ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.191.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 191

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
1 juli 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2011/C 191/01

Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten ( 1 )

1

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 191/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6241 — CIE Management II/Gruppo Coin) ( 1 )

7

2011/C 191/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6162 — Pfizer/Ferrosan Consumer Healthcare Business) ( 1 )

7

2011/C 191/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6160 — Apollo/PlayPower) ( 1 )

8

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2011/C 191/05

Besluit van de Raad van 28 juni 2011 houdende benoeming en vervanging van leden van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

9

 

Europese Commissie

2011/C 191/06

Wisselkoersen van de euro

10

 

Rekenkamer

2011/C 191/07

Speciaal verslag nr. 5/2011 De bedrijfstoeslagregeling (BTR): problemen die moeten worden aangepakt voor een beter financieel beheer

11

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2011/C 191/08

Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

12

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2011/C 191/09

MEDIA 2007 — Ontwikkeling, distributie, promotie en opleiding — Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/19/11 — Ondersteuning voor de digitalisering van Europese bioscopen

15

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2011/C 191/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6288 — Blackstone/Stargazer) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

19

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 191/11

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

20

2011/C 191/12

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 28 juni 2011

inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 191/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De term voortijdig schoolverlaten wordt gebruikt voor degenen die hun onderwijs en opleiding stopzetten na slechts lager middelbaar onderwijs of minder te hebben gevolgd, en die niet langer onderwijs en opleiding genieten.

(2)

Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten is een essentiële voorwaarde om een aantal kerndoelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. Het gaat in dit verband om de verwezenlijking van zowel de doelstelling van „slimme groei”, dankzij verbetering van het onderwijs- en opleidingsniveau, als die van „inclusieve groei” door het aanpakken van een van de voornaamste risicofactoren voor werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting. Een van de centrale doelstellingen van de Europa 2020-strategie is derhalve om schooluitval van 14,4 % in 2009 terug te brengen tot minder dan 10 % in 2020. De lidstaten hebben toegezegd om — met inachtneming van hun uitgangspositie en nationale omstandigheden — nationale doelen vast te stellen.

(3)

Overeenkomstig de in Besluit 2010/707/EU vervatte richtsnoeren inzake het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen (1).

(4)

Het vlaggenschipinitiatief Een Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting biedt een kader voor maatregelen ten behoeve van sociale en territoriale samenhang, waarbij in het bijzonder de nadruk ligt op de bestrijding van de armoedeval en de intensivering van preventieve maatregelen. Hiermee wordt ingespeeld op de centrale doelstelling van Europa 2020 om in het komende decennium minstens 20 miljoen mensen een uitweg uit armoede en sociale uitsluiting te bieden.

(5)

Doel van Jeugd in beweging, een vlaggenschipinitiatief van de Europa 2020-strategie, is „de resultaten en de internationale aantrekkingskracht van de hogeronderwijsinstellingen in Europa verbeteren en de algemene kwaliteit van alle onderwijs- en opleidingsniveaus in de EU verhogen, met evenveel aandacht voor talent als voor gelijke kansen. Om dit te bereiken moet de mobiliteit van studenten en stagiairs worden bevorderd en moeten er betere banen komen voor jongeren”.

(6)

Volgens de conclusies van de Raad van 5-6 mei 2003 over referentieniveaus van Europese gemiddelde prestaties in onderwijs en opleiding (benchmarks), diende het percentage voortijdige schoolverlaters in 2010 minder dan 10 % te bedragen. Voortijdige schoolverlaters worden in dit verband omschreven als personen tussen de 18 en 24 jaar met alleen lager secundair onderwijs of minder, die geen onderwijs of opleiding meer volgen. Deze benchmark is niet gehaald. Een op de zeven jongeren breekt momenteel onderwijs of opleiding af voordat hij de tweede fase van het voortgezet onderwijs heeft afgerond.

(7)

De resolutie van de Raad van 15 november 2007 over nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen (2) beklemtoont de noodzaak om het algemene vaardigheidsniveau te verhogen en daarbij prioriteit te geven aan onderwijs en opleiding voor degenen die het risico op economische en sociale uitsluiting lopen, met name voortijdige schoolverlaters. Voorts wordt benadrukt dat werkzoekenden beroepskeuzebegeleiding en persoonlijke opleidingsplannen moeten worden geboden en dat de erkenning van door middel van formeel, niet-formeel en informeel leren verkregen leerresultaten nader moet worden uitgewerkt.

(8)

In de conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over volwasseneneducatie wordt de rol erkend die volwasseneneducatie speelt bij de bestrijding van voortijdig schoolverlaten doordat hiermee een tweede kans wordt geboden aan volwassenen die niet over kwalificaties beschikken, waarbij de nadruk in het bijzonder ligt op basisvaardigheden, IT-vaardigheden en het leren van talen.

(9)

In zijn conclusies van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) is de Raad overeengekomen dat uiterlijk in 2020 het aandeel van voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding minder dan 10 % moet bedragen.

(10)

In de conclusies van de Raad van 26 november 2009 over het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond wordt opgemerkt dat grote aantallen kinderen met een migrantenachtergrond het in het onderwijs weliswaar goed doen, maar dat deze leerlingen in het algemeen vaker voortijdig afhaken. Het gemiddelde schooluitvalcijfer van migrantenleerlingen is in de gehele EU twee maal zo hoog als dat van autochtone leerlingen. De beschikbare gegevens duiden erop dat het schooluitvalcijfer onder Roma nog hoger ligt.

(11)

De Raad kwam in zijn conclusies van 11 mei 2010 over de sociale dimensie van onderwijs en opleiding overeen dat om schooluitval met succes te voorkomen kennis moet worden opgedaan over risicogroepen op lokaal, regionaal en nationaal niveau en dat er systemen moeten komen voor het vroegtijdig opsporen van personen die dit risico lopen. De Raad concludeerde voorts dat er algemene, transsectorale strategieën moeten worden gevolgd met een reeks stelselmatige beleidsmaatregelen voor de hele school waarmee de diverse oorzaken van schooluitval worden aangepakt.

(12)

De redenen voor schooluitval lopen van land tot land en ook binnen regio's sterk uiteen. Beleid om voortijdig schoolverlaten te bestrijden moet op de specifieke lokale, regionale of nationale situatie worden afgestemd; er bestaat niet één passende oplossing voor alle lidstaten.

(13)

Ondanks de verschillen tussen landen en regio's zijn er in alle lidstaten sterke aanwijzingen dat schooluitval onder kansarme en kwetsbare groepen vaker voorkomt. Ook jongeren met speciale onderwijsbehoeften zijn oververtegenwoordigd onder de jongeren die onderwijs en opleiding voortijdig afbreken. Voortijdig schoolverlaten is het gevolg van maatschappelijke achterstand en bestendigt tegelijkertijd het risico om maatschappelijk te worden buitengesloten.

(14)

Met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel kan een Europees kader voor een breed beleid inzake voortijdig schoolverlaten de lidstaten behulpzaam zijn bij het evalueren van bestaand beleid, het opstellen van hun nationale hervormingsprogramma's in het kader van de Europa 2020-strategie en het uitvoeren van strategieën met een hoog rendement en een goede kosten-batenverhouding. Het kan ook de basis vormen voor samenwerking via de open coördinatiemethode en als richtinggever voor het gebruik van EU–financieringsinstrumenten dienen.

(15)

Er gaat altijd enige tijd overheen voordat onderwijshervormingen effect sorteren. Om binnen het volgende decennium een daling van de schooluitvalcijfers te bewerkstelligen en het streefcijfer van Europa 2020 te halen, moeten er zo snel mogelijk breed opgezette en sectoroverschrijdende strategieën inzake voortijdig schoolverlaten worden geïmplementeerd,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

Het in de bijlage bij deze aanbeveling beschreven kader te benutten om, naargelang de nationale situatie:

1.

de voornaamste factoren te inventariseren die leiden tot voortijdig schoolverlaten en de kenmerken van het verschijnsel op nationaal, regionaal en lokaal niveau door te lichten als basis voor gericht en doeltreffend, wetenschappelijk onderbouwd beleid;

2.

er zorg voor te dragen dat uiterlijk eind 2012 breed opgezette strategieën inzake voortijdig schoolverlaten voorhanden zijn, en dat deze worden uitgevoerd in overeenstemming met de nationale prioriteiten en de doelstellingen in het kader van Europa 2020. Er worden breed opgezette strategieën ontwikkeld met preventiemaatregelen en interventiemaatregelen, alsook met compensatiemaatregelen om degenen die het onderwijsstelsel verlaten hebben, te reïntegreren;

3.

te waarborgen dat deze strategieën adequate maatregelen omvatten voor groepen die in de lidstaat aan een groter risico op schooluitval blootstaan, zoals kinderen uit in sociaaleconomisch opzicht kansarme milieus, met een migranten- of Roma-achtergrond, of met speciale onderwijsbehoeften;

4.

erop toe te zien dat deze strategieën op een samenhangende wijze op zowel het algemene onderwijs als beroepsonderwijs en -opleiding alsook op de specifieke problemen van elk van deze categorieën gericht zijn;

5.

maatregelen ter vermindering van schooluitvalpercentages in het relevante kinder- en jongerenbeleid te integreren en de activiteiten in de diverse beleidssectoren te coördineren;

6.

onder erkenning van de belangrijke rol van leerkrachten, schoolleiders en ander onderwijzend personeel, ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden betrokken worden bij deze maatregelen en activiteiten om mensen te helpen die de school voortijdig dreigen te verlaten of die al hebben afgehaakt.

VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

in het ET 2020 een bijdrage te leveren tot de inspanningen van de lidstaten door op verschillende onderwijsniveaus de ontwikkelingen in de lidstaten te volgen teneinde trends vast te stellen;

2.

het opstellen van nationale strategieën door middel van de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken te ondersteunen, en de voorwaarden te helpen scheppen voor een doeltreffend wederzijds leerproces, netwerkvorming en experimenten met innovatieve benaderingen van de lidstaten betreffende maatregelen ter vermindering van voortijdig schoolverlaten en ter verbetering van de onderwijsresultaten van kinderen uit groepen die het risico op schooluitval lopen;

3.

maatregelen die bijdragen tot het dalen van schooluitvalcijfers in alle relevante, op kinderen en jongeren gerichte EU-acties te integreren;

4.

het opstellen van doeltreffend beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten te ondersteunen door de aanzet te geven tot vergelijkende studies en onderzoek, en samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied aan te moedigen;

5.

er — in samenwerking met de lidstaten en zonder vooruit te lopen op de onderhandelingen over het toekomstig financieel kader — zorg voor te dragen dat de EU-programma's betreffende een leven lang leren, jeugd en onderzoek, alsmede de Europese structuurfondsen de tenuitvoerlegging van strategieën van de lidstaten inzake voortijdig schoolverlaten ondersteunen en er een bijdrage toe leveren;

6.

via de jaarlijkse groeianalyse regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang ten aanzien van het doel van Europa 2020 en de uitvoering van de strategieën van de lidstaten inzake voortijdig schoolverlaten, zulks in het kader van de rapportageregelingen voor het ET 2020.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

FAZEKAS S.


(1)  PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.

(2)  PB C 290 van 4.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

EEN KADER VOOR BREED OPGEZET BELEID TER BESTRIJDING VAN VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Strategieën inzake voortijdig schoolverlaten dienen gebaseerd te zijn op een analyse op nationaal, regionaal en lokaal niveau van de omstandigheden die leiden tot dit verschijnsel, aangezien gemiddelde schooluitvalcijfers vaak grote verschillen tussen regio's of landen aan het zicht onttrekken. Voortijdige schoolverlaters vormen een heterogene groep en de individuele redenen om het onderwijs voortijdig af te breken lopen in hoge mate uiteen. De gezinssituatie en de meer algemene sociaaleconomische omstandigheden, zoals de zuigkracht van de arbeidsmarkt, zijn belangrijke factoren. Het effect ervan is afhankelijk van de opzet van het onderwijs- en opleidingsstelsel, de beschikbare leermogelijkheden en de leeromgeving. De coördinatie van beleid dat is gericht op het welzijn van kinderen en jongeren, sociale zekerheid, werkgelegenheid voor jongeren en toekomstige loopbaanperspectieven speelt een belangrijke rol bij het terugdringen van schooluitval.

1.   Inventarisatie van de voornaamste factoren en monitoring

Aan de processen die leiden tot voortijdig schoolverlaten liggen complexe, uiteenlopende oorzaken ten grondslag; dikwijls is er echter sprake van een verband met sociaaleconomische achterstandssituaties, lage onderwijsniveaus, vervreemding van onderwijs en opleiding of slechte prestaties, de zuigkracht van de arbeidsmarkt en/of een combinatie van sociale, emotionele en onderwijsgerelateerde problemen, waardoor mensen blootstaan aan het gevaar van schooluitval.

Het soort onderwijs dat de leerlingen volgen moet in aanmerking worden genomen. In sommige lidstaten kiezen leerlingen die moeilijkheden hebben ondervonden in het algemeen onderwijs, vaak voor beroepsonderwijs en -opleiding. In dergelijke gevallen zien scholen in het beroepsonderwijs zich geconfronteerd met een bijzondere verantwoordelijkheid en uitdaging waar het gaat om het beperken van voortijdig schoolverlaten. Een wetenschappelijk onderbouwd beleid vraagt dat er bijzondere aandacht uitgaat naar de resultaten van de afzonderlijke onderwijs- en opleidingssectoren.

Om wetenschappelijk gefundeerd en kosteneffectief beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten te kunnen ontwikkelen, moeten er dienaangaande gegevens worden verzameld en bijgehouden. Dit zou een analyse op lokaal, regionaal en nationaal niveau mogelijk moeten maken. Het zou hierbij kunnen gaan om informatie over schooluitvalpercentages, over de overgang tussen de verschillende onderwijsniveaus, over de scholingsgraad in en de voltooiing van het hoger secundair onderwijs, alsook over schoolverzuim en schoolvermijdend gedrag.

Door het verzamelen van gegevens moet het mogelijk zijn de belangrijkste oorzaken van de schooluitval van verschillende groepen leerlingen, scholen, soorten onderwijs- en opleidingsinstellingen, gemeenten of regio's te analyseren.

Het koppelen van gegevens betreffende voortijdig schoolverlaten en contextuele gegevens zoals sociaaleconomische informatie kan tot gerichtere maatregelen en beleid bijdragen. Het verzamelen en analyseren van informatie betreffende de motivatie en de werkgelegenheids- en loopbaanperspectieven van voortijdige schoolverlaters kan ook tot een betere afstemming van maatregelen en beleid op deze problematiek leiden.

Het evalueren van de effectiviteit en efficiëntie van de huidige beleidsmaatregelen ter vermindering van schooluitval biedt een belangrijke leidraad voor het verbeteren van de strategieën en programma's om de kansen op een succesvolle schoolloopbaan te vergroten.

2.   Beleidskader

Brede strategieën inzake voortijdig schoolverlaten zijn gebaseerd op een mix van beleidsmaatregelen, de coördinatie van diverse beleidssectoren en de integratie van maatregelen ter vermindering van voortijdig schoolverlaten in al het relevante kinder- en jongerenbeleid. Naast het onderwijsbeleid dat hoogwaardige schoolstelsels bevordert, gaat het bij deze beleidssectoren hoofdzakelijk om sociaal beleid, ondersteunende voorzieningen, werkgelegenheids-, jeugd-, gezins- en integratiebeleid. De horizontale coördinatie tussen de diverse actoren en de verticale coördinatie van de verschillende overheidslagen zijn even belangrijk. In de strategieën inzake voortijdig schoolverlaten dient een plaats te worden ingeruimd voor aspecten in verband met preventie, interventie en compensatie. De lidstaten dienen de nadere bijzonderheden van hun strategieën vast te stellen in overeenstemming met hun eigen omstandigheden en situatie.

2.1.

PREVENTIEBELEID beoogt het risico op schooluitval te beperken voordat er problemen ontstaan. Door dergelijke maatregelen wordt het aanbod aan onderwijs en opleiding geoptimaliseerd om betere leerresultaten te stimuleren en belemmeringen voor succes op onderwijsgebied weg te nemen.

Hiermee moet al in een vroeg stadium een degelijke basis worden gelegd voor de ontwikkeling van het potentieel van de kinderen en hun geslaagde integratie in de school. Preventiebeleid zou de volgende punten kunnen omvatten:

1.

Een hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie en opvang komt alle kinderen ten goede en is met name van belang voor kinderen uit kansarme milieus, onder wie migranten- en Roma-kinderen. Dit is bevorderlijk voor het lichamelijk welbevinden, de sociale en emotionele ontwikkeling, de taalvaardigheid en de elementaire cognitieve vaardigheden. De voorzieningen moeten van goede kwaliteit en betaalbaar zijn, over voldoende personeel kunnen beschikken en toegankelijk zijn voor gezinnen in achterstandssituaties.

