ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 193E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

50e jaargang
21 augustus 2007


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Raad

2007/C 193E/01

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 9/2007 van 21 mei 2007, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad

1

2007/C 193E/02

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 10/2007 van 28 juni 2007, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad

13

NL

 


III Voorbereidende handelingen

Raad

21.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 193/1


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 9/2007

door de Raad vastgesteld op 21 mei 2007

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2007 van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad

(2007/C 193 E/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad van 22 juli 1993 (2) werd een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de opstelling van ondernemingsregisters voor statistische doeleinden waarvoor de definities, de kenmerken, het waarnemingsgebied en de bijwerkingsprocedures werden geharmoniseerd. Een nieuwe verordening is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de ondernemingregisters zich in een geharmoniseerd kader verder kunnen ontwikkelen.

(2)

Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (3) bevat de definities van de te gebruiken statistische eenheden. Door de interne markt is in de Gemeenschap de behoefte ontstaan aan een betere statistische vergelijkbaarheid. Daartoe moeten gemeenschappelijke definities en omschrijvingen worden vastgesteld voor ondernemingen en andere relevante statistische eenheden die moeten worden bestreken.

(3)

Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad van 20 december 1996 inzake structurele bedrijfsstatistieken (4) en Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (5) hebben een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, opstellen, toezenden en evalueren van communautaire statistieken over de structuur, de activiteiten, het concurrentievermogen en de prestaties van ondernemingen in de Gemeenschap vastgesteld. Ondernemingsregisters voor statistische doeleinden zijn een basiselement van een dergelijk gemeenschappelijk kader; zij bieden een geharmoniseerd steekproefkader dat de organisatie en coördinatie van statistische enquêtes mogelijk maakt.

(4)

Ondernemingsregisters zijn een van de methoden waarmee de tegenstrijdige behoeften aan meer informatie over ondernemingen enerzijds en vermindering van hun administratieve lasten anderzijds met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht, in het bijzonder wanneer voor middelgrote, kleine en micro-ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 (6), gebruik wordt gemaakt van informatie die al in administratieve en juridische registers aanwezig is.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (7) is een kader ingesteld voor de vaststelling van een communautair statistisch programma en een gemeenschappelijk kader gecreëerd voor statistische betrouwbaarheid.

(6)

De speciale voorschriften voor de verwerking van gegevens in het kader van het communautair statistisch programma laten Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8) onverlet.

(7)

Ondernemingsregisters voor statistische doeleinden zijn de belangrijkste bron van informatie over de bedrijvendemografie, aangezien hierin gegevens worden bijgehouden over de oprichting en sluiting van bedrijven en over structurele veranderingen in de economie door concentratie of deconcentratie ten gevolge van fusies, overnames, opsplitsingen, afsplitsingen en herstructureringen.

(8)

Ondernemingsregisters verschaffen de basisinformatie die benodigd is om tegemoet te komen aan de grote beleidsaandacht voor plattelandsontwikkeling, niet alleen over de landbouw zelf, maar ook over de steeds vaker voorkomende combinatie van landbouw met andere activiteiten die buiten beschouwing blijven in de op productbasis opgestelde landbouwstatistieken.

(9)

Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven (9) is van toepassing op bepaalde soorten overheidsbedrijven. Overheidsbedrijven en openbare lichamen moeten dan ook duidelijk herkenbaar zijn in ondernemingsregisters, waartoe gebruik kan worden gemaakt van de classificatie van institutionele sectoren.

(10)

Informatie over zeggenschapsrelaties tussen juridische eenheden is noodzakelijk om de ondernemingengroepen te definiëren, de ondernemingen correct af te bakenen, grote en complexe eenheden te profileren en onderzoek te doen naar de concentratie op specifieke markten. Informatie over ondernemingengroepen verhoogt de kwaliteit van de ondernemingsregisters en kan worden gebruikt om het risico te beperken dat vertrouwelijke gegevens openbaar worden gemaakt. Sommige financiële gegevens zijn vaak zinvoller op het niveau van de ondernemingengroep of ondernemingensubgroep dan op het niveau van de onderneming en zijn wellicht ook alleen op groep- of subgroepniveau beschikbaar. Als ondernemingengroepen worden geregistreerd, kunnen enquêtes zo nodig direct tot de groep worden gericht in plaats van tot de samenstellende ondernemingen, wat de responslast aanzienlijk kan verminderen. Voor de registratie van ondernemingengroepen moeten de ondernemingsregisters verder worden geharmoniseerd.

(11)

De toenemende mondialisering van de economie vormt momenteel een uitdaging bij de productie van verscheidene statistieken. Wanneer ook gegevens van multinationale ondernemingengroepen worden geregistreerd, kunnen de ondernemingsregisters een basisinstrument zijn voor de verbetering van vele statistieken over aspecten van de mondialisering: internationale handel in goederen en diensten, betalingsbalans, directe buitenlandse investeringen, buitenlandse filialen, onderzoek, ontwikkeling en innovatie en de internationale arbeidsmarkt. De meeste van deze statistieken omvatten de gehele economie, zodat alle economische sectoren in de ondernemingsregisters moeten worden opgenomen.

(12)

Ingevolge artikel 3, lid 2, van Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (10) kunnen de nationale regels inzake de statistische geheimhouding niet worden ingeroepen tegen toezending van vertrouwelijke statistische gegevens aan de communautaire instantie (Eurostat) wanneer een besluit van Gemeenschapsrecht betreffende de communautaire statistiek in toezending van deze gegevens voorziet.

(13)

Teneinde de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen te waarborgen, kan het noodzakelijk zijn dat de nationale instanties die voor de verzameling van de gegevens in de lidstaten verantwoordelijk zijn, toegang hebben tot administratieve gegevensbronnen zoals registers van belastingdiensten en instellingen voor sociale zekerheid, nationale centrale banken en andere overheidsinstellingen en tot andere gegevensbanken die informatie over grensoverschrijdende transacties en posities bevatten, wanneer deze gegevens voor de productie van communautaire statistieken noodzakelijk zijn.

(14)

Bij Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (11) is een gemeenschappelijk kader gecreeerd voor het opstellen, toezenden en evalueren van communautaire statistieken.

(15)

De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12).

(16)

De Commissie moet met name bevoegd zijn om de in de bijlage opgenomen lijst van registerkenmerken en van de desbetreffende definities en continuïteitsregels bij te werken, een besluit te nemen over de opname van zeer kleine ondernemingen en geheel in één land gevestigde ondernemingengroepen, voorschriften voor de bijwerking van registers aan te nemen en om gemeenschappelijke kwaliteitsnormen en de inhoud en de frequentie van de kwaliteitsrapporten vast te stellen. Aangezien deze maatregelen een algemene strekking hebben tot wijziging van niet-essentiële elementen of ter aanvulling van deze verordening met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van de Raad.

(17)

Verordening (EEG) nr. 2186/93 moet bijgevolg worden ingetrokken.

(18)

Het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad opgerichte Comité statistisch programma (13) is geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden in de Gemeenschap vastgesteld.

De lidstaten leggen een of meer geharmoniseerde registers voor statistische doeleinden aan als hulpmiddel bij de voorbereiding en coördinatie van enquêtes, als informatiebron voor statistische analyses van de bedrijvenpopulatie en -demografie, voor de aanwending van administratieve gegevens en voor de identificatie en samenstelling van statistische eenheden.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„juridische eenheid”, „onderneming”, „lokale eenheid” of „ondernemingengroep”: een juridische eenheid, een onderneming, een lokale eenheid of een ondernemingengroep in de zin van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 696/93;

b)

„nationale instanties”: de instanties in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 322/97;

c)

„statistische doeleinden”: statistische doeleinden in de zin van artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1588/90;

d)

„multinationale ondernemingengroep”: een ondernemingengroep met ten minste twee ondernemingen of juridische eenheden die in verschillende landen zijn gevestigd;

e)

„partiële ondernemingengroep”: de ondernemingen en juridische eenheden van een multinationale ondernemingengroep die in hetzelfde land zijn gevestigd. De partiële ondernemingengroep kan uit maar een eenheid bestaan indien de andere eenheden van de groep niet in hetzelfde land zijn gevestigd. Een onderneming kan de partiële ondernemingengroep zijn of er deel van uitmaken.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Overeenkomstig de definities van artikel 2 en behoudens de in dit artikel genoemde beperkingen, worden in het register opgenomen:

a)

alle ondernemingen die een economische activiteit verrichten die bijdraagt tot het bruto binnenlands product (bbp), en hun lokale eenheden;

b)

de juridische eenheden waaruit die ondernemingen bestaan;

c)

partiële ondernemingengroepen en multinationale ondernemingengroepen;

d)

geheel in één land gevestigde ondernemingengroepen.

