ISSN 1725-2474 doi:10.3000/17252474.C_2011.267.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 267 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
54e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Rekenkamer |
|
2011/C 267/01 |
||
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Rekenkamer
9.9.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 267/1 |
VERSLAG VAN DE EXTERNE ACCOUNTANT BETREFFENDE DE REKENINGEN VAN DE REKENKAMER OVER HET BEGROTINGSJAAR 2010
2011/C 267/01
BERICHT AAN DE LEZER
Onverminderd de bepalingen van artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin de verantwoordelijkheid voor de controle van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie bij de Rekenkamer wordt gelegd, en de bepalingen van artikel 319 van voornoemd Verdrag betreffende de kwijtingverlening, laat de Rekenkamer sinds de afsluiting van het begrotingsjaar 1987 jaarlijks de rekeningen betreffende haar intern administratief beheer door een externe accountant controleren.
De verslagen die de externe accountant van de Rekenkamer heeft opgesteld over de rekeningen van de Rekenkamer voor de begrotingsjaren 1987-1991 werden alleen ter kennis gebracht van de Voorzitter van de Commissie Begrotingscontrole van het Europees Parlement.
Overeenkomstig het besluit van het college van de Rekenkamer op haar vergadering van 8 juli 1993 worden de verslagen van de externe accountant sinds het begrotingsjaar 1992 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Voor de Rekenkamer
Eduardo RUIZ GARCÍA
Secretaris-generaal van de Europese Rekenkamer
JAARREKENING OVER HET PER 31 DECEMBER 2010 AFGESLOTEN BEGROTINGSJAAR
INHOUD
JAARREKENING
Verslag van de onafhankelijke accountant
Balans per 31 december 2010
Economische resultatenrekening van het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
Kasstroomoverzicht over het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
Overzicht van de vermogensmutaties over het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
Grondslagen voor financiële verslaglegging en toelichting bij de jaarrekening
1. |
Algemeen |
2. |
Belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en presentatie van de jaarrekening |
3. |
Toelichting bij de balans |
4. |
Toelichting bij de economische resultatenrekening |
5. |
Posten buiten de balanstelling |
Begrotingsinformatie over het begrotingsjaar 2010
Onafhankelijk verslag over de betrouwbaarheid
Verslag van de onafhankelijke accountant
Aan het management van de
Europese Rekenkamer
Wij hebben bijgaande jaarrekening van de Europese Rekenkamer gecontroleerd, die de balans per 31 december 2010, de economische resultatenrekening, het overzicht van de vermogensmutaties en het kasstroomoverzicht bevat voor het per die datum afgesloten begrotingsjaar en een samenvatting van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en de overige toelichting, beginnend op bladzijde 4 en eindigend op bladzijde 15.
Verantwoordelijkheid van het management voor de jaarrekening
Het management is verantwoordelijk voor de opstelling en getrouwe presentatie van deze jaarrekening, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002, Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van voornoemde verordening van de Raad, en de boekhoudregels van de Europese Unie, alsmede voor de interne controle die het management noodzakelijk acht voor de voorbereiding van een jaarrekening die geen significante onjuistheden als gevolg van fraude of fouten bevat.
Verantwoordelijkheid van de registeraccountant
Het is onze verantwoordelijkheid om een oordeel over deze jaarrekening af te geven op basis van onze controle. Wij hebben onze controle uitgevoerd overeenkomstig de internationale controlestandaarden, zoals vastgesteld door de „Commission de surveillance du secteur financier”. Op grond van deze standaarden dienen wij ons te houden aan de ethische vereisten en de controle te plannen en verrichten om redelijke zekerheid te verkrijgen dat de jaarrekening geen significante onjuistheden bevat.
Een controle houdt in dat procedures ten uitvoer worden gelegd met het doel controlebewijs te vergaren met betrekking tot de in de jaarrekening verstrekte bedragen en informatie. De keuze van de procedures wordt bepaald door de registeraccountant, waaronder de beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang in de jaarrekening als gevolg van fraude of fouten. Bij deze risicobeoordelingen houdt de registeraccountant rekening met de interne controle die relevant is voor de opstelling en getrouwe presentatie van de jaarrekening van de entiteit om — gelet op de omstandigheden — passende controleprocedures vast te stellen, en niet met het oogmerk een oordeel over de doeltreffendheid van de interne controle van de entiteit uit te spreken.
Wij achten de verzamelde controle-informatie toereikend en deugdelijk ter onderbouwing van ons controleoordeel.
Oordeel
De jaarrekening geeft naar ons oordeel een getrouw beeld van de financiële situatie van de Europese Rekenkamer per 31 december 2010 en van haar kasstromen voor het per die datum afgesloten begrotingsjaar, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002, Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van voornoemde verordening van de Raad, en de boekhoudregels van de Europese Unie.
Luxemburg, 16 juni 2011.
PricewaterhouseCoopers SARL
Vertegenwoordigd door
Marianne WEYDERT
Balans per 31 december 2010
(EUR) |
|||
Activa |
Toelichting |
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Immateriële vaste activa |
3.1. |
479 144 |
401 216 |
Materiële vaste activa |
3.2. |
37 919 629 |
36 554 342 |
Vorderingen op lange termijn |
|
25 |
525 |
Totaal niet-vlottende activa |
|
38 398 798 |
36 956 083 |
Vorderingen op korte termijn |
3.3. |
531 239 |
965 208 |
Geldmiddelen en kasequivalenten |
3.4. |
55 267 786 |
1 527 466 |
Totaal vlottende activa |
|
55 799 025 |
2 492 674 |
Totaal activa |
|
94 197 823 |
39 448 757 |
(EUR) |
|||
Passiva |
Toelichting |
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Gecumuleerd tekort |
|
–24 068 815 |
–22 012 092 |
Economisch resultaat van het begrotingsjaar — winst +/verlies – |
|
57 113 695 |
–2 056 723 |
Vermogen |
|
33 044 880 |
–24 068 815 |
Personeelsbeloningen |
3.5. |
53 317 385 |
56 663 864 |
Overige verplichtingen op lange termijn |
3.6. |
175 000 |
175 000 |
Totaal niet-vlottende passiva |
|
53 492 385 |
56 838 864 |
Voorzieningen voor risico's en lasten |
3.7. |
— |
650 000 |
Crediteuren |
3.8. |
7 660 558 |
6 028 708 |
Totaal vlottende passiva |
|
7 660 558 |
6 678 708 |
Totaal passiva |
|
94 197 823 |
39 448 757 |
De bijgevoegde toelichting op de bladzijden 8-15 maken integrerend deel uit van deze jaarrekening.
