ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.348.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 348

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
29 november 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 348/01

Aanbeveling van de Commissie van 23 november 2011 inzake de herziening van doelstellingen in de prestatieplannen die krachtens Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie zijn opgesteld ( 1 )

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 348/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6415 — Vendôme Commerces/CDC/Immeuble Toulon) ( 1 )

4

2011/C 348/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6378 — C1000/SdB Supermarket) ( 1 )

4

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 348/04

Wisselkoersen van de euro

5

2011/C 348/05

Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contigenten die de Gemeenschap heeft geopend voor producten van de sector vlees van pluimvee

6

2011/C 348/06

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities op zijn bijeenkomst van 25 mei 2010 betreffende een ontwerpbeschikking in zaak COMP/39.092 (1) — Badkamersanitair — Rapporteur: Frankrijk

7

2011/C 348/07

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op zijn bijeenkomst van 18 juni 2010 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.092 (2) — Badkamersanitair — Rapporteur: Frankrijk

8

2011/C 348/08

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — COMP/39.092 — Badkamersanitair

9

2011/C 348/09

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/39.092 — Badkamersanitair) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4185)

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Commissie

29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2011

inzake de herziening van doelstellingen in de prestatieplannen die krachtens Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie zijn opgesteld

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 348/01

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten is bepaald dat de lidstaten nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken moeten opstellen, met bindende doelstellingen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken die samenhangend zijn met de EU-wijde prestatiedoelstellingen. In die verordening is eveneens bepaald dat de Commissie moet beoordelen of de nationale doelstellingen of de doelstellingen voor functionele luchtruimblokken samenhangend zijn met de EU-wijde prestatiedoelstellingen.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie kan de Commissie beslissen de lidstaten aan te bevelen hun prestatiedoelstellingen te herzien.

(3)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie heeft de Commissie op 29 juli 2010 een prestatiebeoordelingsorgaan aangewezen om haar bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de prestatieregeling.

(4)

Met het oog op de vaststelling van nationale prestatiedoelstellingen of prestatiedoelstellingen voor functionele luchtruimblokken zijn bij Besluit 2011/121/EU van de Commissie (2) EU-wijde prestatiedoelstellingen voor de periode 2012-2014 vastgesteld. Deze doelstellingen hebben betrekking op de kernprestatiegebieden milieu, capaciteit en kostenefficiëntie. De lidstaten waren echter niet verplicht om tijdens de eerste referentieperiode bindende doelstellingen vast te stellen op het gebied van veiligheid en milieu.

(5)

De lidstaten hebben hun nationale plannen uiterlijk op 5 juli 2011 aan de Commissie meegedeeld, waaronder ook een gezamenlijk plan van België en Luxemburg. Denemarken en Zweden hebben een plan voor hun functioneel luchtruimblok (FAB Denemarken-Zweden) bij de Commissie ingediend. België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland en Zwitserland hebben een plan voor hun functioneel luchtruimblok (FABEC) bij de Commissie ingediend.

(6)

Het prestatiebeoordelingsorgaan heeft de Commissie in juli en augustus 2011 bijgestaan bij de beoordeling van de nationale plannen en plannen voor functionele luchtruimblokken en op 20 september 2011 een beoordelingsverslag bij de Commissie ingediend.

(7)

Het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan houdt rekening met de in artikel 3 van Besluit 2011/121/EU vastgestelde uitgangspunten, met publiek beschikbare informatie of informatie van Eurocontrol en met informatie die door de lidstaten ter beschikking is gesteld in hun nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken.

(8)

Gezien de belangrijke veiligheidsdoelstellingen heeft de Commissie de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken en de doelstellingen beoordeeld op basis van de criteria die zijn vastgelegd in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 691/2010, met name de algemene situatie van elke individuele lidstaat, zoals bepaald in lid 1, onder b), van die bijlage. In de beoordeling wordt niet alleen rekening gehouden met de prestatiedoelstellingen die vereist zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 691/2010, maar ook met de andere prestatie-indicatoren of doelstellingen in plannen die het resultaat zijn van nationale initiatieven of initiatieven op het niveau van functionele luchtruimblokken.

(9)

De lidstaten moeten, overeenkomstig de procedure van artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) nr. 691/2010, herziene prestatiedoelstellingen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken vaststellen om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(10)

Bij de herziening van capaciteitsdoelstellingen moet rekening worden gehouden met de interactie met en de steun van de netwerkbeheerder.

(11)

Krachtens artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie (3) moeten de lidstaten uiterlijk op 1 november 2011 eenheidstarieven voor de referentieperiode berekenen op basis van de nationale prestatieplannen of de prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, inclusief de in dergelijke plannen uiteengezette doelstellingen inzake kostenefficiëntie. Indien na 1 november 2011 herziene doelstellingen inzake kostenefficiëntie worden vastgesteld, moeten de eenheidstarieven voor de referentieperiode opnieuw worden berekend op basis van de uiteindelijk vastgestelde doelstellingen inzake kostenefficiëntie.

(12)

Na de publicatie van het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan heeft een aantal lidstaten al aangegeven voornemens te zijn de nodige maatregelen te nemen om herziene prestatiedoelstellingen vast te stellen die in de lijn liggen van het standpunt van de Commissie, zoals uiteengezet in deze aanbeveling.

(13)

Bij de beoordeling van de herziene prestatiedoelstellingen overeenkomstig de procedure van artikel 14 van Verordening (EU) nr. 691/2010, wordt op passende wijze rekening gehouden met deze aanbeveling.

(14)

De Commissie heeft de lidstaten waarop deze aanbeveling betrekking heeft, geraadpleegd overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010.

