ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 244

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

47e jaargang
1 oktober 2004


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Mededelingen

 

Commissie

2004/C 244/1

Wisselkoersen van de euro

1

2004/C 244/2

Mededeling van de Commissie — Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden ( 1 )

2

2004/C 244/3

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak nr. COMP/M.3569 — Wendel Investissement/Bureau Veritas) ( 1 )

18

2004/C 244/4

Lijst van de tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004 door de Commissie aangenomen COM-documenten, andere dan wetsvoorstellen

19

 

II   Voorbereidende besluiten

 

Commissie

2004/C 244/5

Lijst van de tussen 1 augustus 2004 en 31 augustus 2004 door de Commissie aangenomen wetsvoorstellen

20

 

III   Bekendmakingen

 

Commissie

2004/C 244/6

Oproep tot het indienen van voorstellen — Geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes van de Europese Unie

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Mededelingen

Commissie

1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/1


Wisselkoersen van de euro (1)

30 september 2004

(2004/C 244/01)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2409

JPY

Japanse yen

137,17

DKK

Deense kroon

7,4416

GBP

Pond sterling

0,6868

SEK

Zweedse kroon

9,0588

CHF

Zwitserse frank

1,5524

ISK

IJslandse kroon

87,85

NOK

Noorse kroon

8,341

BGN

Bulgaarse lev

1,9559

CYP

Cypriotische pond

0,5756

CZK

Tsjechische koruna

31,66

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

247,41

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6677

MTL

Maltese lira

0,4289

PLN

Poolse zloty

4,3797

ROL

Roemeense leu

41 135

SIT

Sloveense tolar

239,98

SKK

Slovaakse koruna

40,055

TRL

Turkse lira

1 863 600

AUD

Australische dollar

1,7212

CAD

Canadese dollar

1,574

HKD

Hongkongse dollar

9,6745

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,8414

SGD

Singaporese dollar

2,0937

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 429,39

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

7,9792


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/2


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

COMMUNAUTAIRE RICHTSNOEREN INZAKE REDDINGS- EN HERSTRUCTURERINGSSTEUN AAN ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN

(2004/C 244/02)

(Voor de EER relevante tekst)

1.   INLEIDING

1.

De Commissie heeft in 1994 de eerste communautaire richtsnoeren (kaderregeling) voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden vastgesteld (1). In 1997 voegde zij daaraan specifieke regels voor de landbouwsector toe (2). Een nieuwe versie van de richtsnoeren werd in 1999 vastgesteld (3), welke op 9 oktober 2004 zal aflopen.

2.

Met deze versie van de richtsnoeren, waarvan de tekst op die van eerdere versies voortbouwt, wil de Commissie bepaalde wijzigingen en verduidelijkingen aanbrengen die om verschillende redenen noodzakelijk zijn geworden.

3.

Allereerst lijkt in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Stockholm van 23 en 24 maart 2001 en van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 — waarbij de lidstaten werden opgeroepen het volume staatssteun, uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product, te blijven verminderen en de steun te heroriënteren op horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van economische en sociale samenhang — een grondiger onderzoek wenselijk van de vervalsing van de mededinging die wordt veroorzaakt wanneer steun voor reddings- en herstructureringsoperaties wordt toegestaan. Dit strookt ook met de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, die op een versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie waren gericht.

4.

Het verdwijnen van inefficiënte ondernemingen maakt deel uit van de normale werking van de markt. Het mag niet de regel zijn dat een onderneming die in moeilijkheden geraakt, door de Staat wordt gered. In het verleden lag steun voor reddings- en herstructureringsoperaties aan de basis van sommige van de meest omstreden staatssteunzaken, en dit soort steun behoort tot de meest verstorende vormen van staatssteun. Daarom dient het algemene beginsel van het verbod op staatssteun zoals dat in het Verdrag is vastgelegd, de regel te blijven en dienen afwijkingen van die regel beperkt te blijven.

5.

Het beginsel dat steun eenmalig dient te zijn, wordt verder aangescherpt om te vermijden dat herhaalde reddings- of herstructureringssteunmaatregelen worden aangewend om ondernemingen kunstmatig in leven te houden.

6.

In de richtsnoeren van 1999 werd een onderscheid gemaakt tussen reddingssteun en herstructureringssteun, waarbij reddingssteun werd omschreven als tijdelijke bijstand om een noodlijdende onderneming in staat te stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- en/of liquidatieplan uit te werken. In beginsel kunnen tijdens deze fase geen uit staatssteun gefinancierde herstructureringsmaatregelen worden doorgevoerd. Dit strikte onderscheid tussen redding en herstructurering heeft evenwel moeilijkheden opgeleverd. Ondernemingen in moeilijkheden moeten allicht reeds bepaalde structurele noodmaatregelen nemen om tijdens de reddingsfase de verslechtering van hun financiële situatie een halt toe te roepen of deze op zijn minst te beperken. Daarom wordt in deze richtsnoeren het begrip „reddingssteun” verruimd om het ook mogelijk te maken dat de begunstigde onderneming noodmaatregelen neemt, zelfs van structurele aard, zoals een onmiddellijke sluiting van een afdeling of een andere vorm van terugtrekking uit verliesgevende activiteiten. Gezien het urgente karakter van dergelijke steun dient de lidstaten de gelegenheid te worden geboden te opteren voor een vereenvoudigde procedure om deze steun te doen goedkeuren.

7.

Wat herstructureringssteun betreft, werd in de richtsnoeren van 1999, voortbouwend op de kaderregeling van 1994, nog steeds geëist dat de begunstigde onderneming een wezenlijke bijdrage aan de herstructurering zou leveren. In het kader van deze herziening past het om nog duidelijker te herhalen dat deze bijdrage reëel dient te zijn en geen steun mag omvatten. De bijdrage van de begunstigde onderneming dient een tweeledig doel. Enerzijds toont zij aan dat de markten (eigenaren, schuldeisers) er vertrouwen in hebben dat het haalbaar is om binnen een redelijke termijn de levensvatbaarheid te herstellen; anderzijds zorgt deze bijdrage ervoor dat herstructureringssteun beperkt blijft tot het minimum dat noodzakelijk is om de levensvatbaarheid te herstellen, terwijl de vervalsing van de mededinging beperkt blijft. In dit verband eist de Commissie ook compenserende maatregelen om de gevolgen voor concurrenten tot een minimum te beperken.

8.

Het verstrekken van reddings- of herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden kan enkel onder bepaalde voorwaarden als legitiem worden beschouwd. Te denken valt bijvoorbeeld aan overwegingen van sociaal of regionaal beleid, aan de noodzaak rekening te houden met de positieve rol van kleine en middelgrote ondernemingen (hierna „KMO's” genoemd) in de economie of, in uitzonderlijke gevallen, aan de omstandigheid dat het wenselijk is een concurrerende marktstructuur te behouden omdat anders, na het verdwijnen van ondernemingen, een monopolie of een eng oligopolie kan ontstaan. Daarentegen zou dit soort steun niet gerechtvaardigd zijn indien wordt beoogd een onderneming in een sector met aanhoudende structurele overcapaciteit kunstmatig in leven te houden of wanneer die onderneming enkel kan overleven dankzij herhaalde overheidsmaatregelen.

2.   DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE RICHTSNOEREN — SAMENHANG MET ANDERE TEKSTEN INZAKE STAATSSTEUN

2.1.   Het begrip „onderneming in moeilijkheden”

9.

Er is geen communautaire definitie van een „onderneming in moeilijkheden”. In het kader van de onderhavige richtsnoeren gaat de Commissie er evenwel van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden.

10.

Meer bepaald wordt een onderneming, in beginsel en ongeacht haar omvang, voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren in de volgende gevallen als een onderneming in moeilijkheden beschouwd:

a)

in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (4): wanneer meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal is verdwenen (5) en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

b)

in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben (6): wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

c)

voor alle ondernemingsvormen: wanneer de onderneming volgens het nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

11.

Zelfs wanneer aan geen van de in punt 10 genoemde voorwaarden is voldaan, kan een onderneming toch als onderneming in moeilijkheden worden beschouwd, met name wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva. In acute gevallen kan de onderneming reeds insolvent zijn geworden of op grond van het nationale recht aan een collectieve insolventieprocedure zijn onderworpen. In dat laatste geval zijn de onderhavige richtsnoeren van toepassing op alle steun die in het kader van een dergelijke procedure wordt verleend, wanneer zulks ertoe leidt dat de onderneming blijft voortbestaan. Hoe dan ook komt een onderneming in moeilijkheden slechts voor steun in aanmerking wanneer zij aantoonbaar niet in staat is met haar eigen middelen of met van haar eigenaren/aandeelhouders of op de markt verkregen kapitaal haar herstel te verwezenlijken.

12.

Voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren komt een pas opgerichte onderneming niet voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking, zelfs niet wanneer haar aanvankelijke financiële positie onzeker is. Dit geldt bijvoorbeeld voor ondernemingen die uit de liquidatie van een bestaande onderneming ontstaan of die de activa van een dergelijke onderneming overnemen. Een onderneming wordt in beginsel als een nieuw opgerichte onderneming beschouwd gedurende de eerste drie jaar na de aanvang van activiteiten in de betrokken sector. Pas na die periode komt zij in aanmerking voor reddings- of herstructureringssteun, mits:

a)

zij geldt als een onderneming in moeilijkheden in de zin van de onderhavige richtsnoeren, en

b)

zij geen deel uitmaakt van een groter concern (7), tenzij onder de in punt 13 vastgestelde voorwaarden.

13.

Een onderneming die deel uitmaakt van of die wordt overgenomen door een concern, komt in beginsel niet voor reddings- en herstructureringssteun in aanmerking, behalve wanneer kan worden aangetoond dat de moeilijkheden van de onderneming een specifiek karakter hebben en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen het concern, en dat deze moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door het concern zelf te kunnen worden opgelost. Wanneer een onderneming in moeilijkheden een dochteronderneming opricht, wordt de dochteronderneming samen met de onderneming in moeilijkheden onder wier zeggenschap zij staat, beschouwd als een concern en kan dit steun ontvangen onder de in dit punt 13 vastgestelde voorwaarden.

2.2.   Begripsomschrijving van „reddings– en herstructureringssteun”

14.

Reddings- en herstructureringssteun vallen onder dezelfde richtsnoeren, omdat de overheid in beide gevallen wordt geconfronteerd met een onderneming in moeilijkheden en omdat redding en herstructurering van een onderneming vaak twee aspecten van één operatie vormen, ook al spelen daarbij andere processen.

15.

Reddingssteun is naar zijn aard tijdelijke en omkeerbare steun. Hoofddoel ervan is een noodlijdende onderneming in staat stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- of liquidatieplan uit te werken. Als algemeen beginsel geldt dat reddingssteun het mogelijk maakt tijdelijk een onderneming te steunen die wordt geconfronteerd met een aanzienlijke verslechtering van haar financiële situatie, tot uiting komend in een acute liquiditeitscrisis of technische insolventie. Dergelijke tijdelijke steun moet de nodige tijd bieden om de omstandigheden te analyseren die tot de moeilijkheden leidden en een passend plan uit te werken om deze moeilijkheden te verhelpen. Bovendien dient reddingssteun tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt te blijven. Met andere woorden, reddingssteun biedt een onderneming in moeilijkheden, gedurende maximaal zes maanden, enig respijt. De steun bestaat uit omkeerbare kassteun in de vorm van leninggaranties of leningen, tegen een rente die op zijn minst vergelijkbaar is met de rentepercentages die voor leningen aan gezonde ondernemingen gelden, en met name de referentiepercentages die door de Commissie zijn vastgesteld. Structurele maatregelen waarvoor geen onmiddellijke ingrepen zijn vereist — zoals een onherroepelijke en automatische deelneming van de Staat in de eigen middelen van de onderneming — kunnen niet uit reddingssteun worden gefinancierd.

16.