Economische resultatenrekening over het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
(EUR) |
|||
|
Toelichting |
2010 |
2009 |
Door de Commissie aan andere instellingen overgedragen middelen |
4.1. |
164 602 733 |
104 484 524 |
Ontvangsten uit administratieve verrichtingen |
4.2. |
18 583 069 |
18 622 118 |
Overige beleidsontvangsten |
4.3. |
14 279 |
164 861 |
Totaal beleidsontvangsten |
|
183 200 081 |
123 271 503 |
Personeelsuitgaven |
4.5. |
– 100 326 863 |
–92 264 980 |
Uitgaven in verband met vaste activa |
3.1. - 3.2. & 4.6. |
–3 005 731 |
–3 393 154 |
Overige administratieve uitgaven |
4.7. |
–23 109 833 |
–22 890 737 |
Operationele uitgaven |
|
–29 665 |
– 102 110 |
Totale beleidsuitgaven |
|
– 126 472 092 |
– 118 650 981 |
Overschot/(tekort) uit beleidsactiviteiten |
|
56 727 989 |
4 620 522 |
Financiële ontvangsten |
4.8. |
53 017 |
59 266 |
Financiële uitgaven |
4.9. |
–15 044 |
–15 125 |
Mutatie in pensioenen – uitgave, + ontvangst) |
3.5. & 4.10. |
347 733 |
–6 721 386 |
Overschot/(tekort) uit niet-beleidsactiviteiten |
|
385 706 |
–6 677 245 |
Economisch resultaat begrotingsjaar |
|
57 113 695 |
–2 056 723 |
De bijgevoegde toelichting op de bladzijden 8-15 maken integrerend deel uit van deze jaarrekening.
Kasstroomoverzicht van het op 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
(EUR) |
||
|
2010 |
2009 |
Economisch resultaat begrotingsjaar |
57 113 695 |
–2 056 723 |
Beleidsactiviteiten — Aanpassingen |
|
|
Afschrijvingen (immateriële vaste activa) |
215 031 |
184 798 |
Waardeverminderingen (materiële vaste activa) |
2 780 834 |
3 206 079 |
Toename/(afname) voorzieningen voor risico's en lasten |
– 650 000 |
650 000 |
Toename/(afname) waardevermindering voor dubieuze vorderingen |
— |
–1 790 |
(Toename)/afname vorderingen op lange termijn |
500 |
— |
(Toename)/afname vorderingen op korte termijn |
441 676 |
492 568 |
(Toename)/afname vorderingen EU-entiteiten |
–7 707 |
– 205 |
Toename/(afname) overige verplichtingen op lange termijn |
— |
— |
Toename/(afname) crediteuren |
1 616 394 |
–1 629 818 |
Toename/(afname) verplichtingen in verband met EU-entiteiten |
15 456 |
–88 476 |
Nettokasstroom uit beleidsactiviteiten |
61 525 879 |
756 433 |
Kasstroom uit investeringsactiviteiten |
|
|
Aankoop van materiële en immateriële vaste activa (–) |
–4 448 946 |
–4 850 333 |
Opbrengst van materiële en immateriële vaste activa (+) |
— |
— |
(Winst)/verlies op de verkoop van eigendom, installatie en uitrusting |
9 866 |
2 275 |
Nettokasstroom uit investeringsactiviteiten |
–4 439 080 |
–4 848 058 |
Toename/(afname) personeelsbeloningen |
–3 346 479 |
4 130 466 |
Nettotoename/(-afname) van geldmiddelen en kasequivalenten |
53 740 320 |
38 841 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van de periode |
1 527 466 |
1 488 625 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het eind van de periode |
55 267 786 |
1 527 466 |
De bijgevoegde toelichting op de bladzijden 8-15 maken integrerend deel uit van deze jaarrekening.
Overzicht van de vermogensmutaties over het per 31 december 2010 afgesloten begrotingsjaar
(EUR) |
|||
Vermogen |
Gecumuleerd tekort |
Economisch resultaat van het begrotingsjaar |
Vermogen (totaal) |
Balans per 31 december 2009 |
–22 012 092 |
–2 056 723 |
–24 068 815 |
Toewijzing economisch resultaat van het voorgaande begrotingsjaar |
–2 056 723 |
2 056 723 |
— |
Economisch resultaat van het begrotingsjaar |
|
57 113 695 |
57 113 695 |
Balans per 31 december 2010 |
–24 068 815 |
57 113 695 |
33 044 880 |
De bijgevoegde toelichting op de bladzijden 8-15 maken integrerend deel uit van deze jaarrekening.
Grondslagen voor financiële verslaglegging en toelichting bij de jaarrekening
1. Algemeen
De Europese Rekenkamer (hierna „Rekenkamer”) werd opgericht bij het Verdrag van Brussel van 22 juli 1975, en begon haar werkzaamheden als orgaan voor de externe communautaire controle in oktober 1977; zij is gevestigd te Luxemburg.
Taakomschrijving van de Europese Rekenkamer
De Rekenkamer is de bij het Verdrag opgerichte EU-instelling die de controle van de financiën van de EU verricht. Als extern controleur van de EU draagt zij bij tot de verbetering van het financieel beheer van de EU en treedt zij op als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de Europese Unie.