(15)

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Single Sky Comité,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

Deze aanbeveling heeft tot doel de lidstaten te verzoeken, gelet op de beoordeling van het prestatiebeoordelingsorgaan en de resultaten van contacten uit hoofde van lid 5, om voor zover nodig en passend, herziene prestatiedoelstellingen vast te stellen op nationaal niveau en op het niveau van functionele luchtruimblokken teneinde de samenhang met en adequate bijdrage tot de EU-wijde prestatiedoelstellingen, die bij Besluit 2011/121/EU zijn vastgesteld voor de periode 2012-2014 (hierna „de referentieperiode” genoemd), te garanderen.

2.

Op basis van de aanbevelingen in het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan is de Commissie van mening dat:

a)

de capaciteitsdoelstellingen die Griekenland, Spanje, Oostenrijk, Polen en het Verenigd Koninkrijk in hun nationale plannen hebben vastgesteld, niet samenhangend zijn met en niet adequaat bijdragen tot de EU-wijde doelstellingen;

b)

de capaciteitsdoelstelling van België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland in het plan voor het functionele luchtruimblok Centraal-Europa (FABEC) niet samenhangend is met en niet adequaat bijdraagt tot de EU-wijde doelstellingen;

c)

de doelstellingen inzake kostenefficiëntie die door Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Spanje (voor de continentale en-route-heffingszone), Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Finland, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk in hun nationale plannen zijn vastgesteld, niet samenhangend zijn met en niet adequaat bijdragen tot de EU-wijde doelstellingen.

3.

De betrokken lidstaten worden verzocht er bij de vaststelling van herziene prestatiedoelstellingen voor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de in het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan uiteengezette aanbevelingen.

Rekening houdende met de omstandigheden van elke lidstaat moeten met name:

a)

Griekenland, Polen, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hun capaciteit vergroten om tegen 2014 de volgende referentiewaarden te bereiken of beter te presteren (berekend door Eurocontrol en gebruikt in het beoordelingsverslag van het prestatiebeoordelingsorgaan):

Griekenland: 0,26 minuten gemiddelde vertraging per vlucht;

Spanje: 0,31 minuten gemiddelde vertraging per vlucht;

Polen: 0,26 minuten gemiddelde vertraging per vlucht;

Oostenrijk: 0,23 minuten gemiddelde vertraging per vlucht;

Verenigd Koninkrijk: 0,27 minuten gemiddelde vertraging per vlucht.

b)

België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland hun capaciteitsdoelstelling voor FABEC verbeteren om tegen 2014 een gemiddelde vertraging per vlucht van hoogstens 0,4 minuten te bereiken;

c)

de in lid 2, onder c), vermelde lidstaten alle kansen grijpen om de kostenefficiëntiedoelstellingen in de nationale prestatieplannen of de prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken verder te verbeteren tijdens de referentieperiode, met name met betrekking tot de ontwikkeling van de algemene context, de beperking van de kapitaalkosten en ondersteuningskosten (andere kosten dan die van actieve luchtverkeersleiders), om de productiviteit te verhogen en om de investeringen te rationaliseren in het kader van de oprichting van functionele luchtruimblokken;

d)

Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Malta, Oostenrijk, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk de uitgangspunten voor de risicopremie, en dus het rendement van het eigen vermogen, herzien, en moeten zij de aanzienlijke toename van de kapitaalskosten rechtvaardigen;

e)

Bulgarije, Tsjechië, Estland, Frankrijk, Italië, Letland, Hongarije, Malta, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk de omvang van en de behoefte aan investeringen om de prestatiedoelstellingen tijdens de referentieperiode te verwezenlijken, opnieuw beoordelen, rekening houdende met de mogelijkheid om deze te rationaliseren in de context van functionele luchtruimblokken of regionale projecten.

4.

Naast de in lid 3 bedoelde aanbevelingen:

a)

worden de lidstaten verzocht in hun nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken te specificeren welke bijdrage de investeringen tijdens de referentieperiode leveren tot de prestatiedoelstellingen en welk effect zij hebben op die doelstellingen, door te verwijzen naar voorbeeldgevallen en/of kosten-batenanalyses en door de relevantie van de investeringen met betrekking tot het ATM-masterplan te beschrijven, met name wat de toepassing van het eerste tenuitvoerleggingspakket betreft. Deze informatie moet samenhangend zijn met de informatie in de bedrijfsplannen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, zoals gespecificeerd in bijlage I, punt 2.2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2096/2005 van de Commissie (4);

b)

worden de lidstaten verzocht mee te delen welke uitgangspunten en redeneringen gebruikt zijn bij het vaststellen van niet-beheersbare kosten overeenkomstig artikel 11 bis, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1794/2006, teneinde gemakkelijker de nodige aanpassingen te kunnen doorvoeren aan het einde van de referentieperiode;

c)

worden de lidstaten van een functioneel luchtruimblok, wanneer zij, samen met het prestatiebeoordelingsorgaan, geen prestatieplan met doelstellingen op het niveau van het functionele luchtruimblok hebben vastgesteld, verzocht geaggregeerde prestatiedoelstellingen ter informatie aan de Commissie mee te delen, als bewijs van de samenhang tussen de doelstellingen van het functionele luchtruimblok en de EU-wijde prestatiedoelstellingen, zoals gespecificeerd in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 691/2010.

5.

De Commissie is voornemens om, samen met het prestatiebeoordelingsorgaan, deze aanbeveling te volgen op basis van bilaterale en/of multilaterale contacten met de lidstaten.

6.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 november 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 1.

(2)  PB L 48 van 23.2.2011, blz. 16.

(3)  PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.

