ISSN 1725-2474 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
48e jaargang |
|
III Bekendmakingen |
|
|
Commissie |
|
2005/C 251/0 |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
I Mededelingen
Raad
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/1 |
Kennisgeving door de Slowaakse Republiek betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/01)
De permanente vertegenwoordiging van de Slowaakse Republiek bij de Europese Unie biedt de Raad van de Europese Unie en de Commissie haar complimenten aan.
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 heeft de Slowaakse Republiek de eer mede te delen dat de volgende in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 vermelde derde landen eenzijdig de visumplicht toepassen ten aanzien van onderdanen van de Slowaakse Republiek:
|
Australië |
|
Canada |
|
Panama |
|
Verenigde Staten van Amerika |
|
Costa Rica (voor een verblijf van meer dan 30 dagen) |
|
Brunei (voor een verblijf van meer dan 14 dagen). |
De permanente vertegenwoordiging van de Slowaakse Republiek bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie en de Commissie nogmaals te verzekeren van haar gevoelens van grote hoogachting.
Deze nota komt in de plaats van de nota van 11 juni 2005, die hiermee komt te vervallen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/1 |
Kennisgeving door de Republiek Estland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/02)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Estland bij de Europese Unie biedt de Raad van de Europese Unie en de Commissie haar complimenten aan en deelt het volgende mede:
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 geven wij kennis van het volgende:
A. |
De volgende landen genoemd in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad eisen van Estlandse onderdanen dat zij een visum of het equivalent van een visum aanvragen:
|
B. |
De volgende landen genoemd in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 geven Estlandse onderdanen toestemming om voor een maximum van 30 dagen zonder visum in het land te verblijven:
|
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Estland bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie en de Commissie nogmaals haar gevoelens van zeer grote achting te betuigen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/2 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/03)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijvrijstelling ingesteld voor de burgers van de Republiek Nicaragua, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Letland wenst de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat, hoewel de Republiek Nicaragua een visumvrijstelling hanteert voor de burgers van de Republiek Letland, er bij aankomst in de Republiek Nicaragua een toeristenkaart moet worden gekocht. Gelet op overweging 4 van de preambule bij Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, kan deze situatie niet worden bestempeld als volledige wederkerigheid.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van de Republiek Nicaragua mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/3 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/04)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van Maleisië, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Letland wenst de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat Maleisië een visumvrijstelling voor een periode van 30 dagen hanteert voor de burgers van de Republiek Letland. Gelet op overweging 4 van de preambule bij Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, kan deze situatie niet worden bestempeld als volledige wederkerigheid.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van Maleisië mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/4 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/05)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van de Republiek Bolivia, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Letland wenst de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat de Republiek Bolivia een visumvrijstelling voor een periode van 30 dagen hanteert voor de burgers van de Republiek Letland. Gelet op overweging 4 van de preambule bij Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, kan deze situatie niet worden bestempeld als volledige wederkerigheid.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van de Republiek Bolivia mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/4 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/06)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Als lidstaat van de Europese Unie hanteert Letland een visumvrijstelling voor de burgers van de Verenigde Staten van Amerika, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van de EU tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, wenst Letland de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat de Verenigde Staten van Amerika een unilaterale visumregeling blijven toepassen op de burgers van de Republiek Letland.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van de Verenigde Staten van Amerika mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/5 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/07)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van de Bolivariaanse Republiek Venezuela, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Letland wenst de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat de burgers van de Republiek Letland een toeristenvisum kunnen krijgen in de vorm van toeristenkaart DEX-2 dat de burgers van de Republiek Letland het recht geeft het grondgebied van de Bolivariaanse Republiek Venezuela te betreden voor toeristische doeleinden en voor een periode van niet meer dan 90 dagen. Gelet op overweging 4 van de preambule bij Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, kan deze situatie niet worden bestempeld als volledige wederkerigheid.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van de Bolivariaanse Republiek Venezuela mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/6 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/08)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van Canada, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van de EU tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, wenst de Republiek Letland de Raad en de Commissie in kennis stellen van het feit dat Canada een unilaterale visumregeling blijft toepassen op de burgers van de Republiek Letland.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van Canada mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakjt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/6 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/09)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van Brunei Darussalam, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van de EU tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, wenst de Republiek Letland de Raad en de Commissie in kennis te stellen van het feit dat Brunei Darussalam een unilaterale visumregeling blijft toepassen op de burgers van de Republiek Letland.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van Brunei Darussalam mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/7 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/10)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van de Federale republiek Brazilië, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van de EU tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, wenst de Republiek Letland de Raad en de Commissie in kennis stellen van het feit dat de Federale republiek Brazilië een unilaterale visumregeling blijft toepassen op de burgers van de Republiek Letland.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van de Federale republiek Brazilië mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/8 |
Kennisgeving door de Republiek Letland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/11)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU biedt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en heeft de eer onderstaand probleem onder diens aandacht te brengen.
Toen Letland lid werd van de Europese Unie, heeft het eenzijdig een visumvrijstelling ingesteld voor de burgers van Australië, overeenkomstig Verordening (EG) van de Raad van de EU nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld.
Uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van de EU tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, wenst de Republiek Letland de Raad en de Commissie in kennis stellen van het feit dat Australië een unilaterale visumregeling blijft toepassen op de burgers van de Republiek Letland.
Gelet op het bovenstaande en overeenkomstig het solidariteitsmechanisme waarin in Verordening nr. 539/2001 en Verordening nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening nr. 539/2001 wordt voorzien om volledige wederkerigheid ten aanzien van alle lidstaten tot stand te brengen, is Letland van mening dat er passende maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat alle burgers van de EU op gelijke voorwaarden het grondgebied van Australië mogen betreden.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Letland bij de EU maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan haar zeer hoge achting voor het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/8 |
Kennisgeving door de Republiek Litouwen betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/12)
Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Litouwen biedt de Raad van de Europese Unie en de Commissie zijn complimenten aan en heeft de eer kennis te geven van het feit dat met betrekking tot artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, de burgers van de Republiek Litouwen onderworpen zijn aan een visumplicht wanneer zij onderstaande, in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 genoemde landen, binnengaan:
1. |
Australië; |
2. |
Brunei; |
3. |
Canada; |
4. |
Verenigde Staten van Amerika; |
5. |
Brazilië (De Republiek Litouwen heeft de bilaterale visumvrijstellingsovereenkomst met Brazilië ondertekend, die echter niet in werking is getreden (diplomatieke nota van de Republiek Litouwen nr. 4005/2003 van 19 augustus 2003 — geen officiële kennisgeving van Brazilië). |
Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Litouwen maakt van deze gelegenheid gebruik om nogmaals uiting te geven aan zijn zeer hoge achting voor de Raad van de Europese Unie en de Commissie.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/9 |
Kennisgeving door Griekenland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/13)
Geachte Heer,
Als gevolg van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 851/2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001, die een wederkerigheidsmechanisme instelt wanneer derde landen onderdanen van de Gemeenschap unilateraal aan een visumplicht onderwerpen en ter toepassing van artikel 2 van die verordening, wensen wij de Raad van de Europese Unie mee te delen dat in de volgende landen sprake is van discriminerende behandeling van Griekse onderdanen op het gebied van visa:
— |
Verenigde Staten van Amerika: hebben unilateraal besloten de burgers van ons land aan een visumplicht te onderwerpen; |
— |
Australië: alle onderdanen van de Gemeenschap (en derhalve ook Griekse onderdanen) dienen voor ze het land binnenkomen via het ETA-systeem (Electronic Travel Authority) een „virtueel” visum te verkrijgen, dat als visum geldt [visa equivalent]. Vanaf 1 juli 2005 wordt een nieuw alternatief elektronisch systeem voor de afgifte van inreisvisa voor Griekse burgers ingevoerd, via het internet, en met een geldigheidsduur tot twaalf maanden, maar dat brengt geen wezenlijke verandering in het feit dat het een discriminerende behandeling is; |
— |
Brunei: heeft unilateraal besloten de burgers van ons land aan een visumplicht te onderwerpen, terwijl voor de meeste „oude” lidstaten geen visumplicht geldt voor een verblijf van 14-90 dagen; |
— |
Maleisië: houders van een Grieks (of Portugees) paspoort hebben voor een verblijf tot maximaal één maand geen visum nodig, terwijl alle overige communautaire onderdanen drie maanden zonder visum in het land kunnen blijven. |
Kopie van deze brief: directeur-generaal van het directoraat-generaal justitie, vrijheid en veiligheid van de Commissie, de heer Jonathan Faull.
Hoogachtend,
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/10 |
Kennisgeving door de Bondsrepubliek Duitsland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/14)
Mijnheer de Secretaris-generaal,
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 deel ik u mee dat de onderdanen van de Bondsrepubliek Duitsland met ingang van 24 juni 2005 in de volgende, in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 opgenomen, derde landen onderworpen zijn aan de visumplicht:
— |
Australië |
— |
Brunei Darussalam (bij een verblijfsduur van meer dan 30 dagen) |
— |
Venezuela (bij binnenkomst over land of zee). |
De vice-voorzitter van de Commissie, de heer Franco Frattini, heeft een gelijkaardig schrijven ontvangen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/10 |
Kennisgeving door de Tsjechische Republiek betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/15)
De permanente vertegenwoordiging van de Tsjechische Republiek bij de Europese Unie biedt de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en betuigt nogmaals haar achting aan de Raad van de Europese Unie voor de niet aflatende samenwerking en ondersteuning bij diverse aangelegenheden in verband met de dagelijkse werking van de permanente vertegenwoordiging. Verwijzend naar de vriendschappelijke sfeer in het kader van de werkbetrekkingen met de Raad van de Europese Unie wenst de permanente vertegenwoordiging van deze gelegenheid gebruik te maken om wat volgt onder de aandacht van de Raad van de Europese Unie te brengen.
De Tsjechische Republiek stelt de Raad officieel in kennis van de landen die nog steeds een unilaterale visumregeling ten aanzien van Tsjechische staatsburgers hanteren, ondanks het feit dat Tsjechië sedert 1 mei 2004 lid is van de Europese Unie.
