ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 214

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

49e jaargang
6 september 2006


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2006/C 214/1

Wisselkoersen van de euro

1

2006/C 214/2

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

2

2006/C 214/3

Steunmaatregelen van de Staten — Italië — Steunmaatregel nr. C 36/06 (ex NN 38/06) — Preferent elektriciteitstarief voor energie-intensieve bedrijfstakken in Italië — Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken ( 1 )

5

2006/C 214/4

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van siliciummangaan uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne

14

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2006/C 214/5

I-Rome: Exploitatie van geregelde luchtdiensten — Aanbesteding door Italië overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad voor de exploitatie van de geregelde luchtdienst op de route Cuneo — Rome en terug

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

6.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 214/1


Wisselkoersen van de euro (1)

5 september 2006

(2006/C 214/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2810

JPY

Japanse yen

148,47

DKK

Deense kroon

7,4599

GBP

Pond sterling

0,67495

SEK

Zweedse kroon

9,3225

CHF

Zwitserse frank

1,5809

ISK

IJslandse kroon

88,39

NOK

Noorse kroon

8,1320

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CYP

Cypriotische pond

0,5763

CZK

Tsjechische koruna

28,199

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

276,19

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6962

MTL

Maltese lira

0,4293

PLN

Poolse zloty

3,9578

RON

Roemeense leu

3,5249

SIT

Sloveense tolar

239,57

SKK

Slowaakse koruna

37,596

TRY

Turkse lira

1,8606

AUD

Australische dollar

1,6647

CAD

Canadese dollar

1,4242

HKD

Hongkongse dollar

9,9630

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,9809

SGD

Singaporese dollar

2,0082

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 225,47

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

9,2120

CNY

Chinese yuan renminbi

10,1824

HRK

Kroatische kuna

7,3528

IDR

Indonesische roepia

11 631,48

MYR

Maleisische ringgit

4,666

PHP

Filipijnse peso

64,498

RUB

Russische roebel

34,1700

THB

Thaise baht

47,845


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


6.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 214/2


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(2006/C 214/02)

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 502/2005

Lidstaat: Duitsland

Benaming: Ausbildungsbeihilfe zugunsten der N3 Engine Overhaul Services GmbH & Co. KG

Rechtsgrondslag: Richtlinie für die Gewährung von Zuschüssen des Freistaates Thüringen und der Europäischen Union zur Förderung der Berufsvorbereitung und Fortbildung

Type maatregel: Individuele steun

Doelstelling: Training

Vorm van de steun: Directe subsidie

Begrotingsmiddelen: 5 375 000 EUR

Maximale steunintensiteit: 60 %

Looptijd:

Economische sectoren: Beperkt tot luchttransport

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit:

Gesellschaft für Arbeits- und Wirtschaftsförderung des Freistaates Thüringen mbH (GfAW)

Warsbergstraße 1

D-99092 Erfurt

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 601/2005

Lidstaat: Nederland

Benaming: Integreren van het subsidie instrument voor Nieuw Energieonderzoek (NEO) in het besluit EOS Lange Termijn (N 101/2004)

Rechtsgrondslag: Kaderwet EZ-subsidies; Besluit tot wijziging van het Besluit EOS: lange termijn

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Onderzoek en ontwikkeling

Milieubescherming

Vorm van de steun: Directe subsidie

Begrotingsmiddelen: 18 000 000 EUR

Maximale steunintensiteit: 100 %

Looptijd:

Economische sectoren: Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit:

Ministerie van Economische Zaken

Postbus 20101

2500 EC 's-Gravenhage

Nederland

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 22/2006

Lidstaat: Tsjechische Republiek

Benaming: Výzkum pro řešení regionálních disparit

Rechtsgrondslag: Zákon č. 130/2002 Sb., o podpoře výzkumu a vývoje z veřejných prostředků a o změně některých souvisejících zákonů,

nařízení vlády č. 461/2002 Sb., o účelové podpoře výzkumu a vývoje z veřejných prostředků a o veřejné soutěži ve výzkumu a vývoji,

usnesení vlády ze dne 26. října 2005 č. 1379 k návrhu programu výzkumu a vývoje „Výzkum pro řešení regionálních disparit“,

programové prohlášení „Výzkum pro řešení regionálních disparit“

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun: Directe subsidie

Begrotingsmiddelen: 431 300 000 CZK

Maximale steunintensiteit: 100 %

Looptijd: 1.1.2007-31.12.2011

Economische sectoren: Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit:

Ministerstvo pro regionální rozvoj

Staroměstské náměstí 6

CZ-110 15 Praha 1

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 42/2006

Lidstaat: Duitsland

Regio: Sachsen

Benaming: Sächsischer Beteiligungsfonds

Rechtsgrondslag: Vereinbarung des Freistaats Sachsen mit der Sächsischen Beteiligungsfonds GmbH iVm §§ 22, 23 SäHO; Richtlinie des Sächsischen Staatsministeriums für Wirtschaft und Arbeit über die Gewährung von Wachstums- und Innovationsbeteiligungen/Beteiligungsähnlichen Finanzierungsformen durch die SBF Sächsische Beteiligungsfonds GmbH

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Risicokapitaal

Vorm van de steun: Risicokapitaal

Begrotingsmiddelen: 21 470 000 EUR

Looptijd: 1.1.2006-31.12.2006

Economische sectoren: Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit:

Sächsisches Staatsministerium für Wirtschaft und Arbeit

Wilhelm-Buck-Straße 2

D-01097 Dresden

Postanschrift:

Postfach 100329

D-01073 Dresden

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 212/2006

Lidstaat: Cyprus

Benaming: ΠΡΟΓΡΑΜΜΑ ΔΗΜΙΟΥΡΓΙΑΣ ΝΕΩΝ ΕΠΙΧΕΙΡΗΣΕΩΝ ΥΨΗΛΗΣ ΤΕΧΝΟΛΟΓΙΑΣ ΚΑΙ ΚΑΙΝΟΤΟΜΙΑΣ ΜΕΣΩ ΤΩΝ ΕΚΚΟΛΑΠΤΗΡΙΩΝ ΕΠΙΧΕΙΡΗΣΕΩΝ (Programme for the creation of new high tech and innovative enterprises through business incubators)

Rechtsgrondslag: Απόφαση του Υπουργικού Συμβουλίου με αριθ. 62.938 και ημερομηνία 5.12.2005 αντίγραφο της οποίας επισυνάπτεται

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Onderzoek en ontwikkeling

Kleine- en Middelgrote Ondernemingen

Vorm van de steun: Directe subsidie

Begrotingsmiddelen: 8 000 000 CYP

Maximale steunintensiteit: 75 %

Looptijd:

Economische sectoren: Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit: Υπουργείο εμπορίου, βιομηχανίας και τουρισμού (Ministry of Commerce, Industry and Tourism)

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 333/2006

Lidstaat: Duitsland

Regio: Nordrhein-Westfalen

Benaming: Technologie- und Innovationsprogramm NRW (TIP)

Rechtsgrondslag: Richtlinie über die Gewährung von Zuwendungen im Rahmen des Technologie- und Innovationsprogramm NRW (TIP) — RdErl. des Ministeriums für Innovation, Wissenschaft, Forschung und Technologie, der Staatskanzlei und des Ministeriums für Wirtschaft, Mittelstand und Energie

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Onderzoek en ontwikkeling

Vorm van de steun: Directe subsidie

Begrotingsmiddelen: 120 miljoen EUR per jaar

Maximale steunintensiteit: 75 %

Looptijd: 1.10.2006-30.9.2012

Economische sectoren: Alle sectoren

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit:

Ministerium für Innovation, Wissenschaft, Forschung und Technologie des Landes Nordrhein-Westfalen

Völklinger Str. 49

D-40221 Düsseldorf

Ministerium für Wirtschaft, Mittelstand und Energie des Landes NRW

Haroldstr. 4

D-40213 Düsseldorf

Staatskanzlei des Landes NRW

Stadttor 1

D-40219 Düsseldorf

NRW-Bank

Friedrichstr. 1

D-48145 Münster

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/

Datum van de beschikking:

Nummer van de steunmaatregel: N 334/2006

Lidstaat: Verenigd Koninkrijk

Benaming: Modification to the Regional Venture capital Funds (C 56/2000)

Rechtsgrondslag: Industrial Development Act 1982, Section 8

Type maatregel: Steunregeling

Doelstelling: Risicokapitaal

Vorm van de steun: Risicokapitaal

Begrotingsmiddelen: 74 475 000 GPB

Looptijd: 10 jaar

Economische sectoren: Alle sectoren

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/


6.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 214/5


STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN — ITALIË

Steunmaatregel nr. C 36/06 (ex NN 38/06) — Preferent elektriciteitstarief voor energie-intensieve bedrijfstakken in Italië

Uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag om opmerkingen te maken

(2006/C 214/03)

(Voor de EER relevante tekst)

De Commissie heeft Italië bij schrijven van 19 juli 2006, dat na deze samenvatting in de authentieke taal is weergegeven, in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van bovengenoemde steunmaatregel.

Belanghebbenden kunnen hun opmerkingen kenbaar maken door deze binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking te zenden aan:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie Staatssteun, SPA 3 6/05

B-1049 Brussel

Fax: (32-2) 296 12 42.

Deze opmerkingen zullen ter kennis van Italië worden gebracht. Een belanghebbende die opmerkingen maakt, kan, met opgave van redenen, schriftelijk verzoeken om vertrouwelijke behandeling van zijn identiteit.

SAMENVATTING

Bij artikel 11, lid 11, van het decreto-legge nr. 35 van 14 maart 2005, omgezet in wet nr. 80 van 14 mei 2005 (hierna „het decreto-legge” genoemd), heeft Italië de regelingen voor een preferent tarief voor energie-intensieve bedrijfstakken die al van kracht waren, tot 31 december 2010 verlengd. Deze verlenging is al van kracht geworden en is door Italië niet aangemeld.