De Rekenkamer verleent diensten in de vorm van controles waarbij zij de inning en besteding van de middelen van de EU beoordeelt. De Rekenkamer onderzoekt of de financiële verrichtingen naar behoren zijn geboekt en vermeld, wettig en regelmatig zijn uitgevoerd en zodanig zijn beheerd dat de zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid zijn gewaarborgd. De Rekenkamer deelt de resultaten van haar controles mede in duidelijke, relevante en objectieve verslagen. Zij geeft tevens haar oordeel over kwesties op het gebied van financieel beheer.
De Rekenkamer stimuleert de doorzichtigheid en verantwoording en staat het Europees Parlement en de Raad bij in de controle op de uitvoering van de EU-begroting, met name tijdens de kwijtingsprocedure. De Rekenkamer wil als efficiënte organisatie toonaangevend zijn in ontwikkelingen op het gebied van de controle van de openbare financiën en openbaar bestuur.
Het begrotingsjaar van de Rekenkamer loopt van 1 januari tot 31 december.
2. Belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en presentatie van de jaarrekening
2.1. Basis van de presentatie
De jaarrekening van de Rekenkamer wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van voornoemde verordening van de Raad.
De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de boekhoudregels van de Europese Unie (boekhoudregels van de Commissie), die zijn overgenomen uit de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (Public Sector Accounting Standards, IPSAS). Deze boekhoudregels zijn opgesteld door de rekenplichtige van de Commissie na raadpleging van de andere instellingen.
2.2. Waardering van saldi en verrichtingen in vreemde valuta
Transacties in vreemde valuta worden in euro omgerekend tegen de per de transactiedatum geldende wisselkoers.
Deviezenwinsten en -verliezen op de afsluiting van transacties in vreemde valuta en op de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva tegen de aan het eind van het jaar geldende wisselkoers worden verantwoord in de economische resultatenrekening.
De saldi aan het eind van het jaar van in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva worden in euro omgerekend tegen de op 31 december geldende wisselkoers.
2.3. Immateriële en materiële vaste activa
De immateriële en materiële vaste activa worden opgenomen tegen historische kostprijs, verminderd met de waardevermindering/afschrijving en afwaardering. Posten met een lage waarde van minder dan 420 EUR worden als tijdens het jaar van aanschaf gemaakte kosten geboekt. Tijdens het begrotingsjaar geleverde, maar niet aan het eind van het jaar betaalde activa worden als „in aanbouw” geboekt; de activa in aanbouw omvatten ook grote bouwprojecten die aan het eind van het jaar nog gaande waren.
Waardevermindering/afschrijving wordt berekend door middel van de lineaire methode, vanaf de maand van aanschaf en berekend over de geschatte gebruiksduur, als volgt:
Immaterieel (licenties voor computersoftware) |
4 jaar |
Gebouwen |
25 jaar of verwachte levensduur |
Installaties, machines en uitrusting |
4, 8 jaar |
Meubilair en wagenpark |
4, 8, 10 jaar |
Computerapparatuur |
4 jaar |
Specifieke inrichting van geleasede gebouwen |
duur van de lease |
Andere installaties |
4, 6, 8 jaar |
Activa in aanbouw worden niet afgewaardeerd, aangezien deze nog niet gebruiksklaar zijn.
Nadat de boekhoudregels van de Commissie waren toegepast, werd door de rekenplichtige van de Commissie een tijdelijke uitzondering toegestaan met betrekking tot boekhoudregel nr. 6 van de Commissie en het niet-kapitaliseren van intern ontwikkelde immateriële activa. De uitzonderingsperiode eindigde op 31 december 2009. Intern ontwikkelde immateriële activa moeten dan ook met ingang van 1 januari 2010 zijn gekapitaliseerd overeenkomstig IAS (International Accounting Standard) 38 en IPSAS 31. Onderzoekskosten en niet-gekapitaliseerde ontwikkelingskosten worden tegen gemiddelde personeelskosten berekend.
2.4. Personeelsbeloningen
De personeelsbeloningen omvatten de toekomstige pensioenrechten van de leden van de Rekenkamer. Krachtens artikel 19 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 2290/77 van de Raad van 18 oktober 1977 tot vaststelling van de geldelijke regeling van de leden van de Rekenkamer (PB L 268 van 20.10.1977, blz. 1) worden de uitkeringen waarin deze pensioenregeling voorziet, in de begroting van de Unie opgenomen en waarborgen de lidstaten gezamenlijk de uitbetaling ervan.
De verplichting voor deze toekomstige pensioenbetalingen wordt verantwoord en geboekt overeenkomstig boekhoudregel nr. 12 van de Commissie „Personeelsbeloningen”. De methodiek voor de berekening van de verplichting neemt de kenmerken van de pensioenregeling als omschreven in de boekhoudkundige regel IPSAS 25 in aanmerking.
IPSAS 25 bepaalt dat de kosten voor beloningen na het dienstverband worden gewaardeerd in het heden (dus terwijl het lid zijn pensioenrechten verwerft). De actuariële vastlegging wordt continu berekend, gelet op de tijdens de actieve periode in het vooruitzicht gestelde beloningen en op voorzienbare salarisverhogingen. De actuariële waarderingsmethode voor de berekening van de verplichting is de „geprojecteerd-pensioenwaarderingsmethode”.
De verplichting wordt verminderd met de geraamde belasting die zal worden geheven op de toekomstige pensioenbetalingen, daar die belasting in de EU-begroting terugvloeit als ontvangst.
De pensioenverplichting wordt jaarlijks herberekend op de rapportagedatum. In de economische resultatenrekening bestaan de pensioenuitgaven van het jaar uit de tijdens het jaar betaalde pensioenen en de aanpassing van de pensioenverplichting aan het eind van het jaar, beide exclusief belastingen. Actuariële winst en verlies worden opgenomen in de economische resultatenrekening.
