ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2011.185.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 185

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
25 juni 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 185/01

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 185/02

Wisselkoersen van de euro

2

2011/C 185/03

Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)  ( 1 )

3

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Investeringsbank

2011/C 185/04

Oproep tot het indienen van voorstellen — De Europese Investeringsbank (EIB) stelt drie nieuwe EIBURS-sponsorschappen voor in het kader van de actie Universitair onderzoek

7

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2011/C 185/05

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

10

2011/C 185/06

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

14

2011/C 185/07

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/1


Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie

2011/C 185/01

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 inzake de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (2) met ingang van 1 juli 2011 als volgt gewijzigd:

Op bladzijde 342:

wordt de toelichting voor GN-code 8521 90 00 geschrapt.

Op bladzijde 347:

worden de toelichtingen voor de GN-codes 8528 71 13, 8528 71 19 en 8528 71 90 geschrapt.


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB C 137 van 6.5.2011, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/2


Wisselkoersen van de euro (1)

24 juni 2011

2011/C 185/02

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4220

JPY

Japanse yen

114,06

DKK

Deense kroon

7,4587

GBP

Pond sterling

0,88855

SEK

Zweedse kroon

9,1802

CHF

Zwitserse frank

1,1902

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7825

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

24,378

HUF

Hongaarse forint

269,50

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7093

PLN

Poolse zloty

3,9919

RON

Roemeense leu

4,2240

TRY

Turkse lira

2,3207

AUD

Australische dollar

1,3473

CAD

Canadese dollar

1,3961

HKD

Hongkongse dollar

11,0767

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7482

SGD

Singaporese dollar

1,7597

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 534,15

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,7683

CNY

Chinese yuan renminbi

9,2059

HRK

Kroatische kuna

7,3740

IDR

Indonesische roepia

12 232,84

MYR

Maleisische ringgit

4,3300

PHP

Filipijnse peso

61,765

RUB

Russische roebel

40,1300

THB

Thaise baht

43,627

BRL

Braziliaanse real

2,2707

MXN

Mexicaanse peso

16,8867

INR

Indiase roepie

63,9830


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/3


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek

(Voor de EER relevante tekst)

(Bekendmaking van titels en referentienummers van geharmoniseerde normen in het kader van de richtlijn)

2011/C 185/03

ENO (1)

Referentienummer en titel van de norm

(en referentie document)

Eerste bekend making PB

Referentie-nummer van de vervangen norm

Datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt

Noot 1

CEN

EN 556-1:2001

Sterilisatie van medische hulpmiddelen - Eisen voor medische hulpmiddelen die als „steriel” moeten worden gemerkt - Deel 1: Eisen voor de eindverpakking van medische hulpmiddelen

31.7.2002

EN 556:1994 + A1:1998

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.4.2002)

EN 556-1:2001/AC:2006

15.11.2006

 

 

CEN

EN 556-2:2003

Sterilisatie van medische hulpmiddelen - Eisen voor medische hulpmiddelen die als „steriel” moeten worden gemerkt - Deel 2: Eisen voor aseptisch behandelde medische hulpmiddelen

9.8.2007

 

 

CEN

EN 980:2008

Symbolen voor gebruik bij het etiketteren van medische hulpmiddelen

23.7.2008

EN 980:2003

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.5.2010)

CEN

EN ISO 11737-2:2009

Sterilisatie van medische apparatuur - Microbiologische methoden - Deel 2: Steriliteitsproeven uitgevoerd bij de definitie, validatie en onderhoud van een steriliteitsproces (ISO 11737-2:2009)

7.7.2010

 

 

CEN

EN 12322:1999

In-vitro-diagnostische medische apparatuur - Kweekmedia voor microbiologie - Prestatiecriteria voor kweekmedia

9.10.1999

 

 

EN 12322:1999/A1:2001

31.7.2002

Noot 3

Datum verstreken

(30.4.2002)

CEN

EN ISO 13485:2003

Kwaliteltssystemen - Medische hulpmiddelen - Systeemvereisten voor regelgevingsdoeleinden (ISO 13485:2003)

2.4.2004

EN ISO 13488:2000

EN ISO 13485:2000

Noot 2.1

Datum verstreken

(31.7.2009)

EN ISO 13485:2003/AC:2009

7.7.2010

 

 

CEN

EN 13532:2002

Algemene eisen voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek bestemd voor zelftesten

17.12.2002

 

 

CEN

EN 13612:2002

Beoordeling van de prestatie van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek

17.12.2002

 

 

EN 13612:2002/AC:2002

2.12.2009

 

 

CEN

EN 13640:2002

Stabiliteitsproeven van in-vitro-diagnostische reagentia

17.12.2002

 

 

CEN

EN 13641:2002

Eliminatie of reductie van risico van infectie met betrekking tot in-vitro-diagnostische reagentia

17.12.2002

 

 

CEN

EN 13975:2003

Steekproefprocedures voor gebruik bij de fabricage van In-vitro-diagnostische medische apparatuur - Statistische overwegingen

21.11.2003

 

 

CEN

EN 14136:2004

Gebruik van externe kwaliteitsbeoordelingsschema's in de beoordeling van eigenschappen van in-vitro diagnostische onderzoeksprocedures

15.11.2006

 

 

CEN

EN 14254:2004

In-vitro-diagnostische medische apparatuur - Cilinders voor eenmalig gebruik voor de verzameling van monsters bij personen, met uitzondering van menselijke bloedmonsters

28.4.2005

 

 

CEN

EN 14820:2004

Houders voor de verzameling van bloedmonsters voor eenmalig gebruik

28.4.2005

 

 

CEN

EN ISO 14937:2009

Sterilisatie van producten voor de gezondheidszorg - Algemene eisen voor karakterisering van sterilisatiestoffen en ontwikkeling, validatie en routinecontrole van een sterilisatieproces (ISO 14937:2009)

7.7.2010

EN ISO 14937:2000

Noot 2.1

Datum verstreken

(30.4.2010)

CEN

EN ISO 14971:2009

Medische hulpmiddelen - Toepassing van risicomanagement voor medische hulpmiddelen (corrected and reprinted) (ISO 14971:2007, Corrected version 2007-10-01)

7.7.2010

EN ISO 14971:2007

Noot 2.1

Datum verstreken

(21.3.2010)

CEN

EN ISO 15193:2009

In-vitro-diagnostische systemen;Meting van grootheden in monsters van biologische oorsprong - Eisen voor inhoud en presentatie van procedures voor referentiemeting (ISO 15193:2009)

7.7.2010

 

 

CEN

EN ISO 15194:2009

In-vitro diagnostische systemen - Meting van grootheden in monsters van biologische oorsprong - Eisen voor gecertificeerde referentiematerialen en de inhoud van de ondersteunende documentatie (ISO 15194:2009)

7.7.2010

 

 

CEN

EN ISO 15197:2003

In vitro diagnostische beproevingssystemen - Eisen voor bloedglucose monitoringsystemen voor zelftesten ten behoeve van het reguleren van diabetes mellitus (ISO 15197:2003)

28.4.2005

 

 

EN ISO 15197:2003/AC:2005

2.12.2009

 

 

CEN

EN ISO 17511:2003

In vitro diagnostische medische apparatuur - Meting van de quantiteiten in biologische monsters - Metrologische traceerbaarheid van waarden toegewezen aan kalibratiemiddelen en controlematerialen (ISO 17511:2003)

28.4.2005

 

 