De verlenging geldt voor twee maatregelen voor preferente elektriciteitstarieven voor energie-intensieve bedrijfstakken: de zogenaamde Terni-regeling en Alcoa.

1.   De Terni-regeling

1.1   Beschrijving van de steunmaatregel

In 1962 heeft Italië de activa van Societá Terni in de elektriciteitssector overgedragen aan het staatselektriciteitsbedrijf ENEL. In 1963 heeft de Italiaanse regering aan Societá Terni een preferent elektriciteitstarief voor de periode 1963-1992 verleend. De elektriciteit werd geleverd tegen kosten die overeenkwamen met wat Societá Terni zou hebben betaald als het eigenaar van de activa in de elektriciteitssector was gebleven.

In 1964 heeft de Italiaanse regering Societá Terni opgesplitst in drie aparte bedrijven, die nu de begunstigden van de maatregel zijn: Nuova Terni Industria Chimica, Cementir en Thyssen-Krupp Acciai Speciali Terni. In 1991 heeft Italië het preferente tarief voor deze begunstigden verlengd tot december 2007. In maart 2005 heeft Italië het preferente tarief voor deze begunstigden verlengd tot 2010. De kennisgeving heeft betrekking op deze laatste verlenging.

1.2   Beoordeling

De Italiaanse overheid heeft gesteld dat het preferente tarief voor Terni een compensatie is voor het verlies van haar activa in de elektriciteitssector in 1962. De Commissie betwijfelt of het preferente tarief het karakter van een schadevergoeding heeft. Dit geldt met name sinds 2004, toen de staat via Cassa Conguaglio, dat geen profijt heeft gehad van de overdracht van de activa, het beheer van de regeling heeft overgenomen van ENEL, dat wel van de overdracht van de activa heeft geprofiteerd.

Daarnaast vraagt de Commissie zich af of de Terni-regeling niet tot overcompensatie leidt. De Commissie betwijfelt of het preferente tarief 44 jaar na de overdracht van de activa in de elektriciteitssector aan ENEL nog steeds als schadevergoeding kan worden beschouwd.

Bovendien zou de maatregel een staatssteunmaatregel zijn omdat deze een economisch voordeel inhoudt, aangezien de productiekosten van de ontvanger daardoor dalen. Slechts drie bedrijven profiteren van de huidige regeling voor de preferente tarieven. De regeling wordt met overheidsgeld gefinancierd aangezien het besluit tot tariefsverlaging eenzijdig door de Italiaanse overheid wordt genomen en wordt gefinancierd door een parafiscale heffing die wordt betaald aan Cassa Conguaglio, een overheidsfonds. De maatregel dreigt de concurrentie te verstoren, omdat deze de financiële positie van de bedrijven versterkt, en zal naar alle waarschijnlijkheid gevolgen hebben voor de handel binnen de Gemeenschap omdat de producten van de betrokken bedrijven internationaal worden verhandeld.

De begunstigden van deze regeling zijn alle gevestigd in Umbrië, dat volgens de huidige regionale-steunkaart geen regio van artikel 87, lid 3, onder a), is. De steun kan derhalve niet worden gemotiveerd uit hoofde van de richtsnoeren voor regionale steun. Aangezien Italië geen andere motivering voor de steun aan deze installaties heeft gegeven, heeft de Commissie twijfels over de verenigbaarheid van de steun.

Ten slotte vraagt de Commissie zich af of de betaling van een schadevergoeding via het elektriciteitstarief het minst verstorende en meest transparante instrument is om een dergelijke betaling uit te voeren.

Bovendien kan de Commissie, zolang Italië niet de steun heeft teruggevorderd van ThyssenKrupp, dat heeft geprofiteerd van een steunmaatregel die door de Commissie in zaak C 49/98 onverenigbaar is verklaard, niet nagaan of er sprake is van accumulatie van steun voordat zij toestaat dat er nog enige andere steun aan dit bedrijf wordt betaald.

2.   Alcoa

2.1   Beschrijving van de steunmaatregel

De Europese Commissie heeft het preferente elektriciteitstarief voor Alcoa goedgekeurd bij besluit C 38/1992. Dit besluit was tot december 2005 van kracht. Bij dezelfde maatregel als voor de Terni-regeling heeft Italië het preferente tarief voor Alcoa tot 31 december 2010 verlengd. De kennisgeving heeft betrekking op deze verlenging.

2.2.   Beoordeling

De maatregel is staatssteun op dezelfde gronden als voor de Terni-regeling gelden.

Alcoa heeft twee vestigingen in Italië die aluminium produceren en momenteel van de steunmaatregel profiteren: één in Fusina (Venetië) en één op Sardinië.

De fabriek in Fusina

Fusina komt volgens de huidige regionale-steunkaart niet in aanmerking voor steun uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a). Daarom betwijfelt de Commissie of de steun op grond van de richtsnoeren voor regionale steun kan worden gemotiveerd en of de steun als verenigbaar kan worden beschouwd.

De fabriek in Sardinië

Sardinië komt volgens de huidige regionale-steunkaart in aanmerking voor steun uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a).

De Commissie betwijfelt echter of de hoge elektriciteitsprijzen op Sardinië een handicap voor de ontwikkeling van het eiland vormen. De informatie waarover de Commissie beschikt, wijst er integendeel op dat de elektriciteitsprijzen op Sardinië lager zijn dan in veel andere regio's van Italië.

Het is niet gebruikelijk dat de Commissie steunmaatregelen toestaat die voor slechts één bedrijf gelden, tenzij de lidstaat kan aantonen dat de regionale economie zeer sterk van dit bedrijf afhankelijk is en de maatregel nodig is om schokken voor de lokale economie te voorkomen. Italië heeft niet genoeg informatie verstrekt om een dergelijke bewering te onderbouwen.

Wat de richtsnoeren voor regionale steun betreft, betwijfelt de Commissie bovendien of aan de eisen voor de vrijstelling van punt 4.15 van de richtsnoeren ten aanzien van regio's van artikel 87, lid 3, onder a), wordt voldaan. De Commissie betwijfelt of de regeling voor de aanpassing van het preferente tarief voor Alcoa degressief is en of de maatregel, nu het bedrijf al elf jaar van het preferente tarief heeft geprofiteerd, als tijdelijk kan worden beschouwd.

Sardinië de is een „economisch ontwikkelingsgebied” in de zin van de Richtsnoeren van de Commissie inzake regionale steunmaatregelen voor 2007-2010 (1). De Commissie betwijfelt of deze regio in aanmerking komt voor een regeling voor exploitatiesteun die voornamelijk gedurende de looptijd van de nieuwe richtsnoeren voor regionale steun van kracht zal zijn.

De Commissie betwijfelt of de door Italië voorgestelde maatregel het minst verstorende instrument is voor de aanpak van het onderliggende probleem.

Het lijkt er dan ook op dat het preferente tarief voor Alcoa op Sardinië niet op basis van de richtsnoeren voor regionale steun kan worden goedgekeurd. Aangezien Italië geen andere mogelijke rechtsgrondslag voor de maatregel heeft aangegeven, lijkt goedkeuring op welke rechtsgrondslag dan ook moeilijk.

3.   Conclusie

Gelet op de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen te maken, met name wat betreft: 1) de vraag of de Terni-regeling het karakter van een schadevergoeding heeft en of deze schadevergoeding al volledig is betaald, 2) de omvang van de concurrentieverstoring die in verband met het preferente elektriciteitstarief en de regeling voor aanpassing daarvan op de productmarkten van de begunstigden van de Terni-regeling te verwachten valt, 3) de noodzaak van de steun voor de installatie van Alcoa op Sardinië en de vraag of de elektriciteitstarieven een handicap voor de regionale ontwikkeling van deze regio zijn, en 4) de mate van verstoring van de concurrentie die op de aluminiummarkt te verwachten valt.

TEKST VAN DE BRIEF

„La Commissione informa il governo italiano, che dopo aver esaminato le informazioni fornite dalle autorità italiane in merito all'aiuto in oggetto, ha deciso di avviare la procedura di cui all'articolo 88, paragrafo 2, del trattato CE.

1.   PROCEDURA

1)

Nell'ambito del caso N 587/05 “Tariffa agevolata per la fornitura di energia elettrica alle imprese ad alta intensità energetica localizzate in Sardegna”, la Commissione è venuta a conoscenza dell'articolo 11, comma 11, del decreto legge del 14 marzo 2005, n. 35, convertito in legge 14 maggio 2005, n. 80 (il decreto legge). Detto articolo prevede una proroga fino al 31 dicembre 2010 di due regimi di tariffe elettriche agevolate a favore di talune imprese ad alta intensità energetica. L'Italia ha già dato esecuzione a detta proroga senza notificarla.

2)

La Commissione ha chiesto informazioni alle autorità italiane il 23 dicembre 2005. In data 24 febbraio 2006 le autorità italiane hanno risposto alla richiesta di informazioni. Esse hanno fornito ulteriori informazioni concernenti la misura in questione rispettivamente il 2 marzo e il 27 aprile 2006.

2.   DESCRIZIONE DELLA MISURA

3)

L'articolo 11, comma 11, del decreto legge prevede la proroga fino al 31 dicembre 2010 di due regimi di tariffe elettriche agevolate che erano già applicati allorché il decreto legge è entrato in vigore.

4)

Un regime riguarda la tariffa agevolata concessa al produttore di alluminio Alcoa. L'altro regime è il cosiddetto regime Terni concernente un gruppo di imprese sorte dalla ex-società Terni: ThyssenKrupp Acciai Speciali Terni (ThyssenKrupp), che produce acciaio, Cementir, che produce cemento e Nova Terni Industria Chimica, che produce prodotti chimici.

