ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.326.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 326

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
3 december 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2010/C 326/01

Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over de Europese en internationale beleidsagenda's betreffende kinderen, jeugdzaken en de rechten van kinderen

1

2010/C 326/02

Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over de toegang van jongeren tot cultuur

2

2010/C 326/03

Besluit van de Raad van 2 december 2010 houdende benoeming van twee leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

4

2010/C 326/04

Conclusies van de Raad van 18 november 2010 over de rol van sport als bron en motor van actieve sociale insluiting

5

2010/C 326/05

Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over het initiatief Jeugd in beweging — een geïntegreerde aanpak als reactie op de uitdagingen waarmee jongeren geconfronteerd worden

9

 

Europese Commissie

2010/C 326/06

Wisselkoersen van de euro

12

2010/C 326/07

Besluit van de Commissie van 2 november 2010 tot oprichting van een Europees multi-stakeholderforum inzake elektronische facturering (e-facturering)

13

 

Rekenkamer

2010/C 326/08

Speciaal verslag nr. 8/2010 Verbetering van de vervoersprestaties op de trans-Europese spoorwegassen: zijn de EU-investeringen in spoorweginfrastructuur doeltreffend geweest?

16

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2010/C 326/09

Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1; PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16; PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9; PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10; PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13; PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10; PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10; PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20; PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7; PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28; PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22; PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17; PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13)

17

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2010/C 326/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5978 — GDF Suez/International Power) ( 1 )

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/1


Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over de Europese en internationale beleidsagenda's betreffende kinderen, jeugdzaken en de rechten van kinderen

2010/C 326/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.   MEMOREERT:

artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie;

de Resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), waarin staat dat, in voorkomend geval, een dimensie kinderbeleid moet worden overwogen, gelet op de rechten en bescherming van kinderen, met inachtneming van het feit dat het leven en de toekomstperspectieven van jongeren in aanzienlijke mate worden bepaald door de mogelijkheden, de steun en de bescherming die zij als kind hebben gekregen;

de mededeling van de Europese Commissie van 4 juli 2006„Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind” (1).

2.   NEEMT NOTA VAN:

de informatie van het voorzitterschap over de Europese en internationale beleidsagenda's betreffende kinderen, jeugdzaken en de rechten van kinderen (2);

de maatregelen die op het gebied van de jeugd zijn genomen ter bevordering van het recht van kinderen en jongeren om deel te nemen aan de besluitvormingprocessen die hun leven beïnvloeden.

3.   ONDERSTREEPT:

het essentiële belang van de werkzaamheden op het gebied van kinderen, jeugdzaken en de rechten van het kind.

4.   IS INGENOMEN MET:

het voornemen van de Europese Commissie hierover een nieuwe mededeling aan te nemen waarin de aanzet wordt gegeven tot een strategie voor de EU betreffende de rechten van het kind.

5.   ROEPT DE LIDSTATEN OP:

samen te werken en een actieve rol te spelen op dit terrein, ook in toekomstige internationale bijeenkomsten op deskundigen- en ministerieel niveau waar de rechten van het kind aan bod komen.


(1)  COM(2006) 367 definitief.

(2)  Doc. 14855/10.


3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/2


Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over de toegang van jongeren tot cultuur

2010/C 326/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.   HERINNEREND AAN:

de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren, mede door cultuur in alle leeractiviteiten op scholen, jongerenorganisaties en opleidingsinstellingen te integreren;

de resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur (1) en de bijbehorende strategische doelstellingen, en aan de conclusies van de Raad over het Werkplan voor cultuur 2011-2014 (2);

de resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), waarin gesteld wordt dat de creativiteit en het innovatievermogen van jongeren moeten worden ondersteund door hen van jongs af aan een betere kwaliteit te bieden wat betreft de toegang tot en de participatie in cultuur en cultuuruitingen en aldus bij te dragen tot persoonlijke ontwikkeling, een beter leervermogen, interculturele vaardigheden, begrip en eerbied voor culturele diversiteit en ontwikkeling van nieuwe en flexibele vaardigheden voor toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt;

de conclusies van de Raad van 27 november 2009 over het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het innovatievermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel van culturele expressie en toegang tot cultuur, waarin 6 prioriteiten worden genoemd.

2.   VERWELKOMT:

meer kennis over jeugd en cultuur, zoals de studie over toegang van jongeren tot cultuur (3) die door de Europese Commissie is besteld.

3.   BENADRUKT:

dat toegang van jongeren tot cultuur twee belangrijke aspecten omvat: jongeren als gebruikers, kopers, consumenten en publiek; en jongeren als actief betrokken deelnemers aan en scheppers van kunst en cultuur;

het belang hiervan voor een goede samenwerking tussen de terreinen jeugd en cultuur;

het belang van kennis, promotie en zichtbaarheid en van het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologie, onder meer digitalisering van culturele inhoud, ten behoeve van het vergroten van de toegang van jongeren tot cultuur;

dat toegang van jongeren tot cultuur voorts gaat over een ervaring van zelfexpressie, persoonlijke ontwikkeling en vertrouwen, innovatie en creativiteit, genieten, en openstaan voor andere culturen, met inbegrip van het culturele erfgoed van Europa;

het belang van de levenslange ontwikkeling van culturele vaardigheden van jongeren en alle betrokken partijen omdat deze nauw verbonden zijn met andere kerncompetenties;

het belang van cultuur als middel ter bevordering van sociale inclusie, gelijkheid en actieve participatie van jongeren, en ter bestrijding van discriminatie en armoede.

4.   VERZOEKT EN MOEDIGT DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN DERHALVE AAN BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN:

alle aanbevelingen van bovengenoemde studie in aanmerking te nemen;

de toegang van alle jongeren tot cultuur te vergemakkelijken door de in de studie genoemde drempels hiervoor (bv. financiële, taal-, tijds- en geografische restricties) te verlagen, met achtneming van de rol van kunst- en cultuuronderwijs en -opleidingen voor alle jongeren van jongs af aan, in het perspectief van een leven lang leren, en door gebruik te maken van gerichte programma’s;

een gecoördineerd langetermijnbeleid inzake toegang van jongeren tot cultuur op alle niveaus te bevorderen, met een duidelijk jongerenperspectief, bijvoorbeeld door het stimuleren van partnerschappen en contacten tussen de creatieve sector en belanghebbenden op het gebied van jeugd, onderwijs en daarmee verband houdende gebieden;

de kennis over de toegang van jongeren tot cultuur te verdiepen (bijvoorbeeld via de Eurobarometer in het EU-jeugdverslag) en onderzoek op het gebied van jeugdcultuur, creativiteit en cultureel burgerschap te ondersteunen; in dit verband is het van belang de behoeften van jongeren omtrent toegang tot cultuur te omschrijven en de evolutie van de culturele gewoonten van jongeren in kaart te brengen;