CEN

EN ISO 18113-1:2009

Klinische laboratoriumbeproeving en in-vitro-diagnostische medische systemen - Informatie te verstrekken door de fabrikant (merking) - Deel 1: Termen, definities en algemene eisen (ISO 18113-1:2009)

7.7.2010

 

 

CEN

EN ISO 18113-2:2009

Klinische laboratoriumbeproeving en in-vitro-diagnostische medische systemen - Informatie te verstrekken door de fabrikant (labelling) - Deel 2: In-vitro-diagnostische reagentia voor professioneel gebruik (ISO 18113-2:2009)

7.7.2010

EN 375:2001

Noot 2.1

31.12.2012

CEN

EN ISO 18113-3:2009

Klinische laboratoriumbeproeving en in-vitro-diagnostische medische systemen - Informatie te verstrekken door de fabrikant (labeling) - Deel 3: In-vitro-diagnostische instrumenten for professioneel gebruik (ISO 18113-3:2009)

7.7.2010

EN 591:2001

Noot 2.1

31.12.2012

CEN

EN ISO 18113-4:2009

Klinisch laboratoriumbeproeving en in-vitro-diagnostische medische systemen - Informatie te verstrekken door de fabrikant (labelling) - Deel 4: In-vitro-diagnostische reagentia voor het zelf-testen (ISO 18113-4:2009)

7.7.2010

EN 376:2002

Noot 2.1

31.12.2012

CEN

EN ISO 18113-5:2009

Klinische laboratoriumbeproeving en in-vitro-diagnostische medische systemen - Informatie te verstrekken door de fabrikant (labelling) - Deel 5: In-vrito-diagnostische instrumenten voor zelf-testen (ISO 18113-5:2009)

7.7.2010

EN 592:2002

Noot 2.1

31.12.2012

CEN

EN ISO 18153:2003

In-vitro-diagnostische medische systemen - Meting van grootheden in monsters van biologische oorsprong - Metrologische traceerbaarheid van waarden voor katalytische concentratie van enzymen toegewezen aan kalibratiemiddelen en controlematerialen (ISO 18153:2003)

21.11.2003

 

 

CEN

EN ISO 20776-1:2006

Klinische laboratoriumbeproeving en in-vitro diagnostische beproevingssystemen - Gevoeligheidsbeproeving van infecties veroorzakende stoffen en evaluatie van prestaties van anti-microbiële gevoeligheidstoestellen - Deel 1: Referentiemethode voor de beproeving van de in-vitro activiteit van anti-microbiële stoffen tegen bacteriën betrokken bij infectieziektes (ISO 20776-1:2006)

9.8.2007

 

 

Cenelec

EN 61010-2-101:2002

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik Deel 2-101: Bijzondere eisen voor in-vitro diagnostische (IVD) medische apparatuur

IEC 61010-2-101:2002 (Gewijzigd)

17.12.2002

 

 

Cenelec

EN 61326-2-6:2006

Elektrische uitrusting voor meting, besturing en laboratoriumgebruik - EMC-eisen - Deel 2-6: Speciale eisen - diagnostische (IVD) medische apparatuur

IEC 61326-2-6:2005

27.11.2008

 

 

Cenelec

EN 62304:2006

Software voor medische hulpmiddelen – Processen in levenscyclus van programmatuur

IEC 62304:2006

27.11.2008

 

 

EN 62304:2006/AC:2008

18.1.2011

 

 

Cenelec

EN 62366:2008

Medische apparatuur - Aanbrengen van bruikbaarheid-engineering aan medische apparatuur

IEC 62366:2007

27.11.2008

 

 

Noot 1:

In het algemeen is de datum waarop het vermoeden van overeenstemming ten aanzien van de vervangen norm vervalt, de door de Europese normalisatie-instituten vastgestelde datum van intrekking, maar gebruikers van de norm worden erop gewezen dat dit in bepaalde uitzonderlijke gevallen anders kan zijn.

Noot 2.1:

De nieuwe (of gewijzigde) norm heeft dezelfde werkingssfeer als de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.2:

De nieuwe norm heeft een ruimere werkingssfeer dan de vervangen normen. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de vervangen normen bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn.

Noot 2.3:

De nieuwe norm heeft een beperktere werkingssfeer dan de vervangen norm. Op de aangegeven datum vervalt het ten aanzien van de (gedeeltelijk) vervangen norm bestaande vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor de producten die binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen. Het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn voor producten die binnen de werkingssfeer van de (gedeeltelijk) vervangen norm vallen maar niet binnen de werkingssfeer van de nieuwe norm vallen, blijft bestaan.

Noot 3:

In het geval van wijzigingsbladen is de norm waarnaar verwezen wordt EN CCCCC:YYYY, de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, en het nieuw genoemde wijzigingsblad. De vervangen norm (kolom 3) bestaat daarom uit EN CCCCC:YYYY en de voorafgaande wijzigingsbladen, indien die er zijn, maar zonder het nieuw genoemde wijzigingsblad. Op genoemde datum eindigt het vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn van de vervangen norm.

WAARSCHUWING:

Iedere informatie betreffende de beschikbaarheid van de normen kan verkregen worden ofwel bij de Europese normalisatie-instellingen ofwel bij de nationale normalisatie-instellingen waarvan de lijst een bijlage is bij de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 98/34/EG (2) gewijzigd door Richtlijn 98/48/EG (3).

Geharmoniseerde normen worden door de Europese normalisatie-instellingen vastgesteld in het Engels (CEN en Cenelec publiceren ook in het Frans en Duits). Vervolgens vertalen de nationale normalisatie-instellingen de titels van de geharmoniseerde normen in alle andere officiële talen van de Europese Unie. De Europese Commissie is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de titels die ter publicatie in het Publicatieblad worden aangeboden.

De publicatie van de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie houdt niet in dat de normen beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap.

Deze lijst vervangt de vorige lijsten die in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd werden. De Commissie zal er zorg voor dragen dat de huidige lijst regelmatig wordt bijgewerkt.

Meer informatie kunt u vinden op Europa:

http://ec.europa.eu/enterprise/policies/european-standards/harmonised-standards/index_en.htm


(1)  ENO: Europese Normalisatie Organisatie:

CEN: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25500811; Fax +32 25500819 (http://www.cen.eu)

Cenelec: Avenue Marnix 17, 1000 Brussel, BELGIË, Tel. +32 25196871; Fax +32 25196919 (http://www.cenelec.eu)

ETSI: 650 route des Lucioles, 06921 Sophia Antipolis, FRANCE, Tel. +33 492944200; Fax +33 493654716, (http://www.etsi.eu)

(2)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(3)  PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Investeringsbank

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/7


Oproep tot het indienen van voorstellen — De Europese Investeringsbank (EIB) stelt drie nieuwe EIBURS-sponsorschappen voor in het kader van de actie Universitair onderzoek

2011/C 185/04

De Europese Investeringsbank kanaliseert het merendeel van haar institutionele relaties met universiteiten via de actie Universitair onderzoek, die uit drie verschillende programma’s bestaat:

EIBURS, het EIB University Research Sponsorship;

STAREBEI (STAges de REcherche BEI), een programma waarmee financiële middelen worden toegekend aan jonge onderzoekers die aan gezamenlijke projecten van de EIB en de universiteiten werken; en

EIB-universitaire netwerken, een samenwerkingsmechanisme ten behoeve van universitaire netwerken die door hun specifieke eigenschappen bijzonder geschikt zijn voor de ondersteuning van de doelstellingen van de EIB-Groep.