2.   Niet in het in lid 1 bedoelde register opgenomen worden huishoudens voor zover hun productie van goederen en diensten voor eigen verbruik bestemd is of de verhuur van eigen onroerend goed betreft.

3.   Lokale eenheden zonder eigen rechtspersoonlijkheid (filialen) die van buitenlandse ondernemingen afhankelijk zijn en overeenkomstig het Europees rekeningenstelsel 1995 ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (14) en het Systeem van nationale rekeningen 1993 van de Verenigde Naties als quasi-vennootschappen zijn ingedeeld, worden in de ondernemingsregisters als ondernemingen behandeld.

4.   Identificatie van de ondernemingengroep is mogelijk via de zeggenschapsrelaties tussen haar juridische eenheden. Voor de afbakening van de ondernemingengroepen wordt de definitie van zeggenschap, zoals opgenomen in punt 2.26. van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96, gebruikt.

5.   Deze verordening is alleen van toepassing op eenheden die uitsluitend of gedeeltelijk economische activiteiten verrichten. Activiteiten die bestaan in het aanbieden van goederen en diensten op een markt worden als economische activiteit beschouwd. Niet-marktdiensten die tot het bbp bijdragen en het rechtstreeks of onrechtstreeks bezit van actieve juridische eenheden worden voor de ondernemingsregisters als economische activiteit beschouwd. Juridische eenheden zonder economische activiteit maken alleen in combinatie met economisch actieve juridische eenheden deel uit van een onderneming.

6.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening met betrekking tot de vraag in hoeverre ondernemingen die minder dan een halve werknemer in dienst hebben en ondernemingengroepen die geheel in één land zijn gevestigd en geen statistisch belang voor de lidstaten hebben, in de registers moeten worden opgenomen en hoe de met de eenheden voor landbouwstatistieken overeenkomende eenheden moeten worden gedefinieerd, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 4

Gegevensbronnen

1.   Op voorwaarde dat aan de in artikel 6 genoemde kwaliteitsnormen wordt voldaan, kunnen de lidstaten voor de verzameling van de bij deze verordening vereiste gegevens alle door hen relevant geachte bronnen gebruiken. Voor zover zij binnen hun bevoegdheden handelen, mogen de nationale instanties voor statistische doeleinden de onder deze verordening vallende informatie verzamelen die opgenomen is in administratieve en juridische bestanden.

2.   Wanneer de vereiste gegevens niet tegen redelijke kosten kunnen worden verzameld, kunnen de nationale instanties gebruik maken van statistische schattingsprocedures, mits zij hierbij de nauwkeurigheids- en kwaliteitscriteria in acht nemen.

Artikel 5

Kenmerken van het register

1.   De in de registers opgenomen eenheden krijgen een identificatienummer en worden beschreven aan de hand van de in de bijlage opgenomen gegevens.

2.   Maatregelen die strekken tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door aanvulling ervan en betrekking hebben op de bijwerking van de lijst van kenmerken en de vaststelling van de kenmerken en continuïteitsregels, worden genomen overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 16, lid 3.

Artikel 6

Kwaliteitsnormen en -rapporten

1.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de kwaliteit van de ondernemingsregisters te waarborgen.

2.   De lidstaten dienen desgevraagd bij de Commissie (Eurostat) een rapport in over de kwaliteit van hun ondernemingsregisters (hierna „kwaliteitsrapport” genoemd).

3.   De maatregelen betreffende de gemeenschappelijke kwaliteitsnormen, alsmede de inhoud en de frequentie van de kwaliteitsrapporten, worden overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 16, lid 3, genomen, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de kosten van het opstellen van de gegevens.

4.   De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van belangrijke methodische of andere veranderingen die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de ondernemingsregisters, zodra dergelijke veranderingen bekend zijn en in elk geval niet later dan zes maanden nadat zij van kracht zijn geworden.

5.   De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening, waarin speciaal aandacht wordt besteed aan de kosten voor het statistisch systeem, de lasten voor het bedrijfsleven en de baten.

Artikel 7

Handleiding met aanbevelingen

De Commissie geeft een handleiding met aanbevelingen voor ondernemingsregisters uit. De handleiding zal in nauwe samenwerking met de lidstaten worden bijgewerkt.

Artikel 8

Referentieperiode en frequentie

1.   De registers worden ten minste een keer per jaar bijgewerkt wat de opnemingen in en de verwijderingen uit het register betreft.

2.   De frequentie waarmee de registers worden bijgewerkt, wordt bepaald door het soort eenheid, de beschouwde variabele, de grootte van de eenheid en de bron die doorgaans voor de bijwerking wordt gebruikt.

3.   Maatregelen betreffende de regels voor de bijwerking worden overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 16, lid 3, genomen.

4.   De lidstaten maken aan het eind van elk jaar een kopie die de staat van het register weergeeft, en bewaren deze kopie ten minste 30 jaar voor analysedoeleinden.

Artikel 9

Toezending van de rapporten

1.   De lidstaten voeren statistische analyses van de registers uit en zenden de informatie aan de Commissie (Eurostat) in een formaat en volgens een procedure die overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 16, lid 2, door de Commissie worden vastgesteld.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) desgevraagd alle dienstige informatie in verband met de uitvoering van deze verordening in hun land.

Artikel 10

Uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de lidstaten

Vertrouwelijke gegevens mogen, uitsluitend voor statistische doeleinden en in overeenstemming met de nationale wetgeving, tussen de passende nationale instanties van lidstaten worden uitgewisseld, wanneer dit noodzakelijk is om de kwaliteit van de gegevens over multinationale ondernemingengroepen in de Europese Unie te waarborgen. Nationale centrale banken kunnen, in overeenstemming met de nationale wetgeving, aan deze uitwisseling deelnemen.

Artikel 11

Uitwisseling van gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten

1.   De nationale instanties zenden de Commissie (Eurostat) individuele gegevens over multinationale ondernemingengroepen en hun samenstellende eenheden, zoals omschreven in de bijlage, teneinde uitsluitend voor statistische doeleinden bestemde informatie te verstrekken over multinationale groepen in de Europese Unie.

2.   Om te waarborgen dat de uitsluitend voor statistische doeleinden bestemde gegevensbestanden consistent zijn, zendt de Commissie (Eurostat) aan de passende nationale instanties van elke lidstaat gegevens over een multinationale ondernemingengroep en zijn samenstellende eenheden toe, wanneer ten minste één juridische eenheid van deze groep op hun grondgebied is gevestigd.

3.   Teneinde te waarborgen dat de krachtens dit artikel toegezonden gegevens uitsluitend worden gebruikt voor statistische doeleinden worden het doel, het toepassingsgebied, het formaat, de beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen en de procedure voor de toezending van de gegevens over de afzonderlijke eenheden aan de Commissie (Eurostat) en van de gegevens over multinationale ondernemingengroepen aan de bevoegde nationale instanties overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 16, lid 2, vastgesteld.

Artikel 12

Uitwisseling van gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en centrale banken

1.   Vertrouwelijke gegevens mogen ter uitvoering van deze verordening uitsluitend voor statistische doeleinden tussen de Commissie (Eurostat) en de nationale centrale banken en tussen de Commissie (Eurostat) en de Europese Centrale Bank worden uitgewisseld, wanneer dit noodzakelijk is om de kwaliteit van de gegevens over multinationale ondernemingengroepen in de Europese Unie te waarborgen en de bevoegde nationale instantie haar uitdrukkelijke toestemming heeft verleend voor de uitwisseling.