Met deze nota, gegrond op artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, geeft de Tsjechische Republiek er kennis van dat het Gemenebest Australië unilateraal de visumregeling toepast op de onderdanen van de Tsjechische Republiek.
De visumwederkerigheid wordt als een politiek zeer gevoelig probleem beschouwd, en de Tsjechische Republiek is er dan ook van overtuigd dat er passende maatregelen zullen worden getroffen om te garanderen dat voor alle EU-staatsburgers enerzijds en voor de staatsburgers van het Gemenebest Australië anderzijds een en dezelfde gelijke en wederkerige regeling zal gelden bij het overschrijden van de grenzen van de respectievelijke landen.
De permanente vertegenwoordiging van de Tsjechische Republiek bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie nogmaals haar gevoelens van zeer grote achting en vriendschap te betuigen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/11 |
Kennisgeving door de Tsjechische Republiek betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/16)
De permanente vertegenwoordiging van de Tsjechische Republiek bij de EU biedt de Raad van de Europese Unie haar complimenten aan en betuigt nogmaals haar achting aan de Raad van de Europese Unie voor de constante samenwerking en niet aflatende ondersteuning bij diverse aangelegenheden in verband met de dagelijkse werking van de permanente vertegenwoordiging. Verwijzend naar de vriendschappelijke sfeer bij de werkrelaties met de Raad van de Europese Unie wenst de permanente vertegenwoordiging van deze gelegenheid gebruik te maken om het volgende onder de aandacht van de Raad van de Europese Unie te brengen.
De Tsjechische Republiek stelt de Raad officieel in kennis van de landen die nog steeds een unilaterale visumregeling ten aanzien van Tsjechische staatsburgers hanteren, ondanks het feit dat Tsjechië sedert 1 mei 2004 lid is van de Europese Unie.
Met deze nota in de context van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, geeft de Tsjechische Republiek er kennis van dat de Verenigde Staten van Amerika unilateraal de visumregeling toepassen op de onderdanen van de Tsjechische Republiek.
De wederkerigheidsregeling voor visa wordt als een politiek zeer gevoelig probleem beschouwd, en de Tsjechische Republiek is er dan ook van overtuigd dat er passende maatregelen zullen worden getroffen om te garanderen dat voor alle EU-burgers enerzijds en voor de burgers van de Verenigde Staten van Amerika anderzijds een en dezelfde gelijke en wederkerige regeling zal gelden bij het overschrijden van elkaars grenzen.
De permanente vertegenwoordiging van de Tsjechische Republiek bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie nogmaals haar gevoelens van zeer grote achting en vriendschap te betuigen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening 5EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/11 |
Kennisgeving door de Republiek Polen betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/17)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Polen bij de Europese Unie biedt de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie haar complimenten aan.Verwijzend naar artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme, geeft zij er kennis van dat de volgende landen:
1. |
Australië |
2. |
Canada |
3. |
de Verenigde Staten van Amerika |
de visumregeling unilateraal toepassen op onderdanen van de Republiek Polen.
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Polen bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie nogmaals haar gevoelens van zeer grote achting te betuigen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 ven Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/12 |
Kennisgeving door de Republiek Slovenië betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/18)
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Slovenië bij de Europese Unie biedt de Raad van de Europese Unie en de Commissie haar complimenten aan en heeft de eer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidmechanisme, mede te delen dat op 24 juni 2005 Sloveense onderdanen visumplichtig zijn in de volgende in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 vermelde derde landen:
1. |
Australië |
2. |
Brunei. |
De permanente vertegenwoordiging van de Republiek Slovenië bij de Europese Unie maakt van deze gelegenheid gebruik om de Raad van de Europese Unie en de Commissie nogmaals te verzekeren van haar gevoelens van de meeste hoogachting.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PBH L 141 van 4.6.2005, blz.3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/12 |
Kennisgeving door de Portugese Republiek betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/19)
Mijnheer de Secretaris-generaal,
Onder verwijzing naar ons schrijven nr. 2123 d.d. 19 juli 2005, waarin wij u lieten weten dat Brunei ten aanzien van Portugese onderdanen de visumplicht toepast, deel ik u mede dat deze kennisgeving plaatsvond overeenkomstig artikel 2 van Verordening 851/2005 van 2 juni, waarmee Verordening (EG) nr. 539/2001 werd gewijzigd ten aanzien van het wederkerigheidsmechanisme.
Voorts deel ik u mede dat op dezelfde dag en overeenkomstig dezelfde wettelijke bepalingen een gelijkluidend schrijven is toegezonden aan de Commissie.
Hoogachtend,
Mijnheer de Secretaris-generaal,
Hierbij deel ik u overeenkomstig artikel 2 van Verordening 581/2005 van 2 juni mede dat Brunei op Portugese onderdanen de visumplicht toepast.