De maatregelen hebben betrekking op de organisatie van de onderwijs- en opleidingsstelsels, de voor de scholen beschikbare middelen en de beschikbaarheid, doorstroommogelijkheden en flexibiliteit van onderwijstrajecten. Ook zijn zij gericht op de aanpak van de genderkloof en op de ondersteuning van kinderen uit kansarme milieus of met een andere moedertaal. Het preventiebeleid zou ook volgende maatregelen kunnen omvatten:

2.

Vergroting van het onderwijsaanbod door het bieden van onderwijs- en opleidingskansen na de leerplichtige leeftijd kan van invloed zijn op het gedrag van jongeren en hun gezinsleden en ertoe leiden dat meer jongeren de tweede fase van het voortgezet onderwijs met succes afronden.

3.

Het bevorderen van een actief antisegregatiebeleid en het aanvullend ondersteunen van scholen in kansarme gebieden of met een groot aantal leerlingen uit sociaaleconomisch zwakkere milieus dragen ertoe bij de sociale samenstelling van deze scholen te diversifiëren en hun onderwijsaanbod te verbeteren. Daardoor gaan de onderwijsprestaties van leerlingen uit sociaaleconomisch zwakkere milieus vooruit en neemt het risico af dat zij de school voortijdig verlaten.

4.

Het benadrukken van de waarde van taalkundige diversiteit en het helpen van kinderen met een andere moedertaal, met het oog op een betere beheersing van de onderwijstaal en, waar passend, van de moedertaal, alsmede het steunen van leerkrachten bij het onderricht van kinderen met uiteenlopende niveaus van taalcompetentie kunnen leiden tot betere onderwijsprestaties van kinderen met een migrantenachtergrond en het risico dat zij voortijdig afhaken, beperken.

5.

Een grotere betrokkenheid van de ouders, een intensievere samenwerking tussen school en ouders en het opzetten van samenwerkingsverbanden tussen school en ouders kunnen de leermotivatie van leerlingen vergroten.

6.

Meer flexibiliteit en doorstroommogelijkheden in het onderwijs (bijvoorbeeld door de modulaire opbouw van cursussen en afwisselend leren en werken) zijn vooral stimulerend voor leerlingen met een geringer prestatieniveau en kunnen hen motiveren om een meer op hun behoeften en vaardigheden toegesneden school- of beroepsopleiding te blijven volgen. Hierdoor kunnen ook genderspecifieke oorzaken van schooluitval worden aangepakt, zoals vroege arbeidsmarktintrede of tienerzwangerschappen. Daar komt bij dat schooluitval verminderd lijkt te kunnen worden door het beperken van het zittenblijven en de vervanging daarvan door een systeem van flexibele individuele ondersteuning.

7.

De uitbreiding en een attractievere en flexibelere opzet van kwalitatief hoogwaardige beroepsopleidingstrajecten bieden risicoleerlingen geloofwaardige alternatieven voor voortijdig schoolverlaten. Een goed in de algemene onderwijs- en opleidingsstelsels geïntegreerd aanbod aan beroepsonderwijs en -opleiding biedt alternatieve trajecten naar de tweede fase van het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs.

8.

Er zijn hechtere banden tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels en de werkgelegenheidssector nodig om de voordelen van voltooiing van het middelbaar onderwijs voor de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt onder de aandacht te brengen. Dit zou kunnen worden gerealiseerd in de vorm van stages of een nauwere betrokkenheid van de werkgevers bij scholen en academies.

2.2.

INTERVENTIEBELEID heeft tot doel voortijdig schoolverlaten te voorkomen door de kwaliteit van onderwijs en opleiding op het niveau van de onderwijsinstellingen te verbeteren, door te reageren op de eerste waarschuwingssignalen en door risicogroepen of -leerlingen gerichte steun te bieden met betrekking tot schooluitval. Het is bedoeld voor alle onderwijsniveaus, vanaf vroegschoolse educatie en opvang tot en met de tweede fase van het voortgezet onderwijs.

Op het niveau van de school of opleidingsinstelling maken strategieën ter bestrijding van schooluitval deel uit van een algemeen schoolontwikkelingsbeleid. Deze strategieën beogen een positieve leeromgeving te scheppen, de kwaliteit van de didactiek te bevorderen, innovatie te ondersteunen, de competenties van docenten bij hun omgang met sociale en culturele diversiteit te vergroten en geweld- en pestprotocollen te ontwikkelen. Het interventiebeleid van de school of opleidingsinstelling zou de volgende punten kunnen omvatten:

1.

Het omvormen van scholen tot leergemeenschappen met één visie op de ontwikkeling van de school, die door alle actoren wordt gedragen, het benutten van de ervaring en kennis van allen en het creëren van een open, inspirerende en aangename omgeving moedigen jonge mensen aan om onderwijs en opleiding voort te zetten.

2.

Het opzetten van vroegewaarschuwingssystemen voor leerlingen in de gevarenzone kan ertoe bijdragen dat doeltreffende maatregelen worden genomen voordat zich problemen manifesteren, leerlingen beginnen te vervreemden van school, gaan spijbelen of de school voortijdig verlaten.

3.

Netwerken met ouders en andere actoren buiten de school, zoals buurtwerkorganisaties, belangenorganisaties van migranten en minderheden, sport- en culturele verenigingen, en werkgevers- en maatschappelijke organisaties, maken totaaloplossingen mogelijk ter ondersteuning van leerlingen in de gevarenzone en maken de drempel naar externe hulp van bijvoorbeeld psychologen, maatschappelijk en jongerenwerkers, culturele voorzieningen en buurtwerk lager. Dit kan worden gefaciliteerd door uit de plaatselijke gemeenschap afkomstige bemiddelaars, die de communicatie kunnen bevorderen en wantrouwen kunnen wegnemen.

4.

Voorwaarde voor succesvolle maatregelen op school is dat de leerkrachten ondersteund worden bij hun werk met risicoleerlingen en over de daartoe benodigde middelen kunnen beschikken. De initiële opleiding van leerkrachten en permanente bijscholing voor leraren en schoolleiders helpen hen met diversiteit in de klas om te gaan, leerlingen uit sociaaleconomische achterstandsgroepen te ondersteunen en moeilijke onderwijssituaties op te lossen.

5.

Buitenschoolse, kunstzinnige, culturele en sportactiviteiten kunnen het zelfvertrouwen van de risicoleerlingen vergroten en hen in staat stellen beter het hoofd te bieden aan leermoeilijkheden.

Interventiebeleid op individueel niveau beoogt individuele leerlingen die dreigen af te haken een reeks ondersteuningsmechanismen te bieden die op hun behoeften kunnen worden afgestemd. Deze mechanismen zijn zowel op de persoonlijke ontwikkeling gericht om de weerbaarheid van risicoleerlingen te vergroten, als op het overwinnen van concrete moeilijkheden, die van sociale, cognitieve of emotionele aard kunnen zijn. Het interventiebeleid op individueel niveau zou het volgende kunnen omvatten:

1.

Begeleiding door een mentor helpt individuele leerlingen om specifieke schoolgerelateerde, sociale of persoonlijke moeilijkheden te boven te komen. De leerlingen ontvangen gerichte ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding (door een mentor) of in kleine groepen (door een tutor), die vaak door het onderwijzend personeel of leden van de lokale gemeenschap of door hun medeleerlingen wordt geboden.

2.

Afstemming van het onderwijs op de behoeften van de leerlingen, versterking van op maat gesneden leerbenaderingen en ondersteuning van risicoleerlingen helpen hen om zich aan te passen aan de eisen van het formele onderwijs en de aan het onderwijs- en opleidingsstelsel inherente obstakels te overwinnen en kunnen aldus bijdragen tot de vermindering van de aantallen zittenblijvers.

3.

Intensiveren van beroepsoriëntatie en begeleiding ondersteunt de loopbaankeuzes van leerlingen, de overgang van het ene soort onderwijs naar het andere en van onderwijs naar de arbeidsmarkt. Hierdoor vermindert het risico dat door valse verwachtingen of ontoereikende informatie verkeerde beslissingen worden genomen. Op deze wijze slagen jongeren erin keuzes te maken die in overeenstemming zijn met hun ambities, persoonlijke interesses en talenten.

4.

Passende financiële ondersteuning mogelijk maken voor jongeren wier economische situatie tot schooluitval kan leiden. Indien dat passend wordt geacht, kan dergelijke ondersteuning onderworpen worden aan voorwaarden of gekoppeld worden aan sociale voordelen.

2.3.