Zodra een herstructurerings- of liquidatieplan waarvoor steun is gevraagd, is opgesteld en ten uitvoer wordt gelegd, wordt alle verdere steun als herstructureringssteun aangemerkt. Maatregelen die onmiddellijk moeten worden ten uitvoer gelegd om verliezen te stelpen, met inbegrip van structurele maatregelen (bijvoorbeeld onmiddellijke terugtrekking uit verliesgevende activiteiten), kunnen met reddingssteun worden uitgevoerd — voor individuele steun onder de voorwaarden van punt 3.1 en voor steunregelingen onder de voorwaarden van punt 4.3. Behoudens gevallen waarin van de vereenvoudigde procedure van punt 3.1.2 wordt gebruikgemaakt, dient de lidstaat aan te tonen dat dergelijke maatregelen onmiddellijk moeten worden genomen. Reddingssteun kan in de regel niet ten behoeve van financiële herstructurering worden toegekend.

17.

Een herstructurering daarentegen berust op een haalbaar, samenhangend en ingrijpend plan om de levensvatbaarheid van een onderneming op langere termijn te herstellen. Herstructurering behelst doorgaans een of meer van de volgende elementen: reorganisatie en rationalisering van de activiteiten van de onderneming op efficiëntere basis, waarbij verliesgevende activiteiten gewoonlijk worden afgestoten, herstructurering van bestaande activiteiten die opnieuw concurrerend kunnen worden gemaakt, en mogelijkerwijze diversificatie naar nieuwe en levensvatbare activiteiten. Naast een materiële herstructurering is meestal ook een financiële herstructurering (kapitaalinjecties, schuldvermindering) noodzakelijk. Daarentegen kan een herstructurering in de zin van de onderhavige richtsnoeren niet beperkt blijven tot financiële steun om verliezen uit het verleden aan te zuiveren, zonder de oorzaken van deze verliezen aan te pakken.

2.3.   Toepassingsgebied

18.

De onderhavige richtsnoeren zijn van toepassing op ondernemingen uit alle sectoren, behalve die welke in de kolenindustrie (8) en de ijzer- en staalindustrie (9) actief zijn, zonder afbreuk te doen aan specifieke regels die gelden voor ondernemingen in moeilijkheden in de betrokken sector (10). Behoudens de uitzondering van punt 79 (11), gelden zij voor de visserij- en aquacultuursector, mits de specifieke regels van de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuursector worden nageleefd (12). Hoofdstuk 5 bevat een aantal aanvullende regels voor de landbouwsector.

2.4.   Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt

19.

In artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag is voorzien in de mogelijkheid om steun die onder artikel 87, lid 1, valt, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt aan te merken. Afgezien van steun die onder artikel 87, lid 2, valt (met name steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, die niet onder de onderhavige richtsnoeren valt), vormt artikel 87, lid 3, onder c), de enige grondslag waarop steun aan ondernemingen in moeilijkheden verenigbaar kan worden verklaard. Volgens die bepaling mag de Commissie haar goedkeuring hechten aan „steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te (...) vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad”. Dit kan met name het geval zijn wanneer de steun noodzakelijk is om door marktfalen veroorzaakte onevenwichtigheden te corrigeren of om economische en sociale cohesie te garanderen.

20.

Aangezien het bestaan zelf van een onderneming in moeilijkheden in het gedrang is, kan een dergelijke onderneming niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd. Daarom is de Commissie van mening dat, enkel wanneer aan de in de onderhavige richtsnoeren uiteengezette voorwaarden is voldaan, steun aan ondernemingen in moeilijkheden kan bijdragen tot de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid zonder het handelsverkeer zodanig te veranderen dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Wanneer de ondernemingen die reddings- of herstructureringssteun ontvangen, in steungebieden zijn gevestigd, houdt de Commissie rekening met de in artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag vermelde overwegingen van regionale aard, zoals uiteengezet in de punten 55 en 56.

21.

De Commissie ziet er bijzonder op toe dat de onderhavige richtsnoeren niet worden gebruikt om de beginselen van de bestaande kaderregelingen en richtsnoeren te omzeilen.

22.

Wijzigingen in de eigendomsstructuur van de steun ontvangende ondernemingen mogen de beoordeling van de reddings- en herstructureringssteun niet beïnvloeden.

2.5.   Ontvangers van eerdere, onrechtmatige steun

23.

Wanneer voordien aan een onderneming in moeilijkheden onrechtmatige steun is toegekend ten aanzien waarvan de Commissie een negatieve beschikking heeft gegeven met een bevel tot terugvordering, en deze terugvordering niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (13), wordt bij de beoordeling van aan dezelfde onderneming toe te kennen reddings- en herstructureringssteun rekening gehouden met, enerzijds, het eventuele cumulerende effect van de eerdere steun en de nieuwe steun en, anderzijds, met het feit dat de eerdere steun niet is terugbetaald (14).

3.   ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE GOEDKEURING VAN AFZONDERLIJK BIJ DE COMMISSIE AANGEMELDE REDDINGS- EN/OF HERSTRUCTURERINGSSTEUN

24.

Dit hoofdstuk 3 heeft uitsluitend betrekking op steunmaatregelen die afzonderlijk bij de Commissie zijn aangemeld. Onder bepaalde voorwaarden kan de Commissie regelingen voor reddings- of herstructureringssteun goedkeuren; deze voorwaarden zijn in hoofdstuk 4 uiteengezet.

3.1.   Reddingssteun

3.1.1.   Voorwaarden

25.

Om door de Commissie te worden goedgekeurd, moet reddingssteun in de zin van punt 15:

a)

bestaan in kassteun in de vorm van leninggaranties of leningen (15). In beide gevallen wordt de lening toegekend tegen een rente die vergelijkbaar is met de rentepercentages die gelden voor leningen aan gezonde ondernemingen, en met name de referentiepercentages die door de Commissie zijn vastgesteld. Alle leningen moeten worden terugbetaald en alle garanties moeten aflopen binnen een termijn van maximaal zes maanden na de uitkering van het eerste bedrag aan de onderneming;

b)

worden gerechtvaardigd door ernstige sociale moeilijkheden en geen buitengewoon ongunstige spill-overeffecten naar andere lidstaten hebben;

c)

bij de aanmelding ervan vergezeld gaan van een toezegging van de betrokken lidstaat om de Commissie binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun een herstructurerings- of liquidatieplan voor te leggen dan wel aan te tonen dat de lening volledig is afgelost en/of dat de garantie is stopgezet; in het geval van niet-aangemelde steun moet de lidstaat binnen zes maanden na de eerste tenuitvoerlegging van de reddingssteunmaatregel een herstructurerings- of liquidatieplan voorleggen dan wel aantonen dat de lening volledig is afgelost en/of dat de garantie is stopgezet;

d)

beperkt blijven tot het bedrag dat nodig is om de exploitatie van de onderneming voort te zetten gedurende de periode waarvoor de steun is goedgekeurd. Dit bedrag kan steun omvatten voor structurele noodmaatregelen in overeenstemming met punt 16. Het noodzakelijke bedrag moet op de uit verliezen voortvloeiende liquiditeitsbehoeften van de onderneming zijn gebaseerd. Bij het bepalen van dat bedrag wordt rekening gehouden met de uitkomst van de toepassing van de in de Bijlage beschreven formule. Alle reddingssteun die hoger ligt dan de uitkomst van deze berekening, dient naar behoren te worden gerechtvaardigd;

e)

voldoen aan de in punt 3.3 vermelde voorwaarde (eenmalig karakter van de steun).

26.

Wanneer de lidstaat een herstructureringsplan heeft ingediend binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun of, in het geval van niet-aangemelde steun, na de tenuitvoerlegging van de maatregel, wordt de termijn voor de terugbetaling van de lening of het stopzetten van de garantie verlengd totdat de Commissie over het plan een besluit heeft genomen, tenzij de Commissie besluit dat een dergelijke verlenging niet is gerechtvaardigd.

27.

Onverminderd het bepaalde in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 659/1999 en de mogelijkheid een zaak overeenkomstig artikel 88, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag bij het Hof van Justitie aanhangig te maken, leidt de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in wanneer de lidstaat:

a)

geen geloofwaardig en onderbouwd herstructurerings- of liquidatieplan meedeelt, of

b)

geen bewijzen verstrekt dat de lening volledig is terugbetaald en/of dat de garantie is stopgezet vóór de termijn van zes maanden is verstreken.

28.

In ieder geval kan de Commissie besluiten om, onverminderd het bepaalde in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 659/1999 en de mogelijkheid een zaak overeenkomstig artikel 88, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag bij het Hof van Justitie aanhangig te maken, die procedure in te leiden wanneer zij van mening is dat de lening of de garantie zijn misbruikt of, wanneer na het verstrijken van de termijn van zes maanden, het niet-terugbetalen van de steun niet langer is gerechtvaardigd.

29.

De goedkeuring van reddingssteun betekent niet noodzakelijk dat nadien steun in het kader van een herstructureringsplan wordt goedgekeurd; dergelijke steun wordt op zijn eigen waarde beoordeeld.

3.1.2.   Vereenvoudigde procedure

30.

De Commissie tracht zoveel mogelijk binnen één maand een besluit te nemen over reddingssteun indien die steun, naast alle voorwaarden van punt 3.1.1, ook aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

de betrokken onderneming voldoet aan minstens één van de drie in punt 10 vermelde criteria;

b)

de reddingssteun blijft beperkt tot de uit de toepassing van de formule in de Bijlage resulterende uitkomst en bedraagt niet meer dan 10 miljoen EUR.

3.2.   Herstructureringssteun

3.2.1.   Grondbeginselen

31.

Herstructureringssteun werpt specifieke mededingingsbezwaren op, omdat hij ertoe kan leiden dat een onredelijk deel van de lasten van de structurele aanpassing en de daarmee gepaard gaande sociale en economische problemen worden afgewenteld op andere producenten die geen steun ontvangen, en op andere lidstaten. De algemene regel dient derhalve te zijn dat herstructureringssteun enkel wordt toegestaan in omstandigheden waarin kan worden aangetoond dat de goedkeuring van deze steun niet in strijd is met de belangen van de Gemeenschap. Dit is slechts mogelijk indien de steun aan strenge criteria voldoet en indien vaststaat dat eventuele vervalsing van de mededinging wordt gecompenseerd door de voordelen die uit het voortbestaan van de onderneming voortvloeien (wanneer bijvoorbeeld duidelijk is dat het netto-effect van de ontslagen als gevolg van het faillissement van de onderneming, gecombineerd met de gevolgen voor de leveranciers, de problemen op het gebied van de werkgelegenheid zouden verergeren of, in uitzonderlijke gevallen, wanneer de sluiting van de onderneming een monopolie of een eng oligopolie zou doen ontstaan) en, in beginsel, door voldoende compenserende maatregelen ten gunste van de concurrenten.

3.2.2.   Voorwaarden voor de goedkeuring van steun

32.

Behoudens de bijzondere bepalingen voor steungebieden, voor KMO's en voor de landbouwsector (zie de punten 55, 56, 57, 59 en hoofdstuk 5) keurt de Commissie steun enkel goed indien deze aan de volgende voorwaarden voldoet:

Kwalificatie van de onderneming

33.

De onderneming moet een onderneming in moeilijkheden in de zin van de onderhavige richtsnoeren zijn (zie de punten 9 tot en met 13).

Herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn

34.

Voorwaarde voor de toekenning van steun is de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan dat voor alle individuele steunmaatregelen door de Commissie dient te worden goedgekeurd — behalve in het geval van KMO's, zoals hierna in punt 3.2.5 wordt uiteengezet.

35.

Het herstructureringsplan, waarvan de looptijd zo kort mogelijk moet zijn, dient binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen en te zijn gebaseerd op realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden. Herstructureringssteun is derhalve gekoppeld aan een uitvoerbaar herstructureringsplan waartoe de betrokken lidstaat zich verbindt. Dit plan wordt met alle noodzakelijke gegevens aan de Commissie voorgelegd en omvat met name een marktstudie. De verbetering van de levensvatbaarheid komt voornamelijk tot stand door middel van interne maatregelen waarin het herstructureringsplan voorziet, en mag alleen berusten op externe factoren — zoals prijs- en vraagfluctuaties — waarop de onderneming slechts weinig invloed kan uitoefenen, op voorwaarde dat de veronderstellingen inzake de marktontwikkeling algemeen zijn aanvaard. Een herstructurering omvat de terugtrekking uit de activiteiten die — zelfs na de herstructurering — structureel verliesgevend zouden blijven.

36.