Hoogachtend,
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/13 |
Kennisgeving door de Republiek Cyprus betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/20)
Als gevolg van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 851/2005 van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 wens ik de Raad van de Europese Unie en de Commissie hierbij uit hoofde van artikel 2 van Verordening nr. 851/2005 in kennis te stellen van het feit dat de onderdanen van de Republiek Cyprus aan een unilaterale visumplicht onderworpen blijven in de volgende in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 genoemde derde landen:
— |
Australië |
— |
Brazilië |
— |
Brunei (visumplicht voor een verblijf van meer dan twee weken) |
— |
Verenigde Staten van Amerika. |
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/13 |
Kennisgeving door Malta betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/21)
Conform artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad, dat bepaalt dat de lidstaten de Raad en de Commissie in kennis dienen te stellen van alle gevallen van niet-wederkerigheid per 24 juni 2005 volgt hieronder de lijst van landen waarvoor de onderdanen van Malta nog steeds aan een visumplicht onderworpen zijn, terwijl de visumplicht voor de onderdanen van die landen is opgeheven:
— |
Australië |
— |
Bolivia |
— |
Brazilië |
— |
Brunei |
— |
Panama |
— |
Verenigde Staten van Amerika. |
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/14 |
Kennisgeving door de Republiek Hongarije betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/22)
Onder verwijzing naar artikel 2 van Verordening 851/2005/EG van de Raad tot wijziging van Verordening 539/2001/EG tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, deelt het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije de Raad van de Europese Unie en de Commissie mede dat onderstaande, in bijlage II bij Verordening 539/2001/EG genoemde landen jegens de staatsburgers van de Republiek Hongarije op 24 juni 2005 een visumplicht hanteren:
— |
Australië |
— |
Brunei Darussalam |
— |
Canada |
— |
Verenigde Staten van Amerika |
Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije verzoekt de Commissie om in haar betrekkingen met deze landen onverwijld de nodige stappen te ondernemen voor een spoedige vrijstelling van de visumplicht, en voorts, indien nodig, met een voorstel te komen voor voorlopige maatregelen overeenkomstig het nieuwe artikel 1, lid 4, punt c), van de verordening of de tegelijk met de wijziging aangenomen verklaring.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Hongarije geeft op verzoek van de Commissie informatie over de tot nog toe met het oog op visumvrijstelling ondernomen stappen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/14 |
Kennisgeving door de Italiaanse Republiek betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/23)
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG). nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 deel ik u mee dat de onderdanen van de Italiaanse Republiek tot nu toe aan de visumplicht zijn onderworpen in de volgende derde landen die zijn opgenomen in de lijst van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001:
— |
Australië |
— |
Brunei Darussalam (bij een verblijf van meer dan 14 dagen). |
Bovenstaande mededeling is ook naar de vice-voorzitter van de Commissie, de heer Franco Frattini, gezonden.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz.1).
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/15 |
Kennisgeving door Finland betreffende visumwederkerigheid (1)
(2005/C 251/24)
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 5 maart 2001 dient Finland hierbij een kennisgeving aan de Raad en de Commissie van de Europese Unie in over Brunei, dat eenzijdig een visumverplichting blijft opleggen aan Finse onderdanen.
(1) Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 (PB L 141 van 4.6.2005, blz. 3) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van 15 maart 2001 (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
Commissie
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/16 |
Wisselkoersen van de euro (1)
10 oktober 2005
(2005/C 251/25)
1 euro=
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,2088 |
JPY |
Japanse yen |
137,90 |
DKK |
Deense kroon |
7,4624 |
GBP |
Pond sterling |
0,68825 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,3537 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,5496 |
ISK |
IJslandse kroon |
74,34 |
NOK |
Noorse kroon |
7,8715 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9562 |
CYP |
Cypriotische pond |
0,5731 |
CZK |
Tsjechische koruna |
29,571 |
EEK |
Estlandse kroon |
15,6466 |
HUF |
Hongaarse forint |
250,83 |
LTL |
Litouwse litas |
3,4528 |
LVL |
Letlandse lat |
0,6969 |
MTL |
Maltese lira |
0,4293 |
PLN |
Poolse zloty |
3,8850 |
RON |
Roemeense leu |
3,6000 |
SIT |
Sloveense tolar |
239,56 |
SKK |
Slowaakse koruna |
38,845 |
TRY |
Turkse lira |
1,6268 |
AUD |
Australische dollar |
1,5929 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4208 |
HKD |
Hongkongse dollar |
9,3780 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,7310 |
SGD |
Singaporese dollar |
2,0374 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 254,55 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
7,8835 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
9,7748 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4000 |
IDR |
Indonesische roepia |
12 208,88 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,559 |
PHP |
Filipijnse peso |
67,240 |
RUB |
Russische roebel |