2.   Teneinde te waarborgen dat de krachtens dit artikel toegezonden gegevens uitsluitend voor statistische doeleinden worden gebruikt, worden doel, toepassingsgebied, formaat, beveiligings- en vertrouwelijkheidsmaatregelen alsmede de procedure voor toezending van gegevens over multinationale ondernemingengroepen aan de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank, vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 16, lid 2.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid en toegang tot identificeerbare gegevens

1.   Wanneer de Commissie (Eurostat), de nationale instanties, de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank vertrouwelijke gegevens ontvangen volgens de artikelen 10, 11 en 12, behandelen zij deze informatie vertrouwelijk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 322/97.

2.   In het kader van deze verordening en niettegenstaande artikel 14 van Verordening (EG) nr. 322/97 mogen vertrouwelijke gegevens tussen de nationale instanties en de Commissie (Eurostat) worden overgedragen wanneer deze overdracht noodzakelijk is voor de productie van specifieke communautaire statistieken. Voor elke andere overdracht moet de nationale instantie die de gegevens heeft verzameld, haar uitdrukkelijke toestemming verlenen.

Artikel 14

Overgangsperiode en afwijkingen

Wanneer een ingrijpende aanpassing van de ondernemingsregisters vereist is, kan de Commissie op verzoek van een lidstaat een afwijking toestaan voor een overgangsperiode van maximaal … (15).

Voor landbouw, bosbouw en visserij, openbaar bestuur en defensie en verplichte sociale zekerheid, alsmede voor de aanvullende kenmerken van ondernemingengroepen, kan de Commissie (Eurostat) op verzoek van een lidstaat een afwijking voor een overgangsperiode van maximaal … (16) toestaan.

Artikel 15

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De onderstaande maatregelen die de wijziging beogen van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder andere door middel van aanvulling ervan, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 16, lid 3:

a)

de opname van zeer kleine ondernemingen en geheel in één land gevestigde ondernemingengroepen overeenkomstig artikel 3, lid 6;

b)

de bijwerking van de in de bijlage opgenomen lijst van registerkenmerken en van de desbetreffende definities en continuïteitsregels overeenkomstig artikel 5, waarbij het beginsel in aanmerking wordt genomen dat de baten van de bijwerking groter moeten zijn dan de kosten, alsmede het beginsel dat de extra middelen die worden ingezet zowel voor de lidstaten als voor de ondernemingen redelijk moeten blijven;

c)

de vaststelling van gemeenschappelijke kwaliteitsnormen, alsmede de inhoud en de frequentie van de kwaliteitsverslagen overeenkomstig artikel 6, lid 3, en

d)

de regels voor de bijwerking van de registers overeenkomstig artikel 8, lid 3.

2.   Maatregelen aangaande het onderstaande worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 16, lid 2:

a)

de toezending van informatie voortvloeiend uit de statistische analyse van registers, overeenkomstig artikel 9;

b)

de toezending van gegevens over de afzonderlijke eenheden van multinationale ondernemingengroepen tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten overeenkomstig artikel 11;

c)

de toezending van gegevens over multinationale ondernemingengroepen tussen de Commissie (Eurostat) en centrale banken overeenkomstig artikel 12.

Artikel 16

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 17

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 2186/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  Advies van het Europees Parlement van 1 juni 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 mei 2007 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 196 van 5.8.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(3)  PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(4)  PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(6)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(7)  PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(8)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/81/EG (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 47).

(10)  PB L 151 van 15.6.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(11)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 602/2006 van de Commissie (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 10).

(12)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(13)  PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47 .

(14)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(15)  Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(16)  Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.


BIJLAGE

De ondernemingsregisters bevatten voor elke eenheid de volgende informatie. De informatie hoeft niet voor elke eenheid afzonderlijk te worden opgeslagen indien zij uit de informatie over een andere eenheid of andere eenheden kan worden afgeleid.

Ongemerkte onderdelen zijn verplicht, onderdelen die voorzien zijn van de aanduiding „voorwaardelijk” zijn verplicht als ze beschikbaar zijn in de lidstaat en onderdelen die voorzien zijn van de aanduiding „facultatief”, worden aanbevolen.

1.   

Juridische eenheid

Identificatiekenmerken

1.1

 

Identificatienummer

1.2a

 

Naam

1.2b

 

Volledig adres (inclusief postcode)

1.2c

Facultatief

Telefoon- en faxnummers, e-mailadres en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

1.3

 

btw-registratienummer of, als dat niet beschikbaar is, een ander administratief identificatienummer.

Demografische kenmerken

1.4

 

Datum van juridische oprichting (rechtspersonen) of van administratieve erkenning als economisch subject (natuurlijke personen)

1.5

 

Datum waarop de juridische eenheid ophield tot een onderneming te behoren (zoals kenbaar gemaakt in 3.3)

Economische/stratificatiekenmerken

1.6

 

Rechtsvorm

Verbindingen met andere registers

 

 

Verwijzing naar verwante registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin de juridische eenheid is opgenomen

1.7a

 

Verwijzing naar het register van deelnemers aan het intracommunautaire goederenverkeer dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 638/2004 (1) is aangelegd, alsmede verwijzing naar douaneregisters of naar het register van deelnemers aan het extracommunautaire goederenverkeer

1.7b

Facultatief

Verwijzing naar balansgegevens (voor eenheden die jaarrekeningen moeten bekendmaken);

verwijzing naar het register van betalingsbalansen of het register van directe buitenlandse investeringen;

verwijzing naar het register van landbouwbedrijven

Aanvullende kenmerken voor juridische eenheden die deel uitmaken van een tot een ondernemingengroep behorende onderneming

Band met ondernemingengroep

1.8

 

Identificatienummer van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep (4.1) waarvan de eenheid deel uitmaakt

1.9

 

Datum van toetreding tot de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

1.10

 

Datum van afscheiding van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

Zeggenschap van eenheden

 

 

De zeggenschapsrelaties van de ingezeten eenheden kunnen top-down (1.11a) of bottom-up (1.11b) worden geregistreerd. Voor elke eenheid wordt alleen het eerste, directe of indirecte, hiërarchische niveau geregistreerd (de hele zeggenschapsketen wordt verkregen door deze gegevens te combineren).

1.11a

 

Identificatienummer(s) van de ingezeten juridische eenheid (eenheden) waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.11b

 

Identificatienummer van de ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.12a

 

Land(en) van registratie en identificatienummer(s) of naam (namen) en adres(sen) van de niet-ingezeten juridische eenheid (eenheden) waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.12b

Voorwaardelijk

Btw-nummer(s) van de niet-ingezeten juridische eenheid (eenheden) waarover de juridische eenheid zeggenschap heeft

1.13a

 

Land van registratie en identificatienummer of naam en adres van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

1.13b

Voorwaardelijk

Btw-nummer van de niet-ingezeten juridische eenheid die zeggenschap heeft over de juridische eenheid

Eigendom van eenheden

 

Voorwaardelijk

De eigendomsrelaties van de ingezeten eenheden kunnen top-down (1.14a) of bottom-up (1.14b) worden geregistreerd.

Registratie van de gegevens en de voor het aandelenbezit toegepaste drempel hangen af van de beschikbaarheid van deze gegevens in administratieve bronnen. De aanbevolen drempel is ten minste 10 % van de aandelen in rechtstreeks bezit.