(4)  PB L 335 van 21.12.2005, blz. 13.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/4


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6415 — Vendôme Commerces/CDC/Immeuble Toulon)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 348/02

Op 23 november 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6415. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/4


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6378 — C1000/SdB Supermarket)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 348/03

Op 24 november 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6378. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/5


Wisselkoersen van de euro (1)

28 november 2011

2011/C 348/04

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3348

JPY

Japanse yen

103,82

DKK

Deense kroon

7,4375

GBP

Pond sterling

0,85820

SEK

Zweedse kroon

9,2597

CHF

Zwitserse frank

1,2309

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,8355

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,757

HUF

Hongaarse forint

308,91

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6970

PLN

Poolse zloty

4,5153

RON

Roemeense leu

4,3660

TRY

Turkse lira

2,4817

AUD

Australische dollar

1,3435

CAD

Canadese dollar

1,3802

HKD

Hongkongse dollar

10,4038

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7694

SGD

Singaporese dollar

1,7338

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 539,49

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,1555

CNY

Chinese yuan renminbi

8,5215

HRK

Kroatische kuna

7,4985

IDR

Indonesische roepia

12 183,43

MYR

Maleisische ringgit

4,2420

PHP

Filipijnse peso

58,392

RUB

Russische roebel

41,7500

THB

Thaise baht

41,806

BRL

Braziliaanse real

2,4877

MXN

Mexicaanse peso

18,7413

INR

Indiase roepie

69,4560


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/6


Mededeling van de Commissie inzake de niet-aangevraagde hoeveelheid die moet worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012 vastgestelde hoeveelheid voor bepaalde contigenten die de Gemeenschap heeft geopend voor producten van de sector vlees van pluimvee

2011/C 348/05

Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (1) zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. De in de eerste zeven dagen van oktober 2011 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor de contingenten 09.4212, 09.4214, 09.4217 en 09.4218, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (2) worden de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode, van 1 april tot en met 30 juni 2012, vastgestelde hoeveelheid. De betrokken hoeveelheden zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.


(1)  PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE

Contingentnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april 2012 t/m 30 juni 2012 vastgestelde hoeveelheid

(in kg)

09.4212

74 088 000

09.4214

9 820 100

09.4217

13 463 000

09.4218

9 276 800


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/7


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities op zijn bijeenkomst van 25 mei 2010 betreffende een ontwerpbeschikking in zaak COMP/39.092 (1) — Badkamersanitair

Rapporteur: Frankrijk

2011/C 348/06

1.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie dat de feiten neerkomen op een overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie van de bij het kartel betrokken producten.

3.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie van het door het kartel bestreken geografische gebied.

4.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie dat de overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de betrokken lidstaten van de EU de handel tussen de lidstaten in aanzienlijke mate ongunstig konden beïnvloeden.

5a.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie dat het kartel één enkele en voortdurende inbreuk vormt.

5b.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie wat de aansprakelijkheid van iedere onderneming in de verschillende geografische gebieden betreft waarin de enkele en voortdurende inbreuk voorkomt.

6.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie wat de duur van de inbreuk betreft.

7.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie wat betreft de adressaten van de ontwerpbeschikking, meer bepaald inzake het toeschrijven van de aansprakelijkheid aan de moedermaatschappijen van de betrokken concerns.

8.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er geen verzwarende omstandigheden van toepassing zijn.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er geen verzachtende omstandigheden van toepassing zijn.

10.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie van de overeenkomstig de clementieregeling van 2002 ingediende verzoeken.

11.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/8


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities op zijn bijeenkomst van 18 juni 2010 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.092 (2) — Badkamersanitair

Rapporteur: Frankrijk

2011/C 348/07

1.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat een boete moet worden opgelegd aan deze adressaten van het ontwerpbesluit, waarvoor oplegging van een geldboete wordt voorgesteld.

2.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten.

3.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat er verzachtende noch verzwarende omstandigheden zijn.

4.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens over de vermindering van de geldboeten overeenkomstig de clementieregeling van 2002.

5.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling van de Europese Commissie inzake onvermogen tot betaling.

6.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens wat het eindbedrag van de geldboeten betreft.

7.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/9


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

COMP/39.092 — Badkamersanitair

2011/C 348/08

Deze zaak betreft een kartel dat producenten van badkamersanitair gebruikten om prijzen en kortingen in Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland te coördineren.

ACHTERGROND

Naar aanleiding van het immuniteitsverzoek dat Masco Corporation op 15 juli 2004 op grond van de clementieregeling uit 2002 indiende, heeft de Commissie inspecties uitgevoerd ten kantore van verscheidene ondernemingen en brancheverenigingen in de sector van badkamersanitair in vijf landen, namelijk Oostenrijk, België, Duitsland, Italië en Nederland. Na de inspecties dienden ook de ondernemingen Grohe, American Standard, Roca, Hansa en Dornbracht clementieverzoeken in. De Commissie heeft op 2 maart 2005 onder voorwaarden immuniteit verleend aan Masco.

SCHRIFTELIJKE PROCEDURE

Mededeling van punten van bezwaar

Na de voornoemde clementieverzoeken en het daaropvolgende onderzoek heeft de Commissie op 26 maart 2007 een mededeling van punten van bezwaar doen uitgaan waarvan 79 rechtspersonen die tot 19 ondernemingsgroepen behoren in kennis werden gesteld (2). De Commissie stelde zich op het voorlopige standpunt dat de adressaten, in verschillende mate en voor uiteenlopende periodes, op de markt voor badkamersanitair (3), in zes lidstaten (4), deelgenomen hadden aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101, VWEU (oud artikel 81 VEG) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Volgens de mededeling van punten van bezwaar hebben de geadresseerden regelmatig prijsverhogingen gecoördineerd, prijsafspraken gemaakt en gevoelige bedrijfsinformatie uitgewisseld. De Commissie kondigde ook aan voornemens te zijn een inbreukbesluit vast te stellen en boetes op te leggen overeenkomstig artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (5).