COMPENSATIEBELEID is bedoeld als hulp voor voortijdige schoolverlaters om terug te keren naar het onderwijs en biedt hun mogelijkheden tot re-integratie in onderwijs en opleiding en tot het alsnog verkrijgen van de kwalificaties die zij zijn misgelopen. Compensatiebeleid zou de volgende punten kunnen omvatten:

1.

Geslaagde tweedekans-onderwijsprogramma's bieden een leeromgeving die beantwoordt aan de specifieke behoeften van voortijdige schoolverlaters, erkennen hun eerdere leerervaringen en zijn bevorderlijk voor hun welbevinden. Deze programma's verschillen zowel qua organisatorische als didactische methoden van school en zij worden vaak gekenmerkt door kleine leergroepen, door op maat gesneden, aan de leeftijd aangepast en innovatief onderricht en door flexibele onderwijstrajecten. Indien mogelijk moeten zij gemakkelijk toegankelijk en kosteloos zijn.

2.

Het is belangrijk dat er verschillende mogelijkheden tot re-integratie in de reguliere vormen van onderwijs en opleiding worden geboden. Overgangsklassen waarin een sterke nadruk wordt gelegd op oriëntatie kunnen ertoe bijdragen dat de kloof tussen een eerdere mislukte schoolervaring en de re-integratie in het regulier onderwijs wordt overbrugd.

3.

De erkenning en validering van eerdere leerervaringen, met inbegrip van in het kader van niet-formeel en informeel leren verworven competenties, vergroten het vertrouwen en het gevoel van eigenwaarde van jongeren en vergemakkelijken hun re-integratie in het onderwijs. Hierdoor kunnen zij gemotiveerd worden onderwijs en opleiding voort te zetten en worden zij geholpen hun talenten te ontdekken en betere loopbaankeuzes te maken.

4.

Een gerichte individuele ondersteuning omvat sociale, financiële, onderwijsgerelateerde en psychologische ondersteuning voor jongeren die in moeilijkheden verkeren. Een dergelijke ondersteuning is vooral van belang voor jongeren die ernstige sociale of emotionele problemen ondervinden waardoor zij niet langer aan onderwijs of opleiding kunnen deelnemen.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/7


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6241 — CIE Management II/Gruppo Coin)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 191/02

Op 21 juni 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6241. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/7


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6162 — Pfizer/Ferrosan Consumer Healthcare Business)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 191/03

Op 9 juni 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6162. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/8


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6160 — Apollo/PlayPower)

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 191/04

Op 23 juni 2011 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32011M6160. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 juni 2011

houdende benoeming en vervanging van leden van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

(000/2011/)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, en met name artikel 4 (1),

Gezien de voordrachten die door de Commissie bij de Raad zijn ingediend voor de categorie vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 14 september 2009 (2) heeft de Raad de leden van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding benoemd voor het tijdvak van 18 september 2009 tot en met 17 september 2012.

(2)

In de categorie vertegenwoordigers van de werkgevers van de raad van bestuur van bovengenoemd centrum is een zetel van een lid vrijgekomen door het aftreden van de heer Andrew MAMO.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Tot lid van de raad van bestuur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 17 september 2012, wordt benoemd:

VERTEGENWOORDIGERS VAN DE WERKGEVERSORGANISATIES:

MALTA

mevrouw Jeanelle CATANIA

Executive Policy & Business Development

The Malta Chamber of Commerce Enterprise and Industry

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

FAZEKAS S.


(1)  PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1.

(2)  PB C 226 van 19.9.2009, blz. 2.


Europese Commissie

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/10


Wisselkoersen van de euro (1)

30 juni 2011

2011/C 191/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4453

JPY

Japanse yen

116,25

DKK

Deense kroon

7,4587

GBP

Pond sterling

0,90255

SEK

Zweedse kroon

9,1739

CHF

Zwitserse frank

1,2071

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7875

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,345

HUF

Hongaarse forint

266,11

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

3,9903

RON

Roemeense leu

4,2435

TRY

Turkse lira

2,3500

AUD

Australische dollar

1,3485

CAD

Canadese dollar

1,3951

HKD

Hongkongse dollar

11,2475

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7468

SGD

Singaporese dollar

1,7761

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 543,19

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,8569

CNY

Chinese yuan renminbi

9,3416

HRK

Kroatische kuna

7,4018

IDR

Indonesische roepia

12 397,41

MYR

Maleisische ringgit

4,3626

PHP

Filipijnse peso

62,619

RUB

Russische roebel

40,4000

THB

Thaise baht

44,380

BRL

Braziliaanse real

2,2601

MXN

Mexicaanse peso

16,9765

INR

Indiase roepie

64,5620


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/11


Speciaal verslag nr. 5/2011 „De bedrijfstoeslagregeling (BTR): problemen die moeten worden aangepakt voor een beter financieel beheer”

2011/C 191/07

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat haar Speciaal verslag nr. 5/2011 „De bedrijfstoeslagregeling (BTR): problemen die moeten worden aangepakt voor een beter financieel beheer” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://www.eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Eenheid „Communicatie en verslagen”

12, rue Alcide De Gasperi

1615 Luxemburg

LUXEMBOURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: euraud@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU-Bookshop.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/12


Door de lidstaten meegedeelde informatie over staatssteun die wordt verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

2011/C 191/08

Steun nr.: SA.32518 (11/XA)

Lidstaat: Duitsland

Regio: Schleswig-Holstein

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Gewährung von Beihilfen im Rahmen der Bekämpfung

Leukose und Brucellose bei Rindern, Schafen und Ziegen

Rechtsgrondslag: Richtlinien für die Gewährung von Beihilfen im Rahmen der Bekämpfung Leukose und Brucellose bei Rindern, Schafen und Ziegen (Leukose-Brucellose-Beihilfe-Richtlinien)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,15 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 17 februari 2011-31 december 2013

Doelstelling van de steun: Dierziekten (art. 10 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Veeteelt

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Ministerium für Landwirtschaft, Umwelt und ländliche Räume Schleswig-Holstein

Mercatorstraße 3

24106 Kiel

DEUTSCHLAND

Website: http://www.schleswig-holstein.de/cae/servlet/contentblob/872674/publicationFile/Beihilfe_RiLi_Leukose.pdf

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33004 (11/XA)

Lidstaat: Italië

Regio: Basilicata

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Interventi compensativi relativi a mancati redditi, a favore delle aziende agricole interessate da provvedimenti di abbattimenti totali conseguenti ad infezioni di tubercolosi bovina, brucellosi, leucosi bovina enzootica e scrapie o colpite dalle avversità atmosferiche. Periodo 2010 e 2011.

Rechtsgrondslag:

 

Brucellosi bovina, bufalina, ovina e caprina:

 

D.P.R. n. 320/1954,

 

L. n. 615/1964,

 

D.M. n. 453/1992,

 

D.M. n. 651/1994.

 

Tubercolosi bovina e bufalina:

 

D.P.R. n. 320/1954,

 

L. n. 615/1964,

 

D.M. n. 592/1995.

 

Leucosi bovina enzootica:

 

D.P.R. n. 320/1954,

 

D.M. n. 358/1996.

 

Encefalopatie Spongiformi Trasmissibili:

 

D.M. 8.4.1999,

 

regolamento (CE) n. 999/2001 del 22 maggio 2001.

 

Avversità atmosferiche:

 

D.P.C.M. n. 66/2011,

 

D.G.R. n. 518/2011.

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,20 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 24 juni 2011-31 december 2011

Doelstelling van de steun: Dierziekten (art. 10 van Verordening (EG) nr. 1857/2006), Ongunstige weersomstandigheden (art. 11 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Fokken van melkvee, Fokken van schapen en geiten, Fokken van andere runderen en buffels

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Regione Basilicata

Dipartimento Agricoltura Sviluppo Rurale Economia Montana

Via Vincenzo Verrastro 10

85100 Potenza PZ

ITALIA

Website: http://www.regione.basilicata.it/giunta/site/giunta/department.jsp?dep=100049

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33005 (11/XA)

Lidstaat: Italië

Regio: Basilicata

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: L. 2 dicembre 1998 n. 423 — articolo 1 comma 2 — Interventi urgenti nel settore zootecnico per il ripristino funzionale delle strutture aziendali delle aree riconosciute dal D.P.C.M. n. 66/2011.

Rechtsgrondslag:

 

L. 2.12.1998 n. 423.

 

D.P.C.M. 22.3.2011 n. 66 «Dichiarazione dello stato di emergenza in relazione alle eccezionali avversità atmosferiche che hanno colpito il territorio della Regione Basilicata nel periodo dal 18 febbraio al 1o marzo 2011».

