ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 317

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
12 december 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 317/01

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

1

2008/C 317/02

Mededeling van de Commissie over de inwinning van informatie over en de registratie van stoffen die vóór 1 juni 2008 legaal in de handel waren maar geen geleidelijk geïntegreerde stoffen zijn, krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) ( 1 )

2

2008/C 317/03

Mededeling overeenkomstig artikel 12, lid 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad over de inlichtingen die door de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verstrekt over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

3

2008/C 317/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5317 — IBM/ILOG) ( 1 )

5

2008/C 317/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5241 — American Express/Fortis/Alpha Card) ( 1 )

5

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2008/C 317/06

Richtsnoeren van de Europese Unie voor de toepassing van het concept leidende staat bij consulaire aangelegenheden

6

 

Commissie

2008/C 317/07

Wisselkoersen van de euro

9

2008/C 317/08

Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor staatssteun ter aanvulling van de communautaire financiering voor de totstandbrenging van snelwegen op zee ( 1 )

10

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2008/C 317/09

Steunmaatregelen van de staten — Frankrijk — Steunmaatregel C 31/08 (ex N 681/06) — Steun voor de redding van de onderneming Volailles du Périgord — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-verdrag opmerkingen te maken

13

2008/C 317/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5324 — Centrica/Segebel) — Zaak die in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure ( 1 )

17

2008/C 317/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5385 — Avnet/Abacus) ( 1 )

18

 

2008/C 317/12

Bericht aan de lezer(zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/1


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2008/C 317/01)

Datum waarop het besluit is genomen

10.7.2007

Nummer van de steunmaatregel

N 322/A/06

Lidstaat

Italië

Regio

Benaming (en/of naam van de begunstigde)

Misure urgenti per la prevenzione dell'influenza aviaria

Rechtsgrond

Decreto Ministero delle politiche agricole e forestali del 2 maggio 2006

Aard van de maatregel

Investeringssteun, steun voor de inkrimping van de productiecapaciteit, steun ter bestrijding van epizoötieën

Doelstelling

Preventie en bestrijding van aviaire influenza

Vorm waarin de steun wordt verleend

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

100 mln EUR (voor alle maatregelen waarin bij het decreet is voorzien)

Steunintensiteit

Variabel volgens de maatregel

Looptijd

26.8.2005-31.12.2006

Betrokken economische sector(en)

Pluimveesector

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Ministero delle politiche agricole e forestali

Via XX Settembre 20

I-00187 Roma

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/2


Mededeling van de Commissie over de inwinning van informatie over en de registratie van stoffen die vóór 1 juni 2008 legaal in de handel waren maar geen geleidelijk geïntegreerde stoffen zijn, krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/02)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) schrijft voor dat stoffen die niet onder de definitie van „geleidelijk geïntegreerde stof” vallen en die als zodanig, in preparaten of in voorwerpen in de Gemeenschap worden vervaardigd of ingevoerd in hoeveelheden van 1 ton per jaar of meer, vanaf 1 juni 2008 overeenkomstig artikel 10 van de REACH-verordening worden geregistreerd.

Voordat een niet-geleidelijk geïntegreerde stof wordt geregistreerd, moet overeenkomstig artikel 26 van de REACH-verordening bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen informatie worden ingewonnen. De bepalingen in de REACH-verordening over het inwinnen van informatie zijn op 1 juni 2008 in werking getreden. Een niet-geleidelijk geïntegreerde stof kon dus in de praktijk onmogelijk op 1 juni 2008 geregistreerd zijn. Verder is de verordening inzake de testmethoden ten behoeve van REACH overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, pas op 30 mei 2008 goedgekeurd.

Sommige stoffen die vóór 1 juni 2008 legaal vervaardigd en/of in de handel gebracht zijn, vallen mogelijk niet onder de definitie van „geleidelijk geïntegreerde stof” in artikel 3, lid 20, van de REACH-verordening. Om onderbreking van het handelsverkeer en de productie van deze stoffen te voorkomen wordt potentiële registranten erop gewezen dat zij, mits aangetoond wordt dat de stof vóór 1 juni 2008 legaal in de Gemeenschap in de handel was, bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen informatie over de stof moeten inwinnen. Als daarbij bepaalde informatie ontbreekt, moet de registrant hiervoor een motivering verstrekken. De ontbrekende informatie moet onverwijld worden verstrekt.


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/3


Mededeling overeenkomstig artikel 12, lid 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad over de inlichtingen die door de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verstrekt over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

(2008/C 317/03)

Een bindende tariefinlichting is niet meer geldig vanaf vandaag als zij niet langer verenigbaar is met de interpretatie van de douanenomenclatuur als gevolg van de hierna genoemde internationale tariefmaatregelen:

Wijzigingen van de toelichtingen op het Geharmoniseerd Systeem en het Repertorium van indelingsadviezen, goedgekeurd door de Internationale Douaneraad (IDR document NC1310 — verslag van de 41e zitting van het Comité GS):

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN OVEREENKOMSTIG DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 8 VAN HET GS-VERDRAG EN INDELINGSADVIEZEN OPGESTELD DOOR HET COMITE GS VAN DE WERELDDOUANEORGANISATIE

(41e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN MAART 2008)

DOC. NC1310

Wijzigingen van de toelichtingen op de nomenclatuur die is opgenomen in de bijlage bij het GS-verdrag

17.01

N/13

28.01 Algemene opmerkingen

N/5

28.14

N/16

29.16

N/8

Hoofdstuk 29 Lijst II

N/8

30.02

N/11

33.01

N/12

41.01

N/14

4101.20 Aanvullende toelichtingen op de onderverdelingen

N/14

57.02

N/23

84.36

N/26

85.08

N/26

90.06

N/29

90.21

N/28

90.25

N/15

90.27

N/15

Indelingsadviezen vastgesteld door het Comité GS

0210.99/1

N/17

0902.20/1

N/18

1517.90/3

N/19

2208.90/3

N/20

3504.00/1

N/21

3907.20/3

N/22

6110.30/1

N/24

6211.33/1

N/25

8504.40/2-5

N/27

9503.00/4

N/30

9503.00/7

N/30

Nadere informatie over de inhoud van deze maatregelen kan worden verkregen bij het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie van de Europese Commissie (Wetstraat 200, B-1049 Brussel) of worden verkregen van de internetsite van dit directoraat-generaal:

http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/harmonised_system/index_en.htm


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5317 — IBM/ILOG)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/04)

Op 10 november 2008 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32008M5317. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/5


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5241 — American Express/Fortis/Alpha Card)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/05)

Op 3 oktober 2008 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32008M5241. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/6


Richtsnoeren van de Europese Unie voor de toepassing van het concept leidende staat bij consulaire aangelegenheden

(2008/C 317/06)

Inleiding

1.