Wat betreft potentiële „Plan assets” (beleggingen ter afdekking van pensioenverplichtingen) is het zo dat de Europese Unie momenteel geen activa heeft bestemd voor de financiering van de pensioenverplichtingen.
2.5. Voorzieningen voor risico's en lasten
Voorzieningen voor risico's en lasten zijn bedoeld om verliezen of schulden te dekken waarvan de aard duidelijk is omschreven en die per balansdatum waarschijnlijk zullen ontstaan of zeker zullen ontstaan maar waarvan het bedrag en de ontstaansdatum onzeker zijn.
2.6. Verantwoording van uitgaven
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het eind van de boekhoudperiode worden te betalen kosten geboekt op basis van het bedrag voor de geleverde goederen of verleende diensten.
Omgekeerd hebben sommige in het lopende jaar verrichte betalingen betrekking op latere periodes en worden ze geïdentificeerd als geactiveerde kostenposten, op te voeren in de latere periode(s).
De berekening van de te betalen en geactiveerde kosten aan het eind van het jaar wordt „afsluiting” genoemd en verloopt volgens een gedetailleerde methodologie en praktische richtsnoeren.
3. Toelichting bij de balans
3.1. Immateriële vaste activa
De mutaties in de immateriële vaste activa gedurende het begrotingsjaar 2010 waren:
(EUR) |
||||||
|
Brutoboekwaarde 1 januari 2010 |
Toevoegingen |
Vervreemdingen |
Brutoboekwaarde 31 december 2010 |
Gecumuleerde afschrijvingen 31 december 2010 |
Nettoboekwaarde 31 december 2010 |
Andere computersoftware |
798 102 |
292 959 |
— |
1 091 061 |
– 611 917 |
479 144 |
Totaal |
798 102 |
292 959 |
— |
1 091 061 |
– 611 917 |
479 144 |
In 2010 hoefden er geen intern ontwikkelde immateriële vaste activa te worden verantwoord.
De volgende bedragen werden als uitgaven verantwoord:
(EUR) |
|
|
2010 |
Onderzoekskosten |
349 850 |
Niet-gekapitaliseerde ontwikkelingskosten |
1 985 750 |
Deze beide bedragen behoren tot de „overige administratieve uitgaven” en „personeelsuitgaven”.
3.2. Materiële vaste activa
De mutaties in de materiële vaste activa gedurende het begrotingsjaar 2010 waren:
(EUR) |
||||||
|
Brutoboekwaarde 1 januari 2010 |
Toevoegingen |
Vervreemding en herindelingen |
Brutoboekwaarde 31 december 2010 |
Gecumuleerde afschrijvingen 31 december 2010 |
Nettoboekwaarde 31 december 2010 |
Terreinen |
776 630 |
— |
— |
776 630 |
— |
776 630 |
Gebouwen |
53 474 631 |
61 168 |
4 452 077 |
57 987 876 |
–28 275 576 |
29 712 300 |
Installaties en uitrusting |
196 329 |
18 378 |
–1 887 |
212 820 |
– 133 326 |
79 494 |
Computerapparatuur |
4 694 988 |
382 255 |
–1 048 957 |
4 028 286 |
–3 138 312 |
889 974 |
Meubilair en wagenpark |
2 083 199 |
152 677 |
– 165 812 |
2 070 064 |
–1 293 963 |
776 101 |
Andere installaties |
1 980 516 |
23 242 |
– 125 781 |
1 877 977 |
–1 761 769 |
116 208 |
Activa in aanbouw |
6 502 732 |
3 518 267 |
–4 452 077 |
5 568 922 |
— |
5 568 922 |
Totaal |
69 709 025 |
4 155 987 |
–1 342 437 |
72 522 575 |
–34 602 946 |
37 919 629 |
„Activa in aanbouw” zijn deels geleverde of geleverde, maar aan het eind van het jaar nog niet gefactureerde activa, inclusief grote bouwprojecten die aan het eind van het jaar nog lopen. Wanneer de levering is geaccepteerd en de factuur is ontvangen, worden de desbetreffende activa heringedeeld onder de juiste post.
De activa in aanbouw beliepen per 31 december 20105 568 922 EUR en betroffen de bouwwerkzaamheden voor het K3-gebouw, die in 2010 van start gingen. Dit jaar werden en de gezondheids- en veiligheidswerkzaamheden voor het K1-gebouw (4 452 077 EUR) overgeschreven van de post „Activa in aanbouw” naar de post „Gebouwen”.
3.3. Vorderingen op korte termijn
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Lopende vorderingen, hoofdzakelijk in verband met de overdracht van nationale pensioenrechten door personeelsleden |
27 286 |
398 142 |
Diverse vorderingen, met name in verband met voorschotten op salarissen en dienstreizen |
131 388 |
367 360 |
Uitgestelde lasten voor huur van gebouwen en IT-contracten |
288 122 |
197 446 |
Aan EU-entiteiten te betalen lasten |
74 476 |
0 |
Vorderingen op EU-entiteiten |
9 967 |
2 260 |
Totaal |
531 239 |
965 208 |
3.4. Geldmiddelen en kasequivalenten
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Kleine kas |
1 000 |
1 000 |
Lopende bankrekening |
3 152 174 |
1 526 466 |
Trustrekening |
52 114 612 |
0 |
Totaal |
55 267 786 |
1 527 466 |
Op 27 januari 2010 opende de Europese Rekenkamer een trustrekening bij de Banque et caisse d'épargne de l'État te Luxemburg. Door middel van deze trustrekening kan de Europese Rekenkamer het door de begrotingsautoriteit voor het K3-bouwproject toegekende budget beheren (zie punt 5.3).
Van de trustrekening maakt de Europese Rekenkamer uitsluitend gebruik op bepaalde voorwaarden die zijn bepaald in de overeenkomst met de Banque et caisse d'épargne de l'État te Luxemburg.