het uitwisselen van ervaringen, praktijken en informatie tussen alle belanghebbenden op alle niveaus met betrekking tot toegang van jongeren tot cultuur te bevorderen, bijvoorbeeld door het stimuleren van leermobiliteit voor alle jongeren en jeugdwerkers en jeugdleiders, en door het gebruik van ICT en de media;

steun te geven aan onderwijs en opleiding van goede kwaliteit en aan capaciteitsopbouw van jeugdwerkers en jeugdleiders, kunstenaars en andere cultuurwerkers, leraren en alle andere belanghebbenden die bij de toegang van jongeren tot cultuur betrokken zijn;

de toegang van jongeren tot cultuur te stimuleren als middel ter bevordering van hun sociale inclusie, gelijkheid en actieve participatie, en ter bestrijding van discriminatie en armoede;

de 6 prioriteiten in de conclusies van de Raad van 27 november 2009 over het stimuleren van een creatieve generatie te propageren;

de bestaande toepasselijke programma’s, instrumenten en Europese netwerken (bv. de European Youth Card Association (Europese jongerenkaartvereniging) daaronder begrepen de Europese structuurfondsen, maximaal te benutten, teneinde bovengenoemde doelstellingen te bevorderen.


(1)  PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1.

(2)  Aan te nemen op 18 november 2010.

(3)  Interarts EACEA/2008/01 (PB 2008/S 91-122802).


3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/4


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 december 2010

houdende benoeming van twee leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

2010/C 326/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (1), met name artikel 79,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet de Raad een vertegenwoordiger uit elke lidstaat tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen benoemen.

(2)

Bij besluit van 7 juni 2007 (2) heeft de Raad 27 leden van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen benoemd.

(3)

De Zweedse regering heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen de Zweedse vertegenwoordiger in de raad van bestuur te vervangen en heeft een voordracht ingediend voor een nieuwe vertegenwoordiger, die moet worden benoemd voor het tijdvak tot en met 31 mei 2013.

(4)

De Sloveense regering heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen de Sloveense vertegenwoordiger in de raad van bestuur te vervangen en heeft een voordracht ingediend voor een nieuwe vertegenwoordiger, die moet worden benoemd voor het tijdvak tot en met 31 mei 2013,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ter vervanging van mevrouw Ethel FORSBERG wordt mevrouw Nina CROMNIER, van Zweedse nationaliteit, geboren op 14 oktober 1966, benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor de periode van 4 december 2010 tot en met 31 mei 2013.

Artikel 2

Ter vervanging van mevrouw Marta CIRAJ wordt mevrouw Simona FAJFAR, van Sloveense nationaliteit, geboren op 17 november 1970, benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor de periode van 4 december 2010 tot en met 31 mei 2013.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 2 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

E. SCHOUPPE


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB C 134 van 16.6.2007, blz. 6.


3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/5


Conclusies van de Raad van 18 november 2010 over de rol van sport als bron en motor van actieve sociale insluiting

2010/C 326/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.   MEMOREERT:

de politieke achtergrond van dit vraagstuk, als uiteengezet in de bijlage, en met name:

de verklaring die is gehecht aan de conclusies van de Europese Raad van 7-9 december 2000, waarin staat dat sport een menselijke activiteit is die berust op essentiële maatschappelijke waarden van educatieve en culturele aard, en een factor die bijdraagt tot integratie, deelneming aan het maatschappelijk leven, verdraagzaamheid, aanvaarding van verschillen en naleving van de regels (1);

Besluit nr. 291/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 tot instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004 (2);

Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (3).

2.   ZICH VERHEUGEND OVER:

het feit dat sport, door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (4) op 1 december 2009, een bevoegdheid van de Europese Unie is geworden en dat de Europese dimensie van sport dus verder moet worden uitgebouwd, waarbij zeker aandacht moet uitgaan naar de maatschappelijke en educatieve functie van sport;

het voornemen van de Europese Commissie om de mededeling inzake het Verdrag van Lissabon en sport eind 2010 aan te nemen.

3.   ERKENT HETGEEN VOLGT:

1.

Gemeenschappelijke prioriteiten zoals meer werkgelegenheid, sociale insluiting, gendergelijkheid, gelijke toegang tot voorzieningen en diensten, solidariteit tussen de generaties en interculturele dialoog hebben in de gehele Europese Unie meer steun nodig, ook op sportgebied.

2.

Sport neemt in het leven van veel EU-burgers een belangrijke plaats in en speelt een belangrijke maatschappelijke rol met een aanzienlijk potentieel voor sociale insluiting in en door de sport, wat inhoudt dat deelname aan sport of aan lichamelijke activiteit op vele verschillende manieren bijdraagt aan insluiting in de samenleving; insluiting in sport betekent een combinatie van sport voor allen, gelijke toegang tot sport, gelijke kansen in sport, en afwisselende, op de vraag afgestemde sportgelegenheden en sportfaciliteiten, en sociale insluiting door de sport betekent inclusieve deelname aan de samenleving, ontwikkeling van de gemeenschap en sterkere sociale samenhang.

3.

Sport kan een belangrijke bijdrage leveren aan kwesties van algemeen belang, zoals sociale insluiting. In dit verband zijn beroeps- en amateursporters, evenals sportclubs, een voorbeeld voor de samenleving, in het bijzonder voor jonge mensen, en dragen andere sportorganisaties en maatschappelijke organisaties op sportgebied ook bij tot sociale insluiting in en door de sport.

4.

Toegang tot en deelname aan diverse aspecten van sport zijn belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling, voor iemands gevoel van identiteit en erbij horen, voor lichamelijk en geestelijk welzijn, voor ontplooiingsmogelijkheden, voor maatschappelijke vaardigheden en netwerken, interculturele communicatie en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

5.

De Europese Conferentie over lokale sportparticipatie: sociale insluiting en de strijd tegen armoede, op 13 en 14 oktober in Leuven, België, heeft aangetoond dat sport een belangrijke rol vervult in de sociale insluiting van kansarme groepen, met name op lokaal niveau.

4.   BEPAALT, TERDEGE REKENING HOUDEND MET HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, DE VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE PRIORITEITEN MET HET OOG OP DE BEVORDERING VAN SOCIALE INSLUITING IN EN DOOR DE SPORT:

4.1.

