

een gedetailleerde rechtvaardiging van het eventueel niet ondernemen van actie of het afwijken van deze aanbeveling, met inbegrip van eventuele vertragingen.

3.   Tijdschema voor het opvolgen van de aanbevelingen

1.

Geadresseerden wordt verzocht het ESRB en de Raad mede te delen welke actie is ondernomen ingevolge deze aanbeveling, of het niet ondernemen van actie afdoende te rechtvaardigen, zoals aangegeven in de volgende paragrafen.

2.

Uiterlijk 30 juni 2012 geven geadresseerden aan het ESRB een tussentijds verslag door dat tenminste de volgende aspecten bestrijkt: a) een verklaring of een macroprudentieel mandaat is verwezenlijkt of dat verwezenlijking gepland is; b) een analyse van de rechtsgrondslag voor de ten uitvoerlegging van deze aanbeveling; c) de voorziene institutionele vormgeving van de macroprudentiële autoriteit en de voorgenomen institutionele veranderingen; d) voor elk van de hierbij gegeven aanbevelingen een beoordeling of de aanbeveling wordt of zal worden bestreken door de nationale maatregelen betreffende het macroprudentiële mandaat en, zo niet, adequate uitleg daarvan. Het ESRB kan geadresseerden informeren over zijn opvattingen over het tussentijds verslag.

3.

Uiterlijk 30 juni 2013 geven geadresseerden het eindverslag door aan het ESRB en de Raad. Aanbevolen maatregelen dienen niet later dan 1 juli 2013 van kracht te zijn.

4.

De algemene raad kan de uiterste termijnen in paragraaf 2 en 3 verlengen indien wetgevende initiatieven nodig zijn om te voldoen aan één of meerdere aanbevelingen.

4.   Toezicht en beoordeling

1.

Het secretariaat van het ESRB:

a)

staat de geadresseerden bij, onder meer door gecoördineerde rapportage te bevorderen, toepasselijke modelformulieren te verstrekken en, waar nodig, de modaliteiten en het tijdschema voor het opvolgen nauwkeurig te beschrijven;

b)

verifieert de opvolging door de geadresseerden, onder meer door hen op hun verzoek bij te staan, en rapporteert via het stuurcomité over de opvolging aan de algemene raad binnen twee maanden na ommekomst van de uiterste termijnen voor de opvolging.

2.

De algemene raad beoordeelt de door de geadresseerden gerapporteerde acties en rechtvaardigingen en besluit, voor zover van toepassing, of deze aanbeveling niet is opgevolgd en de geadresseerden er niet in zijn geslaagd het niet ondernemen van actie genoegzaam te rechtvaardigen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 december 2011.

De voorzitter van het ESRB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

(2)  PB C 58 van 24.2.2011, blz. 4.

(3)  Voorstellen van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (COM(2011) 453 definitief) en voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (COM(2011) 452 definitief).


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/5


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst)

2012/C 41/02

Datum waarop het besluit is genomen

15.12.2009

Referentienummer staatssteun

N 606/09

Lidstaat

Nederland

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Nationale regeling voor de instandhouding en het herstel van beschermde historische monumenten

Rechtsgrondslag

Monumentwet 1988

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Instandhouding van het cultureel erfgoed

Vorm van de steun

Directe subsidie, Garantie, Zachte lening

Begrotingsmiddelen

 

Voorziene jaarlijkse uitgaven 400 mln EUR

 

Totaal van de voorziene steun 2 000 mln EUR

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

1.1.2010-31.12.2014

Economische sectoren

Onroerend goed, Beperkt tot de horeca (toerisme)

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Nederlandse rijksoverheid

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

30.9.2011

Referentienummer staatssteun

SA.33095 (11/N)

Lidstaat

Spanje

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Recapitalisation of UNNIM Banc

Rechtsgrondslag

Article 9 Real Decree Law 9/2009, sobre reestructuración bancaria y reforzamiento de los recursos propios de las entidades de crédito