34,4300 |
THB |
Thaise baht |
49,353 |
Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/17 |
Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie
(Zaak nr. COMP/M.3937 — CVC/Minit Group)
(2005/C 251/26)
(Voor de EER relevante tekst)
Op 3 oktober 2005 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:
— |
op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://europa.eu.int/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector. |
— |
in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32005M3937. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving. (http://europa.eu.int/eur-lex/lex) |
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/18 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak nr. COMP/M.3974 — Johnson ControlS/York)
Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure
(2005/C 251/27)
(Voor de EER relevante tekst)
1. |
Op 3 oktober 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Johnson Controls Inc. („JCI”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming York International Corporation („York”, Verenigde Staten) door de aankoop van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3974 — Johnson ControlS/York, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/19 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak nr. COMP/M.3959 — Goldman Sachs/Ihr Platz)
Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure
(2005/C 251/28)
(Voor de EER relevante tekst)
1. |
Op 4 oktober 2005 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Goldman Sachs Group, Inc. („Goldman Sachs”, VS) in de zin van artikel 3, lid 1), sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming Ihr Platz GmbH + Co. KG („Ihr Platz”, Duitsland) door de aankoop van aandelen. |
2. |
De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:
|
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. In het licht van de Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2) wordt vermeld dat deze zaak in aanmerking kan komen voor deze procedure. |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32-2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3959 — Goldman Sachs/Ihr Platz, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(2) PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/20 |
Bekendmaking van een registratieaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen
(2005/C 251/29)
Naar aanleiding van deze bekendmaking kan bezwaar worden aangetekend op grond van artikel 7 of artikel 12 quinquies van de genoemde verordening. Elk bezwaar tegen deze registratieaanvraag moet binnen zes maanden na deze bekendmaking worden ingediend via de bevoegde autoriteit van een lidstaat, van een staat die lid van de WTO is, of van een overeenkomstig artikel 12, lid 3, erkend derde land. Geoordeeld wordt dat de hiernavolgende gegevens, met name die in punt 4.6, de registratieaanvraag rechtvaardigen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2081/92; zij zijn het motief voor deze bekendmaking
SAMENVATTING
VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAAD
„STELVIO” OF „STILFSER”
EG nummer: IT/00255/07.10.2002
BOB (X) BGA ( )
Deze samenvatting is opgesteld voor informatieve doeleinden. Voor volledige informatie, met name ten behoeve van de producenten van het product met de betrokken BOB dient de volledige versie van het productdossier te worden geraadpleegd hetzij op nationaal niveau, hetzij bij de bevoegde diensten van de Europese Commissie.
1. Bevoegde dienst van de lidstaat:
Naam: |
Ministero delle Politiche Agricole e Forestali |
Adres: |
Via XX Settembre n. 20 — IT-00187 Roma |
Tel. |
06-481 99 68 |
Fax |
06-42 01 31 26 |
E-mail: |
QTC3@politicheagricole.it |
2. Groepering:
2.1. Naam: Società Cooperativa a r. l. MILKON Südtirol — Alto Adige
2.2. Adres:
Via Campiglio, 13/a — IT-39100 Bolzano |
Tel. 0471-45 11 11 |
Fax 0471-45 13 33 |
2.3. Samenstelling: Producenten/verwerkers (X), anderen ( )
3. Productcategorie:
1.3 Kaas
4. Overzicht van het productdossier:
(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, voorgeschreven gegevens)
4.1. Naam: „Stelvio” of „Stilfser”
4.2. Beschrijving: Kaas met de benaming „Stelvio” of „Stilfser” moet ten minste 60 dagen gerijpt zijn, een cilindrische vorm hebben met een vlakke of bijna vlakke onder- en bovenkant en een rechte of licht bolle opstaande kant, en moet een gewicht hebben van 8 à 10 kg, een doorsnede van 36 à 38 cm en een hoogte van 8 à 10 cm. Het gehalte vet in de droge stof bedraagt ten minste 50 % en het vochtgehalte mag niet hoger liggen dan 44 %. De kleur van de korst varieert van geel-oranje tot oranje-bruin. De heldergele tot strokleurige kaasmassa heeft een compacte, meegevende en elastische structuur en onregelmatige kleine tot middelgrote ogen.
4.3. Geografisch gebied: Kaas met de BOB „Stelvio” of „Stilfser” wordt geproduceerd in de in het productiedossier opgesomde delen van de provincie Bolzano. „Stelvio”-kaas komt uit het bergachtige deel van het „Parco Nazionale dello Stelvio”, een internationaal bekende toeristische bestemming.
4.4. Bewijs van oorsprong: Elke productiefase moet worden gecontroleerd en de input en output ervan gedocumenteerd. Op die manier, en via de inschrijving van boeren, producenten, rijpers en verpakkers in speciale, door het controleorgaan beheerde registers, wordt de traceerbaarheid van de kaas door de hele productieketen heen gegarandeerd. De in de betrokken registers ingeschreven natuurlijke of rechtspersonen worden door het controleorgaan gecontroleerd overeenkomstig de bepalingen die daarover in het productiedossier en het controleplan zijn vastgesteld.