De uitsluitende begunstigde van betalingen die uit deze trustrekening worden verricht, is de operationele bankrekening van het consortium dat optreedt als projectbeheerder. Deze operationele rekening wordt uitsluitend door de projectbeheerder gebruikt om de facturen van de bouwbedrijven te voldoen. De aanvankelijke overschrijving naar de trustrekening bedroeg 52 107 202,11 EUR, en er werd rente ad 7 410,25 EUR ontvangen.
3.5. Personeelsbeloningen
De verplichting voor toekomstige pensioenbetalingen is exclusief de belastingen die zullen worden geheven op de toekomstige pensioenbetalingen (zie ook 2.4).
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Brutobedrag |
65 315 919 |
68 741 798 |
Belastingtarief (%) |
18,37 |
17,57 |
Belastingen |
11 998 534 |
12 077 934 |
Bedrag exclusief belastingen |
53 317 385 |
56 663 864 |
Verandering van de nettopensioenverplichting |
–3 346 479 |
4 130 466 |
Het pensioenplan voor de leden is een toegezegd-pensioenregeling. De specifieke baten in dit verband zijn:
— |
overbruggingstoelage (drie jaar lang na afloop van het mandaat), |
— |
ouderdomspensioen, |
— |
invaliditeitspensioen met toelage, |
— |
overlevingspensioen (na overlijden van het lid, ongeacht of ingetreden voor of tijdens het pensioen). |
De categorieën begunstigden waarvoor de verplichting moet worden berekend, zijn:
— |
de actieve leden, |
— |
de niet-actieve leden met een overbruggingstoelage, |
— |
de niet-actieve leden na de overbruggingsperiode (uitgesteld pensioen), |
— |
de gepensioneerde leden, |
— |
permanent gehandicapten, |
— |
tijdelijk gehandicapten, |
— |
de overlevende echtgenoten, |
— |
de wezen. |
De verplichting wordt berekend door Eurostat, daarin bijgestaan door een gekwalificeerde onafhankelijke deskundige met betrekking tot de toepassing van de methodologie en de definitie van de desbetreffende actuariële hypotheses.
De waardering van de pensioenverplichting vergt het hanteren van variabelen betreffende economische en demografische aspecten. De aan die variabelen toegekende waarden kunnen worden gebaseerd op informatieverzameling, geschat of zelfs willekeurig vastgesteld.
De voornaamste actuariële hypotheses waren de geschatte nominale ontwaarding, 4,4 % in december 2010, de verwachte inflatie op lange termijn, 1,9 % in december 2010 en de globale salarisstijging, 0 % in december 2010. De in december 2009 aan dezelfde variabelen toegekende waarden waren respectievelijk 4,1 %, 2,3 % en 0 %.
De verandering in de brutopensioenverplichting in 2010 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een verandering in de reële discontovoet (2,5 % in december 2010 en 1,8 % in december 2009); de evolutie is als volgt te verklaren:
(EUR) |
||||
|
2010 |
2009 |
||
Brutopensioenverplichting bij aanvang van het begrotingsjaar |
|
68 741 798 |
|
63 730 921 |
Verandering van de verplichting wegens nieuwkomers |
|
1 225 850 |
|
0 |
Verandering van de verplichting in verband met de kenmerken van de vaste populatie |
|
1 001 771 |
|
3 958 178 |
Dienstkosten van de „vaste” populatie |
4 369 423 |
|
5 614 685 |
|
Rentekosten van de „vaste” populatie |
2 923 684 |
|
2 510 704 |
|
Tijdens het jaar betaalde pensioenen |
–3 520 106 |
|
–2 977 454 |
|
Actuariële winsten en verliezen uit ervaring |
–2 771 230 |
|
–1 189 757 |
|
Actuariële winsten en verliezen door veranderingen van hypothesen |
|
–5 653 500 |
|
1 052 699 |
Rentevoet |
–5 653 500 |
|
3 295 980 |
|
Sterftetabel |
0 |
|
0 |
|
Globale salaristoename |
0 |
|
–2 243 281 |
|
Andere veranderingen in de actuariële hypothesen |
0 |
|
0 |
|
Actuariële winsten en verliezen door methodologie- en andere wijzigingen |
|
0 |
|
0 |
Brutopensioenverplichting aan het eind van het begrotingsjaar |
|
65 315 919 |
|
68 741 798 |
„Dienstkosten” staat voor de reële waarde van de bijkomende pensioenrechten die door de actieve leden worden verworven en verband houden met de dienst tijdens het jaar.
„Rentekosten” ontstaan door de leeftijdstoename van de niet-gepensioneerde leden; de leden zijn ouder en de tijd tussen de nieuwe waarderingsdatum en de datum waarop zij hun toekomstige baten zullen ontvangen wordt een jaar korter.
„Tijdens het jaar betaalde pensioenen” betreft de betalingen tijdens het jaar, die nader zijn beschreven in punt 4.9.
„Actuariële winsten en verliezen” ontstaan door verschillen tussen de verwachtingen in de hypothese voor het volgende jaar en de werkelijke voorvallen van dat jaar. De sterke wijziging in de reële discontovoet (= nominale discontovoet van 4,4 % minus de verwachte langetermijninflatie van 1,9 %) resulteert in een lagere brutopensioenverplichting in 2010 (68 741 798 EUR in 2009, tegen 65 315 919 EUR in 2010).
3.6. Andere verplichtingen op lange termijn
Het bedrag van 175 000 EUR is contractueel verschuldigd bij de beëindiging van de huur van het K9-gebouw.
3.7. Voorziening voor risico's en lasten
Nadat de Europese Commissie in beroep was gegaan tegen het besluit van de Europese Raad betreffende de bezoldiging van EU-personeel en in het gelijk werd gesteld, werd de voorziening ad 650 000 EUR per 31 december 2009 gebruikt voor de betaling in 2010 die het gevolg was van het arrest van het Hof van Justitie.