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Opheffing van een ernstige verstoring van de economie

Vorm van de steun

Herkapitalisatie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 948 mln EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

Economische sectoren

Beperkt tot de financiële dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Royal Kingdom of Spain

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

30.9.2011

Referentienummer staatssteun

SA.33096 (11/N)

Lidstaat

Spanje

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Recapitalisation of NCG Banco

Rechtsgrondslag

Article 9 Real Decree Law 9/2009, sobre reestructuración bancaria y reforzamiento de los recursos propios de las entidades de crédito

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Opheffing van een ernstige verstoring van de economie

Vorm van de steun

Herkapitalisatie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 2 465 mln EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

Economische sectoren

Beperkt tot de financiële dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Royal Kingdom of Spain

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

30.9.2011

Referentienummer staatssteun

SA.33103 (11/N)

Lidstaat

Spanje

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Recapitalisation of Catalunya Banc

Rechtsgrondslag

Article 9 Real Decree Law 9/2009, sobre reestructuración bancaria y reforzamiento de los recursos propios de las entidades de crédito

Type maatregel

Individuele steun

Doelstelling

Opheffing van een ernstige verstoring van de economie

Vorm van de steun

Herkapitalisatie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 1 718 mln EUR

Maximale steunintensiteit

Looptijd (periode)

Economische sectoren

Beperkt tot de financiële dienstverlening

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Royal Kingdom of Spain

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

16.1.2012

Referentienummer staatssteun

SA.33603 (11/N)

Lidstaat

Italië

Regio

Veneto

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Modifiche al regime di aiuti diretto a fronteggiare i danni conseguenti gli eccezionali eventi alluvionali che hanno colpito il territorio della Regione Veneto nei giorni dal 31 ottobre al 2 novembre 2010 (SA.32683)

Rechtsgrondslag

OPCM 3906 del 13 novembre 2010; Ordinanza del Commissario n. 9 del 17 dicembre 2010; Progetto di Ordinanza del Commissario recante disposizioni per la concessione alle imprese di aiuti destinati a ovviare ai danni arrecati dagli eccezionali eventi alluvionali che hanno colpito il territorio regionale nei giorni dal 31 ottobre al 2 novembre 2010; Ordinanza del Presidente del Consiglio dei ministri n. 3943 del 25 maggio 2011

Type maatregel

Steunregeling

Doelstelling

Vergoeding van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen

Vorm van de steun

Directe subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaal van de voorziene steun 60 mln EUR

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2013

Economische sectoren

Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Commissario delegato ex OPCM 3906 per il tramite dei Comuni

Via Paolucci 34

30147 Marghera VE

ITALIA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/9


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

2012/C 41/03

Datum waarop het besluit is genomen

6.1.2012

Referentienummer staatssteun

SA.33112 (11/N)

Lidstaat

Italië

Regio

Calabria

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Regime di Aiuto Misure Forestali Programma di Sviluppo Rurale 2007-2013 della Regione Calabria [Dec. n. C(2010) 1164 del 26 febbraio 2010]: Misura 221 — Primo imboschimento di terreni agricoli; Misura 223 — Primo imboschimento di superfici non agricole.

Rechtsgrondslag

PSR Calabria, Allegato X — Schede di misura 221, 223 [Art. 36, b, i-iii; Artt. 43 e 45 regolamento (CE) n. 1698/2005]

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Bosbouw, Plattelandsontwikkeling (AGRI)

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

Totaalbudget: 19 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

80 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2013

Economische sectoren

Bosbouw en de exploitatie van bossen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Regione Calabria

Dipartimento Agricoltura

Via Molè

88100 Catanzaro CZ

ITALIA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm

Datum waarop het besluit is genomen

6.1.2012

Referentienummer staatssteun

SA.33810 (11/N)