4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product: Overeenkomstig het productdossier wordt „Stelvio” of „Stilfser” geproduceerd met koeienmelk. Tijdens het beweidingsseizoen in de bergen eten de koeien vers gras; koeien die op stal staan, krijgen voornamelijk hooi en kuil, tot maximaal 15 kg per dier. Om het vereiste vetgehalte van 3,45 tot 3,60 % te bereiken, mag de melk zo nodig licht worden afgeroomd. Aan de melk wordt kalfsstremsel toegevoegd, waarbij de te verwerken massa een temperatuur van 32-33 °C moet hebben. De coagulatietijd van de melk bedraagt 20 tot 27 minuten. De wrongel wordt vervolgens tot stukken van de vereiste grootte gesneden en geroerd. Ten slotte wordt de wrongel geperst. Om de vereiste zuurtegraad te bereiken, worden de vormen in een speciaal daarvoor bestemde ruimte opgeslagen. Na het pekelen van de vorm in een vat wordt de kaas naar de rijpingsruimte gebracht waar hij op houten planken in ideale omstandigheden kan rijpen.
Het houden van de koeien, de opslag en verwerking van de melk, de kaasbereiding, de rijping en de verpakking van de volledige kazen moeten in het in punt 4.3 vermelde gebied plaatsvinden, zodat de traceerbaarheid en de controle kunnen worden gegarandeerd en de kwaliteit van het product dezelfde blijft.
4.6. Verband: De kwaliteit en de eigenschappen van deze kaas zijn vooral terug te voeren op de specifieke vegetatie in het hooggebergte, die het basisvoer voor de dieren vormt, en op de bijzondere wijze van kaasbereiding.
„Stelvio” of „Stilfser”, die traditioneel in het in het productdossier afgebakende gebied wordt verkregen, heeft in de loop der jaren zijn specifieke eigenschappen, die samenhangen met de Alpijnse omgeving in het belangrijke productiecentrum (het gebied van de Stelvio/Stilfser, op 500-2000 meter hoogte) behouden. De homogene klimaat- en bodemomstandigheden van het Alpijnse gebied in Alto-Adige beïnvloeden de kwaliteit van het dierenvoer en van de kaas.
Het milieuvriendelijke beheer van de weidegronden heeft tot deze rijkgeschakeerde vegetatie bijgedragen. In bepaalde geschiedkundige teksten wordt de Alpijnse weidevegetatie (marbl e madaun) beschreven die het best geschikt is voor de productie van kwaliteitsmelk.
De rijping is een essentiële en specifieke fase in de productie van „Stelvio” of „Stilfser” en vindt plaats op houten planken. De traditionele behandeling bestaat erin dat de kaas ten minste twee maal per week wordt gekeerd en wordt ingewreven met een milde zoutoplossing. Aan de zoutoplossing wordt in de eerste twee à drie weken van de rijping de typische autochtone microflora toegevoegd, bestaande uit verschillende stammen van bepaalde aërobe bacteriën (Arthrobacterium ssp. en Brevibacterium ssp.). De stammen die in deze fase worden gebruikt, zijn bepalend voor het ontstaan van de typisch geel-oranje-bruine kleur van de kaaskorst en van bepaalde organoleptische eigenschappen (geur en smaak). De kleur is dus natuurlijk en is terug te voeren op de werking van deze autochtone bacteriestammen. De samenstelling van deze bacteriecultuur is uniek en exclusief.
4.7. Controlestructuur:
Naam: |
I.N.E.Q. — Istituto nord Est Qualità |
Adres: |
via Nazionale, 33/35 — IT-33030 Villanova di San Daniele del Friuli (UD) |
Tel. |
0432-95 69 51 |
Fax |
0432-95 69 55 |
4.8. Etikettering: „Stelvio” of „Stilfser” wordt in zijn geheel op versneden in de handel gebracht.
De volledige kazen worden in de handel gebracht als ze voorzien zijn van de oorsprongbenaming — die pas na 60 dagen rijping op de kaas mag worden aangebracht — en merktekens ter identificatie van de partij, de productiedatum en de producentencode.
De volledige kazen mogen volgens het productiedossier pas worden versneden nadat het label met de oorsprongsbenaming op de kaas is aangebracht. Het verpakken van versneden delen „Stelvio” mag ook buiten het voor de BOB afgebakende gebied plaatsvinden.
De versneden kaas wordt in de handel gebracht als hij voorzien is van de oorsprongbenaming — die pas na 60 dagen rijping van de volledige kaas op de kaas mag worden aangebracht — of van een kleefetiket dat de erkende producent bij het verpakken op de verpakking aanbrengt en/of een voorgedrukte film met de beschermde oorsprongsbenaming „Stelvio” of „Stilfser”.
Het product wordt in de handel gebracht met een label waarop de oorsprongsbenaming vermeld staat.
De oorsprongsbenaming Stilfser/Stelvio wordt in rode letters vermeld, overeenkomstig de voorschriften die zijn opgenomen in het productdossier.