1.14a

Voorwaardelijk

a)

dentificatienummer(s) en

b)

aandelen (%)

van de ingezeten juridische eenheid (eenheden) die eigendom is (zijn) van de juridische eenheid

1.14b

Voorwaardelijk

a)

Identificatienummer(s) en

b)

aandelen (%)

van de ingezeten juridische eenheid (eenheden) die eigenaar is (zijn) van de juridische eenheid

1.15

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie en

b)

identificatienummer(s) of naam (namen), adres(sen) en btw-nummer(s) en

c)

aandelen (%)

van de niet-ingezeten juridische eenheid (eenheden) die eigendom is (zijn) van de juridische eenheid

1.16

Voorwaardelijk

a)

Land(en) van registratie en

b)

identificatienummer(s) of naam (namen), adres(sen) en BTW-nummer(s) en

c)

aandelen (%)

van de niet-ingezeten juridische eenheid (eenheden) die eigenaar is (zijn) van de juridische eenheid

2.   

Lokale eenheid

Identificatiekenmerken

2.1

 

Identificatienummer

2.2a

 

Naam

2.2b

 

Volledig adres (inclusief postcode)

2.2c

Facultatief

Telefoon- en faxnummers, e-mailadres en informatie waardoor gegevens elektronisch kunnen worden verzameld

2.3

 

Identificatienummer van de onderneming (3.1) waartoe de lokale eenheid behoort

Demografische kenmerken

2.4

 

Datum van aanvang van de activiteiten

2.5

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

Economische/ stratificatiekenmerken

2.6

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de Nace

2.7

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de Nace; dit geldt alleen voor lokale eenheden die voorwerp van een enquête zijn

2.8

Facultatief

Is de in de lokale eenheid uitgevoerde activiteit een hulpactiviteit van de onderneming waartoe zij behoort? (Ja/Nee)

2.9

 

Aantal werkzame personen

2.10a

 

Aantal werknemers

2.10b

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

2.11

 

Code geografische locatie

Verbindingen met andere registers

2.12

Voorwaardelijk

Verwijzing naar verwante registers met voor statistische doeleinden bruikbare informatie, waarin de lokale eenheid is opgenomen (indien dergelijke registers bestaan)

3.   

Onderneming

Identificatiekenmerken

3.1

 

Identificatienummer

3.2a

 

Naam

3.2b

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres

3.3

 

Identificatienummer(s) van de juridische eenheid (eenheden) waaruit de onderneming bestaat

Demografische kenmerken

3.4

 

Datum van aanvang van de activiteiten

3.5

 

Datum van definitieve stopzetting van de activiteiten

Economische/stratificatiekenmerken

3.6

 

Hoofdactiviteit volgens de viercijfercode van de Nace

3.7

Voorwaardelijk

Eventuele nevenactiviteiten volgens de viercijfercode van de Nace; dit geldt alleen voor ondernemingen die voorwerp van een enquête zijn

3.8

 

Aantal werkzame personen

3.9a

 

Aantal werknemers

3.9b

Facultatief

Aantal werknemers in voltijdequivalenten

3.10a

 

Omzet, behalve als bedoeld in 3.10b

3.10b

Facultatief

Omzet; voor landbouw, jacht en bosbouw, visserij, openbaar bestuur en defensie, verplichte sociale zekerheid, privé-huishoudens met personeel en extra-territoriale organisaties

3.11

 

Institutionele sector en subsector overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen

Aanvullende kenmerken voor tot een ondernemingengroep behorende ondernemingen

Band met ondernemingengroep

3.12

Identificatienummer van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep (4.1) waarvan de onderneming deel uitmaakt

4.   

Ondernemingengroep

Identificatiekenmerken

4.1

 

Identificatienummer van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

4.2a

 

Naam van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

4.2b

Facultatief

Postadres, e-mailadres en webadres van het hoofdkantoor van de ingezeten/partiële ondernemingengroep

4.3

Ten dele verplicht

Identificatienummer van het geheel in één land gevestigde hoofd van de partiële ondernemingengroep (d.w.z. het identificatienummer van de juridische eenheid die aan het hoofd van de ingezeten groep staat)

Verplicht: Indien de eenheid die zeggenschap heeft een natuurlijk persoon is die geen economisch subject is, wordt deze informatie alleen geregistreerd wanneer zij in de administratieve bronnen beschikbaar is.

4.4

 

Type ondernemingengroep:

1.

Geheel in één land gevestigde ondernemingengroep

2.

partiële groep met binnenlandse zeggenschap

3.

partiële groep met buitenlandse zeggenschap

Demografische kenmerken

4.5

 

Datum van vorming van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

4.6

 

Datum van ontbinding van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

Economische/stratificatiekenmerken

4.7

 

Hoofdactiviteit van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep volgens de tweecijfercode van de Nace

4.8

Facultatief

Nevenactiviteiten van de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep volgens de tweecijfercode van de Nace

4.9

 

Aantal werkzame personen in de geheel in één land gevestigde/partiële ondernemingengroep

4.10

Facultatief

Geconsolideerde omzet

Aanvullende kenmerken voor multinationale ondernemingengroepen (typen 2 en 3 in 4.4)

Registratie van de variabelen 4.11 en 4.12a is facultatief totdat overeenkomstig artikel 11 de toezending van gegevens over multinationale groepen ten uitvoer is gelegd.

Identificatiekenmerken

4.11

 

Identificatienummer van de internationale groep

4.12a

 

Naam van de internationale groep

4.12b

Facultatief

Land van registratie, postadres, e-mailadres en webadres van het hoofdkantoor van de internationale groep

4.13a

 

Identificatienummer van het internationale groepshoofd, indien deze eenheid ingezeten is (d.w.z. het identificatienummer van de juridische eenheid die groepshoofd is)

Indien het hoofd van de internationale groep niet ingezeten is, zijn land van registratie

4.13b

Facultatief

Identificatienummer van het hoofd van de internationale groep of naam en adres als dit niet ingezeten is

Economische/ stratificatiekenmerken

4.14

Facultatief

Aantal werkzame personen in de gehele internationale groep

4.15

Facultatief

Geconsolideerde omzet van de gehele internationale groep

4.16

Facultatief

Land waar het beslissingscentrum van de internationale groep is gevestigd

4.17

Facultatief

Landen waar ondernemingen of lokale eenheden zijn gevestigd


(1)  Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1).


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft op 5 april 2005 haar voorstel (1) aangenomen, dat beoogt de huidige verordening over ondernemingsregisters (de „OR-verordening” nr. 2186/93) te moderniseren en rekening te houden met de nieuwe statistische behoeften die gaandeweg aan de dag zijn getreden. Het voorstel is onder de achtereenvolgende voorzitterschappen in de voorbereidende instanties van de Raad besproken en behandeld.

2.

Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing op 1 juni 2006 aangenomen.

3.

De Raad heeft op 21 mei 2007 zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld overeenkomstig artikel 251 van het EG-Verdrag.

II.   DOELSTELLINGEN

Met de ontwerp-verordening wordt voornamelijk beoogd:

de registratie van alle ondernemingen die een economische activiteit verrichten die bijdraagt tot het bruto binnenlands product, hun lokale eenheden en de overeenkomstige juridische eenheden, verplicht te stellen;

alle financiële banden en ondernemingsgroepen te bestrijken en de uitwisseling van gegevens over multinationale ondernemingengroepen en hun samenstellende eenheden tussen de lidstaten en de Commissie (Eurostat) te bewerkstelligen.

Daarnaast beoogt het voorstel een harmonisatie tussen alle lidstaten door de goedkeuring van gemeenschappelijke methoden.

III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1.   Algemene achtergrond

In juni 2006 was een akkoord in eerste lezing over dit dossier bereikt (PE-CONS 3624/06).

Op 17 juli 2006 heeft de Raad Besluit 2006/512/EG aangenomen, tot wijziging van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, waarbij een nieuwe procedure werd ingevoerd, de zogeheten „regelgevingsprocedure met toetsing” (artikel 5 bis).

Voor de aanneming van maatregelen van algemene strekking die ten doel hebben niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluit te wijzigen, onder andere wanneer de wijziging behelst dat sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moet de nieuwe comitéprocedure worden gevolgd.

2.   Door de Raad aangebrachte aanpassingen

In de ontwerp-verordening wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure wanneer uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie zijn verleend; derhalve moeten waar nodig aanpassingen worden aangebracht in verband met de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing.