5)

La decisione 148/04 dell'Autorità per l'energia elettrica ed il gas (Autorità dell'energia) ha incaricato Cassa Conguaglio, un fondo statale, di amministrare la tariffa agevolata. Cassa Conguaglio compensa direttamente i beneficiari dei costi dell'elettricità. La tariffa agevolata è finanziata mediante la componente A4 della tariffa elettrica. La componente A4 è versata alla Cassa Conguaglio del settore elettrico sotto forma di un prelievo parafiscale applicato alla generalità delle utenze di elettricità del mercato sia vincolato che libero in Italia.

6)

Il decreto legge prevede che le condizioni per la concessione della tariffa agevolata saranno identiche a quelle di cui fruivano i beneficiari alla fine del 2004. Inoltre prevede un aggiornamento annuo della tariffa agevolata da parte dell'Autorità per l'energia tenuto conto dei prezzi pagati per la fornitura di energia elettrica da imprese degli stessi settori industriali in Europa.

7)

Nel 2005 l'Autorità per l'energia ha deciso che la tariffa agevolata sarà aumentata annualmente sino a un massimo del 4 % unicamente in caso di incremento dei prezzi di riferimento annui sulle borse dell'energia di Francoforte e Amsterdam (2).

8)

La decisione 217/05 dell'Autorità dell'energia implementa gli articoli 11, comma 11 e 11, comma 13 del decreto legge. Tale decisione permetterà ad Alcoa ed agli altri beneficiari del regime di Terni di beneficiare per l'intero anno 2005 delle stesse tariffe preferenziali che sarebbero state applicate nel Dicembre 2004 se la decisione 217/05 non fosse entrata in vigore.

2.1.   Il regime Terni

9)

La società Terni è una società statale che produce energia elettrica e fabbrica acciaio, cemento e prodotti chimici. La maggior parte dell'energia elettrica prodotta era utilizzata per l'autoconsumo degli impianti di produzione. Nel 1962 (3) l'Italia ha trasferito le attività del ramo d'azienda elettrico della società Terni alla società pubblica ENEL.

10)

Nel 1963 il governo italiano ha concesso una tariffa agevolata per l'energia elettrica alla società Terni per il periodo 1963-1992 (4). La tariffa agevolata era destinata ad indennizzare la società Terni per la perdita delle attività suddette. L'energia elettrica era fornita al costo equivalente a quello che la società avrebbe dovuto pagare se avesse mantenuto il possesso delle sue attività del ramo elettrico.

11)

Nel 1964 il governo italiano ha suddiviso la società Terni in tre diverse società: Nuova Terni Industrie Chimiche, Cementir e Acciai Terni.

12)

Nel 1991 l'Italia ha prorogato al 31 dicembre 2007 (5) la tariffa agevolata accordata ai suddetti beneficiari. Tra le condizioni per la proroga del regime, la legge stabiliva la riduzione progressiva del quantitativo di energia elettrica fornito negli ultimi sei anni. La riduzione è stata prevista come segue:

Anno

GWh

MW

2001

1 620

270

2002

1 389

231

2003

1 157

193

2004

926

154

2005

694

116

2006

463

77

2007

231

39

13)

Tra il 1992 e il 1994 l'Italia ha privatizzato Nuova Terni Industrie Chimiche, Cementir e Acciai Terni, cedute rispettivamente a Norsk Hydro, Caltagirone e ThyssenKrupp.

14)

Attualmente l'energia elettrica fornita in base al regime Terni è suddivisa come segue: ThyssenKrupp 86 %, Nuova Terni Industrie Chimiche 10 % e Cementir 4 %.

15)

Ai sensi dell'articolo 11, comma 11, del decreto legge, l'Italia ha prorogato fino al 2010 la tariffa del regime Terni mantenendo le condizioni in vigore nel 2004. Detta proroga costituisce la misura oggetto della presente decisione.

2.2.   Tariffa agevolata concessa ad Alcoa

16)

La Commissione europea ha approvato la tariffa agevolata per l'energia elettrica concessa ad Alcoa nella sua decisione C 38/92 (6). Tale decisione era valida unicamente fino al 31 dicembre 2005.

17)

La tariffa agevolata applicata ad Alcoa era costituita di due parti:

una parte fissa comprendente una componente legata alla potenza impegnata e una componente associata ai consumi nelle diverse fasce orarie,

un sovrapprezzo variabile inizialmente applicato in misura ridotta e indicizzato ai prezzi dei combustibili.

18)

Il decreto legge ha cambiato il sistema di aggiornamento della tariffa agevolata concessa ad Alcoa. Dal 1o gennaio 2006 la tariffa agevolata è incrementata ogni anno in ragione degli aumenti di prezzo registrati nelle borse europee segnatamente di Amsterdam e di Francoforte, con un massimo del 4 % all'anno.

19)

Secondo le autorità italiane, la tariffa speciale garantisce la copertura dei costi variabili di produzione di elettricità con carbone e una parte dei costi fissi.

20)

Mediante lo stesso provvedimento del regime Terni, l'Italia ha prorogato la tariffa agevolata concessa ad Alcoa fino al 31 dicembre 2010. Detta proroga costituisce la misura oggetto della presente decisione. La proroga non è stata notificata e non rientra nella decisione C 38/92 che scadeva il 31 dicembre 2005.

21)

Attualmente Alcoa possiede due stabilimenti che fruiscono della tariffa agevolata: uno è situato a Fusina (Venezia) e l'altro in Sardegna.

3.   VALUTAZIONE PRELIMINARE DELLA MISURA

3.1.   Il regime Terni

La natura indennitaria della tariffa

22)

Le autorità italiane hanno sostenuto che la tariffa agevolata del regime Terni rappresenta un indennizzo per il trasferimento effettuato nel 1962 a favore di ENEL del ramo di azienda elettrico della società Terni. Alla società Terni era quindi stata concessa una tariffa agevolata fino al 1992.

23)

La Commissione nutre dubbi circa la tesi svolta dalle autorità italiane in merito alla funzione indennitaria della tariffa agevolata in relazione al trasferimento del ramo d'azienda elettrico della società Terni.

24)

Sarebbe difficile ammettere che il trasferimento del ramo di azienda elettrico in questione abbia configurato un'espropriazione in quanto all'epoca lo Stato era proprietario della società Terni e lo Stato non può autoespropriarsi. Di conseguenza è anche difficile ammettere che la tariffa agevolata sia il risultato di danni subiti come hanno sostenuto le autorità italiane, in quanto lo Stato ha agito nell'ambito della legge (7). La Commissione si chiede invece se non sia possibile considerare che il trasferimento dal ramo di azienda elettrico configurasse un caso di riorganizzazione dei cespiti finanziari dello Stato e quindi ritenere che la natura della tariffa agevolata non sia indennitaria.

25)

In ogni caso, anche accogliendo la tesi svolta dalle autorità italiane, non è chiaro che il regime Terni non determini una sovraccompensazione. Si potrebbe supporre che 30 anni rappresentino un termine ragionevole perché le società del regime Terni siano pienamente indennizzate per la perdita subita del ramo elettrico. Ciononostante, nel 1991 le autorità italiane hanno deciso di prorogare la tariffa agevolata fino al 2007. Una seconda proroga, questa volta fino al 2010, è stata disposta mediante l'articolo 11, comma 11, del decreto legge.

26)

Le autorità italiane non hanno fornito alla Commissione informazioni indicanti per quale ragione i beneficiari avrebbero diritto ad un ulteriore indennizzo, in particolare la ragione per cui nel 2005 la cessione del ramo di azienda elettrico ad ENEL non sia stata ancora interamente pagata. La Commissione dubita della necessità di ulteriori pagamenti 44 anni dopo il trasferimento del ramo di azienda elettrico ad ENEL.

27)

Inoltre, la natura della tariffa agevolata è cambiata nel 2004, quando ENEL ha cessato di amministrare il regime e lo Stato, attraverso la Cassa Conguaglio (8), che non beneficia del trasferimento del ramo di azienda elettrico in questione, ha assunto l'amministrazione della tariffa agevolata. Confermano tale posizione le sentenze pronunciate dai tribunali nazionali che riguardano il periodo durante il quale ENEL ha amministrato il regime e che hanno riconosciuto l'obbligo per ENEL di pagare la tariffa agevolata (9).

28)

Un argomento a favore per considerare la tariffa agevolata del regime di Terni come un aiuto di Stato è la decisione della Commissione 83/396/ECSC che espressamente escludeva i beneficiari del regime di Terni dall'approvazione. Questa esclusione fu oggetto del giudizio della Corte nel caso C 99/92 del 24 febbraio 1994 in cui la stessa Corte confermava che il regime di Terni non poteva beneficiare della decisione di approvazione 83/396/ECSC e confermava le precedenti decisioni della Cassa Conguaglio di non concedere la tariffa agevolata.

29)

Ai sensi dell'articolo 6 del regolamento (CE) n. 659/1999 del Consiglio, del 22 marzo 1999, recante modalità di applicazione dell'articolo 93 del trattato CE (10), la decisione di avvio del procedimento di indagine formale espone sinteticamente i punti di fatto e di diritto pertinenti, contiene una valutazione preliminare della Commissione relativa al carattere di aiuto della misura prevista ed espone i dubbi attinenti alla sua compatibilità con il mercato comune.

Esistenza di aiuto ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE

30)

Ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE, “sono incompatibili con il mercato comune, nella misura in cui incidano sugli scambi tra Stati membri, gli aiuti concessi dagli Stati, ovvero mediante risorse statali, sotto qualsiasi forma che, favorendo talune imprese o talune produzioni, falsino o minaccino di falsare la concorrenza”.