Ondersteuning van het „sport voor allen-beginsel”, dat op gelijke kansen berust, en wel door:

1.

de algemene deelname aan sport te vergroten en lichaamsbeweging door zoveel mogelijk burgers, ook jongeren, aan te moedigen;

2.

bijzondere aandacht te schenken aan sociale insluiting in de sport van mensen die nu niet lichamelijk actief zijn, vooral kansarme groepen;

3.

voor ogen te houden dat de toegang tot „sport voor allen” belangrijk is, evenals de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van sportfaciliteiten, -infrastructuur en -locaties voor zoveel mogelijk mensen, in het bijzonder voor mensen met een beperking, en dat het van belang is mensen met een beperking in de gelegenheid te stellen op gelijke basis met anderen deel te nemen aan recreatieve, vrijetijds- en sportactiviteiten;

4.

door gendergelijkheid in de sport te stimuleren, in het bijzonder wat betreft de toegang tot sport en vertegenwoordiging in besluitvormingsorganen, en door actieve maatregelen tegen genderstereotypering te nemen.

4.2.

Beter gebruik van het potentieel dat sport heeft als een bijdrage aan gemeenschapsvorming, sociale samenhang en inclusieve groei, en wel op de volgende manieren:

1.

aandacht voor het gebruik van sport ter bevordering van de insluiting van kansarme groepen in de samenleving, met als doel gemeenschappen op te bouwen die meer samenhang vertonen;

2.

erkenning en aanmoediging van het aanleren van vaardigheden en bekwaamheden zoals discipline, teamwerk en doorzettingsvermogen middels informele leeractiviteiten in sport, ook vrijwilligerswerk, als een manier om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren;

3.

erkenning van het potentieel dat sport uit economisch, werkgelegenheids- en educatief oogpunt heeft voor slimme, duurzame en inclusieve groei, die nodig is voor een duurzame toekomst.

4.3.

Steun voor de transnationale uitwisseling van strategieën en methodologieën voor een beter gebruik van het potentieel dat sport heeft voor sociale insluiting op nationaal en Europees niveau, op onderstaande manieren:

1.

stimuleren van netwerken tussen de lidstaten, en plaatselijke en regionale autoriteiten, en ervoor zorgen dat zij overal bij betrokken worden, vooral waar het gaat om de uitwisseling van kennis en beste handelwijzen;

2.

steun voor onderzoek en analyse van het verband tussen sport en sociale insluiting, middels het creëren van een analytisch kader op basis van in de praktijk opgedane kennis, met bijzondere aandacht voor de sociale insluiting van kansarme groepen door de sport;

3.

volgen en evalueren van bestaand beleid ter ondersteuning van de besluitvorming en ter verbetering van toekomstige acties, met aandacht voor de standpunten van de betrokkenen.

5.   VERZOEKT, IN SAMENHANG MET HET BOVENSTAANDE, DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN, MET EERBIEDIGING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN MET INACHTNEMING VAN DE SPECIFIEKE KENMERKEN VAN SPORT:

1.

de samenwerking te bevorderen met betrekking tot het beginsel „Sport voor allen”, op basis van gelijke toegang en gelijke kansen, in het bijzonder voor mensen die lichamelijk niet actief zijn, overeenkomstig de prioriteit van sociale insluiting in en door de sport;

2.

acties met een duidelijke band tussen sport en sectoren die zich bezighouden met sociale insluiting, te stimuleren, en de belangstelling voor sport te vergroten onder mensen die lichamelijk niet actief zijn;

3.

mensen die afkomstig zijn uit kansarme groepen te stimuleren en aan te zetten om aan sport te doen en tevens zorg te dragen voor hun insluiting in de maatschappij door de sport, door hen te introduceren in nieuwe sociale netwerken en door hun nieuwe vaardigheden aan te leren;

4.

de interculturele dialoog te bevorderen door mensen met een andere culturele achtergrond via de sport in de samenleving in te sluiten;

5.

acties in verband met de sociale insluiting van personen met een beperking in en door de sport te bevorderen, waaronder verbetering van de infrastructuur of de toegankelijkheid van sportfaciliteiten en sportlocaties en onderzoek naar gespecialiseerde sporttoestellen, en prioriteit te verlenen aan sport;

6.

acties in verband met het integreren van de gendergelijkheidsproblematiek in sportgerelateerde activiteiten te bevorderen, met name wat gelijke toegang van vrouwen en mannen tot beleidsbepalende posities betreft, en sport in samenhang met op gender gebaseerde rollenpatronen aan de orde te stellen zoals uiteengezet in de strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (2010-2015) (5);

7.

kanalen op te zetten voor communicatie en samenwerking met andere relevante beleidsterreinen en diensten, zowel binnen en tussen de diverse EU-instellingen als in de lidstaten, met bijzondere aandacht voor de positieve bijdrage van sport aan sociale insluiting, en sport op te nemen in relevante actieplannen, zoals actieplannen voor sociale insluiting en actieplannen ter bestrijding van armoede;

8.

het besef te stimuleren dat sport een hulpmiddel kan zijn bij informeel leren, als aanvulling op het officiële onderwijs, dankzij de verwerving van constructieve vaardigheden en competenties die de arbeidsmarkt vraagt, in samenhang met duurzame en inclusieve groei;

9.

het publiek ervan bewust te maken en erop te wijzen dat vrijwilligerswerk in de sport belangrijk is als instrument voor sociale insluiting en het verwerven van vaardigheden en aldus bijdraagt aan inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en maatschappelijke cohesie, met name in de context van het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011);

10.

bekendheid en steun te geven aan instrumenten voor wederzijds leren, aan interdisciplinair onderzoek gericht op een empirisch onderbouwd analytisch kader, en aan de uitwisseling van kennis en beste praktijken, bijvoorbeeld door middel van seminars op hoog niveau of vergaderingen van deskundigengroepen over sportvraagstukken en sociale insluiting, en erop toe te zien dat de resultaten van dergelijke activiteiten effectief worden verspreid en praktijkgericht zijn;

11.

de bijdrage van sport aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te maximaliseren, met name door middel van de desbetreffende vlaggenschipinitiatieven, waaronder het Europees platform tegen armoede;

12.

in samenwerking met alle belanghebbenden aan te zetten tot het vervullen van een voorbeeldfunctie op het vlak van sociale insluiting door sport te koppelen aan projecten voor sociale insluiting, met een speciaal accent op plaatselijke organisaties die in nauw contact staan met burgers;

13.

in samenwerking met alle belanghebbenden aan te zetten tot een efficiënt gebruik van de in de EU beschikbare middelen, mede in verband met mogelijke toekomstige sportprogramma's, teneinde het proces van sociale insluiting in en door de sport te steunen.