3.8. Crediteuren
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Lopende schulden |
784 111 |
548 543 |
Diverse schulden met betrekking tot salarissen en personeel |
469 459 |
425 994 |
Te betalen lasten — niet-EU-instellingen |
5 484 673 |
4 161 463 |
Te betalen lasten — EU-instellingen |
888 211 |
874 060 |
Aan geconsolideerde EU-entiteiten te betalen posten, met name aan de Europese Raad en het Europees Parlement |
34 104 |
18 648 |
Totaal |
7 660 558 |
6 028 708 |
4. Toelichting bij de economische resultatenrekening
4.1. |
„Door de Commissie aan andere instellingen overgedragen middelen”: het bedrag komt overeen met de door de Rekenkamer aan de Commissie gerichte maandelijkse verzoeken tot storting om haar bankrekening aan te vullen. Een bedrag van 55 619 892 EUR werd in 2010 overgeschreven voor de aanleg van het K3-gebouw. |
4.2. |
„Ontvangsten uit administratieve verrichtingen”: voor het grootste gedeelte bestaat deze rubriek uit inhoudingen op salarissen van leden en personeel in verband met belasting en sociale bijdragen. |
4.3. |
„Overige beleidsontvangsten” ontstaan onder meer uit wisselkoerswinsten. |
4.4. |
Ontvangsten werden als volgt door wissel- en niet-wisseltransacties gegenereerd:
|
4.5. |
„Personeelsuitgaven” omvatten de salarissen van leden, statutair personeel, arbeidscontractanten en tijdelijk personeel. De overbruggingstoelagen voor voormalige leden en de belastingen over die vergoedingen en pensioenen voor leden vallen nu onder de post „Mutatie in pensioenen” (zie 4.10). |
4.6. |
De „uitgaven in verband met vaste activa” bestaan uit de waardevermindering/afschrijving van de materiële en immateriële activa. |
4.7. |
De voornaamste posten van de rubriek „Overige administratieve uitgaven” zijn:
|
4.8. |
„Financiële ontvangsten” bestaan uit op de lopende rekening van de Rekenkamer ontvangen bankrente. |
4.9. |
„Financiële uitgaven” zijn op de lopende rekening van de Rekenkamer geheven bankkosten. |
4.10. |
„Mutatie in pensioenen” omvat alle uitgaven in verband met de pensioenen voor de leden van de Rekenkamer: de in de loop van het jaar betaalde pensioenen en overbruggingstoelagen, maar ook de aanpassing aan het eind van het jaar van de verplichting voor alle toekomstige pensioenbetalingen.
|
5. Posten buiten de balanstelling
5.1. Voorwaardelijke activa
De volgende bankgaranties zijn ingevolge contractuele verplichtingen door dienstverleners verstrekt:
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Reisbureau |
50 000 |
100 000 |
Renovatie K1-gebouw |
545 951 |
545 951 |
Projectbeheer K3-gebouw |
3 424 120 |
578 000 |
Lease wagenpark |
60 000 |
75 000 |
Verzekeringsmaatschappij |
— |
1 361 |
Telecommunicatie |
20 000 |
20 000 |
Totaal |
4 100 071 |
1 320 312 |
5.2. Vastleggingen voor toekomstige financiering
(EUR) |
||
|
31 december 2010 |
31 december 2009 |
Operationele lease voor gebouwen |
7 840 772 |
11 683 829 |
Operationele lease voor IT-materiaal, auto's en andere uitrusting |
884 379 |
1 001 910 |
Subtotaal |
8 725 151 |
12 685 739 |
Vastleggingen ten laste van nog niet gebruikte kredieten — RAL („Restant à liquider”) — na aftrek van te betalen kosten voor 2010 |
11 439 075 |
56 918 665 |
Totaal |
20 164 226 |
69 604 404 |
De RAL is een element van de begrotingsboekhouding dat de waarde van de uitstaande verplichtingen weergeeft. Dat is het verschil tussen de aangegane verbintenissen en de betalingen, dat ontstaat door het tijdsverloop tussen het aangaan van een verbintenis en het verrichten van de desbetreffende betaling.
De daling van de RAL in vergelijking met vorig jaar hangt samen met het voor de bouw van het nieuwe K3-gebouw gebruikte bedrag.
5.3. Bouwprojecten van de Rekenkamer
De Rekenkamer nam haar hoofdkantoor (het K1-gebouw) in 1988 in gebruik en kocht dit en de grond waarop het staat in 1990 aan. In 1999 tekende de Rekenkamer een kaderovereenkomst met de Luxemburgse staat waarmee zij het recht verkreeg een tweede stuk grond gedurende 49 jaar (eenmaal te verlengen) te gebruiken voor de bouw van een uitbreiding (het K2-gebouw) in ruil voor de betaling van één euro. Voor de tweede uitbreiding, het K3-gebouw, moesten de Luxemburgse staat en de Rekenkamer echter een nieuwe kaderovereenkomst sluiten vanwege verschillende regelingen voor de projectuitvoering; dat gebeurde op 22 februari 2008.
De beide terreinen voor de bovengenoemde twee uitbreidingen (K2 en K3) heeft de staat verkocht aan de Rekenkamer voor het symbolische bedrag van één euro. Mocht de Rekenkamer harerzijds ooit overwegen een van de gebouwen aan een andere partij dan een communautair orgaan of instelling af te staan, dan zal zij de staat het terrein in eigendom teruggeven voor het symbolische bedrag van één euro; deze laatste beschikt tevens over een optie, het gebouw voor een door een onafhankelijke deskundige vast te stellen bedrag te kopen. Ingeval de staat besluit van deze optie geen gebruik te maken, zal hij het recht om het terrein te gebruiken aan de kopers van het gebouw overdragen.