In aansluiting op de richtsnoeren van de Raad inzake de consulaire bescherming van EU-burgers in derde landen van 16 juni 2006 (voetnoot: document 10109/2/06 REV 2) en op het door het PVC goedgekeurde document 10715/07 strekken deze richtsnoeren tot uitvoering van de conclusies van de Raad (Algemene Zaken en Externe Betrekkingen) van 18 juni 2007, die beogen „de consulaire samenwerking tussen de lidstaten van de EU te intensiveren door toepassing van het concept leidende staat voor consulaire zaken”. In die conclusies staat het volgende: „In geval van een belangrijke consulaire crisis zal de leidende staat, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de bescherming van hun onderdanen, trachten ervoor te zorgen dat alle burgers van de Europese Unie bijstand krijgen en zal hij instaan voor de coördinatie tussen de lidstaten ter plekke.”

2.

Deze richtsnoeren maken deel uit van het kader waarmee invulling wordt gegeven aan de in artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde verplichting, alsmede aan de in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde samenwerkingstaken. Een lidstaat neemt vrijwillig de rol van leidende staat op zich, met de deelneming en actieve ondersteuning van alle andere lidstaten. In ieder geval dienen de andere EU-lidstaten de situatie van hun onderdanen ter plaatse te blijven volgen, inlichtingen en situatiebeoordelingen te delen en naar gelang van de behoefte versterkingen en aanvullende middelen te verstrekken.

3.

Conform het door het PVC goedgekeurde document 10715/07, zullen de lidstaten na de lopende proefperiode, die met name dient om nieuwe oefeningen te organiseren, op basis van de concrete ervaringen de mogelijkheid overwegen om dat kader met een juridisch besluit te formaliseren.

4.

Deze richtsnoeren beletten geenszins dat bijkomende initiatieven tot samenwerking of coördinatie worden ontplooid naar gelang de bijzondere situaties die zich kunnen voordoen bij een belangrijke crisis met consulaire gevolgen in een derde land.

5.

Deze richtsnoeren zijn niet juridisch bindend en zijn uitsluitend gericht tot de lidstaten, de Europese Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad. De richtsnoeren worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1.   Vaststelling van de leidende staat

1.1.

Een lidstaat die in een derde land de taak van leidende staat op zich wil nemen, meldt dat via het COREU. Die wens wordt tijdens een vergadering in het kader van de coördinatie ter plaatse ter kennis gebracht van de missies en posten in het derde land.

1.2.

Indien twee lidstaten in een derde land de taak van leidende lidstaat gezamenlijk willen vervullen, melden zij dit samen via het COREU. Wanneer er meer dan een leidende staat is, worden de verantwoordelijkheden op passende wijze gedeeld en worden de coördinatieregelingen duidelijk omschreven.

1.3.

Tenzij een andere lidstaat binnen 30 dagen via het COREU bezwaar aantekent, wordt de betrokken lidstaat, totdat hij zich via het COREU afmeldt, in het derde land in kwestie als leidende staat aangewezen.

1.4.

Een lijst van derde landen waar een lidstaat de rol van leidende staat vervult, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bijgehouden en aangepast zodra een lidstaat zich als leidende staat meldt, c.q. afmeldt. Deze lijst wordt gepubliceerd op de consulaire site van SITCEN en regelmatig aan de lidstaten toegezonden.

1.5.

Wanneer zich een belangrijke crisis met consulaire gevolgen voordoet in een derde land waar geen enkele lidstaat zich als leidende staat gemeld heeft, kunnen een of meer lidstaten die taak onmiddellijk op zich nemen middels een melding via het COREU of met andere passende middelen. De lidstaten kunnen het aanbod van een lidstaat om als leidende staat te fungeren overeenkomstig punt 2.2 afwijzen.

2.   Taken van de leidende staat

2.1.

De leidende staat heeft de volgende taken:

a)

buiten crisissituaties coördineert de leidende staat, via zijn geaccrediteerde hoofd van de missie of post in het derde land en in samenwerking met de staat die ter plaatse het voorzitterschap van de Europese Unie vervult, de meest aangewezen paraatheidsmaatregelen. De leidende staat stelt een plan op voor de evacuatie van de in punt 3.1 bedoelde personen en informeert de vertegenwoordigingen van de lidstaten en de delegatie van de Commissie dienaangaande;

b)

wanneer zich een belangrijke crisis met consulaire gevolgen voordoet, is het de taak van de leidende staat de maatregelen uit te voeren om de in punt 3.1 bedoelde personen bij te staan. De leidende staat houdt de door de crisis getroffen lidstaten op de hoogte van de ontwikkelingen. Ter plaatse is het de taak van het hoofd van de missie of de post van de leidende staat om de samenwerking op het terrein te faciliteren tussen de lidstaten die extra middelen hebben ingezet aan personeel, financiën, uitrusting en teams voor medische bijstand overeenkomstig punt 5.2. Het hoofd van de missie of de post van de leidende staat wordt ook belast met het coördineren en leiden van het bijstaan, bijeenbrengen en, in voorkomend geval, evacueren van personen naar een veilige plaats, met de steun van de andere betrokken lidstaten.

2.2.