6.   VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

sociale insluiting in en door de sport als prioriteit voor de samenwerking op sportgebied op te nemen, op de eerste plaats in de komende mededeling van de Europese Commissie over het Verdrag van Lissabon en sport;

2.

erop toe te zien dat sociale insluiting in en door de sport als een van de prioriteiten wordt opgenomen in mogelijke toekomstige voorstellen voor EU-sportprogramma's, en na te gaan of bestaande fondsen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, en programma's als „Jeugd in actie” en „Een leven lang leren” kunnen worden gebruikt om activiteiten op sportgebied te ondersteunen;

3.

de doeltreffendheid te evalueren van activiteiten op EU-niveau die geschraagd worden door voorbereidende werkzaamheden op het gebied van sociale insluiting.


(1)  SN 400/00.

(2)  PB L 43 van 18.2.2003, blz. 1.

(3)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(4)  Artikelen 6 en 165 VWEU.

(5)  COM(2010) 491 definitief.


BIJLAGE

Politieke achtergrond

1.

Conclusies van de Europese Raad van Nice van 7-9 december 2000, bijlage IV, Verklaring over het specifieke karakter van de sport en de maatschappelijke functie daarvan in Europa (1).

2.

Conclusies van de Europese Raad van 13-14 maart 2008 (2).

3.

Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (3).

4.

Verklaring van de Europese Raad over sport van 11-12 december 2008, deel van de conclusies van de Europese Raad — bijlage 5 (4).

5.

Beschikking 2010/37/EG van de Raad van 27 november 2009 over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) (5).

6.

Conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010 (6).

7.

Witboek van de Commissie over sport van 11 juli 2007 (7).

8.

Mededeling van de Europese Commissie over het Verdrag van Lissabon en sport (verschijnt in november 2010).


(1)  SN 400/00 ADD1 REV1 + ADD1 REV2 (de, it, en, el, pt).

(2)  Doc 7652/08, blz. 9 (conclusies van het voorzitterschap).

(3)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(4)  Doc. 17271/08, Bijlage 5, blz. 21.

(5)  PB L 17 van 22.1.2010, blz. 43.

(6)  EUCO 13/10.

(7)  COM(2007) 391 definitief, blz. 4.


3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/9


Conclusies van de Raad van 19 november 2010 over het initiatief „Jeugd in beweging” — een geïntegreerde aanpak als reactie op de uitdagingen waarmee jongeren geconfronteerd worden

2010/C 326/05

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

GEZIEN HET VOLGENDE:

1.

de Europa 2020-strategie, die ambitieuze doelstellingen inzake slimme, duurzame en inclusieve groei voor het komende decennium uiteenzet, met een welbepaalde nadruk op maatregelen om het opleidingsniveau te verbeteren, de arbeidsparticipatie te verhogen en de sociale insluiting te vergroten, en die een specifiek EU-kerndoel inzake onderwijs (1) aanduidt, evenals andere kerndoelen met betrekking tot werkgelegenheid (2), sociale insluiting (3), en onderzoek en innovatie (4).

2.

de conclusies van de Raad over een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding („ET 2020”) (5), dat de basis blijft vormen voor die samenwerking en dat de Europa 2020-strategie complementeert door nadruk te leggen op de cruciale bijdrage die onderwijs en opleiding moeten leveren aan het aangaan van de vele sociaaleconomische, demografische, ecologische en technologische uitdagingen waaraan Europa tegenwoordig wordt blootgesteld, en waarin vier strategische doelstellingen (6) worden vastgesteld die gericht zijn op het verzekeren van duurzame economische welvaart en inzetbaarheid, alsmede op de ontplooiing van alle burgers in hun privéleven, in sociaal opzicht en in hun beroep.

3.

de resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (7), waarin wordt erkend dat, naast het bevorderen van persoonlijke ontplooiing, sociale cohesie en actief burgerschap, het bevorderen van de sociale en beroepsmatige integratie van jonge vrouwen en mannen een essentieel element is om de doelstellingen van de Europese strategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken. Het is van wezenlijk belang dat alle jonge vrouwen en mannen in staat worden gesteld om hun mogelijkheden optimaal te ontplooien. De resolutie roept derhalve op tot het ontplooien van specifieke initiatieven op jeugdgebied, d.w.z. specifiek op jongeren gerichte beleidsmaatregelen en acties op gebieden als niet-formeel leren, participatie, vrijwilligerswerk, jeugdwerk, mobiliteit en voorlichting, sociale insluiting, cultuur en gezondheid. Ook wordt aangedrongen op mainstreamingsinitiatieven, d.w.z. initiatieven ter bevordering van een sectordoorsnijdende aanpak van jeugdbeleid en andere relevante beleidsgebieden.

4.

Binnen de Europa 2020-strategie dienen de lidstaten en de Europese Unie hervormingen door te voeren die gericht zijn op slimme en inclusieve groei, dat wil zeggen groei die door kennis en innovatie wordt aangedreven, waardoor maximale participatie mogelijk is. Die hervormingen moeten erop gericht zijn de kwaliteit van onderwijs en opleiding te verbeteren, onderzoek te versterken en de overdracht van innovatie en kennis in de gehele EU te bevorderen. De hervormingen dienen het ondernemerschap te bevorderen en creatieve ideeën te helpen omzetten in innovatieve producten, diensten en processen die groei, duurzame kwaliteitsbanen, en territoriale, economische en sociale cohesie opleveren en die Europese en mondiale maatschappelijke problemen doeltreffender en effectiever oplossen.

IS INGENOMEN MET:

de mededeling van de Commissie „Jeugd in beweging: Een initiatief om jongeren ten volle te betrekken bij het realiseren van slimme, duurzame en inclusieve groei in de Europese Unie” (8), die jongeren centraal stelt in een kaderagenda voor de EU.

ZIET UIT NAAR:

de bespreking van de voorstellen in het initiatief, dat bestaat uit belangrijke nieuwe acties en de versterking van bestaande activiteiten omvat, zowel in de lidstaten als op Europees niveau, teneinde jongeren te helpen om de vele sociaaleconomische uitdagingen het hoofd te bieden en in de kennismaatschappij te slagen.

ONDERKENT HET VOLGENDE:

1.

De welvaart van Europa hangt grotendeels van zijn jeugd af, maar nog te veel jongeren worden bij het ontplooien van hun potentieel en het leveren van een bijdrage aan de maatschappij met aanzienlijke problemen geconfronteerd; te veel jongeren verlaten de school zonder kwalificaties of voldoende vaardigheden, kunnen geen baan vinden en lopen het risico op sociale uitsluiting, wat vervolgens hoge kosten voor de jongere en voor de gehele samenleving met zich meebrengt. Een beter geïntegreerde, sectordoorsnijdende aanpak van het beleid inzake onderwijs en opleiding, jeugd, werkgelegenheid en sociale aangelegenheden, die voortbouwt op bestaande sterke punten en doeltreffende nieuwe maatregelen ontwikkelt, is nodig om deze situatie te verbeteren.