EIBURS verleent beurzen aan universitaire onderzoekscentra die zich bezighouden met onderzoek op gebieden en thema’s die voor de EIB grote betekenis hebben. De EIB zal gedurende drie jaar een bedrag van maximaal 100 000 EUR per jaar besteden aan beurzen. Deze beurzen worden via een competitief proces toegekend aan belangstellende universitaire faculteiten of onderzoekscentra die gelieerd zijn aan universiteiten in de EU of de toetredende of toetredingslanden en over erkende expertise beschikken op de door de EIB geselecteerde gebieden; aldus kunnen zij hun activiteiten op deze gebieden uitbreiden. Het winnende voorstel heeft betrekking op de levering van uiteenlopende diensten (onderzoek, organisatie van cursussen en seminars, netwerken, verbreiding van resultaten, enz.), die in contractuele afspraken met de Bank zullen worden vastgelegd.

Voor het academisch jaar 2011/2012 zijn in het kader van het EIBURS-programma drie nieuwe onderzoeksgebieden geselecteerd:

Europese regimes voor intellectuele eigendom en hun invloed op technologie-overdracht en op de financiering van intellectuele eigendom

Tijdens algemene beleidsbesprekingen wordt steeds vaker benadrukt dat duurzame groei op lange termijn wordt aangedreven door innovatie en de kenniseconomie. In dit verband is het van groot belang dat nieuwe financieringsinstrumenten worden ontworpen en particuliere beleggers worden aangetrokken om deel te nemen in de overdracht van kennis en technologie. Dit vormt echter ook een uitdaging. De mensen die betrokken zijn bij de overdracht van technologie hebben behoefte aan een beter inzicht in de verhouding tussen de juridische aspecten van intellectuele eigendom enerzijds en de gevolgen daarvan anderzijds. Zij hebben ook behoefte aan meer inzicht in de stimuleringsmaatregelen van de overheden die gericht zijn op onderzoekcentra of universiteiten en de uiteenlopende financiële instrumenten waarmee onderzoek kan worden gecommercialiseerd (fondsen, partnerschappen, translatorische laboratoria enz.). Factoren als privileges van hoogleraren, het EU-octrooirecht en de toepassing ervan door nationale beoordelingsinstanties, evenals overheidsmaatregelen, worden geacht een sterke invloed te hebben op de exploitatie van middelen in vroege ontwikkelingsstadia; een systematisch overzicht en vergelijkingsmateriaal ontbreken echter. Op dit gebied volgen de ontwikkelingen elkaar snel op en is het van groot belang om met de meest recente/huidige ontwikkelingen rekening te houden. Idealiter zou het project een totaaloverzicht moeten leveren van de stand van zaken op dit gebied in alle lidstaten, hoewel het ook acceptabel is als de resultaten betrekking hebben op de belangrijkste ontwikkelingen binnen de EU en op de markten voor intellectuele eigendom.

Het doel van het project is het verrichten van onderzoek naar de binnen de Europese lidstaten geldende regelingen en beleidskaders en de invloed daarvan op de bereidheid/mogelijkheden van academische instellingen om externe financiële instellingen (d.w.z. fondsen, stichtingen en overige bronnen van extern kapitaal) te betrekken bij de oprichting van partnerschappen waarmee hun activiteiten op het gebied van technologieoverdracht en intellectuele eigendom worden opgevoerd en tevens de commercialisering van het door de instellingen geleid onderzoek wordt gestimuleerd. Waar mogelijk dienen beleidsmaatregelen en voorstellen ter verbetering van de kennisoverdracht binnen de EU te worden vermeld en toegelicht.

Prestaties:

 

Het onderzoek zou zich ook kunnen richten op bestaand materiaal op het gebied van „algemene trends” die van invloed zijn op de commercialisering van het onderzoek (waaronder protocollen, vormvoorschriften en voorwaarden). De werkzaamheden dienen echter ook praktijkonderzoek te omvatten naar de instellingen die samenwerken met financiële investeerders (het EIF kan bemiddelen in het contact met een aantal van de afnemers van zijn middelen, maar aanvullende voorbeelden dienen ook naar voren te worden gebracht). Een van de onderzoeksgebieden betreft het vastleggen in contracten van de verhoudingen tussen onderzoeksinstellingen en financiële investeerders; dit is een gebied waarop wel onderzoek is verricht naar de verhouding tussen onderzoekscentra en grote ondernemingen maar nog geen uitgebreid onderzoek is gedaan naar de samenwerking tussen onderzoekscentra en financiële instellingen. Aangezien het een driejarig onderzoek betreft worden geïnteresseerden aangemoedigd het tussentijds aanleveren van gegevens in hun voorstel op te nemen. Het project mag betrekking hebben op iedere additionele activiteit die de universiteit in het kader van het onderzoek bereid is te ondernemen met het sponsorschap, zoals:

het organiseren van cursussen, zomeropleidingen, conferenties en seminars;

het aanleggen van databases;

het houden van enquêtes.

 

Dit project wordt een aanvulling op het door de EU (DG ENT) gefinancierde haalbaarheidsonderzoek over de „vorming van een financiële markt voor intellectuele eigendomsrechten” EU-aanbesteding nr. 3/PP/ENT/CIP/10/A/NO2S003.

Analyse van de investeringsbehoeften in infrastructuursectoren

Voor het formuleren van een goedgericht overheidsbeleid ter ondersteuning van investeringen in de infrastructuur is het van groot belang dat er inzicht bestaat in de huidige en toekomstige investeringsbehoeften. Niettemin lijkt er geen overkoepelend overzicht te bestaan van de methodologische kwesties die samenhangen met het voorspellen van de investeringsbehoefte. Van de universitaire onderzoekscentra die steun ontvangen uit hoofde van EIBURS wordt verwacht dat zij een onderzoeksprogramma opzetten gericht op het bestuderen van de bestaande methodes en de voorspellingen inzake infrastructurele investeringsbehoeften, zodat vervolgens kan worden gewerkt aan de ontwikkeling van een overkoepelende methode voor het voorspellen van de infrastructurele investeringsbehoeften en de investeringsbehoeften van de economische infrastructuur binnen Europa. Het onderzoek dient zich uitsluitend te richten op de economische infrastructuur: vervoer, energie, water en ICT.

Het project mag ook betrekking hebben op additionele activiteiten die de universiteit in het kader van het onderzoek bereid is te ondernemen met het sponsorschap, zoals:

het organiseren van cursussen, zomeropleidingen, conferenties en seminars;

het aanleggen van databases;

het houden van enquêtes.

Het toenemend kredietrisico van microkredietverlening: oorsprong, waarschuwingssignalen, huidige situatie en toekomstverwachtingen

In het afgelopen decennium heeft de snelle groei van microkredietverlening aan huishoudens en ondernemers met lage inkomens geleid tot verzadiging op sommige markten, zoals in Marokko, Bosnië en Herzegovina, Bolivia en India (vooral in de staat Andra Pradesh). In gebieden waar geldnemers toegang kregen tot meerdere leningen van verschillende kredietinstellingen, werd teveel krediet opgenomen met als resultaat dat deze geldnemers te veel schulden hebben opgebouwd. Microgeldnemers met een hoge schuldenlast hebben een nadelig effect op de markt voor microkredieten, niet alleen wegens de gevolgen op financieel en reputatiegebied, maar ook wegens de mogelijke sociale en psychologische schade voor de toch al kwetsbare bevolking.