31)

Il primo elemento costitutivo dell'articolo 87, paragrafo 1, che la Commissione deve valutare è se la misura rechi un vantaggio selettivo. La riduzione della tariffa dell'elettricità costituisce un vantaggio economico in quanto riduce i costi di produzione dei beneficiari. Inoltre, le tariffe agevolate del regime Terni avvantaggiano inizialmente un gruppo di beneficiari in particolare tre: Cementir, Nuova Terni Industrie Chimiche e ThyssenKrupp.

32)

Quanto alla seconda condizione, affinché sia considerata aiuto di Stato, occorre che la misura sia concessa direttamente o indirettamente mediante risorse statali e sia imputabile allo Stato. Nella fattispecie, la decisione relativa alla riduzione della tariffa è adottata unilateralmente dalle autorità italiane. È finanziata mediante un prelievo parafiscale versato da tutti gli utenti di elettricità in Italia alla Cassa Conguaglio, un fondo pubblico gestito dallo Stato. Pertanto l'aiuto è finanziato mediante risorse statali.

33)

In base alla terza e alla quarta condizione dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE, l'aiuto deve falsare o minacciare di falsare la concorrenza e incidere o essere di natura tale da incidere sugli scambi tra Stati membri. Nella fattispecie, le misure minacciano di falsare la concorrenza in quanto rafforzano la posizione finanziaria delle società che beneficerebbero di una riduzione dei costi rispetto ai loro concorrenti che non fruiscono dell'aiuto. Inoltre, dato che i prodotti delle imprese in questione (cemento, prodotti chimici e acciaio) sono oggetto di scambi sui mercati mondiali, le misure in questione possono incidere sugli scambi intracomunitari.

34)

Per le ragioni suddette, la tariffa agevolata prevista dal regime Terni di cui all'articolo 11, comma 11, del decreto legge è vietata ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE e può essere considerata compatibile con il mercato unicamente se può beneficiare di una delle esenzioni previste nel trattato.

35)

Dato che l'articolo 11, comma 11, del decreto legge non è stato notificato alla Commissione, l'aiuto è da considerarsi illegale ai sensi dell'articolo 1, lettera f), del succitato regolamento (CE) n. 659/1999.

Compatibilità

36)

La riduzione della tariffa dell'energia elettrica costituisce un aiuto al funzionamento e di norma è vietata. In casi eccezionali gli aiuti al funzionamento possono essere concessi in regioni ammissibili in virtù della deroga di cui all'articolo 87, paragrafo 3, lettera a), del trattato.

37)

I beneficiari del regime in questione sono tutti ubicati in Umbria, regione che non è ammissibile ad aiuti ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 3, lettera a), nell'attuale carta degli aiuti regionali dell'Italia. Pertanto l'aiuto non può essere giustificato in base agli orientamenti sugli aiuti di Stato a finalità regionale (orientamenti aiuti regionali) (11). Dato che l'Italia non è riuscita ad individuare altre giustificazioni per la proroga del regime in causa, la Commissione dubita della compatibilità della misura.

La giurisprudenza Deggendorf

38)

Secondo le autorità italiane, uno dei beneficiari del regime Terni, ThyssenKrupp, ha beneficiato di aiuti dichiarati illegali e incompatibili dalla Commissione nella causa C-49/98 il 29 novembre 2000 (12). La Commissione non è al corrente del rimborso dell'aiuto da parte di ThyssenKrupp e non è in grado di valutare gli effetti del cumulo di aiuti. Di conseguenza, la Commissione ritiene che detta società non possa fruire di ulteriori aiuti fintanto ché non sia stato recuperato dall'Italia il precedente aiuto incompatibile.

Scelta dello strumento meno distorsivo

39)

La Commissione dubita che il pagamento di un indennizzo attraverso la tariffa dell'energia elettrica sia lo strumento meno distorsivo e più trasparente per effettuare siffatto pagamento.

3.2.   Tariffa agevolata concessa ad Alcoa

Esistenza di aiuto ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE

40)

Le autorità italiane hanno sostenuto che l'estensione della tariffa agevolata ad Alcoa non costituisce aiuto di Stato.

41)

Nella causa C-38/92, la Commissione ha deciso che la tariffa agevolata concessa ad Alcoa non costituiva aiuto di Stato. Tuttavia la normativa allora in vigore e le condizioni di mercato esistenti all'epoca erano alquanto diverse da quelle prevalenti nel 2006. Tra l'altro il mercato dell'elettricità è stato ora liberalizzato e la Cassa Conguaglio amministra il regime Terni.

42)

Dato che non sussistono più le condizioni esistenti all'epoca della decisione C-38/92, la Commissione ha l'obbligo di riesaminare l'esistenza dell'aiuto di Stato con riguardo alla tariffa agevolata di Alcoa alla luce delle attuali circostanze.

43)

La riduzione della tariffa dell'energia elettrica costituisce un notevole vantaggio economico dal momento che la maggior parte dei costi di produzione nella fabbricazione di alluminio è rappresentata dall'energia (13).

44)

La decisione relativa alla riduzione della tariffa dell'energia elettrica è adottata unilateralmente dalle autorità italiane. È finanziata mediante un prelievo parafiscale versato da tutti i consumatori di elettricità in Italia alla Cassa Conguaglio, fondo pubblico gestito dallo Stato. Pertanto la misura è finanziata mediante risorse statali.

45)

La misura minaccia di alterare la concorrenza in quanto rafforza la posizione finanziaria di Alcoa che fruisce di una riduzione dei costi rispetto ai suoi concorrenti che non beneficiano dell'aiuto. Inoltre, dato che l'alluminio è oggetto di scambi sui mercati mondiali, la tariffa agevolata può incidere sugli scambi intracomunitari.

46)

Per le ragioni suddette la Commissione ritiene che la tariffa agevolata concessa ad Alcoa descritta all'articolo 11, comma 11, del decreto legge ricada nel divieto di cui all'articolo 87, paragrafo 1, del trattato CE e possa essere considerata compatibile con il mercato comune unicamente se può beneficiare di una delle esenzioni previste nel trattato.

47)

L'articolo 11, comma 11, del decreto legge non è stato notificato alla Commissione. Pertanto la misura è da considerarsi illegale ai sensi dell'articolo 1, lettera f), del regolamento (CE) n. 659/1999. Le precedenti conclusioni della Commissione nel caso C-38/92, ossia che la tariffa agevolata per Alcoa non costituiva un aiuto esistente, non permettono di considerarlo come un aiuto esistente. L'approvazione della Commissione è limitata nel tempo, proprio perché è basata su una valutazione economica delle circostanze esistenti in quel dato momento. Pertanto, ciò non può esser invocato per coprire l'estensione della misura prevista dal decreto-legge.

Compatibilità

3.2.1.   Lo stabilimento di Fusina

48)

Come spiegato sopra, la riduzione della tariffa dell'energia elettrica costituisce un aiuto al funzionamento e in quanto tale di norma è vietata. In casi eccezionali l'aiuto al funzionamento può essere concesso in regioni ammissibili in virtù della deroga di cui all'articolo 87, paragrafo 3, lettera a), del trattato CE.

49)

Fusina, nella carta attuale degli aiuti regionali, non è ammissibile ad aiuti ai sensi dell'articolo 87, paragrafo 3, lettera a). Pertanto l'aiuto non può essere giustificato in base agli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale. Giacché l'Italia non è riuscita ad individuare altre giustificazioni per la proroga del regime di cui trattasi, la Commissione dubita della compatibilità della misura.

3.2.2.   Lo stabilimento in Sardegna

50)

Nelle loro risposte, le autorità italiane hanno sostenuto che se la tariffa agevolata concessa al Alcoa dovesse essere considerata aiuto di Stato, sarebbe compatibile in base agli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale.

51)

Come già spiegato, la riduzione della tariffa dell'energia elettrica costituisce un aiuto al funzionamento che è una delle forme più distorsive di aiuto ed in quanto tale di norma è vietato. Tuttavia in casi eccezionali gli aiuti al funzionamento possono essere concessi allorché l'aiuto all'investimento non sia sufficiente a innescare un processo di sviluppo regionale, nel caso in cui gli svantaggi strutturali della regione siano troppo elevati. L'aiuto al funzionamento può essere concesso in regioni ammissibili in virtù della deroga di cui all'articolo 87, paragrafo 3, lettera a), in base alle condizioni enunciate al punto 4.15 degli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale. La Sardegna, nell'attuale carta degli aiuti regionali, può beneficare di aiuti in virtù dell'articolo 87, paragrafo 3, lettera a).

Dubbi sulla finalità regionale dell'aiuto

52)

Innanzitutto la Commissione fa presente che secondo i principi generali del diritto, le eccezioni devono essere interpretate restrittivamente. Affinché un aiuto al funzionamento possa essere concesso ai sensi degli orientamenti sugli aiuti di Stato a finalità regionale al punto 4.15 occorre che lo Stato membro dimostri l'esistenza degli svantaggi e ne quantifichi l'importanza.

53)

Le autorità italiane insistono sul fatto che i prezzi elevati dell'energia elettrica in Sardegna rappresentano uno svantaggio per lo sviluppo dell'isola. Tuttavia, da un primo esame della questione, per quanto concerne i prezzi medi dell'elettricità quotati sull'IPEX (la borsa dell'energia italiana), sembra che i prezzi medi dell'energia elettrica in Sardegna siano inferiori a quelli di molte regioni d'Italia (14).