Toegang tot het dossier

De partijen ontvingen toegang tot het dossier via een dvd. Mondelinge verklaringen die in het kader van de clementieregeling werden afgelegd, waren beschikbaar ten kantore van de Commissie. Tijdens de toegang tot het dossier werd informatie die oorspronkelijk als niet-toegankelijk werd beschouwd bij drie gelegenheden aan de partijen beschikbaar gesteld in de vorm van extra dvd's.

Verlengingen van de periode om op de mededeling van punten van bezwaar te antwoorden

De geadresseerden van de mededeling van punten van bezwaar kregen oorspronkelijk een termijn van twee maanden om schriftelijke opmerkingen ten aanzien van de mededeling van punten van bezwaar te maken, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het dossier van de Commissie in de vorm van een dvd. Na verzoeken van verscheidene partijen en door onder meer de openbaarmaking van aanvullende informatie en een tussenliggende vakantieperiode werden aan alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar twee algemene verlengingen van telkens één maand toegekend. Die algemene verlengingen werden bij wijze van uitzondering rechtstreeks door DG Concurrentie toegekend met de goedkeuring van de raadadviseur-auditeur. Voorts werden door de toen verantwoordelijke raadadviseur-auditeur, na gefundeerde en gerechtvaardigde verzoeken, op individuele basis aan verscheidene partijen extra verlengingen van de antwoordtermijn toegekend. De partijen kregen over het algemeen een periode van ongeveer vier maanden om op de mededeling van punten van bezwaar te antwoorden. Alle partijen hebben binnen dat tijdsbestek geantwoord.

MONDELINGE PROCEDURE

Hoorzitting

Alle ondernemingsgroepen, behalve RAF Rubinetteria SpA, oefenden hun recht uit te worden gehoord tijdens een hoorzitting, die van 12 tot 14 november 2007 plaatsvond (6).

Letter of Facts

Op 9 juli 2009 werd naar alle partijen een Letter of Facts gezonden. Met die brief vestigde de Commissie hun aandacht op bepaald bewijsmateriaal waarnaar niet specifiek verwezen was of waarvan niet specifiek gebruik was gemaakt in de mededeling van punten van bezwaar, maar waarop de Commissie zich in haar eindbesluit wel wilde baseren. De partijen werden tegelijkertijd ingelicht over de conclusies die uit dat bewijsmateriaal zouden kunnen worden getrokken ter versterking van de reeds in de mededeling van punten van bezwaar naar voren gebrachte bezwaren. Hoewel in de mededeling van punten van bezwaar niet van het specifieke bewijsmateriaal gebruik gemaakt was, maakte dat toch deel uit van het reeds ter beschikking gestelde dossier. De partijen kregen drie weken tijd om op de Letter of Facts te antwoorden.

Na de raadpleging van het adviescomité verzocht één betrokken partij om een tweede hoorzitting, door de vermeende onredelijke duur van de administratieve procedures.

HET ONTWERP-BESLUIT

Na de schriftelijke en mondelinge verklaringen van de geadresseerden heeft de Commissie haar bezwaren tegen 63 rechtspersonen die tot 17 ondernemingsgroepen behoren gehandhaafd, terwijl ze besloten heeft de bezwaren tegen twee ondernemingen te laten vallen (7). Wat de in het ontwerp-besluit geviseerde ondernemingen betreft, werd de duur van de inbreuk ten aanzien van de meeste landen aanzienlijk verlaagd en de totale duur van bijna 19 tot ongeveer 12 jaar verlaagd.

Bovendien werden de omvang en betrokkenheid bij de inbreuk voor verscheidene partijen afgezwakt in vergelijking met de mededeling van punten van bezwaar. Meer in het bijzonder worden slechts acht ondernemingen aansprakelijk gesteld voor betrokkenheid bij een enkele en voortdurende inbreuk voor het hele scala producten en voor het hele geografische gebied, namelijk Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland. De overige ondernemingen worden enkel aansprakelijk gesteld voor de enkele en voortdurende inbreuk voor die landen waarin hun daadwerkelijke deelname aan het kartel kon worden vastgesteld, aangezien de bewijslast in het dossier niet voldoende is om zonder twijfel vast te stellen dat ze op de hoogte waren, of redelijkerwijs op de hoogte hadden moeten zijn, van de volledige geografische reikwijdte van de kartelovereenkomsten. In het bijzonder worden vijf Italiaanse fabrikanten enkel aansprakelijk gesteld voor illegale contacten aangaande kranen en fittings en keramische producten, aangezien ze enkel in Italië actief waren en weet hadden van kartelovereenkomsten in dat land, waar collusie geen douchecabines omvatte. De overige ondernemingen worden echter aansprakelijk gesteld voor een enkele en voortdurende inbreuk in alle drie de productgroepen, want zelfs als ze niet actief waren op de andere productmarkten, waren ze op de hoogte (of hadden ze redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn) van de hele door de concurrentiebeperkende regelingen bestreken reeks producten. Desalniettemin zullen voor de berekening van de boete enkel verkopen worden meegeteld die daadwerkelijk plaatsvonden op de markten waar de ondernemingen actief waren. Bovendien blijkt in dit besluit dat aan Nederland geen boetes kunnen worden opgelegd wegens verjaring van de zaak.