 

D.G.R. n. 641 del 4 maggio 2011«L. 2 dicembre 1998 n. 423 — articolo 1 comma 2 — Interventi urgenti nel settore zootecnico per il ripristino funzionale delle strutture aziendali delle aree riconosciute dal D.P.C.M. n. 66/2011».

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,32 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 80 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 24 juni 2011-31 december 2011

Doelstelling van de steun: Ongunstige weersomstandigheden (art. 11 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Fokken van melkvee, Fokken van andere runderen en buffels, Fokken van schapen en geiten

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Regione Basilicata

Dipartimento Agricoltura Sviluppo Rurale Economia Montana

Via Vincenzo Verrastro 10

85100 Potenza PZ

ITALIA

Website: http://www.regione.basilicata.it/giunta/site/giunta/department.jsp?dep=100049

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33156 (11/XA)

Lidstaat: Bulgarije

Regio: Bulgaria

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: „Помощ за участие в изложения по овцевъдство — Регионално изложение по овцевъдство гр. Костинброд, Общинско изложение по овцевъдство гр. Елин Пелин, Общинско изложение по овцевъдство гр. Годеч и Общинско изложение по овцевъдство гр. Брезник“

Rechtsgrondslag: Чл. 10, ал. 1, т. 10 от Закона за подпомагане на земеделските производители; Указания, приети с Решение на Управителния съвет на Държавен фонд „Земеделие“ за схема на държавна помощ за участие в изложения и панаири

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 0,03 BGN (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 27 juni 2011-31 december 2013

Doelstelling van de steun: Technische ondersteuning (art. 15 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Landbouw, bosbouw en visserij

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Държавен фонд „Земеделие“

бул. „Цар Борис III“ № 136

1618 София/Sоfiа

БЪЛГАРИЯ/ВULGАRIА

Website: http://www.dfz.bg/bg/darzhavni-pomoshti/shemi_durjavni_pomoshti_reglament_1857_2006/

Andere informatie: —

Steun nr.: SA.33219 (11/XA)

Lidstaat: Duitsland

Regio: Thüringen

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt: Satzung zur Änderung der Satzung über Beihilfen der Thüringer Tierseuchenkasse 612-40306-TH/0002

Rechtsgrondslag: § 7 Absatz 2 und § 20 Thüringer Ausführungsgesetz zum Tierseuchengesetz (Thüringer Tierseuchengesetz — ThürTierSG —) in der Fassung vom 30. März 2010 (GVBl. S. 89) in Verbindung mit der Satzung über Beihilfen der Thüringer Tierseuchenkasse (Beihilfesatzung in der Fassung der 4. Änderungssatzung)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun: Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling: 3,15 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit: 100 %

Datum van tenuitvoerlegging: —

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening: 24 juni 2011-31 december 2013

Doelstelling van de steun: Dierziekten (art. 10 van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

Betrokken economische sector(en): Veeteelt

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent:

Thüringer Tierseuchenkasse

Victor-Goerttler-Straße 4

07745 Jena

DEUTSCHLAND

Website:

 

http://www.thueringertierseuchenkasse.de/Download/Beihilfesatzung2011.pdf

 

http://www.thueringertierseuchenkasse.de/Download/thuertiersg.pdf

Andere informatie: —


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/15


MEDIA 2007 — ONTWIKKELING, DISTRIBUTIE, PROMOTIE EN OPLEIDING

Oproep tot het indienen van voorstellen — EACEA/19/11

Ondersteuning voor de digitalisering van Europese bioscopen

2011/C 191/09

1.   Doelstellingen en beschrijving

Deze kennisgeving van een oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007).

De algemene doelstellingen van het programma zijn:

a)

de verscheidenheid van cultuur en taal en het cinematografische en audiovisuele erfgoed in Europa behouden en tot hun recht laten komen, het publiek toegang tot dit erfgoed geven en de interculturele dialoog bevorderen;

b)

ervoor zorgen dat Europese audiovisuele werken binnen en buiten de Europese Unie beter circuleren en meer publiek trekken, onder andere door een grotere samenwerking tussen de actoren;

c)

het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector versterken op een open, concurrerende en werkgelegenheidsbevorderende Europese markt, onder andere door de betrekkingen tussen de professionele actoren in de audiovisuele sector te bevorderen.

Het doel van de regeling voor de „digitalisering van bioscopen” is bioscopen die een aanzienlijk percentage niet-nationale Europese werken vertonen, aan te moedigen om de mogelijkheden van digitale distributie te benutten.

Deze oproep tot het indienen van voorstellen wil voor bioscopen die Europese films vertonen, de overstap naar digitale technologie vergemakkelijken door de indirecte kosten van de aankoop van een digitale projector te ondersteunen.

2.   In aanmerking komende aanvragers

Deze kennisgeving richt zich tot onafhankelijke Europese exploitanten van bioscopen die het vertonen van films als hoofdactiviteit hebben.

Aanvragers moeten zijn gevestigd in een van de volgende landen:

de 27 lidstaten van de Europese Unie;

de landen van de EER, Zwitserland en Kroatië.

Organisaties die een voorstel indienen, moeten:

first-runbioscopen zijn (die Europese films in de eerste run vertonen binnen een periode van maximaal twaalf maanden nadat deze in het betrokken land zijn uitgebracht);

sinds minimaal 3 jaar open zijn voor het publiek;

beschikken over een systeem voor de aangifte van kaartverkoop en bezoekersaantallen;

ten minste beschikken over één scherm en 70 zitplaatsen;

ten minste 520 filmvertoningen per jaar hebben gehad indien het om een permanente bioscoop gaat (d.w.z. een bioscoop die ten minste 6 maanden per jaar in bedrijf is), 300 filmvertoningen per jaar als het gaat om een bioscoop met één scherm (30 vertoningen per maand) en ten minste 30 filmvertoningen per maand als het gaat om een zomer-/openluchtbioscoop (een bioscoop die minder dan 6 maanden per jaar in bedrijf is);

ten minste 20 000 bezoekers hebben gehad in de voorgaande twaalf maanden, of 20 000 bezoekers waarvoor de normale prijs van een kaartje daadwerkelijk is betaald.

Aanvragers die een projector hebben of krijgen van een third party integrator als gevolg van de ondertekening van een VPF-overeenkomst, komen niet in aanmerking voor steun.

Om in aanmerking te komen, moeten de bioscopen in 2010 minimaal 50 % Europese films hebben vertoond, waarvan ten minste 30 % niet-nationale Europese films.

Een film wordt als Europees beschouwd indien deze valt binnen de definitie die het MEDIA-programma hiervan geeft binnen de regelingen voor selectieve en automatische steun.

Films die al zijn ingedeeld, zijn opgenomen in de European Movie Database:

http://ec.europa.eu/culture/media/programme/distrib/filmbase/index_en.htm

Een film wordt als Europees beschouwd wanneer deze onder de volgende definitie valt:

Ieder recent fictie- (waaronder animatie-) of documentair werk met een minimale duur van 60 minuten dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

het werk is voor het grootste deel geproduceerd door een of meer producenten die zijn gevestigd in de landen die deelnemen aan het MEDIA-programma. Om als de werkelijke producenten te worden beschouwd, moeten de productiebedrijven als zodanig in de credits zijn vermeld. Voor het bepalen wie de feitelijke producent is, kan ook rekening worden gehouden met andere aspecten, zoals creatieve zeggenschap, eigendom van de exploitatierechten en aandeel in de winst,

en

het werk moet zijn geproduceerd met aanzienlijke deelname van professionals die staatsburger/ingezetene zijn van landen die deelnemen aan het MEDIA-programma. „Aanzienlijke deelname” wordt gedefinieerd als meer dan 50 % van de punten volgens de volgende tabel (bijv. 10 of meer punten in het geval van fictie of het grootste deel van de punten indien het totaal minder dan 19 is, zoals gewoonlijk het geval is bij documentaires of animatiefilms, waar meestal niet alle categorieën in de credits worden vermeld:

Functies

Punten

Directeur

3

Scriptschrijver

3

Componist

1

Acteur 1

2

Acteur 2

2

Acteur 3

2

Artistiek directeur/Productieontwerp

1

Directeur van de fotografie

1

Editor

1

Geluid

1

Filmlocatie

1

Laboratorium

1

Totaal

19

Films die reclame of pornografisch of racistisch materiaal bevatten of waarin wordt aangezet tot geweld, komen niet in aanmerking.