De Commissie heeft het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt aanvaard.


(1)  COM(2005) 0112.


21.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 193/13


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 10/2007

door de Raad vastgesteld op 28 juni 2007

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2007 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad

(2007/C 193 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 5, tweede streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. De Gemeenschap moet met het oog op de totstandbrenging van een dergelijke ruimte onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken nemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(2)

Het is voor de goede werking van de interne markt nodig de verzending tussen de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, met het oog op betekening of kennisgeving ervan, te verbeteren en te versnellen.

(3)

De Raad heeft bij de Akte van 26 mei 1997 (3) de tekst van een verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van de Europese Unie van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken opgesteld en heeft aanbevolen dat de lidstaten dit verdrag overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aannemen. Dit verdrag is niet in werking getreden. De continuïteit van de bij het sluiten van het verdrag behaalde resultaten moet worden gewaarborgd.

(4)

Op 29 mei 2000 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1348/2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken aangenomen (4). De inhoud van die verordening is grotendeels gebaseerd op het verdrag.

(5)

Op 1 oktober 2004 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000. De conclusie van het verslag luidde dat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000 de verzending en de betekening en kennisgeving van stukken tussen de lidstaten sinds de inwerkingtreding ervan in 2001 algemeen heeft verbeterd en versneld, maar dat de toepassing van sommige bepalingen van de verordening niettemin niet geheel bevredigend is.

(6)

Met het oog op de doelmatigheid en de snelheid van de gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken is het nodig dat de verzending van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken tussen de door de lidstaten aangewezen plaatselijke instanties rechtstreeks en op snelle wijze geschiedt. De lidstaten kunnen evenwel hun voornemen kenbaar maken slechts één verzendende of één ontvangende instantie aan te wijzen, dan wel één enkele instantie die beide functies vervult, gedurende vijf jaar. Deze aanwijzing kan echter om de vijf jaar worden verlengd.

(7)

De verzending kan met het oog op de snelheid ervan langs elke passende weg geschieden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan inzake de leesbaarheid en de betrouwbaarheid van het ontvangen stuk. De zorgvuldigheid van de verzending vereist dat het te verzenden stuk vergezeld gaat van een modelformulier dat moet worden ingevuld in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving geschiedt dan wel in een andere taal die door de betrokken lidstaat wordt aanvaard.

(8)

Deze verordening is niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.

(9)

De betekening of kennisgeving van een stuk moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan door de ontvangende instantie.

(10)

De mogelijkheid de betekening of kennisgeving van stukken te weigeren, moet tot buitengewone gevallen worden beperkt, teneinde de doeltreffendheid van de verordening te waarborgen.

(11)

Om de verzending en de betekening of kennisgeving van stukken tussen de lidstaten te vergemakkelijken, moeten de in de bijlagen bij deze verordening opgenomen modelformulieren worden gebruikt.

(12)

De ontvangende instantie moet degene voor wie het stuk is bestemd er door middel van het modelformulier schriftelijk van in kennis stellen dat hij het te betekenen of ter kennis te brengen stuk kan weigeren in ontvangst te nemen ofwel op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk, indien het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van betekening of kennisgeving, binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden. Dit geldt ook voor de daaropvolgende betekening of kennisgeving nadat degene voor wie het stuk bestemd is gebruik heeft gemaakt van zijn weigeringsrecht. Deze regels inzake weigering gelden ook voor de betekening of kennisgeving door medewerkers van ambassades en consulaten, betekening of kennisgeving door postdiensten en rechtstreekse betekening of kennisgeving. De betekening of kennisgeving van een geweigerd stuk moet kunnen worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd betekening of kennisgeving te doen van een vertaling van het stuk.

(13)

Het is met het oog op de snelheid van de verzending gerechtvaardigd dat de betekening of kennisgeving van een stuk binnen enkele dagen na ontvangst van het stuk geschiedt. Indien de betekening of de kennisgeving echter niet binnen een maand heeft kunnen plaatsvinden, dient de ontvangende instantie dit aan de verzendende instantie mee te delen. Het verstrijken van deze termijn moet niet impliceren dat de aanvraag aan de verzendende instantie wordt teruggezonden, wanneer het duidelijk is dat binnen een redelijke termijn aan deze aanvraag kan worden voldaan.

(14)

De ontvangende instantie blijft het nodige doen voor de betekening of kennisgeving van het stuk, ook indien betekening of kennisgeving binnen een maand niet mogelijk was, bijvoorbeeld omdat de verweerder niet thuis was in verband met vakantie of niet op kantoor was in verband met zakelijke redenen. Om een in tijd onbeperkte verplichting voor de ontvangende instantie om het nodige te doen voor de betekening of kennisgeving van het stuk te voorkomen, dient de verzendende instantie de mogelijkheid te hebben om in het modelformulier een termijn op te nemen waarna de betekening of kennisgeving niet langer verplicht is.

(15)

Gezien de in de onderscheiden lidstaten bestaande verschillen in procedureregels, loopt de gebeurtenis waarvan de datum voor de betekening of kennisgeving in aanmerking wordt genomen, van lidstaat tot lidstaat uiteen. Met het oog op dergelijke situaties en de moeilijkheden die zich kunnen voordoen, voorziet deze verordening in een regeling waarbij de datum van betekening of kennisgeving bepaald wordt door de wetgeving van de aangezochte staat. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, bepaald door het recht van deze lidstaat. Dit systeem van twee data bestaat slechts in een beperkt aantal lidstaten. De lidstaten die dit systeem toepassen, moeten dit melden aan de Commissie, die deze informatie moet bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie en beschikbaar stellen via het bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad (5) opgerichte Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

(16)

Om de toegang tot de rechter te vergemakkelijken, moeten de kosten voor het optreden van een deurwaarder of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon overeenkomen met een enkele vaste vergoeding waarvan het bedrag vooraf door deze lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. De verplichting van een enkele vaste vergoeding laat de mogelijkheid onverlet dat de lidstaten verschillende vergoedingen vaststellen voor verschillende soorten betekening of kennisgeving, voor zover zij deze beginselen in acht nemen.

(17)

Elke lidstaat moet bevoegd zijn de betekening of kennisgeving van stukken aan zich in een andere lidstaat bevindende personen rechtstreeks door de postdiensten te laten verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze.

(18)

Iedere belanghebbende bij een rechtsgeding kan de betekening of kennisgeving van stukken rechtstreeks doen verrichten door de deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat, indien deze rechtstreekse betekening of kennisgeving is toegestaan krachtens de wetgeving van die lidstaat.

(19)

De Commissie dient een handboek samen te stellen met informatie met betrekking tot de correcte toepassing van deze verordening, dat ter beschikking moet worden gesteld via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. De Commissie en de lidstaten dienen alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat deze informatie actueel en volledig is, met name wat de adresgegevens van de ontvangende en verzendende instanties betreft.

(20)

Voor de berekening van de in deze verordening bedoelde termijnen dient Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (6), van toepassing te zijn.

(21)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(22)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de modelformulieren in de bijlagen bij te werken of technisch aan te passen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging/schrapping van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten deze worden aangenomen volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

(23)

Deze verordening heeft voorrang op de bepalingen inzake door haar bestreken gebieden van door de lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen met dezelfde werkingssfeer, met name het protocol bij het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 (8) en het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 (9), in de betrekkingen tussen de lidstaten die partij zijn bij deze verdragen. Deze verordening belet echter niet dat enkele lidstaten overeenkomsten of regelingen behouden of sluiten om de toezending van de stukken te versnellen of te vereenvoudigen, voor zover deze met de bepalingen van de verordening verenigbaar zijn.

(24)

De krachtens deze verordening verzonden gegevens behoeven een gepaste beschermingsregeling. De materie valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (10) en van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn privacy en elektronische communicatie) (11).

(25)

Uiterlijk op 1 juni 2011 en vervolgens om de vijf jaar, moet de Commissie de toepassing van deze verordening onderzoeken en, in voorkomend geval, de nodige wijzigingen voorstellen.