De verslechterde kwaliteit van de portefeuille microkredieten wordt in feite veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder het economisch klimaat, politieke ontwikkelingen, ontoereikend toezicht, agressieve kredietmethodes van instellingen voor microfinanciering, concentratie op stedelijke gebieden, en een beperkt productaanbod. De hoge aflossingspercentages die in het verleden gebruikelijk waren in de microfinancieringsbranche zijn in sommige landen of regio's ernstig aangetast, en in sommige markten bestaat nu het gevaar dat er grote verliezen worden geleden op deze kredieten. Het kredietrisico dat samenhangt met debiteuren met een hoge schuldenlast wordt ook door de mensen in het vak gezien als een van de sterkst groeiende risico’s. Helaas worden maatregelen maar al te vaak pas getroffen als de aflossingscrisis reeds is uitgebroken. Als gevolg hiervan zijn beleggers meer verantwoordelijkheid op zich gaan nemen bij het plaatsen van fondsen en is een aantal internationale initiatieven tot stand gekomen ter bescherming van de klant en ter bevordering van transparantie bij de kredietverlening en de rentetarieven, om te voorkomen dat de markten oververhit raken.

In dit verband nodigt de EIB belangstellenden uit om onderzoeksvoorstellen in te dienen die zich zullen richten op de volgende vragen:

Onder welke omstandigheden is het bij microkredietverlening mogelijk een gedegen vermogenskwaliteit en duurzaamheid te behouden terwijl er toch wordt uitgebreid naar de markten waar behoefte bestaat aan deze vorm van kredietverlening? Wat is de huidige status van het kredietrisico en de mate waarin de geldnemers overmatig schuld dragen, zowel in Afrika als in andere landen waarvan wordt aangenomen dat zij de grootste risico’s vormen? Is het mogelijk waarschuwingssignalen te ontwikkelen ter vermijding van mogelijke aflossingscrises voordat deze daadwerkelijk ontstaat? Wat kunnen wij leren van de recente crises op het gebeid van microfinanciering (Marokko, Bosnië, Andra Pradesh, enz.)? Welke landen, vooral in Afrika, vormen de grootste risico’s en zouden het volgende slachtoffer kunnen worden van een crisis?

Het regionale karakter van de voorstellen dient in de eerste plaats, doch niet uitsluitend, gericht te zijn op de regio Afrika (waaronder de MENA-regio).

Het project mag ook betrekking hebben op additionele activiteiten die de universiteit in het kader van het onderzoek bereid is te ondernemen met het sponsorschap, zoals:

organisatie van evenementen ter verspreiding van informatie;

de vorming van aanvullende databases;

het houden van enquêtes.

De voorstellen moeten worden ingediend in het Engels of Frans, en de uiterste datum voor de presentatie van de voorstellen is 16 september 2011. Voorstellen die na deze datum zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. De voorstellen dienen te worden toegezonden aan:

Elektronische versie:

universities@eib.org

en

Papieren versie:

EIB-Universities Research Action

100, boulevard Konrad Adenauer

2950 Luxembourg

LUXEMBOURG

Ter attentie van mevrouw Luísa Ferreira, coördinator.

Voor uitgebreide informatie betreffende de EIBURS-selectieprocedure en de andere programma’s en faciliteiten verwijzen wij u naar: http://www.eib.org/universities


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/10


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 185/05

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

SUSINA DI DRO

EG-nummer: IT-PDO-0005-0779-30.06.2009

BGA ( ) BOB (X )

1.   Naam:

„Susina di Dro”

2.   Lidstaat of derde land:

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.6.

Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is.:

De beschermde oorsprongsbenaming „Susina di Dro” heeft ten doel de verse vruchten van de plaatselijke cultivar „Prugna di Dro”, die gemeenzaam „Susina di Dro” wordt genoemd, te beschermen.

Op het ogenblik waarop ze in de handel worden gebracht, moeten de verse vruchten heel zijn, er vers en gezond uitzien, vrij zijn van vreemde stoffen en geuren, ovaal en enigszins langgerekt van vorm zijn, compact vruchtvlees hebben en bedekt zijn met de karakteristieke witachtige waas.

De verse vruchten vertonen de volgende typische kleuren:

de huid is roodpaarsig tot blauwpaars van kleur, is bedekt met een waas en vertoont soms kleine groenige vlekken;

het vruchtvlees is geel tot groengeel van kleur.

Chemische kenmerken:

 

Suikers — minimumwaarde bij de oogst 9,0 °Brix

 

Polyfenolen — minimumwaarde 900 mg/kg

Op het vlak van de organoleptische kenmerken onderscheidt de pruim met de BOB „Susina di Dro” zich door haar smaak die fijn, zacht, rins en aromatisch is, en door haar aangename brijachtige consistentie.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De productie, de reiniging en de verpakking moeten plaatsvinden in het in punt 4 afgebakende geografische gebied om te voorkomen dat de vruchten bederven of beschimmelen. Bovendien heeft een korte productieketen een positieve invloed in die zin dat de karakteristieke waas waarmee de vruchten zijn bedekt, niet verdwijnt.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

De pruimen met de BOB „Susina di Dro” moeten met inachtneming van de geldende voorschriften worden verpakt. Alle verpakkingen worden gesloten, hetzij met een draad of met folie, hetzij met een deksel.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

De beschermde oorsprongsbenaming „Susina di Dro” moet op de verpakking worden vermeld evenals het hierna beschreven logo. Dat stelt een gestileerde paarskleurige pruim voor met daarboven groengekleurde bladeren. In het midden van de pruim staat in het wit de vermelding „SUSINA DI DRO DOP”, en op de binnenboord van de pruim, eveneens in het wit, de vermelding „DENOMINAZIONE D’ORIGINE PROTETTA”.

Logo:

Image

Het is niet toegestaan aan de benaming andere vermeldingen met betrekking tot de oorsprong waarin niet uitdrukkelijk is voorzien, of vermeldingen die de consument kunnen misleiden, toe te voegen.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het productiegebied van de pruim met de BOB „Susina di Dro” omvat het grondgebied van de volgende gemeenten van de autonome provincie Trento: Arco, Bleggio Inferiore, Bleggio Superiore, Calavino, Cavedine, Fiavè, Dorsino, Drena, Dro, Lasino, Lomaso, Nago-Torbole, Padergnone, Riva del Garda, San Lorenzo in Banale, Stenico, Tenno, Terlago, Vezzano en Trento - laatstgenoemde beperkt tot de wijk Cadine - Sopramonte, Sant’Anna, Vigolo Baselga en Baselga del Bondone.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Het teeltgebied van de pruim met de BOB „Susina di Dro” onderscheidt zich door het bijzondere klimaat dat te danken is aan de nabijheid van het Gardameer. Immers, hoewel het teeltgebied zich in het hart van de Alpenboog bevindt, profiteert het toch van zeer zachte temperaturen, zoals blijkt uit het jaarlijkse gemiddelde van 12,4 °C. De regio kan bovendien bogen op een lange, zeer klare periode waarin de hemel quasi doorlopend helder is: het is dan dagelijks gemiddeld 10 uur helder, wat overeenkomt met in totaal 36 000 seconden zonneschijn (jaarlijkse gemiddelde waarde op 21 juni). Ook tijdens de wintermaanden — die in pre-Alpijns Italië, net zoals in Centraal- en West-Europa, door sterke bewolking worden gekenmerkt — worden hier 100 tot 120 zonuren per maand geteld of een gemiddelde van 3 à 4 zonuren per dag. Dit fenomeen is hoofdzakelijk het gevolg van de periodiciteit van de winden, m.a.w. de afwisseling tussen de valwinden in de valleien en de opstijgende winden boven het Gardameer (die „Òra del Garda” worden genoemd). De „Òra del Garda”, een lauwe wind, zorgt niet alleen voor de heldere hemel maar biedt in de winter ook weerwerk tegen de koude winden uit het noorden, terwijl hij in de zomer zorgt voor de heilzame afkoeling van de maximale temperaturen die zich dan tijdens de namiddag voordoen en die, zonder dit tegenspel, het fenolbestanddeel en de suikervorming in de vruchten in het gedrang zouden brengen. De winters zijn dus bijzonder zacht in het teeltgebied van de pruim met de BOB „Susina di Dro” en, zoals dat ook in de zomer het geval is, zijn er slechts af en toe droogteperioden en hittegolven. Deze kenmerken gaan gepaard met een waardevolle bodem die vanuit geologisch oogpunt het resultaat is van mariene sedimentformaties. In haast de gehele zone onderscheiden de gronden zich door een licht alkalische reactie, een omstandigheid die de beschikbaarheid en de dynamiek van de minerale elementen en met name de absorptie van fosfor, calcium en magnesium bevordert.