3.   In aanmerking komende acties

Ondersteuning van de indirecte kosten van de aankoop van digitale projectoren die voldoen aan de eisen ten aanzien van contentbeveiliging van het Digital Cinema Initiative (DCI) voor installatie in een bioscoop die voldoet aan alle criteria om in aanmerking te komen.

Er kan slechts steun worden aangevraagd voor 1 projector per scherm en maximaal 3 schermen per bioscoop.

De projector moet worden aangeschaft tussen de datum van indiening en 30 juni 2013.

4.   Gunningscriteria

Aanvragen/acties die in aanmerking komen, zullen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

Criteria

Punten

Europese dimensie

65

 

 

Aantal aangevraagde projectors:

 

1 projector

7

2 projectors

13

3 projectors

25

Aanwezigheid van een nationale steunregeling

 

Nee

10

Ja

0

5.   Begroting

De jaarlijkse begroting voor de medefinanciering van projecten wordt geraamd op 2 000 000 EUR.

De verleende financiële bijdrage is een subsidie, die wordt verstrekt in de vorm van een eenmalig bedrag van maximaal 20 000 EUR per scherm.

Deze subsidie heeft betrekking op alle kosten in verband met de overstap van Europese bioscopen naar digitale weergave, met uitsluiting van de kosten van de digitale projector en server.

Het Agentschap behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare financiële middelen toe te kennen.

6.   Uiterste termijn voor het indienen van aanvragen

Voorstellen moeten uiterlijk op 15 september 2011 worden toegezonden (datum poststempel)

Voorstellen moeten naar het volgende adres worden gezonden:

Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA)

Constantin DASKALAKIS

BOUR 3/66

Avenue du Bourgetlaan 1

1140 Brussel

BELGIË

Alleen aanvragen die zijn ingediend op het officiële aanvraagformulier en naar behoren zijn ondertekend door de persoon die bevoegd is wettelijk bindende verplichtingen aan te gaan namens de aanvragende organisatie, worden aanvaard. Op de envelop moet duidelijk worden vermeld:

MEDIA programme — Distribution EACEA/19/11 — Digitisation of cinemas

Aanvragen die per fax of per e-mail worden verzonden, worden niet in behandeling genomen.

7.   Volledige gegevens

De richtsnoeren en de aanvraagformulieren zijn te vinden op het volgende internetadres:

http://ec.europa.eu/culture/media/programme/distrib/schemes/auto/index_en.htm

Aanvragen moeten worden ingediend op de verstrekte formulieren en moeten alle gevraagde gegevens en bijlagen bevatten.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/19


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6288 — Blackstone/Stargazer)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2011/C 191/10

1.

Op 21 juni 2011 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat The Blackstone Group L.P. („Blackstone”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over de gehele onderneming Stargazer GmbH en haar dochterondernemingen („Stargazer”, Duitsland) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Blackstone: wereldwijd actieve alternatieve vermogensbeheerder en verstrekker van financiële adviesdiensten,

Stargazer: ontwerper en aanbieder, via haar operationele dochteronderneming Jack Wolfskin, van kledij, schoeisel en uitrusting voor buitenactiviteiten, met name camping, trekking en hiking.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6288 — Blackstone/Stargazer, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/20


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 191/11

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„SCHWÄBISCHE SPÄTZLE/SCHWÄBISCHE KNÖPFLE”

EG-nummer: DE-PGI-0005-0738-02.02.2009

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Schwäbische Spätzle”/„Schwäbische Knöpfle”

2.   Lidstaat of derde land:

Duitsland

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 2.7.

Deegwaren

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle zijn eierdeegwaren die met verse eieren worden bereid en er als huisbereide deegwaren uitzien. De deegwaren zijn onregelmatig van vorm en hebben een oneffen, poreus oppervlak. Het taaie deeg wordt rechtstreeks in kokend water/damp van kokend water geschaafd. De beide benamingen verwijzen in het algemene spraakgebruik naar eenzelfde, met identiek deeg bereid product en zijn onderling verwisselbaar. De vorm van de eierdeegwaren varieert van dik tot dun en van lang tot kort. Bepaalde afmetingen vaststellen, is nauwelijks mogelijk; de uiteinden zijn onregelmatig en naargelang van de regio ook anders van vorm.

Kenmerken

Kleur/voorkomen: eenvoudig, goudgeel-lichtgeel.

Vorm: eierdeegwaren met een onregelmatige vorm; oneffen en poreus oppervlak; zien eruit als huisbereid; de vorm varieert van dik tot dun en van lang tot kort.

Consistentie/textuur: bijtvast, kookvast, niet klevend, met oneffen oppervlak.

Kwaliteit van de eieren: er wordt van verse eieren gebruik gemaakt, conform de richtsnoeren voor deegwaren.

Eiergehalte per kg griesmeel/meel: Gedroogde Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle: minstens 2 eieren/kg griesmeel; in de regel worden 4 tot 6 eieren/kg griesmeel toegevoegd.

Verse Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle: minstens 8 eieren/kg griesmeel en meel.

Griesmeelkwaliteit: griesmeel van harde tarwe of speltmeel.

Meelkwaliteit bij verse Spätzle: tarwemeel of speltmeel.

Waterkwaliteit: vers drinkwater.

Zout: mag toegevoegd worden, max. 1 %.

Specerijen, kruiden, spinazie: mogen toegevoegd worden.

Citroenzuur: mag bij verse Schwäbische Spätzle/ Schwäbische Knöpfle toegevoegd worden.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

De ingrediënten om (gedroogde) Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle te bereiden zijn griesmeel, verse eieren en drinkwater. Zout (max. 1 %), specerijen, kruiden en spinazie mogen toegevoegd worden. Bij verse Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle mag citroenzuur toegevoegd worden; voorts mag het griesmeel volledig of gedeeltelijk door meel worden vervangen.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Om de authenticiteit van het traditionele en typisch regionale product te waarborgen en ervoor te zorgen dat de kwaliteit op hetzelfde hoge niveau wordt gehandhaafd, moet de productie van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle in het afgebakende geografische gebied plaatsvinden. Tot aan de productiefase waarin de Spätzle worden gekoeld, respectievelijk gedroogd, verloopt het productieproces van de verse en de gedroogde deegwaren op identieke wijze. Van oudsher werden Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle met de hand geschaafd. Pas aan het begin van de 20ste eeuw werden bij de bereiding van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle machines ingezet. De ingrediënten worden gemengd en de massa zolang gekneed tot het deeg taai wordt. Sedert de invoering van de deegkneders gebeurt dit grotendeels mechanisch. Al schavend wordt het geknede deeg in kokend water of damp van kokend water gebracht. Om tot de juiste consistentie van het deeg, de juiste kooktemperatuur en de juiste kooktijd te komen, zijn „fingerspitzengefühl” en ervaring nodig en voor deze factoren kunnen moeilijk normen worden vastgesteld. Van bijzonder belang zijn in dat verband de vaardigheden van de producent en de op regionaal vlak aanwezige productieknowhow. Wanneer het gedroogde deegwaren betreft, worden de Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle eerst voorgedroogd en vervolgens gedroogd. Verse deegwaren worden eventueel eerst gekoeld en gepasteuriseerd en nadien gekoeld bij 2-7 °C.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het geografische gebied Zwaben omvat geheel Baden-Württemberg en het gehele district Zwaben van de vrijstaat Beieren.