In Luxemburg wordt het gebruik van kantoorgebouwen toegestaan voor een periode van 15 jaar, waarna ze moeten worden gemoderniseerd om te voldoen aan de geldende gezondheids-, veiligheids- en milieunormen. De voorgeschreven gezondheids- en veiligheidswerkzaamheden aan het K1-gebouw werden uitgevoerd. De werkzaamheden zijn voltooid; de formele definitieve oplevering vond plaats in 2010. Het K2-gebouw werd in gebruik genomen in november 2003 en heeft dus nog tot 2018 een geldige vergunning („autorisation d'exploitation”).
De bouwwerkzaamheden voor het K3-gebouw zijn in maart 2010 begonnen. De tweede financieringstranche van 11 miljoen EUR (de eerste tranche in 2009 bedroeg 55 miljoen EUR) was opgenomen in de begroting 2010. Een bedrag van 1 361 544 EUR werd in 2010 betaald en het restbedrag ad 9 638 456 EUR is opgenomen in de rubriek „Restant à liquider” (zie punt 5.2). Dit restbedrag dekt de in 2010 gesloten of in 2011 te sluiten contracten met bouwbedrijven. In het kader van een openbare aanbesteding ondertekende de Rekenkamer op 15 juni 2009 een dienstencontract met een consortium dat zou optreden als projectbeheerder voor de bouw van het K3-gebouw. De verantwoordelijkheid van de projectbeheerder omvat onder meer het namens de Rekenkamer tot stand brengen en ondertekenen van contracten met bouwfirma's, het toezicht houden op de uitvoering van de werken en het controleren van de betrokken facturen vóór de betaling. Nadat de bevoegde diensten van de Rekenkamer de facturen hebben geverifieerd en de betaling ervan hebben goedgekeurd, is de projectbeheerder verantwoordelijk voor het betalen van de bouwfirma's. In deze context gaat de projectbeheerder financiële verbintenissen aan met de bouwfirma's. Daar staat tegenover dat de Rekenkamer krachtens haar contract met de projectbeheerder binnen de grenzen van de beschikbare begrotingsmiddelen dient te beschikken over voldoende middelen om de verplichtingen van de projectbeheerder tegenover de bouwfirma's te dekken. Om dit te garanderen heeft de Rekenkamer een fiduciaire overeenkomst gesloten met een lokale bank, zodat zij de door de begrotingsautoriteit beschikbaar gestelde middelen in handen heeft. Tegelijkertijd beschermt de fiduciaire overeenkomst de financiële belangen van de Unie.
5.4. Aanzienlijke potentiële aansprakelijkheid bij geschillen
Geen.
Begrotingsinformatie over het begrotingsjaar 2010
A. Berekening van het begrotingsresultaat
Het begrotingsresultaat van het jaar wordt berekend op basis van de gegevens van de begrotingsuitvoering. De begroting 2010 werd goedgekeurd/toegestaan op 17 december 2009. Het verslag over het budgettair en financieel beheer in het begrotingsjaar 2010 is verschenen in Publicatieblad van de Europese Unie C 134 van 4 mei 2011.
(EUR) |
|
Betalingen ten laste van kredieten van het jaar |
– 121 673 823 |
Betalingen ten laste van overgedragen kredieten |
–60 368 584 |
Betalingen ten laste van kredieten i.v.m. bestemmingsontvangsten |
– 320 649 |
Invorderingsopdrachten van het jaar, geïnd tijdens het jaar |
18 927 934 |
Invorderingsopdrachten van voorgaande jaren, geïnd tijdens het jaar |
140 989 |
Aanpassing van invorderingsopdrachten van voorgaande jaren |
– 288 038 |
Naar het volgende jaar overgedragen betalingskredieten |
–16 665 339 |
Uit voorgaande jaren overgedragen kredieten |
61 197 589 |
Aanpassing in verband met de overdracht van bestemmingsontvangsten |
472 601 |
Begrotingsresultaat |
– 118 577 320 |
Tussen de oorspronkelijke en de definitieve begroting waren er geen aanvullingen of verminderingen.
B. Aansluiting van het economisch resultaat met het begrotingsresultaat
(EUR) |
|
Economische resultatenrekening van het jaar |
57 113 695 |
Aanpassing voor posten in het economisch resultaat maar niet in het begrotingsresultaat |
– 155 962 435 |
Verschil transitorische posten eind vorig jaar/eind dit jaar |
374 703 |
Van de Commissie ontvangen middelen |
– 164 602 734 |
Verschil in onbetaalde facturen aan het eind van het jaar |
958 325 |
Waardevermindering immateriële en materiële vaste activa |
3 005 731 |
Verschil in voorzieningen |
–3 996 479 |
Verschil in waardeverlagingen |
0 |
Niet-geïnde invorderingsopdrachten van het lopende jaar |
–4 837 |
Betalingen ten laste van overgedragen kredieten |
60 368 584 |
Overige |
–52 081 747 |
Wisselkoersverschillen |
16 019 |
Aanpassing voor posten in het begrotingsresultaat maar niet in het economisch resultaat |
–19 728 580 |
Verwerving van activa (betaald tijdens het jaar) |
–4 448 946 |
Invorderingsopdrachten van voorgaande jaren, geïnd tijdens het jaar |
140 989 |
Naar het volgende jaar overgedragen betalingskredieten |
–16 665 339 |
Annulering van ongebruikte, uit het vorige jaar overgedragen betalingskredieten |
829 005 |
Aanpassing in verband met de overdracht van bestemmingsontvangsten |
472 602 |
Betalingen voor pensioenen (dit zijn begrotingsbetalingen, maar geboekt ten laste van voorzieningen) |
0 |
Overige |
–56 891 |
Begrotingsresultaat |
– 118 577 320 |
Onafhankelijk verslag over de betrouwbaarheid
Aan het management van de
Europese Rekenkamer
Wij hebben onderzocht of de door de Europese Commissie aan de Europese Rekenkamer (hierna „de Rekenkamer”) toegewezen financiële middelen voor de gestelde doelen zijn gebruikt en of de door de ordonnateurs ingestelde controleprocedures de nodige waarborgen bieden betreffende de conformiteit van de financiële verrichtingen met de toepasselijke voorschriften en regelgeving voor de financiële middelen die ter beschikking werden gesteld en werden gebruikt voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010.