5.2.   Specificiteit van het product:

De „Susina di Dro” is een autochtone cultivar die al van oudsher in de vallei van de Sarca (rivier) — waar zij zich genetisch heeft gestabiliseerd — wordt geteeld.

De specifieke waarde van de pruim met de BOB „Susina di Dro” schuilt in haar polyfenolengehalte. De polyfenolen beïnvloeden op beslissende wijze de organoleptische kenmerken, de kleur en de smaak van de vrucht en zijn vanuit farmacologisch oogpunt van bijzonder belang.

De vruchten worden eveneens gekenmerkt door hun minimale suikergehalte dat bepalend is voor de typische zachte en rinse smaak van dit lokale ecotype.

De specificiteit van deze vrucht wat het fenolen- en het suikergehalte betreft, wordt benadrukt in studies die vanaf 1975 werden gepubliceerd. Deze verzameling van gegevens, gecombineerd met sommige recentere kenschetsende studies tonen aan hoe lang reeds, en tevens hoe zeer, de kwaliteiten van de „Susina di Dro” worden erkend en hoe zij heden ten dage worden bevestigd.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De selectie van de plaatselijke cultivar „Prugna di Dro” vond in de loop der eeuwen plaats dankzij de wijsheid van de telers in het productiegebied die het nieuwe plantgoed hoofdzakelijk verkregen uit zaad of uit uitlopers, voortdurend controle uitoefenden en streefden naar een voortdurende genetische verbetering, waarbij zij zich baseerden op observatie van de fenotypen die vooral het gevolg zijn van de productiekenmerken van de planten en van de organoleptische eigenschappen van de vruchten.

De aanmaak en de opslag van de polyfenolen en de suikers in de pruim met de BOB „Susina di Dro” zijn nauw verbonden met het klimaat in het teeltgebied en vooral met de hoeveelheid zonnestraling die door de pruimenbomen wordt ontvangen en die ook in de in het gebied heersende temperaturen tot uiting komt. Deze klimatologische factoren zijn van fundamenteel belang voor het niveau en het ritme van de activiteit van de enzymen die medebepalend zijn voor het fenolenmetabolisme en de werking van de fotosynthese die op hun beurt bepalend zijn voor de accumulatie van de gluciden en dus van de suikers.

Deze biologische fenomenen zijn nauw verbonden met de bijzonder gunstige omstandigheden in het productiegebied die het gevolg zijn van de matigende invloed van het Gardameer, het grootste Italiaanse meer, en van de boven dit meer heersende winden. De typische bries „Òra del Garda” die 's namiddags waait, voor een heldere hemel zorgt en de maximale zomerse temperaturen aftopt, speelt hierbij een uiterst belangrijke rol.

De opstapeling in de huid van de pruim van anthocyanen, de kleurstoffen die verantwoordelijk zijn voor het blauwpaars kleuren van de pruim, is grotendeels afhankelijk van de hoeveelheid straling die de vruchten opvangen, terwijl het suikergehalte afhankelijk is van de lokale temperaturen, die — dankzij de matigende invloed van de bries — de teelt niet onder stress zetten.

Vanuit sociaaleconomisch oogpunt is de teelt van de pruim met de BOB „Susina di Dro” in het betrokken teeltgebied eveneens van fundamenteel belang en kan de plaats die deze teelt bekleedt, vergeleken worden met die van de druiven- en de appelteelt.

De pruimenteelt is inderdaad al eeuwenlang sterk verankerd in de cultuur van de streek zoals blijkt uit de vermelding ervan in 42 productdossiers van de uit 1284 stammende „Carte di Regola” (praktijkcodes) van de Sarca-vlakte.

Recentelijk is de gehele gemeenschap van de Sarca-vallei — die al altijd te vinden was voor een valorisatie van de specifieke kwaliteiten van de pruim met de BOB „Susina di Dro” — gestart met culturele activiteiten en is een synergie toerisme-streek-agrovoeding tot stand gekomen. Tot de meest in het oog springende initiatieven behoort de „Settimana del Prugno Fiorito di Dro” op (Week van de bloesemende pruimenboom van Dro), een evenement dat vanaf de 70-er jaren werd georganiseerd en nu onder een nieuwe benaming — „Dro: il tempo delle prugne” (Dro: de pruimentijd) — is uitgegroeid tot een uiterst modern evenement dat in augustus plaatsvindt.

Verwijzing naar de bekendmaking in het productdossier:

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

De bevoegde instantie heeft de nationale procedure voor de indiening van bezwaarschriften ingeleid met de bekendmaking van het voorstel tot erkenning van de beschermde oorsprongsbenaming „Susina di Dro” in de Gazetta Ufficiale van de Republiek Italië, nr. 100 van 2 mei 2009.

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd via de volgende link op het internet:

http://www.politicheagricole.it/DocumentiPubblicazioni/Search_Documenti_Elenco.htm?txtTipoDocumento=Disciplinare%20in%20esame%20UE&txtDocArgomento=Prodotti%20di%20Qualit%E0>Prodotti%20Dop,%20Igp%20e%20Stg

of

door rechtstreeks de homepage van de website van het ministerie (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Prodotti di Qualità” (links van het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE [regolamento (CE) n. 510/2006]”.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/14


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 185/06

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„TOLMINC”

EG-nummer: SL-PDO-0005-0422-29.10.2004

BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Ministry of Agriculture, Forestry and Food

Adres:

Dunajska cesta 22

SI-1000 Ljubljana

SLOVENIJA

Tel.

+386 14789109

Fax

+386 14789055

E-mail:

varnahrana.mkgp@gov.si

2.   Groepering:

Naam:

Sirarsko društvo Tolminc (Vereniging voor de Tolminc-kaas)

Adres:

Rutarjeva 35

SI-5220 Tolmin

SLOVENIJA

Tel.

+386 53891075

Fax

E-mail:

davorin.koren@tnp.gov.si

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere ( )

3.   Productcategorie:

Categorie 1.3.

Kaas

4.   Productdossier:

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam:

„Tolminc”

4.2.   Beschrijving:

Tolminc is een harde, volvette kaas, die wordt gemaakt met rauwe of gethermiseerde koemelk uit het afgebakende geografische gebied.

Vorm en afmetingen: 3,5 tot 5 kg zware, wielvormige kaas met een doorsnede van 23 tot 27 cm en een dikte van 8 à 9 cm.

Uiterlijk voorkomen: de korst van de kaas is glad en strokleurig.

Doorsnede: de kaasmassa is elastisch, geelkleurig en heeft op sommige plaatsen ogen ter grootte van een lins of een erwt.

Smaak en geur: de geur is typisch, vrij van vreemde geuren en de kaas smaakt zoet en pikant.