2.

Het blijft voor veel lidstaten een uitdaging om met betrekking tot een leven lang leren uitvoering te geven aan een nationale strategie en instrumenten, die van cruciaal belang zijn om niet alleen jongeren, maar ook volwassen, in staat te stellen gedurende hun loopbaan kennis, vaardigheden en competenties te verwerven, te onderhouden en te ontwikkelen. Vooral flexibelre scholingstrajecten zijn nodig om mannen en vrouwen in verschillende levensfasen tussen verschillende onderwijs- en opleidingsstelsels, en tussen formele, niet-formele en informele leeromgevingen, te laten bewegen, en om mensen aan te trekken die niet tot een klassiek leerpubliek behoren.

3.

De komende jaren zullen voor steeds meer banen hoge kwalificaties nodig zijn (9), terwijl de EU op dit moment in vergelijking met haar mededingers een lager percentage mensen met een tertiaire of gelijkwaardige kwalificatie (10), alsook minder onderzoekers kent. Wil Europa bovendien blijven innoveren, dan heeft het behoefte aan kennispartnerschappen en nauwere banden tussen onderwijs en opleiding, onderzoek en bedrijfsleven, om de kennisdriehoek te versterken. Aldus kan er ook voor worden gezorgd dat mensen met laaggekwalificeerd werk zich beter aan de veranderende vereisten op de arbeidsmarkt kunnen aanpassen.

4.

Naast het realiseren van persoonlijke en sociaaleconomische doelstellingen kan leermobiliteit een nuttige manier zijn om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te versterken en om beroepsmatige, pedagogische, taal-, intermenselijke en interculturele competenties te verwerven of uit te bouwen. Leermobiliteit kan ook de kwaliteit van, en de samenwerking tussen, de onderwijsinstellingen helpen verbeteren. Hoewel de EU-programma's en -beleidsinstrumenten een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd op dit terrein, is er nog steeds veel onbenut potentieel voor leermobiliteit, die nog te vaak een uitzondering blijft. Mogelijkheden voor leermobiliteit binnen een formele leeromgeving moeten actief worden aangemoedigd voor groepen als jonge lerende volwassenen, leerkrachten, opleiders en ander onderwijzend personeel. Jonge volwassenen moeten tevens in staat zijn om gebruik te maken van dergelijke mogelijkheden binnen een niet-formele of informele leeromgeving. Daarnaast moeten nieuwe, vernieuwende vormen van leermobiliteit, waaronder virtuele mobiliteit, in kaart worden gebracht en breder toegankelijk gemaakt, met bijzondere aandacht voor kansarme groepen en gendervraagstukken.

BESLUIT DERHALVE HET VOLGENDE:

1.

De Europese Commissie en de lidstaten moeten bij het nastreven van de doelstellingen van het initiatief „Jeugd in beweging” samenwerken binnen de algemene context van de Europa 2020-strategie, en voor samenhang zorgen met bestaande regelingen, in het bijzonder die welke zijn vastgesteld binnen het „ET 2020”-strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, de Europese werkgelegenheidsstrat en het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken. De uitvoering van acties, de monitoring en de verslagprocedures moeten allemaal binnen deze kaders en in overeenstemming met de respectieve algemene beginselen en doelstellingen ervan plaatsvinden. De acties moeten nauwgezet worden gecoördineerd, waarbij de stakeholders op elk niveau worden betrokken en moeten samenwerken, mede in het kader van de gestructureerde dialoog.

2.

De geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020 (11) verschaffen een kader voor gecoördineerde beleidsmaatregelen, waarvan de meerderheid onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt. Via de juiste monitoring, collegiaal leren en de voorbereiding van input voor de bijeenkomst van de Europese Raad moet de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport een sleutelrol spelen bij de uitvoering van het initiatief „Jeugd in beweging” en de algemenere Europa 2020-strategie, inclusief de specifieke taak het EU-kerndoel op het gebied van onderwijs en opleiding te realiseren.

3.

Bijkomende inspanningen zijn nodig om jongeren te helpen met de vele sociaaleconomische problemen om te gaan. In tijden van budgettaire terughoudendheid echter moeten zulke inspanningen zich richten op het optimaliseren en rationaliseren van beleidsdoelstellingen en investeringen door deze beter af te stemmen op de doelstellingen van Europa 2020 en de prioriteiten van het „ET 2020”-strategisch kader.

4.

Hoewel zij verder reiken dan het initiatief „Jeugd in beweging”, is het evident dat de bestaande EU-programma's zoals „Een leven lang leren”, „Erasmus Mundus” en „Jeugd in actie” in belangrijke mate moeten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van dit initiatief, alsmede aan die van de Europa 2020-strategie in het algemeen. Zowel het brede toepassingsgebied van de programma's als de bijdrage die zij leveren aan het initiatief, moeten in aanmerking worden genomen bij het ontwerpen van de volgende generatie programma’s.

5.

Een grotere mobiliteit, ook met derde landen en kandidaat-lidstaten, moet actief worden aangemoedigd door gebruik te maken van de desbetreffende programma's en mechanismen. Leermobiliteit moet ook een kwalitatieve dimensie hebben, en gebaseerd zijn op een goed uitgewerkte samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen. Om de kwaliteit en de diversiteit van mobiliteit te vergroten, moet het potentieel van andere bestaande vormen van samenwerking worden onderzocht. Toch moet mobiliteit niet worden beschouwd als een doel op zichzelf, maar eerder als een middel om meer kennis, vaardigheden en competenties te verwerven en persoonlijke en sociale uitdagingen aan te gaan.

KOMT VOORTS HET VOLGENDE OVEREEN:

Teneinde de geschetste problemen aan te pakken, moeten zowel binnen de lidstaten als op Europees niveau maatregelen worden getroffen die, onder eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, zullen bijdragen tot het realiseren van de ruimere doelstellingen en kerndoelen van de Europa 2020-strategie, evenals de bijbehorende vlaggenschipinitiatieven.