(26)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(27)

Om de bepalingen toegankelijker en leesbaarder te maken, moet Verordening (EG) nr. 1348/2000 worden ingetrokken en vervangen door deze verordening.

(28)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

(29)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en in handelszaken, waarin een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar. Deze verordening is met name niet van toepassing in fiscale, douane- en/of administratieve zaken of in het geval van aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag („acta iure imperii”).

2.   Deze verordening is niet van toepassing indien het adres van degene voor wie het stuk is bestemd, onbekend is.

3.   In deze verordening wordt onder het begrip „lidstaat” verstaan alle lidstaten met uitzondering van Denemarken.

Artikel 2

Verzendende en ontvangende instanties

1.   Elke lidstaat wijst de deurwaarders, autoriteiten of andere personen aan, hierna „verzendende instanties” genoemd, die bevoegd zijn gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken te verzenden ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat.

2.   Elke lidstaat wijst de deurwaarders, autoriteiten of andere personen aan, hierna „ontvangende instanties” genoemd, die bevoegd zijn van een andere lidstaat afkomstige gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken in ontvangst te nemen.

3.   Elke lidstaat kan één verzendende instantie en één ontvangende instantie aanwijzen, dan wel een instantie die beide functies vervult. Een federale staat, een staat waarin verschillende rechtsstelsels gelden of een staat met autonome territoriale structuren kan meer dan een van dergelijke instanties aanwijzen. De aanwijzing is vijf jaar geldig en kan telkens met vijf jaar worden verlengd.

4.   Elke lidstaat verstrekt de Commissie de volgende gegevens:

a)

de naam en het adres van de in de leden 2 en 3 bedoelde ontvangende instanties,

b)

hun territoriale bevoegdheid,

c)

de wijze waarop zij stukken kunnen ontvangen, en

d)

de talen die kunnen worden gebruikt voor het invullen van het formulier waarvan het model in bijlage I is opgenomen.

De lidstaten stellen de Commissie van alle wijzigingen van deze gegevens in kennis.

Artikel 3

Centrale instantie

Elke lidstaat wijst een centrale instantie aan die tot taak heeft:

a)

de verzendende instanties informatie te verschaffen;

b)

oplossingen te zoeken voor de problemen die zich bij de verzending van stukken ter betekening of kennisgeving kunnen voordoen;

c)

in buitengewone omstandigheden, op verzoek van een verzendende instantie, aan de bevoegde ontvangende instantie een aanvraag voor betekening of kennisgeving te doen toekomen.

Een federale staat, een staat waarin verschillende rechtsstelsels gelden of een staat met autonome territoriale structuren kan meer dan een centrale instantie aanwijzen.

HOOFDSTUK II

GERECHTELIJKE STUKKEN

AFDELING 1

Verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken

Artikel 4

Verzending van stukken

1.   De op grond van artikel 2 aangewezen instanties zenden elkaar de gerechtelijke stukken zo spoedig mogelijk rechtstreeks toe.

2.   De verzendende en ontvangende instanties kunnen elkaar de stukken, aanvragen, bevestigingen, ontvangstbewijzen, certificaten en alle overige documenten langs elke passende weg toezenden, mits de inhoud van het ontvangen stuk met die van het verzonden document overeenstemt en alle informatie daarin goed leesbaar is.

3.   Het te verzenden stuk gaat vergezeld van een aanvraag die volgens het modelformulier in de bijlage is opgesteld. Het formulier wordt in de officiële taal van de aangezochte lidstaat ingevuld of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht, of in een andere taal die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden. Elke lidstaat doet opgave van de officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Unie, andere dan zijn eigen taal of talen, die hij voor de invulling van het formulier aanvaardt.

4.   Alle verzonden stukken en overige documenten zijn vrijgesteld van legalisatie of een daarmee gelijk te stellen formaliteit.

5.   Wanneer de verzendende instantie verlangt dat een afschrift van het stuk samen met het in artikel 10 bedoelde certificaat wordt teruggezonden, zendt zij het stuk in tweevoud op.

Artikel 5

Vertaling van stukken

1.   De aanvrager wordt door de verzendende instantie waaraan hij het stuk ter verzending overdraagt, in kennis gesteld van het feit dat degene voor wie het stuk is bestemd, kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen omdat het niet in een van de in artikel 8 bedoelde talen is gesteld.

2.   De aanvrager draagt de eventuele kosten van vertaling vóór de verzending van het stuk, onverminderd een eventuele latere verwijzing in die kosten door de rechter of bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Ontvangst van stukken door de ontvangende instantie

1.   Bij de ontvangst van een stuk zendt de ontvangende instantie de verzendende instantie zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen zeven dagen na de ontvangst van het stuk langs de snelst mogelijke weg een ontvangstbewijs, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

2.   Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving niet aan de hand van de toegezonden gegevens of stukken kan worden uitgevoerd, neemt de ontvangende instantie langs de snelst mogelijke weg contact met de verzendende instantie op om de ontbrekende gegevens of stukken te verkrijgen.

3.   Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving duidelijk buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt of indien de betekening of kennisgeving niet mogelijk is omdat niet aan de vormvoorschriften is voldaan, worden de aanvraag en de toegezonden stukken na ontvangst aan de verzendende instantie teruggezonden, samen met het bericht van teruggave, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

4.   Een ontvangende instantie die een stuk ontvangt maar voor de betekening of kennisgeving ervan niet territoriaal bevoegd is, zendt het stuk, evenals de aanvraag, aan de bevoegde ontvangende instantie in dezelfde lidstaat door indien de aanvraag aan de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden voldoet en stelt de verzendende instantie daarvan door middel van het modelformulier in bijlage I in kennis. De laatstgenoemde ontvangende instantie stelt de verzendende instantie op de in lid 1 beschreven wijze in kennis van de ontvangst.

Artikel 7

Betekening of kennisgeving van stukken

1.   De ontvangende instantie zorgt voor de betekening of kennisgeving van het stuk, hetzij overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat, hetzij in de specifieke, door de verzendende instantie gewenste vorm, mits deze met het recht van die aangezochte lidstaat verenigbaar is.

2.   De ontvangende instantie neemt de nodige stappen om te bewerkstelligen dat de betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan geschiedt. Indien de betekening of kennisgeving niet heeft kunnen plaatsvinden binnen een maand na de ontvangst,

a)

deelt de ontvangende instantie dit onmiddellijk aan de verzendende instantie mee door middel van het certificaat in het modelformulier in bijlage I, dat volgens de in artikel 10, lid 2, opgenomen regels wordt ingevuld, en

b)

blijft de ontvangende instantie de nodige stappen zetten voor de betekening of kennisgeving van het stuk, tenzij anders aangegeven door de verzendende instantie, wanneer de betekening of kennisgeving binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt.

Artikel 8

Weigering van ontvangst van een stuk

1.   De ontvangende instantie stelt degene voor wie het stuk is bestemd, door middel van het in bijlage II opgenomen modelformulier in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de volgende talen:

a)

een taal die degene voor wie het stuk bestemd is, begrijpt,

of

b)

de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in de aangezochte lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht.

2.   Indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig lid 1 weigert in ontvangst te nemen, stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk door middel van het in artikel 10 bedoelde certificaat in kennis en zendt zij de aanvraag alsmede de stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd terug.

3.   Indien degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig lid 1 heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen, kan de betekening of kennisgeving van het stuk worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig deze verordening betekening of kennisgeving te doen van het stuk vergezeld van een vertaling in een taal zoals bedoeld in lid 1. In dat geval is de datum van betekening of kennisgeving van het stuk die waarop de betekening of kennisgeving van het stuk vergezeld van de vertaling overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan is de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking wordt genomen de datum van betekening of kennisgeving van het oorspronkelijke stuk, vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2.

4.   De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing op de wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig afdeling 2.