Wanneer de leidende staat het nodig acht de in punt 3.1 bedoelde personen te evacueren, informeert hij de betrokken lidstaten ter plaatse en in hun hoofdstad. De betrokken lidstaten informeren op hun beurt de leidende staat over hun nationale standpunt ten aanzien van de evacuatie en delen mee of ze al dan niet van de bijstand van de leidende staat gebruik wensen te maken. Wanneer de lidstaat de bijstand weigert, zorgt hij zelf voor de bescherming van zijn onderdanen en eventuele andere personen die voor zijn consulaire bijstand in aanmerking komen. Die onderdanen en voor consulaire bijstand in aanmerking komende personen komen, op grond van het non-discriminatiebeginsel, evenzeer in aanmerking voor bijstand van de leidende staat. De leidende staat is niet aansprakelijk voor de eventuele gevolgen van het besluit van een lidstaat om de bijstand van de leidende staat te weigeren.

2.3.

De voor evacuatie in aanmerking komen personen nemen vrijwillig aan de evacuatie deel. In geval van evacuatie eindigt de verantwoordelijkheid van de leidende staat bij aankomst van de evacués op de door de leidende staat aangewezen veilige plaats. Het behoort niet tot de taak van de leidende staat de evacués naar een andere dan de aangewezen veilige plaats te brengen.

2.4.

Wanneer de leidende staat, in tegenstelling tot andere lidstaten, evacuatie nog niet opportuun acht, moet hij de bijstandsmaatregelen van de andere lidstaten zo veel mogelijk steunen en coördineren.

3.   Voor consulaire bijstand in aanmerking komende personen

3.1.

Eenieder die in aanmerking komt voor consulaire bijstand van zijn lidstaat kan de leidende staat om bijstand vragen.

4.   Uitwisseling van informatie (1)

4.1.

Teneinde de leidende staat in staat te stellen zijn in punt 2.1 omschreven taak goed uit te voeren, verstrekken de lidstaten de informatie die voor het uitvoeren van die taak strikt noodzakelijk is (need-to-know) als omschreven in de bijlagen I, II en III van de richtsnoeren van 16 juni 2006.

4.2.

De leidende staat verbindt zich ertoe die informatie alleen te gebruiken voor de uitvoering van zijn taken als leidende staat.

4.3.

De geaccrediteerde hoofden van de missie of de post in het derde land geven die informatie volgens de gemeenschappelijke instructies ter plaatse door aan het hoofd van de missie of de post van de leidende staat.

4.4

Wanneer een lidstaat in het derde land geen geaccrediteerd hoofd van de missie of de post heeft benoemd, doet hij de nodige informatie volgens de gemeenschappelijke instructies toekomen aan de leidende staat.

4.5.

Wanneer een lidstaat de leidende staat geen of onvolledige informatie verstrekt, ondermijnt dit het vermogen van de leidende staat om zijn in punt 2.1 omschreven taak uit te voeren. In dat geval vervult de leidende staat zijn bijstandstaak op grond van de informatie waarover hij beschikt.

5.   Bijdragen aan de missie van de leidende staat

5.1.

Indachtig het beginsel van de Europese solidariteit helpen de lidstaten, conform hun primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van hun onderdanen, de leidende staat zijn taak goed uit te voeren.

5.2.

Op die grondslag kan de leidende staat de andere lidstaten vragen bij een crisis vrijwillig logistieke en menselijke middelen ter beschikking te stellen. Vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen de leidende staat ter plaatse ondersteunen in het kader van de nationale crisisteams. De leidende staat kan tevens gebruik maken van instrumenten als het communautair mechanisme voor civiele bescherming, de structuren voor crisisbeheersing van het secretariaat-generaal van de Raad en de logistieke steun van de plaatselijke delegatie van de Europese Commissie. De leidende staat en de betrokken delegatie van de Commissie spreken in de planningsfase af wat de rol van de Commissie is. Het personeel van de Commissie vervult geen consulaire taken.

5.3.

De leidende staat presenteert de lidstaten een financiële staat van zijn eigen uitgaven en de uitgaven van de in punt 5.2 bedoelde staten die een bijdrage leveren.

5.4

De leidende staat kan de lidstaten vragen de kosten te vergoeden die uit hoofde van zijn taak zijn gemaakt. Indien om vergoeding wordt gevraagd, dragen de lidstaten bij in de kosten die de leidende staat uit hoofde van zijn taak heeft gemaakt naar rato van het aantal mensen dat bijstand heeft gekregen. Op die bijdrage worden de in punt 5.2 bedoelde kosten in mindering gebracht die zij in voorkomend geval hebben gemaakt. De lidstaten kunnen hun kosten verhalen op de mensen die bijstand gekregen hebben, op basis van verbintenissen tot terugbetaling die de leidende staat tijdens de bijstandsoperatie heeft verkregen overeenkomstig Besluit 95/553/EG betreffende bescherming van de burgers van de Europese Unie door de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen.

5.5.

Indien degene die van de leidende staat bijstand gekregen heeft, een vergoeding verlangt voor schade die hij opgelopen heeft tijdens een bijstandsoperatie van de leidende staat, plegen de leidende staat en de lidstaat van de betrokkene overleg over eventuele aanvullende maatregelen overeenkomstig hun nationaal recht en interne procedures, alsmede het internationaal recht.

6.   Informatieverspreiding

6.1.

De lidstaten nemen passende maatregelen om deze richtsnoeren ter kennis te brengen van eenieder die voor hun consulaire bijstand in aanmerking komt, met name via websites voor reisadviezen.


(1)  Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voor de toepassing van deze richtsnoeren worden verzameld en geregistreerd, gelden de toepasselijke EU-voorschriften, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.


Commissie

12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/9


Wisselkoersen van de euro (1)

11 december 2008

(2008/C 317/07)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3215

JPY

Japanse yen

120,67

DKK

Deense kroon

7,4503

GBP

Pond sterling

0,88690

SEK

Zweedse kroon

10,5800

CHF

Zwitserse frank

1,5737

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,2065

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,965

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

264,45

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7092

PLN

Poolse zloty

3,9865

RON

Roemeense leu

3,9138

SKK

Slowaakse koruna

30,175

TRY

Turkse lira

2,0504

AUD

Australische dollar

1,9889

CAD

Canadese dollar

1,6383

HKD

Hongkongse dollar

10,2417

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,3990

SGD

Singaporese dollar

1,9704

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 800,54

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

13,3991

CNY

Chinese yuan renminbi

9,0540

HRK

Kroatische kuna

7,1818

IDR

Indonesische roepia

14 602,58

MYR

Maleisische ringgit

4,7138

PHP

Filipijnse peso

63,130

RUB

Russische roebel

36,7912

THB

Thaise baht

46,345

BRL

Braziliaanse real

3,1663

MXN

Mexicaanse peso

17,5615


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/10


Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren voor staatssteun ter aanvulling van de communautaire financiering voor de totstandbrenging van snelwegen op zee

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/08)

INLEIDING

1.

In het Witboek „Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” van 2001 (1) wordt het concept „snelwegen op zee” geïntroduceerd voor vervoersdiensten van hoge kwaliteit gebaseerd op de korte vaart. Snelwegen op zee bestaan uit infrastructuur, faciliteiten en diensten die minstens twee lidstaten omspannen. Zij moeten voor een verschuiving zorgen van vrachtvervoer over de weg naar vervoer over zee. De succesvolle tenuitvoerlegging ervan zal bijdragen tot het verwezenlijken van twee belangrijke doelstellingen van het Europese vervoersbeleid, namelijk een vermindering van de congestie op de wegen en een verminderd milieueffect van het vrachtvervoer. In de tussentijdse evaluatie van het Witboek (2) is gewezen op het probleem van de toenemende congestie, dat de Gemeenschap ongeveer 1 % van het bbp kost, en op de dreiging die broeikasgasemissies door het vervoer vormen voor het bereiken van de Kyoto-streefcijfers; het belang van snelwegen op zee wordt daarbij nogmaals benadrukt.

AANVULLENDE STAATSSTEUN VOOR PROJECTEN INZAKE „SNELWEGEN OP ZEE” IN HET KADER VAN HET MARCO POLO II-PROGRAMMA

2.

Overeenkomstig hoofdstuk 10 van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer (3) is, in bepaalde omstandigheden, steun toegestaan voor het opstarten van nieuwe of verbeterde kortevaartdiensten, met een maximumduur van drie jaar en een maximale intensiteit van 30 % van de operationele kosten en 10 % van de investeringskosten.

3.

Het tweede Marco Polo-programma (hierna „Marco Polo II” genoemd), vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren (Marco Polo II) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1382/2003 (4), is een van de twee communautaire financieringsinstrumenten die de snelwegen op zee rechtstreeks en uitdrukkelijk ondersteunt als een van de vijf acties voor het verminderen van het wegverkeer of voor het verschuiven van wegvervoer naar andere vervoerswijzen. Marco Polo II verleent hoofdzakelijk steun aan het onderdeel diensten van de snelwegen op zee. Die steun wordt toegekend via jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen die gericht zijn tot het bedrijfsleven. De toegekende financiële steun wordt beperkt door de toelagen die in het kader van het Marco Polo-programma beschikbaar zijn. Financiering voor de snelwegen op zee kan ook worden verstrekt via het regionaal beleid.

4.

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1692/2006 komen de „snelwegen op zee”-acties in het kader van het Marco Polo II-programma onder bepaalde omstandigheden in aanmerking voor communautaire financiële steun, met een maximale intensiteit van 35 % van de totale kosten voor de totstandbrenging en exploitatie van de vervoersdiensten en met een maximale duur van 60 maanden, als bepaald in bijlage I, punt 1, onder a) en punt 2, onder a) van kolom B.

5.

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1692/2006 luidt als volgt: Financiële bijstand van de Gemeenschap voor de in het programma omschreven acties sluit niet uit dat voor dezelfde actie overheidssteun of openbare middelen worden toegekend op nationaal, regionaal of lokaal niveau, voor zover zulks verenigbaar is met de in het Verdrag vastgestelde regeling inzake steunmaatregelen van de staat en binnen de voor de verschillende soorten acties in bijlage I gestelde cumulatieve grenzen.

6.

Volgens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1692/2006 mogen de lidstaten de communautaire financiering derhalve aanvullen door financiële middelen toe te kennen aan projecten die volgens de in die verordening bepaalde criteria en procedures worden geselecteerd en binnen de in die verordening bepaalde grenzen. Doel van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1692/2006 is het mogelijk maken dat ondernemingen die in een project geïnteresseerd zijn, kunnen rekenen op een vooraf bepaalde hoeveelheid openbare financiering, ongeacht de oorsprong ervan. Soms volstaan de bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 toegekende communautaire financiële middelen niet om alle geselecteerde projecten de grootst mogelijke steun te bieden. Indien een groot aantal projecten in een bepaald jaar wordt goedgekeurd, kan voor sommige projecten slechts beperkte communautaire financiering worden verstrekt. Hoewel het feit dat veel projecten worden geselecteerd een teken van het succes van Marco Polo II zou zijn, kan dit succes in gevaar komen als de betrokken ondernemingen zich terugtrekken of zich in de toekomst niet meer zullen engageren wegens het gebrek aan de noodzakelijke openbare financiering voor het opstarten van de bevoegde diensten. Bovendien is het vastleggen van een vooraf bepaalde hoeveelheid openbare financiering essentieel voor potentiële inschrijvers.

7.

In dit verband heeft de Commissie vastgesteld dat de stakeholders en de overheden van de lidstaten twijfels hebben over de mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende staatssteun toe te kennen aan Marco Polo II-projecten die verder gaan dan wat in het kader van hoofdstuk 10 van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer is toegestaan. De subsidiabiliteitsvoorwaarden voor regelingen in het kader van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer verschillen licht van de voorwaarden in het kader van Marco Polo II. De richtsnoeren voorzien in een maximumintensiteit van 30 % van de operationele kosten (35 % van de totale uitgaven onder Marco Polo II) en een maximale duur van drie jaar (vijf jaar onder Marco Polo II). Die verschillen hebben mogelijk verwarring veroorzaakt bij de potentiële inschrijvers voor „snelwegen op zee”-acties.

8.

Om de bovengenoemde redenen is de Commissie van mening dat de maximale duur en intensiteit van de staatssteun en de communautaire financiering voor projecten die in het kader van de verordening zijn geselecteerd, dezelfde moeten zijn. Op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag zal de Commissie, bij gebrek aan communautaire financiering of voor het deel dat niet onder de communautaire financiering valt, staatssteun toestaan voor het opstarten van „snelwegen op zee”-projecten in het kader van Marco Polo II met een maximumintensiteit van 35 % van de operationele kosten en een maximumduur van vijf jaar (5). Hetzelfde geldt voor projecten die zijn geselecteerd in het kader van Marco Polo II, maar waarvoor de financiering wordt toegekend door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (6) of het Cohesiefonds (7).

9.

Aanloopsteun met betrekking tot de operationele kosten mag de bovenvermelde duur en intensiteit niet overschrijden, ongeacht de financieringsbron. De steun mag niet worden gecumuleerd met compensatie voor openbaredienstverlening. De Commissie herinnert er ook aan dat dezelfde subsidiabele kosten niet in aanmerking kunnen komen voor twee communautaire financiële instrumenten.

10.

De lidstaten dienen de Commissie op de hoogte te brengen van de staatssteun die zij op grond van deze mededeling voornemens zijn te verlenen aan projecten die geselecteerd zijn in het kader van Verordening (EG) nr. 1692/2006.

AANVULLENDE STAATSSTEUN VOOR PROJECTEN INZAKE „SNELWEGEN OP ZEE” IN HET KADER VAN TEN-V

11.

Artikel 12 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (8) voorziet in de ontwikkeling van „snelwegen op zee” om de goederenstroom op logistieke trajecten over zee te concentreren, zodat nieuwe levensvatbare, geregelde en frequente zeeverbindingen ontstaan of de bestaande worden verbeterd, teneinde de congestie te verminderen en/of de bereikbaarheid van insulaire en perifere gebieden en staten te verbeteren. Het trans-Europese netwerk van snelwegen op zee moet betrekking hebben op faciliteiten en infrastructuur in minstens twee havens in twee verschillende lidstaten.

12.

De communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk houden verband met communautaire steun voor de ontwikkeling van infrastructuur, inclusief voor snelwegen op zee. In artikel 12 bis, lid 5, tweede streepje, van Beschikking nr. 1692/96/EG wordt niettemin de mogelijkheid geboden om communautaire aanloopsteun toe te kennen aan een project, onverminderd de artikelen 87 en 88 van het Verdrag. Deze steun kan worden verleend voor zover hij noodzakelijk wordt geacht om de financiële haalbaarheid van het project te verzekeren. Het geval kan zich voordoen dat het indienende consortium van havens en exploitanten bij het opstarten verliezen oploopt tijdens de lanceringsperiode van de „snelwegen op zee”-diensten.

13.

De aanloopsteun in het kader van de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk is beperkt tot „terdege gemotiveerde kapitaaluitgaven”, met name investeringssteun. Dit kan de afschrijving van aan de dienst toegekende schepen omvatten (9). In het kader van de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk is de aanloopsteun beperkt tot twee jaar, met een maximumintensiteit van 30 %.

14.

In het kader van TEN-V-projecten kunnen de lidstaten financiële middelen verstrekken voor zover er geen communautaire financiering beschikbaar is. Wat aanloopsteun voor zeevervoersdiensten betreft, wordt in artikel 12 bis, lid 5, tweede streepje, van Beschikking nr. 1692/96/EG verwezen naar de bepalingen inzake staatssteun van het Verdrag. Derhalve mogen de lidstaten aanvullende steun verstrekken voor zover er geen communautaire financiering beschikbaar is, maar zij moeten daarbij de regels inzake staatssteun naleven. Hoofdstuk 10 van de richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer heeft betrekking op de toepassing van staatssteunregels voor de korte vaart; dit hoofdstuk is derhalve ook van toepassing op aanvullende staatssteun. In de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer is investeringssteun wel toegestaan, met een maximumintensiteit van 10 % gedurende drie jaar. Het „snelwegen op zee”-project is geselecteerd als TEN-V-project, maar ontvangt niet de maximale communautaire steun voor investeringen, namelijk 30 % gedurende twee jaar; daardoor kan het zich voordoen dat de openbare steun niet het maximaal toegelaten bedrag bereikt, indien de nationale staatssteun niet verder reikt dan 10 % gedurende drie jaar, d.w.z. de drempel die is bepaald in de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer. Voorts kan het verschil in de maximale duur (twee jaar in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG en drie jaar volgens de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer) leiden tot onzekerheid en verwarring. Omwille van de duidelijkheid en om de ondernemingen die deelnemen aan een TEN-V-project betreffende snelwegen op zee toe te laten vooraf bepaalde openbare steun te genieten, moeten de maximale intensiteit en duur van aanvullende staatssteun door de lidstaten, dezelfde zijn als de maximale intensiteit en duur van de communautaire financiering.

15.

Om de bovengenoemde redenen zal de Commissie, op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, bij gebrek aan communautaire financiering voor aanloopsteun of voor het deel dat niet met communautaire steun wordt gefinancierd, staatssteun toestaan voor investeringen met een maximumintensiteit van 30 % en een maximale duur van twee jaar, voor projecten die voldoen aan artikel 12 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG en geselecteerd zijn overeenkomstig de procedure van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (10). Hetzelfde geldt wanneer de lidstaten beslissen om het project te financieren via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling of het Cohesiefonds.

16.

Aanloopsteun voor investeringen mag de in dit punt genoemde maximale duur en intensiteit niet overschrijden, ongeacht de financieringsbron. De steun mag niet worden gecumuleerd met compensatie voor openbaredienstverlening. Ook hier herinnert de Commissie eraan dat dezelfde subsidiabele kosten niet in aanmerking kunnen komen voor twee communautaire financiële instrumenten.

17.

De lidstaten dienen de Commissie op de hoogte te brengen van de staatssteun die zij op grond van deze mededeling voornemens zijn te verlenen aan projecten die geselecteerd zijn in het kader van Verordening (EG) nr. 680/2007.

TOEPASSING

18.

De Commissie zal de in deze mededeling vervatte richtsnoeren toepassen met ingang van de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad.


(1)  COM(2001) 370.

(2)  COM(2006) 314 def.: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Europa duurzaam in beweging — Duurzame mobiliteit voor ons continent — Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie.

(3)  Mededeling C(2004) 43 van de Commissie (PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3).

(4)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 1.

(5)  Er moet worden opgemerkt dat de clausule in bijlage I, punt 2, onder b), van de Marco Polo II-verordening (over de beperkingen inzake financiering op basis van de goederen die daadwerkelijk van het wegvervoer zijn overgeheveld) van toepassing is op communautaire financiering, maar niet op de in deze mededeling behandelde aanvullende staatssteun.

(6)  Verordening (EG) nr. 1080/2006 van 5 juli 2006 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1084/2006 van 11 juli 2006 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79).

(8)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.

(9)  Vademecum van 28 februari 2005, gevoegd bij de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van TEN-V 2005; paragraaf 4.3 (Aanloopsteun met betrekking tot kapitaaluitgaven).

(10)  PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/13


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — FRANKRIJK

Steunmaatregel C 31/08 (ex N 681/06) — Steun voor de redding van de onderneming „Volailles du Périgord”

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-verdrag opmerkingen te maken

(2008/C 317/09)

De Commissie heeft Frankrijk bij schrijven van 16 juli 2008 dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling

Directoraat M. Landbouwwetgeving

Eenheid M.2. Mededingingsvoorwaarden

Wetstraat 130, kamer 5/94A

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 296 76 72

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Frankrijk worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

TEKST VAN DE SAMENVATTING

Per e-mail van 13 oktober 2006 heeft Frankrijk de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen steun te verlenen voor de redding van de onderneming „Vollailles du Périgord”, een vennootschap onder firma naar Frans recht (société en nom collectif — SNC) die voor 100 % in handen is van de familie Gaye en die in 2006 met 236 werknemers de grootste werkgever in de regio Terrasson was. In 2006 had deze onderneming een jaaromzet van ongeveer 52 mln EUR. Ten tijde van het besluit van de Commissie daarover was de onderneming werkzaam op het gebied van het slachten van kippen en kalkoenen. In 2007 is de onderneming mede door de vogelgriepcrisis structureel verliesgevend geworden.

Bij schrijven C(2007) 3564 van 19 juli 2007 heeft de Commissie die steun toegestaan. De duur van de steun werd vastgesteld op zes maanden. Er mocht één miljoen euro aan steun in de vorm van een terug te betalen voorschot worden verleend. Het rentepercentage was het door de Commissie vastgestelde referentiepercentage dat gold ten tijde van de toekenning van het voorschot.

Bij de aanmelding van de reddingssteun hebben de Franse autoriteiten toegezegd de Commissie een herstructurerings- of liquidatieplan of het bewijs dat het voorschot volledig is terugbetaald, te zullen voorleggen binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun door de Commissie.

Bij schrijven C(2007) 3564 van 19 juli 2007 heeft de Commissie kennis gegeven van haar besluit de steun overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te beschouwen.

De Commissie had de steun getoetst aan de op de datum van de aanmelding geldende richtsnoeren, d.w.z. de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector 2000/C 28/02 en de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden 2004/C 244/02.

Volgens punt 25, onder a), van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden moet de steun bestaan in kassteun in de vorm van leninggaranties of leningen, waarbij de lening in beide gevallen moet worden toegekend tegen een rente die ten minste vergelijkbaar is met de rentepercentages die gelden voor leningen aan gezonde ondernemingen, en met name de referentiepercentages die door de Commissie zijn vastgesteld. Alle leningen moeten worden terugbetaald en alle garanties moeten aflopen binnen een termijn van maximaal zes maanden na de uitkering van het eerste bedrag aan de onderneming.

De goedgekeurde steun moest worden toegekend in de vorm van een terug te betalen voorschot waarvoor een jaarrente in rekening moest worden gebracht die gelijk was aan het door de Commissie vastgestelde referentiepercentage dat gold op de datum van toekenning van het voorschot (4,62 % vanaf 1 juli 2007). De Franse autoriteiten hadden verklaard dat de lening zou worden terugbetaald binnen zes maanden te rekenen vanaf de eerste betaling van de aan de onderneming geleende bedragen. In overeenstemming met punt 25, onder c), van de richtsnoeren, waarin staat dat de Commissie een herstructurerings- of liquidatieplan of het bewijs dat de lening volledig is terugbetaald, moet worden voorgelegd binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun of, in het geval van niet-aangemelde steun, binnen zes maanden na de eerste tenuitvoerlegging van de betrokken maatregel, had de Franse regering toegezegd de Commissie een herstructurerings- of liquidatieplan of het bewijs dat het voorschot volledig is terugbetaald, te zullen voorleggen binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun door de Commissie.

De termijn van zes maanden is op 19 januari 2008 verstreken zonder dat de Commissie de verlangde documenten heeft ontvangen. De Commissie heeft Frankrijk bij schrijven van 7 mei 2008 nogmaals op zijn toezegging gewezen. Tot nu toe hebben de Franse autoriteiten noch een herstructureringsplan, noch een liquidatieplan, noch een bewijs dat het voorschot volledig is terugbetaald, aan de Commissie doen toekomen.

Frankrijk heeft de op grond van punt 27 van de richtsnoeren vereiste documenten niet verstrekt.

Om al deze redenen acht de Commissie het in dit stadium waarschijnlijk dat de goedgekeurde staatssteun aan de onderneming „Volailles du Périgord” onrechtmatig is verlengd tot na de termijn van zes maanden, en betwijfelt zij of de betrokken maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Bijgevolg heeft de Commissie overeenkomstig punt 27 van de richtsnoeren 2004/C 244/02 besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden.

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad kan alle onrechtmatige steun van de begunstigden worden teruggevorderd.

TEKST VAN DE BRIEF

„Par la présente, la Commission a l'honneur d'informer la France qu'après avoir examiné les informations sur l'aide citée en objet, elle a décidé d'ouvrir la procédure prévue à l'article 88, paragraphe 2, du traité CE.

1.   PROCÉDURE

(1)

Par e-mail du 13 octobre 2006, enregistré le jour même, la Représentation permanente de la France auprès de l'Union européenne a notifié la mesure citée en objet à la Commission, conformément à l'article 88, paragraphe 3, du traité. Des renseignements complémentaires ont été envoyés par courriers électroniques du 21 mars 2007 et du 31 mai 2007, enregistrées le jour même.

(2)

Par lettre C(2007) 3564 du 19 juillet 2007 la Commission a autorisé l'aide susmentionnée. La durée de cette aide a été fixée à six mois.

(3)

Lors de la notification de l'aide au sauvetage les autorités françaises se sont engagées à ce qu'un plan de restructuration, un plan de liquidation ou la preuve que l'avance a été intégralement remboursée soit soumis à la Commission au plus tard six mois après l'autorisation de l'aide au sauvetage par la Commission. Ce délai a expiré le 19 janvier 2008 sans que la Commission ait reçu un des documents requis.

(4)

Par lettre du 7 mai 2008 la Commission a demandé à la France de produire les documents requis dans les plus brefs délais et a annoncé qu'à défaut elle sera obligée d'ouvrir la procédure prévue à l'article 88, paragraphe 2 du traité, en conformité avec le point 27 des lignes directrices communautaires concernant les aides d'État au sauvetage et à la restructuration d'entreprises en difficulté (1).

(5)

La France a omis de communiquer un plan de restructuration ou un plan de liquidation ou la preuve que l'avance a été remboursée intégralement jusqu'à ce jour.

2.   DESCRIPTION DE LA MESURE

2.1.   Intitulé de l'aide

(6)

Aide au sauvetage de la société “Volailles du Périgord”.

2.2.   Durée

(7)

Six mois.

2.3.   Budget

(8)

1 million d'euros.

2.4.   Bénéficiaires

(9)

Société en nom collectif (SNC). La société a été créée en 1910. Selon les informations fournies par les autorités françaises lors de la notification le 13 octobre 2006 et des courriers électroniques du 21 mars 2007 et du 31 mai 2007, elle est détenue à 100 % par la famille Gaye.

(10)

La société employait début 2006 236 salariés et réalisait un chiffre d'affaires annuel de quelque 52 millions d'euros. Selon les informations fournies en 2006, elle est le premier employeur de la zone de Terrasson.

(11)

Selon les informations fournies, Volailles du Périgord est active dans l'abattage de poulets et dindes. La société vend la majeure partie de ses produits aux grandes et moyennes surfaces (GMS) en France (dont 60 % sous sa marque propre “Le Croquant” et 40 % sous marques de distributeurs). 70 % de ses produits sont vendus comme découpes, le reste comme volailles entières et prêtes à cuire. Le poulet constitue 46 % de ses produits vendus (dont 80 % en label rouge). L'export de la société est marginal.

(12)

La Société SNC Volailles du Périgord avait connu une croissance rapide au cours de la décennie 1990-2000 et atteignait en 2001/2002 avec quelques 280 salariés et 50 millions d'euros de chiffres d'affaires un résultat d'exploitation de 1,8 million d'euros.

(13)

Selon les mêmes informations cette croissance avait été pourtant mal contrôlée, en raison, notamment, d'un management sous dimensionné et d'une orientation commerciale vers le Hard Discount. D'après les autorités françaises, ces fragilités se sont exprimées pleinement à l'occasion du retournement de conjoncture qui a eu pour effet que la société était devenue structurellement déficitaire.

(14)

Les pertes d'exploitation cumulées sur les trois exercices 2002/2003-2004/2005 s'étaient élevées à 5,3 millions d'euros. La direction de l'entreprise avait réagi en agissant sur la productivité, en maîtrisant mieux la masse salariale et le recours au personnel extérieur et en comprimant des services et charges externes. D'après ces mêmes informations, ces mesures prises avaient permis un résultat d'exploitation équilibré pour le dernier semestre 2005. Parallèlement, les actionnaires avaient injecté 3 millions d'euros en comptes courants pour soutenir la trésorerie.

(15)

La crise de la grippe aviaire a fortement frappé l'entreprise déjà fragile. Le chiffre d'affaires net a baissé de quelques 5 millions d'euros sur l'exercice 2005/2006 par rapport à l'exercice précédent. La perte de l'exploitation s'est élevée à quelques 168 000 EUR. D'après les informations fournies par les autorités françaises, la trésorerie a continué à se dégrader en raison de la perte et de l'accroissement des stocks de volailles congelées. Le stock en volailles congelées s'élevait au 30 juillet 2006 à quelques 0,9 million d'euros, soit presque 12 % de l'actif total.

(16)

Dans leur e-mail du 21 mars 2007, les autorités françaises ont indiqué que la société avait pu se financer depuis le 1er semestre 2006 par un recours au découvert bancaire qui, au 28 février 2007, s'était élevé à 1 986 460 EUR. Selon les informations fournies dans le même courrier électronique, ce découvert avait été consenti dans l'attente du versement de l'aide au sauvetage. En cas de non versement de cette aide, il serait devenu exigible et aurait entraîné la déclaration de cessation de paiements et le dépôt de bilan de la société.

(17)

Selon le plan de trésorerie pour le deuxième semestre 2007 le besoin en trésorerie de la société avait atteint quelques 1,2 millions d'euros au mois de juillet et devait, selon les prévisions, légèrement baisser pendant la seconde moitié de l'année 2007.

2.5.   Base juridique

(18)

Circulaire du ministre de l'agriculture et de la pêche DPEI/SDEPA/C2006-4019 du 15 mars 2006.

2.6.   Description de l'aide

(19)

L'aide de 1 million d'euros devait être apportée par des avances remboursables et versées, pour partie, par l'État (850 000 EUR) et, pour partie, par le Conseil régional d'Aquitaine (150 000 EUR).

(20)

Les autorités françaises ont confirmé que le taux d'intérêt appliqué serait le taux de référence de la Commission applicable à l'époque de l'attribution de l'avance.

3.   APPRÉCIATION

(21)

La Commission a examiné l'aide à la lumière des lignes directrices applicables à la date de la notification, c'est-à-dire les lignes directrices de la Communauté concernant les aides d'État dans le secteur agricole 2000/C 28/02 (2) et les lignes directrices communautaires concernant les aides d'État au sauvetage et à la restructuration d'entreprises en difficulté 2004/C 244/02 (3).

(22)

Par lettre C(2007) 3564 du 19 juillet 2007 elle a décidé de considérer l'aide comme compatible avec le marché commun en application de l'article 87, paragraphe 3, point c) du traité.

(23)

Selon le point 25(a) des lignes directrices communautaires concernant les aides d'État au sauvetage et à la restructuration d'entreprises en difficulté les aides doivent consister en des aides de trésorerie sous forme de garanties de crédits ou de crédits, soumis à un taux au moins comparable aux taux observés pour des prêts à des entreprises saines, et notamment aux taux de référence adoptés par la Commission. Tout prêt doit être remboursé et toute garantie doit prendre fin dans un délai de six mois au maximum à compter du versement de la première tranche à l'entreprise.

(24)

L'aide approuvée devait prendre la forme d'une avance remboursable soumise à un taux d'intérêt annuel égal au taux de référence de la Commission applicable au moment de l'attribution de l'avance (4,62 % à partir du 1er juillet 2007).

(25)

Les autorités françaises ont indiqué que le prêt serait remboursé dans les six mois à compter du premier versement de sommes prêtées à l'entreprise. En conformité avec les dispositions du point 25 c) des lignes directrices, qui prévoient que soit un plan de restructuration, soit un plan de liquidation soit la preuve que le prêt a été intégralement remboursé soit soumis à la Commission au plus tard six mois après l'autorisation de l'aide au sauvetage ou, dans le cas d'une aide non notifiée, à compter de la première mise en œuvre de la mesure en question, le gouvernement français s'était engagé à ce qu'un plan de restructuration, un plan de liquidation ou la preuve que l'avance a été intégralement remboursée soit soumis à la Commission au plus tard six mois après l'autorisation de l'aide au sauvetage par la Commission.

(26)

Le délai de six mois a expiré le 19 janvier 2008 sans que la Commission ait reçu les documents requis. La Commission a rappelé à la France son engagement par lettre du 7 mai 2008. Jusqu'à ce jour les autorités françaises n'ont envoyé ni un plan de restructuration, ni plan de liquidation, ni preuve que l'avance a été intégralement remboursée.

(27)

La France a donc omis de communiquer les documents requis par le point 27 des lignes directrices.

4.   CONCLUSION

Pour l'ensemble de ces raisons, à ce stade, la Commission pense qu'il est probable que l'aide d'État approuvée accordée à la société “Volailles du Périgord” ait été illégalement prolongée au-delà du délai de 6 mois, et a des doutes sur la compatibilité de la mesure en cause avec le marché commun.

En conséquence, la Commission à décidé d'ouvrir la procédure formelle d'examen au sens de l'article 88, paragraphe 2, du traité CE et du Règlement (CE) no 659/1999 du Conseil.

(28)

La Commission invite la France, dans le cadre de la procédure de l'article 88, paragraphe 2, du traité CE, à présenter ses observations et à fournir des informations sur la situation actuelle de la société “Volailles du Périgord” et à fournir soit un plan de restructuration, soit un plan de liquidation ou la preuve que le prêt a été intégralement remboursé, dans un délai d'un mois à compter de la date de réception de la présente.

(29)

Elle invite vos autorités à transmettre immédiatement une copie de cette lettre au bénéficiaire de l'aide.

(30)

La Commission rappelle à la France l'effet suspensif de l'article 88, paragraphe 3, du traité CE et se réfère à l'article 14 du règlement (CE) no 659/1999 du Conseil qui prévoit que toute aide illégale pourra faire l'objet d'une récupération auprès de son bénéficiaire.

(31)

Par la présente, la Commission avise la France qu'elle informera les intéressés par la publication de la présente lettre et d'un résumé de celle-ci au Journal Officiel de l'Union Européenne. Elle informera également les intéressés dans les pays de l'AELE signataires de l'accord EEE par la publication d'une communication dans le supplément EEE du Journal officiel, ainsi que l'autorité de surveillance de l'AELE en leur envoyant une copie de la présente. Tous les intéressés susmentionnés seront invités à présenter leurs observations dans le délai d'un mois à compter de la date de cette publication.”


(1)  JO C 244 du 1.10.2004, p. 2.

(2)  JO C 28 du 1.2.2000.

(3)  JO C 244 du 1.10.2004.


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/17


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5324 — Centrica/Segebel)

Zaak die in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/10)

1.

Op 4 december 2008 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Centrica Overseas Holdings Limited („Centrica”, Verenigd Koninkrijk), die deel uitmaakt van het Centrica plc-concern (Verenigd Koninkrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Segebel S.A. („Segebel”, België) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Centrica: productie van elektriciteit en gas, levering van en handel in energieproducten, transport en opslag van gas;

voor Segebel: opwekking van elektriciteit en levering van elektriciteit en gas.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5324 — Centrica/Segebel, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/18


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5385 — Avnet/Abacus)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 317/11)

1.

Op 4 december 2008 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Avnet Inc. („Avnet”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Abacus Group plc („Abacus”, Verenigd Koninkrijk) door een openbaar bod, aangekondigd op 10 oktober 2008.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Avnet: distributie van elektronische componenten (waaronder halfgeleiders, interconnectie-, passieve, elektromechanische apparaten en ingebedde producten), computerproducten en technologische diensten;

voor Abacus: distributie van elektronische componenten (waaronder halfgeleiders, interconnectie-, passieve, elektromechanische apparaten en ingebedde producten) alsook productie/assemblage van componenten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax ((32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.5385 — Avnet/Abacus, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


12.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 317/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.