54)

Le autorità italiane sostengono che i prezzi quotati sull'Ipex non possono esser utilizzati come riferimento per le differenze nei prezzi dell'elettricità tra la Sardegna e le altre regioni d'Italia. Tuttavia, nell'indagine conoscitiva sullo stato della liberalizzazione dei settori dell'energia elettrica e del gas naturale (15), l'Autorità Garante per la Concorrenza e per il Mercato e l'Autorità per l'energia elettrica hanno stabilito che “poiché il bene scambiato nel mercato organizzato e con contratti bilaterali è omogeneo, i prezzi dei contratti bilaterali e quelli di borsa sono tra di loro connessi. Innanzi tutto, poiché i clienti possono acquistare anche nel mercato organizzato, i prezzi dei contratti bilaterali sono determinati in funzione della curva dei prezzi attesi di borsa (cosiddetta curva forward dei prezzi); inoltre, poiché il contratto bilaterale consente al cliente di stabilizzare il prezzo su un orizzonte temporale predefinito, la valorizzazione dell'energia elettrica nei contratti bilaterali include anche la copertura dal rischio connesso alla volatilità del prezzo”.

55)

Inoltre, avrebbe significato economico che, se la principale ragione per la differenza di prezzi tra la Sardegna e il resto dell'Italia fosse la mancanza di connessioni energetiche, tale differenza si mostrerebbe così come sull'Ipex anche sul mercato dei contratti bilaterali over the counter (OTC). Perciò la Commissione ritiene che l'uso dell'Ipex per valutare la differenza del prezzo dell'energia tra la Sardegna e le altre regioni d'Italia potrebbe avere significato economico.

56)

Per quanto riguarda i prezzi medi specifici applicati alle imprese ad alta intensità energetica, le autorità italiane hanno spiegato che tali prezzi sono negoziati bilateralmente tra i produttori e i distributori di energia elettrica e che non sono quotati pubblicamente. Pertanto, le autorità italiane sostengono che non possono fornire i prezzi dell'energia elettrica pagati dagli utenti ad alta intensità energetica situati in altre regioni italiane.

57)

In assenza di siffatta informazione la Commissione non può valutare se Alcoa in Sardegna attualmente paghi per l'energia prezzi più elevati di quelli pagati dalle imprese ad alta intensità energetica ubicate nel resto d'Italia.

58)

Le autorità italiane insistono invece sulla comparazione dei prezzi pagati da Alcoa in base alla tariffa agevolata con i prezzi pagati dai concorrenti europei secondo i prezzi che figurano nello studio del CRU Aluminium Smelter Power Tariffs  (16).

59)

Innanzitutto, siffatta comparazione avrebbe dovuto essere effettuata tra il prezzo di mercato che Alcoa dovrebbe pagare e il prezzo medio ponderato pagato dai produttori europei di alluminio. Le autorità italiane sostengono invece di aver raffrontato la tariffa agevolata al prezzo medio pagato dai produttori europei di alluminio (17). Inoltre, qualora l'aiuto si prefigga di superare uno svantaggio regionale, anche il raffronto avrebbe dovuto essere regionale, quindi tra i prezzi praticati in Sardegna e quelli praticati nel resto d'Italia.

60)

Le informazioni di cui dispone la Commissione sembrano confermare la tesi secondo cui i prezzi dell'energia elettrica in Sardegna per le industrie ad alta intensità energetica, e quindi anche per Alcoa, sono simili se non inferiori a quelli pagati nel resto d'Italia.

61)

Dalle informazioni disponibili alla Commissione si capisce che la situazione attuale in Sardegna non solo è di sovraccapacità, ma anche di eccedenza di generazione di energia elettrica. Nel 2004 il 5,4 % dell'energia elettrica prodotta in Sardegna non ha trovato un consumatore dell'isola disposto a pagarne il prezzo (18). L'eccesso di produzione di energia elettrica è in parte provocato dai nuovi generatori attualmente installati, tra cui lo stabilimento a ciclo combinato di gassificazione che utilizza residui di petrolio a Sarroch. La costruzione della nuova centrale che utilizzerà il carbone delle miniere del Sulcis non farà che aumentare la sovraccapacità e l'eccesso di produzione. A siffatta sovraccapacità si troverà una soluzione soltanto quando i generatori di energia elettrica saranno autorizzati ad esportare l'elettricità da essi prodotta attraverso la nuova interconnessione nel 2010 (“SAPEI” — 100 MW — diretto dalla Sardegna all'Italia continentale).

62)

La sovraccapacità e l'eccesso di produzione di energia elettrica possono unicamente fungere da incentivo per i generatori a vendere energia elettrica al prezzo più basso possibile fino al 2010. Tenuto conto del forte potere di contrattazione di Alcoa, che consuma il 20 % dell'energia elettrica prodotta in Sardegna (19), si può prevedere che l'energia elettrica fornita ad Alcoa provenga da alcuni dei più efficienti generatori di energia in Sardegna (20) e che il prezzo di mercato che Alcoa avrebbe dovuto pagare sia inferiore a quello praticato in altre località in Italia.

63)

Inoltre, anche se i prezzi dell'energia elettrica in Sardegna fossero più elevati di quelli praticati nel resto d'Italia, le autorità italiane non hanno sufficientemente spiegato per quale motivo rappresentino un ostacolo allo sviluppo regionale dell'isola né in che modo la regione si svilupperà grazie alla tariffa agevolata.

64)

Nel paragrafo 32 del caso C 34/02, la Commissione non aveva accettato che la mancanza di connessioni energetiche in Sardegna potesse costituire un handicap per lo sviluppo delle PMI della regione. Dal 2002, quando la Commissione aveva valutato l'handicap, la regione ha sperimentato una crescita economica al punto che essa è attualmente considerata come una regione a sviluppo economico in base agli Orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale per il periodo 2007-2013. Pertanto, se la mancanza di maggiori connessioni energetiche con la terraferma non era stato considerato a quel tempo un handicap per lo sviluppo della regione, a maggior ragione non si può ritenere che costituisca un handicap oggi.

65)

La Commissione dubita che i prezzi dell'energia elettrica siano uno svantaggio regionale e quindi dubita della necessità della misura. Infatti la misura non sembra perseguire un obiettivo di sviluppo regionale; si tratta invece di un aiuto accordato ad un produttore di alluminio, più precisamente ad Alcoa.

L'aiuto non è proporzionale

66)

Ai sensi del punto 4.15 degli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale gli aiuti devono essere giustificati in funzione del loro contributo allo sviluppo regionale e della loro natura e il loro livello deve essere proporzionale agli svantaggi che intendono compensare.

67)

La Commissione dubita che le tariffe agevolate fissate dall'Autorità per l'energia per il 2005 siano proporzionali agli svantaggi che, secondo quanto affermato dalle autorità italiane, intendono compensare.

68)

Come spiegato sopra, la tariffa agevolata concessa ad Alcoa è costituita di due parti. La parte fissa non è stata stabilita sulla base di uno svantaggio regionale e non tiene conto dei prezzi dell'energia elettrica in Sardegna rispetto al resto d'Italia, né dei prezzi rispetto al resto d'Europa.

69)

Il sistema di aggiornamento della tariffa agevolata concessa ad Alcoa si basa sul raffronto con i prezzi di riferimento praticati sulle borse di Francoforte e di Amsterdam mentre, come spiegato sopra, l'aggiornamento dovrebbe essere effettuato rispetto ai prezzi praticati nel resto d'Italia.

70)

La Commissione teme che l'approccio adottato dalle autorità italiane per calcolare la tariffa agevolata possa costituire una sovraccompensazione e dubita che l'aiuto sia proporzionale allo svantaggio regionale che l'Italia intende compensare.

L'aiuto non è decrescente

71)

Ai sensi del punto 4.17 degli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale, gli aiuti al funzionamento devono essere limitati nel tempo e decrescenti.

72)

Contrariamente a quanto sostenuto dalle autorità italiane, l'aiuto non può essere considerato decrescente. La tariffa agevolata concessa ad Alcoa aumenterà sino a un massimo del 4 % quando aumenteranno i prezzi di riferimento sulle borse dell'energia elettrica di Amsterdam e di Francoforte.

73)

Pertanto, quando i prezzi di riferimento delle borse dell'energia elettrica di Amsterdam e di Francoforte registrano un aumento superiore al 4 %, la tariffa agevolata aumenterà meno dei prezzi di riferimento e l'aiuto aumenterà. Dalle informazioni disponibili alla Commissione (21) risulta che i prezzi forward dell'energia elettrica per l'intero anno 2006 in Belgio, Francia, Germania, Paesi Bassi e Regno Unito sono aumentati perlomeno del 20 % (22). Quando l'incremento annuo della media ponderata dei prezzi di riferimento è inferiore al 4 %, la tariffa agevolata aumenterà unicamente dello stesso importo e l'aiuto rimarrà inalterato. Vi sarà una riduzione garantita dell'aiuto soltanto in caso di diminuzione della media ponderata dei prezzi di riferimento sulle borse dell'energia elettrica di Amsterdam e di Francoforte.

La misura non è transitoria

74)

La Commissione non può ritenere che la misura sia transitoria giacché la tariffa agevolata concessa ad Alcoa è in vigore dal 1994. Poiché per prassi consolidata la Commissione non autorizza aiuti al funzionamento per più di cinque anni, la Commissione non può autorizzare la proroga di un regime che è in vigore ormai da 11 anni.

Orientamenti in materia di aiuti a finalità regionale per il periodo 2007-2013

75)

La tariffa agevolata concessa ad Alcoa sarà in vigore durante il periodo di applicazione degli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale per il periodo 2007-2013 (23). Poiché negli ultimi anni l'economia sarda è cresciuta, la Sardegna è considerata “una regione a sviluppo economico” ai fini degli orientamenti della Commissione in materia di aiuti di Stato a finalità regionale per il periodo 2007-2013. Ciò significa che alla data del 31 dicembre 2006 la Sardegna cesserà di essere ammissibile alle forcelle più elevate di aiuto autorizzate per le regioni ex-articolo 87, paragrafo 3, lettera a), e potrà invece beneficiare della deroga di cui all'articolo 87, paragrafo 3, lettera c). Dato che la possibilità di concedere aiuti al funzionamento è prevista unicamente per le regioni ex-articolo 87, paragrafo 3, lettera a), ciò significa che la Sardegna non potrà più concedere aiuti al funzionamento.