5.   Voor de toepassing van lid 1, stellen diplomatieke of consulaire ambtenaren, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 13 is verricht, of de autoriteit of persoon, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 14 is verricht, degene voor wie het stuk is bestemd in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen en dat geweigerde stukken naar deze ambtenaren of naar deze autoriteit of bevoegde persoon moeten worden gezonden.

Artikel 9

Datum van betekening of kennisgeving

1.   Onverminderd artikel 8 is de datum van betekening of kennisgeving van artikel 7 de datum waarop betekening of kennisgeving overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied.

2.   Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, evenwel bepaald door het recht van deze lidstaat.

3.   De leden 1 tot en met 2 zijn van toepassing op de wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig afdeling 2.

Artikel 10

Certificaat van betekening of kennisgeving en afschrift van het stuk waarvan de betekening of kennisgeving is verricht

1.   Wanneer alle formaliteiten met betrekking tot de betekening of kennisgeving van het stuk zijn verricht, wordt door middel van het modelformulier in bijlage I een certificaat betreffende de voltooiing van deze handelingen opgesteld en aan de verzendende instantie toegezonden; in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, gaat het certificaat vergezeld van een afschrift van het stuk waarvan de betekening of kennisgeving is verricht.

2.   Het certificaat wordt in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst ingevuld of in een andere taal die de lidstaat van herkomst heeft meegedeeld te kunnen aanvaarden. Elke lidstaat doet opgave van de officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Unie, andere dan zijn eigen taal of talen, die hij voor de invulling van het formulier aanvaardt.

Artikel 11

Kosten van betekening of kennisgeving

1.   De betekening of kennisgeving van uit een andere lidstaat afkomstige gerechtelijke stukken geeft geen aanleiding tot betaling of terugbetaling van heffingen of kosten voor de door de aangezochte lidstaat verleende diensten.

2.   De aanvrager is echter gehouden de kosten te betalen of terug te betalen, veroorzaakt door:

a)

bijstand door een deurwaarder of van een volgens de wet van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon;

b)

de toepassing van een bijzondere vorm van betekening of kennisgeving.

De kosten voor bijstand door een deurwaarder of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon komen overeen met een enkele vaste vergoeding waarvan het bedrag vooraf door deze lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. De lidstaten delen de Commissie het bedrag van deze vaste vergoedingen mee.

AFDELING 2

Andere wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken

Artikel 12

Toezending langs consulaire of diplomatieke weg

In buitengewone omstandigheden is elke lidstaat bevoegd gerechtelijke stukken langs consulaire of diplomatieke weg aan de krachtens artikel 2 of artikel 3 aangewezen instanties van een andere lidstaat ter betekening of kennisgeving toe te zenden.

Artikel 13

Betekening of kennisgeving door de zorg van diplomatieke of consulaire ambtenaren

1.   Elke lidstaat is bevoegd de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan zich in een andere lidstaat bevindende personen rechtstreeks, zonder rechtsdwang, door de zorg van zijn diplomatieke of consulaire ambtenaren te doen verrichten.

2.   Elke lidstaat kan, overeenkomstig artikel 23, lid 1, verklaren dat hij zich tegen de uitoefening van deze bevoegdheid op zijn grondgebied verzet, tenzij van het stuk betekening of kennisgeving moet worden gedaan aan een onderdaan van de lidstaat van herkomst van dat stuk.

Artikel 14

Betekening of kennisgeving per post

Elke lidstaat kan de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat verblijvende personen rechtstreeks door postdiensten doen verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze.

Artikel 15

Rechtstreekse betekening of kennisgeving

Iedere belanghebbende bij een rechtsgeding mag de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken rechtstreeks doen verrichten door de deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat, indien rechtstreekse betekening of kennisgeving is toegestaan door de wetgeving van die lidstaat.

HOOFDSTUK III

BUITENGERECHTELIJKE STUKKEN

Artikel 16

Verzending

Buitengerechtelijke stukken kunnen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat worden verzonden.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Toepassing

De maatregelen die de niet-essentiële elementen van deze verordening betreffende het bijwerken van of het aanbrengen van technische aanpassingen in de modelformulieren in de bijlagen I en II beogen te wijzigen, worden aangenomen volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 18

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 19

Niet-verschenen verweerder

1.   Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:

a)

hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorgeschreven vormen voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen bestemd zijn, of

b)

hetzij het stuk daadwerkelijk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in deze verordening geregelde wijze,

en dat de betekening of kennisgeving respectievelijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.

2.   Elke lidstaat is bevoegd, overeenkomstig artikel 23, lid 1, te verklaren dat zijn rechters in afwijking van lid 1 een beslissing kunnen geven, ook wanneer geen certificaat van betekening, kennisgeving of afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het stuk is op één van de in deze verordening geregelde wijzen toegezonden;

b)

sedert het tijdstip van toezending van het stuk is een termijn verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval wordt vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen;

c)

in weerwil van alle redelijke inspanningen die daartoe bij de bevoegde autoriteiten of organen van de aangezochte staat zijn aangewend, kon geen bewijs worden verkregen.

3.   Het bepaalde in de leden 1 en 2 belet niet dat de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen kan nemen.

4.   Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder bij verstek is veroordeeld, kan de rechter, indien de termijn waarbinnen een rechtsmiddel had moeten worden aangewend is verstreken, de verweerder een nieuwe termijn toestaan waarbinnen hij het rechtsmiddel alsnog kan aanwenden, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de verweerder heeft niet de gelegenheid gehad zich te verweren of een rechtsmiddel aan te wenden, doordat het stuk respectievelijk de beslissing hem, buiten zijn schuld, niet tijdig heeft bereikt, en

b)

de grieven van de verweerder zijn, naar het aanvankelijke oordeel van de rechter, niet van elke grond ontbloot.

Een verzoek om verlening van een nieuwe termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel is slechts ontvankelijk indien het is ingediend binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de verweerder van de beslissing kennis heeft gekregen.

Elke lidstaat kan, overeenkomstig artikel 23, lid 1, verklaren dat het verzoek niet ontvankelijk is, indien het is ingediend na het verstrijken van een in die verklaring genoemde termijn, die echter niet korter mag zijn dan één jaar te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven.

5.   Lid 4 is niet van toepassing op beslissingen betreffende de staat of bekwaamheid van personen.

Artikel 20

Verband met overeenkomsten of regelingen waarbij de lidstaten partij zijn

1.   Voor het gebied dat tot haar werkingsfeer behoort, heeft deze verordening voorrang op de bepalingen in door de lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen, met name artikel IV van het protocol bij het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965.

2.   Deze verordening belet niet dat afzonderlijke lidstaten overeenkomsten of regelingen behouden of sluiten om de toezending van stukken verder te versnellen of te vereenvoudigen, mits die overeenkomsten of regelingen met deze verordening verenigbaar zijn.

3.   Elke lidstaat doet aan de Commissie:

a)

een exemplaar toekomen van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten of regelingen met andere lidstaten alsook van de nog niet aangenomen ontwerpen daarvan,

en

b)

mededeling van de opzegging van of wijzigingen in deze overeenkomsten of regelingen.

Artikel 21

Rechtshulp

Artikel 23 van het Verdrag van 17 juli 1905 betreffende de burgerlijke rechtsvordering, artikel 24 van het Verdrag van 1 maart 1954 betreffende de burgerlijke rechtsvordering en artikel 13 van het Verdrag van 25 oktober 1980 inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen blijven onverminderd van toepassing tussen de lidstaten welke partij zijn bij die verdragen.

Artikel 22

Bescherming van verzonden gegevens

1.   Gegevens, waaronder met name begrepen persoonsgegevens, die krachtens deze verordening worden verzonden, worden door de ontvangende instantie alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzonden.

2.   De ontvangende instanties beschermen de vertrouwelijkheid van die gegevens overeenkomstig hun nationale wetgeving.

3.   De leden 1 en 2 laten onverlet dat de toepasselijke nationale wetgeving degenen wier gegevens het betreft, in staat stelt te worden ingelicht omtrent het gebruik van overeenkomstig deze verordening verzonden gegevens.