Aangaande de duur van de administratieve procedures in deze zaak herinner ik er ten slotte aan dat artikel 41 van het Handvest van de grondrechten vereist dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld. Omdat de procedure in zijn geheel ongeveer vijf jaar en zes maanden geduurd heeft, zijn er meer dan drie jaar verstreken sinds de kennisgeving van de mededeling van punten van bezwaar en ongeveer 31 maanden sinds de hoorzitting werd gehouden. Het lijkt erop dat de periode na de hoorzitting aanzienlijk langer geduurd heeft, ondanks het feit dat de Commissie tijdens die periode een Letter of Facts heeft doen uitgeven waarop de partijen konden antwoorden en dat ze verscheidene claims voor onmogelijkheid tot betaling heeft onderzocht en beoordeeld. Het kan hoe dan ook open worden gelaten of de Commissie met de tijd die ze nodig gehad heeft om dit besluit vast te stellen het beginsel van de redelijke termijn heeft geschonden, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de duur de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van de verdediging heeft aangetast (8).

Ik ben van mening dat het ontwerp-besluit alleen betrekking heeft op de bezwaren ten aanzien waarvan de betrokkenen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

Ik ben van oordeel dat het recht van alle partijen bij de procedure om gehoord te worden in acht is genomen.

Brussel, 21 juni 2010.

Michael ALBERS


(1)  Overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit (2001/462/EG, EGKS) van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).

(2)  Masco, Sanitec, Grohe, American Standard, Hansa, […], Villeroy&Boch, Duscholux, Duravit, Roca, Dornbracht, Kludi, Artweger, Rubinetteria Cisal, […], Mamoli Rubinetteria, RAF Rubinetteria, Teorema Rubinetteria en Zuchetti Rubinetteria.

(3)  De markt voor badkamersanitair bestaat uit drie productgroepen: i) kranen en fittings, ii) doucheafscheidingen en iii) keramisch sanitair.

(4)  Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland.

(5)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(6)  Hoewel alle ondernemingsgroepen, behalve RAF Rubinetteria, op de hoorzitting vertegenwoordigd waren, hebben bepaalde rechtspersonen die tot de ondernemingen American Standard, Duscholux en Sanitec behoren, niet individueel deelgenomen, namelijk Trane Inc (voorheen American Standard Corporation), Duscholux AG, Allia SA/SAS, produits Céramiques de Touraine SA, Keramag Keramische Werke A.G., Keramag Vertriebsges. m.b.H., Keramag Belgium N.V., Keramag Netherlands B.V., Koralle Sanitärprodukte GmbH, Koninklijke Sphinx B.V., Sphinx Bathrooms Belgium N.V. en Pozzi-Ginori SpA.

(7)  […]

(8)  Cfr. arrest van 21 september 2006, zaak C-105/04 P, Nederlandse Federatieve Vereniging voor de Groothandel op Elektrotechnisch Gebied (FEG)/Commissie, Jurispr. 2006, blz. I-8725, punt 35 e.v.


29.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 348/12


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 23 juni 2010

inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

(Zaak COMP/39.092 — Badkamersanitair)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4185)

(Slechts de teksten in de Duitse, Engelse, Franse en Italiaanse taal zijn authentiek)

2011/C 348/09

Op 23 juni 2010 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „VWEU” genoemd). Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003  (1) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit (waaronder de opgelegde sancties) bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Een niet-vertrouwelijke versie van het besluit is te vinden op de website van DG Concurrentie, op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit is gericht tot 62 rechtspersonen, deel uitmakende van 17 ondernemingen die actief zijn in de sector van het badkamersanitair, en betreft een schending van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. De adressaten waren in de periode van 16 oktober 1992 tot en met 9 november 2004 betrokken bij één enkele complexe en voortgezette inbreuk die het grondgebied van Oostenrijk, Duitsland, Nederland, Italië, België en Frankrijk bestreek. Deze inbreuk bestond in prijscoördinatie van de jaarlijkse prijsstijgingen en de coördinatie van prijsverhogingen naar aanleiding van specifieke gebeurtenissen (zoals prijsstijgingen van grondstoffen, wegentol, de invoering van de euro), het vaststellen van minimumprijzen en kortingen, en de uitwisseling van bedrijfsgevoelige informatie.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

(2)

Deze zaak werd ingeleid nadat Masco op 15 juli 2004 een verzoek tot boete-immuniteit had ingediend op grond van de clementieregeling van de Commissie van 2002. De Commissie verkreeg verder bewijsmateriaal tijdens inspecties die in november 2004 werden uitgevoerd in de lokalen van diverse adressaten van het besluit in Oostenrijk, België, Duitsland, Italië en Nederland. Na deze inspecties ontving de Commissie clementieverzoeken van Grohe, Ideal Standard, Hansa, Dornbracht, Roca en Artweger. Ook zond zij diverse verzoeken om inlichtingen.

(3)

Op 26 maart 2007 ging een mededeling van punten van bezwaar uit en alle ondernemingen kregen toegang tot het dossier. Zij werden in de gelegenheid gesteld zich tegen het voorlopige standpunt van de Commissie te verdedigen in geschrifte en, op 12, 13 en 14 november 2007, tijdens een hoorzitting. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 25 mei en 18 juni 2010 een gunstig advies uit. De Commissie stelde op 23 juni 2010 het besluit vast.

2.2.   Beknopte beschrijving van de inbreuk

(4)

Het besluit betreft één enkele voortgezette inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector van het badkamersanitair, en wel voor de volgende productgroepen: kranen en fittingen, keramisch sanitair en doucheafscheidingen.

(5)

De inbreuk bestond in de coördinatie van de jaarlijkse prijsverhogingen en de coördinatie van prijsverhogingen naar aanleiding van specifieke gebeurtenissen (zoals de stijging van grondstoffenprijzen, wegentol, de invoering van de euro), het vaststellen van minimumprijzen en kortingen, en de uitwisseling van bedrijfsgevoelige informatie. De prijscoördinatie vond voornamelijk plaats in het kader van bijeenkomsten van dertien verschillende nationale brancheorganisaties, aangevuld met bilaterale contacten tussen een aantal ondernemingen. Deze contacten vonden plaats in de periode 1992-2004 en waren toegespitst op de verkoop door de fabrikanten aan groothandelaren.