In het kader van het vlaggenschipinitiatief „Jeugd in beweging” dienen de volgende actielijnen in overweging te worden genomen:

 

Met betrekking tot onderwijs en opleiding:

bevordering van de volledige uitvoering van de geïntegreerde strategieën voor een leven lang leren;

verzekering van de verwerving van sleutelcompetenties die ieder mens, in het bijzonder mensen uit kansarme groepen, nodig heeft om te slagen in de kennisgedreven maatschappij;

vergroting van de participatie aan tertiair of gelijkwaardig onderwijs;

versterking van de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het onderwijs op alle niveaus, met name in het hoger onderwijs en in beroepsonderwijs en -opleiding;

in de verf zetten van de voordelen van leermobiliteit wat betreft vergroting van kennis, vaardigheden en ervaring.

 

Met betrekking tot jeugdzaken:

bevordering van een sectordoorsnijdende aanpak van jeugdbeleid en andere relevante beleidsterreinen;

versterking van de kwaliteit en de kwantiteit van mobiliteit voor alle jongeren, in het bijzonder jongeren met minder kansen, in niet-formele en informele leeromgevingen;

bevordering van niet-formele en informele leerresultaten en verbetering van de erkenning ervan, zodat jongeren gemakkelijker toegang krijgen tot formeel onderwijs/formele opleiding en tot de arbeidsmarkt;

aanmoediging van de participatie van jongeren aan het democratisch leven.

 

Met betrekking tot werkgelegenheid:

Het beleid op het gebied van onderwijs en opleiding, jeugdzaken en werkgelegenheid moet op een gecoördineerde manier de stappen aangeven die jongeren moeten zetten bij de overgang van onderwijs naar werk. Het werkgelegenheidsbeleid moet bijdragen tot het terugdringen van de jeugdwerkloosheid en het verbeteren van de vooruitzichten van jongeren op een baan, als cruciale hefboom voor het bereiken van de doelstelling voor arbeidsparticipatie van 75 %, zoals opgenomen in de Europa 2020-strategie voor banen en groei.

VERZOEKT DERHALVE DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

de bestaande acties volledig uit te voeren en toekomstige beleidsinitiatieven te ontwikkelen die gericht zijn op het realiseren van de algemene doelstellingen van het initiatief „Jeugd in beweging” in de bredere context van de Europa 2020-strategie, alsmede op het behalen van het EU-kerndoel dat specifiek betrekking heeft op onderwijs en opleiding.

Daarbij moeten de lidstaten en de Commissie:

1.

Zorgen voor nauwe samenwerking tussen alle betrokken beleidsterreinen, met name onderwijs, jeugdzaken, sociale zaken, werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, om de mogelijkheid van gemeenschappelijke doelstellingen te verkennen;

2.

Ervoor zorgen dat de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport en andere relevante Raadsformaties hun rol in de Europa 2020-strategie optimaal kunnen vervullen, met name door de Europese Raad op gezette tijden te informeren over de vorderingen met de EU-kerndoelen;

3.

De EU-programma's en -begrotingen rationaliseren en voor een optimaal en efficiënt gebruik ervan zorgen, onder meer door ze, waar passend, aan nationale en regionale middelen te koppelen, en door het gebruik van de Europese structuurfondsen en het Cohesiefonds en de Europese Investeringsbank te overwegen;

4.

Het potentieel van andere, en mogelijk nieuwe bronnen van financiering voor de bevordering van leer- en arbeidsmobiliteit trachten te maximaliseren;

5.

De implicaties van deze conclusies voor de volgende generatie EU-programma's en het volgend financieel kader van de EU in overweging nemen.


(1)  Het kerndoel is tweeledig: de schooluitval onder 10 % brengen en het aandeel van de 30-34-jarigen die tertiair of gelijkwaardig onderwijs hebben voltooid, optrekken tot ten minste 40 %.

(2)  De arbeidsparticipatie voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep 20-64 jaar op 75 % brengen, onder meer door middel van een grotere participatie van jongeren, ouderen en laaggeschoolden en een betere integratie van legale migranten.

(3)  Ten minste 20 miljoen mensen een uitweg uit het risico op armoede en uitsluiting bieden.

(4)  De voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling verbeteren, meer bepaald met het doel de gecombineerde publieke en private investeringen in deze sector op 3 % van het bbp te brengen.

(5)  PB C 119 van 28.5.2009.

(6)  Doelstelling 1: van een leven lang leren en mobiliteit een realiteit maken; doelstelling 2: de kwaliteit en de efficiëntie van onderwijs en opleiding verbeteren; doelstelling 3: kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap bevorderen; doelstelling 4: innovatie en creativiteit (inclusief ondernemerschap) op alle onderwijs- en opleidingsniveaus bevorderen.

(7)  PB C 311 van 19.12.2009.

(8)  Doc. 13726/10.

(9)  Het aandeel van de banen waarvoor hoge kwalificaties vereist zijn, zal stijgen van 29 % in 2010 tot ongeveer 35 % in 2020 (raming van Cedefop).

(10)  Het aandeel van de mensen in de EU met een tertiaire of gelijkwaardige kwalificatie bedroeg in 2009 32,3 % (Eurostat).

(11)  Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten: Deel II van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020.


Europese Commissie

3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/12


Wisselkoersen van de euro (1)

2 december 2010

2010/C 326/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3155

JPY

Japanse yen

110,97

DKK

Deense kroon

7,4521

GBP

Pond sterling

0,84450

SEK

Zweedse kroon

9,1531

CHF

Zwitserse frank

1,3160

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,0600

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,010

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

278,75

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7097

PLN

Poolse zloty

4,0055

RON

Roemeense leu

4,3036

TRY

Turkse lira

1,9600

AUD

Australische dollar

1,3614

CAD

Canadese dollar

1,3291

HKD

Hongkongse dollar

10,2194

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7553

SGD

Singaporese dollar

1,7248

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 512,04

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,1788

CNY

Chinese yuan renminbi

8,7629

HRK

Kroatische kuna

7,4225

IDR

Indonesische roepia

11 857,07

MYR

Maleisische ringgit

4,1400

PHP

Filipijnse peso

57,464

RUB

Russische roebel

41,2985

THB

Thaise baht

39,524

BRL

Braziliaanse real

2,2405

MXN

Mexicaanse peso

16,3014

INR

Indiase roepie

59,5850


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/13


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 november 2010

tot oprichting van een Europees multi-stakeholderforum inzake elektronische facturering (e-facturering)

2010/C 326/07

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” biedt een visie van een Europese sociale markteconomie van de 21e eeuw die ten volle profijt trekt van de economische en sociale voordelen van een digitale maatschappij.

(2)

Een van de kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie getiteld een Digitale Agenda voor Europa (1) legt grote nadruk op het tot stand brengen van een eengemaakte digitale markt door het wegnemen van belemmeringen op regelgevings- of technisch gebied die verhinderen dat burgers de voordelen ervan ten volle kunnen benutten.