4.9. Nationale eisen: —
III Bekendmakingen
Commissie
11.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 251/23 |
Uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in het kader van het specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie „Structurering van de Europese onderzoeksruimte”
Wetenschap en samenleving — Wetenschapsonderwijs en wetenschappelijke loopbanen 2005
Identificatiecode uitnodiging: FP6-2005-Science-and-society-16
(2005/C 251/30)
1. |
Overeenkomstig Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad, van 27 juni 2002, betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (1) heeft de Raad op 30 september 2002 het specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie „Structurering van de Europese onderzoeksruimte” (2002-2006) (2) (hierna „het specifiek programma” genoemd) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het specifiek programma heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie” genoemd) op 6 december 2002 een werkprogramma (3) vastgesteld (hierna „het werkprogramma” genoemd) waarin een uitvoeriger beschrijving wordt gegeven van de doelstellingen en de wetenschappelijke en technologische prioriteiten van het specifiek programma, alsmede een tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan. Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en de regels inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (2002-2006) (4) (hierna „de regels voor deelneming” genoemd) worden voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract ingediend onder de voorwaarden van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. |
2. |
Deze uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract (hierna „uitnodiging” genoemd) omvat dit algemeen tekstdeel en de specifieke voorwaarden uiteengezet in de bijlage. De bijlage vermeldt in het bijzonder de sluitingsdatum voor het indienen van de voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract, een indicatieve datum voor de afronding van de beoordelingen, het indicatieve budget, de instrumenten en gebieden die onder de uitnodiging valt, de beoordelingscriteria voor voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract, het minimumaantal deelnemers en alle van toepassing zijnde beperkingen. |
3. |
Natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan de voorwaarden in de regels voor deelneming en niet onder een van de uitsluitingsgevallen vallen in de regels voor deelneming en in artikel 114, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) (hierna „de indieners” genoemd) worden uitgenodigd voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in te dienen bij de Commissie, afhankelijk van de vervulling van de voorwaarden in de regels voor deelneming en in de uitnodiging. In het kader van de onderhandeling over de actie voor de werkzaamheden onder contract zal worden gecontroleerd of de indieners aan de deelnamevoorwaarden voldoen. Voordien moeten de indieners evenwel een verklaring hebben ondertekend dat zij niet in een van de in artikel 93, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren. Tevens moeten zij de Commissie de informatie hebben medegedeeld als bedoeld in artikel 173, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6). De Europese Gemeenschap voert een gelijkekansenbeleid en in dit verband worden vrouwen in het bijzonder aangemoedigd om voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in te dienen of hierbij betrokken te zijn. |
4. |
De Commissie stelt — met betrekking tot de uitnodiging — gidsen voor indieners ter beschikking van de indieners. Deze bevatten informatie over de opstelling en de indiening van een voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract. De Commissie stelt ook richtsnoeren betreffende de beoordelings- en selectieprocedures voor voorstellen ter beschikking (7). Deze gidsen en richtsnoeren alsook het werkprogramma en andere informatie over de uitnodiging kunnen bij de Commissie worden verkregen via de volgende adressen:
|
5. |
Men wordt verzocht voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract enkel in te dienen in de vorm van een elektronisch voorstel via het webgebaseerde Electronic Proposal Submission System (EPSS) (8). In exceptionele gevallen echter kan een coördinator aan de Commissie toestemming vragen om een voorstel op papier in te dienen binnen de termijn van de uitnodiging. Dit moet gebeuren door te schrijven naar het volgende adres: rtd-sciencesociety@cec.eu.int. Het verzoek moet vergezeld gaan van een verklaring waarom een uitzondering wordt gevraagd. Indieners van een voorstel die wensen gebruik te maken van de mogelijkheid om een voorstel op papier in te dienen zijn verantwoordelijk voor de zorg dat deze verzoeken voor een vrijstelling en de desbetreffende procedures tijdig worden afgerond opdat de termijn van de uitnodiging kan worden gehaald. Alle voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract moeten uit twee delen bestaan: de formulieren (deel A) en de inhoud (deel B). Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract kunnen off line of on line worden opgesteld en vervolgens on line worden ingediend. Deel B van de voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract kunnen alleen worden ingediend in PDF („portable document format”, compatibel met Adobe versie 3 of hoger met „embedded fonts” (vast bepaald lettertype)). Gecomprimeerde („gezipte”) bestanden worden uitgesloten. De EPSS-software tool (voor off line of on line gebruik) is beschikbaar via de Cordis-website www.cordis.lu. On line ingediende voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die onvolledig zijn, onleesbaar zijn of virussen bevatten, worden uitgesloten. Versies van voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die worden ingediend op een wisbaar elektronisch opslagmedium (bv. CD-rom, diskette), per e-mail of per fax worden uitgesloten. Elk voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract dat werd toegelaten om via papier te worden ingediend en dat onvolledig is, wordt uitgesloten. Verdere details betreffende de verschillende procedures voor voorstelindiening worden gegeven in bijlage J van de richtsnoeren betreffende de beoordelings- en selectieprocedures voor voorstellen. |
6. |
Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract moeten op zijn laatst op de sluitingsdatum en op het in de desbetreffende uitnodiging gespecificeerde tijdstip de Commissie bereiken. Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die na deze datum en tijdstip aankomen, worden uitgesloten. Voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract die niet voldoen aan de voorwaarden betreffende het minimumaantal deelnemers vermeld in de uitnodiging, worden uitgesloten. Dit is ook van toepassing betreffende alle bijkomende toelatingscriteria in het werkprogramma. |
7. |
Ingeval van opeenvolgende indieningen van hetzelfde voorstel voor een OTO-werkzaamheid onder contract onderzoekt de Commissie de laatst ontvangen versie voor de sluitingsdatum en tijd gespecificeerd in de betrokken uitnodiging. |
8. |
Indien in de relevante uitnodiging daarin is voorzien kunnen voorstellen voor OTO-werkzaamheden onder contract in het kader van een toekomstige evaluatie worden behandeld. |
9. |
De indieners worden verzocht de relevante identificatiecode van de uitnodiging in alle correspondentie betreffende de uitnodiging (bv. bij een verzoek om informatie of bij indiening van een voorstel voor OTO-werkzaamheden onder contract) te vermelden. |
(1) PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1.