Lidstaat

Denemarken

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Large Growth Guarantee Scheme/extension of the calculation methodology for the aid element in guarantees (SA.33022)

Rechtsgrondslag

The Finance Act 2011

Act No 549 of 1 July 2002 (as amended) on Vækstfonden

Executive order No 1013 of 17 August 2007 (as amended) on the activitities on Vækstfonden

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

kmo's

Vorm van de steun

Garantie

Begrotingsmiddelen

Totaalbudget: 75 DKK (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

7,26 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2015

Economische sectoren

Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Vækstfonden

Strandvejen 104 A

2900 Hellerup

DANMARK

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/state_aids_texts_nl.htm


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/11


Wisselkoersen van de euro (1)

13 februari 2012

2012/C 41/04

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3254

JPY

Japanse yen

102,86

DKK

Deense kroon

7,4329

GBP

Pond sterling

0,83885

SEK

Zweedse kroon

8,8098

CHF

Zwitserse frank

1,2090

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,5710

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,045

HUF

Hongaarse forint

290,45

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6988

PLN

Poolse zloty

4,1942

RON

Roemeense leu

4,3458

TRY

Turkse lira

2,3312

AUD

Australische dollar

1,2326

CAD

Canadese dollar

1,3222

HKD

Hongkongse dollar

10,2782

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5867

SGD

Singaporese dollar

1,6622

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 485,49

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,1629

CNY

Chinese yuan renminbi

8,3386

HRK

Kroatische kuna

7,5870

IDR

Indonesische roepia

11 926,83

MYR

Maleisische ringgit

4,0116

PHP

Filipijnse peso

56,280

RUB

Russische roebel

39,5760

THB

Thaise baht

40,836

BRL

Braziliaanse real

2,2757

MXN

Mexicaanse peso

16,8404

INR

Indiase roepie

65,1430


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/12


SPECIFIEKE OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EAC/S02/12

Erasmus University Charter 2013

2012/C 41/05

1.   Doelstellingen en beschrijving

Het Erasmus University Charter vormt het algemene kader voor de Europese samenwerkingsactiviteiten die een instelling voor hoger onderwijs binnen het Erasmusprogramma kan ontplooien als onderdeel van het programma Een leven lang leren. Alleen instellingen voor hoger onderwijs waaraan dit charter is toegekend, mogen mobiliteit voor studenten en voor onderwijzend en ander personeel organiseren, intensieve taalcursussen en programma's in het kader van Erasmus opzetten, aanvragen voor multilaterale projecten, netwerken en flankerende maatregelen indienen en voorbereidende bezoeken organiseren (1). Het Erasmus University Charter is gebaseerd op het besluit over het programma Een leven lang leren (2) voor de periode van 2007 tot en met 2013. De specifieke doelstellingen van het programma zijn vermeld in artikel 1, lid 3, van het besluit.

2.   In aanmerking komende aanvragers

Het Erasmus University Charter is van toepassing op alle instellingen voor hoger onderwijs zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van het besluit.

De aanvragers moeten in een van de volgende landen gevestigd zijn:

de 27 lidstaten van de Europese Unie;

de EER/EVA-landen: IJsland, Liechtenstein, Noorwegen;

de kandidaat-lidstaten: Turkije, Kroatië en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonie;

Zwitserland.

3.   Uiterste datum voor het indienen van aanvragen

De uiterste datum voor het indienen van aanvragen voor het Erasmus University Charter is 29 maart 2012.

4.   Nadere informatie

De informatie over het Erasmusprogramma en het Erasmus University Charter vindt u op de volgende website:

http://ec.europa.eu/llp

Aanvragen moeten worden ingediend overeenkomstig de richtsnoeren van het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele media en cultuur die te vinden zijn op de volgende website:

http://eacea.ec.europa.eu/llp/index_en.htm


(1)  Het Erasmus University Charter is niet vereist voor hogeronderwijsinstellingen uit landen die alleen in aanmerking komen voor deelname aan multilaterale projecten, netwerken en flankerende maatregelen in het kader van Erasmus (de in punt A.2 van de bijlage bij Besluit nr. 1720/2006/EG vermelde programma-acties).