76)

Poiché gli orientamenti suddetti prevedono un periodo transitorio di due anni per l'eliminazione lineare e graduale dei regimi di aiuti al funzionamento esistenti, non sembrerebbe appropriato permettere l'adozione di nuove misure di aiuto al funzionamento per pochi mesi per poi eliminarle, in particolare qualora il regime di aiuti al funzionamento alteri la concorrenza, come nella fattispecie, tenuto conto di tutti i dubbi formulati. Pertanto la Commissione dubita che la regione possa essere ammissibile ad un regime di aiuti al funzionamento che sarà prevalentemente in vigore in base agli orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale per il periodo 2007-2013.

Dubbi sulla compatibilità dell'aiuto

77)

La Commissione dubita quindi che gli orientamenti in materia di aiuti regionali non siano una base valida per autorizzare la misura in questione. La Commissione, inoltre, dubita che la misura possa beneficiare di una deroga al divieto degli aiuti di Stato di cui all'articolo 87, paragrafo 1, per qualsiasi altro motivo e l'Italia non è riuscita a individuare nessun altro possibile motivo. Pertanto la Commissione dubita della compatibilità dell'aiuto con il mercato comune.

Scelta dello strumento meno distorsivo della concorrenza

78)

La Commissione dubita che la misura proposta dall'Italia mediante la concessione di aiuti sotto forma di una tariffa agevolata per l'energia elettrica, sia lo strumento meno distorsivo per risolvere i problemi di Alcoa.

4.   CONCLUSIONE

79)

La presente decisione della Commissione riguarda la misura di aiuto di Stato basata sull'articolo 11, comma 11, del decreto legge del 14 marzo 2005, n. 35, convertito in legge 14 maggio 2005, n. 80 e sulle delibere 148/04 e 217/05 dell'Autorità dell'Energia, solo per la parte applicabile alle industrie ad alta intensità energetica beneficiarie.

80)

Ciò premesso, la Commissione, nel quadro della procedura di cui all'articolo 88, paragrafo 2, del trattato CE, invita l'Italia a trasmetterle eventuali osservazioni e a fornirle qualsiasi informazione che possa essere utile ai fini della valutazione dell'aiuto entro un mese dalla data di ricezione della presente. La Commissione invita le autorità italiane a trasmettere senza indugio copia della presente lettera al potenziale beneficiario dell'aiuto.

81)

La Commissione desidera richiamare all'attenzione del governo italiano che l'articolo 88, paragrafo 3, del trattato CE ha effetto sospensivo e che in forza dell'articolo 14 del regolamento (CE) n. 659/1999, essa può imporre allo Stato membro di recuperare un aiuto illegalmente concesso presso il beneficiario.

82)

La Commissione comunica al governo italiano che informerà gli interessati attraverso la pubblicazione della presente lettera e una sintesi della stessa nella Gazzetta ufficiale dell'Unione europea. Informerà inoltre gli interessati nei paesi EFTA firmatari dell'accordo SEE, attraverso la pubblicazione di un avviso nel supplemento SEE della Gazzetta ufficiale e informerà infine l'Autorità di vigilanza EFTA inviando copia della presente. Tutti gli interessati anzidetti saranno invitati a presentare osservazioni entro un mese dalla data di detta pubblicazione.”


(1)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(2)  Decisione 217/05 dell'Autorità per l'energia, disponibile sul sito:

http://www.autorita.energia.it/docs/05/217-05.htm

(3)  Legge del 6 dicembre 1962, n. 1643.

(4)  Decreto del Presidente della Repubblica del 21 agosto 1963, n. 1185.

(5)  Legge del 9 gennaio 1991, n. 9.

(6)  GU C 288 dell'1.11.1996, p. 4.

(7)  Le autorità italiane hanno invocato la causa C 106-120/87 in cui la Corte ha affermato che “il risarcimento che le autorità nazionali siano condannate a pagare a dei singoli per il danno loro arrecato non costituisce un aiuto ai sensi degli articoli 92 e 93 del trattato CEE”. La Commissione dubita che tale causa sia rilevante ai fini della situazione nella fattispecie dato che i tribunali nazionali non hanno mai riconosciuto danni ai beneficiari del regime Terni. A sostegno della loro tesi le autorità italiane hanno anche invocato la causa C-240/83, nella quale la Corte ha affermato che “nella fattispecie si tratta non di aiuti ai sensi degli articoli 92 e seguenti del trattato CEE, ma della contropartita delle prestazioni effettuate dalle imprese di raccolta o di eliminazione”. Tuttavia ciò non sembra applicarsi al regime Terni in quanto concerne una contropartita per servizi forniti.

(8)  Delibera 148/04 dell'Autorità per l'energia.

(9)  Cassazione, 21 novembre 2003, n. 17686 e Consiglio di Stato, sezione VI, 21 aprile 2005, n. 605. Tali cause riguardano il periodo in cui ENEL amministrava ancora il regime.

(10)  GU L 83 del 27.3.1999, pag. 1.

(11)  GU C 74 del 10.3.1998, pag. 4.

(12)  GU L 43 del 15.2.2000, pag. 1.

(13)  Il consumo di energia costituisce in media il 45 % dei costi di trasformazione dell'alluminio in metallo liquido secondo lo studio Aluminium Smelter Power Tariffs pubblicato da Commodity Research Unit International (CRU), disponibile sul sito:

http://www.aluminium.crugroup.com/smelter_tariffs.htm (dati forniti dalle autorità italiane).

(14)  I prezzi medi del mercato del giorno prima dell'IPEX sono disponibili sul sito:

http://www.mercatoelettrico.org/GmeWebInglese/Default.aspx

(15)  Indagine conoscitiva sullo stato della liberalizzazione dei settori dell'energia elettrica e del gas naturale. Autorità Garante della concorrenza e del mercato, Autorità per l'energia elettrica e il gas, pag. 137. Consultabile sul sito internet:

http://www.autorita.energia.it/pubblicazioni/IC22.pdf

(16)  Aluminium Smelter Power Tariffs, op. cit.

(17)  L'approccio delle autorità italiane nella loro risposta è spiegato anche nel documento „Formazione di provvedimenti in materia di tariffe speciali dell'energia elettrica in attuazione delle disposizioni di cui all'articolo 11 del decreto legge 14 marzo 2005, n. 35, convertito con modificazioni nella legge 14 maggio 2005, n. 80”, pag. 7. Disponibile sul sito:

http://www.autorita.energia.it/docs/dc/dc_050919.pdf.

(18)  Studio di fattibilità Progetto Integrato Miniera Centrale, parte III, allegato 3.4.4, a cura di Sotacarbo, pag. 1. Disponibile sul sito:

http://www.regione.sardegna.it/documenti/1_46_20051130103748.pdf.

Gli stessi dati si trovano anche nel Piano energetico ambientale regionale, pag. 14.

(19)  Studio di Fattibilità Progetto Integrato Miniera Centrale, parte III, revisione 1 del 28 maggio 2004, a cura di Sotacarbo, pagg. 1-9. Disponibile sul sito:

http://www.regione.sardegna.it/documenti/1_46_20051130102937.pdf

(20)  La regione di Portovesme ha due generatori: uno che utilizza una caldaia con letto fluido circolante alimentata a carbone (340 MW) e l'altra che utilizza un misto di petrolio e carbone per produrre energia elettrica (250 MW). Informazioni tratte da “Piano energetico ambientale regionale — Sintesi della proposta”. Disponibile sul sito:

http://www.regione.sardegna.it/documenti/1_46_20051129115234.pdf

(21)  Informazioni fornite da un terzo interessato che ha presentato reclamo nella causa C-13/06, in relazione al meccanismo di aggiornamento della decisione 217/05 dell'Autorità per l'energia la quale stabilisce il meccanismo di aggiornamento per il regime Terni, Alcoa e per i beneficiari dell'articolo 11, comma 12, del decreto legge.

(22)  Platts Forward Assessments.

(23)  Orientamenti in materia di aiuti di Stato a finalità regionale per il periodo 2007-2013 (GU C 54 del 4.3.2006, pag. 13).


6.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 214/14


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van siliciummangaan uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne

(2006/C 214/04)

De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (2). Volgens deze klacht lijden de EG-producenten aanmerkelijke schade door de invoer met dumping van siliciummangaan uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne („de betrokken landen”).

1.   Klacht

De klacht werd op 24 juli 2006 ingediend door het „Comité de Liaison des Industries de Ferro-Alliages (EUROALLIAGES)” („de klager”) namens producenten die goed zijn voor een groot deel — in dit geval meer dan 50 % — van de totale productie van siliciummangaan in de Gemeenschap.

2.   Product

De klacht heeft betrekking op siliciummangaan (waaronder ferrosilicomangaan) uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne („het desbetreffende product”), dat doorgaans wordt aangegeven onder de GN-codes 7202 30 00 en ex 8111 00 11. De GN-codes zijn slechts ter informatie vermeld.

3.   Dumping

De bewering dat het desbetreffende product met dumping uit Oekraïne wordt ingevoerd is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde (de binnenlandse prijzen) van dit product met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap.

Gelet op artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de indiener van de klacht de normale waarde voor de Volksrepubliek China en Kazachstan vastgesteld aan de hand van de prijs in een derde land met een markteconomie, genoemd onder punt 5.1 d) van dit bericht. De bewering dat het desbetreffende product met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de aldus berekende normale waarde met de prijzen van het desbetreffende product bij uitvoer naar de Gemeenschap.