Chemische samenstelling: ten minste 60 % droge stof en een vetgehalte van ten minste 45 % in de droge stof.

De kaas moet op zijn minst 60 dagen rijpen.

4.3.   Geografisch gebied:

De productie van zowel de melk als de Tolminc-kaas vindt plaats in het gebied Zgornje Posočje, met de gemeenten Kobarid, Tolmin en Bovec.

Het geografische gebied wordt ten westen afgebakend door de Italiaanse grens en elders door de buitengrenzen van de dorpen tussen Kamno en Log pod Mangartom, met name: Volče, Čiginj, Volčanski Ruti, Sela pri Volčah, Gorenji Log, Tolminski Lom, Dolgi Laz, Kanalski Lom, Grudnica, Slap ob Idrijci, Dolenja Trebuša, Gorenja Trebuša, Stopnik, Daber, Gorski Vrh, Bukovski vrh, Grahovo ob Bači, Hudajužna, Porezen, Podbrdo, Petrovo Brdo, Bača pri Podbrdu, Kal, Stržišče, Rut, Grant, Knežke Ravne, Ljubinj, Tolminske Ravne, Čadrg, Krn, Soča en Trenta.

Deze dorpen liggen in het afgebakende geografische gebied.

4.4.   Bewijs van de oorsprong:

De volgende procedures en maatregelen moeten borg staan voor de traceerbaarheid van de Tolminc-kaas.

Melkproductie: de melk moet in het afgebakende geografische gebied worden geproduceerd. In het stamboek kan worden nagegaan of de rassamenstelling van de kudde klopt. De landbouwbedrijven houden bovendien registers van voederrantsoenen en de aankoop van diervoeders of grondstoffen voor diervoerders bij.

Ophalen van de melk: de voor de productie van Tolminc-kaas bestemde melk moet afgezonderd van andere melk worden opgehaald en opgeslagen. De dagelijks aangekochte hoeveelheden worden, opgesplitst naar landbouwbedrijf, geregistreerd.

Vervaardiging van zuivelproducten: de Tolminc-producenten houden bij hoeveel melk per dag wordt verwerkt en hoeveel kaas per dag per partij wordt geproduceerd. Een partij komt overeen met de hoeveelheid kaas die met één partij gecoaguleerde melk wordt geproduceerd. Als op een bepaalde dag slechts één partij kaas wordt geproduceerd, wordt die partij aangeduid met de productiedatum van de kaas.

Rijping van de kaas: aan de hand van rijpingsregisters wordt erop toegezien dat elke partij kaas gegarandeerd 60 dagen rijpt. De productiedatum van de kaas is de datum waarop de rijping van start gaat.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product:

Tolminc wordt gemaakt met rauwe of gethermiseerde koemelk (57 °C-68 °C) uit het afgebakende geografische gebied. Ten minste 80 % van de voor de productie van Tolminc gebruikte melk moet afkomstig zijn van koeien van het bruine ras. De koeien krijgen bulkvoer (weidegras, hooi, silovoer) uit het geografische gebied en dat bulkvoer moet ten minste 75 % van de droge stof van het dagelijkse rantsoen uitmaken.

Voor de productie van Tolminc-kaas wordt gerijpte melk gebruikt waaraan vóór de coagulatie verse melk mag worden toegevoegd. De melk moet op zijn minst 12 uur rijpen. De rijping zorgt voor de ontwikkeling van de autochtone microflora en voor de juiste zuurtegraad. Om het gistingsproces te versnellen, mag gebruik worden gemaakt van op het landbouwbedrijf vervaardigde zuursels (hiervoor wordt een kleine hoeveelheid melk ten minste 12 uur bij een hoge temperatuur gerijpt) of van geselecteerde zuursels. Na toevoeging van het stremsel coaguleert de melk ten minste 25 tot 35 minuten bij een temperatuur van 32 °C tot 34 °C. Door manipulatie van het coagulum wordt het proces van de wei-extractie versneld en ontstaan klonters van de juiste omvang in de wrongel. In de eerste fase wordt het harde coagulum op de juiste grootte gesneden, eerst in grote vierkante blokken. Vervolgens vallen de klonters uiteen in hazelnootgrote stukken. Deze krijgen de juiste consistentie door verhitting en droging. De geklonterde wrongel wordt verwarmd tot 44 à 48 °C en dan gedroogd. Ondertussen wordt de massa constant geroerd tot de juiste consistentie is bereikt. Voor de vorming van de kaas en het scheiden van wrongel en wei worden verschillende procedés gebruikt, afhankelijk van de mogelijkheden en de technische uitrusting waarover de individuele kaasmakerijen beschikken. Het persen van de kaas neemt 6 tot 12 uur in beslag en vindt plaats in adequaat verwarmde ruimten. Tijdens het persen wordt de kaas omgedraaid om de extractie van de wei te versnellen, het in de kaas aanwezige water gelijk te verspreiden en de kaas een betere vorm te geven. Vervolgens wordt de Tolminc-kaas 24 tot 48 uur gepekeld.

Na het pekelen wordt op elk kaaswiel de datum van het begin van de rijping of de markering van de partij aangebracht. De kaas moet op zijn minst twee maanden rijpen. Uitermate belangrijk is dat de kaas tijdens de rijping wordt omgedraaid, geborsteld en schoongehouden.

4.6.   Verband:

Geschiedenis en traditie van de kaasbereiding in het geografische gebied

De eerste schriftelijke vermelding van Tolminc-kaas dateert uit de dertiende eeuw en vermeldt de kaas als betaalmiddel voor de belastingen die door de landheer werden geïnd. De benaming „Formaggio di Tolmino — Tolminski sir” (kaas uit Tolmin) komt voor het eerst voor in 1756 op een prijslijst voor kaas in de stad Udine.

De kwaliteit van de Tolminc-kaas heeft uitermate veel baat gehad bij het werk van verschillende meester-kaasmakers die reeds in de negentiende eeuw onder toezicht van de landbouwersvereniging in Gorica naar het gebied rond Tolmin kwamen en de plaatselijke landbouwers hielpen hun problemen bij de kaasbereiding op te lossen. Eén en ander leidde in 1886 tot de productie van harde kazen op de bergweide Razor onder leiding van de Zwitser Thomas Hitz. De Tolminc-kaas heeft een eeuwenlange ontwikkelingsgeschiedenis achter de rug en is deel gaan uitmaken van de traditie en cultuur van de mensen die deze kaas in de loop der tijden hebben geproduceerd en dat nog steeds doen.

Tolminc-kaas kan bogen op een zeer lange en rijke traditie die hand in hand gaat met het begin van de beweiding op op grote hoogte gelegen bergweiden. Afhankelijk van het seizoen worden de koeien naar de bergweiden of de vallei gebracht; deze afwisseling van omgeving ligt aan de basis van de voedermethoden. Deze economische cyclus begon elk jaar met het overbrengen van de koeien van de valleidorpen naar de laaggelegen hellingen waar hooivelden te vinden waren. Eind juni werden de dieren dan naar de hoger gelegen gebieden gebracht, waar ze konden grazen en waar kaas werd gemaakt tot begin september, wanneer de trek naar de lager gelegen hellingen werd aangevat. De koeien bleven daar tot de eerste sneeuw. Deze economische cyclus wordt nog steeds gevolgd door de veehouders in de streek Zgornje Posočje.

Omgevingsfactoren

Zgornje Posočje ligt op het kruispunt tussen de mediterrane en de alpiene invloedssfeer. Precies daarom beschikt de streek over specifieke natuurlijke kenmerken die via het bulkvoer uit het geografische gebied tot uiting komen in de melk en, later, in het verwerkte eindproduct.