5.   Verband:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De productie van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle kan in het geografische gebied bogen op een eeuwenlange traditie en is voor Zwaben van groot culinair belang. In dat verband moet vooral de aandacht worden gevestigd op de vaardigheden van de producenten en op de op regionaal vlak aanwezige productieknowhow. Van oudsher werden Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle met de hand geschaafd. Heden ten dage geldt het als bijzonder kwaliteitskenmerk wanneer Spätzle met de hand van de plank worden geschaafd. Om arbeidseconomische redenen werden in het geografische gebied reeds bij het begin van de 20ste eeuw zogezegd „huisbereide” Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle — lees: Spätzle die er als met de hand geschaafde Spätzle uitzien — machinaal geproduceerd. De eerste uit de praktijk voortgevloeide octrooien werden aangevraagd (cf bijv. het „Deutsches Reichpatent 471046”) om de authenticiteit en het huisbereide voorkomen van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle te handhaven. Diverse tentoonstellingen documenteren welke traditionele knowhow door de tijden heen bij de bereiding van de Spätzle in de regio Zwaben aan bod kwam (zie „Spätzle und Knöpfle — Geschichte(n) rund um das Leibgericht der Schwaben”, Blickfang: Alte Zeiten, Ofterdingen; „Spätzle — Schaben, pressen, hobeln”, Freilichtmuseum Beuren). Talrijke kookwedstrijden en meerdere wereldrecords „Spätzle schaven” beklemtonen het belang van de menselijke factor voor het geografische gebied. De productieknowhow waarover de mensen ter plekke beschikken, werd van generatie op generatie overgeleverd en leverde zo een belangrijke bijdrage aan de latere kenmerken van het product. De traditie van de Spätzle-productie in Zwaben kan tot in de 18de eeuw getraceerd worden. In 1725 bracht de Württembergische raadsheer en lijfarts Rosino Lentilio „Knöpflein” en „Spazen” samen onder die ene noemer: „alles wat met meel wordt bereid”. Destijds was spelt in het Zwabische gebied overal in gebruik. In het arme, met kleine landbouwers bevolkte gebied was dit makkelijk te verbouwen graan, dat op arme gronden kan gedijen, zeer in trek. Omdat speltmeel veel gluten bevat, wat ervoor zorgde dat in tijden van nood ook zonder de toevoeging van eieren een goed deeg kon worden bekomen, werd voor de bereiding van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle aanvankelijk van dit speltmeel gebruik gemaakt. De Spätzle werden bekend op de Münsinger Alb. De beginnende industrialisering en de toenemende welvaart leidden ertoe dat de Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle evolueerden van doodgewone dagelijkse kost tot culinaire specialiteit die op feestdagen werd geserveerd. In een beschrijving van een Zwabisch boerendorp uit 1937 worden Spätzle als feestgerecht vermeld. Een jaar voordien waren de Spätzle door de streekdichter Sebastian Blau verheven tot het symbool van de regionale identiteit van de Zwaben: de Spätzle zijn volgens hem „de basis van onze keuken, de roem van onze deelstaat,…. de alfa en omega van de Zwabische spijskaart….”. Net op voor het overige door de natuur benadeelde locaties in het geografische gebied maakten de traditionele regionale productieprocessen en de vooruitstrevende ambachtelijke vaardigheden van de Spätzleproducenten de vervaardiging van een hoogwaardig product mogelijk. Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle zitten heden ten dage in Zwaben in het assortiment van haast alle deegwarenproducenten en gastronomen en worden sedert de jaren tachtig ook met succes uitgevoerd. Voor de in het geografische gebied levende bevolking hebben ze een identiteitsbepalende betekenis verworven. De grote betekenis van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle voor de Zwabische keuken blijkt onder meer uit de roman „Die Geschichte von den sieben Schwaben” (Het verhaal van de zeven Zwaben) die voor het eerst in 1827 verscheen en waarin wordt verteld dat het in Zwaben de gewoonte was om dagelijks vijf maal te eten, namelijk vijf maal soep en daarbij tweemaal Knöpfle of Spätzle. Elise Henle voegde daar in 1892 aan toe dat een vrouw in Zwaben de kunst van het Spätzle bereiden onder de knie diende te hebben: „Het is geen echte Zwabische meid als ze geen Spätzle kan bereiden”. Als moderne referentie is er de Zwabische auteur Siegfried Ruoß die in het kookboek „Schwäbische Spätzleküche” meer dan 50 verschillende Spätzlerecepten voor de regio Zwaben opsomt.

5.2.   Specificiteit van het product:

Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle zijn, in tegenstelling tot andere deegwaren, eierdeegwaren op basis van verse eieren, die er als huisbereide deegwaren uitzien, onregelmatig van vorm zijn en een oneffen, poreus oppervlak hebben. Het taaie deeg wordt al schavend rechtstreeks in kokend water/damp van kokend water gebracht. De vorm varieert van dun tot dik en van lang tot kort. Het zijn de enige deegwaren die reeds tijdens de productie een eerste maal worden gekookt. Hierbij wordt het vochtige deeg door een blikken zeef in het kokende water gedrukt of druipt het deeg vanzelf door de zeef. Eventueel wordt het deeg tijdens deze behandeling gesneden.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

Wat Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle en het geografische gebied waar ze hun oorsprong hebben, linkt, is het bijzondere aanzien dat de Spätzle ten gevolge van deze oorsprong genieten. Het zijn traditionele, typisch regionale Zwabische deegwarenspecialiteiten die vooral in Zwaben zelf, maar ook daarbuiten bekend zijn en gewaardeerd worden. Dat wordt enerzijds bevestigd door het grote aantal commentaren dat bij de nationale autoriteiten is binnengelopen en blijkt anderzijds uit een in 2002 gehouden enquête.

Anderzijds getuigen talrijke citaten in de literatuur, in de pers en in regionale kookboeken van het fundamentele belang van de Spätzle/Knöpfle als „Zwabisch nationaal gerecht” voor de Zwabische keuken en van de waardering die deze deegwaren te beurt valt.

Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle zitten heden ten dage in Zwaben in het assortiment van haast alle deegwarenproducenten en gastronomen en worden sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw ook met succes uitgevoerd. Dat ze zo zeer worden geapprecieerd, danken de Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle vooral aan het traditionele, regionale productieproces en aan de geavanceerde ambachtelijke vaardigheden op dat vlak in de regio Zwaben; een en ander draagt eraan bij dat met de hand geschaafde Spätzle op bijzondere waardering mogen rekenen. Ook de machinale productie vergt „fingerspitzengefühl” en ervaring zodat de ambachtelijke vaardigheden van de producenten en de in de regio voorhanden knowhow op het gebied van de verwerking in dat opzicht ook een bijzondere betekenis hebben. Daarom mag aangenomen worden dat de renommée van Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle zeer nauw met de oorsprongsregio samenhangt.

Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle doen bij de consument meteen een belletje rinkelen en genieten wegens hun regionale oorsprong groot aanzien. Dat laatste berust dan weer op hun lange traditie als specialiteit van Zwaben en op de in die regio ontwikkelde ambachtelijke vaardigheden; het geldt als een bijzonder kwaliteitskenmerk wanneer de Spätzle met de hand zijn geschaafd. Reeds in 1965 bleek uit een in de gehele Bondsrepubliek doorgevoerde enquête van de „Konsumgenossenschaft Stuttgart e.G.” dat de regio's Stuttgart en Reutlingen de meeste waardering voor Spätzle hadden. De Zwabische literatuur is ook rijk aan gedichten over het lievelingsgerecht van de Zwaben zoals bijvoorbeeld het in 1838 in de „Schwarzwälder Boten” gepubliceerde gedicht „Das Lob der Schwabenknöpfle”, het gedicht „Schwäbische Leibspeisa” of het „Spätzles-Lied”. Voorts worden Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle vermeld in verband met talrijke feesten en gebruiken en worden ze ook op toeristisch vlak onder de aandacht gebracht via specialiteitenweken, cursussen, seminars en wedstrijden „Spätzle schaven”. De laatste tijd hebben de Schwäbische Spätzle/Schwäbische Knöpfle ook de rol van culinair uithangbord van de regio Zwaben toegewezen gekregen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

Markenblatt deel 21 van 23.5.2008, bijlage 7a-aa, blz. 33858

(http://www.register.dpma.de/DPMAregister/geo/detail.pdfdownload/127)


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


1.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/24


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 191/12

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„ΚΟΥΦΕΤΑ ΑΜΥΓΔΑΛΟΥ ΓΕΡΟΣΚΗΠΟΥ” (KOUFETA AMYGDALOU GEROSKIPOU)

EG-Nr.: CY-PGI-0005-0800-02.03.2010

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Κουφέτα Αμυγδάλου Γεροσκήπου” (Koufeta Amygdalou Geroskipou)

2.   Lidstaat of derde land:

Cyprus

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 2.4. —

Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

„Koufeta Amygdalou Geroskipou” zijn geroosterde, met een suikerlaag gecoate amandelen.

Het eindproduct heeft de volgende hoofdkenmerken:

 

Fysische kenmerken

 

Vorm: ovaal/amandelvormig

 

Kleur: wit

 

Chemische kenmerken

Vochtgehalte: 2-4 %

 

Organoleptische kenmerken

 

Oppervlak en textuur: de op de amandelen aangebrachte suikerlaag heeft een kenmerkend ruig oppervlak. Deze suikerlaag is, als erop wordt gekauwd, zachter dan die van soortgelijke producten en doet een aangename gewaarwording ontstaan (zij smelt gemakkelijk in de mond). De suikerlaag is twee tot vier millimeter dik.

 

Smaak: de zoete smaak van de suiker en de kenmerkende smaak van geroosterde amandelen.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

Voor de productie van de Koufeta Amygdalou Geroskipou wordt gebruik gemaakt van: a) amandelen en b) kristalsuiker van suikerriet.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

Niet van toepassing.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De Koufeta Amygdalou Geroskipou moeten in het afgebakende geografische gebied (de gemeente Geroskipou) worden geproduceerd en verpakt (maar de suiker en de amandelen mogen afkomstig zijn van buiten het afgebakende geografische gebied).