De aldus vastgestelde dumpingmarges zijn aanzienlijk voor alle genoemde exportlanden.

4.   Schade

De indiener van de klacht heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het desbetreffende product uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne zowel absoluut als in termen van marktaandeel gestegen is.

De hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het desbetreffende product wordt ingevoerd, zouden, onder meer, een ongunstige invloed hebben gehad op het marktaandeel en het verkoopvolume van de EG-producenten, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van deze producenten aanzienlijk zijn verslechterd en arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan.

5.   Procedure

Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de klacht door of namens de EG-producenten is ingediend en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden. De Commissie opent derhalve een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

5.1.   Procedure voor het vaststellen van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het desbetreffende product uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade is ontstaan.

a)   Steekproef

Daar kennelijk een groot aantal bedrijven bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, van een steekproef gebruikmaken.

i)   Steekproef van producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Om de noodzaak van een steekproef te kunnen beoordelen en — zo nodig — een steekproef te kunnen samenstellen, worden alle producenten/exporteurs of hun vertegenwoordigers verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de onderstaande informatie over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken binnen de onder punt 6, onder b), i), vermelde termijn en op de onder punt 7 beschreven wijze:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de hoeveelheid (in ton) van het desbetreffende product die in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, en de waarde ervan in plaatselijke valuta;

de hoeveelheid (in ton) van het desbetreffende product die in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 op de binnenlandse markt is verkocht, en de waarde ervan in plaatselijke valuta;

of het bedrijf van plan is om een individuele dumpingmarge (3) te verzoeken (alleen producenten kunnen hierom verzoeken);

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met de productie van het desbetreffende product;

de naam van alle verbonden bedrijven (4) die bij de productie en/of de verkoop (in binnen- en/of buitenland) van het desbetreffende product betrokken zijn, en een nauwkeurige beschrijving van hun activiteiten;

alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft het bedrijf te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit dat het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking aan het onderzoek te hebben verleend. De gevolgen hiervan zijn vermeld onder punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten/exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van het exporterende land en met alle bekende organisaties van producenten/exporteurs.

ii)   Steekproef van importeurs

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is gebruik te maken van een steekproef en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, binnen de onder punt 6 b) i) vermelde termijn en op de onder punt 7 vermelde wijze contact met haar op te nemen en haar de volgende gegevens over hun bedrijf of bedrijven te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en naam van een contactpersoon;

de totale omzet van het bedrijf in euro's in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006;

het totale aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van het bedrijf in verband met het desbetreffende product;

de hoeveelheid (ton) van het desbetreffende product uit de Volksrepubliek China, Kazachstan en Oekraïne die in de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van die verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van alle verbonden bedrijven (5) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop (in binnen- en buitenland) van het desbetreffende product;

alle andere gegevens die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft het bedrijf te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Indien het bedrijf in de steekproef wordt opgenomen, betekent dit dat het een vragenlijst moet beantwoorden en dat de antwoorden ter plaatse zullen worden gecontroleerd. Indien het bedrijf zich niet bereid verklaart in de steekproef te worden opgenomen, wordt het geacht geen medewerking aan het onderzoek te hebben verleend. De gevolgen hiervan zijn vermeld onder punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig heeft, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de haar bekende organisaties van importeurs.

iii)   Definitieve samenstelling van de steekproeven

Op- of aanmerkingen over de samenstelling van de steekproeven moeten binnen de in punt 6 b) ii) vermelde termijn worden toegezonden.

De Commissie zal de steekproeven definitief samenstellen na de bedrijven te hebben geraadpleegd die zich bereid hebben verklaard daarin te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen bedrijven moeten binnen de in punt 6 b) iii) vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking verlenen bij het onderzoek.

Indien geen voldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen, overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie ook punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, aan organisaties van producenten in de Gemeenschap, aan de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan de producenten/exporteurs in Kazachstan en Oekraïne, aan organisaties van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan de organisaties van in de klacht genoemde importeurs alsook aan de autoriteiten van de betrokken exportlanden.

i)   Producenten/exporteurs in Oekraïne en Kazachstan

Deze dienen zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn per fax contact met de Commissie op te nemen om te vernemen of zij in de klacht zijn genoemd, zodat zij zo nodig een vragenlijst kunnen aanvragen. Er wordt op gewezen dat de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

ii)   Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die om de vaststelling van een individuele dumpingmarge verzoeken

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China die, overeenkomstig artikel 17, lid 3, en artikel 9, lid 6, van de basisverordening, voor een individuele dumpingmarge in aanmerking wensen te komen, moeten binnen de onder punt 6 a) ii) vermelde termijn een volledig ingevulde vragenlijst inzenden. Deze vragenlijst moet binnen de onder punt 6 a) i) vermelde termijn worden aangevraagd. Ook als de Commissie een steekproef van producenten/exporteurs doet, kan zij besluiten geen individuele dumpingmarges te berekenen, omdat individuele onderzoeken bij een groot aantal producenten/exporteurs een zo grote werklast kunnen vormen dat zij een tijdige voltooiing van het onderzoek in de weg staan.

c)   Het schriftelijk en mondeling inwinnen van informatie

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd hun standpunt uiteen te zetten, andere gegevens dan de antwoorden op de vragenlijst te verstrekken en bewijsmateriaal te leveren. De Commissie moet binnen de in punt 6 a) ii) genoemde termijn in het bezit van deze gegevens en dit bewijsmateriaal zijn.

Verder zal de Commissie de partijen horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Deze aanvraag moet binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van een land met een markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening overweegt de Commissie om Brazilië te kiezen als vergelijkbaar derde land met een markteconomie met het oog op de vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China en Kazachstan. Eventuele op- of aanmerkingen over de keuze van dit land moeten binnen de onder punt 6 c) vermelde termijn worden toegezonden.

e)   Behandeling als marktgericht bedrijf

Voor producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China en Kazachstan die kunnen aantonen dat zij op marktvoorwaarden werken, dat wil zeggen dat zij aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, zal de normale waarde, op hun verzoek, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening worden vastgesteld. Om hun bewering hard te maken moeten zij het nodige bewijsmateriaal binnen de onder 6 d) vermelde termijn indienen. De Commissie zal aanvraagformulieren toezenden aan de in de klacht genoemde producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China en Kazachstan, aan organisaties van in de klacht genoemde producenten/exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China en Kazachstan.

5.2.   Procedure voor de beoordeling van het belang van de Gemeenschap

Wanneer de aantijgingen van schadelijke dumpingpraktijken waar blijken te zijn, zal overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is antidumpingmaatregelen te nemen. Daarom kunnen producenten van de bedijfstak van de Gemeenschap, importeurs en representatieve organisaties van producenten, importeurs, verwerkende bedrijven en consumenten in de Gemeenschap die kunnen aantonen dat er een objectief verband is tussen hun activiteiten en het desbetreffende product, binnen de onder punt 6 a) ii) genoemde termijn contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de onder punt 6 a) iii) vermelde termijn ook een mondeling onderhoud aanvragen onder opgave van de bijzondere redenen waarom zij gehoord wensen te worden. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

(i)   Om een vragenlijst of andere formulieren aan te vragen

Vragenlijsten en aanvraagformulieren dienen zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 10 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, te worden aangevraagd.

(ii)   Om zich aan te melden, antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden dienen binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders vermeld, contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt uiteen te zetten en de antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens te doen toekomen. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie aanmeldt.

De in een steekproef opgenomen bedrijven moeten de Commissie de antwoorden op de vragenlijst doen toekomen binnen de in punt 6 b) iii) vermelde termijn.

(iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

(i)

De in punt 5.1 a) i) en ii) bedoelde gegevens dienen door de Commissie te zijn ontvangen uiterlijk 15 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, daar de Commissie voornemens is de bedrijven die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen binnen 21 dagen na publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie te raadplegen over de definitieve samenstelling van de steekproef.

(ii)

Alle andere gegevens die voor het samenstellen van de steekproef van nut kunnen zijn, als bedoeld in punt 5.1 a) iii), moeten de Commissie bereiken binnen 21 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen bedrijven, moeten uiterlijk 37 dagen nadat deze bedrijven is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, in het bezit van de Commissie zijn.

c)   Bijzondere termijn voor de keuze van het land met een markteconomie

Partijen die bij het onderzoek zijn betrokken, kunnen op- of aanmerkingen maken over de voorgenomen keuze van Brazilië als derde land met een markteconomie (zie punt 5.1 d) van dit bericht) met het oog op de vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China en Kazachstan. Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

d)   Bijzondere termijn voor het indienen van aanvragen om als marktgericht bedrijf te worden behandeld en/of een individuele behandeling te krijgen

Naar behoren gemotiveerde aanvragen om als marktgericht bedrijf te worden behandeld (zie punt 5.1 e)) en/of een individuele behandeling te krijgen op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening, moeten uiterlijk 15 dagen na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (6) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 5/16

B-1049 Brussel

Fax: (32-2) 295 65 05.

8.   Niet-medewerking

Indien belanghebbenden geen toegang verlenen tot de nodige gegevens, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op grond van de beschikbare gegevens, voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

De Commissie kan de verstrekte informatie, indien deze onjuist of misleidend blijkt, buiten beschouwing laten en van de beschikbare gegevens gebruikmaken. Indien een belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent, en de bevindingen daarom, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor hem minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening binnen 15 maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening worden voorlopige maatregelen niet later dan negen maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie ingesteld.


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17.

(3)  Er kan om individuele dumpingmarges worden verzocht op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening voor niet in de steekproef opgenomen bedrijven, op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake individuele behandeling voor bedrijven in een land zonder markteconomie/in een overgangseconomie en op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening voor bedrijven die de status van marktgericht bedrijf claimen. Voor een individuele behandeling moet een aanvraag worden ingediend op grond van artikel 9, lid 5, van de basisverordening en voor een behandeling als marktgericht bedrijf moet een aanvraag worden ingediend op grond van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening.