Zgornje Posočje is het gebied met de meeste neerslag in Slovenië. Dit is vooral terug te voeren op de stijging van vochtige mediterrane lucht bij de relatief hoge bergen van de westelijke Julische Alpen. De invloed van de zee krijgt bovendien vrij baan in de open ruimte langs de vallei van de Soča richting Middellandse Zee. De gemiddelde jaarlijkse luchttemperatuur in Tolminc ligt rond 11 °C; in januari bedraagt de gemiddelde temperatuur ca. 1 °C, in juli meer dan 18 °C.

Het warme submediterrane klimaat heeft een zeer grote invloed op de samenstelling van de vegetatie, waardoor de alpiene flora in Posočje heel bijzonder oogt. De typische kenmerken die de flora aan het submediterrane klimaat ontleent, komen ook voor op de steile alpiene rotsen die, in tegenstelling tot die in het gebied Gorenjska, heel rijkelijk en bijzonder is en bovendien een sterke, wilde geur verspreidt. De flora van de bergweiden en de subalpiene weiden van het gebied Zgornje Posočje is uitermate rijk en divers. De reden voor deze grote diversiteit aan soorten ligt in het recente geologische verleden (de locatie op de zuidelijke rand van de ijslaag uit de ijstijd), de samenstelling van de bodem (kalksteen of dolomiet, af en toe gemengd met mergel, kleisteen en silex) en het klimaat (vochtig, relatief warm bergklimaat). Het meest typische kenmerk van de plaatselijke vegetatie is het voorkomen van soorten die typisch zijn voor dit gebied. In het grasland (weiden, hooivelden, subalpiene en alpiene weiden) komen bovendien zeldzame soorten voor. Dankzij de invloed van het submediterrane klimaat doen veeleer in gematigde gebieden voorkomende soorten het uitermate goed in de hooggelegen hooivelden.

En daarnaast is er nog de rijke microflora die een belangrijke rol speelt in de productie van Tolminc-kaas. Dankzij het rijpen van de rauwe melk en het gebruik van op het landbouwbedrijf geproduceerde zuursels oefent de omgeving haar invloed uit op de kaas en verhindert de nuttige autochtone microflora de ontwikkeling van schadelijke organismen.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Bureau Veritas d.o.o.

Adres:

Linhartova cesta 49a

SI-1000 Ljubljana

SLOVENIJA

Tel.

+386 14757600

Fax

+386 14747601

E-mail:

info@si.bureauveritas.com

4.8.   Etikettering:

De kazen die aan alle vereisten in het productdossier voldoen, worden gemerkt met de naam van de producent, de benaming „Tolminc”, het (hieronder weergegeven) logo, het logo van de EU en het nationale kwaliteitssymbool. Op het etiket moet ook worden vermeld of de kaas met rauwe of gethermiseerde melk is bereid.

De producenten mogen in voorkomend geval op het etiket ook vermelden dat de kaas meer dan twee maanden heeft gerijpt, dat de koeien geen silovoer hebben gekregen of dat de kaas in een kaasmakerij in de bergen is bereid.

Image


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 185/18


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2011/C 185/07

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„ARMAGH BRAMLEY APPLES”

EG-nummer: UK-PGI-005-0792-16.10.2009

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Armagh Bramley Apples”

2.   Lidstaat of derde land:

Verenigd Koninkrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 1.6:

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

De Armagh Bramley is een grote, groene, frisse stoofappel. De appel heeft een rode blos en het vruchtvlees is wit met een zweempje groen. Het is een grote appel met een diameter die varieert van 60 tot 120 mm. Hij is rond maar minder gelijkvormig dan andere Bramley appels, met vlakke zijden, een geribde kelkholte en een grote, ten dele geopende kelk.

De appel is effen groen van kleur met een rode blos; de kelkblaadjes zijn bruin en donzig en de steel is kort en dik.

Her vruchtvlees is wit met een zweempje groen en de textuur is vast en sappig

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

Niet van toepassing

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

Niet van toepassing

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

De appels moeten in het afgebakende gebied worden geteeld.

Armagh Bramley Apples worden geteeld in de zeer vruchtbare silt/leem- of klei/leem-gronden van de regio. Alle boomgaarden zijn afgezoomd met stevige hagen van verschillende houtige plantensoorten die de wind breken en dus beschutting bieden tegen de kille noorden- en noordoostenwinden die tijdens sommige voorjaarsperioden de kop opsteken.

De winter- en de zomersnoei gebeuren met de hand ongeacht de leeftijd of de omvang van de boom. De verzorging van deze bomen, met als doel ze een constante oogst van kwaliteitsvolle vruchten te laten opleveren, vereist dankzij jarenlange snoei-ervaring verworven vaardigheden die erop gericht zijn de gesteltakken en het bladerdak van de bomen 's winters en 's zomers vorm te geven.

De telers in Armagh gaan er prat op dat zij bij de teelt van de Armagh Bramley appels goede landbouwpraktijken hanteren. Er wordt tijdens de bloesemperiode veelal gebruik gemaakt van bestuiving door bijen en bij alle besproeiingen wordt met het welzijn van deze en van andere nuttige insecten terdege rekening gehouden en wordt tevens zorg gedragen voor het milieu in ruimere zin.

In de Bramley boomgaarden in Armagh wordt op ruime schaal gebruik gemaakt van bladvoeding. Zowel „zuivere” (enkelvoudige) voedingsstoffen als van zeewier afgeleide meststofmengsels komen in het regelmatige sproeiprogramma aan bod.

De appels worden van begin september tot eind oktober met de hand geplukt. Het moment waarop wordt geplukt, hangt af van het seizoen, de markt, de rijpheid van de appels, de leeftijd van de boom en de onderstamsoort. De telers spreken de startdatum van de pluk vaak met elkaar af op basis van de omvang van de appels en het groeiritme aan het eind van de zomer/begin van de herfst. De meeste appels worden geplukt zodra ze een minimale gemiddelde diameter van 75 mm hebben bereikt maar in ieder geval vooraleer ze zo rijp zijn geworden dat > 20 % van de opgeslagen koolhydraten van zetmeel in suiker is omgezet.

Net zoals de boomgaarden manueel worden gesnoeid, worden ook alle appels met de hand geplukt en gesorteerd. De plukkers worden opgeleid om de vruchten op zodanige wijze te hanteren dat geen sporen op de schil achterblijven en het vruchtvlees niet wordt beschadigd. Voor deze appelvariëteit is dat van bijzonder belang aangezien een belangrijk deel van de oogst wordt opgeslagen in gecontroleerde gasatmosfeer zodat de markt het gehele jaar kan worden bevoorraad.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.:

Niet van toepassing

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Niet van toepassing

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:

Armagh Bramley Apples worden geteeld in de volgende, traditionele, appeltelende gemeenten van het aartsbisdom Armagh dat zich over de districten Armagh en Tyrone en een gedeelte van Londonderry uitstrekt:

Ballygawley, Beragh, Bessbrook, Cloghogue, Clonoe, Coagh, Coalisland, Cookstown, Crossmaglen, Cullyhanna, Donaghmore, Dromintree, Dungannon, Eglish, Keady, Derrynose & Madden, Kildress, Killcluney, Killeeshill, Kilmore, Lissan, Loughgall, Magherafelt, Middletown, Middle Killeavy, Moneymore, Moy, Mullaghbawn, Newbridge, Pomeroy, Portadown, Tandragee, Termonmaguirc, Whitecross.