Het herstructureringsplan moet de omstandigheden beschrijven die tot de moeilijkheden van de onderneming hebben geleid, zodat kan worden nagegaan of de voorgestelde maatregelen passend zijn. Het houdt onder meer rekening met de actuele situatie en de verwachte ontwikkeling van vraag en aanbod op de relevante productmarkt, aan de hand van best-case-, worst-case- en neutrale scenario's, alsmede de specifieke sterke en zwakke punten van de onderneming. Het stelt de onderneming in staat de overgang te maken naar een nieuwe structuur die haar uitzicht biedt op levensvatbaarheid op lange termijn en haar in staat stelt op eigen benen te staan.

37.

Het herstructureringsplan moet zorgen voor een omslag waardoor de onderneming, nadat de herstructurering is voltooid, in staat is al haar kosten te dekken, met inbegrip van afschrijvingen en financiële lasten. Het verwachte rendement op eigen vermogen dient voldoende te zijn om de geherstructureerde onderneming in staat te stellen op eigen kracht op de markt te concurreren. Wanneer de moeilijkheden van de ondernemingen aan een gebrekkige corporate governance zijn te wijten, dienen de nodige aanpassingen te worden doorgevoerd.

Voorkoming van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging

38.

Om te garanderen dat de ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zo beperkt mogelijk blijven — zodat de positieve effecten opwegen tegen de negatieve effecten — dienen compenserende maatregelen te worden genomen. Anders wordt de steun als „schadelijk voor het gemeenschappelijk belang” aangemerkt — en dus als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De Commissie houdt, bij de vaststelling of de compenserende maatregelen toereikend zijn, de doelstelling van het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn voor ogen.

39.

Bij deze maatregelen kan het onder meer gaan om de afstoting van activa, inkrimping van capaciteit of van de aanwezigheid op de markt, en verlaging van de toegangsdrempels op de betrokken markten. Wanneer de Commissie nagaat of de compenserende maatregelen passend zijn, houdt zij rekening met de marktstructuur en de mededingingsvoorwaarden om ervoor te zorgen dat een dergelijke maatregel niet resulteert in een aantasting van de marktstructuur, doordat zulks bijvoorbeeld indirect een monopolie of een eng oligopolie doet ontstaan. Kan een lidstaat aantonen dat een dergelijke situatie zich zal voordoen, dan zouden zodanige compenserende maatregelen moeten worden uitgewerkt dat een dergelijke situatie wordt vermeden.

40.

De maatregelen moeten in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten van de steun en met name tot de grootte (16) en het relatieve belang van de onderneming op haar markt of markten. Zij zouden moeten plaatsvinden op de markt of markten waar de onderneming na de herstructurering een significante marktpositie zal behalen. De omvang van de inkrimping wordt van geval tot geval bepaald. De Commissie stelt de omvang van de te nemen maatregelen vast op grond van de marktstudie die aan het herstructureringsplan is gehecht en, in voorkomend geval, op grond van alle overige informatie waarover zij beschikt, met inbegrip van door belanghebbenden verstrekte informatie. Deze inkrimping moet een integrerend deel uitmaken van de herstructurering zoals die in het herstructureringsplan is vastgelegd. Dit beginsel geldt ongeacht of deze afstotingen vóór of na de toekenning van de staatssteun plaatsvinden, zolang zij maar een onderdeel van dezelfde herstructurering vormen. Afschrijvingen en sluiting van verliesgevende activiteiten die in ieder geval nodig zijn om de levensvatbaarheid te herstellen, worden bij de beoordeling van de compenserende maatregelen niet als inkrimping van capaciteit of aanwezigheid op de markt beschouwd. Bij deze beoordeling wordt eerder toegekende reddingssteun mede in aanmerking genomen.

41.

Deze voorwaarde geldt normaalgesproken echter niet voor kleine ondernemingen omdat kan worden aangenomen dat ad-hocsteun voor kleine ondernemingen de mededingingsvoorwaarden in de regel niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad, behalve wanneer in de staatssteunregels voor bepaalde sectoren anders is bepaald of wanneer de begunstigde onderneming actief is op een markt die met aanhoudende overcapaciteit heeft te kampen.

42.

Is de begunstigde onderneming op een markt actief die met aanhoudende structurele overcapaciteit heeft te kampen, zoals gedefinieerd in het kader van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (17), dan kan de vereiste inkrimping van de capaciteit of de aanwezigheid van de onderneming op de markt wel tot 100 % oplopen (18).

Beperking van de steun tot het minimum: reële bijdrage, vrij van steun

43.

Het steunbedrag en de steunintensiteit moeten tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum aan herstructureringskosten worden beperkt, in samenhang met de voorhanden zijnde financiële middelen van de onderneming, van haar aandeelhouders of van het concern waarvan zij deel uitmaakt. Bij deze beoordeling wordt eerder toegekende reddingssteun mede in aanmerking genomen. Van de steun ontvangende ondernemingen wordt verwacht dat zij uit eigen middelen, zo nodig door de verkoop van activa die voor het voortbestaan van de onderneming niet onontbeerlijk zijn of door externe financiering tegen marktvoorwaarden, een belangrijke bijdrage aan het herstructureringsplan leveren. Deze bijdrage is een teken dat de markten er vertrouwen in hebben dat een herstel van de levensvatbaarheid haalbaar is. Zij moet reëel — dus actueel — zijn, onder uitsluiting van alle voor de toekomst verwachte winst en kasstromen, en zij moet zo hoog mogelijk zijn.

44.

In de regel beschouwt de Commissie de volgende bijdragen (19) aan de herstructurering als passend: minstens 25 % in het geval van kleine ondernemingen, minstens 40 % in het geval van middelgrote en minstens 50 % in het geval van grote ondernemingen. In uitzonderlijke omstandigheden en in geval van een door de lidstaat aan te tonen bijzondere noodsituatie kan de Commissie een lagere bijdrage accepteren.

45.

Om de mededingingsverstorende effecten te beperken, moet de omvang van de steun of de vorm waarin hij wordt verleend zodanig zijn dat de onderneming niet de beschikking krijgt over extra kasmiddelen die kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktverstorende activiteiten welke met het herstructureringsproces geen verband houden. Daartoe onderzoekt de Commissie de omvang van de passiva van de onderneming na de herstructurering, evenals de situatie na uitstel van betaling of vermindering van haar schulden, met name in het kader van de voortzetting van haar activiteiten na een collectieve insolventieprocedure volgens het nationale recht (20). De steun mag noch geheel noch gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van nieuwe investeringen die voor het herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming niet onmisbaar zijn.

Bijzondere voorwaarden voor de goedkeuring van steun

46.

Naast de in de punten 38 tot en met 42 beschreven compenserende maatregelen kan de Commissie, ingeval de betrokken lidstaat geen toezegging heeft gedaan dat hij dergelijke bepalingen zal vaststellen, de voorwaarden en verplichtingen opleggen die zij nodig acht om te voorkomen dat de mededinging door de steun zodanig wordt verstoord dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Bijvoorbeeld kan de betrokken lidstaat ertoe worden verplicht:

a)

zelf bepaalde maatregelen te nemen (bijvoorbeeld bepaalde markten die al dan niet rechtstreeks met de activiteiten van de ondernemingen verband houden, openstellen voor andere communautaire ondernemingen, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht);

b)

bepaalde verplichtingen aan de begunstigde onderneming op te leggen;

c)

de begunstigde onderneming gedurende de herstructureringsperiode geen andere soorten steun te verlenen.

Volledige uitvoering van het herstructureringsplan en naleving van de voorwaarden

47.

De onderneming moet het herstructureringsplan volledig uitvoeren en alle overige verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de beschikking waarbij de Commissie de steun goedkeurt. De Commissie beschouwt het niet-uitvoeren van het plan of het niet-nakomen van de overige verplichtingen als misbruik van steun, onverminderd het bepaalde in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 659/1999 en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 88, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken.

48.

Ingeval herstructureringen zich over meerdere jaren uitstrekken en daarmee aanzienlijke steunbedragen zijn gemoeid, kan de Commissie eisen dat de herstructureringssteun in verschillende termijnen wordt betaald. Zij kan de betaling van elke termijn aan de volgende voorwaarden onderwerpen:

i)

dat vóór elke betaling wordt vastgesteld dat alle fasen van het herstructureringsplan binnen het vastgestelde tijdschema naar behoren ten uitvoer zijn gelegd, of

ii)

dat zij vóór elke betaling haar goedkeuring pas verleent nadat zij zich ervan heeft vergewist dat het plan naar behoren ten uitvoer is gelegd.

Controle en jaarlijks verslag

49.

De Commissie moet in staat worden gesteld zich, aan de hand van regelmatige en gedetailleerde verslagen die de betrokken lidstaten meedelen, ervan te vergewissen dat het herstructureringsplan naar behoren wordt uitgevoerd.

50.

Wat de steun aan grote ondernemingen betreft, wordt het eerste van deze verslagen normaalgesproken binnen zes maanden na de datum van goedkeuring van de steun bij de Commissie ingediend. Vervolgens worden de verslagen ten minste eenmaal per jaar, op een vaste datum, aan de Commissie gezonden totdat de doelstellingen van de herstructureringssteun kunnen worden geacht te zijn verwezenlijkt. Zij moeten alle informatie bevatten die de Commissie nodig heeft om toezicht te houden op de uitvoering van het goedgekeurde herstructureringsplan, het tijdschema van de betalingen aan de onderneming en haar financiële positie en om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden of verplichtingen van de goedkeuringsbeschikking in acht zijn genomen. Deze verslagen moeten met name alle relevante informatie bevatten over de steun die de onderneming tijdens de herstructureringsperiode heeft ontvangen, ongeacht voor welke doeleinden de steun is verleend en ongeacht of deze op individuele basis of in het kader van een algemene regeling is toegekend (zie de punten 68 tot en met 71). Is spoedige bevestiging van bepaalde cruciale inlichtingen nodig — bijvoorbeeld met betrekking tot sluitingen of capaciteitsinkrimpingen — dan kan de Commissie verlangen dat vaker verslagen worden ingediend.

51.

Wat de steun aan KMO's betreft, is de jaarlijkse indiening van de balans en de winst- en verliesrekening van de begunstigde onderneming in de regel voldoende, behalve ingeval de goedkeuringsbeschikking strengere voorwaarden bevat.

3.2.3.   Wijziging van het herstructureringsplan

52.

Is herstructureringssteun goedgekeurd, dan kan de betrokken lidstaat tijdens de herstructurering de Commissie verzoeken in te stemmen met wijzigingen van het herstructureringsplan en het steunbedrag. De Commissie kan dergelijke wijzigingen toestaan zolang de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

a)

uit het herziene plan blijkt nog steeds dat binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid wordt hersteld;

b)

wanneer het steunbedrag wordt verhoogd, zijn de vereiste compenserende maatregelen omvangrijker dan oorspronkelijk was geëist;

c)

wanneer de voorgestelde compenserende maatregelen geringer zijn dan die welke oorspronkelijk werden verlangd, wordt het steunbedrag overeenkomstig verlaagd;

d)

het nieuwe tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de compenserende maatregelen mag slechts uitstel ten opzichte van het oorspronkelijk goedgekeurde tijdschema inhouden om redenen waarop de onderneming of de lidstaat geen invloed heeft. Zoniet, dan moet het steunbedrag overeenkomstig worden verlaagd.

53.

Indien de door de Commissie opgelegde voorwaarden of de door lidstaat gedane toezeggingen worden versoepeld, wordt het steunbedrag overeenkomstig verlaagd of kunnen andere voorwaarden worden opgelegd.

54.

Wanneer de lidstaat een goedgekeurd herstructureringsplan wijzigt zonder de Commissie behoorlijk te informeren, leidt de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in, zoals bepaald in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (misbruik van steun), onverminderd het bepaalde in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 659/1999 en de mogelijkheid overeenkomstig artikel 88, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken.

3.2.4.   Herstructureringssteun in steungebieden

55.

Aangezien volgens artikel 158 van het Verdrag economische en sociale samenhang een prioritaire doelstelling is van de Gemeenschap en volgens artikel 159 andere beleidslijnen aan deze doelstelling dienen bij te dragen (21), moet de Commissie bij de beoordeling van herstructureringssteun in steungebieden rekening houden met de behoeften inzake regionale ontwikkeling. De vaststelling dat een noodlijdende onderneming in een steungebied is gevestigd, rechtvaardigt echter niet dat tegenover herstructureringssteun een tolerante houding wordt aangenomen: op middellange tot lange termijn is een regio er niet bij gebaat dat ondernemingen op kunstmatige wijze in leven worden gehouden. Voorts is het, met het oog de bevordering van de regionale ontwikkeling, in het eigen belang van de regio haar middelen te gebruiken om zo snel mogelijk activiteiten te ontwikkelen die op lange termijn levensvatbaar en duurzaam zijn. Ten slotte dient mededingingsvervalsing tot een minimum te worden beperkt, ook in het geval van steun aan ondernemingen in steungebieden. In dit verband dient ook rekening te worden gehouden met mogelijke nadelige spill-overeffecten die zich in de betrokken regio en in andere steungebieden kunnen voordoen.

56.

De in de punten 32 tot en met 54 genoemde criteria zijn derhalve eveneens van toepassing op steungebieden, zelfs indien rekening wordt gehouden met de behoeften inzake regionale ontwikkeling. In steungebieden kunnen, tenzij in staatssteunregels voor een specifieke sector anders is bepaald, voor de goedkeuring van steun echter minder strenge voorwaarden worden gesteld ten aanzien van de tenuitvoerlegging van compenserende maatregelen en de omvang van de bijdrage van de begunstigde onderneming. Wanneer behoeften inzake regionale ontwikkeling zulks rechtvaardigen, is in gevallen waarin inkrimping van de capaciteit of van de aanwezigheid op de markt de geschiktste maatregel lijkt te zijn om buitensporige vervalsing van de mededinging te voorkomen, de vereiste inkrimping in steungebieden beperkter dan in andere gebieden. In die gevallen, welke door de betrokken lidstaat dienen te worden gestaafd, wordt een onderscheid gemaakt tussen regio's die op grond van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag voor steun in aanmerking komen, en die regio's welke op grond van artikel 87, lid 3, onder c), in aanmerking komen. Zodoende kan rekening worden gehouden met het feit dat de problemen in de eerste categorie regio's ernstiger zijn.

3.2.5.   Steun ten behoeve van de herstructurering van KMO's

57.

Steun aan kleine ondernemingen (22) leidt doorgaans minder tot een ongunstige beïnvloeding van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, dan bij steun aan middelgrote en grote ondernemingen het geval is. Dit geldt ook voor steun om de herstructurering te ondersteunen, zodat de voorwaarden van de punten 32 tot en met 54 ten aanzien van de volgende aspecten minder strikt worden toegepast:

a)

doorgaans worden aan de toekenning van herstructureringssteun voor kleine ondernemingen geen compenserende maatregelen verbonden (zie punt 41), tenzij in staatssteunregels voor een specifieke sector anders is bepaald;

b)

de vereisten inzake de inhoud van verslagen zullen voor KMO's minder strikt zijn (zie de punten 49, 50 en 51).

58.

Daartegenover staat dat het beginsel dat dit soort steun eenmalig moet zijn (zie punt 3.3), volledig op KMO's van toepassing is.

59.

Voor KMO's hoeft het herstructureringsplan niet door de Commissie te worden goedgekeurd. Het plan dient evenwel aan de vereisten van de punten 35, 36 en 37 te voldoen, door de betrokken lidstaat te worden goedgekeurd en aan de Commissie te worden meegedeeld. Aan de toekenning van de steun is de voorwaarde verbonden dat het herstructureringsplan volledig ten uitvoer wordt gelegd. Op de lidstaat rust de verplichting na te gaan of deze voorwaarden zijn nageleefd.

3.2.6.   Steun ter dekking van de sociale kosten van herstructurering

60.

Herstructureringsplannen brengen normaalgesproken inkrimping van of terugtrekking uit de getroffen activiteiten met zich. Dergelijke besnoeiingen zijn vaak noodzakelijk met het oog op rationalisering en efficiëntie en staan los van capaciteitsinkrimpingen die als voorwaarde voor de goedkeuring van steun kunnen worden verlangd. Welke reden ook aan deze maatregelen ten grondslag ligt, zij leiden doorgaans tot een afname van het aantal arbeidsplaatsen binnen de onderneming.

61.

Het arbeidsrecht van de lidstaten bevat soms algemene socialezekerheidsregelingen waarbij is voorzien in ontslagvergoedingen en uitkeringen bij vervroegde uittreding die rechtstreeks aan de ontslagen werknemers worden uitgekeerd. Dergelijke regelingen gelden niet als staatssteun die onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt.

62.

Naast deze rechtstreeks aan de werknemers betaalde ontslagvergoedingen en uitkeringen bij vervroegde uittreding bestaan dikwijls algemene sociale steunregelingen, waarmee de overheid de kosten van de uitkeringen dekt die de onderneming aan ontslagen werknemers verstrekt en die verder gaan dan haar wettelijke of contractuele verplichtingen. Wanneer dergelijke regelingen, zonder enige sectorale beperking, algemeen beschikbaar zijn voor iedere werknemer die voldoet aan vooraf vastgestelde voorwaarden om automatisch in aanmerking te komen, worden zij voor een onderneming in herstructurering niet als steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag beschouwd. Wanneer deze regelingen daarentegen worden gebruikt om de herstructurering in specifieke bedrijfstakken te ondersteunen, kan er wel van steun sprake zijn wegens de selectieve wijze waarop zij worden toegepast (23).

63.

Ingevolge het arbeidsrecht of collectieve overeenkomsten met vakbonden op de onderneming zelf rustende verplichtingen om uitkeringen bij ontslag en/of vervroegde uittreding te verstrekken, maken deel uit van de gewone kosten die een onderneming uit eigen middelen dient te bekostigen. Derhalve dient elke bijdrage van de Staat aan deze kosten als steun te worden aangemerkt. Dit geldt ongeacht of de bedragen rechtstreeks aan de onderneming worden betaald of via een overheidsinstelling aan de werknemers worden uitgekeerd.

64.

De Commissie heeft niet a priori bezwaren tegen dit soort steun wanneer deze aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend; de steun brengt immers economische voordelen mee die verder gaan dan de belangen van de betrokken onderneming, daar hij structurele veranderingen mogelijk maakt en problemen helpt te verzachten.

65.

Steun wordt niet alleen toegekend ter dekking van de kosten van ontslag- of vervroegde-uittredingsregelingen, maar vaak ook ten behoeve van opleiding, advisering en praktische hulp bij het vinden van ander werk, als tegemoetkoming bij overplaatsing, en voor beroepsopleiding en bijstand aan werknemers die een nieuwe onderneming willen beginnen. De Commissie neemt steeds een positief standpunt in ten aanzien van dergelijke steun wanneer die aan ondernemingen in moeilijkheden wordt toegekend.

66.

Het in de punten 62 tot en met 65 beschreven soort steun moet in het herstructureringsplan duidelijk worden aangegeven, omdat steun voor sociale maatregelen die uitsluitend aan de ontslagen werknemers ten goede komen, bij de vaststelling van de omvang van de in de punten 38 tot en met 42 bedoelde compenserende maatregelen niet in aanmerking wordt genomen.

67.

In het gemeenschappelijk belang zorgt de Commissie er in het kader van het herstructureringsplan voor dat de sociale gevolgen van de herstructurering in andere lidstaten dan die welke de steun toekent, tot een minimum beperkt blijven.

3.2.7.   Noodzaak de Commissie over alle tijdens de herstructureringsperiode aan de begunstigde onderneming toegekende steun in te lichten

68.

Wanneer een grote of middelgrote onderneming herstructureringssteun ontvangt die aan de onderhavige richtsnoeren wordt getoetst, kan de toekenning van andere steun tijdens de herstructureringsperiode, ook al is deze met een reeds goedgekeurde regeling in overeenstemming, invloed hebben op de beoordeling van de Commissie van de omvang van de nodige compenserende maatregelen.

69.

Bij de aanmelding van herstructureringssteun voor een grote of middelgrote onderneming moet alle overige steun worden vermeld die de lidstaat voornemens is tijdens de herstructurering aan de begunstigde onderneming te verlenen, tenzij deze steun onder de de-minimisregeling of vrijstellingsverordeningen valt. De Commissie zal die steun in aanmerking nemen bij het beoordelen van de herstructureringssteun.

70.

Alle steun die tijdens de herstructureringsperiode daadwerkelijk aan grote of middelgrote ondernemingen wordt toegekend — met inbegrip van in overeenstemming met een goedgekeurde regeling toegekende steun — moet afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld voorzover deze daarvan op het tijdstip van haar besluit over de herstructureringssteun niet in kennis was gesteld.

71.

De Commissie ziet er op toe dat met de toekenning van steun op grond van goedgekeurde regelingen de eisen van de onderhavige richtsnoeren niet kunnen worden omzeild.

3.3.   Eenmaligheid

72.

Reddingssteun is een eenmalige operatie die in hoofdzaak is bedoeld om de exploitatie van een onderneming voort te zetten gedurende een beperkte periode waarin de toekomst van de onderneming kan worden geëvalueerd. Het dient echter niet mogelijk te zijn de herhaalde toekenning van reddingssteunmaatregelen toe te staan waarmee enkel de status quo wordt bestendigd, het onvermijdelijke wordt uitgesteld en tegelijkertijd de economische en sociale problemen op andere, meer efficiënte producenten of op andere lidstaten worden afgewenteld. Daarom mag reddingssteun slechts eenmaal worden toegekend. In overeenstemming met ditzelfde beginsel mag ook herstructureringssteun slechts eenmaal worden toegekend, om te voorkomen dat ondernemingen die enkel dankzij herhaalde staatssteun kunnen overleven, ten onrechte steun ontvangen. Ten slotte mag, wanneer reddingssteun wordt toegekend aan een onderneming die al herstructureringssteun heeft ontvangen, worden aangenomen dat de moeilijkheden van de begunstigde onderneming een terugkerend probleem zijn en dat herhaalde overheidsmaatregelen aanleiding geven tot vervalsing van de mededinging waardoor het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Dergelijke herhaalde overheidsmaatregelen dienen niet te worden toegestaan.

73.

Wanneer een voornemen tot het verlenen van reddings- of herstructureringssteun bij de Commissie wordt aangemeld, moet de lidstaat aangeven of de betrokken onderneming in het verleden reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, met inbegrip van vóór de datum van toepassing van de onderhavige richtsnoeren verleende steun en van niet-aangemelde steun (24). Indien dit het geval is en wanneer minder dan tien jaar is verstreken sinds de toekenning van de reddingssteun, het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is), staat de Commissie geen verdere reddings- of herstructureringssteun toe, behalve in de volgende gevallen:

a)

wanneer herstructureringssteun volgt op de toekenning van reddingssteun als onderdeel van één enkele herstructureringsoperatie; of

b)

wanneer reddingssteun onder de voorwaarden van punt 3.1.1 werd toegekend en op deze steun geen door de Staat gesteunde herstructurering volgde, indien:

i)

redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de onderneming na de toekenning van reddingssteun op de lange termijn levensvatbaar zal zijn, en

ii)

na ten minste vijf jaar nieuwe reddings- en herstructureringsteun noodzakelijk wordt wegens onvoorzienbare omstandigheden (25) die de onderneming niet zijn toe te rekenen, of

c)

in uitzonderlijke en onvoorzienbare omstandigheden die de onderneming niet zijn toe te rekenen.

In de onder b) en c) bedoelde gevallen kan de vereenvoudigde procedure van punt 3.1.2 niet worden gebruikt.

74.

Wijzigingen in de eigendomsstructuur van de begunstigde onderneming na de toekenning van steun en eventuele gerechtelijke of administratieve procedures die tot gevolg hebben dat de vermogenspositie van de onderneming wordt gesaneerd, haar passiva worden verminderd of vroegere schulden worden aangezuiverd, hebben geen enkele invloed op de toepassing van deze regel zolang het dezelfde onderneming is die de exploitatie voortzet.

75.

Wanneer een concern reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, staat de Commissie normaalgesproken geen verdere reddings- of herstructureringssteun aan het concern zelf of een van de concernonderdelen toe tenzij tien jaar is verstreken sinds de toekenning van de reddingssteun, het aflopen van de herstructureringsperiode of de beëindiging van de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan (naargelang welke van deze gebeurtenissen het meest recent is). Wanneer een concernonderdeel reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, kan zowel het concern als geheel, als de overige concernonderdelen — doch niet de begunstigde onderneming die eerder steun heeft ontvangen — op reddings- of herstructureringssteun aanspraak blijven maken (mits de overige bepalingen van de onderhavige richtsnoeren worden nageleefd). De lidstaten moeten er op toezien dat geen steun van het concern of de overige concernonderdelen wordt doorgesluisd naar de onderneming die eerder steun heeft ontvangen.

76.

Wanneer een onderneming die de activa van een andere onderneming overneemt en met name wanneer de over te nemen onderneming aan een van de in punt 74 genoemde procedures of volgens het nationale recht aan een collectieve insolventieprocedure is onderworpen en zelf reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen, geldt voor de overnemer niet het vereiste dat de steun eenmalig dient te zijn, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de overnemer staat duidelijk los van de oude onderneming;

b)

de overnemer heeft de activa van de oude onderneming tegen de marktprijs verworven;

c)

de liquidatie of het beheer onder gerechtelijk toezicht en de overname van de oude onderneming zijn niet louter middelen om te ontsnappen aan de toepassing van het beginsel dat steun eenmalig dient te zijn (de Commissie kan bepalen dat zulks bijvoorbeeld wel het geval is wanneer de moeilijkheden waarmee de overnemer heeft te kampen, duidelijk konden worden voorzien op het tijdstip dat hij de activa van de oude onderneming heeft overgenomen).

77.

In dit verband zij evenwel benadrukt dat, aangezien steun voor de verwerving van activa steun voor een initiële investering vormt, dergelijke steun niet op grond van de onderhavige richtsnoeren kan worden goedgekeurd.

4.   STEUNREGELINGEN VOOR KMO's

4.1.   Algemene beginselen

78.

De Commissie keurt regelingen voor reddings- en/of herstructureringssteun aan KMO's in moeilijkheden enkel goed indien de betrokken ondernemingen aan de communautaire definitie van KMO's voldoen. Onder voorbehoud van de onderstaande bijzondere bepalingen wordt de verenigbaarheid van dergelijke regelingen in het licht van de voorwaarden van hoofdstukken 2 en 3 onderzocht, met uitzondering van punt 3.1.2, dat niet op steunregelingen van toepassing is. Alle steun die uit hoofde van een regeling wordt verleend en niet aan een van die voorwaarden voldoet, moet vooraf afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld en door haar worden goedgekeurd.

4.2.   In aanmerking komende ondernemingen

79.

Tenzij in staatssteunregels voor een bepaalde sector anders is bepaald, is steun die, in het kader van regelingen welke op de datum van toepassing van de onderhavige richtsnoeren zijn goedgekeurd, aan kleine en middelgrote ondernemingen wordt toegekend, enkel van afzonderlijke aanmelding vrijgesteld wanneer de betrokken onderneming aan minstens één van de drie criteria van punt 10 voldoet. Steun voor ondernemingen die aan geen van deze drie criteria voldoet, moet afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld, zodat zij kan nagaan of deze ondernemingen als ondernemingen in moeilijkheden kunnen worden aangemerkt. Steun voor ondernemingen die actief zijn op een markt die met aanhoudende structurele overcapaciteit heeft te kampen, moet, ongeacht de grootte van de begunstigde onderneming, eveneens afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld, zodat zij kan nagaan of punt 42 van toepassing is.

4.3.   Voorwaarden voor de goedkeuring van regelingen inzake reddingssteun

80.

Om door de Commissie te kunnen worden goedgekeurd, moeten regelingen inzake reddingssteun aan de voorwaarden van de punten a), b), d) en e) van punt 25 voldoen. Voorts mag reddingssteun slechts voor maximaal zes maanden worden toegekend; in die periode moet de positie van de onderneming worden onderzocht. Vóór het einde van die periode moet de lidstaat ofwel een herstructurerings- of een liquidatieplan goedkeuren, ofwel de begunstigde onderneming verzoeken om terugbetaling van de lening en de steun ten belope van een bedrag dat met de risicopremie overeenkomt.

81.

Reddingssteun die voor meer dan zes maanden wordt toegekend of die niet na zes maanden wordt terugbetaald, moet afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld.

4.4.   Voorwaarden voor de goedkeuring van regelingen inzake herstructureringssteun

82.

De Commissie keurt regelingen voor herstructureringssteun enkel goed indien aan de toekenning van de steun de voorwaarde is verbonden dat de begunstigde onderneming het door de betrokken lidstaat goedgekeurde herstructureringsplan volledig ten uitvoer legt en de steun aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

herstel van de levensvatbaarheid: de criteria van de punten 34 tot en met 37 zijn van toepassing;

b)

vermijding van buitensporige mededingingsvervalsing: aangezien steun aan kleine ondernemingen de mededinging doorgaans minder verstoort, is het in de punten 38 tot en met 42 beschreven beginsel niet van toepassing, tenzij in staatssteunregels voor een specifieke sector anders is bepaald. De regelingen moeten niettemin de bepaling bevatten dat de begunstigde ondernemingen gedurende de looptijd van het herstructureringsplan hun capaciteit niet mogen uitbreiden. Voor middelgrote ondernemingen zijn de punten 38 tot en met 42 van toepassing;

c)

beperking van de steun tot het noodzakelijke minimum: de in de punten 43, 44 en 45 beschreven beginselen zijn van toepassing;

d)

wijziging van het herstructureringsplan: bij elke wijziging van het plan moeten de regels van de punten 52, 53 en 54 in acht worden genomen.

4.5.   Gemeenschappelijke voorwaarden voor goedkeuring van regelingen inzake reddings- en/of herstructureringssteun

83.

De regelingen moeten het maximale steunbedrag vermelden dat aan een onderneming kan worden toegekend als onderdeel van een operatie om reddings- en/of herstructureringssteun toe te kennen, ook ingeval het plan wordt gewijzigd. Alle steun die dat bedrag overschrijdt, moet afzonderlijk bij de Commissie worden aangemeld. Het maximumbedrag dat één onderneming aan reddings- en herstructureringssteun tezamen wordt toegekend, mag niet hoger liggen dan 10 miljoen EUR, met inbegrip van eventuele steun uit andere bronnen of op grond van andere regelingen.

84.

Bovendien dient het beginsel dat dit soort steun eenmalig dient te zijn, in acht te worden genomen. De regel van punt 3.3 is van toepassing.

85.

De lidstaten moeten maatregelen ook individueel bij de Commissie aanmelden wanneer een onderneming activa overneemt van een andere onderneming die zelf reeds reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen.

4.6.   Controle en jaarlijkse verslagen

86.

De punten 49, 50 en 51 gelden niet voor steunregelingen. Voorwaarde voor goedkeuring van de regeling is echter wel dat, doorgaans jaarlijks, een verslag wordt ingediend over de werking van de desbetreffende regeling; dit verslag moet de informatie bevatten die is aangegeven in de instructies van de Commissie inzake gestandaardiseerde verslagen (26). De verslagen moeten eveneens een lijst van alle begunstigde ondernemingen bevatten en voor elk ervan vermelden:

a)

de naam van de onderneming;

b)

de code van de bedrijfstak waartoe zij behoort, overeenkomstig de uit drie cijfers bestaande NACE-code (27);

c)

het aantal werknemers;

d)

de jaaromzet en de balanswaarde;

e)

het bedrag van de toegekende steun;

f)

het bedrag en de vorm van de bijdrage van de begunstigde onderneming;

g)

in voorkomend geval, de vorm en de omvang van de compenserende maatregelen;

h)

in voorkomend geval, gegevens over in het verleden ontvangen herstructureringssteun, of andere als dusdanig behandelde steun;

i)

de vermelding of de begunstigde onderneming al dan niet is geliquideerd of aan een collectieve insolventieprocedure is onderworpen vóór het verstrijken van de herstructureringsperiode.

5.   BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP HERSTRUCTURERINGSSTEUN IN DE LANDBOUWSECTOR (28)

5.1.   Compenserende maatregelen

87.

Overeenkomstig de punten 38 tot en met 42, 57 en 82, onder b), worden van kleine ondernemingen in beginsel geen compenserende maatregelen verlangd, tenzij in sectorale staatssteunregels anders is bepaald. In de landbouwsector eist de Commissie, overeenkomstig de in de punten 38 tot en met 42 genoemde beginselen, in de regel wel dat alle door herstructureringssteun begunstigde ondernemingen compenserende maatregelen doorvoeren, ongeacht de omvang van de onderneming.

5.2.   Omschrijving van overcapaciteit

88.

Voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren wordt in de landbouwsector structurele overcapaciteit door de Commissie van geval tot geval gedefinieerd, waarbij zij met name rekening houdt met de omvang en de tendens van de marktstabiliserende maatregelen die tijdens de drie voorgaande jaren voor de relevante productcategorie zijn genomen, zoals met name uitvoerrestituties en het uit de markt nemen van producten, de ontwikkeling van de prijzen op de wereldmarkt en de bij communautaire wetgeving vastgestelde sectorale beperkingen.

5.3.   Voor regelingen inzake reddings- en herstructureringssteun in aanmerking komende ondernemingen

89.

In afwijking van punt 79 kan de Commissie ook steun aan KMO's vrijstellen van de verplichting tot individuele aanmelding wanneer de betrokken KMO niet aan minstens één van de drie in punt 10 genoemde criteria voldoet.

5.4.   Capaciteitsinkrimping

90.

Bij een structureel overschot aan productiecapaciteit geldt de in de punten 38 tot en met 42 beschreven eis inzake onomkeerbare vermindering of sluiting van productiecapaciteit. Cultuurgronden kunnen vijftien jaar na de daadwerkelijke capaciteitssluiting opnieuw in gebruik worden genomen. Tot dat tijdstip moeten zij in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden overeenkomstig de eisen inzake niet langer voor productiedoeleinden gebruikte gronden, in overeenstemming met artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (29), en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen.

91.

Is de steunmaatregel op bepaalde producten of ondernemingen gericht, dan moet de inkrimping van de productiecapaciteit minstens 10 % bedragen van de capaciteit waarvoor de herstructureringssteun daadwerkelijk wordt toegekend. Voor niet-gerichte maatregelen moet de inkrimping van de productiecapaciteit minstens 5 % bedragen. Voor herstructureringssteun die in probleemgebieden (30) wordt toegekend, wordt de verlangde capaciteitsinkrimping met twee procentpunt verlaagd. De Commissie zal deze capaciteitsinkrimpingen niet verlangen wanneer de besluiten om aan begunstigde ondernemingen herstructureringssteun toe te kennen over een bepaalde aaneensluitende periode van twaalf maanden gezamenlijk niet meer dan 1 % van de productiecapaciteit van die sector in de betrokken lidstaat betreffen. Deze regel kan op regionaal niveau worden toegepast in het geval van een steunregeling die tot een bepaalde regio is beperkt.

92.

Aan het vereiste dat inkrimping van capaciteit onomkeerbaar dient te zijn, kan op het relevante marktniveau worden voldaan (dat dus niet noodzakelijkerwijs inkrimping door de herstructureringssteun ontvangende ondernemingen betreft). Op voorwaarde dat de bepalingen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid worden nageleefd, mogen de lidstaten kiezen welk capaciteitsinkrimpingsysteem zij willen toepassen.

93.

De lidstaat moet aantonen dat de betrokken capaciteitsinkrimping een aanvulling vormt op de capaciteitsinkrimping die zonder de herstructureringssteun zou zijn bereikt.

94.

Wanneer niet naar capaciteitsinkrimping op het niveau van de door de steun begunstigde onderneming wordt gestreefd, dienen de maatregelen met het oog op capaciteitsinkrimping uiterlijk één jaar na de toekenning van de steun te zijn uitgevoerd.

95.

Om te garanderen dat de sluiting van capaciteit daadwerkelijk op het relevante marktniveau plaatsvindt, moet de lidstaat zich ertoe verbinden voor capaciteitsverhogingen in de betrokken sector geen staatssteun toe te kennen. Deze verbintenis blijft gelden voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop de verlangde capaciteitsinkrimping daadwerkelijk is behaald.

96.

Bij de bepaling van het recht op en het bedrag van de herstructureringssteun wordt geen rekening gehouden met de lasten als gevolg van het voldoen aan communautaire quota en daarmee samenhangende bepalingen op het niveau van individuele ondernemingen.

5.5.   Het eenmalige karakter van de steun

97.

Het beginsel dat reddings- of herstructureringssteun slechts eenmaal mag worden toegekend, geldt ook voor de landbouwsector. In plaats van de in punt 3.3 genoemde periode van tien jaar, geldt evenwel een periode van vijf jaar.

5.6.   Controle en jaarlijks verslag

98.

De in hoofdstukken 3 en 4 uiteengezette regels gelden ook voor de controle en jaarlijkse verslagen in de landbouwsector, met uitzondering van de verplichting om een lijst van alle door de steun begunstigde ondernemingen mee te delen en om bepaalde inlichtingen over elk van hen te verstrekken (punt 86). Wordt een beroep gedaan op het bepaalde in de punten 90 tot en met 96, dan moet het verslag ook gegevens bevatten over de productiecapaciteit waarvoor daadwerkelijk herstructureringssteun is toegekend en over de behaalde capaciteitsinkrimping.

6.   DIENSTIGE MAATREGELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 88, LID 1

99.

De Commissie stelt, in een afzonderlijk schrijven, de lidstaten overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het Verdrag voor om, zoals in de punten 100 en 101 wordt beschreven, dienstige maatregelen te nemen met betrekking tot hun bestaande steunregelingen. De Commissie stelt de goedkeuring van alle toekomstige regelingen afhankelijk van de inachtneming van onderstaande bepalingen.

100.

De lidstaten die het voorstel van de Commissie hebben aanvaard, moeten hun bestaande steunregelingen die na 9 oktober 2004 van toepassing dienen te blijven, binnen zes maanden aanpassen om deze met de onderhavige richtsnoeren in overeenstemming te brengen.

101.

De lidstaten moeten binnen één maand na ontvangst van het schrijven waarin dienstige maatregelen worden voorgesteld, aangeven of zij met deze dienstige maatregelen instemmen.

7.   DATUM VAN TOEPASSING EN DUUR

102.

De Commissie zal deze richtsnoeren toepassen met ingang van 10 oktober 2004 tot 9 oktober 2009.

103.

Aanmeldingen die door de Commissie vóór 10 oktober 2004 zijn geregistreerd, zullen worden getoetst aan de criteria die gelden op het tijdstip van de aanmelding.

104.

De Commissie zal onderzoeken of reddings- of herstructureringssteun die zonder haar toestemming — en dus in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag — is toegekend, verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op basis van de onderhavige richtsnoeren wanneer die steun geheel of gedeeltelijk na de bekendmaking van deze richtsnoeren in het Publicatieblad van de Europese Unie is toegekend.

In alle overige gevallen zal zij het onderzoek verrichten op basis van de op het tijdstip van de toekenning van de steun geldende richtsnoeren.


(1)  PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(2)  PB C 283 van 19.9.1997, blz. 2. Zie ook de voetnoot bij de titel van hoofdstuk 5.

(3)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(4)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).

(5)  Naar analogie met artikel 17 van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad (PB L 26 van 30.1.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(6)  Het betreft hier met name de vennootschapsvormen vermeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad.

(7)  Om te bepalen of een onderneming zelfstandig is of van een concern deel uitmaakt, wordt rekening gehouden met de criteria van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 68/2001 (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 363/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 20).

(8)  Zie artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad (PB L 205 van 2.8.2002, blz. 1), gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(9)  Zie punt 19 van de mededeling van de Commissie betreffende bepaalde aspecten van de behandeling van mededingingszaken als gevolg van het aflopen van het EGKS-Verdrag (PB C 152 van 20.6.2002, blz. 5) en punt 1 van de mededeling van de Commissie betreffende reddings-, herstructurerings- en sluitingssteun aan de ijzer- en staalindustrie (PB C 70 van 19.3.2002, blz. 21). Dienstige maatregelen in het kader van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8).

(10)  Dergelijke bijzondere bepalingen bestaan voor de luchtvaartsector (PB C 350 van 10.12.1994, blz. 5).

(11)  Dit wil zeggen dat steun aan KMO's die niet aan de voorwaarden van dit punt 79 voldoen, niettemin van de verplichting tot individuele aanmelding kan worden vrijgesteld.

(12)  PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.

(13)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(14)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 mei 1997 in zaak C-355/95 P, Textilwerke Deggendorf GmbH (TWD)/Commissie e.a., Jurispr. 1997, blz. I-2549.

(15)  Een uitzondering kan worden gemaakt in het geval van reddingssteun in het bankbedrijf, om de desbetreffende kredietinstelling in staat te stellen tijdelijk haar bankactiviteiten voort te zetten overeenkomstig de geldende prudente wetgeving (Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1). In ieder geval dient steun in een andere vorm dan leninggaranties en leningen overeenkomstig de voorwaarden van dit punt a) aan de algemene beginselen voor reddingssteun te voldoen en kan hij niet bestaan uit structurele financiële maatregelen in verband met het eigen vermogen van de bank. Alle steun in een andere vorm dan leninggaranties en leningen die voldoet aan de voorwaarden van punt a) zal in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van eventuele compenserende maatregelen in het kader van een herstructureringsplan overeenkomstig de punten 38 tot en met 42.

(16)  In dit verband kan de Commissie ook rekening houden met het feit dat de betrokken onderneming een middelgrote of een grote onderneming is.

(17)  PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8.

(18)  In dergelijke gevallen staat de Commissie enkel steun toe om de sociale kosten van de herstructurering te verzachten, in overeenstemming met punt 3.2.6., en milieusteun voor het schoonmaken van vervuilde locaties die anders misschien zouden worden verlaten.

(19)  Zie punt 7. Deze minimumbijdrage mag geen steun omvatten. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij een lening met rentesubsidie of met overheidsgaranties die steunelementen inhouden.

(20)  Zie punt 10, onder c).

(21)  In artikel 159 van het EG-Verdrag is onder meer bepaald: „De vaststelling en de tenuitvoerlegging van het beleid en van de maatregelen van de Gemeenschap en de totstandbrenging van de interne markt houden rekening met de doelstellingen van artikel 158 en dragen bij tot de verwezenlijking daarvan”.

(22)  In de zin van de definitie van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36). Tot en met 31 december 2004 is de relevante definitie te vinden in Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie (PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4).

(23)  In zijn arrest van 26 september 1996 in zaak C-241/94, Frankrijk/Commissie (Kimberly Clark Sopalin), Jurispr. 1996, blz. I-4551, bevestigde het Hof van Justitie dat de financiering op discretionaire grondslag door de Franse autoriteiten, via het „Fonds national de l'emploi”, bepaalde ondernemingen in een gunstiger positie bracht dan andere, en derhalve voldeed aan de voorwaarden die gelden voor steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. (In het arrest van het Hof werd de conclusie van de Commissie dat deze steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar was, niet ter discussie gesteld.)

(24)  Wat niet-aangemelde steun betreft, houdt de Commissie bij haar onderzoek rekening met de mogelijkheid dat de steun niet als reddings- of herstructureringssteun, doch als andere steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt had kunnen worden verklaard.

(25)  Van onvoorzienbare omstandigheden is sprake wanneer het management van de onderneming deze niet had kunnen voorzien op het tijdstip dat het herstructureringsplan werd opgesteld en voorzover zulks niet te wijten is aan nalatigheid of fouten van het management van de onderneming of besluiten van het concern waarvan de onderneming deel uitmaakt.

(26)  Zie bijlage III, A en B (Standaardformulier voor rapportage over bestaande staatssteun) bij Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).

(27)  NACE is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, gepubliceerd door het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen.

(28)  Hiertoe worden, voor de toepassing van de onderhavige richtsnoeren, alle ondernemingen gerekend die zich bezighouden met de primaire productie van de landbouwproducten die worden genoemd in Bijlage I bij het Verdrag. Steunmaatregelen ten gunste van ondernemingen die in de verwerking en afzet van landbouwproducten actief zijn, vallen niet onder dit hoofdstuk. Steun voor verwerkende en afzetondernemingen wordt beoordeeld aan de hand van de algemene regels van de onderhavige richtsnoeren. Visserij en aquacultuur vallen niet onder dit hoofdstuk.

(29)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48).

(30)  Als omschreven in de artikelen 13 e.v. van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 583/2004 (PB L 91 van 30.3.2004, blz. 1).


BIJLAGE

Formule (1) voor de berekening van het maximumbedrag aan reddingssteun om voor toepassing van de vereenvoudigde procedure in aanmerking te komen:

Formula

Deze formule is gebaseerd op de bedrijfsresultaten van de onderneming (EBIT, resultaat vóór rente en belastingen) vastgelegd in het jaar vóór de toekenning/aanmelding van de steun (aangeduid als t). Dit bedrag wordt vermeerderd met de afschrijving. Vervolgens worden variaties in het werkkapitaal bij het totaal gevoegd. De variatie in het werkkapitaal wordt berekend als het verschil tussen de vlottende activa en de vlottende passiva (2) voor de laatste afgesloten boekhoudkundige periode. Evenzo dient, wanneer er uitzonderlijk voorzieningen zouden zijn op het niveau van het bedrijfsresultaat, zulks duidelijk te worden aangegeven en mag het resultaat dergelijke voorzieningen niet omvatten.

Deze formule is bedoeld om een raming te maken van de negatieve operationele kasstroom van de onderneming in het jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (of aan de toekenning van de steun in het geval van niet-aangemelde steun). Met de helft van dit bedrag moet de exploitatie van de onderneming zes maanden kunnen worden voortgezet. Daarom wordt de uitkomst van de formule door twee gedeeld.

Deze formule kan enkel worden toegepast wanneer de uitkomst een negatief bedrag is.

Ingeval de formule een positieve uitkomst oplevert, wordt een gedetailleerde verklaring ingediend waaruit blijkt dat de onderneming in moeilijkheden verkeert als omschreven in de punten 10 en 11.

Voorbeeld:

Resultaat voor rente en belastingen (× mln EUR)

(12)

Afschrijving (× mln EUR)

(2)

Balans (× mln EUR)

31 december X

31 december XO

Vlottende activa

Geldmiddelen en kasequivalenten

10

5

Vorderingen

30

20

Voorraden

50

45

Vooruitbetaalde kosten

20

10

Overige vlottende activa

20

20

Som der vlottende activa

130

100

Vlottende passiva

Crediteuren

20

25

Overlopende passiva

15

10

Uitgestelde baten

5

5

Som der vlottende passiva

40

40

Werkkapitaal

90

60

Variatie in werkkapitaal

(30)

Maximumbedrag aan reddingssteun = [-12 + 2 + (-30)]/2 = - 20 miljoen EUR.

Aangezien de uitkomst van de formule hoger is dan 10 miljoen EUR, kan de vereenvoudigde procedure van punt 30 niet worden gebruikt. Wordt dit plafond overschreden, dan dient de lidstaat uiteen te zetten hoe de toekomstige kasstroombehoeften van de ondernemingen en het bedrag aan reddingssteun zijn bepaald.


(1)  De EBIT (resultaat vóór rente en belastingen als beschreven in de jaarrekening van het jaar voorafgaand de aanvraag, aangegeven als t) wordt vermeerderd met de afschrijving in diezelfde periode plus de variatie in het werkkapitaal over een periode van twee jaar (jaar vóór de aanvraag en het jaar voordien) en gedeeld door twee, om het bedrag te verkrijgen over een periode van zes maanden, dat wil zeggen de normale periode waarvoor reddingssteun wordt toegestaan.

(2)  Vlottende activa: liquide middelen, vorderingen (klanten- en debiteurenrekeningen), overige vlottende activa en vooruitbetaalde kosten, voorraden.

Vlottende passiva: financiële schulden, handelsschulden (leveranciers- en crediteurenrekeningen) en overige vlottende passiva, uitgestelde baten, overige overlopende passiva, belastingverplichtingen.


1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/18


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak nr. COMP/M.3569 — Wendel Investissement/Bureau Veritas)

(2004/C 244/03)

(Voor de EER relevante tekst)

1.

Op 23 september 2004 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) waarin wordt meegedeeld dat de onderneming Wendel Investissement („Wendel”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, sub b), van genoemde verordening volledig zeggenschap verkrijgt over de onderneming Bureau Veritas SA („Bureau Veritas”, Frankrijk), welke momenteel onder de gezamenlijke controle van Wendel en Poincaré Investissements staat, door de aankoop van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

voor Wendel: investeringsholding welke onder andere de ondernemingen Legrand, Wheelabrator Allevard, Oranje-Nassau, en Stallergènes controleert;

voor Bureau Veritas: certificatie, classificatie en kwaliteitscontrole.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken aan de Commissie.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (nummer (32–2) 296 43 01 of 296 72 44) of per post, onder vermelding van referentienummer COMP/M.3569 — Wendel Investissement/Bureau Veritas, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

B-1049 Brussel.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz 1.


1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/19


LIJST VAN DE TUSSEN 1 AUGUSTUS 2004 EN 31 AUGUSTUS 2004 DOOR DE COMMISSIE AANGENOMEN COM-DOCUMENTEN, ANDERE DAN WETSVOORSTELLEN  (1)

(2004/C 244/04)

Document

Deel

Datum van aanname

Titel

COM(2004) 548

 

9.8.2004

Aanbeveling voor een besluit van de Raad over het openen van onderhandelingen betreffende een overeenkomst over monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra

Deze teksten zijn beschikbaar op: EUR-Lex: http://europa.eu.int/eur-lex


(1)  Deze lijst is beperkt tot de COM-documenten die aan de voorwaarden voor publicatie beantwoorden.


II Voorbereidende besluiten

Commissie

1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/20


LIJST VAN DE TUSSEN 1 AUGUSTUS 2004 EN 31 AUGUSTUS 2004 DOOR DE COMMISSIE AANGENOMEN WETSVOORSTELLEN  (1)

(2004/C 244/05)

Document

Deel

Datum van aanname

Titel

COM(2004) 545

 

9.8.2004

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2287/2003 ten aanzien van de vangstmogelijkheden in de Groenlandse wateren

COM(2004) 559

1

16.8.2004

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

COM(2004) 559

2

16.8.2004

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden

COM(2004) 563

 

18.8.2004

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 87/328/EEG wat betreft de opslag van rundersperma voor het intracommunautaire handelsverkeer

COM(2004) 571

 

26.8.2004

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelectrodesystemen uit India

Deze teksten zijn beschikbaar op: EUR-Lex: http://europa.eu.int/eur-lex


(1)  Deze lijst is beperkt tot de COM-documenten die aan de voorwaarden voor publicatie beantwoorden.


III Bekendmakingen

Commissie

1.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 244/21


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

Geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes van de Europese Unie

(2004/C 244/06)

1.   ACHTERGROND

De Europese Commissie publiceert een oproep tot het indienen van voorstellen om een samenwerkingsrelatie op lange termijn tot stand te brengen voor het houden van enquêtes in het kader van het (op 29 november 2000 door de Commissie goedgekeurde) Geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes in de Tsjechische Republiek, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, de Slowaakse Republiek en Slovenië (hierna de „nieuwe EU-lidstaten” genoemd), in Luxemburg en in Bulgarije, Kroatië en Roemenië. De samenwerking zal worden vastgelegd in een partnerschapskaderovereenkomst voor een periode van drie jaar tussen de Commissie en de gespecialiseerde organisaties in de nieuwe EU-lidstaten, Luxemburg, Bulgarije, Kroatië en Roemenië.

Doel van het programma is economische gegevens te verkrijgen, met name over de conjunctuur, teneinde de conjunctuurcycli tussen de EU-lidstaten te kunnen vergelijken ten behoeve van het beheer van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Het Geharmoniseerd programma is dan ook een onontbeerlijk hulpmiddel geworden, niet alleen voor het economisch toezicht in het kader van het EMU, maar ook voor algemene economische beleidsdoeleinden.

2.   DOEL EN TECHNISCHE SPECIFICATIES

2.1.   Doelstellingen

Het Geharmoniseerd programma wordt uitgevoerd door middel van de medefinanciering van opinie-onderzoeken door gespecialiseerde organisaties/instellingen. Hiertoe kan de Commissie onderhandse overeenkomsten sluiten met organisaties en instellingen die over de vereiste bekwaamheid beschikken om de komende drie jaar een of meer van de volgende enquêtes te houden:

investeringsenquêtes en enquêtes in de bouwsector, de detailhandel en de dienstensector in de nieuwe EU-lidstaten, Bulgarije, Kroatië en Roemenië;

enquêtes in de detailhandel en de dienstensector in Luxemburg;

enquêtes in de industrie en bij de consumenten in Kroatië;

daarnaast houdt de Commissie ook ad-hocenquêtes over actuele economische onderwerpen. Dit zijn per definitie gelegenheidsenquêtes die worden verricht naast de maandelijkse enquêtes en waarbij van hetzelfde kader (de gebruikelijke steekproeven) als voor de maandelijkse enquêtes gebruik wordt gemaakt. Met deze gelegenheidsenquêtes wordt beoogd informatie over specifieke economische beleidsvraagstukken te verkrijgen.

De enquêtes zijn gericht tot de bedrijfsleiders in de industrie, de investeringssector, de bouwsector, de detailhandel en de dienstensector en tot de consumenten.

2.2.   Technische specificaties

2.2.1.   Tijdschema van de werkzaamheden en toezending van de resultaten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de enquêtes waarop deze oproep betrekking heeft:

Enquête

Aantal bestreken sectoren/grootteklassen

Aantal vragen per maand

Aantal vragen per kwartaal

Enquête in de industrie

56/–

7

9

Investeringsenquête

8/6

2 vragen in maart/april

4 vragen in oktober/november

Enquête in de bouw

5/–

5

1

Enquête in de detailhandel

9/–

6

Enquête in de dienstensector

19/–

6

1

Consumenten-enquête

25/-

12

3

De maandelijkse enquêtes worden in de eerste twee weken van elke maand uitgevoerd en de resultaten worden maandelijks ten minste vier werkdagen vóór het einde van de maand en overeenkomstig een in de subsidieovereenkomst opgenomen tijdschema per e-mail aan de Commissie toegezonden.

De driemaandelijkse enquêtes worden in de eerste twee weken van de eerste maand van elk kwartaal (januari, april, juli en oktober) uitgevoerd en de resultaten worden ten minste vier werkdagen vóór het einde van respectievelijk de maand januari, april, juli en oktober overeenkomstig het in de subsidieovereenkomst opgenomen tijdschema per e-mail aan de Commissie toegezonden.

De halfjaarlijkse investeringsenquêtes worden in de loop van de maanden maart/april en oktober/november uitgevoerd en de resultaten worden ten minste vier werkdagen vóór het einde van respectievelijk de maand mei en december en overeenkomstig het in de subsidieovereenkomst opgenomen tijdschema per e-mail aan de Commissie toegezonden.

Voor de ad-hocenquêtes verbindt de begunstigde zich ertoe het specifieke tijdschema van deze enquêtes na te leven.

2.2.2.   Methoden van het Geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes van de EU

Voor nadere bijzonderheden over de te hanteren methoden, zie de gebruikersgids op het volgende adres:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/indicators/business_consumer_surveys/userguide_en.pdf.

3.   ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN EN DUUR

3.1.   Administratieve bepalingen

De organisatie of instelling wordt geselecteerd voor een periode van maximaal drie jaar. De Commissie wenst met de geselecteerde aanvragers een samenwerkingsrelatie op lange termijn aan te gaan. Hiertoe zal tussen de betrokken partijen een partnerschapskaderovereenkomst voor een periode van drie jaar worden gesloten. In het kader van deze partnerschapskaderovereenkomst, waarin de gemeenschappelijke doelstellingen en de aard van de geplande acties zullen worden omschreven, mogen tussen de betrokken partijen drie specifieke jaarlijkse subsidieovereenkomsten worden gesloten. De eerste van deze specifieke subsidieovereenkomsten zal betrekking hebben op de periode mei 2005-april 2006.

3.2.   Duur

De enquêtes bestrijken de periode tussen 1 mei en 30 april. De duur van de actie mag niet langer zijn dan 12 maanden (13 maanden voor de investeringsenquête).

4.   FINANCIEEL KADER

4.1.   Communautaire financieringsbronnen

De geselecteerde acties zullen worden gefinancierd uit begrotingsplaats 01.02.02 — Coördinatie van en toezicht op de Economische en Monetaire Unie.

4.2.   Geraamd totaal communautair budget voor deze oproep

Voor de conjunctuurenquêtes in kwestie is jaarlijks een totaal budget van circa 650 000 EUR beschikbaar.

Het aantal begunstigden zal vermoedelijk tussen 12 en 24 liggen, afhankelijk van de ontvangen voorstellen.

4.3.   Percentage van de medefinanciering door de Gemeenschap

Het aandeel van de Commissie in de medefinanciering van de enquêtes mag niet meer bedragen dan 50 % van de subsidiabele kosten die de begunstigde per enquête maakt.

4.4.   Financiering van de actie door de begunstigde en gemaakte subsidiabele kosten

Behalve in uitzonderlijke gevallen kunnen er pas subsidiabele kosten worden gemaakt nadat de jaarlijkse specifieke subsidieovereenkomst door alle partijen is ondertekend. Er kunnen echter in geen geval subsidiabele kosten worden gemaakt vóór de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend. Bijdragen in natura zijn geen subsidiabele kosten.

In de partnerschapskaderovereenkomst zal van de begunstigde worden verlangd dat hij elk jaar een gedetailleerde, in euro uitgedrukte raming van de kosten en de financiering van de actie indient. Deze raming zal als bijlage aan de jaarlijkse specifieke subsidieovereenkomst worden gehecht. Deze cijfergegevens kunnen later eventueel voor controledoeleinden worden gebruikt door de Commissie.

5.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

5.1.   Juridische status van de aanvrager

De oproep is gericht tot de organisaties/instellingen (juridische entiteiten) die in een van de EU-lidstaten, Bulgarije, Kroatië of Roemenië rechtspersoonlijkheid bezitten. De aanvragers moeten aantonen dat zij rechtspersoonlijkheid bezitten en daarvan het vereiste bewijs leveren door middel van het standaardformulier „Juridische entiteit”.

5.2.   Uitsluitingsgronden

Van subsidiëring worden uitgesloten, aanvragers die (1):

a)

in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving;

b)

bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt;

c)

in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken;

d)

niet hebben voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd, van het land van de aanbestedende dienst of van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd;

e)

bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

f)

na de procedure voor de plaatsing van een andere opdracht of de procedure voor de toekenning van een subsidie uit de communautaire begroting ernstig in gebreke zijn gesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen;

g)

in een belangenconflict verkeren;

h)

valse verklaringen hebben afgelegd in de verlangde inlichtingen of deze inlichtingen niet hebben verstrekt.

De aanvragers moeten aan de hand van het standaardformulier „Verklaring inzake subsidiabiliteit” bewijzen dat zij niet in een van de in punt 5.2, onder a) tot en met f), genoemde situaties verkeren.

5.3.   Administratieve en financiële sancties

1.

Onverminderd de toepassing van contractuele sancties worden gegadigden of inschrijvers die zich schuldig hebben gemaakt aan valse verklaringen of die ernstig in gebreke zijn gebleven ten aanzien van hun contractuele verplichtingen in het kader van een eerdere opdracht, uitgesloten van alle uit hoofde van de communautaire begroting gefinancierde opdrachten en subsidies gedurende maximaal twee jaar vanaf de vaststelling van de na een contradictoire dialoog met de contractant bevestigde overtreding. De duur van de uitsluiting kan op drie jaar worden gebracht in geval van recidive binnen vijf jaar na de eerste overtreding.

Inschrijvers of gegadigden die zich schuldig hebben gemaakt aan valse verklaringen, worden bovendien bestraft met financiële sancties ten bedrage van 2 tot 10 % van het totaalbedrag van de te gunnen opdracht.

Contractanten die ernstig in gebreke zijn gesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen, worden eveneens bestraft met financiële sancties van 2 tot 10 % van de contractwaarde. Dit percentage kan op 4 tot 20 % worden gebracht in geval van recidive binnen vijf jaar na de eerste overtreding.

2.

In de in punt 5.2, onder a), c) en d), bedoelde gevallen worden de gegadigden of inschrijvers van de toekenning van opdrachten en subsidies uitgesloten gedurende ten hoogste twee jaar te rekenen vanaf de vaststelling van de overtreding, wanneer die is bevestigd na een contradictoire dialoog met de contractant.

In de in punt 5.2, onder b) en e), bedoelde gevallen worden de gegadigden of inschrijvers van de toekenning van opdrachten en subsidies uitgesloten gedurende ten minste één jaar en ten hoogste vier jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van de rechterlijke beslissing.

De duur van de uitsluiting kan op vijf jaar worden gebracht in geval van recidive binnen vijf jaar na de eerste overtreding of de eerste rechterlijke beslissing.

3.

De in punt 5.2, onder e), bedoelde gevallen omvatten:

a)

fraudegevallen, zoals bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, zoals vastgesteld bij de akte van de Raad van 26 juli 1995;

b)

corruptiegevallen, zoals bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, zoals vastgesteld bij de akte van de Raad van 26 mei 1997;

c)

gevallen van deelneming aan een criminele organisatie, zoals omschreven in artikel 2, lid 1, van Gemeenschappelijk optreden 98/733/JBZ van de Raad;

d)

gevallen van witwassen van geld, zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad.

6.   SELECTIECRITERIA

De aanvrager moet beschikken over stabiele en toereikende financieringsmiddelen om de activiteiten uit te voeren gedurende de gehele uitvoeringstermijn of gedurende het jaar waarvoor de subsidie wordt toegekend, en om bij te dragen in de financiering van de actie. Hij moet over de vereiste vak- en beroepsbekwaamheid beschikken om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde te brengen.

6.1.   Financiële draagkracht van de aanvrager

De aanvrager moet over de vereiste financiële draagkracht beschikken om de voorgestelde actie tot een goed einde te brengen en moet de balansen en winst- en verliesrekeningen van de laatste twee afgesloten boekjaren verstrekken. Deze bepaling geldt niet voor overheidsinstellingen en internationale organisaties.

6.2.   Operationele capaciteit van de aanvrager

De aanvrager moet over de vereiste operationele capaciteit beschikken om de voorgestelde actie tot een goed einde te brengen en dit met passende bewijsstukken aantonen.

De bekwaamheid van de aanvrager zal aan de volgende criteria worden getoetst:

ten minste drie jaar bewezen ervaring met de voorbereiding en uitvoering van kwalitatieve conjunctuurenquêtes;

bewezen ervaring op ten minste twee van de volgende terreinen:

1.

evaluatie van resultaten van conjunctuurenquêtes, methodische aspecten (steekproeven, vragenlijsten en programmering) en analyse;

2.

opstellen van indicatoren op basis van resultaten van conjunctuurenquêtes;

3.

gebruik van resultaten van conjunctuurenquêtes voor analyse en conjunctureel en macro-economisch onderzoek op basis van statistische en econometrische methoden, inclusief sectorale analyse;

4.

econometrische modellen en andere prognosehulpmiddelen;

bekwaamheid om de methoden van het Geharmoniseerd programma voor conjunctuurenquêtes van de EU toe te passen en om zich naar de instructies van de Commissie te richten: voldoen aan de maandelijkse termijnen voor indiening van de resultaten en het enquêteprogramma op verzoek van de diensten van de Commissie verbeteren of aanpassen in overeenstemming met de afspraken die op de coördinatievergaderingen met vertegenwoordigers van de medewerkende organisaties/instellingen zijn gemaakt.

7.   TOEKENNINGSCRITERIA

De enquêtes zullen aan de geselecteerde gegadigden worden toegekend op basis van de volgende criteria:

de mate van deskundigheid en ervaring van de gegadigde op de in punt 6.2 genoemde terreinen;

de voorgestelde enquêtemethode (steekproefontwerp, steekproefomvang, dekkingsgraad, antwoordpercentage enz.);

de bekwaamheid van de gegadigde en zijn kennis van de specifieke karakteristieken van de sector en van het land waar de enquête(s) zal/zullen worden uitgevoerd;

de doeltreffendheid van de werkorganisatie van de gegadigde op het gebied van flexibiliteit, infrastructuur, gekwalificeerd personeel en uitrusting voor de uitvoering van de taken, de toezending van de resultaten, de deelneming aan de voorbereiding van de enquêtes in het kader van het Geharmoniseerd programma en de contacten met de diensten van de Commissie;

de kosten/batenverhouding.

8.   PROCEDURE VOOR DE INDIENING VAN PROJECTEN

8.1.   Voorwaarden voor de presentatie, indiening of toezending van voorstellen

De voorstellen moeten het ingevuld en ondertekend standaardvoorstelformulier bevatten, alsmede alle in het voorstelformulier genoemde bewijsstukken.

Voor elke aanvraag moet de aanvrager een ondertekend origineel en twee kopieën verschaffen.

De volgende documenten kunnen bij de Commissie worden verkregen:

het standaardvoorstelformulier;

een model-partnerschapskaderovereenkomst;

een model van de specifieke subsidieovereenkomst samen met de bijlage met een gedetailleerde beschrijving van de actie;

een model van een kostenraming voor het verstrekken van een schatting van de enquêtekosten en een financieringsplan;

een standaardformulier „Financiële identificatie”;

een standaardformulier „Juridische entiteit”;

een standaardformulier „Verklaring inzake subsidiabiliteit”.

a)

Deze documenten kunnen worden gedownload van het volgende internetadres:

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/tenders/call0406_en.htm.

b)

Ingeval het niet mogelijk is gebruik te maken van bovenstaande optie, kunnen de documenten schriftelijk worden aangevraagd bij de:

Europese Commissie

Directoraat-generaal ECFIN

Eenheid ECFIN-A-3 (Conjunctuuronderzoek)

BU-1 3/146

B-1049 Brussel.

Fax (32-2) 296 36 50

onder vermelding van „Oproep tot het indienen van voorstellen — ECFIN/2004/A3-01”.

De Commissie behoudt zich het recht voor deze modellen te wijzigen overeenkomstig de behoeften van het Geharmoniseerd programma en/of de vereisten van het beheer van de begrotingsmiddelen.

De voorstellen moeten in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap worden ingediend, eventueel vergezeld van een Engelse, Franse of Duitse versie.

De voorstellen moeten worden ingediend in een dubbele enveloppe.

Op de buitenste enveloppe moet het onder punt 8.3 opgegeven adres worden vermeld, alsmede het opschrift: „Oproep tot het indienen van voorstellen — ECFIN/2004/A3-01”.

Op de binnenste gesloten enveloppe met het voorstel moet worden vermeld: „Oproep tot het indienen van voorstellen — ECFIN/2004/A3-01 — Mag niet door de postkamer worden geopend”.

De gegadigden zal door middel van de aangetekende terugzending van het desbetreffende formulier worden meegedeeld dat hun zending is geregistreerd.

8.2.   Samenstelling van een voorsteldossier

8.2.1.   Administratief dossier

Het administratieve dossier moet de volgende stukken bevatten:

een naar behoren ingevuld en ondertekend standaardformulier „Juridische entiteit” en de verlangde bewijsstukken die de juridische status van de organisatie of instelling aantonen;

een naar behoren ingevuld en ondertekend standaardformulier „Financiële identificatie”;

een ondertekend standaardformulier „Verklaring inzake subsidiabiliteit”;

het organisatieschema van de organisatie of instelling (met vermelding van de naam en functie van de personen met een bestuursfunctie) en van de operationele dienst die verantwoordelijk is voor het houden van de enquêtes;

een verklaring van de organisatie of instelling dat zij, in geval van selectie, de standaardpartnerschapskaderovereenkomst en de specifieke subsidieovereenkomst zal ondertekenen;

het bewijs dat de organisatie of instelling financieel gezond is: hiertoe moeten de balansen en winst- en verliesrekeningen van de laatste twee afgesloten boekjaren worden bijgevoegd.

8.2.2.   Technisch dossier

Het technische dossier moet de volgende stukken bevatten:

een beschrijving van de werkzaamheden van de organisatie of instelling. Deze beschrijving moet het mogelijk maken de bekwaamheid, de omvang en de duur van de ervaring op de in punt 6.2 genoemde terreinen te beoordelen. In de beschrijving dienen vroegere studies, dienstverleningscontracten, adviesopdrachten, enquêtes, publicaties en andere werkzaamheden te worden genoemd, onder vermelding van de naam van de opdrachtgever(s); meer bepaald dienen de voor rekening van de Europese Commissie uitgevoerde opdrachten te worden vermeld; tevens moeten de meest relevante studies en/of resultaten worden bijgevoegd;

een gedetailleerde beschrijving van de operationele organisatie voor het houden van de enquêtes. Alle dienstige stukken betreffende de infrastructuur, de uitrusting, de middelen en het gekwalificeerd personeel (beknopte cv's) waarover de aanvrager beschikt, moeten worden bijgevoegd;

een gedetailleerde beschrijving van de enquêtemethoden: steekproefmethoden, steekproeffouten en betrouwbaarheidsintervallen, steekproefgrootte en geraamd antwoordpercentage;

een gedetailleerde beschrijving van de taken die zullen worden uitbesteed.

8.2.3.   Financieel dossier

Het financiële dossier moet de volgende stukken bevatten:

voor elke enquête: een naar behoren ingevulde en gedetailleerde kostenraming (in euro) die betrekking heeft op een periode van twaalf maanden en die een financieringsplan voor de actie bevat, alsmede een gedetailleerd overzicht van de totale subsidiabele kosten en de subsidiabele kosten per eenheid voor de uitvoering van de enquête, met inbegrip van de kosten voor uitbesteding;

in voorkomend geval, een document waaruit de financiële bijdrage van andere organisaties blijkt.

8.3.   Adres waar de voorstellen moeten worden ingediend

Europese Commissie

Directoraat-generaal ECFIN

„Oproep tot het indienen van voorstellen — ECFIN/2004/A3-01”

Eenheid ECFIN R-2

BU-1 3/13

B-1049 Brussel.

8.4.   Uiterste datum voor indiening van subsidieaanvragen

Gegadigden die belangstelling hebben voor deze oproep tot het indienen van voorstellen, wordt verzocht hun subsidieaanvragen bij de Europese Commissie in te dienen.

Aanvragen kunnen worden ingediend:

a)

hetzij per aangetekende brief, uiterlijk gepost op 16 november 2004 (de datum van het poststempel geldt als bewijs);

b)

hetzij door afgifte op de centrale postdienst van de Europese Commissie op onderstaand adres (rechtstreeks of via elke door de inschrijver daartoe gemachtigde persoon, inclusief via particuliere besteldiensten):

Europese Commissie

Centrale post

Genèvestraat 1

B-1140 Brussel

uiterlijk op 16 november 2004 om 16.00 uur (Brusselse tijd). In dat geval geldt als bewijs van afgifte het ontvangstbewijs dat is gedateerd en ondertekend door de ambtenaar van de bovengenoemde dienst die de documenten in ontvangst heeft genomen.

Aanvragen die de Commissie na de uiterste datum ontvangt, worden niet in aanmerking genomen.

9.   WAT GEBEURT ER MET DE ONTVANGEN AANVRAGEN?

Alle aanvragen worden gecontroleerd om na te gaan of zij aan de formele subsidiabiliteitscriteria voldoen.

Voorstellen die als subsidiabel worden aangemerkt, worden beoordeeld en gequoteerd op basis van de hierboven gespecificeerde toekenningscriteria.

De Commissie zal de voorstellen in de tweede helft van 2004 selecteren. Hiertoe zal een selectiecomité worden ingesteld onder leiding van de directeur-generaal van Economische en financiële zaken. Dit comité zal bestaan uit ten minste drie personen die ten minste twee verschillende gespecialiseerde eenheden vertegenwoordigen welke ten opzichte van elkaar niet in een hiërarchische verhouding staan. Het comité zal een eigen secretariaat hebben voor de communicatie met de uiteindelijk geselecteerde gegadigden. Niet-geselecteerde gegadigden zullen eveneens persoonlijk bericht ontvangen.

10.   BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Deze oproep tot het indienen van voorstellen houdt in geen geval een contractuele verbintenis in van de Commissie jegens de organisaties/instellingen die als gevolg van deze aankondiging een voorstel indienen. Alle contacten betreffende de oproep moeten schriftelijk verlopen.

Aanvragers dienen nota te nemen van de contractuele bepalingen: deze zullen moeten worden nageleefd wanneer de subsidie wordt toegekend.


(1)  Overeenkomstig de artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.