(2)  2 Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren. Zie http://eur-lex.europa.eu/lex/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:327:0045:0068:NL:PDF


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

14.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/14


Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China

2012/C 41/06

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”) op eigen initiatief besloten tot opening van een tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het nieuwe onderzoek is beperkt tot het onderzoek van dumping.

1.   Product

Dit nieuwe onderzoek betreft handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00. Handpallettrucks worden omschreven als toestellen met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd wordt op een glad, vlak en hard oppervlak. Handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met pompbewegingen van de dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Zij hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars); iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks); of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks) („het onderzochte product”).

2.   Bestaande maatregelen

Bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Bij Verordening (EG) nr. 684/2008 van de Raad (3) heeft de Raad de oorspronkelijke productdefinitie verduidelijkt.

Na een onderzoek naar ontwijking overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening is dit recht bij Verordening (EG) nr. 499/2009 van de Raad (4) uitgebreid tot hetzelfde product verzonden uit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand.

Na een onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad (5) besloten dat de bovengenoemde maatregelen moesten worden gehandhaafd.

3.   Motivering van het nieuwe onderzoek

De Commissie beschikt over voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat, wat dumping betreft, de omstandigheden op grond waarvan de bestaande maatregelen werden ingesteld, zijn gewijzigd en dat deze wijziging van blijvende aard is.

Een vergelijking van de Chinese uitvoerprijzen naar de EU met een normale waarde, vastgesteld op basis van de in de EU betaalde of te betalen prijzen, laat zien dat de dumping is toegenomen. Chinese handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan blijven de EU-markt binnenkomen tegen dumpingprijzen. Er bestaan meer bepaald aanwijzingen dat Chinese producenten-exporteurs zich kunnen veroorloven om het betrokken product tegen lage prijzen uit te voeren wegens prijsverstoringen op de staalmarkt in de Volksrepubliek China als gevolg van staatsinmenging. Deze ontwikkeling stelt naast andere ontwikkelingen de geldigheid van de aan één Chinese producent-exporteur toegekende BMO ter discussie.

Bovendien wijst de informatie waarover de Commissie beschikt erop dat de capaciteit van de Chinese producenten-exporteurs van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan veel groter is dan de binnenlandse vraag van China en dat de EU-markt een zeer aantrekkelijke bestemming voor hun uitvoer blijft. Uit de statistieken van Eurostat blijkt immers dat de invoer uit China de invoer uit andere derde landen de laatste jaren bijna volledig heeft vervangen.

Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat de omstandigheden in verband met dumping, als bepaald in het oorspronkelijke onderzoek, aanzienlijk zijn veranderd en dat deze veranderingen van blijvende aard zijn. Bijgevolg lijkt de handhaving van de maatregelen op het bestaande niveau niet langer adequaat om de gevolgen van schade veroorzakende dumping te compenseren.

4.   Procedure

De Commissie opent hierbij een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, nadat zij in overleg met het Raadgevend Comité heeft bepaald dat voldoende bewijsmateriaal bestaat om de opening van een tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen.

Het nieuwe onderzoek zal nagaan of de handhaving van de maatregel niet langer nodig is om de dumping te compenseren dan wel of de bestaande maatregel niet, of niet langer, toereikend is om de dumping die schade veroorzaakt te neutraliseren.

Het onderzoek zal nagaan of de bestaande maatregelen gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd moeten worden.

Procedure betreffende dumping

Producenten-exporteurs (6) van het onderzochte product uit het betrokken land, inclusief die welke niet hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de wijziging en de handhaving van de geldende maatregelen hebben geleid, wordt verzocht deel te nemen aan het nieuwe onderzoek van de Commissie.