5.   Verband met het geografische gebied:

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Het afgebakende gebied ondergaat klimaatinvloeden zoals een jaarlijks neerslagniveau dat tot 80 inches (1 inch = 2,54 cm) kan bedragen en het gevolg is van het Atlantisch klimaat, en een gemiddelde temperatuur die varieert van 3 °C (winter) tot 18 °C (zomer) onder invloed van de golfstroom. Dit klimaat, in combinatie met de bodemkwaliteit in het afgebakende gebied, namelijk vette, vruchtbare, bijzonder kalkrijke gronden, draagt bij aan de specificiteit van het gebied.

Als gevolg van de noordelijke ligging is er in dit gebied minder licht dan in andere gebieden waar Bramleys worden geteeld en rekening houdend met de fotosynthese mogen de bomen dus niet zo dicht bij elkaar staan zodat ze zijwaarts kunnen groeien. Het in vergelijking met andere teeltgebieden van Bramley appels koudere klimaat heeft als gevolg dat de Armagh Bramley minder gelijkvormig is en ook minder door insecten wordt geplaagd zodat bestrijdingsmiddelen eenmaal per seizoen worden toegediend. De beperktere toediening van bestrijdingsmiddelen weerspiegelt zich in een lager residuniveau. De lagere temperaturen zorgen ook voor een langer vegetatieseizoen. Het afgebakende gebied wordt gekenmerkt door drumlin-heuvels met talrijke kleine riviertjes. Dankzij de vruchtbare bodem en het hogere neerslagniveau is er ook geen behoefte aan artificiële irrigatie.

5.2.   Specificiteit van het product:

Het klimaat en de bodem in het afgebakende gebied hebben rechtstreekse gevolgen voor de faam van het product. Het langere vegetatieseizoen dat het gevolg is van de lagere, voor de regio karakteristieke temperaturen, zorgt voor een grotere, minder gelijkvormige appel met een hoge zuurtegraad — wat hem als stoofappel geschikt maakt — met een sterkere, kenmerkende smaak.

Armagh Bramley appels staan erom bekend dat ze hun smaak behouden en ook dat ze vaster zijn dan andere Bramley appels, een kenmerk dat ze bij het stoven niet kwijtraken. Dat draagt bij aan hun reputatie dat het appels betreft met een betere houdbaarheid die dus langer (12-13 maanden) kunnen worden opgeslagen dan Bramleys uit andere regio's.

Een ander verschil tussen Armagh Bramley appels en andere Bramley appels is dat eerstgenoemde groen zijn met een occasionele rode blos maar dat er geen sprake is van duidelijke strepen. Bovendien is de Armagh Bramley minder rond dan andere Bramleys als gevolg van het koelere klimaat en het daaruit voorvloeiende onregelmatige groeipatroon. De appels hebben een sterkere en uitgesproken smaak.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De Bramley appel kwam voor het eerst naar Armagh in 1884 toen 60 zaailingen van de Bramley in Noord-Ierland werden geïntroduceerd. In 1921 waren 7 000 acres (1 acre = 4 046,86 m2) beplant en was Bramley uitgegroeid tot de belangrijkste variëteit die in Armagh werd geteeld. De verwerking van de appel startte in 1903 en de belangrijkste verwerkende bedrijven van Noord-Ierland zijn nog steeds in het district Armagh gevestigd, naast hun belangrijkste leverancier, de boomgaarden van het district.

De Bramley appel heeft een unieke textuur en smaak waardoor hij geldt als de koning onder de appels. Hij verliest zijn sterke, pittige smaak niet tijdens het koken. De Bramley appel is de enige appel ter wereld die over dergelijke eigenschappen beschikt. De Armagh Bramley appel heeft de reputatie vaster van textuur te zijn hetgeen betekent dat hij langduriger kan worden opgeslagen en dat hij tijdens het koken langer vast blijft.

Dat deze appel minder rond is dan andere Bramleys moet op het conto worden geschreven van het koelere klimaat. Het koelere klimaat leidt ertoe dat niet ieder vruchtbeginsel op gelijkmatige wijze wordt bestoven. De vruchtbeginsels die het eerst worden bestoven, zullen vóór de andere zwellen en zich ontwikkelen en dat leidt ertoe dat de Armagh Bramley appels een karakteristieke niet-ronde vorm aannemen.

De Bramley appelboomgaarden bevinden zich in het noorden op een ongewone locatie en als gevolg van het klimaat worden minder appels — echter met meer smaak — geproduceerd. Ten gevolge hiervan liggen de productiekosten van de Bramley hoog.

De unieke teeltomstandigheden in Armagh leveren vastere appels op met een dichtere textuur dan elders geteelde appels. Ook de vette, vruchtbare grond die rijk is aan calcium en essentiële voedingsstoffen, en het zuivere en overvloedige water spelen een belangrijke rol.

Armagh staat in geheel Ierland bekend als „Orchard County” (de fruittuin) waar al 3 000 jaar lang appels worden geteeld. Naar verluidt zou de heilige Patrick in Ceangoba — een oud plaatsje ten oosten van de stad Armagh — een appelboom hebben geplant.

Armagh dankt zijn reputatie als fruittuin uitsluitend aan de Armagh Bramley appel. 99 % van het Noord-Ierland geteelde topfruit bestaat uit Bramley appels en 95 % van het in Noord-Ierland geteelde topfruit wordt in Armagh geteeld.

Op cultureel vlak en in de gebruiken — dus zowel in traditionele folksongs als in de vermeldingen van plaatselijke sportteams — wordt naar Armagh verwezen als zijnde het fruitdistrict.

De term „Orchard” (fruittuin) is synoniem voor Armagh en dit heeft de regio uitsluitend te danken aan de Armagh Bramley appel. Talrijke bedrijven in het geografische gebied die niets met de Bramley te maken hebben, gebruiken evenwel de benaming „Orchard” omdat dan, doordat de Armagh Bramley appel zo belangrijk is, meteen is geweten om welke regio het gaat.

De plaatselijke restaurants promoten op actieve wijze toetjes die met de Armagh appels zijn bereid zoals de Armagh Bramley apple pie, de Armagh Bramley Apple Sorbet en de Armagh Bramley Apple Crumble. Er worden wedstrijden georganiseerd voor met de Armagh Bramley appel bereide voorgerechten (bijv. Bramley Apple Soup of Ulster Delight), hoofdgerechten (bijv. Pork with Bramley Apple Stuffing) en desserten (bijv. Armagh Bramley Apple Cake, Bramley Toffee Pudding, Armagh East Coast Soufflé). Er is zelfs een plaatselijke pottenbakker die een „Bramley Apple” pottenreeks aanbiedt, die geïnspireerd is op de nabijgelegen boomgaarden.

Het belang van de Armagh Bramley appel voor de regio blijkt niet alleen uit het feit dat tot 1 500 plaatselijke werknemers in deze bedrijfstak werken maar ook uit traditionele evenementen die nog steeds plaatsvinden zoals de „Apple Week” en het „Apple festival” in oktober. De laatste zondag van de maand mei wordt „Apple Blossom Sunday” genoemd omdat de plaatselijke boomgaarden dan herschapen zijn in één grote zee van roze en witte bloemen. Tijdens de „Apple Blossom Fair” kunnen de toeristen kunnen zich aan de boomgaarden komen vergapen en zich te goed doen aan Armagh Bramley apple pie die ze dan met Armagh cider kunnen doorspoelen.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.defra.gov.uk/foodfarm/food/industry/regional/foodname/products/documents/armaghbramleyapples.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.