(2) PB L 294 van 29.10.2002, blz. 44.
(3) Besluit C(2002) 4791 van de Commissie, zoals gewijzigd bij Commissiebesluiten C(2003) 635, C(2003) 998, C(2003) 1951, C(2003) 2708, C(2003) 4571, C(2004) 48, C(2004) 3330, C(2004) 4276, C(2005) 1447, C(2005) 3190, alle niet gepubliceerd.
(4) PB L 355 van 30.12.2002, blz. 23.
(5) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(6) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.
(7) C(2003) 883 van 27.3.2003, zoals voor het laatst gewijzigd bij C(2004)3337 van 1.9.2004.
(8) Het EPSS is een hulpmiddel om de indieners te helpen bij het opstellen en indienen van voorstellen langs elektronische weg.
BIJLAGE
1. Specifiek programma: Structurering van de EOR
2. Activiteit: Wetenschap en samenleving
3. Titel uitnodiging: Wetenschapsonderwijs en wetenschappelijke loopbanen 2005
4. Identificatiecode uitnodiging: FP6-2005-Science-and-society-16
5. Publicatiedatum:
6. Sluitingsdatum: 31 januari 2006, 17.00 uur (Brusselse plaatselijke tijd)
7. Totaal indicatief budget: 5 miljoen EUR
Instrument (1) |
miljoen EUR |
CA, SSA |
5,0 |
8. Gebied en instrumenten: Er worden voorstellen ingewacht over de volgende onderwerpen. In de tabel worden alleen korte titels gegeven. Voor een volledige beschrijving van de onderwerpen worden de aanvragers verwezen naar het werkprogramma.
Referentie onderwerp (werkprogramma) |
Korte titel |
Instrument |
Indicatieve EG-bijdrage (in miljoen EUR) |
4.3.4.3 (a) |
Wetenschapsonderwijs op school in de praktijk |
SSA, CA |
5,0 |
4.3.4.3 (b) |
Hoe jongens en meisjes tegen wetenschap aankijken |
||
4.3.4.3 (c) |
Prestatie-indicatoren en stellen van prioriteiten |
9. Minimumaantal deelnemers (2):
Instrument |
Minimumaantal |
CA |
3 onafhankelijke juridische entiteiten uit 3 verschillende LS of GS, waaronder ten minste twee LS of GKLS |
SSA |
1 juridische entiteit uit 1 LS of GS |
10. Beperkende voorwaarden voor deelname: Geen. Voorts kan ook iedere juridische entiteit die is gevestigd in een derde land dat niet valt onder artikel 6, lid 2, van de regels voor deelneming (entiteiten in landen die een W & T-overeenkomst met de Gemeenschap hebben gesloten, kunnen op grond daarvan deelnemen) aan deze uitnodiging deelnemen, mits dit gunstig of essentieel is voor de voorgestelde activiteit en het aangegeven minimumaantal deelnemers uit lidstaten of geassocieerde landen bereikt is.
11. Consortiumovereenkomst: Deelnemers aan OTO-acties naar aanleiding van deze uitnodiging tot het indienen van voorstellen dienen geen consortiumovereenkomst te sluiten.
12. Evaluatieprocedure:
— |
De evaluatieprocedure omvat één fase, waarbij individuele evaluaties op afstand kunnen plaatsvinden |
— |
De voorstellen worden niet anoniem geëvalueerd. |
13. Evaluatiecriteria: Zie bijlage B van het werkprogramma voor de toepasselijke criteria (inclusief de afzonderlijke wegingen en drempels en de totale drempel) per instrument.
14. Indicatieve termijnen voor evaluatie en selectie:
— |
Evaluatieresultaten: naar schatting binnen 4 maanden na de sluitingsdatum. |
— |
Sluiting van contracten: naar schatting zullen de eerste contracten in verband met deze uitnodiging binnen 8 maanden na de sluitingsdatum in werking treden. |
(1) CA = Coordination action (coördinatieactie); SSA = Specific support action (specifieke ondersteunende actie).
(2) LS = lidstaat van de EU; GS (m.i.v. GKLS) = geassocieerde staat; GKLS = geassocieerde kandidaat-lidstaat.
Elke juridische entiteit die in een lidstaat of geassocieerde staat is gevestigd en uit het vereiste aantal deelnemers bestaat, kan op zichzelf aan een actie onder contract deelnemen.