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.:

De hoogste temperatuur waarbij Koufeta Amygdalou Geroskipou kunnen worden verpakt, is 45 °C; anders vormt zich waterdamp, die vocht in de zakjes doet ontstaan. Zodra de temperatuur onder 45 °C daalt, kan worden gestart met het verpakkingsprocedé, dat bij kamertemperatuur wordt afgerond. Als de koufeta niet op dat moment worden verpakt, gaat meer vocht verloren dan nodig is en zullen de Koufeta Amygdalou Geroskipou bij het kauwen niet meer zo zacht zijn (dan worden m.a.w. hun specifieke organoleptische kenmerken gewijzigd). Kortom, het tijdstip waarop de Koufeta Amygdalou Geroskipou worden verpakt, is cruciaal, aangezien het behoud van de definitieve organoleptische kenmerken ermee samenhangt. Daarom moet het verpakken van de Koufeta Amygdalou Geroskipou binnen het afgebakende geografische gebied plaatsvinden. Zo worden ook de authenticiteit en de traceerbaarheid van het product gegarandeerd.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Op het etiket van de Koufeta Amygdalou Geroskipou moet een houdbaarheidsdatum (één maand na de productiedatum) worden vermeld.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

De administratieve grenzen van de gemeente Geroskipou.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

De Koufeta Amygdalou Geroskipou worden geproduceerd volgens een traditioneel familierecept, aangezien tot op de dag van vandaag alle producenten in de gemeente Geroskipou afstammelingen zijn van Sofokles Athanasios, die in 1895 in Geroskipou met de productie van de koufeta begon. Van 1895 tot vandaag wordt het product op dezelfde wijze en in hetzelfde geografische gebied (de gemeente Geroskipou) door de afstammelingen van Athanasios bereid. Als gevolg hiervan zijn de expertise en de knowhow die nodig zijn om Koufeta Amygdalou Geroskipou te produceren, sinds 1895 aanwezig in het afgebakende geografische gebied en worden die daar tot op de dag van vandaag overgeleverd. De opleiding met betrekking tot de productiewijze van de Koufeta Amygdalou Geroskipou werd, en wordt nog steeds, verstrekt door ervaren producenten, die de jongere producenten inwijden; de knowhow wordt met andere woorden van generatie op generatie doorgegeven.

In het boek „Γεροσκήπου — Παλαιό και Σύγχρονα Πρόσωπο” (Geroskipou, vroeger en nu) (Αristidou en Vakis, 1992) wordt verwezen naar de productie van Koufeta Amygdalou in Geroskipou na 1930 en wordt onder meer vermeld dat die vooral ter gelegenheid van feesten worden verkocht. Voorts wordt naar het product verwezen in het boek „Η Γεροσκήπου — Ιστορική και Λαογραφική Μελέτη” (Geroskipou — Historisch en volkskundig onderzoek) (Hatzikiriakos, 2000). Daarin wordt gezegd dat de koufeta worden gemaakt uit stroop, suiker en amandelen, die in een kleine pot worden gekookt. Een belangrijk evenement voor de Koufeta Amygdalou Geroskipou was de toekenning van een prijs op een gespecialiseerde beurs die in 1937 in Stroumbi werd georganiseerd.

Ook in het boek van de gemeente Geroskipou „Γεροσκήπου από την αρχαιότητα μέχρι σήμερα” (Geroskipou van de oudheid tot nu) (2008) komen de Koufeta Amygdalou Geroskipou ter sprake. Verder staat in de maandelijkse nieuwsbrief „Ο Ταχυδρόμος της Πάφου” (de koerier van Pafos) (augustus 2010) een interview met een persoon die lang geleden is begonnen koufeta te produceren en dat nog steeds doet, en daarin is vermeld dat het product één van de oude, traditionele producten van Geroskipou is.

5.2.   Specificiteit van het product:

De specificiteit van de Koufeta Amygdalou Geroskipou is tweeledig:

a)

de faam van het product, die toe te schrijven is aan de traditionele bereiding ervan in de gemeente Geroskipou, sinds de vroegste tijden tot op de dag van vandaag,

b)

bepaalde specifieke organoleptische kenmerken die het van soortgelijke producten onderscheidt. Hierbij gaat het vooral om het kenmerkende ruige oppervlak en de kenmerkende ruige textuur, die ontstaan door de suikerlaag aan de buitenkant. Deze suikerlaag is bij het kauwen zachter dan die van soortgelijke producten en lost gemakkelijk op in de mond, wat een aangename gewaarwording geeft. De Koufeta Amygdalou Geroskipou hebben ook een kenmerkende zoetheid, die afkomstig is van de suiker. Het ruige oppervlak, de textuur en de zoetheid zijn uniek voor het betrokken product en worden niet bij andere koufeta aangetroffen. Meer bepaald wordt bij de productie van de Koufeta Amygdalou Geroskipou geen was gebruikt om de amandel te beschermen of te isoleren (praktijk die bij de andere koufeta wordt toegepast om te voorkomen dat de amandelen hun vetten verliezen). Evenmin worden bij de Koufeta Amygdalou Geroskipou andere grondstoffen gebruikt dan amandelen en suiker of wordt een extra procedé toegepast om de koufeta te doen glimmen (door bedekking met een laag was of op mechanische wijze door een langere behandeling in de koufetamachine), zoals dat bij de productie van andere koufeta gebeurt. Daarom blijven de poriën aan het oppervlak van het product open, waardoor het oppervlak ruig is in vergelijking met dat van andere koufeta. Verder zijn de Koufeta Amygdalou Geroskipou tijdens de houdbaarheidsperiode zachter en tegelijk zoeter dan de andere koufeta, omdat er geen andere grondstoffen zijn toegevoegd. Bij de andere koufeta worden andere grondstoffen toegevoegd om het product wat minder zoet te maken.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

Wat de faam van de Koufeta Amygdalou Geroskipou betreft, is het zo dat dit product op heel Cyprus bekend is. Zoals reeds gezegd, worden de Koufeta Amygdalou Geroskipou reeds sinds de vroegste tijden in Geroskipou gemaakt en wordt de knowhow daarvoor van generatie op generatie overgeleverd, tot op vandaag. Het unieke karakter en de specifieke kenmerken van de Koufeta Amygdalou Geroskipou zijn het resultaat van de kennis en de knowhow van de producenten van Geroskipou, vooral wat betreft de productiemethode. De specifieke textuur die voor de Koufeta Amygdalou Geroskipou kenmerkend is, is vooral toe te schrijven aan de productiewijze, en meer bepaald aan de duur van het aanbrengen van de suikerlaag op de geroosterde amandelen, aan het tempo van de omwentelingen in de koufetamachine tijdens dit procedé en aan het recept voor de bereiding van dit product. Het cruciale element in het productieproces, dat tegelijk de basis van de knowhow vormt, is de aanwezigheid, tijdens de hele productieduur, van de producent bij zijn koufetamachine; hij moet voortdurend toezicht houden op het hele coatingproces, zodat hij onmiddellijk kan ingrijpen om de dikte en de hoeveelheid stroop en de temperatuur aan te passen. Voorts is de combinatie van de duur van het aanbrengen van een suikerlaag op de geroosterde amandelen en het tempo, tijdens dat proces, van de omwentelingen in de koufetamachine van groot belang. Als te vroeg met het coaten wordt begonnen en/of het tempo van de omwentelingen in de koufetamachine niet het juiste is, zullen de koufeta aan elkaar kleven. Ook omgekeerd, als te laat met het coaten wordt begonnen en/of het tempo van de omwentelingen in de koufetamachine niet het juiste is, zullen de koufeta uitdrogen en niet de juiste hoeveelheid suiker opnemen. Alle genoemde elementen maken deel uit van de traditie, de authentieke lokale productiemethoden en de ter plaatse aanwezige kennis en expertise van de producenten van Geroskipou. Verder is het succes van het recept dat in het productdossier is beschreven, ook te danken aan het feit dat er slechts twee grondstoffen (suiker en amandelen) worden gebruikt, en geen enkele andere (wat wel het geval is bij de andere koufeta).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

 

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

 

http://www.moa.gov.cy/moa/da/da.nsf/All/BAB8773EB6D4C5BD422576CD00354E95/$file/EvnoikiApofasiYpourgou4406Jan10.pdf?OpenElement


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.