4.1.    Onderzoek van de producenten-exporteurs

4.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in het betrokken land

a)   Samenstelling van een steekproef

Gezien het potentieel grote aantal producenten-exporteurs in het betrokken land dat bij deze procedure is betrokken en om het nieuwe onderzoek binnen de wettelijke termijnen te kunnen afronden, kan de Commissie de te onderzoeken producenten-exporteurs beperken tot een redelijk aantal door een steekproef samen te stellen (dit proces wordt ook de „samenstelling van een steekproef” genoemd). De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden samengesteld.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers hierbij verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de datum van de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en zij moeten de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

de omzet in plaatselijke valuta en de hoeveelheid in stuks van het onderzochte product die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 naar de Unie is uitgevoerd voor elk van de 27 lidstaten (7) afzonderlijk en in totaal;

de omzet in plaatselijke valuta en de hoeveelheid in stuks van het onderzochte product die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 op de binnenlandse markt is verkocht;

de omzet in plaatselijke valuta en de hoeveelheid in stuks van het onderzochte product die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 aan andere derde landen is verkocht;

de precieze activiteiten van de onderneming wereldwijd met betrekking tot het onderzochte product;

de namen en de precieze activiteiten van alle verbonden ondernemingen (8) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

De producenten-exporteurs moeten ook aangeven of zij, ingeval zij niet in de steekproef worden opgenomen, een vragenlijst en andere aanvraagformulieren willen ontvangen om deze in te vullen en een individuele dumpingmarge aan te vragen overeenkomstig punt b) hieronder.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Indien de onderneming aangeeft dat zij niet in de steekproef wil worden opgenomen, wordt zij geacht niet aan het nieuwe onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende producenten-exporteurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens en het resultaat kan voor de desbetreffende onderneming minder gunstig zijn dan wanneer zij wel had meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie ook contact opnemen met de autoriteiten van het betrokken land en met de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die enige andere relevante informatie met betrekking tot de samenstelling van de steekproef willen voorleggen, afgezien van bovenbedoelde gegevens, dienen dat te doen binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders bepaald.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van de grootste representatieve hoeveelheid van de uitvoer naar de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

De ingevulde vragenlijst dient informatie te bevatten over onder meer de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten, de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van de betrokken landen en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

Ondernemingen die hadden ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet geselecteerd zijn, zullen worden geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) hieronder zal het antidumpingrecht dat kan worden toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (9).

b)   Individuele dumpingmarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken individuele dumpingmarges vast te stellen („individuele dumpingmarge”). Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, moeten overeenkomstig punt a) om een vragenlijst en andere aanvraagformulieren verzoeken en deze ingevuld retourneren binnen de in de volgende zin en in punt 4.2.2 hieronder aangegeven termijnen. De volledig ingevulde vragenlijst moet uiterlijk 37 dagen na de datum van de kennisgeving van de steekproefselectie worden ingediend, tenzij anders aangegeven. Er zij op gewezen dat de Commissie alleen een individuele dumpingmarge voor die producenten-exporteurs in landen zonder markteconomie kan vaststellen als bewezen is dat zij voldoen aan de criteria voor de toekenning van een behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of althans een individuele behandeling („IB”), zoals nader gespecificeerd in punt 4.2.2 hieronder.

Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie desalniettemin kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, als bijvoorbeeld het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat een dergelijke vaststelling een onredelijke belasting zou vormen en de tijdige afronding van het nieuwe onderzoek zou belemmeren.

4.2.    Aanvullende procedure met betrekking tot producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

4.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit het betrokken land zal, met inachtneming van de bepalingen van punt 4.2.2 hieronder en overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De Commissie is voornemens contact op te nemen met producenten in andere derde landen met een markteconomie, zoals Brazilië, om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. Indien geen medewerking wordt verleend, is de Commissie voornemens hiervoor opnieuw de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken. Belanghebbenden wordt hierbij verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze in te dienen binnen tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwde aanvraag om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (10) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

Individuele producenten-exporteurs in het betrokken land kunnen ook, of als alternatieve mogelijkheid, om een individuele behandeling („IB”) vragen. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten deze producenten-exporteurs aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening (11). De dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt berekend op basis van hun eigen uitvoerprijzen. De normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt gebaseerd op de waarden die zijn vastgesteld voor het derde land met een markteconomie, dat is geselecteerd zoals hierboven aangegeven.

De aandacht wordt ook gevestigd op punt 9 van dit bericht.

a)   Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)

De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle producenten-exporteurs in het betrokken land die voor de steekproef zijn geselecteerd, evenals aan alle niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, aan alle haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land.

Alle producenten-exporteurs die een BMO willen aanvragen, moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef dan wel van de beslissing geen steekproef samen te stellen een ingevuld BMO-aanvraagformulier indienen.

b)   Individuele behandeling („IB”)

Om een IB aan te vragen, moeten de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs in het betrokken land en de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef het BMO-aanvraagformulier met de voor IB relevante onderdelen volledig ingevuld indienen.

4.3.    Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (12)  (13)

Niet-verbonden importeurs van het onderzochte product uit het betrokken land naar de Unie, inclusief die welke niet hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de wijziging en de handhaving van de geldende maatregelen hebben geleid, wordt verzocht deel te nemen aan het nieuwe onderzoek van de Commissie.

Gezien het potentieel grote aantal niet-verbonden importeurs dat bij deze procedure is betrokken en om het nieuwe onderzoek binnen de wettelijke termijnen te kunnen afronden, kan de Commissie haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen (dit proces wordt ook „de samenstellling van een steekproef” genoemd. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden geselecteerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en zij moeten de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de precieze activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

de totale omzet in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011;

de hoeveelheid in stuks en waarde in euro's van de invoer naar en de wederverkoop in de Unie van het ingevoerde onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011;

de namen en de precieze activiteiten van alle verbonden ondernemingen (14) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Indien de onderneming aangeeft dat zij niet in de steekproef wil worden opgenomen, wordt zij geacht niet aan het nieuwe onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, en het resultaat kan voor deze importeurs minder gunstig zijn dan wanneer zij wel hadden meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die enige andere relevante informatie met betrekking tot de samenstelling van de steekproef willen voorleggen, afgezien van bovenbedoelde gegevens, moeten dat doen binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders bepaald.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van de grootste representatieve hoeveelheid van de verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten een ingevulde vragenlijst indienen binnen 37 dagen na de datum van de kennisgeving van de samenstelling van de steekproef, tenzij anders aangegeven. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

4.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal door de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn ontvangen.

4.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het nieuwe onderzoek, moet binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Een verzoek om te worden gehoord moet daarom worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen heeft vastgesteld.

4.6.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited (15)”.

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Volmachten, ondertekende verklaringen, en actualiseringen daarvan, gevoegd bij BMO- en/of IB-aanvraagformulieren of antwoorden op vragenlijsten moeten echter op papier, d.w.z. per post of persoonlijk, op onderstaand adres worden ingediend. Volgens artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22979618

E-mail: TRADE-11.3-HAND-PALLET-TRUCKS@ec.europa.eu

5.   Niet-medewerking

Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel had meegewerkt.

6.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het nieuwe onderzoek, moet binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen heeft vastgesteld.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm

7.   Tijdschema van het nieuwe onderzoek

Het nieuwe onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de datum van de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

8.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit nieuwe onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (16).

9.   Belangrijke informatie voor producenten-exporteurs in landen zonder markteconomie: gevolgen van het rapport van de beroepsinstantie van de WTO over EG-antidumpingsmaatregelen voor bevestigingsmiddelen (WTO Appellate Body Report EC-Antidumping measures on fasteners) (WT/DS397) voor de wijze waarop de Commissie dit onderzoek zal verrichten

De Commissie moedigt alle producenten-exporteurs uit de Volksrepubliek China, dat als een land zonder markteconomie wordt beschouwd met het oog op de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening, aan zich binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, als zij belangstelling hebben om mede te werken en een individueel antidumpingrecht te verkrijgen, ook al zijn zij van mening dat zij niet voldoen aan de criteria voor het verkrijgen van een IB. De Commissie vestigt hun aandacht op het volgende (17).

In zaak EC-Certain Iron or Steel fasteners from China (WT/DS397) oordeelde de beroepsinstantie van de WTO onder meer dat artikel 9, lid 5, van de basisverordening niet in overeenstemming is met bepaalde bepalingen van de WTO-overeenkomst inzake antidumping en artikel XVI:4 van de WTO-overeenkomst.

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen (18) („de machtigingsverordening”) bepaalt dat de Raad, indien hij dit wenselijk acht, onder meer krachtens de basisverordening genomen maatregelen van de Unie mag wijzigen om rekening te houden met de interpretatie van rechtsregels in een rapport van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO betreffende een niet betwiste maatregel.

Mocht het nieuwe onderzoek dat door dit bericht van opening wordt geopend, leiden tot de wijziging van de geldende antidumpingmaatregelen, dan zou naar de mening van de Commissie vorenbedoeld artikel 2 een rechtgrondslag vormen voor de naleving van de interpretatie van de rechtsregels die door de beroepsinstantie van de WTO in bovenvermeld geschil is ontwikkeld. In de praktijk zou dit betekenen dat, indien een producent-exporteur zich binnen de hierboven vermelde termijn kenbaar heeft gemaakt en ten volle heeft meegewerkt door het verstrekken van alle relevante informatie, maar niet om een IB heeft verzocht, of daarom heeft verzocht maar niet aan de criteria bleek te voldoen, het bovengenoemde artikel 2 van de machtigingsverordening in naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan dienen als rechtsgrondslag om aan die producent-exporteur een individueel recht toe te kennen. Bij het onderzoek van deze kwestie zal de Commissie rekening houden met de redenering van de beroepsinstantie van de WTO in bovenvermeld geschil, en met name met de in de punten 371-384 van het rapport besproken elementen.

Marktdeelnemers die op grond van dit deel van het bericht van opening een individueel recht verkrijgen, moeten zich ervan bewust zijn dat de bevindingen kunnen leiden tot een verhoging van het recht in vergelijking met het recht dat zou gelden indien geen individueel recht was toegekend.


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 189 van 21.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 1.

(4)  PB L 151 van 16.6.2009, blz. 1.

(5)  PB L 268 van 13.10.2011, blz. 1.

(6)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product.

(7)  De 27 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

(8)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie betreffende de uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht, vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(9)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, de minimis-marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(10)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van bedrijven en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt; iii) er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden en v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(11)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) bij ondernemingen of joint ventures die geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijn, de exporteurs vrij zijn om kapitaal en winsten te repatriëren; ii) zij vrij zijn de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vast te stellen; iii) de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren. Staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging; iv) zij bij de omrekening van valuta's marktkoersen gebruiken; en v) de staatsinmenging niet dusdanig is dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(12)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage 1 bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 8 voor de definitie van een verbonden partij.

(13)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(14)  Zie voetnoot 8 voor de definitie van een verbonden partij.

(15)  Een „Limited”-document is een document dat als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) wordt beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(16)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(17)  Als de samenstelling van een steekproef voor producenten-exporteurs nodig wordt geacht, zal een individueel antidumpingrecht alleen worden vastgesteld voor producenten-exporteurs die i) zijn geselecteerd voor opneming in de steekproef of ii) voor wie een individuele dumpingmarge is vastgesteld overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening.

(18)  PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10.


BIJLAGE A

Image

Image

Image


BIJLAGE B

Image

Image