(3)

Vanwege het nauwe verband tussen het facturatie- en het betalingsproces, biedt het tot stand brengen van een eengemaakte eurobetalingsruimte (SEPA) een springplank voor interoperabele Europese e-factureringsregelingen. Deze regelingen kunnen voordelen opleveren voor ondernemingen en financiële dienstverleners dankzij de grotere efficiëntie en de automatisering van toeleveringsketens.

(4)

Krachtens Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2) moeten lidstaten vanaf 1 januari 2013 het beginsel huldigen dat elektronische facturen op dezelfde manier worden behandeld als papieren facturen.

(5)

In de mededeling (3) van de Commissie getiteld „Reaping the benefits of electronic invoicing for Europe” wordt de oprichting van een multi-stakeholdersforum voorgesteld die de Commissie moet ondersteunen bij het coördineren van maatregelen op het niveau van de lidstaten en het bedenken van maatregelen op Unieniveau ter bevordering van een massale overstap naar e-facturering.

(6)

Bijgevolg moet een groep van deskundigen op het gebied van e-facturering worden opgericht en moeten de taken en de structuur daarvan worden vastgesteld.

(7)

De groep zal als hoofdtaak hebben toe te zien op de overstap naar e-facturering en de markt voor e-facturering in de lidstaten te helpen ontwikkelen. Zij dient contacten te leggen met nationale multi-stakeholderfora en bijzondere aandacht te besteden aan de grensoverschrijdende aspecten van e-facturering en de overstap naar e-facturering in het midden- en kleinbedrijf (mkb).

(8)

Het Europese multi-stakeholderforum inzake e-facturering dient te bestaan uit leden van nationale fora en vertegenwoordigers van Europese verenigingen van gebruikers, het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), de Europese Centrale Bank, (ECB) en de Groep gegevensbescherming artikel 29.

(9)

Er dienen regels te worden vastgesteld voor de openbaarmaking van informatie door de leden van het forum, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (4).

(10)

Persoonsgegevens dienen te worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

(11)

Er moet een periode worden vastgesteld gedurende welke dit besluit van toepassing is. De Commissie zal te zijner tijd de wenselijkheid van een verlenging onderzoeken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Het Europees multi-stakeholderforum inzake elektronische facturering (e-facturering), hierna „het forum” te noemen, wordt hierbij opgericht.

Artikel 2

Taken

1.   Het forum heeft tot taak:

a)

de Commissie bij te staan bij het toezien op de ontwikkeling van de markt voor e-facturering en op de overstap naar e-facturering in de industrie- en de dienstensector;

b)

ervoor te zorgen dat ervaringen en goede praktijken worden uitgewisseld om bij te dragen aan het tot stand komen van interoperabele e-factureringsoplossingen;

c)

geconstateerde problemen aan te wijzen, met name met betrekking tot grensoverschrijdende transacties, en passende oplossingen voor te stellen;

d)

ondersteuning te bieden aan en toe te zien op werkzaamheden die gericht zijn op het aannemen van een standaard gegevensmodel voor e-facturering.

2.   Bij de uitvoering van zijn taken houdt het forum rekening met reeds uitgevoerde werkzaamheden en bestaande oplossingen, met name wat de juridische omgeving, zakelijke behoeften en technische normen betreft, op het gebied van e-facturering in de openbare en de particuliere sector.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie kan de groep raadplegen over om het even welk onderwerp in verband met:

a)

andere wetgevingsinitiatieven die op Unieniveau dienen te worden genomen om resterende belemmeringen voor de overstap naar e-facturering uit de weg te ruimen;

b)

zakelijke processen in de financiële toeleveringsketen die de uitrol van e-facturering kunnen bevorderen, met name op het gebied van betalingen en de eengemaakte eurobetalingsruimte (SEPA);

c)

nationale en Europese maatregelen ter bevordering van de overstap naar e-facturering, met name in het midden- en kleinbedrijf.

Artikel 4

Samenstelling

Het forum bestaat uit 63 leden:

a)

twee leden per nationaal multi-stakeholdersforum;

b)

zes leden van Europese verenigingen die gebruikers, mkb-ondernemingen en grote ondernemingen vertegenwoordigen;

c)

een vertegenwoordiger van elk van de volgende organen: het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), de Europese Centrale Bank, (ECB) en de Groep gegevensbescherming artikel 29 (6).

Artikel 5

Samenstelling — Benoeming

1.   De Commissie benoemt de leden van het forum overeenkomstig onderstaande voorschriften:

1.

De in artikel 4, onder a), bedoelde leden worden benoemd op voordracht van de lidstaten. Deze leden worden benoemd als vertegenwoordigers van het nationale multi-stakeholdersforum.

2.

De in artikel 4, onder b), bedoelde leden worden benoemd om de in artikel 4, onder b), vermelde organisaties te vertegenwoordigen. De diensten van de Commissie zullen ervoor zorgen dat de verschillende categorieën belanghebbenden evenwichtig vertegenwoordigd zijn.

3.

De in artikel 4, onder c), bedoelde vertegenwoordigers worden benoemd op respectieve voordracht van het CEN, de ECB en de Groep gegevensbescherming artikel 29.

2.   De leden worden voor drie jaar benoemd.

3.   Leden die geen effectieve bijdrage aan de beraadslagingen van de groep meer kunnen leveren, hun ontslag indienen of de verplichtingen van lid 1 van dit artikel of van artikel 339 van het Verdrag niet nakomen, kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

4.   De namen van de in artikel 4 bedoelde leden worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen van de Commissie.

5.   De persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 6

Handelingen

1.   Het forum wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie kan gastdeskundigen met specifieke bekwaamheid met betrekking tot een bepaald agendapunt uitnodigen om deel te nemen aan de werkzaamheden van het forum. Ook kan de vertegenwoordiger van de Commissie de status van waarnemer toekennen aan personen, organisaties als bedoeld in voorschrift 8, punt 3, van de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen en kandidaat-lidstaten.

3.   Leden van het forum, alsook gastdeskundigen en waarnemers, dienen te voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie. Bij niet-nakoming van die verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

4.   Het forum komt bijeen in de gebouwen van de Commissie. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat. Andere geïnteresseerde ambtenaren van de Commissie mogen de vergaderingen van het forum bijwonen.

5.   Het forum stelt zo nodig zijn reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde.

6.   De Commissie publiceert relevante informatie over de werkzaamheden van het forum door opname van deze informatie in het register of door een link van het register naar een specifieke website.

7.   Aan het eind van het mandaat van het forum stelt de Commissie een verslag op over de door het forum geboekte resultaten. Deze informatie wordt beschikbaar gesteld voor het publiek.