Het voeren van de boekhouding en de administratie en het vaststellen en in stand houden van passende controles valt onder de verantwoordelijkheid van het management van de Rekenkamer. Onze verantwoordelijkheid bestaat in het geven van een oordeel op basis van ons onderzoek.
Wij verrichtten ons onderzoek overeenkomstig de internationale standaard inzake controleopdrachten „controleopdrachten buiten controles of beoordelingen van historische financiële informatie” (ISAE 3000), zoals vastgesteld door de „Commission de surveillance du secteur financier”. Deze standaard schrijft voor dat wij ons onderzoek zodanig programmeren en verrichten dat er redelijke zekerheid bestaat dat misbruik van de middelen dat van materieel belang is voor de boekhouding van de Rekenkamer, wordt ontdekt. Ons werk bestond hoofdzakelijk in het toetsings- en steekproefsgewijs onderzoeken van bewijs ter onderbouwing van het feit dat:
— |
de aan de Rekenkamer toegewezen middelen voor de gestelde doelen zijn gebruikt, |
— |
de bestaande controleprocedures de noodzakelijke waarborgen bieden betreffende de conformiteit van de financiële verrichtingen met de toepasselijke voorschriften en regelgeving. |
Als criteria hebben wij voor ons onderzoek de volgende voorschriften en regelgeving gehanteerd:
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting (hierna „begroting”) van de Europese Gemeenschappen (hierna „Financieel Reglement”), |
— |
Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna „uitvoeringsvoorschriften”), |
— |
Besluit nr. 36/2007 van de Europese Rekenkamer betreffende de Interne regels voor de uitvoering van haar begroting, vastgesteld op 12 en 19 juli 2007. Deze bepalingen maken deel uit van de in de Verdragen vastgelegde procedures of de op grond daarvan gesloten overeenkomsten, welke betrekking hebben op de operationele procedure in verband met de begrotingsuitvoering. |
Met name de volgende interne regels zijn als criteria gehanteerd:
— |
Artikel 7 — Ondertekening — „Elk van de partijen die zijn betrokken bij het voorbereiden, controleren en registreren van verrichtingen ter vaststelling en invordering van ontvangsten, of ter vastlegging van bedragen en ter verrichting van betalingen, tekent voor deze betrokkenheid met vermelding van de datum”; |
— |
Artikel 9 — Bouwprojecten — „Voordat de Rekenkamer haar goedkeuring verleent aan enige contractuele verbintenis inzake een dergelijk project, dient de verantwoordelijke dienst een verklarend document in waarin de verenigbaarheid van het project met de financiële regelgeving wordt toegelicht”; |
— |
Artikel 16 — Verrichting van betalingen — „De ordonnateur verricht de in artikel 80 van het Financieel Reglement omschreven betalingsopdrachten nadat hij de in de artikelen 103, lid 1, en 104 van de uitvoeringsvoorschriften omschreven verplichte gegevens heeft gecontroleerd”; |
— |
Artikel 23, lid 1 — Kredietoverschrijvingen — „Overeenkomstig artikel 21 van het Financieel Reglement worden de kredieten gespecificeerd per titel en hoofdstuk; de hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten”; |
— |
Artikel 23, lid 2 — Kredietoverschrijvingen — „In alle verzoeken om overschrijvingen wordt toegelicht waarom de kredieten ontoereikend zijn. Het verzoek om een overschrijving wordt ondertekend door de ter zake verantwoordelijke directeur”; |
— |
Artikel 24 — Kredietoverdrachten — „De ter zake verantwoordelijke ordonnateur verzorgt een uitdraai waarop het beschikbare saldo van de betalingsverplichtingen wordt weergegeven; dit saldo wordt in de begrotingsrekeningen aangepast door rekening te houden met de te annuleren kredieten, en toont de over te dragen kredieten”; |
— |
Artikel 26 — Inventaris van de vaste activa — „De inventaris van de materiële vaste activa wordt bijgehouden in een database”; |
— |
Artikel 27 — Minimale beheers- en internecontroleprocedures — „De beheers- en internecontroleprocedures worden opgesteld door de ordonnateurs overeenkomstig de door de Rekenkamer vastgestelde minimale internecontrolenormen. Elke begrotingsverrichting wordt uitgevoerd (…) door degene die verantwoordelijk is voor de verificatie vooraf. (…) Wanneer de voor verificatie vooraf verantwoordelijke persoon vaststelt dat de betrokken verrichting voldoet aan de vereisten van artikel 47, lid 3, van de uitvoeringsvoorschriften, valideert hij deze en documenteert hij deze validering”. |
Wij zijn van mening dat met ons onderzoek een redelijke grondslag is gelegd ter onderbouwing van ons oordeel.
Op basis van onze in dit verslag omschreven werkzaamheden is niets onder onze aandacht gekomen dat ons, in enig materieel opzicht en op grond van de hiervoor vermelde criteria, doet aannemen:
a) |
dat de aan de Rekenkamer toegewezen middelen niet voor de gestelde doelen zijn gebruikt, |
b) |
dat de bestaande controleprocedures niet de noodzakelijke waarborgen bieden dat de financiële verrichtingen in overeenstemming zijn met de toepasselijke voorschriften en regelgeving. |
Ons verslag heeft slechts het in de eerste alinea gestelde doel en dient uitsluitend te uwer informatie, en mag voor geen enkel ander doel worden gebruikt, noch worden verspreid onder derden, behoudens ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Luxemburg, 16 juni 2011.
PricewaterhouseCoopers SARL
Réviseur d'entreprises
Vertegenwoordigd door
Marianne WEYDERT