(4)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden bedrijf” zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(6)  Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik is bestemd. Het document is beschermd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het is een vertrouwelijk document in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van Artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).


III Bekendmakingen

Commissie

6.9.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 214/18


I-Rome: Exploitatie van geregelde luchtdiensten

Aanbesteding door Italië overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad voor de exploitatie van de geregelde luchtdienst op de route Cuneo — Rome en terug

(2006/C 214/05)

1.   Inleiding: Overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23.7.1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes heeft het Italiaanse Ministerie van Vervoer besloten om, overeenkomstig de besluiten die zijn genomen op de conferenties van de diensten georganiseerd onder het voorzitterschap van de regio Piemonte, een verplichting tot openbare dienstverlening op te leggen voor de geregelde luchtdienst op de route:

Cuneo — Rome en terug.

De voor deze verplichting tot openbare dienstverlening gestelde normen zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 213 van 5.9.2006.

Voorzover geen enkele luchtvaartmaatschappij binnen 30 dagen na publicatie van deze aanbesteding geregelde luchtdiensten op bovengenoemde verbinding exploiteert of op het punt staat te exploiteren, in overeenstemming met de verplichtingen tot openbare dienstverlening en zonder om financiële compensatie te vragen, heeft de Italiaanse regering besloten om in het kader van de procedure van artikel 4, lid 1, punt d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad de toegang tot één luchtvaartmaatschappij te beperken en het recht om deze diensten te exploiteren, bij openbare aanbesteding aan te bieden.

2.   Betreft: Levering van geregelde luchtdiensten op bovengenoemde verbinding overeenkomstig de opgelegde verplichtingen tot openbare dienstverlening als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 213 van 5.9.2006.

3.   Deelneming aan de aanbesteding: De aanbesteding staat open voor alle maatschappijen die in het bezit zijn van een geldige exploitatievergunning, afgegeven door een lidstaat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23.7.1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen, en die voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de openbare dienstverplichtingen.

Deze aanbesteding valt onder de bepalingen van artikel 4, lid 1, punten d), e), f), h) en i) van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad.

4.   Dossier voor de aanbesteding — Overeenkomst ter regulering van de dienstverlening: De voorwaarden voor inschrijving en de gunningscriteria zijn uiteengezet in het aanbestedingsdossier, dat een integrerend deel uitmaakt van deze aanbesteding.

De toewijzing van de diensten wordt geregeld door een overeenkomst volgens het typemodel, dat samen met het aanbestedingsdossier en alle verdere inlichtingen kan worden verkregen op het onderstaande adres:

ENAC — Direzione Trasporto Aereo, Viale del Castro Pretorio 118, I-00185 Rome — Tel. (39) 06 44 59 61.

5.   Financiële compensatie: Gegadigden dienen in hun offerte expliciet aan te geven welk bedrag (per jaar gespecificeerd) wordt gevraagd als compensatie voor het uitvoeren van de gevraagde dienst gedurende 2 jaar vanaf de voorgenomen aanvangsdatum. Het werkelijke bedrag van de uitgekeerde compensatie wordt elk jaar achteraf vastgesteld op grond van de werkelijke uitgaven en inkomsten voor de dienst, op overlegging van bewijsstukken en binnen de grenzen van het in de offerte aangegeven bedrag, zoals vermeld in het aanbestedingsdossier.

De jaarlijkse betalingen geschieden in de vorm van voorschotten en een eindafrekening. Het saldo van de eindafrekening wordt pas betaald na goedkeuring van de rekeningen van de vervoermaatschappij voor de betrokken verbinding en nadat is vastgesteld dat de dienst overeenkomstig het bepaalde in punt 7 is uitgevoerd.

6.   Tarieven: In de offerte moeten de voorgestelde tarieven worden vermeld, overeenkomstig de opgelegde verplichtingen tot openbare dienstverlening als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 213 van 5.9.2006.

7.   Looptijd van de overeenkomst: De looptijd van de overeenkomst bedraagt 2 jaar, met mogelijkheid tot verlenging met 12 maanden, gerekend vanaf de voorgenomen datum van aanvang van de exploitatie van de luchtdienst op bovengenoemde verbinding, overeenkomstig de opgelegde verplichtingen tot openbare dienstverlening.

De correcte uitvoering van het contract en de analytische boekhouding van de vervoermaatschappij voor de betrokken verbinding zullen ten minste eenmaal per jaar aan een controle in samenwerking met de vervoermaatschappij worden onderworpen. Voor alle eventuele wijzigingen moet een aanvullende overeenkomst worden gesloten.

8.   Wijziging en opzegging: De ondertekenende partijen kunnen de overeenkomst vóór het einde van de normale duur ervan slechts beëindigen na het verstrijken van een opzegtermijn van 6 maanden. Wanneer de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan één van de verplichtingen tot openbare dienstverlening, wordt zij geacht de overeenkomst zonder opzegtermijn te hebben beëindigd tenzij zij de dienst binnen een termijn van 1 maand na ingebrekestelling opnieuw in overeenstemming brengt met de verplichtingen tot openbare dienstverlening.

De Ente Nazionale dell'Aviazione civile behoudt zich het recht voor om na de eerste twee luchtvaartseizoenen, indien de aangeboden capaciteit voor minder dan 50 % wordt benut, de overeengekomen minimumfrequentie en/of -capaciteit te verlagen, met een bijbehorende herziening van de financiële compensatie.

Wanneer de luchtvaartmaatschappij de in de eerste alinea bedoelde opzegtermijn niet nakomt, wordt een boete opgelegd die wordt berekend uitgaande van het aantal ontbrekende dagen en van het bedrijfsresultaat op de verbinding in het desbetreffende jaar, beperkt tot de maximale financiële compensatie als bedoeld in punt 5.

9.   Niet-nakoming van de overeenkomst en sancties: De luchtvaartmaatschappij is verantwoordelijk voor de nauwkeurige vervulling van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. In het geval van niet-vervulling of onnauwkeurige vervulling die niet te wijten is aan overmacht of aan omstandigheden buiten de wil van de luchtvaartmaatschappij of aan abnormale of onvoorziene omstandigheden die de luchtvaartmaatschappij redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen, kan het contract worden opgezegd middels een formele opzegging die binnen 10 dagen nadat de gebeurtenis bekend is geworden aan de luchtvaartmaatschappij moet worden gezonden.

De luchtvaartmaatschappij krijgt dan tot 7 dagen na ontvangst van de opzegging de tijd om verantwoording af te leggen.

Om de continuïteit en regelmaat van de vluchten te garanderen, verbindt de luchtvaartmaatschappij die deze openbare dienstverplichtingen aanvaardt zich ertoe een zekerheid te stellen teneinde te waarborgen dat de dienst op een correcte en ononderbroken wijze wordt uitgevoerd. Die zekerheid bedraagt ten minste 800 000 EUR en bestaat in een verzekeringswaarborg ten gunste van ENAC (Ente Nazionale dell'Aviazione Civile) die deze zal gebruiken om voortzetting van de openbare dienstverlening te garanderen.

De zekerheid wordt automatisch vrijgegeven wanneer de in punt 7, tweede alinea, bedoelde controle die wordt uitgevoerd na de regelmatige beëindiging van het contract, bevredigend verloopt.

Behoudens overmacht mag het aantal annuleringen door rechtstreeks toedoen van de luchtvaartmaatschappij niet meer dan 2 % bedragen.

Voor elke geannuleerde vlucht boven het maximum van 2 % moet aan de regelgevingsinstantie een boete worden betaald van 3 000 EUR.

Het contract wordt zonder verdere betwisting ontbonden wanneer het aantal vluchten dat geannuleerd is om redenen welke rechtstreeks aan de vervoerder zijn toe te schrijven per luchtvaartseizoen 4 % van de geplande vluchten op de betrokken verbinding vertegenwoordigt. De overeenkomst wordt ook geacht automatisch te zijn beëindigd wanneer de luchtvaartlicentie of het bewijs luchtvaartexploitant (AOC) van de luchtvaartmaatschappij in kwestie wordt geschorst of ingetrokken.

Indien het contract wordt ontbonden behoudt de ENAC zich het recht voor om een beslissing te nemen over de tijdelijke voortzetting van de dienst door de vervoerder, op dezelfde voorwaarden, totdat er een nieuwe vervoerder is geselecteerd.

Wanneer de vervoerder niet heeft kunnen vliegen om een van de volgende redenen:

gevaarlijke weersomstandigheden;

sluiting van een van de luchthavens;

redenen van openbare veiligheid;

stakingen;

veiligheidsproblemen;

overmacht;

wordt het bedrag van de financiële compensatie verminderd in verhouding tot het aantal niet uitgevoerde vluchten.

10.   Indiening van de offertes: Uiterlijk 30 dagen na de datum van bekendmaking van de aanbesteding in het Publicatieblad van de Europese Unie dienen de offertes, verplicht opgesteld overeenkomstig het bepaalde in het aanbestedingsdossier, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs in een gesloten en verzegelde omslag te worden opgestuurd of ter plaatse tegen ontvangstbewijs te worden afgegeven op het volgende adres:

ENAC, Direzione Generale, Viale del Castro Pretorio, 118, I-00185 Rome.

11.   Geldigheid van de aanbesteding: Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 1, punt d), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 is deze aanbesteding slechts geldig voorzover geen enkele communautaire luchtvaartmaatschappij de openbare dienstverplichtingen accepteert binnen 30 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie C 213 van 5.9.2006, zonder daarvoor een financiële compensatie te ontvangen.