(6)

Het kartel bestreek zes lidstaten: Duitsland, Oostenrijk, Italië, België, Frankrijk en Nederland. Wat Nederland betreft, wordt in het besluit vastgesteld dat in Nederland een inbreuk heeft plaatsgevonden, maar worden er geen geldboeten opgelegd omdat de inbreuk voor dat land sinds 31 december 2009 is verjaard.

(7)

In haar besluit komt de Commissie tot de bevinding dat er sprake is van één enkele complexe en voortgezette inbreuk voor de drie productgroepen in de zes vermelde lidstaten. Van de zeventien concerns worden er acht aansprakelijk gehouden voor deze enkele complexe en voortgezette inbreuk in alle zes de landen (Masco, American Standard, Grohe, Hansa, Duravit, Duscholux, Sanitec en Villeroy & Boch), omdat is komen vast te staan dat zij wel op de hoogte moeten zijn geweest van de algemene opzet en de wezenlijke kenmerken van het kartel. De overige ondernemingen worden alleen aansprakelijk gehouden voor de enkele complexe en voortgezette inbreuk voor die landen waarin zij bij het kartel betrokken waren, omdat niet kon worden aangetoond dat zij op de hoogte zijn geweest van de algehele geografische opzet van het kartel (2).

(8)

Elke adressaat wordt aansprakelijk gehouden, afhankelijk van zijn eigen betrokkenheid in de kartelregelingen: hetzij als rechtstreekse deelnemer, hetzij — in het geval van een moedermaatschappij — omdat het gedrag van de dochteronderneming aan de moedermaatschappij kan worden toegerekend aangezien deze laatste tijdens de inbreukperiode een beslissende invloed uitoefende op het gedrag van haar dochterondernemingen.

2.3.   Adressaten en looptijd

(9)

Het besluit is gericht tot 62 rechtspersonen die deel uitmaken van de volgende 17 ondernemingen: Masco, Grohe, Ideal Standard (3), Roca, Hansa, Dornbracht, Sanitec, Villeroy & Boch, Duravit, Duscholux, Kludi, Artweger, Cisal, Mamoli, RAF, Teorema en Zucchetti.

(10)

De looptijd van de inbreuk is voor de verschillende adressaten van het besluit als volgt:

a)

Masco Corporation (1.1.1995-15.7.2004); Hansgrohe AG (16.10.1992-15.7.2004; Hansgrohe Deutschland Vertriebs GmbH (6.11.2002-15.7.2004); Hansgrohe Handelsgesellschaft GmbH (30.5.1995-15.7.2004); Hansgrohe N.V. (21.9.2000-15.7.2004), Hansgrohe B.V. (28.9.1994-31.12.1999); Hansgrohe Sarl (1.5.2004-15.7.2004); Hansgrohe S.R.L. (16.10.1992-15.7.2004); Hüppe GmbH (15.9.1994-15.7.2004); Hüppe GesmbH (12.10.1994-15.7.1994); Hüppe Belgium N.V. (10.3.2003-15.7.2004), en Hüppe B.V. (20.1.1999-31.12.1999);

b)

Grohe Beteiligungs GmbH (15.3.1993-9.11.2004); Grohe AG (15.3.1993-9.11.2004); Grohe Deutschland Vertriebs GmbH (6.3.1998-9.11.2004); Grohe Gesellschaft GmbH (21.7.1994-9.11.2004); Grohe N.V. (21.9.2000-9.11.2004); Grohe Sarl (10.12.2002-9.11.2004); Grohe SpA (15.3.1993-9.11.2004), en Grohe Nederland B.V. (28.9.1994-31.12.1999);

c)

Trane Inc. (15.3.1993-9.11.2004); WABCO Europe bvba (29.10.2001-9.11.2004); WABCO Austria GesmbH (21.7.1994-9.11.2004); Ideal Standard GmbH (19.3.2003-9.11.2004); Ideal Standard Produktions-GmbH (30.10.2001-9.11.2004); Ideal Standard France (10.12.2002-9.11.2004); Ideal Standard Italia s.r.l. (15.3.1993-9.11.2004), en Ideal Standard Nederland B.V. (30.11.1994-31.12.1999);

d)

Hansa Metallwerke AG (16.10.1992-9.11.2004); Hansa Nederland B.V. (26.11.1996-31.12.1999); Hansa Italiana s.r.l. (16.10.1992-9.11.2004); Hansa Belgium bvba (10.3.2003-9.11.2004), en Hansa Austria GmbH (21.7.1994-9.11.2004);

e)

Sanitec Europe Oy (12.10.1994-9.11.2004); Allia S.A.S. (25.2.2004-9.11.2004); Produits Céramiques de Touraine SA (25.2.2004-9.11.2004); Keramag Keramische Werke AG (12.10.1994-9.11.2004); Koninklijke Sphinx B.V. (28.9.1994-9.11.2004); Koralle Sanitärprodukte GmbH (24.1.1996-9.11.2004), en Pozzi Ginori SpA (14.5.1996-14.9.2001);

f)

Villeroy & Boch AG (28.9.1994-9.11.2004); Villeroy & Boch Austria GmbH (12.10.1994-9.11.2004); Villeroy & Boch Belgium N.V. (30.10.2001-9.11.2004), en Villeroy & Boch S.A.S. (25.2.2004-9.11.2004);

g)

Duravit AG (7.7.2000-9.11.2004); Duravit BeLux bvba (30.10.2001-9.11.2004), en Duravit SA (25.2.2004-9.11.2004);

h)