Artikel 7

Kosten van vergaderingen

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van het forum ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

2.   Reis- en verblijfkosten die door deelnemers aan de werkzaamheden van het forum worden gemaakt, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Commissie.

3.   Deze kosten worden vergoed voor zover de middelen die volgens de jaarlijkse toewijzingsprocedure zijn toegekend, hiervoor volstaan.

Artikel 8

Toepassing

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2013.

Gedaan te Brussel, 2 november 2010.

Voor de Commissie

Michel BARNIER

Lid van de Commissie


(1)  COM(2010) 45.

(2)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(3)  COM(2010) 712.

(4)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

(5)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(6)  Richtlijn 95/46/EG, PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


Rekenkamer

3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/16


Speciaal verslag nr. 8/2010 „Verbetering van de vervoersprestaties op de trans-Europese spoorwegassen: zijn de EU-investeringen in spoorweginfrastructuur doeltreffend geweest?”

2010/C 326/08

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat haar Speciaal verslag nr. 8/2010 „Verbetering van de vervoersprestaties op de trans-Europese spoorwegassen: zijn de EU-investeringen in spoorweginfrastructuur doeltreffend geweest?” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://www.eca.europa.eu

Het verslag is op aanvraag gratis in papieren vorm verkrijgbaar bij de Rekenkamer:

Europese Rekenkamer

Eenheid „Communicatie en verslagen”

12, rue Alcide De Gasperi

1615 Luxembourg

LUXEMBOURG

Tel. +352 4398-1

E-mail: euraud@eca.europa.eu

of door het invullen van een elektronische bestelbon bij EU-Bookshop.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/17


Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1; PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16; PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9; PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10; PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13; PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10; PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10; PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20; PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7; PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28; PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22; PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17; PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13)

2010/C 326/09

De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 34 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

FRANKRIJK

Vervanging van de informatie die is gepubliceerd in PB C 37 van 14.2.2009 en in PB C 99 van 30.4.2009.

Luchtgrenzen

Nieuwe grensdoorlaatpost:

Brive-Souillac

FINLAND

Vervanging van de informatie die is gepubliceerd in PB C 247 van 13.10.2006

Landgrenzen (Finland–Rusland)

1.

Haapovaara (*)

2.

Imatra

3.

Inari (*)

4.

Karikangas (*)

5.

Karttimo (*)

6.

Kivipuro (*)

7.

Kokkojärvi (*)

8.

Kurvinen (*)

9.

Kuusamo

10.

Leminaho (*)

11.

Niirala

12.

Nuijamaa

13.

Onkamo (*)

14.

Parikkala (*)

15.

Puitsi (*)

16.

Raja - Jooseppi

17.

Rajakangas (*)

18.

Ruhovaara (*)

19.

Salla

20.

Uukuniemi (*)

21.

Vaalimaa

22.

Vainikkala (spoor)

23.

Valkeavaara (*)

24.

Vartius

25.

Virtaniemi (*)

Toelichting:

De grensdoorlaatposten zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van de Russische Federatie over de wederzijdse doorlaatposten (Helsinki, 11 maart 1994). Van de met een asterisk (*) aangemerkte posten wordt slechts beperkt gebruik gemaakt; deze posten worden alleen opengesteld wanneer dat nodig is. Het betreft vrijwel uitsluitend het transport van hout. De meeste doorlaatposten zijn meestal gesloten.

Luchthavens

1.

Enontekiö

2.

Helsinki — Hernesaari (enkel voor helikopters)

3.

Helsinki — Malmi

4.

Helsinki — Vantaa

5.

Ivalo

6.

Joensuu

7.

Jyväskylä

8.

Kajaani

9.

Kemi — Tornio

10.

Kittilä

11.

Kruunupyy

12.

Kuopio

13.

Kuusamo

14.

Lappeenranta

15.

Maarianhamina

16.

Mikkeli

17.

Oulu

18.

Pori

19.

Rovaniemi

20.

Savonlinna

21.

Seinäjoki

22.

Tampere — Pirkkala

23.

Turku

24.

Vaasa

25.

Varkaus

Zeegrenzen

Doorlaatposten in havens voor koopvaardijschepen en vissersboten

1.

Eckerö

2.

Färjsundet

3.

Förby

4.

Hamina

5.

Hanko (ook voor pleziervaartuigen)

6.

Haukipudas

7.

Helsinki

8.

Inkoo

9.

Kalajoki

10.

Kaskinen

11.

Kemi

12.

Kemiö

13.

Kirkkonummi

14.

Kokkola

15.

Kotka

16.

Kristiinankaupunki

17.

Lappeenranta

18.

Loviisa

19.

Långnäs

20.

Maarianhamina (ook voor pleziervaartuigen)

21.

Merikarvia

22.

Naantali

23.

Nuijamaa (ook voor pleziervaartuigen)

24.

Olkiluoto

25.

Oulu

26.

Parainen

27.

Pernaja

28.

Pietarsaari

29.

Pohja

30.

Pori

31.

Porvoo

32.

Raahe

33.

Rauma

34.

Salo

35.

Sipoo

36.

Taalintehdas

37.

Tammisaari

38.

Tornio

39.

Turku

40.

Uusikaupunki

41.

Vaasa

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor pleziervaartuigen:

1.

Haapasaari

2.

Hanko

3.

Maarianhamina

4.

Nuijamaan satama

5.

Santio

6.

Suomenlinna

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor watervliegtuigen:

1.

Hanko

2.

Kotka

3.

Maarianhamina

4.

Porkkala

5.

Suomenlinna


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

3.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/21


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5978 — GDF Suez/International Power)

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 326/10

1.

Op 29 november 2010 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat GDF Suez SA („GDF Suez”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over International Power plc („International Power”, Engeland en Wales) door de verwerving van 70 % van de aandelen in International Power.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

GDF Suez: actief in de gehele energiebedrijfskolom, op het gebied van elektriciteit en aardgas, waaronder: (i) aankoop, productie en afzet van aardgas en elektriciteit, (ii) vervoer, distributie, beheer en ontwikkeling van belangrijke aardgasinfrastructuren; en (iii) ontwikkeling en verhandeling van energiediensten en milieutechnische diensten,

International Power: internationaal bedrijf met activiteiten in Noord-Amerika, Europa, Midden-Oosten, Australië en Azië. International Power is een exploitant van elektriciteitscentrales. Zij ontwikkelt, bezit en exploiteert ongeveer 50 elektriciteitscentrales in 21 landen, met een totaal vermogen van ongeveer 32 000 MW (bruto).

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5978 — GDF Suez/International Power, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).