4.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

Artikel 23

Bekendmaking

1.   De lidstaten delen de Commissie de in de artikelen 2, 3, 4, 10, 11, 13, 15 en 19 bedoelde gegevens mee. De lidstaten delen de Commissie mee of de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig hun recht binnen een bepaalde termijn als bedoeld in artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 2, moet worden verricht.

2.   De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 bedoe lde gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van de adressen en overige contactgegevens van de instanties en van de centrale organen, en hun territoriale bevoegdheid.

3.   De Commissie zorgt voor de opstelling en regelmatige bijwerking van een handleiding die de in lid 1 bedoelde gegevens bevat en die elektronisch beschikbaar is, met name via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 24

Toetsing

Uiterlijk op 1 juni 2011 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening, en met name over de doeltreffendheid van de overeenkomstig artikel 2 aangewezen instanties en de praktische toepassing van artikel 3, onder c), en artikel 9. Dit verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van voorstellen om deze verordening aan de ontwikkeling van de kennisgevingsregelingen aan te passen.

Artikel 25

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 1348/2000 wordt ingetrokken met ingang van de datum vanaf welke de onderhavige verordening van toepassing is.

2.   Elke verwijzing naar de ingetrokken verordening wordt gelezen als een verwijzing naar de onderhavige verordening en overeenkomstig de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van … (12), met uitzondering van artikel 23, dat van toepassing is met ingang van … (13).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 88 van 11.4.2006, blz. 7.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 4 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 juni 2007 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 261 van 27.8.1997, blz. 1. Op de dag waarop het verdrag werd opgesteld heeft de Raad nota genomen van het toelichtend verslag over het verdrag dat op bladzijde 26 van het genoemde Publicatieblad staat.

(4)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.

(5)  PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

(6)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(8)  Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32; geconsolideerde versie bekendgemaakt in PB C 27 van 26.1.1998, blz. 1).

(9)  Verdrag van 's Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke zaken en handelszaken.

(10)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(11)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/24/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).

(12)  Twaalf maanden na de aanneming van deze verordening.

(13)  Negen maanden na de aanneming van deze verordening.


BIJLAGE I

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1348/2000

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste zin

Artikel 1, lid 1, tweede zin

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, eerste zin

Artikel 7, lid 2, eerste zin

Artikel 7, lid 2, tweede zin

Artikel 7, lid 2, tweede zin (inleiding) en artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 7, lid 2, onder b)

Artikel 7, lid 2, derde zin

Artikel 8, lid 1, inleidende zin

Artikel 8, lid 1, inleidende zin

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, leden 3 tot en met 5

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 9, lid 3

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 11, lid 2, eerste alinea

Artikel 11, lid 2, tweede alinea

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14, lid 1

Artikel 14

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, lid 1

Artikel 15

Artikel 15, lid 2

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17, inleidende zin

Artikel 17

Artikel 17, onder a) tot en met c)

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23, lid 1

Artikel 23, lid 1, eerste zin

Artikel 23, lid 1, tweede zin

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25

Artikel 26

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

De Commissie heeft in juli 2005 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1348/2000 ingediend. Na grondige besprekingen in het bevoegde Raadscomité kwam tijdens de Raadszitting van 1 en 2 juni 2006 een algemene oriëntatie tot stand. Vervolgens werden contacten gelegd met het Europees Parlement en werd een akkoord bereikt over de wijzigingen die in Verordening (EG) nr. 1348/2000 zouden worden aangebracht. Voor beide instellingen vergde goede regelgeving dat deze verordening gecodificeerd en niet zonder meer gewijzigd werd.

Het Europees Parlement keurde daarop bij advies van juli 2006 een aantal amendementen goed, die beantwoordden aan hetgeen met de Raad was overeengekomen, en verzocht de Commissie formeel een gewijzigd voorstel in te dienen, met een gecodificeerde versie van Verordening (EG) nr. 1348/2000.

De Commissie ging hierop in en diende op 4 december 2006 een gewijzigd voorstel in voor een verordening inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), waarin de door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wijzigingen op Verordening (EG) nr. 1348/2000 waren verwerkt en strekkende tot intrekking van deze verordening.

Tijdens de zitting van 19 en 20 april 2007 keurde de Raad eenparig een enigszins aangepaste versie van dit voorstel goed, waarna een gemeenschappelijk standpunt werd opgesteld. De Raad heeft dit gemeenschappelijk standpunt op 28 juni 2007 met eenparigheid van stemmen formeel vastgesteld.

II.   HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt vastgehouden aan de door het Europees Parlement en de Raad overeengekomen tekst en dus grotendeels ook aan het gewijzigde Commissievoorstel. In de tekst van het gewijzigde voorstel zijn alleen veranderingen aangebracht waar deze afweek van de overeengekomen tekst of waar dat om andere redenen nodig was. De voornaamste aanpassingen worden hieronder aangegeven.

Door de Raad niet aanvaarde wijzigingen

Artikel 1, lid 2, onder b)

Het Europees Parlement en de Raad waren overeengekomen een overweging in te lassen (amendement 7 van het Europees Parlement), die de Commissie ook inderdaad in haar gewijzigde voorstel heeft opgenomen (overweging 8). Zij voegde echter ook een bepaling toe (artikel 1, lid 2, onder b), wat door het Europees Parlement en de Raad niet was overeengekomen; de Raad heeft die toevoeging daarom geschrapt. Het gemeenschappelijk standpunt volgt dus de overeengekomen tekst.

Artikel 19

In het gewijzigde Commissievoorstel wijkt de formulering van artikel 19 enigszins af van die van artikel 19 in Verordening (EG) nr. 1348/2000: er is niet langer sprake van dat er een stuk aan de verweerder wordt „afgegeven”. Omdat het Europees Parlement en de Raad geen wijzigingen in dit artikel waren overeengekomen, is de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt teruggekeerd tot de vroegere tekst.

Door de Raad aanvaarde wijzigingen

Het Europees Parlement en de Raad hadden overeenstemming bereikt over de invoeging van een artikel 15 bis (amendement 25 van het Europees Parlement). De Commissie heeft de wijziging in haar gewijzigde voorstel naar de inhoud overgenomen, maar vastgelegd in twee nieuwe leden in artikel 8 en één nieuw lid in artikel 9, in plaats van in een afzonderlijk artikel. De Raad heeft de keuze van de Commissie, die volgens hem geheel beantwoordt aan de eisen van een goede regelgeving, in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt.

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000

Omdat de Raad en het Europees Parlement een codificatie van Verordening (EG) nr. 1348/2000 verlangden, heeft de Commissie in het gewijzigde voorstel de intrekking van die verordening geregeld (overweging 27, artikel 25 en de concordantietabel in bijlage III). Uit motieven van goede regelgeving heeft de Raad de overweging, het artikel en de concordantietabel overgenomen.

Door de Raad aangebrachte wijzigingen

Toen Verordening (EG) nr. 1348/2000 in mei 2000 werd aangenomen, bestond er nog geen vaste praktijk met betrekking tot het geval waarin Denemarken, op grond van het protocol betreffende zijn positie, niet deelneemt aan de vaststelling van maatregelen in de zin van titel IV van het EG-Verdrag, en zulke maatregelen niet bindend zijn voor, noch van toepassing zijn in Denemarken. Verordening (EG) nr. 1348/2000 bevatte daarom niet de nu gangbare bepaling over de definitie van „lidstaat”. De Raad heeft deze lacune aangevuld door aan artikel 1 een derde lid toe te voegen. Tevens heeft hij de nodige aanpassingen aangebracht in de bijlagen.

III.   CONCLUSIE

De Raad is van mening dat zijn gemeenschappelijk standpunt inzake de verordening over de betekening en de kennisgeving van stukken geheel beantwoordt aan de door het Europees Parlement en de Raad gewenste wijzigingen en ook beantwoordt aan het gewijzigde Commissievoorstel waarin die wijzigingen zijn verwerkt.