Duscholux GmbH & Co KG (29.11.1994-9.11.2004); Duscholux Belgium N.V. (21.9.2000-9.11.2004), en DPM Duschwand-Produktions- und Montagegesellschaft GmbH (15.9.1994-9.11.2004);

i)

Aloys F. Dornbracht GmbH & Co KG Armaturenfabrik (6.3.1998-9.11.2004);

j)

Kludi GmbH & Co KG (6.3.1998-9.11.2004) en Kludi Armaturen GmbH & Co KG (21.7.1994-9.11.2004);

k)

Roca Sanitario SA (29.10.1999-9.11.2004); Roca Sarl (10.12.2002-9.11.2004), en Laufen Austria AG (12.10.1994-9.11.2004);

l)

Artweger GmbH & Co KG (12.10.1994-9.11.2004);

m)

Rubinetteria Cisal SpA (15.3.1993-9.11.2004);

n)

Mamoli Robinetteria SpA (18.10.2000-9.11.2004);

o)

RAF Rubinetteria SpA (15.3.1993-9.11.2004);

p)

Rubinetterie Teorema SpA (15.3.1993-9.11.2004);

q)

Zucchetti Rubinetteria SpA (16.10.1992-9.11.2004).

2.4.   Sancties

(11)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 (4) toegepast.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(12)

Het basisbedrag van de geldboeten wordt berekend als een deel van de waarde van de verkopen van badkamersanitair aan groothandelaren die elke onderneming in het relevante geografische gebied heeft gerealiseerd in het laatste jaar van de inbreuk (voor de meeste ondernemingen was dat 2003), vermenigvuldigd met het aantal jaren en maanden dat elke onderneming bij de inbreuk heeft deelgenomen (variabel bedrag), vermeerderd met een extra bedrag, dat eveneens als een deel van de waarde van de verkopen wordt berekend en dient om horizontale prijsafspraken tegen te gaan („entry fee”).

(13)

Gezien de aard van de inbreuk, het gecombineerde marktaandeel van alle betrokken ondernemingen, de geografische reikwijdte van de inbreuk en de tenuitvoerlegging ervan, worden het variabele bedrag en de „entry fee” beide op 15 % bepaald.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(14)

In deze zaak bleek er geen sprake te zijn van verzwarende of verzachtende omstandigheden. Er wordt geen opslag met het oog op afschrikking toegepast.

2.4.3.   Toepassing van het omzetplafond van 10 %

(15)

Het omzetplafond van 10 % van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 wordt, afgezien van twee ondernemingen, voor alle ondernemingen bereikt. De desbetreffende geldboeten worden dienovereenkomstig aangepast.

2.4.4.   Toepassing van de clementieregeling van 2002: boetevermindering

(16)

Wat de toepassing van de clementieregeling van 2002 betreft, krijgt Masco volledige boete-immuniteit. De geldboeten voor Grohe en Ideal Standard worden met 30 % verminderd. Voorts heeft de Commissie, overeenkomstig punt 23 van de clementieregeling van 2002, bij het bepalen van de geldboete voor Ideal Standard de feiten met betrekking tot keramisch sanitair in België en met betrekking tot kranen en fittingen en keramisch sanitair in Frankrijk buiten beschouwing gelaten. Ideal Standard was namelijk de eerste onderneming die de Commissie informeerde over de inbreuk die met betrekking tot deze productgroepen en deze landen is vastgesteld, en deze feiten waren de Commissie voordien niet bekend. De clementieverzoeken van Hansa, Roca, Dornbracht en Artweger worden afgewezen omdat zij geen toegevoegde waarde hebben opgeleverd ten opzichte van de informatie waarover de Commissie al beschikte.

2.4.5.   Onvermogen te betalen

(17)

Tien ondernemingen hebben op grond van punt 35 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 een beroep gedaan op hun onvermogen te betalen. De Commissie heeft deze aanvragen overwogen en een zorgvuldige analyse gemaakt van de financiële situatie van die ondernemingen en van de specifieke sociale en economische context.

(18)

Bij haar beoordeling van de financiële toestand van de ondernemingen heeft de Commissie van die ondernemingen recente jaarrekeningen, voorlopige jaarrekeningen voor het lopende jaar en hun prognoses voor de komende jaren onderzocht. Ook heeft zij gekeken naar een aantal financiële ratio's waarmee de soliditeit, de winstgevendheid, de solvabiliteit en de liquiditeit van ondernemingen wordt gemeten, alsmede hun vermogens- en kaspositie. Daarnaast heeft de Commissie ook rekening gehouden met de betrekkingen met externe financiële partners zoals banken en de betrekkingen met aandeelhouders. Ook herstructureringsplannen zijn in de analyse betrokken.

(19)

De Commissie heeft voor elke onderneming waarvan de financiële positie voldoende kritisch bleek te zijn, een beoordeling gemaakt van de specifieke sociale en economische context. In het kader daarvan is ook rekening gehouden met de gevolgen van de wereldwijde financieel-economische crisis voor de sector van het badkamersanitair. De Commissie is tevens tot de conclusie gekomen dat voor vijf van de betrokken ondernemingen de waarde van hun activa door de op te leggen geldboete significant in waarde zou dalen.

(20)

Op grond van deze analyse heeft de Commissie de geldboeten van drie ondernemingen verlaagd met 50 % en die voor twee andere met 25 %, wegens de moeilijke financiële positie waarin de betrokken ondernemingen zich bevinden.

3.   IN DE BESCHIKKING OPGELEGDE GELDBOETEN

1.

 

0 EUR

aan Masco Corporation, Hansgrohe AG, Hansgrohe Deutschland Vertriebs GmbH, Hansgrohe Handelsgesellschaft GmbH, Hansgrohe N.V., Hansgrohe B.V., Hansgrohe sarl, Hansgrohe S.R.L., Hüppe GmbH, Hüppe GesmbH, Hüppe Belgium N.V. en Hüppe B.V.

2.

a)

25 372 377 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe Deutschland Vertriebs GmbH, Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

b)

4 917 533 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe Gesellschaft GmbH, Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

c)

4 132 820 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe N.V., Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

d)

6 277 702 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe sarl, Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

e)

14 124 828 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe SpA, Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

f)

0 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Grohe Nederland B.V., Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG

TOTAAL

54 825 260 EUR

 

3.

a)

259 066 294 EUR

aan Trane Inc.

b)

44 995 552 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan WABCO Europe bvba en aan Trane Inc.

c)

1 519 000 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan WABCO Austria GesmbH, WABCO Europe bvba en Trane Inc.

d)

0 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Ideal Standard France, WABCO Europe bvba en Trane Inc.

e)

12 323 430 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Ideal Standard Italia s.r.l., WABCO Europe bvba en Trane Inc.

f)

5 575 920 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Ideal Standard GmbH, WABCO Europe bvba en Trane Inc.

g)

0 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Ideal Standard Produktions-GmbH, WABCO Europe bvba en Trane Inc.

h)

2 611 000 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan WABCO Austria GesmbH en Trane Inc.

i)

0 EUR

aan Ideal Standard Nederland B.V.

TOTAAL

326 091 196 EUR

 

4.

a)

17 700 000 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Roca Sanitario SA en Laufen Austria AG

b)

6 700 000 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Roca Sarl en Roca Sanitario SA

c)

14 300 000 EUR

aan Laufen Austria AG

TOTAAL

38 700 000 EUR

 

5.

a)

10 181 196 EUR

aan Hansa Metallwerke AG

b)

2 212 713 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Hansa Austria GmbH en Hansa Metallwerke AG

c)

2 036 239 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Hansa Italiana s.r.l. en Hansa Metallwerke AG

d)

111 314 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Hansa Belgium bvba en Hansa Metallwerke AG

e)

0 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Hansa Nederland B.V. en Hansa Metallwerke AG

TOTAAL

14 541 462 EUR (5)

 

6.

 

12 517 671 EUR

aan Aloys F. Dornbracht GmbH & Co KG Armaturenfabrik

7.

a)

9 873 060 EUR

aan Sanitec Europe Oy

b)

26 068 884 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Keramag Keramische Werke AG en Sanitec Europe Oy

c)

1 395 690 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Koninklijke Sphinx B.V. en Sanitec Europe Oy

d)

4 579 610 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Allia S.A.S. en Sanitec Europe Oy

e)

2 529 689 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Produits Céramiques de Touraine SA, Allia S.A.S. en Sanitec Europe Oy

f)

4 520 000 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Pozzi Ginori SpA en Sanitec Europe Oy

g)

5 233 840 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Koralle Sanitärprodukte GmbH en Sanitec Europe Oy

h)

3 489 227 EUR

aan Koralle Sanitärprodukte GmbH

TOTAAL

57 690 000 EUR

 

8.

a)

54 436 347 EUR

aan Villeroy & Boch AG

b)

6 083 604 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Villeroy & Boch Austria GmbH en Villeroy & Boch AG

c)

2 942 608 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Villeroy & Boch Belgium N.V. en Villeroy & Boch AG

d)

8 068 441 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Villeroy & Boch S.A.S. en Villeroy & Boch AG

TOTAAL

71 531 000 EUR

 

9.

a)

25 226 652 EUR

aan Duravit AG

b)

2 471 530 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Duravit BeLux bvba en Duravit AG

c)

1 568 143 EUR

hoofdelijk en gezamenlijk aan Duravit SA en Duravit AG

TOTAAL

29 266 325 EUR

 

10.

a)

384 022 EUR

aan Duscholux GmbH & Co KG

b)

128 007 EUR

aan Duscholux Belgium N.V.

c)

1 147 652 EUR

aan DPM Duschwand-Produktions- und Montagegesellschaft GmbH

TOTAAL

1 659 681 EUR

 

11.

a)

3 233 192 EUR

aan Kludi GmbH & Co KG

b)

2 282 253 EUR

aan Kludi Armaturen GmbH & Co KG

TOTAAL

5 515 445 EUR

 

12.

 

2 787 015 EUR

aan Artweger GmbH & Co KG

13.

 

1 196 269 EUR

aan Rubinetteria Cisal SpA

14.

 

1 041 531 EUR

aan Mamoli Robinetteria SpA

15.

 

253 600 EUR

aan RAF Rubinetteria SpA

16.

 

421 569 EUR

aan Rubinetterie Teorema SpA

17.

 

3 996 000 EUR

aan Zucchetti Rubinetteria SpA


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Het gaat om de volgende ondernemingen: Roca (aansprakelijk gehouden wat Oostenrijk en Frankrijk betreft); Dornbracht en Kludi (aansprakelijk gehouden wat Oostenrijk en Duitsland betreft); Artweger (aansprakelijk gehouden wat Oostenrijk betreft), en de Italiaanse ondernemingen Cisal, Mamoli, RAF, Teorema en Zucchetti (die allen aansprakelijk werden gehouden wat Italië betreft, waar de coördinatie, zoals in het besluit wordt uiteengezet, alleen kranen en fittingen en keramische sanitair betrof).

(3)  De voormalige groep Ideal Standard is nu opgesplitst in verscheidene ondernemingen. De rechtspersonen die deel uitmaakten van de voormalige Ideal Standard-groep en aan wie het besluit is gericht, worden in punt 10, onder c), genoemd.

(4)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd, PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(5)  Zie besluit C(2011) 1178 van 1 maart 2011 tot wijziging van besluit C(2010) 4185 definitief in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst.