ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 87E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

47e jaargang
7 april 2004


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   (Mededelingen)

 

EUROPEES PARLEMENT

 

ZITTING 2003 — 2004

 

Maandag, 17 november 2003

2004/C 087E/1

NOTULEN

1

VERLOOP VAN DE VERGADERING

Hervatting van de zitting

Mededelingen van de Voorzitter

Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Ingekomen stukken

Samenstelling Parlement

Onderzoek geloofsbrieven

Verzoekschriften

Kredietoverschrijvingen

Regeling van de werkzaamheden

Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang

Europees jaar van personen met een handicap (2003) (verklaring gevolgd door een debat)

Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) * (debat)

Investeren in onderzoek (debat)

Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I — Pan-Europese eoverheidsdiensten *** I — Pakket telecommunicatieregelgeving (debat)

Bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie * (debat)

Samenstelling Parlement

Agenda van de volgende vergadering

Sluiting van de vergadering

PRESENTIELIJST

17

 

Dinsdag, 18 november 2003

2004/C 087E/2

NOTULEN

19

VERLOOP VAN DE VERGADERING

Opening van de vergadering

Mededeling van de Voorzitter

Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties)

Wetgevings- en werkprogramma voor 2004 — Eurostat (verklaring gevolgd door een debat)

STEMMINGEN

Gemeenschappelijke marktordening voor hop * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Bescherming van planten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Buitengrensdoorlaatposten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Valse euromunten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Aanwerving van ambtenaren van de EG naar aanleiding van de uitbreiding * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I (stemming)

Pan-Europese e-overheidsdiensten *** I (stemming)

Bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie * (stemming)

Investeren in onderzoek (stemming)

Pakket telecommunicatieregelgeving (stemming)

Stemverklaringen

Rectificaties stemgedrag

EINDE VAN DE STEMMINGEN

Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I (debat)

Toegang tot de markt voor havendiensten *** III (debat)

Vragenuur (vragen aan de Commissie)

Kankerscreening * (debat)

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I (debat)

Overbrenging van afvalstoffen *** I (debat)

Thematische strategie inzake bodembescherming (debat)

Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III (debat)

Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten * (debat)

Agenda van de volgende vergadering

Sluiting van de vergadering

PRESENTIELIJST

30

BIJLAGE 1

32

BIJLAGE II

36

AANGENOMEN TEKSTEN

40

P5_TA(2003)0487Gemeenschappelijke marktordening voor hop *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1696/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (COM(2003) 562 — C5-0460/2003 — 2003/0216(CNS))

40

P5_TA(2003)0488Bescherming van planten *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten zoals herzien en in november 1997 goedgekeurd bij Resolutie 12/97 van de Negenentwintigste Zitting van de FAO-Conferentie (COM(2003)470 — C5-0392/2003 — 2003/0178(CNS))

40

P5_TA(2003)0489Controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen (COM(2003)18 — C5-0019/2003 — 2003/0005(CNS))

41

P5_TA(2003)0490Buitengrensdoorlaatposten *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een beschikking van de Raad houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten (8830/2003 — C5-0253/2003 — 2003/0815(CNS))

42

P5_TA(2003)0491Valse euromunten *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten (13203/2003 — C5-0471/2003 — 2003/0158(CNS))

44

P5_TA(2003)0492Aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de uitbreiding *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Slowakije, Slovenië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen en Tsjechië (COM(2003) 351 — C5-0287/2003 — 2003/0123(CNS))

45

P5_TA(2003)0493Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 — C5-0199/2003 — 2003/0086(COD))

45

P5_TA(2003)0494Pan-Europese eoverheidsdiensten *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 — C5-0310/2003 — 2003/0147(COD))

46

P5_TC1-COD(2003)0147Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 18 november 2003 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC)

46

BIJLAGE IPROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

56

BIJLAGE IIHORIZONTALE MAATREGELEN

58

P5_TA(2003)0495Investeren in onderzoekResolutie van he Europees Parlement over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 — 2003/2148(INI))

60

P5_TA(2003)0496Pakket telecommunicatieregelgevingResolutie van het Europees Parlement over het achtste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving (COM(2002) 695 — 2003/2090(INI))

65

 

Woensdag, 19 november 2003

2004/C 087E/3

NOTULEN

70

VERLOOP VAN DE VERGADERING

Opening van de vergadering

Ingekomen stukken

Kredietoverschrijvingen

Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie met inbegrip van het hoofdstuk begroting (verklaringen gevolgd door een debat)

Euromed (verklaringen gevolgd door een debat)

STEMMINGEN

Schending van de rechten van de vrouw (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III (stemming)

Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I (stemming)

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I (stemming)

Continuïteit van de voorziening met aardolieproducten *** I (eindstemming)

Kankerscreening * (stemming)

Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten * (stemming)

Welkomstwoord

In opslag houden van minimumvoorraden van ruwe aardolie en/of aardolieproducten * (eindstemming)

Overbrenging van afvalstoffen *** I (stemming)

Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) * (stemming)

Thematische strategie inzake bodembescherming (stemming)

Kaderrichtlijn afval (stemming)

Stemverklaringen

Rectificaties stemgedrag

EINDE VAN DE STEMMINGEN

Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Resultaat van de Top EU/Rusland (verklaringen gevolgd door een debat)

Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (debat)

Noordelijke dimensie (verklaringen gevolgd door een debat)

Vragenuur (vragen aan de Raad)

Samenstelling van de Tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee

Verzoek om raadpleging van het Economische en Sociaal Comité

Europees defensiematerieel (debat)

Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (debat)

Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (debat)

Schengen-informatiesysteem (SIS II) (debat)

Top EU/Canada (Ottawa, 17 december 2003) (verklaring gevolgd door een debat)

Agenda van de volgende vergadering

Sluiting van de vergadering

PRESENTIELIJST

85

BIJLAGE I

87

BIJLAGE II

89

BIJLAGE III

102

AANGENOMEN TEKSTEN

145

P5_TA(2003)0497Schending van de rechten van de vrouwResolutie van het Europees Parlement over de schending van de rechten van de vrouw en de internationale betrekkingen van de EU (2002/2286(INI))

145

P5_TA(2003)0498Zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** IIIWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003 — 2001/0257(COD))

149

P5_TA(2003)0499Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 — C5-0218/2003 — 2003/0089(COD))

150

P5_TC1-COD(2003)0089Standpunt van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

150

BIJLAGE IWIJZIGINGEN VAN DE BIJLAGE BIJ HET INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974

160

BIJLAGE IIINTERNATIONALE CODE VOOR DE BEVEILIGING VAN SCHEPEN EN HAVENFACILITEITEN

169

BIJLAGE III

194

P5_TA(2003)0500Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (COM(2003) 63 — C5-0058/2003 — 2003/0032(COD))

246

P5_TC1-COD(2003)0032Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

246

P5_TA(2003)0501Continuïteit van de voorziening met aardolieproducten *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende coördinatie van de maatregelen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening met aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0448/2002 — 2002/0219(COD))

263

P5_TA(2003)0502Kankerscreening *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 — C5-0322/2003 — 2003/0093(CNS))

263

P5_TA(2003)0503Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 — C5-0027/2003 — 2002/0297(CNS))

269

P5_TA(2003)0504In opslag houden van minimumvoorraden van ruwe aardolie en/of aardolieproducten *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende intrekking van Richtlijnen 68/414/EEG en 98/93/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, alsmede Richtlijn 73/238/EEG van de Raad betreffende de maatregelen ter vermindering van de gevolgen van moeilijkheden bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0489/2002 — 2002/0221(CNS))

280

P5_TA(2003)0505Overbrenging van afvalstoffen *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 — C5-0365/2003 — 2003/0139(COD))

281

P5_TC1-COD(2003)0139Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen

281

BIJLAGE IA

325

BIJLAGE IB

328

BIJLAGE IIINFORMATIE EN DOCUMENTATIE BETREFFENDE DE KENNISGEVING

331

BIJLAGE IIILIJST VAN AFVALSTOFFEN DIE VERGEZELD MOETEN GAAN VAN BEPAALDE INFORMATIE (GROENE LIJST VAN AFVALSTOFFEN)

332

BIJLAGE IVLIJST VAN AFVALSTOFFEN WAARVOOR DE PROCEDURE VAN SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT (ORANJE LIJST VAN AFVALSTOFFEN)

334

BIJLAGE IV AAFVALSTOFFEN OPGENOMEN IN BIJLAGE III MAAR WAARVOOR DE PROCEDURE VAN SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT (ARTIKEL 3, LID 3)

336

BIJLAGE VAFVALSTOFFEN WAARVOOR HET UITVOERVERBOD VAN ARTIKEL 36 GELDT

336

BIJLAGE VIBEGELEIDENDE INFORMATIE BIJ OVERBRENGINGEN VAN VOOR NUTTIGE TOEPASSING BESTEMDE AFVALSTOFFEN VAN BIJLAGE III (ARTIKEL 17)

384

BIJLAGE VIICHEMISCHE STOFFEN OPGENOMEN IN DE BIJLAGEN A, B EN C VAN HET VERDRAG VAN STOCKHOLM

385

BIJLAGE VIIIRICHTSNOEREN VOOR EEN MILIEUHYGIËNISCH VERANTWOORD BEHEER (ARTIKEL 41)

385

BIJLAGE IXAANVULLENDE VRAGENLIJST IN VERBAND MET DE RAPPORTAGEPLICHT VAN DE LIDSTATEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 53, LID 3

386

P5_TA(2003)0506Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) (COM(2003) 390 — C5-0349/2003 — 2003/0151(CNS))

390

P5_TA(2003)0507Thematische strategie inzake bodembeschermingResolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie Naar een thematische strategie inzake bodembescherming (COM(2002) 179 — C5-0328/2002 — 2002/2172(COS))

395

P5_TA(2003)0508Kaderrichtlijn afvalResolutie van het Europees Parlement over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 — 2003/2124(INI))

400

 

Donderdag, 20 november 2003

2004/C 087E/4

NOTULEN

405

VERLOOP VAN DE VERGADERING

Opening van de vergadering

Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld * — Bevordering actief Europees burgerschap * — Organisaties op Europees niveau actief op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen *** I (debat)

Mededeling van de Voorzitter

Welkomstwoord

STEMMINGEN

Verbetering van de veiligheid op zee (benoeming van de leden van de tijdelijke commissie) (stemming)

Verzoek om raadpleging van het Economische en Sociaal Comité over de sociale dimensie van cultuur (artikel 52 van het Reglement)

Schengen-informatiesysteem (SIS II) (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Toegang tot de markt voor havendiensten *** III (stemming)

Organisaties op Europees niveau actief op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen *** I (stemming)

Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina * (stemming)

Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld * (stemming)

Bevordering actief Europees burgerschap * (stemming)

Persistente organische verontreinigende stoffen * (stemming)

Grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand * (stemming)

Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie met inbegrip van het hoofdstuk begroting (stemming)

Euromed (stemming)

Resultaat van de Top EU/Rusland (stemming)

Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (stemming)

Noordelijke dimensie (stemming)

Europees defensiematerieel (stemming)

Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (stemming)

Stemverklaringen

Rectificaties stemgedrag

EINDE VAN DE STEMMINGEN

Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

De huidige situatie rond de Europese netwerken en Infopoints (Mondelinge vraag met debat)

DEBAT OVER GEVALLEN VAN SCHENDING VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

Sri Lanka (debat)

Atjeh (debat)

Vietnam: godsdiensvrijheid (debat)

EINDE VAN HET DEBAT OVER SCHENDINGEN VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

Agenda

STEMMINGEN

Sri Lanka (stemming)

Atjeh (stemming)

Vietnam: Godsdienstvrijheid (stemming)

STEMMINGEN

Ingekomen stukken

Onderzoek geloofsbrieven

Samenstelling commissies en delegaties

Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen — Samenwerking tussen commissies

In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 51 van het Reglement)

Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten

Rooster van de volgende vergaderingen

Onderbreking van de zitting

PRESENTIELIJST

421

BIJLAGE 1

423

BIJLAGE II

436

AANGENOMEN TEKSTEN

466

P5_TA(2003)0509Tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II)Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) (2003/2180(INI))

466

P5_TA(2003)0510Toegang tot de markt voor havendiensten *** IIIWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003 — 2001/0047(COD))

471

P5_TA(2003)0511Gelijkheid van vrouwen en mannen *** IWetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn (COM(2003) 279 — C5-0261/2003 — 2003/0109(COD))

471

P5_TC1-COD(2003)0109Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 november 2003 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2003/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn

472

BIJLAGE

476

P5_TA(2003)0512Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) (COM(2003) 389 — C5-0325/2003 — 2003/0143(CNS))

478

P5_TA(2003)0513Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen (COM(2003) 280 — C5-0350/2003 — 2003/0110(CNS))

480

P5_TA(2003)0514Bevordering actief Europees burgerschap *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) (COM(2003) 276 — C5-0321/2003 — 2003/0116(CNS))

484

P5_TA(2003)0515Persistente organische verontreinigende stoffen *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (COM(2003) 331 — C5-0315/2003 — 2003/0118(CNS))

495

P5_TA(2003)0516Grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand *Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (COM(2003) 332 — C5-0318/2003 — 2003/0117(CNS))

497

P5_TA(2003)0517Financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor EuropaResolutie van het Europees Parlement over de financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa

498

P5_TA(2003)0518EuromedResolutie van het Europees Parlement over Euromed

500

P5_TA(2003)0519Top EU/RuslandResolutie van het Europees Parlement over de 12e Top tussen de EU en Rusland van 6 november 2003 in Rome

503

P5_TA(2003)0520Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlandenResolutie van het Europees Parlement over de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (COM(2003) 104 — 2003/2018(INI))

506

P5_TA(2003)0521Noordelijke dimensieResolutie van het Europees Parlement over de Noordelijke dimensie

515

P5_TA(2003)0522Europees defensiematerieelResolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over Europese defensie — Industriële en marktvraagstukken — Naar een EU-beleid voor defensiematerieel (COM(2003) 113 — 2003/2096(INI))

518

P5_TA(2003)0523Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-EuropaResolutie van het Europees Parlement over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa: Tweede jaarverslag (COM(2003) 139 — 2003/2094(INI))

521

P5_TA(2003)0524Sri LankaResolutie van het Europees Parlement over Sri Lanka

527

P5_TA(2003)0525AtjehResolutie van het Europees Parlement over de situatie in de Indonesische provincie Atjeh

528

P5_TA(2003)0526VietnamResolutie van het Europees Parlement over Vietnam

531

NL

 


I (Mededelingen)

EUROPEES PARLEMENT

ZITTING 2003 — 2004

Maandag, 17 november 2003

7.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/1


NOTULEN

(2004/C 87 E/01)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: David W. MARTIN

Ondervoorzitter

1.   Hervatting van de zitting

De vergadering wordt om 17.00 uur geopend.

2.   Mededelingen van de Voorzitter

De Voorzitter herdenkt namens het Parlement de slachtoffers van het ongeval van zaterdag 15 november op de scheepswerf van Saint-Nazaire, alsook de slachtoffers van de aanslagen van diezelfde dag op synagogen te Istanbul. Hij betuigt zijn medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers en met de Turkse regering.

Het Parlement neemt een minuut stilte in acht.

De Voorzitter deelt mede dat de vergadering van morgen zal worden geopend met een eerbetoon aan de Italiaanse slachtoffers van de aanslag te Nassiriya.

3.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Giorgio Lisi heeft laten weten dat hij tijdens de vergadering van 5 november 2003 weliswaar aanwezig was, maar dat zijn naam niet op de presentielijst staat.

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

4.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

1)

Raad en Commissie:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 93/6/EEG en 94/19/EG van de Raad en van de Richtlijnen 2000/12/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (COM(2003) 659 — C5-0520/2003 — 2003/0263(COD))

verwezen naar:

ten principale: ECON

 

advies: AFCO

rechtsgrondslag:

art. 47, lid 2 EGV

Advies van de Raad over het voorstel tot kredietoverschrijving 29/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel A — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (C5-0522/2003 — 2003/2185(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 34/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 256 — C5-0523/2003 — 2003/2198(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 36/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 257 — C5-0524/2003 — 2003/2199(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende aanpassing van de Akte betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, in verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (COM(2003) 643 — C5-0525/2003 — 2003/0253(CNS))

verwezen naar:

ten principale: AGRI

 

advies: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 2, art. 23

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het sluiten, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (COM(2003) 625 — C5-0526/2003 — 2003/0249(CNS))

verwezen naar:

ten principale: ENVI

 

advies: LIBE, JURI

rechtsgrondslag:

art. 175, lid 1 EGV, art. 300, lid 2 al. 1 lid 3 al. 1 EGV

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1655/2000 betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE) (COM(2003) 667 — C5-0527/2003 — 2003/0260(COD))

verwezen naar:

ten principale: ENVI

 

advies: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 175, lid 1 EGV

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EGVerdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (COM(2003) 699 — C5-0528/2003 — 2002/0303(COD))

verwezen naar:

ten principale: CULT

 

advies: BUDG, ITRE, FEMM

rechtsgrondslag:

art. 149, lid 4 EGV, art. 150, lid 4 EGV

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EGVerdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus World) (2004-2008) (COM(2003) 694 — C5-0529/2003 — 2002/0165(COD))

verwezen naar:

ten principale: CULT

 

advies: AFET, BUDG, EMPL, FEMM

rechtsgrondslag:

art. 149 EGV

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EGVerdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement een de Raad inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de gemeenschap (COM(2003) 674 — C5-0537/2003 — 2002/0014(COD))

verwezen naar:

ten principale: RETT

 

advies: BUDG, LIBE, JURI, ENVI

rechtsgrondslag:

art. 80, lid 2 EGV

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (COM(2003) 671 — C5-0538/2003 — 2003/0262(COD))

verwezen naar:

ten principale: ENVI

 

advies: JURI, ITRE

rechtsgrondslag:

art. 95 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 35/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 286 — C5-0539/2003 — 2003/2206(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 40/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 282 — C5-0540/2003 — 2003/2208(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 41/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 285 — C5-0541/2003 — 2003/2209(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 37/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 284 — C5-0542/2003 — 2003/2207(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Advies van de Raad over het voorstel tot kredietoverschrijving 28/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (C5-0543/2003 — C5-0543/2003 — 2003/2186(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende verlenging tot 31 december 2005 alsmede wijziging van Verordening (EG) nr. 2501/2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 (COM(2003) 634 — C5-0544/2003 — 2003/0259(ACC))

verwezen naar:

ten principale: DEVE

 

advies: ITRE

rechtsgrondslag:

art. 133 EGV

2)

parlementaire commissies

2.1)

verslagen:

* Verslag over het initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een beschikking van de Raad houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie (8830/03 — C5-0253/2003 — 2003/0815(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: de heer Deprez (A5-0366/2003).

Verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende de bestrijding van corruptie: instrumenten en aanbevelingen (COM(2003) 317 — C5-0374/2003 — 2003/2154(INI)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: de heer Rutelli (A5-0367/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) (Versterkte samenwerking tussen commissies — artikel 162 bis van het Reglement) (COM(2003) 276 — C5-0321/2003 — 2003/0116(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: mevrouw Rühle (A5-0368/2003).

* Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: „Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte” (2002-2006) (COM(2003) 390 — C5-0349/2003 — 2003/0151(CNS)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: de heer Liese (A5-0369/2003).

Tweede verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de Europese defensie — Industriële en marktaspecten — Naar een EU-beleid voor defensiematerieel (Versterkte samenwerking tussen commissies — artikel 162 bis van het Reglement) (COM(2003) 113 — C5-0212/2003 — 2003/2096(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid — Rapporteur: de heer Queiro (A5-0370/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (COM(2003) 331 — C5-0315/2003 — 2003/0118(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: mevrouw Frahm (A5-0371/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (COM(2003) 332 — C5-0318/2003 — 2003/0117(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: mevrouw Frahm (A5-0372/2003).

* Verslag over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen (COM(2003) 227 — C5-0244/2003 — 2003/0088(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: de heer Di Lello Finuoli (A5-0373/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 — C5-0199/2003 — 2003/0086(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: mevrouw Read (A5-0374/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 — C5-0310/2003 — 2003/0147(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: mevrouw Read (A5-0375/2003).

Verslag over het achtste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving (COM(2002) 695 — C5-0208/2003 — 2003/2090(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: de heer Clegg (A5-0376/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten (13203/2/03 — C5-0471/2003 — 2003/0158(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: de heer Schmid (A5-0377/2003).

Verslag over groter Europa — nabuurschap: Een nieuw kader voor de betrekkingen met onze buren in het Oosten en het Zuiden (COM(2003) 104 — C5-0110/2003 — 2003/2018(INI)) — Commisse buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid — Rapporteur: mevrouw Napoletano (A5-0378/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten zoals herzien en in november 1997 goedgekeurd bij Resolutie 12/97 van de Negenentwintigste Zitting van de FAO-Conferentie (COM(2003) 470 — C5-0392/2003 — 2003/0178(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling — Rapporteur: de heer Daul (A5-0379/2003).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1696/71 houdende een gemeenschappelijke verordening der markten in de sector hop (Vereenvoudigde procedure — Artikel 158, lid 1 van het Reglement) (COM(2003) 562 — C5-0460/2003 — 2003/0216(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling — Rapporteur: de heer Daul (A5-0380/2003).

* Verslag over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 — C5-0322/2003 — 2003/0093(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: de heer Mussa (A5-0381/2003).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië (COM(2003) 351 — C5-0287/2003 — 2003/0123(CNS)) — Commissie juridische zaken en interne markt — Rapporteur: de heer Medina Ortega (A5-0382/2003).

* Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijk onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie (COM(2002) 410 — C5-0409/2002 — 2002/0191(CNS)) — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: mevrouw Kauppi (A5-0383/2003).

* Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen (Versterkte samenwerking tussen commissies — artikel 162 van het Reglement) (COM(2003) 280 — C5-0350/2003 — 2003/0110(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid — Rapporteur: de heer Sacrédeus (A5-0384/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 — C5-0218/2003 — 2003/0089(COD)) — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: mevrouw Miguélez Ramos (A5-0385/2003).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 — C5-0027/2003 — 2002/0297(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling — Rapporteur: de heer Adam (A5-0386/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, inclusief strafrechtelijke sancties, voor milieumisdrijven (Versterkte samenwerking tussen commissies, overeenkomstig artikel 162 bis van het Reglement) (COM(2003) 092 — C5-0076/2003 — 2003/0037(COD)) — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: de heer Pex (A5-0388/2003).

Verslag over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 — C5-0381/2003 — 2003/2148(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: de heer Linkohr (A5-0389/2003).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) (COM(2003) 389 — C5-0325/2003 — 2003/0143(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid — Rapporteur: de heer Swoboda (A5-0390/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 — C5-0365/2003 — 2003/0139(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbelei — Rapporteur: de heer Blokland (A5-0391/2003).

* Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (COM(2003) 014 — C5-0021/2003 — 2003/0002(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling — Rapporteur: mevrouw Auroi (A5-0392/2003).

Verslag over het verslag van de Commissie over de evaluatie van de werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) — 2002/2237(INI)) — Commissie begrotingscontrole — Rapporteur: de heer Bösch (A5-0393/2003).

Verslag over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 — C5-0409/2003 — 2003/2124(INI)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: de heer Blokland (A5-0394/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad betreffende de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden (Vereenvoudigde procedure — artikel 158, lid 1 van het Reglement) (COM(2003) 523 — C5-0403/2003 — 2003/0204(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie — Rapporteur: de heer Berenguer Fuster (A5-0395/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn (Versterkte samenwerking tussen commissies — artikel 162 bis van het Reglement) (COM(2003) 279 — C5-0261/2003 — 2003/0109(COD)) — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen — Rapporteur: mevrouw Kratsa (A5-0396/2003).

Verslag over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa: Tweede jaarverslag (COM(2003) 139 — C5-0211/2003 — 2003/2094(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid — Rapporteur: de heer J.J. Lagendijk (A5-0397/2003).

Verslag met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) — 2003/2180(INI)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken — Rapporteur: de heer Coelho (A5-0398/2003).

*** I Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsten, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de procedures (COM(2003) 378 — C5-0290/2003 — 2003/0138(COD)) — Commissie werkgelegenheid en sociale zaken — Rapporteur: mevrouw Jensen (A5-0399/2003).

2.2)

aanbevelingen voor de tweede lezing:

*** II Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen (10133/3/2003 — C5-0416/2003 — 2002/0128(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: de heer Liese (A5-0387/2003).

3)

leden

3.1)

mondelinge vraag (artikel 42 van het Reglement)

van María Avilés Perea, namens de PPE-DE-Fractie, aan de Commissie, over Eurostat (B5-0415/2003).

3.2)

mondelinge vragen voor het vragenuur (artikel 43 van het Reglement)

Purvis John, Flemming Marialiese, Hedkvist Petersen Ewa, Corbett Richard, Nogueira Román Camilo, Moraes Claude, Cushnahan John Walls, Sandbæk Ulla Margrethe, Morgantini Luisa, Poos Jacques F., Dhaene Jan, Boogerd-Quaak Johanna L.A., Pronk Bartho, McKenna Patricia, Kinnock Glenys, Posselt Bernd, Zacharakis Christos, Kratsa-Tsagaropoulou Rodi, Scallon Dana Rosemary, Crowley Brian, Fitzsimons James (Jim), Harbour Malcolm, Hume John, Schroedter Elisabeth, Newton Dunn Bill, Alavanos Alexandros, Ortuondo Larrea Josu, Doyle Avril, Evans Jillian, Karamanou Anna, Sacrédeus Lennart, Folias Christos, Sornosa Martínez María, Jackson Caroline F., Karas Othmar, Medina Ortega Manuel, Gahrton Per, Lage Carlos, Hatzidakis Konstantinos, Ford Glyn, Izquierdo Rojo María, Sjöstedt Jonas, Thors Astrid, Hyland Liam, Ó Neachtain Seán, Dührkop Dührkop Bárbara, Paasilinna Reino, Laguiller Arlette, Trakatellis Antonios, Frahm Pernille, Andrews Niall, Casaca Paulo, Souladakis Ioannis, Patakis Ioannis, Korakas Efstratios, Zorba Myrsini, Rübig Paul, Riis-Jørgensen Karin- Alavanos Alexandros, Turco Maurizio, Martínez Martínez Miguel Angel, Ludford Sarah, Nogueira Román Camilo, Kratsa-Tsagaropoulou Rodi, Ortuondo Larrea Josu, Wyn Eurig, McKenna Patricia, McAvan Linda, Sacrédeus Lennart, Medina Ortega Manuel, Posselt Bernd, Mayol i Raynal Miquel, Ford Glyn, Zacharakis Christos, Izquierdo Rojo María, Sjöstedt Jonas, Crowley Brian, Hyland Liam, Ó Neachtain Seán, Fitzsimons James (Jim), Thors Astrid, Marset Campos Pedro, Andrews Niall, Casaca Paulo, Souladakis Ioannis, Schroedter Elisabeth, Patakis Ioannis, Korakas Efstratios, Alyssandrakis Konstantinos, Trakatellis Antonios

3.3)

ontwerpresoluties (artikel 48 van het Reglement)

Franz Turchi, namens de UEN-Fractie, over de omzetting van kernwapens in energiebronnen (B5-0469/2003)

verwezen naar:

ten principale: ITRE

Roberto Felice Bigliardo, Cristiana Muscardini, Sebastiano (Nello) Musumeci, Antonio Mussa, Mauro Nobilia en Franz Turchi, namens de UEN-Fractie, over het voorstel tot oprichting van een agentschap voor het beheer van de grenzen (B5-0470/2003)

verwezen naar:

ten principale: LIBE

Mario Borghezio, over Duitse schadeloosstelling van voormalige geïnterneerde Italiaanse soldaten (B5-0478/2003)

verwezen naar:

ten principale: LIBE

 

advies: AFET

3.4)

ontwerpaanbevelingen (artikel 49 van het Reglement):

Alexandros Baltas, namens de PSE-Fractie, over het verzoek van Kroatië tot toetreding tot de EU (B5-0476/2003)

verwezen naar:

ten principale: AFET

3.5)

schriftelijke verklaringen ter inschrijving in het register (artikel 51 van het Reglement)

Caroline Lucas, Ulla Margrethe Sandbæk en Pernille Frahm over blootstelling van bewoners en anderen aan bestrijdingsmiddelen in landbouwgebieden — 26/2003

Marco Cappato en Daniel Marc Cohn-Bendit betreffende de Wereldtopconferentie over de informatiemaatschappij (WSIS) in Tunesië — 27/2003;

4)

delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité

*** III Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003 — 2001/0047(COD)) — Rapporteur: de heer. Jarzembowski (A5-0364/2003)

*** III Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003 — 2001/0257(COD)) — Rapporteur: de heer Lisi (A5-0365/2003)

5.   Samenstelling Parlement

Emilia Franziska Müller is benoemd tot lid van de regering van de deelstaat Beieren.

Daar deze functie overeenkomstig artikel 8, lid 4 van het Reglement en artikel 6, lid 1 van de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen niet verenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, constateert het Parlement overeenkomstig artikel 12, lid 2 van bovengenoemde Akte dat de zetel vacant is met ingang van 6 november 2003.

6.   Onderzoek geloofsbrieven

Op voorstel van de Commissie JURI bekrachtigt het Parlement de mandaten van de leden Cees Bremmer, João Gouveia en Säid El Khadraoui.

7.   Verzoekschriften

De volgende op de vermelde data in het algemeen register ingeschreven verzoekschriften zijn overeenkomstig artikel 174, lid 5 van het Reglement naar de bevoegde commissie verwezen:

Op 27 oktober 2003

van Jose Cannizzo (nr. 1071/2003)

van César Solveira Rodríguez (nr. 1072/2003)

van Mahrez Chabbi (nr. 1073/2003)

van Gilles Daulphin (nr. 1074/2003)

van Guy Maestrucci (nr. 1075/2003)

van Mensah Adzessi (nr. 1076/2003)

van Marco Petraroia (nr. 1077/2003)

van Laura Fornelli (nr. 1078/2003)

van Carlo Oldani (Coordinamento Comitati NOtangenziale Parco del Ticino e Parco Agricolo Sud Milano) (nr. 1079/2003)

van het Sindicato Nacional dos Trabalhodores do Sector Ferroviário (nr. 1080/2003)

van Ingetraud Müller (Bürgerinitiative Rettet die Marienfelder Feldmark) (3 medeondertekenaars) (nr. 1081/2003)

van Uwe Engel (6 medeondertekenaars) (nr. 1082/2003)

van Rasim Zukic (nr. 1083/2003)

van Herbert en Monika Kollakowski (nr. 1084/2003)

van Nicole Krabbe (nr. 1085/2003)

van Sabine Hancl (nr. 1086/2003)

van Fintan McCarthy (Green Party-Comhaontas Glas) (2 medeondertekenaars) (nr. 1087/2003)

van William Alexander (nr. 1088/2003)

van John Watts (nr. 1089/2003)

van Gareth Thomas (nr. 1090/2003)

van Angel Ariel Mammana (nr. 1091/2003)

Op 5 november 2003

van Frieder Weinhold (Christlicher Hilfsverein Wismar e.V.) (89 medeondertekenaars) (nr. 1092/2003)

van Marion Swatschek (nr. 1093/2003)

van Wolfgang Gerber (nr. 1094/2003)

van Karl Heinz Duthel (nr. 1095/2003)

van Michael Ostafijcuk (nr. 1096/2003)

van Paul Midwig (nr. 1097/2003)

van Necip Yilmaz (nr. 1098/2003)

van Hilde Ahrens (BIBA 67) (nr. 1099/2003)

van Franz Rex (nr. 1100/2003)

van Peter Szutrely (Semmelweis Gesellschaft) (2 medeondertekenaars) (nr. 1101/2003)

van Rebecca Rhiannon Byrne (Stainton Grove Action Group) (nr. 1102/2003)

van Wolfgang Mundstein (nr. 1103/2003)

van Terence Alan Davis (nr. 1104/2003)

van Jayne Fisk (nr. 1105/2003)

van Guilherme Rodrigues (nr. 1106/2003)

van Maurice Jones (nr. 1107/2003)

van Christopher Nelson (nr. 1108/2003)

van Stuart John Eels (6 medeondertekenaars) (nr. 1109/2003)

van Peter Peereboom (nr. 1110/2003)

van Mahsa Fahimnia (nr. 1111/2003)

van Özcan Kaldoyo (ACSA-Assyrian-Chaldean-Syriac-Association) (nr. 1112/2003)

van Kyriakou Stathis (nr. 1113/2003)

van Spyridou Kavvouras Kollias (nr. 1114/2003)

van Carlos Rodríguez Huray (nr. 1115/2003)

van Miguel Ángel Díez Blanco (nr. 1116/2003)

van Xan Duro Fernández (Asociación para a Defensa Ecolóxica de Galiza) (nr. 1117/2003)

van Fernando Cantos Vinals (nr. 1118/2003)

van Dolores Campos (Mujeres de Negro de Valencia — Casa de la Dona) (nr. 1119/2003)

van Martino Nercellas Méndez (Federación Ecoloxista Galega) (nr. 1120/2003)

van Stéphan Bellegy (nr. 1121/2003)

van Michele Giordano (nr. 1122/2003)

van Vangelis Papachristou (nr. 1123/2003)

van Gerard Defort (nr. 1124/2003)

van Antoine Penna (nr. 1125/2003)

van Michel Marechal (SPESF) (nr. 1126/2003)

van Marc Augoy Ard (Collectif d'habitants de la SACVL Plateau Nord) (nr. 1127/2003)

van Hubert Devaux (Les Shih du Val D'Eon) (nr. 1128/2003)

van Ulla Britt Perret Lundberg (nr. 1129/2003)

van Yvon Marais (Association de Défense des Riverains de la Zac de Ballan-Miré) (nr. 1130/2003)

van Luc Schneekloth (Pro Niños Pobres Colombia) (nr. 1131/2003)

van Elena Magni (nr. 1132/2003)

van Paolo Sanviti (Centro Prevenzione Crisi Socioculturali) (nr. 1133/2003)

van Giovanna Della Torre (Perché non possiamo dirci cristiani?) (nr. 1134/2003)

van Fabrizio Torsi (nr. 1135/2003)

van Antonio Agherbino (nr. 1136/2003)

van Luciano Bruno Venusto (nr. 1137/2003)

van César Figueiredo (nr. 1138/2003)

van Francisco José Veiga Trindade Mendes (nr. 1139/2003)

Op 14 november 2003

van Edda Witte (Verein der in der DDR geschiedenen Frauen e.V.) (2355 medeondertekenaars) (nr. 1140/2003)

van Jacob Büns (nr. 1141/2003)

van Joachim Adrian von Mitschke-Collande (nr. 1142/2003)

van Michael Maurer (nr. 1143/2003)

van Peter Alt (nr. 1144/2003)

van Heike Kreutzfeldt (nr. 1145/2003)

van Josef Gerats (Interessenverband ehemaliger Teilnehmer am antifaschistischen Widerstand, Verfolgter des Naziregimes und Hinterbliebener (IV VdN) e.V.) (nr. 1146/2003)

van Paulo Jacopino (nr. 1147/2003)

van María Burgón (248 medeondertekenaars) (nr. 1148/2003)

van Robert William Henry (AMP — Against More Pylons) (4 medeondertekenaars) (nr. 1149/2003)

van Gilberto Bini (Ricercatori SPS) (nr. 1150/2003)

van Jane Ridsdill (Residents Association) (nr. 1151/2003)

van Matthew Downey (nr. 1152/2003)

van Simon Mansell (nr. 1153/2003)

van Doina Haasdijk-Vasile (nr. 1154/2003)

van Constant Verbraeken (nr. 1155/2003)

van Petros Tatoulis (nr. 1156/2003)

van Carmen Ruigómez Guerra (Asociación Centro-Sur) (nr. 1157/2003)

van Daniel Silberman (nr. 1158/2003)

van Francisco De Miguel Gimeno (Iniciatiova Ciudadana de Solidaridad y Defensa de los Derechos de Palestina) (nr. 1159/2003)

van Luis Mayoral Gázquez (nr. 1160/2003)

van Bernardo Robles Marin (CARALLUMA — Asociación para la Defensa de la Naturaleza y Alternativa) (nr. 1161/2003)

van Marine Lamandé (Association de Défense des Actionnaires Salariés et Retraités de la société Air France (ADASRAF)) (nr. 1162/2003)

van Joel Philipot (nr. 1163/2003)

van Michel Weiss (nr. 1164/2003)

van Sebastien Petrucci (nr. 1165/2003)

van Veronique Noni (Syndicat National des Techniciens Supérieurs des Services du Ministère chargé de l'Agriculture) (nr. 1166/2003)

van Marie Boyer (nr. 1167/2003)

van Natualie Luthold (nr. 1168/2003)

van María Rosita Barone (nr. 1169/2003)

van Giovanni Panunzio (Telefono Antiplagio) (nr. 1170/2003)

van Roberto Marcoccio (nr. 1171/2003)

van Arcangelo Mazza (nr. 1172/2003)

van Lorenzo Spadon (nr. 1173/2003)

van Gianfranco Araldi (nr. 1174/2003)

van Giuseppe Fontana (nr. 1175/2003)

van Fabio Garuglieri (nr. 1176/2003)

van Virgilio Rodrigues Brandão (Civitate-Hospis — Associação Pro Direitos Humanos e Imigração) (nr. 1177/2003)

8.   Kredietoverschrijvingen

De Begrotingscommissie heeft voorstel tot kredietoverschrijving nr. 29/2003 (C5-0475/2003 — SEC(2003) 1132) behandeld.

Zij heeft overeenkomstig artikel 24, lid 3 en artikel 181, lid 1 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 haar goedkeuring gehecht aan de overschrijving, als volgt uitgesplitst:

HERKOMST VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk A-40 — Beheer van de hulpbronnen

 

 

— Artikel A-402 — Interinstitutionele vergelijkende onderzoeken

 

 

— Post A-4021 — Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO)

NGK

-1 000 000 EUR

Hoofdstuk A-45 — Administratieve bureaus

 

 

Artikel A-451 — Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten

NGK

-2 000 000 EUR

— Artikel A-452 — Bureau voor infrastructuur en logistiek (Brussel)

NGK

-5 600 000 EUR

— Artikel A-453 — Bureau voor infrastructuur en logistiek (Luxemburg)

NGK

-2 300 000 EUR

Hoofdstuk A-60 — Personeels- en huishoudelijke uitgaven voor de delegaties van de Europese Gemeenschap

 

 

Artikel A-600 — Personeelsuitgaven voor de delegaties van de Europese Gemeenschap

 

 

Post A-6000 — Salarissen, toelagen, vergoedingen en terugbetalingen van kosten in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

NGK

-2 800 000 EUR

BESTEMMING VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk A-11 — Personeel in actieve dienst

 

 

Artikel A-110 — Ambtenaren en tijdelijke functionarissen die een op de lijst van het aantal ambten voorkomend ambt bekleden

 

 

— Post A-1100 — Basissalarissen

NGK

13 700 000 EUR

*

* *

De Begrotingscommissie heeft voorstel tot kredietoverschrijving nr. 30/2003 (C5-0509/2003 — SEC(2003) 1198) behandeld.

Zij heeft overeenkomstig artikel 24, lid 3 en artikel 181, lid 1 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 haar goedkeuring gehecht aan de overschrijving, als volgt uitgesplitst:

HERKOMST VAN DE KREDIETEN:

Hoofdstuk B0-40 — Voorzieningen

 

 

— Post B7-6600 — Externe samenwerkingsacties

VK

-6 400 000 EUR

— Post B7-8000 — Internationale visserijovereenkomsten

VK

- 535 050 EUR

Hoofdstuk B7-30 — Samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië

 

 

Artikel B7-300A — Financiële en technische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië — Uitgaven voor administratief beheer

VK

-1 000 000 EUR

Hoofdstuk B7-31 — Samenwerking met de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika

 

 

Artikel B7-310A — Financiële en technische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië — Uitgaven voor administratief beheer

VK

-2 500 000 EUR

Hoofdstuk B7-52 — Bijstand aan de partnerlanden van Oost-Europa en Centraal-Azië

 

 

Artikel B7-520 — Bijstand aan de partnerlanden van Oost-Europa en Centraal-Azië

BK

-12 070 000 EUR

Artikel B7-520A — Bijstand aan de landen van Oost-Europa en Centraal-Azië — Uitgaven voor administratief beheer

VK

- 600 000 EUR

Artikel B7-528 — Bijstand aan de partnerlanden van Oost-Europa en Centraal-Azië

VK

-11 500 000 EUR

Hoofdstuk B7-54 — Samenwerking met de landen van de Westelijke Balkan

 

 

Artikel B7-541A — Bijstand voor de landen van de westelijke Balkan — Uitgaven voor administratief beheer

VK

-1 400 000 EUR

Hoofdstuk B7-62 — Multisectorale maatregelen

 

 

Artikel B7-620A — Milieubeheer in ontwikkelingslanden, tropische bossen, alsmede integratie van milieukwesties in de ontwikkelingssamenwerking — Uitgaven voor administratief beheer

VK

-1 000 000 EUR

Hoofdstuk B7-63 — Sociale infrastructuur en diensten

 

 

— Artikel B7-631 — Sociale infrastructuur en diensten

 

 

Post B7-6310A — Sociale infrastructuur en sociale dienstverlening — Uitgaven voor administratief beheer

VK

-1 100 000 EUR

Hoofdstuk B7-80 — Internationale visserijovereenkomsten

 

 

— Artikel B7-800 — Internationale visserijovereenkomsten

 

 

Post B7-8000A — Internationale visserijovereenkomsten — Uitgaven voor administratief beheer

VK

- 500 000 EUR

Post B7-8001A — Bijdragen aan internationale organisaties — Uitgaven voor administratief beheer

VK

- 264 950 EUR

Post B7-8002 — Voorbereidende werkzaamheden van de nieuwe internationale organisaties in de visserijsector en andere niet-verplichte bijdragen aan internationale organisaties

VK

- 200 000 EUR

BESTEMMING VAN DE KREDIETEN:

Hoofdstuk B7-43 — Andere maatregelen ten gunste van de derde landen van het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten

 

 

Artikel B7-432 — Andere maatregelen ten gunste van de ontwikkelingslanden van het Nabije en het Midden-Oosten

VK

29 000 000 EUR

 

BK

12 070 000 EUR

9.   Regeling van de werkzaamheden

Aan de orde is de regeling van de werkzaamheden.

De definitieve ontwerpagenda van de plenaire vergaderingen van november II en december I 2003 is rondgedeeld (PE 337.907/PDOJ); hierop worden de volgende wijzigingen voorgesteld (artikel 111 van het Reglement)

Vergaderingen van 17 t/m 20 november 2003

Maandag

geen wijzigingen

Dinsdag

verzoek van de PPE-DE-Fractie tot inschrijving van haar mondelinge vraag aan de Commissie betreffende Eurostat (B5-0414/2003) na de presentatie door de Commissie van haar wetgevingsen werkprogramma voor 2004 (punt 10 van de ontwerpagenda).

Het woord wordt gevoerd door James E.M. Elles, namens de PPE-DE-Fractie, die het verzoek toelicht, en Freddy Blak over de woorden van de vorige spreker.

Bij ES (93 vóór, 74 tegen, 23 onthoudingen) willigt het Parlement het verzoek in.

Woensdag

geen wijzigingendonderdag

Donderdag

Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 50):

verzoek van de ELDR-Fractie om vervanging van het punt „Atjeh” door een punt „Georgië”.

Het Parlement verwerpt het verzoek.

verzoek van de Verts/ALE-Fractie om vervanging van het punt „Godsdienstvrijheid in Vietnam” door een punt „Georgië”.

Het Parlement verwerpt het verzoek.

Vergaderingen van 3 en 4 december 2003

geen wijzigingen

*

* *

De agenda wordt aldus vastgesteld.

10.   Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang

Uit hoofde van artikel 121 bis van het Reglement wordt voor één minuut het woord verleend aan de volgende leden die de aandacht van het Parlement op kwesties van politiek belang willen vestigen:

Ioannis Patakis, Proinsias De Rossa, Philip Claeys, Jules Maaten, Toine Manders, Roberta Angelilli, Sarah Ludford, Geoffrey Van Orden, Neil MacCormick, Pedro Marset Campos, Konstantinos Alyssandrakis, Glenys Kinnock, Jean Lambert, Jean-Charles Marchiani, Astrid Thors, Christos Zacharakis, Giorgos Katiforis, Ioannis Souladakis, Roy Perry, Charles Tannock over de woorden van Ioannis Patakis, Efstratios Korakas over de woorden van voorgaande spreker, Bartho Pronk over de woorden van Konstantinos Alyssandrakis, en Gerard Collins.

11.   Europees jaar van personen met een handicap (2003) (verklaring gevolgd door een debat)

Verklaring van de Commissie: Europees jaar van personen met een handicap (2003)

Anna Diamantopoulou (lid van de Commissie) legt de verklaring af.

Het woord wordt gevoerd door Mario Mantovani, namens de PPE-DE-Fractie.

VOORZITTER: Ingo FRIEDRICH

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Marie-Hélène Gillig, namens de PSE-Fractie, Elizabeth Lynne, namens de ELDR-Fractie, Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie, Uma Aaltonen, namens de Verts/ALE-Fractie, Bartho Pronk, Barbara Weiler, Efstratios Korakas, Theodorus J.J. Bouwman, Jan Andersson, Ioannis Koukiadis, John Bowis, Claude Moraes, Hans Karlsson, Paulo Casaca en Anna Diamantopoulou.

Het debat wordt gesloten.

12.   Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) * (debat)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: „Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte” (2002-2006) (COM(2003) 390 — C5-0349/2003 — 2003/0151(CNS)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Peter Liese (A5-0369/2003)

Het woord wordt gevoerd door Philippe Busquin (lid van de Commissie).

Peter Liese leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Giuseppe Gargani (rapporteur voor advies van de Commissie JURI), Giuseppe Nisticò, namens de PPE-DE-Fractie, en David Robert Bowe, namens de PSE-Fractie.

VOORZITTER: James L.C. PROVAN

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Elly Plooij-van Gorsel, namens de ELDR-Fractie, Gérard Caudron, namens de GUE/NGL-Fractie, Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie, Liam Hyland, namens de UEN-Fractie, Johannes (Hans) Blokland, namens de EDD-Fractie, Marco Cappato, niet-ingeschrevene, John Purvis, Eryl Margaret McNally, Astrid Thors, Geneviève Fraisse, Hiltrud Breyer, José Ribeiro e Castro, Marjo Matikainen-Kallström, Carlos Lage, Arlette Laguiller, Luis Berenguer Fuster, Roger Helmer, Marialiese Flemming, Concepció Ferrer, Dana Rosemary Scallon, Francesco Fiori, Peter Liese, Proinsias De Rossa, die aanvecht wat tijdens het debat over de Ierse grondwet werd gezegd, Eryl Margaret McNally over de volgorde waarin de amendementen in stemming worden gebracht, Astrid Thors over het laatste betoog van de rapporteur, en Philippe Busquin.

VOORZITTER: Gérard ONESTA

Ondervoorzitter

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

13.   Investeren in onderzoek (debat)

Verslag over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 — C5-0381/2003 — 2003/2148(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Rolf Linkohr (A5-0389/2003)

Rolf Linkohr leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Philippe Busquin (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Marjo Matikainen-Kallström, namens de PPE-DE-Fractie, Eryl Margaret McNally, namens de PSE-Fractie, Elly Plooij-van Gorsel, namens de ELDR-Fractie, Konstantinos Alyssandrakis, namens de GUE/NGL-Fractie, en Philippe Busquin.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: dinsdag, 12.00 uur

14.   Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I — Pan-Europese eoverheidsdiensten *** I — Pakket telecommunicatieregelgeving (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 — C5-0199/2003 — 2003/0086(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Imelda Mary Read (A5-0374/2003)

Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 — C5-0310/2003 — 2003/0147(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Imelda Mary Read (A5-0375/2003)

Verslag over het achtste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake telecommunicatie (COM(2002) 695 — 2003/2090(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Nicholas Clegg (A5-0376/2003)

Het woord wordt gevoerd door Erkki Liikanen (lid van de Commissie).

Imelda Mary Read leidt haar verlagen in (A5-0374/2003 en A5-0375/2003).

Nicholas Clegg leidt zijn verslag in (A5-0376/2003).

Het woord wordt gevoerd door Malcolm Harbour (rapporteur voor advies van de Commissie JURI), Werner Langen, namens de PPE-DE-Fractie, en Eryl Margaret McNally, namens de PSE-Fractie.

VOORZITTER: Charlotte CEDERSCHIÖLD

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Carles-Alfred Gasòliba i Böhm, namens de ELDR-Fractie, Philippe A.R. Herzog, namens de GUE/NGL-Fractie, Danielle Auroi, namens de Verts/ALE-Fractie, Franz Turchi, namens de UEN-Fractie, Paul Rübig, Neena Gill, Ilda Figueiredo, Josu Ortuondo Larrea, Marjo Matikainen-Kallström en Erkki Liikanen.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: dinsdag, 12.00 uur

15.   Bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie * (debat)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie (COM(2002) 410 — C5-0409/2002 — 2002/0191(CNS)) — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Piia-Noora Kauppi (A5-0383/2003)

Het woord wordt gevoerd door Frits Bolkestein (lid van de Commissie).

Piia-Noora Kauppi leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Eija-Riitta Anneli Korhola (rapporteur voor advies van de Commissie ENVI), Hans Karlsson (rapporteur voor advies van de Commissie ITRE), Brigitte Wenzel-Perillo (rapporteur voor advies van de Commissie RETT), Othmar Karas, namens de PPE-DE-Fractie, Harald Ettl, namens de PSE-Fractie, Olle Schmidt, namens de ELDR-Fractie, Pierre Jonckheer, namens de Verts/ALE-Fractie, Johannes (Hans) Blokland, namens de EDD-Fractie, Wolfgang Ilgenfritz, niet-ingeschrevene, Astrid Lulling, Manuel António dos Santos, Frits Bolkestein, Astrid Lulling en Frits Bolkestein.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: dinsdag, 12.00 uur

16.   Samenstelling Parlement

De bevoegde Duitse autoriteiten hebben kennis gegeven van de benoeming van Martin Kastler tot lid van het Parlement, in de plaats van Emilia Franziska Müller, met ingang van 14 november 2003.

De Voorzitter verwijst naar het bepaalde in artikel 7, lid 5, van het Reglement.

17.   Agenda van de volgende vergadering

De agenda voor de vergadering van morgen is vastgesteld (PE 337.907/OJMA).

18.   Sluiting van de vergadering

De vergadering wordt om 22.30 uur gesloten.

Julian Priestley

Secretaris-generaal

Giorgos Dimitrakopoulos

Ondervoorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Abitbol, Adam, Ainardi, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andrews, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Balfe, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Berenguer Fuster, van den Berg, Bergaz Conesa, Berger, Bernié, Berthu, Beysen, Blak, Blokland, Bodrato, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, Bourlanges, Bouwman, Bowe, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Breyer, Buitenweg, van den Burg, Busk, Butel, Callanan, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Cardoso, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cauquil, Cederschiöld, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Chichester, Claeys, Clegg, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Cornillet, Corrie, Raffaele Costa, Coûteaux, Cox, Crowley, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, De Clercq, Decourrière, Dell'Alba, Della Vedova, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dhaene, Di Lello Finuoli, Dillen, Doorn, Dover, Doyle, Duff, Duhamel, Dupuis, Dybkjær, Ebner, Echerer, El Khadraoui, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Robert J.E. Evans, Färm, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Florenz, Folias, Ford, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Galeote Quecedo, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, de Gaulle, Gawronski, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Gobbo, Goebbels, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Gouveia, Graefe zu Baringdorf, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hager, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Haug, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Herranz García, Herzog, Honeyball, Hortefeux, Hudghton, Hughes, Hyland, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jeggle, Jensen, Jonckheer, Jové Peres, Karamanou, Karas, Karlsson, Kastler, Katiforis, Kaufmann, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Kreissl-Dörfler, Kronberger, Kuhne, Kuntz, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lambert, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lavarra, Lehne, Liese, Linkohr, Lisi, Ludford, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McNally, Maes, Malliori, Manders, Manisco, Thomas Mann, Mantovani, Marchiani, Marinho, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Martínez Martínez, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Medina Ortega, Meijer, Méndez de Vigo, Menéndez del Valle, Mennea, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Mombaur, Monsonís Domingo, Moraes, Morgan, Morgantini, Müller, Mulder, Muscardini, Musotto, Mussa, Musumeci, Myller, Naïr, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nisticò, Nobilia, Nordmann, Ojeda Sanz, Olsson, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, Pacheco Pereira, Paciotti, Pack, Pannella, Parish, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Perry, Pesälä, Pex, Piétrasanta, Pirker, Plooij-van Gorsel, Podestà, Pohjamo, Poignant, Poos, Posselt, Prets, Procacci, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Rapkay, Raymond, Read, Redondo Jiménez, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, de Roo, Roth-Behrendt, Roure, Rovsing, Rübig, Rühle, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandberg-Fries, Sandbæk, Santer, Santini, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scallon, Scarbonchi, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schwaiger, Segni, Seppänen, Sichrovsky, Skinner, Smet, Soares, Sörensen, Sornosa Martínez, Souchet, Souladakis, Sousa Pinto, Speroni, Staes, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Sturdy, Sudre, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sørensen, Tajani, Tannock, Terrón i Cusí, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titford, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Turchi, Turmes, Uca, Väyrynen, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Vallvé, Van Hecke, Van Lancker, Van Orden, Varaut, Varela Suanzes-Carpegna, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vinci, Virrankoski, Volcic, Wachtmeister, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuori, Wurtz, Wyn, Wynn, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimeray, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.

Observateurs

Bagó Zoltán, Bastys Mindaugas, Bekasovs Martijans, Beneš Miroslav, Beňová Monika, Bielan Adam, Bonnici Josef, Christodoulidis Doros, Chronowski Andrzej, Chrzanowski Zbigniew, Cilevičs Boriss, Cybulski Zygmunt, Demetriou Panayiotis, Didžiokas Gintaras, Ékes József, Filipek Krzysztof, Gałażewski Andrzej, Gawłowski Andrzej, Giertych Maciej, Grabowska Genowefa, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Grzyb Andrzej, Holáň Vilém, Ilves Toomas Hendrik, Jaskiernia Jerzy, Kalisz Ryszard, Kāposts Andis, Klich Bogdan, Kłopotek Eugeniusz, Klukowski Wacław, Konečná Kateřina, Kowalska Bronisława, Kreitzberg Peeter, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kvietkauskas Vytautas, Laar Mart, Landsbergis Vytautas, Lepper Andrzej, Lisak Janusz, Litwiniec Bogusław, Lydeka Arminas, Łyżwiński Stanisław, Macierewicz Antoni, Maldeikis Eugenijus, Maštálka Jiří, Őry Csaba, Pasternak Agnieszka, Pieniążek Jerzy, Pīks Rihards, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Protasiewicz Jacek, Pusz Sylwia, Reiljan Janno, Rouček Libor, Sefzig Luděk, Siekierski Czesław, Smoleń Robert, Smorawiński Jerzy, Szczygło Aleksander, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Valys Antanas, Vareikis Egidijus, Varnava George, Vella George, Vėsaitė Birutė, Widuch Marek, Wiśniowska Genowefa, Wittbrodt Edmund, Żenkiewicz Marian.


Dinsdag, 18 november 2003

7.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/19


NOTULEN

(2004/C 87 E/02)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: Pat COX

Voorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 09.05 uur geopend.

2.   Mededeling van de Voorzitter

De Voorzitter veroordeelt met klem de bomaanslag van 12 november 2003 te Nassirya, waarbij 19 Italianen en 8 Irakezen om het leven kwamen en talrijke gewonden vielen.

Hij verklaart dat hij namens het Parlement een sympathiebetuiging heeft doen toekomen aan de nabestaanden van de slachtoffers, alsook aan president Ciampi, premier Berlusconi, minister van Defensie Martino, de politie en het leger van Italië en het Italiaanse volk.

Het Parlement neemt een minuut stilte in acht ter nagedachtenis van de slachtoffers.

3.   Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties)

Voor de hiernavolgende ontwerpresoluties zijn verzoeken om het houden van een debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat overeenkomstig artikel 50 van het Reglement ingediend:

I.

SRI LANKA

John Walls Cushnahan, Geoffrey Van Orden, Thomas Mann, Philip Charles Bradbourn en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie, over Sri Lanka (B5-0490/2003)

Margrietus J. van den Berg en Maria Carrilho, namens de PSE-Fractie, over de toestand in Sri Lanka (B5-0492/2003)

Gerard Collins, namens de UEN-Fractie, over de bedreiging van het vredesproces in Sri Lanka (B5-0495/2003)

Ole Andreasen, namens de ELDR-Fractie, over de politieke situatie in Sri Lanka (B5-0498/2003)

Reinhold Messner en Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie, over het vredesproces in Sri Lanka (B5-0505/2003)

Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie, over de politieke situatie in Sri Lanka (B5-0510/2003)

II.

ATJEH

Margrietus J. van den Berg en Linda McAvan, namens de PSE-Fractie, over de toestand in de Indonesische provincie Atjeh (B5-0491/2003)

Ulla Margrethe Sandbæk, namens de EDD-Fractie over de toestand in Atjeh (B5-0495/2003)

Ole Andreasen, namens de ELDR-Fractie, over Indonesië/Atjeh (B5-0497/2003)

John Bowis, Charles Tannock en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie, over de toestand in de Indonesische provincie Atjeh (B5-0501/2003)

Matti Wuori, Nelly Maes en Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, over de toestand in de Indonesische provincie Atjeh (B5-0507/2003)

Giuseppe Di Lello Finuoli, namens de GUE/NGL-Fractie, over Indonesië/Atjeh (B5-0508/2003)

III.

VIETNAM: GODSDIENSTVRIJHEID

Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie, over godsdienstvrijheid in Vietnam (B5-0493/2003)

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie, over godsdienstvrijheid in Vietnam (B5-0494/2003)

Anne André-Léonard, namens de ELDR-Fractie, over het gebrek aan godsdienstvrijheid in Vietnam (B5-0499/2003)

Hartmut Nassauer, Bernd Posselt en Thomas Mann, namens de PPE-DE-Fractie, over godsdienstvrijheid in Vietnam (B5-0502/2003)

Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie, over godsdienstvrijheid in Vietnam (B5-0503/2003)

Patricia McKenna, Marie Anne Isler Béguin en Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie, over het gebrek aan godsdienstvrijheid in Vietnam en de opzettelijke eliminatie van de Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam (UBCV) (B5-0506/2003)

Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie, over de mensenrechten in Vietnam (B5-0509/2003).

De spreektijd zal worden verdeeld overeenkomstig artikel 120 van het Reglement.

4.   Wetgevings- en werkprogramma voor 2004 — Eurostat (verklaring gevolgd door een debat)

Verklaring van de Commissie: Wetgevings- en werkprogramma voor 2004

Mondelinge vraag van María Antonia Avilés Perea, namens de PPE-DE-Fractie, aan de Commissie, over Eurostat (B5-0415/2003).

Het woord wordt gevoerd door Romano Prodi (voorzitter van de Commissie), die zich aansluit bij de woorden van de Voorzitter van het Parlement en vervolgens de verklaring aflegt en de mondelinge vraag beantwoordt.

Het woord wordt gevoerd door Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad).

Het woord wordt gevoerd door Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie, Enrique Barón Crespo, namens de PSE-Fractie, Nicholas Clegg, namens de ELDR-Fractie, Freddy Blak, namens de GUE/NGL-Fractie, Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie, Mogens N.J. Camre, namens de UEN-Fractie, Jens-Peter Bonde, namens de EDD-Fractie, Marco Pannella, niet-ingeschrevene, en Françoise Grossetête.

VOORZITTER: Gerhard SCHMID

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Johannes (Hannes) Swoboda, Ole B. Sørensen, Theodorus J.J. Bouwman, Roberta Angelilli, Jeffrey William Titford, Francesco Enrico Speroni, James E.M. Elles en Helmut Kuhne.

VOORZITTER: José PACHECO PEREIRA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Jan Mulder, Nelly Maes, Georges Berthu, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Margrietus J. van den Berg, Giovanni Procacci, María Antonia Avilés Perea, Pervenche Berès, Joseph Daul, Anna Terrón i Cusí, Hartmut Nassauer, Manuel Medina Ortega, Jonathan Evans, Christa Prets, Arie M. Oostlander, Herbert Bösch, Diemut R. Theato, Paulo Casaca, Hubert Pirker, Proinsias De Rossa, Othmar Karas, Konstantinos Hatzidakis, Gabriele Stauner, Christopher Heaton-Harris, Generoso Andria, Juan José Bayona de Perogordo en Romano Prodi.

VOORZITTER: Pat COX

Voorzitter

Het woord wordt gevoerd door Hans-Gert Poettering over de woorden van Romano Prodi, en over de woorden van Hans-Gert Poettering door Enrique Barón Crespo, Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie, Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie, Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie en Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 17 van de notulen van 17 december 2003

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

5.   Gemeenschappelijke marktordening voor hop * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1696/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (COM(2003) 0562 — C5-0460/2003 — 2003/0216(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.

Rapporteur: Joseph Daul (A5-0380/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0487)

6.   Bescherming van planten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten zoals herzien en in november 1997 goedgekeurd bij Resolutie 12/97 van de Negenentwintigste Zitting van de FAO-Conferentie (COM(2003) 0470 — C5-0392/2003 — 2003/0178(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.

Rapporteur: Joseph Daul (A5-0379/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0488)

7.   Controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen (COM(2003) 18 — C5-0019/2003 — 2003/0005(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Françoise Grossetête (A5-0363/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0489)

8.   Buitengrensdoorlaatposten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een beschikking van de Raad houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten (8830/2003 — C5-0253/2003 — 2003/0815(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Gérard M.J. Deprez (A5-0366/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

INITIATIEF VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, AMENDEMENTEN en ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0490)

9.   Valse euromunten * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse en de samenwerking betreffende de valse euromunten (13203/2003 — C5-0471/2003 — 2003/0158(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Gerhard Schmid (A5-0377/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0491)

10.   Aanwerving van ambtenaren van de EG naar aanleiding van de uitbreiding * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië (COM(2003) 0351 — C5-0287/2003 — 2003/0123(CNS)) — Commissie juridische zaken en interne markt.

Rapporteur: Manuel Medina Ortega (A5-0382/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0492)

11.   Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 — C5-0199/2003 — 2003/0086(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Imelda Mary Read (A5-0374/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Goedgekeurd (P5_TA(2003)0493)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0493)

12.   Pan-Europese e-overheidsdiensten *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 — C5-0310/2003 — 2003/0147(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Imelda Mary Read (A5-0375/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0494)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0494)

13.   Bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie (COM(2002) 410 — C5-0409/2002 — 2002/0191(CNS)) — Economische en Monetaire Commissie.

Rapporteur: Piia-Noora Kauppi (A5-0383/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Verworpen

Overeenkomstig artikel 68, lid 3 van het Reglement wordt de kwestie opnieuw terugverwezen naar: de bevoegde commissie.

In het kader van de stemming:

Piia-Noora Kauppi, rapporteur, verzocht om eerst het voorstel tot verwerping van het Commissievoorstel in stemming te brengen zoals dat door de bevoegde commissie was opgenomen in de wetgevingsresolutie. Robert Goebbels steunde dat verzoek. De Voorzitter antwoordde dat hij daar geen gevolg aan kon geven, aangezien er geen amendement tot verwerping was ingediend en de stemming over de amendementen voorrang heeft. Robert Goebbels verduidelijkte dat de Commissie ECON met een grote meerderheid voor verwerping van het voorstel had gestemd. De rapporteur stelde vervolgens een mondeling amendement voor strekkende tot verwerping van het Commissievoorstel. Daar meer dan 32 leden daar bezwaar tegen maakten, werd dit mondeling amendement niet in aanmerking genomen. Vervolgens vroeg Johannes (Hans) Blokland wat er met het in de commissie aangenomen amendement tot verwerping was gebeurd. De Voorzitter antwoordde hem dat er in ieder geval geen amendement tot verwerping was ingediend voor de plenaire vergadering en dat hij derhalve krachtens artikel 130, lid 1 van het Reglement gehouden was de amendementen in stemming te brengen vóór de tekst van het voorstel;

na de verwerping van het Commissievoorstel verduidelijkte Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie) het standpunt van de Commissie.

14.   Investeren in onderzoek (stemming)

Verslag over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 — C5-0381/2003 — 2003/2148(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Rolf Linkohr (A5-0389/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0495)

15.   Pakket telecommunicatieregelgeving (stemming)

Verslag over het achtste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake telecommunicatie (COM(2002) 695 — 2003/2090(INI)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Nicholas Clegg (A5-0376/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0496)

16.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

17.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Verslag Daul — A5-0379/2003

één enkele stemming

vóór: James (Jim) Fitzsimons, Christian Foldberg Rovsing, Joan Colom i Naval, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten

Verslag Linkohr — A5-0389/2003

paragraaf 28

tegen: Isabelle Caullery, Nicole Thomas-Mauro

Verslag Clegg — A5-0376/2003

resolutie (geheel)

vóór: Robert J.E. Evans, Bernard Poignant

EINDE VAN DE STEMMINGEN

(De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat.)

VOORZITTER: Giorgos DIMITRAKOPOULOS

Ondervoorzitter

18.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Het woord wordt gevoerd door Ioannis Patakis, die zijn woorden over de aanslag in Irak (punt 10) nader toelicht, en Efstratios Korakas die verduidelijkt dat er geen enkel verband bestaat tussen zijn betoog over de situatie in de Oostzeelanden (punt 10) en dat van Charles Tannock.

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

19.   Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 — C5-0218/2003 — 2003/0089(COD)) — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Rosa Miguélez Ramos (A5-0385/2003).

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

Rosa Miguélez Ramos leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Marcelino Oreja Arburúa (rapporteur voor advies van de Commissie LIBE), Christos Folias (rapporteur voor advies van de Commissie ITRE), Georg Jarzembowski, namens de PPEDE-Fractie, Bernard Poignant, namens de PSE-Fractie, Herman Vermeer, namens de ELDR-Fractie, Josu Ortuondo Larrea, namens de Verts/ALE-Fractie, Dominique F.C. Souchet, niet-ingeschrevene, Efstratios Korakas, namens de GUE/NGL-Fractie, Konstantinos Hatzidakis, Samuli Pohjamo, Françoise Grossetête, Carlos Ripoll y Martínez de Bedoya, Sérgio Marques, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Piia-Noora Kauppi en Loyola de Palacio.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

20.   Toegang tot de markt voor havendiensten *** III (debat)

Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003 — 2001/0047(COD)) -.

Rapporteur: Georg Jarzembowski (A5-0364/2003)

Georg Jarzembowski leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Loyola de Palacio (vice-voorzitter van de Commissie).

VOORZITTER: Alejo VIDAL-QUADRAS ROCA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Konstantinos Hatzidakis, namens de PPE-DE-Fractie, Wilhelm Ernst Piecyk, namens de PSE-Fractie, Herman Vermeer, namens de ELDR-Fractie, Erik Meijer, namens de GUE/NGLFractie, Theodorus J.J. Bouwman, namens de Verts/ALE-Fractie, Alain Esclopé, namens de EDD-Fractie, Koenraad Dillen, niet-ingeschrevene, Gilles Savary, Dirk Sterckx, Sylviane H. Ainardi, Nelly Maes, Rijk van Dam, Carlos Ripoll y Martínez de Bedoya, Jan Marinus Wiersma, Samuli Pohjamo, Helmuth Markov, Jan Dhaene, Bent Hindrup Andersen, Brigitte Langenhagen, Juan de Dios Izquierdo Collado, Freddy Blak, Josu Ortuondo Larrea, Peter Pex, Anne E.M. Van Lancker, Ilda Figueiredo, Bart Staes, Marianne L.P. Thyssen, Mark Francis Watts, Arlette Laguiller, Inger Schörling, Luigi Cocilovo, Proinsias De Rossa, Miet Smet en Loyola de Palacio

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

Het debat wordt gesloten.

Stemming:donderdag, 11.30 uur

21.   Vragenuur (vragen aan de Commissie)

Het Parlement behandelt een reeks vragen aan de Commissie (B5-0414/2003).

Eerste deel

Vraag 33 van John Purvis: Internationale code inzake de veiligheid van schepen en havenfaciliteiten.

Poul Nielson (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van John Purvis.

Vraag 34 van Marialiese Flemming: Liberalisering van de watervoorziening.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Marialiese Flemming.

Vraag 35 van Ewa Hedkvist Petersen: Mensenhandel.

António Vitorino (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Ewa Hedkvist Petersen.

Tweede deel

Vraag 36 van Richard Corbett: Mededingingsbeleid in de diamantsector.

Mario Monti (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Richard Corbett.

Vraag 37 komt te vervallen, aangezien de steller ervan afwezig is.

Vraag 38 van Claude Moraes: Wederopbouw van Irak.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Claude Moraes en Camilo Nogueira Román.

Vraag 39 van John Walls Cushnahan: Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 40 van Ulla Margrethe Sandbæk: Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 41 van Luisa Morgantini: Toepassing associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 42 van Jacques F. Poos: Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 43 van Jan Dhaene: Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 44 van Johanna L.A. Boogerd-Quaak: Uitvoering van de associatieovereenkomst EG-Israël.

Vraag 45 van Bartho Pronk: Tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst tussen de EG en Israël.

Poul Nielson beantwoordt de vragen alsmede de aanvullende vragen van John Walls Cushnahan, Ulla Margrethe Sandbæk, Luisa Morgantini, Jacques F. Poos, Jan Dhaene, Johanna L.A. Boogerd-Quaak en Bartho Pronk.

Vraag 46 van Patricia McKenna: Schuldenlastverlichting voor landen met een laag inkomen.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Patricia McKenna.

Vraag 47 van Glenys Kinnock: Capaciteitsopbouw.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Glenys Kinnock.

Het woord wordt gevoerd door Bill Newton Dunn over het verloop van het vragenuur.

Vraag 48 van Bernd Posselt: Abortus en bevolkingsprogramma's.

Poul Nielson beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Bernd Posselt, Piia-Noora Kauppi en Paul Rübig.

Vraag 49 van Christos Zacharakis: Schendingen van de democratische procedure bij de gemeenteverkiezingen in Albanië.

Poul Nielson beantwoordt de vraag.

Het woord wordt gevoerd door Christos Zacharakis.

Het woord wordt gevoerd door Avril Doyle over het verloop van het vragenuur en meer in het bijzonder over het feit dat de vragen van het derde deel niet mondeling worden beantwoord. De Voorzitter antwoordt dat het vragenuur overeenkomstig het Reglement en op de gebruikelijke wijze is verlopen.

De vragen die wegens tijdgebrek niet aan de orde zijn gekomen, zullen schriftelijk worden beantwoord.

Het vragenuur aan de Commissie wordt gesloten.

(De vergadering wordt om 19.05 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Renzo IMBENI

Ondervoorzitter

22.   Kankerscreening * (debat)

Verslag over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 — C5-0322/2003 — 2003/0093(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Antonio Mussa (A5-0381/2003)

Het woord wordt gevoerd door David Byrne (lid van de Commissie).

Antonio Mussa leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Karin Jöns (rapporteur voor advies van de Commissie FEMM), Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie, Catherine Stihler, namens de PSE-Fractie, Frédérique Ries, namens de ELDR-Fractie, Didier Rod, namens de Verts/ALE-Fractie, John Bowis, Minerva Melpomeni Malliori, Proinsias De Rossa en David Byrne.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

23.   Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (COM(2003) 63 — C5-0058/2003 — 2003/0032(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Reino Paasilinna (A5-0353/2003)

Het woord wordt gevoerd door Erkki Liikanen (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Massimo Baldini (fungerend voorzitter van de Raad).

Reino Paasilinna leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Charlotte Cederschiöld (rapporteur voor advies van de Commissie LIBE), W.G. van Velzen, namens de PPE-DE-Fractie, Erika Mann, namens de PSE-Fractie, Elly Plooij-van Gorsel, namens de ELDR-Fractie, Malcolm Harbour, Neena Gill, Erkki Liikanen, W.G. van Velzen, die wenst dat de Raad zijn vraag beantwoordt, en Massimo Baldini, die hem een bevestigend antwoord geeft.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

24.   Overbrenging van afvalstoffen *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 — C5-0365/2003 — 2003/0139(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0391/2003)

Het woord wordt gevoerd door Margot Wallström (lid van de Commissie).

Johannes (Hans) Blokland leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door María del Pilar Ayuso González, namens de PPE-DE-Fractie, Proinsias De Rossa, namens de PSE-Fractie, Alexander de Roo, namens de Verts/ALE-Fractie, Avril Doyle, Patricia McKenna, Piia-Noora Kauppi en Margot Wallström.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

25.   Thematische strategie inzake bodembescherming (debat)

Verslag over de mededeling van de Commissie „Naar een thematische strategie inzake bodembescherming” (COM(2002) 179 — C5-0328/2002 — 2002/2172(COS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Cristina Gutiérrez-Cortines (A5-0354/2003)

Cristina Gutiérrez-Cortines leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Margot Wallström (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Rijk van Dam (rapporteur voor advies van de Commissie RETT), Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, en Jean-Louis Bernié.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

26.   Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III (debat)

Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003 — 2001/0257(COD)) -.

Rapporteur: Giorgio Lisi (A5-0365/2003)

Giorgio Lisi leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Margot Wallström (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Christine De Veyrac, namens de PPE-DE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

27.   Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten * (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 — C5-0027/2003 — 2002/0297(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.

Rapporteur: Gordon J. Adam (A5-0386/2003)

Het woord wordt gevoerd door David Byrne (lid van de Commissie).

Gordon J. Adam leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Neil Parish, namens de PPE-DE-Fractie, María Rodríguez Ramos, namens de PSE-Fractie, Elspeth Attwooll, namens de ELDR-Fractie, Eurig Wyn, namens de Verts/ALE-Fractie, Encarnación Redondo Jiménez, Jonathan Evans, James Nicholson, Avril Doyle, David Byrne en Gordon J. Adam.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: woensdag, 11.30 uur

28.   Agenda van de volgende vergadering

De agenda voor de vergadering van morgen is vastgesteld (PE 337.907/OJME).

29.   Sluiting van de vergadering

De vergadering wordt om 23.55 uur gesloten.

Julian Priestley

Secretaris-generaal

James L.C. Provan

Ondervoorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Abitbol, Adam, Nuala Ahern, Ainardi, Alavanos, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andrews, Andria, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Balfe, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Bergaz Conesa, Berger, Berlato, Bernié, Berthu, Beysen, Bigliardo, Blak, Blokland, Bodrato, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, Borghezio, Boudjenah, Boumediene-Thiery, Bourlanges, Bouwman, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Breyer, Brunetta, Buitenweg, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Calò, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Cardoso, Carlotti, Carnero González, Carraro, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cauquil, Cederschiöld, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Chichester, Claeys, Clegg, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Cornillet, Corrie, Raffaele Costa, Coûteaux, Cox, Crowley, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, De Clercq, Decourrière, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, Della Vedova, De Mita, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Díez González, Dillen, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Doorn, Dover, Doyle, Dührkop Dührkop, Duff, Duhamel, Dupuis, Dybkjær, Ebner, Echerer, El Khadraoui, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Jonathan Evans, Robert J.E. Evans, Färm, Fatuzzo, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferrández Lezaun, Ferreira, Ferrer, Ferri, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Flesch, Florenz, Folias, Ford, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Galeote Quecedo, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, de Gaulle, Gawronski, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Glase, Gobbo, Goebbels, Goepel, Gollnisch, Gomolka, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Gouveia, Graefe zu Baringdorf, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hager, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hernández Mollar, Herranz García, Herzog, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, Hughes, Huhne, van Hulten, Hume, Hyland, Iivari, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Jensen, Jöns, Jové Peres, Junker, Karamanou, Karas, Karlsson, Kastler, Katiforis, Kaufmann, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Kreissl-Dörfler, Kronberger, Kuhne, Kuntz, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lambert, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lavarra, Lechner, Lehne, Leinen, Liese, Linkohr, Lipietz, Lisi, Lombardo, Ludford, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McMillan-Scott, McNally, Maes, Malliori, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Mantovani, Marchiani, Marinho, Marini, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martínez Martínez, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Mayol i Raynal, Medina Ortega, Meijer, Méndez de Vigo, Menéndez del Valle, Mennea, Mennitti, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Morgan, Morgantini, Morillon, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Musotto, Mussa, Musumeci, Myller, Naïr, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Nisticò, Nobilia, Nogueira Román, Nordmann, Ojeda Sanz, Olsson, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, Paasilinna, Pacheco Pereira, Paciotti, Pack, Pannella, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Perry, Pesälä, Pex, Piecyk, Piétrasanta, Pirker, Pittella, Plooij-van Gorsel, Podestà, Poettering, Pohjamo, Poignant, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Procacci, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rapkay, Raschhofer, Raymond, Read, Redondo Jiménez, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rocard, Rod, Rodríguez Ramos, de Roo, Roth-Behrendt, Rothley, Roure, Rovsing, Rübig, Rühle, Ruffolo, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandberg-Fries, Sandbæk, Sanders-ten Holte, Santer, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scallon, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Segni, Seppänen, Sichrovsky, Sjöstedt, Skinner, Smet, Soares, Sörensen, Sommer, Sornosa Martínez, Souchet, Souladakis, Sousa Pinto, Speroni, Staes, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stirbois, Stockmann, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sylla, Sørensen, Tajani, Tannock, Terrón i Cusí, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titford, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Turchi, Turco, Turmes, Twinn, Uca, Vachetta, Väyrynen, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Vallvé, Van Hecke, Van Lancker, Van Orden, Varaut, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Vermeer, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vinci, Virrankoski, Vlasto, Volcic, Wachtmeister, Walter, Watson, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Wuori, Wurtz, Wyn, Wynn, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimeray, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.

Observateurs

Bagó Zoltán, Balsai István, Bastys Mindaugas, Bekasovs Martijans, Beneš Miroslav, Beňová Monika, Bielan Adam, Bonnici Josef, Christodoulidis Doros, Chronowski Andrzej, Chrzanowski Zbigniew, Ciemniak Grażyna, Cilevičs Boriss, Cybulski Zygmunt, Demetriou Panayiotis, Didžiokas Gintaras, Ékes József, Figel' Jan, Filipek Krzysztof, Frendo Michael, Gałażewski Andrzej, Gawłowski Andrzej, Giertych Maciej, Grabowska Genowefa, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Grzyb Andrzej, Gyürk András, Heriban Jozef, Holáň Vilém, Ilves Toomas Hendrik, Jaskiernia Jerzy, Kalisz Ryszard, Kāposts Andis, Kelemen András, Klich Bogdan, Kłopotek Eugeniusz, Klukowski Wacław, Konečná Kateřina, Kósa Kovács Magda, Kowalska Bronisława, Kozlík Sergej, Kreitzberg Peeter, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kuzmickas Kęstutis, Kvietkauskas Vytautas, Laar Mart, Landsbergis Vytautas, Lepper Andrzej, Libicki Marcin, Lisak Janusz, Litwiniec Bogusław, Lydeka Arminas, Łyżwiński Stanisław, Macierewicz Antoni, Maldeikis Eugenijus, Mallotová Helena, Maštálka Jiří, Őry Csaba, Palečková Alena, Pasternak Agnieszka, Pęczak Andrzej, Pieniążek Jerzy, Pīks Rihards, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Protasiewicz Jacek, Pusz Sylwia, Reiljan Janno, Rouček Libor, Rutkowski Krzysztof, Sefzig Luděk, Ševc Jozef, Siekierski Czesław, Smoleń Robert, Smorawiński Jerzy, Surján László, Szczygło Aleksander, Tabajdi Csaba, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Valys Antanas, Vareikis Egidijus, Vastagh Pál, Vella George, Vėsaitė Birutė, Widuch Marek, Wikiński Marek, Wiśniowska Genowefa, Wittbrodt Edmund, Wojciechowski Janusz, Żenkiewicz Marian, Žiak Rudolf.


BIJLAGE I

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

verworpen

vervallen

Ing.

ingetrokken

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (..., ..., ...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf/lid

artikel

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Gemeenschappelijke marktordening voor hop *

Verslag: DAUL (A5-0380/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

2.   Bescherming van planten *

Verslag: DAUL (A5-0379/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

HS

+

482, 3, 16

3.   Controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen *

Verslag: GROSSETÊTE (A5-0363/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

4.   Buitengrensdoorlaatposten *

Verslag: DEPREZ (A5-0366/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

5.   Valse euromunten

Verslag: SCHMID (A5-0377/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

6.   Aanwerving van ambtenaren van de EG naar aanleiding van de uitbreiding *

Verslag: MEDINA ORTEGA (A5-0382/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

7.   Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I

Verslag: READ (A5-0374/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: voorstel voor een verordening

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

8.   Pan-Europese e-overheidsdiensten *** I

Verslag: READ (A5-0375/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-5

commissie

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

9.   Bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie *

Verslag: KAUPPI (A5-0383/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

art 8 quater

(Richtlijn 92/81/EEG)

6

ELDR

 

 

7

ELDR

 

 

art 5 bis, §§ 1 en 2

(Richtlijn 92/82/EEG)

8

ELDR

 

 

17

Verts/ALE

 

 

rest van art 5 bis

(Richtlijn 92/82/EEG)

9

ELDR

 

 

10

ELDR

 

 

11

ELDR

 

 

bijlage

12

ELDR

 

 

overw 1

1 S

ELDR

 

 

overw 11

13

Verts/ALE

 

 

na overw 11

2

ELDR

 

 

overw 14

14

Verts/ALE

 

 

na overw 14

15

Verts/ALE

 

 

overw 15

16

Verts/ALE

 

 

overw 16

3

ELDR

 

 

overw 18

4

ELDR

 

 

overw 19

5

ELDR

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

 

terugverwezen naar: de commissie (art. 68, lid 3 van het Reglement)

10.   Investeren in onderzoek

Verslag: LINKOHR (A5-0389/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 5

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

§ 9

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 9

1

PSE

ES

+

311, 193, 2

§ 26

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 27

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 28

 

oorspronkelijke tekst

HS

+

379, 131, 2

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: § 28

Verzoeken om aparte stemming

Verts/ALE: §§ 9, 26, 27

Verzoeken om stemming in onderdelen

Verts/ALE

§ 5

1ste deel: t/m „vooraan in de wereld staat”

2de deel: rest

11.   Pakket telecommunicatieregelgeving

Verslag: CLEGG (A5-0376/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

429,31,36

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming


BIJLAGE II

UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN

Verslag Daul A5-0379/2003

Resolutie

Voor: 482

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Uca, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, de La Perriere, Mennea, Souchet, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lavarra, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Angelilli, Berlato, Bigliardo, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Musumeci, Nobilia, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Wuori, Wyn

Tegen: 3

EDD: Booth, Titford

UEN: Camre

Onthoudingen: 16

NI: Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Lang, Pannella, Speroni, Stirbois, Turco

2.   Verslag Linkohr A5-0389/2003

Voor: 379

EDD: Bernié, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Busk, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

NI: Beysen, Borghezio, Gobbo, Hager, Mennea, Speroni

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Rossa, Dührkop Dührkop, Duhamel, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Lavarra, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothley, Ruffolo, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Volcic, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba

UEN: Angelilli, Berlato, Bigliardo, Caullery, Muscardini, Mussa, Musumeci, Nobilia, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 131

EDD: Abitbol, Andersen, Bonde, Booth, Coûteaux, Kuntz, Sandbæk, Titford

ELDR: Boogerd-Quaak

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Uca, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Pannella, Stirbois, Turco, Varaut

PSE: Berger, Carraro, Dehousse, De Keyser, Désir, El Khadraoui, Fava, Ghilardotti, Imbeni, Kreissl-Dörfler, Martin Hans-Peter, Napoletano, Poignant, Roure, Sacconi, Savary, Sousa Pinto, Van Lancker, Zrihen

UEN: Andrews, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 2

NI: Berthu, Souchet

3.   Verslag Clegg A5-0376/2003

Voor: 429

EDD: Andersen, Blokland, Bonde, van Dam, Kuntz, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooijvan Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Blak

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Hager, Mennea, Pannella, Souchet, Speroni, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Pirker, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santer, Santini, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schnellhardt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lavarra, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Sornosa Martínez, Souladakis, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Angelilli, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Muscardini, Mussa, Musumeci, Nobilia, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Flautre, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lambert, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Wuori, Wyn

Tegen: 31

EDD: Abitbol, Bernié, Booth, Butel, Coûteaux, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Cauquil, Figueiredo, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Krarup, Laguiller, Morgantini, Naïr, Patakis, Scarbonchi, Vachetta

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Stirbois

Onthoudingen: 36

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Frahm, Kaufmann, Koulourianos, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Puerta, Schröder Ilka, Seppänen, Uca, Vinci, Wurtz

NI: Garaud, Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Varaut

UEN: Camre, Caullery, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P5_TA(2003)0487

Gemeenschappelijke marktordening voor hop *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1696/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (COM(2003) 562 — C5-0460/2003 — 2003/0216(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 562) (1),

gelet op artikel 37, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0460/2003),

gelet op artikel 67 en artikel 158, lid 1 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0380/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0488

Bescherming van planten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten zoals herzien en in november 1997 goedgekeurd bij Resolutie 12/97 van de Negenentwintigste Zitting van de FAO-Conferentie (COM(2003) 470 — C5-0392/2003 — 2003/0178(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2003) 470) (1),

gelet op artikel 37, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0392/2003),

gelet op artikel 67, artikel 97, lid 7 en artikel 158, lid 1 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0379/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een besluit van de Raad;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de directeur van de FAO.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0489

Controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen (COM(2003) 18 — C5-0019/2003 — 2003/0005(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 18) (1),

gelet op artikel 31, tweede alinea en artikel 32 van het Euratom-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0019/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0363/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 119, tweede alinea van het Euratom-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Artikel 2, letter a)

a)

Hoogactieve bron of bron: een ingekapselde bron die een radionuclide bevat waarvan de activiteit op het ogenblik waarop de bron wordt gefabriceerd of voor het eerst op de markt wordt gebracht, gelijk is aan of hoger is dan het activiteitsniveau dat daarvoor in bijlage I is opgegeven;

a)

Hoogactieve bron of bron: een ingekapselde bron die een radionuclide bevat waarvan de activiteit op het ogenblik waarop de bron wordt gefabriceerd of voor het eerst op de markt wordt gebracht, gelijk is aan of hoger is dan het activiteitsniveau dat daarvoor in bijlage I is opgegeven , te weten wanneer op een afstand van een meter het dosistempo hoger dan 1mSv/h ligt ;

Amendement 2

Artikel 3, lid 2, letter a)

a)

regelingen zijn getroffen voor het veilige beheer van hoogactieve bronnen, mede wanneer zij afgedankte bronnen worden;

a)

regelingen zijn getroffen , met name door de leverancier, voor het veilige beheer van hoogactieve bronnen, mede wanneer zij afgedankte bronnen worden;

Amendement 3

Artikel 3, lid 2, letter b), alinea 1

b)

financiële voorzieningen zijn getroffen voor het veilige beheer van hoogactieve bronnen wanneer zij afgedankte bronnen worden.

b)

financiële voorzieningen zijn getroffen , met name door de leverancier, voor het veilige beheer van hoogactieve bronnen wanneer zij afgedankte bronnen worden.

Amendement 4

Artikel 4, alinea 1 bis (nieuw)

 

In dit systeem dient tevens rekening te worden gehouden met de mogelijke verplaatsingen tussen lidstaten, alsmede met de verplaatsingen bij de overbrenging van bronnen naar en vanuit de Europese Unie. In dit geval zien de lidstaten toe op een goede samenwerking tussen de bevoegde instanties.

Amendement 5

Artikel 15

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn bij een inbreuk op de nationale voorschriften die uit hoofde van deze richtlijn worden vastgesteld en nemen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 16, lid 1, bedoelde datum in kennis van deze bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen dienaangaande.

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn bij een inbreuk op de nationale voorschriften die uit hoofde van deze richtlijn worden vastgesteld en nemen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en, voorzover mogelijk, tussen de lidstaten worden geharmoniseerd . De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 16, lid 1, bedoelde datum in kennis van deze bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen dienaangaande.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0490

Buitengrensdoorlaatposten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de aanneming van een beschikking van de Raad houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten (8830/2003 — C5-0253/2003 — 2003/0815(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het initiatief van de Helleense Republiek (8830/2003) (1),

gelet op artikel 62, lid 2, letter a) van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 67 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0253/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0366/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van de Helleense Republiek, als geamendeerd;

2.

verzoekt de Raad de tekst dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van de Helleense Republiek;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Helleense Republiek.

DOOR DE HELLEENSE REPUBLIEK VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Artikel 2, streepje 1

Het symbool van de Europese Unie met in de sterrenkring de letters „EU” , „EEA” en „CH”, en onder de sterrenkring het woord „CITIZENS”, naar het voorbeeld in Bijlage I .

Het symbool van de Europese Unie met in de sterrenkring de letters „EU”.

Amendement 2

Artikel 2, streepje 2

De woorden „ALL NATIONALITIES”, naar het voorbeeld in Bijlage II .

— De vermelding „NON-EU” .

Amendement 3

Artikel 2, alinea 1 bis (nieuw)

 

In alle landen waar Romaanse talen worden gesproken de vermeldingen „UE” en „NON-UE”.

Amendement 4

Artikel 2, alinea 1 ter (nieuw)

 

Indien de lidstaten dit passend achten, kunnen ter aanvulling vermeldingen in de letters van andere alfabetten worden aangebracht.

Amendement 5

Artikel 3, alinea 1

Onderdanen van de EU, onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat volgen normaliter het traject dat wordt aangegeven met de in Bijlage I getoonde signalisatie. Alle andere onderdanen van derde landen volgen het traject dat wordt aangegeven met de in Bijlage II getoonde signalisatie.

Onderdanen van de EU, onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat volgen normaliter het traject dat wordt aangegeven met de signalisatie „EU”. Zij kunnen tevens het traject volgen dat wordt aangegeven met de signalisatie „NON-EU”. Alle andere onderdanen van derde landen volgen het traject dat wordt aangegeven met de signalisatie „NON-EU” .

Amendement 6

Artikel 4, alinea 1

Aan landgrensdoorlaatposten kunnen de lidstaten het voertuigenverkeer scheiden in aparte rijstroken voor lichte en voor zware voertuigen, door gebruik te maken van de in Bijlage III getoonde signalisatie.

Aan land- en zeehavengrensdoorlaatposten kunnen de lidstaten het voertuigenverkeer scheiden in aparte rijstroken voor lichte en voor zware voertuigen, door gebruik te maken van de in Bijlage III getoonde signalisatie.

Amendement 7

Artikel 4, alinea 1 bis (nieuw)

 

De lidstaten mogen de aanwijzingen op deze signalisatie wijzigen, indien dit in het licht van de plaatselijke omstandigheden passend is.


(1)  PB C 125 van 27.5.2003, blz. 6.

P5_TA(2003)0491

Valse euromunten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten (13203/2003 — C5-0471/2003 — 2003/0158(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Raad (13203/2003) (1),

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0471/2003),

gezien het oorspronkelijke voorstel van de Commissie (COM(2003) 426) (1),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0377/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Raad;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

onderstreept dat het Europees Parlement overeenkomstig de in artikel 10 van het EG-Verdrag bedoelde loyale samenwerking tussen instellingen en lidstaten ook had moeten worden geraadpleegd over het wetgevingsvoorstel waarnaar in dit ontwerpbesluit wordt verwezen, en dat de rol van het Parlement in het besluitvormingsproces wordt uitgehold door het feit dat de basistekst alleen ter informatie aan het Parlement is voorgelegd;

4.

wenst derhalve over het oorspronkelijke voorstel van de Commissie te worden geraadpleegd;

5.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

6.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0492

Aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de uitbreiding *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Slowakije, Slovenië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen en Tsjechië (COM(2003) 351 — C5-0287/2003 — 2003/0123(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 351) (1),

gelet op artikel 283 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0287/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0382/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0493

Financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (COM(2003) 220 — C5-0199/2003 — 2003/0086(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 220) (1),

gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 156, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0199/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0374/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of het door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0494

Pan-Europese e overheidsdiensten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (COM(2003) 406 — C5-0310/2003 — 2003/0147(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 406) (1),

gelet op de artikelen 251, lid 2 en 156, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0310/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0375/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

is van mening dat het financieel memorandum in het Commissievoorstel verenigbaar is met de bovengrens van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten zonder nadelige gevolgen voor overig beleid;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0147

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 18 november 2003 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag, teneinde de in artikel 14 en artikel 158 van het Verdrag vermelde doelstellingen te helpen verwezenlijken en om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die uit de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen voortvloeien, draagt de Gemeenschap bij tot de oprichting en de ontwikkeling van Trans-Europese netwerken.

(2)

De bevordering van de mobiliteit van ondernemingen en burgers over de Europese grenzen heen draagt direct bij tot de verwijdering van de belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal, alsmede tot de vrije vestiging van onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat.

(3)

Overeenkomstig artikel 157 van het Verdrag dragen de Gemeenschap en de lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap, aanwezig zijn.

(4)

Bij Beschikking nr. 1719/1999/EG (5) en Besluit nr. 1720/1999/EG (6) hebben het Europees Parlement en de Raad een reeks acties, horizontale maatregelen en richtsnoeren goedgekeurd, met inbegrip van de omschrijving van projecten van gemeenschappelijk belang, met betrekking tot Trans-Europese netwerken voor de elektronische uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten (IDA). Aangezien die beschikking en dat besluit op 31 december 2004 aflopen, moet worden voorzien in een kader voor een vervolg op het door die beschikking en dat besluit opgezette IDA-programma.

(5)

Het IDABC-programma, dat het vervolgprogramma van het IDA-programma vormt, bouwt voort op de successen van de vorige programma's, die de doeltreffendheid van grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsdiensten hebben verbeterd.

(6)

Bij de vaststelling en de tenuitvoerlegging van het IDABC-programma moet naar behoren rekening worden gehouden met de verwezenlijkingen van het IDA-programma en moet de gelegenheid worden geboden om reeds gestarte acties te voltooien.

(7)

Acties die in het kader van het IDABC-programma worden voltooid, vormen wellicht de basis voor verdere acties na het verstrijken van het programma. In combinatie met het snelle tempo van de technologische veranderingen, betekent dit dat het programma zich aan toekomstige ontwikkelingen moet kunnen aanpassen.

(8)

De Europese Raad, die in maart 2000 in Lissabon is bijeengekomen, heeft conclusies goedgekeurd die erop gericht zijn de Europese Unie erop voor te bereiden om tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

(9)

De Europese Raad, die in maart 2003 in Brussel is bijeengekomen, heeft erop gewezen hoe belangrijk het is Europa te verbinden en aldus de interne markt te versterken, en heeft beklemtoond dat elektronische communicatie een sterke motor is voor groei, concurrentievermogen en banen in de Europese Unie en dat er maatregelen moeten worden genomen om dit pluspunt te consolideren en bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon; daartoe is het nodig dat de overheidsdiensten van de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap langs elektronische weg („telematicanetwerken”) toegang krijgen tot steeds grotere hoeveelheden informatie en dat ze die informatie kunnen uitwisselen en verwerken.

(10)

De opheffing van belemmeringen voor de elektronische communicatie tussen overheidsdiensten op alle niveaus en met ondernemingen en burgers draagt bij tot de verbetering van het Europese ondernemingsklimaat en tot de vermindering van administratieve lasten en bureaucratie. Zij kan ondernemingen en burgers van de Europese Unie ook aanmoedigen profijt te trekken van de informatiemaatschappij en zich langs elektronische weg tot overheidsdiensten te wenden.

(11)

Door een betere levering van eoverheidsdiensten worden ondernemingen en burgers in staat gesteld zich tot overheidsdiensten te wenden zonder dat ze speciale kennis op het gebied van informatietechnologie hoeven te verwerven, zoals einsluiting, of zich vooraf op de hoogte hoeven te stellen van de interne functionele organisatie van een overheidsdienst.

(12)

Het gebruik van Trans-Europese telematicanetwerken voor de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten mag niet als het einde worden beschouwd, maar als middel om interoperabele informatieve en interactieve eoverheidsdiensten op pan-Europees niveau tot stand te brengen, waarbij wordt voortgebouwd op de voordelen die voortvloeien uit de samenwerking tussen overheidsdiensten over heel Europa en die voordelen tot burgers en ondernemingen worden uitgebreid.

(13)

Pan-Europese eoverheidsdiensten stellen overheidsdiensten, ondernemingen en burgers in staat om betere contacten te onderhouden met overheidsdiensten over de grenzen heen. Voor de levering van deze diensten is de beschikbaarheid vereist van doeltreffende, effectieve en interoperabele informatie- en communicatiesystemen tussen overheidsdiensten, alsmede interoperabele administratieve front- en back-officeprocessen teneinde overheidsinformatie in geheel Europa op een veilige manier te kunnen uitwisselen, begrijpen en verwerken.

(14)

Het is belangrijk dat bij de nationale inspanningen ter ondersteuning van eoverheid de nodige aandacht wordt geschonken aan de prioriteiten van de Europese Unie.

(15)

Het is van essentieel belang het gebruik van normen of openbaar beschikbare specificaties of open specificaties voor informatie-uitwisseling en dienstenintegratie te maximaliseren om een naadloze interoperabiliteit te garanderen en daardoor de voordelen van pan-Europese eoverheidsdiensten en de onderliggende Trans-Europese telematicanetwerken te vergroten.

(16)

De totstandbrenging van pan-Europese eoverheidsdiensten en de onderliggende telematicanetwerken waarvan de Gemeenschap gebruiker of begunstigde is, is een taak zowel voor de Gemeenschap als voor de lidstaten.

(17)

Het is van essentieel belang zorg te dragen voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Gemeenschap en, waar dit relevant is, de instellingen van de Gemeenschap en de belanghebbenden.

(18)

Maatregelen op communautair niveau moeten de succesvolle ontwikkeling van eoverheidsdiensten op pan-Europees niveau en de daarmee verbonden, op nationaal, regionaal en lokaal niveau vereiste verbintenissen stimuleren, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de taalkundige verscheidenheid van de Gemeenschap.

(19)

Er moet worden gezorgd voor kruisbestuiving met relevante nationale, regionale en lokale initiatieven en de levering van eoverheidsdiensten in de lidstaten.

(20)

In het actieplan eEurope 2005, dat in juni 2002 in Sevilla door de Europese Raad werd goedgekeurd, met name het hoofdstuk over eoverheid, wordt het belang onderstreept van het IDA-programma voor de stimulering van de totstandbrenging van pan-Europese eoverheidsdiensten ter ondersteuning van grensoverschrijdende activiteiten waardoor een kader voor initiatieven betreffende eoverheid op nationaal, regionaal en lokaal niveau zou worden aangevuld en tot stand gebracht.

(21)

Met het oog op een efficiënt gebruik van de financiële middelen van de Gemeenschap moeten de kosten van pan-Europese eoverheidsdiensten en de onderliggende telematicanetwerken op billijke wijze worden gedeeld tussen de lidstaten en de Gemeenschap.

(22)

Productiviteit, responsiviteit en flexibiliteit bij de totstandbrenging en de werking van pan-Europese eoverheidsdiensten en de onderliggende telematicanetwerken kunnen het best worden bereikt door te kiezen voor een marktgerichte aanpak waarbij de leveranciers worden geselecteerd op basis van concurrentie in een multi-vendoromgeving terwijl, waar nodig, de operationele en financiële duurzaamheid van de maatregelen wordt gegarandeerd.

(23)

Pan-Europese eoverheidsdiensten moeten worden ontwikkeld in het kader van specifieke projecten van gemeenschappelijk belang, terwijl in de nodige horizontale maatregelen moet worden voorzien om de interoperabele levering van deze diensten te ondersteunen door infrastructuurdiensten ter ondersteuning van pan-Europese telematicanetwerken tot stand te brengen en te verbeteren.

(24)

Het IDABC-programma moet bijgevolg ook openstaan voor deelneming door de landen van de Europese Economische Ruimte en de kandidaat-lidstaten, en samenwerking met andere derde landen moet worden aangemoedigd. Internationale entiteiten kunnen op hun kosten deelnemen aan de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen.

(25)

Teneinde te zorgen voor gezond beheer van de financiële middelen van de Europese Unie en de nodeloze vermeerdering van de hoeveelheid apparatuur, de herhaling van onderzoek en de verschillen in aanpak te vermijden, moet het mogelijk zijn om infrastructuurdiensten die in het raam van het IDA-programma of het IDABC-programma zijn ontwikkeld, te gebruiken in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken overeenkomstig respectievelijk de titels V en VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(26)

Aangezien het doel van de totstandbrenging van pan-Europese eoverheidsdiensten niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag omschreven subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel omschreven evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

(27)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (7),

BESLUITEN:

Artikel 1

Doelstellingen

1.   Bij dit besluit wordt een programma voor de interoperabele levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (hierna „IDABC-programma”) vastgesteld dat tot doel heeft de totstandbrenging van pan-Europese eoverheidsdiensten en de ontwikkeling van de onderliggende interoperabele telematicanetwerken te bevorderen.

2.   De doelstellingen van dit besluit zijn:

a)

de doeltreffende, effectieve en veilige uitwisseling van informatie mogelijk maken tussen overheidsdiensten, hetzij nationale, regionale of lokale, alsmede tussen dergelijke overheidsdiensten en de instellingen van de Gemeenschap of andere entiteiten voorzover nodig, zodat de lidstaten en de Gemeenschap binnen hun respectieve bevoegdheidsgebied de in de artikelen 3 en 4 van het Verdrag bedoelde beleidsvormen en activiteiten ten uitvoer kunnen leggen;

b)

de voordelen van de uitwisseling van informatie zoals gespecificeerd onder a) uitbreiden tot ondernemingen en burgers;

c)

de communicatie tussen de instellingen van de Gemeenschap vergemakkelijken en het communautaire besluitvormingsproces ondersteunen, en het daarop betrekking hebbende strategische kader op pan-Europees niveau ontwikkelen;

d)

de deelneming van burgers en ondernemingen aan de opbouw van de Europese Unie bevorderen;

e)

interoperabiliteit tot stand brengen, zowel binnen als tussen verschillende overheidssectoren en, waar nodig, met ondernemingen en burgers;

f)

netwerken als bedoeld onder a), b) en c) doen convergeren naar een gemeenschappelijke telematicainterface;

g)

aanzienlijke voordelen voor de overheidsdiensten van de lidstaten en de Gemeenschap realiseren in de vorm van gestroomlijnde werkzaamheden, snellere tenuitvoerlegging, beveiliging, efficiëntie, transparantie, dienstencultuur en responsiviteit;

h)

de verspreiding van goede praktijken bevorderen en de ontwikkeling van innovatieve telematicaoplossingen in overheidsdiensten aanmoedigen.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)

„telematicanetwerk”: een uitgebreid gegevenscommunicatiesysteem dat niet alleen de fysieke infrastructuur en verbindingen omvat, maar ook de daarmee verbonden diensten- en toepassingslagen, zodat elektronische uitwisseling van informatie tussen en binnen overheidsdiensten alsmede tussen overheidsdiensten en ondernemingen en burgers mogelijk wordt;

b)

„pan-Europese eoverheidsdiensten”: informatieve en interactieve diensten die door overheidsdiensten worden verstrekt aan overheidsdiensten, ondernemingen, met inbegrip van hun organisaties, en burgers, met inbegrip van hun organisaties, door middel van interoperabele Trans-Europese telematicanetwerken;

c)

„project van gemeenschappelijk belang”: een project zoals omschreven in bijlage I, dat krachtens dit besluit wordt ondernomen of voortgezet en dat betrekking heeft op de totstandbrenging of verbetering van pan-Europese eoverheidsdiensten;

d)

„infrastructuurdiensten”: diensten die worden verstrekt om te voldoen aan generieke projectbehoeften, waaronder technologieoplossingen en softwaretoepassingen, inclusief een Europees interoperabiliteitskader, beveiliging, middleware en netwerkdiensten. Infrastructuurdiensten ondersteunen de levering van pan-Europese eoverheidsdiensten;

e)

„horizontale maatregel”: een actie zoals omschreven in bijlage II, die krachtens dit besluit wordt ondernomen of voortgezet en die betrekking heeft op de totstandbrenging of verbetering van infrastructuurdiensten of strategische en ondersteunende activiteiten;

f)

„interoperabiliteit”: het vermogen van informatie- en communicatietechnologiesystemen en van de daardoor ondersteunde bedrijfsprocessen om informatie en kennis gemeenschappelijk te gebruiken en uit te wisselen.

Artikel 3

Prioriteiten

Voor de opstelling van het in artikel 8, lid 1, bedoelde werkprogramma wordt voorrang gegeven aan projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen die door de totstandbrenging of verbetering van pan-Europese eoverheidsdiensten en de onderliggende telematicanetwerken:

a)

bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de eEurope-initiatieven en aanverwante actieplannen, met name met betrekking tot eoverheid, met het doel ondernemingen en burgers hiervan profijt te laten trekken;

b)

direct bijdragen tot de verwijdering of vermindering van belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal;

c)

direct bijdragen tot het bevredigend functioneren van de economische en monetaire unie;

d)

de totstandbrenging van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid ondersteunen;

e)

interinstitutionele samenwerking tussen de instellingen van de Gemeenschap alsmede tussen deze laatste en nationale, regionale en lokale overheidsdiensten, inclusief nationale en regionale parlementen, aanmoedigen;

f)

bijdragen tot de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de lidstaten of tot de bestrijding van fraude;

g)

de toepassing van het bestaande Gemeenschapsrecht („acquis communautaire”) na de uitbreiding van de Europese Unie vergemakkelijken;

h)

het concurrentievermogen in de Gemeenschap, met bijzondere nadruk op het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, alsmede ondernemerschap en innovatie bevorderen;

i)

het burgerschap van de Unie en de deelneming aan de besluitvormingsprocessen van de Europese Unie ondersteunen, bv. door de raadpleging van relevante belanghebbenden.

Artikel 4

Projecten van gemeenschappelijk belang

Teneinde de doelstellingen van artikel 1 te bereiken, voert de Gemeenschap in samenwerking met de lidstaten projecten van gemeenschappelijk belang uit zoals omschreven in bijlage I en gespecificeerd in het in artikel 8, lid 1, bedoelde werkprogramma, overeenkomstig de in de artikelen 6 en 7 vastgestelde uitvoeringsbeginselen.

Bij projecten van gemeenschappelijk belang wordt, waar mogelijk, gebruik gemaakt van de infrastructuurdiensten en ze verschaffen de nodige input voor de ontwikkeling van deze diensten overeenkomstig de projecteisen.

Artikel 5

Horizontale maatregelen

1.   Teneinde de doelstellingen van artikel 1 te bereiken, neemt de Gemeenschap in samenwerking met de lidstaten ter ondersteuning van projecten van gemeenschappelijk belang horizontale maatregelen zoals omschreven in bijlage II en gespecificeerd in het in artikel 8, lid 1, bedoelde werkprogramma, overeenkomstig de in de artikelen 6 en 7 vastgestelde uitvoeringsbeginselen.

2.   Door middel van horizontale maatregelen worden infrastructuurdiensten voor overheidsdiensten in de Gemeenschap beschikbaar gesteld, onderhouden en bevorderd op basis van een in het kader van het IDABC-programma gedefinieerd onderhouds- en toegangsbeleid. Door middel van die maatregelen worden ook strategische en ondersteunende activiteiten opgezet om pan-Europese eoverheidsdiensten te bevorderen, strategische analyses van daarmee verband houdende ontwikkelingen in de Gemeenschap en de lidstaten te verrichten, en het programmabeheer en de verspreiding van goede praktijken te garanderen.

3.   Teneinde de te nemen horizontale maatregelen te kunnen bepalen, stelt de Gemeenschap een beschrijving van de infrastructuurdiensten op. De beschrijving omvat aspecten zoals het vereiste beheer, de organisatie, gerelateerde verantwoordelijkheden en de kostendeling, alsmede een strategie die voor de ontwikkeling en de implementatie van de infrastructuurdiensten moet worden gebruikt. De strategie wordt gebaseerd op de beoordeling van projecteisen. De beschrijving wordt jaarlijks herzien.

Artikel 6

Uitvoeringsbeginselen

1.   Bij de uitvoering van projecten van gemeenschappelijke belang en horizontale maatregelen worden de in de leden 2 tot en met 10 beschreven beginselen in acht genomen.

2.   Dit besluit is de rechtsgrondslag voor de uitvoering van horizontale maatregelen.

3.   Voor de uitvoering van een project is een sectorale rechtsgrondslag vereist. Voor de toepassing van dit besluit wordt een project geacht aan deze vereiste te voldoen wanneer het de levering van pan-Europese eoverheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers in het kader van de tenuitvoerlegging van een sectorale rechtsgrondslag of een andere relevante rechtsgrondslag ondersteunt.

De eerste alinea is niet van toepassing op projecten van gemeenschappelijk belang die de levering van eoverheidsdiensten tussen communautaire instellingen en Europese agentschappen ondersteunen.

4.   De deelneming van alle lidstaten aan een project ter ondersteuning van pan-Europese eoverheidsdiensten die door overheidsdiensten worden verstrekt aan ondernemingen, met inbegrip van hun organisaties, of door overheidsdiensten aan burgers, met inbegrip van hun organisaties, is niet vereist.

5.   Projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen omvatten alle nodige activiteiten voor de totstandbrenging of verbetering van pan-Europese eoverheidsdiensten, met inbegrip van de oprichting van werkgroepen van deskundigen van de lidstaten en van de Gemeenschap, alsmede de aankoop van goederen en diensten ten behoeve van de Gemeenschap, voorzover dit nodig is.

6.   Projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen omvatten, waar nodig, een voorbereidingsfase. Zij omvatten een haalbaarheidsfase, een ontwikkelings- en valideringsfase, en een uitvoeringsfase, die overeenkomstig artikel 7 worden uitgevoerd.

Dit lid is niet van toepassing op strategische en ondersteunende activiteiten zoals omschreven in deel B van bijlage II.

7.   Bij de vaststelling en uitvoering van elk project van gemeenschappelijk belang of elke horizontale maatregel wordt, wanneer dit dienstig is, voortgebouwd op geschikte resultaten van andere relevante activiteiten van de Gemeenschap en de lidstaten, in het bijzonder de programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de Gemeenschap en andere programma's van de Gemeenschap zoals TEeN, eContent en Modinis.

8.   Projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen worden technisch gespecificeerd onder verwijzing naar Europese normen of openbaar beschikbare specificaties of open specificaties voor informatie-uitwisseling en dienstenintegratie en zijn in overeenstemming met de infrastructuurdiensten, voorzover van toepassing, teneinde te zorgen voor interoperabiliteit tussen nationale en communautaire systemen binnen en tussen overheidssectoren en met ondernemingen en burgers.

9.   Bij projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen wordt, waar nodig, naar behoren rekening gehouden met het Europese interoperabiliteitskader dat door het IDABC-programma beschikbaar wordt gesteld, onderhouden en bevorderd.

10.   Alle projecten van gemeenschappelijk belang of horizontale maatregelen worden binnen een jaar na het einde van de uitvoeringsfase aan een beoordeling onderworpen.

In het geval van projecten van gemeenschappelijk belang wordt de beoordeling in coördinatie met de lidstaten overeenkomstig de voorschriften betreffende het sectorale beleid uitgevoerd en aan het relevante sectorale comité voorgelegd.

In het geval van horizontale maatregelen wordt de beoordeling in het kader van het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité uitgevoerd.

Een beoordeling bevat ook een kosten-batenanalyse.

Artikel 7

Aanvullende beginselen

1.   In aanvulling op de in artikel 6 beschreven beginselen zijn de in de leden 2 tot en met 8 beschreven beginselen van toepassing.

2.   De voorbereidingsfase leidt tot de opstelling van een voorbereidend verslag met de doelstellingen, het werkterrein en de motivering van het project van gemeenschappelijk belang of de horizontale maatregel, en inzonderheid de verwachte kosten en baten, alsmede tot het bereiken van de nodige verbintenissen door en de vereiste overeenstemming tussen de deelnemers via behoorlijke raadpleging, met inbegrip van aanwijzing van het comité dat bevoegd is om de uitvoering van het project of de maatregel te volgen.

3.   De haalbaarheidsfase leidt tot de vaststelling van een algemeen uitvoeringsplan dat de ontwikkelingsen de uitvoeringsfase omvat en de in het voorbereidende verslag opgenomen informatie bevat alsmede:

a)

een beschrijving van de geplande organisatorische ontwikkeling en, waar nodig, re-engineering van werkprocedures;

b)

doelstellingen, functionaliteiten, deelnemers en technische aanpak;

c)

maatregelen om meertalige communicatie te vergemakkelijken;

d)

de toewijzing van de rollen aan de Gemeenschap en de lidstaten;

e)

een specificatie van de verwachte kosten en een beschrijving van de verwachte voordelen, met inbegrip van beoordelingscriteria om deze voordelen na de uitvoeringsfase te meten, en een gedetailleerde analyse van het investeringsrendement en de te bereiken ijkpunten;

f)

een schema op basis waarvan de exploitatie- en onderhoudskosten van de pan-Europese eoverheids- en infrastructuurdiensten na afloop van de uitvoeringsfase billijk over de Gemeenschap en de lidstaten en, waar nodig, andere entiteiten worden omgeslagen.

4.   Tijdens de ontwikkelings- en valideringsfase kan de voorgestelde oplossing, indien dit relevant is, op kleine schaal worden ontworpen, getest, beoordeeld en gecontroleerd; de resultaten worden gebruikt om het algemene uitvoeringsplan bij te stellen.

5.   Tijdens de uitvoeringsfase worden de volledig functionele diensten in kwestie in overeenstemming met het algemene uitvoeringsplan tot stand gebracht.

6.   Het voorbereidende verslag en het algemene uitvoeringsplan worden opgesteld aan de hand van methodologieën die in de vorm van een ondersteunende activiteit in het kader van het IDABC-programma zijn opgesteld.

7.   Het starten en uitvoeren van een project van gemeenschappelijk belang, de afbakening van de fasen ervan en het opstellen van voorbereidende verslagen en algemene uitvoeringsplannen geschieden door toedoen van en worden gecontroleerd door de Commissie, die handelt overeenkomstig de procedure van het relevante sectorale comité.

Wanneer geen sectoraal-comitéprocedure van toepassing is, richten de Gemeenschap en de lidstaten deskundigengroepen op om alle relevante kwesties te onderzoeken.

De conclusies van sectorale comités en, in voorkomend geval, van deskundigengroepen worden door de Commissie aan het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité medegedeeld.

8.   Het starten en uitvoeren van een horizontale maatregel, de afbakening van de fasen ervan en het opstellen van voorbereidende verslagen en algemene uitvoeringsplannen geschieden door toedoen van en worden gecontroleerd door de Commissie, die handelt overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8

Uitvoeringsprocedure

1.   De Commissie stelt voor de gehele geldigheidsduur van dit besluit een werkprogramma vast voor de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen.

De Commissie keurt het werkprogramma en alle wijzigingen daarvan goed overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure.

2.   Voor elk project van gemeenschappelijk belang en voor elke horizontale maatregel bevat het in lid 1 bedoelde werkprogramma, waar nodig:

a)

een beschrijving van de doelstellingen, het werkterrein, de motivering, de potentiële begunstigden, de functionaliteiten en de technische aanpak;

b)

een specificatie van de gedane uitgaven en de bereikte ijkpunten, alsmede de verwachte kosten en voordelen en de te bereiken ijkpunten;

c)

een specificatie van de te gebruiken infrastructuurdiensten.

Artikel 9

Begroting

1.   Onverminderd artikel 8 is de procedure van artikel 11, lid 2, van toepassing op de indicatie van de begroting per project van gemeenschappelijk belang of horizontale maatregel, voorzover nodig, die, afhankelijk van de toepasselijke begrotingsvoorschriften, de volledige duur van het werkprogramma bestrijkt.

2.   De begrotingsmiddelen worden op basis van het bereiken van specifieke ijkpunten vrijgemaakt volgens de procedure die van toepassing is op het relevante sectorale comité voor projecten van gemeenschappelijk belang en op het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité voor horizontale maatregelen. Voor het starten van de voorbereidingsfase is het ijkpunt de opneming van het te ondernemen project van gemeenschappelijk belang of de te nemen horizontale maatregel in het werkprogramma. Voor het starten van de haalbaarheidsfase is het ijkpunt het voorbereidende verslag. Voor het starten van de daaropvolgende ontwikkelings- en valideringsfase is het ijkpunt het algemene uitvoeringsplan. De ijkpunten die tijdens de ontwikkelings- en valideringsfase en tijdens de uitvoeringsfase moeten worden bereikt, zullen overeenkomstig artikel 8 in het werkprogramma worden geïntegreerd.

3.   De procedure van artikel 11, lid 2, is ook van toepassing op voorstellen voor verhogingen van de begroting met meer dan 100 000 EUR per project van gemeenschappelijk belang of horizontale maatregel binnen een jaar.

4.   Het programma wordt op basis van de voorschriften inzake openbare aanbestedingen uitgevoerd. De technische specificaties voor de aanbestedingen worden voor contracten van meer dan 1 000 000 EUR in onderlinge afstemming met de lidstaten in het kader van het relevante sectorale comité of het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité vastgesteld.

Artikel 10

Financiële bijdrage van de Gemeenschap

1.   Bij de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen draagt de Gemeenschap in de kosten bij in verhouding tot haar belangen.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk project van gemeenschappelijk belang of elke horizontale maatregel wordt overeenkomstig de leden 3 tot en met 7 vastgesteld.

3.   Een project van gemeenschappelijk belang of horizontale maatregel komt slechts voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking indien concrete plannen voor de financiering van de onderhouds- en exploitatiekosten in de fase na de uitvoering beschikbaar zijn, met een duidelijke toewijzing van de rollen aan de Gemeenschap en aan de lidstaten of aan andere entiteiten.

4.   In de voorbereidingsfase en de haalbaarheidsfase kan de bijdrage van de Gemeenschap de volledige kosten van de noodzakelijke studies dekken.

5.   In de ontwikkelings- en valideringsfase en in de uitvoeringsfase draagt de Gemeenschap de kosten van de taken die haar in het algemene uitvoeringsplan van dat project van gemeenschappelijk belang of die horizontale maatregel zijn toegewezen.

6.   De financiering door de Gemeenschap van een project van gemeenschappelijk belang of een horizontale maatregel betreffende de levering en het onderhoud van infrastructuurdiensten eindigt in principe na een termijn van maximaal vier jaar, gerekend vanaf de aanvang van de voorbereidingsfase.

7.   De financiële middelen waarin krachtens dit besluit wordt voorzien, worden niet toegekend voor projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen of fasen van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen waarvoor financiering uit andere communautaire bronnen wordt verstrekt.

8.   Uiterlijk op ... (8) worden, waar dit dienstig is, overeenkomstig de in artikel 11, lid 2, vastgestelde procedure mechanismen gedefinieerd en overeengekomen om de financiële en operationele duurzaamheid van infrastructuurdiensten te garanderen.

Artikel 11

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, Comité Telematica tussen overheidsdiensten (Telematics between Administrations Committee (TAC)) genaamd.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden  (9) van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het TAC stelt zijn reglement van orde vast.

4.   De Commissie brengt bij het TAC jaarlijks verslag uit over de tenuitvoerlegging van dit besluit.

Artikel 12

Beoordeling

1.   De Commissie voert in onderlinge afstemming met de lidstaten een tussentijdse beoordeling van de tenuitvoerlegging van dit besluit uit, gevolgd door een eindbeoordeling aan het eind van het programma.

2.   Bij de beoordeling worden de voortgang en de stand van de respectievelijk in de bijlagen I en II omschreven projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen bepaald.

Bij de beoordeling wordt ook, in het licht van de door de Gemeenschap gedane uitgaven, bestudeerd welke voordelen de pan-Europese eoverheids- en infrastructuurdiensten de Gemeenschap hebben opgeleverd voor de voortgang van de gemeenschappelijke beleidsvormen en de institutionele samenwerking voor wat overheidsdiensten, ondernemingen en burgers betreft, en worden de gebieden aangegeven waar verbeteringen en synergie met andere communautaire activiteiten op het gebied van pan-Europese eoverheids- en infrastructuurdiensten mogelijk zijn.

3.   De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad de resultaten van haar kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling toekomen tezamen met alle passende voorstellen tot wijziging van dit besluit. De resultaten worden niet later voorgelegd dan de ontwerpbegrotingen voor de jaren 2008 en 2010.

Artikel 13

Internationale samenwerking

1.   Het IDABC-programma kan, binnen het kader van hun respectieve overeenkomsten met de Gemeenschap, worden opengesteld voor deelneming door de landen van de Europese Economische Ruimte en de kandidaat-lidstaten.

2.   Bij de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen wordt samenwerking met andere derde landen aangemoedigd, met name met overheidsdiensten in de Middellandse-Zeelanden, de Balkanlanden en de landen van Oost-Europa. Er zal ook bijzondere aandacht worden geschonken aan internationale samenwerking ter ondersteuning van ontwikkeling en economische samenwerking. De daaraan verbonden kosten worden niet door het IDABC-programma gedekt.

3.   Internationale organisaties of andere internationale entiteiten kunnen op hun kosten deelnemen aan de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen.

Artikel 14

Andere netwerken

1.   Ten aanzien van de totstandbrenging of verbetering van andere netwerken die geen projecten van gemeenschappelijk belang of horizontale maatregelen zijn (hierna „andere netwerken”), zorgen de lidstaten en de Gemeenschap ervoor, in overeenstemming met de relevante bepalingen van de Gemeenschapswetgeving die op de implementatie van die netwerken van toepassing zijn, dat aan de leden 2 tot en met 6 wordt voldaan.

2.   Met inachtneming van de leden 3 en 4 kunnen door de Gemeenschap in het kader van dit besluit aangeboden infrastructuurdiensten door andere netwerken worden gebruikt.

3.   Bij de vaststelling en uitvoering van al die andere netwerken wordt er zorg voor gedragen dat, wanneer dit dienstig is, wordt voortgebouwd op geschikte resultaten die bij andere relevante activiteiten van de Gemeenschap zijn bereikt, in het bijzonder de programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling van de Gemeenschap en andere programma's van de Gemeenschap zoals eTEN, eContent en Modinis.

4.   Al die andere netwerken worden technisch gespecificeerd onder verwijzing naar Europese normen of openbaar beschikbare specificaties of open specificaties voor informatie-uitwisseling en dienstenintegratie, voorzover van toepassing, teneinde te zorgen voor interoperabiliteit tussen nationale en communautaire systemen binnen en tussen overheidssectoren en met ondernemingen en burgers.

5.   Uiterlijk op 31 oktober 2005 en vervolgens elk jaar legt de Commissie aan het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 6 van dit artikel. In dat verslag geeft de Commissie aan ten gevolge van welke gebruikerseisen of om welke andere redenen andere netwerken geen gebruik kunnen maken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde infrastructuurdiensten, en wordt nagegaan hoe de infrastructuurdiensten kunnen worden verbeterd teneinde het gebruik ervan uit te breiden.

6.   De infrastructuurdiensten die in het kader van de Gemeenschap onder het IDA- of het IDABC-programma zijn ontwikkeld, kunnen door de Raad van de Europese Unie worden gebruikt met betrekking tot de totstandbrenging of verbetering van activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken overeenkomstig respectievelijk de titels V en VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Overeenkomstig de titels V en VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan een besluit over het gebruik van dergelijke infrastructuurdiensten worden genomen en kunnen ze worden gefinancierd.

Artikel 15

Financieel referentiebedrag

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het optreden van de Gemeenschap krachtens dit besluit voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 bedraagt 59,1 miljoen EUR .

2.   Mits dit verenigbaar is met de toekomstige financiële vooruitzichten, bedraagt het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het optreden van de Gemeenschap krachtens dit besluit voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 89,6 miljoen EUR .

3.   De jaarlijkse kredieten voor de periode van 2007 tot en met 2009 worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009.

Gedaan te ..., de ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  PB C ...

(3)  PB C ...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 18.11.2003.

(5)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 1. Beschikking als gewijzigd bij Beschikking nr. 2046/2002/EG (PB L 316 van 20.11.2002, blz. 4).

(6)  PB L 203 van 3.8.1999, blz. 9. Besluit als gewijzigd bij Besluit nr. 2045/2002/EG (PB L 316 van 20.11.2002, blz. 1).

(7)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Akkoord gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).

(8)  Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

Projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het IDABC-programma zijn die welke met name op de volgende gebieden worden vastgesteld:

A.   IN HET ALGEMEEN

1.

Communautaire beleidsvormen en activiteiten (overeenkomstig deel B), interinstitutionele informatieuitwisseling (overeenkomstig deel C), internationale samenwerking (overeenkomstig deel D), alsmede andere netwerken (overeenkomstig deel E).

2.

Werking van de Europese agentschappen en organen en ter ondersteuning van het rechtskader dat door de oprichting van de Europese agentschappen is ontstaan.

3.

Beleidsvormen betreffende het vrije verkeer van personen, met name ter ondersteuning van de levering van gelijke diensten aan burgers en ondernemingen in de verschillende lidstaten.

4.

Maatregelen die, in het kader van de beleidsvormen en activiteiten van de Gemeenschap en in onvoorziene omstandigheden, dringend nodig zijn om het optreden van de Gemeenschap en de lidstaten te ondersteunen.

B.   COMMUNAUTAIRE BELEIDSVORMEN EN ACTIVITEITEN

1.

Economisch en monetair beleid.

2.

Consolidering van het „acquis communautaire” na de uitbreiding van de Europese Unie.

3.

Regionaal en cohesiebeleid, met name om de verzameling, het beheer en de verspreiding van informatie betreffende de tenuitvoerlegging van het regionale en cohesiebeleid op het niveau van centrale en regionale overheidsdiensten te vergemakkelijken.

4.

Communautaire financiering, met name om een interface naar bestaande databanken van de Commissie te creëren teneinde de toegang van Europese organisaties, en met name van het MKB, tot financieringsbronnen van de Gemeenschap te vergemakkelijken.

5.

Statistiek, met name betreffende de verzameling en verspreiding van statistische informatie, alsmede statistieken ter ondersteuning van eoverheid, teneinde de interoperabiliteit tussen systemen en de efficiëntie ervan te beoordelen als maatstaf voor het succes ervan.

6.

Publicatie van officiële documenten en beheer van officiële informatiediensten.

7.

Landbouw- en visserijsector, met name ter ondersteuning van het beheer van landbouwmarkten en -structuur, efficiënter financieel beheer, uitwisseling van boekhoudgegevens uit de landbouw tussen nationale agentschappen en de Commissie, en de bestrijding van fraude.

8.

Industrie- en dienstensector, met name betreffende de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten die bevoegd zijn voor aangelegenheden inzake het concurrentievermogen van de ondernemingen, en tussen dergelijke overheidsdiensten en brancheorganisaties.

9.

Mededingingsbeleid, met name door de totstandbrenging van een betere elektronische gegevensuitwisseling met de nationale overheidsdiensten teneinde de informatie- en raadplegingsprocedures te vergemakkelijken.

10.

Onderwijs, cultuur en audiovisuele sector, met name voor de uitwisseling van informatie betreffende contentvraagstukken op open netwerken en ter bevordering van de ontwikkeling en het vrije verkeer van nieuwe audiovisuele en informatiediensten.

11.

Vervoerssector, met name ter ondersteuning van de uitwisseling van gegevens betreffende bestuurders, voertuigen, schepen en vervoerders.

12.

Toerisme, milieu, consumentenbescherming, volksgezondheid en overheidsopdrachten.

13.

Onderzoekbeleid, met name om de verzameling, het beheer en de verspreiding van informatie betreffende de tenuitvoerlegging van gecoördineerde beleidsmaatregelen op het gebied van onderzoek op het niveau van de nationale overheidsdiensten te vergemakkelijken.

14.

Bijdragen tot de doelstellingen van het eEurope-initiatief en het bijbehorende actieplan, in het bijzonder het hoofdstuk over eoverheid en veiligheid, met het doel ondernemingen en burgers daarvan profijt te laten trekken.

15.

Immigratiebeleid, met name door de totstandbrenging van een betere elektronische gegevensuitwisseling met de nationale overheidsdiensten teneinde de informatie- en raadplegingsprocedures te vergemakkelijken.

16.

Samenwerking tussen gerechtelijke autoriteiten.

17.

Informatiesystemen die de deelneming van de nationale parlementen en de civiele maatschappij aan het wetgevingsproces mogelijk maken.

18.

Follow-up van de tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving in de lidstaten en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de communautaire instellingen.

C.   INTERINSTITUTIONELE INFORMATIE-UITWISSELING

Interinstitutionele informatie-uitwisseling, met name:

1.

ter ondersteuning van het communautaire besluitvormingsproces en de parlementaire vragen;

2.

voor het opzetten van de nodige telematicaverbindingen tussen de Commissie, het Europees Parlement, de Raad (met inbegrip van de site van het fungerende voorzitterschap van de Europese Unie, de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten en medewerkende nationale ministeries) en andere communautaire instellingen;

3.

voor de vergemakkelijking van de meertaligheid in de interinstitutionele informatie-uitwisseling, middelen voor het beheer van de vertaalworkflow en vertaalhulpmiddelen, de ontwikkeling en het gemeenschappelijk gebruik van meertalige informatiebronnen en de organisatie van een gemeenschappelijke toegang tot dergelijke informatiebronnen;

4.

voor een gemeenschappelijk gebruik van documenten door de Europese agentschappen en organen en de communautaire instellingen.

D.   INTERNATIONALE SAMENWERKING

Uitbreiding van projecten van gemeenschappelijk belang tot derde landen, met inbegrip van kandidaatlidstaten en internationale organisaties, met bijzondere aandacht voor initiatieven voor ontwikkeling en economische samenwerking.

E.   ANDERE NETWERKEN

De projecten van gemeenschappelijk belang die voorheen door het IDA-programma werden gefinancierd en nu hun eigen communautaire financiering hebben, vallen niettemin onder de in artikel 14 van het besluit bedoelde categorie „andere netwerken”.

BIJLAGE II

HORIZONTALE MAATREGELEN

Horizontale maatregelen in het kader van het IDABC-programma zijn met name:

A.   LEVERING EN ONDERHOUD VAN INFRASTRUCTUURDIENSTEN

1.

Horizontale maatregelen die worden genomen om softwaretoepassingen aan te bieden en te onderhouden als turnkey-hulpmiddelen voor vaste operationele behoeften van overheidsdiensten in de context van de levering van pan-Europese eoverheidsdiensten zoals:

a)

een portaal voor de levering van pan-Europese, meertalige on-line-informatie- en interactieve diensten aan ondernemingen en burgers;

b)

toegang via één punt tot bv. juridische on-line-informatiediensten in de lidstaten;

c)

interactieve toepassing voor het verzamelen van de meningen en ervaring van belanghebbenden over kwesties van openbaar belang en over het functioneren van communautaire beleidsvormen;

d)

gemeenschappelijke specificaties en infrastructuurdiensten die de elektronische aanbesteding van overheidsopdrachten in geheel Europa vergemakkelijken;

e)

automatische vertaalsystemen en andere meertalige hulpmiddelen, met inbegrip van woordenboeken, thesauri en classificatiesystemen, ter ondersteuning van de meertaligheid;

f)

toepassingen ter ondersteuning van door overheidsdiensten gezamenlijk uitgevoerde werkzaamheden;

g)

toepassingen ter ondersteuning van de toegang tot diensten via meerdere kanalen;

h)

overzichten van op vrije software gebaseerde hulpmiddelen en maatregelen om de uitwisseling van ervaring tussen en de invoering van oplossingen door overheidsdiensten te vergemakkelijken.

2.

Horizontale maatregelen die worden genomen om technologieoplossingen aan te bieden en te onderhouden als diensten die specifieke ICT-gerelateerde functionaliteiten bieden, van communicatie tot gedefinieerde normen. De technologieoplossingen omvatten netwerkdiensten, middleware, beveiliging en richtsnoeren, zoals:

a)

een veilige en betrouwbare communicatie voor de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten;

b)

een veilig en betrouwbaar systeem voor het beheer van gegevensstromen in onderlinge verbinding met verschillende workflows;

c)

gemeenschappelijke telecommunicatie-interfaces voor Trans-Europese toepassingen;

d)

gemeenschappelijke toolkit voor het beheer van meertalige samenwerkende websites en portalen;

e)

platformaccreditatie met het oog op de behandeling van geclassificeerde informatie;

f)

vaststelling en uitvoering van een authenticatiebeleid voor netwerken en projecten van gemeenschappelijk belang;

g)

beveiligingsstudies en risicoanalyses ter ondersteuning van netwerken en andere infrastructuurdiensten;

h)

mechanismen om vertrouwen tussen certificeringsautoriteiten tot stand te brengen teneinde het gebruik van elektronische certificaten in geheel Europa mogelijk te maken;

i)

diensten op het gebied van publieke-sleutelinfrastructuur;

j)

een gemeenschappelijk kader voor het gezamenlijk gebruik en de uitwisseling van informatie en kennis tussen Europese overheidsdiensten en met ondernemingen en burgers, met inbegrip van architectuurrichtsnoeren;

k)

toepassingsontwikkeling op basis van een specificatie van XML-vocabulaires, -schema's en gerelateerde XML-deliverables ter ondersteuning van de uitwisseling van gegevens op netwerken;

l)

behoeften aan functionele en niet-functionele modellen voor het beheer van elektronische records in overheidsdiensten;

m)

een metagegevenskader voor overheidsinformatie in pan-Europese toepassingen;

n)

vergelijking van standaards voor open uitwisseling teneinde een beleid inzake open formaten vast te stellen.

B.   STRATEGISCHE EN ONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN

1.

Strategische activiteiten ter ondersteuning van de beoordeling en de bevordering van pan-Europese eoverheidsdiensten, zoals:

a)

analyse van eoverheid- en IT-strategieën in geheel Europa;

b)

organisatie van bewustmakingsevenementen waaraan de betrokken belanghebbenden deelnemen;

c)

bevordering van de totstandbrenging van pan-Europese eoverheidsdiensten met bijzondere aandacht voor diensten aan ondernemingen en burgers.

2.

Ondersteunende activiteiten die worden ondernomen ter ondersteuning van het programmabeheer met het doel de effectiviteit en de doeltreffendheid van het programma te bewaken en te vergroten, zoals:

a)

kwaliteitsborging en -controle ter verbetering van de specificatie van projectdoelstellingen alsmede van de uitvoering en de resultaten van projecten;

b)

programmabeoordeling en kosten-batenanalyse van specifieke projecten van gemeenschappelijk belang en horizontale maatregelen;

3.

Ondersteunende activiteiten die worden ondernomen ter ondersteuning van goede praktijken bij de toepassing van informatietechnologieën op overheidsdiensten, zoals:

a)

verslagen, websites, conferenties en, in het algemeen, op het publiek gerichte initiatieven;

b)

volgen, analyseren en via websites verspreiden van initiatieven en beste praktijken betreffende eoverheidsmaatregelen op nationaal, communautair en internationaal niveau;

c)

bevordering van de verspreiding van beste praktijken in het gebruik van bv. vrije software door overheidsdiensten.

P5_TA(2003)0495

Investeren in onderzoek

Resolutie van he Europees Parlement over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226 — 2003/2148(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie over investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa (COM(2003) 226),

onder verwijzing naar de resoluties van:

a)

Antonio Mussa, over fiscale aftrekbaarheid van de middelen voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek (B5-0538/2002),

b)

Antonio Mussa e.a., over de geleidelijke verhoging van de middelen voor wetenschappelijk en technologisch onderzoek tot 3% van het BBP (B5-0017/2003),

c)

Salvador Garriga Polledo, over de oprichting van een Europese Onderzoeksraad (B5-0408/2003),

gelet op de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 23-24 maart 2000 in Lissabon en de Europese Raad van 15-16 maart 2002 in Barcelona,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 15 maart 2000 over de buitengewone Europese Raad van 23-24 maart 2000 in Lissabon (1) en van 20 maart 2002 over de conclusies van de Europese Raad van 15-16 maart 2002 in Barcelona (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over het Groenboek — Ondernemerschap in Europa, die ook betrekking heeft op het verslag van de Commissie over de uitvoering van het Europees Handvest voor kleine bedrijven, de mededeling van de Commissie: „Eerst aan de kleintjes denken in een groter wordend Europa” en de mededeling van de Commissie: „Innovatiebeleid: actualisering van de aanpak van de Europese Unie in de context van de strategie van Lissabon” (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over de mededeling van de Commissie: „Het industriebeleid na de uitbreiding” (4),

gezien de mededeling van de Commissie: „Meer onderzoek voor Europa — Op weg naar 3% van het BBP” (COM(2002) 499), de mededeling van de Commissie: „De Europese onderzoekruimte: Een nieuwe aanpak — Versterking en heroriëntering van bestaande perspectieven, opening van nieuwe perspectieven” (COM(2002) 565) en de mededeling van de Commissie: „De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis” (COM(2003) 58),

gezien het verslag van een onafhankelijke groep deskundigen aan de Europese Commissie „Intensivering van O&O in de EU: verbetering van de doeltreffendheid van de samenwerking van de combinatie overheidssteun en mechanismen voor particulier onderzoek” (5),

gezien het Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (6),

gelet op de artikelen 47, lid 2 en 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0389/2003),

A.

ervan overtuigd dat het voor de concurrentiepositie en het zelfbeeld van Europa van doorslaggevend belang is dat de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) aanzienlijk worden verhoogd,

B.

ervan overtuigd dat het Europees onderzoeksbeleid het grondslagenonderzoek nog meer moet ondersteunen,

C.

gezien het besluit van de Europese Raad van Barcelona om de uitgaven voor O&O tot 2010 met 3 % te verhogen,

D.

gezien het feit dat de O&O-uitgaven van de EU jaarlijks met 8 % moeten stijgen om dit doel te verwezenlijken, en dat tevens de beschikbare financiële middelen doeltreffender moeten worden gebruikt,

E.

gezien het verslag-Sapir „Een agenda voor een groeiend Europa” (7),

F.

gezien het feit dat vooral de particuliere investeringen in O&O verhoogd moeten worden, wanneer het de bedoeling is dat de Unie tot de meest concurrerende en dynamische, op kennis gebaseerde economische ruimte van de wereld wordt, zoals de Europese Raad in Lissabon heeft besloten,

G.

overwegende dat de integratie van vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek, zowel in universiteiten als in ondernemingen, nog altijd niet in voldoende mate is verwezenlijkt,

1.

onderschrijft de aanbevelingen van de Commissie in haar mededeling;

2.

is van mening dat wetenschap en technologie uiterlijk sinds de renaissance behoren tot de identiteit van Europa;

3.

verzoekt de lidstaten hun onderzoeksuitgaven in 2010 tot 3 % van hun BBP verhogen;

4.

heeft kritiek op het feit dat de Raad geen daden heeft laten volgen op zijn verklaringen en dat de lidstaten zich geen of slechts geringe inspanningen getroosten om hun uitgaven voor O&O te verhogen, terwijl enkele lidstaten zelfs hun uitgaven verlaagd hebben;

5.

verzoekt de Raad de voorstellen van de Commissie serieus te nemen, zodat Europa weer op alle relevante gebieden van wetenschap en techniek vooraan in de wereld staat, en verzoekt derhalve het denkbeeld van een op concurrentie toegesneden onderzoek meer dan tot dusverre in het Europese onderzoek te integreren;

6.

is van mening dat het begrip kennismaatschappij niet alleen naar de hoogte van de onderzoeksuitgaven, maar ook naar het wetenschappelijk algemeen onderwijs moet worden gemeten;

7.

verzoekt derhalve de lidstaten en particuliere investeerders hun uitgaven voor O&O te verhogen, waarbij de publieke uitgaven met 6 % en de particuliere met 9 % moeten stijgen, zodat gemiddeld 8 % wordt gehaald, hetgeen nodig is om uiterlijk in 2010 in totaal 3 % van het BBP te bereiken;

8.

wenst dat dan ook het Europees kaderprogramma voor onderzoek wordt verhoogd en verlangt derhalve voor het zevende kaderprogramma voor onderzoek een verhoging tot 30 miljard EUR. voor de gehele duur van het programma, ook om rekening te houden met de uitbreiding tot 25 en meer lidstaten;

9.

verlangt voorts dat de nationale O&O-programma's beter op elkaar worden afgestemd en dat in samenwerking met de EU-programma's visionaire „technologieplatforms” (b.v. ITER) worden ingesteld, zodat in heel Europa een beperkt aantal grote en ambitieuze onderwerpen kan worden aangepakt; is van mening dat technologieplatforms, net als andere acties uit hoofde van artikel 169, zodanig moeten worden uitgevoerd dat zoveel mogelijk belanghebbenden eraan kunnen deelnemen, ongeacht hun organisatievorm;

10.

verlangt dat in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek de concepten „topnetwerken” en „geïntegreerde projecten” meer op de grondgedachte van de Europese onderzoeksruimte worden toegesneden en dat met name correcties betreffende de omvang van de projecten, zowel met het oog op het aantal projectpartners alsook van het financieel volume worden aangebracht;

11.

benadrukt het belang van nauwere samenwerking met de lidstaten en de kandidaat-lidstaten op het gebied van onderzoeksbeleid en -investeringen; wijst erop dat er momenteel op het gebied van de lucht- en ruimtevaarttechniek reeds een succesvolle, nauwe samenwerking tussen afzonderlijke lidstaten plaatsvindt;

12.

is van mening dat nog aanzienlijke inspanningen nodig zijn om in de toekomst te beschikken over voldoende wetenschappers, ingenieurs en vaklieden en verlangt derhalve dat de lidstaten meer aandacht besteden aan het wetenschappelijk-technisch onderwijs en dat de EU haar bijdrage aan de mobiliteit van wetenschappers, ingenieurs en vaklieden verder verhoogt, zodat uiteindelijk inderdaad een Europese onderzoeksruimte ontstaat;

13.

wijst erop dat daartoe ook een concurrerende salariëring voor onderzoekers die recht doet aan het opleidingsniveau, de sociale zekerheid, de planning van de beroepscarrière en de belangen van het gezin behoren, inclusief steun voor de vestiging van het gezin, vereenvoudiging van de bureaucratie (visa, vergunningen), arbeidsmogelijkheden voor partners en opvang van en scholen voor kinderen;

14.

wijst erop dat een permanente bevordering van het menselijk kapitaal noodzakelijk is; dringt erop aan een juridisch kader te creëren dat een flexibele en praktijkgerichte tewerkstelling van onderzoekers en hun mobiliteit in de EU waarborgt;

15.

herinnert eraan dat, los van de almaar toenemende emigratie van volledig opgeleide onderzoekers, de demografische ontwikkeling en het kleiner aantal studenten dat aan een opleiding in de natuurwetenschappen begint, de omstandigheden voor groei van het onderzoek nog moeilijker zullen maken; dringt tevens aan op faciliteiten voor onderzoekers om de Unie binnen te komen en hun werkzaamheden te verrichten;

16.

is van oordeel dat bepaalde bevolkingsgroepen in de toekomst meer voor onderzoek moeten worden gewonnen; benadrukt dat met name vrouwen tot deze groep behoren, daar hun aandeel in het onderzoek ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren niet beduidend is toegenomen;

17.

verlangt dat de EU ook de mondiale concurrentie aangaat doordat zij zich openstelt voor wetenschappers, ingenieurs en vaklieden uit de gehele wereld met inbegrip van haar eigen ingezetenen die enkele jaren in een ander land hebben gewoond;

18.

steunt het ontstaan van regionale netwerken van het MKB en verzoekt de lidstaten en de Commissie dit soort initiatieven prioritair te steunen;

19.

juicht toe dat inmiddels vele regio's in Europa het belang van wetenschap en techniek hebben ingezien en stelt een door de EU bevorderde concurrentie tussen de wetenschapsregio's voor;

20.

heeft waardering voor het feit dat vele grote ondernemingen zich aanzienlijke inspanningen getroosten om uit eigen middelen O&O te doen, maar betreurt dat dit nog niet voor alle grote ondernemingen geldt;

21.

verzoekt laatstgenoemde ondernemingen in de toekomst meer dan tot dusverre te investeren en dit te bewijzen door zich meer toe te leggen op eigen O&O-afdelingen;

22.

beschouwt de zeer hoge bijdrage van het MKB aan de wetenschappelijke prestaties en de werkgelegenheid als een bijzondere kracht van Europa — vooral jegens de VS;

23.

vindt daarentegen de gebrekkige deelname van het MKB aan het onderzoek een zwak punt van Europa en vindt dat vooral bij deze ondernemingen een aanzienlijke inhaalbehoefte bestaat, omdat het MKB vaak bijzonder innovatief is;

24.

is er vast van overtuigd dat de grotere bijdrage van particuliere ondernemingen aan O&O niet alleen afhankelijk is van de beschikbaar gestelde middelen, maar ook en vooral van een nauwere samenwerking tussen ondernemingen, vooral het MKB, en de openbare en particuliere onderzoeksinstellingen;

25.

herinnert eraan dat toepassingsgericht onderzoek belangrijke stimuli aan de Europese economie geeft en dat een doelgerichte samenwerking tussen onderzoek en bedrijfsleven moet worden gesteund; wijst erop dat het zwaartepunt hierbij moet liggen op de samenwerking met het MKB;

26.

verzoekt de lidstaten degelijke modellen inzake juridische samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven te ontwikkelen;

27.

verlangt dat bij de naleving van de auteursrechten in openbare instellingen en openbare-particuliere partnerschappen meer tegemoet wordt gekomen aan de zakelijke belangen van particuliere ondernemingen;

28.

benadrukt dat de bescherming van de intellectuele eigendom in dit opzicht een belangrijke rol speelt, daar een geslaagde economische toepassing van de beschermingsrechten de terugvloeiing van kapitaal waarborgt en ertoe bijdraagt dat er een permanente onderzoeksactiviteit kan worden ontwikkeld;

29.

wijst er met name op dat er snel en voor een gunstige prijs rechten ter bescherming van de intellectuele eigendom ter beschikking moeten worden gesteld, waarbij de invoering van een communautair patent en de geplande nieuwe regeling voor de patenteerbaarheid van computerondersteunde uitvindingen belangrijke stappen zijn;

30.

is van mening dat het accent van de overheidssteun in toenemende mate moet worden verschoven naar het MKB en verlangt daartoe nieuwe onbureaucratische steuninstrumenten;

31.

wijst erop dat het MKB over het algemeen niet over grote personele reserves beschikt en bovendien in toenemende mate op problemen bij de particuliere financiering stuit en derhalve is aangewezen op een snelle en onbureaucratische toewijzing van onderzoekskredieten;

32.

herinnert eraan dat veel bedrijven die zich op onderzoeksgevoelige gebieden engageren, aanzienlijke problemen kennen om voldoende kapitaal aan te trekken en dat de situatie in het kader van Bazel II wellicht nauwelijks zal verbeteren;

33.

33 stelt voor het MKB een marktgerichte stimulering van het onderzoek in combinatie met particuliere financiering voor; is echter van mening dat overheidssteun, in de vorm van belastingverlagingen dan wel rechtstreekse steun, geen invloed mag hebben op de soorten steun die worden goedgekeurd of op de hoogte van de toegestane steun; is van mening dat de lidstaten de vrijheid moeten hebben hun eigen beleid te formuleren zonder wat de keuze van instrumenten betreft gebonden te zijn aan de regels inzake het concurrentiebeleid die binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen;

34.

stelt voor dat de lidstaten niet alleen rechtstreekse onderzoekssteun moeten geven maar ook moeten kijken naar een fiscale bevordering van het particuliere onderzoek, waarbij opnieuw het accent bij het MKB zou moeten liggen;

35.

benadrukt dat financieringsinstrumenten van de overheid een belangrijk deel van de financiële ondersteuning van het onderzoek vormen, maar dat zinvolle onderzoeksstimuli in de eerste plaats via dienovereenkomstige fiscale regelingen en onderzoeksvriendelijke kadervoorwaarden worden geschapen;

36.

maakt bezwaren tegen te veel juridische bepalingen, daar deze de onderzoeksactiviteit in de Europese Unie eerder afremmen dan bevorderen; dringt erop aan na te gaan op welke gebieden de bureaucratie en bureaucratische belemmeringen, die het innovatie- en onderzoeksvermogen tegenhouden, kunnen worden afgebouwd en verzoekt om voorstellen om dergelijke obstakels weg te nemen;

37.

is van mening dat het welslagen en de waarde van het verrichte onderzoek aan een beoordeling moeten worden onderworpen; geeft te bedenken dat niet elke onderzoeksmaatregel het verwachte positieve effect op de Europese economieën heeft; adviseert derhalve een Europees systeem in te stellen dat de maatstaven voor efficiëntie en succes van het onderzoek ontwikkelt en vervolgens toetst;

38.

herinnert aan een voorstel voor een Europese Stichting voor onderzoek, dat het Europees Parlement naar aanleiding van de ontbinding van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft gedaan (8), zich baserend op het streven om particuliere middelen voor onderzoek aan te trekken, net zoals in de VS, waar wetenschappelijke mecenaten een veel grotere rol spelen dan in Europa;

39.

verzoekt om de oprichting van een „Europese Onderzoeksraad” met als taak de positie van het Europese fundamentele onderzoek van wetenschappelijk topniveau wereldwijd te versterken door dit onderzoek te steunen met financiering op lange termijn; is van mening dat gewaarborgd moet worden dat de „Europese Onderzoeksraad” van voldoende middelen wordt voorzien, naast de reeds aan onderzoek toegewezen financiering en dat gewaarborgd wordt dat de instantie:

a)

eerder een subsidie- dan een adviesorgaan is;

b)

de bottom-up-benadering volgt bij de bevordering van voorstellen die voor subsidie in aanmerking komen;

c)

alle wetenschappelijke gebieden bestrijkt, waaronder natuurwetenschappen en techniek, menswetenschappen en sociale wetenschappen en daarbij flexibel optreedt;

d)

zijn besluiten baseert op wetenschappelijke criteria en deze onderwerpt aan een transparante collegiale toetsing;

e)

weliswaar verantwoording verschuldigd is aan de donoren, maar onafhankelijk werkt en geleid wordt door zeer goed aangeschreven wetenschappers;

f)

zich vooral concentreert op de financiering van academisch onderzoek volgens het „bottom-up-beginsel”;

40.

pleit voor een nauwere samenwerking met de banken, vooral met de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling om marktgerichte ontwikkelingen te financieren;

41.

verzoekt de lidstaten en de Europese Commissie de structuurfondsen meer in te zetten voor O&O;

42.

vindt het met het oog op de mondialisering van het onderzoek dringend noodzakelijk de internationale wetenschappelijk-technische samenwerking, vooral op het niveau van de ondernemingen, met name het MKB, te verbeteren;

43.

is van mening dat het er nu niet alleen op aankomt nieuwe voorstellen te doen, maar dat de reeds bestaande voorstellen snel moeten worden uitgevoerd;

44.

dringt erop aan dat de lidstaten en de Commissie er ook voor zorgen dat het MKB en universiteiten betrokken worden bij de regionale plannen ter bevordering van onderzoek en innovatie en zo nodig extra financiën beschikbaar te stellen;

45.

verlangt dat de innovatieve effecten van O&O-programma's worden versterkt door de integratie van op innovatie gerichte maatregelen in onderzoeksprojecten te stimuleren en te steunen; wijst er echter op dat de communautaire kaderregelgeving inzake O&O aanzienlijk moet worden verduidelijkt;

46.

acht het van belang dat de Commissie duidelijkheid verschaft over en de bekendheid vergroot van de vormen van overheidssteun aan onderzoek die niet tot concurrentievervalsing leiden;

47.

verwelkomt de inspanningen van de Commissie om het communautaire kader voor staatssteun aan O&O te herzien en te verduidelijken en de staatssteun met het oog op horizontale doelstellingen bij te stellen;

48.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.


(1)  PB C 377 van 29.12.2000, blz. 164.

(2)  PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 629.

(3)  P5_TA(2003)0463.

(4)  P5_TA (2003)0464.

(5)  Europese Commissie Directoraat-generaal studies, 2003.

(6)  PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1.

(7)  Verslag van een Studiegroep op hoog niveau, Europese Commissie, juli 2003.

(8)  Resolutie van het Europees Parlement van 2 oktober 2001 over de richtsnoeren voor het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, PB C 87 E van 11.4.2002, blz. 51.

P5_TA(2003)0496

Pakket telecommunicatieregelgeving

Resolutie van het Europees Parlement over het achtste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving (COM(2002) 695 — 2003/2090(INI))

Het Europees Parlement,

gezien het verslag van de Commissie (COM(2002) 695),

gezien de mededeling van de Commissie „Elektronische communicatie: de weg naar de kenniseconomie” (COM(2003) 65),

gezien Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (1),

gezien Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (2),

gezien Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (3),

gezien Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (4),

gezien de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, (SN 100/1/00),

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0376/2003),

A.

overwegende dat de landen die het nieuwe regelgevingskader niet uitvoeren, een unieke kans missen om op een markt in volle ontwikkeling normbepalend te zijn,

B.

overwegende dat het nieuwe regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten een belangrijke stimulans voor het Europese concurrentievermogen vormt,

C.

overwegende dat het permanente streven naar een volledig concurrerende open markt blijvende voordelen voor de consument en bedrijfsleven belooft door het stimuleren van investeringen, innovatie en kwalitatief hoogwaardige diensten tegen lagere prijzen,

D.

overwegende dat het niet op tijd omzetten van het nieuwe regelgevingskader de doelstellingen van de Agenda van Lissabon, die door alle lidstaten in 2001 zijn onderschreven, ondermijnt,

E.

overwegende dat de „oude” problemen in de sector, zoals international roaming tarieven, mobile call termination tarieven maar ook nummerportabiliteit, nog steeds niet zijn opgelost, en dat zich daarnaast ook nieuwe problemen hebben aangediend, zoals de vertraging in de uitrol van 3G maar met name in de ontwikkeling van nieuwe diensten en toepassingen op het gebied van 3G,

F.

overwegende dat elke vertraging bij de uitvoering van het nieuwe regelgevingskader de ontwikkeling van mededinging en dus ook de voordelen voor de consument ophoudt,

G.

overwegende dat elke vertraging bij de uitvoering van het nieuwe regelgevingskader de nationale regelgevingsinstanties (NRI's) de wettelijke bevoegdheden ontneemt die zij nodig hebben om informatie te verkrijgen van de telecommunicatie-exploitanten voor het verrichten van marktanalyses,

H.

overwegende dat elke vertraging bij inbreukprocedures tegen de lidstaten die het nieuwe regelgevingspakket niet omzetten de ontwikkeling van de markt aanzienlijk verstoort,

I.

overwegende dat uit talloze rapporten blijkt dat het nog steeds de gevestigde exploitanten zijn die enkele segmenten van de telecommunicatiemarkt in de EU domineren,

J.

overwegende dat de kwaliteit van de telecommunicatiediensten die de gebruikers worden geboden, nog steeds aanzienlijk zou kunnen worden verbeterd; dat geldt met name voor portabiliteit van mobiele nummers, het gamma van de beschikbare diensten, de klantenservice en de wachttijdden voordat een verbinding tot stand komt,

K.

overwegende dat verleners van telecommunicatiediensten verplicht zijn de belangen van gehandicapte gebruikers te erkennen als het gaat om keuze, prijs en kwaliteitsvoordelen van telecommunicatiediensten en de toegankelijkheid daarvan; dat voorts verlangd moet worden dat vertegenwoordigers van de gehandicapten door regelgevers bij de beoordeling van de dienstverlening worden geraadpleegd,

L.

overwegende dat de mogelijke regels die aan exploitanten worden opgelegd, fair en evenredig dienen te zijn en alleen dienen te worden opgelegd na een grondige analyse van de desbetreffende markt en de verhouding tussen kosten en baten van de regelgevende maatregelen, waarbij met name rekening wordt gehouden met het ontwikkelen van een duurzame mededinging op het gebied van de infrastructuur,

M.

overwegende dat in mei 2004 tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toetreden,

N.

overwegende dat de kandidaat-lidstaten zich ertoe hebben verplicht hun markten volledig te liberaliseren en het nieuwe regelgevingspakket vanaf hun toetreding toe te passen,

O.

overwegende dat betrouwbare en beschikbare gegevens over de markten in de kandidaat-landen ontbreken,

P.

overwegende dat de Europese groep van regulatoren (ERG) een fundamentele rol speelt bij de waarborging van een consistente regelgeving in de gehele Europese Unie,

Q.

overwegende dat de interactie tussen de Commissie en de ERG van cruciaal belang is voor een succesvolle tenuitvoerlegging van de telecommunicatieregelingen,

R.

overwegende dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de Commissie is om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving zowel doeltreffend als qua toepassing consistent is,

S.

overwegende dat de lidstaten vooruitgang hebben geboekt bij het aannemen van de beginselen die in de richtlijn over universele diensten en rechten van gebruikers zijn opgenomen,

1.

complimenteert de Commissie met het ondernemen van stappen tegen de lidstaten die het nieuwe regelgevingspakket nog niet in nationale wetgeving hadden omgezet zodra de termijn van twee maanden om de Commissie te waarschuwen was verstreken;

2.

dringt erop aan dat de inbreukprocedures tegen deze lidstaten zo snel mogelijk worden afgewikkeld;

3.

verzoekt de Commissie zich in haar maatregelen ten aanzien van lidstaten, die de nieuwe richtlijnen niet tijdig hebben geïmplementeerd, niet te beperken tot alleen inbreukprocedures tegen deze lidstaten, maar ook gebruik te maken van het bredere instrumentarium dat haar ter beschikking staat, zoals bijvoorbeeld het doen van publicaties en benchmarkstudies; roept de Commissie op om over de inhoud van dit bredere instrumentarium met het Europees Parlement van gedachten te wisselen;

4.

roept de Commissie en de nationale toezichthouders in de European Regulators Group op om de „oude” problemen zoals international roaming tarieven, mobile call termination-tarieven en nummerportabiliteit nu eindelijk op te lossen en zich tevens te buigen over nieuwe vragen zoals joint dominance en de noodzaak tot samenwerking om 3G applicaties en diensten te ontwikkelen in relatie tot het handhaven van competitie in deze sector;

5.

wijst op het belang van een samenhangend en duidelijk wettelijk kader voor de hele uitgebreide EU, indien het de bedoeling is nieuwkomers in de communicatiesector aan te moedigen; verzoekt de lidstaten en hun NRI's hoge prioriteit te verlenen aan totstandbrenging van een consequente behandeling van deelnemers aan de markt op basis van heldere beginselen in de mededingingswetgeving; verzoekt de nationale regelgevingsinstanties (NRI's) om door middel van mededingingsregels een evenredige en faire druk op de markten te handhaven;

6.

verzoekt de Commissie duidelijk te maken wat het eventuele directe gevolg is van de essentiële bepalingen van het nieuwe kader, waaronder de procedurele en inhoudelijke bepalingen, zodat belanghebbenden enige duidelijkheid hebben over de mate waarin hierop kan worden vertrouwd en over de doelmatigheid van de rechten waarop zij aanspraak kunnen maken;

7.

verzoekt de NRI's op te treden wanneer prijsverlagingen voor de korte termijn door de gevestigde exploitanten het ontstaan van concurrentiële marktvoorwaarden op lange termijn in de weg staan;

8.

verzoekt de NRI's duidelijke bewijzen te leveren om alle regels die zij opleggen te rechtvaardigen, met inbegrip van de lange- en de kortetermijneffecten van de voorgestelde regelgeving;

9.

herinnert eraan dat een op voorzieningen gebaseerde mededinging waarbij concurrerende dienstverleners in hun eigen infrastructuur investeren, voor de consument in het algemeen betere resultaten oplevert en de grondslag legt voor een duurzame mededinging; beklemtoont derhalve dat de nadruk op op toegang gebaseerde mededinging (b.v. doorverkoop, ontbundeling van de local loop, bit-stream toegang) niet als doel op zich moet worden beschouwd maar als een middel om te komen tot vollediger op voorzieningen gebaseerde mededinging in de telecomsector;

10.

herinnert de NRI's eraan dat zij alleen passende verplichtingen aan de eindverbruikersmarkt moeten opleggen als verplichtingen op het niveau van de groothandelsmarkt onvoldoende zijn om voor mededinging in de eindverbruikersmarkt te zorgen (art. 17 Universeledienstrichtlijn), en meent dat de ERG en de Commissie nauwlettend op de naleving van dit regelgevingsbeginsel moeten toezien;

11.

moedigt de Commissie aan er ook in de toekomst op toe te zien dat exclusieve normen zich niet ontwikkelen tot controlemechanismen die de interoperabiliteit en daardoor de uitbreiding van diensten op de interne markt onmogelijk maken;

12.

merkt op dat het nieuwe kader bepaalt dat het oude regelgevingskader kan voortbestaan zolang niet-concurrerende marktvoorwaarden heersen, wat vooral van belang is voor de toetredende landen; beklemtoont echter dat de NRI's in de toetredende landen zo spoedig mogelijk gedetailleerde steun nodig hebben bij de overschakeling van het ene naar het andere regelgevingskader;

13.

verzoekt de Commissie informatie te verzamelen over de stand van zaken in de kandidaat-lidstaten en de vraag of deze klaar zijn om het nieuwe regelgevingskader uit te voeren en om het Europees Parlement volledig van een en ander op de hoogte te houden; verzoekt de Commissie voorts aan te geven welke technische bijstand beschikbaar zal worden gesteld om de uitvoering te vergemakkelijken in landen die waarschijnlijk niet aan de eisen kunnen voldoen;

14.

beklemtoont dat, zoals verklaard in overweging 15 van Aanbeveling 2003/311/EG van de Commissie van 11 februari 2003 (5) betreffende relevante producten- en dienstenmarkten, nieuwe en opkomende markten waar eventuele marktmacht bestaat, vanwege pioniersvoordelen in beginsel niet dienen te worden onderworpen aan regelgeving vooraf, ook al is het niet altijd gemakkelijk om tot overeenstemming te komen over een heldere definitie van wat opkomende markten zijn;

15.

onderstreept dat de ERG volledig onafhankelijk dient te blijven en dat ministeries geen lid van de groep mogen worden;

16.

dringt erop aan dat de NRI's volstrekt onafhankelijk zijn, over voldoende middelen beschikken en de nodige bevoegdheden hebben om hun taken uit te voeren, en in staat zijn een pro-actieve rol te spelen om de mededinging in de sector te bevorderen;

17.

dringt er bij de Commissie op aan een vooruitziende en zeer actieve rol te spelen ten aanzien van de wijze waarop de ERG haar regelgevende taak interpreteert;

18.

verwelkomt de inspanningen van de ERG om de belanghebbenden te raadplegen;

19.

is verheugd over hetgeen de Inclusieve Communicatiewerkgroep van de EU, INCOM, heeft gedaan om aanbevelingen voor te leggen over de wijze waarop de bepalingen van de telecommunicatiewetgeving moeten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorwaarden voor gehandicapte gebruikers en pleit ervoor om in dergelijke aanbevelingen duidelijke en ambitieuze doelstellingen en tijdschema's voor de tenuitvoerlegging op te nemen alsmede effectieve instrumenten voor toezicht;

20.

dringt er bij de ERG op aan nog meer stappen te ondernemen om alle belanghebbenden op een zo volledig en transparant mogelijk wijze bij een en ander te betrekken;

21.

dringt erop aan dat alle lidstaten hun gerechtelijke procedures herzien zodat rechtszaken die aan hun door eisers of NRI's worden voorgelegd krachtens de nieuwe kaderwetgeving, onverwijld, doeltreffend en deskundig worden behandeld;

22.

merkt op dat het lidmaatschap en het mandaat van de Europese Groep van Regulatoren (ERG) en de Groep van Onafhankelijke Regulatoren (IRG) elkander in aanzienlijke mate overlappen; acht het van essentieel belang dat iedere duplicatie van schaarse bestuurlijke middelen en inspanningen wordt vermeden; adviseert derhalve te besluiten tot een geleidelijke fusie van de ERG en de IRG;

23.

wijst op het belang van een snelle behandeling van beroepen tegen besluiten van NRI's; verzoekt alle lidstaten ervoor te zorgen dat zij over doeltreffende geschillenprocedures beschikken; merkt op dat de Commissie toezicht zou moeten houden op de tijdschema's voor geschillenbeslechting en in toekomstige uitvoeringsverslagen de prestaties met de doelstellingen zou moeten vergelijken;

24.

is van mening dat de rechtbanken in de lidstaten, teneinde een consistente jurisprudentie in deze complexe, door technologie beheerste sector te bevorderen, moeten worden aangemoedigd tot samenwerking via uitwisseling van ervaringen en informatie over rechtszaken; verzoekt de Commissie te overwegen maatregelen op dit gebied te treffen, met inbegrip van een eventueel informatienetwerk over telecommunicatiezaken;

25.

herinnert alle partijen er met klem aan dat in de telecommunicatiesector geldt dat van uitstel (van een rechterlijke uitspraak) afstel komt en onderstreept het belang van een snelle toegang tot en snelle afwikkeling van gerechtelijke procedures;

26.

stelt vast dat in de lidstaten redelijke vooruitgang is geboekt bij de aanneming van de hoofdbeginselen die zijn uiteengezet in de richtlijn universele dienstverlening en rechten van de gebruikers;

27.

blijft verontrust over de inconsequenties in de toewijzing van subsidies voor universele diensten;

28.

onderstreept dat subsidies voor universele diensten voldoende gerechtvaardigd en niet-discriminerend moeten zijn, en dat zij moeten worden toegewezen via een transparante tenderprocedure, niet in de laatste plaats om de exploitanten met de beste technologische oplossingen aan te moedigen universele diensten te verlenen;

29.

wijst de NRI's er andermaal op dat de centraal gefinancierde aanbieding van universele diensten moet worden opengesteld voor alle (dus niet alleen bestaande) operatoren en dat operatoren van mobiele diensten en alle andere desbetreffende operatoren in een aantal regio's de kans moeten krijgen inschrijvingen te doen voor het aanbieden van universele diensten. Er zij op gewezen dat het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn uitdrukkelijk alle elektronische diensten omvat;

30.

neemt met teleurstelling kennis van de langzame omzetting in sommige lidstaten van de verplichte bepalingen in het nieuwe kader om de toegang voor gehandicapte en minder bevoorrechte gebruikers te verbeteren en maatregelen ter verbetering van de prijstransparantie in te voeren;

31.

verzoekt de Commissie erop toe te zien dat specifieke regelgeving voor de sector in plaats van het mededingingsrecht uitsluitend wordt toegepast als voldaan is aan de criteria die in de bovengenoemde aanbeveling van de Commissie inzake de desbetreffende markten staan vermeld;

32.

beklemtoont het belang van nummerportabiliteit als maatregel ten behoeve van de consument en ter openstelling van de markt in de mobiele sector; merkt op dat de desbetreffende bepalingen in sommige lidstaten betrekkelijk weinig weerklank vinden; verzoekt de NRI's te zorgen dat onnodige vertragingen en kosten bij overmakingen niet worden gebruikt om dit recht van de consument te ontmoedigen;

33.

is verheugd over de volledige inzet van belanghebbenden en de Commissie binnen de werkgroep over normen voor de locatie van de oproeper in de mobiele telefonie; hoopt dat de werkgroep zo spoedig mogelijk met de NRI's en de exploitanten tot overeenstemming kan komen, opdat de consumenten hiervan de eerste vruchten kunnen plukken;

34.

verzoekt de Commissie druk uit te oefenen op de exploitanten van telecommunicatiediensten, en met name op de gevestigde exploitanten, teneinde netwerken op te zetten die het gebruik van een enkele Europese code „3883” voor consumenten en bedrijfsleven vergemakkelijken;

35.

wijst de NRI's er nogmaals op dat in de richtlijn universele diensten en rechten van de gebruikers een bepaling is opgenomen inzake doorzichtigheid en bekendmaking van tarieven en de beschikbaarheid van vergelijkende gegevens aan kleine zakelijke cliënten; met name het recht op gratis specificatie van rekeningen moet worden gehandhaafd; verzoekt alle NRI's de desbetreffende bepalingen zo spoedig mogelijk aan te nemen;

36.

spreekt zijn goedkeuring uit voor het feit dat de Commissie snel heeft besloten de liberalisering van huurlijndiensten, indien het concurrerende aanbod adequaat is, zo spoedig mogelijk te bevorderen als eerste besluit in het kader van de nieuwe sector-specifieke wetgeving;

37.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

(2)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

(3)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(4)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

(5)  PB L 114 van 8.5.2003, blz. 45.


Woensdag, 19 november 2003

7.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/70


NOTULEN

(2004/C 87 E/03)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: Pat COX

Voorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 09.05 uur geopend.

Het woord wordt gevoerd door:

Konstantinos Alyssandrakis over de moord op 16 november 2003 op de Gualtemalteekse politieke leider Ricardo de León Regil. Hij wenst dat de Voorzitter de autoriteiten van Guatemala om opheldering vraagt over de omstandigheden waarin de León Regil de dood vond (De Voorzitter zegt dat toe);

Marco Cappato die protesteert tegen het feit dat een stagiaire tussen de vergaderperioden de toegang tot de gebouwen werd geweigerd, zogenaamd omdat alleen geaccrediteerde medewerkers toegang zouden hebben; hij verzoekt de Voorzitter iets aan deze situatie te doen (De Voorzitter antwoordt dat hij de bevoegde diensten zal opdragen contact op te nemen met de spreker om te trachten een oplossing te vinden voor het probleem).

2.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

1)

leden

1.1)

schriftelijke verklaringen ter inschrijving in het register (artikel 51 van het Reglement)

Sebastiano (Nello) Musumeci, Cristiana Muscardini, Mauro Nobilia en Adriana Poli Bortone, over de tragedie van de vele niet-EU-burgers die schipbreuk lijden in de Middellandse Zee (28/2003).

3.   Kredietoverschrijvingen

De Begrotingscommissie heeft het voorstel tot kredietoverschrijving nr. 31/2003 (C5-0510/2003 — SEC(2003) 1199) behandeld.

Zij heeft besloten uit hoofde van de artikelen 24, lid 3, en 181, lid 1 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 de kredietoverschrijving gedeeltelijk goed te keuren, en wel met de volgende indeling:

HERKOMST VAN DE KREDIETEN:

Hoofdstuk A-10 — Voorzieningen

 

 

— Artikel A-100 — Voorzieningen

NGK

- 600 000 EUR

BESTEMMING VAN DE KREDIETEN:

Hoofdstuk A-32 — Jeugd, onderwijs en jumelage van steden

 

 

— Artikel A-328 — Europese scholen

 

 

Post A-3286 — Europese scholen: Bureau van de vertegenwoordiger van de raad van bestuur (Brussel)

NGK

600 000 EUR

*

* *

De Begrotingscommissie heeft het voorstel tot kredietoverschrijving nr. 32/2003 (C5-0511/2003 — SEC(2003) 1193) behandeld.

Zij heeft besloten uit hoofde van de artikelen 24, lid 3, en 181, lid 1 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 de kredietoverschrijving goed te keuren, en wel met de volgende indeling:

HERKOMST VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk B0-4 0 — Voorzieningen

 

 

Post B2-7010 — Europees Agentschap voor maritieme veiligheid: Subsidiëring titels 1 en 2

VK

- 400 000 EUR

 

BK

- 892 500 EUR

BESTEMMING VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk B2-70 — Vervoer

 

 

— Artikel B2-701 — Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

 

 

Post B2-7010 — Europees Agentschap voor maritieme veiligheid: Subsidiëring titels 1 en 2

VK

- 400 000 EUR

 

BK

892 500 EUR

*

* *

De Begrotingscommissie heeft het voorstel tot kredietoverschrijving nr. 33/2003 (C5-0512/2003 — SEC(2003) 1221) behandeld.

Zij heeft besloten uit hoofde van de artikelen 24, lid 3, en 181, lid 1 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 de kredietoverschrijving goed te keuren, en wel met de volgende indeling:

HERKOMST VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk B5-30 — Strategische uitvoeringsmaatregelen

 

 

— Artikel B5-300 — Strategisch programma voor de interne markt

 

 

Post B5-3001 — Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt

VK

- 350 000 EUR

BESTEMMING VAN DE KREDIETEN

Hoofdstuk B5-80 — Bestrijding van discriminatie, uitsluiting en mishandeling

 

 

Artikel B5-803 — Maatregelen ter bestrijding en voorkoming van discriminatie

VK

350 000 EUR

4.   Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie met inbegrip van het hoofdstuk begroting (verklaringen gevolgd door een debat)

Verklaringen van de Raad en de Commissie: Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie met inbegrip van het hoofdstuk begroting.

Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad) en Günther Verheugen (lid van de Commissie) leggen de verklaringen af.

Het woord wordt gevoerd door Pervenche Berès, over de vertegenwoordiging van het Parlement bij de Intergouvernementele Conferentie.

Het woord wordt gevoerd door Elmar Brok, namens de PPE-DE-Fractie, Enrique Barón Crespo, namens de PSE-Fractie, Andrew Nicholas Duff, namens de ELDR-Fractie, Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie, Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie, Gerard Collins, namens de UEN-Fractie, William Abitbol, namens de EDD-Fractie, Georges Berthu, niet-ingeschrevene, Antonio Tajani, Ralf Walter, Anne Elisabet Jensen, Nelly Maes, José Ribeiro e Castro, Marco Pannella, Jonathan Evans en Klaus Hänsch.

VOORZITTER: Ingo FRIEDRICH

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Salvador Garriga Polledo, Giorgio Napolitano, Reimer Böge, Anna Terrón i Cusí, Giorgos Katiforis, Roberto Antonione en Günther Verheugen.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

5.   Euromed (verklaringen gevolgd door een debat)

(verklaringen van de Raad en de Commissie): Euromed.

Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad) en Günther Verheugen (lid van de Commissie) leggen de verklaringen af.

Het woord wordt gevoerd door Francesco Fiori, namens de PPE-DE-Fractie, Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie, Joan Vallvé, namens de ELDR-Fractie, Yasmine Boudjenah, namens de GUE/NGL-Fractie, Miquel Mayol i Raynal, namens de Verts/ALE-Fractie, Gerardo Galeote Quecedo, Anna Terrón i Cusí, Carles-Alfred Gasòliba i Böhm, Jorge Salvador Hernández Mollar en Marie-Arlette Carlotti.

Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement, tot besluit van het debat:

Yasmine Boudjenah, Pedro Marset Campos en Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie, over de Euromediterrane Conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken in Napels, op 2 en 3 december 2003 (B5-0471/2003);

Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie, over de voorbereiding van de VIde bijeenkomst van Euromediterrane ministers van Buitenlandse Zaken in Napels op 2 en 3 december 2003 (B5-0475/2003);

Francesco Fiori, namens de PPE-DE-Fractie, over de voorbereiding van de VIde bijeenkomst van Euromediterrane ministers van Buitenlandse Zaken in Napels op 2 en 3 december 2003 (B5-0481/2003);

Alima Boumediene-Thiery, Hélène Flautre, Monica Frassoni en Yves Piétrasanta, namens de Verts/ALEFractie, over de voorbereiding van de VIe bijeenkomst van euromediterrane ministers van Buitenlandse Zaken op 2 en 3 december 2003 in Napels (B5-0484/2003);

Joan Vallvé, namens de ELDR-Fractie, over Euromed (B5-0489/2003).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

VOORZITTER: Gérard ONESTA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Miquel Mayol i Raynal die verklaard dat zij moeite heeft gehad om een perszaal te reserveren (De Voorzitter ontneemt haar het woord en raadt haar aan zich tot de quaestoren te wenden).

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

6.   Schending van de rechten van de vrouw (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over de schending van de rechten van de vrouw en de internationale betrekkingen van de EU (2002/2286(INI)) — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen.

Rapporteur: Miet Smet (A5-0334/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

Het woord wordt gevoerd door Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, namens de PPE-DE-Fractie, om te verzoeken de stemming over dit verslag uit te stellen vanwege de late vertaling van bepaalde onderdelen van de ontwerpresolutie, waardoor het onmogelijk was amendementen in te dienen, en Anna Karamanou, namens de Commissie FEMM, over dit verzoek.

Bij ES (186 vóór, 240 tegen, 15 onthoudingen) verwerpt het Parlement het verzoek.

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0497)

7.   Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III (stemming)

Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003 — 2001/0257(COD)) — Delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité.

Rapporteur: Giorgio Lisi (A5-0365/2003)

(Gewone meerderheid voor goedkeuring ervan)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

GEMEENSCHAPPELIJKE ONTWERPTEKST

Aangenomen (P5_TA(2003)0498)

In het kader van de stemming:

wees de rapporteur erop dat voor het eerste deel van bijlage 1 moest worden uitgegaan van de Engelse tekst.

8.   Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 — C5-0218/2003 — 2003/0089(COD)) — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme.

Rapporteur: Rosa Miguélez Ramos (A5-0385/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0499)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0499)

9.   Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (COM(2003) 63 — C5-0058/2003 — 2003/0032(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Reino Paasilinna (A5-0353/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0500)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0500)

In het kader van de stemming:

voerde de rapporteur het woord over de intrekking van bepaalde amendementen van de Commissie ITRE.

*

* *

De Voorzitter stelt voor om stemming over de verslagen Blokland (A5-0391/2003) en Liese (A5-0369/2003), die naar verwachting lang zullen duren, uit te stellen tot na de plechtige vergadering.

Het Parlement hecht zijn goedkeuring aan dit voorstel.

10.   Continuïteit van de voorziening met aardolieproducten *** I (eindstemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende coördinatie van de maatregelen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening met aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0448/2002 — 2002/0219(COD)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Hans Karlsson (A5-0297/2003).

(Dit verslag was overeenkomstig artikel 68, lid 1 van het Reglement terugverwezen naar: de commissie

(punt 14 van de notulen van 23 september 2003)).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0501)

Het woord wordt gevoerd door Günther Verheugen (lid van de Commissie).

11.   Kankerscreening * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 — C5-0322/2003 — 2003/0093(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Antonio Mussa (A5-0381/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0502)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0502)

12.   Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 — C5-0027/2003 — 2002/0297(CNS)) — Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.

Rapporteur: Gordon J. Adam (A5-0386/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0503)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen(P5_TA(2003)0503)

Het woord wordt gevoerd door de rapporteur.

13.   Welkomstwoord

De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement de door haar voorzitster, mevrouw Naomi Blumenthal, geleide delegatie van de Knesset voor de betrekkingen met het Europees Parlement, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

14.   In opslag houden van minimumvoorraden van ruwe aardolie en/of aardolieproducten * (eindstemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende intrekking van Richtlijnen 68/414/EEG en 98/93/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, alsmede Richtlijn 73/238/EEG van de Raad betreffende de maatregelen ter vermindering van de gevolgen van moeilijkheden bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0489/2002 — 2002/0221(CNS) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Hans Karlsson (A5-0293/2003).

(Dit verslag was overeenkomstig artikel 68, lid 1 van het Reglement terugverwezen naar: de commissie

(punt 15 van de notulen van 23 september 2003)).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0504)

Het woord wordt gevoerd door Giles Bryan Chichester die om een precisering van de stemming vraagt.

*

* *

(Van 12.00 uur tot 12.35 uur komt het Parlement, onder voorzitterschap van Pat Cox, in plechtige vergadering bijeen ter gelegenheid van het bezoek van de President van de Republiek Ierland, Mary McAleese.)

*

* *

15.   Overbrenging van afvalstoffen *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 — C5-0365/2003 — 2003/0139(COD)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0391/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0505)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0505)

16.   Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: „Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte” (2002-2006) (COM(2003) 390 — C5-0349/2003 — 2003/0151(CNS)) — Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie.

Rapporteur: Peter Liese (A5-0369/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0506)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen(P5_TA(2003)0506)

In het kader van de stemming:

wees de rapporteur erop dat bepaalde taalversies, en met name de Spaanse versie, van amendement 24 niet juist waren en dat moest worden uitgegaan van de Engelse versie;

vroeg de rapporteur vóór de eindstemming over het Commissievoorstel om verwerping hiervan.

17.   Thematische strategie inzake bodembescherming (stemming)

Verslag over de mededeling van de Commissie „Naar een thematische strategie inzake bodembescherming” (COM(2002) 179 — C5-0328/2002 — 2002/2172(COS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Cristina Gutiérrez-Cortines (A5-0354/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0507)

18.   Kaderrichtlijn afval (stemming)

Verslag over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 — C5-0409/2003 — 2003/2124(INI)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid.

Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0394/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0508)

19.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

Mondelinge stemverklaringen:

Verslag Miguélez Ramos — A5-0385/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Lisi — A5-0365/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Paasilinna — A5-0353/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Mussa — A5-0381/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Adam — A5-0386/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Blokland — A5-0391/2003

Carlo Fatuzzo

Verslag Liese — A5-0369/2003

Seán Ó Neachtain, Patricia McKenna, Linda McAvan, Daniela Raschhofer en Bernd Posselt

Verslag Gutiérrez-Cortines — A5-0354/2003

Carlo Fatuzzo

Rapport Blokland — A5-0394/2003

Carlo Fatuzzo

20.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Verslag Miguélez Ramos — A5-0385/2003

amendement 44S

vóór: Marjo Matikainen-Kallström

tegen: Paul Rübig

amendement 45vóór: Marjo Matikainen-Kallström

Verslag Blokland — A5-0391/2003

amendement 114

vóór: Johanna L.A. Boogerd-Quaak, Georges Berthu en Fodé Sylla

amendement 115

vóór: Fodé Sylla, Diana Wallis

tegen: Colette Flesch

amendement 116

vóór: Fodé Sylla

tegen: Frédérique Ries

amendement 117

vóór: Fodé Sylla

tegen: Frédérique Ries

amendement 121

vóór: Fodé Sylla en Mauro Nobilia

amendement 83/rev.vóór: Fodé Sylla

Verslag Liese — A5-0369/2003

gelijkluidende amendementen 35, 53

tegen: Jacques F. Poos, Eurig Wyn en Luisa Morgantini

gelijkluidende amendementen 34, 52

vóór: Lone Dybkjær

tegen: Alonso José Puerta

gelijkluidende amendementen 26/rev., 44

tegen: Eurig Wyn

amendement 55

tegen: Eurig Wyn

amendement 64

tegen: Eurig Wyn

amendement 25

tegen: Eurig Wyn

amendement 10

vóór: Eurig Wyn, Carlos Carnero González en Giovanni Pittella, Richard Corbett

tegen: Marie-Thérèse Hermange

amendement 18, derde deel

vóór: Avril Doyle

amendement 18, 4de deel

tegen: Elisabeth Schroedter

gelijkluidende amendementen 27, 37, 45

vóór: Othmar Karas

gelijkluidende amendementen 28S, 46S, 60S

vóór: Concepció Ferrer

tegen: Glyn Ford, Othmar Karas en Piia-Noora Kauppi

gewijzigd voorstel

vóór: Bart Staes

tegen: Cristina Gutiérrez-Cortines, María Antonia Avilés Perea, Salvador Garriga Polledo

onthouding: Françoise de Veyrinas

wetgevingsresolutie

gelijkluidende amendementen 36, 54

tegen: Piia-Noora Kauppi, Othmar Karas en Avril Doyle

resolutie (geheel)

vóór: Proinsias De Rossa

tegen: Harlem Désir, Marie-Thérèse Hermange, Monica Frassoni, Cristina Gutiérrez-Cortines, María Antonia Avilés Perea, Salvador Garriga Polledo en Johannes Voggenhuber

onthouding: Françoise de Veyrinas

EINDE VAN DE STEMMINGEN

(De vergadering wordt om 13.30 uur onderbroken en om 15.05 uur hervat.)

VOORZITTER: James L.C. PROVAN

Ondervoorzitter

21.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

22.   Resultaat van de Top EU/Rusland (verklaringen gevolgd door een debat)

Verklaringen van de Raad en de Commissie: Resultaat van de Top EU/Rusland

Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad) en Günther Verheugen (lid van de Commissie) leggen de verklaringen af.

Het woord wordt gevoerd door Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie, Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie, Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie, Sylviane H. Ainardi, namens de GUE/NGLFractie, Daniel Marc Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie, Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie, Mario Borghezio, niet-ingeschrevene, Antonio Tajani, Giovanni Claudio Fava, Hans Modrow, Olivier Dupuis, Arie M. Oostlander, Bernd Posselt en Roberto Antonione.

Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement, tot besluit van het debat:

Ilkka Suominen, Arie M. Oostlander en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie, over de twaalfde top EU-Rusland op 6 november 2003 in Rome (B5-0479/2003),

Enrique Barón Crespo, Reino Paasilinna en Giovanni Claudio Fava, namens de PSE-Fractie, over de twaalfde top EU-Rusland op 6 november 2003 in Rome (B5-0483/2003),

Daniel Marc Cohn-Bendit, Monica Frassoni, Elisabeth Schroedter en Bart Staes, namens de Verts/ALEFractie, over de resultaten van de top EU-Rusland van 16 november 2003 te Rome (B5-0485/2003),

Ole Andreasen, Astrid Thors en Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie, over het resultaat van de 12e Top EU-Rusland (Rome, 6 november 2003) (B5-0486/2003),

Francis Wurtz, Pernille Frahm en Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie, over de EU-Russische top van 6 november in Rome (B5-0487/2003),

Charles Pasqua, Cristiana Muscardini en Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie, over de twaalfde top EU-Rusland op 6 november 2003 in Rome (B5-0488/2003).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

23.   Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (debat)

Verslag over de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (COM(2003) 104 — 2003/2018(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid.

Rapporteur: Pasqualina Napoletano (A5-0378/2003)

Pasqualina Napoletano leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad).

Het woord wordt gevoerd door Günther Verheugen (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Reimer Böge (rapporteur voor advies van de Commissie BUDG) en Michael Gahler, namens de PPE-DE-Fractie.

VOORZITTER: David W. MARTIN

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie, Joan Vallvé, namens de ELDR-Fractie, Alexandros Alavanos, namens de GUE/NGL-Fractie, Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie, Philip Claeys, niet-ingeschrevene, Jas Gawronski, Johannes (Hannes) Swoboda, Paavo Väyrynen, Elmar Brok, Ulpu Iivari, Charles Tannock, Ioannis Souladakis, Per-Arne Arvidsson, Jo Leinen, Carlos Carnero González, Proinsias De Rossa, Reino Paasilinna en Günther Verheugen.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

24.   Noordelijke dimensie (verklaringen gevolgd door een debat)

Verklaringen van de Raad en de Commissie: Noordelijke dimensie

Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad) en Günther Verheugen (lid van de Commissie) leggen de verklaringen af.

Het woord wordt gevoerd door Ilkka Suominen, namens de PPE-DE-Fractie, Riitta Myller, namens de PSEFractie, Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie, Esko Olavi Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie, Matti Wuori, namens de Verts/ALE-Fractie, Diana Wallis en Günther Verheugen.

Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 2 van het Reglement, tot besluit van het debat:

Esko Olavi Seppänen, Pernille Frahm, Marianne Eriksson en André Brie, namens de GUE/NGL-Fractie, over de noordelijke dimensie (B5-0472/2003),

Reino Paasilinna, Riitta Myller en Ulpu Iivari, namens de PSE-Fractie, over het tweede actieplan voor de noordelijke dimensie, 2004-2006 (B5-0473/2003),

Diana Wallis en Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie en Matti Wuori en Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie, over het actieplan voor de noordelijke dimensie (B5-0474/2003),

Mogens N.J. Camre, namens de UEN-Fractie, over de noordelijke dimensie — een nieuw actieplan 2004-2006 (B5-0477/2003),

Ilkka Suominen en Arie M. Oostlander, namens de PPE-DE-Fractie, over het tweede actieplan voor de noordelijke dimensie, 2004-2006 (B5-0480/2003)

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

(In afwachting van het vragenuur wordt de vergadering om 17.40 uur onderbroken en om 18.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

25.   Vragenuur (vragen aan de Raad)

Het Parlement behandelt een reeks vragen aan de Raad (B5-0414/2003).

Vraag 1 van Alexandros Alavanos: Ontwerpbesluit van de Raad en vrijheden van de burgers.

Roberto Antonione (fungerend voorzitter van de Raad) beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Alexandros Alavanos.

Vraag 2 van Maurizio Turco: Eurojust.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag

Het woord wordt gevoerd door Marco Cappato (ter vervanging van de auteur).

Vraag 3 van Miguel Angel Martínez Martínez: Mensenrechten Cubaanse gevangenen in de Verenigde Staten.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Miguel Angel Martínez Martínez.

Het woord wordt gevoerd door Pedro Marset Campos.

Vraag 4 van Sarah Ludford: Het Internationaal Strafhof en Guantanamo Bay.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Ole Andreasen (ter vervanging van de auteur).

Vraag 5 van Camilo Nogueira Román: De situatie in Palestina en Israël: de crisis van de routekaart.

Vraag 6 van Rodi Kratsa-Tsagaropoulou: Overeenkomst van Genève.

Roberto Antonione beantwoordt de vragen alsmede de aanvullende vragen van Juan Manuel Ferrández Lezaun (ter vervanging van de auteur) en Rodi Kratsa-Tsagaropoulou.

Vraag 7 van Josu Ortuondo Larrea: Overheidssubsidies voor vernieuwing van de visserijvloot.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag.

Het woord wordt gevoerd door Josu Ortuondo Larrea.

Vraag 8 van Eurig Wyn: Gevangenisstraffen zonder proces in Frankrijk.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Eurig Wyn en Patricia McKenna.

Het woord wordt gevoerd door Josu Ortuondo Larrea.

Vraag 9 van Patricia McKenna: Conflict in Tsjetsjenië.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag.

Het woord wordt gevoerd door Patricia McKenna.

Vraag 10 van Linda McAvan: Brandbeveiliging in hotels.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Linda McAvan.

Vraag 11 van Lennart Sacrédeus: „EU als christelijke club”.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede de aanvullende vragen van Lennart Sacrédeus, Paul Rübig en Bernd Posselt.

Vraag 12 van Manuel Medina Ortega: Nieuwe regering Bolivia.

Roberto Antonione beantwoordt de vraag alsmede een aanvullende vraag van Manuel Medina Ortega.

De Voorzitter wijst erop dat de fungerend voorzitter van de Raad slechts tot 19.00 uur kan blijven, hoewel de Conferentie van voorzitters had besloten de oorspronkelijk voor het vragenuur geplande tijd, d.w.z. tot 19.30 uur, te handhaven. Hij verklaart dat het Bureau zich vandaag gaat buigen over de kwestie van het tijdstip voor het vragenuur.

Het woord wordt gevoerd door Bernd Posselt, die voorstelt het vragenuur weer tijdens de nachtzittingen te houden (de Voorzitter antwoordt dat hij die suggestie zal doorgeven aan het Bureau), María Izquierdo Rojo, die het vertrek van de Raad betreurt en erop aandringt een aanvullende vraag bij vraag 17 te mogen stellen (de Voorzitter ontneemt haar het woord), Miquel Mayol i Raynal, die zich aansluit bij de woorden van beide voorgaande sprekers, en Paul Rübig, die voorstelt statistieken op te maken met betrekking tot de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Raad bij de plenaire vergaderingen tijdens het laatste Raadsvoorzitterschap (de Voorzitter neemt kennis van zijn suggestie).

De vragen die wegens tijdgebrek niet aan de orde zijn gekomen, zullen schriftelijk worden beantwoord.

Het vragenuur aan de Raad wordt gesloten.

(De vergadering wordt om 19.05 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Joan COLOM I NAVAL

Ondervoorzitter

26.   Samenstelling van de Tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee

De Conferentie van voorzitters heeft de ledenlijst van de Tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee opgesteld (zie bijlage 2).

Termijn voor de indiening van amendementen: donderdag, 10.00 uur.

Stemming:donderdag, 12.00 uur

27.   Verzoek om raadpleging van het Economische en Sociaal Comité

De Voorzitter deelt mee dat hij een schrijven heeft ontvangen van de Commissie CULT waarin deze overeenkomstig artikel 52 van het Reglement verzoekt om raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité over „De sociale dimensie van cultuur”.

Dit verzoek om raadpleging zal morgen om 12.00 uur in stemming worden gebracht.

28.   Europees defensiematerieel (debat)

Tweede verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over Europese defensie — Industriële en marktvraagstukken — Naar een EU-beleid voor defensiematerieel (COM(2003) 113 — 2003/2096(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid.

Rapporteur: Luís Queiró (A5-0370/2003)

Luís Queiró leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door António Vitorino (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Philippe Morillon, namens de PPE-DE-Fractie, Catherine Lalumière, namens de PSE-Fractie, Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie, Georges Berthu, niet-ingeschrevene, Geoffrey Van Orden, Richard Howitt, Marco Cappato, Stockton, Luís Queiró, over de woorden van Patricia McKenna, en António Vitorino.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

29.   Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (debat)

Verslag over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa: Tweede jaarverslag (COM(2003) 139 — 2003/2094(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid.

Rapporteur: Joost Lagendijk (A5-0397/2003).

Joost Lagendijk leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door António Vitorino (lid van de Commissie).

VOORZITTER: Catherine LALUMIÈRE

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Myrsini Zorba (rapporteur voor advies van de Commissie ITRE), Doris Pack, namens de PPE-DE-Fractie, Johannes (Hannes) Swoboda, namens de PSE-Fractie, Joan Vallvé, namens de ELDR-Fractie, Pedro Marset Campos, namens de GUE/NGL-Fractie, Bastiaan Belder, namens de EDDFractie, Christos Zacharakis, Ioannis Souladakis en Richard Howitt.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

30.   Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (debat)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) (COM(2003) 389 — C5-0325/2003 — 2003/0143(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid.

Rapporteur: Johannes (Hannes) Swoboda (A5-0390/2003).

Het woord wordt gevoerd door António Vitorino (lid van de Commissie).

Johannes (Hannes) Swoboda leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Ursula Stenzel, namens de PPE-DE-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

31.   Schengen-informatiesysteem (SIS II) (debat)

Verslag over de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) (2003/2180(INI)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken.

Rapporteur: Carlos Coelho (A5-0398/2003).

Carlos Coelho leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door António Vitorino (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Giacomo Santini, namens de PPE-DE-Fractie, Sérgio Sousa Pinto, namens de PSE-Fractie, Ole Krarup, namens de GUE/NGL-Fractie, Marco Cappato, niet-ingeschrevene, Chantal Cauquil, Ilka Schröder en António Vitorino.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: donderdag, 12.00 uur

32.   Top EU/Canada (Ottawa, 17 december 2003) (verklaring gevolgd door een debat)

Verklaring van de Commissie: Top EU/Canada (Ottawa, 17 december 2003).

António Vitorino (lid van de Commissie) legt de verklaring af.

Het woord wordt gevoerd door Jürgen Schröder, namens de PPE-DE-Fractie, David W. Martin, namens de PSE-Fractie, en Graham R. Watson, namens de ELDR-Fractie.

Het debat wordt gesloten.

33.   Agenda van de volgende vergadering

De agenda voor de vergadering van morgen is vastgesteld (PE 337.907/OJJE).

34.   Sluiting van de vergadering

De vergadering wordt om 23.30 uur gesloten.

Julian Priestley

Ondervoorzitter

Alejo Vidal-Quadras Roca

Secretaris-generaal


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Abitbol, Adam, Nuala Ahern, Ainardi, Alavanos, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andrews, Andria, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Balfe, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Belder, Berend, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Bergaz Conesa, Berger, Berlato, Bernié, Berthu, Beysen, Bigliardo, Blak, Blokland, Bodrato, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, Borghezio, Boudjenah, Boumediene-Thiery, Bourlanges, Bouwman, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Breyer, Brok, Brunetta, Buitenweg, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Calò, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Cardoso, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Caudron, Cauquil, Cederschiöld, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Chichester, Claeys, Clegg, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Corrie, Raffaele Costa, Coûteaux, Cox, Crowley, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, Della Vedova, De Mita, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Díez González, Di Lello Finuoli, Dillen, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Doorn, Dover, Doyle, Dührkop Dührkop, Duff, Duhamel, Dupuis, Dybkjær, Ebner, Echerer, El Khadraoui, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Jonathan Evans, Robert J.E. Evans, Färm, Fatuzzo, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferrández Lezaun, Ferreira, Ferrer, Ferri, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flemming, Flesch, Folias, Ford, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Galeote Quecedo, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, de Gaulle, Gawronski, Gebhardt, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Gobbo, Goebbels, Goepel, Gollnisch, Gomolka, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Gouveia, Graefe zu Baringdorf, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hänsch, Hager, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herzog, Hieronymi, Hoff, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, Hughes, Huhne, van Hulten, Hume, Hyland, Iivari, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Jensen, Jöns, Jonckheer, Jové Peres, Junker, Karamanou, Karas, Karlsson, Kastler, Katiforis, Kaufmann, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Kreissl-Dörfler, Kronberger, Kuhne, Kuntz, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lavarra, Lechner, Lehne, Leinen, Linkohr, Lisi, Lombardo, Ludford, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McMillan-Scott, McNally, Maes, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Marchiani, Marinho, Marini, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martinez, Martínez Martínez, Mastella, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Mayol i Raynal, Medina Ortega, Meijer, Méndez de Vigo, Menéndez del Valle, Mennea, Mennitti, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Morgan, Morgantini, Morillon, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Musotto, Mussa, Myller, Naïr, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Nisticò, Nobilia, Nogueira Román, Nordmann, Ojeda Sanz, Olsson, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, O'Toole, Paasilinna, Pacheco Pereira, Pack, Pannella, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Pérez Royo, Perry, Pesälä, Pex, Piecyk, Piétrasanta, Pirker, Pittella, Plooij-van Gorsel, Podestà, Poettering, Pohjamo, Poignant, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Procacci, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Randzio-Plath, Rapkay, Raschhofer, Raymond, Read, Redondo Jiménez, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rocard, Rod, Rodríguez Ramos, de Roo, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Rübig, Rühle, Ruffolo, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandberg-Fries, Sandbæk, Sanders-ten Holte, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scallon, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Segni, Seppänen, Sjöstedt, Skinner, Smet, Soares, Sörensen, Sommer, Sornosa Martínez, Souchet, Souladakis, Sousa Pinto, Speroni, Staes, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stirbois, Stockmann, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sylla, Sørensen, Tajani, Tannock, Terrón i Cusí, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titford, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Turchi, Turco, Turmes, Twinn, Vachetta, Väyrynen, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Valenciano Martínez-Orozco, Vallvé, Van Hecke, Van Lancker, Van Orden, Varaut, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vinci, Virrankoski, Vlasto, Voggenhuber, Volcic, Wachtmeister, Wallis, Walter, Watson, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Wuori, Wurtz, Wyn, Wynn, Zacharakis, Zappalà, Zimeray, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.

Observateurs

Bagó Zoltán, Balsai István, Bastys Mindaugas, Bekasovs Martijans, Beneš Miroslav, Beňová Monika, Bonnici Josef, Christodoulidis Doros, Chronowski Andrzej, Chrzanowski Zbigniew, Ciemniak Grażyna, Cilevičs Boriss, Cybulski Zygmunt, Demetriou Panayiotis, Didžiokas Gintaras, Fazakas Szabolcs, Filipek Krzysztof, Frendo Michael, Gałażewski Andrzej, Gawłowski Andrzej, Giertych Maciej, Grabowska Genowefa, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Grzyb Andrzej, Gyürk András, Heriban Jozef, Holáň Vilém, Jaskiernia Jerzy, Kāposts Andis, Kelemen András, Kiršteins Aleksandrs, Klich Bogdan, Kłopotek Eugeniusz, Klukowski Wacław, Kolář Robert, Konečná Kateřina, Kósa Kovács Magda, Kowalska Bronisława, Kozlík Sergej, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kuzmickas Kęstutis, Kvietkauskas Vytautas, Landsbergis Vytautas, Lepper Andrzej, Libicki Marcin, Lisak Janusz, Lydeka Arminas, Łyżwiński Stanisław, Macierewicz Antoni, Maldeikis Eugenijus, Mallotová Helena, Manninger Jenő, Maštálka Jiří, Matsakis Marios, Mavrou Eleni, Őry Csaba, Palečková Alena, Pasternak Agnieszka, Pęczak Andrzej, Pieniążek Jerzy, Pīks Rihards, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Protasiewicz Jacek, Pusz Sylwia, Rutkowski Krzysztof, Ševc Jozef, Siekierski Czesław, Surján László, Szczygło Aleksander, Szent-Iványi István, Tabajdi Csaba, Tomaka Jan, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Valys Antanas, Vareikis Egidijus, Vastagh Pál, Vella George, Vėsaitė Birutė, Widuch Marek, Wikiński Marek, Wiśniowska Genowefa, Wittbrodt Edmund, Wojciechowski Janusz, Záborská Anna, Żenkiewicz Marian, Žiak Rudolf.


BIJLAGE I

CT4

Comisión Temporal sobre el Refuerzo de la Seguridad Marítima

Midlertidigt Udvalg om ØgetSikkerhed til Søs

Nichtständiger Ausschuss für die Verbesserung der Sicherheit auf See

Προσωρινή επιτροπή για τη βελτίωση της ασφάλειας στη θάλασσα

Temporary committee on improving safety at sea

Commission temporaire sur le renforcement de la sécurité maritime

Commissione temporanea sul rafforzamento della sicurezza marittima

Tijdelijke commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee

Comissão temporária para o aumento da segurança no mar

Meriturvallisuuden parantamista käsittelevä väliaikainen valiokunta

Tillfälligt utskott för ökad sjösäkerhet

(44 leden)

Leden titularis

PPE-DE

BRADBOURN Philip Charles

CARDOSO Raquel

CHICHESTER Giles Bryan

FOSTER Jacqueline

GARCÍA-ORCOYEN TORMO Cristina

GROSSETÊTE Françoise

HATZIDAKIS Konstantinos

JARZEMBOWSKI Georg

LANGENHAGEN Brigitte

MARTIN Hugues

MUSOTTO Francesco

PÉREZ ÁLVAREZ Manuel

PEX Peter

RIPOLL Y MARTÍNEZ DE BEDOYA Carlos

ROVSING Christian Foldberg

VARELA SUANZES-CARPEGNA Daniel

VATANEN Ari

PSE

FAVA Giovanni Claudio

GILLIG Marie-Hélène

HEDKVIST PETERSEN Ewa

KARLSSON Hans

MASTORAKIS Emmanouil

MIGUÉLEZ RAMOS Rosa

MYLLER Riitta

PIECYK Wilhelm Ernst

POIGNANT Bernard

SAVARY Gilles

SCHEELE Karin

SIMPSON Brian

WIERSMA Jan Marinus

ELDR

MONSONÍS DOMINGO Enrique

STERCKX Dirk

THORS Astrid

VERMEER Herman

GUE/NGL

AINARDI Sylviane H.

BAKOPOULOS Emmanouil

BERGAZ CONESA María Luisa

Verts/ALE

ISLER BÉGUIN Marie Anne

NOGUEIRA ROMÁN Camilo

ORTUONDO LARREA Josu

UEN

ANDREWS Niall

EDD

ESCLOPÉ Alain

NI

GOROSTIAGA ATXALANDABASO Koldo

SOUCHET Dominique F.C.


BIJLAGE II

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

verworpen

vervallen

Ing.

ingetrokken

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (...,...,...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf/lid

art

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Schending van de rechten van de vrouw

Verslag: SMET (A5-0334/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

2.   Beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III

Verslag: LISI (A5-0365/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: gemeenschappelijke ontwerptekst

 

+

eenvoudige meerderheid

3.   Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I

Verslag: MIGUÉLEZ RAMOS (A5-0385/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-5

7-14

17-18

20-32

36-39

commissie

 

+

 

art 2

46

PSE

 

+

 

47

PSE

 

+

 

48

PSE

 

+

 

49

PSE

 

+

 

art 3, § 2, alinea 1)

44 S

ELDR

HS

68,425,7,

15

commissie

 

+

 

art 3, § 2, alinea 2)

45

ELDR

HS

71,433,6

16

commissie

 

+

 

art 3, § 3 en 4

50

PSE

 

+

 

51

PSE

 

+

 

art 3, § 5

52

PSE

 

+

 

art 3, na § 6

53

PSE

 

+

 

19

commissie

 

 

art 5, § 1

54

PSE

 

+

 

art 5, § 3

55

PSE

 

+

 

art 7, § 3

56

PSE

 

+

 

art 8, § 1, inleidende formule

57

PSE

 

+

 

art 8, § 2 en 4

58

PSE

 

+

 

59

PSE

 

+

 

60

PSE

 

+

 

art 9, § 2

61

PSE

 

+

 

33

commissie

 

 

art 10, § 2

34

commissie

 

 

62

PSE

 

+

 

art 10, § 3

35 S

commissie

 

 

63

PSE

 

+

 

art 10, § 6

64

PSE

 

+

 

art 10, § 7

41 S

ELDR

ES

+

300,216,2

art 11

65

PSE

 

+

 

42

ELDR

 

Ing.

 

art 12

43

ELDR

 

+

 

art 13

66

PSE

 

+

 

art 14

67

PSE

 

+

 

overw 15

40

ELDR

ES

+

304,210,1

6

commissie

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

ELDR: am 44, 45

Diversen

De ELDR-Fractie heeft amendement 42 ingetrokken.

4.   Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I

Verslag: PAASILINNA (A5-0353/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Comrpomisamendementen — Blok 1

54-92

94-121

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — Blok 2

11gew

12gew

17-18

§ 24

30-32

commissie

 

+

 

art 5, § 1

126

Verts/ALE + CAPPATO

 

 

 

93

commissie

 

+

 

art 25

53

PPE-DE

 

Ing.

 

rest

122

Verts/ALE + CAPPATO

 

 

 

123

Verts/ALE + CAPPATO

 

 

 

124

Verts/ALE + CAPPATO

 

 

 

125

Verts/ALE + CAPPATO

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

De Commissie ITRE heeft de volgende amendementen ingetrokken:

amendementen 1 t/m 10

amendement 11 (deel m.b.t. artikel 1, leden 2 en 3)

amendement 12 (deel m.b.t. artikel 1, leden 1 en 2)

amendementen 13 t/m 16

amendementen 19 t/m 23

amendementen 25 t/m 29

amendementen 33 t/m 52

Zij heeft een reeks compromisamendementen ingediend (amendementen 54 t/m 121).

Diversen

De PPE-DE-Fractie heeft haar amendement 53 ingetrokken (amendement 121 is bijgevolg in blok 1 in stemming gebracht).

5.   Continuïteit van de voorziening met aardolieproducten *** I

Verslag: KARLSSON (A5-0297/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: wetgevingsresolutie

ES

+

367, 151, 6

6.   Kankerscreening *

Verslag: MUSSA (A5-0381/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1

4-5

7-14

16-32

commissie

 

+

 

bijlage

33

commissie

ES

+

514, 0, 4

34

PPE-DE

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

HS

+

528, 0, 6

De amendementen 2, 3, 6 en 15 betreffen niet alle taalversies en zijn bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement)

Verzoeken om hoofdelijke stemming

UEN: eindstemming

7.   Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten *

Verslag: ADAM (A5-0386/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-11

13-37

39-40

commissie

 

+

 

bijlage, afdeling C

41

PPE-DE

 

+

 

38

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

HS

+

516, 6, 9

Amendement 12 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement)

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

8.   In opslag houden van minimumvoorraden van ruwe aardolie en/of aardolieproducten *

Verslag: KARLSSON (A5-0293/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

9.   Overbrenging van afvalstoffen *** I

Verslag: BLOKLAND (A5-0391/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

2-4

7-8

12

15

19

22

24

28-31

33

35

38

40

42

47-48

50-52

54-59

61-65

68

71-75

77

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

1

commissie

as

+

 

5

commissie

as

+

 

6

commissie

as

+

 

9

commissie

ES

+

255, 170, 4

10

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

11

commissie

as

+

 

13

commissie

as

+

 

14

commissie

as

+

 

17

commissie

as

+

 

18

commissie

as

+

 

32

commissie

as

+

 

34

commissie

as

+

 

37

commissie

as

+

 

39

commissie

ES

+

267,208,10

41

commissie

as

+

 

44

commissie

as

+

 

45

commissie

as

+

 

49

commissie

as

+

 

53

commissie

as

+

 

66

commissie

as

+

 

69

commissie

as

+

 

70

commissie

as

+

 

76

commissie

as

+

 

voorlopige handelingen tot nuttige toepassing of verwijdering

21

26

27

85/rev S + 91/rev S

commissie

commissie

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

as

as

as

+

+

+

+

 

art 1, na § 6

112

Verts + BLOKLAND

 

+

 

art 2, punt 15

92/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

 

+

 

art 2, punt 17

113

Verts/ALE

 

+

 

 

93

PPE-DE

 

 

art 3, § 1

79

PSE

 

+

 

 

16

commissie

 

 

art 3, § 4

94

PPE-DE

 

 

art 3, § 5

114

Verts/ALE

HS

92,424,10

 

20

commissie

 

+

 

art 4, § 4

95

PPE-DE

ES

239, 276, 7

art 4, § 5

84/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

ES

+

276, 232, 4

art 5, punt 1

126

EDD

 

+

 

23

commissie

 

 

art 5, punt 5

96

PPE-DE

ES

+

281, 239, 6

art 5, na § 5

122

EDD

 

+

 

 

25

commissie

 

 

art 7, § 2

97

PPE-DE

 

+

 

art 10, § 1

98

PPE-DE

 

 

art 10, § 4 en daarna § 5

86/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

ES

+

279, 242, 3

87/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

 

+

 

88/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

 

+

 

art 12, § 1, voor alinea a)

115

Verts + BLOKLAND

HS

+

309, 212, 10

art 12, § 1, na alinea d) ( huishoudelijk afval)

80

PSE

 

+

 

36

commissie

 

 

art 13, § 1, voor alinea a)

116

Verts + BLOKLAND

HS

+

308,205,11

117

Verts + BLOKLAND

HS

+

273, 238, 12

art 13, § 1, na alinea d) ( huishoudelijk afval)

81

PSE

 

+

 

43

commissie

 

 

art 13, § 1, na alinea d) (calorische waarde)

120

Verts/ALE

 

 

124

EDD + Verts/ALE

ES

227, 286, 5

art 13, § 1, na alinea d) (nuttig gebruik)

90/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

 

 

118

Verts/ALE

 

 

123

EDD

so

 

 

1

 

2

 

art 13, § 1, na alinea d) (eindproduct)

89/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

 

 

art 13, § 1, alinea e)

119

Verts/ALE

 

 

82

PSE

so

 

 

1

+

 

2

 

46

commissie

so

 

 

1

+

 

2

 

art 14, na § 7

99

PPE-DE

 

+

 

na art 14

125

EDD

ES

237, 273, 11

60

commissie

ES

+

280, 232, 2

art 17, § 1, alinea c)

100

PPE-DE

 

+

 

art 19, § 2

105

PPE-DE

 

+

 

art 28

101

PPE-DE

 

+

 

art 30

102

PPE-DE

 

 

art 45, na § 3

121

Verts + BLOKLAND

HS

+

295, 213, 25

art 61

103

PPE-DE

 

+

 

art 62

104 S

PPE-DE

 

 

67

commissie

 

+

 

bijlage 3

78 =

106 =

PSE

PPE-DE

 

+

 

overw 1

83/rev

EDD + GUE + Verts + FLEMMING

HS

+

286,236,17

na overw 8

107

Verts + BLOKLAND

 

+

 

108

Verts + BLOKLAND

 

+

 

110

Verts + BLOKLAND

 

+

 

overw 9

109

Verts + BLOKLAND

 

+

 

na overw 32

111

Verts + BLOKLAND

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

ES

+

301,207,14

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 10

1ste deel: tekst zonder de cijfers (artikelen) „21, 30, 33”

2de deel: deze cijfers

Verts/ALE

am 82

1ste deel: het schrappen van de woorden „economische en/of”

2de deel: deze schrapping

am 46

1ste deel: het schrappen van de woorden „economische en/of”

2de deel: deze schrapping

EDD, Verts/ALE

am 123

1ste deel: d) quinquies) dat er minder dan 50% van het betreffende afval nuttig toegapst wordt

2de deel: rest

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 114, 115, 116, 117, 121, 83

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 1, 6, 13, 14, 17, 18, 32, 34, 37, 39, 41, 44, 45, 49, 53, 66, 69, 70

PSE: am 9, 11, 13, 14, 21, 26, 27, 34, 41

ELDR: am 9

Verts/ALE am 5, 76

EDD: am 5

10.   Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) *

Verslag: LIESE (A5-0369/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

voorstel tot verwerping

35 =

53 =

UEN

EDD

HS

90, 444, 6

bijlage 1, punt 1.1, §§ 18 t/m 22

34 =

52 =

UEN

EDD

HS

196, 321, 20

26/rev =

44 =

PPE-DE

GARGANI ea

HS

187, 334, 16

55

EDD

HS

194, 332, 15

bijlage 1, punt 1.1, § 18, inleidend gedeelte

24

PPE-DE

so/HS

 

 

1

237, 295, 8

2

196, 338, 7

bijlage, punt 1.1, § 18, alinea b)

64

EDD ea

HS

206, 316, 14

25

PPE-DE

HS

231, 296, 11

10

commissie

HS

+

291, 235, 12

68

BOWE ea

 

 

bijlage, punt 1.1, § 18, alinea d)

11 S

commissie

ES

251, 276, 3

65

EDD ea

HS

241,295,6

bijlage, punt 1.1, § 18, alinea e)

56

Verts/ALE

 

 

12

commissie

so

 

 

1

+

 

2/VE

254,256,5

bijlage, punt 1.1, § 18, alinea f)

13

commissie

 

+

 

66

EDD ea

 

 

bijlage, punt 1.1, § 18, alinea g)

14

commissie

 

+

 

57

Verts/ALE

 

 

bijlage 1, punt 1.1, rest § 18 en tot na § 20

15

commissie

as

+

 

16

commissie

ES

+

412, 116,2

17

commissie

as

+

 

18

commissie

so/HS

 

 

1

+

488,11,38

2

+

314,211,11

3

+

486,39,4

4

+

281,248,3

bijlage 1, punt 1.1, § 21

58

Verts/ALE

 

 

bijlage 1, punt 1.1, § 22

67

EDD ea

 

 

19

commissie

 

+

 

overw 4

1

commissie

so

 

 

1

+

 

2/VE

+

299,205,6

27 =

37 =

45 =

UEN

GARGANI ea

EDD

 

 

overw 5

28 S =

46 S =

60 S=

UEN

EDD

EDD ea

HS

112,419,11

38

GARGANI ea

 

 

2

commissie

ES

+

365,143,9

na overw 5

3

commissie

as

+

 

4

commissie

 

+

 

overw 6

29 =

47 =

UEN

EDD

HS

194,328,11

39

GARGANI ea

 

 

5

commissie

 

+

 

61

EDD ea

 

 

59

BOWE ea

 

 

na overw 6

6

commissie

 

+

 

7

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

overw 7

30 S =

48 S=

UEN

EDD

 

 

40

GARGANI ea

 

 

62

EDD ea

 

 

8

commissie

 

+

 

overw 8

31 S =

49 S=

UEN

EDD

 

 

41/rev

GARGANI ea

 

 

overw 9

32 S =

42 S =

50 S=

UEN

GARGANI ea

EDD

 

 

overw 10

33 S =

43 S =

51 S=

UEN

GARGANI ea

EDD

 

 

63

EDD ea

ES

237, 278, 7

na overw 10

9

commissie

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

HS

+

298, 214, 21

ontwerpwetgevingsresolutie

§ 2

36 =

54 =

UEN

EDD

HS

92, 425, 10

Stemming: wetgevingsresolutie

HS

+

300, 210, 19

De amendementen 20 en 23 zijn ingetrokken

Mevrouw MONTFORT heeft de amendementen 37 t/m 44, met inbegrip van amendement 41/rev, op persoonlijke titel ondertekend.

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 12

1ste deel: t/m „donoren zijn verkregen”

2de deel: rest

am 18

1ste deel: t/m „prioriteit”

2de deel: t/m „laboratoria aanwezig zijn”

3de deel: rest van de tekst zonder de woorden „of therapeutische”

4de deel: deze woorden

am 1

1ste deel: tekst zonder de woorden „menselijke embryo's en”

2de deel: deze woorden

am 7

1ste deel: t/m „therapeutische doeleinden”

2de deel: rest

Verts/ALE

am 24

1ste deel: t/m „niet gefinancierd”

2de deel: rest

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE am 34/52, 26rev/44, 55, 24, 64, 25, 10, gewijzigd voorstel, eindstemming

ELDR: am 10, 18 en eindstemming

GUE/NGL: am 26/rev., 10, 18

UEN: am 24, 25, 28, 29, 34, 35, 44, eindstemming

EDD: am 35/53, 34/52, 55, 64, 65, 36/54, gewijzigd voorstel

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 3, 16

ELDR: am 16

Verts/ALE: am 15, 18, 24

GUE/NGL: am 15, 16, 17, 18

UEN: am 7, 18

11.   Thematische strategie inzake bodembescherming

Verslag: GUTIÉRREZ-CORTINES (A5-0354/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

na § 2

1

PSE

 

+

 

§ 16

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2/VE

185, 212, 14

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

Verts/ALE

§ 16

1ste deel: tekst zonder het woord „nieuwe”

2de deel: rest

12.   Kaderrichtlijn afval

Verslag: BLOKLAND (A5-0394/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 13

§

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

§ 14

2

Verts/ALE

 

 

na § 17

1/rev

EDD + Verts + GUE + PSE

HS

212,215,9

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

§ 13

1ste deel: t/m „huishoudelijk afval”

2de deel: rest

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 1/rev.


BIJLAGE III

UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN

1.   Verslag Miguélez Ramos A5-0385/2003

Voor: 68

EDD: Abitbol, Bernié, Booth, Butel, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Watson

NI: Berthu, Borghezio, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Bébéar, Sacrédeus, Wijkman

UEN: Berlato, Camre, Marchiani, Pasqua, Ribeiro e Castro

Tegen: 425

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Mennea, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Descamps, Deva, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 7

ELDR: Boogerd-Quaak

NI: Della Vedova, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Stirbois

PPE-DE: Kauppi

2.   Verslag Miguélez Ramos A5-0385/2003

Voor: 71

EDD: Abitbol, Bernié, Booth, Butel, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Wallis, Watson

NI: Berthu, Borghezio, Garaud, Gobbo, de La Perriere, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Langenhagen, Sacrédeus

PSE: Ford, Hoff

UEN: Marchiani, Pasqua, Ribeiro e Castro

Verts/ALE: Breyer, Nogueira Román

Tegen: 433

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Mennea, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Boumediene-Thiery, Bouwman, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Frassoni, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 6

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Stirbois

3.   Verslag Mussa A5-0381/2003

Voor: 528

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Pannella, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Angelilli, Berlato, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 6

EDD: Booth, Coûteaux, Titford

GUE/NGL: Sjöstedt

NI: Cappato, Della Vedova

4.   Verslag Adam A5-0386/2003

Voor: 516

EDD: Abitbol, Belder, Bernié, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Fiebiger, Figueiredo, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Angelilli, Berlato, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Nogueira Román, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 6

EDD: Andersen, Bonde, Booth, Sandbæk, Titford

PPE-DE: Sacrédeus

Onthoudingen: 9

EDD: Coûteaux

GUE/NGL: Eriksson, Frahm

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Turco

5.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 92

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Vallvé

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Borghezio, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, Mennea, Raschhofer, Speroni

PPE-DE: Flemming, Karas, Oomen-Ruijten, Schierhuber, Stauner, Stenzel, Wijkman

PSE: Lund

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 424

EDD: Abitbol, Belder, Bernié, Blokland, Booth, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Farage, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Hager, Lang, de La Perriere, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Villiers, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Bigliardo, Camre, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Jonckheer, Lagendijk, Turmes

Onthoudingen: 10

NI: Berthu, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Souchet, Turco

PPE-DE: McMillan-Scott

PSE: Dehousse

6.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 309

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Flemming, Karas, Maat, Oomen-Ruijten, Rübig, Sacrédeus, Schierhuber, Stenzel

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Bigliardo, Camre, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 212

EDD: Booth, Farage, Titford

ELDR: André-Léonard, Dybkjær, Nordmann, Ries, Riis-Jørgensen, Sterckx, Van Hecke, Wallis, Watson

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

Onthoudingen: 10

ELDR: Manders

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Turco

PSE: Dehousse, Evans Robert J.E., Honeyball

7.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 308

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Flemming, Karas, Rübig, Sacrédeus, Schierhuber, Stenzel, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Bigliardo, Camre, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 205

EDD: Booth, Farage, Titford

ELDR: André-Léonard, Nordmann

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

Onthoudingen: 11

EDD: Mathieu, Raymond

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Turco

PSE: Evans Robert J.E., Honeyball, Moraes

8.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 273

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Boogerd-Quaak, De Clercq, Pesälä, Pohjamo

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Flemming, Karas, Rübig, Sacrédeus, Schierhuber, Stenzel, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Bigliardo, Camre, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 238

EDD: Booth, Farage, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Busk, Calò, Clegg, Davies, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Plooij-van Gorsel, Procacci, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lehne, Liese, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

Onthoudingen: 12

EDD: Mathieu, Raymond

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Turco

PSE: Evans Robert J.E., Honeyball, Moraes, Rodríguez Ramos

9.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 295

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Gobbo, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Ferri, Flemming, Podestà, Sacrédeus, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Bigliardo, Crowley, Hyland, Mussa, Ó Neachtain, Segni, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 213

EDD: Bernié, Booth, Butel, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

ELDR: André-Léonard, Flesch, Nordmann, Ries, Sterckx

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Whitehead

UEN: Nobilia, Queiró

Onthoudingen: 25

EDD: Abitbol, Coûteaux, Kuntz

NI: Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Pannella, Stirbois, Turco

PSE: Evans Robert J.E., Honeyball, Moraes

UEN: Camre, Marchiani, Muscardini, Pasqua, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

10.   Verslag Blokland A5-0391/2003

Voor: 286

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Raschhofer

PPE-DE: Ferri, Flemming, Liese, Oomen-Ruijten, Rübig, Sacrédeus, Schierhuber, Stenzel, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Lavarra, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 236

EDD: Abitbol, Bernié, Butel, Coûteaux, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: André-Léonard, Nordmann, Ries, Sterckx

NI: Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Glase, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Andrews, Angelilli, Berlato, Bigliardo, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 17

EDD: Booth, Farage, Titford

NI: Berthu, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gobbo, Pannella, Souchet, Speroni, Turco

PSE: Evans Robert J.E., Honeyball, Moraes

11.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 90

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

GUE/NGL: Fiebiger, Herzog, Kaufmann, Markov, Modrow, Morgantini

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Beazley, Deva, Dover, Evans Jonathan, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Heaton-Harris, Mauro, Mennitti, Montfort, Sacrédeus, Santini, Scallon, Vatanen

PSE: Hume, Poos

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Dhaene, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber

Tegen: 444

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marini, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Menrad, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Buitenweg, Hudghton, Jonckheer, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, de Roo, Sörensen, Staes, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 6

ELDR: Boogerd-Quaak

GUE/NGL: Vachetta

PPE-DE: Mombaur

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni

12.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 196

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Dybkjær, Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Dary, Fiebiger, Kaufmann, Manisco, Markov, Modrow, Puerta, Scarbonchi

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Nassauer, Niebler, Oostlander, Pack, Parish, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Stockton, Tajani, Theato, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 321

EDD: Andersen, Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Kauppi, Knolle, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Pomés Ruiz, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wijkman, Zabell, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, de Roo, Sörensen, Staes

Onthoudingen: 20

PPE-DE: Andria, Bradbourn, Cocilovo, Fernández Martín, Hannan, Jean-Pierre, Naranjo Escobar, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pastorelli, Schmitt, Sumberg, Tannock, Twinn

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni

13.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 187

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Pack, Parish, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Tajani, Theato, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 334

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Karas, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Perry, Pomés Ruiz, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wijkman, Zabell, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Frassoni, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Onthoudingen: 16

PPE-DE: Andria, Bradbourn, Cocilovo, Fernández Martín, Hannan, Nicholson, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Pastorelli, Pex, Stenzel, Tannock, Twinn

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit

14.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 194

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Cardoso, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Tajani, Theato, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 332

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Valdivielso de Cué, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wijkman, Zabell, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Onthoudingen: 15

ELDR: Gasòliba i Böhm

PPE-DE: Andria, Bradbourn, Cocilovo, Fernández Martín, Lombardo, Nicholson, Nisticò, Oomen-Ruijten, Schmitt, Tannock, Twinn

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni

15.    Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 237

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Calò, Gasòliba i Böhm, Procacci

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bowis, Bremmer, Brok, Brunetta, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, Cushnahan, De Mita, Deva, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Sumberg, Tajani, Tannock, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Ceyhun, Désir, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Martínez Martínez, Müller, Piecyk, Rothe, Schmid Gerhard, Stockmann, Walter, Weiler

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 295

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Bébéar, Bourlanges, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Elles, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Perry, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Onesta, de Roo, Sörensen, Staes

Onthoudingen: 8

PPE-DE: Bradbourn, Nicholson

PSE: Roth-Behrendt, Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Mayol i Raynal, Turmes

16.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 196

EDD: Belder, Bernié, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: Calò, Di Pietro, Gasòliba i Böhm, Lynne, Procacci

NI: Borghezio, Gobbo, Mennea, Speroni

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Descamps, Deva, Doyle, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Martin Hugues, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Stevenson, Sudre, Sumberg, Tajani, Tannock, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Ceyhun, Désir, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Haug, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Müller, Piecyk, Pittella, Rothe, Schmid Gerhard, Stockmann, Walter, Weiler

UEN: Mussa

Verts/ALE: Ahern, Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Jonckheer, Lagendijk, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Staes

Tegen: 338

EDD: Abitbol, Andersen, Bonde, Booth, Coûteaux, Farage, Kuntz, Sandbæk, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Pannella, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Turco, Varaut

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Bourlanges, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Deprez, De Veyrac, Doorn, Dover, Elles, Fiori, Folias, Foster, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Matikainen-Kallström, Mauro, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Provan, Purvis, Sacrédeus, Scallon, Smet, Stenmarck, Stockton, Sturdy, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 7

PPE-DE: Nicholson

PSE: Roth-Behrendt, Rothley

UEN: Muscardini

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Turmes

17.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 206

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Di Pietro, Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Sumberg, Tajani, Theato, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Désir, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Hume, Kreissl-Dörfler, Piecyk, Rothe, Schmid Gerhard

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Wuori, Wyn

Tegen: 316

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Procacci, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Menrad, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Pronk, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Staes, Voggenhuber

Onthoudingen: 14

EDD: Booth, Farage, Titford

PPE-DE: Bradbourn, Cocilovo, Deva, Heaton-Harris, Nicholson, Nisticò, Schmitt, Tannock, Twinn

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit

18.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 231

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Calò, Gasòliba i Böhm, Procacci

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bowis, Bremmer, Brok, Brunetta, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Sumberg, Tajani, Tannock, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Berger, Bösch, Ceyhun, Désir, Ettl, Gebhardt, Glante, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Leinen, Müller, Piecyk, Prets, Rothe, Scheele, Swoboda, Walter, Weiler

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 296

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Beazley, Bébéar, Bourlanges, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Perry, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Thyssen, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Onthoudingen: 11

EDD: Booth, Farage, Titford

PPE-DE: Bradbourn, Morillon, Nicholson, Pex

PSE: Roth-Behrendt, Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni

19.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 291

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Patakis, Puerta, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Ferri, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Musotto, Oomen-Ruijten, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Pronk, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Bowe, Carlotti, Casaca, Cashman, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Duhamel, El Khadraoui, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poos, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Tegen: 235

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Calò, Di Pietro, Gasòliba i Böhm, Procacci

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Naïr, Scarbonchi, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Costa Raffaele, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Tajani, Theato, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Berger, Bösch, van den Burg, Campos, Carnero González, Carrilho, Cercas, Ceyhun, Corbett, Désir, Dührkop Dührkop, Ettl, Gebhardt, Glante, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Leinen, Malliori, Müller, Piecyk, Pittella, Prets, Rothe, Scheele, Stockmann, Swoboda, Walter, Weiler, Zimeray

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Onthoudingen: 12

PPE-DE: Callanan, Cocilovo, Lombardo, Marques, Nicholson, Nisticò, Tannock, Twinn

PSE: Roth-Behrendt, Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni

20.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 241

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Coûteaux, van Dam, Kuntz, Sandbæk

ELDR: Calò, Di Pietro, Gasòliba i Böhm, Procacci

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, Daul, De Mita, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marini, Marques, Martens, Martin Hugues, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stevenson, Stockton, Sudre, Sumberg, Tajani, Tannock, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: van den Burg, Ceyhun, Désir, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Lange, Müller, Piecyk, Rothe, Stockmann, Weiler

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Segni, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Wuori

Tegen: 295

EDD: Bernié, Booth, Butel, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Deprez, Dover, Doyle, Elles, Fiori, Folias, Foster, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Kauppi, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Perry, Pomés Ruiz, Provan, Purvis, Scallon, Smet, Stenmarck, Sturdy, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, Villiers, Wachtmeister, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Frassoni, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wyn

Onthoudingen: 6

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Mayol i Raynal

21.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 488

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alyssandrakis, Caudron, Dary, Korakas, Meijer, Naïr, Patakis, Scarbonchi, Sylla

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Gobbo, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 11

EDD: Booth, Farage, Titford

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

UEN: Ribeiro e Castro

Onthoudingen: 38

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Modrow, Morgantini, Puerta, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Lang, Stirbois

UEN: Camre

22.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 314

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Mennea, Pannella, Speroni, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Deprez, Doorn, Doyle, Elles, Ferrer, Folias, Foster, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Provan, Purvis, Smet, Stenmarck, Stevenson, Sturdy, Suominen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, Villiers, Wachtmeister, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Bigliardo, Camre, Muscardini, Mussa, Nobilia, Turchi

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Jonckheer, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Tegen: 211

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Calò, Di Pietro

GUE/NGL: Schröder Ilka

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Daul, De Mita, Descamps, Deva, De Veyrac, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Stockton, Sudre, Sumberg, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume, Schmid Gerhard, Stockmann

UEN: Andrews, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Onthoudingen: 11

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Borghezio

PPE-DE: Cocilovo, Nicholson

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Mayol i Raynal

23.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 486

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, Coûteaux, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Garaud, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Pannella, Raschhofer, Souchet, Speroni, Turco, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Bébéar, Bodrato, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Ferri, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 39

EDD: Booth, Farage, Titford

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Mennea, Stirbois

PPE-DE: Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Deva, Dover, Doyle, Flemming, García-Orcoyen Tormo, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Heaton-Harris, Karas, Mauro, Nicholson, Pomés Ruiz, Provan, Rübig, Scallon, Schierhuber, Stenzel

PSE: Schmid Gerhard

UEN: Ribeiro e Castro

Onthoudingen: 4

NI: Borghezio

PPE-DE: Oomen-Ruijten

PSE: Rothley

Verts/ALE: Mayol i Raynal

24.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 281

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Speroni, Turco

PPE-DE: Averoff, Cocilovo, Fernández Martín, Folias, Foster, Glase, Goodwill, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Helmer, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Lulling, Marinos, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Smet, Stevenson, Trakatellis, Vidal-Quadras Roca, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Frassoni, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, de Roo, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wyn

Tegen: 248

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Sandbæk, Titford

ELDR: Di Pietro

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bowis, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Coelho, Corrie, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Ferri, Fiori, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Kastler, Kauppi, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marques, Martens, Martin Hugues, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume, Schmid Gerhard

UEN: Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Turmes, Wuori

Onthoudingen: 3

PPE-DE: Bradbourn

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit

25.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 112

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Sandbæk, Titford

ELDR: Calò

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Descamps, Dover, Ferber, Fiori, Gawronski, Gouveia, Graça Moura, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Kauppi, Lisi, Montfort, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Pastorelli, Pérez Álvarez, Sacrédeus, Scallon, Vlasto

PSE: Bösch, Désir, Ford, Gebhardt, Gröner, Hume, Kreissl-Dörfler, Marinho, Müller, Piecyk, Pittella, Rothe, Scheele, Schmid Gerhard

UEN: Andrews, Berlato, Bigliardo, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 409

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bébéar, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Veyrac, Doorn, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Fernández Martín, Ferrer, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nicholson, Niebler, Oomen-Ruijten, Oostlander, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Goebbels, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Hudghton, Lagendijk, MacCormick, Maes, Onesta, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Onthoudingen: 11

PPE-DE: Bradbourn, Hannan, Kastler, Mombaur, Nisticò, Tannock

PSE: Rothley

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Jonckheer, Mayol i Raynal

26.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 194

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Di Pietro, Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Brunetta, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Knolle, Koch, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Tajani, Tannock, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Hume

UEN: Andrews, Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 328

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Fernández Martín, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Klaß, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Pronk, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Villiers, Wachtmeister, Wijkman, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Hoff, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Lagendijk, MacCormick, Maes, Onesta, de Roo, Sörensen, Staes, Wyn

Onthoudingen: 11

PPE-DE: Bodrato, Bradbourn, Cocilovo, Mombaur, Nicholson

PSE: Rothley, Schmid Gerhard

UEN: Marchiani

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Mayol i Raynal

27.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 298

EDD: Andersen, Bonde, Butel, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Brunetta, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Oomen-Ruijten, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tannock, Thyssen, Trakatellis, Van Orden, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Lagendijk, MacCormick, Maes, de Roo, Sörensen, Wyn

Tegen: 214

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Calò, Di Pietro, Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Tajani, Theato, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Ceyhun, Désir, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Müller, Piecyk, Rothe, Sakellariou, Schmid Gerhard, Stockmann, Walter, Weiler

UEN: Andrews, Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Onesta, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Onthoudingen: 21

EDD: Bernié, Esclopé

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

PPE-DE: Andria, Bradbourn, Callanan, Cocilovo, Fernández Martín, Hermange, Nicholson, Rübig, de Veyrinas, Vlasto, Wijkman

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Jonckheer, Mayol i Raynal, Staes

28.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 92

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Coûteaux, van Dam, Kuntz

ELDR: Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Speroni, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Bastos, Beazley, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Dover, Evans Jonathan, Ferrer, Garriga Polledo, Gouveia, Graça Moura, Heaton-Harris, Karas, Kauppi, Mombaur, Sacrédeus, Scallon

PSE: Dehousse

UEN: Andrews, Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Mussa, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 425

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Booth, Butel, Esclopé, Farage, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Calò, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Brunetta, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jarzembowski, Jean-Pierre, Jeggle, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, McCartin, McMillan-Scott, Mann Thomas, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Maes

Onthoudingen: 10

EDD: Mathieu

PPE-DE: Andria, Fernández Martín, Gawronski, Nicholson, Sumberg

PSE: Schmid Gerhard

Verts/ALE: Cohn-Bendit, MacCormick, Mayol i Raynal

29.   Verslag Liese A5-0369/2003

Voor: 300

EDD: Andersen, Bonde, Butel, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Attwooll, Boogerd-Quaak, Busk, Clegg, Cox, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Huhne, Jensen, Ludford, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alavanos, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Balfe, Banotti, Bébéar, Bourlanges, Bowis, Brunetta, Bushill-Matthews, Cederschiöld, Chichester, Cushnahan, Daul, Deprez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Elles, Folias, Foster, Fourtou, Garriga Polledo, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Helmer, Inglewood, Jean-Pierre, Kauppi, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, McCartin, McMillan-Scott, Marinos, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Oomen-Ruijten, Pacheco Pereira, Perry, Pex, Provan, Purvis, Schaffner, Smet, Stenmarck, Stevenson, Sturdy, Sudre, Sumberg, Suominen, Tannock, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Wachtmeister, Zacharakis

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Campos, Carlotti, Carnero González, Carraro, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Morgan, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Pittella, Poos, Prets, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Valenciano Martínez-Orozco, Van Lancker, Volcic, Watts, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Mussa

Verts/ALE: Bouwman, Buitenweg, Dhaene, Lagendijk, MacCormick, Maes, Mayol i Raynal, de Roo, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wyn

Tegen: 210

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, Booth, Coûteaux, van Dam, Farage, Kuntz, Titford

ELDR: Calò, Di Pietro, Gasòliba i Böhm

GUE/NGL: Fiebiger, Kaufmann, Markov, Modrow, Schröder Ilka

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, de Gaulle, Gobbo, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Mennea, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Varaut

PPE-DE: Almeida Garrett, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, De Mita, Deva, Dover, Ebner, Evans Jonathan, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gargani, Gawronski, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Hannan, Hansenne, Heaton-Harris, Hernández Mollar, Hieronymi, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Langen, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lombardo, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenzel, Tajani, Theato, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Ceyhun, De Rossa, Gebhardt, Gröner, Hänsch, Haug, Hume, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lange, Müller, Piecyk, Rothe, Sakellariou, Schmid Gerhard, Stockmann, Walter, Weiler

UEN: Andrews, Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Marchiani, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Echerer, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lannoye, Lipietz, McKenna, Piétrasanta, Rod, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Wuori

Onthoudingen: 19

EDD: Bernié, Esclopé

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

PPE-DE: Andria, Bradbourn, Callanan, Cocilovo, Corrie, Hermange, Nicholson, Vlasto, Wijkman

PSE: Hoff

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Frassoni, Jonckheer, Onesta

30.   Verslag Blokland A5-0394/2003

Voor: 212

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, van Dam, Esclopé, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Boogerd-Quaak, Di Pietro

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Patakis, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Borghezio, Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Langenhagen

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Duhamel, El Khadraoui, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Gröner, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Hughes, van Hulten, Hume, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Pérez Royo, Piecyk, Poos, Prets, Rapkay, Roth-Behrendt, Rothe, Rothley, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Skinner, Soares, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Terrón i Cusí, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Ahern, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Cohn-Bendit, Dhaene, Echerer, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lannoye, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Turmes, Wuori, Wyn

Tegen: 215

EDD: Booth, Farage, Titford

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Clegg, Davies, De Clercq, Duff, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Jensen, Ludford, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Van Hecke, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Beysen, Claeys, Dillen, de Gaulle, Gollnisch, Ilgenfritz, Lang, Mennea, Stirbois

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bremmer, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, Descamps, De Veyrac, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Evans Jonathan, Fatuzzo, Fernández Martín, Ferrer, Fiori, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gargani, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Harbour, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Inglewood, Jean-Pierre, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Lehne, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marinos, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Méndez de Vigo, Mennitti, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nisticò, Ojeda Sanz, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Provan, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Redondo Jiménez, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Sturdy, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Valdivielso de Cué, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Ó Neachtain, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 9

EDD: Mathieu

NI: Berthu, Hager, Kronberger, de La Perriere, Raschhofer, Souchet, Varaut

PPE-DE: Oomen-Ruijten


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P5_TA(2003)0497

Schending van de rechten van de vrouw

Resolutie van het Europees Parlement over de schending van de rechten van de vrouw en de internationale betrekkingen van de EU (2002/2286(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de externe betrekkingen van de EU, zoals gedefinieerd in de artikelen 11, 177, 178 en 181 van het EG-Verdrag,

gelet op de clausule inzake de mensenrechten in de associatieovereenkomsten van de EU en met name op artikel 25 van de Overeenkomst van Cotonou,

gelet op de artikelen 4, 5, 6, 20 en 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de EU,

gezien het Jaarverslag 2001 van de EU over de mensenrechten (12141/2001) en zijn resolutie van 25 april 2002 daarover (1),

gezien Aanbeveling (2002)5 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld, die op 30 april 2002 werd goedgekeurd,

gezien resolutie 2003/44 over de opneming van de rechten van vrouwen in het VN-stelsel, en resolutie 2003/45 over geweld tegen vrouwen van de VN-Commissie voor de rechten van de mens (2),

gelet op het VN-Verdrag van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) en de algemene aanbevelingen nrs. 12, 14 en 19 van het CEDAW-Comité (3),

gezien de Verklaring en het actieprogramma van Wenen, die werden goedgekeurd door de Wereldconferentie over de mensenrechten op 25 juni 1993 (4),

gezien het slotdocument van de Peking + 5-herziening over de follow-up van het Actieplatform van Peking (130a) (5),

gezien de verklaringen van het Griekse voorzitterschap volgens welke niet-aflatende inspanningen worden gedaan om de gender-aspecten volledig deel te laten uitmaken van de werkzaamheden van de Raad Algemene Zaken,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 september 2001 over genitale verminking van vrouwen (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 februari 2002 over het EU-beleid ten aanzien van de partnerlanden aan de Middellandse Zee op het gebied van de bevordering van de rechten van de vrouw en van de gelijke kansen in deze landen (7),

gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0334/2003),

A.

overwegende dat, zoals het CEDAW-Comité in zijn Algemene Aanbeveling nr. 19 (8) verklaart, geweld tegen vrouwen een vorm van discriminatie is die hun lichamelijke en psychische integriteit ondermijnt en waardoor zij worden geschaad in de volwaardige uitoefening van hun universele grondrechten, zoals het recht op leven en het recht op de veiligheid en integriteit van de persoon, die zijn verankerd in de universele en Europese instrumenten inzake de rechten van de mens,

B.

overwegende dat, zoals vastgelegd in de Verklaring van 1993 van de Wereldconferentie over de mensenrechten in Wenen, de mensenrechten van vrouwen en meisjes een onvervreemdbaar, volwaardig en ondeelbaar deel uitmaken van de universele rechten van de mens en dat, zoals bevestigd in de Verklaring en het Actieplatform van Peking in 1995, actie moet worden ondernomen om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen in het openbare en privé-leven,

C.

zich ervan bewust dat zowel mannen als vrouwen slachtoffer van geweld zijn, maar dat bij de internationale tenuitvoerlegging van de mensenrechten in de praktijk minder aandacht wordt besteed aan geweld tegen vrouwen, hetgeen wordt veroorzaakt door het in de meeste samenlevingen gangbare model van ongelijke relaties tussen mannen en vrouwen en onaanvaardbare verwijzingen naar cultuur en traditie,

D.

rekening houdend met het feit dat de EU op basis van haar mandaat inzake de eerbiediging en bescherming van de mensenrechten in de internationale politiek een positieve bijdrage dient te leveren en maatregelen dient te nemen om een einde te maken aan geweld in al zijn verschillende vormen, maar dat, totdat dit doel is bereikt, het uitbannen van ernstige, onterende en/of levensbedreigende vormen van geweld tegen vrouwen de eerste voornaamste stap moet zijn,

E.

overwegende dat praktijken zoals genitale verminking, steniging, openbare lijfstraffen, verbranding, verkrachting, verminking met zuren, misdaden om redenen van eer, gedwongen huwelijken, slavernij en seksuele uitbuiting buitengewoon weerzinwekkende en onaanvaardbare vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes vormen,

F.

overwegende dat de individuele en collectieve rechten van vrouwen in internationale wetgeving formeel weliswaar worden beschermd, maar dat veel partnerlanden van de EU verschillende voorbehouden bij de desbetreffende wetgeving hebben aangetekend waardoor een belangrijk deel van deze wetgeving juridisch niet toepasbaar is; verder overwegende dat in gevallen waarin belangrijke internationale verdragen zonder voorbehouden worden ondertekend en geratificeerd, de toepassing ervan toch problematisch is vanwege onvoldoende mechanismen en/of het bestaan van traditionele of religieuze stereotypen, terwijl in slechts weinig gevallen positieve maatregelen worden genomen voor de bevordering van de rechten van de vrouw en hun integratie in het sociaal-economische leven,

G.

ervan overtuigd dat dergelijke praktijken noch aanvaardbaar noch te rechtvaardigen zijn met het argument dat zij deel zouden uitmaken van een traditie, en dat geen enkele vorm van cultuurrelativisme kan worden aangegrepen en aanvaard wanneer het gaat om grove schendingen van de mensenrechten,

H.

betreurend dat vrouwen voortdurend het slachtoffer zijn van diverse vormen van geweld in vele landen waarmee de EU handels- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft gesloten, en overwegende dat er derhalve een geïntegreerde benadering nodig is van de sociale, culturele, economische en juridische factoren die vrouwen ver buiten de machtscentra houden en hun een inferieure sociale en economische positie opdringen,

I.

overwegende dat de Raad in ontwikkelings- en handelsovereenkomsten reeds een reeks wettelijke en politieke instrumenten heeft ingebouwd met als doel in de partnerlanden de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsorde te waarborgen (9),

J.

overwegende dat vrouwen specifiek het slachtoffer zijn van armoede en geweld, maar dat zij ook essentiële actoren zijn voor de ontwikkeling en de sociale cohesie van hun land en dat in het samenwerkings- en ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie met deze beide aspecten rekening moet worden gehouden,

1.

is ingenomen met de mededeling van de Commissie: Actieprogramma voor de horizontale integratie van het gender-aspect in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap (COM(2001) 295), maar onderstreept de noodzaak van een rechtlijniger en nadrukkelijker optreden bij de bestrijding van geweld tegen vrouwen;

2.

is verheugd over de opneming in de Overeenkomst van Cotonou met de ACS-landen van bepalingen inzake de integratie van gender-vraagstukken in de politieke dialoog (artikel 8), de gelijkheid van mannen en vrouwen en gender-mainstreaming (artikel 31), en genitale verminking van vrouwen (artikel 25) (10);

3.

herinnert aan zijn initiatief om in de van toepassing zijnde begrotingslijnen van de begroting 2003 de clausule te laten opnemen dat „het niet nemen van maatregelen ter voorkoming van ernstig geweld tegen vrouwen (steniging, openbare tuchtiging, genitale verminking, verbranding, verkrachting) reden (is) om de steun van de EU op te schorten”;

4.

is verheugd over de uitvoering van het in januari 2003 in 22 ACS-landen gestarte nieuwe EU-programma voor de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen en verzoekt om verdere uitbreiding en versterking ervan;

5.

verzoekt om verhoging van de participatie van vrouwen in internationale organisaties, in officiële diplomatieke afvaardigingen en in internationale initiatieven, zodat rekening wordt gehouden met de ervaringen, de standpunten en de behoeften van 50% van de bevolking; is van opvatting dat dit zal bijdragen tot het vinden van oplossingen voor de problemen van vrouwen en tot de levensvatbaarheid op de lange termijn van de besluiten die hen betreffen, aangezien gender een belangrijke variabele is die in het buitenlands beleid wordt veronachtzaamd;

6.

benadrukt de noodzaak een alomvattende definitie van geweld, zowel in de openbare als in de particuliere levenssfeer, te formuleren aan de hand van de door de CEDAW en het Actieprogramma van Peking voorgestelde richtsnoeren en deze op te nemen in de handels- en samenwerkingsovereenkomsten; roept derde landen ertoe op dit instrument te ondertekenen en in hun interne rechtsorde op te nemen;

7.

dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om in toekomstige handels- en samenwerkingsovereenkomsten, onafhankelijk van en ter aanvulling op de clausule inzake de eerbiediging van de mensenrechten, een specifieke clausule op te nemen die voorziet in het opleggen van sancties en de uiteindelijke opschorting van de overeenkomsten bij ernstige en herhaalde schendingen van de rechten van de vrouw, te weten wijdverbreide gevallen van geweldpleging, zoals genitale verminking, verminking met zuren, openbare lijfstraffen, verbranding, bloedvetes, steniging, verkrachting, vrouwenhandel, eremoorden, gedwongen huwelijken en slavernij;

8.

is van oordeel dat sancties of de opschorting van de overeenkomst ten uitvoer dienen te worden gelegd in gevallen waarin de regering van het partnerland, ondanks bewijzen van toenemend en ernstig geweld tegen vrouwen, systematisch nalaat om als reactie op deze verschijnselen maatregelen te nemen op wetgevend, bestuurlijk en gerechtelijk gebied; wijst erop dat de gevolgen van sancties of de opschorting van de overeenkomst op de bevolking, met name op kinderen en vrouwen, in elk geval nauwkeurig dienen te worden bestudeerd en geëvalueerd;

9.

verzoekt de Commissie lokale vrouwenorganisaties in de partnerlanden die actief zijn bij de bestrijding van geweld tegen vrouwen bij haar acties te betrekken;

10.

verzoekt de Commissie gunstige dan wel ongunstige handelsvoorwaarden voor partnerlanden vast te stellen naar gelang van hun staat van dienst ten aanzien van de bestrijding van geweld tegen vrouwen, en hun stimulansen te bieden op basis van hun resultaten op het gebied van democratisering en de rechtsstaat;

11.

verzoekt de Commissie en de lidstaten in hun programma's voor ontwikkelingshulp projecten op te nemen die specifiek gericht zijn op het bestrijden van geweld tegen en de emancipatie van vrouwen; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts een significant percentage van hun hulpprojecten exclusief te reserveren voor vrouwen, hun welzijn en hun ontwikkeling; onderstreept de noodzaak van een actieve deelname aan deze projecten door vrouwen ter plaatse;

12.

dringt er bij de Commissie op aan rekening te houden met de stand en vooruitgang van de situatie van vrouwen op economisch, juridisch, sociaal en cultureel gebied, met name de stand van de ratificaties van het CEDAW en het aanvullend Protocol; dringt er tevens op aan een discussie met de partnerlanden op gang te brengen op bepaalde gevoelige gebieden zoals discriminerende bepalingen in het familie- en strafrecht, huiselijk geweld, discriminatie bij de toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en rechtsbijstand; onderstreept de noodzaak van een adequaat gebruik van de huidige communautaire middelen om positieve maatregelen te financieren in landen waar een groot gebrek aan machtsevenwicht tussen de geslachten een belemmering vormt voor de emancipatie van vrouwen en hun participatie in samenleving en onderwijs, waardoor zij een groot risico lopen slachtoffer van geweld te worden;

13.

verzoekt de lidstaten dringend het asielrecht te erkennen van vrouwen, meisjes en adolescenten die wegens hun geslacht het slachtoffer zijn van vervolgingen en bij het onderzoek van de aanvraag van de vluchtelingenstatus met deze vervolgingen rekening te houden;

14.

onderstreept dat het nodig is kwesties met betrekking tot geweld tegen vrouwen volledig op te nemen in de huidige onderhandelingen met Iran over het sluiten van een handels- en samenwerkingsovereenkomst en de Iraanse regering met klem te wijzen op het belang van de ratificatie van het CEDAW;

15.

roept de regeringen van de partnerlanden ertoe op:

de noodzakelijke politieke wil te tonen en wettelijke, bestuursrechtelijke en andere hervormingen te versnellen, teneinde de wettelijke gelijkheid van mannen en vrouwen tot stand te brengen en de gelijkheid van vrouwen en mannen op te nemen in alle beleidsmaatregelen, en daarbij vooral de deelname van vrouwen aan besluitvormingsprocessen te bevorderen;

voorlichtingsstrategieën en beleidsmaatregelen voor het bestrijden van geweld tegen vrouwen te ontwikkelen, speciale opleidingen voor de politie en de rechterlijke macht te bevorderen, gelijke kansen in het onderwijs te stimuleren (en hierbij vooral aandacht te besteden aan het voorkomen van studieonderbrekingen en schooluitval onder meisjes) en gezondheidsprogramma's te versterken;

16.

stelt voor via Commissiedelegaties permanente contacten te leggen met de betrokken plaatselijke, nationale en internationale instellingen en NGO's die in de partnerlanden werkzaam zijn, teneinde alle beschikbare en nuttige gegevens over kwesties in verband met geslacht en geweld en de situatie van vrouwen in derde landen te verzamelen, en een jaarlijkse mededeling over de aldus verzamelde gegevens uit te brengen, waarbij ook gebruikgemaakt dient te worden van door derde landen verstrekte algemene gegevens;

17.

wenst dat de deelname van vrouwen aan het proces van overeenkomsten met derde landen wordt gewaarborgd, zodat het gender-perspectief stelselmatig wordt geïntegreerd en rekening wordt gehouden met de gevolgen ervan voor het leven en de situatie van vrouwen;

18.

moedigt de Commissie ertoe aan personeel op te leiden en aan te werven dat beschikt over deskundigheid op het gebied van gender-theorieën en mainstreaming, zodat zij in strategiedocumenten voor landen en regio's naar geslacht uitgesplitste gegevens kan verstrekken om, waar nodig, de maatregelen van de EU ter bestrijding van geweld tegen vrouwen te coördineren en de effecten ervan te evalueren;

19.

verzoekt de Commissie om kwesties in verband met geweld tegen vrouwen in alle relevante internationale kaders, conferenties en organisaties, zoals de G8-bijeenkomsten en de WTO-rondes, aan de orde te stellen en voorstellen voor te leggen voor maatregelen tegen geweld en clausules in multilaterale overeenkomsten;

20.

dringt er bij de lidstaten op aan alle huidige en toekomstige communautaire maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen op alle niveaus van onderhandeling en tenuitvoerlegging in het kader van bilaterale en multilaterale overeenkomsten ten volle te ondersteunen;

21.

dringt er bij de lidstaten op aan specifieke wetgeving aan te nemen, dan wel toe te zien op een striktere naleving van de bestaande wetgeving krachtens welke genitale verminking in hun land wordt verboden en bestraft, en tegelijkertijd nationale preventieprogramma's te ontwikkelen om de praktijk van genitale verminking op termijn uit te bannen;

22.

verzoekt de lidstaten en de Commissie andermaal om, overeenkomstig zijn standpunt van 12 juni 2001 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel (11), concrete en gecoördineerde maatregelen te treffen tegen vrouwenhandel in Europa in samenwerking met EUROPOL, INTERPOL en EUROJUST, en het nieuwe protocol van de Verenigde Naties betreffende mensenhandel te ratificeren;

23.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten en de toetredingslanden, alsmede aan de handels- en associatiepartners van de EU.


(1)  PB C 131 E van 5.6.2003, blz. 138.

(2)  http://www.un.org/.

(3)  http://www.unifem.org/.

(4)  http://www.unhchr.ch/huridoca.nsf/(Symbol/A.CONF.157.23.

(5)  http://www.unifem.org/.

(6)  PB C 77 E van 28.3.2002, blz. 126.

(7)  PB C 284 E van 21.11.2002, blz. 337.

(8)  in zijn diverse vormen zoals: „het in lichamelijk, psychisch of seksueel opzicht veroorzaken van schade of lijden, het dreigen met zulke handelingen, dwang en vrijheidsberoving”.

(9)  COM(95) 216; Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad.

(10)  http:www.eurosur.org/wide/EU/Cotonou/newcotonou.htm.

(11)  PB C 53 E van 28.2.2002, blz. 114.

P5_TA(2003)0498

Zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken *** III

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003 — 2001/0257(COD))

(Medebeslissingsprocedure: derde lezing)

Het Europees Parlement,

gezien de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst (PE-CONS 3665/2003 — C5-0435/2003),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (1) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 624) (2),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 540) (3),

gezien zijn in tweede lezing geformuleerde standpunt (4) inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5),

gezien het advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement op het gemeenschappelijk standpunt (COM(2003) 460 — C5-0352/2003) (6),

gelet op artikel 251, lid 5 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 83 van zijn Reglement,

gezien het verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité (A5-0365/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke ontwerptekst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;

3.

verzoekt zijn secretaris-generaal in het kader van zijn bevoegdheden het besluit te ondertekenen en met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

4.

verzoekt zijn Voorzitter deze wetgevingsresolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 315.

(2)  PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 357.

(3)  PB C 20 E van 28.1.2003, blz. 255.

(4)  Aangenomen teksten van 19.6.2003, P5_TA(2003)0285.

(5)  PB C 102 E van 29.4.2003, blz. 1.

(6)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0499

Verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (COM(2003) 229 — C5-0218/2003 — 2003/0089(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 229) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 80, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0218/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0385/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0089

Standpunt van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Opzettelijke ongeoorloofde acties en in het bijzonder terrorisme behoren tot de ernstigste bedreigingen die er zijn voor de idealen van democratie en vrijheid en de waarden van vrede, die het wezen van de Europese Unie uitmaken.

(2)

Het zeevervoer in de Europese Gemeenschap , de burgers die daarvan gebruik maken en het milieu dienen te allen tijde verzekerd te zijn van beveiliging tegen het gevaar van opzettelijke ongeoorloofde acties zoals terrorisme, piraterij of andere vergelijkbare acties.

(3)

Bij het vervoer van goederen die bijzonder gevaarlijke stoffen bevatten, zoals chemische en radioactieve stoffen, kunnen de gevaren die door opzettelijke ongeoorloofde acties worden veroorzaakt, ernstige gevolgen voor de burgers en het milieu van de Unie met zich meebrengen.

(4)

Op 12 december 2002 heeft de Diplomatieke Conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) wijzigingen op het Verdrag voor beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS) aangenomen, alsmede een Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-code). Deze instrumenten ter verbetering van de beveiliging van de in de internationale handel gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, bevatten dwingende bepalingen. De draagwijdte van enkele van die bepalingen in de Gemeenschap dient te worden bijgesteld; hetzelfde geldt voor de bepalingen met de waarde van aanbevelingen, waarvan enkele in de Gemeenschap een dwingend karakter moeten krijgen.

(5)

Onverminderd de nationale regelgeving van de lidstaten op beveiligingsgebied en de maatregelen die genomen kunnen worden op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dient de in de tweede overweging geformuleerde beveiligingsdoelstelling te worden verwezenlijkt door invoering van nuttige maatregelen voor het zeevervoer in de vorm van gemeenschappelijke normen voor een communautaire interpretatie, implementatie en controle van de op 12 december 2002 door de Diplomatieke Conferentie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangenomen bepalingen. Aan de Commissie dienen uitvoeringsbevoegdheden te worden gedelegeerd, zodat zij nadere uitvoeringsmaatregelen kan vaststellen.

(6)

De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(7)

Niet alleen de beveiliging van voor internationaal zeevervoer gebruikte schepen en de havenfaciliteiten van afhandeling moet worden verbeterd, maar ook de in de Gemeenschap op binnenlandse routes varende schepen en de bijbehorende havenfaciliteiten moeten beter worden beveiligd, en dan vooral passagiersschepen, vanwege het aantal mensenlevens dat hier op het spel staat.

(8)

Deel B van de ISPS-Code bevat enkele aanbevelingen waarvan de toepassing in de Gemeenschap verplicht dient te worden gesteld, om zo op homogene wijze te kunnen bij- dragen tot verwezenlijking van de in de tweede overweging beschreven beveiligingsdoelstelling.

(9)

Teneinde bij te dragen tot de erkende en noodzakelijke doelstelling van bevordering van het intracommunautair zeevervoer op korte afstand dienen te lidstaten te worden verzocht om veiligheidsregelingen als bedoeld in Voorschrift 11 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag overeen te komen ten behoeve van het geregeld intracommunautair zeevervoer op vaste routes dat gebruik maakt van specifieke eigen havenfaciliteiten, zonder hiermee afbreuk te doen aan het nagestreefde algemene veiligheidsniveau.

(10)

Voor havenfaciliteiten in havens die incidenteel internationaal zeescheepvaartverkeer afhandelen kan het overdreven zijn om permanent alle beveiligingsregels van deze verordening toe te passen. Het is aan de lidstaten om aan de hand van door hen te verrichten veiligheidsbeoordeling te bepalen welke havens dit zijn en alternatieve maatregelen vast te stellen die voldoende bescherming bieden.

(11)

De lidstaten moeten schepen uit alle landen die om toegang tot een haven van de Gemeenschap vragen streng op naleving van de beveiligingsregels controleren. De lidstaten dienen een „bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging” te benoemen die de door deze verordening voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten coördineren , ten uitvoer leggen en de toepassing ervan controleren. De autoriteit moet van ieder schip dat om toegang tot de haven vraagt eisen dat het van tevoren inlichtingen geeft over zijn international security certificat en de veiligheidsniveaus waarop het opereert en vroeger geopereerd heeft, alsmede iedere andere praktische inlichting met betrekking tot de beveiliging.

(12)

De lidstaten moeten voor intracommunautaire of binnenlandse geregelde zeevervoerdiensten vrijstelling kunnen geven van de verplichting om systematisch de in overweging 11 bedoelde inlichtingen te verstrekken. Deze inlichtingen moeten wel te allen tijde op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekt kunnen worden door de maatschappijen die genoemde diensten onderhouden.

(13)

De veiligheidscontroles in de haven moeten uitgevoerd worden door de bevoegde autoriteiten voor maritieme veiligheid van de lidstaten, maar wat het international security certificat betreft ook door de inspecteurs van de havenstaatcontrole, zoals is bepaald in Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) (3). Wanneer er verschillende autoriteiten zijn, dienen zij elkaar dus aan te vullen.

(14)

Aangezien er op nationaal niveau verschillende partijen een rol spelen bij de tenuitvoerlegging van de veiligheidsmaatregelen, moet iedere lidstaat een centrale bevoegde autoriteit aanwijzen die de toepassing van de veiligheidsmaatregelen in het zeevervoer op nationaal niveau coördineert en controleert. De lidstaten moeten zorgen voor de nodige middelen en een nationaal plan voor de implementatie van deze verordening ter verwezenlijking van de in de tweede overweging beschreven beveiligingsdoelstelling, met onder meer een tijdschema voor de vervroegde implementatie van bepaalde maatregelen, overeenkomstig de aanwijzingen van resolutie 6 die op 12 december 2002 door de Diplomatieke Conferentie van de IMO is aangenomen. De doeltreffendheid van de controles op de implementatie van ieder nationaal systeem moet met inspecties onder toezicht van de Commissie worden gecontroleerd.

(15)

De doeltreffende en uniforme toepassing van de maatregelen in het kader van dit beleid roept belangrijke vragen op die verband houden met de financiering ervan. Financiering van een aantal extra beveiligingsmaatregelen mag geen concurrentieverstoring in de hand werken. De Commissie dient onverwijld een aanvang te maken met een studie (met name naar de verdeling van de financiering tussen de overheid en de operatoren, zonder afbreuk te doen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de Europese Gemeenschap) en het Europees Parlement en de Raad de resultaten en, in voorkomend geval, eventuele voorstellen voor te leggen.

(16)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). Uit dien hoofde dient te worden voorzien in een procedure volgens welke de onderhavige verordening kan worden aangepast aan de evolutie van de internationale instrumenten, en andere bepalingen van deel B van de ISPS-code dan die welke door de verordening reeds dwingend zijn verklaard in het licht van de opgedane ervaring een dwingend karakter kan worden gegeven.

(17)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk invoering en implementatie van nuttige maatregelen op het gebied van het zeevervoersbeleid, niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd, en verwezenlijking op communautair niveau, vanwege de Europese dimensie van deze verordening, de voorkeur verdient, kan de Gemeenschap maatregelen nemen volgens het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in dit artikel verwoorde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat voor dat doel nodig is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

1.   De voornaamste doelstelling van deze verordening is invoering en implementatie van de communautaire maatregelen voor verbetering van de beveiliging van in de internationale handel en voor binnenlands verkeer gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, tegen het gevaar van opzettelijke ongeoorloofde acties.

2.   De verordening beoogt voorts een basis leggen voor een geharmoniseerde interpretatie en implementatie van en communautaire controle op de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging die op 12 december 2002 zijn aangenomen door de Diplomatieke Conferentie van de IMO waarbij het SOLAS-Verdrag van 1974 werd gewijzigd, en de ISPS-Code werd vastgesteld.

Artikel 2

Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„Speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag”: de wijzigingen, opgenomen in Bijlage I van deze verordening, houdende samenstelling van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag, in zijn bijgewerkte versie.

2)

„ISPS-Code”: de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS-Code) in zijn bijgewerkte versie.

3)

„Deel A van de ISPS-Code”: de deel A van de ISPS-Code vormende preambule en dwingende voorschriften, opgenomen in bijlage II van deze verordening, betreffende de bepalingen van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag in zijn bijgewerkte versie.

4)

„Deel B van de ISPS-Code”: de deel B van de ISPS-Code vormende aanbevelingen, opgenomen in bijlage III van deze verordening, betreffende de bepalingen van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-Verdrag voor beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als gewijzigd, en die van deel A van de ISPS-Code, in zijn bijgewerkte versie.

5)

„Maritieme beveiliging”: de combinatie van preventieve maatregelen en personele en materiële middelen die het zeevervoer en de havenfaciliteiten moeten beschermen tegen dreigingen van opzettelijke ongeoorloofde acties.

6)

„Instantie voor maritieme beveiliging”: de door iedere lidstaat aangewezen instantie die als contactpunt voor de Commissie en de overige lidstaten dient en die de toepassing van de maatregelen op het gebied van maritieme beveiliging in deze verordening faciliteert, de follow-up verzorgt en informatie verschaft.

7)

„Bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging”: een door de lidstaten benoemde autoriteit die de toepassing moet coördineren, ten uitvoer leggen en controleren van de door deze verordening voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voor schepen en / of een of meer havenfaciliteiten. De bevoegdheden van deze autoriteit kunnen verschillend zijn, naargelang van de taken waarmee zij wordt belast.

8)

„Internationaal zeescheepvaartverkeer”: iedere zeeverbinding per schip tussen een havenfaciliteit van een lidstaat en een havenfaciliteit buiten die lidstaat, en omgekeerd.

9)

„Binnenlands zeescheepvaartverkeer”: iedere verbinding die in zeegebieden tussen een havenfaciliteit in een lidstaat en diezelfde havenfaciliteit of een andere havenfaciliteit in die lidstaat per schip wordt onderhouden.

10)

„Geregelde dienst”: een reeks overtochten die is georganiseerd om een verbinding tussen twee of meer havenfaciliteiten te onderhouden:

a)

volgens een gepubliceerd dienstrooster;

b)

met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormt,

11)

„Havenfaciliteit”: een locatie waar interactie tussen haven en schip plaatsvindt. Een locatie omvat ankergebieden, ligplaatsen en aanvaarroutes vanuit zee, naar gelang van toepassing.

12)

„Schip/haven raakvlak”: interacties die plaatsvinden wanneer een schip rechtstreeks en onmiddellijk betrokken is bij activiteiten waarbij sprake is van de verplaatsing van personen of goederen dan wel havendienstverlening aan het schip of vanuit het schip.

13)

„Opzettelijke ongeoorloofde actie”, een opzettelijke actie die gezien de aard of context ervan schade kan toebrengen aan schepen in het internationale en nationale maritieme verkeer, aan passagiers en lading en aan de desbetreffende havenfaciliteiten.

Artikel 3

Gemeenschappelijke maatregelen en toepassingsgebied

1.   Wat het internationaal zeescheepvaartverkeer betreft passen de lidstaten per 1 juli 2004 onverkort de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging toe van het SOLAS-Verdrag en deel A van de ISPS-Code, als gedefinieerd in bovenstaand artikel 2, onder de in bovengenoemde teksten bedoelde voorwaarden voor de daarin bedoelde schepen, maatschappijen en havenfaciliteiten.

2.   Wat het binnenlands zeescheepvaartverkeer betreft passen de lidstaten per 1 juli 2005 de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging toe van het SOLAS-Verdrag en deel A van de ISPS-Code , op de voor binnenlandse reizen gebruikte passagiersschepen die behoren tot de klasse A als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake beveiligingsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (5), alsmede op hun maatschappijen , als omschreven in voorschrift IX/1 van het SOLAS-Verdrag en op de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld.

3.   Na een verplichte risicoanalyse met betrekking tot de beveiliging besluiten de lidstaten in hoeverre zij per 1 juli 2007 de bepalingen van deze verordening toepassen op verschillende categorieën schepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt, anders dan die welke worden bedoeld in lid 2, op hun maatschappijen en de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld. Het algehele beveiligingsniveau mag door een dergelijk besluit niet worden aangetast.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van besluiten die in dit verband worden genomen, alsmede van de periodieke herziening die tenminste een maal per vijf jaar moet plaatsvinden.

4.   Bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen die voortvloeien uit de leden 1, 2 en 3 houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met de richtsnoeren van deel B van de ISPS-code, als gedefinieerd in artikel 2, lid 4.

5.   De lidstaten houden zich aan de bepalingen van onderstaande paragrafen van deel B van de ISPScode als waren deze dwingend:

1.12 (herziening van de scheepsveiligheidsplannen),

1.16 (veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteiten),

4.1 (bescherming van de vertrouwelijkheid van de veiligheidsplannen en -beoordelingen),

4.4. (erkende veiligheidsbedrijven),

4.5 (minimumbevoegdheden van de erkende veiligheidsbedrijven),

4.8 (vaststelling veiligheidsniveau),

4.14, 4.15, 4.16 (aanspreekpunten voor verstrekking van inlichtingen over de veiligheidsplannen van havenfaciliteiten),

4.18 (identificatiedocumenten),

4.24 (toepassing door de schepen van de veiligheidsmaatregelen die zijn afgekondigd door de staat in wiens territoriale wateren zij varen),

4.28 (personeelssterkte van de schepen),

4.41 (het doorgeven van inlichtingen wanneer een schip wordt uitgewezen of de toegang wordt ontzegd),

4.45 (schepen van een staat die geen partij is bij het Verdrag),

6.1 (verplichting van de maatschappij om de kapitein inlichtingen over de exploitanten van het schip te verschaffen),

8.3 t/m 8.10 (minimumnormen voor veiligheidsbeoordeling van schepen),

9.2 (minimumnormen voor het scheepsveiligheidsplan),

9.4 (onafhankelijkheid van erkende veiligheidsbedrijven),

13.6 en 13.7 (periodiciteit van de veiligheidsoefeningen en -trainingen van de scheepsbemanningen en de veiligheidsbeambten van maatschappijen en schepen),

15.3 en 15.4 (minimumnormen voor de veiligheidsbeoordeling van een havenfaciliteit),

16.3 en 16.8 (minimumnormen voor het veiligheidsplan van een havenfaciliteit),

18.5 en 18.6 (periodiciteit van de veiligheidsoefeningen en -trainingen in havenfaciliteiten, en voor die van veiligheidsagenten van havenfaciliteiten).

6.   Onverminderd de bepalingen van paragraaf 15.4 van deel A van de ISPS-code vindt de periodieke herziening van de beoordelingen van de veiligheid van de havenfaciliteiten als voorzien in paragraaf 1.16 van deel B van de ISPS-code uiterlijk vijf jaar na de beoordeling of de laatste herziening plaats.

7.   Deze verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen en troepentransportschepen, vrachtschepen van minder dan 500 BRT, schepen zonder mechanische aandrijving, houten of op primitieve wijze gebouwde schepen, vissersschepen of schepen waarmee geen economische activiteit wordt bedreven.

8.   Onverminderd de bepalingen van de leden 2 en 3 zorgen de lidstaten ervoor bij de goedkeuring van de veiligheidsplannen voor schepen en havenfaciliteiten dat die plannen adequate bepalingen bevatten om te waarborgen dat de veiligheid van de schepen waarop deze verordening van toepassing is door geen enkel schip, interactie tussen haven en schip of schip-tot-schip-activiteiten met niet onder deze verordening vallende schepen, in gevaar wordt gebracht

Artikel 4

Verschaffing van inlichtingen

1.   Iedere lidstaat zorgt ervoor dat aan de IMO de Commissie en de overige lidstaten de inlichtingen worden verschaft die gevraagd worden overeenkomstig het bepaalde in voorschrift 13 (verschaffing van inlichtingen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLASVerdrag.

2.   Iedere lidstaat stelt de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de contactinformatie van de overheidsfunctionarissen als genoemd in paragraaf 4.16 van deel B van de ISPS-Code en van de informatie als bepaald in paragraaf 4.41 van deel B van de ISPS-Code, wanneer een schip uit een communautaire haven is verwijderd of de toegang tot een communautaire haven is ontzegd.

3.   Iedere lidstaat stelt een lijst op van de betrokken havenfaciliteiten, op basis van de verrichte veiligheidsbeoordelingen, en stelt vast in hoeverre er maatregelen zijn getroffen tot uitvoering van de bepalingen van voorschrift 2, lid 2 (mate van toepassing op havenfaciliteiten die incidenteel internationale reizen afhandelen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag.

Iedere lidstaat doet genoemde lijst uiterlijk op 1 juli 2004 toekomen aan de Commissie en de overige lidstaten. De Commissie en de betrokken lidstaten ontvangen tevens voldoende gedetailleerde informatie over de getroffen maatregelen.

Artikel 5

Andere of gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied

1.   Volgens deze verordening kan voorschrift 11 (overeenkomsten betreffende andere regelingen op beveiligingsgebied) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag ook van toepassing zijn op het geregeld intracommunautair zeescheepvaartverkeer dat plaatsvindt op vaste routes en gebruik maakt van eigen havenfaciliteiten.

2.   Te dien einde kunnen de lidstaten, ieder wat hem betreft, de bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten die voorzien zijn in genoemd voorschrift. Lidstaten kunnen dergelijke overeenkomsten met name overwegen ter bevordering van het intracommunautair zeescheepvaartverkeer over korte afstand.

De betrokken lidstaten melden de overeenkomsten aan de Commissie en verschaffen voldoende gedetailleerde informatie over de maatregelen om de Commissie in staat te stellen te beoordelen of de overeenkomst het veiligheidsniveau van andere schepen of havenfaciliteiten die niet onder de overeenkomst vallen in gevaar brengt. Indien de gedetailleerde informatie rechtstreeks verband houdt met de nationale veiligheid, hoeft deze niet aan de Commissie te worden gemeld.

De Commissie onderzoekt of de overeenkomsten een adequaat beschermingsniveau garanderen, met name wat betreft de voorschriften van paragraaf 2 van bovengenoemd voorschrift 11, en of zij conform het Gemeenschapsrecht zijn en in overeenstemming met het goed functioneren van de interne markt. Indien de overeenkomsten niet aan deze criteria voldoen, neemt de Commissie binnen vier maanden een besluit overeenkomstig de procedure van artikel 12, lid 3; in een dergelijk geval herroepen de betrokken lidstaten de overeenkomst of passen deze aan.

3.   De periodiciteit van de herziening van deze overeenkomsten, die is voorzien in paragraaf 4 van voorschrift 11 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging, moet minsten om de vijf jaar zijn.

4.   De lidstaten mogen voor het in artikel 3, leden 2 en 3 van deze verordening bedoelde binnenlandse zeescheepvaartverkeer en de havenfaciliteiten gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied treffen als bepaald in voorschrift 12 (gelijkwaardige regelingen op beveiligingsgebied) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag, mits dergelijke regelingen ten minste even doelmatig zijn als de regelingen die worden voorgeschreven in SOLAS XI-2 en de relevante bindende bepalingen van de ISPS-code.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van voldoende gedetailleerde informatie over deze regelingen wanneer zij worden getroffen en van de periodieke herzieningen daarvan uiterlijk vijf jaar nadat zij werden getroffen of voor het laatst werden herzien.

De toepassingsvoorwaarden van deze regelingen worden onderworpen aan de door de Commissie uit te voeren in artikel 10, leden 4 tot en met 7 van deze verordening voorziene inspecties volgens de daarin aangegeven modaliteiten.

Artikel 6

Verschaffing van veiligheidsinlichtingen voorafgaande aan het aandoen van een haven van een lidstaat

1.   Wanneer een schip waarvoor de voorschriften van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code of de voorschriften van artikel 3 van deze verordening gelden meldt dat het een haven in een lidstaat wil aandoen, eist de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging dat de inlichtingen worden verschaft die zijn voorgeschreven in paragraaf 2.1 van voorschrift 9 (schepen die een haven van een andere verdragsluitende regering willen aandoen) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag. De autoriteit onderzoekt de verschafte inlichtingen indien nodig , en past indien nodig de in paragraaf 2 van genoemd voorschrift voorziene procedures toe.

2.   De in lid 1 bedoelde inlichtingen worden verschaft:

a)

minstens vierentwintig uur van tevoren, of

b)

uiterlijk wanneer het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan vierentwintig uur bedraagt, of

c)

indien de aanloophaven niet bekend is of tijdens de reis wordt veranderd, zodra de aanloophaven bekend wordt.

3.   Voor elk schip dat te maken krijgt met een veiligheidsincident als gedefinieerd in paragraaf 1.13 van voorschrift 1 (definities) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wordt een rapport bewaard van de gevolgde procedure.

Artikel 7

Vrijstellingen van de verschaffing van veiligheidsinlichtingen voorafgaande aan het aandoen van een haven

1.   De lidstaten mogen de geregelde diensten tussen havenfaciliteiten op hun grondgebied vrijstellen van de eis van artikel 7, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de maatschappij die de hierboven bedoelde geregelde diensten exploiteert stelt een lijst op, en houdt deze bij, van de betrokken schepen en geeft deze door aan de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging van de betrokken haven,

b)

voor iedere reis worden de inlichtingen die zijn voorgeschreven in paragraaf 2.2 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging, indien deze dit vraagt. De maatschappij moet een intern systeem opzetten dat garandeert dat genoemde inlichtingen 24 op 24 uur direct nadat daarom is gevraagd aan de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging kunnen worden doorgegeven.

2.   Wanneer een internationale geregelde dienst tussen twee of meer lidstaten onderhouden wordt, kan ieder van de betrokken lidstaten de overige lidstaten vragen voor deze dienst vrijstelling te verlenen.

3.   De lidstaten controleren periodiek of aan de voorwaarden van de leden 1 en 2 wordt voldaan. Wanneer niet meer wordt voldaan aan minstens één van deze voorwaarden, trekken de lidstaten onmiddellijk de aan de betrokken maatschappij verleende vrijstelling in.

4.   De lidstaten stellen een lijst op van de maatschappijen en schepen die op grond van dit artikel zijn vrijgesteld, alsmede iedere bijgewerkte lijst. Zij delen deze lijsten aan de Commissie en aan alle betrokken lidstaten mede.

5.   Onverminderd de bepalingen van de leden 1 en 2 kan een lidstaat om veiligheidsredenen en van geval tot geval verzoeken om de informatie waarnaar wordt verwezen in paragraaf 2.1 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag alvorens het schip de haven aandoet.

Artikel 8

Veiligheidscontroles in de havens van een lidstaat

1.   De certificaatcontrole, als omschreven in paragraaf 1.1 van voorschrift 9 (controle van de schepen in de haven) van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wordt in de haven verricht door de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging van de haven als gedefinieerd in lid 7 van artikel 2 van deze verordening, of door de inspecteurs als gedefinieerd in artikel 2, lid 5, van Richtlijn 95/21/EG.

2.   Wanneer de ambtenaar die de in lid 1 bedoelde certificaatcontrole uitvoert ernstige redenen heeft om aan te nemen dat het schip niet voldoet aan de voorschriften van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag of de ISPC-code, maar niet ressorteert onder een autoriteit die in de betreffende lidstaat bevoegd is voor de uitvoering van de maatregelen welke zijn voorzien in de paragrafen 1.2 en 1.3 van voorschrift 9 van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag wendt hij zich onverwijld tot genoemde autoriteit.

Artikel 9

Implementatie en conformiteitscontrole

1.   De lidstaten kwijten zich van de bestuurlijke en controlerende taken die voortvloeien uit de bepalingen van de speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code. Zij zorgen ervoor dat alle nodige middelen worden besteed en daadwerkelijk ingezet voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening.

2.   De lidstaten wijzen vóór 1 januari 2004 een centrale instantie voor maritieme beveiliging aan.

3.   De lidstaten stellen, ieder wat hen betreft, een nationaal programma vast voor de implementatie van deze verordening.

4.   Zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 3 bedoelde relevante maatregelen begint de Commissie, in samenwerking met de in bovenstaand lid 2 bedoelde instantie, met een aantal inspecties, met inbegrip van inspecties op basis van een adequate steekproef met betrekking tot havenfaciliteiten en relevante maatschappijen teneinde toe te zien op de toepassing van deze verordening door de lidstaten. Bij deze inspecties wordt gekeken naar de door in bovenstaand lid 2 bedoelde instantie verschafte informatie, met name controlerapporten. De uitvoeringsbepalingen van deze inspecties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, lid 2.

5.   De ambtenaren die door de Commissie gemachtigd zijn om deze inspecties overeenkomstig lid 4 uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een van de Commissie uitgaande schriftelijke machtiging waarin onderwerp, doel en begindatum van de inspecties zijn vermeld. De Commissie stelt de betrokken lidstaten tijdig vóór de inspectie in kennis van de inspectie.

De betrokken lidstaat onderwerpt zich aan deze inspecties en zorgt ervoor dat betrokken instanties of personen dat eveneens doen.

6.   De Commissie geeft de inspectierapporten door aan de betrokken lidstaat, die binnen drie maanden na ontvangst op afdoende gedetailleerde wijze meldt welke maatregelen hij genomen heeft om eventuele tekortkomingen te verhelpen. Het rapport en de lijst van genomen maatregelen worden doorgegeven aan het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité.

Artikel 10

Opname van wijzigingen van internationale instrumenten

1.   De in artikel 2 bedoelde toepasselijke internationale instrumenten, die worden toegepast in overeenstemming met artikel 3, lid 1, zijn die welke internationaal van kracht zijn geworden, met inbegrip van de meest recente wijzigingen daarvan, in voorkomend geval met uitzondering van de wijzigingen die na de conformiteitscontroleprocedure van lid 5 van de toepassing van de communautaire maritieme wetgeving zijn uitgesloten.

2.   Over de opname van wijzigingen van de in artikel 2 bedoelde internationale instrumenten met betrekking tot voor binnenlandse reizen gebruikte schepen en de havenfaciliteiten waar zij worden afgehandeld waarop deze verordening van toepassing is, voorzover zij een technische actualisering van de bepalingen van het SOLAS-Verdrag en de ISPS-code inhouden, wordt besloten overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 11, lid 2. De in paragraaf 5 vastgelegde conformiteitscontroleprocedure is in deze gevallen niet van toepassing

3.   Overeenkomstig de procedure waarin is voorzien in artikel 11, lid 2, kunnen bepalingen worden goedgekeurd ter vastlegging van de geharmoniseerde procedures voor de toepassing van de verplichte bepalingen van de ISPS-code, zonder het bereik van deze verordening te verbreden.

4.   Voor de toepassing van deze verordening en om het gevaar van strijdigheid van de communautaire maritieme wetgeving met internationale instrumenten te beperken, werken de lidstaten en de Commissie door middel van coördinatievergaderingen en/of elk ander passend middel samen om, indien nodig, een gemeenschappelijk standpunt of een gemeenschappelijke aanpak in de bevoegde internationale instanties vast te stellen.

5.   Er wordt een conformiteitscontroleprocedure ingesteld teneinde een wijziging van een internationaal instrument alleen van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten wanneer er, op basis van een evaluatie van de Commissie, een duidelijk risico bestaat dat die wijziging het niveau van maritieme veiligheid verlaagt, of onverenigbaar is met de communautaire wetgeving.

De conformiteitscontroleprocedure mag alleen worden gebruikt voor de invoering van wijzigingen in deze verordening op de uitdrukkelijk door de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure bestreken gebieden en binnen het strikte kader van de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden

6.   In de in lid 5 bedoelde omstandigheden wordt de conformiteitscontroleprocedure, eventueel op verzoek van een lidstaat, ingeleid door de Commissie

De Commissie legt het in artikel 11, lid 1, bedoelde comité onverwijld, na de aanneming van een wijziging van een internationaal instrument, een voorstel voor maatregelen voor dat tot doel heeft die wijziging uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze verordening.

De conformiteitscontroleprocedure, indien van toepassing met inbegrip van de in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG ingestelde procedures, is voltooid ten minste één maand vóór het verstrijken van de internationaal vastgestelde periode voor stilzwijgende goedkeuring van de betreffende wijziging, of één maand vóór de beoogde datum van inwerkingtreding van die wijziging.

7.   In het geval van een risico als bedoeld in lid 5, eerste alinea onthouden de lidstaten zich tijdens de periode van de conformiteitscontroleprocedure van elk initiatief dat erop gericht is de wijziging in de nationale wetgeving op te nemen of in het betreffende internationale instrument aan te brengen.

8.   Alle relevante wijzigingen in de internationale instrumenten die overeenkomstig de leden 5 en 6 in de communautaire maritieme regelgeving worden opgenomen, worden ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité.

2.   Indien naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op 1 maand.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 6 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 6, onder b), respectievelijk onder c), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op 1 maand.

4.   Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

De Commissie treft bij de toepassing van deze verordening passende maatregelen in overeenstemming met Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (6) om vertrouwelijke informatie, waartoe zij toegang heeft of die zij van de lidstaten ontvangt, te beschermen.

De lidstaten treffen passende maatregelen in overeenstemming met hun relevante nationale wetgeving.

Personeel dat veiligheidsinspecties uitvoert, of uit hoofde van deze verordening toegang heeft tot vertrouwelijke informatie, moet een passend veiligheidsniveau hebben dat wordt gecontroleerd door de lidstaat waarvan het onderdaan is.

Artikel 13

Verspreiding van informatie

1.   Behoudens het recht op toegang van het publiek tot documenten als vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (7), zijn de inspectierapporten en de antwoorden van de lidstaten als bedoeld in artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 4 en artikel 9, lid 6, geheim en worden zij niet openbaar gemaakt. Zij worden alleen ter beschikking gesteld van de relevante autoriteiten, die ze alleen aan de betrokken partijen ter informatie doen toekomen, in overeenstemming met de geldende nationale regelgeving inzake de verspreiding van gevoelige informatie.

2.   De lidstaten behandelen informatie uit inspectierapporten en antwoorden van de lidstaten voorzover mogelijk en in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving vertrouwelijk wanneer deze informatie betrekking heeft op andere lidstaten.

3.   Tenzij duidelijk is dat inspectierapporten en antwoorden al dan niet openbaar worden gemaakt, raadplegen de lidstaten of de Commissie de betrokken lidstaat.

Artikel 14

Sancties

De lidstaten zien erop toe dat de sancties die zijn voorzien in geval van overtreding van de bepalingen van deze verordening doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2004, met uitzondering van de bepalingen van artikel 3, lid 2 en lid 3, en artikel 9, lid 4, die in werking treden op en van toepassing zijn met ingang van de in die artikelen genoemde data.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 32 van 5.2.2004, blz. 21.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 19.11.2003.

(3)  PB L 157 van 7.7.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(5)  PB L 144 van 15.5.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/75/EG (PB L 190 van 30.7.2003, blz. 6).

(6)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

(7)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

BIJLAGE I

WIJZIGINGEN VAN DE BIJLAGE BIJ HET INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974

HOOFDSTUK XI-2

SPECIALE MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE BEVEILIGING OP ZEE

Voorschrift 1

Definities

1.

In dit hoofdstuk wordt, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, verstaan onder:

1.

Bulkcarrier: een bulkcarrier als omschreven in voorschrift IX/1.6.

2.

Chemicaliëntankschip: een chemicaliëntankschip als omschreven in voorschrift VII/8.2.

3.

Gastankschip: een gastankschip zoals omschreven in voorschrift VII/11.2.

4.

Hogesnelheidsvaartuig: een vaartuig als omschreven in voorschrift X/1.2.

5.

Booreenheid: een mechanisch voortbewogen booreenheid als omschreven in voorschrift IX/1, zich niet op locatie bevindend.

6.

Olietankschip: een olietankschip als omschreven in voorschrift II-1/2.12.

7.

Maatschappij: een maatschappij als omschreven in voorschrift IX/1.

8.

Ship/haveninterface: de interacties die optreden bij rechtstreekse en onmiddellijke betrokkenheid van een schip bij acties waarvan sprake is van verplaatsing van personen of goederen, dan wel verlening van havendiensten aan of vanuit het schip.

9.

Havenfaciliteit: een door de verdragsluitende regering of de aangewezen autoriteit vastgestelde locatie waar het schip/haven raakvlak plaatsvindt. Deze omvat onder meer ankerplaatsen, ligplaatsen en aanvaarroutes, naar gelang van toepassing.

10.

Schip-tot-schip-activiteit: iedere niet met een havenfaciliteit verband houdende activiteit die de overdracht van goederen of personen van het ene schip naar het andere omvat.

11.

Aangewezen autoriteit: de organisatie(s) of de bestuurlijke instantie(s) die van de verdragsluitende regering verantwoordelijk worden gesteld voor de implementatie van de bepalingen van dit hoofdstuk met betrekking tot de beveiliging van havenfaciliteiten en schip/haveninterfaces, vanuit het oogpunt van de havenfaciliteit.

12.

International Ship and Port Facility Security (ISPS) Code: de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, bestaande uit deel A (waarvan de bepalingen als dwingend worden behandeld) en deel B (waarvan de bepalingen als aanbevelingen worden behandeld), als aangenomen op 12 december 2002 bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende staten bij het Internationaal Verdrag ter beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, als eventueel gewijzigd door de organisatie, op voorwaarde dat:

1.

wijzigingen van deel A van de code worden aangenomen, ten uitvoer worden gelegd en in werking treden overeenkomstig artikel VIII van dit Verdrag betreffende de wijzigingsprocedures die voor de Bijlage, met uitzondering van hoofdstuk I, gelden, en

2.

wijzigingen van deel B van de code worden aangenomen door de Maritieme Veiligheidcommissie overeenkomst het reglement van orde.

13.

Veiligheidsincident: iedere verdachte handeling of omstandigheid die bedreigend is voor de veiligheid van een schip, met inbegrip van de veiligheid van een booreenheid, een hogesnelheidsvaartuig, een havenfaciliteit, een schip/haven raakvlak of een schip-tot-schip-activiteit.

14.

Veiligheidsniveau: gradering van het risico dat een poging tot veiligheidsincident wordt ondernomen of dat een veiligheidsincident plaatsvindt.

15.

Veiligheidsverklaring: een overeenkomst tussen een schip en een havenfaciliteit dan wel een ander schip waarmee interactie is, waarin de door partijen te nemen veiligheidsmaatregelen vermeld staan.

16.

Erkende veiligheidsorganisatie: een organisatie die over de vereiste deskundigheid op veiligheidsgebied en kennis van schip en havenoperaties beschikt, en die gemachtigd is de door dit hoofdstuk of door deel A van de ISPS-Code voorgeschreven beoordelingen, verificaties, goedkeuringen of certificatiewerkzaamheden te verrichten.

2.

In de voorschriften 3 tot en met 13 omvat de term „schip” ook booreenheden en hogesnelheidsvaartuigen.

3.

Met de in dit hoofdstuk gebruikte term „alle schepen” worden alle schepen bedoeld waarop dit hoofdstuk van toepassing is.

4.

Wanneer in de voorschriften 3, 4, 7, 10, 11, 12 en 13 de term „verdragsluitende regering” wordt gebruikt, wordt hiermee ook de „aangewezen autoriteit” bedoeld.

Voorschrift 2

Toepassing

1.

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

1.

de volgende soorten schepen die voor internationale reizen worden gebruikt:

1.1.

passagiersschepen met inbegrip van hogesnelheidspassagiersvaartuigen;

1.2.

vrachtschepen, met inbegrip van hogesnelheidsvaartuigen met een bruto tonnage van 500 of meer; en

1.3.

booreenheden; en

2.

havenfaciliteiten die voor internationale reizen gebruikte schepen afhandelen.

2.

Onverminderd de bepalingen van paragraaf 1.2, beslissen de verdragsluitende staten in hoeverre dit hoofdstuk en de relevante hoofdstukken van deel A van de ISPS-Code van toepassing zijn op die havenfaciliteiten op hun grondgebied die niet hoofdzakelijk voor internationale reizen makende schepen worden gebruikt, maar incidenteel schepen die in verband met een internationale reis aankomen of afvaren moeten afhandelen.

2.1.

De verdragsluitende staten baseren hun besluiten, krachtens paragraaf 2 op veiligheidsbeoordelingen van havenfaciliteiten die worden verricht overeenkomstig het bepaalde in deel A van de ISPS-Code.

2.2.

Geen enkel door een verdragsluitende regering krachtens paragraaf 2 genomen besluit mag ten koste gaan van het door dit hoofdstuk of door deel A van de ISPS-Code beoogde veiligheidsniveau.

3.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op oorlogsschepen, hulpschepen of andere schepen die het eigendom zijn of geëxploiteerd worden door een verdragsluitende regering en uitsluitend voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt.

4.

Niets in dit hoofdstuk mag afbreuk doen aan de uit het internationaal recht voortvloeiende rechten en verplichtingen van staten.

Voorschrift 3

Verplichtingen van de verdragsluitende staten met betrekking tot de beveiliging

1.

Administraties stellen veiligheidsniveaus vast en zorgen dat de schepen die het recht hebben om onder hun vlag te varen over deze veiligheidsniveaus worden geïnformeerd. In geval van wijzigingen van het veiligheidsniveau wordt de veiligheidsniveau-informatie bijgewerkt zoals de omstandigheden vereisen.

2.

De verdragsluitende staten stellen veiligheidsniveaus vast en zorgen dat de havenfaciliteiten op hun grondgebied en de schepen, voordat zij een haven binnenlopen of terwijl zij zich in een haven op hun grondgebied bevinden, over deze veiligheidsniveaus worden geïnformeerd. In geval van wijzigingen van het veiligheidsniveau wordt de veiligheidsniveau-informatie bijgewerkt naar gelang de omstandigheden dit vereisen.

Voorschrift 4

Eisen voor maatschappijen en schepen

1.

De maatschappijen leven de relevante eisen van dit hoofdstuk en van deel A van de ISPS-Code na, waarbij ze rekening houden met de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren.

De schepen leven de relevante eisen van dit hoofdstuk en van deel A van de ISPS-Code na, waarbij ze rekening houden met de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren. De naleving wordt gecontroleerd en gecertificeerd overeenkomstig de bepalingen van deel A van de ISPS-Code.

3.

Alvorens een haven binnen te lopen, of terwijl het zich in een haven op het grondgebied van een verdragsluitende regering bevindt, voldoet een schip aan de eisen met betrekking tot het door die verdragsluitende regering vastgestelde veiligheidsniveau, indien dit veiligheidsniveau hoger is dan het door de Administratie voor dat schip vastgestelde veiligheidsniveau.

4.

Schepen reageren zo spoedig mogelijk op iedere overschakeling op een hoger veiligheidsniveau.

5.

Indien een schip zich niet houdt aan de eisen van dit hoofdstuk of van deel A van de ISPS-Code, dan wel niet kan voldoen aan de eisen met betrekking tot het door de Administratie of door een andere verdragsluitende regering vastgestelde en op dat schip van toepassing zijnde veiligheidsniveau, dan meldt het schip dit aan de betreffende bevoegde autoriteit alvorens over te gaan tot enige schip/haven raakvlak of alvorens de haven binnen te lopen, afhankelijk van de situatie die zich het eerst voordoet.

Voorschrift 5

Specifieke verantwoordelijkheid van de maatschappijen

De maatschappij zorgt ervoor dat de kapitein te allen tijde de informatie aan boord heeft aan de hand waarvan bevoegde ambtenaren van een verdragsluitende regering kunnen vaststellen:

1.

wie verantwoordelijk is voor de aanwijzing van de bemanningsleden of andere personen die op dat moment in welke hoedanigheid dan ook aan boord van een schip in dienst of te werk gesteld zijn ten behoeve van dat schip;

2.

wie degene is die beslist over de bezigheid van het schip; en

3.

wanneer het schip gebruikt wordt in het kader van een charterpartij (charterpartijen), wie de partijen zijn bij deze charterpartij(en)

Voorschrift 6

Scheepsveiligheidsalarmsysteem

1.

Alle schepen worden uitgerust met een scheepsveiligheidsalarmsysteem, en wel als volgt:

1.

op of na 1 juli 2004 gebouwde schepen;

2.

vóór 1 juli 2004 gebouwde passagiersschepen, met inbegrip van hogesnelheidspassagiersvaartuigen, ten laatste bij de eerste inspectie van de radio-installatie na 1 juli 2004;

3.

vóór 1 juli 2004 gebouwde olietankschepen, chemicaliëntankers, gastankers, bulkcarriers en hogesnelheidsvrachtvaartuigen, met een brutotonnage van 500 en meer, ten laatste bij de eerste inspectie van de radio-installatie na 1 juli 2004; en

4.

andere vrachtschepen met een brutotonnage van 500 en meer en booreenheden die vóór 1 juli 2004 gebouwd zijn, ten laatste bij de eerste inspectie van de radio-installatie na 1 juli 2006.

2.

Wanneer het scheepsveiligheidsalarmsysteem wordt ingeschakeld:

1.

stelt het een schip/walveiligheidsalarm in werking en zendt dit naar een door de Overheid aangewezen bevoegde autoriteit, die in deze omstandigheden ook de maatschappij kan zijn, dat de identiteit en positie van het schip vermeldt en aangeeft of de veiligheid van het schip wordt bedreigd of in gevaar is gebracht;

2.

zendt dit scheepsveiligheidsalarm niet naar andere schepen;

3.

stelt geen alarm aan boord van het schip in werking; en

4.

houdt het scheepsveiligheidsalarm in werking totdat het wordt uitgeschakeld en/of opnieuw wordt ingesteld.

3.

Het scheepsveiligheidsalarmsysteem:

1.

kan vanaf de navigatiebrug en op minstens één andere plaats worden ingeschakeld;

2.

voldoet aan prestatienormen die niet lager zijn dan de door de Organisatie aangenomen normen.

4.

De inschakelpunten van het scheepsveiligheidsalarmsysteem zijn zo ontworpen dat het scheepsveiligheidsalarm niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.

5.

Aan de eis van een scheepsveiligheidsalarmsysteem kan worden voldaan met een radio-installatie die is aangepast aan de eisen van hoofstuk IV, maar dan ook aan alle eisen van dit voorschrift moet voldoen.

6.

Wanneer een Administratie een melding binnenkrijgt van een scheepsveiligheidsalarm, stelt die Administratie onmiddellijk de staat (staten) in de nabijheid waarvan het schip zich op dat moment bevindt in kennis.

7.

Wanneer een verdragsluitende regering een melding ontvangt van een scheepsveiligheidsalarm van een schip dat niet gerechtigd is onder zijn vlag te varen, stelt die verdragsluitende regering onmiddellijk de desbetreffende Administratie in kennis en, indien van toepassing, de staat (staten) in de nabijheid waarvan het schip zich op dat moment bevindt.

Voorschrift 7

Bedreigingen voor schepen

1.

De verdragsluitende staten stellen veiligheidsniveaus vast, en zorgen ervoor dat in hun territoriale wateren varende schepen, of schepen die hebben medegedeeld dat zij van plan zijn zich in hun territoriale wateren te begeven, over deze veiligheidsniveaus worden geïnformeerd.

2.

De verdragsluitende staten zorgen voor een aanspreekpunt waar deze schepen om raad of bijstand kunnen vragen, en waar zij eventuele met de veiligheid verband houdende zorgen over andere schepen, scheepsbewegingen of berichten kunnen melden.

3.

Indien is vastgesteld dat er gevaar bestaat voor een aanval, licht de betrokken verdragsluitende regering de betrokken schepen en hun Administraties in over:

1.

het huidige veiligheidsniveau;

2.

de veiligheidsmaatregelen die de betrokken schepen moeten nemen om zichzelf tegen een aanval te beschermen, overeenkomstig de bepalingen van deel A van de ISPS-code; en

3.

de veiligheidsmaatregelen die de kuststaat besloten heeft te nemen, naar gelang van toepassing.

Voorschrift 8

Beslissingsvrijheid van de kapitein met betrekking tot de veiligheid van het schip

1.

De kapitein wordt niet door de maatschappij, de verlader of enige andere persoon weerhouden van het nemen of het uitvoeren van een beslissing die naar het professionele oordeel van de kapitein moet worden genomen voor de veiligheid en ter beveiliging van het schip. Dit houdt ook in dat hij personen (behalve personen waarvan vaststaat dat zij naar behoren door een verdragsluitende regering zijn gemachtigd) of hun eigendommen de toegang kan ontzeggen en kan weigeren vracht, inclusief containers en andere afgesloten vrachttransporteenheden, aan boord te nemen.

2.

Indien er tijdens de bedrijfsactiviteiten van het schip een situatie ontstaat, waarbij volgens het professioneel oordeel van de kapitein, voor het schip geldende eisen inzake veiligheid en beveiliging met elkaar in strijd zijn, geeft de kapitein uitvoering aan de eisen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van het schip. De kapitein kan in dergelijke gevallen tijdelijke beveiligingsmaatregelen treffen, en hij informeert onverwijld de Administratie en, indien van toepassing, de verdragsluitende regering van het land in wier haven het schip zich bevindt of voornemens is binnen te lopen. Al dergelijke tijdelijke beveiligingsmaatregelen in het kader van deze verordening dienen in de hoogst mogelijke mate afgestemd te zijnop het geldende beveiligingsniveau. Wanneer dergelijke gevallen worden vastgesteld, zorgt de Administratie ervoor dat deze strijdigheden worden opgelost en dat de kans op herhaling tot een minimum wordt beperkt.

Voorschrift 9

Controle- en handhavingsmaatregelen

1.

Controle van schepen in de haven

1.1.

Volgens dit hoofdstuk kan ieder schip waarop dit hoofdstuk van toepassing is in de haven van een andere verdragsluitende regering gecontroleerd worden door bevoegde ambtenaren van die regering, die eveneens de functies van voorschrift I/19 kunnen vervullen. Bij deze controle wordt alleen geverifieerd of het schip beschikt over een geldig internationaal veiligheidscertificaat of een geldig voorlopig internationaal veiligheidscertificaat dat is afgegeven krachtens het bepaalde in deel A van de ISPS-Code („certificaat”), hetgeen aanvaard wordt indien het geldig is, tenzij er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het schip niet voldoet aan de eisen van dit hoofdstuk of van deel A van de ISPS-Code.

1.2.

Wanneer die gegronde redenen aanwezig zijn, of wanneer er desgevraagd geen geldig certificaat wordt overgelegd, leggen de bevoegde ambtenaren van de verdragsluitende regering één of meer controlemaatregelen op met betrekking tot het schip, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 1.3. Al deze opgelegde maatregelen moeten evenredig zijn en er moet rekening worden gehouden met de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren.

1.3.

De volgende controlemaatregelen kunnen worden opgelegd: inspectie van het schip, ophouding van het schip, aanhouding van het schip, beperking van de bedrijfsvoering, met inbegrip van bewegingen binnen de haven, of uitwijzing van het schip uit de haven. Ter aanvulling van deze controlemaatregelen, of in plaats daarvan, kunnen ook andere, minder verregaande administratieve of corrigerende maatregelen worden genomen.

2.

Schepen die voornemens zijn een haven van een andere verdragsluitende regering aan te doen

2.1.

In de zin van dit hoofdstuk kan een verdragsluitende regering eisen dat schepen die voornemens zijn zijn havens aan te doen onderstaande informatie verschaffen aan bevoegde ambtenaren van die regering, teneinde de naleving van dit hoofdstuk te verzekeren voordat het schip de haven binnenloopt, en zo te vermijden dat er controlemaatregelen moeten worden opgelegd of stappen ondernomen:

1.

of het schip beschikt over een geldig certificaat, en de naam van de autoriteit die het heeft uitgereikt;

2.

het veiligheidsniveau waarop het schip momenteel opereert;

3.

het veiligheidsniveau waarop het schip in een vorige haven heeft geopereerd, toen het een schip/haven raakvlak heeft uitgevoerd binnen het in paragraaf 2.3 aangegeven tijdsbestek;

4.

eventuele speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen die door het schip zijn genomen in een vorige haven waar het een schip/haven raakvlak heeft uitgevoerd binnen het in paragraaf 2.3 aangegeven tijdsbestek;

5.

of de passende scheepsveiligheidsprocedures zijn gevolgd gedurende een schip-tot-schipactiviteit binnen het in paragraaf 2.3 vermelde tijdsbestek; of

6.

andere praktische met beveiliging verband houdende informatie (maar geen details over het scheepsveiligheidsplan) rekening houdend met de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren.

Indien de verdragsluitende regering dit vraagt, geven het schip of de maatschappij een voor die verdragsluitende regering aanvaardbare bevestiging van de hierboven verlangde informatie.

2.2.

Ieder schip waarop dit hoofdstuk van toepassing is en dat van plan is de haven van een andere verdragsluitende regering aan te doen, verschaft de in paragraaf 2.1 beschreven informatie, indien de bevoegde ambtenaren van die regering dit vragen. De kapitein kan weigeren die informatie te verschaffen, maar dient wel te beseffen dat hem dan de toegang tot de haven kan worden ontzegd.

2.3.

Het schip houdt voor de laatste tien havenfaciliteiten die het heeft aangedaan de in paragraaf 2.1 bedoelde gegevens bij.

2.4.

Indien de bevoegde ambtenaren van de verdragsluitende regering van de haven die het schip voornemens is aan te doen na ontvangst van de in paragraaf 2.1 beschreven informatie gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het schip niet aan de eisen van dit hoofdstuk of deel A van de ISPS-Code voldoet, proberen genoemde ambtenaren communicatie tot stand te brengen met het schip en tussen het schip en de Administratie om de niet-naleving recht te zetten. Indien deze communicatie niet leidt tot rechtzetting, of indien de ambtenaar ook anderszins gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het schip niet voldoet aan de eisen van dit hoofdstuk of deel A van de ISPS-Code, kunnen deze ambtenaren met betrekking tot dat schip de in paragraaf 2.5 voorziene stappen zetten. Al dergelijke stappen moeten evenredig zijn en worden gezet aan de hand van de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren.

2.5.

Genoemde stappen zijn:

1.

een eis tot rechtzetting van de niet-naleving;

2.

een eis dat het schip zich begeeft naar een aangewezen plaats in de territoriale wateren of de binnenlandse wateren van die verdragsluitende regering;

3.

inspectie van het schip, indien het schip zich in de territoriale wateren bevindt van de verdragsluitende regering wier haven het schip voornemens aan te doen; of

4.

ontzegging van de toegang tot de haven.

Alvorens tot dergelijke stappen over te gaan, stelt de verdragsluitende regering het schip op de hoogte van haar voornemens. De kapitein kan daarop afzien van zijn voornemen om die haven aan te doen. Deze verordening is dan niet van toepassing.

3.

Aanvullende bepalingen

3.1.

Indien:

1.

een in paragraaf 1.3 bedoelde controlemaatregel wordt opgelegd die verder gaat dan een gewone administratieve of corrigerende maatregel; of

2.

één van de in paragraaf 2.5 bedoelde stappen wordt ondernomen, stelt een bevoegde ambtenaar van de verdragsluitende regering de Administratie onverwijld schriftelijk op de hoogte van de opgelegde controlemaatregelen of ondernomen stappen, alsmede van de redenen daarvoor. De verdragsluitende regering die de controlemaatregelen oplegt of de stappen onderneemt meldt ook aan het erkend beveiligingsbedrijf dat het certificaat voor het betreffende schip heeft afgegeven, en aan de Organisatie wanneer deze controlemaatregelen zijn opgelegd of deze stappen zijn ondernomen.

3.2.

Wanneer een schip de toegang tot de haven wordt ontzegd of wordt uitgewezen, dienen de havenstaatautoriteiten de bewuste feiten mede te delen aan de havenstaatautoriteiten van de volgende in aanmerking komende aanloophavens, indien deze bekend zijn, en eventuele andere in aanmerking komende kuststaten, rekening houdende met door de Organisatie te ontwikkelen richtsnoeren. De geheimhouding en beveiliging van deze meldingen worden gegarandeerd.

3.3.

Het ontzeggen van de toegang tot de haven overeenkomstig de paragrafen 2.4 en 2.5 of uitwijzing overeenkomstig de paragrafen 1.1 tot en met 1.3 zijn maatregelen die alleen worden opgelegd wanneer de bevoegde ambtenaren van de verdragsluitende regering gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het schip een onmiddellijke bedreiging vormt voor beveiliging of veiligheid van schepen of andere goederen, en er geen andere passende middelen zijn om die dreiging weg te nemen.

3.4.

De oplegging van de in paragraaf 1.3 bedoelde controlemaatregelen en het nemen van de in paragraaf 2.5 bedoelde stappen overeenkomstig deze verordening, vinden niet langer plaats wanneer de niet-naleving die aanleiding gaf tot controlemaatregelen of stappen naar tevredenheid van de verdragsluitende regering is rechtgezet, rekening houdende met eventuele door het schip of de Administratie voorgestelde acties.

3.5.

Wanneer verdragsluitende staten controle uitoefenen krachtens paragraaf 1 of stappen ondernemen krachtens paragraaf 2:

1.

wordt al het mogelijke gedaan om te vermijden dat een schip ten onrechte wordt aangehouden of opgehouden. Indien een schip daardoor ten onrechte wordt aangehouden of opgehouden, heeft het recht op schadevergoeding voor eventuele geleden verliezen of schade; en

2.

wanneer toegang tot het schip in noodgevallen en om humanitaire of veiligheidsredenen noodzakelijk is, mag deze niet worden belet.

Voorschrift 10

Eisen met betrekking tot havenfaciliteiten

1.

Havenfaciliteiten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit hoofdstuk en deel A van de ISPS-Code, rekening houdende met de in deel B van de ISPS-Code gegeven richtsnoeren.

2.

Verdragsluitende staten met op hun grondgebied een havenfaciliteit of havenfaciliteiten waarop deze verordening van toepassing is, zorgen ervoor dat:

1.

de veiligheidsbeoordelingen van de havenfaciliteiten overeenkomstig de bepalingen van deel A van de ISPS-Code worden uitgevoerd, herzien en goedgekeurd; en

2.

de veiligheidsplannen van de havenfaciliteiten overeenkomstig de bepalingen van deel A van de ISPS-Code worden ontwikkeld, herzien, goedgekeurd en ten uitvoer gelegd.

3.

De verdragsluitende staten moeten duidelijk aangeven en mededelen welke maatregelen die in een veiligheidsplan van een havenfaciliteit voor de verschillende veiligheidsniveaus moeten worden opgenomen, alsmede wanneer een veiligheidsverklaring moet worden overgelegd.

Voorschrift 11

Alternatieve veiligheidsovereenkomsten

1.

De verdragsluitende staten mogen, bij de implementatie van dit hoofdstuk en deel A van de ISPS-Code schriftelijk bilaterale of multilaterale overeenkomsten met andere verdragsluitende staten sluiten voor alternatieve veiligheidsregelingen met betrekking tot korte internationale reizen op vaste routes tussen op hun grondgebieden gelegen havenfaciliteiten.

2.

Deze overeenkomsten gaan niet ten koste van het veiligheidsniveau van andere niet onder de overeenkomst vallende schepen of havenfaciliteiten.

3.

Onder dergelijke overeenkomsten vallende schepen verrichten geen schip-tot-schip-activiteiten met niet onder de overeenkomst vallende schepen.

4.

Deze overeenkomsten worden periodiek herzien, rekening houdend met de opgedane ervaring en eventuele wijzigingen van de specifieke omstandigheden of de beoordeelde bedreigingen voor de veiligheid van de onder de overeenkomst vallende schepen, havenfaciliteiten of routes.

Voorschrift 12

Gelijkwaardige veiligheidsregelingen

1.

Een Administratie kan toestaan dat een bepaald schip, of een groep schepen, dat/die gerechtigd is onder haar vlag te varen andere met de in dit hoofdstuk of in deel A van de ISPS-Code voorgeschreven maatregelen gelijkstaande maatregelen uitvoert, mits deze veiligheidsmaatregelen minstens even doeltreffend zijn als de in dit hoofdstuk of deel A van de ISPS-Code voorgeschreven maatregelen. Een Administratie die dergelijke veiligheidsmaatregelen toestaat, deelt de bijzonderheden daaromtrent mede aan de Organisatie.

2.

Bij de implementatie van dit hoofdstuk en deel A van de ISPS-Code kan een verdragsluitende regering een bepaalde op haar grondgebied gelegen havenfaciliteit, of groep havenfaciliteiten, die niet valt onder hun krachtens voorschrift 11 gesloten overeenkomst toestaan veiligheidsmaatregelen te implementeren die gelijkstaan met de in dit hoofdstuk of in deel A van de ISPS-Code voorgeschreven maatregelen. Een verdragsluitende regering die dergelijke veiligheidsmaatregelen toestaat deelt de bijzonderheden daaromtrent aan de Organisatie mede.

Voorschrift 13

Verschaffing van informatie

1.

De verdragsluitende staten delen uiterlijk 1 juli 2004 de volgende gegevens mede aan de Organisatie, en stellen deze ter informatie ter beschikking van maatschappijen en schepen:

1.

de namen en contactgegevens van hun nationale autoriteit of autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten;

2.

de locaties op hun grondgebied die onder de goedgekeurde veiligheidsplannen voor havenfaciliteiten vallen;

3.

de namen en contactgegevens van degenen die zijn aangewezen om te allen tijde beschikbaar te zijn voor het ontvangen van en reageren op de schip/walveiligheidsalarms, als bedoeld in voorschrift 6.2.1;

4.

de namen en contactgegevens van degenen die zijn aangewezen om te allen tijde beschikbaar te zijn voor het ontvangen van en reageren op eventuele mededelingen van verdragsluitende staten die de controle- en nalevingsmaatregelen uitvoeren, als bedoeld in voorschrift 9.3.1; en

5.

de namen en contactgegevens van degenen die zijn aangewezen om te allen tijde beschikbaar te zijn voor het adviseren of assisteren van schepen, en aan wie schepen eventuele met de veiligheid verband houdende zorgen als bedoeld in voorschrift 7.2 kunnen melden; en verwerken deze informatie, zodra zich daarin wijzigingen voordoen. De Organisatie verspreidt deze gegevens onder andere verdragsluitende staten ter informatie van hun beambten.

2.

De verdragsluitende staten delen uiterlijk 1 juli 2004 aan de Organisatie de namen en contactgegevens mede van alle erkende beveiligingsorganisaties die bevoegd zijn namens hen op te treden, met de bijzonderheden van de specifieke verantwoordelijkheid van deze organisaties en de voorwaarden waaronder bevoegdheden aan hen zijn gedelegeerd. Deze gegevens worden bijgewerkt zodra zich daarin wijzigingen voordoen. De Organisatie verspreidt deze gegevens onder andere verdragsluitende staten ter informatie van hun ambtenaren.

3.

De verdragsluitende staten verstrekken aan de Organisatie uiterlijk op 1 juli 2004 een lijst waarop de goedgekeurde havenveiligheidsplannen voor de zich op hun grondgebied bevindende havenfaciliteiten vermeld staan, alsmede de door elk goedgekeurd havenveiligheidsplan bestreken locatie of locaties, met bijbehorende goedkeuringsdatum, en doen nadien verdere mededelingen in geval van onderstaande wijzigingen:

1.

wijzigingen met betrekking tot de door een goedgekeurd havenveiligheidsplan bestreken locatie of locaties moeten worden ingevoerd of zijn ingevoerd. In deze gevallen worden de wijzigingen met betrekking tot de door het plan bestreken locatie of locaties medegedeeld, alsmede de datum waarop deze wijzigingen moeten worden ingevoerd of zijn geïmplementeerd;

2.

een goedgekeurd havenveiligheidsplan dat aanvankelijk op de bij de Organisatie ingediende lijst stond, moet worden ingetrokken of is ingetrokken. In deze gevallen moet worden medegedeeld op welke datum de intrekking zal ingaan of is ingegaan, en wordt de Organisatie zo spoedig als praktisch mogelijk is ingelicht.

3.

de lijst van goedgekeurde havenveiligheidsplannen moet worden uitgebreid. In deze gevallen moeten de door het plan bestreken locatie of locaties en de datum van goedkeuring worden medegedeeld.

4.

De verdragsluitende staten verstrekken na 1 juli om de vijf jaar aan de Organisatie een herziene en bijgewerkte lijst, waarop alle goedgekeurde havenveiligheidsplannen voor de zich op hun grondgebied bevindende havenfaciliteiten staan aangegeven met de door ieder goedgekeurd havenveiligheidsplan bestreken locatie of locaties en de desbetreffende data van goedkeuring (en de datum van goedkeuring van eventuele wijzigingen), die volgt op en in de plaats komt van alle informatie die overeenkomstig paragraaf 3 gedurende de voorgaande vijf jaar is medegedeeld.

5.

De verdragsluitende staten delen de Organisatie de overeenkomsten mede die krachtens voorschrift 11 zijn gesloten. De medegedeelde informatie omvat:

1.

de namen van de verdragsluitende staten die de overeenkomst hebben gesloten;

2.

de onder de overeenkomst vallende havenfaciliteiten en vaste routes;

3.

de periodiciteit van de herziening van de overeenkomst;

4.

de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst en

5.

informatie over eventueel overleg dat heeft plaatsgevonden met andere verdragsluitende staten; naderhand delen zij zo spoedig als praktisch mogelijk is de Organisatie mede, wanneer de overeenkomst is gewijzigd of is afgelopen.

6.

Iedere verdragsluitende regering die krachtens het bepaalde in voorschrift 12 gelijkwaardige veiligheidsregelingen toestaat met betrekking tot een schip dat gerechtigd is onder haar vlag te varen of met betrekking tot een op haar grondgebied gelegen havenfaciliteit deelt de bijzonderheden daaromtrent mede aan de Organisatie

7.

De Organisatie stelt de krachtens paragraaf 3 medegedeelde informatie ter beschikking van andere verdragsluitende staten die daarom vragen.

BIJLAGE II

INTERNATIONALE CODE VOOR DE BEVEILIGING VAN SCHEPEN EN HAVENFACILITEITEN

PREAMBULE

1. De Diplomatieke Conferentie inzake maritieme veiligheid, die in december 2002 in Londen is gehouden heeft, ter verhoging van de veiligheid op zee, nieuwe bepalingen aan het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 toegevoegd, en de onderhavige Code goedgekeurd. Deze nieuwe maatregelen vormen het internationale kader voor samenwerking tussen schepen en havenfaciliteiten om activiteiten die een bedreiging vormen voor de veiligheid in het zeevervoer op te sporen en tegen te houden.

2. Na de tragische gebeurtenissen van 11 september 2001 is op de tweeëntwintigste zitting van de Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie („de Organisatie”) in november 2001 unaniem overeengekomen nieuwe maatregelen voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten te ontwikkelen. Genoemde maatregelen zijn in december 2002 vastgesteld door een Conferentie van verdragsluitende staten bij het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (bekend als de Diplomatieke Conferentie inzake maritieme veiligheid). De voorbereiding voor de Diplomatieke Conferentie was toevertrouwd aan de Commissie maritieme veiligheid (MSC) van de Organisatie, op basis van suggesties die door lidstaten, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties tijdens het overleg met de Organisatie zijn ingediend

3. Op de eerste buitengewone zitting, eveneens in november 2001, heeft de MSC een Tussentijdse MSC-werkgroep maritieme veiligheid opgericht, teneinde de ontwikkeling en vaststelling van geschikte veiligheidsmaatregelen te versnellen. De eerste bijeenkomst van de Tussentijdse MSC-werkgroep maritieme veiligheid vond plaats in februari 2002, en het resultaat van de daar gevoerde besprekingen is gerapporteerd aan en besproken op de vijfenzeventigste zitting van de MSC in mei 2002; er is een ad hoc-werkgroep opgericht om de gedane voorstellen verder uit te werken. Op de vijfenzeventigste zitting van de MSC is het rapport van deze werkgroep behandeld en is de aanbeveling gedaan het werk door een volgende Tussentijdse MSC-werkgroep, in september 2002, te laten voortzetten. Op de zesenzeventigste zitting van de MSC is het resultaat van de werkzaamheden van de Tussentijdse MSC-werkgroep van september 2002, en van de direct aan de Diplomatieke Conferentie voorafgaande verdere werkzaamheden van de MSC-werkgroep in combinatie met de zesenzeventigste zitting van de MSC in december 2002, direct vóórafgaand aan de Diplomatieke Conferentie besproken, en is overeenstemming bereikt over de definitieve versie van de door de Diplomatieke Conferentie te behandelen voostellen.

4. De Diplomatieke Conferentie (9 tot en met 13 december 2002) heeft ook wijzigingen van de bestaande bepalingen van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS 74) vastgesteld, die de invoering van de eis om automatische identificatiesystemen aan te brengen moeten versnellen, en nieuwe voorschriften aan hoofdstuk XI-1 van SOLAS 74 toegevoegd met betrekking tot de aanbrenging van het scheepsidentificatienummer en het voeren van een continu gegevensoverzicht. Daarnaast heeft de Diplomatieke Conferentie een aantal resoluties aangenomen, waaronder resoluties met betrekking tot de implementatie en herziening van deze Code, technische samenwerking en de samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereld Douane Organisatie. Erkend werd dat het bij de voltooiing van het werk van deze twee organisaties nodig kan zijn bepaalde nieuwe bepalingen met betrekking tot maritieme veiligheid te beoordelen en te wijzigen.

5. De bepalingen van hoofdstuk XI-2 van SOLAS 74 en deze Code zijn van toepassing op schepen en havenfaciliteiten. De overeenkomst om SOLAS 74 uit te breiden tot havenfaciliteiten was gebaseerd op het feit dat SOLAS 74 de snelste manier was om ervoor te zorgen dat de vereiste veiligheidsmaatregelen snel zouden worden ingevoerd en in werking traden. Er is evenwel ook afgesproken dat de voor havenfaciliteiten geldende bepalingen uitsluitend van toepassing zijn op het schip/haven raakvlak. De meer algemene problematiek van de veiligheid van havengebieden wordt onderwerp van verdere gezamenlijke werkzaamheden van de Internationale Maritieme Organisatie en de Internationale Arbeidsorganisatie. Ook werd overeengekomen dat de bepalingen geen betrekking dienden te hebben op de feitelijke reacties op aanvallen of tot eventueel noodzakelijke opruimingsactiviteiten na een dergelijke aanval.

6. Bij het opstellen van de bepalingen is ervoor gezorgd dat zij verenigbaar waren met de bepalingen van het — gewijzigde — Internationale Verdrag van 1978 betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, de ISM-Code (International Safety Management) en het geharmoniseerde systeem van inspectie en certificering.

7. De bepalingen betekenen een aanzienlijk gewijzigde opstelling van de internationale maritieme bedrijven ten aanzien van het punt van de veiligheid van het zeevervoer. Erkend wordt dat genoemde bepalingen voor bepaalde verdragsluitende staten een aanzienlijke aanvullende last kunnen vormen. Het belang van technische samenwerking om verdragsluitende staten bij te staan bij het implementeren van de bepalingen wordt volledig erkend.

8. Implementatie van de bepalingen vereist een doorlopende doeltreffende samenwerking tussen en begrip van allen die betrokken zijn bij (het gebruik van) schepen en havenfaciliteiten, met inbegrip van scheepsbemanning, havenpersoneel, passagiers, personen met belangen met betrekking tot vracht, het bestuur van schepen en havens en functionarissen van nationale en plaatselijke instanties met verantwoordelijkheden op het gebied van de veiligheid. Bestaande werkwijzen en procedures dienen te worden beoordeeld, en aangepast indien zij geen adequaat veiligheidsniveau bieden. In het belang van een verbeterde maritieme veiligheid zullen scheepvaart- en havenindustrieën en nationale en plaatselijke instanties bijkomende verantwoordelijkheden moeten dragen.

9. Bij het implementeren van de veiligheidsbepalingen van hoofdstuk XI-2 van SOLAS 74 en deel A van deze Code, moet rekening worden gehouden met de richtsnoeren van deel B van deze Code. Er wordt echter erkend dat de mate waarin deze richtsnoeren van toepassing zijn, kan variëren afhankelijk van de aard van de havenfaciliteit en het schip, het handelsgebied en/of de vracht.

10. Niets in deze Code mag worden geïnterpreteerd of toegepast op een wijze die niet strookt met een passend respect voor de fundamentele rechten en vrijheden als uiteengezet in internationale instrumenten, met name die instrumenten die betrekking hebben op maritiem personeel en vluchtelingen, met inbegrip van de Verklaring van de fundamentele beginselen en rechten op het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie en internationale normen met betrekking tot maritiem en havenpersoneel.

11. Gelet op het feit dat het — gewijzigde — Verdrag van 1965 inzake de vergemakkelijking van het verkeer ter zee bepaalt dat openbare instanties dienen toe te staan dat buitenlandse bemanningsleden aan wal komen terwijl het schip waarmee zij zijn aangekomen zich in de haven bevindt — mits de formaliteiten bij aankomst van het schip zijn afgerond en de openbare instanties geen reden hebben om de toestemming om aan wal te komen te weigeren om redenen van volksgezondheid, openbare veiligheid of openbare orde —, dienen verdragsluitende staten, bij het goedkeuren van veiligheidsplannen van schepen en havenfaciliteiten, naar behoren kennis te nemen van het feit dat scheepspersoneel op een vaartuig leeft en werkt, en behoefte heeft aan walverlof en aan toegang tot voor zeelieden bestemde sociale diensten, medische zorg inbegrepen.

DEEL A

DWINGENDE EISEN MET BETREKKING TOT DE BEPALINGEN VAN HOOFDSTUK XI-2 VAN HET — INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE VAN 1974

1.   ALGEMEEN

1.1.   Inleiding

Dit deel van de Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten bevat dwingende bepalingen, waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk XI-2 van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974

1.2.   Doelstellingen

Deze Code heeft als doelstellingen:

1.

schepping van een internationaal kader voor samenwerking tussen verdragsluitende staten, overheidsinstanties, plaatselijke overheden en scheepvaart- en havenbedrijven bij het opsporen van bedreigingen voor de veiligheid en het nemen van preventieve maatregelen tegen veiligheidsincidenten die voor de internationale handel gebruikte schepen of havenfaciliteiten kunnen treffen;

2.

vaststelling van de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van de verdragsluitende staten, overheidsinstanties, plaatselijke overheden en de scheepvaart- en havenbedrijven op nationaal en internationaal niveau ter verzekering van de maritieme veiligheid;

3.

zorgen voor een vroegtijdige en doeltreffende verzameling en uitwisseling van informatie op veiligheidsgebied;

4.

verschaffing van een methodologie voor het uitvoeren van veiligheidsbeoordelingen, teneinde plannen en procedures gereed te hebben om op veranderende veiligheidsniveaus te kunnen reageren;

5.

het vertrouwen te wekken dat er adequate en gepaste maritieme veiligheidsmaatregelen zijn genomen.

1.3.   Functionele eisen

Ter verwezenlijking van deze doelstellingen stelt de onderhavige Code een aantal functionele eisen. Dit zijn onder meer:

1.

verzameling en beoordeling van informatie aangaande bedreigingen voor de veiligheid, en uitwisseling van dergelijke informatie met de betreffende verdragsluitende staten;

2.

eisen dat er communicatieprotocollen voor schepen en havenfaciliteiten onderhouden worden;

3.

voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot schepen, havenfaciliteiten en bijbehorende verboden terreinen;

4.

voorkomen dat verboden wapens, brandbommen of explosieven aan boord van schepen of in havenfaciliteiten worden binnengebracht;

5.

voorzien in middelen om alarm te slaan in geval van veiligheidsbedreigingen of veiligheidsincidenten;

6.

verplichtstelling van op veiligheidsbeoordelingen gebaseerde veiligheidsplannen voor schepen en havenfaciliteiten;

7.

verplichtstelling van trainingen en oefeningen om vertrouwdheid met de veiligheidsplannen en -procedures te verzekeren.

2.   DEFINITIES

2.1.   Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt voor de toepassing van dit deel verstaan onder:

1.

Verdrag: het — gewijzigde — Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974.

2.

Voorschrift: een voorschrift van het Verdrag.

3.

Hoofdstuk: een hoofdstuk van het Verdrag.

4.

Scheepsveiligheidsplan: een plan dat de toepassing aan boord van een schip moet verzekeren van de maatregelen ter bescherming van opvarenden, vracht, vrachttransporteenheden, scheepsvoorraden of het schip tegen de gevaren van een veiligheidsincident.

5.

Havenfaciliteitsveiligheidsplan: een plan dat de toepassing moet verzekeren van de maatregelen ter bescherming van de havenfaciliteit, schepen, personen, vracht, vrachttransporteenheden en scheepsvoorraden tegen de gevaren van een veiligheidsincident.

6.

Scheepsveiligheidsbeambte: een zich aan boord van het schip bevindende, aan de kapitein verantwoordelijke persoon, die door de maatschappij is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, mede inhoudende uitvoering en onderhoud van het scheepsveiligheidsplan, en voor het contact met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit.

7.

Veiligheidsbeambte van de maatschappij: een door de maatschappij aangestelde persoon, die moet zorgen voor de uitvoering van een scheepsveiligheidsbeoordeling en de ontwikkeling van een scheepsveiligheidsplan, — dat ter goedkeuring moet worden ingediend, en nadien worden uitgevoerd en onderhouden —, en die de contacten moet onderhouden met de veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit en de scheepsveiligheidsbeambte.

8.

Veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit: de persoon die is aangesteld als verantwoordelijke voor ontwikkeling, uitvoering, herziening en onderhoud van het havenfaciliteitsveiligheidsplan, en die de contacten moet onderhouden met de scheepsveiligheidsbeambten en de veiligheidsbeambten van de maatschappij.

9.

Veiligheidsniveau 1: het te allen tijde handhaven van een minimum aan passende beschermende veiligheidsmaatregelen.

10.

Veiligheidsniveau 2: het gedurende een bepaalde tijd handhaven van passende bijkomende beschermende veiligheidsmaatregelen in verband met een verhoogd risico op een veiligheidsincident.

11.

Veiligheidsniveau 3: het gedurende een beperkte tijd handhaven van verdere speciale beschermende veiligheidsmaatregelen, wanneer een veiligheidsincident waarschijnlijk of ophanden is, hoewel het precieze doel misschien niet kan worden vastgesteld.

2.2.   In deze Code omvat de term „schip” eveneens booreenheden (MODU) en hoge snelheidsvaartuigen zoals gedefinieerd in voorschrift XI-2/1.

2.3.   Wanneer In de paragrafen 14 tot en met 18 de term „verdragsluitende staat” in verband met een havenfaciliteit wordt gebruikt, omvat deze term ook de „aangewezen autoriteit”.

2.4.   De in dit Deel gebruikte termen hebben, tenzij anders gedefinieerd, dezelfde betekenis als in hoofdstuk I en XI-2.

3.   TOEPASSING

3.1.   Deze Code is van toepassing op:

1.

de volgende soorten internationale reizen makende schepen:

1.

passagiersschepen, met inbegrip van hoge snelheidspassagiersvaartuigen;

2.

vrachtschepen, met inbegrip van hoge snelheidsvaartuigen, met een bruto tonnage van 500 of meer;

3.

booreenheden (MODU);

2.

havenfaciliteiten die deze internationale reizen makende schepen afhandelen.

3.2.   Onverminderd de bepalingen van paragraaf 3.1.2, beslissen de verdragsluitende staten over de mate waarin zij dit Deel van de Code toepassen op havenfaciliteiten op hun grondgebied die hoofdzakelijk worden gebruikt door andere dan internationale reizen makende schepen, maar die incidenteel in het kader van een internationale reis aankomende of vertrekkende schepen moeten afhandelen.

3.2.1.   Krachtens paragraaf 3.2 baseren verdragsluitende staten hun beslissingen op een veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit die overeenkomstig dit Deel van de Code wordt uitgevoerd.

3.2.2.   Op grond van paragraaf 3.2 genomen beslissingen van verdragsluitende staten mogen niet ten koste gaan van het in hoofdstuk XI-2 of in dit Deel van de Code beoogde veiligheidsniveau.

3.3.   Deze Code is niet van toepassing op oorlogsschepen, hulpvaartuigen van de marine of andere schepen die in het bezit zijn van of geëxploiteerd worden door een verdragsluitende staat en die uitsluitend voor niet-commerciële overheidsdiensten worden gebruikt.

3.4.   De paragrafen 5 tot en met 13 en 19 van dit Deel zijn van toepassing op maatschappijen en schepen als omschreven in voorschrift XI-2/4.

3.5.   Paragrafen 5 tot en met 14 en 18 van dit deel zijn van toepassing op havenfaciliteiten als omschreven in voorschrift XI-2/10.

3.6.   Deze Code laat de uit het internationaal recht voortvloeiende rechten en plichten van staten onverlet.

4.   VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE VERDRAGSLUITENDE STATEN

4.1.   Behoudens het bepaalde in de voorschriften XI-2/3 en XI-2/7, dienen de verdragsluitende staten veiligheidsniveaus in te stellen en richtsnoeren te verschaffen voor de bescherming tegen veiligheidsincidenten. Hogere veiligheidsniveaus betekenen meer kans op een veiligheidsincident. Bij de instelling van het juiste veiligheidsniveau spelen onder meer de volgende overwegingen:

1.

hoe geloofwaardig is de informatie over de bedreiging;

2.

in hoeverre wordt de informatie over de bedreiging bevestigd;

3.

hoe specifiek is de informatie over de dreiging en hoe groot is zij;

4.

wat zijn de mogelijke gevolgen van zo'n veiligheidsincident.

4.2.   Wanneer zij veiligheidsniveau 3 instellen, geven de verdragsluitende staten indien nodig passende instructies, en verschaffen zij de risico lopende schepen en havenfaciliteiten veiligheidsgerelateerde informatie.

4.3.   Krachtens hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code kunnen verdragsluitende staten een aantal van hun veiligheidstaken delegeren aan een erkend beveiligingsbedrijf, met uitzondering van:

1.

de instelling van het toepasselijke veiligheidsniveau;

2.

de goedkeuring van een veiligheidsbeoordeling van een havenfaciliteit en latere wijzigingen van een goedgekeurde beoordeling;

3.

de vaststelling welke havenfaciliteiten een veiligheidsbeambte zullen moeten aanstellen;

4.

de goedkeuring van een veiligheidsplan van een havenfaciliteit en latere wijzigingen van dat goedgekeurd plan;

5.

de uitoefening van controle- en handhavingsmaatregelen overeenkomstig voorschrift XI-2/9;

6.

de vaststelling van de eisen waaraan een Veiligheidsverklaring moet voldoen.

4.4.   Voor zover zij dit dienstig achten, testen de verdragsluitende staten de door of (in het geval van schepen) namens hen goedgekeurde scheepsveiligheidsplannen of havenfaciliteitveiligheidsplannen, of de wijzigingen daarvan, op hun doeltreffendheid.

5.   VEILIGHEIDSVERKLARING

5.1.   De verdragsluitende staten bepalen wanneer een Veiligheidsverklaring vereist is, door beoordeling van de risico's die het schip/haven raakvlak of de schip tot schip activiteiten opleveren voor personen, eigendommen of het milieu.

5.2.   Een schip kan een verzoek indienen tot opstelling van een Veiligheidsverklaring, wanneer:

1.

het schip op een hoger veiligheidsniveau werkt dan de havenfaciliteit of het andere schip waarmee samenwerking plaatsvindt;

2.

er een overeenkomst inzake een Veiligheidsverklaring bestaat tussen verdragsluitende staten met betrekking tot bepaalde internationale reizen of specifieke daarvoor gebruikte schepen;

3.

er een veiligheidsbedreiging of veiligheidsincident is geweest, waarbij het schip dan wel de havenfaciliteit betrokken was, naar gelang van toepassing;

4.

het schip zich in een haven bevindt die niet verplicht is over een goedgekeurd havenfaciliteitsveiligheidsplan te beschikken dan wel dat uit te voeren;

5.

er schip tot schip activiteiten plaatsvinden met een ander schip dat niet verplicht is over een goedgekeurd scheepsveiligheidsplan te beschikken dan wel dat uit te voeren;

5.3.   Verzoeken tot opstelling van een Veiligheidsverklaring krachtens deze paragraaf worden door de betreffende havenfaciliteit of het betreffende schip bevestigd.

5.4.   De Veiligheidsverklaring wordt opgesteld:

1.

door de kapitein of de scheepsveiligheidsbeambte namens het schip (de schepen), en, indien van toepassing,

2.

door de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit of, indien de verdragsluitende regering anders beslist, een andere met de veiligheid aan de wal belaste instantie, namens de havenfaciliteit.

5.5.   De Veiligheidsverklaring gaat over de veiligheidseisen waaraan havenfaciliteit en schip (of schepen onderling) samen zouden kunnen voldoen, en legt ieders verantwoordelijkheden vast.

5.6.   Rekening houdend met de bepalingen van voorschrift XI-2/9.2.3, vermelden de verdragsluitende staten de minimumperiode gedurende welke de havenfaciliteiten op hun grondgebied de Veiligheidsverklaringen moeten bewaren

5.7.   Rekening houdend met de bepalingen van voorschrift XI-2/9.2.3, vermelden de Administraties de minimumperiode gedurende welke de schepen die gerechtigd zijn onder hun vlag te varen, de Veiligheidsverklaringen moeten bewaren.

6.   VERPLICHTINGEN VAN DE MAATSCHAPPIJ

6.1.   De maatschappij zorgt ervoor dat het scheepsveiligheidsplan een duidelijke verklaring bevat die het gezag van de kapitein benadrukt. De maatschappij legt in het scheepsveiligheidsplan vast dat de kapitein de uiteindelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft om beslissingen te nemen met betrekking tot de veiligheid en beveiliging van het schip, en om zo nodig de hulp van de maatschappij of een verdragsluitende regering in te roepen.

6.2.   De maatschappij zorgt ervoor dat de veiligheidsbeambte van de maatschappij, de kapitein, en de scheepsveiligheidsbeambte de steun krijgen die zij nodig hebben om aan hun plichten en verantwoordelijkheden krachtens hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code te kunnen voldoen.

7.   SCHEEPSVEILIGHEID

7.1.   Een schip is verplicht te reageren op de door verdragsluiten de staten ingestelde veiligheidsniveaus, zoals hieronder uiteengezet.

7.2.   Bij veiligheidsniveau 1 vinden, in het kader van passende maatregelen, en rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code, met het oog op de vaststelling en het nemen van preventieve maatregelen tegen veiligheidsincidenten op alle schepen de volgende activiteiten plaats:

1.

zorgen dat alle veiligheidstaken op het schip worden uitgevoerd;

2.

de toegang tot het schip controleren;

3.

personen en eigendommen bij hun inscheping controleren;

4.

bewaking van alleen voor bevoegd personeel toegankelijk zijnde plaatsen;

5.

bewaking van de dekken en de omgeving van het schip

6.

toezicht op het laden en lossen van lading en scheepsvoorraden;

7.

zorgen dat er veiligheidscommunicatiemiddelen binnen handbereik zijn.

7.3.   Bij veiligheidsniveau 2 wordt iedere in paragraaf 7.2 vermelde activiteit aangevuld met bijkomende beschermende maatregelen — als vermeld in het scheepsveiligheidsplan — rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

7.4.   Bij veiligheidsniveau 3 wordt iedere in paragraaf 7.2 vermelde activiteit aangevuld met verdere speciale beschermende maatregelen — als vermeld in het scheepsveiligheidsplan — rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

7.5.   Wanneer de Administratie veiligheidsniveau 2 of 3 instelt, bevestigt het schip de ontvangst van de instructies met betrekking tot de verandering van veiligheidsniveau.

7.6.   Voordat het schip een haven binnenloopt of tijdens het verblijf in een haven op het grondgebied van een verdragsluitende staat die veiligheidsniveau 2 of 3 heeft ingesteld, bevestigt het schip, na bevestiging van ontvangst van deze instructie, tegenover de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit dat een aanvang is gemaakt met de uitvoering van de vereiste maatregelen en procedures — die nader omschreven staan in het scheepsveiligheidsplan en, in het geval van veiligheidsniveau 3, in de instructies die zijn uitgevaardigd door de verdragsluitende staat die veiligheidsniveau 3 heeft ingesteld. Eventuele moeilijkheden bij de uitvoering worden door het schip gemeld. In dergelijke gevallen treden de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit en de scheepsveiligheidsbeambte met elkaar in contact en coördineren de vereiste acties.

7.7.   Indien de Administratie van een schip eist dat het op een hoger veiligheidsniveau overgaat of indien het veiligheidsniveau op schip al hoger is dan dat in de haven die het wil binnenlopen of waarin het zich al bevindt, stelt het schip de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt en de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit onverwijld op de hoogte van deze situatie.

7.7.1.   In dergelijke gevallen treden de scheepsveiligheidsbeambte en de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit met elkaar in contact en coördineren zo nodig de vereiste acties.

7.8.   Een Administratie die eist dat schepen die gerechtigd zijn onder haar vlag te varen, overgaan op veiligheidsniveau 2 of 3, terwijl ze zich in een haven van een andere verdragsluitende staat bevinden, licht die verdragsluitende staat onverwijld hierover in.

7.9.   Wanneer verdragsluitende staten veiligheidsniveaus instellen en ervoor zorgen dat schepen die in hun territoriale wateren varen (of die te kennen hebben gegeven zich in hun territoriale wateren te willen begeven) daarover worden geïnformeerd, wordt die schepen aangeraden waakzaam te blijven en direct alle hen ter ore komende informatie die van invloed kan zijn op de maritieme veiligheid in het gebied, aan hun Administratie en eventueel aan nabijgelegen kuststaten, door te geven.

7.9.1.   Wanneer een verdragsluitende staat deze schepen op de hoogte stelt van het toepasselijke veiligheidsniveau, adviseert hij hen ook, aan de hand van de richtsnoeren van Deel B van deze Code, over eventuele door hen te nemen veiligheidsmaatregelen en, indien van toepassing, over de beschermende maatregelen die hij met het oog op de dreiging heeft genomen.

8.   BEOORDELING VAN DE SCHEEPSVEILIGHEID

8.1.   De scheepsveiligheidsbeoordeling vormt een essentieel en integrerend onderdeel van het proces van ontwikkeling en bijwerking van het scheepsveiligheidsplan.

8.2.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij zorgt ervoor dat de scheepsveiligheidsbeoordeling wordt uitgevoerd door personen die over de juiste vaardigheden beschikken om de beveiliging van een schip overeenkomstig deze paragraaf te kunnen beoordelen, rekening houdend met de richtsnoeren van Deel B van deze Code.

8.3.   Behoudens de bepalingen van paragraaf 9.2.1, kan de scheepsveiligheidsbeoordeling van een bepaald schip worden verricht door een erkend beveiligingsbedrijf.

8.4.   De beoordeling van de scheepsveiligheid omvat een veiligheidsonderzoek ter plaatse en ten minste de volgende elementen:

1.

vaststelling van bestaande veiligheidsmaatregelen, -procedures en -verrichtingen;

2.

vaststelling en beoordeling van de kernactiviteiten aan boord waarvan de bescherming belangrijk is;

3.

vaststelling van mogelijke bedreigingen voor de kernactiviteiten aan boord en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, met het oog op de vaststelling en prioritering van veiligheidsmaatregelen;

4.

vaststelling van zwakke plekken, met inbegrip van menselijke factoren, in infrastructuur, beleid en procedures.

8.5.   De scheepsveiligheidsbeoordeling wordt door het maatschappij gedocumenteerd, geëvalueerd, goedgekeurd en gehandhaafd.

9.   SCHEEPSVEILIGHEIDSPLAN

9.1.   Ieder schip heeft een door de Administratie goedgekeurd scheepsveiligheidsplan aan boord. Zo'n plan bevat bepalingen voor de drie veiligheidsniveaus als gedefinieerd in dit Deel van de Code.

9.1.1.   Behoudens de bepalingen van paragraaf 9.2.1, mag het scheepsveiligheidsplan voor een specifiek schip worden opgesteld door een erkend beveiligingsbedrijf.

9.2.   De Administratie mag de beoordeling en de goedkeuring van scheepsveiligheidsplannen, of wijzigingen van eerder goedgekeurd plannen, aan erkende beveiligingsbedrijven toevertrouwen.

9.2.1.   In dergelijke gevallen mag het erkende beveiligingsbedrijf dat de beoordeling en goedkeuring van een scheepsveiligheidsplan, of wijzigingen daarvan, voor een bepaald schip op zich neemt niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van de scheepsveiligheidsbeoordeling of het betreffende scheepsveiligheidsplan dan wel de wijzigingen daarvan.

9.3.   Wanneer een scheepsveiligheidsplan, of wijzigingen van een eerder goedgekeurd plan, ter goedkeuring worden ingediend, dient de veiligheidsbeoordeling op grond waarvan het plan of de wijzigingen zijn opgesteld, te worden bijgevoegd.

9.4.   Een dergelijk plan wordt opgesteld aan de hand van de richtsnoeren van deel B van deze Code; en is gesteld in de werktaal of -talen aan boord van het schip. Indien de gebruikte taal of talen niet Engels, Frans of Spaans zijn, dient een vertaling in één van deze talen te worden bijgevoegd. Het plan bevat ten minste de volgende onderdelen:

1.

maatregelen om te voorkomen dat voor gebruik tegen personen, schepen of havens bestemde wapens, gevaarlijke stoffen en apparaten, waarvan het vervoer verboden is, aan boord van het schip worden gebracht;

2.

vaststelling van verboden zones en maatregelen om betreding daarvan door onbevoegden te voorkomen;

3.

maatregelen om betreding van het schip door onbevoegden te voorkomen;

4.

procedures voor het reageren op veiligheidsdreigingen of inbreuken op de veiligheid, met inbegrip van bepalingen inzake de handhaving van kritische operaties van het schip of het schip/haven raakvlak;

5.

procedures voor het reageren op veiligheidsinstructies die bij veiligheidsniveau 3 door verdragsluitende staten kunnen worden gegeven;

6.

procedures voor evacuatie in geval van veiligheidsdreigingen of inbreuken op de veiligheid;

7.

de taken van voor de beveiliging verantwoordelijke bemanningsleden en van andere bemanningsleden met betrekking tot beveiligingsaspecten;

8.

procedures voor het controleren van de beveiligingsactiviteiten;

9.

procedures voor opleidingen en oefeningen in verband met het plan;

10.

procedures voor afstemming van de beveiligingsactiviteiten aan boord op die van de havenfaciliteit;

11.

procedures voor de periodieke beoordeling en bijwerking van het plan;

12.

procedures voor het melden van veiligheidsincidenten;

13.

vaststelling van de identiteit van de scheepsveiligheidsbeambte;

14.

vaststelling van de identiteit van de veiligheidsbeambte van de maatschappij, met 24-uurscontactinformatie;

15.

procedures voor het inspecteren, testen, ijken, en onderhoud van alle aan boord aanwezige veiligheidsapparatuur;

16.

de frequentie van het testen of ijken van alle veiligheidsapparatuur aan boord;

17.

vaststelling van de inschakelpunten van het scheepsveiligheidsalarm scheepsalarmsysteem kan worden;

18.

procedures, voorschriften en instructies voor het gebruik van het scheepsveiligheidsalarmsysteem, waaronder het testen, activeren, deactiveren en resetten van het systeem, en het beperken van vals alarm.

9.4.1.   Het personeel dat de interne controles van de in het plan gespecificeerde beveiligingsactiviteiten uitvoert of de uitvoering ervan beoordeelt, dient onafhankelijk van de activiteiten in kwestie te zijn, behalve wanneer dit onuitvoerbaar is in verband met de grootte en de aard van de maatschappij of het schip.

9.5.   De Overheid bepaalt welke veranderingen in een goedgekeurd scheepsveiligheidsplan of van de in een goedgekeurd plan gespecificeerde veiligheidsapparatuur niet worden doorgevoerd, tenzij de relevante veranderingen van het plan door de Overheid worden goedgekeurd. Al deze veranderingen dienen minstens even doeltreffend te zijn als de in hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code beschreven maatregelen.

9.5.1.   De aard van de veranderingen van een scheepsveiligheidsplan of in de veiligheidsapparatuur die specifiek overeenkomstig paragraaf 9.5 door de Overheid zijn goedgekeurd, wordt zodanig gedocumenteerd dat deze goedkeuring duidelijk blijkt. Genoemde goedkeuring is aan boord beschikbaar en dient tezamen met het international security certificat (of het Voorlopig International Beveiligingscertificaat) te worden overgelegd. Indien de veranderingen tijdelijk zijn, behoeft deze documentatie, na herstel van de oorspronkelijke goedgekeurde maatregelen of apparatuur, niet langer aan boord bewaard te blijven.

9.6.   Het plan mag in elektronische vorm bewaard worden. Het moet dan wel beveiligd zijn middels procedures waarmee het wissen, vernietigen of wijzigen door onbevoegden moet worden voorkomen.

9.7.   Het plan dient tegen toegang door of bekendmaking aan onbevoegden beveiligd te worden.

9.8.   Scheepsveiligheidsplannen behoeven niet te worden geïnspecteerd door ambtenaren van een verdragsluitende staat die bevoegd zijn tot uitvoering van controle- en handhavingsmaatregelen overeenkomstig voorschrift XI-2/9, behalve in de in paragraaf 9.8.1. uiteengezette omstandigheden.

9.8.1.   Indien de bevoegde ambtenaren van een verdragsluitende staat gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een schip de eisen van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code niet naleeft, en de enige mogelijkheid tot verificatie of rechtzetting van die niet-naleving erin bestaat dat de desbetreffende voorschriften van het scheepsveiligheidsplan worden nagezien, dan is beperkte toegang tot specifieke paragrafen van het plan bij uitzondering toegestaan, maar uitsluitend met de goedkeuring van de verdragsluitende staat van, of de kapitein van, het schip in kwestie. Desalniettemin worden de bepalingen in het plan met betrekking tot paragraaf 9.4, subparagrafen. 4, 5, 7, 15, 17, en 18 van dit deel van de Code beschouwd als vertrouwelijke informatie, die niet mag worden ingezien, tenzij anders is overeengekomen door de betrokken verdragsluitende staten.

10.   DOCUMENTATIE

10.1.   Documenten met betrekking tot onderstaande, in het scheepsveiligheidsplan besproken activiteiten, worden gedurende de door de Overheid voorgeschreven minimumperiode aan boord bewaard, rekening houdend met de bepalingen van voorschrift XI-2/9.2.3:

1.

opleidingen en oefeningen;

2.

veiligheidsdreigingen en veiligheidsincidenten;

3.

inbreuken op de veiligheid;

4.

veranderingen van veiligheidsniveau;

5.

communicatie met betrekking tot de directe veiligheid van het schip, zoals specifieke bedreigingen van het schip of van de havenfaciliteiten waarin het schip zich bevindt of heeft bevonden;

6.

interne controles en beoordelingen van beveiligingsactiviteiten;

7.

periodieke beschouwing van de scheepsveiligheidsbeoordeling;

8.

periodieke beoordeling van het scheepsveiligheidsplan;

9.

doorvoering van eventuele wijzigingen in het plan;

10.

onderhoud, ijking en beproeving van alle aan boord beschikbare veiligheidsapparatuur, met inbegrip van de beproeving van het scheepsveiligheidsalarmsysteem.

10.2.   De bewaarde documentatie is gesteld de werktaal of -talen van het schip. Indien deze taal of talen niet Engels, Frans of Spaans zijn, dient een vertaling in één van deze talen te worden bijgevoegd.

10.3.   De documentatie mag in elektronische vorm bewaard worden. Zij moet dan wel beveiligd zijn middels procedures waarmee het wissen, vernietigen of wijzigen door onbevoegden moet worden voorkomen.

10.4.   De documentatie dient tegen toegang door of bekendmaking aan onbevoegden beveiligd te worden.

11.   VEILIGHEIDSBEAMBTE VAN DE MAATSCHAPPIJ

11.1.   De maatschappij stelt een veiligheidsbeambte van de maatschappij aan. Iemand die is aangesteld als veiligheidsbeambte van de maatschappij mag als veiligheidsbeambte op één of meer schepen optreden, afhankelijk van aantal of soorten door de maatschappij geëxploiteerde schepen, mits duidelijk wordt aangegeven voor welke schepen de persoon in kwestie verantwoordelijk is. Afhankelijk van aantal of soorten door de maatschappij geëxploiteerde schepen, mag een maatschappij verschillende personen als veiligheidsbeambte van de maatschappij aanstellen, mits duidelijk wordt aangegeven voor welk schip elke persoon verantwoordelijk is.

11.2.   Naast de elders in dit deel van de Code uiteengezette taken en verantwoordelijkheden, heeft een veiligheidsbeambte van de maatschappij onder meer onderstaande taken en verantwoordelijkheden:

1.

aangeven van het niveau van de bedreigingen waaraan het schip waarschijnlijk zal worden geconfronteerd, aan de hand van passende veiligheidsbeoordelingen en andere relevante informatie;

2.

zorgen dat de scheepsveiligheidsbeoordelingen worden uitgevoerd;

3.

de zorg voor de ontwikkeling en indiening ter goedkeuring, de doorvoering naderhand en het onderhoud van het scheepsveiligheidsplan;

4.

zorgen dat eventuele tekortkomingen van het scheepsveiligheidsplan door middel van passende wijzigingen worden gecorrigeerd en dat het betreffende schip aan de veiligheidseisen voldoet;

5.

organisatie van interne controles en beoordelingen van beveiligingsactiviteiten;

6.

organisatie van de eerste en de volgende keuringen van het schip door de Overheid of het erkende beveiligingsbedrijf;

7.

zorgen dat de tekortkomingen en gebreken die tijdens interne controles, periodieke beoordelingen, veiligheidsinspecties en controles op de naleving vastgesteld, direct worden aangepakt en afgehandeld;

8.

verhoging van de veiligheidsbewustheid en waakzaamheid;

9.

zorgen voor een adequate opleiding van het voor de veiligheid van het schip verantwoordelijke personeel;

10.

zorgen voor een doeltreffende communicatie en samenwerking tussen de scheepsveiligheidsbeambte en de betrokken veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;

11.

zorgen dat veiligheids- en beveiligingsvoorschriften met elkaar in overeenstemming zijn;

12.

zorgen dat, indien het veiligheidsplan van een zusterschip of een vlootveiligheidsplan wordt gebruikt, dit plan voor ieder schip de scheepsspecifieke informatie nauwkeurig weerspiegelt;

13.

zorgen dat eventuele alternatieve of gelijkwaardige regelingen die voor een bepaald schip of een bepaalde groep schepen zijn goedgekeurd, worden uitgevoerd en onderhouden.

12.   SCHEEPSVEILIGHEIDSBEAMBTE

12.1.   Op ieder schip dient een scheepsveiligheidsbeambte te worden aangesteld.

12.2.   Naast de elders in dit deel van de Code uiteengezette taken en verantwoordelijkheden, heeft een scheepsveiligheidsbeambte onder meer onderstaande taken en verantwoordelijkheden:

1.

regelmatige uitvoering van veiligheidsinspecties van het schip ter verzekering van de handhaving van passende veiligheidsmaatregelen;

2.

onderhoud van en toezicht op de uitvoering van het scheepsveiligheidsplan, met inbegrip van eventuele wijzigingen van het plan;

3.

coördinatie van de beveiliging bij het laden en lossen van lading en scheepsbevoorrading met andere bemanningsleden en met de betrokken veiligheidsbeambten van de havenfaciliteit;

4.

het voorstellen van wijzigingen in het scheepsveiligheidsplan;

5.

het rapporteren aan de veiligheidsbeambte van de maatschappij van eventuele tekortkomingen en gebreken die zijn vastgesteld tijdens interne controles, periodieke beoordelingen, veiligheidsinspecties en nalevingscontroles, en het implementeren van eventuele correctieve acties;

6.

verhoging van de veiligheidsbewustheid en de waakzaamheid aan boord;

7.

zorgen dat bemanningsleden een adequate training hebben ontvangen, naar gelang van toepassing;

8.

melding van alle veiligheidsincidenten;

9.

coördinatie van de uitvoering van het scheepsveiligheidsplan met de veiligheidsbeambte van de maatschappij en de betrokken veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit;

10.

het waarborgen dat eventueel aanwezige veiligheidsapparatuur op de juiste wijze wordt gebruikt, getest, geijkt en onderhouden.

13.   TRAINING EN OEFENINGEN MET BETREKKING TOT SCHEEPSVEILIGHEID

13.1.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij en geschikt walpersoneel dienen over bepaalde kennis te beschikken en een bepaalde opleiding te hebben ontvangen, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

13.2.   De scheepsveiligheidsbeambte dient over bepaalde kennis te beschikken en een bepaalde opleiding te hebben ontvangen, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

13.3.   Bemanningsleden met specifieke beveiligingstaken en -verantwoordelijkheden dienen hun verantwoordelijkheden voor de scheepsveiligheid als omschreven in het scheepsveiligheidsplan goed te begrijpen, en over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om de hen toegewezen taken uit te voeren, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

13.4.   Ter verzekering van een doeltreffende uitvoering van het scheepsveiligheidsplan, dienen er — rekening houdende met het soort schip, bemanningswisselingen, te bezoeken havenfaciliteiten en andere relevante omstandigheden — regelmatig oefeningen gehouden te worden, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

13.5.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij zorgt voor een doeltreffende coördinatie en uitvoering van scheepsveiligheidsplannen door met gepaste regelmaat aan oefeningen deel te nemen, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

14.   VEILIGHEID VAN DE HAVENFACILITEIT

14.1.   Een havenfaciliteit is verplicht te reageren op de veiligheidsniveaus die worden ingesteld door de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt. Veiligheidsmaatregelen en -procedures dienen door de havenfaciliteit zodanig te worden toegepast dat eventuele verstoring of vertraging van passagiers, schepen, bemanning en bezoekers van schepen, goederen en diensten tot een minimum beperkt blijft.

14.2.   Bij veiligheidsniveau 1 dienen er in alle havenfaciliteiten in het kader van passende preventieve maatregelen tegen veiligheidsincidenten — rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code — de volgende activiteiten te worden ondernomen:

1.

zorg dragen voor de uitvoering van alle taken met betrekking tot de veiligheid van de havenfaciliteit;

2.

de toegang tot de havenfaciliteit controleren;

3.

bewaking van de havenfaciliteit, met inbegrip van anker- en aanlegplaats(en);

4.

bewaking van verboden terreinen, en zorgen dat alleen bevoegd personeel toegang heeft;

5.

toezicht op het laden en lossen van lading;

6.

toezicht op het laden en lossen van scheepsvoorraden; en

7.

zorgen dat er veiligheidscommunicatiemiddelen binnen handbereik zijn.

14.3.   Bij veiligheidsniveau 2 wordt iedere in paragraaf 14.2 vermelde activiteit aangevuld met bijkomende beschermende maatregelen — als vermeld in het havenfaciliteitsveiligheidsplan — rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

14.4.   Bij veiligheidsniveau 3 wordt iedere in paragraaf 14.2 vermelde activiteit aangevuld met verdere speciale beschermende maatregelen — als vermeld in het havenfaciliteitsveiligheidsplan — rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

14.4.1.   Voorts zijn havenfaciliteiten bij veiligheidsniveau 3 verplicht om op eventuele veiligheidsinstructies van de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt te reageren en deze uit te voeren.

14.5.   Wanneer de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit bericht krijgt dat een schip moeite heeft om aan de eisen van hoofdstuk XI-2 of dit Deel te voldoen, of om de passende maatregelen en procedures, als omschreven in het scheepsveiligheidsplan uit te voeren, of wanneer veiligheidsniveau 3 is ingesteld na veiligheidsinstructies van de verdragsluitende regering op wiens grondgebied zich de havenfaciliteit bevindt, nemen de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit en de scheepsveiligheidsbeambte contact met elkaar op en coördineren zo nodig passende acties.

14.6.   Wanneer een veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit bericht krijgt dat het veiligheidsniveau op een schip hoger is dan dat in de havenfaciliteit, meldt de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit dit aan de bevoegde autoriteit, neemt contact op met de scheepsveiligheidsbeambte en coördineert indien nodig passende acties.

15.   BEOORDELING VAN DE VEILIGHEID VAN DE HAVENFACILITEIT

15.1.   De veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit is een essentieel en integrerend onderdeel van het proces van ontwikkeling en bijwerking van het veiligheidsplan van de havenfaciliteit.

15.2.   De veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit wordt uitgevoerd door de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt. Een verdragsluitende staat mag een erkend beveiligingsbedrijf inschakelen om de veiligheidsbeoordeling van een bepaalde havenfaciliteit op zijn grondgebied uit te voeren.

15.2.1.   Indien de veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit is uitgevoerd door een erkend beveiligingsbedrijf, dient de veiligheidsbeoordeling voor wat de overeenstemming met dit Deel betreft door de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt te worden beoordeeld en goedgekeurd.

15.3.   Degenen die de beoordeling uitvoeren dienen over voldoende vaardigheden te beschikken om de veiligheid van de havenfaciliteit overeenkomstig deze paragraaf te kunnen beoordelen, rekening houdend met richtsnoeren van deel B van deze Code.

15.4.   De veiligheidsbeoordelingen van de havenfaciliteit worden periodiek herzien en bijgewerkt, rekening houdend met veranderende bedreigingen en/of kleine veranderingen in de havenfaciliteit, en worden altijd herzien en bijgewerkt, wanneer er aanzienlijke veranderingen in de havenfaciliteit plaatsvinden.

15.5.   De veiligheidsbeoordelingen van de havenfaciliteit omvatten ten minste de volgende elementen:

1.

identificatie en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuren die dienen te worden beschermd;

2.

identificatie van mogelijke bedreigingen voor de bedrijfsmiddelen en infrastructuren en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, met het oog op de vaststelling en prioritering van veiligheidsmaatregelen;

3.

identificatie, selectie en prioritering van tegenmaatregelen en procedurele wijzigingen en hun effectiviteitsniveau wat vermindering van de kwetsbaarheid betreft;

4.

identificatie van zwakke plekken, met inbegrip van menselijke factoren, in de infrastructuur, beleidsmaatregelen en procedures.

15.6.   De verdragsluitende staat mag toestaan dat een veiligheidsbeoordeling meer dan één havenfaciliteit omvat, indien exploitant, locatie, bedrijfsvoering, uitrusting en ontwerp van deze havenfaciliteiten vergelijkbaar zijn. Een verdragsluitende staat die een dergelijke samenvoeging toestaat, verstrekt de Organisatie hierover nadere gegevens.

15.7.   Na voltooiing van de veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit wordt er een rapport opgesteld waarin een overzicht wordt gegeven van de uitvoering van de beoordeling, een beschrijving van iedere daarbij geconstateerde kwetsbare punten, en een beschrijving van de tegenmaatregelen die ten aanzien van ieder kwetsbaar punt zouden kunnen worden genomen. Het rapport wordt tegen toegang door of bekendmaking aan onbevoegden beveiligd te worden.

16.   VEILIGHEIDSPLAN VAN DE HAVENFACILITEIT

16.1.   Voor iedere havenfaciliteit dient er op grond van een veiligheidsbeoordeling een veiligheidsplan te worden opgesteld en onderhouden dat toereikend is voor het schip/haven raakvlak. Het plan dient bepalingen te bevatten voor de drie veiligheidsniveaus als gedefinieerd in dit Deel van de Code.

16.1.1.   Behoudens de bepalingen van paragraaf 16.2, mag een erkend beveiligingsbedrijf het veiligheidsplan voor een specifieke havenfaciliteit opstellen.

16.2.   Het havenfaciliteitsveiligheidsplan dient te worden goedgekeurd door de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt.

16.3.   Bij de ontwikkeling van een dergelijk plan wordt rekening gehouden met de richtsnoeren van Deel B van deze Code, en dit plan dient te worden gesteld in de werktaal of -talen van de havenfaciliteit. Het plan bevat ten minste de volgende onderdelen:

1.

maatregelen om te voorkomen dat er voor gebruik tegen personen, schepen of havens bedoelde wapens of andere gevaarlijke stoffen en apparaten, waarvan het vervoer verboden is, de havenfaciliteit in of aan boord van een schip worden gebracht;

2.

maatregelen om te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de havenfaciliteit, tot in de havenfaciliteit aangemeerde schepen, en tot de verboden terreinen van de havenfaciliteit;

3.

procedures waarmee kan worden gereageerd op veiligheidsbedreigingen of inbreuken op de veiligheid, met inbegrip van bepalingen inzake de handhaving van kritische operaties van de havenfaciliteit of het schip/haven raakvlak;

4.

procedures waarmee kan worden gereageerd op eventuele veiligheidsinstructies die de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt bij veiligheidsniveau 3 zou kunnen geven;

5.

procedures voor evacuatie in geval van veiligheidsdreigingen of inbreuken op de veiligheid;

6.

de taken van voor de beveiliging verantwoordelijk personeel van de havenfaciliteit en van ander personeel van de faciliteit in verband met beveiligingsaspecten

7.

procedures voor interfacing met de beveiligingsactiviteiten op het schip;

8.

procedures voor periodieke beoordeling en bijwerking van het plan;

9.

procedures voor het melden van veiligheidsincidenten;

10.

identificatie van de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit, vergezeld van 24-uurscontactinformatie;

11.

maatregelen om de veiligheid van de in het plan vervatte informatie te waarborgen;

12.

maatregelen om een doeltreffende beveiliging van lading en laad- en losapparatuur binnen de havenfaciliteit te waarborgen;

13.

procedures voor het controleren van het veiligheidsplan van de havenfaciliteit;

14.

reactieprocedures wanneer het scheepsveiligheidsalarmsysteem in de havenfaciliteit is geactiveerd;

15.

procedures ter vergemakkelijking van walverlof voor het scheepspersoneel of personeelswisselingen en van de toegang van bezoekers tot het schip, waaronder afgevaardigden van welzijns- en vakbondsorganisaties voor zeelieden.

16.4.   Het personeel dat interne controles met betrekking tot de in het plan gespecificeerde beveiligingsactiviteiten uitvoert of de uitvoering van het plan beoordeelt, dient onafhankelijk van de activiteiten in kwestie te zijn, behoudens waar dit onuitvoerbaar is in verband met de grootte en de aard van de havenfaciliteit.

16.5.   Het havenfaciliteitsveiligheidsplan mag worden gecombineerd met of mag onderdeel vormen van het veiligheidsplan of andere noodplannen van de haven.

16.6.   De verdragsluitende staat op wiens grondgebied de havenfaciliteit zich bevindt bepaalt welke veranderingen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan alleen worden doorgevoerd na goedkeuring van de desbetreffende wijzigingen van het plan door genoemde Overheid.

16.7.   Het plan mag in elektronische vorm bewaard worden. Het moet dan wel beveiligd zijn middels procedures waarmee het wissen, vernietigen of wijzigen door onbevoegden moet worden voorkomen.

16.8.   Het plan dient tegen toegang door of bekendmaking aan onbevoegden beveiligd te worden.

16.9.   Verdragsluitende staten mogen toestaan dat een veiligheidsplan meer dan één havenfaciliteit omvat indien exploitant, locatie, bedrijfsvoering, uitrusting en ontwerp van deze havenfaciliteiten vergelijkbaar zijn. Een verdragsluitende staat die zo'n alternatieve regeling goedkeurt, dient de Organisatie van de bijzonderheden hiervan in kennis te stellen.

17.   VEILIGHEIDSBEAMBTE VAN DE HAVENFACILITEIT

17.1.   Voor iedere havenfaciliteit wordt een veiligheidsbeambte aangesteld. Er mag één veiligheidsbeambte voor meerdere havenfaciliteiten worden aangesteld.

17.2.   De taken en verantwoordelijkheden van een veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit omvatten, naast die welke elders in dit Deel van de Code vermeld staan, onder meer:

1.

uitvoering van een eerste uitgebreid veiligheidsonderzoek van de havenfaciliteit, waarbij rekening wordt gehouden met de betreffende veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit;

2.

de zorg voor ontwikkeling en onderhoud van het havenfaciliteitsveiligheidsplan;

3.

de uitvoering van het havenfaciliteitsveiligheidsplan en de daarmee verband houdende oefeningen;

4.

de regelmatige uitvoering van veiligheidsinspecties in de havenfaciliteit om ervoor te zorgen dat passende veiligheidsmaatregelen gehandhaafd blijven;

5.

aanbevelingen doen voor wijzigingen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan en deze daarin aanbrengen, naar gelang van toepassing, teneinde onvolkomenheden te corrigeren en het plan bij te werken in verband met van belang zijnde veranderingen in de havenfaciliteit;

6.

verhoging van de veiligheidsbewustheid en de waakzaamheid van het personeel van de havenfaciliteit;

7.

zorgen dat het personeel dat verantwoordelijk is voor de beveiliging van de havenfaciliteit voldoende getraind is;

8.

rapportage aan de betreffende autoriteiten en documentering van documentatie met betrekking tot voorvallen die bedreigend zijn voor de veiligheid van de havenfaciliteit;

9.

coördinatie van de uitvoering van het havenfaciliteitsveiligheidsplan met de betreffende veiligheidsbeambten van de maatschappij en de schepen;

10.

coördinatie met veiligheidsdiensten;

11.

zorgen dat wordt voldaan aan de normen die gelden voor personeel dat verantwoordelijk is voor de beveiliging van de havenfaciliteit;

12.

het waarborgen dat eventueel aanwezige veiligheidsapparatuur op de juiste wijze wordt gebruikt, getest, geijkt en onderhouden; en

13.

scheepsveiligheidsbeambten, indien zij dit vragen, helpen bij de vaststelling van de identiteit van mensen die zich willen inschepen.

17.3.   De veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit dient de nodige steun te krijgen bij de vervulling van de taken en verantwoordelijkheden die krachtens hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code op hem rusten.

18.   OPLEIDING EN OEFENINGEN IN VERBAND MET DE BEVEILIGING VAN DE HAVENFACILITEIT

18.1.   De veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit en het betreffende personeel binnen de havenfaciliteit dienen over bepaalde kennis te beschikken en een bepaalde opleiding te hebben ontvangen, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

18.2.   Personeel van de havenfaciliteit met specifieke beveiligingstaken en -verantwoordelijkheden dient een goed begrip te hebben van de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de beveiliging van de havenfaciliteit als beschreven in het havenfaciliteitsveiligheidsplan, en dient over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om de hen opgedragen taken uit te kunnen voeren, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

18.3.   Om de doeltreffende uitvoering van het havenfaciliteitsveiligheidsplan te waarborgen, dienen er — rekening houdende met de soorten werkzaamheden die in de havenfaciliteit worden verricht, personeelswisselingen, het soort schepen dat door de havenfaciliteit wordt bediend en andere relevante omstandigheden — regelmatig oefeningen gehouden te worden, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

18.4.   De veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit draagt zorg voor een effectieve coördinatie en uitvoering van het havenfaciliteitsveiligheidsplan, en neemt regelmatig aan de oefeningen deel, rekening houdend met de richtsnoeren van deel B van deze Code.

19.   KEURING EN CERTIFICATIE VAN SCHEPEN

19.1   Keuringen

19.1.1.   Ieder schip waarop dit Deel van de Code van toepassing is, wordt onderworpen aan de hieronder beschreven keuringen.

1.

Een eerste keuring voordat het schip in dienst wordt gesteld of voordat het krachtens paragraaf 19.2 vereiste Certificaat voor de eerste maal wordt afgegeven. De keuring bestaat onder meer uit een volledige keuring van het veiligheidssysteem en eventuele bijbehorende veiligheidsapparatuur die valt onder de desbetreffende bepalingen van hoofdstuk XI-2, onder dit Deel van de Code, en onder de goedgekeurde scheepsveiligheidsplan. Deze keuring dient te waarborgen dat het veiligheidssysteem en eventuele bijbehorende veiligheidsapparatuur van het schip volledig in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code, zich in een acceptabele staat bevinden, en geschikt zijn voor de dienst waarvoor het schip bestemd is.

2.

herkeuringen met door de Overheid vastgestelde tussenpozen van ten hoogste vijf jaar, behalve wanneer paragraaf 19.3 van toepassing is. Deze keuring dient te waarborgen dat het veiligheidssysteem en eventuele bijbehorende veiligheidsapparatuur van het schip volledig in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van hoofdstuk XI-2, dit Deel van de Code en het goedgekeurde scheepsveiligheidsplan, zich in een acceptabele staat bevinden, en geschikt zijn voor de dienst waarvoor het schip bestemd is.

3.

Ten minste één tussentijdse keuring. Indien er slechts één tussentijdse keuring wordt uitgevoerd, dient deze plaats te vinden in het derde jaar na de datum van afgifte van het Certificaat, als omschreven in voorschrift I/2(n). De tussentijdse keuring omvat inspectie van het veiligheidssysteem en eventueel bijbehorende veiligheidsapparatuur op het schip, om na te gaan of deze nog steeds geschikt zijn voor de dienst waarvoor het schip bestemd is. Deze tussentijdse keuring dient op het Certificaat te worden vermeld.

4.

Eventuele aanvullende keuringen, als bepaald door de Overheid.

19.1.2.   De keuringen van schepen dienen te worden uitgevoerd door ambtenaren van de Overheid. De Overheid mag de keuringen evenwel laten uitvoeren door een erkend beveiligingsbedrijf als bedoeld in Voorschrift XI-2/1.

19.1.3.   De betrokken Overheid dient in elk geval de volledigheid en doeltreffendheid van de keuring volledig te garanderen en neemt de nodige maatregelen om aan deze verplichting te voldoen.

19.1.4.   Het veiligheidssysteem en eventuele bijbehorende veiligheidsapparatuur van het schip dient na de keuring te worden onderhouden overeenkomstig de bepalingen van Voorschriften XI-2/4.2 en XI-2/6, dit Deel van de Code en het goedgekeurde scheepsveiligheidsplan. Na de voltooiing van een keuring krachtens paragraaf 19.1.1 mogen er zonder goedkeuring van de Overheid geen wijzigingen in het veiligheidssysteem en in eventuele bijbehorende veiligheidsapparatuur of in het goedgekeurde scheepsveiligheidsplan worden aangebracht.

19.2.   Uitgifte of goedkeuring van certificaten

19.2.1.   Na de eerste keuring of de herkeuring overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 19.1 wordt er een Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat afgegeven.

19.2.2.   Een dergelijk Certificaat wordt afgegeven of goedgekeurd door de Overheid of, namens de Overheid, door een erkend beveiligingsbedrijf.

19.2.3.   Een andere verdragsluitende staat mag er, op verzoek van de Overheid, voor zorgen dat het schip gekeurd wordt en zal, indien genoemde staat ervan overtuigd is dat er aan de bepalingen van paragraaf 19.1.1 is voldaan, een Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat afgeven of doen afgeven en, indien van toepassing, dat Certificaat voor het schip goedkeuren of doen goedkeuren overeenkomstig deze Code.

19.2.3.1.   Een kopie van het Certificaat en van het keuringsrapport dienen zo spoedig mogelijk aan de Overheid die om de keuring heeft verzocht te worden toegezonden.

19.2.3.2.   Een Certificaat dat op een dergelijke wijze is afgegeven dient een verklaring te bevatten dat het op verzoek van de Overheid is afgegeven, dat het dezelfde geldigheid bezit en dezelfde erkenning dient te krijgen als een Certificaat dat krachtens paragraaf 19.2.2 is afgegeven.

19.2.4.   Het Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat is een formulier dat moet overeenkomen met het in de bijlage bij deze Code gegeven model. Indien de gebruikte taal niet Engels, Frans of Spaans is, dient een vertaling in één van deze talen aan deze tekst te worden toegevoegd.

19.3.   Duur en geldigheid van het Certificaat

19.3.1.   Een Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat wordt afgegeven voor een door de Overheid vastgestelde periode van ten hoogste vijf jaar.

19.3.2.   Indien de herkeuring binnen drie maanden vóór de vervaldatum van het bestaande Certificaat is voltooid, is het nieuwe Certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van de herkeuring tot een ten hoogste vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande Certificaat vallende datum.

19.3.2.1.   Indien de herkeuring na de vervaldatum van het bestaande Certificaat is voltooid, is het nieuwe Certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van de herkeuring tot een ten hoogste vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande Certificaat vallende datum.

19.3.2.2.   Indien de herkeuring meer dan drie maanden na de vervaldatum van het bestaande Certificaat is voltooid, is het nieuwe Certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van de herkeuring tot een ten hoogste vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande Certificaat vallende datum.

19.3.3.   Indien een Certificaat wordt afgegeven voor een periode van minder dan vijf jaar, mag de Overheid de geldigheidsduur van het Certificaat tot na de vervaldatum verlengen met een in paragraaf 19.3.1 vermelde maximumperiode, mits de in paragraaf 19.1.1 bedoelde keuringen die van toepassing zijn wanneer een Certificaat voor een periode van vijf jaar wordt afgegeven, naar behoren worden uitgevoerd.

19.3.4.   Indien een herkeuring is voltooid en er geen nieuw Certificaat kan worden afgegeven of aan boord van het schip worden geplaatst vóór de vervaldatum van het bestaande Certificaat, kan een Overheid, of een erkend beveiligingsbedrijf namens de Overheid, het bestaande Certificaat goedkeuren; een dergelijk Certificaat mag niet langer dan vijf maanden na de vervaldatum van het Certificaat als geldig worden geaccepteerd.

19.3.5.   Indien een schip zich op het moment dat een Certificaat vervalt niet in een haven bevindt waarin het gekeurd moet worden, mag de Overheid de geldigheidsduur van het Certificaat verlengen, maar deze verlenging wordt uitsluitend verleend om het schip de gelegenheid te geven de reis naar de haven waar moet worden gekeurd te voltooien, en dan nog uitsluitend in gevallen waarin het gepast en redelijk lijkt dit te doen. Een Certificaat mag ten hoogste drie maanden worden verlengd, en een dergelijke verlenging geeft een schip niet het recht om, na aankomst in de haven waarin het gekeurd moet worden, deze haven weer zonder nieuw Certificaat te verlaten. Na voltooiing van de herkeuring is het nieuwe Certificaat geldig tot ten hoogste vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd toegekend.

19.3.6.   Een Certificaat dat is afgegeven aan een schip dat korte reizen maakt en dat niet krachtens voorgaande bepalingen van deze paragraaf is verlengd, mag door de Overheid worden verlengd met een periode van uitstel van maximaal één maand na de op het Certificaat vermelde vervaldatum. Na voltooiing van de herkeuring is het nieuwe Certificaat geldig tot ten hoogste vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande Certificaat voordat de verlenging werd toegekend.

19.3.7.   Indien een tussentijdse keuring wordt voltooid vóór de in paragraaf 19.1.1 vermelde periode:

1.

dient de op het Certificaat vermelde vervaldatum middels een verklaring te worden gewijzigd in een datum die ten hoogste drie jaar na de datum van voltooiing van de tussentijdse keuring valt;

2.

mag de vervaldatum ongewijzigd blijven, mits er een of meer aanvullende keuringen worden uitgevoerd zodat de maximale tijdsintervallen tussen de keuringen — als vermeld in paragraaf 19.1.1 — niet worden overschreden.

19.3.8.   Een Certificaat dat krachtens paragraaf 19.2 wordt afgegeven, verliest zijn geldigheid in onderstaande gevallen:

1.

indien de desbetreffende keuringen niet binnen de in paragraaf 19.1.1 aangegeven perioden worden voltooid;

2.

indien het Certificaat niet middels een verklaring is aangepast overeenkomstig de paragrafen 19.1.1.3 en 19.3.7.1, indien van toepassing;

3.

indien een maatschappij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de exploitatie van een schip dat het voorheen niet exploiteerde;

4.

wanneer een schip wordt omgevlagd.

19.3.9.   Wanneer:

1.

een schip onder de vlag van een andere verdragsluitende staat gaat varen, verstrekt de verdragsluitende staat onder wiens vlag het schip voordien voer aan de ontvangende staat zo spoedig mogelijk kopieën van, of alle informatie over, het voor de omvlagging op het schip aanwezige Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat, alsmede kopieën van de beschikbare keuringsrapporten, of

2.

een maatschappij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de exploitatie van een voorheen niet door haar geëxploiteerd schip, verstrekt de vorige maatschappij aan de ontvangende maatschappij zo spoedig mogelijk kopieën van, of alle informatie over, het Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat, om het vlotte verloop van de in paragraaf 19.4.2 beschreven keuringen te bevorderen.

19.4.   Tussentijdse certificatie

19.4.1.   De Certificaten als vermeld in paragraaf 19.2 worden pas afgegeven, nadat de Overheid die de Certificaten afgeeft er volledig van overtuigd is dat het schip voldoet aan de vereisten van paragraaf 19.1. Na 1 juli 2004 mag er evenwel namens de Overheid ten behoeve van:

1.

een schip zonder Certificaat, bij oplevering of voorafgaand aan de ingebruikneming of hernieuwde ingebruikneming;

2.

de omvlagging van een schip van een verdragsluitende staat naar een andere verdragsluitende staat;

3.

de omvlagging van een schip van een verdragsluitende staat naar een niet-verdragsluitende staat; of

4.

een maatschappij die de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de exploitatie van een schip dat zij voorheen niet exploiteerde

3. een Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat —, volgens het in het Aanhangsel bij dit Deel van de Code gegeven model — worden afgegeven, totdat het in paragraaf 19.1 bedoelde Certificaat is afgegeven.

19.4.2.   Een Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat wordt pas afgegeven, nadat de Overheid of een erkend beveiligingsbedrijf namens de Overheid heeft vastgesteld dat:

1.

de door dit Deel van de Code voorgeschreven scheepsveiligheidsbeoordeling is voltooid;

2.

een kopie van het scheepsveiligheidsplan dat voldoet aan de vereisten van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code aan boord voorhanden is, ter beoordeling en goedkeuring is ingediend, en op het schip wordt doorgevoerd;

3.

het schip beschikt over een scheepsveiligheidsalarmsysteem dat voldoet aan de vereisten van voorschrift XI-2/6, indien voorgeschreven;

4.

de veiligheidsbeambte van de maatschappij

1.

ervoor gezorgd heeft dat:

1.

gecontroleerd is of het scheepsveiligheidsplan in overeenstemming is met dit Deel van de Code;

2.

het plan ter goedkeuring is ingediend;

3.

het plan op het schip wordt doorgevoerd;

2.

de nodige regelingen zijn getroffen, met inbegrip van regelingen voor oefeningen, trainingen en interne controles, die de veiligheidsbeambte van de maatschappij de overtuiging geven dat het schip binnen zes maanden met succes de vereiste keuring overeenkomstig paragraaf 19.1.1.1 zal doorstaan;

5.

er regelingen zijn getroffen voor de uitvoering van de door paragraaf 19.1.1.1 voorgeschreven keuringen;

6.

de kapitein, de scheepsveiligheidsbeambte en het overige met specifieke beveiligingstaken belaste scheepspersoneel bekend zijn met hun taken en verantwoordelijkheden zoals die in dit deel van de Code zijn uiteengezet, alsmede met de desbetreffende bepalingen van het aan boord ingevoerde scheepsveiligheidsplan, en dat hen deze informatie is verstrekt in de werktaal van het scheepspersoneel of door hen begrepen talen;

7.

de scheepsveiligheidsbeambte voldoet aan de vereisten van dit Deel van de Code.

19.4.3.   Een Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat mag worden afgegeven door de Overheid of door een erkend beveiligingsbedrijf dat gerechtigd is namens de Overheid op te treden.

19.4.4.   Een Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat is zes maanden, of tot de afgifte van het door paragraaf 19.2 voorgeschreven Certificaat, indien dit binnen zes maanden gebeurt, geldig, en mag niet worden verlengd.

19.4.5.   Verdragsluitende staten laten geen volgend Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat aan een schip afgeven, indien de Overheid of het erkende beveiligingsbedrijf van mening is dat één van de redenen waarom een schip of een maatschappij zo'n Certificaat aanvraagt is, dat zij volledige naleving hoofdstuk XI-2 en dit Deel van de Code na de door het aanvankelijke Voorlopig Certificaat bestreken periode, als vermeld in paragraaf 19.4.4., willen vermijden.

19.4.6.   Voor de toepassing van Voorschrift XI-2/9 is het verdragsluitende staten toegestaan zich er vóór het aanvaarden van een Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat als geldig Certificaat van te overtuigen dat er aan de eisen van de paragrafen 19.4.2.4 tot en met 19.4.2.6 is voldaan.

Aanhangsel bij DEEL A

AANHANGSEL 1

Formulier Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat

Image

Image

Image

Image

AANHANGSEL 2

Formulier Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat

Image

BIJLAGE III

DEEL B

RICHTSNOEREN BETREFFENDE DE BEPALINGEN VAN HOOFDSTUK XI-2 VAN DE BIJLAGE BIJ HET INTERNATIONAAL VERDRAG VOOR DE BEVEILIGING VAN MENSENLEVENS OP ZEE, 1974, ALS GEWIJZIGD EN DEEL A VAN DEZE CODE

1.   INLEIDING

Algemeen

1.1.   In de preambule van deze Code wordt aangegeven dat hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code het nieuwe internationale kader vormen van maatregelen voor verbetering van de veiligheid op zee en door middel waarvan schepen en havenfaciliteiten kunnen samenwerken om handelingen die een bedreiging vormen voor de veiligheid in de zeevervoersector aan het licht te brengen en te beletten.

1.2.   Deze inleiding schetst op beknopte wijze de processen die worden beoogd bij de totstandbrenging en tenuitvoerlegging van de maatregelen en afspraken die nodig zijn om overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en van deel A van deze Code te bereiken en te behouden en stelt de belangrijkste elementen vast waarvoor richtsnoeren worden aangeboden. De richtsnoeren worden gegeven in artikel 2 tot en met 19. Hier worden ook essentiële afwegingen uiteengezet die in acht moeten worden genomen als de toepassing van de richtsnoeren met betrekking tot schepen en havenfaciliteiten wordt overwogen.

1.3.   Als de interesse en het belang van de lezer zich beperkt tot schepen, is het ten zeerste aan te bevelen dat dit deel van de Code desondanks in zijn geheel wordt gelezen, met name de artikelen die betrekking hebben op havenfaciliteiten. Hetzelfde geldt voor diegenen wier primaire interesse en belang zich beperkt tot havenfaciliteiten; zij zouden ook de artikelen moeten lezen die betrekking hebben op schepen.

1.4.   De richtsnoeren die in de hiernavolgende artikelen worden aangereikt, hebben in eerste instantie te maken met de bescherming van het schip als het zich in een havenfaciliteit bevindt. Er zouden echter situaties kunnen zijn waarin een schip een bedreiging vormt voor de havenfaciliteit, bijvoorbeeld omdat het, eenmaal binnen de havenfaciliteit, zou kunnen worden gebruikt als basis waarvan een aanval kan worden begonnen. Bij het overwegen van de juiste veiligheidsmaatregelen in reactie op bedreigingen voor de veiligheid op een schip, zouden diegenen die zich bezighouden met de beoordeling van de veiligheid in de havenfaciliteit of met de uitwerking van het havenfaciliteitsveiligheidsplan moeten overwegen de in de hiernavolgende artikelen aangereikte richtsnoeren waar nodig aan te passen.

1.5.   De lezer dient te beseffen dat niets in dit deel van de Code dient te worden gelezen of geïnterpreteerd in strijd met enige van de bepalingen van ofwel hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code en dat de hiervoor genoemde bepalingen te allen tijde prevaleren boven en zwaarder wegen dan enigerlei niet-beoogde inconsistentie die onopzettelijk in dit deel van de Code tot uitdrukking kan zijn gebracht. De in dit deel van de Code aangereikte richtsnoeren dienen te allen tijde te worden gelezen, geïnterpreteerd en toegepast op een wijze die strookt met de doelstellingen en principes die zijn vastgelegd in hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code.

Verantwoordelijkheden van verdragsluitende staten

1.6.   Verdragsluitende staten hebben krachtens de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code uiteenlopende verantwoordelijkheden, waaronder begrepen:

instellen van het juiste veiligheidsniveau;

goedkeuren van het scheepsveiligheidsplan (SVP) en relevante wijzigingen op een eerder goedgekeurd plan;

verifiëren of schepen in overeenstemming zijn met de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code en aan schepen het Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat afgeven;

vaststellen welke van de havenfaciliteiten binnen hun grondgebied een havenveiligheidsbeambte (HBF) moeten aanwijzen die verantwoordelijk is voor de uitwerking van het havenfaciliteitsveiligheidsplan;

waarborgen dat de beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit, alsmede enigerlei op een eerder goedgekeurde beoordeling volgende wijzigingen worden voltooid en goedgekeurd;

goedkeuren van het havenfaciliteitsveiligheidsplan (HVP) en van enigerlei op een eerder goedgekeurd plan volgende wijzigingen;

toepassen van beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving;

testen van goedgekeurde plannen; en

uitwisselen van informatie met de Internationale Maritieme Organisatie en met de scheepvaart- en havenindustrie.

1.7.   Verdragsluitende staten kunnen speciale instanties binnen de overheid aanwijzen of oprichten om met betrekking tot havenfaciliteiten hun veiligheidstaken krachtens hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code te ondernemen en erkende beveiligingsbedrijven bepaalde werkzaamheden met betrekking tot havenfaciliteiten laten uitvoeren, maar de uiteindelijke beslissing over de aanvaarding en goedkeuring van deze werkzaamheden dient te worden genomen door de verdragsluitende staat of de speciale instantie. Overheden mogen de uitvoering van bepaalde veiligheidstaken die verband houden met schepen ook delegeren aan erkende beveiligingsbedrijven. De volgende taken of activiteiten mogen niet worden gedelegeerd aan een erkend beveiligingsbedrijf:

instellen van het juiste veiligheidsniveau;

vaststellen welke van de havenfaciliteiten binnen het grondgebied van een verdragsluitende staat een havenveiligheidsbeambte moeten aanwijzen en een havenfaciliteitsveiligheidsplan moeten uitwerken;

goedkeuren van een beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit of van enigerlei op een eerder goedgekeurde beoordeling volgende wijzigingen;

goedkeuren van een havenfaciliteitsveiligheidsplan of van enigerlei op een eerder goedgekeurd plan volgende wijzigingen;

het toepassen van beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving; en

vaststellen van de eisen voor een Veiligheidsverklaring.

Instellen van het veiligheidsniveau

1.8.   Het instellen van een veiligheidsniveau dat op enig moment van toepassing is, is de verantwoordelijkheid van verdragsluitende staten en kan van toepassing zijn op schepen en havenfaciliteiten. Deel A van deze Code definieert drie veiligheidsniveaus voor internationaal gebruik, te weten:

veiligheidsniveau 1, normaal; het niveau waarbij schepen en havenfaciliteiten normaal gesproken functioneren;

veiligheidsniveau 2, verhoogd; het niveau dat van toepassing is zo lang als er sprake is van een verhoogd risico op een veiligheidsincident; en

veiligheidsniveau 3, uitzonderlijk; het niveau dat van toepassing is gedurende de periode waarin het waarschijnlijke of imminente risico bestaat op een veiligheidsincident.

De maatschappij en het schip

1.9.   Elke maatschappij die schepen exploiteert waarop hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code van toepassing zijn, dient voor de maatschappij een veiligheidsbeambte van de maatschappij (BBF) en voor elk van zijn schepen een scheepsveiligheidsbeambte (SBF) aan te stellen. De taken, verantwoordelijkheden en trainingseisen van deze functionarissen en de eisen ten aanzien van oefeningen worden gedefinieerd in deel A van deze Code.

1.10.   De verantwoordelijkheden van de veiligheidsbeambte van de maatschappij omvatten in het kort onder meer: ervoor zorgdragen dat de beoordeling van de veiligheid van een schip (BVS) naar behoren wordt uitgevoerd, ervoor zorgdragen dat er een scheepsveiligheidsplan wordt uitgewerkt en wordt ingediend ter goedkeuring door of namens de overheid en vervolgens aan boord wordt geplaatst van elk schip waarop deel A van deze Code van toepassing is en ten opzichte waarvan die persoon is benoemd tot veiligheidsbeambte van de maatschappij.

1.11.   Het scheepsveiligheidsplan dient de operationele en fysieke veiligheidsmaatregelen aan te geven die het schip zelf moet nemen om te waarborgen dat het altijd op veiligheidsniveau 1 functioneert. Het plan moet ook de extra of geïntensiveerde veiligheidsmaatregelen aangeven die het schip zelf kan nemen om over te gaan op en te functioneren bij veiligheidsniveau 2, als het wordt geïnstrueerd dat te doen. Bovendien moet het plan de mogelijke voorbereidende acties aangeven die het schip zou kunnen nemen om een directe reactie mogelijk te maken op de richtsnoeren die mogelijk aan het schip worden verstrekt door diegenen die bij veiligheidsniveau 3 reageren op een veiligheidsincident of een dreigend veiligheidsincident.

1.12.   De schepen waarop de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code van toepassing zijn, dienen te beschikken over en te functioneren volgens een door of namens de overheid goedgekeurd scheepsveiligheidsplan. De BBF en de SBF dienen de blijvende relevantie en doelmatigheid van het plan te bewaken; zij dienen hierbij onder meer gebruik te maken van interne controles. Wijzigingen in de onderdelen van een goedgekeurd plan waarvoor de overheid heeft bepaald dat deze moeten worden goedgekeurd, moeten alvorens te worden opgenomen in het goedgekeurde plan en door het schip ten uitvoer te worden gelegd, ter beoordeling en goedkeuring worden ingediend.

1.13.   Het schip dient te beschikken over een Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat, dat aangeeft dat het in overeenstemming is met de eisen in hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code. Deel A van deze Code bevat bepalingen die verband houden met de verificatie en certificering van de overeenstemming van het schip met de eisen op basis van een eerste keuring, een herkeuring en een tussentijdse keuring.

1.14.   Als een schip zich in een haven van een verdragsluitende staat bevindt of een dergelijke haven nadert, heeft de verdragsluitende staat het recht om krachtens de bepalingen van voorschrift XI-2/9 op dat schip verschillende beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving toe te passen. Het schip is onderworpen aan de inspecties door de havenstaatcontrole, maar dergelijke inspecties strekken zich doorgaans niet uit tot onderzoek van het scheepsveiligheidsplan zelf, behalve in specifieke omstandigheden. Het schip kan ook worden onderworpen aan extra beperkende maatregelen als de verdragsluitende staat die de beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving toepast, reden heeft om aan te nemen dat de veiligheid van het schip of van de havenfaciliteiten die het schip aandoet, in gevaar is gebracht.

1.15.   Het schip dient ook te beschikken over informatie aan boord die desgewenst aan verdragsluitende staten beschikbaar dient te worden gesteld en waaruit blijkt wie beslissingsbevoegdheid heeft voor het in dienst nemen van de bemanning van het schip en voor de verschillende aspecten die verband houden met de inzet op het schip.

De havenfaciliteit

1.16.   Elke verdragsluitende staat dient voor elk van de havenfaciliteiten die zich binnen zijn grondgebied bevinden en die schepen op internationale reizen van dienst zijn, te waarborgen dat er een beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit wordt voltooid. De verdragsluitende staat, een Speciale instantie of een erkend beveiligingsbedrijf kan deze beoordeling uitvoeren. De voltooide beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit dient te worden goedgekeurd door de verdragsluitende staat of door de betrokken speciale instantie. Deze goedkeuring kan niet worden gedelegeerd. Beoordelingen van de veiligheid van een havenfaciliteit moeten periodiek worden geëvalueerd.

1.17.   De beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit is in beginsel een risicoanalyse van alle aspecten van de exploitatie van de havenfaciliteit, teneinde vast te stellen welke onderdelen hiervan gevoeliger zijn voor en/of met meer waarschijnlijkheid het doelwit zouden kunnen worden van een aanval. Het veiligheidsrisico is een functie van de dreiging van een aanval in combinatie met de kwetsbaarheid van het doel en de gevolgen van een aanval.

De beoordeling moet de volgende onderdelen inhouden:

vaststelling van de waargenomen bedreiging van haveninstallaties en -infrastructuur;

vaststelling van de mogelijke kwetsbare punten; en

raming van de gevolgen van incidenten.

Zodra de analyse is voltooid, is het mogelijk een algehele beoordeling te geven van het niveau van het risico. De beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit draagt bij tot de vaststelling welke havenfaciliteiten een havenveiligheidsbeambte moeten aanstellen en een havenfaciliteitsveiligheidsplan moeten uitwerken.

1.18.   De havenfaciliteiten die moeten voldoen aan de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code moeten een havenveiligheidsbeambte aanstellen. De taken, verantwoordelijkheden en trainingseisen van deze functionarissen en de eisen ten aanzien van oefeningen worden gedefinieerd in deel A van deze Code.

1.19.   Het havenfaciliteitsveiligheidsplan dient de operationele en fysieke veiligheidsmaatregelen aan te geven die de havenfaciliteit moet nemen om te waarborgen dat de havenfaciliteit altijd op veiligheidsniveau 1 functioneert. Het plan moet ook de extra of geïntensiveerde veiligheidsmaatregelen aangeven die de havenfaciliteit kan nemen om over te gaan op en te functioneren bij veiligheidsniveau 2, als de havenfaciliteit wordt geïnstrueerd dat te doen. Bovendien moet het plan de mogelijke voorbereidende acties aangeven die de havenfaciliteit zou kunnen nemen om een directe reactie mogelijk te maken op de richtsnoeren die mogelijk worden verstrekt door diegenen die bij veiligheidsniveau 3 reageren op een veiligheidsincident of een dreigend veiligheidsincident.

1.20.   De havenfaciliteiten die moeten voldoen aan de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code dienen te beschikken over en te werken in overeenstemming met een door de verdragsluitende staat of door de betrokken speciale instantie goedgekeurd havenfaciliteitsveiligheidsplan. De havenveiligheidsbeambte dient de bepalingen van een dergelijk plan ten uitvoer te leggen en de blijvende doelmatigheid en relevantie van het plan te bewaken; hij dient onder meer opdracht te geven tot interne controles op de toepassing van het plan. Wijzigingen in de onderdelen van een goedgekeurd plan waarvoor de verdragsluitende staat of de betrokken speciale instantie heeft bepaald dat deze moeten worden goedgekeurd, moeten alvorens te worden opgenomen in het goedgekeurde plan en in de havenfaciliteit ten uitvoer te worden gelegd, ter beoordeling en goedkeuring worden ingediend. Het is de verdragsluitende staat of de betrokken speciale instantie toegestaan de doelmatigheid van het plan te beproeven. De beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit die betrekking heeft op de desbetreffende havenfaciliteit of waarop de ontwikkeling van het plan is gebaseerd, dient regelmatig te worden geëvalueerd. Al deze activiteiten kunnen leiden tot de wijziging van het goedgekeurde plan. Enigerlei wijzigingen in gespecificeerde elementen van een goedgekeurd plan dienen te worden ingediend ter goedkeuring door de verdragsluitende staat of door de speciale instantie.

1.21.   Schepen die gebruik maken van havenfaciliteiten kunnen worden onderworpen aan de inspecties door de havenstaatcontrole en aan extra beperkende maatregelen zoals geschetst in voorschrift XI-2/9. Het is de desbetreffende instanties toegestaan de verstrekking van informatie te verlangen over het schip, zijn lading, passagiers en bemanning voordat het schip de haven binnenvaart. Er kunnen omstandigheden zijn waarin het schip de toegang tot de haven wordt geweigerd.

Informatie en communicatie

1.22.   Hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code verlangen van verdragsluitende staten dat zij bepaalde informatie verschaffen aan de Internationale Maritieme Organisatie en dat zij informatie beschikbaar stellen om een effectieve communicatie mogelijk te maken tussen verdragsluitende staten en tussen veiligheidsbeambte van de maatschappijen/scheepsveiligheidsbeambten en de veiligheidsbeambten van havenfaciliteiten.

2.   DEFINITIES

2.1.   Er worden geen richtsnoeren gegeven met betrekking tot de definities in hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code.

2.2.   In dit deel van de Code worden de volgende definities gehanteerd:

1.

onder „paragraaf” wordt een paragraaf van deel A van de Code verstaan; een paragraaf wordt aangegeven als „paragraaf A/<gevolgd door het nummer van de paragraaf>”;

2.

onder „artikel” wordt een artikel van dit deel van de Code verstaan; een artikel wordt aangegeven als „artikel <gevolgd door het nummer van het artikel>”; en

3.

Onder „verdragsluitende staat” wordt — indien gebruikt in artikel 14 t/m 18 — verstaan de „verdragsluitende staat binnen het grondgebied waarvan de havenfaciliteit zich bevindt”; hierbij is een verwijzing naar de speciale instantie inbegrepen.

3.   TOEPASSING

Algemeen

3.1.   Bij de tenuitvoerlegging van de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code dient rekening te worden gehouden met de richtsnoeren van dit deel van de Code.

3.2.   Er dient echter te worden onderkend dat de mate waarin de richtsnoeren op schepen van toepassing zijn, afhangt van het type schip, de vervoerde lading en/of passagiers, het handelspatroon van het schip en de kenmerken van de havenfaciliteiten die door het schip worden aangedaan.

3.3.   Op vergelijkbare wijze hangt met betrekking tot de richtsnoeren ten aanzien van havenfaciliteiten, de mate waarin deze richtsnoeren van toepassing zijn af van de havenfaciliteiten, de typen schepen die gebruik maken van de havenfaciliteit, de typen lading en/of passagiers en de handelspatronen van de schepen die de havenfaciliteit aandoen.

3.4.   De bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code worden niet beoogd van toepassing te zijn op havenfaciliteiten die primair zijn ontworpen en worden gebruikt voor militaire doeleinden.

4.   VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN VERDRAGSLUITENDE STATEN

Beveiliging van beoordelingen en plannen

4.1.   Verdragsluitende staten dienen te waarborgen dat de juiste maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van onbevoegde bekendmaking van of toegang tot gevoelig materiaal met betrekking tot beoordelingen van de veiligheid van schepen (BVS), scheepsveiligheidsplannen (SVP), beoordelingen van de veiligheid van de havenfaciliteit (BVH) en veiligheidsplannen van havenfaciliteiten (HVP), alsmede tot afzonderlijke beoordelingen of plannen.

Speciale instanties

4.2.   Verdragsluitende partijen kunnen binnen de overheid een speciale instantie aanwijzen om met betrekking tot havenfaciliteiten hun veiligheidstaken zoals genoemd in hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code te ondernemen.

Erkende beveiligingsbedrijven

4.3.   Verdragsluitende staten kunnen een erkend beveiligingsbedrijf de opdracht geven bepaalde, met veiligheid verband houdende activiteiten uit te voeren; zoals:

1.

goedkeuring van scheepsveiligheidsplannen of wijzigingen in dergelijke plannen namens de overheid;

2.

verificatie en certificering van de overeenstemming van het schip met de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code namens de overheid; en

3.

uitvoeren van veiligheidsplannen van havenfaciliteiten zoals vereist door de verdragsluitende staat.

4.4.   Een erkend beveiligingsbedrijf kan ook adviezen of ondersteuning geven aan bedrijven of havenfaciliteiten over veiligheidsaangelegenheden, waaronder begrepen beoordelingen van de veiligheid van schepen, scheepsveiligheidsplannen, beoordelingen van de veiligheid van de havenfaciliteiten en veiligheidsplannen van havenfaciliteiten. Dit kan onder meer inhouden de opstelling van een beoordeling van de veiligheid van een schip of van een scheepsveiligheidsplan of van een beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit of havenfaciliteitsveiligheidsplan. Als een erkend beveiligingsbedrijf dergelijke activiteiten heeft verricht ten behoeve van een beoordeling van de veiligheid van een schip of van een scheepsveiligheidsplan, mag dat erkende beveiligingsbedrijf niet gemachtigd zijn tot goedkeuring van dat scheepsveiligheidsplan.

4.5.   Bij het machtigen van een erkend beveiligingsbedrijf dienen verdragsluitende staten de kwaliteiten van een dergelijke organisatie in aanmerking te nemen. Een erkend beveiligingsbedrijf dient de volgende kwaliteiten te kunnen aantonen:

1.

deskundigheid op het gebied van relevante aspecten van veiligheid;

2.

de juiste kennis van scheeps- en havenactiviteiten, waaronder begrepen kennis van scheepsontwerp en -constructie als diensten worden verleend met betrekking tot schepen en van het ontwerp en de constructie van havens als diensten worden verleend met betrekking tot havenfaciliteiten;

3.

het vermogen om de waarschijnlijke veiligheidsrisico's te beoordelen die zich tijdens scheeps- en havenactiviteiten zouden kunnen voordoen, waaronder begrepen activiteiten op het raakvlak tussen schip en haven, alsmede het vermogen om dergelijke risico's tot een minimum terug te brengen;

4.

het vermogen om de deskundigheid van het personeel op peil te houden en te verbeteren;

5.

het vermogen om de blijvende betrouwbaarheid van het personeel te bewaken;

6.

het vermogen om de juiste procedures te hanteren ter voorkoming van de bekendmaking van of toegang tot gevoelig materiaal door onbevoegden;

7.

kennis van de vereisten van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code en van relevante nationale en internationale wettelijke vereisten en veiligheidseisen;

8.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

9.

kennis van de herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

10.

kennis van de herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;

11.

kennis van de technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken; en

12.

kennis van beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen en van de beperkingen van hun functies.

Als specifieke taken aan een erkend beveiligingsbedrijf worden gedelegeerd, dienen verdragsluitende staten, waaronder begrepen overheden, zich ervan te vergewissen dat het erkende beveiligingsbedrijf beschikt over de kwaliteiten die nodig zijn om de taak uit te voeren.

4.6.   Een erkende organisatie zoals wordt genoemd in voorschrift I/6 en die voldoet aan de eisen van voorschrift XI-1/1, kan worden benoemd tot erkend beveiligingsbedrijf, mits de organisatie in kwestie beschikt over de juiste met veiligheid verband houdende deskundigheid zoals genoemd in artikel 4.5.

4.7.   Een havenbeheerder of -autoriteit of een exploitant van een havenfaciliteit kan worden benoemd als erkend beveiligingsbedrijf, mits het bedrijf in kwestie beschikt over de juiste met veiligheid verband houdende deskundigheid zoals genoemd in artikel 4.5.

Instellen van het veiligheidsniveau

4.8.   Bij het instellen van het veiligheidsniveau dienen verdragsluitende staten rekening te houden met algemene en specifieke informatie over een bedreiging. Verdragsluitende staten dienen het veiligheidsniveau van toepassing op schepen of havenfaciliteiten in te stellen op een van de volgende drie niveaus:

veiligheidsniveau 1, normaal; het niveau waarbij het schip of de havenfaciliteit normaal gesproken functioneert;

veiligheidsniveau 2, verhoogd; het niveau dat van toepassing is zo lang als er sprake is van een verhoogd risico op een veiligheidsincident; en

veiligheidsniveau 3, uitzonderlijk; het niveau dat van toepassing is gedurende de periode waarin het waarschijnlijke of imminente risico bestaat van een veiligheidsincident.

4.9.   Veiligheidsniveau 3 dient slechts te worden ingesteld als uitzonderlijke maatregel die alleen van toepassing is als er sprake is van geloofwaardige informatie dat een veiligheidsincident waarschijnlijk of imminent is. Veiligheidsniveau 3 dient alleen te worden ingesteld voor de duur van de vastgestelde bedreiging van de veiligheid of van het daadwerkelijke veiligheidsincident. Terwijl het veiligheidsniveau van veiligheidsniveau 1 via veiligheidsniveau 2 kan overgaan naar veiligheidsniveau 3, is het ook mogelijk dat het veiligheidsniveau direct van veiligheidsniveau 1 verandert in veiligheidsniveau 3.

4.10.   De kapitein van een schip heeft te allen tijde de eindverantwoordelijkheid voor de veiligheid en beveiliging van het schip. Zelfs bij veiligheidsniveau 3 kan een kapitein om opheldering of aanpassing vragen van richtsnoeren die zijn verstrekt door degenen die reageren op een veiligheidsincident of op een bedreiging van de veiligheid, indien er redenen zijn om aan te nemen dat het navolgen van bepaalde richtsnoeren de veiligheid van het schip in gevaar kan brengen.

4.11.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij (BBF) of de scheepsveiligheidsbeambte (SBF) dient in een zo vroeg mogelijk stadium contact te leggen met de havenveiligheidsbeambte (HBF) van de havenfaciliteit die het schip wil aandoen, ter vaststelling van het veiligheidsniveau dat voor dat schip in de havenfaciliteit van toepassing is. Heeft de HBF contact gelegd met een schip, dient hij het schip op de hoogte te stellen van een eventuele op handen zijnde wijziging in het veiligheidsniveau van de havenfaciliteit en dient hij alle relevante veiligheidsinformatie aan het schip te verstrekken.

4.12.   Er kunnen omstandigheden zijn waarbij op een afzonderlijk schip een hoger veiligheidsniveau van kracht is dan in de havenfaciliteit die het aandoet, maar er zijn geen omstandigheden waarbij een schip een lager veiligheidsniveau heeft dan de havenfaciliteit die het aandoet. Als een schip een hoger veiligheidsniveau heeft dan de havenfaciliteit die het wil aandoen, dient de BBF of SBF de HBF hiervan onverwijld op de hoogte te stellen. De HBF dient de desbetreffende situatie in overleg met de BBF of SBF te onderzoeken en tot overeenstemming te komen over geschikte veiligheidsmaatregelen ten aanzien van het schip, hetgeen onder meer het opstellen en ondertekenen van een Veiligheidsverklaring kan inhouden.

4.13.   Verdragsluitende staten dienen na te denken over de wijze waarop informatie over wijzigingen in veiligheidsniveaus snel bekend kunnen worden gemaakt. Overheden geven wellicht de voorkeur aan NAVTEX-berichten of Berichten aan Zeevarenden als de methode om dergelijke wijzigingen in veiligheidsniveaus bekend te maken aan het schip en aan BBF en SBF. Of zij kunnen andere communicatiemethoden in overweging nemen die een zelfde of betere snelheid en dekking verschaffen. Verdragsluitende staten dienen procedures tot stand te brengen om een HBF op de hoogte te stellen van wijzigingen in veiligheidsniveaus. Verdragsluitende staten dienen de contactinformatie bijeen te brengen en bij te houden in een lijst van mensen die van wijzigingen in veiligheidsniveaus op de hoogte moeten worden gebracht. Ofschoon het veiligheidsniveau niet hoeft te worden beschouwd als zijnde bijzonder vertrouwelijk, kan de onderliggende informatie over de bedreiging zeer vertrouwelijk zijn. Verdragsluitende staten dienen zorgvuldig aandacht te schenken aan het soort informatie dat kenbaar wordt gemaakt en aan de mate van detail, alsmede aan de wijze waarop de informatie aan SBF, BBF en HBF kenbaar wordt gemaakt.

Aanspreekpunten en informatie over veiligheidsplannen van havenfaciliteiten

4.14.   Als de havenfaciliteit een HVP heeft, dient de Organisatie van dat feit op de hoogte te worden gesteld en moet die informatie ook beschikbaar worden gesteld aan BBF en SBF. Er hoeven geen andere details van het HVP te worden gepubliceerd dan dat het plan er is. Verdragsluitende staten dienen te overwegen centrale of regionale aanspreekpunten te vestigen, dan wel andere middelen om actuele informatie te verschaffen over de locaties waar sprake is van een HVP, samen met contactinformatie voor de desbetreffende HBF. Het bestaan van dergelijke aanspreekpunten dient bekend te worden gemaakt. Zij zouden ook informatie kunnen verstrekken over de erkende beveiligingsbedrijven die zijn benoemd om te handelen namens de verdragsluitende staat, samen met nadere informatie over de specifieke verantwoordelijkheid en bevoegdheidscondities die zijn gedelegeerd aan dergelijke erkende beveiligingsbedrijven.

4.15.   Bij havens die geen HVP hebben (en dus ook geen HBF), moet het centrale of regionale aanspreekpunt een voldoende gekwalificeerde persoon aan wal kunnen aanwijzen die er indien nodig voor kan zorgen dat de juiste veiligheidsmaatregelen worden getroffen zolang als het schip in de haven ligt.

4.16.   Verdragsluitende staten dienen ook de contactinformatie te verschaffen van overheidsfunctionarissen aan wie een SBF, een BBF en een HBF veiligheidskwesties kunnen rapporteren. Deze overheidsfunctionarissen dienen dergelijke rapporten te beoordelen alvorens de juiste actie te ondernemen. Dergelijke gerapporteerde kwesties kunnen van invloed zijn op de veiligheidsmaatregelen die onder de rechtsbevoegdheid vallen van een andere verdragsluitende staat. In dat geval dienen de verdragsluitende staten te overwegen contact op te nemen met de pendant in de andere verdragsluitende staat om te bespreken of correctieve actie op zijn plaats is. Te dien einde dient de contactinformatie over de overheidsfunctionarissen bekend te worden gemaakt aan de Internationale Maritieme Organisatie.

4.17.   Verdragsluitende staten dienen de in artikel 4.14 t/m 4.16 genoemde informatie desgewenst ook beschikbaar te stellen aan andere verdragsluitende staten.

Identificatiedocumenten

4.18.   Verdragsluitende staten worden gestimuleerd de juiste identificatiedocumenten ter beschikking te stellen aan overheidsfunctionarissen die bij het uitvoeren van hun officiële taken gerechtigd zijn aan boord van schepen te gaan of havenfaciliteiten te betreden en procedures vast te stellen waarmee de authenticiteit van dergelijke documenten kan worden geverifieerd.

Vaste en drijvende platforms en mobiele drijvende booreilanden op locatie

4.19.   Verdragsluitende staten dienen te overwegen geschikte veiligheidsmaatregelen tot stand te brengen voor vaste en drijvende platforms en mobiele drijvende booreilanden op locatie, zodat interactie mogelijk is met schepen die moeten voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code.

Schepen die niet hoeven te voldoen aan deel A van deze Code

4.20.   Verdragsluitende staten dienen te overwegen geschikte veiligheidsmaatregelen tot stand te brengen ter verbetering van de veiligheid van schepen waarop hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code niet van toepassing zijn en om ervoor te zorgen dat veiligheidsbepalingen die van toepassing zijn op dergelijke schepen interactie toestaan met schepen waarop deel A van deze Code wel van toepassing is.

Bedreigingen voor schepen en andere incidenten op zee

4.21.   Verdragsluitende staten dienen algemene richtsnoeren te verschaffen voor maatregelen die geschikt worden geacht ter vermindering van het veiligheidsrisico voor schepen die op zee onder hun vlag varen. Zij dienen ten aanzien van de actie die moet worden ondernomen in overeenstemming met veiligheidsniveaus 1 t/m 3 specifieke adviezen te geven als:

1.

er een wijziging is in het veiligheidsniveau dat van toepassing is op het schip terwijl het op zee is, bijvoorbeeld vanwege het geografische gebied waarin het opereert of indien deze wijziging betrekking heeft op het schip zelf; en

2.

er sprake is van een veiligheidsincident of van een dreigend veiligheidsincident waarbij het schip betrokken is terwijl dit op zee is.

Verdragsluitende staten dienen voor dit doel de beste methoden en procedures tot stand te brengen. In geval van een dreigende aanval dient het schip directe communicatie tot stand te brengen met de instanties in de vlaggenstaat die verantwoordelijk zijn voor een reactie op veiligheidsincidenten.

4.22.   Verdragsluitende staten dienen ook een aanspreekpunt tot stand te brengen voor adviezen over veiligheid voor alle schepen die:

1.

gerechtigd zijn onder hun vlag te varen; of

2.

opereren in hun territoriale wateren of de intentie hebben geuit om hun territoriale wateren binnen te gaan.

4.23.   Verdragsluitende staten dienen adviezen aan te bieden aan schepen die opereren in hun territoriale wateren of die de intentie hebben geuit om hun territoriale wateren binnen te gaan; het kan hierbij onder meer gaan om het advies:

1.

de voorgenomen passage te wijzigen of uit te stellen;

2.

volgens een bepaalde koers te navigeren of zich naar een bepaalde locatie te begeven;

3.

over de beschikbaarheid van enigerlei personeel dat of apparatuur die op het schip kan worden geplaatst;

4.

de passage, de aankomst in de haven of het vertrek uit de haven te coördineren, begeleiding toe te staan door een patrouillevaartuig of -vliegtuig (of helikopter).

Verdragsluitende staten dienen schepen die in hun territoriale wateren opereren of die de intentie hebben geuit om hun territoriale wateren binnen te gaan, te herinneren aan gebieden waarvoor beperkingen gelden waarvan zij eerder melding hebben gedaan.

4.24.   Verdragsluitende staten dienen aan schepen die in hun territoriale wateren opereren of die de intentie hebben geuit om hun territoriale wateren binnen te gaan, ter bescherming van het schip en ter bescherming van andere schepen in de nabijheid van het schip, de aanbeveling te doen de veiligheidsmaatregelen die de verdragsluitende staat heeft aanbevolen voortvarend ten uitvoer te leggen.

4.25.   De plannen die door de verdragsluitende staten worden voorbereid ten behoeve van de in artikel 4.22 genoemde punten, dienen informatie te bevatten over een geschikt aanspreekpunt, dat 24 uur per dag bereikbaar is, binnen de verdragsluitende staat waaronder de overheid valt. Deze plannen dienen ook informatie te omvatten over de omstandigheden waarin de overheid vindt dat er assistentie moet worden gevraagd van nabijgelegen kuststaten, alsmede een procedure voor het leggen van contacten tussen haven- en scheepsveiligheidsbeambten.

Alternatieve overeenkomsten ten behoeve van de veiligheid

4.26.   Verdragsluitende staten kunnen in hun afweging hoe zij hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code ten uitvoer kunnen leggen, een of meer overeenkomsten afsluiten met een of meer verdragsluitende staten. De omvang van een overeenkomst is beperkt tot korte internationale reizen over vaste routes tussen havenfaciliteiten in het grondgebied van de partijen in de overeenkomst. Bij het afsluiten van een overeenkomst en daarna dienen de verdragsluitende staten andere verdragsluitende staten en overheden te raadplegen die belang hebben bij de overeenkomst en de effecten ervan. Het dient schepen die onder de vlag varen van een staat die geen partij is in de overeenkomt alleen te worden toegestaan op de onder de overeenkomst vallende vaste routes te opereren als hun overheid ermee instemt dat het schip moet voldoen aan de bepalingen van de overeenkomst en dit ook daadwerkelijk van het schip eist. In geen geval kan een dergelijke overeenkomst het veiligheidsniveau van andere schepen en havenfaciliteiten die niet onder de overeenkomst vallen ondermijnen en in het bijzonder is het alle schepen die onder een dergelijke overeenkomst vallen niet toegestaan activiteiten tussen schepen onderling te ontplooien met schepen die niet onder de overeenkomst vallen. Alle operationele contacten die worden gelegd tussen onder de overeenkomst vallende schepen dienen ook onder de overeenkomst te vallen. De werking van elke overeenkomst dient voortdurend te worden bewaakt, een overeenkomst dient te worden gewijzigd als de noodzaak zich voordoet en in elk geval elke vijf jaar te worden geëvalueerd.

Gelijkwaardige regelingen voor havenfaciliteiten

4.27.   Voor bepaalde specifieke havenfaciliteiten met beperkte of speciale activiteiten, maar met meer dan incidenteel verkeer kan het juist zijn om overeenstemming te waarborgen door middel van veiligheidsmaatregelen equivalent aan de maatregelen die worden voorgeschreven in hoofdstuk XI-2 en in deel A van deze Code. Dit kan in het bijzonder het geval zijn voor terminals die bij fabrieken horen of voor kades met weinig frequente activiteiten.

Personeelssterkte

4.28.   Bij het vaststellen van de minimumbemanningssterkte van een schip dient de overheid er rekening mee te houden dat de door voorschrift V/14 vastgestelde bepalingen ten aanzien van de minimumbemanningssterkte zich alleen richten op de veilige navigatie van het schip. De overheid dient ook rekening te houden met een eventuele extra werkbelasting die het gevolg kan zijn van de tenuitvoerlegging van het veiligheidsplan van het schip en ervoor zorg te dragen dat het schip voldoende en doelmatig wordt bemand. Hierbij dient de overheid te verifiëren dat schepen in staat zijn de rusttijden en andere door nationale wetgeving afgekondigde maatregelen om vermoeidheid tegen te gaan in acht te nemen, een en ander in de context van alle taken aan boord die zijn toegewezen aan de verschillende bemanningsleden aan boord.

Beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving

Algemeen

4.29.   Voorschrift XI-2/9 beschrijft de beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving die van toepassing zijn op schepen die vallen onder hoofdstuk XI-2. Het voorschrift bestaat uit drie verschillende delen; controle van schepen die zich al in een haven bevinden, controle van schepen die van zin zijn een haven van een andere verdragsluitende staat aan te doen en extra bepalingen die van toepassing zijn op beide situaties.

4.30.   Voorschrift XI-2/9.1, Controle van schepen in een haven, implementeert een systeem voor de controle van schepen die zich in een haven van een ander land bevinden, waar daartoe bevoegde functionarissen van de verdragsluitende staat („daartoe bevoegde functionarissen”) gerechtigd zijn aan boord te gaan van het schip om te verifiëren dat de vereiste certificaten in orde zijn. Als er vervolgens gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het schip niet in overeenstemming is met de voorschriften, kunnen er beperkende maatregelen worden genomen zoals extra inspecties of inverzekeringstelling. Dit komt overeen met de huidige bewakingssystemen. Voorschrift XI-2/9.1 bouwt voort op dergelijke systemen en staat extra maatregelen toe (waaronder begrepen de uitzetting van een schip uit een haven als beperkende maatregel) als daartoe bevoegde functionarissen gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een schip niet in overeenstemming is met de eisen van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code. Voorschrift XI-2/9.3 beschrijft de voorzorgsmaatregelen die een eerlijke en evenredige tenuitvoerlegging van deze extra maatregelen bevorderen.

4.31.   Voorschrift XI-2/9.2 past beperkende maatregelen toe om naleving te waarborgen van schepen die van zin zijn een haven van een andere verdragsluitende staat aan te doen en introduceert binnen hoofdstuk XI-2 een geheel ander concept van controle dat alleen van toepassing is op veiligheid. Krachtens dit voorschrift kunnen maatregelen ten uitvoer worden gelegd nog voordat het schip de haven binnengaat, om de veiligheid beter te kunnen waarborgen. Evenals in voorschrift XI-2/9.1 is dit extra bewakingssysteem gebaseerd op het principe van gegronde redenen om aan te nemen dat het schip niet in overeenstemming is met hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code en omvat belangrijke voorzorgsmaatregelen in de voorschriften XI-2/9.2.2 en XI-2/9.2.5, maar ook in voorschrift XI-2/9.3.

4.32.   Onder gegronde redenen dat het schip niet in overeenstemming is met de voorschriften wordt het bewijs of de betrouwbare informatie verstaan dat het schip niet in overeenstemming is met de eisen van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code, waarbij rekening wordt gehouden met de richtsnoeren van dit deel van de Code. Dergelijk bewijs of betrouwbare informatie kan voortvloeien uit het professionele oordeel van de daartoe bevoegde functionarissen of uit waarnemingen die zijn gedaan tijdens de verificatie van het Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat of Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat van het schip, welk certificaat is afgegeven in overeenstemming met deel A van deze Code („Certificaat”), dan wel uit andere bronnen. Zelfs als zich aan boord van het schip een geldig certificaat bevindt, kunnen de daartoe bevoegde functionarissen nog steeds gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het schip op basis van hun professionele oordeel niet in overeenstemming is met de voorschriften.

4.33.   Als voorbeelden van mogelijke gegronde redenen volgens voorschrift XI-2/9.1 en XI-2/9.2 kunnen — mits relevant — worden genoemd:

1.

als bij beoordeling van het certificaat wordt aangetoond dat het niet geldig is of is verlopen;

2.

het bewijs of de betrouwbare informatie dat de op basis van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code vereiste veiligheidsapparatuur, -documentatie of -voorzieningen ernstige tekortkomingen vertonen;

3.

de ontvangst van een rapport of klacht die naar het professionele oordeel van de daartoe bevoegde functionaris betrouwbare informatie bevat waaruit duidelijk blijkt dat het schip niet in overeenstemming is met de voorschriften van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code;

4.

het bewijs of de waarneming door een daartoe bevoegde functionaris op basis van diens professionele oordeel dat de kapitein of bemanning van het schip niet bekend is met essentiële veiligheidsprocedures aan boord of bepaalde oefeningen die verband houden met de veiligheid van het schip niet kunnen uitvoeren, dan wel dat dergelijke procedures of oefeningen niet zijn uitgevoerd;

5.

het bewijs of de waarneming door een daartoe bevoegde functionaris op basis van diens professionele oordeel dat belangrijke bemanningsleden van het schip geen goede communicatie tot stand kunnen brengen met andere belangrijke bemanningsleden met verantwoordelijkheden op het gebied van de veiligheid aan boord van het schip;

6.

het bewijs of de betrouwbare informatie dat het schip in een havenfaciliteit of vanaf een ander schip personen aan boord heeft genomen of voorraden of goederen heeft geladen, waarbij ofwel de havenfaciliteit of het andere schip ten aanzien van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code in gebreke is en waarbij het schip in kwestie geen Veiligheidsverklaring heeft opgesteld, noch geschikte, speciale of extra veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, dan wel de juiste scheepsbeveiligingsprocedures hanteert;

7.

het bewijs of de betrouwbare informatie dat het schip in een havenfaciliteit of vanaf een andere bron (bijvoorbeeld overdracht vanaf een ander schip of vanaf een helikopter) personen aan boord heeft genomen of voorraden of goederen heeft geladen, waarbij ofwel de havenfaciliteit of de andere bron niet hoeft te voldoen aan hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code en waarbij het schip geen geschikte, speciale of extra veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, noch de juiste beveiligingsprocedures hanteert;

8.

het schip is in het bezit van een volgens de voorschriften afgegeven Voorlopig Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat zoals beschreven in paragraaf A/19.4 en een van de doelen van het schip of een bedrijf bij het aanvragen van een dergelijk certificaat is naar het professionele oordeel van een daartoe bevoegde functionaris het ontlopen van volledige overeenstemming met hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code na afloop van de periode van het initiële Voorlopig Certificate zoals beschreven in paragraaf A/19.4.4.

4.34.   De internationale juridische consequenties van voorschrift XI-2/9 zijn met name relevant en het voorschrift dient met voorschrift XI-2/2.4 in gedachten ten uitvoer te worden gelegd, aangezien de mogelijkheid bestaat dat er situaties ontstaan waarbij er ofwel maatregelen worden genomen die buiten het bereik van hoofdstuk XI-2 vallen of waarbij rechten van betrokken schepen, buiten het bereik van hoofdstuk XI-2, in acht dienen te worden genomen. Voorschrift XI-2/9 belet de verdragsluitende staat dan ook niet maatregelen te nemen die gebaseerd zijn op en in overeenstemming met internationaal recht om de veiligheid of beveiliging van personen, schepen, havenfaciliteiten en andere eigendommen te waarborgen in gevallen waarbij het schip, hoewel in overeenstemming met hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code, nog steeds wordt geacht een veiligheidsrisico te vertegenwoordigen.

4.35.   Als een verdragsluitende staat aan een schip beperkende maatregelen oplegt, dient de overheid onverwijld te worden voorzien van voldoende informatie om de overheid in staat te stellen met de verdragsluitende staat volwaardige contacten te onderhouden.

Controle van schepen in de haven

4.36.   Indien de afwijking van de voorschriften bestaat in ofwel een defect stuk apparatuur of in gebrekkige documentatie leidend tot de inverzekeringstelling van het schip en indien de afwijking van de voorschriften niet in de haven waar de inspectie wordt uitgevoerd kan worden hersteld, kan de verdragsluitende staat het schip toestaan naar een andere haven te varen, met dien verstande dat er wordt voldaan aan enigerlei voorwaarden die zijn overeengekomen tussen de havenstaten en de overheid of kapitein.

Schepen die van zin zijn een haven van een andere verdragsluitende staat aan te doen

4.37.   Voorschrift XI-2/9.2.1 geeft een overzicht van de informatie die verdragsluitende staten van een schip mogen eisen als voorwaarde om een haven te mogen binnenkomen. Een van de punten in het overzicht is de bevestiging van enigerlei speciale of extra maatregelen die door het schip zijn genomen tijdens zijn laatste tien keer afmeren bij een havenfaciliteit. Hier volgen twee voorbeelden:

1.

documentatie van de getroffen maatregelen tijdens het bezoek aan een havenfaciliteit die zich bevindt op het grondgebied van een staat die geen verdragsluitende staat is, met name van die maatregelen die normaal gesproken zouden zijn getroffen door havenfaciliteiten die zich bevinden op het grondgebied van verdragsluitende staten; en

2.

eventuele Verklaringen van Veiligheid die zijn aangegaan met havenfaciliteiten of andere schepen.

4.38.   Een ander punt van informatie dat in het overzicht is opgenomen en dat kan worden verlangd als voorwaarde om de haven binnen te mogen, is de bevestiging dat er tijdens activiteiten tussen schepen onderling die werden uitgevoerd tijdens de periode van de laatste tien keer afmeren bij een havenfaciliteit, geschikte scheepsveiligheidsprocedures zijn gehanteerd. Het is doorgaans niet nodig de overdracht van loodsen of van douane-, immigratie- of veiligheidsbeambten, noch het bunkeren, lichten, laden van voorraden en het lossen van afval door het schip binnen havenfaciliteiten te documenteren, omdat deze activiteiten normaal gesproken binnen de verantwoordelijkheid van het havenfaciliteitsveiligheidsplan vallen. Hier volgen enkele voorbeelden van te verstrekken informatie:

1.

documentatie van de getroffen maatregelen tijdens activiteiten tussen schepen onderling met een schip dat onder de vlag vaart van een staat die geen verdragsluitende staat is, met name van die maatregelen die normaal gesproken zouden zijn getroffen door schepen die onder de vlag van verdragsluitende staten varen;

2.

documentatie van de getroffen maatregelen tijdens activiteiten tussen schepen onderling met een schip dat onder de vlag vaart van een verdragsluitende staat, maar dat niet hoeft te voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code, zoals een exemplaar van een veiligheidscertificaat dat krachtens andere bepalingen aan dat schip is afgegeven; en

3.

in het geval dat er personen of goederen aan boord zijn die uit zee zijn gered, alle bekende informatie over dergelijke personen of goederen, inclusief hun identiteit — indien deze bekend is — en de resultaten van eventuele namens het schip uitgevoerde controles ter vaststelling van de veiligheidsstatus van de geredde personen of goederen. Het is niet de intentie van hoofdstuk XI-2 of deel A van deze Code om de aflevering van mensen die op zee in moeilijkheden zijn aangetroffen in een veilige haven te vertragen of te verhinderen. Hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code hebben als enige intentie staten voldoende geschikte informatie te verschaffen om het behoud van hun integriteit op het gebied van veiligheid te waarborgen.

4.39.   Hier volgen enkele voorbeelden van andere praktische, met veiligheid verband houdende informatie die kan worden verlangd als voorwaarde om een haven binnen te mogen teneinde bij te dragen aan de waarborging van de veiligheid en beveiliging van personen, havenfaciliteiten, schepen en andere eigendommen:

1.

informatie in het Continu Overzichtsrapport;

2.

locatie van het schip op het tijdstip waarop het rapport wordt gemaakt;

3.

verwachte aankomsttijd van het schip in de haven;

4.

bemanningslijst;

5.

algemene omschrijving van lading aan boord van het schip;

6.

passagierslijst; en

7.

informatie die moet worden meegevoerd krachtens voorschrift XI-2/5.

4.40.   Voorschrift XI-2/9.2.5 stelt de kapitein van een schip, zodra deze op de hoogte is gesteld van het voornemen van de kust- of havenstaat om beperkende maatregelen krachtens voorschrift XI-2/9.2 ten uitvoer te leggen, in staat van de intentie om het schip de haven te laten aandoen, af te zien. Als de kapitein van die intentie afziet, is voorschrift XI-2/9 niet langer van toepassing en enige andere stappen die worden genomen moeten gebaseerd zijn op en in overeenstemming met internationaal recht.

Aanvullende bepalingen

4.41.   In alle gevallen waarbij een schip de toegang tot een haven wordt ontzegd of uit een haven wordt verdreven, dienen alle bekende feiten ter kennis te worden gebracht van de autoriteiten van relevante staten. Deze kennisgeving dient te bestaan uit de volgende punten, indien bekend:

1.

naam van het schip, de vlag waaronder het schip vaart, scheepsidentificatienummer, roepletters van het schip, scheepstype en lading;

2.

reden van toegangsweigering of van uitzetting uit haven of havengebieden;

3.

indien relevant, de aard van enigerlei afwijking van de veiligheidsvoorschriften;

4.

indien relevant, nadere gegevens van pogingen die zijn ondernomen om afwijkingen van de veiligheidsvoorschriften te corrigeren, waaronder begrepen eventuele voorwaarden die voor de reis aan het schip zijn opgelegd;

5.

vorige aanloophaven(s) en eerstvolgende bekende aanloophaven;

6.

vertrektijd en geschatte waarschijnlijke aankomsttijd in die havens;

7.

enige aan het schip verstrekte instructies, bijv. rapportage over de route;

8.

beschikbare informatie over het veiligheidsniveau waarbij het schip op dat moment opereert;

9.

informatie over enigerlei communicatie tussen de havenstaat en de overheid;

10.

aanspreekpunt binnen de havenstaat dat het rapport opmaakt om nadere informatie te verkrijgen;

11.

bemanningslijst; en

12.

enige andere relevante informatie.

4.42.   Bij relevante staten waarmee in contact dient te worden getreden, dient het onder meer te gaan om de staten langs de voorgenomen route van het schip naar de eerstvolgende haven, met name als het schip beoogt de territoriale wateren van die kuststaat binnen te gaan. Bij andere relevante staten kan het onder meer gaan om eerdere aanloophavens, zodat nadere informatie kan worden verkregen en met eerdere havens verband houdende veiligheidsproblemen kunnen worden opgelost.

4.43.   Bij het toepassen van beperkende maatregelen en maatregelen ter controle op naleving dienen de daartoe bevoegde functionarissen ervoor zorg te dragen dat enige opgelegde maatregelen of ondernomen stappen in verhouding zijn. Dergelijke maatregelen of stappen dienen redelijk te zijn en van een minimale strengheid en een zo kort mogelijke duur als noodzakelijk is om de afwijking van de voorschriften te corrigeren of te verminderen.

4.44.   Het woord „vertraging” in voorschrift XI-2/9.3.5.1 verwijst ook naar situaties waarbij ingevolge acties die krachtens dit voorschrift zijn ondernomen, het schip op ongepaste wijze de toegang tot de haven wordt ontzegd of uit de haven wordt verdreven.

Schepen die geen partij zijn en schepen onder de Conventiemaat

4.45.   Wat schepen betreft die varen onder de vlag van een staat die geen verdragsluitende staat is in de Conventie en geen partij in het SOLAS-protocol (1) van 1988, is het verdragsluitende staten niet toegestaan aan dergelijke schepen een voorkeursbehandeling te geven. Dienovereenkomstig dienen de eisen van voorschrift XI-2/9 en de richtsnoeren van dit deel van de Code op die schepen te worden toegepast.

4.46.   Schepen onder de Conventiemaat zijn onderworpen aan maatregelen door middel van welke staten de veiligheid handhaven. Dergelijke maatregelen dienen te worden getroffen met gepaste inachtneming van de eisen in hoofdstuk XI-2 en de richtsnoeren van dit deel van de Code.

5.   VEILIGHEIDSVERKLARING

Algemeen

5.1.   Een Veiligheidsverklaring (VvV) dient te worden opgesteld als de verdragsluitende staat van de havenfaciliteit dit noodzakelijk acht of als een schip dit noodzakelijk acht.

5.1.1.   De noodzaak van een VvV kan worden aangetoond door de resultaten van de beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit (BVH) en de gronden en omstandigheden waarbij een VvV is vereist, dienen te worden uiteengezet in het havenfaciliteitsveiligheidsplan (HVP).

5.1.2.   De noodzaak van een VvV kan door een overheid worden aangetoond bij schepen die gerechtigd zijn onder de vlag van deze overheid te varen of als gevolg van een beoordeling van de veiligheid van een schip (BVS) en dient te worden uiteengezet in het scheepsveiligheidsplan (SVP).

5.2.   Het is waarschijnlijk dat een VvV wordt vereist bij hogere veiligheidsniveaus, als een schip een hoger veiligheidsniveau heeft dan de havenfaciliteit of dan een ander schip waarmee het in aanraking komt, maar ook bij activiteiten op het raakvlak tussen schip en haven of tussen schepen onderling die een hoger risico vormen voor personen, eigendommen of het milieu om redenen die specifiek zijn voor dat schip, waaronder begrepen zijn lading of passagiers of de omstandigheden bij de havenfaciliteit, dan wel een combinatie van deze factoren.

5.2.1.   Indien een schip of een overheid, namens schepen die gerechtigd zijn tot het varen onder de vlag van die overheid, opstelling van een VvV verlangt, dient de havenveiligheidsbeambte (HBF) of scheepsveiligheidsbeambte (SBF) deze eis te onderkennen en de juiste veiligheidsmaatregelen te bespreken.

5.3.   Een HBF kan ook het initiatief nemen tot een VvV voorafgaand aan activiteiten op het raakvlak tussen schip en haven welke in de goedgekeurde BVH worden geïdentificeerd als zijnde van bijzondere zorg. Als voorbeelden zijn te noemen het aan of van boord gaan van passagiers en de overslag, het laden of lossen van gevaarlijke goederen of stoffen. De BVH kan ook faciliteiten in of in de buurt van dicht bevolkte gebieden of economisch belangrijke activiteiten identificeren die een VvV rechtvaardigen.

5.4.   Het belangrijkste doel van een VvV is te waarborgen dat tussen het schip en de havenfaciliteit of met andere schepen waarmee het schip in aanraking komt, overeenstemming wordt bereikt op het gebied van de respectieve veiligheidsmaatregelen die elk zal ondernemen in overeenstemming met de bepalingen van hun respectieve goedgekeurde veiligheidsplannen.

5.4.1.   De overeengekomen VvV dient te worden ondertekend en gedateerd door zowel de havenfaciliteit als het schip of de schepen, al naar gelang van toepassing is, teneinde de overeenstemming met hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code aan te geven en dient de duur, het relevante veiligheidsniveau of de relevante veiligheidsniveaus, alsmede de relevante contactinformatie in te houden.

5.4.2.   Bij een wijziging in het veiligheidsniveau kan het noodzakelijk zijn een nieuwe of herziene VvV op te stellen.

5.5.   De VvV dient te worden opgesteld in het Engels, Frans of Spaans of in een taal die zowel in de havenfaciliteit als op het schip of de schepen, al naar gelang van toepassing is, wordt beheerst.

5.6.   In bijlage 1 bij dit deel van de Code is een model van een VvV opgenomen. Het gaat hierbij om een model van een VvV tussen een schip en een havenfaciliteit. Als er een VvV tussen twee schepen wordt benodigd, dient dit model op de juiste wijze te worden aangepast.

6.   VERPLICHTINGEN VAN DE MAATSCHAPPIJ

Algemeen

6.1.   Voorschrift XI-2/5 vereist van de maatschappij dat het aan de kapitein van het schip informatie verschaft om te kunnen voldoen aan de eisen van die maatschappij krachtens de bepalingen van dit voorschrift. Deze informatie dient onder meer de volgende onderdelen in te houden:

1.

partijen die verantwoordelijk zijn voor het aanstellen van het personeel aan boord, zoals bijvoorbeeld beheermaatschappijen van schepen, wervingsbureaus, aannemers, concessiehouders (bijvoorbeeld, detailverkoopwinkels, casino's, enz.);

2.

partijen die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming over de inzet van het schip, waaronder begrepen tijd- of rompbevrachter(s) of enige andere entiteit die handelt in een dergelijke hoedanigheid; en

3.

in gevallen waarbij het schip wordt ingezet onder de voorwaarden van een charterpartij, de contactinformatie van die partijen, waaronder begrepen de informatie of het om tijdbevrachting of reischarters gaat.

6.2.   In overeenstemming met voorschrift XI-2/5 is de maatschappij verplicht deze informatie te actualiseren en actueel te houden indien en wanneer zich wijzigingen voordoen.

6.3.   Deze informatie dient in de Engelse, Franse of Spaanse taal te zijn gesteld.

6.4.   Met betrekking tot schepen die zijn gebouwd voor 1 juli 2004, dient deze informatie de werkelijke conditie op die datum te weerspiegelen.

6.5.   Met betrekking tot schepen die op of na 1 juli 2004 zijn gebouwd en voor schepen die voor 1 juli 2004 zijn gebouwd en die op 1 juli 2004 buiten dienst waren, dient de informatie te worden verstrekt vanaf de datum van indienstneming van het schip en dient de informatie de werkelijke conditie op die datum te weerspiegelen.

6.6.   Na 1 juli 2004, als een schip uit de dienst wordt genomen, dient de informatie te worden verstrekt vanaf de datum van hernieuwde indienstneming van het schip en dient de informatie de werkelijke conditie op die datum te weerspiegelen.

6.7.   Eerder verstrekte informatie die geen verband houdt met de werkelijke conditie op die datum behoeft niet langer aan boord te worden bewaard.

6.8.   Als de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip wordt overgenomen door een andere maatschappij, behoeft de informatie die betrekking heeft op het maatschappij die het schip exploiteerde, niet langer aan boord te blijven.

6.7. Zie bovendien paragraaf 8, 9 en 13 voor andere relevante richtsnoeren.

7.   SCHEEPSVEILIGHEID

Zie paragraaf 8, 9 en 13 voor relevante richtsnoeren.

8.   BEOORDELING VAN DE SCHEEPSBEVEILIGING

Beoordeling van de veiligheid

8.1.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij (BBF) is verantwoordelijk voor de waarborging dat een beoordeling van de veiligheid van een schip (BVS) wordt uitgevoerd voor elk van de schepen in de vloot van de maatschappij die moeten voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code en waarvoor de BBF verantwoordelijk is. Hoewel de BBF de taken die bij zijn functie horen niet allemaal persoonlijk hoeft uit te voeren, blijft de BBF de eindverantwoordelijkheid houden om ervoor te zorgen dat de taken correct worden uitgevoerd.

8.2.   Voorafgaand aan het begin van een BVS dient de BBF zich ervan te vergewissen dat al het voordeel wordt gehaald uit de beschikbare informatie over de beoordeling van de bedreiging voor de havens die het schip zal aandoen of waar passagiers aan of van boord zullen gaan, alsmede over de havenfaciliteiten en hun beschermende maatregelen. De BBF dient eerdere rapporten over soortgelijke beveiligingsbehoeften te bestuderen. Indien haalbaar dient de BBF de juiste personen op het schip en in de havenfaciliteiten te ontmoeten om het doel en de methodiek van de beoordeling te bespreken. De BBF dient eventuele specifieke instructies van de verdragsluitende staten op te volgen.

8.3.   In een BVS dienen de volgende elementen aan boord of binnen het schip aan de orde te worden gesteld:

1.

fysieke beveiliging;

2.

structurele integriteit;

3.

systemen ter bescherming van het personeel;

4.

procedureel beleid;

5.

radio- en telecommunicatiesystemen, waaronder begrepen computersystemen en -netwerken; en

6.

andere plaatsen die, als ze zijn aangetast of worden gebruikt voor ongeoorloofde waarnemingen, een risico kunnen inhouden voor personen, eigendommen of activiteiten aan boord van het schip of binnen de havenfaciliteit.

8.4.   Degenen die betrokken zijn bij de uitvoering van een BVS dienen in staat te zijn hulp van deskundigen in te roepen met betrekking tot:

1.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

2.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

3.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;

4.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

5.

methoden die worden gebruikt om een veiligheidsincident te veroorzaken;

6.

effecten van explosieven op de constructie en uitrusting van schepen;

7.

scheepsbeveiliging;

8.

ondernemingspraktijken op het raakvlak tussen schip en haven;

9.

voorzorgsmaatregelen, paraatheid en reacties in noodsituaties;

10.

fysieke beveiliging;

11.

radio- en telecommunicatiesystemen, waaronder computersystemen en -netwerken;

12.

scheepsbouw; en

13.

scheeps- en havenactiviteiten.

8.5.   De BBF dient de informatie die nodig is voor het uitvoeren van een onderzoek te verzamelen en vast te leggen; het gaat hierbij onder meer om:

1.

de algehele indeling van het schip;

2.

de plaats van gebieden die beperkt toegankelijk zouden moeten zijn, zoals de navigatiebrug, machinekamers van categorie A en andere controlestations zoals gedefinieerd in hoofdstuk II-2, enz.;

3.

de locatie en functie van elk werkelijke of potentiële toegangspunt tot het schip;

4.

getijdenveranderingen die gevolgen kunnen hebben voor de kwetsbaarheid of beveiliging van het schip;

5.

de ruimen en stuwvoorzieningen;

6.

de plaatsen waar de scheepsvoorraden en essentiële onderhoudsuitrusting wordt bewaard;

7.

de plaatsen waar onbegeleide bagage wordt opgeslagen;

8.

de noodapparatuur en stand-byuitrusting die beschikbaar is voor het onderhouden van essentiële diensten;

9.

het aantal bemanningsleden, eventuele bestaande beveiligingstaken en eventuele bestaande uitgewerkte trainingseisen van de maatschappij;

10.

bestaande beveiligings- en veiligheidsuitrusting ter bescherming van passagiers en bemanning;

11.

ontsnappings- en evacuatieroutes en verzamelplaatsen die in stand moeten worden gehouden om een ordelijke en veilige noodevacuatie van het schip te waarborgen;

12.

reeds bestaande overeenkomsten met particuliere beveiligingsbedrijven die beveiligingsdiensten op het schip en vanaf het water leveren; en

13.

bestaande veiligheidsmaatregelen en -procedures die van kracht zijn, waaronder begrepen inspectie- en controleprocedures, identificatiesystemen, bewakings- en toezichtapparatuur, identificatiedocumenten voor personeel, alsmede communicatie-, alarm-, verlichtings-, toegangscontrole- en andere geschikte systemen.

8.6.   In de BVS dient elk vastgestelde toegangspunt, waaronder begrepen open dekruimten, te worden onderzocht en te worden geëvalueerd op de mogelijkheid te worden gebruikt door mensen die door de beveiliging heen willen breken. Dit geldt voor toegangspunten die zowel toegankelijk zijn voor mensen met toegangsbevoegdheid als voor mensen die zich onbevoegd toegang willen verschaffen.

8.7.   De BVS dient de blijvende relevantie van de bestaande veiligheidsmaatregelen en instructies, procedures en activiteiten in acht te nemen, zowel in routineomstandigheden als in noodsituaties, en dient beveiligingsinstructies vast te stellen, waaronder begrepen:

1.

de gebieden waarvoor beperkingen gelden;

2.

de procedures in reactie op brand of andere noodsituaties;

3.

het niveau van toezicht op de bemanning, passagiers, bezoekers, leveranciers, monteurs, havenwerkers, enz.;

4.

de frequentie en doeltreffendheid van veiligheidspatrouilles;

5.

de toegangscontrolesystemen, inclusief identificatiesystemen;

6.

de veiligheidscommunicatiemiddelen en -procedures;

7.

de veiligheidsdeuren, -barrières en -verlichting; en

8.

de beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen, indien aanwezig.

8.8.   De BVS dient rekening te houden met de personen, werkzaamheden, diensten en activiteiten waarvan het belangrijk is dat zij worden beschermd. Het gaat hierbij onder meer om:

1.

de bemanning;

2.

passagiers, bezoekers, leveranciers, monteurs, personeel van de havenfaciliteit, enz.;

3.

de capaciteit om een veilige navigatie en reactie op noodsituaties in stand te houden;

4.

de lading, in het bijzonder gevaarlijke goederen of gevaarlijke stoffen;

5.

de scheepsvoorraden;

6.

de veiligheidscommunicatieapparatuur en -systemen van het schip, indien aanwezig; en

7.

de veiligheidsbewakingsapparatuur en -systemen van het schip, indien aanwezig.

8.9.   In de BVS dient rekening te worden gehouden met alle mogelijke bedreigingen. Het kan hierbij onder meer gaan om de volgende typen veiligheidsincidenten:

1.

schade aan of vernieling van het schip of een havenfaciliteit, bijvoorbeeld door explosieven, brandstichting, sabotage of vandalisme;

2.

het kapen van of beslagleggen op het schip of personen aan boord;

3.

het knoeien met de lading, essentiële scheepsapparatuur of -systemen of scheepsvoorraden;

4.

onbevoegde toegang of gebruik, waaronder de aanwezigheid van verstekelingen;

5.

het smokkelen van wapens of apparatuur, waaronder massavernietigingswapens;

6.

gebruik van het schip om degenen te vervoeren die van plan zijn een veiligheidsincident te veroorzaken en/of hun uitrusting;

7.

gebruik van het schip zelf als wapen of als een middel om schade of vernieling te veroorzaken;

8.

aanvallen vanaf zee terwijl het schip is afgemeerd of voor anker ligt; en

9.

aanvallen op volle zee.

8.10.   De BVS dient alle mogelijke kwetsbaarheden in acht te nemen; hierbij kan het onder meer gaan om:

1.

conflicten tussen veiligheids- en beveiligingsmaatregelen;

2.

conflicten tussen taken aan boord en beveiligingstaken;

3.

bewakingstaken en het aantal bemanningsleden, met name met consequenties voor vermoeidheid, alertheid en prestaties van de bemanning;

4.

eventuele vastgestelde tekortkomingen op het gebied van veiligheidstraining; en

5.

enige beveiligingsapparatuur en -systemen, waaronder begrepen communicatiesystemen.

8.11.   De BBF en de scheepsveiligheidsbeambte (SBF) dienen altijd rekening te houden met het effect dat veiligheidsmaatregelen kunnen hebben op de bemanning die langere tijd op het schip verblijft. Bij het ontwikkelen van veiligheidsmaatregelen dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan het gemak, het comfort en de privacy van de bemanning en hun vermogen om gedurende langere perioden doeltreffend te blijven.

8.12.   Na voltooiing van de BVS dient er een rapport te worden opgesteld dat een samenvatting bevat van hoe de beoordeling heeft plaatsgevonden, alsmede een beschrijving van iedere tijdens de beoordeling ontdekte kwetsbaarheid en een beschrijving van de tegenmaatregelen die zouden kunnen worden gebruikt om de kwetsbaarheid aan te pakken. Het rapport dient tegen toegang door of bekendmaking aan onbevoegden te worden beveiligd.

8.13.   Als de BVS niet is uitgevoerd door de maatschappij, dient het rapport van de BVS te worden beoordeeld en goedgekeurd door de BBF.

Veiligheidsonderzoek op locatie

8.14.   Het veiligheidsonderzoek op locatie maakt integraal deel uit van elke BVS. Het veiligheidsonderzoek op locatie dient bestaande beschermende maatregelen, procedures en activiteiten aan boord te onderzoeken en te evalueren; hierbij dienen de volgende punten aan de orde te komen:

1.

waarborgen dat alle taken met betrekking tot de scheepsveiligheid worden uitgevoerd;

2.

toezicht op gebieden waarvoor beperkingen gelden, om te waarborgen dat uitsluitend geautoriseerde personen toegang verkrijgen;

3.

beheersing van de toegang tot het schip, inclusief eventuele identificatiesystemen;

4.

toezicht op en rond het dek en de gebieden rond het schip;

5.

toezicht op de inscheping van personen en hun bezittingen (begeleide en onbegeleide bagage en persoonlijke bezittingen van de bemanning);

6.

toezicht op de ladingsbehandeling en op de bevoorrading van het schip;

7.

ervoor zorgdragen dat de veiligheidscommunicatiemiddelen, -informatie en uitrusting van het schip voorhanden zijn.

9.   SCHEEPSVEILIGHEIDSPLAN

Algemeen

9.1.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij (BBF) heeft de verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat er een scheepsveiligheidsplan (SVP) wordt uitgewerkt en ter goedkeuring wordt ingediend. De inhoud van elk afzonderlijke SVP dient te variëren afhankelijk van het specifieke schip dat het onderwerp is van het plan. Bij de beoordeling van de veiligheid van een schip (BVS) zullen de specifieke kenmerken van het schip en de potentiële bedreigingen en kwetsbaarheden zijn vastgesteld. Bij het opstellen van het SVP dienen deze kenmerken in detail aan de orde te worden gesteld. Overheden kunnen advies over de opstelling en inhoud van een SVP aanreiken.

9.2.   Alle SVP's dienen:

1.

de organisatorische structuur van de beveiliging van het schip in detail te beschrijven;

2.

de relaties van het schip met de maatschappij, havenfaciliteiten, andere schepen en relevante autoriteiten met verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid in detail te beschrijven;

3.

de communicatiesystemen in detail te beschrijven, zodat effectieve ononderbroken communicatie binnen het schip en tussen het schip en andere entiteiten, waaronder begrepen havenfaciliteiten, mogelijk is;

4.

de — zowel operationele als fysieke — getroffen basismaatregelen van veiligheidsniveau 1 in detail te beschrijven;

5.

de extra veiligheidsmaatregelen waarmee het schip zonder vertraging naar veiligheidsniveau 2 en zo nodig naar veiligheidsniveau 3 kan overgaan in detail te beschrijven;

6.

te voorzien in een regelmatige evaluatie of controle van het SVP en in wijziging van het SVP in reactie op opgedane ervaringen of veranderende omstandigheden; en

7.

procedures voor rapportage aan de desbetreffende aanspreekpunten van de verdragsluitende staat in detail te beschrijven.

9.3.   Het opstellen van een effectief SVP dient te berusten op een grondige beoordeling van alle zaken die verband houden met de veiligheid van het schip, waaronder met name een grondige evaluatie van de fysieke en operationele kenmerken, inclusief het reispatroon, van het desbetreffende schip.

9.4.   Alle SVP's dienen te worden goedgekeurd door of namens de overheid. Als een overheid voor de evaluatie of goedkeuring van het SVP gebruik maakt van een erkend beveiligingsbedrijf (EBB), mag dat EBB geen relatie hebben met het EBB dat het plan heeft opgesteld of aan opstelling van het plan heeft bijgedragen.

9.5.   De BBF en scheepsveiligheidsbeambten (SBF) dienen procedures te ontwikkelen om:

1.

de blijvende doeltreffendheid van het SVP te beoordelen; en

2.

wijzigingen op het plan voor te bereiden nadat dit is goedgekeurd.

9.6.   De in het SVP opgenomen veiligheidsmaatregelen dienen te zijn getroffen wanneer de eerste verificatie van de overeenstemming met de eisen van hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code wordt uitgevoerd. Als dat niet het geval is, kan het proces van afgifte van het vereiste Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat aan het schip niet plaatsvinden. Als er vervolgens sprake is van een storing in de beveiligingsapparatuur of -systemen, dan wel van het om welke reden dan ook opschorten van een veiligheidsmaatregel, dan dienen er equivalente tijdelijke veiligheidsmaatregelen te worden aangenomen, aan de overheid kenbaar te worden gemaakt en door de overheid te worden goedgekeurd.

Organisatie en uitvoering van scheepsbeveiligingstaken

9.7.   Naast de in artikel 9.2 gegeven instructies dienen de volgende punten, die betrekking hebben op alle veiligheidsniveaus, in het SVP te zijn vastgesteld:

1.

de taken en verantwoordelijkheden van al het personeel aan boord met een beveiligingstaak;

2.

de procedures of voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om een dergelijke voortdurende communicatie te allen tijde in stand te houden;

3.

de procedures die nodig zijn om de blijvende doeltreffendheid van veiligheidsprocedures en eventuele beveiligings- en bewakingsuitrusting en -systemen te beoordelen, waaronder begrepen procedures voor het identificeren van en het reageren op storingen of een gebrekkige werking van apparatuur of systemen;

4.

de procedures en praktijken voor het beschermen van gevoelige informatie op het gebied van veiligheid die op papier of elektronisch is opgeslagen;

5.

het type en de onderhoudsvoorschriften van beveiligings- en bewakingsuitrusting en -systemen, indien aanwezig;

6.

de procedures die de tijdige indiening en beoordeling van rapporten over mogelijke gevallen van inbreuk op de veiligheid of veiligheidskwesties waarborgen;

7.

procedures voor de totstandbrenging, het onderhoud en de actualisering van een lijst van gevaarlijke goederen of gevaarlijke stoffen aan boord, inclusief hun locatie.

9.8.   Het resterende deel van paragraaf 9 heeft specifiek betrekking op de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen op elk veiligheidsniveau; het gaat hierbij om:

1.

toegang tot het schip door de bemanning, passagiers, bezoekers, enz.;

2.

gebieden op het schip waarvoor beperkingen gelden;

3.

ladingsbehandeling;

4.

bevoorrading van het schip;

5.

omgang met onbegeleide bagage; en

6.

toezicht op de beveiliging van het schip.

Toegang tot het schip

9.9.   In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld voor alle middelen die toegang bieden tot het schip die in de BVS zijn geïdentificeerd. Het dient hierbij onder meer te gaan om:

1.

toegangsladders;

2.

toegangstrappen;

3.

hellingbanen;

4.

toegangsdeuren, patrijspoorten, vensters en laadpoorten;

5.

meerkabels en ankerkettingen; en

6.

kranen en hijsinrichtingen.

9.10.   Voor elk van deze toegangsmiddelen dient het SVP de desbetreffende locaties te identificeren waar toegangsbeperkingen of een toegangsverbod moeten gelden bij elk van de veiligheidsniveaus. Voor elk veiligheidsniveau dient in het SVP te zijn vastgesteld welk soort beperking of verbod moet worden toegepast en met welke middelen deze beperkingen of verboden moeten worden gehandhaafd.

9.11.   In het SVP dient voor elk veiligheidsniveau te zijn vastgesteld welke identificatiemiddelen nodig zijn om toegang tot het schip toe te staan en om het voor bepaalde personen mogelijk te maken zonder verdere vraag naar hun identiteit op het schip te verblijven. Hierbij kan de ontwikkeling van een geschikt identificatiesysteem nodig zijn dat permanente en tijdelijke identificatie voor achtereenvolgens bemanning en bezoekers mogelijk maakt. Indien uitvoerbaar dient een scheepsidentificatiesysteem te worden afgestemd op het identificatiesysteem dat van toepassing is op de havenfaciliteit. Passagiers dienen hun identiteit te kunnen aantonen door middel van instapkaarten, tickets, enz., maar hebben geen toegang tot gebieden waarvoor beperkingen gelden, tenzij onder geleide. In het SVP dienen bepalingen te zijn vastgesteld die ervoor zorgen dat de identificatiesystemen regelmatig worden bijgewerkt en dat misbruik van procedures strafmaatregelen tot gevolg kan hebben.

9.12.   Aan mensen die desgevraagd hun identiteit niet willen of niet kunnen aantonen en/of het doel van hun bezoek niet willen of niet kunnen bevestigen, dient de toegang tot het schip te worden ontzegd en hun poging toegang te verkrijgen dient al naar gelang van toepassing te worden gerapporteerd aan de SBF, de BBF, de havenveiligheidsbeambte (HBF) en aan de nationale of plaatselijke autoriteiten met beveiligingstaken.

9.13.   In het SVP dient de frequentie te zijn vastgesteld van de toepassing van toegangscontroles, met name als deze willekeurig of slechts incidenteel worden toegepast.

Veiligheidsniveau 1

9.14.   Op veiligheidsniveau 1 dient het SVP de veiligheidsmaatregelen vast te stellen die de toegang tot het schip moeten bewaken; hierbij kunnen de volgende maatregelen worden toegepast:

1.

controleren van de identiteit van alle personen die aan boord van het schip willen gaan en bevestigen van hun redenen daartoe door bijvoorbeeld instructies zich te vervoegen, passagierstickets, instapkaarten, werkorders, enz. te controleren;

2.

het schip dient er in samenwerking met de havenfaciliteit voor te zorgen dat er speciale veilige zones tot stand worden gebracht waarin inspecties en het fouilleren van personen, het doorzoeken van bagage (inclusief handbagage), persoonlijke bezittingen, voertuigen en hun inhoud kunnen plaatsvinden;

3.

het schip dient er in samenwerking met de havenfaciliteit voor te zorgen dat voertuigen waarvan het de bedoeling is dat zij in schepen voor autotransport, roll-on-roll-offschepen of passagiersschepen worden verscheept, voorafgaand aan de inscheping worden doorzocht, een en ander in overeenstemming met de frequentie vereist in het SVP;

4.

het scheiden van gecontroleerde personen en hun persoonlijke bezittingen van niet-gecontroleerde personen en hun persoonlijke bezittingen;

5.

het gescheiden houden van inschepende en ontschepende passagiers;

6.

het identificeren van toegangspunten die moeten worden beveiligd of bewaakt ter voorkoming van toegang door onbevoegden;

7.

het afsluiten, door fysieke afsluiting of anderszins, van de toegang tot onbemande ruimten die grenzen aan ruimten waartoe passagiers en bezoekers toegang hebben; en

8.

het verschaffen van veiligheidsinstructies aan al het personeel op het schip over mogelijke bedreigingen, de procedures voor het rapporteren van verdachte personen, objecten of activiteiten en de noodzaak tot waakzaamheid.

9.15.   Op veiligheidsniveau 1 moeten alle personen die toegang willen verkrijgen tot het schip, kunnen worden blootgesteld aan fouilleren of doorzoeken. De frequentie van dit fouilleren of doorzoeken, waaronder willekeurig fouilleren of doorzoeken, dient te zijn gespecificeerd in het goedgekeurde SVP en dient met name te zijn goedgekeurd door de overheid. Dit fouilleren of doorzoeken wordt bij voorkeur uitgevoerd door de havenfaciliteit in nauwe samenwerking met het schip en in de dichte nabijheid van het schip. Tenzij hier duidelijke veiligheidsredenen voor zijn, kan van leden van de bemanning niet worden verlangd dat zij hun collega's fouilleren of dier persoonlijke bezittingen doorzoeken. Al dergelijke fouilleringen/doorzoekingen zullen worden uitgevoerd op een wijze waarin de rechten van de mens van de desbetreffende persoon volledig in acht worden genomen en waarin de menselijke waardigheid behouden blijft.

Veiligheidsniveau 2

9.16.   Op veiligheidsniveau 2 dient het SVP de veiligheidsmaatregelen vast te stellen die moeten worden toegepast ter bescherming tegen een verhoogd risico op een veiligheidsincident, om een grotere waakzaamheid en strengere controle te waarborgen; het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het aanstellen van extra personeel om tijdens nachtelijke uren dekgedeelten te bewaken om onbevoegden de toegang te beletten;

2.

het beperken van het aantal toegangspunten tot het schip, het identificeren van de toegangspunten die kunnen worden gesloten en de middelen om deze adequaat af te sluiten;

3.

het beletten van toegang vanaf het water tot het schip, waaronder bijvoorbeeld begrepen, in samenwerking met de havenfaciliteit, het instellen van patrouilles per schip;

4.

het vaststellen van een gebied aan de walkant van het schip waarvoor beperkingen gelden, een en ander in nauwe samenwerking met de havenfaciliteit;

5.

het verhogen van de frequentie en de gedetailleerdheid van het fouilleren/doorzoeken van personen, persoonlijke bezittingen en voertuigen die worden ingescheept of geladen;

6.

het begeleiden van bezoekers op het schip;

7.

het geven van extra, specifieke veiligheidsinstructies aan al het personeel op het schip over vastgestelde bedreigingen, waarbij de procedures voor het rapporteren van verdachte personen, objecten of activiteiten opnieuw onder de aandacht worden gebracht en de noodzaak tot verhoogde waakzaamheid wordt benadrukt; en

8.

het uitvoeren van een volledige of gedeeltelijke doorzoeking van het schip.

Veiligheidsniveau 3

9.17.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

beperkte toegang tot een enkel, bewaakt toegangspunt;

2.

het alleen verschaffen van toegang aan diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident;

3.

het instrueren van de mensen aan boord;

4.

het opschorten van inscheping of ontscheping;

5.

het opschorten van het laden en lossen van goederen, leveringen, enz.;

6.

ontruiming van het schip;

7.

verplaatsing van het schip; en

8.

het voorbereiden van een volledige of gedeeltelijke doorzoeking van het schip.

Gebieden op het schip waarvoor beperkingen gelden

9.18.   Het SVP dient de gebieden op het schip waarvoor beperkingen moeten gelden te identificeren en de geldende beperkingen qua omvang en duur te specificeren en aan te geven welke veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen om de toegang tot en de activiteiten binnen deze gebieden te beheersen. Gebieden waarvoor beperkingen gelden hebben tot doel:

1.

toegang door onbevoegden te voorkomen;

2.

passagiers, bemanning en personeel van havenfaciliteiten of andere instanties die aan boord van het schip mogen komen, te beschermen;

3.

qua beveiliging gevoelige gebieden binnen het schip te beschermen; en

4.

het schip te beschermen tegen geknoei met scheepslading en scheepsvoorraden.

9.19.   Het SVP dient te waarborgen dat er een duidelijk vastgesteld beleid en werkwijze is om de toegang tot alle gebieden waarvoor beperkingen gelden te bewaken.

9.20.   Het SVP dient erin te voorzien dat alle gebieden waarvoor beperkingen gelden duidelijk gemarkeerd dienen te worden, waarbij moet worden aangegeven dat de toegang tot het gebied aan beperkingen is onderworpen en dat aanwezigheid in het gebied door onbevoegden een inbreuk op de veiligheid inhoudt.

9.21.   Bij gebieden waarvoor beperkingen gelden gaat het onder meer om:

1.

de navigatiebrug, machinekamers van categorie A en andere controlestations zoals gedefinieerd in hoofdstuk II-2;

2.

ruimten die beveiligings- en bewakingsuitrusting en -systemen, alsmede de bediening van deze uitrusting/systemen en van verlichtingssystemen bevatten;

3.

ventilatie- en airconditioningsystemen en andere, vergelijkbare ruimten;

4.

ruimten met toegang tot drinkwatertanks, -pompen of -verdeelleidingen;

5.

ruimten die gevaarlijke goederen of stoffen bevatten;

6.

ruimten die ladingpompen en hun bediening bevatten;

7.

ruimen en ruimten die scheepsvoorraden bevatten;

8.

de bemanningsverblijven; en

9.

alle andere gebieden zoals door middel van de BVS vastgesteld door de BBF, ten aanzien waarvan de toegang moet worden beperkt om de beveiliging van het schip in stand te houden.

Veiligheidsniveau 1

9.22.   Op veiligheidsniveau 1 dienen in het SVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast op gebieden waarvoor beperkingen gelden; het gaat hierbij onder meer om de volgende maatregelen:

1.

het vergrendelen of afsluiten van toegangspunten;

2.

gebruik van bewakingsapparatuur om de gebieden te bewaken;

3.

gebruik maken van bewakers of patrouilles; en

4.

gebruik van automatische toegangsdetectieapparatuur om de bemanning te waarschuwen bij toegang door onbevoegden.

Veiligheidsniveau 2

9.23.   Op veiligheidsniveau 2 dienen de frequentie en intensiteit van het toezicht op en van de toegangscontrole tot gebieden waarvoor beperkingen gelden te worden opgevoerd om te waarborgen dat alleen bevoegde personen toegang hebben. In het SVP dienen de extra toe te passen veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld; het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het vaststellen van gebieden waarvoor beperkingen gelden en die grenzen aan toegangspunten;

2.

ononderbroken toezicht op bewakingsapparatuur; en

3.

het inzetten van extra personeel om gebieden waarvoor beperkingen gelden te bewaken en in dergelijke gebieden te patrouilleren.

Veiligheidsniveau 3

9.24.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het instellen van extra gebieden op het schip waarvoor beperkingen gelden en wel in de nabijheid van het veiligheidsincident of de vermeende locatie van de bedreiging van de veiligheid, waartoe de toegang wordt ontzegd; en

2.

het doorzoeken van gebieden waarvoor beperkingen gelden als onderdeel van het doorzoeken van het schip.

Ladingsbehandeling

9.25.   De veiligheidsmaatregelen met betrekking tot ladingsbehandeling dienen:

1.

geknoei met lading te voorkomen; en

2.

te voorkomen dat lading die niet voor vervoer bestemd is, wordt geaccepteerd en aan boord van het schip wordt opgeslagen.

9.26.   De veiligheidsmaatregelen, waarvan sommige in samenwerking met de havenfaciliteit zullen moeten worden toegepast, dienen voorraadbeheerprocedures bij toegangspunten tot het schip te omvatten. Eenmaal aan boord van het schip moet lading kunnen worden geïdentificeerd als zijnde goedgekeurd voor belading in het schip. Bovendien moeten er veiligheidsmaatregelen worden ontwikkeld die waarborgen dat er met lading — eenmaal aan boord — niet kan worden geknoeid.

Veiligheidsniveau 1

9.27.   Op veiligheidsniveau 1 dienen in het SVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast tijdens ladingsbehandeling; het gaat hierbij onder meer om de volgende maatregelen:

1.

routinecontroles van de lading, transportinstallaties en ruimen vóór en tijdens de ladingsbehandeling;

2.

controles die waarborgen dat de geladen goederen overeenkomen met de ladingsdocumenten;

3.

er in samenwerking met de havenfaciliteit voor zorgen dat voertuigen die in schepen voor autotransport, roll-on-roll-offschepen of passagiersschepen moeten worden verscheept, voorafgaand aan de inscheping worden doorzocht, een en ander in overeenstemming met de frequentie vereist in het SVP; en

4.

controle van zegels of andere methoden die kunnen worden gehanteerd om geknoei met lading te voorkomen.

9.28.   Controle van de lading kan op de volgende wijzen plaatsvinden:

1.

visuele en fysieke inspectie; en

2.

gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden.

9.29.   Als er sprake is van regelmatige of herhaaldelijke verplaatsing van lading kan de BBF of de SBF in overleg met de havenfaciliteit met expediteurs of anderen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke lading, regelingen treffen inzake het op een andere locatie controleren, verzegelen, plannen, documentondersteuning, enz. Dergelijke regelingen dienen aan de desbetreffende HBF bekend te worden gemaakt en met hem te worden overeengekomen.

Veiligheidsniveau 2

9.30.   Op veiligheidsniveau 2 dienen in het SVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast tijdens ladingsbehandeling; het gaat hierbij onder meer om de volgende maatregelen:

1.

gedetailleerde controles van lading, transportinstallaties en ruimen;

2.

intensievere controles om te waarborgen dat alleen de beoogde goederen worden geladen;

3.

het intensiever doorzoeken van voertuigen die in schepen voor autotransport, roll-on-rolloffschepen of passagiersschepen moeten worden verscheept; en

4.

het verhogen van de frequentie van en de gedetailleerdheid bij het controleren van zegels of andere methoden die worden gebruikt om geknoei met lading te voorkomen.

9.31.   De gedetailleerde controle van de lading kan op de volgende wijzen plaatsvinden:

1.

het verhogen van de frequentie van en de gedetailleerdheid bij visuele en fysieke inspectie;

2.

het verhogen van de frequentie van het gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden; en

3.

het coördineren van verhoogde veiligheidsmaatregelen met de verscheper of andere verantwoordelijke partij, een en ander in overeenstemming met een reeds vastgestelde overeenkomst en procedures.

Veiligheidsniveau 3

9.32.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het opschorten van het laden of lossen van goederen; en

2.

het verifiëren van de voorraad en de locatie van eventueel aan boord aanwezige gevaarlijke goederen en stoffen.

Bevoorrading van het schip

9.33.   De veiligheidsmaatregelen ten aanzien van de bevoorrading van het schip dienen:

1.

te waarborgen dat de scheepsvoorraden en de integriteit van de verpakkingen worden gecontroleerd;

2.

te voorkomen dat scheepsvoorraden zonder inspectie worden geaccepteerd;

3.

geknoei met lading te voorkomen; en

4.

te voorkomen dat scheepsvoorraden worden geaccepteerd als zij niet zijn besteld;

9.34.   Voor schepen die regelmatig gebruik maken van de havenfaciliteit kan het goed zijn procedures vast te stellen die betrekking hebben op het schip, de leveranciers en de havenfaciliteit en die de bekendmaking en de tijdstippen van leveringen en de bijbehorende documenten regelen. Er dient altijd op enigerlei wijze te worden bevestigd dat voorraden die ter aflevering worden aangeboden, vergezeld gaan van bewijs dat ze door het schip zijn besteld.

Veiligheidsniveau 1

9.35.   Op veiligheidsniveau 1 dienen in het SVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast tijdens de bevoorrading van het schip; het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

controles die waarborgen dat voorraden in overeenstemming zijn met de bestelling voordat zij aan boord komen; en

2.

de waarborging dat de scheepsvoorraden onmiddellijk veilig worden verstouwd.

Veiligheidsniveau 2

9.36.   Op veiligheidsniveau 2 dienen in het SVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die moeten worden toegepast tijdens de bevoorrading van het schip door alvorens de voorraden aan boord te ontvangen controles uit te oefenen en inspecties te intensiveren.

Veiligheidsniveau 3

9.37.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het onderwerpen van de scheepsvoorraden aan uitgebreidere controles;

2.

voorbereidingen ter beperking of opschorting van de behandeling van scheepsvoorraden; en

3.

weigering scheepsvoorraden aan boord van het schip te ontvangen.

Omgang met onbegeleide bagage

9.38.   In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die moeten worden toegepast om te waarborgen dat onbegeleide bagage (dat wil zeggen bagage, waaronder begrepen persoonlijke bezittingen, die op het punt waar wordt geïnspecteerd of doorzocht, zich niet bij de passagier of het bemanningslid bevindt) wordt geïdentificeerd en onderworpen aan de juiste screening, waaronder begrepen het doorzoeken van de bagage, voordat de bagage aan boord van het schip wordt aanvaard. Er wordt niet beoogd dat dergelijke bagage wordt onderworpen aan screening door zowel het schip als de havenfaciliteit en in die gevallen waarbij beide voldoende zijn toegerust, dient de verantwoordelijkheid voor screening te berusten bij de havenfaciliteit. Nauwe samenwerking met de havenfaciliteit is essentieel en er dienen maatregelen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat onbegeleide bagage na de screening veilig wordt behandeld.

Veiligheidsniveau 1

9.39.   Op veiligheidsniveau 1 dienen in het SVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast bij de behandeling van onbegeleide bagage om ervoor te zorgen dat onbegeleide bagage aan een volledige screening wordt onderworpen of volledig wordt doorzocht; hetgeen het gebruik van röntgenapparatuur kan inhouden.

Veiligheidsniveau 2

9.40.   Op veiligheidsniveau 2 dienen in het SVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast bij de behandeling van onbegeleide bagage en waarbij alle onbegeleide bagage volledig dient te worden doorgelicht met behulp van röntgenapparatuur.

Veiligheidsniveau 3

9.41.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

het onderwerpen van dergelijke bagage aan uitgebreidere screening, bijvoorbeeld door deze ten minste door te lichten vanuit twee verschillende hoeken;

2.

voorbereidingen ter beperking of opschorting van de behandeling van onbegeleide bagage; en

3.

weigering onbegeleide bagage aan boord van het schip te ontvangen.

Toezicht op de beveiliging van het schip

9.42.   Op het schip dient de mogelijkheid te bestaan om op het schip zelf, de gebieden aan boord waarvoor beperkingen gelden en de gebieden rondom het schip toezicht te houden. Bij dit toezicht is het gebruik van de volgende middelen mogelijk:

1.

verlichting;

2.

toezichthouders, beveiligingspersoneel en dekwachten, inclusief patrouilles; en

3.

automatische toegangsdetectieapparatuur en bewakingsuitrusting.

9.43.   Indien gebruikt dient automatische toegangsdetectieapparatuur een hoorbaar en/of zichtbaar alarm te activeren op een plaats waar continu iemand aanwezig is of waarop voortdurend toezicht is.

9.44.   In het SVP dienen de procedures en uitrusting te zijn vastgesteld die nodig zijn bij elk veiligheidsniveau en de middelen om te waarborgen dat bewakingsuitrusting ononderbroken kan werken, waarbij rekening dient te worden gehouden met de mogelijke effecten van weersomstandigheden en stroomstoringen.

Veiligheidsniveau 1

9.45.   Op veiligheidsniveau 1 dienen in het SVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld, welke kunnen bestaan uit een combinatie van verlichting, toezichthouders, beveiligingspersoneel of het gebruik van beveiligings- en bewakingsuitrusting waarmee het beveiligingspersoneel van het schip het schip in zijn algemeenheid en barrières en gebieden waarvoor beperkingen gelden in het bijzonder, kan observeren.

9.46.   Het scheepsdek en de toegangspunten tot het schip dienen in het donker en bij slecht zicht te zijn verlicht indien er activiteiten op het raakvlak tussen schip en haven plaatsvinden, dan wel indien nodig in een havenfaciliteit of op een ankerplaats. Onderweg dienen schepen indien nodig gebruik te maken van de maximaal beschikbare verlichting die in overeenstemming is met veilige navigatie, gelet op de bepalingen van de van kracht zijnde internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee. Bij de vaststelling van het juiste niveau en de juiste locatie van de verlichting dienen de volgende punten in acht te worden genomen:

1.

de bemanning dient in staat te zijn activiteiten waar te nemen buiten het schip, zowel aan de kant van het water als aan de kant van de wal;

2.

het gebied op en rond het schip dient te worden bestreken;

3.

de verlichting dient de identificatie van personen op toegangspunten te vergemakkelijken; en

4.

dekking met de nodige verlichting kan door middel van samenwerking met de havenfaciliteit tot stand worden gebracht.

Veiligheidsniveau 2

9.47.   Op veiligheidsniveau 2 dienen in het SVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast om de toezicht- en bewakingsmogelijkheden te verbeteren; het gaat hierbij onder meer om de volgende maatregelen:

1.

het verhogen van de frequentie en gedetailleerdheid van veiligheidspatrouilles;

2.

toename van de dekking en de intensiteit van de verlichting of het gebruik van beveiligings- en bewakingsuitrusting;

3.

het toewijzen van extra personeel als uitkijkposten; en

4.

ervoor zorgen dat er wordt samengewerkt met patrouilles per schip aan de kant van het water en met patrouilles te voet of met de auto aan de kant van de wal, indien voorzien.

9.48.   Extra verlichting kan noodzakelijk zijn ter bescherming tegen een verhoogd risico van een veiligheidsincident. Indien nodig kan aan de noodzaak tot extra verlichting worden voldaan door samenwerking met de havenfaciliteit in de vorm van extra verlichting vanaf de wal.

Veiligheidsniveau 3

9.49.   Op veiligheidsniveau 3 dient het schip de instructies op te volgen die zijn uitgegeven door diegenen die reageren op het veiligheidsincident of het dreigende veiligheidsincident. In het SVP dienen de veiligheidsmaatregelen die door het schip in nauwe samenwerking met diegenen die reageren en met de havenfaciliteit, kunnen worden genomen, in detail te zijn beschreven. Het kan hierbij onder meer gaan om:

1.

inschakelen van alle verlichting op of het verlichten van de directe omgeving van het schip;

2.

inschakelen van alle bewakingsapparatuur aan boord die activiteiten op of in de directe nabijheid van het schip kan vastleggen;

3.

instellen van de maximale tijdsduur die dergelijke bewakingsapparatuur kan blijven registreren;

4.

voorbereiding voor inspectie onder water van de romp van het schip; en

5.

initiëren van maatregelen, waaronder begrepen — mits uitvoerbaar — het langzaam laten draaien van de scheepsschroeven, om toegang onder water tot de romp van het schip te voorkomen.

Uiteenlopende veiligheidsniveaus

9.50.   In het SVP dienen nadere details te zijn vastgelegd van de procedures en veiligheidsmaatregelen die het schip zou kunnen aannemen als het schip bij een hoger veiligheidsniveau functioneert dan het veiligheidsniveau dat van toepassing is op een havenfaciliteit.

Activiteiten die niet onder de Code vallen

9.51.   In het SVP dienen nadere details te zijn vastgelegd van de procedures en veiligheidsmaatregelen die het schip zou moeten toepassen als:

1.

het zich in een haven bevindt van een staat die geen verdragsluitende staat is;

2.

het in aanraking komt met een schip waarop deze Code niet van toepassing is;

3.

het in aanraking komt met vaste of drijvende platforms of met een mobiel drijvend booreiland op locatie; of

4.

het in aanraking komt met een haven of havenfaciliteit die niet in overeenstemming hoeft te zijn met hoofdstuk XI-2 en deel A van deze Code.

Verklaringen van Veiligheid

9.52.   Het SVP dient in detail te beschrijven hoe verzoeken om verklaringen van veiligheid van een havenfaciliteit worden behandeld en de omstandigheden waaronder het schip zelf een VvV dient aan te vragen.

Controles en evaluaties

9.53.   In het SVP dient te zijn vastgelegd hoe de BBF en de SBF de blijvende doeltreffendheid van het SVP beogen te controleren, alsmede de te volgen procedure bij evaluatie, actualisering of wijziging van het SVP.

10.   DOCUMENTATIE

Algemeen

10.1.   De documentatie moet beschikbaar worden gesteld aan de daartoe bevoegde functionarissen van de verdragsluitende staten, zodat zij kunnen vaststellen of de bepalingen van de scheepsveiligheidsplannen zijn geïmplementeerd.

10.2.   De documentatie kan in elke willekeurige vorm worden opgeslagen, maar dient te worden beveiligd tegen toegang of bekendmaking door onbevoegden.

11.   VEILIGHEIDSBEAMBTE VAN DE MAATSCHAPPIJ

Zie paragraaf 8, 9 en 13 voor de desbetreffende instructies.

12.   SCHEEPSVEILIGHEIDSBEAMBTE

Zie paragraaf 8, 9 en 13 voor de desbetreffende instructies.

13.   TRAINING EN OEFENINGEN VOOR SCHEEPSVEILIGHEID

Training

13.1.   De veiligheidsbeambte van de maatschappij (BBF), het desbetreffende bedrijfspersoneel aan de wal en de scheepsveiligheidsbeambte (SBF) dienen, al naar gelang hun functie, bekend te zijn met en getraind te worden in alle of een aantal van de volgende onderdelen:

1.

veiligheidsadministratie;

2.

van toepassing zijnde internationale conventies, codes en aanbevelingen;

3.

van toepassing zijnde overheidswetgeving en -voorschriften;

4.

verantwoordelijkheden en functies van andere veiligheidsorganisaties;

5.

methodiek voor de beoordeling van de scheepsveiligheid;

6.

onderzoeks- en inspectiemethoden voor scheepsveiligheid;

7.

scheeps- en havenactiviteiten en -voorwaarden;

8.

veiligheidsmaatregelen voor schepen en havenfaciliteiten;

9.

paraatheid en reacties in noodsituaties, en voorzorgsmaatregelen;

10.

instructiemethoden voor veiligheidstraining en -scholing, waaronder veiligheidsmaatregelen en -procedures;

11.

omgang met gevoelige informatie met betrekking tot de veiligheid en de communicatie met betrekking tot de veiligheid;

12.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

13.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

14.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;

15.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

16.

veiligheidsapparatuur en -systemen, en de beperkingen van hun functies;

17.

methoden voor controle, inspectie, bewaking en toezicht;

18.

methoden voor het fouilleren en doorzoeken en voor onopvallende inspectie;

19.

veiligheidsoefeningen, waaronder oefeningen met havenfaciliteiten; en

20.

beoordeling van veiligheidsoefeningen.

13.2.   De SBF dient bovendien voldoende kennis te hebben van en training te krijgen in alle of een aantal van de volgende onderdelen, daar waar van toepassing:

1.

de indeling van het schip;

2.

het scheepsveiligheidsplan en de bijbehorende procedures (waaronder training en reacties op basis van scenario's);

3.

technieken voor massamanagement en -beheersing;

4.

de werking van veiligheidsapparatuur en -systemen; en

5.

het testen, ijken en het op zee onderhouden van veiligheidsapparatuur en -systemen.

13.3.   Bemanningsleden met specifieke beveiligingstaken dienen voldoende kennis en vaardigheid te bezitten om hun toegewezen taken uit te kunnen voeren, waaronder, daar waar van toepassing:

1.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot veiligheid en patronen daarin;

2.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

3.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen:

4.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

5.

technieken voor massamanagement en -beheersing;

6.

communicatie met betrekking tot de veiligheid;

7.

kennis van de noodprocedures en voorzorgsmaatregelen;

8.

de werking van veiligheidsapparatuur en -systemen;

9.

het testen, ijken en het op zee onderhouden van veiligheidsapparatuur en -systemen;

10.

technieken voor inspectie, bewaking en toezicht; en

11.

methoden voor het fouilleren van personen, en voor het doorzoeken van persoonlijke bezittingen, bagage, lading en scheepsvoorraden.

13.4.   Alle andere bemanningsleden dienen voldoende kennis te hebben van en bekend te zijn met de van toepassing zijnde bepalingen van het scheepsveiligheidsplan (SVP), waaronder:

1.

de betekenis van en de daaruit voortvloeiende vereisten voor de verschillende veiligheidsniveaus;

2.

kennis van de noodprocedures en voorzorgsmaatregelen;

3.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

4.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren; en

5.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken.

Oefeningen

13.5.   Het doel van oefeningen is ervoor te zorgen dat de bemanningsleden kundig zijn in alle toegewezen beveiligingstaken op alle veiligheidsniveaus en in het identificeren van alle ontoereikendheden met betrekking tot de veiligheid die moeten worden aangepakt.

13.6.   Om te waarborgen dat de bepalingen van het scheepsveiligheidsplan effectief worden geïmplementeerd, dienen er minstens elk kwartaal oefeningen te worden gehouden. In gevallen waarbij op een willekeurig moment meer dan 25 procent van de bemanningsleden is vervangen door bemanningsleden die het laatste kwartaal nog niet eerder hebben deelgenomen aan een oefening op dat schip, dient bovendien binnen één week na de vervanging een oefening te worden gehouden. Bij deze oefeningen dienen de afzonderlijke onderdelen van het plan, zoals de in artikel 8.9 vermelde bedreigingen met betrekking tot de veiligheid te worden getest.

13.7.   Er dienen minstens eenmaal per kalenderjaar, met een periode van niet meer dan 18 maanden tussen de oefeningen, diverse soorten oefeningen te worden uitgevoerd, waarbij sprake kan zijn van deelname door veiligheidsbeambte van de maatschappijen, havenveiligheidsbeambten, desbetreffende gezagsdragers van de verdragsluitende staten, alsmede scheepsveiligheidsbeambten, indien beschikbaar. Bij deze oefeningen dienen de communicatie, coördinatie, beschikbaarheid van hulpmiddelen en de reacties te worden getest. Deze oefeningen kunnen:

1.

op ware grootte of live worden uitgevoerd;

2.

uit computersimulatie of seminars bestaan; of

3.

worden gecombineerd met andere oefeningen, zoals oefeningen op het gebied van zoeken reddingsacties of van reacties op noodsituaties.

13.8.   De deelname van een bedrijf aan een oefening met een andere verdragsluitende staat dient door de overheid te worden erkend.

14.   VEILIGHEID VAN DE HAVENFACILITEIT

Zie paragraaf 15, 16 en 18 voor de desbetreffende instructies.

15.   BEOORDELING VAN DE VEILIGHEID VAN DE HAVENFACILITEIT

Algemeen

15.1.   De beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit (BVH) kan worden uitgevoerd door een erkend beveiligingsbedrijf (EBB). De goedkeuring van een voltooid BVH dient echter alleen door de desbetreffende verdragsluitende staat te worden verschaft.

15.2.   Als een verdragsluitende staat gebruikmaakt van een EBB om te beoordelen of verifiëren of de BVH voldoet aan de eisen, mag het EBB geen verband houden met een ander EBB dat de opstelling van die beoordeling heeft gemaakt of daaraan heeft bijgedragen.

15.3.   Een BVH dient te zijn gericht op de volgende punten binnen een havenfaciliteit:

1.

fysieke beveiliging;

2.

structurele integriteit;

3.

systemen ter bescherming van het personeel;

4.

procedureel beleid

5.

radio- en telecommunicatiesystemen, waaronder computersystemen en -netwerken;

6.

relevante vervoersinfrastructuur;

7.

voorzieningen; en

8.

andere plekken die, als ze zijn aangetast of worden gebruikt voor ongeoorloofde waarnemingen, een risico kunnen inhouden voor personen, eigendommen of activiteiten binnen de havenfaciliteit.

15.4.   Degenen die betrokken zijn bij een BVH dienen in staat te zijn deskundige hulp in te roepen in verband met:

1.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

2.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

3.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;

4.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

5.

methoden die worden gebruikt om een veiligheidsincident te veroorzaken;

6.

effecten van explosieven op bouwwerken en havendiensten;

7.

veiligheid van de havenfaciliteit;

8.

havenpraktijken;

9.

voorzorgsmaatregelen, en paraatheid en reacties in noodsituaties;

10.

fysieke beveiligingsmaatregelen, bijvoorbeeld hekken;

11.

radio- en telecommunicatiesystemen, waaronder computersystemen en -netwerken;

12.

vervoer en weg- en waterbouwkunde; en

13.

scheeps- en havenactiviteiten.

Identificatie en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuren die dienen te worden beschermd

15.5.   De identificatie en evaluatie van belangrijke bedrijfsmiddelen en infrastructuren bestaat uit een proces waarmee het relatieve belang van bouwwerken en installaties voor het functioneren van de havenfaciliteiten kan worden vastgesteld. Dit identificatie- en evaluatieproces is van belang, omdat het een basis schept om strategieën ter vermindering van veiligheidsincidenten te kunnen richten op die bedrijfsmiddelen en bouwwerken die dienen te worden beschermd tegen dergelijke incidenten. In dit proces dient te worden gekeken naar mogelijke sterfgevallen, het economische belang van de haven, de symbolische waarde, en de aanwezigheid van overheidsinstallaties.

15.6.   De identificatie en evaluatie van bedrijfsmiddelen en infrastructuren dient te worden gebruikt om hun relatieve belang om te worden beschermd te prioriteren. Daarbij is het vermijden van dood of letsel het belangrijkste punt. Het is tevens van belang te bekijken of de havenfaciliteit, het bouwwerk of de installatie kan blijven functioneren zonder de desbetreffende bedrijfsmiddelen, en tot in hoeverre een snel herstel van een normaal functioneren mogelijk is.

15.7.   De bedrijfsmiddelen en infrastructuren, waarvan in aanmerking moet worden genomen dat ze dienen te worden beschermd, kunnen bestaan uit:

1.

toegangen, ingangen, toegangswegen, ankerplaatsen, en manoeuvreer- en ligplaatsen;

2.

goederenfaciliteiten, terminals, opslagplaatsen, en los- en laadinstallaties;

3.

systemen zoals elektrische distributiesystemen, radio- en telecommunicatiesystemen en computersystemen en -netwerken;

4.

scheepsverkeerssystemen in de haven en navigatiemiddelen;

5.

energiecentrales, buizensystemen voor het overladen van goederen, en watervoorraden;

6.

bruggen, sporen en wegen;

7.

schepen voor havendiensten, waaronder loodsboten, sleepboten, lichters, enz.

8.

beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen; en

9.

de aan de havenfaciliteit grenzende wateren.

15.8.   Een duidelijke identificatie van de bedrijfsmiddelen en infrastructuren is van essentieel belang bij het evalueren van de vereisten voor de beveiliging van de havenfaciliteit, het prioriteren van beschermende maatregelen, en beslissingen betreffende de toewijzing van hulpmiddelen om de havenfaciliteit beter te beschermen.

9. Dit proces kan gepaard gaan met overleg met de desbetreffende autoriteiten betreffende aan de havenfaciliteit grenzende bouwwerken die schade aan de faciliteit zouden kunnen toebrengen of die zouden kunnen worden gebruikt om schade aan de faciliteit toe te brengen of om ongeoorloofde waarnemingen op de faciliteit uit te voeren of om de aandacht af te leiden.

Identificatie van mogelijke bedreigingen voor de bedrijfsmiddelen en infrastructuren en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoen, teneinde veiligheidsmaatregelen vast te stellen en te prioriteren

15.9.   Mogelijke handelingen die de veiligheid van bedrijfsmiddelen en infrastructuren zouden kunnen bedreigen en de methoden voor het uitvoeren van dergelijke handelingen dienen te worden geïdentificeerd om te beoordelen of bepaalde bedrijfsmiddelen of locaties kwetsbaar zijn voor een veiligheidsincident, en om vereisten voor de beveiliging vast te stellen en te prioriteren teneinde de planning en toewijzing van hulpmiddelen mogelijk te maken. De identificatie en evaluatie van elke mogelijke handeling en methode daarvoor dient te worden gebaseerd op diverse factoren, waaronder de beoordeling van bedreigingen door overheidsinstanties. Door het identificeren en beoordelen van bedreigingen hoeven degenen die de beoordeling uitvoeren niet af te gaan op de ergste scenario's om de planning en toewijzing van hulpmiddelen aan te geven.

15.10.   In de BVH dient een beoordeling te zijn opgenomen die in overleg met de desbetreffende nationale veiligheidsorganisaties wordt gemaakt, teneinde het volgende vast te stellen:

1.

alle bepaalde aspecten van de havenfaciliteit, waaronder het scheepsverkeer dat gebruikmaakt van de faciliteit, die ervoor kunnen zorgen dat de havenfaciliteit doelwit van een aanval kan zijn;

2.

de waarschijnlijke gevolgen van een aanval op of bij de havenfaciliteit, voor wat betreft sterfgevallen, schade aan eigendommen en economische ontwrichting, waaronder ontwrichting van transportsystemen;

3.

de mogelijkheden en bedoelingen van degenen die een dergelijke aanval kunnen inzetten; en

4.

het mogelijke soort of de mogelijke soorten van aanval,

waarbij een algehele beoordeling tot stand komt van het risiconiveau op basis waarvan veiligheidsmaatregelen moeten worden ontwikkeld.

15.11.   In de BVH dienen alle mogelijke bedreigingen in acht te worden genomen. Deze kunnen bestaan uit de volgende soorten veiligheidsincidenten:

1.

schade aan of vernieling van de havenfaciliteit of het schip, bijvoorbeeld door explosieven, brandstichting, sabotage of vandalisme;

2.

het kapen van of beslagleggen op het schip of het gevangen nemen van personen aan boord;

3.

het knoeien met de lading, essentiële scheepsapparatuur of -systemen of scheepsvoorraden;

4.

onbevoegde toegang of gebruik, waaronder de aanwezigheid van verstekelingen;

5.

het smokkelen van wapens of apparatuur, waaronder massavernietigingswapens;

6.

het gebruik van het schip om degenen die van plan zijn een veiligheidsincident te veroorzaken en hun apparatuur te vervoeren;

7.

het gebruik van het schip zelf als wapen of als middel om schade of vernieling te veroorzaken;

8.

het blokkeren van toegangen tot de haven, sluizen, toegangswegen, enz.; en

9.

nucleaire, biologische en chemische aanval.

15.12.   Dit proces dient gepaard te gaan met overleg met de desbetreffende autoriteiten betreffende aan de havenfaciliteit grenzende bouwwerken die schade aan de faciliteit zouden kunnen toebrengen of die zouden kunnen worden gebruikt om schade aan de faciliteit toe te brengen of om ongeoorloofde waarnemingen op de faciliteit uit te voeren of om de aandacht af te leiden.

Identificatie, selectie en het prioriteren van tegenmaatregelen en procedurele wijzigingen en hun mate van doeltreffendheid in het verminderen van de kwetsbaarheid

15.13.   De identificatie en het prioriteren van tegenmaatregelen is bedoeld om te garanderen dat de meest effectieve veiligheidsmaatregelen worden ingezet teneinde de kwetsbaarheid van een havenfaciliteit of het raakvlak tussen schip en haven voor de mogelijke bedreigingen te verminderen.

15.14.   De veiligheidsmaatregelen dienen te worden geselecteerd op basis van factoren zoals het feit of ze de mogelijkheid van een aanval verminderen, en dienen te worden geëvalueerd aan de hand van informatie, die bestaat uit:

1.

veiligheidsonderzoeken, -inspecties en -controles;

2.

overleg met eigenaren van en ondernemers in de havenfaciliteit en, indien van toepassing, eigenaren van en ondernemers in aangrenzende bouwwerken;

3.

historische gegevens over veiligheidsincidenten; en

4.

activiteiten binnen de havenfaciliteit.

Identificatie van kwetsbare punten

15.15.   Door de identificatie van kwetsbare punten in bouwwerken, systemen ter bescherming van personeel, processen of op andere plekken, die tot een veiligheidsincident zouden kunnen leiden, kunnen opties worden vastgesteld om dergelijke kwetsbare punten weg te nemen of te verminderen. Bij een analyse kunnen bijvoorbeeld kwetsbare punten naar voren komen in de veiligheidssystemen van een havenfaciliteit of onbeschermde infrastructuren, zoals watervoorraden, bruggen, enz., die kunnen worden opgelost door middel van fysieke maatregelen, bijvoorbeeld permanente afsluiting, alarmsystemen, bewakingsapparatuur, enz.

15.16.   Bij de identificatie van kwetsbare punten dient te worden gekeken naar:

1.

toegang vanaf het water en vanaf de wal tot de havenfaciliteit en afgemeerde schepen bij de faciliteit;

2.

structurele integriteit van de pieren, voorzieningen en bijbehorende bouwwerken;

3.

reeds bestaande veiligheidsmaatregelen en -procedures, waaronder identificatiesystemen;

4.

reeds bestaande veiligheidsmaatregelen en -procedures met betrekking tot havendiensten en -voorzieningen;

5.

maatregelen om radio- en telecommunicatieapparatuur, havendiensten en -voorzieningen, waaronder computersystemen en -netwerken, te beschermen;

6.

aangrenzende gebieden die gedurende of voor een aanval zouden kunnen worden gebruikt;

7.

reeds bestaande overeenkomsten met privé-beveiligingsbedrijven die beveiligingsdiensten op het water en aan de wal leveren;

8.

alle eventuele conflicten in beleid tussen veiligheids- en beveiligingsmaatregelen en -procedures;

9.

alle eventuele conflicten in de toewijzing van havenfacililiteits- en beveiligingstaken;

10.

al het toezicht op naleving en aan het personeel opgelegde beperkingen;

11.

alle eventuele ontoereikendheden die zijn geïdentificeerd tijdens trainingen en oefeningen; en

12.

alle eventuele ontoereikendheden die zijn geïdentificeerd tijdens de dagelijkse activiteiten, na incidenten of alarmmeldingen, de rapportage van veiligheidsproblemen, het uitvoeren van beperkende maatregelen, controles, enz.

16.   HAVENFACILITEITSVEILIGHEIDSPLAN

Algemeen

16.1.   Het opstellen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan (HVP) is de verantwoordelijkheid van de havenveiligheidsbeambte (HBF). Hoewel de HBF de taken die bij zijn functie horen niet allemaal persoonlijk hoeft uit te voeren, blijft de HBF de eindverantwoordelijkheid houden om ervoor te zorgen dat ze correct worden uitgevoerd.

16.2.   De inhoud van elk HVP verschilt afhankelijk van de specifieke omstandigheden bij de havenfaciliteit of -faciliteiten waarop het HVP betrekking heeft. Bij de beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit (BVH) zijn de specifieke kenmerken van de havenfaciliteit en de potentiële veiligheidsrisico's die hebben geleid tot de behoefte aan het benoemen van een HBF en het opstellen van een HVP, geïdentificeerd. Bij het opstellen van het HVP moet de aandacht in het HVP op deze kenmerken en andere plaatselijke of nationale veiligheidskwesties worden gericht en moeten er toepasselijke veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld, teneinde de waarschijnlijkheid van een verzuim betreffende de veiligheid en de potentiële risico's ten gevolge daarvan zo veel mogelijk te beperken. Verdragsluitende staten kunnen advies over de opstelling en inhoud van een HVP opstellen.

16.3.   Alle HVP's dienen:

1.

de veiligheidsorganisatie van de havenfaciliteit in detail te beschrijven;

2.

de connectie van de organisatie met andere relevante autoriteiten en de benodigde communicatiesystemen in detail te beschrijven, teneinde een effectieve, ononderbroken werking van de organisatie en haar connecties met andere eenheden, waaronder schepen in de haven, mogelijk te maken;

3.

de zowel operationele als fysieke basismaatregelen die bij veiligheidsniveau 1 worden getroffen in detail te beschrijven;

4.

de extra veiligheidsmaatregelen waarmee de havenfaciliteit zonder vertraging naar veiligheidsniveau 2, en zo nodig naar veiligheidsniveau 3 kan overgaan in detail te beschrijven;

5.

te voorzien in een regelmatige evaluatie of controle van het HVP en de wijziging daarvan naar aanleiding van ervaringen of veranderende omstandigheden; en

6.

procedures voor rapportage aan de desbetreffende aanspreekpunten bij de verdragsluitende staat in detail te beschrijven.

16.4.   Het opstellen van een effectief HVP berust op een grondige beoordeling van alle zaken die verband houden met de veiligheid van de havenfaciliteit, waaronder met name een grondige evaluatie van de fysieke en operationele kenmerken van de desbetreffende havenfaciliteit.

16.5.   De verdragsluitende staten dienen de HVP's van de havenfaciliteiten die binnen hun rechtsgebied vallen goed te keuren. De verdragsluitende staten dienen procedures te ontwikkelen voor het beoordelen van de blijvende doeltreffendheid van elk HVP, en kunnen wijziging van het HVP vóór hun eerste goedkeuring of volgend op hun goedkeuring verlangen. In het HVP dienen mogelijkheden te zijn geboden voor het bewaren van documentatie over veiligheidsincidenten en -bedreigingen, evaluaties, controles, trainingen en oefeningen als bewijsmateriaal dat er aan de vereisten is voldaan.

16.6.   De veiligheidsmaatregelen die in het HVP zijn opgenomen, dienen binnen een redelijke termijn na de goedkeuring van het HVP te zijn getroffen, en in het HVP dient te worden vastgesteld wanneer elke maatregel getroffen moet zijn. Als het waarschijnlijk is dat er sprake van vertraging zal zijn bij het treffen daarvan, dient dit te worden besproken met de verdragsluitende staat die verantwoordelijk is voor de goedkeuring van het HVP, en dienen er passende alternatieve, tijdelijke veiligheidsmaatregelen te worden overeengekomen die een soortgelijk beveiligingsniveau bieden, teneinde een tussenliggende periode te overbruggen.

16.7.   Het gebruik van vuurwapens op of in de buurt van schepen en in havenfaciliteiten kan bepaalde, beduidende veiligheidsrisico's met zich meebrengen, met name in verband met bepaalde gevaarlijke stoffen, en dit punt moet goed in overweging worden genomen. Ingeval een verdragsluitende staat besluit dat het nodig is op dergelijke plekken van gewapend personeel gebruik te maken, dient die verdragsluitende staat ervoor te zorgen dat deze personen bevoegd en getraind zijn in het gebruik van hun wapens en dat zij zich bewust zijn van de specifieke risico's voor de veiligheid die op deze plekken aanwezig zijn. Als een verdragsluitende staat het gebruik van vuurwapens toestaat, dient deze specifieke instructies voor de veiligheid bij gebruik daarvan af te geven. Het HVP dient specifieke instructies met betrekking hiertoe te bevatten, met name voor wat betreft de toepassing ervan op schepen die gevaarlijke goederen of gevaarlijke stoffen vervoeren.

Organisatie en uitvoering van beveiligingstaken in de havenfaciliteit

16.8.   Behalve de onder artikel 16.3 geboden instructies dienen de volgende punten, die betrekking hebben op alle veiligheidsniveaus, in het HVP te zijn vastgesteld:

1.

de rol en structuur van de veiligheidsorganisatie van de havenfaciliteit;

2.

de taken en verantwoordelijkheden van en trainingseisen aan al het personeel van de havenfaciliteit met een beveiligingstaak en de uitvoeringsmaatregelen die benodigd zijn om hun afzonderlijke doeltreffendheid te kunnen beoordelen;

3.

de connecties van de veiligheidsorganisatie van de havenfaciliteit met andere nationale of plaatselijke autoriteiten met beveiligingstaken;

4.

de communicatiesystemen die worden verschaft om een effectieve en ononderbroken communicatie mogelijk te maken tussen het beveiligingspersoneel van de havenfaciliteit, de schepen in de haven en, indien van toepassing, met nationale of plaatselijke autoriteiten met beveiligingstaken;

5.

de procedures of voorzorgsmaatregelen die benodigd zijn om een dergelijke ononderbroken communicatie te allen tijde te behouden;

6.

de procedures en praktijken voor het beschermen van gevoelige informatie met betrekking tot de veiligheid die op papier of elektronisch is opgeslagen;

7.

de procedures voor het beoordelen van de blijvende doeltreffendheid van veiligheidsmaatregelen en -procedures en beveiligingsapparatuur, waaronder de identificatie van en reacties op storingen of een gebrekkige werking van apparatuur;

8.

de procedures die het verschaffen en het beoordelen van rapporten met betrekking tot mogelijke verzuimen betreffende de veiligheid of veiligheidsproblemen mogelijk maken;

9.

procedures met betrekking tot ladingsbehandeling;

10.

procedures voor de scheepsbevoorrading;

11.

de procedures voor het onderhouden en actualiseren van documentatie over gevaarlijke goederen en gevaarlijke stoffen en hun locatie binnen de havenfaciliteit;

12.

de middelen voor het alarmeren en verkrijgen van de diensten van patrouilles langs de waterkant en specialistische zoekteams, waaronder het zoeken naar bommen en zoekacties onder water;

13.

de procedures voor het bijstaan van scheepsveiligheidsbeambten bij het op verzoek aantonen van de identiteit van degenen die aan boord van het schip willen komen; en

14.

de procedures voor het vergemakkelijken van verlof aan de wal voor bemanningsleden of personeelswijzigingen bij de bemanning, en ook de toegang van bezoekers aan het schip, waaronder vertegenwoordigers van welzijns- en vakbondsorganisaties voor zeelieden.

16.9.   Het resterende gedeelte van paragraaf 16 houdt zich specifiek bezig met de veiligheidsmaatregelen die op elk veiligheidsniveau kunnen worden genomen, voor wat betreft:

1.

toegang tot de havenfaciliteit;

2.

gebieden binnen de havenfaciliteit waarvoor beperkingen gelden;

3.

ladingsbehandeling;

4.

scheepsbevoorrading;

5.

omgang met onbegeleide bagage; en

6.

toezicht op de veiligheid van de havenfaciliteit.

Toegang tot de havenfaciliteit

16.10.   In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld voor alle middelen die toegang bieden tot de havenfaciliteit die in de BVH zijn geïdentificeerd.

16.11.   Voor elk van deze toegangsmiddelen dient het HVP de desbetreffende locaties te identificeren waar voor elk veiligheidsniveau beperkte of verboden toegang moet worden toegepast. Voor elk veiligheidsniveau dient in het HVP te zijn gespecificeerd welk soort beperking of verbod moet worden toegepast en met welke middelen deze beperkingen of verboden moeten worden gehandhaafd.

16.12.   In het HVP dient voor elk veiligheidsniveau te zijn vastgesteld welke identificatiemiddelen nodig zijn om toegang tot de havenfaciliteit mogelijk te maken en om het voor bepaalde personen mogelijk te maken zonder verdere vraag naar hun identiteit binnen de havenfaciliteit te verblijven. Dit kan gepaard gaan met het ontwikkelen van een toepasselijk identificatiesysteem, dat permanente en tijdelijke identificatie, respectievelijk voor personeel van de havenfaciliteit en bezoekers, mogelijk maakt. Als dit uitvoerbaar is, dient elk identificatiesysteem van een havenfaciliteit te worden gecoördineerd met het identificatiesysteem dat van toepassing is op schepen die de havenfaciliteit regelmatig aandoen. Passagiers dienen hun identiteit te kunnen aantonen door middel van pasjes, tickets, enz., maar mogen geen toegang worden gegeven tot gebieden waarvoor beperkingen gelden, tenzij onder geleide. In het HVP dienen mogelijkheden te zijn vastgesteld om te waarborgen dat de identificatiesystemen regelmatig worden geactualiseerd, en dat misbruik van de procedures strafmaatregelen tot gevolg kan hebben.

16.13.   Degenen die op verzoek niet willen of niet kunnen aantonen wat hun identiteit is en/of bevestigen wat het doel van hun bezoek is, dient toegang tot de havenfaciliteit te worden ontzegd, en hun poging toegang te verkrijgen dient te worden gerapporteerd aan de havenveiligheidsbeambte en aan de nationale of plaatselijke autoriteiten met beveiligingstaken.

16.14.   In het HVP dienen de locaties te zijn geïdentificeerd waar het fouilleren van personen en het doorzoeken van persoonlijke bezittingen en voertuigen moeten plaatsvinden. Dergelijke locaties dienen overdekt te zijn, teneinde een ononderbroken functioneren, overeenkomstig de frequentie die in het HVP is vastgelegd, ongeacht lastige weersomstandigheden, te vergemakkelijken. Wanneer personen moeten worden gefouilleerd of persoonlijke bezittingen en voertuigen moeten worden doorzocht, dienen deze personen, persoonlijke bezittingen en voertuigen onmiddellijk naar afgesloten plaatsen voor aanhouding, inscheping of het laden van auto's te worden verplaatst.

16.15.   In het HVP dienen afzonderlijke locaties te zijn vastgesteld voor wel en niet gecontroleerde personen en hun bezittingen, en, indien mogelijk, afzonderlijke plaatsen voor het inschepen/ontschepen van passagiers, en de bemanningsleden en hun bezittingen teneinde te waarborgen dat niet gecontroleerde personen niet in contact kunnen komen met wel gecontroleerde personen.

16.16.   In het HVP dient de frequentie te zijn vastgesteld van de toepassing van alle toegangscontroles, vooral als ze willekeurig of nu en dan worden toegepast.

Veiligheidsniveau 1

16.17.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de controlepunten te zijn vastgesteld waar de volgende veiligheidsmaatregelen kunnen worden toegepast:

1.

gebieden waarvoor beperkingen gelden, die door middel van hekken of andere hindernissen omheind dienen te zijn volgens normen die door de verdragsluitende staat dienen te zijn goedgekeurd;

2.

het controleren van de identiteit van alle personen die in verband met de aanwezigheid van een schip toegang tot de havenfaciliteit willen verkrijgen, waaronder passagiers, bemanningsleden en bezoekers, en het aantonen van hun redenen hiertoe door bijvoorbeeld instructies zich te vervoegen, passagierstickets, pasjes, werkorders, enz. te controleren;

3.

het controleren van voertuigen die worden gebruikt door degenen die in verband met de aanwezigheid van een schip toegang tot de havenfaciliteit willen verkrijgen;

4.

het verifiëren van de identiteit van personeel van de havenfaciliteit en degenen die binnen de havenfaciliteit werkzaam zijn en hun voertuigen;

5.

het beperken van toegang om degenen die niet in dienst van de havenfaciliteit zijn of daarbinnen werkzaam zijn uit te sluiten, indien zij niet in staat zijn hun identiteit aan te tonen;

6.

het fouilleren van personen en het doorzoeken van persoonlijke bezittingen, voertuigen en hun inhoud; en

7.

het identificeren van alle toegangspunten waar geen regelmatig gebruik van wordt gemaakt, die permanent dicht en afgesloten dienen te zijn.

16.18.   Bij veiligheidsniveau 1 dienen al degenen die toegang tot de havenfaciliteit willen verkrijgen, onderworpen te kunnen worden aan het fouilleren of doorzoeken. De frequentie van dit fouilleren of doorzoeken, waaronder willekeurig fouilleren of doorzoeken, dient te zijn gespecificeerd in het goedgekeurde HVP, en dient specifiek te zijn goedgekeurd door de verdragsluitende staat. Tenzij hier duidelijke veiligheidsredenen voor zijn, kan van bemanningsleden niet worden vereist dat zij hun collega's fouilleren of hun persoonlijke bezittingen doorzoeken. Alle dergelijke zoekacties zullen worden uitgevoerd op een wijze waarbij volledig rekening wordt gehouden met de mensenrechten van de desbetreffende persoon en waarmee zijn of haar menselijke waarde behouden blijft.

Veiligheidsniveau 2

16.19.   Voor veiligheidsniveau 2 dienen in het HVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast, die kunnen bestaan uit:

1.

het toewijzen van extra personeel voor het bewaken van toegangspunten en het patrouilleren van begrenzende omheiningen;

2.

het beperken van het aantal toegangspunten naar de havenfaciliteit, en het identificeren van de te sluiten toegangspunten en de middelen voor het adequaat afsluiten daarvan;

3.

het verschaffen van middelen voor het belemmeren van verplaatsing door de resterende toegangspunten, bijvoorbeeld beveiligde hindernissen;

4.

het verhogen van de frequentie van het fouilleren van personen, en het doorzoeken van persoonlijke bezittingen en voertuigen;

5.

het ontzeggen van de toegang aan bezoekers die niet in staat zijn aantoonbare, gegronde redenen te verschaffen voor het willen verkrijgen van toegang tot de havenfaciliteit; en

6.

het gebruikmaken van patrouilleschepen om de veiligheid langs de waterkant te vergroten.

Veiligheidsniveau 3

16.20.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, in detail te zijn beschreven. Deze kunnen bestaan uit:

1.

het tijdelijk ontzeggen van de toegang tot de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan;

2.

het alleen verschaffen van toegang aan degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop;

3.

het tijdelijk ontzeggen van verplaatsingen te voet of per voertuig binnen de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan;

4.

het verhogen van veiligheidspatrouilles binnen de havenfaciliteit, indien passend;

5.

het opschorten van de havenactiviteiten binnen de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan;

6.

het leiden van verplaatsingen van schepen met betrekking tot de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan; en

7.

het evacueren van de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan;

Gebieden binnen de havenfaciliteit waarvoor beperkingen gelden

16.21.   In het HVP dienen de gebieden waarvoor beperkingen gelden die binnen de havenfaciliteit moeten worden vastgesteld te zijn geïdentificeerd, en dient te zijn gespecificeerd in hoeverre de beperkingen gelden, wanneer de beperkingen gelden, welke veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen teneinde de toegang tot deze gebieden te bewaken en om de activiteiten binnen deze gebieden te beheersen. Onder toepasselijke omstandigheden, dienen maatregelen die ervoor zorgen dat gebieden waarvoor tijdelijk beperkingen gelden, zowel vóór als na het aanwijzen als gebied waarvoor beperkingen gelden op veiligheid worden onderzocht, hiertoe ook te behoren. Het doel van gebieden waarvoor beperkingen gelden is:

1.

het beschermen van passagiers, bemanningsleden, personeel van de havenfaciliteit en bezoekers, waaronder degenen die in verband met de aanwezigheid van een schip bezoeker zijn;

2.

het beschermen van de havenfaciliteit;

3.

het beschermen van schepen die de havenfaciliteit gebruiken en van dienst zijn;

4.

het beschermen van met betrekking tot de veiligheid gevoelige locaties en gebieden;

5.

het beschermen van beveiligings- en bewakingsapparatuur en -systemen; en

6.

het tegen knoeien beschermen van lading en scheepsvoorraden.

16.22.   Het HVP dient te waarborgen dat er voor alle gebieden waarvoor beperking gelden duidelijke veiligheidsmaatregelen zijn vastgesteld voor controle op:

1.

de toegang door personen;

2.

het binnenkomen, parkeren, laden en lossen van voertuigen;

3.

het verplaatsen en opslaan van lading en scheepsvoorraden; en

4.

onbegeleide bagage of persoonlijke bezittingen.

16.23.   Het HVP dient erin te voorzien dat alle gebieden waarvoor beperkingen gelden duidelijk gemarkeerd dienen te worden, waarbij moet worden aangegeven dat er beperkingen gelden voor de toegang tot het gebied en dat aanwezigheid aldaar van onbevoegden een verzuim betreffende de veiligheid inhoudt.

16.24.   Als er automatische toegangsdetectieapparatuur is geïnstalleerd, moet gevallen van toegang worden doorgegeven aan een meldkamer, waar men op een alarmsignaal kan reageren.

16.25.   Gebieden waarvoor beperkingen gelden kunnen bestaan uit:

1.

plaatsen op de wal en langs de waterkant die direct grenzen aan het schip;

2.

inschepings- en ontschepingsplaatsen, aanhoudings- en verwerkingsplaatsen voor passagiers en bemanningsleden, waaronder fouilleer- en doorzoekpunten;

3.

plaatsen waar het laden, lossen of opslaan van lading en voorraden plaatsvindt;

4.

plaatsen waar gevoelige gegevens met betrekking tot de veiligheid, waaronder documenten van de lading, zijn opgeslagen;

5.

plaatsen waar gevaarlijke goederen en gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen;

6.

controlekamers van de scheepsverkeersleiding, navigatiemiddelen en havenbeheergebouwen, waaronder beveiligings- en bewakingscontrolekamers;

7.

plaatsen waar zich beveiligings- en bewakingsapparatuur bevindt of is opgeslagen;

8.

essentiële elektrische, radio- en telecommunicatie, water- en andere utilitaire installaties; en

9.

andere locaties in de havenfaciliteit waar de toegang door schepen, voertuigen en personen beperkt dient te worden.

16.26.   Bij toestemming van de desbetreffende autoriteiten, kunnen de veiligheidsmaatregelen worden uitgebreid met een verbod op onbevoegde toegang tot bouwwerken waarvandaan waarnemingen op de havenfaciliteit kunnen worden uitgevoerd.

Veiligheidsniveau 1

16.27.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast voor gebieden waarvoor beperkingen gelden, die kunnen bestaan uit:

1.

het verschaffen van permanente of tijdelijke omheiningen rond de gebieden waarvoor beperkingen gelden, waarvan de normen door de verdragsluitende staat geaccepteerd dienen te zijn;

2.

het verschaffen van toegangspunten waar de toegang kan worden beheerd door beveiligingspersoneel wanneer een toegangspunt in gebruik is en die effectief kunnen worden afgesloten wanneer een toegangspunt niet in gebruik is;

3.

het verschaffen van pasjes die moeten worden getoond om het recht van een persoon om zich te bevinden binnen een gebied waarvoor beperkingen gelden vast te stellen;

4.

het duidelijk markeren van voertuigen die toegang mogen hebben tot gebieden waarvoor beperkingen gelden;

5.

het verschaffen van beveiligings- en patrouillepersoneel;

6.

het verschaffen van automatische toegangsdetectieapparatuur of bewakingsapparatuur of -systemen voor het signaleren van onbevoegde toegang tot of verplaatsing binnen gebieden waarvoor beperkingen gelden; en

7.

het beheren van de verplaatsing van schepen in de buurt van schepen die gebruikmaken van de havenfaciliteit.

Veiligheidsniveau 2

16.28.   Voor veiligheidsniveau 2 dient het HVP de verhoging van de frequentie en intensiteit van het toezicht op en het beheer over de toegang tot gebieden waarvoor beperkingen gelden vast te stellen. In het HVP dienen de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld, die kunnen bestaan uit:

1.

het verhogen van de doeltreffendheid van de hindernissen of hekken rond gebieden waarvoor beperkingen gelden, waaronder het gebruik van patrouilles of automatische toegangsdetectieapparatuur;

2.

het verminderen van het aantal toegangspunten tot gebieden waarvoor beperkingen gelden en het verbeteren van het beheer dat wordt toegepast bij de resterende toegangspunten;

3.

beperkingen op het parkeren op aan afgemeerde schepen grenzende terreinen;

4.

het verder beperken van de toegang tot de gebieden waarvoor beperkingen gelden en van de verplaatsingen en opslag daarbinnen;

5.

het gebruik van voortdurend bewaakte en registrerende bewakingsapparatuur;

6.

het verhogen van het aantal en de frequentie van patrouilles, waaronder patrouilles langs de waterkant, die langs de grenzen van de gebieden waarvoor beperkingen gelden en binnen de gebieden worden uitgevoerd;

7.

het vaststellen en beperken van de toegang tot terreinen die grenzen aan de gebieden waarvoor beperkingen gelden; en

8.

het opleggen van beperkingen tot toegang door onbevoegde vaartuigen tot de wateren die grenzen aan schepen die gebruikmaken van de havenfaciliteit.

Veiligheidsniveau 3

16.29.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, in detail te zijn beschreven. Deze kunnen bestaan uit:

1.

het instellen van extra gebieden waarvoor beperkingen gelden in de nabijheid van het veiligheidsincident, of de vermeende locatie van de bedreiging van de veiligheid, waartoe de toegang wordt ontzegd; en

2.

het voorbereiden op het doorzoeken van gebieden waarvoor beperkingen gelden als onderdeel van een zoekactie in de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan.

Ladingsbehandeling

16.30.   De veiligheidsmaatregelen met betrekking tot ladingsbehandeling dienen:

1.

geknoei te voorkomen; en

2.

te voorkomen dat lading die niet voor vervoer bestemd is, geaccepteerd en binnen de havenfaciliteit opgeslagen wordt.

16.31.   In de veiligheidsmaatregelen dienen inventarisatieprocedures bij toegangspunten tot de havenfaciliteit opgenomen te zijn. Lading die zich eenmaal binnen de havenfaciliteit bevindt, dient te kunnen worden geïdentificeerd als gecontroleerd en geaccepteerd zijnde voor het laden in een schip of, in afwachting van het laden, voor tijdelijke opslag in een gebied waarvoor beperkingen gelden. Het kan beter zijn om de binnenkomst in de havenfaciliteit van lading waarvoor geen datum voor het laden is bevestigd, te beperken.

Veiligheidsniveau 1

16.32.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast tijdens ladingsbehandeling, die kunnen bestaan uit:

1.

routinecontroles van de lading, transportinstallaties en goederenopslagruimten binnen de havenfaciliteit vóór en tijdens het laden en lossen van goederen.

2.

controles om te waarborgen dat goederen die de havenfaciliteit binnenkomen overeenkomen met de volgbrief of het leveringsbriefje of een soortgelijk document van de lading;

3.

het doorzoeken van voertuigen; en

4.

het controleren van zegels en andere methoden die worden gebruikt om geknoei bij binnenkomst in de havenfaciliteit en bij opslag binnen de havenfaciliteit te voorkomen.

16.33.   Het controleren van de lading kan op een of alle van de volgende wijzen geschieden:

1.

visuele en fysieke inspectie; en

2.

gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden.

16.34.   Als er regelmatige of herhaaldelijke verplaatsingen van lading zijn, kan de BBF of de SBF, in overleg met de havenfaciliteit regelingen treffen met verschepers of anderen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke goederen voor het controleren, verzegelen en plannen, en de documentondersteuning, enz. op een andere locatie. Dergelijke regelingen dienen aan de desbetreffende HBF gecommuniceerd en met hem overeengekomen te worden.

Veiligheidsniveau 2

16.35.   Voor veiligheidsniveau 2 dienen in het HVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast tijdens ladingsbehandeling om de controle te verhogen, die kunnen bestaan uit:

1.

een gedetailleerde controle van de lading, transportinstallaties en goederenopslagruimten binnen de havenfaciliteit;

2.

daar waar toepasselijk, intensievere controles om te waarborgen dat alleen de goederen die op de documenten vermeld staan de havenfaciliteit binnenkomen, daar tijdelijk worden opgeslagen en vervolgens in het schip worden geladen;

3.

het intensiever doorzoeken van voertuigen; en

4.

het verhogen van de frequentie voor en de gedetailleerdheid bij het controleren van zegels en andere methoden die worden gebruikt om geknoei te voorkomen.

16.36.   Het gedetailleerd controleren van de lading kan op een of alle van de volgende wijzen geschieden:

1.

het verhogen van de frequentie voor en de gedetailleerdheid bij het controleren van lading, transportinstallaties en goederenopslagruimten binnen de havenfaciliteit (visuele en fysieke inspectie);

2.

het verhogen van de frequentie van het gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden; en

3.

het coördineren van verhoogde veiligheidsmaatregelen met de verscheper of andere verantwoordelijke partij, naast de reeds vastgestelde overeenkomst en procedures.

Veiligheidsniveau 3

16.37.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, in detail te zijn beschreven. Deze kunnen bestaan uit:

1.

het beperken of opschorten van verplaatsingen van goederen of activiteiten binnen de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan of specifieke schepen; en

2.

het verifiëren van de inventaris en locatie van gevaarlijke goederen en gevaarlijke stoffen die binnen de havenfaciliteit zijn opgeslagen.

Scheepsbevoorrading

16.38.   De veiligheidsmaatregelen met betrekking tot scheepsbevoorrading dienen:

1.

ervoor te zorgen dat de integriteit van de scheepsvoorraden en de verpakkingen wordt gecontroleerd;

2.

te voorkomen dat scheepsvoorraden zonder inspectie worden geaccepteerd;

3.

geknoei te voorkomen;

4.

te voorkomen dat scheepsvoorraden worden geaccepteerd, indien niet besteld;

5.

te waarborgen dat het leverende voertuig wordt doorzocht; en

6.

ervoor te zorgen dat leverende voertuigen binnen de havenfaciliteit geleide krijgen.

16.39.   Voor schepen die regelmatig gebruikmaken van de havenfaciliteit kan het passelijk zijn procedures voor het schip, de leveranciers en de havenfaciliteit vast te stellen, die betrekking hebben op de bekendmaking en tijdstippen van leveringen en de bijbehorende documenten. Er dient altijd een manier te zijn om te bevestigen dat voorraden die ter levering worden aangeboden, vergezeld zijn van bewijsmateriaal dat ze door het schip zijn besteld.

Veiligheidsniveau 1

16.40.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast om scheepsbevoorrading te controleren, die kunnen bestaan uit:

1.

het controleren van scheepsvoorraden;

2.

het vooraf bekendmaken van de samenstelling van de goederen, de bestuurdersgegevens en voertuigregistratie; en

3.

het doorzoeken van het leverende voertuig.

16.41.   Het controleren van scheepsbevoorrading kan op een of alle van de volgende wijzen geschieden:

1.

visuele en fysieke inspectie; en

2.

gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden.

Veiligheidsniveau 2

16.42.   Voor veiligheidsniveau 2 dienen in het HVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast om de controle op scheepsbevoorrading te verhogen, die kunnen bestaan uit:

1.

het gedetailleerd controleren van scheepsvoorraden;

2.

het gedetailleerd doorzoeken van de leverende voertuigen;

3.

het coördineren met de bemanning om de bestelling te vergelijken met het leveringsbriefje voordat de levering de havenfaciliteit binnenkomt; en

4.

het begeleiden van leverende voertuigen binnen de havenfaciliteit.

16.43.   Het gedetailleerd controleren van scheepsbevoorrading kan op een of alle van de volgende wijzen geschieden:

1.

het verhogen van de frequentie en gedetailleerdheid van het doorzoeken van leverende voertuigen;

2.

het verhogen van het gebruik van scanners/detectoren, mechanische apparatuur of honden; en

3.

het beperken of verbieden van de binnenkomst van voorraden die de havenfaciliteit niet binnen een bepaalde termijn verlaten.

Veiligheidsniveau 3

16.44.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, die kunnen bestaan uit het voor beperking of opschorting voorbereiden van de bevoorrading van schepen binnen de gehele havenfaciliteit, of een deel daarvan, in detail te zijn beschreven.

Omgang met onbegeleide bagage

16.45.   In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die moeten worden toegepast om te waarborgen dat onbegeleide bagage (dat wil zeggen bagage, waaronder persoonlijke bezittingen, die zich op het punt waar geïnspecteerd of doorzocht wordt, niet bij de passagier of het bemanningslid bevindt) geïdentificeerd en onderworpen wordt aan de juiste screening, waaronder het doorzoeken van de bagage, voordat de bagage de havenfaciliteit mag binnenkomen en, afhankelijk van de opslagmogelijkheden, voordat deze van de havenfaciliteit aan boord van het schip wordt gebracht. Er wordt niet beoogd dat dergelijke bagage wordt onderworpen aan screening door zowel de havenfaciliteit als het schip en in die gevallen waarbij beide voldoende daartoe zijn toegerust, dient de verantwoordelijkheid voor screening te berusten bij de havenfaciliteit. Nauwe samenwerking met het schip is essentieel en er dienen maatregelen te worden getroffen om te waarborgen dat onbegeleide bagage na de screening veilig wordt behandeld.

Veiligheidsniveau 1

16.46.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast bij de omgang met onbegeleide bagage om ervoor te zorgen dat onbegeleide bagage aan een volledige screening wordt onderworpen of volledig wordt doorzocht; hetgeen het gebruik van röntgenapparatuur kan inhouden.

Veiligheidsniveau 2

16.47.   Voor veiligheidsniveau 2 dienen in het HVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die kunnen worden toegepast bij de omgang met onbegeleide bagage en waarbij alle onbegeleide bagage volledig dient te worden doorgelicht met behulp van röntgenapparatuur.

Veiligheidsniveau 3

16.48.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, in detail te zijn beschreven. Deze kunnen bestaan uit:

1.

het onderwerpen van dergelijke bagage aan uitgebreidere screening, bijvoorbeeld door deze ten minste door te lichten vanuit twee verschillende hoeken;

2.

voorbereidingen ter beperking of opschorting van de behandeling van onbegeleide bagage; en

3.

weigering om onbegeleide bagage in de havenfaciliteit te accepteren.

Toezicht op de veiligheid van de havenfaciliteit

16.49.   De veiligheidsorganisatie van de havenfaciliteit dient de mogelijkheid te bezitten te allen tijde toezicht te houden op de havenfaciliteit en de toegangswegen daartoe, zowel over land als over water, waaronder de uren 's nachts en tijden wanneer het zicht slecht is, de gebieden binnen de havenfaciliteit waarvoor beperkingen gelden, de schepen die bij de havenfaciliteit aanwezig zijn en de gebieden rond de schepen. Bij dit toezicht is het gebruik van de volgende middelen mogelijk:

1.

verlichting;

2.

beveiligingspersoneel, waaronder begrepen patrouilles te voet, per voertuig en te water; en

3.

automatische toegangsdetectieapparatuur en bewakingsapparatuur.

16.50.   Indien gebruikt dient automatische toegangsdetectieapparatuur een hoorbaar en/of zichtbaar alarm te activeren op een plaats waar continu iemand aanwezig is of waarop voortdurend toezicht is.

16.51.   In het HVP dienen de procedures en uitrusting te zijn vastgesteld die nodig zijn voor elk veiligheidsniveau en de middelen om te waarborgen dat bewakingsapparatuur ononderbroken kan functioneren, waarbij de mogelijke effecten van weersomstandigheden en stroomstoringen in acht dienen te worden genomen.

Veiligheidsniveau 1

16.52.   Voor veiligheidsniveau 1 dienen in het HVP de veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die moeten worden toegepast. Deze kunnen bestaan uit een combinatie van verlichting en beveiligingspersoneel of het gebruik van beveiligings- en bewakingsapparatuur om ervoor te zorgen dat het beveiligingspersoneel van de havenfaciliteit:

1.

het algehele gebied van de havenfaciliteit kan waarnemen, waaronder toegangen daartoe aan de wal en langs de waterkant;

2.

toegangspunten, hindernissen en gebieden waarvoor beperkingen gelden kan waarnemen; en

3.

de mogelijkheid heeft toe te zien op gebieden en verplaatsingen die grenzen aan schepen die van de havenfaciliteit gebruikmaken, onder andere door middel van intensivering van de verlichting die door het schip zelf wordt geboden.

Veiligheidsniveau 2

16.53.   Voor veiligheidsniveau 2 dienen in het HVP de extra veiligheidsmaatregelen te zijn vastgesteld die moeten worden toegepast om de toezicht- en bewakingsmogelijkheden te verbeteren; het gaat hierbij onder meer om de volgende maatregelen:

1.

het verhogen van het bereik en de intensiteit van de verlichtings- en toezichtapparatuur, waaronder het verschaffen van extra verlichting en toezicht in een groter gebied;

2.

het verhogen van de frequentie van patrouilles te voet, per voertuig of te water; en

3.

het toewijzen van extra beveiligingspersoneel voor toezicht en patrouilles.

Veiligheidsniveau 3

16.54.   Bij veiligheidsniveau 3 dient de havenfaciliteit de instructies op te volgen die zijn afgegeven door degenen die reageren op het veiligheidsincident of de dreiging daarop. In het HVP dienen de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen door de havenfaciliteit, in nauwe samenwerking met degenen die reageren en de schepen die aanwezig zijn bij de havenfaciliteit, in detail te zijn beschreven. Deze kunnen bestaan uit:

1.

het inschakelen van alle verlichting binnen of het verlichten van de directe omgeving van de havenfaciliteit;

2.

het inschakelen van alle bewakingsapparatuur waarmee de activiteiten kunnen worden geregistreerd binnen of aangrenzend aan de havenfaciliteit; en

3.

het instellen van de maximale tijdsduur die dergelijke bewakingsapparatuur kan blijven registreren.

Uiteenlopende veiligheidsniveaus

16.55.   In het HVP dienen nadere details te zijn vastgelegd van de procedures en veiligheidsmaatregelen die de havenfaciliteit zou kunnen aannemen als de havenfaciliteit bij een lager veiligheidsniveau functioneert dan het veiligheidsniveau dat van toepassing is op een schip.

Activiteiten die niet onder de Code vallen

16.56.   In het HVP dienen nadere details te zijn vastgelegd van de procedures en veiligheidsmaatregelen die de havenfaciliteit zou moeten toepassen als:

1.

de havenfaciliteit in aanraking komt met een schip dat in een haven is geweest van een staat die niet tot de verdragsluitende staten behoort;

2.

de havenfaciliteit in aanraking komt met een schip waarop deze Code niet van toepassing is; en

3.

de havenfaciliteit in aanraking komt met vaste of drijvende platforms of met mobiele drijvende booreilanden op locatie.

Verklaringen van Veiligheid

16.57.   In het HVP dienen de procedures te zijn vastgesteld die moeten worden gevolgd wanneer de HBF, in opdracht van de verdragsluitende staat om een Veiligheidsverklaring (VvV) verzoekt, of wanneer er door een schip om een VvV wordt verzocht.

Controle, evaluatie en wijziging

16.58.   In het HVP dient te zijn vastgelegd hoe de HBF de blijvende doeltreffendheid van het HVP beoogt te controleren, alsmede de te volgen procedure bij evaluatie, actualisering of wijziging van het HVP.

16.59.   Het HVP dient naar goeddunken van de HBF te worden geëvalueerd. Het HVP dient bovendien te worden geëvalueerd:

1.

als de BVH met betrekking tot de desbetreffende havenfaciliteit wordt gewijzigd;

2.

als er bij een onafhankelijke controle van het HVP of bij het testen van de veiligheidsorganisatie van de havenfaciliteit door de verdragsluitende staat gebreken worden vastgesteld of de blijvende relevantie van belangrijke onderdelen van het goedgekeurde HVP in twijfel wordt getrokken.

3.

na veiligheidsincidenten waarbij de havenfaciliteit betrokken is of dreigingen daarop; en

4.

na wijzigingen in het eigenaarschap of het operationele beheer van de havenfaciliteit.

16.60.   De HBF kan na elke evaluatie van het plan toepasselijke wijzigingen op het goedgekeurde plan aanbevelen. Wijzigingen op het HVP met betrekking tot:

1.

voorgestelde wijzigingen die de aanpak die is aangenomen om de veiligheid van de havenfaciliteit te behouden fundamenteel kunnen wijzigen; en

2.

het verwijderen, wijzigen of vervangen van permanente hindernissen, veiligheids- en bewakingsapparatuur en -systemen, enz. die voorheen als essentieel voor het behouden van de veiligheid van de havenfaciliteit werden beschouwd

dienen ter overweging en goedkeuring te worden voorgelegd aan de verdragsluitende staat die het oorspronkelijke HVP heeft goedgekeurd. Deze goedkeuring kan met of zonder wijzigingen op de voorgestelde veranderingen door of namens de verdragsluitende staat worden verschaft. Bij goedkeuring van het HVP dient de verdragsluitende staat aan te geven welke procedurele of fysieke wijzigingen aan de verdragsluitende staat ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd.

Goedkeuring van veiligheidsplannen van havenfaciliteiten

16.61.   HVP's dienen te worden goedgekeurd door de desbetreffende verdragsluitende staat, die toepasselijke procedures dient vast te stellen voor:

1.

het voorleggen van HVP's aan de verdragsluitende staat;

2.

het in overweging nemen van HVP's;

3.

de goedkeuring van HVP's, met of zonder wijzigingen;

4.

het in overweging nemen van wijzigingen die na goedkeuring worden voorgelegd; en

5.

de procedures voor het inspecteren of controleren van de blijvende relevantie van het goedkeurde HVP.

In alle fasen dienen stappen te worden genomen om te waarborgen dat de inhoud van het HVP vertrouwelijk blijft.

Verklaring van Naleving door een Havenfaciliteit

16.62.   De verdragsluitende staat binnen wiens gebied zich een havenfaciliteit bevindt, kan een toepasselijke Verklaring van Naleving door een Havenfaciliteit (VvNHF) afgeven, waarin het volgende wordt aangegeven:

1.

de havenfaciliteit;

2.

het feit dat de havenfaciliteit voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk XI-2 en deel A van de Code;

3.

de geldigheidstermijn van de VvNHF, die dient te worden gespecificeerd door de verdragsluitende staat, maar die niet langer mag zijn dan vijf jaar; en

4.

de daaropvolgende, door de verdragsluitende staat vastgestelde keuringsregelingen en een bevestiging wanneer deze worden uitgevoerd.

16.63.   De Verklaring van Naleving door een Havenfaciliteit dient conform de in de bijlage van dit deel van de Code vermelde vorm te zijn opgesteld. Indien de gebruikte taal niet Spaans, Frans of Engels is, kan de verdragsluitende staat tevens een vertaling in een van deze talen bijvoegen, indien de verdragsluitende staat dit toepasselijk acht.

17.   HAVENVEILIGHEIDSBEAMBTE

Algemeen

17.1.   In de buitengewone gevallen waarin de scheepsveiligheidsbeambte vragen heeft over de geldigheid van de identificatiedocumenten van degenen die voor officiële doeleinden aan boord van het schip willen komen, dient de havenveiligheidsbeambte hem bij te staan.

17.2.   De havenveiligheidsbeambte hoeft niet verantwoordelijk te zijn voor de bevestigingsroutines voor de identificatie van de degenen die aan boord van het schip willen komen.

Zie bovendien paragraaf 15, 16 en 18 voor andere relevante instructies.

18.   TRAINING EN OEFENINGEN VOOR VEILIGHEID VAN DE HAVENFACILITEIT

Training

18.1.   De havenveiligheidsbeambte dient, al naar gelang van toepassing, bekend te zijn met en getraind te worden in alle of een aantal van de volgende onderdelen:

1.

veiligheidsadministratie;

2.

van toepassing zijnde internationale conventies, codes en aanbevelingen;

3.

van toepassing zijnde overheidswetgeving en -voorschriften;

4.

verantwoordelijkheden en functies van andere veiligheidsorganisaties;

5.

methodiek voor de beoordeling van de veiligheid van de havenfaciliteit;

6.

onderzoeks- en inspectiemethoden voor scheepsveiligheid en veiligheid van de havenfaciliteit;

7.

scheeps- en havenactiviteiten en -voorwaarden;

8.

veiligheidsmaatregelen voor het schip en de havenfaciliteit;

9.

paraatheid en reacties in noodsituaties, en voorzorgsmaatregelen;

10.

instructiemethoden voor veiligheidstraining en -scholing, waaronder veiligheidsmaatregelen en -procedures;

11.

omgang met gevoelige informatie met betrekking tot de veiligheid en de communicatie met betrekking tot de veiligheid;

12.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

13.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

14.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen, zonder daarbij te discrimineren;

15.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

16.

veiligheidsapparatuur en -systemen, en de beperkingen van hun functies;

17.

methoden voor controle, inspectie, bewaking en toezicht;

18.

methoden voor het fouilleren en doorzoeken en voor onopvallende inspectie;

19.

veiligheidsoefeningen, waaronder oefeningen met schepen; en

20.

beoordeling van veiligheidsoefeningen.

18.2.   Het personeel van de havenfaciliteit met specifieke beveiligingstaken dient, al naar gelang van toepassing, bekend te zijn met en getraind te worden in alle of een aantal van de volgende onderdelen:

1.

kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin;

2.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

3.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen:

4.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken;

5.

technieken voor massamanagement en -beheersing;

6.

communicatie met betrekking tot de veiligheid;

7.

de werking van veiligheidsapparatuur en -systemen;

8.

het testen, ijken en onderhouden van veiligheidsapparatuur en -systemen;

9.

technieken voor inspectie, bewaking en toezicht; en

10.

methoden voor het fouilleren van personen en het doorzoeken van persoonlijke bezittingen, bagage, lading en scheepsvoorraden.

18.3.   Al het andere personeel van de havenfaciliteit dient kennis te hebben van en bekend te zijn met de van toepassing zijnde bepalingen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan op alle volgende onderdelen, of een aantal daarvan, al naar gelang van toepassing:

1.

de betekenis van en de daaruit voortvloeiende vereisten voor de verschillende veiligheidsniveaus;

2.

herkenning en opsporing van wapens, gevaarlijke stoffen en apparatuur;

3.

herkenning van de kenmerken en gedragspatronen van personen die de veiligheid kunnen bedreigen; en

4.

technieken die worden gehanteerd om veiligheidsmaatregelen te ontduiken.

Oefeningen

18.4.   Het doel van oefeningen is ervoor te zorgen dat het personeel van de havenfaciliteit kundig is in alle toegewezen beveiligingstaken op alle veiligheidsniveaus en in het identificeren van alle ontoereikendheden met betrekking tot de veiligheid die moeten worden aangepakt.

18.5.   Om te waarborgen dat de bepalingen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan effectief worden geïmplementeerd, dienen er minstens elk kwartaal oefeningen te worden gehouden, tenzij de specifieke omstandigheden anders aangegeven. Bij deze oefeningen dienen de afzonderlijke onderdelen van het plan, zoals de in artikel 15.11 vermelde bedreigingen met betrekking tot de veiligheid te worden getest.

18.6.   Er dienen minstens eenmaal per kalenderjaar, met een periode van niet meer dan 18 maanden tussen de oefeningen, diverse soorten oefeningen te worden uitgevoerd, waarbij sprake kan zijn van deelname door havenveiligheidsbeambten, tezamen met desbetreffende gezagsdragers van de verdragsluitende staten, veiligheidsbeambte van de maatschappij, of scheepsveiligheidsbeambten, indien beschikbaar. Verzoeken tot deelname van veiligheidsbeambten van de maatschappij of scheepsveiligheidsbeambten aan gezamenlijke oefeningen dienen plaats te vinden met het oog op de veiligheid en implicaties voor de werkzaamheden van het schip. Bij deze oefeningen dienen de communicatie, coördinatie, beschikbaarheid van hulpmiddelen en de reacties te worden getest. Deze oefeningen kunnen:

1.

op ware grootte of live worden uitgevoerd;

2.

uit computersimulatie of seminars bestaan; of

3.

worden gecombineerd met andere oefeningen, zoals oefeningen op het gebied van reacties op noodsituaties of andere oefeningen van overheidsinstanties voor de haven.

19.   KEURING EN CERTIFICERING VOOR SCHEPEN

Geen extra instructies.

Bijlagen bij DEEL B

BIJLAGE 1

Formulier voor een Veiligheidsverklaring tussen een schip en een havenfaciliteit (2)

Image

Image

BIJLAGE 2

Formulier voor een verklaring van naleving door een havenfaciliteit

Image

Image


(1)  Protocol van 1988 verband houdende met het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974.

(2)  Dit formulier wordt gebruikt voor een veiligheidsverklaring tussen een schip en een havenfaciliteit. Indien de Veiligheidsverklaring dient voor twee schepen, dient dit model dienovereenkomstig te worden aangepast.

P5_TA(2003)0500

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (COM(2003) 63 — C5-0058/2003 — 2003/0032(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 63 (1)),

gelet op artikel 251, lid 2, artikel 95 en artikel 165 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0058/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie juridische zaken en interne markt en de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0353/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0032

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Communicatienetwerken en informatiesystemen zijn uitgegroeid tot een essentiële factor in de economische en maatschappelijke ontwikkeling. Computers en netwerken groeien uit tot alomtegenwoordige nutsinstellingen, zoals de elektriciteits- en watervoorziening dat reeds zijn. De beveiliging van communicatienetwerken en informatiesystemen, en in het bijzonder de beschikbaarheid ervan, is daarom van steeds groter belang voor de maatschappij, niet in de laatste plaats vanwege de mogelijkheid dat zich problemen voordoen in essentiële informatiesystemen, ten gevolge van de complexiteit van de systemen, ongevallen, vergissingen en aanslagen, die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke infrastructuur die diensten levert welke voor het welzijn van de EU-burgers van cruciaal belang zijn.

(2)

Het groeiend aantal schendingen van de beveiliging heeft reeds aanzienlijke economische schade aangericht, het vertrouwen van gebruikers ondermijnd en afbreuk gedaan aan de ontwikkeling van e-commerce. Individuele personen, overheidsdiensten en bedrijven hebben hierop gereageerd met beveiligingstechnologieën en procedures voor beveiligingsbeheer. Lidstaten hebben verscheidene ondersteunende maatregelen getroffen, zoals voorlichtingscampagnes en onderzoeksprojecten, teneinde de netwerk- en informatiebeveiliging in de gehele samenleving te verbeteren.

(3)

De technische complexiteit van de netwerken en informatiesystemen, de verscheidenheid aan onderling verbonden producten en diensten en het enorme aantal particuliere en overheidsinstanties met elk hun eigen verantwoordelijkheid dreigen de goede werking van de interne markt te ondergraven.

(4)

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten („de kaderrichtlijn”) (3) bevat een omschrijving van de taken van de nationale regelgevende instanties, met inbegrip van transparante samenwerking, zowel onderling als met de Commissie, teneinde de ontwikkeling van consistente regelgevingspraktijken te waarborgen, en bij te dragen tot de waarborging van een strenge beveiliging van persoonsgegevens en privacy, en van de integriteit en beveiliging van openbare communicatienetwerken.

(5)

De vigerende communautaire regelgeving omvat Richtlijn 2002/20/EG (4), Richtlijn 2002/22/EG (5), Richtlijn 2002/19/EG (6), Richtlijn 2002/58/EG (7), Richtlijn 1999/93/EG (8), Richtlijn 2000/31/EG (9) en de Resolutie van de Raad van 18 februari 2003 betreffende de uitvoering van het Actieplan eEurope 2005 (10).

(6)

Richtlijn 2002/20/EG geeft de lidstaten het recht om aan een algemene machtiging voorwaarden betreffende de beveiliging van openbare netwerken tegen ongeautoriseerde toegang te koppelen op grond van Richtlijn 97/66/EG (11).

(7)

Richtlijn 2002/22/EG schrijft voor dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen nemen om de integriteit en beschikbaarheid van het openbaar telefoonnetwerk op vaste locaties te waarborgen en dat ondernemingen die openbare telefoondiensten op vaste locaties aanbieden, alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hen verwacht mogen worden om een ononderbroken toegang tot de hulpdiensten te waarborgen.

(8)

Richtlijn 2002/58/EG schrijft voor dat een leverancier van een openbaar beschikbare elektronische-communicatiedienst gepaste technische en organisatorische maatregelen neemt om de beveiliging van zijn diensten te waarborgen en vereist tevens de vertrouwelijke behandeling van de communicatie en daaraan gerelateerde gegevens. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (12) verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat de controlerende instantie passende technische en organisatorische maatregelen treft om persoonsgegevens te beveiligen tegen vernietiging, hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, tegen verlies per ongeluk, vervalsing, ongeautoriseerde verspreiding of toegang, met name als de verwerking betrekking heeft op de verzending van gegevens over een netwerk, en tegen enige andere vorm van onwettige verwerking.

(9)

Richtlijn 2002/21/EG en Richtlijn 1999/93/EG stellen normen die in het Publicatieblad van de Europese Unie moeten worden bekendgemaakt. De lidstaten maken tevens gebruik van normen van internationale instanties, alsmede de facto normen die ontwikkeld zijn door het internationale bedrijfsleven. De Commissie en de lidstaten moeten kunnen volgen welke normen aan de eisen van de communautaire wetgeving voldoen.

(10)

De interne-marktmaatregelen vereisen verschillende vormen van technische en organisatorische toepassing door de lidstaten en de Commissie. Het gaat hier om technisch complexe taken zonder eenduidige, voor de hand liggende oplossingen. De heterogene toepassing van deze eisen kan tot inefficiënte oplossingen leiden en belemmeringen creëren voor de interne markt. Dit vraagt om de oprichting van een expertisecentrum op Europees niveau dat, binnen de grenzen van zijn doelstellingen, leiding, advies en, desgevraagd, vormen van bijstand kan geven waarop het Europees Parlement, de Commissie, of de door de lidstaten aangewezen bevoegde organen kunnen vertrouwen. De krachtens artikel 3 van Richtlijn 2002/21/EG aangewezen nationale regelgevende instanties kunnen door een lidstaat als bevoegd orgaan worden aangewezen.

(11)

Aan deze behoefte kan worden voldaan door de oprichting van een Europees agentschap, te weten het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, („het Agentschap”), dat als referentiepunt fungeert en vertrouwen geniet dankzij de onafhankelijkheid, de kwaliteit van de verstrekte adviezen en verspreide informatie, de transparantie van de procedures en werkmethoden en de voortvarendheid bij de uitvoering van de aan dit Agentschap toegewezen taken. Het Agentschap dient voort te bouwen op nationale en communautaire inspanningen en derhalve zijn taken uit te voeren in volledige samenwerking met de lidstaten. Het dient open te staan voor contacten met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden. Aangezien elektronische netwerken overwegend in particuliere handen zijn, dienen de activiteiten van het Agentschap gebaseerd te zijn op de medewerking van en samenwerking met de particuliere sector.

(12)

De uitoefening van de taken van het Agentschap laat de bevoegdheden van de volgende instanties onverlet en mag hun bevoegdheden en taken niet uithollen, belemmeren of overlappen:

de nationale regelgevende instanties zoals omschreven in de richtlijnen inzake de elektronische communicatienetwerken en -diensten, de Europese Groep van regelgevende instanties voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (Besluit van de Commissie 2002/627/EG (13)) en het Comité voor communicatie als bedoeld in Richtlijn 2002/21/EG;

de Europese normalisatie-instellingen, de nationale normalisatie-instellingen en het Permanent Comité zoals bepaald in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (14);

de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten inzake de bescherming van personen wat de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van gegevens betreft.

(13)

Om de uitdagingen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging beter te begrijpen, moet het Agentschap zowel bestaande als nieuwe risico's analyseren; daartoe kan het Agentschap relevante informatie verzamelen, met name aan de hand van vragenlijsten, maar mag het aan de particuliere sector of aan de lidstaten geen nieuwe verplichtingen inzake het genereren van gegevens opleggen. Onder nieuwe risico's moet worden verstaan, problemen die zich reeds aandienen als mogelijke toekomstige risico's voor netwerk- en informatiebeveiliging.

(14)

Wil men vertrouwen scheppen in netwerken en informatiesystemen, dan moeten individuele personen, bedrijven en overheidsdiensten voldoende geïnformeerd, geschoold en opgeleid worden op het gebied van beveiliging van netwerken en informatiesystemen. De overheid heeft een taak bij het vergroten van het bewustzijn door het publiek, het midden- en kleinbedrijf, bedrijven, overheden, scholen en universiteiten te informeren. Deze maatregelen dienen verder te worden ontwikkeld. Meer informatie-uitwisseling tussen de lidstaten zou een bijdrage kunnen vormen aan dergelijke bewustmakingscampagnes. Het Agentschap dient advies te verstrekken over beste praktijken inzake bewustmaking, opleiding en cursussen.

(15)

Het Agentschap heeft tot taak, bij te dragen tot een hoog niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Gemeenschap en de ontwikkeling van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging ten behoeve van de burgers, consumenten, bedrijven en organisaties uit de publieke sector in de Europese Unie te bevorderen, en aldus bij te dragen tot de goede werking van de interne markt.

(16)

Efficiënte beveiligingsvoorschriften zijn gebaseerd op goed ontwikkelde methoden voor risicoanalyse, zowel in de openbare als in de particuliere sector. Methoden en procedures voor risicoanalyse worden op verschillende niveaus ingezet zonder dat er een gemeenschappelijke praktijk bestaat voor de efficiënte toepassing ervan. Door goede praktijken voor risicoanalyse en voor interoperabele oplossingen voor risicobeheersing binnen overheids- en particuliere organisaties te stimuleren en te ontwikkelen, kan het beveiligingsniveau van netwerken en informatiesystemen in Europa worden verbeterd.

(17)

Het Agentschap dient bij zijn werkzaamheden profijt te trekken van de lopende activiteiten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en technologie-evaluatie, met name van de verschillende onderzoekinitiatieven van de Gemeenschap.

(18)

Voorzover dat nodig en nuttig is voor de uitvoering van zijn mandaat, doelstellingen en taken, kan het Agentschap ervaringen en algemene informatie uitwisselen met op grond van de EU-wetgeving ingestelde organen en agentschappen die zich met netwerk- en informatiebeveiliging bezighouden.

(19)

Problemen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging zijn wereldwijde problemen. Er bestaat een behoefte aan nauwere samenwerking op mondiaal niveau om beveiligingsnormen en de informatievoorziening te verbeteren en een gemeenschappelijke algemene aanpak van netwerk- en informatiebeveiligingsvraagstukken te bevorderen, om aldus bij te dragen tot de ontwikkeling van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging. Efficiënte samenwerking met derde landen en met de wereldgemeenschap is ook op Europees niveau een noodzaak geworden. Daarom dient het Agentschap een bijdrage te leveren aan de inspanningen van de Gemeenschap in het kader van haar samenwerking met derde landen en, in voorkomend geval, internationale organisaties.

(20)

Het Agentschap dient in het kader van zijn werkzaamheden rekening te houden met het midden- en kleinbedrijf.

(21)

Om de uitvoering van de taken van het Agentschap daadwerkelijk te kunnen garanderen, dienen de lidstaten en de Commissie te worden vertegenwoordigd in een raad van bestuur met de noodzakelijke bevoegdheden voor het vaststellen van de begroting, de controle op de uitvoering ervan, het vaststellen van de nodige financiële regels, het opstellen van transparante werkprocedures voor besluitvorming door het Agentschap, het goedkeuren van het werkprogramma van het Agentschap, het vaststellen van zijn eigen reglement van orde en van het huishoudelijk reglement van het Agentschap en de benoeming en de ambtsontheffing van de uitvoerend directeur. De raad van bestuur dient te waarborgen dat het Agentschap zijn taken onder zodanige omstandigheden uitvoert dat het diensten kan verlenen overeenkomstig deze verordening.

(22)

Een permanente groep van belanghebbenden zou dienstig zijn voor het onderhouden van een regelmatige dialoog met de particuliere sector, de consumentenorganisaties en andere belanghebbenden. Een dergelijke permanente groep van belanghebbenden, die wordt opgericht en voorgezeten door de uitvoerend directeur, dient haar werkzaamheden toe te spitsen op aangelegenheden die voor alle belanghebbenden relevant zijn en deze onder de aandacht van de uitvoerend directeur te brengen. De uitvoerend directeur kan, indien nodig en overeenkomstig de vergaderagenda, vertegenwoordigers van het Europees Parlement en van andere instanties uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van de groep.

(23)

Voor een goede werking van het Agentschap is het noodzakelijk dat de uitvoerend directeur wordt benoemd op grond van zowel verdiensten en aantoonbare administratieve en bestuurskundige vaardigheden, als van bekwaamheid en ervaring die relevant is voor netwerk- en informatiebeveiliging. Daarnaast dient hij zijn taken op flexibele en, ten aanzien van de interne werking van het Agentschap, volledig onafhankelijke wijze uit te voeren. Daartoe werkt de uitvoerend directeur, nadat hij de Commissie en de permanente groep van belanghebbenden heeft geraadpleegd, een voorstel voor het werkprogramma van het Agentschap uit en neemt hij alle nodige maatregelen met het oog op de correcte uitvoering van het werkprogramma van het Agentschap, stelt hij elk jaar een ontwerp op van het algemeen verslag dat aan de raad van bestuur wordt voorgelegd alsook een ontwerp-raming van de inkomsten en uitgaven van het Agentschap, en voert hij de begroting uit.

(24)

De uitvoerend directeur moet ad hoc werkgroepen kunnen oprichten om met name wetenschappelijke en technische vraagstukken te behandelen. Bij de oprichting van de ad hoc werkgroepen roept de uitvoerend directeur de medewerking van de particuliere sector in en maakt hij gebruik van de relevante deskundigheid van die sector. De ad hoc werkgroepen zouden het Agentschap toegang moeten verschaffen tot de meest actuele informatie die beschikbaar is, om te kunnen reageren op de beveiligingsproblemen die de informatiemaatschappij in ontwikkeling opwerpt. Het Agentschap dient ervoor zorg te dragen dat zijn ad hoc werkgroepen bekwaam en representatief zijn, en zo nodig, al naargelang de specifieke kwestie, een vertegenwoordiging omvatten van de openbare diensten van de lidstaten, van de particuliere sector, met inbegrip van het bedrijfsleven, van de gebruikers en van universitaire deskundigen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging. Het Agentschap kan de werkgroepen zo nodig aanvullen met onafhankelijke deskundigen die erkend zijn op grond van hun bevoegdheid op het betrokken gebied. De deskundigen die deelnemen aan de werkzaamheden van de ad hoc groepen die door het Agentschap worden georganiseerd, mogen geen deel uitmaken van het personeel van het Agentschap. Hun kosten dienen door het Agentschap te worden vergoed overeenkomstig zijn huishoudelijk reglement en conform het vigerende Financieel Reglement.

(25)

Inzake toegang van het publiek tot documenten zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 (15) en de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 45/2001 (16) dient het Agentschap de desbetreffende Gemeenschapswetgeving toe te passen.

(26)

In het kader van zijn werkingssfeer en van zijn doelstellingen, en bij de vervulling van zijn taken dient het Agentschap in het bijzonder de bepalingen na te leven die van toepassing zijn op de instellingen van de Gemeenschappen, alsmede de nationale wetgeving inzake de behandeling van gevoelige documenten.

(27)

Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het Agentschap te waarborgen, wordt het noodzakelijk geacht aan het Agentschap een eigen begroting toe te kennen die hoofdzakelijk uit een bijdrage van de Gemeenschap wordt gefinancierd. De communautaire begrotingsprocedure blijft echter van toepassing op eventuele subsidies die ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie komen. Bovendien dient de controle van de rekeningen te worden uitgevoerd door de Rekenkamer.

(28)

Waar nodig en op basis van nog overeen te komen regelingen, krijgt het Agentschap ook toegang tot de vertolkingdiensten verstrekt door het directoraat-generaal Vertaling (DGT) van de Commissie of door de tolkendiensten van andere communautaire instellingen.

(29)

Het Agentschap moet in eerste instantie voor een beperkte periode worden opgericht en de werking ervan moet worden geëvalueerd om na te gaan of de activiteiten ervan moeten worden voortgezet,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

WERKINGSSFEER, DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 1

Werkingssfeer

1.   Om te zorgen voor een hoog en doeltreffend niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Gemeenschap, en om een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging ten behoeve van de burgers, consumenten, bedrijven en publieke organen in de Europese Unie tot stand te brengen en op die manier bij te dragen tot de goede werking van de interne markt, wordt hierbij een Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging opgericht, hierna „het Agentschap” genoemd.

2.   Om de goede werking van de interne markt te waarborgen, assisteert het Agentschap de Commissie en de lidstaten, en werkt het derhalve samen met het bedrijfsleven, om hen te helpen voldoen aan de vereisten inzake netwerk- en informatiebeveiliging, met inbegrip van de eisen van de huidige en toekomstige communautaire wetgeving, zoals vermeld in Richtlijn 2002/21/EG.

3.   De doelstellingen en taken van het Agentschap doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten inzake netwerk- en informatiebeveiliging die buiten de werkingssfeer van het EG-Verdrag vallen, zoals die welke onder de titels V en VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen, en laten in ieder geval de activiteiten op het gebied van openbare veiligheid, defensie, staatsveiligheid (inclusief de economische welvaart van de staat indien de vraagstukken verband houden met de staatsveiligheid) en activiteiten van de staat op het gebied van het strafrecht onverlet.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   Het Agentschap stelt de Gemeenschap, de lidstaten en bijgevolg het bedrijfsleven in staat om netwerk- en informatiebeveiligingsproblemen beter te voorkomen, aan te pakken en het hoofd te bieden.

2.   Het Agentschap verleent bijstand en geeft advies aan de Commissie en de lidstaten in verband met vraagstukken inzake netwerk- en informatiebeveiliging die vallen onder zijn bevoegdheden zoals die zijn vastgesteld in deze verordening.

3.   Voortbouwend op nationale en communautaire inspanningen ontwikkelt het Agentschap een hoog niveau van deskundigheid. Het Agentschap wendt deze deskundigheid aan om een ruime samenwerking tussen de betrokkenen uit de publieke en particuliere sector te bevorderen.

4.   Het Agentschap assisteert de Commissie desgevraagd bij de technische voorbereiding van de aanpassing en de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging.

Artikel 3

Taken

Teneinde ervoor te zorgen dat de in de artikelen 1 en 2 omschreven werkingssfeer en doelstellingen in acht worden genomen, verricht het Agentschap de volgende taken:

a)

relevante informatie verzamelen met het oog op de analyse van bestaande en nieuwe risico's en, in het bijzonder op Europees niveau, risico's die gevolgen hebben voor de veerkracht en de beschikbaarheid van elektronische communicatienetwerken en voor de authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de informatie die via deze netwerken toegankelijk wordt gemaakt en wordt verzonden, en de resultaten van deze analyse aan de lidstaten en de Commissie meedelen;

b)

binnen de grenzen van zijn doelstellingen advies, en desgevraagd, bijstand verlenen aan het Europees Parlement, de Commissie, Europese instanties of de door de lidstaten aangewezen bevoegde nationale instanties;

c)

de samenwerking tussen de verschillende spelers op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging versterken, onder andere door middel van regelmatig overleg met het bedrijfsleven, de universiteiten en de andere betrokken sectoren, alsook door het opzetten van contactnetwerken voor communautaire instanties, door de lidstaten aangewezen openbare instanties, instanties uit de particuliere sector en consumentenorganisaties;

d)

de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden bevorderen, teneinde problemen op het gebied van de netwerk- en informatiebeveiliging te voorkomen, aan te pakken en het hoofd te bieden;

e)

bijdragen tot de bewustmaking en de beschikbaarstelling van tijdige, objectieve en volledige informatie over problemen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging voor alle gebruikers, onder andere door stimulering van de uitwisseling van actuele beste praktijken, waaronder waarschuwingsmethoden voor gebruikers, en het creëren van synergie tussen initiatieven uit de openbare en particuliere sector;

f)

de Commissie en de lidstaten assisteren bij de dialoog met het bedrijfsleven om beveiligingsproblemen in verband met apparatuur en programmatuur aan te pakken;

g)

de ontwikkeling van standaarden voor producten en diensten op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging volgen;

h)

de Commissie adviseren inzake onderzoek op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging en over het effectieve gebruik van risicopreventietechnologieën;

i)

activiteiten op het gebied van risicoanalyse, interoperabele oplossingen voor risicobeheer en studies inzake oplossingen voor preventief beheer binnen organisaties in de openbare en de particuliere sector stimuleren;

j)

bijdragen tot de communautaire inspanningen voor de samenwerking met derde landen en zo nodig met internationale organisaties, teneinde een gemeenschappelijke algemene aanpak van de vraagstukken van netwerk- en informatiebeveiliging te bevorderen en aldus bij te dragen aan de totstandbrenging van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging;

k)

onafhankelijke conclusies, beleidslijnen en adviezen formuleren betreffende vraagstukken die tot zijn taakgebied behoren.

Artikel 4

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„netwerk”: de transmissiesystemen en, in voorkomend geval, de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetwerken voorzover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;

b)

„informatiesysteem”: computers en elektronische communicatienetwerken, alsmede de elektronische gegevens die daarmee worden opgeslagen, verwerkt, opgehaald of verzonden, met het oog op de werking, het gebruik, de beveiliging en het onderhoud ervan;

c)

„netwerk- en informatiebeveiliging”: het vermogen van een netwerk of informatiesysteem om met een gegeven niveau van betrouwbaarheid bestand te zijn tegen toevallige gebeurtenissen of onwettige of kwaadaardige acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de opgeslagen of verzonden gegevens en de daaraan gerelateerde diensten die via deze netwerken en systemen worden aangeboden of toegankelijk zijn, in gevaar brengen;

d)

„beschikbaarheid”: het toegankelijk zijn van gegevens en het operationeel zijn van diensten;

e)

„authentificatie”: de bevestiging van een geclaimde identiteit van entiteiten of gebruikers;

f)

„integriteit van gegevens”: de bevestiging dat verzonden, ontvangen of opgeslagen gegevens volledig en ongewijzigd zijn;

g)

„vertrouwelijkheid van gegevens”: de bescherming van communicatie of opgeslagen gegevens tegen interceptie en tegen inzage door ongeautoriseerde personen;

h)

„risico”: de waarschijnlijkheid dat een kwetsbaarheid in het systeem gevolgen heeft voor de authentificatie of voor de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit of vertrouwelijkheid van de verwerkte of verzonden gegevens en de ernst van die gevolgen bij opzettelijk of niet opzettelijk gebruik van die kwetsbaarheid;

i)

„risicoanalyse”: een wetenschappelijk en technologisch gefundeerd proces, bestaande uit vier stappen: gevareninventarisatie, gevarenkarakterisering, blootstellingsschatting en risicokarakterisering;

j)

„risicobeheer”: een van risicoanalyse te onderscheiden proces waarin de beleidsalternatieven in overleg met de belanghebbenden tegen elkaar worden afgewogen, rekening houdende met de risicoanalyse en andere legitieme factoren, en waarbij, zo nodig, passende preventie- en beheersingsmaatregelen worden gekozen;

k)

„cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging”: de betekenis die aan dit begrip wordt gegeven in de OESO-richtsnoeren voor de beveiliging van informatiesystemen en netwerken van 25 juli 2002 en in de Resolutie van de Raad van 18 februari 2003 betreffende een Europese aanpak ten behoeve van een cultuur van netwerk- en informatiebeveiliging (17).

HOOFDSTUK 2

ORGANISATIE

Artikel 5

Organen van het agentschap

Het Agentschap bestaat uit:

a)

een raad van bestuur;

b)

een uitvoerend directeur, en

c)

een permanente groep van belanghebbenden.

Artikel 6

Raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat, drie door de Commissie benoemde vertegenwoordigers, alsmede drie door de Commissie voorgedragen en door de Raad benoemde vertegenwoordigers zonder stemrecht, die ieder één van de volgende groepen vertegenwoordigen:

a)

de ict-industrie;

b)

de consumentenorganisaties;

c)

universitaire deskundigen inzake netwerk- en informatiebeveiliging.

2.   De leden van de raad van bestuur worden benoemd op basis van hun relevant ervarings- en deskundigheidsniveau op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging. De vertegenwoordigers kunnen zich laten vervangen door gelijktijdig benoemde plaatsvervangers.

3.   De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter voor een periode van tweeëneenhalf jaar, die kan worden hernieuwd. De vice-voorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten.

4.   De raad van bestuur stelt, op basis van een voorstel van de Commissie, zijn reglement van orde vast. Tenzij anders bepaald, worden de besluiten van de raad van bestuur genomen met een meerderheid van alle stemgerechtigde leden.

Voor de vaststelling van het reglement van orde van het Agentschap, zijn huishoudelijk reglement, de begroting, het jaarlijkse werkprogramma, alsmede voor de benoeming en de ambtsontheffing van de uitvoerend directeur is een tweederde meerderheid van alle stemgerechtigde leden vereist.

5.   De raad van bestuur komt bijeen op convocatie van de voorzitter. De raad van bestuur belegt tweemaal per jaar een gewone vergadering. Op verzoek van de voorzitter of van ten minste eenderde van zijn stemgerechtigde leden belegt de raad van bestuur ook buitengewone vergaderingen. De uitvoerend directeur neemt zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur en neemt het secretariaat daarvan waar.

6.   De raad van bestuur stelt op basis van een voorstel van de Commissie het huishoudelijk reglement van het Agentschap vast. Het reglement wordt openbaar gemaakt.

7.   De raad van bestuur stelt de algemene richting voor de activiteiten van het Agentschap vast. De raad van bestuur zorgt ervoor dat het Agentschap werkt overeenkomstig de in de artikelen 12 tot en met 14 en in artikel 23 vastgestelde beginselen. De raad van bestuur zorgt ook voor samenhang tussen de werkzaamheden van het Agentschap en de activiteiten van de lidstaten en van de Europese Gemeenschap.

8.   De raad van bestuur stelt jaarlijks, na ontvangst van het advies van de Commissie, vóór 30 november het werkprogramma van het Agentschap voor het komende jaar vast. De raad van bestuur ziet erop toe dat het werkprogramma aansluit bij de werkingssfeer, doelstellingen en taken van het Agentschap, alsook bij de wetgevings- en beleidsprioriteiten van de Gemeenschap op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging.

9.   De raad van bestuur stelt jaarlijks vóór 31 maart het algemeen verslag over de werkzaamheden van het Agentschap in het voorgaande jaar vast.

10.   De financiële regelingen die op het Agentschap van toepassing zijn, worden na overleg met de Commissie door de raad van bestuur vastgesteld. Zij mogen niet afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (18), tenzij dit in verband met de activiteiten van het Agentschap een specifiek vereiste is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 7

Uitvoerend directeur

1.   Het Agentschap wordt geleid door de uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn/haar taken.

2.   De uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur, op basis van een kandidatenlijst die door de Commissie wordt opgesteld na een algemeen vergelijkend onderzoek volgend op de publicatie van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie en in andere bladen. De uitvoerend directeur wordt benoemd op grond van verdienste, van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, en van voor netwerk- en informatiebeveiliging relevante bekwaamheid en ervaring. Vóór de benoeming wordt de door de raad van bestuur genomineerde kandidaat onverwijld uitgenodigd om ten overstaan van het Europees Parlement een verklaring af te leggen en vragen te beantwoorden van leden van die instelling. Het Europees Parlement of de Raad kan te allen tijde de uitvoerend directeur horen met betrekking tot onderwerpen die verband houden met de werkzaamheden van het Agentschap. De uitvoerend directeur kan door de raad van bestuur van zijn functie worden ontheven.

3.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt maximaal vijf jaar.

4.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:

a)

de dagelijkse leiding van het Agentschap;

b)

de opstelling van een voorstel voor de werkprogramma's van het Agentschap, na voorafgaand overleg met de Commissie en de permanente groep van belanghebbenden;

c)

de uitvoering van de werkprogramma's en de besluiten van de raad van bestuur;

d)

de taakuitoefening van het Agentschap conform de behoeften van de afnemers, met name wat betreft de doeltreffendheid van de verleende diensten;

e)

de opstelling van de ontwerp-ramingen van ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van het Agentschap;

f)

alle personeelszaken;

g)

het leggen en onderhouden van contacten met het Europees Parlement en het aangaan van een geregelde dialoog met de betrokken commissies;

h)

het leggen en onderhouden van contacten met het bedrijfsleven en consumentenorganisaties om een regelmatige dialoog met de belanghebbenden te waarborgen;

i)

het voorzitten van de permanente groep van belanghebbenden.

5.   Elk jaar legt de uitvoerend directeur aan de raad van bestuur de volgende stukken ter goedkeuring voor:

a)

een ontwerp van een algemeen verslag over alle activiteiten van het Agentschap in het voorgaande jaar;

b)

een ontwerp-werkprogramma.

6.   De uitvoerend directeur zendt het werkprogramma, nadat dit door de raad van bestuur is aangenomen, naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten en draagt zorg voor de publicatie ervan.

7.   De uitvoerend directeur zendt het algemeen verslag van het Agentschap, nadat dit door de raad van bestuur is aangenomen, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en draagt zorg voor de publicatie ervan.

8.   Indien nodig kan de uitvoerend directeur binnen de werkingssfeer, doelstellingen en taken van het Agentschap, in overleg met de permanente groep van belanghebbenden, ad hoc werkgroepen van deskundigen oprichten. De raad van bestuur wordt daarvan naar behoren in kennis gesteld. De procedures betreffende met name de samenstelling, de benoeming van de deskundigen door de uitvoerend directeur en de werkwijze van de ad hoc groepen worden in het huishoudelijk reglement van het Agentschap vastgesteld.

Eventuele ad hoc werkgroepen houden zich in het bijzonder bezig met technische en wetenschappelijke onderwerpen.

De leden van de raad van bestuur kunnen geen lid van de ad hoc werkgroepen zijn. Vertegenwoordigers van de Commissie zijn gemachtigd de vergaderingen van die groepen bij te wonen.

Artikel 8

Permanente groep van belanghebbenden

1.   De uitvoerend directeur richt een permanente groep van belanghebbenden op, bestaande uit deskundigen van de betrokken belanghebbenden, zoals de informatie- en communicatietechnologie-industrie, consumentengroeperingen en academische deskundigen op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging.

2.   De procedures betreffende met name het aantal, de samenstelling en de benoeming van de leden door de uitvoerend directeur en de werking van de groep worden in het huishoudelijk reglement van het Agentschap gespecificeerd en worden gepubliceerd.

3.   De groep wordt voorgezeten door de uitvoerend directeur. De leden hebben een mandaat van tweeëneenhalf jaar. De leden van de groep kunnen geen lid van de raad van bestuur zijn.

4.   Vertegenwoordigers van de Commissie kunnen de vergaderingen van de groep bijwonen en deelnemen aan haar werkzaamheden.

5.   De groep kan de uitvoerend directeur adviseren bij de uitvoering van zijn/haar taken uit hoofde van deze verordening, bij het opstellen van een voorstel voor het werkprogramma van het Agentschap, alsmede bij de communicatie met de belanghebbenden over alle aspecten van het werkprogramma.

HOOFDSTUK 3

WERKING

Artikel 9

Werkprogramma

Het Agentschap baseert zijn activiteiten op de uitvoering van het werkprogramma dat is aangenomen in overeenstemming met artikel 6, lid 8. Het werkprogramma belet het Agentschap niet om onvoorziene activiteiten op zich te nemen die binnen zijn werkingssfeer, zijn doelstellingen en de gegeven budgettaire grenzen vallen.

Artikel 10

Verzoeken aan het Agentschap

1.   Verzoeken om adviezen en bijstand die binnen de werkingssfeer, de doelstellingen en taken van het Agentschap vallen, dienen aan de uitvoerend directeur te worden gericht, vergezeld van achtergrondinformatie waarin het te behandelen probleem wordt uitgelegd. De uitvoerend directeur stelt de Commissie in kennis van de ontvangen verzoeken. Indien het Agentschap een verzoek weigert, dient zulks te worden gemotiveerd.

2.   De in lid 1 genoemde verzoeken kunnen worden ingediend door:

a)

het Europees Parlement,

b)

de Europese Commissie,

c)

elke bevoegde instantie die door de lidstaten is aangewezen, zoals een nationale regelgevende instantie volgens de definitie van artikel 2 van Richtlijn 2002/21/EG.

3.   De praktische regelingen voor de toepassing van de leden 1 en 2, in het bijzonder met betrekking tot de indiening, de vaststelling van prioriteiten, de follow-up en het op de hoogte brengen van de raad van bestuur over de bij het Agentschap ingediende verzoeken, worden door de raad van bestuur vastgesteld in het huishoudelijk reglement van het Agentschap.

Artikel 11

Belangenverklaring

1.   De uitvoerend directeur en de door de lidstaten op tijdelijke basis gedetacheerde ambtenaren leggen een verklaring af over hun verplichtingen en een verklaring over hun belangen waaruit blijkt dat zij geen directe of indirecte belangen hebben die als nadelig voor hun onafhankelijkheid kunnen worden beschouwd. Deze verklaringen dienen op schrift te worden gesteld.

2.   Externe deskundigen die deelnemen aan ad hoc werkgroepen leggen op elke vergadering een verklaring af over belangen die met betrekking tot de agendapunten als nadelig voor hun onafhankelijkheid worden beschouwd.

Artikel 12

Transparantie

1.   Het Agentschap garandeert dat het zijn activiteiten uitvoert met een hoog niveau van transparantie, overeenkomstig de artikelen 13 en 14.

2.   Het Agentschap zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbenden van objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder met betrekking tot eventuele resultaten van zijn werkzaamheden. Tevens maakt het de belangenverklaringen van de uitvoerend directeur en de door de lidstaten op een tijdelijke basis gedetacheerde ambtenaren openbaar, alsmede de belangenverklaringen die deskundigen met betrekking tot agendapunten op de vergaderingen van de ad hoc werkgroepen hebben afgelegd.

3.   De raad van bestuur kan op voorstel van de uitvoerend directeur belanghebbenden toestemming geven om de uitvoering van activiteiten van het Agentschap te observeren.

4.   Het Agentschap legt in zijn huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde transparantiebepalingen vast.

Artikel 13

Vertrouwelijke behandeling

1.   Onverminderd artikel 14, onthult het Agentschap aan derden geen verwerkte of ontvangen informatie waarvoor om vertrouwelijke behandeling is gevraagd.

2.   De leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur, de leden van de permanente groep van belanghebbenden, de externe deskundigen die deelnemen aan ad hoc werkgroepen en de personeelsleden van het Agentschap, met inbegrip van de door de lidstaten op een tijdelijke basis gedetacheerde ambtenaren, zijn ook na het beëindigen van hun functie gebonden aan de geheimhoudingsplicht uit hoofde van artikel 287 van het Verdrag.

3.   Het Agentschap legt in zijn huishoudelijk reglement de praktische regelingen voor de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde vertrouwelijkheidsregels vast.

Artikel 14

Toegang tot documenten

1.   Op documenten die in het bezit zijn van het Agentschap is Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing.

2.   De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de oprichting van het Agentschap regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen besluiten van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht bij de ombudsman worden ingediend of een beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden ingesteld, op grond van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

HOOFDSTUK 4

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 15

Vaststelling van de begroting

1.   Het Agentschap wordt gefinancierd uit een bijdrage van de Gemeenschap en bijdragen van derde landen die deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap, zoals bepaald in artikel 24.

2.   De uitgaven van het Agentschap hebben betrekking op het personeel, administratieve en technische ondersteuning, infrastructuur, werkingskosten en uitgaven voortvloeiend uit contracten met derden.

3.   De uitvoerend directeur stelt jaarlijks, uiterlijk op 1 maart, een ontwerp-raming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar en zendt die, tezamen met een ontwerp-overzicht van de personeelsformatie, aan de raad van bestuur.

4.   De ontvangsten en uitgaven dienen in evenwicht te zijn.

5.   De raad van bestuur stelt jaarlijks de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar vast op basis van een door de uitvoerend directeur opgestelde ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven.

6.   Deze raming wordt, samen met het ontwerp-overzicht van de personeelsformatie en het voorlopig werkprogramma, uiterlijk 31 maart door de raad van bestuur voorgelegd aan de Commissie en de staten waarmee de Gemeenschap overeenkomstig artikel 24 een overeenkomst heeft gesloten.

7.   De raming wordt door de Commissie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad („de begrotingsautoriteit”), tezamen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie.

8.   Op basis van deze raming voert de Commissie in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag bij de begrotingsautoriteit indient, de ramingen op die zij nodig acht voor het overzicht van de personeelsformatie en voor de subsidie ten laste van de algemene begroting.

9.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten goed voor de subsidies voor het Agentschap.

De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het Agentschap vast.

10.   De raad van bestuur stelt de begroting van het Agentschap vast. Die begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Zo nodig wordt de begroting van het Agentschap dienovereenkomstig aangepast. De raad van bestuur zendt de begroting onverwijld toe aan de Commissie en de begrotingsautoriteit.

11.   De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

Artikel 16

Fraudebestrijding

1.   Teneinde fraude, corruptie en andere onwettige praktijken tegen te gaan, zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (19) onverkort van toepassing.

2.   Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (20) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van het Agentschap van toepassing zijn.

Artikel 17

Uitvoering van de begroting

1.   De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2.   De interne controleur van de Commissie heeft ten aanzien van het Agentschap dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de diensten van de Commissie.

3.   Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar deelt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie, tezamen met een verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen („het Financieel Reglement”) (21).

4.   Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap naar de Rekenkamer, tezamen met een verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar. Het verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar wordt tevens aan de begrotingsautoriteit gezonden.

5.   Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap krachtens artikel 129 van het algemeen Financieel Reglement maakt de uitvoerend directeur van het Agentschap onder zijn/haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen op en legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.

6.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

7.   Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, tezamen met het advies van de raad van bestuur.

8.   De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

9.   De uitvoerend directeur geeft de Rekenkamer uiterlijk op 30 september antwoord op diens opmerkingen. Hij/zij zendt dit antwoord tevens naar de raad van bestuur.

10.   De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het algemeen Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

11.   Vóór 30 april van jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar N.

HOOFDSTUK 5

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

Juridische status

1.   Het Agentschap is een orgaan van de Gemeenschap. Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid.

2.   Het Agentschap beschikt in alle lidstaten over de ruimste handelingsbevoegdheid die volgens de geldende wetgeving aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3.   Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

Artikel 19

Personeel

1.   Het personeel van het Agentschap, met inbegrip van de uitvoerend directeur, is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2.   Onverminderd artikel 6 worden de bevoegdheden die bij het Statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag en bij de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag zijn toegekend, door het Agentschap uitgeoefend met betrekking tot zijn eigen personeel.

Het Agentschap mag ook personeelsleden in dienst nemen die door de lidstaten op tijdelijke basis en voor ten hoogste vijf jaar worden gedetacheerd.

Artikel 20

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het Agentschap en op het personeel van het Agentschap.

Artikel 21

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door het recht dat op de overeenkomst van toepassing is.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule in een door het Agentschap gesloten overeenkomst.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door het Agentschap zelf of door zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd voor alle geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

3.   De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het Agentschap ten aanzien van het Agentschap zijn geregeld bij de desbetreffende bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het Agentschap.

Artikel 22

Talen

1.   Op het Agentschap zijn de bepalingen van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (22) van toepassing. De lidstaten en de overige door de lidstaten aangewezen instanties kunnen hun verzoeken aan het Agentschap richten en daarop een antwoord verlangen in de communautaire taal van hun keuze.

2.   De voor het functioneren van het Agentschap noodzakelijke vertalingen worden gemaakt door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (23).

Artikel 23

Bescherming van persoonsgegevens

Bij het verwerken van gegevens met betrekking tot personen is het Agentschap onderworpen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 24

Deelneming van derde landen

1.   Het Agentschap staat open voor deelneming van landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten gesloten hebben uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op het onder deze verordening vallende gebied hebben overgenomen en toegepast.

2.   Overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden regelingen getroffen waarin met name de aard, de omvang en de methode van deelneming van deze landen aan de werkzaamheden van het Agentschap worden uiteengezet, met inbegrip van bepalingen met betrekking tot de deelneming aan de door het Agentschap ontwikkelde initiatieven, de financiële bijdragen en het personeel.

HOOFDSTUK 6

SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Herziening

1.   Uiterlijk ... (24) voert de Commissie, rekening houdend met het standpunt van alle belanghebbenden, een evaluatie uit op basis van het met de raad van bestuur overeengekomen mandaat. De Commissie richt zich bij de evaluatie met name op de vraag of het Agentschap moet blijven bestaan na de in artikel 27 vermelde tijdsspanne.

2.   Bij de evaluatie wordt bezien in hoeverre het Agentschap de verwezenlijking van zijn doelstellingen en taken dichterbij heeft gebracht en wordt tevens de werkwijze van het Agentschap beoordeeld en worden voorts, indien nodig, passende voorstellen geformuleerd.

3.   De raad van bestuur ontvangt een verslag over deze evaluatie en doet aanbevelingen aan de Commissie betreffende eventueel nodig geachte wijzigingen van deze verordening. De resultaten van de evaluatie en de aanbevelingen worden door de Commissie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad en worden bekendgemaakt.

Artikel 26

Bestuurlijke controle

De activiteiten van het Agentschap staan onder het toezicht van de ombudsman, overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Verdrag.

Artikel 27

Looptijd

Het Agentschap wordt opgericht met ingang van ... (25), voor een tijdsspanne van vijf jaar.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 220 van 16.9.2003, blz. 33.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 19 november 2003.

(3)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(4)  Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21).

(5)  Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).

(6)  Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7).

(7)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(8)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.).

(9)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(10)  PB C 48 van 28.2.2003, blz. 2.

(11)  Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1). Richtlijn ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2002/58/EG.

(12)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(13)  PB L 200 van 30.7.2002, blz. 38.

(14)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(15)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(16)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(17)  PB C 48 van 28.2.2003, blz. 1.

(18)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(19)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(20)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(21)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(22)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(23)  Verordening (EG) nr. 2965/94 van 28 november 1994 van de Raad tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1645/2003 (PB L 245 van29.9.2003, blz. 13).

(24)  Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(25)  De datum van inwerkingtreding van deze verordening.

P5_TA(2003)0501

Continuïteit van de voorziening met aardolieproducten *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende coördinatie van de maatregelen met betrekking tot de continuïteit van de voorziening met aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0448/2002 — 2002/0219(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 488 (1)),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0448/2002),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de adviezen van de Economische en Monetaire Commissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0297/2003),

1.

verwerpt het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 249.

P5_TA(2003)0502

Kankerscreening *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over kankerscreening (COM(2003) 230 — C5-0322/2003 — 2003/0093(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 230) (1),

gelet op artikel 152, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0322/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0381/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter zijn standpunt te doen toekomen aan de Raad en de Commissie;

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 1

(1) Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op de verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid.

(1) Artikel 152 van het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op de verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. Dit optreden omvat tevens de bestrijding omvat van grote bedreigingen van de gezondheid, door het bevorderen van onderzoek naar de oorzaken, de overdracht en de preventie daarvan, alsmede door het bevorderen van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsonderwijs.

Amendement 4

Overweging 4

(4) Screening maakt de ontdekking van kanker mogelijk in het beginstadium van invasiviteit of zelfs alvorens invasiviteit optreedt. Bepaalde laesies kunnen dan doeltreffender worden behandeld en de patiënt heeft een hogere levensverwachting. De belangrijkste indicator voor de doeltreffendheid van screening is een afname van de ziektespecifieke mortaliteit of van de incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium.

(4) Screening maakt de ontdekking van kanker mogelijk in het beginstadium van invasiviteit of mogelijkerwijs nog voordat invasiviteit optreedt. Bepaalde laesies kunnen dan doeltreffender worden behandeld en de patiënt heeft een hogere levensverwachting. De belangrijkste indicator voor de doeltreffendheid van screening is een afname van de ziektespecifieke mortaliteit of van de incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium.

Amendement 5

Overweging 5 bis (nieuw)

 

(5 bis) Mogelijk veelbelovende screeningtests die momenteel worden beoordeeld zijn onder andere de test op prostaatspecifiek antigen (PSA) voor prostaatkanker, mammografische screening voor borstkanker voor vrouwen in de leeftijdsgroep 40-49, immunologische tests op occult bloed in ontlasting (FOBT) voor colorectale kanker en flexibele colonoscopie voor colorectale kanker.

Amendement 7

Overweging 9

(9) Dit vereist een organisatie met een systeem van oproepen en herhalingsoproepen, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- en behandelingsmogelijkheden.

(9) Dit vereist een organisatie met een systeem van oproepen en herhalingsoproepen, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- , behandelings en nazorgmogelijkheden op basis van wetenschappelijk onderbouwde richtsnoeren.

Amendement 8

Overweging 10 bis (nieuw)

 

(10 bis) Netwerken voor kankeronderzoek spelen een cruciale rol bij de uitwisseling van informatie en kennis.

Amendement 9

Overweging 13

(13) Deze analyse wordt vergemakkelijkt indien de screeninggegevensbank met het register van kankergegevens is verbonden.

(13) Deze analyse wordt vergemakkelijkt indien de screeninggegevensbank met het register van kankergegevens is verbonden. Kankerregisters spelen een belangrijke rol bij de beoordeling van de gevolgen van screening voor de bevolking. Veranderingen in incidentie-, overlevings- en sterftecijfers moeten voortdurend worden gevolgd.

Amendement 10

Overweging 16

(16) Er dient met ethische, wettelijke, sociale, medische, praktische en economische aspecten rekening te worden gehouden, alvorens beslissingen te nemen over het opzetten van screeningprogramma's .

(16) Om de toepassing van de screeningsprogramma's te bevorderen dient met ethische, culturele, wettelijke, sociale, medische, praktische en economische aspecten rekening te worden gehouden, met bijzondere aandacht voor de nieuwe lidstaten .

Amendement 11

Overweging 17

(17) Er moet gezorgd worden voor voldoende middelen, menselijke zowel als financiële, om een goede organisatie en kwaliteitscontrole te garanderen.

(17) Er moet gezorgd worden voor voldoende middelen, menselijke zowel als financiële, om een goede organisatie en kwaliteitscontrole voor alle lidstaten te garanderen.

Amendement 12

Overweging 18

(18) Diverse sociale groepen hebben vaak geen gelijke toegang tot screening. Daarom zijn maatregelen nodig om een gelijke toegang voor alle lagen van de bevolking te waarborgen.

(18) Diverse sociale groepen hebben vaak geen gelijke toegang tot screening. Daarom zijn maatregelen nodig om een gelijke toegang voor alle lagen van de bevolking te waarborgen. Teneinde deze doelstelling te verwezenlijken, moeten meer mobiele screeningcampagnes worden gehouden.

Amendement 13

Overweging 18 bis (nieuw)

 

(18 bis) In het kader van het screeningbeleid moet rekening worden gehouden met de verschillende gezondheidsproblemen en -behoeften van mannen en vrouwen; omdat de screening voor colorectale kanker het eerste kankeronderzoek is waaraan mannen kunnen deelnemen, is het daarom met name van belang dat goed wordt gekeken naar de cijfers betreffende deelneming van mannen en de resultaten daarvan; omdat prostaatkanker bij mannen langzamerhand meer voorkomt dan longkanker, is het van belang de bekendheid met de symptomen nog verder te vergroten en voortdurend toezicht te blijven houden op alle onderzoek- en technologische ontwikkelingen op het gebied van de screening op prostaatkanker.

Amendement 14

Overweging 19

(19) Er bestaat een morele, wettelijke en sociale verplichting om screening op kanker alleen dan aan goed geïnformeerde gezonde mensen aan te bieden indien bewezen is dat het screenen de ziektespecifieke sterfte of incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium vermindert, indien de voordelen en risico's welbekend zijn en indien de kosteneffectiviteit ervan aanvaardbaar is.

(19) Er bestaat een morele, wettelijke en sociale verplichting om screening op kanker alleen dan aan goed geïnformeerde asymptomatische personen aan te bieden indien bewezen is dat het screenen de ziektespecifieke sterfte of incidentie van de ziekte in een gevorderd stadium vermindert, indien de voordelen en risico's welbekend zijn en indien de kosteneffectiviteit ervan aanvaardbaar is.

Amendement 16

Overweging 24 bis (nieuw)

 

(24 bis) Europese samenwerking in netwerken is bevorderlijk voor de totstandkoming van kankerscreening van hoge kwaliteit doordat kan worden beschikt over Europese richtlijnen voor optimale werkwijzen en specifieke aanbevelingen voor de tenuitvoerlegging van nationale kankerscreeningprogramma's.

AANBEVELINGEN AAN DE LIDSTATEN

Amendement 17

Artikel 1, letter (a)

(a)

een beproefde kankerscreening aanbieden in een georganiseerd programma op bevolkingsniveau met een kwaliteitsgarantie op alle niveaus. De kankerscreeningtests die in de bijlage staan opgesomd voldoen aan deze eisen;

(a)

een beproefde kankerscreening aanbieden in een georganiseerd programma op bevolkingsniveau met een kwaliteitsgarantie en gelijke toegang op alle niveaus. De kankerscreeningtests die in de bijlage staan opgesomd voldoen op dit moment aan deze eisen;

Amendement 18

Paragraaf 1, letter b)

b)

de screeningprogramma's uitvoeren overeenkomstig de Europese richtsnoeren voor optimale werkwijzen en de verdere ontwikkeling daarvan aanmoedigen voor kankerscreeningprogramma's van topkwaliteit op nationaal niveau;

b)

de screeningprogramma's uitvoeren overeenkomstig de Europese richtsnoeren voor optimale werkwijzen en de verdere ontwikkeling daarvan aanmoedigen voor kankerscreeningprogramma's van topkwaliteit op nationaal niveau , o.a. door het aanbieden van faciliteiten voor de invoering van nieuwe technologieën ;

Amendement 19

Artikel 1, letter d)

d)

garanderen dat wordt voorzien in passende aanvullende diagnoseprocedures en behandeling voor mensen met een positieve screeningtest;

d)

garanderen dat wordt voorzien in passende aanvullende diagnoseprocedures , behandeling , psychologische ondersteuning en nazorg op basis van wetenschappelijk onderbouwde richtsnoeren voor mensen met een positieve screeningtest;

Amendement 20

Artikel 1, letter d bis) (nieuw)

 

d bis)

garanderen dat adequate tests beschikbaar zijn voor alle werknemers die worden blootgesteld aan mutagene en carcinogene stoffen;

Amendement 21

Artikel 1, letter f bis) (nieuw)

 

f bis)

de uitwisseling van ervaringen tussen lidstaten via Europese netwerken bevorderen;

Amendement 22

Artikel 1, letter g)

g)

opzetten van een systeem van oproepen en herhalingsoproepen, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- en behandelingsmogelijkheden;

g)

een systeem van oproepen en herhalingsoproepen opzetten, met kwaliteitsborging op alle niveaus en met doeltreffende en aangepaste diagnose- , behandelings- en nazorgmogelijkheden op basis van wetenschappelijk onderbouwde richtsnoeren ;

Amendement 23

Paragraaf 1, letter g bis) (nieuw)

 

g bis)

een eenmalig oproepsysteem invoeren voor „meerfasige screeningtests” onder de bevolkingsgroep in de leeftijdsklasse die met deze aanbeveling wordt beoogd;

Amendement 24

Artikel 2, letter a bis) (nieuw)

 

a bis)

het Europese onderzoek inzake nieuwe methoden voor screening en follow-up aan te moedigen en te ondersteunen, teneinde nieuwe wetenschappelijk onderbouwde richtsnoeren te ontwikkelen of de bestaande te verbeteren;

Amendement 25

Artikel 2, letter d bis) (nieuw)

 

d bis)

een juridisch kader creëren teneinde de nodige koppelingen tot stand te brengen tussen eventuele databanken betreffende screening-, kanker- en sterftecijferregisters, een en ander in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en de nationale wetgeving betreffende bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Amendement 26

Artikel 3, letter c bis) (nieuw)

 

c bis)

regelmatig toezicht houden op incidentie-, overlevingsen sterftecijfers overeenkomstig de normen van het Europese netwerk voor kankerregistratie; teneinde vast te stellen welke specifieke screeningtests prioriteit moeten krijgen boven andere;

Amendement 27

Paragraaf 5, letter a bis) (nieuw)

 

a bis)

het recht op betaald verlof bij afwezigheid op het werk te garanderen voor degenen die zich aan screeningtests moeten onderwerpen;

Amendement 28

Paragraaf 6, letter b)

b)

controles verrichten naast de controles op screeningspecifieke parameters en mortaliteit, daaropvolgende verzorgingsprocedures, klinische resultaten, nevenwerkingen, ziektecijfers, levenskwaliteit;

b)

onderzoek verrichten, naast de controles op screeningspecifieke parameters en mortaliteit, naar klinische resultaten, nevenwerkingen, ziektecijfers en levenskwaliteit;

Amendement 29

Artikel 6, letter d bis) (nieuw)

 

d bis)

meer middelen investeren in onderzoek naar nieuwe tests, met inbegrip van genoomonderzoek, en in het valideren van geavanceerde technologische instrumenten;

AANBEVELINGEN AAN DE COMMISSIE

Amendement 30

Punt 2

2)

samenwerking tussen de lidstaten en de uitwisseling van optimale werkwijzen inzake kankerscreening aan te moedigen en zo de ontwikkeling van nieuwe screeningmethoden of de verbetering van bestaande screeningmethoden mogelijk te maken.

2)

samenwerking tussen de lidstaten en de uitwisseling van optimale werkwijzen inzake kankerscreening , waarbij netwerken voor kankeronderzoek een cruciale rol spelen, aan te moedigen en zo de ontwikkeling van nieuwe screeningmethoden of de verbetering van bestaande screeningmethoden mogelijk te maken.

Amendement 31

Punt 2 bis (nieuw)

 

2 bis)

voorlichtingscampagnes te bevorderen die tot doel hebben ertoe bij te dragen dat er sprake is van een beter besef en meer inzicht bij het publiek met betrekking tot de voordelen en de gevaren die kankerscreening kan bieden vanuit het oogpunt van een vroegtijdige opsporing van kanker.

Amendement 32

Punt 2 ter (nieuw)

 

2 ter)

de lidstaten aan te moedigen het Europese onderzoek inzake kankerscreening te ondersteunen, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe richtlijnen tot aanpassing van de bestaande richtlijnen voor kankerscreening.

Amendement 33

Bijlage I bis (nieuw)

 

Bijlage I bis

Nieuwe screeningtests die veelbelovend zijn, en die momenteel door aselecte gecontroleerde proeven worden geëvalueerd, zouden mogelijk de sterfte als gevolg van kanker kunnen verminderen. De huidige stand van kennis moet door Europese deskundigen worden beoordeeld en voortdurend worden aangepast teneinde voorstellen te doen voor wetenschappelijk onderbouwde toepassingen, de richtsnoeren aan te passen en burgers, gezondheidsautoriteiten en betrokkenen te informeren over voordelen, risico's en kosten. Het gaat bij deze tests onder andere om:

mammografische screening voor vrouwen in de leeftijd tussen 40-49 jaar voor borstkanker,

verbeterde tests op occult bloed in ontlasting (FOBT) voor colorectale kanker,

flexibele rectosigmoïdoscopie of colonoscopie voor colorectale kanker,

tests op infectie met hoog-risico humaan papillomavirus (HPV) voor baarmoederhalskanker,

verbeterde methoden voor het prepareren („liquid-based” cytologie) of interpreteren van baarmoederhals-specimens,

prostaat-specifiek antigen (PSA)-tests voor prostaatkanker.

Zodra de doelmatigheid van screeningmethoden is bewezen, kan de evaluatie van de doeltreffendheid van aangepaste tests of alternatieve toepassingen worden gebaseerd op andere epidemiologisch gevalideerde surrogaateindpunten, indien de voorspellende waarde van deze eindpunten is bewezen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0503

Identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 (COM(2002) 729 — C5-0027/2003 — 2002/0297(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002) 729) (1),

gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0027/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0386/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 4

(4) In 1998 heeft de Commissie een grootschalig project opgezet inzake de elektronische identificatie van dieren (IDEA) en het eindrapport is ingediend op 30 april 2002. Dit project heeft aangetoond dat de identificatieregeling voor schapen en geiten aanzienlijk kan worden verbeterd door gebruik te maken van elektronische identificatiemiddelen voor deze dieren, op voorwaarde dat de nodige begeleidende maatregelen worden vastgesteld.

(4) In 1998 heeft de Commissie een grootschalig project opgezet inzake de elektronische identificatie van dieren (IDEA) en het eindrapport is ingediend op 30 april 2002. Dit project heeft aangetoond dat betrouwbare registratie en identificatie van schapen en geiten kan worden bereikt door gebruik te maken van elektronische identificatiemiddelen voor deze dieren, op voorwaarde dat de nodige begeleidende maatregelen worden vastgesteld.

Amendement 2

Overweging 4 bis (nieuw)

 

(4 bis) De Commissie dient alles in het werk te stellen om op grote schaal alle mogelijke fabrikanten te raadplegen, teneinde bij wijze van prioriteit een rendabele en praktische manier van elektronische identificatie te kunnen ontwikkelen.

Amendement 3

Overweging 5

(5) De elektronische identificatie van schapen en geiten is nu zo ver ontwikkeld dat zij in de praktijk kan worden toegepast . In afwachting dat de nodige uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de behoorlijke invoering van het systeem van elektronische identificatie op communautaire schaal , moet een doeltreffender identificatie- en registratieregeling, in het kader waarvan rekening wordt gehouden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal, het mogelijk maken om elk dier en elk bedrijf van geboorte van een dier individueel te identificeren.

(5) De elektronische identificatie van schapen en geiten is nu zo ver ontwikkeld dat zij op praktisch niveau in alle productiesystemen voor schapen in alle lidstaten getest kan worden. In afwachting dat de nodige uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de behoorlijke en rendabele invoering van systemen van elektronische identificatie op vrijwillige basis , moet een doeltreffender identificatie- en registratieregeling op communautaire schaal, gebaseerd op geharmoniseerde minimumnormen worden ingevoerd, die het mogelijk moet maken om elk dier en elk bedrijf van geboorte van een dier individueel te identificeren.

Amendement 4

Overweging 5 bis (nieuw)

 

(5 bis) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie verschaft de gedetailleerde technische richtsnoeren, definities en procedures met betrekking tot de technische kenmerken van identificatiemiddelen en uitleesapparaten; testprocedures, aanvaardingscriteria en certificeringsmodel voor erkende testlaboratoria; beschikbaarstelling van adequate identificatiemiddelen en leesapparatuur; toepassing van identificatiemiddelen en aflezing en recuperatie ervan; codering van identificatiemiddelen; gemeenschappelijk glossarium, gegevenswoordenboek en communicatienormen.

Amendement 5

Overweging 5 bis (nieuw)

 

(5 bis) De kosten van invoering van het nieuwe systeem van elektronische identificatie zullen gedeeltelijk worden gedragen door de communautaire begroting, aangezien het gaat om een maatregel op het gebied van de voedselveiligheid en -controle die de hele productieketen beïnvloedt, en het de producenten zijn die dit systeem in werking zullen moeten stellen en zullen moeten beheren.

Amendement 6

Overweging 6

(6) Teneinde rekening te houden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de elektronische identificatie van schapen en geiten, en met name met de ervaring die bij de toepassing daarvan is opgedaan, moet de Commissie bij de Raad een rapport indienen betreffende de mogelijke toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal.

(6) Teneinde rekening te houden met de verdere ontwikkelingen op het gebied van de elektronische identificatie van schapen en geiten, en met name met de ervaring die bij de toepassing daarvan is opgedaan, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport over de door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en de lidstaten gemaakte vorderingen indienen betreffende de toekomstige toepassing van elektronische identificatie op communautaire schaal.

Amendement 7

Overweging 7

(7) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie verschaft de gedetailleerde technische richtsnoeren, definities en procedures met betrekking tot de technische kenmerken van identificatiemiddelen en uitleesapparaten; testprocedures, aanvaardingscriteria en certificeringsmodel voor erkende testlaboratoria; beschikbaarstelling van adequate identificatiemiddelen en leesapparatuur; toepassing van identificatiemiddelen en aflezing en recuperatie ervan; codering van identificatiemiddelen; gemeenschappelijk glossarium, gegevenswoordenboek en communicatienormen.

Schrappen.

Amendement 8

Overweging 10

(10) In elke lidstaat moet een centraal register worden ingesteld met een bijgewerkte lijst van alle bedrijven waar onder deze verordening vallende dieren worden gehouden en die gelegen zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat, met vermelding van de diersoort, het aantal dieren dat wordt gehouden en de houders ervan, en het productietype.

Schrappen.

Amendement 9

Overweging 11

(11) Met het oog op een snelle en accurate tracering van dieren dient elke lidstaat een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten waarin alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen.

(11) Met het oog op een snelle en accurate tracering van dieren dient elke lidstaat een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten waarin alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen. De eisen ten aanzien van de door elke houder aan het gegevensbestand op te geven gegevens moeten voor de gehele Gemeenschap worden vastgesteld. Het gegevensbestand moet ook bijgewerkte informatie bevatten over alle bedrijven die dieren houden die onder deze verordening vallen en die zich op het terrein van het bedrijf bevinden, met vermelding van diersoort, het aantal gehouden dieren en hun houders alsmede het productietype.

Amendement 10

Overweging 11 bis (nieuw)

 

(11 bis) Tot het moment dat elke lidstaat in staat is een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten moet een centraal register worden ingesteld, dat een actuele lijst bevat van alle bedrijven in de betreffende lidstaat waar dieren worden gehouden die vallen onder deze verordening, met details over de diersoort, het aantal dieren en verzorgers, en het soort productie.

Amendement 11

Overweging 13

(13) Al wie betrokken is bij de handel in dieren, dient de gegevens te registreren met betrekking tot alle transacties , en de bevoegde autoriteit dient op verzoek toegang te hebben tot deze gegevens .

(13) Al wie betrokken is bij de handel in dieren, dient de gegevens met betrekking tot alle transacties te registreren en aan het gegevensbestand of het centrale register op te geven.

Amendement 13

Overweging 17 bis (nieuw)

 

(17 bis) Aangezien de sector schapen en geiten zeer arbeidsintensief is en gebruik maakt van een potentieel aan arbeidskrachten dat in snel tempo veroudert en waarvan het rentabiliteitsniveau zeer laag is, kan een verhoging van de kosten ertoe leiden dat steeds meer telers hun activiteit opgeven. Het is dan ook wenselijk dat de Europese Unie alle aan de invoering van het systeem van individuele identificatie verbonden kosten draagt.

Amendement 14

Artikel 2, letter c)

c)

„houder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor dieren;

c)

„houder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van vervoerders, die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor dieren;

Amendement 15

Artikel 3, lid 1, letter d)

d) een centraal register;

d) een gecomputeriseerd gegevensbestand of een centraal register;

Amendement 16

Artikel 3, lid 1, letter e)

e) een gecomputeriseerd gegevensbestand .

Schrappen.

Amendement 17

Artikel 4, lid 1

1. Alle dieren op een bedrijf die na 1 juli 2003 zijn geboren of die na 1 juli 2003 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden overeenkomstig deel A van de bijlage geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn die ingaat bij de geboorte van het dier, en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat. De termijn mag niet meer dan een maand bedragen.

1. Alle dieren op een bedrijf die na 1 juli 2005 zijn geboren of die na 1 juli 2005 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden overeenkomstig deel A van de bijlage geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn die ingaat bij de geboorte van het dier, en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat. De termijn mag niet meer dan zes maanden bedragen.

In afwijking van bovenstaande bepaling mogen de lidstaten deze termijn verlengen tot zes maanden voor dieren die worden gehouden in extensieve houderijsystemen en in open-weidesystemen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de toegestane afwijking. In voorkomend geval worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

In afwijking van bovenstaande bepaling mogen de lidstaten deze termijn verlengen tot negen maanden voor dieren die worden gehouden in extensieve houderijsystemen en in openweidesystemen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de toegestane afwijking. In voorkomend geval worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

Amendement 18

Artikel 4, lid 3, alinea 1

3. Een na 1 juli 2003 uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Richtlijn 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt overeenkomstig deel A van de bijlage op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn van ten hoogste 14 dagen nadat het die controles heeft ondergaan en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat.

3. Een na 1 juli 2005 uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Richtlijn 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt overeenkomstig deel A van de bijlage op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn van ten hoogste 14 dagen nadat het die controles heeft ondergaan en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat.

Amendement 19

Artikel 4, lid 5

5. Identificatiemiddelen mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit. Wanneer een identificatiemiddel onleesbaar is geworden of verloren is, moet het onmiddellijk door een ander met dezelfde code worden vervangen overeenkomstig dit artikel. Afgezien van de code mag op het nieuw aangebrachte identificatiemiddel worden aangegeven om de hoeveelste vervanging het gaat.

5. Identificatiemiddelen mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder de toestemming van de bevoegde autoriteit. Wanneer een identificatiemiddel onleesbaar is geworden of verloren is, moet het onmiddellijk door een ander worden vervangen overeenkomstig dit artikel. Afgezien van de code mag op het nieuw aangebrachte identificatiemiddel worden aangegeven om de hoeveelste vervanging het gaat.

Amendement 20

Artikel 4, lid 6 bis (nieuw)

 

6 bis. De lidstaten kunnen, met inachtneming van het bepaalde van dit artikel, toestemming verlenen voor het gebruik van aanvullende identificatie van dieren. Aanvullende identificatiemiddelen kunnen tijdelijk of permanent worden aangebracht. Het gebruik van aanvullende identificatiemiddelen moet worden gemeld aan de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Amendement 21

Artikel 4, lid 7 bis (nieuw)

 

7 bis. Vóór de implementatie van de verordening voert de Commissie een uitgebreid programma van tests en veldproeven uit voor kudden in zowel laagland- als bergregio's, en publiceert zij de resultaten van deze tests alvorens tot implementatie over te gaan.

Amendement 22

Artikel 5, lid 1

1. Elke houder van dieren houdt een register bij overeenkomstig het bepaalde in deel B van de bijlage.

1. Elke houder van dieren houdt een register bij en verstrekt overeenkomstig het bepaalde in deel B van de bijlage gegevens aan de bevoegde autoriteit .

Amendement 23

Artikel 6, lid 1

1. Met ingang van 1 juli 2003 gaat elk dier dat wordt verplaatst, vergezeld van een verplaatsingsdocument dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit en is ingevuld door de houder overeenkomstig het bepaalde in deel C van de bijlage.

1. Uiterlijk vanaf 1 juli 2005 gaat elk dier dat wordt verplaatst, vergezeld van een verplaatsingsdocument dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit en is ingevuld door de houder overeenkomstig het bepaalde in deel C van de bijlage.

Amendement 24

Artikel 6, lid 2

2. De houder op het bedrijf van bestemming bewaart het verplaatsingsdocument gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar.

2. De houder op het bedrijf van bestemming bewaart het verplaatsingsdocument gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar. De houder dient een kopie van het verplaatsingsdocument of elektronische gegevens bij de bevoegde autoriteit in. De bevoegde autoriteit registreert de in lid 1 bedoelde verplaatsingen in het gecomputeriseerde gegevensbestand of het centrale register dat overeenkomstig artikel 8 is opgezet.

Amendement 25

Artikel 7

Artikel 7

De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit een centraal register aanlegt van alle bedrijven op hun grondgebied waar dieren worden gehouden.

In het register wordt de identificatiecode van het bedrijf opgenomen en worden de diersoort en het aantal dieren dat wordt gehouden, de houders en het productietype vermeld. Het aantal dieren wordt regelmatig bijgewerkt. Een bedrijf blijft in het centrale register tot drie jaar nadat het laatste dier van het bedrijf is afgevoerd.

Schrappen.

Amendement 26

Artikel 8

 

Tot het moment waarop elke lidstaat in staat is een gecomputeriseerd gegevensbestand op te zetten, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteiten beschikken over een centraal register van alle bedrijven op hun grondgebied die dieren houden. Dit register bevat de identificatiecode van het bedrijf, alsmede details over de diersoort, het aantal dieren en verzorgers, en het soort productie. Het aantal gehouden dieren wordt regelmatig geactualiseerd. Een bedrijf blijft in het centrale register of het gecomputeriseerde gegevensbestand totdat een periode van drie jaar is verstreken waarin op het bedrijf geen dieren zijn gehouden.

Amendement 27

Artikel 9

1. Verdere richtsnoeren en procedures voor de toepassing van elektronische identificatie worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.

1. Uiterlijk op 31 december 2006 dient de Commissie een nieuw wetgevingsvoorstel in met het oog op de algemene invoering van elektronische identificatie met ingang van 1 juli 2007.

2. De in lid 1 bedoelde besluiten worden vastgesteld met het oog op de algemene invoering van elektronische identificatie tegen 1 juli 2006. Indien nodig dient de Commissie tegen 31 december 2005 bij de Raad een verslag in over de met betrekking tot de elektronische identificatie opgedane ervaring , samen met voorstellen waarbij eventueel de datum voor algemene toepassing van elektronische identificatie wordt gewijzigd.

2. Met het oog op de invoering van elektronische identificatie in de gehele Gemeenschap dient de Commissie uiterlijk op 31 juli 2006 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de met betrekking tot elektronische identificatie opgedane ervaring.

 

2 bis. Het in lid 2 bedoelde verslag omvat een algehele kosten- batenanalyse van het voorgestelde systeem, met inbegrip van de financiële en welzijnsgevolgen. Het verslag bevat richtsnoeren en procedures voor de algehele tenuitvoerlegging van het systeem waaronder voorstellen voor eventuele financiële steun van de EU.

Amendement 28

Artikel 12, lid 2

2. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn wanneer deze verordening wordt overtreden, en zij treffen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat de sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de ernst van de overtreding en ontradend werken.

2. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die van toepassing zijn wanneer deze verordening wordt overtreden. Deze nationale voorschriften worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie, die erop toeziet dat verschillen in de nationale sanctieregimes de werking van de interne markt niet verstoren. De lidstaten treffen bovendien de nodige maatregelen om erop toe te zien dat de sancties ook worden toegepast. De sancties moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de ernst van de overtreding en ontradend werken.

Amendement 29

Artikel 14 bis (nieuw)

 

Artikel 14 bis

Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie een voorstel in voor de financiering, ten laste van de begroting van de Europese Unie, van de invoering van de individuele identificatie van schapen en geiten.

Amendement 30

Bijlage, Afdeling A, punt 1

1. De dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat in elk oor wordt aangebracht. De lidstaten mogen toestaan dat het tweede oormerk wordt vervangen door een elektronisch identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteiten dat beantwoordt aan de in punt 5 opgenoemde technische kenmerken. Met ingang van de in artikel 9, lid 2, bedoelde datum moet het tweede oormerk door een elektronisch identificatiemiddel worden vervangen. Op de beide oormerken of op het oormerk en het elektronische identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteit, staat dezelfde unieke identificatiecode, aan de hand waarvan elk dier, alsmede het bedrijf waarop het is geboren, individueel kan worden geïdentificeerd.

1. De dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat , of tatoeëring die in een of beide oren wordt aangebracht. De lidstaten mogen het gebruik van een elektronisch identificatiemiddel toestaan dat is erkend door de bevoegde autoriteiten en dat beantwoordt aan de in punt 5 opgenoemde technische kenmerken. Het dier moet tenminste een oormerk hebben dat ook het elektronische identificatiemiddel kan bevatten . Op het oormerk of het elektronische identificatiemiddel dat is erkend door de bevoegde autoriteit, staat dezelfde unieke identificatiecode, aan de hand waarvan elk dier, alsmede het bedrijf waarop het is geboren, individueel kan worden geïdentificeerd.

Amendement 31

Bijlage, Afdeling A, punt 2

2. De oormerken worden aangebracht op een plaats die van een afstand gemakkelijk zichtbaar is.

Schrappen.

Amendement 32

Bijlage, Afdeling A, punt 3, inleidende formule en streepje

3. De oormerken en de elektronische identificatiemiddelen bevatten een code aan de hand waarvan ten minste de naam en de code of het logo van de bevoegde autoriteit of van de centrale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het oormerk en het elektronische identificatiemiddel heeft toegekend, kunnen worden geïdentificeerd, en de volgende tekens:

de eerste posities geven de lidstaat aan waarin het bedrijf is gelegen waar het dier voor het eerst is geïdentificeerd. Hiervoor wordt de uit twee letters of drie cijfers bestaande landencode gebruikt overeenkomstig ISO 3166;

3. Het oormerk kan een code bevatten aan de hand waarvan ten minste de naam en de code of het logo van de bevoegde autoriteit of van de centrale bevoegde autoriteit van de lidstaat die het oormerk heeft toegekend, kunnen worden geïdentificeerd, en bevat de volgende tekens:

de eerste posities geven de lidstaat aan waarin het bedrijf is gelegen waar het dier voor het eerst is geïdentificeerd. De code op het elektronische identificatiemiddel voldoet aan ISO 11784.

Amendement 33

Bijlage, Afdeling A, punt 3 bis (nieuw)

 

3 bis. In situaties als bedoeld in artikel 4, lid 5, kunnen lidstaten het gebruik van een speciaal vervangend identificatiemiddel toestaan. Vervangende identificatiemiddelen moeten tenminste het identificatienummer vermelden van het bedrijf waar het dier wordt gehouden.

Amendement 34

Bijlage, afdeling A, punt 4

4. De oormerken zijn van buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar en gemakkelijk leesbaar zolang het dier leeft, en zij zijn zo ontworpen dat zij aan het dier bevestigd blijven zonder dat het dier daarvan enige hinder ondervindt. De oormerken zijn niet opnieuw bruikbaar en bestaan uit twee in elkaar passende delen, en op elk deel zijn de in punt 3 vastgestelde gegevens op duurzame wijze aangebracht.

4. Het oormerk is van metaal of buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar en gemakkelijk leesbaar zolang het dier leeft, en zij zijn zo ontworpen dat zij aan het dier bevestigd blijven zonder dat het dier daarvan enige hinder ondervindt. Het oormerk is niet opnieuw bruikbaar. Het bestaat uit hetzij een of twee in elkaar passende delen, en op elk deel zijn de in punt 3 vastgestelde gegevens op duurzame wijze aangebracht.

Amendement 35

Bijlage, Afdeling A, punt 6

6. Voor dieren evenwel die bestemd zijn om te worden geslacht voordat ze zes maanden oud zijn, mag de onderstaande identificatiemethode worden toegestaan door de bevoegde autoriteit:

de dieren worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit erkend oormerk dat in elk oor wordt aangebracht. Op beide oormerken zijn dezelfde gegevens aangebracht;

de oormerken zijn van buigzaam plastic, zij zijn onvervalsbaar, gemakkelijk leesbaar en zo ontworpen dat ze aan het dier bevestigd blijven zonder dat het daarvan enige hinder ondervindt. De oormerken zijn niet opnieuw bruikbaar en de gegevens kunnen niet worden verwijderd;

de oormerken bevatten ten minste de tweelettercode van het land, de identificatiecode van het bedrijf van geboorte en de maand van geboorte.

Lidstaten die gebruik maken van deze methode, stellen de Commissie en de lidstaten daarvan in kennis in het kader van het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité.

Wanneer dieren die overeenkomstig het bepaalde in dit punt zijn geïdentificeerd, nog worden aangehouden nadat zij zes maanden oud zijn, dan wel bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor uitvoer naar derde landen, moeten zij worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in de punten 1 tot en met 4.

6. Alle dieren die bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer of voor uitvoer naar derde landen, moeten worden geïdentificeerd overeenkomstig het bepaalde in de punten 1 tot en met 4.

Amendement 36

Bijlage, Afdeling B, punt 2

2. Voor elk dier, bijgewerkte informatie over:

2. Voor elk dier of elke partij dieren , de volgende bijgewerkte informatie over:

 

a) voor individuele dieren:

— de identificatiecode van het dier;

— de identificatiecode van het dier;

— de maand en het jaar van geboorte;

— de maand en het jaar van geboorte;

— het geslacht;

— het geslacht;

— het ras en het genotype, voor zover bekend;

— het ras en het genotype, voor zover bekend;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming of, indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming of, indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

de maand waarin het dier op het bedrijf is gestorven;

de maand waarin het dier op het bedrijf is gestorven;

de vervanging van oormerken en elektronische identificatiemiddelen;

de vervanging van oormerken en elektronische identificatiemiddelen;

voor dieren die van het bedrijf worden afgevoerd, de identificatiecode van het bedrijf van bestemming van het dier, alsmede de datum van vertrek;

voor dieren die van het bedrijf worden afgevoerd, de identificatiecode van het bedrijf van bestemming van het dier, alsmede de datum van vertrek;

voor dieren die op het bedrijf toekomen, de identificatiecode van het bedrijf van herkomst van het dier, alsmede de datum van aankomst.

voor dieren die op het bedrijf toekomen, de identificatiecode van het bedrijf van herkomst van het dier, alsmede de datum van aankomst.

 

of

b)

voor elke partij dieren:

de identificatiecode van het bedrijf waar de partij van afkomstig is;

het aantal dieren waaruit de partij bestaat;

voor dieren die van het bedrijf worden afgevoerd, de identificatiecode of het adres van het bedrijf van bestemming van de partij, alsmede de datum van vertrek, of indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

voor dieren die bij het bedrijf aankomen, de identificatiecode of het adres van het bedrijf vanwaar de partij is overgebracht, evenals de datum van aankomst;

de datum van vertrek;

de gegevens over het vervoermiddel en de vervoerder.

Voor overeenkomstig deel A, punt 6, geïdentificeerde dieren evenwel moet de in punt 2 van dit deel bedoelde informatie worden verstrekt voor elke partij dieren met dezelfde identificatie, en moet ook het aantal dieren worden vermeld.

 

Amendement 37

Bijlage, Afdeling C, punt 1

1. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument bevat ten minste:

de naam van de autoriteit van afgifte;

de datum waarop het verplaatsingsdocument is afgegeven;

de identificatiecode van het bedrijf;

de naam en het adres van de houder.

1. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument bevat ten minste de naam van de autoriteit van afgifte.

Amendement 41

BIJLAGE, deel C, punt 2

2. Afgezien van de in punt 1 genoemde gegevens, bevat het verplaatsingsdocument ten minste de volgende velden, die moeten worden ingevuld door de houder voor de van het bedrijf af te voeren dieren:

2. Het door de bevoegde autoriteit afgegeven verplaatsingsdocument stelt houders in staat ofwel verplaatsingen van individuele dieren, ofwel van partijen dieren te registreren en bevat ten minste de volgende velden, die moeten worden ingevuld door de houder voor de van het bedrijf af te voeren dieren:

de datum,

de identificatiecode van het bedrijf,

naam en adres van de houder,

a)

voor elk dier:

de identificatiecode;

de maand en het jaar van geboorte;

het geslacht;

het ras en het genotype, voor zover bekend;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming of, indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

de datum van vertrek;

de gegevens betreffende het vervoermiddel en de vervoerder;

a)

voor de registratie van verplaatsingen van individuele dieren:

de identificatiecode;

de maand en het jaar van geboorte;

het geslacht;

het ras en het genotype, voor zover bekend;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming of, indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

de datum van vertrek;

de gegevens betreffende het vervoermiddel en de vervoerder;

 

of

b) de handtekening van de houder.

b)

voor de registratie van de verplaatsing van partijen dieren:

de identificatiecode van het bedrijf vanwaar de partij dieren vertrekt,

het aantal dieren,

de identificatiecode van het bedrijf waarheen de dieren worden overgebracht, of voor dieren die naar een slachthuis worden vervoerd de identificatiecode van het slachthuis,

de datum van vertrek,

de gegevens betreffende het vervoermiddel en de vervoerder.

Voor overeenkomstig deel A, punt 6, geïdentificeerde dieren evenwel bevat het verplaatsingsdocument ten minste de onderstaande velden die moeten worden ingevuld door de houder van de van het bedrijf af te voeren dieren:

a)

voor elke partij dieren:

de identificatiecode van het bedrijf van geboorte;

de geboortemaand;

het aantal dieren;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming of, indien de dieren naar een slachthuis worden gebracht, de identificatiecode van het slachthuis;

de datum van vertrek;

de gegevens betreffende het vervoermiddel en de vervoerder;

b)

de handtekening van de houder.

Verplaatsingsdocumenten moeten worden ondertekend door de houder die verantwoordelijk is voor de verplaatsing van individuele dieren of partijen dieren.

Amendement 39

Bijlage, Afdeling D, punt 1, inleidende formule

1. Met ingang van 1 juli 2004 bevat het gecomputeriseerde gegevensbestand ten minste de volgende gegevens voor elk bedrijf:

1. Met ingang van 1 juli 2005 bevat het gecomputeriseerde gegevensbestand ten minste de volgende gegevens voor elk bedrijf:

Amendement 40

Bijlage, deel D, punt 2

2. Met ingang van 1 juli 2005 moet elke aparte verplaatsing van dieren afzonderlijk in het gegevensbestand worden opgenomen. De op te nemen gegevens betreffen ten minste:

het aantal dieren dat wordt verplaatst;

de identificatiecode van het bedrijf van herkomst:

de datum van vertrek;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming;

de datum van aankomst.

2. Uiterlijk vanaf 1 juli 2005 moet elke aparte verplaatsing van dieren afzonderlijk in het gegevensbestand worden opgenomen. De op te nemen gegevens betreffen ten minste:

het aantal dieren dat wordt verplaatst;

de identificatiecode van het bedrijf van herkomst;

de datum van vertrek;

de identificatiecode van het bedrijf van bestemming en, indien dieren naar een slachthuis zijn gebracht, de identificatiecode van het slachthuis ;

de datum van aankomst.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0504

In opslag houden van minimumvoorraden van ruwe aardolie en/of aardolieproducten *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende intrekking van Richtlijnen 68/414/EEG en 98/93/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, alsmede Richtlijn 73/238/EEG van de Raad betreffende de maatregelen ter vermindering van de gevolgen van moeilijkheden bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten (COM(2002) 488 — C5-0489/2002 — 2002/0221(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002) 488) (1),

gelet op artikel 100 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0489/2002),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en het advies van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0293/2003),

1.

verwerpt het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 331 E van 31.12.2002, blz. 279.

P5_TA(2003)0505

Overbrenging van afvalstoffen *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen (COM(2003) 379 — C5-0365/2003 — 2003/0139(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 379) (1),

gelet op de artikelen 251, lid 2, en 175, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0365/2003),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt over de voorgestelde rechtsgrondslag,

gelet op de artikelen 67 en 63 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0391/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, zoals geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of het door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0139

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 19 november 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1 ,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doel van de verordening is de bescherming van het milieu en de rechtsgrond hiervoor is artikel 175, lid 1, van het Verdrag .

(2)

Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (5) is al herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd en behoeft wederom aanpassing. Het is in het bijzonder noodzakelijk de inhoud van Beschikking 94/774/EG van de Commissie van 24 november 1994 betreffende het model van een uniform begeleidend document als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad (6) en van Beschikking 1999/412/EG van de Commissie van 3 juni 1999 betreffende een vragenlijst in verband met de verslagplicht van de lidstaten uit hoofde van artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad (7) erin op te nemen. Verordening (EEG) nr. 259/93 dient daarom om wille van de duidelijkheid te worden vervangen.

(3)

Besluit 93/98/EEG van de Raad (8) betrof de sluiting namens de Gemeenschap van het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, waarbij de Gemeenschap sinds 1994 partij is. Met de aanpassing van Verordening (EEG) nr. 259/93 heeft de Raad voorschriften vastgesteld om dergelijke overbrengingen aan banden te leggen en te controleren door onder meer het bestaande stelsel van de Gemeenschap betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen in overeenstemming te brengen met de eisen van het Verdrag van Bazel.

(4)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 14 november 1996 betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer  (9) gevraagd om „te bekrachtigen dat afvalstoffen die geschikt zijn voor hergebruik of recycling een zeer speciaal artikel zijn en dat het vrije verkeer van deze goederen alleen mag plaatsvinden wanneer dit als doel heeft tot een verwerkingsvorm te komen waarmee een betere milieubescherming wordt bereikt” en om „afvaltoerisme” tegen te gaan.

(5)

De Raad heeft in zijn resolutie van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer  (10) zijn bezorgdheid uitgesproken over „het op grote schaal binnen de Gemeenschap transporteren van afval voor verbrandingsdoeleinden, al dan niet met terugwinning van energie” en tevens de lidstaten aangespoord om „een breed scala van instrumenten, waar nodig ook economische instrumenten, in te zetten teneinde de doelstellingen van hun afvalstoffenbeleid op een zo coherent mogelijke manier te realiseren”.

(6)

Besluit 97/640/EG van de Raad van 22 september 1997 (11), betrof de goedkeuring namens de Gemeenschap van de wijziging van het Verdrag van Bazel, als vastgelegd in Besluit III/I van de Conferentie van de Partijen. Met die wijziging werd alle uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen met het oog op verwijdering uit in bijlage VII bij dat verdrag opgenomen landen naar niet in die bijlage opgenomen landen, evenals, per 1 januari 1998, al dergelijke uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), van dat verdrag bedoelde afvalstoffen met het oog op nuttige toepassing verboden. Verordening (EEG) nr. 259/93 werd dienovereenkomstig gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 120/97 van de Raad  (12).

(7)

De Gemeenschap heeft het Protocol inzake de aansprakelijkheid en vergoeding van schade bij het Verdrag van Bazel, dat in Besluit V/29 van de Conferentie van de Partijen is opgenomen, nog niet ondertekend.

(8)

Gezien het feit dat de Gemeenschap haar goedkeuring heeft gehecht aan Besluit C(2001) 107 van de OESO-Raad van 14 juni 2001 inzake de herziening van Besluit C(1992)39 def betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing teneinde de lijsten en bepaalde andere voorschriften in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Bazel, is het noodzakelijk de inhoud van dat besluit in de wetgeving van de Gemeenschap te verwerken.

(9)

De Gemeenschap heeft het Verdrag van Stockholm van 22 mei 2001 inzake persistente organische verontreinigende stoffen ondertekend.

(10)

Het is van belang het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen te organiseren en te reguleren op een wijze die rekening houdt met de behoefte de kwaliteit van het milieu en de gezondheid van de mens in stand te houden, te beschermen en te verbeteren en die bevorderlijk is voor een uniformere toepassing van de verordening in de gehele Gemeenschap.

(11)

Het is van belang er rekening mee te houden dat het Verdrag van Bazel verboden of toezichtsmaatregelen op grensoverschrijdende overbrengingen onderscheidt op basis van de vraag of de afvalstoffen al of niet gevaarlijk zijn, en niet op basis van de vraag of er een nuttig gebruik van wordt gemaakt dan wel of van definitieve verwijdering sprake is.

(12)

Het is van belang er rekening te houden met het recht van iedere partij bij het Verdrag van Bazel overeenkomstig artikel 4, lid 1 van dit Verdrag een verbod in te stellen op de invoer van gevaarlijke afvalstoffen, dan wel van afvalstoffen die zijn opgesomd in bijlage II van het Verdrag van Bazel.

(13)

Het is van belang er rekening te houden met de bepaling van artikel 4, lid 9, onder a) van het Verdrag van Bazel, dat de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en van afvalstoffen die zijn opgesomd in bijlage II van dit Verdrag alleen is toegestaan als de staat van uitvoer niet beschikt over de technische capaciteit, de noodzakelijke faciliteiten, het vermogen of geschikte terreinen voor het beheer, op milieuhygiënisch verantwoorde en efficiënte wijze, van de afvalstoffen in kwestie.

(14)

Het is van belang rekening te houden met de eisen van artikel 4, lid 2, onder a), b) en d) , van het Verdrag van Bazel die inhouden dat het genereren van gevaarlijke afvalstoffen door iedere partij tot een minimum wordt beperkt, dat adequate behandelingsfaciliteiten voor een milieuhygiënisch veilig beheer van gevaarlijke afvalstoffen binnen het kader van de mogelijkheden op het grondgebied van iedere partij worden ingericht en dat het overbrengen van gevaarlijke afvalstoffen tot een minimum wordt beperkt zodat een milieuhygiënisch verantwoord en efficiënt beheer van dergelijke afvalstoffen mogelijk is.

(15)

Het is noodzakelijk doublures in de procedures te voorkomen door rekening te houden met andere EU-wetgeving ten aanzien van afvalstoffen van dierlijke oorsprong, met name Verordening (EG) nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (13) en Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (14), die al gelijkwaardige bepalingen bevatten met betrekking tot het totale proces van verzending, doorvoer en overbrenging (inzameling, vervoer, hanteren, verwerking en gebruik of verwijdering) van dierlijke bijproducten binnen, naar en uit de Gemeenschap teneinde te voorkomen dat deze gevaar opleveren voor de gezondheid van dieren en mensen en voor het milieu.

(16)

Voorts dient rekening te worden gehouden met de eis van Richtlijn 75/442/EEG  (15), dat de lidstaten een geïntegreerd en toereikend net van verwijderingsinrichtingen moeten opzetten om de Gemeenschap als geheel zelfverzorgend op het gebied van afvalverwijdering te maken en de lidstaten in staat te stellen dit doel ook zelfstandig te bereiken, waarbij rekening wordt gehouden met geografische omstandigheden of met de behoefte aan speciale inrichtingen voor bepaalde soorten afval.

(17)

Bovendien moet rekening worden gehouden met de eis van Richtlijn 75/442/EEG, dat de lidstaten afvalbeheersplannen moeten opstellen en met de door die richtlijn geboden mogelijkheid voor de lidstaten om de nodige maatregelen te treffen om de overbrenging van afvalstoffen die niet in overeenstemming is met hun afvalbeheersplannen te voorkomen, mits zij de Commissie en de overige lidstaten van zulke maatregelen in kennis stellen.

(18)

De bijlagen bij Richtlijn 75/442/EEG bieden na de recente arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaken C-228/00 (16) en C-458/00 (17) voor de lidstaten niet langer duidelijke toepassingsvoorschriften. De Commissie moet deze bijlagen zodanig wijzigen dat ze de lidstaten weer werkbare en duidelijke voorschriften bieden.

(19)

Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de overbrenging van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG, en andere wetgeving van de Gemeenschap betreffende afvalstoffen voor de volle duur ervan, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming, plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Bij uitvoer uit de Gemeenschap is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat er gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt omgegaan met de afvalstoffen.

(20)

Ofschoon het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen een lidstaat een zaak van het betrokken land is, dienen nationale stelsels voor de overbrenging van afvalstoffen aan een aantal minimumeisen te voldoen teneinde een hoog niveau van bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens te waarborgen.

(21)

In het geval van overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen is het wenselijk het toezicht en de controle optimaal te maken door voor een dergelijke overbrenging voorafgaande schriftelijke toestemming te verlangen. Een dergelijke procedure dient ook te voorzien in een voorafgaande kennisgeving zodat de bevoegde autoriteiten zich goed op de hoogte kunnen stellen en alle nodige maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu. Voorts dienen deze autoriteiten de mogelijkheid te krijgen op goede gronden bezwaar te maken tegen een dergelijke overbrenging.

(22)

In het geval van overbrenging van ongevaarlijke afvalstoffen is het wenselijk te voorzien in een minimumniveau van toezicht en controle door te verlangen dat een dergelijk overbrenging van bepaalde informatie vergezeld gaat.

(23)

Met het oog op een uniforme toepassing van de verordening en de goede werking van de interne markt is het omwille van de efficiëntie noodzakelijk te verlangen dat de kennisgevingen worden verwerkt via de bevoegde autoriteit van verzending.

(24)

Het is tevens van belang duidelijkheid te verschaffen over het stelsel van borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen.

(25)

Er dient te worden voorzien in procedurele waarborgen voor de kennisgever om enerzijds de rechtszekerheid te verhogen en anderzijds voor een uniforme toepassing van de verordening en een goede werking van de interne markt te zorgen.

(26)

In het geval van overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben de principes van nabijheid, prioritaire terugwinning en zelfvoorziening op communautair en nationaal niveau overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG, toe te passen. De lidstaten dienen voorts de nodige maatregelen te nemen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden. De lidstaten moeten ervoor kunnen zorgen dat de afvalbeheersinstallaties die onder Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging  (18), vallen, de in die richtlijn gedefinieerde beste beschikbare technieken toepassen en dat afvalstoffen in overeenstemming met de door de wetgeving van de Gemeenschap voorgeschreven en juridisch verbindende milieubeschermingsnormen voor verwijderingshandelingen worden behandeld.

(27)

In het geval van overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, moeten de lidstaten ervoor kunnen zorgen dat de afvalbeheersinstallaties die onder Richtlijn 96/61/EG vallen, de in die richtlijn gedefinieerde beste beschikbare technieken toepassen. De lidstaten moeten er ook voor kunnen zorgen dat nuttige toepassing door ecologische overwegingen wordt gerechtvaardigd, dat afvalstoffen worden behandeld conform de in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende milieubeschermingsnormen voor handelingen die tot nuttige toepassing leiden en in overeenstemming met de afvalbeheersplannen die zijn opgesteld uit hoofde van Richtlijn 75/442/EEG, teneinde de in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik na te komen.

(28)

Het ontbreken van bindende voorschriften voor afvalstoffenbehandeling en -inrichtingen verhindert dat in de Gemeenschap een hoog niveau van milieubescherming wordt bereikt en dat een economisch levensvatbare interne markt voor hergebruik wordt geconsolideerd. Deze lacune dient dringend te worden opgevuld en in de Gemeenschap dient naar een eerlijk speelveld voor hergebruik te worden gestreefd.

(29)

Er dient een verplichting te komen om afvalstoffen, ongeacht of zij gevaarlijk of ongevaarlijk zijn, die afkomstig zijn van een overbrenging die niet op de geplande wijze kan worden voltooid, terug te brengen naar het land van verzending dan wel op alternatieve wijze te verwijderen of nuttig toe te passen.

(30)

Ook dient te worden voorzien in de verplichting dat in het geval van een illegale overbrenging, dat wil zeggen een overbrenging die in strijd is met deze verordening of met het internationale of communautaire recht, degene wiens optreden oorzaak van een dergelijke overbrenging was, de afvalstoffen dient terug te nemen en/of op alternatieve wijze te verwijderen of nuttig te gebruiken; indien hij hieraan niet voldoet, moeten de bevoegde autoriteiten van het land van verzending of, naar gelang van het geval, bestemming zelf ingrijpen.

(31)

De reikwijdte van het verbod op uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de Gemeenschap naar derde landen die geen lid zijn van de EVA, dat uit hoofde van het Verdrag van Bazel is ingevoerd om het milieu in de betrokken landen te beschermen, dient te worden verduidelijkt.

(32)

De reikwijdte van het verbod op de uitvoer van voor terugwinning bestemde gevaarlijke afvalstoffen uit de Gemeenschap naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, dat eveneens uit hoofde van het Verdrag van Bazel is ingevoerd om het milieu in de betrokken landen te beschermen, dient eveneens te worden verduidelijkt. In het bijzonder is het noodzakelijk de lijst van gevaarlijke afvalstoffen waarop dat verbod van toepassing is te verduidelijken en ervoor te zorgen dat hierin ook de afvalstoffen van bijlage II bij het Verdrag van Bazel worden opgenomen, namelijk huishoudelijk afval en residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval.

(33)

Voor de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde, ongevaarlijke afvalstoffen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, dienen specifieke regelingen te worden gehandhaafd, die op een later tijdstip verder kunnen worden gestroomlijnd. Een strenge en eenvoudige procedure om het transport van ongevaarlijk afval op internationaal vlak te reguleren en te minimaliseren dient in het kader van het Verdrag van Bazel te worden aanbevolen en goedgekeurd.

(34)

Bij niet verboden uitvoer uit de Gemeenschap moet ervoor worden gezorgd dat er gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt omgegaan met de afvalstoffen. De ontvangstfaciliteit moet worden beheerd volgens de normen van arbeidsgeneeskunde en milieubescherming, welke gelijkwaardig zijn aan de EU-normen. Er dient een lijst van niet-bindende richtsnoeren te worden opgesteld die kunnen dienen als leidraad voor goed milieuhygiënisch beheer.

(35)

De invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen in de Gemeenschap dient te worden toegestaan wanneer het land van uitvoer partij is bij het Verdrag van Bazel; de invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de Gemeenschap dient te worden toegestaan wanneer het OESO-besluit van toepassing is op het land van uitvoer of wanneer dit land partij is bij het Verdrag van Bazel; in andere gevallen dient de invoer evenwel enkel te worden toegestaan indien het land van uitvoer gebonden is door een bilaterale of multilaterale overeenkomst of regeling die verenigbaar is met de wetgeving van de Gemeenschap en in overeenstemming is met artikel 11 van het Verdrag van Bazel.

(36)

Een doeltreffende internationale samenwerking bij het toezicht op overbrenging van afvalstoffen vormt een nuttige bijdrage tot de beperking van internationale overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen. Informatie-uitwisseling, gedeelde verantwoordelijkheid en coördinatie tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds moeten worden gestimuleerd om een verantwoord beheer van afvalstoffen te garanderen. De Commissie en de lidstaten bieden de ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie tijdig passende ondersteuning zodat zij, rekening houdend met hun bijzondere behoeften, hun institutionele en niet-institutionele capaciteiten op het gebied van afvalbeheer, toezicht en controle op invoer van afvalstoffen en chemicaliën, en bestrijding van illegale overbrengingen kunnen verbeteren.

(37)

In deze verordening dient rekening te worden gehouden met de voorschriften inzake uitvoer naar en invoer uit de landen en gebieden overzee van afvalstoffen die zijn neergelegd in Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap (19).

(38)

Er moet voor worden gezorgd dat de invoer in de Gemeenschap plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4, van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming.

(39)

Het is noodzakelijk richtsnoeren op te stellen waarmee kan worden bepaald wanneer een schip of een voertuig moet worden beschouwd als afvalstof overeenkomstig artikel 1, onder a) van Richtlijn 75/442/EEG, om het omzeilen van de onderhavige verordening te voorkomen.

(40)

De lidstaten moeten de Commissie informatie verstrekken over de tenuitvoerlegging van deze verordening, door middel van de verslagen die ook bij het Secretariaat van het Verdrag van Bazel moeten worden ingediend en die op basis van een aparte vragenlijst worden opgesteld.

(41)

De bijlagen bij deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

(42)

De maatregelen ter uitvoering van deze verordening dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (20).

(43)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten de bescherming van het milieu bij het vervoer van afvalstoffen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang of de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden de procedures en controleregelingen voor de overbrenging van afvalstoffen vastgelegd, afhankelijk van de herkomst, de bestemming en de route van de vervoerde afvalstoffen, de aard van de vervoerde afvalstoffen en de aard van de behandeling die op de plaats van bestemming aan de afvalstoffen wordt gegeven.

2.   Deze verordening is van toepassing op de overbrenging van afvalstoffen:

a)

tussen lidstaten, binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen;

b)

die vanuit derde landen in de Gemeenschap worden ingevoerd;

c)

die vanuit de Gemeenschap naar derde landen worden uitgevoerd;

d)

met doorvoer via de Gemeenschap vanuit een derde land naar een ander derde land.

3.   Onder deze verordening vallen niet:

a)

het lossen aan wal van door de gewone exploitatie van schepen en offshore-platforms voortgebrachte afvalstoffen, waaronder begrepen afvalwater en residuen, voor zover dergelijke afvalstoffen onder het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, als gewijzigd bij het desbetreffende protocol van 1978 (Marpol 73/78), of andere bindende internationale instrumenten vallen;

b)

overbrenging van afvalstoffen die aan boord van burgerlijke vliegtuigen in de lucht ontstaan, zij het voor de duur van de vlucht en tot de landing;

c)

overbrenging van radioactieve afvalstoffen als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992  (21);

d)

overbrenging van afvalstoffen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG, wanneer zij reeds onder andere relevante wetgeving van de Gemeenschap vallen die soortgelijke voorschriften bevat;

e)

overbrenging van afvalstoffen vanuit het Zuidpoolgebied naar de Gemeenschap in overeenstemming met de door het Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica gestelde eisen;

f)

de rechtstreekse overbrenging van afval, dat is ontstaan in internationaal verband bij een out-of area-operatie van een onderdeel van de krijgsmacht van een lidstaat, vanuit dit gebied naar de lidstaat.

4.   Voor de overbrenging van afvalstoffen vanuit het Zuidpoolgebied met doorvoer via de Gemeenschap geldt het volgende:

De overbrenging van afvalstoffen uit het Zuidpoolgebied naar landen buiten de Gemeenschap is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 18 en 20.

5.   Voor in bijlage III opgenomen afvalstoffen geldt het volgende:

De overbrenging van in bijlage III opgenomen afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing is enkel onderworpen aan de bepalingen van artikel 3, leden 2 en 3, de artikelen 17, 19, 20, 21, lid 2, 22, 23, 24 en 25, 28, 32 , 33, lid 2, en de artikelen 36, 37, 38, 41 en 48 .

6.     Uiterlijk achttien maanden na inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie richtsnoeren vast waarmee kan worden bepaald wanneer een schip of een voertuig moet worden beschouwd als afvalstof in de zin van artikel 1, onder a) van Richtlijn 75/442/EEG, overeenkomstig de procedure zoals bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

afvalstoffen: afvalstoffen als zodanig omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG;

2.

gevaarlijke afvalstoffen: afvalstoffen als zodanig omschreven in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991  (22);

3.

mengsel van afvalstoffen: een afvalstof die ontstaat door opzettelijke of onopzettelijke vermenging van twee of meer verschillende afvalstoffen , terwijl voor dit mengsel geen afzonderlijke code bestaat; afvalstoffen die behoren tot een en dezelfde overbrenging van twee of meer afvalstoffen die van elkaar gescheiden zijn, worden niet beschouwd als een mengsel van afvalstoffen;

4.

verwijdering: een definitieve handeling als zodanig omschreven in artikel 1, onder e), van Richtlijn 75/442/EEG. Vermenging, herverpakking, overslag, opslag of andere handelingen die niet als definitieve verwijdering worden beschouwd, vallen niet onder verwijdering;

5.

nuttige toepassing: een definitieve handeling als zodanig omschreven in artikel 1, onder f), van Richtlijn 75/442/EEG. Vermenging, herverpakking, overslag, opslag of andere handelingen die niet als definitieve nuttige toepassing worden beschouwd, vallen niet onder nuttige toepassing;

6.

milieuhygiënisch verantwoord beheer: het nemen van alle mogelijke maatregelen om te verzekeren dat afvalstoffen zodanig worden beheerd dat de gezondheid van de mens en het milieu worden beschermd tegen de nadelige gevolgen die deze afvalstoffen kunnen teweegbrengen;

7.

kennisgever:

i)

ingeval de over te brengen afvalstoffen uit een lidstaat afkomstig zijn, is de kennisgever de onder de rechtsmacht van dat land vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is de afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen en aan wie de kennisgevingsplicht is toegewezen, dat wil zeggen een van de hieronder genoemde personen of lichamen in de aangegeven volgorde:

a)

de persoon door wiens werkzaamheden de afvalstoffen zijn ontstaan; of

b)

de persoon die met toestemming voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht waardoor de aard of de samenstelling van de afvalstoffen voorafgaand aan de overbrenging is gewijzigd; of

c)

een bevoegde inzamelaar die de over te brengen afvalstoffen uit diverse kleine hoeveelheden van eenzelfde soort afvalstoffen uit verschillende bronnen heeft samengesteld;

d)

als de onder a), b) en c) bedoelde personen onbekend, insolvabel of anderszins niet beschikbaar zijn, een bevoegde inzamelaar of een geregistreerde handelaar of makelaar;

e)

als de onder d) bedoelde persoon onbekend, insolvabel of anderszins niet beschikbaar is, de houder;

ii)

in het geval van invoer in de Gemeenschap of doorvoor via de Gemeenschap van afvalstoffen die niet uit een lidstaat afkomstig zijn, is de kennisgever de natuurlijke persoon of rechtspersoon die onder de rechtsmacht van het land van herkomst valt en die voornemens is afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen of deze heeft laten overbrengen,

a)

de door de wetgeving van het land van uitvoer aangewezen persoon, of, indien een dergelijke aanwijzing niet heeft plaatsgevonden,

b)

de persoon in wiens bezit of onder wiens wettig gezag de afvalstoffen zich bevinden dan wel zich op het moment van de uitvoer in het land van verzending bevonden (de houder);

8.

producent: iedere persoon door wiens werkzaamheden afvalstoffen zijn ontstaan (eerste producent) en/of iedere persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen en als gedefinieerd in artikel 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG;

9.

houder: de producent van de afvalstoffen of de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in bezit heeft, als zodanig omschreven in artikel 1, onder c), van Richtlijn 75/442/EEG;

10.

inzamelaar: elke persoon die afvalstoffen ophaalt, sorteert en/of samenvoegt teneinde deze te vervoeren, als zodanig omschreven in artikel 1, onder g), van Richtlijn 75/442/EEG;

11.

ontvanger: de persoon of de onderneming onder de rechtsmacht van het land van bestemming waarnaar afvalstoffen worden overgebracht voor nuttige toepassing of verwijdering;

12.

bevoegde autoriteit:

i)

voor een lidstaat: het door die lidstaat overeenkomstig artikel 56 aangewezen lichaam; of

ii)

voor een derde land dat partij is bij het Verdrag van Bazel: het door dat land overeenkomstig artikel 5 van dat verdrag als bevoegde autoriteit voor de doeleinden van dat verdrag aangewezen lichaam; of

iii)

voor een niet onder i) of ii) vallend land: het lichaam dat door het betrokken land of de betrokken regio is aangewezen als bevoegde autoriteit of, indien een dergelijke aanwijzing ontbreekt, de wettelijke autoriteiten van dat land of die regio die de rechtsmacht hebben over grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen die, naar gelang van het geval, bestemd zijn voor nuttige toepassing, verwijdering of doorvoer;

13.

bevoegde autoriteit van verzending: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging aanvangt of gepland is aan te vangen;

14.

bevoegde autoriteit van bestemming: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan, of waarin de afvalstoffen worden verladen vóór de verwijdering of nuttige toepassing in een gebied dat niet onder de nationale rechtsmacht van enig land valt;

15.

bevoegde autoriteit van doorvoer: de bevoegde autoriteit voor het land waar de overbrenging doorheen gaat of gepland is doorheen te gaan;

16.

land van verzending: het land waarin de overbrenging van afvalstoffen aanvangt of gepland is aan te vangen; in het geval van afgedankte schepen of vaartuigen kunnen tot „land van verzending” ook havenstaten, vlaggestaten en/of staten met jurisdictie over de eigenaar of houder worden gerekend;

17.

land van bestemming: het land waar de overbrenging van afvalstoffen naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan met het oog op verwijdering, nuttige toepassing of verlading vóór de verwijdering of nuttige toepassing in een gebied dat niet onder de nationale rechtsmacht van enig land valt;

18.

land van doorvoer: elk land over het gebied van nationale jurisdictie of territoriale wateren waarvan afvalstoffen worden overgebracht of zullen worden overgebracht , maar niet het land van verzending of het land van bestemming;

19.

landen en gebieden overzee: de 20 overzeese landen en gebieden die zijn opgenomen in bijlage 1A bij Besluit 2001/822/EG;

20.

douanekantoor van uitvoer uit de Gemeenschap: het in artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad  (23), gedefinieerde douanekantoor;

21.

douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap: het in artikel 793, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie  (24), gedefinieerde douanekantoor;

22.

douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap: het douanekantoor waar de afvalstoffen die het grondgebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen naartoe worden gebracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 38, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

23.

Gemeenschap: het grondgebied van de Gemeenschap;

24.

invoer: het vervoer van afvalstoffen naar het grondgebied van de Gemeenschap;

25.

grensoverschrijdende overbrenging:

elke overbrenging van afvalstoffen tussen een land en een ander land; of

elke overbrenging van afvalstoffen tussen een land en een land of gebied overzee of een ander gebied onder bescherming van eerstgenoemd land; of

elke overbrenging van afvalstoffen tussen een land en een landgebied dat niet behoort tot enig land krachtens internationaal recht; of

elke overbrenging van afvalstoffen tussen een land en het Zuidpoolgebied; of

elke overbrenging van afvalstoffen vanuit een land die door een van bovengenoemde gebieden gaat of gepland is te gaan; of

elke overbrenging van afvalstoffen binnen een land die door een van bovengenoemde gebieden gaat of gepland is te gaan; of

elke overbrenging van afvalstoffen die in een niet onder de rechtsmacht van enig land vallend geografisch gebied plaatsvindt of gepland is plaats te vinden, naar een land.

TITEL II

OVERBRENGING TUSSEN LIDSTATEN BINNEN DE GEMEENSCHAP OF MET DOORVOER VIA DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

PROCEDURE

Artikel 3

Algemeen procedureel kader

1.   Op overbrengingen van de volgende afvalstoffen is de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming, als bedoeld in de bepalingen van deze titel, van toepassing:

a)

indien bestemd voor verwijdering:

i)

alle afvalstoffen;

b)

indien bestemd voor nuttige toepassing:

i)

afvalstoffen opgenomen in bijlage IV;

ii)

afvalstoffen opgenomen in bijlage IV A;

iii)

afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage III, IV of IV A vallen;

iv)

mengsels van afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage III, IV of IV A vallen;

v)

gemengd stedelijk afval uit particuliere huishoudens (code 20 03 01 van deel 2 van Bijlage V).

2.   Voor overbrengingen van de volgende afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing geldt de algemene plicht van een voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten en de verplichting dat zij vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie, die is neergelegd in artikel 17 van hoofdstuk 3 van deze titel:

afvalstoffen opgenomen in bijlage III.

3.   In uitzonderlijke gevallen geldt het volgende:

Voor afvalstoffen van bijlage III gelden de relevante bepalingen voor afvalstoffen van bijlage IV indien zij een van de in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG opgesomde gevaarlijke eigenschappen vertonen.

Deze afvalstoffen worden aangewezen overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG. Deze afvalstoffen worden opgenomen in de bijlagen IV A en V.

4.   Op overbrengingen van afvalstoffen die uitdrukkelijk voor laboratoriumanalyse of experimentele doeleinden zijn bestemd met een massa van niet meer dan 25 kg met het oog op de bepaling van de fysische of chemische eigenschappen ervan of de geschiktheid ervan voor nuttige toepassing of verwijdering is de in lid 1 beschreven procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming niet van toepassing.

In plaats daarvan gelden de procedurevoorschriften van de artikelen 17 en 18, met dien verstande dat uitsluitend de in artikel 17, lid 1, onder a) tot en met d) en f), bedoelde informatie dient te worden verstrekt.

De hoeveelheid van dergelijke, uitdrukkelijk voor laboratoriumanalyse bestemde afvalstoffen waarvoor deze uitzondering geldt, is de kleinste hoeveelheid die redelijkerwijs nodig is om de analyse in elk specifiek geval naar behoren uit te voeren, met een maximum van 25 kg.

5.   Voor overbrengingen van afvalstoffen die chemische stoffen van de bijlagen A, B en C van het Verdrag van Stockholm van 22 mei 2001 inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP's), als gewijzigd, hierna het Verdrag van Stockholm genoemd, bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan, en die in bijlage VIII zijn opgenomen, gelden dezelfde bepalingen als voor overbrengingen van voor verwijdering bestemde afvalstoffen.

Grenswaarden voor de in bijlage VII opgenomen chemische stoffen worden in overeenstemming met de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, uiterlijk op 31 december 2005 vastgesteld.

6.     Overbrengingen van afvalstoffen die bestemd zijn voor vermenging, herverpakking, overslag, opslag of andere handelingen die niet als definitieve verwijdering of definitieve nuttige toepassing worden beschouwd, zijn niet toegestaan.

HOOFDSTUK 2

VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING

Artikel 4

Procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming

1.   Wanneer de kennisgever voornemens is afvalstoffen als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a) of onder b), van een lidstaat over te brengen naar een andere en/of deze door één of meer lidstaten heen te voeren, doet hij een voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan en via de bevoegde autoriteit van verzending.

2.    De overbrenging mag van start gaan nadat:

a)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van verzending heeft gekregen;

b)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming heeft gekregen; en

c)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van doorvoer heeft gekregen of hij, na het verstrijken van de in artikel 10, lid 1, bedoelde termijn van 30 dagen voor de bevoegde autoriteit van doorvoer, er vanuit mag gaan dat stilzwijgende toestemming is verleend.

3.   De overbrenging mag enkel van start gaan en dient te eindigen in de periode waarin de toestemming van alle bevoegde autoriteiten met betrekking tot een kennisgeving krachtens artikel 10, leden 4 en 5, geldig is.

Onder beëindiging van de overbrenging wordt verstaan dat al het betreffende afval in het invoerende land definitief verwijderd dan wel definitief nuttig toegepast is.

4.   Elke overbrenging gaat vergezeld van afschriften van het kennisgevings- en het vervoersdocument, met inbegrip van de afschriften van de toestemmingen die door de betrokken bevoegde autoriteiten zijn verleend.

Artikel 5

Kennisgevingseisen

Bij een kennisgeving moet aan de volgende eisen worden voldaan:

1.

Kennisgevingsdocument en vervoersdocument:

Voor de kennisgeving worden de volgende documenten gebruikt:

a)

het kennisgevingsdocument van bijlage IA; en

b)

het vervoersdocument van bijlage IB.

Wanneer hij een kennisgeving doet vult de kennisgever het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument in.

Het kennisgevingsformulier en het vervoersdocument worden door de bevoegde autoriteit van verzending of krachtens specifieke door en in de lidstaat van verzending voorgeschreven regels aan de kennisgever verstrekt.

2.

Informatie en documentatie in het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument:

De kennisgever neemt de in bijlage II, respectievelijk deel 1 en deel 2, bedoelde informatie en documentatie in het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument op of voegt deze daar als bijlage aan toe.

Een kennisgeving wordt als correct ingevuld beschouwd als de kennisgever het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument heeft ingevuld en de in bijlage II, deel 1 en deel 2, bedoelde informatie en documentatie heeft ingediend.

3.

Aanvullende informatie en documentatie:

Indien één der bevoegde autoriteiten (verzending, doorvoer, bestemming) na ontvangst van een adequaat ingevulde kennisgeving, verdere informatie verlangt, moet de kennisgever aanvullende informatie en documentatie verstrekken. Verzoeken om aanvullende informatie moeten worden aangevraagd binnen vijf werkdagen na de verzending van het deugdelijk ingevulde formulier (autoriteit voor de verzending) of na ontvangst ervan (autoriteit van doorvoer of bestemming).

Bijlage II, deel 3, bevat een lijst van aanvullende informatie en documentatie die mag worden verlangd.

Een kennisgeving wordt als volledig beschouwd als de kennisgever het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument heeft ingevuld en de in bijlage II, deel 1 en deel 2, bedoelde informatie en documentatie, evenals eventuele aanvullende informatie en documentatie heeft verstrekt waarom uit hoofde van dit lid en overeenkomstig bijlage II, deel 3, is verzocht.

4.

Sluiting van een contract tussen de kennisgever en de ontvanger:

De kennisgever sluit met de ontvanger een contract als omschreven in artikel 6 voor de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft.

Het contract dient op het moment van kennisgeving te zijn gesloten en juridisch bindend te zijn.

Bij de kennisgeving wordt bij de betrokken bevoegde autoriteiten een bewijs ingediend van het bestaan van dit contract.

Op verzoek van de betrokken bevoegde autoriteit verstrekt de kennisgever of de ontvanger een afschrift van het contract.

5.

Storting van een borgsom of sluiting van een gelijkwaardige verzekering:

De kennisgever dient een borgsom te storten of een gelijkwaardige verzekering te sluiten als bedoeld in artikel 7.

De borgsom of de gelijkwaardige verzekering dient betrekking te hebben op de aangemelde overbrenging en te zijn gestort respectievelijk juridisch bindend te zijn vóór met deze overbrenging een begin is gemaakt.

Alvorens met de overbrenging een begin wordt gemaakt dient de kennisgever bij de betrokken bevoegde autoriteiten een bewijs in te dienen van het bestaan van deze borgsom of gelijkwaardige verzekering.

Wanneer de overbrenging van afvalstoffen plaatsvindt via een publiekrechtelijk lichaam, een staatsbedrijf, een eigen vennootschap van een publiekrechtelijk lichaam waarvan de integriteit en de solvabiliteit niet ter discussie staat, kunnen de betrokken bevoegde instanties afzien van het stellen van zekerheid.

6.

Reikwijdte van de kennisgeving:

De kennisgeving heeft betrekking op alle fasen van de overbrenging — met inbegrip van alle tussenfasen daarvan — vanaf de oorspronkelijke plaats van verzending tot op de definitieve plaats van bestemming waar de nuttige toepassing en/of verwijdering plaatsvindt.

Een kennisgeving mag slechts op één code van de afvalstoffenlijsten betrekking hebben.

Artikel 6

Contract

1.   Voor elke overbrenging van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving is vereist sluiten de kennisgever en de ontvanger een contract inzake de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft.

2.   Het contract dient op het moment van kennisgeving te zijn gesloten en juridisch bindend te zijn.

3.   In dit contract wordt opgenomen de verplichting:

van de kennisgever om overeenkomstig de artikelen 22 en 24 de afvalstoffen terug te nemen als de overbrenging niet op de geplande wijze voltooid is of in strijd met deze verordening heeft plaatsgevonden; en

van de ontvanger om in overeenstemming met artikel 15, onder e), een verklaring van definitieve nuttige toepassing of verwijdering conform de kennisgeving, de daarin opgenomen voorwaarden en de voorschriften van deze verordening te verstrekken .

4.    Als de afvalstoffen worden vervoerd tussen twee inrichtingen die onder controle staan van dezelfde rechtspersoon, mag dit contract worden vervangen door een verklaring van de betrokken entiteit waarin zij zich verbindt tot nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft.

Artikel 7

Borgsom

1.   Voor elke overbrenging van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving noodzakelijk is, wordt een borgsom of gelijkwaardige verzekering vereist ter dekking van:

a)

de kosten van overbrenging;

b)

de kosten van definitieve verwijdering of nuttige toepassing; en

c)

opslagkosten.

Tevens moeten worden gedekt de kosten die ontstaan in verband met:

a)

een overbrenging die niet op de geplande wijze kan worden voltooid zoals bedoeld in artikel 22; en

b)

een illegale overbrenging als bedoeld in artikel 24.

2.   De borgsom of de gelijkwaardige verzekering dient betrekking te hebben op de aangemelde overbrenging en te zijn gestort respectievelijk juridisch bindend te zijn vóór met deze overbrenging een begin is gemaakt.

3.   De borgsom of gelijkwaardige verzekering dient geldig te zijn en dekking te bieden voor de aangemelde overbrenging voor de gehele duur van de overbrenging totdat de definitieve nuttige toepassing of verwijdering voltooid is .

4.   De hoogte van de dekking van de borgsom of gelijkwaardige verzekering moet door de bevoegde autoriteit van verzending worden goedgekeurd.

In geval van invoer in de Gemeenschap moet de hoogte van de dekking door de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap worden goedgekeurd.

5.   Alle betrokken bevoegde autoriteiten dienen toegang te hebben tot de borgsom of gelijkwaardige verzekering.

6.   De borgsom of gelijkwaardige verzekering wordt vrijgegeven zodra de kennisgever heeft aangetoond dat de afvalstoffen op hun bestemming zijn aangekomen en de definitieve verwijdering of nuttige toepassing ervan op milieuhygiënisch verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Als bewijs hiervan dient de verklaring van definitieve verwijdering of nuttige toepassing als bedoeld in artikel 15, onder e) .

7.   In geval van een algemene kennisgeving uit hoofde van artikel 14 mogen verscheidene borgsommen worden gestort of gelijkwaardige verzekeringen worden gesloten ter dekking van onderdelen van de algemene kennisgeving, in plaats van één borgsom of gelijkwaardige verzekering ter dekking van de volledige algemene kennisgeving.

In dit geval dient elke borgsom of gelijkwaardige verzekering bij aanvang van de aangemelde overbrenging waarop deze betrekking heeft, te zijn gestort, respectievelijk gesloten.

De borgsommen of gelijkwaardige verzekeringen worden vrijgegeven zodra de kennisgever heeft aangetoond dat de afvalstoffen waarop elk van deze betrekking heeft, op hun bestemming zijn aangekomen en de definitieve verwijdering of nuttige toepassing ervan op milieuhygiënisch verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden. Als bewijs hiervan dient de in artikel 15, onder e), bedoelde verklaring van definitieve nuttige toepassing of verwijdering.

8.   Overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, wordt vóór 1 januari 2005 een eenvoudige procedure voor de berekening van de borgsom(men) of gelijkwaardige verzekering(en) vastgesteld.

9.   Elke lidstaat stelt de Commissie en de overige lidstaten in kennis van de uit hoofde van dit artikel in de nationale wetgeving opgenomen bepalingen.

Artikel 8

Doorzending van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending

1.   Na ontvangst van de correct ingevulde kennisgeving als omschreven in artikel 5, lid 2, zendt de bevoegde autoriteit van verzending afschriften van de kennisgeving aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger en brengt zij de kennisgever daarvan op de hoogte.

Zij doet dit binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.

2.   Indien de kennisgeving niet correct ingevuld is, verlangt de bevoegde autoriteit van verzending overeenkomstig artikel 5, lid 2, bepaalde informatie of documentatie van de kennisgever .

Zij doet dit binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.

In dergelijke gevallen wordt de in lid 3 genoemde termijn opgeschort totdat de betrokken informatie en documentatie door de bevoegde autoriteit van verzending is ontvangen.

3.     Indien de kennisgeving ook na ontvangst van de verlangde informatie en documentatie niet correct is ingevuld, stelt de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgever hiervan onverwijld in kennis.

4.   De bevoegde autoriteit van verzending kan besluiten een kennisgeving niet verder te behandelen, indien zij zelf op grond van de artikelen 12 en 13 onmiddellijk bezwaren tegen de overbrenging heeft.

Zij stelt de kennisgever onverwijld van haar bezwaren in kennis.

5.   Als de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgeving niet binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving zoals vereist in lid 1 heeft doorgezonden, geeft zij binnen drie dagen op verzoek van de kennisgever een gemotiveerde verklaring daarvoor.

Een afschrift van een dergelijke gemotiveerde verklaring wordt aan de betrokken bevoegde autoriteiten gezonden.

Artikel 9

Bevestiging van ontvangst door de bevoegde autoriteit van bestemming

1.   Na ontvangst van een volledige kennisgeving als bedoeld in artikel 5, lid 3, zendt de bevoegde autoriteit van bestemming een ontvangstbevestiging aan de kennisgever, alsmede een afschrift daarvan aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger.

Zij doet dit binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.

2.   Indien de kennisgeving niet volledig is, verlangt de bevoegde autoriteit van bestemming overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, bepaalde informatie of documentatie van de kennisgever .

Zij doet dit binnen drie werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.

In dergelijke gevallen wordt de in lid 1 genoemde termijn opgeschort totdat de betrokken informatie en documentatie door de bevoegde autoriteit van bestemming is ontvangen.

3.     Indien de kennisgeving ook na ontvangst van de verlangde informatie en documentatie niet correct is ingevuld, stelt de bevoegde autoriteit van bestemming de kennisgever hiervan onverwijld in kennis.

4.   De bevoegde autoriteit van bestemming stelt de kennisgever en de overige betrokken autoriteiten in kennis van deze opschorting.

5.   Als de bevoegde autoriteit van bestemming de kennisgeving niet binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving zoals vereist in lid 1 heeft bevestigd, geeft zij binnen drie dagen op verzoek van de kennisgever een gemotiveerde verklaring daarvoor.

Een afschrift van een dergelijke gemotiveerde verklaring wordt aan de betrokken bevoegde autoriteiten gezonden.

Artikel 10

Toestemming van de bevoegde autoriteiten van bestemming, van verzending en van doorvoer

1.   De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer beschikken over een termijn van 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteiten van bestemming uit hoofde van artikel 9 om een van de volgende, schriftelijk vast te leggen en met redenen te omkleden besluiten te nemen over de aangemelde overbrenging:

onvoorwaardelijke toestemming;

toestemming onder voorwaarden in overeenstemming met artikel 11 inzake voorwaarden; of

bezwaar in overeenstemming met de artikelen 12 en 13 inzake bezwaren.

Indien de bevoegde autoriteit van doorvoer niet binnen de genoemde termijn van 30 dagen bezwaar heeft gemaakt, mag worden verondersteld dat zij stilzwijgend toestemming heeft verleend.

2.   De bevoegde autoriteiten van bestemming, van verzending en van doorvoer stellen de kennisgever binnen de termijn van 30 dagen schriftelijk in kennis van hun besluit en de redenen daarvoor met afschrift aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten.

3.   De bevoegde autoriteit van verzending betekent haar schriftelijke toestemming door het kennisgevingsdocument op passende wijze af te stempelen, te ondertekenen en te dateren. De bevoegde autoriteiten van bestemming en doorvoer betekenen hun schriftelijke toestemming door de uitgifte van een schriftelijk besluit aan de andere bevoegde autoriteiten en aan de kennisgever.

4.   Een schriftelijke toestemming voor een geplande overbrenging verstrijkt 180 dagen na de in lid 1 bedoelde datum van toestemming , tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten een kortere termijn hebben vastgesteld .

5.   Een stilzwijgende toestemming verstrijkt 180 dagen na het verstrijken van de termijn van 30 dagen die ingaat bij het verzenden van de in artikel 9 bedoelde bevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming .

6.     Uiterlijk op het moment van het verstrijken van de termijn van lid 4 dan wel lid 5 heeft het betreffende afvaltransport plaatsgevonden en is al het afval van dit transport in het land van invoer definitief verwijderd of definitief nuttig toegepast.

Artikel 11

Aan een overbrenging gestelde voorwaarden

1.   De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer mogen binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteiten van bestemming uit hoofde van artikel 9 voorwaarden verbinden aan hun toestemming voor een aangemelde overbrenging.

Dergelijke voorwaarden mogen worden gebaseerd op een of meer van de in artikel 12 of artikel 13 genoemde redenen voor afvalstoffen die bestemd zijn voor verwijdering, respectievelijk nuttige toepassing.

2.   De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer mogen teven binnen de in lid 1 genoemde termijn van 30 dagen voorwaarden verbinden aan het vervoer van afvalstoffen binnen hun rechtsgebied.

Dergelijke vervoersvoorwaarden mogen niet strenger zijn dan die voor soortgelijke, volledig binnen hun rechtsgebied vallende overbrengingen en dienen in overeenstemming te zijn met bestaande overeenkomsten, in het bijzonder internationale overeenkomsten ter zake.

3.   De bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer mogen tevens binnen de in lid 1 genoemde termijn de voorwaarde stellen dat de schriftelijke toestemming wordt geacht te zijn ingetrokken als de borgsom(men) en of gelijkwaardige verzekering(en) niet zoals bepaald in artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 2, uiterlijk bij aanvang van de overbrenging in werking zijn getreden.

4.   De voorwaarden worden door de bevoegde autoriteit die deze vaststelt schriftelijk aan de kennisgever meegedeeld met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

De voorwaarden worden door de betrokken bevoegde autoriteit in het kennisgevingsdocument opgenomen of daar als bijlage aan toegevoegd.

5.     De installatie die de afvalstoffen ontvangt, stelt voor elke specifieke verwerkingsketen en elke subsectie van deze ketens „volumebalansen” op van binnenkomende en uitgaande afvalstoffen.

6.     De autoriteiten van de landen van verzending en bestemming kunnen de ontvanger van de afvalstoffen verplichten regelmatig gedetailleerd verslag uit te brengen over de verwerking ervan.

In dit verslag moeten voor elke afzonderlijke verwerkingsmethode alle binnenkomende en uitgaande afvalstoffen worden vermeld, zodat de autoriteiten te allen tijde kunnen nagaan of de afvaloverbrengingen in overeenstemming met de kennisgevingen plaatsvinden.

Artikel 12

Bezwaren tegen een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

1.   Wanneer een kennisgeving wordt gedaan voor een geplande overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen mogen de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming uit hoofde van artikel 9 gemotiveerde bezwaren inbrengen op een of meer van de volgende gronden en in overeenstemming met het Verdrag:

a)

dat het gebruik wenst te maken van zijn recht overeenkomstig artikel 4, lid 1 van het Verdrag van Bazel om de invoer te verbieden van gevaarlijke afvalstoffen of van afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage II van het Verdrag van Bazel;

b)

dat deze niet in overeenstemming zou zijn met de maatregelen die zijn genomen om op communautair en nationaal niveau de beginselen van nabijheid, voorrang voor nuttige toepassing en zelfverzorging overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, toe te passen door overbrengingen van afvalstoffen geheel of gedeeltelijk te verbieden of daar stelselmatig bewaar tegen te maken; of

c)

als de betreffende afvalstoffen bestemd zijn voor vermenging, herverpakking, overslag, opslag of andere handelingen die geen definitieve verwijdering inhouden; of

d)

dat deze niet in overeenstemming zou zijn met nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of bescherming van de volksgezondheid . Daarbij kan de bevoegde autoriteit van verzending ook haar nationale wettelijke bepalingen inzake milieubescherming tegen geplande overbrengingen aanvoeren ; of

e)

dat de kennisgever of de ontvanger eerder veroordeeld is voor sluikhandel of een andere onwettige handeling in strijd met de bescherming van het milieu; in dit geval kunnen de bevoegde autoriteit van verzending en bestemming alle overbrengingen waarbij de persoon in kwestie betrokken is overeenkomstig de nationale wetgeving weigeren; of

f)

dat de overbrenging in strijd zou zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat of lidstaten of de Gemeenschap vóór de toepassing van deze verordening gesloten internationale overeenkomsten; of

g)

dat het gemengd stedelijk afval uit particuliere huishoudens (code 20 03 01 van deel 2 van Bijlage V) betreft; of

h)

indien de geplande overbrenging in verband met de geografische omstandigheden of de noodzaak van gespecialiseerde inrichtingen voor bepaalde soorten afval niet in overeenstemming zou zijn met Richtlijn 75/442/EEG, en met name de artikelen 5 en 7:

i)

teneinde het beginsel van zelfverzorging op nationaal niveau toe te passen;

ii)

dat de inrichting afvalstoffen uit een dichterbij gelegen bron moet verwijderen en door de bevoegde autoriteit voorrang aan die afvalstoffen is gegeven; of

iii)

om te waarborgen dat de overbrenging in overeenstemming is met de afvalbeheersplannen; of

i)

dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in een inrichting die onder Richtlijn 96/61/EG valt, maar niet de in artikel 9, lid 4, van die richtlijn gedefinieerde beste beschikbare technieken toepast; of

j)

om te waarborgen dat de afvalstoffen worden behandeld conform de in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende milieubeschermingsvoorschriften voor verwijderingshandelingen; of

k)

om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in overeenstemming met afvalbeheersplannen die zijn opgesteld krachtens artikel 7 van Richtlijn 75/442/EEG, teneinde de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen juridisch bindende verplichtingen inzake verwijdering na te komen. In gevallen waarin er geen in de Gemeenschapswetgeving opgenomen voorschriften inzake verwijdering bestaan, kunnen de lidstaten op basis van deze verordening zelf desbetreffende verplichtingen inzake verwijdering opleggen, mits de desbetreffende lidstaten ook zelf deze verplichtingen nakomen.

2.   De bevoegde autoriteit van doorvoer mag binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming uit hoofde van artikel 9, gemotiveerde bezwaren indienen uit hoofde van lid 1, onder d tot en met f maar niet onder a tot en met c en g tot en met k.

3.   Indien de totale hoeveelheid van een specifieke gevaarlijke afvalstof die in één jaar in de lidstaat van verzending wordt geproduceerd zo gering is dat het economisch niet verantwoord zou zijn in die lidstaat gespecialiseerde verwijderingsinstallaties te bouwen, wordt lid 1, onder b), niet toegepast.

De bevoegde autoriteit van bestemming en de bevoegde autoriteit van verzending die van mening is dat dit het geval is en dat lid 1, onder b), daarom niet van toepassing is, werken samen ten einde de kwestie in bilateraal verband op te lossen.

Indien zij niet tot een bevredigende oplossing komen, kan elk van beide lidstaten de zaak aan de Commissie voorleggen. De Commissie neemt vervolgens een besluit over deze zaak volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

4.   Indien de bevoegde autoriteiten binnen de in artikel 10, lid 1, vermelde termijn van 30 dagen van mening zijn dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost, delen zij dat de kennisgever onmiddellijk schriftelijk mede, met afschrift aan de ontvanger en aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten.

5.   Indien de problemen die aanleiding waren voor de bezwaren niet binnen de in artikel 10, lid 1, vermelde termijn van 30 dagen worden opgelost, verliest de kennisgeving haar geldigheid en dient een nieuwe kennisgeving plaats te vinden .

6.   De maatregelen die door een lidstaat in overeenstemming met lid 1, onder a), worden getroffen om overbrengingen van voor verwijdering bestemde afvalstoffen geheel of gedeeltelijk te verbieden of daar stelselmatig bezwaar tegen te maken, worden door die lidstaat onverwijld ter kennis van de Commissie en de overige lidstaten gebracht.

Artikel 13

Bezwaren tegen een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

1.   Wanneer een kennisgeving wordt gedaan voor een geplande overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, mogen de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming uit hoofde van artikel 9 gemotiveerde bezwaren inbrengen op een of meer van de volgende gronden en in overeenstemming met het Verdrag:

a)

dat het gebruik wenst te maken van zijn recht overeenkomstig artikel 4 lid 1 van het Verdrag van Bazel om de invoer te verbieden van gevaarlijke afvalstoffen of van afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage II van het Verdrag van Bazel;

b)

dat het land van verzending over de technische capaciteit en de noodzakelijke faciliteiten beschikt om zijn gevaarlijke afvalstoffen dan wel afvalstoffen zoals opgenomen in bijlage II van het Verdrag van Bazel nuttig toe te passen op een uit milieuoogpunt verantwoorde wijze, die tenminste vergelijkbaar is met de voorgenomen wijze van nuttige toepassing in het land van bestemming;

c)

dat deze niet in overeenstemming zou zijn met Richtlijn 75/442/EEG, en met name de artikelen 3, 4 en 7;

d)

dat de betreffende afvalstoffen bestemd zijn voor vermenging, herverpakking, overslag, opslag of andere handelingen die geen definitieve nuttige toepassing inhouden;

e)

dat deze niet in overeenstemming zou zijn met nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of bescherming van de volksgezondheid . Daarbij kan de bevoegde autoriteit van verzending ook haar nationale wettelijke bepalingen inzake milieubescherming tegen geplande overbrengingen aanvoeren ;

f)

dat de kennisgever of de ontvanger eerder veroordeeld is voor sluikhandel of een andere onwettige handeling in strijd met de bescherming van het milieu; in dit geval kunnen de bevoegde autoriteit van verzending en bestemming alle overbrengingen waarbij de persoon in kwestie betrokken is, overeenkomstig de nationale wetgeving weigeren;

g)

dat de overbrenging in strijd zou zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit door de betrokken lidstaat of lidstaten of de Gemeenschap vóór de toepassing van deze verordening gesloten internationale overeenkomsten;

h)

dat het gemengd stedelijk afval uit particuliere huishoudens (code 20 03 01 van deel 2 van Bijlage V) betreft;

i)

dat rekening wordt gehouden met de geografische omstandigheden of de behoefte aan speciale installaties voor bepaalde soorten afval indien de geplande overbrenging niet in overeenstemming is met Richtlijn 75/442/EEG, met name de artikelen 5 en 7:

i)

teneinde het beginsel van de zelfvoorziening op nationaal niveau ten uitvoer te leggen;

ii)

in gevallen waarin de installatie afval uit een dichterbij gelegen bron voor nuttige toepassing moet bestemmen en de bevoegde autoriteit voorrang heeft verleend aan deze afvalstoffen;

iii)

teneinde te waarborgen dat de overbrengingen in overeenstemming zijn met de afvalbeheersplannen;

j)

dat de overbrenging van de afvalstoffen niet bestemd is voor nuttige toepassing, maar voor verwijdering;

k)

dat de verhouding tussen de wel en niet nuttig toe te passen afvalstoffen, de geschatte waarde van het materiaal dat uiteindelijk nuttig wordt toegepast, of de kosten van de nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het niet nuttig toe te passen gedeelte , de calorische waarde van de afvalstoffen, het feit dat de afvalstoffen met andere zijn gemengd, het gehalte aan schadelijke stoffen van de afvalstoffen of de gevaren die zijn verbonden aan de verwerking van schadelijke stoffen in producten, de nuttige toepassing uit economisch en/of milieutechnisch oogpunt niet rechtvaardigen. Vóór 1 januari 2005 richtsnoeren te worden vastgesteld in overeenstemming met de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG;

l)

dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in een inrichting die onder Richtlijn 96/61/EG valt, maar niet de in artikel 9, lid 4, van die richtlijn gedefinieerde beste beschikbare technieken toepast;

m)

dat afvalstoffen worden behandeld conform de in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende milieubeschermingsvoorschriften voor handelingen tot nuttige toepassing of juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik;

n)

om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld conform de juridisch bindende nationale milieubeschermingsvoorschriften voor handelingen tot nuttige toepassing of juridisch bindende nationale verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik, voor zover er geen in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende milieuvoorschriften of verplichtingen bestaan en de nationale regelingen in overeenstemming zijn met de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 75/442/EEG;

o)

om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in overeenstemming met afvalbeheersplannen die zijn opgesteld krachtens artikel 7 van Richtlijn 75/442/EEG, teneinde de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik na te komen; in gevallen waarin er geen communautaire wetgeving bestaat met juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik, kunnen de lidstaten op basis van deze verordening, zelf verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik opleggen, mits de desbetreffende lidstaten zelf ook deze verplichtingen nakomen;

p)

dat de calorische waarde van de afvalstoffen, het gehalte aan schadelijke stoffen van de afvalstoffen of het feit dat de afvalstoffen zijn vermengd, geen nuttige toepassing op grond van ecologische overwegingen rechtvaardigen.

2.   De bevoegde autoriteiten van doorvoer mogen binnen 30 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming uit hoofde van artikel 9, gemotiveerde bezwaren indienen uit hoofde van lid 1, onder e tot en met g maar niet onder a tot en met d en h tot en met p.

3.   Indien de bevoegde autoriteiten binnen de in artikel 10, lid 1, vermelde termijn van 30 dagen van mening zijn dat de problemen die aanleiding waren voor hun bezwaren zijn opgelost, delen zij dat de kennisgever onmiddellijk schriftelijk mede, met afschrift aan de ontvanger en aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten.

4.   Indien de problemen die aanleiding waren voor de bezwaren niet binnen de in artikel 10, lid 1, vermelde termijn van 30 dagen worden opgelost, verliest de kennisgeving haar geldigheid en dient een nieuwe kennisgeving plaats te vinden .

Artikel 14

Algemene kennisgeving

1.   De kennisgever mag een algemene kennisgeving indienen voor verscheidene overbrengingen indien bij elke overbrenging:

a)

de afvalstoffen dezelfde fysische en chemische eigenschappen hebben;

b)

de afvalstoffen naar dezelfde ontvanger en dezelfde inrichting worden vervoerd; en

c)

de in het kennisgevingsdocument en in het vervoersdocument vermelde route hetzelfde is.

2.     In het kader van een procedure van algemene kennisgeving kan één enkele kennisgeving betrekking hebben op meer dan één overbrenging van afvalstoffen over een periode van ten hoogste één kalenderjaar. De aangegeven periode kan in overleg tussen de betrokken bevoegde autoriteiten worden bekort.

Voor de overige termijnen in verband met een procedure van algemene kennisgevingen gelden de termijnen in artikel 10.

3.     Voor een algemene kennisgeving zijn dezelfde procedures als die in artikel 3, lid 1, en de artikelen 4 t/m 16 van toepassing.

4.   Indien wegens onvoorziene omstandigheden niet dezelfde route kan worden gevolgd, brengt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte, zo mogelijk nog voor de aanvang van de overbrenging als op dat moment al bekend is dat een routewijziging noodzakelijk is.

Wanneer de routewijziging voor de aanvang van de overbrenging bekend is en tot gevolg heeft dat andere autoriteiten bevoegd zijn dan die welke in de algemene kennisgeving zijn genoemd, mag deze procedure niet worden gevolgd en dient een nieuwe kennisgeving te worden ingediend.

5.   De betrokken bevoegde autoriteiten verbinden aan hun toestemming voor het gebruik van deze algemene kennisgeving de voorwaarde dat naderhand in overeenstemming met artikel 5, leden 2 en 3, aanvullende informatie en documentatie worden verstrekt.

6.   De betrokken bevoegde autoriteiten trekken hun toestemming voor het gebruik van deze procedure in, indien:

a)

de samenstelling van de afvalstoffen niet overeenstemt met hetgeen in de kennisgeving is vermeld; of

b)

de aan de overbrenging verbonden voorwaarden niet worden nageleefd; of

c)

de afvalstoffen niet conform de vergunning van de inrichting waarin de genoemde handeling plaatsvindt, nuttig worden toegepast; of

d)

afvalstoffen worden of zijn vervoerd op een wijze die niet in overeenstemming is met de in het kennisgevingsdocument vermelde of daarbij gevoegde informatie.

7.   De kennisgever wordt door middel van een officiële mededeling met afschrift aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten in kennis gesteld van een eventuele intrekking van de toestemming.

8.   Elke overbrenging van afvalstoffen moet vergezeld gaan van een afschrift van het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument voor de algemene kennisgeving, met inbegrip van de afschriften van de toestemmingen voor de algemene kennisgeving die de bevoegde autoriteiten hebben verleend.

9.   Behoudens de wijziging van lid 1 zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing op alle geplande overbrengingen die onder dit artikel vallen.

10.     In geval van vrijwillige terugname van afvalstoffen door een producent geldt het volgende:

a)

de algemene kennisgeving heeft betrekking op een coderingssysteem voor afvalstoffen, op alle afvalstoffenproducenten in de desbetreffende lidstaat en op ten hoogste 250 ton afval per jaar en per afvalproducent;

b)

de producent levert het bewijs voor een algemene doorvoervergunning door alle doorvoerlanden;

c)

de producent legt aan de bevoegde autoriteiten een jaarlijkse balans voor met een lijst van alle afvalstoffenproducenten;

d)

de bevoegde autoriteit van bestemming houdt toezicht op de correcte verwerking van de vrijwillig teruggenomen afvalstoffen;

e)

in afwijking van artikel 5, lid 4, alinea 4 kan de producent ook het tussen hem en de afvalstoffenproducent gesloten contract op verzoek aan de betrokken bevoegde autoriteit doen toekomen.

Artikel 15

Eisen waaraan na de toestemming voor een overbrenging moet worden voldaan

Nadat de betrokken bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend voor een aangemelde overbrenging, dient aan de volgende eisen te worden voldaan:

a)

Invulling van het vervoersdocument door alle betrokkenen: Alle betrokken ondernemingen vullen het vervoersdocument op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren een afschrift ervan.

b)

Invulling van het vervoersdocument door de kennisgever: Zodra de kennisgever toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft gekregen of, in het geval van de bevoegde autoriteit van doorvoer, mag veronderstellen dat stilzwijgende toestemming is verleend, vult de kennisgever de datum van overbrenging en de overige gegevens in op het vervoersdocument.

De kennisgever zendt afschriften van het ingevulde vervoersdocument aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

c)

Voorafgaande inlichting over de feitelijke aanvang van de overbrenging: De kennisgever zendt tenminste drie werkdagen voor de aanvang van de overbrenging afschriften van het ingevulde vervoersdocument, als bedoeld onder b), aan de betrokken bevoegde autoriteiten en de ontvanger.

Veranderingen met betrekking tot de beoogde hoeveelheid, datum van verzending of vervoerder moeten aan de bevoegde autoriteiten en de ontvanger worden gemeld voordat met de overbrenging wordt begonnen.

d)

Schriftelijke bevestiging van ontvangst door de ontvanger: Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de afvalstoffen wordt door de ontvanger schriftelijk bevestigd dat hij de afvalstoffen heeft ontvangen.

Deze bevestiging wordt in het vervoersdocument opgenomen of daar als bijlage aan toegevoegd.

De ontvanger zendt afschriften van het vervoersdocument met deze bevestiging aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten.

e)

Verklaring van definitieve verwijdering of nuttige toepassing van de ontvanger: Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zeven werkdagen nadat de verwijdering of nuttige toepassing voltooid is en uiterlijk 180 dagen na de wederzijdse schriftelijke toestemming inzake de kennisgeving verklaart de ontvanger onder zijn verantwoordelijkheid dat de definitieve verwijdering of nuttige toepassing heeft plaatsgevonden.

Deze verklaring wordt in het vervoersdocument opgenomen of daar als bijlage aan toegevoegd.

De ontvanger zendt afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en aan de betrokken bevoegde autoriteiten .

Artikel 16

Wijziging van de overbrengingsgegevens na de toestemming

1.   Ingeval de gegevens en/of voorwaarden betreffende een overbrenging waarvoor toestemming is verleend, wezenlijke veranderingen ondergaan, stelt de kennisgever de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   In dergelijke gevallen dient opnieuw kennisgeving te worden gedaan, tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten ervan overtuigd zijn dat de voorgestelde wijzigingen een nieuwe kennisgeving niet noodzakelijk maken.

3.   Indien als gevolg van deze wijzigingen andere bevoegde autoriteiten bij de overbrenging worden betrokken die niet bij de oorspronkelijke kennisgeving waren betrokken, dient een nieuwe kennisgeving plaats te vinden.

HOOFDSTUK 3

ALGEMENE INFORMATIE-EISEN

Artikel 17

Afvalstoffen die van bepaalde informatie vergezeld dienen te gaan

1.   Voor afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4, die van een lidstaat naar een andere lidstaat worden overgebracht en/of via één of meer andere lidstaten worden doorgevoerd, gelden de volgende procedurele eisen:

Om overbrengingen van dergelijke afvalstoffen beter te kunnen volgen, stelt degene die voornemens is de afvalstoffen over te brengen de bevoegde autoriteiten van verzending en bestemming tien werkdagen vóór de geplande overbrenging hiervan in kennis. De onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever voor de overbrenging zorgt ervoor dat de afvalstoffen van de volgende informatie vergezeld gaan:

a)

de namen en adressen van de producent, de nieuwe producent of inzamelaar, de opdrachtgever voor de overbrenging, de ontvanger en de houder(s);

b)

de afvalidentificatiecode, dat wil zeggen de OESO-code van bijlage III van de verordening en de Euralcode van Beschikking 2000/532/EG van de Commissie  (25);

c)

de gebruikelijke handelsbenaming van de afvalstoffen;

d)

de hoeveelheid afvalstoffen;

e)

de handeling tot nuttige toepassing, als bedoeld in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/EEG, met inbegrip van de daaropvolgende definitieve nuttige toepassing na uitwisseling of opslag, als bedoeld in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/EEG;

f)

de datum van overbrenging; en

g)

een bewijs van het bestaan van een contract inzake nuttige toepassing van afvalstoffen tussen de opdrachtgever voor de overbrenging en de ontvanger, dat bindend is op het moment waarop de overbrenging van start gaat.

De begeleidende informatie wordt door de opdrachtgever ondertekend voordat de overbrenging plaatsvindt en wordt door de houder(s) en de ontvanger ondertekend wanneer de betrokken afvalstoffen aan hen worden overgedragen.

2.   Het in lid 1, onder g), bedoelde contract dient juridisch bindend te zijn bij de aanvang van de overbrenging en dient de verplichting voor de opdrachtgever voor de overbrenging te bevatten om de afvalstoffen terug te nemen als de overbrenging niet op de geplande wijze wordt voltooid of in strijd met de bepalingen van de verordening heeft plaatsgevonden .

3.   De informatie wordt door de opdrachtgever voor de overbrenging ingediend met het in bijlage VI opgenomen formulier.

4.   Op deze afvalstoffen zijn tevens alle bepalingen van Richtlijn 75/442/EEG, van toepassing. Zij dienen met name:

bestemd te zijn voor erkende inrichtingen die een vergunning hebben overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 75/442/EEG; en

te worden onderworpen aan alle bepalingen van de artikelen 8, 12, 13 en 14 van Richtlijn 75/442/EEG.

5.   De lidstaten mogen conform de nationale wetgeving in verband met controle, handhaving, planning en statistiek informatie verlangen over overbrengingen waarop dit artikel van toepassing is.

6.   De in lid 1 gespecificeerde informatie wordt in overeenstemming met de bestaande Gemeenschapsen nationale wetgeving vertrouwelijk behandeld.

Artikel 18

Afvalstoffen waarvoor een aankondiging verplicht is

1.   Voor gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, lid 4, geldt benevens de informatieverstrek-kingsplicht van artikel 17 de volgende procedurele eis:

de opdrachtgever voor de overbrenging stelt de betrokken bevoegde autoriteit drie werkdagen voor de aanvang ervan in kennis van de overbrenging.

2.   Bij deze aankondiging wordt met het in bijlage VI opgenomen formulier de in artikel 17, lid 1, onder a) tot en met d) en onder f), bedoelde informatie verstrekt.

HOOFDSTUK 4

ALGEMENE EISEN

Artikel 19

Verbod op vermenging van afvalstoffen tijdens de overbrenging

1.   Tijdens de overbrenging en vóór de nuttige toepassing of verwijdering als vermeld in het kennisgevingsdocument mogen afvalstoffen niet worden vermengd met afvalstoffen die onder een andere kennisgeving vallen of waarvoor geen kennisgeving is ingediend.

2.   Lid 1 geldt tevens voor afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing of verwijdering.

Artikel 20

Bescherming van het milieu binnen de Gemeenschap

De producent en/of de kennisgever in de Gemeenschap stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat het door hen overgebrachte afval beheerd wordt zonder de gezondheid van de mens in gevaar te brengen en zonder gebruik te maken van procédés of methoden die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming.

Artikel 21

Bewaarplicht voor documenten en informatie

1.   Alle aan de bevoegde autoriteiten gerichte of door deze verzonden documenten in verband met de kennisgeving van een overbrenging worden in de Gemeenschap door de bevoegde autoriteiten, de kennisgever en de ontvanger ten minste drie jaar bewaard, te rekenen vanaf de aanvang van de overbrenging.

2.   De uit hoofde van artikel 17, lid 1, verstrekte informatie wordt in de Gemeenschap door de opdrachtgever voor de overbrenging en de ontvanger ten minste drie jaar bewaard, te rekenen vanaf de aanvang van de overbrenging.

HOOFDSTUK 5

TERUGNAMEPLICHT

Artikel 22

Terugname ingeval een overbrenging niet op de geplande wijze kan worden voltooid

1.   Wanneer een overbrenging van afvalstoffen waarvoor de betrokken bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend niet volgens de voorwaarden van het kennisgevingsdocument, het vervoersdocument en/of het in artikel 5, lid 4, artikel 6 en artikel 17 bedoelde contract kan worden voltooid, stelt de bevoegde autoriteit van bestemming en/of van doorvoer de bevoegde autoriteit van verzending onmiddellijk hiervan op de hoogte.

2.   De bevoegde autoriteit van verzending zorgt ervoor dat de afvalstoffen naar haar rechtsgebied of naar een andere plaats in het land van verzending worden teruggebracht door de kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, door de bevoegde autoriteit zelf.

Dit gebeurt binnen 90 dagen nadat zij heeft vernomen of er schriftelijk van in kennis is gesteld dat de overbrenging waarvoor toestemming is gegeven, niet kan worden voltooid en waarom dit niet mogelijk is. Dergelijke informatie kan onder meer door andere bevoegde autoriteiten worden verstrekt.

3.   De in lid 2 bedoelde terugnameplicht geldt niet indien de bevoegde autoriteit van verzending ervan overtuigd is dat de afvalstoffen door de kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, door de bevoegde autoriteit zelf in het land van bestemming of elders op alternatieve wijze verwijderd of nuttig toegepast kunnen worden.

4.   In geval van terugname als bedoeld in lid 2 dient een nieuwe kennisgeving plaats te vinden tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten ermee instemmen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending volstaat.

Een nieuwe kennisgeving dient door de kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, door de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending te worden gedaan.

De bevoegde autoriteiten verzetten zich niet tegen de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een overbrenging die niet kan worden voltooid.

5.   Ingeval een alternatieve voorziening buiten het oorspronkelijke land van bestemming wordt getroffen, zoals bedoeld in lid 3, dient de oorspronkelijke kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending een nieuwe kennisgeving te doen.

Bij een nieuwe kennisgeving gelden de bepalingen inzake de betrokken bevoegde autoriteiten eveneens voor de bevoegde autoriteit van het oorspronkelijke land van verzending.

6.   Ingeval een alternatieve voorziening in het oorspronkelijke land van bestemming wordt getroffen, zoals bedoeld in lid 3, hoeft geen nieuwe kennisgeving plaats te vinden en volstaat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending.

7.   De verplichting van de kennisgever en de subsidiaire verplichting van het land van verzending om de afvalstoffen terug te nemen of om in een alternatieve verwijdering of nuttige toepassing te voorzien, eindigt wanneer de ontvanger de in artikel 15, onder e), bedoelde verklaring heeft afgegeven.

8.   Wanneer in een lidstaat afvalstoffen worden ontdekt van een overbrenging die niet kon worden voltooid, treft de bevoegde autoriteit die de rechtsmacht heeft over het gebied waarin de afvalstoffen zijn ontdekt, voorzieningen om de afvalstoffen veilig op te slaan in afwachting van hun terugzending of hun definitieve verwijdering of nuttige toepassing op alternatieve wijze zoals bedoeld in dit artikel.

9.   De bepalingen van de leden 1, 2, 3, 7 en 8 gelden ook voor overbrengingen van afvalstoffen die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 17.

In dergelijke gevallen gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

Artikel 23

Kosten van terugzending ingeval een overbrenging niet kan worden voltooid

1.   De kosten in verband met de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een overbrenging die niet kon worden voltooid, met inbegrip van de kosten van vervoer, van definitieve verwijdering of nuttige toepassing uit hoofde van artikel 22, lid 2 of 3, en van opslag uit hoofde van artikel 22, lid 8, worden in rekening gebracht:

i)

van de kennisgever, of, indien dit niet mogelijk is:

ii)

van de bevoegde autoriteit van verzending, of, indien dit niet mogelijk is:

iii)

op andere door de partijen en de betrokken bevoegde autoriteit overeen te komen wijze.

2.   De bepalingen van dit artikel gelden ook voor overbrengingen van afvalstoffen die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 17.

In dergelijke gevallen gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

3.   Dit artikel laat het nationale en communautaire aansprakelijkheidsrecht onverlet.

Artikel 24

Terugname bij illegale overbrenging

1.   Wanneer een bevoegde autoriteit kennis neemt van een overbrenging die zij strijdig acht met deze verordening of het internationale of Gemeenschapsrecht, hierna „illegale overbrenging” genoemd, stelt zij onmiddellijk de overige betrokken bevoegde autoriteiten hiervan in kennis en kan zij de betrokken afvalstoffen terugzenden.

2.   Indien een dergelijke illegale overbrenging de verantwoordelijkheid is van de kennisgever, zorgt de bevoegde autoriteit van verzending ervoor dat de betrokken afvalstoffen:

a)

worden teruggenomen door de de facto kennisgever of, indien geen kennisgeving is gedaan:

b)

worden teruggenomen door de de iure kennisgever in de hiërarchische volgorde van artikel 2, lid 7 of indien dit niet mogelijk is:

c)

worden teruggenomen door een van de in artikel 2, lid 7 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de illegale overbrenging, of, indien dit niet mogelijk is:

d)

worden teruggenomen door de bevoegde autoriteit zelf, of, indien dit niet mogelijk is:

e)

door de bevoegde autoriteit zelf op alternatieve wijze verwijderd of nuttig toegepast worden in het land van bestemming of verzending, of, indien dit niet mogelijk is:

f)

door de bevoegde autoriteit zelf op alternatieve wijze verwijderd of nuttig toegepast worden in een ander land indien alle betrokken bevoegde autoriteiten daarmee instemmen.

Dit gebeurt binnen 30 dagen nadat zij kennis heeft genomen of schriftelijk in kennis is gesteld van de illegale overbrenging of binnen een ander tijdsbestek mits de betrokken bevoegde autoriteiten daarmee instemmen. Dergelijke informatie kan onder meer door andere bevoegde autoriteiten worden verstrekt.

In geval van terugname als bedoeld onder a) tot en met d) dient een nieuwe kennisgeving plaats te vinden tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending volstaat.

Een nieuwe kennisgeving dient te worden gedaan door de onder a) t/m d) genoemde persoon in die volgorde.

De bevoegde autoriteiten verzetten zich niet tegen de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een illegale overbrenging.

Ingeval de bevoegde autoriteit van verzending een alternatieve voorziening treft als bedoeld onder e) of f), dient de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending een nieuwe kennisgeving te doen tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten ermee instemmen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van die bevoegde autoriteit volstaat.

3.   Indien een dergelijke illegale overbrenging de verantwoordelijkheid van de ontvanger is, zorgt de bevoegde autoriteit van bestemming ervoor dat de betrokken afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderd of nuttig toegepast worden:

a)

door de ontvanger of, indien dit niet mogelijk is:

b)

door de bevoegde autoriteit zelf.

Dit gebeurt binnen 30 dagen nadat zij kennis heeft genomen of schriftelijk in kennis is gesteld van de illegale overbrenging of binnen een ander tijdsbestek mits de betrokken bevoegde autoriteiten daarmee instemmen. Dergelijke informatie kan onder meer door andere bevoegde autoriteiten worden verstrekt.

Daartoe werken zij, voor zover noodzakelijk, samen om de afvalstoffen te verwijderen of nuttig toe te passen.

4.    Met name wanneer de illegale overbrenging noch aan de kennisgever noch aan de ontvanger kan worden toegeschreven, werken de bevoegde autoriteiten samen om te waarborgen dat de betrokken afvalstoffen verwijderd of nuttig toegepast worden.

5.   Wanneer in een lidstaat afvalstoffen van een illegale overbrenging worden ontdekt, treft de bevoegde autoriteit die de rechtsmacht heeft over het gebied waarin de afvalstoffen zijn ontdekt, voorzieningen om de afvalstoffen veilig op te slaan in afwachting van hun terugzending of hun definitieve verwijdering of nuttige toepassing.

6.   De bepalingen van de artikelen 34 en 36 zijn niet van toepassing bij het terugzenden van de van een illegale overbrenging afkomstige afvalstoffen naar een land van verzending waarvoor het in die artikelen bedoelde uitvoerverbod geldt.

7.   De bepalingen van dit artikel gelden ook voor overbrengingen van afvalstoffen die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 17.

In dergelijke gevallen gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

8.   Dit artikel laat het nationale en communautaire aansprakelijkheidsrecht onverlet.

9.   Richtsnoeren voor de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten ten aanzien van illegale overbrengingen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

Artikel 25

Kosten van terugzending bij illegale overbrenging

1.   De kosten in verband met de terugzending van afvalstoffen die afkomstig zijn van een illegale overbrenging, met inbegrip van de kosten van vervoer, van definitieve verwijdering of nuttige toepassing uit hoofde van artikel 24, lid 2, en van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 5, worden in rekening gebracht:

a)

van de de facto kennisgever of, of indien geen kennisgeving is gedaan:

b)

van de de iure kennisgever in de hiërarchische volgorde van artikel 2, lid 7, of indien dit niet mogelijk is:

c)

van een van de in artikel 2, lid 7 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de illegale overbrenging, of, indien dit niet mogelijk is:

d)

van de bevoegde autoriteit van verzending.

2.   De kosten van definitieve verwijdering of nuttige toepassing uit hoofde van artikel 24, lid 3, en van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 5, van afvalstoffen die van een illegale overbrenging afkomstig zijn, worden in rekening gebracht:

a)

van de ontvanger, of, indien dit niet mogelijk is:

b)

van de bevoegde autoriteit van bestemming.

3.   De kosten van definitieve verwijdering of nuttige toepassing uit hoofde van artikel 24, lid 4, met inbegrip van eventuele kosten van vervoer en opslag uit hoofde van artikel 24, lid 5, van afvalstoffen die van een illegale overbrenging afkomstig zijn, worden in rekening gebracht:

a)

van de kennisgever en/of de ontvanger, naargelang de betrokken bevoegde autoriteiten besluiten, of, indien dit niet mogelijk is:

b)

van de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming.

4.   De bepalingen van dit artikel gelden ook voor overbrengingen van afvalstoffen die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 17.

In dergelijke gevallen gelden voor de opdrachtgever voor de overbrenging dezelfde, in dit artikel vastgelegde verplichtingen als voor de kennisgever.

5.   Dit artikel laat het nationale en communautaire aansprakelijkheidsrecht onverlet.

HOOFDSTUK 6

ALGEMENE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 26

Wijze van communicatie

1.   De in lid 3 bedoelde informatie en documenten mogen worden ingediend via elk van de volgende communicatiekanalen:

a)

per post;

b)

per fax;

c)

per e-mail met elektronische handtekening; of

d)

per e-mail zonder elektronische handtekening met nazending via de post.

2.   Met toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten mogen de in lid 3 bedoelde informatie en documenten worden ingediend door middel van elektronische gegevensuitwisseling met elektronische handtekening of elektronische authenticatie als bedoeld in Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad  (26), of met een vergelijkbaar elektronisch authenticatiesysteem dat dezelfde mate van beveiliging biedt.

In dergelijke gevallen mogen de bevoegde autoriteit van verzending en de bevoegde autoriteit van bestemming in overleg met de overige bevoegde autoriteiten besluiten de verzending en de ontvangst van de in lid 3 bedoelde informatie en documenten uit te voeren .

De elektronische gegevensuitwisseling met de kennisgever geschiedt in dit geval via de autoriteit van verzending en de elektronische gegevensuitwisseling met de ontvanger geschiedt via de instantie van bestemming.

3.   In lid 1 worden de volgende informatie en documenten bedoeld:

a)

een kennisgeving van een geplande overbrenging als bedoeld in de artikelen 4 en 14;

b)

een verzoek om informatie en documentatie als bedoeld in de artikelen 5, 8 en 9;

c)

de informatie en documentatie als bedoeld in de artikelen 5, 8 en 9;

d)

schriftelijke toestemming voor een aangemelde overbrenging als bedoeld in artikel 10;

e)

aan een overbrenging gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 11;

f)

tegen een overbrenging ingebrachte bezwaren als bedoeld in de artikelen 12 en 13 ;

g)

voorafgaande inlichting over de feitelijke aanvang van een overbrenging als bedoeld in artikel 15;

h)

schriftelijke bevestiging van ontvangst van de afvalstoffen als bedoeld in artikel 15;

i)

verklaring van definitieve verwijdering of nuttige toepassing als bedoeld in artikel 15; en

j)

informatie over wijziging van de overbrengingsgegevens na toestemming als bedoeld in artikel 16.

4.     Ten aanzien van het voorleggen van documenten en het verstrekken van informatie door middel van elektronische gegevensuitwisseling overeenkomstig lid 2 kunnen de technische eisen voor de uitvoering in de praktijk van de elektronische uitwisseling van gegevens en eventueel vereiste wijzigingen, met name op het punt van de berekening van tijdslimieten en betreffende noodzakelijke transacties tussen degenen die aan de elektronische uitwisseling van gegevens deelnemen, worden bepaald overeenkomstig de in artikel 18 van richtlijn 75/442/EEG, vastgestelde procedure.

Artikel 27

Taalkeuze

1.   Alle uit hoofde van de bepalingen van deze titel ingediende kennisgevingen, informatie, documentatie en andere mededelingen dienen te zijn gesteld in een voor de betrokken bevoegde autoriteiten aanvaardbare taal.

2.   Op verzoek van de betrokken bevoegde autoriteiten levert de kennisgever (een) gewaarmerkte vertaling(en) in een voor hen aanvaardbare taal.

3.   Nadere aanwijzingen voor het taalgebruik kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

Artikel 28

Geschillen over de indeling

1.   Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van ontvangst een verschil van mening hebben over de indeling voor wat betreft het onderscheid tussen afval en niet-afval worden de betrokken stoffen als afval beschouwd.

2.   Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van ontvangst geen overeenstemming kunnen bereiken over de indeling van de aangemelde afvalstoffen in de lijst van bijlage III of in die van bijlage IV, worden de betrokken afvalstoffen als afvalstoffen van bijlage IV beschouwd.

3.   Indien de bevoegde autoriteiten van verzending en van ontvangst een verschil van mening hebben over de indeling van de afvalstoffenbehandeling als handeling tot verwijdering of als handeling tot nuttige toepassing, worden de bepalingen inzake verwijdering toegepast.

4.   De leden 1 tot en met 3 zijn enkel van toepassing in het kader van deze verordening en laten het recht van de belanghebbenden om geschillen over deze kwesties langs gerechtelijke weg te regelen, onverlet.

Artikel 29

Administratieve kosten

Aan de kennisgever kunnen passende administratieve kosten in verband met de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure en de gangbare kosten van de passende analyses en inspecties in rekening worden gebracht. De Commissie kan besluiten een bovengrens voor deze kosten vast te stellen.

Artikel 30

Overeenkomsten voor grensgebieden

In uitzonderingsgevallen en wanneer de specifieke geografische situatie zulks rechtvaardigt, kunnen lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten om de kennisgevingsprocedure voor overbrengingen van specifieke afvalstromen te versoepelen voor grensoverschrijdende overbrengingen naar de dichtstbijzijnde geschikte installatie in het grensgebied tussen de beide betrokken lidstaten van afvalstoffen die in dit grensgebied zijn ontstaan en waarvoor kennisgeving verplicht is.

Dergelijke overeenkomsten worden voordat zij van kracht worden bij de Commissie aangemeld.

HOOFDSTUK 7

OVERBRENGING BINNEN DE GEMEENSCHAP MAAR MET DOORVOER VIA DERDE LANDEN

Artikel 31

Overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

1.   Wanneer een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen binnen de Gemeenschap plaatsvindt met doorvoer via één of meer derde landen, verzoekt de bevoegde autoriteit van verzending de bevoegde autoriteit van de derde landen schriftelijk toestemming voor de geplande overbrenging te verlenen:

a)

in het geval van partijen bij het Verdrag van Bazel binnen 60 dagen, tenzij zij overeenkomstig dat verdrag van dat recht hebben afgezien, of

b)

in het geval van landen die niet partij zijn bij het Verdrag van Bazel, binnen de tussen de bevoegde autoriteiten overeengekomen termijn.

2.   Wanneer een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen plaatsvindt tussen twee plaatsen in dezelfde lidstaat met doorvoor via één of meer derde landen, zijn de bepalingen van lid 1 van toepassing.

3.   Dit artikel laat de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze titel onverlet.

Artikel 32

Overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

1.   Wanneer een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen plaatsvindt binnen de Gemeenschap met doorvoer via één of meer derde landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, is artikel 31 van toepassing.

2.   Wanneer een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen plaatsvindt binnen de Gemeenschap met doorvoer via één of meer derde landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, is artikel 31, lid 1, niet van toepassing.

In dergelijke gevallen mag de in artikel 10 bedoelde toestemming stilzwijgend worden verleend en indien geen bezwaar is ingebracht of voorwaarden zijn gesteld mag de overbrenging 30 dagen na de verzending van de bevestiging aanvangen.

3.   Wanneer een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen plaatsvindt tussen twee plaatsen in dezelfde lidstaat met doorvoor via één of meer derde landen, zijn de bepalingen van de leden 1 en 2 van toepassing.

4.   Dit artikel laat de bepalingen van hoofdstuk 3 van deze titel onverlet.

TITEL III

OVERBRENGING BINNEN LIDSTATEN

Artikel 33

Toepassing van deze verordening op overbrengingen binnen lidstaten

1.   De bepalingen van titel II inzake overbrengingen binnen de Gemeenschap en titel VII inzake overige bepalingen zijn niet van toepassing op overbrengingen van afvalstoffen binnen een lidstaat.

2.   De lidstaten voeren evenwel een passend stelsel in voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen hun rechtsgebied. Dit stelsel moet samenhang vertonen met het bij deze verordening ingevoerde communautaire stelsel.

3.   De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten op de hoogte van hun stelsels voor toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen.

4.   De lidstaten mogen binnen hun rechtsgebied het stelsel van de titels II en VII toepassen.

TITEL IV

UITVOER UIT DE GEMEENSCHAP NAAR DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

VOOR VERWIJDERING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

Artikel 34

Verbod op uitvoer behoudens naar EVA-landen

1.   Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de Gemeenschap is verboden.

2.   Het verbod van lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar EVA-landen die ook partij zijn bij het Verdrag van Bazel.

3.   Niettemin is de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar een EVA-land dat partij is bij het Verdrag van Bazel eveneens verboden:

a)

als het betrokken EVA-land de invoer van dergelijke afvalstoffen verbiedt; of

b)

indien de bevoegde autoriteit van verzending redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen in het land van bestemming niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

4.   Deze bepaling laat de terugnameplicht als bedoeld in de artikelen 22 en 24 onverlet.

Artikel 35

Procedures bij uitvoer naar EVA-landen

1.   Voor uitvoer uit de Gemeenschap van afvalstoffen die bestemd zijn voor verwijdering in EVA-landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel I, zij het met de wijzigingen en toevoegingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

2.   De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)

de bevoegde autoriteit van doorvoer buiten de Gemeenschap heeft na de verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving 60 dagen om schriftelijke toestemming te verlenen, voorwaarden te stellen en aanvullende informatie over de geplande overbrengingen te verlangen; en

b)

de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap neemt niet eerder een besluit over de uit hoofde van artikel 10 vereiste toestemming voor een overbrenging dan nadat zij schriftelijke toestemming heeft ontvangen van de bevoegde autoriteiten van doorvoer en van bestemming buiten de Gemeenschap en ten vroegste 61 dagen na de verzending van de bevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming.

3.   De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing:

a)

de bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zendt de kennisgever een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving;

b)

de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan het douanekantoor van uitvoer en aan het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap;

c)

een afschrift van het vervoersdocument wordt door de vervoerder afgegeven bij het douanekantoor van uitvoer en het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap;

d)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap een afgestempeld afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten;

e)

indien de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap 42 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten geen bericht van de ontvanger heeft gekregen dat deze de afvalstoffen heeft ontvangen, stelt zij terstond de bevoegde autoriteit van bestemming op de hoogte; en

f)

het in artikel 5, lid 4, en artikel 6 bedoelde contract dient te bepalen dat:

de ontvanger de kosten draagt die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de verwijdering of nuttige toepassing op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien hij een onjuiste verklaring van verwijdering afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven;

de ontvanger aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor verwijdering bestemde afvalstoffen een afschrift zendt van het volledig ingevuld vervoersdocument, met uitzondering van de in het derde streepje van dit lid bedoelde verklaring van definitieve verwijdering; en

de ontvanger zo snel mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat de verwijdering voltooid is en uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen onder zijn verantwoordelijkheid verklaart dat de definitieve verwijdering heeft plaatsgevonden en afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten zendt.

4.   De overbrenging mag pas van start gaan wanneer:

a)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft ontvangen en aan de gestelde voorwaarden is voldaan;

b)

de kennisgever en de ontvanger een contract hebben gesloten dat juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 4, en artikel 6;

c)

een borgsom is gestort of gelijkwaardige verzekering is gesloten, en deze juridisch bindend en van toepassing is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 5, en artikel 7, en verlangd wordt door de bevoegde autoriteit van bestemming buiten de Gemeenschap of van een land van doorvoer dat partij is bij het Verdrag van Bazel; en

d)

het milieuhygiënisch verantwoord beheer als bedoeld in artikel 41 gewaarborgd is.

5.   Bij uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen, dienen de handelingen tot verwijdering plaats te vinden in een inrichting die conform de toepasselijke nationale wetgeving in het land van invoer geëxploiteerd wordt of geëxploiteerd mag worden.

6.   Indien een douanekantoor van uitvoer of een douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap ontdekt dat een overbrenging niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening:

a)

stelt het terstond de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap hiervan in kennis; en

b)

zorgt het ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan het douanekantoor heeft meegedeeld.

HOOFDSTUK 2

VOOR NUTTIGE TOEPASSING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

UITVOER NAAR LANDEN WAAROP HET OESO-BESLUIT NIET VAN TOEPASSING IS

Artikel 36

Verbod op uitvoer van afvalstoffen van bijlage V

1.   De uitvoer uit de Gemeenschap van afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop Besluit C(2001)107 def van de OESO-Raad:

a)

afvalstoffen opgenomen in bijlage V;

b)

gevaarlijke afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage V vallen;

c)

mengsels van gevaarlijke afvalstoffen en mengsels van gevaarlijke en ongevaarlijke afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage V vallen;

d)

afvalstoffen die door het land van bestemming als gevaarlijk worden beschouwd volgens artikel 3 van het Verdrag van Bazel;

e)

afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden; of,

f)

afvalstoffen waarvoor de bevoegde autoriteit van verzending redenen heeft om aan te nemen dat zij in het land van bestemming niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

2.   Deze bepaling laat de terugnameplicht als bedoeld in de artikelen 22 en 24 onverlet.

Artikel 37

Procedures bij uitvoer van afvalstoffen van bijlage III

1.   De Commissie zendt binnen 20 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening een schriftelijk verzoek aan elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is om schriftelijk te bevestigen of voor nuttige toepassing in dat land bestemde afvalstoffen van bijlage III waarvan de uitvoer niet krachtens artikel 36 is verboden, uit de Gemeenschap mogen worden ingevoerd en welke controleprocedure in het land van bestemming eventueel van toepassing is.

Elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, beschikt over de volgende mogelijkheden:

a)

een verbod;

b)

een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 35; en

c)

geen controle in het land van bestemming.

2.   Voor de datum van toepassing van deze verordening stelt de Commissie een verordening vast waarbij rekening wordt gehouden met alle antwoorden op de uit hoofde van lid 1 verstuurde verzoeken en stelt zij het krachtens artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, opgerichte comité hiervan in kennis.

Indien een land geen bevestiging verstrekt als bedoeld in lid 1 of indien er om welke reden dan ook geen contact is geweest met een land, geldt voor dat land de procedure van lid 1, onder b).

De vastgestelde verordening wordt door de Commissie periodiek aangepast.

3.   Indien een land in zijn antwoord verklaart dat bepaalde overbrengingen van afvalstoffen niet aan controle worden onderworpen, is artikel 17 mutatis mutandis op deze overbrengingen van toepassing.

4.   Bij uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen dienen de handelingen tot nuttige toepassing plaats te vinden in een inrichting die conform de toepasselijke nationale wetgeving in het land van invoer geëxploiteerd wordt of geëxploiteerd mag worden.

Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 38

Uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen III, IV en IV A

1.   Voor uitvoer uit de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van de bijlagen III, IV en IV A naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is of met doorvoer via dergelijke landen, gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II, zij het met de wijzigingen en toevoegingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

De volgende wijziging is van toepassing:

De uit hoofde van artikel 10 vereiste toestemming mag worden verleend in de vorm van stilzwijgende toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming buiten de Gemeenschap.

2.   Op de uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen IV en IV A zijn de volgende aanvullende bepalingen van toepassing:

a)

de bevoegde autoriteit van verzending zendt een afgestempeld afschrift van haar besluit om toestemming te verlenen voor een overbrenging aan het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap;

b)

de bevoegde autoriteiten van verzending en van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan het douanekantoor van uitvoer en aan het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap;

c)

een afschrift van het vervoersdocument wordt door de vervoerder afgegeven bij het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap;

d)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap een afgestempeld afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten;

e)

indien de bevoegde autoriteit van verzending 42 dagen nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten geen bericht van de ontvanger heeft gekregen dat deze de afvalstoffen heeft ontvangen, stelt zij terstond het land van bestemming op de hoogte; en

f)

het in artikel 5, lid 4, en artikel 6 bedoelde contract dient te bepalen dat:

de ontvanger de kosten draagt die voortvloeien uit de verplichting de afvalstoffen terug te brengen naar het rechtsgebied van de bevoegde autoriteit van verzending en uit de verwijdering of nuttige toepassing op een andere, milieuhygiënisch verantwoorde wijze, indien hij een onjuiste verklaring van nuttige toepassing afgeeft op grond waarvan de borgsom wordt vrijgegeven;

de ontvanger aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten binnen drie werkdagen na ontvangst van de voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen een afschrift zendt van het volledig ingevuld vervoersdocument, met uitzondering van de in het derde streepje van dit lid bedoelde verklaring van definitieve nuttige toepassing; en

de ontvanger zo snel mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat de nuttige toepassing voltooid is en uiterlijk één kalenderjaar na de ontvangst van de afvalstoffen onder zijn verantwoordelijkheid verklaart dat de definitieve nuttige toepassing heeft plaatsgevonden en afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en de betrokken bevoegde autoriteiten zendt.

3.   De overbrenging mag pas van start gaan wanneer:

a)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft ontvangen, of stilzwijgende toestemming door de bevoegde autoriteit van bestemming buiten de Gemeenschap werd verleend en mag worden verondersteld, en aan de gestelde voorwaarden is voldaan;

b)

de kennisgever en de ontvanger een contract hebben gesloten dat juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 4, en artikel 6;

c)

een borgsom is gestort of gelijkwaardige verzekering is gesloten, en deze juridisch bindend en van toepassing is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 5, en artikel 7, en verlangd wordt door de bevoegde autoriteit van bestemming buiten de Gemeenschap of van een land van doorvoer dat partij is bij het Verdrag van Bazel; en

d)

het milieuhygiënisch verantwoord beheer als bedoeld in artikel 41 gewaarborgd is.

4.   Bij uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen IV en IV A als omschreven in lid 1 met doorvoer via een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, gelden de volgende wijzigingen:

a)

de bevoegde autoriteit van doorvoer van een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is heeft na de verzending van de bevestiging 60 dagen om schriftelijke toestemming te verlenen, voorwaarden te stellen en aanvullende informatie over de geplande overbrenging te verlangen; en

b)

de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap neemt niet eerder een besluit over de uit hoofde van artikel 10 vereiste toestemming voor een overbrenging dan nadat zij schriftelijke toestemming heeft ontvangen van die bevoegde autoriteit van doorvoer van het land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en ten vroegste 61 dagen na de verzending van de bevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming.

5.   Bij uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, dienen de handelingen tot nuttige toepassing plaats te vinden in een inrichting die conform de toepasselijke nationale wetgeving in het land van invoer geëxploiteerd wordt of geëxploiteerd mag worden.

6.   Indien een douanekantoor van uitvoer of een douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap ontdekt dat een overbrenging niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening:

a)

stelt het terstond de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap hiervan in kennis; en

b)

zorgt het ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan het douanekantoor heeft meegedeeld.

HOOFDSTUK 3

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 39

Uitvoer naar het Zuidpoolgebied

Uitvoer van afvalstoffen uit de Gemeenschap naar het Zuidpoolgebied is verboden.

Artikel 40

Uitvoer naar landen en gebieden overzee

1.   Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de Gemeenschap naar landen en gebieden overzee is verboden.

2.   Op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar landen en gebieden overzee is mutatis mutandis het verbod van artikel 36 van toepassing.

3.   Op de uitvoer van voor nuttige toepassing in landen en gebieden overzee bestemde afvalstoffen die niet onder het uitvoerverbod van lid 2 valt, zijn mutatis mutandis de bepalingen van titel II van toepassing.

Artikel 41

Waarborging van een milieuhygiënisch verantwoord beheer in derde landen

1.   De producent, de kennisgever en de overige bij een overbrenging betrokken ondernemingen treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het door hen vervoerde afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheerd wordt gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap.

2.   De bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap eist en waarborgt dat de afvalstoffen gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd.

3.   De bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap verbiedt de uitvoer van afvalstoffen naar een derde land indien zij redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap, niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

4.   Verondersteld mag worden dat de betrokken afvalstroom en de handeling tot nuttige toepassing op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden beheerd indien het land van bestemming minimaal kan aantonen dat de ontvangstinstallatie wordt beheerd volgens normen inzake arbeidsgeneeskunde en milieubescherming die gelijkwaardig zijn aan de normen van de Europese Unie.

Deze veronderstelling vormt evenwel geen beletsel vormt voor een volledige evaluatie van het milieuhygiënisch verantwoord beheer voor de duur van de overbrenging tot en met de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap.

Voor richtsnoeren inzake milieuhygiënisch beheer kunnen de in bijlage VIII opgenomen referenties worden geraadpleegd.

Dit artikel is niet van toepassing op uitvoer van afvalstoffen zoals bedoeld in de artikelen 34 of 36.

5.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de in leden 1 tot en met 3 genoemde verplichtingen wordt voldaan.

TITEL V

INVOER IN DE GEMEENSCHAP VANUIT DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

INVOER VAN VOOR VERWIJDERING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

Artikel 42

Verbod op invoer behoudens uit landen die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten

1.   Invoer in de Gemeenschap van voor verwijdering bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens vanuit:

a)

landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel; of

b)

andere landen waarmee de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar zijn met de wetgeving van de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Verdrag van Bazel; of

c)

andere landen waarmee afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen in overeenstemming met lid 2; of

d)

andere gebieden in gevallen waarin, om uitzonderlijke redenen tijdens crises of oorlogen, geen bilaterale overeenkomsten of overeenkomsten krachtens letter b) of letter c) kunnen worden gesloten of de bevoegde autoriteiten in het land van verzending niet is staat zijn te handelen.

2.   In uitzonderlijke gevallen mogen afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen voor de verwijdering van specifieke afvalstoffen ingeval die afvalstoffen in het land van verzending niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

Dergelijke overeenkomsten en regelingen moeten verenigbaar met de wetgeving van de Gemeenschap en in overeenstemming met artikel 11 van het Verdrag van Bazel zijn.

Zij dienen te garanderen dat de handelingen tot nuttige toepassing plaatsvinden in een goedgekeurde inrichting die zich houdt aan de eisen ten aanzien van een milieuhygiënisch verantwoord beheer.

Zij dienen voorts te garanderen dat de afvalstoffen voortgebracht zijn in het land van verzending en dat de verwijdering uitsluitend zal plaatsvinden in de lidstaat waarmee de overeenkomst is gesloten of de regeling is getroffen.

Deze overeenkomsten of regelingen worden ter kennis van de Commissie gebracht voordat zij worden ondertekend. In noodgevallen mogen zij evenwel ten hoogste één maand na ondertekening worden genotificeerd.

3.   Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die in overeenstemming met lid 1, onder b) en c), tot stand komen, dienen te zijn gebaseerd op de controleprocedure van artikel 43.

4.   De in lid 1, onder a) tot en met c), bedoelde landen moeten vooraf een met redenen omkleed verzoek indienen bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming in de Gemeenschap op basis van het feit dat zij niet over de technische mogelijkheden en de noodzakelijke inrichtingen beschikken om de afvalstoffen op milieuhygiënisch verantwoorde wijze te verwijderen en die redelijkerwijze niet kunnen verwerven.

Artikel 43

Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen die lid zijn van de EVA of partij zijn bij het Verdrag van Bazel

1.   Bij invoer in de Gemeenschap van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II, zij het met de wijzigingen en toevoegingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

2.   De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)

de kennisgeving wordt door de bevoegde autoriteit van verzending ingediend bij de bevoegde autoriteit van bestemming door middel van een door de bevoegde autoriteit van verzending afgegeven kennisgevingsdocument met afschrift aan de ontvanger en de bevoegde autoriteiten van doorvoer; en

b)

de bevoegde autoriteit van doorvoer buiten de Gemeenschap heeft na de verzending van de bevestiging van ontvangst van de kennisgeving 60 dagen om schriftelijke toestemming te verlenen, voorwaarden te stellen en aanvullende informatie over de geplande overbrengingen te verlangen ; en

c)

in de in artikel 42, lid 1, letter d) genoemde gevallen van crises of oorlogen is geen toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending vereist.

3.   De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing:

a)

de bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zendt de kennisgever een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving met afschrift aan de betrokken bevoegde autoriteiten;

b)

de bevoegde autoriteiten van bestemming en van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap;

c)

een exemplaar van het vervoersdocument wordt door de vervoerder afgegeven bij het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap;

d)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap zijn binnengekomen, zendt het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap een afgestempeld afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteiten van bestemming en van doorvoer in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap zijn binnengekomen; en

e)

elke overbrenging gaat vergezeld van een afschrift van het vervoersdocument en, op verzoek van de bevoegde autoriteiten, van een afschrift van het kennisgevingsdocument, voorzien van het toestemmingsstempel van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer.

4.   De overbrenging mag pas van start gaan wanneer:

a)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft ontvangen en aan de gestelde voorwaarden is voldaan;

b)

de kennisgever en de ontvanger een contract hebben gesloten dat juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 4, en artikel 6;

c)

een borgsom is gestort of gelijkwaardige verzekering is gesloten, en deze juridisch bindend en van toepassing is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 5, en artikel 7, en verlangd wordt door de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap of van een land van doorvoer dat partij is bij het Verdrag van Bazel; en

d)

de bescherming van het milieu gewaarborgd is zoals vereist is uit hoofde van artikel 48.

5.   Indien een douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap ontdekt dat een overbrenging niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening:

a)

stelt het terstond de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap hiervan in kennis, waarna deze de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Gemeenschap inlicht; en

b)

zorgt het ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan het douanekantoor heeft meegedeeld.

HOOFDSTUK 2

INVOER VAN VOOR NUTTIGE TOEPASSING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

Artikel 44

Verbod op invoer behoudens uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is of die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten

1.   Invoer in de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen is verboden, behoudens vanuit:

a)

landen waarop het OESO-besluit van toepassing is; of

b)

andere landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel; of

c)

andere landen waarmee de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten hebben gesloten of regelingen hebben getroffen die verenigbaar zijn met de wetgeving van de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Verdrag van Bazel; of

d)

andere landen waarmee afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen in overeenstemming met lid 2; of

e)

andere gebieden in gevallen waarin, om uitzonderlijke redenen tijdens crises of oorlogen, geen bilaterale overeenkomsten of overeenkomsten krachtens letter c) of letter d) kunnen worden gesloten of de bevoegde autoriteiten in het land van verzending niet is staat zijn te handelen.

2.   In uitzonderlijke gevallen mogen afzonderlijke lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten of regelingen treffen voor de nuttige toepassing van specifieke afvalstoffen ingeval die afvalstoffen in het land van verzending niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijze zullen worden beheerd.

In dergelijke gevallen zijn de bepalingen van artikel 42, lid 2, van toepassing.

3.   Bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die in overeenstemming met lid 1, onder c) en d), tot stand komen, dienen te zijn gebaseerd op de controleprocedure van artikel 43 casu quo artikel 45.

4.     Ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen of afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage II van het Verdrag van Bazel moeten de landen waarnaar in lid 1, onder a) t/m d) wordt verwezen een naar behoren gemotiveerd verzoek vooraf indienen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming op grond van het feit dat zij niet beschikken over de technische capaciteit en noodzakelijke faciliteiten om het afval op milieutechnisch verantwoorde wijze nuttig toe te passen, en dat van hen redelijkerwijze niet kan worden verwacht dat zij deze verwerven.

Artikel 45

Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

1.   Voor invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de Gemeenschap

uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is en/of

met doorvoer via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II, zij het met de wijzigingen en toevoegingen die in de leden 2 en 3 zijn omschreven.

2.   De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)

De uit hoofde van artikel 10 vereiste toestemming mag worden verleend in de vorm van stilzwijgende toestemming van de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Gemeenschap.

b)

In de in artikel 44, lid 1, letter e) genoemde gevallen van crisis of oorlog is geen toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending vereist.

3.   De volgende aanvullende bepalingen zijn van toepassing:

a)

de bevoegde autoriteiten van invoer en van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap;

b)

een afschrift van het vervoersdocument wordt door de vervoerder afgegeven bij het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap; en

c)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap zijn binnengekomen, zendt het douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap een afgestempeld afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteiten van bestemming en van doorvoer in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap zijn binnengekomen.

4.   De overbrenging mag pas van start gaan wanneer:

a)

de kennisgever schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending, van bestemming en van doorvoer heeft ontvangen, of stilzwijgende toestemming door de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Gemeenschap werd verleend en mag worden verondersteld, en aan de gestelde voorwaarden is voldaan;

b)

de kennisgever en de ontvanger een contract hebben gesloten dat juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 4, en artikel 6;

c)

een borgsom is gestort of gelijkwaardige verzekering is gesloten, en deze juridisch bindend en van toepassing is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 5, en artikel 7, en verlangd wordt door de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap of van een land van doorvoer dat partij is bij het Verdrag van Bazel; en

d)

de bescherming van het milieu gewaarborgd is zoals vereist is uit hoofde van artikel 48.

5.   Indien een douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap ontdekt dat een overbrenging niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel:

a)

stelt het terstond de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap hiervan in kennis, waarna deze de bevoegde autoriteit van verzending buiten de Gemeenschap inlicht; en

b)

zorgt het ervoor dat de overbrenging van de afvalstoffen wordt tegengehouden totdat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen en dit schriftelijk aan het douanekantoor heeft meegedeeld.

Artikel 46

Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is maar dat partij is bij het Verdrag van Bazel

Bij invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen in de Gemeenschap

uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, en/of

met doorvoer via een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en dat eveneens partij is bij het Verdrag van Bazel

gelden mutatis mutandis de bepalingen van artikel 43.

HOOFDSTUK 3

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 47

Invoer uit landen en gebieden overzee

1.   Bij invoer in de Gemeenschap van afvalstoffen uit landen en gebieden overzee gelden mutatis mutandis de bepalingen van titel II.

2.   Een land of gebied overzee en de lidstaat waartoe het behoort, mogen nationale procedures toepassen op overbrengingen vanuit dat land of gebied overzee naar die lidstaat.

3.   De lidstaten die van lid 2 gebruik maken, stellen de Commissie in kennis van de gevolgde nationale procedures.

Artikel 48

Bescherming van het milieu binnen de Gemeenschap

1.   De producent, de kennisgever en de overige bij een overbrenging betrokken ondernemingen treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het door hen vervoerde afval, gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming, beheerd wordt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4, van Richtlijn 75/442/EEG, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap.

2.   De bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap eist en waarborgt dat afvalstoffen die naar haar rechtsgebied worden gebracht gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming, worden beheerd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap.

3.   De bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap verbiedt de invoer van afvalstoffen uit derde landen indien zij redenen heeft om aan te nemen dat de afvalstoffen gedurende de overbrenging, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming, niet worden beheerd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap.

TITEL VI

DOORVOER VIA DE GEMEENSCHAP VANUIT EN NAAR DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

VOOR VERWIJDERING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

Artikel 49

Doorvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen via de Gemeenschap

1.   Voor doorvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen via een lidstaat vanuit en naar derde landen gelden mutatis mutandis de bepalingen van artikel 43, zij het met de wijzigingen die in lid 2 zijn omschreven.

2.   De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)

de kennisgever zendt tevens een afschrift van de kennisgeving aan de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap;

b)

de eerste en de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan de douanekantoren van binnenkomst in, respectievelijk van uitgang uit de Gemeenschap; en

c)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap een afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten.

HOOFDSTUK 2

VOOR NUTTIGE TOEPASSING BESTEMDE AFVALSTOFFEN

Artikel 50

Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Bij doorvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen via een lidstaat vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, gelden mutatis mutandis de bepalingen van artikel 49.

Artikel 51

Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is

1.   Bij doorvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen via een of meer lidstaten vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is, gelden mutatis mutandis de bepalingen van artikel 45, zij het met de wijzigingen die in lid 2 zijn omschreven.

2.   De volgende wijzigingen zijn van toepassing:

a)

de kennisgever zendt tevens een afschrift van de kennisgeving aan de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap;

b)

de eerste en de laatste bevoegde autoriteit van doorvoer in de Gemeenschap zenden een afgestempeld afschrift van hun besluit om toestemming te verlenen voor de overbrenging aan de douanekantoren van binnenkomst in, respectievelijk van uitgang uit de Gemeenschap; en

c)

zodra de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, zendt het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap een afschrift van het vervoersdocument aan de bevoegde autoriteiten van doorvoer in de Gemeenschap waaruit blijkt dat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten.

TITEL VII

OVERIGE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

AANVULLENDE VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 52

Handhaving in de lidstaten

1.   De lidstaten nemen passende wettelijke maatregelen om illegale overbrengingen te voorkomen en op te sporen, onder meer door het treffen van sancties. De Commissie wordt van dergelijke maatregelen in kennis gesteld.

2.   De lidstaten mogen in het kader van de handhaving van deze verordening onder meer voorzien in controles van inrichtingen en ondernemingen overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 75/442/EEG, alsmede in steekproefcontroles tijdens de overbrenging.

3.   Controles van overbrengingen kunnen met name plaatsvinden:

a)

op de plaats van verzending, uitgevoerd in samenwerking met de producent, houder of kennisgever;

b)

op de plaats van bestemming, uitgevoerd in samenwerking met de uiteindelijke ontvanger;

c)

aan de buitengrenzen van de Gemeenschap; en/of

d)

tijdens de overbrenging binnen de Gemeenschap.

4.   De controles kunnen controle van de documenten, bevestiging van de aard van de afvalstoffen en, indien aangewezen, fysieke controle van de afvalstoffen behelzen.

5.   De lidstaten mogen onderling samenwerken in bilateraal of multilateraal verband om de preventie en opsporing van illegale overbrengingen te bevorderen.

6.   Een lidstaat mag op verzoek van een andere lidstaat optreden tegen personen die worden verdacht van betrokkenheid bij de illegale overbrenging van afvalstoffen en die zich op zijn grondgebied bevinden.

Artikel 53

Verslaglegging door de lidstaten

1.     De bevoegde autoriteit van de exporterende of importerende lidstaat zorgt ervoor dat alle kennisgevingen van overbrengingen waarmee zij heeft ingestemd en alle daarop betrekking hebbende documenten, uiterlijk zeven dagen na het verlenen van goedkeuring via passende instrumenten, zoals het internet, openbaar worden gemaakt.

2.   Voor het einde van elk kalenderjaar zenden de lidstaten de Commissie het verslag over het voorgaande kalenderjaar toe, dat zij in overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het Verdrag van Bazel hebben opgesteld en aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel hebben toegezonden.

3.   Voor het einde van elk kalenderjaar stellen de lidstaten tevens een op de aanvullende vragenlijst van bijlage X gebaseerd verslag op over het voorgaande jaar en zenden zij dit aan de Commissie.

4.   De door de lidstaten uit hoofde van de leden 2 en 3 opgestelde verslagen worden bij de Commissie ingediend zowel in elektronische vorm als op papier.

5.   Aan de hand van deze verslagen brengt de Commissie om de drie jaar verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening door de Gemeenschap en haar lidstaten. De Commissie kan daartoe aanvullende gegevens verlangen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG.

Artikel 54

Internationale samenwerking

De lidstaten werken, wanneer dit passend en noodzakelijk is in overleg met de Commissie, samen met andere partijen bij het Verdrag van Bazel en met intergouvernementele organisaties, onder meer door het uitwisselen en/of delen van gegevens, de bevordering van milieuhygiënisch verantwoorde technieken en de uitwerking van passende gedragscodes.

Artikel 55

Aanwijzing van de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap

De lidstaten kunnen voor de overbrenging van afvalstoffen naar en uit de Gemeenschap douanekantoren van binnenkomst en van uitgang aanwijzen.

Indien de lidstaten besluiten de in de eerste alinea bedoelde douanekantoren aan te wijzen, mogen voor het overbrengen van afvalstoffen geen andere grensovergangen in een lidstaat voor het binnenkomen of verlaten van de Gemeenschap worden gebruikt.

Artikel 56

Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

De lidstaten wijzen de voor de toepassing en werking van deze verordening bevoegde autoriteit of autoriteiten aan. Elke lidstaat wijst één enkele bevoegde autoriteit van doorvoer aan.

Artikel 57

Aanwijzing van correspondenten

De lidstaten en de Commissie wijzen elk één correspondent aan die personen of ondernemingen die navraag doen, informeert en adviseert. De correspondent van de Commissie legt de correspondenten van de lidstaten alle hem gestelde vragen voor die hen aangaan en vice versa.

Artikel 58

Mededeling en informatieverstrekking omtrent de aanwijzingen

1.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de aanwijzing van douanekantoren van binnenkomst in en vertrek uit de Gemeenschap, van de bevoegde autoriteiten en van de correspondenten uit hoofde van artikel 55, 56, respectievelijk 57.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de volgende gegevens over deze aanwijzingen:

na(a)m(en);

postadres(sen);

e-mailadres(sen);

telefoonnummer(s); en

faxnummer(s).

3.   De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk van eventuele wijzigingen in deze gegevens in kennis.

4.   Deze informatie, alsmede de wijzigingen daarvan worden de Commissie zowel in elektronische vorm als op papier meegedeeld.

5.   De Commissie publiceert de lijsten van de aangewezen douanekantoren van binnenkomst in en vertrek uit de Gemeenschap, van de bevoegde autoriteiten en van de correspondenten via haar website en actualiseert deze lijsten naar gelang de noodzaak daarvan.

HOOFDSTUK 2

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 59

Vergadering van correspondenten

De Commissie roept, op verzoek van lidstaten of indien daartoe anderszins aanleiding is, op gezette tijden een vergadering van correspondenten bijeen ten einde met hen vraagstukken in verband met de toepassing van deze verordening te bespreken.

Artikel 60

Wijziging van de bijlagen

1.   De bijlagen bij deze verordening worden door de Commissie aangepast aan de laatste wetenschappelijke en technische inzichten door middel van verordeningen van de Commissie en overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG.

2.   Bij de aanpassing van de bijlagen III, IV en V wordt rekening gehouden met wijzigingen die in het kader van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit zijn overeengekomen.

3.   Bij de aanpassing van bijlage V wordt tevens rekening gehouden met wijzigingen in de lijst van gevaarlijke afvalstoffen die overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG zijn vastgesteld.

4.   Bij de aanpassing van bijlage VIII wordt rekening gehouden met internationale overeenkomsten en akkoorden.

Artikel 61

Aanvullende maatregelen

1.   De Commissie mag aanvullende maatregelen treffen in verband met de tenuitvoerlegging, de toepassing, het beheer en de handhaving van deze verordening, en het bepaalde in de toetredingsakte van 2003, die betrekking hebben op overbrengingen van afvalstoffen .

2.   Dergelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, en van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG.

3.   De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG van de Raad bedoelde termijn bedraagt 30 dagen.

Artikel 62

Intrekkingsbepalingen

1.   Verordening (EEG) nr. 259/93 en Beschikking 94/774/EG worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening van toepassing wordt.

2.   Beschikking 1999/412/EG betreffende een vragenlijst in verband met de verslagplicht van de lidstaten uit hoofde van artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 259/93, wordt ingetrokken met ingang van 31 december van het jaar waarin deze verordening van toepassing wordt.

Artikel 63

Overgangsbepalingen

1.   Op overbrengingen die door de bevoegde autoriteiten van verzending zijn aangemeld en van start zijn gegaan voor de datum van toepassing van deze verordening, zijn de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 259/93 van toepassing.

2.   Overbrengingen waarvoor de betrokken bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 259/93 toestemming hebben gegeven, dienen uiterlijk één jaar na de datum van toepassing van deze verordening te zijn voltooid.

3.   De verslaglegging uit hoofde van artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 259/93 en artikel 53 van deze verordening voor het jaar waarin deze verordening van toepassing wordt, vindt plaats op basis van de vragenlijst van Beschikking 1999/412/EG.

Artikel 64

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij wordt van toepassing 10 maanden na haar bekendmaking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., de ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  PB C ...

(3)  PB C ...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 november 2003.

(5)  PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2557/2001 van de Commissie (PB L 349 van 31.12.2001, blz. 1).

(6)  PB L 310 van 3.12.1994, blz. 70.

(7)  PB L 156 van 23.6.1999, blz. 37.

(8)  PB L 39 van 16.2.1993, blz. 1.

(9)   PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241 .

(10)   PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1 .

(11)   PB L 272 van 4.10.1997, blz. 45 .

(12)  PB L 22 van 24.1.1997, blz. 14.

(13)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 808/2003 van de Commissie ( PB L 117 van 13.5.2003, blz. 1 ).

(14)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1915/2003 van de Commissie ( PB L 283 van 31.10.2003, blz. 29 ).

(15)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1 ).

(16)  Jurisprudentie 2003, I-1439.

(17)  Jurisprudentie 2003, I-1553.

(18)   PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26 . Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(19)  PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

(20)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(21)  PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24.

(22)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28.

(23)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

(24)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1335/2003 (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 16).

(25)  PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3.

(26)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

BIJLAGE IA

Image

Image

Image

BIJLAGE IB

Image

Image

Image

BIJLAGE II

INFORMATIE EN DOCUMENTATIE BETREFFENDE DE KENNISGEVING

1.   Informatie op te nemen in het kennisgevingsformulier of een bijlage daarbij:

1.

Volgnummer of andere aanvaarde identificatiecode van het kennisgevingsformulier

2.

Naam, adres, telefoon, fax, e-mail en contactpersoon van de kennisgever

3.

Naam, adres, telefoon, fax en e-mail van de inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering, gebruikte technologie en eventuele status als vooraf goedgekeurde inrichting

Indien de inrichting voor nuttige toepassing of verwijdering onder bijlage I, categorie 5, van Richtlijn 96/61/EG valt, dient een bewijs te worden overgelegd dat zij over een geldige vergunning beschikt die in overeenstemming met artikel 4 en 5 van die richtlijn is verleend.

4.

Naam, adres, telefoon, fax en e-mail van de ontvanger

5.

Naam, adres, telefoon, fax en e-mail van de geplande vervoerder(s) en/of hun vertegenwoordigers

6.

Land van verzending en relevante bevoegde autoriteit

7.

Landen van doorvoer en relevante bevoegde autoriteiten

8.

Land van bestemming en relevante bevoegde autoriteit

9.

Eenmalige kennisgeving of algemene kennisgeving. In geval van een algemene kennisgeving, de gewenste geldigheidstermijn

10.

Geplande vertrekdatum(s) voor het (de) transport(en)

11.

Vervoerswijze, doorgangsplaatsen (plaats van binnenkomst en van vertrek in elk betrokken land, inclusief de douanekantoren van binnenkomst en uitgang in de Gemeenschap) en route (route tussen plaatsen van binnenkomst en van vertrek), inclusief mogelijke alternatieven

12.

Registratiebewijs van de vervoerder voor het transport van afvalstoffen

13.

Aanduiding van het type afvalstoffen op de relevante lijst, bron(nen), beschrijving, hoeveelhe(i)de(en) en eventuele gevaarlijke eigenschappen. In geval van afvalstoffen afkomstig uit meerdere bronnen, tevens een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen

14.

Specificatie van de handeling(en) tot nuttige toepassing of verwijdering als bedoeld in bijlage IIA en B van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd

15.

Als de afvalstoffen bestemd zijn voor nuttige toepassing:

a)

de geplande methode van verwijdering van het restafval na de nuttige toepassing;

b)

de hoeveelheid nuttig toegepast materiaal in verhouding tot het restafval en het niet nuttig toepasbare afval;

c)

de geschatte waarde van het nuttig toegepaste materiaal;

d)

de kosten van nuttige toepassing en de kosten van verwijdering van het restafval.

16.

Bewijs van verzekering tegen aansprakelijkheid voor schade aan derden

17.

Bewijs van verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de transportmiddelen

18.

Bewijs van het bestaan van een contract tussen de kennisgever en de ontvanger voor de verwerking van de afvalstoffen dat ten tijde van de kennisgeving gesloten en juridisch bindend is, zoals vereist wordt in artikel 5, lid 4, en artikel 6

19.

Bewijs van het bestaan van een financiële garantie of gelijkwaardige verzekering die ten tijde van de kennisgeving gestort c.q. gesloten en juridisch bindend is en die ingaat bij het vertrek van het transport, zoals vereist in de artikel 5, lid 5, en artikel 7

20.

Verklaring van de kennisgever dat de informatie naar beste weten volledig en correct is

21.

Douanekantoren van binnenkomst en/of uitgang en/of uitvoer

2.   Informatie op te nemen in het vervoersdocument of een bijlage daarbij:

Alle reeds in deel 1 genoemde informatie plus:

1.

Datum van vertrek van het transport

2.

Naam, adres, telefoon, fax en e-mail van de vervoerder

3.

Gepland verpakkingstype

4.

Eventuele bijzondere voorzorgsmaatregelen die de vervoerder(s) moet(en) treffen

5.

Verklaring van de kennisgever dat geen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen bezwaar heeft gemaakt. Deze verklaring moet door de kennisgever worden ondertekend

6.

De handtekening voor elke overdracht van afvalstoffen tussen vervoerders

3.   Eventuele door de bevoegde autoriteiten verlangde aanvullende informatie en documentatie:

1.

Indien de kennisgever niet de producent is, de identiteit van de oorspronkelijke producent

2.

De aard en geldigheidsduur van de vergunning voor de verwerkingsinstallatie

3.

Inlichtingen over de maatregelen die de veiligheid van het vervoer moeten garanderen

4.

De lengte(s) van het traject tussen de kennisgever en de ontvanger, evenals van eventuele alternatieve routes

5.

Chemische analyse van de samenstelling van de afvalstoffen

6.

Beschrijving van het productieproces van de afvalstoffen

7.

Beschrijving van het behandelingsproces in de inrichtingen van de ontvanger

8.

Toelichting op de berekening van de financiële garantie of gelijkwaardige verzekering als vereist in artikel 5, lid 5, en artikel 7

BIJLAGE III

LIJST VAN AFVALSTOFFEN DIE VERGEZELD MOETEN GAAN VAN BEPAALDE INFORMATIE („GROENE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN) (1)

Ongeacht of zij in deze lijst zijn opgenomen of niet, afvalstoffen mogen niet aan deze controleprocedure worden onderworpen indien zij dermate met andere stoffen verontreinigd zijn dat a) de aan de afvalstoffen verbonden risico's zodanig toenemen dat zij, gelet op de gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III van Richtlijn 91/689/EEG, voor de controleprocedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming in aanmerking komen, of b) nuttige toepassing van de afvalstoffen op milieuverantwoorde wijze niet mogelijk wordt.

DEEL I:

Afvalstoffen die zijn opgenomen in bijlage IX van het Verdrag van Bazel (2)

In het kader van deze verordening:

a)

wordt elke verwijzing naar lijst A van bijlage IX van het Verdrag van Bazel opgevat als een verwijzing naar bijlage IV bij deze verordening;

b)

wordt in Bazel-code B1020 onder de term „in afgewerkte vorm in bulk” ook verstaan alle daar genoemd metaalschroot in niet-verspreidbare (3) vorm;

c)

is Bazel-code B1100 voor wat betreft „slak afkomstig van de behandeling van koper enz.” niet van toepassing en is in plaats daarvan OESO-code GB040 in deel II van toepassing;

d)

is Bazel-code B1110 niet van toepassing en zijn in plaats daarvan de OESO-codes GC010 en GC020 in deel II van toepassing;

e)

is Bazel-code B2050 niet van toepassing en is in plaats daarvan OESO-code GG040 in deel II van toepassing;

f)

heeft de verwijzing in Bazel-code B3010 naar afval van gefluoreerde polymeren tevens betrekking op polymeren en co-polymeren van fluorethyleen (PTFE);

g)

zijn de Bazel-codes B 1200 en B 1210 niet van toepassing voorzover de slakken specifiek geproduceerd worden om aan zowel de nationale als de desbetreffende international vereisten en normen te voldoen.

DEEL II:

De volgende afvalstoffen dienen eveneens vergezeld te gaan van bepaalde informatie:

Oude metalen en metaallegeringen in metallische, niet-verspreidbare vorm

GA300

ex 811220

Afval en restanten van chroom

Metaalhoudende afvalstoffen die vrijkomen bij het smelten en zuiveren van metalen:

GB040

7112

262030

262090

Slak afkomstig van de behandeling van edele metalen en koper, bestemd voor latere terugwinning

Andere metaalhoudende afvalstoffen

GC010

 

Uitsluitend uit metalen of legeringen bestaand elektrisch montageafval

GC020

 

Elektronische restanten (bij voorbeeld printplaten, elektronische onderdelen, draad, enz) en voor terugwinning van basismetaal en edelmetaal geschikte teruggewonnen elektronische onderdelen

GC030

ex 890800

Schepen en ander drijvend materieel bestemd voor de sloop, waaruit eventuele lading en andere in de schepen aanwezige materialen die als gevaarlijke stof of afvalstof geclassificeerd zijn, naar behoren zijn verwijderd

GC040

ex 8701-05

ex 8709-11

Wrakken van motorvoertuigen waarin geen vloeistoffen meer aanwezig zijn

GC050

 

Afgewerkte kraakkatalysatoren uit wervelbedproces (FCC), bijvoorbeeld aluminiumoxide, zeolieten

Afval van de volgende metalen en legeringen daarvan in metallische, zich verspreidende vorm:

GC090

 

Molybdeen

GC100

 

Wolfraam

GC110

 

Tantaal

GC120

 

Titaan

GC130

 

Niobium

GC140

 

Rhenium

Glasafval in een zich niet verspreidende vorm:

GE020

ex 7001

ex 701939

Glasvezelafval

Afval van keramische producten in een zich niet verspreidende vorm:

GF010

 

Afval van keramische producten die gebakken zijn na in de vorm te zijn gebracht of bewerkt, met inbegrip van keramische vaten (vóór en na gebruik)

Ander hoofdzakelijk uit anorganisch materiaal bestaand afval dat metalen en organische materialen kan bevatten

GG030

ex 2621

Zware as en sintels van steenkoolcentrales

GG040

ex 2621

Vliegas van steenkoolcentrales

GG160

 

Bitumineus materiaal (afval van asfalt), afkomstig van de aanleg en het onderhoud van wegen, dat geen teer bevat

Afvalstoffen van kunststof in vaste vorm:

GH013

391530

ex 390410-40

Polymeren van vinylchloride

Afval van textielstoffen

GJ140

ex 6310

Textielafval van vloerbedekking en vloerkleden

Afval van de agrovoederindustrie

GM140

ex 1500

Afval van spijsoliën en -vetten van dierlijke of plantaardige oorsprong (bijvoorbeeld frituurolie)

Afval van looien, pelterij en gebruik van huiden

GN010

ex 050200

Afval van haar van varkens of van wilde zwijnen, van dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk

GN020

ex 050300

Afval van paardenhaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag

GN030

ex 050590

Afval van vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, van veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt


(1)  Deze lijst is afkomstig uit het OESO-besluit, aanhangsel 3.

(2)  Bijlage IX van het Verdrag van Bazel is in deze verordening opgenomen als bijlage V, deel 1, lijst B.

(3)  Afvalstoffen in de vorm van poeder, slurrie, stof of vaste voorwerpen die houders met gevaarlijke vloeibare afvalstoffen bevatten, worden niet als „niet-verspreidbaar” aangemerkt.

BIJLAGE IV

LIJST VAN AFVALSTOFFEN WAARVOOR DE PROCEDURE VAN SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT („ORANJE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN) (1)

DEEL I

Afvalstoffen die zijn opgenomen in de bijlagen II en VIII van het Verdrag van Bazel (2).

In het kader van deze verordening:

a)

wordt elke verwijzing naar lijst B van bijlage VIII van het Verdrag van Bazel opgevat als een verwijzing naar bijlage III bij deze verordening;

b)

moet de term „zonder de in lijst B (bijlage IX) genoemde afvalstoffen” in Bazel-code A1010 worden opgevat als een verwijzing zowel naar Bazel-code B1020 als naar de opmerking over Bazelcode B1020 in bijlage III, deel I, onder b), van deze verordening;

c)

zijn de Bazel-codes A1180 en A2060 niet van toepassing en zijn in plaats daarvan, voor zover toepasselijk, de OESO-codes GC010, GC020 en GC040 in bijlage III, deel II, van toepassing;

d)

heeft Bazel-code A4050 ook betrekking op ovenpuin afkomstig van het smelten van aluminium omdat dit anorganische cyaniden (Y33) bevat. Als de cyaniden vernietigd zijn, wordt ovenpuin ingedeeld in deel II, code AB120, omdat het anorganische fluorverbindingen exclusief calciumfluoride (Y32) bevat.

DEEL II:

Voor de volgende afvalstoffen geldt eveneens de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming:

Metaalhoudende afvalstoffen

AA010

261900

Slakken, walsschilfers en ander bij de vervaardiging van ijzer en staal verkregen afval (3)

AA060

262050

Assen en residuen van vanadium

AA190

810420

ex 810430

Afval en restanten van magnesium die brandbaar of pyrofoor zijn of, wanneer zij in contact komen met water, gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen doen ontstaan

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

AB030

 

Afval van de oppervlaktebehandeling van metalen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AB070

 

Zand gebruikt in smelterijen/gieterijen

AB120

ex 281290

ex 3824

Anorganische halogenideverbindingen, niet elders vermeld of ingedeeld

AB130

 

Gebruikt staalgrit

AB150

ex 382490

Ongezuiverd calciumsulfiet en calciumsulfaat, afkomstig van rookgasontzwaveling

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

AC020

 

Bitumineuze materialen (asfaltafval), niet elders vermeld of ingedeeld

AC060

ex 381900

Hydraulische vloeistoffen

AC070

ex 381900

Remvloeistoffen

AC080

ex 382000

Antivriesvloeistoffen

AC150

 

Chloorfluorkoolwaterstoffen

AC160

 

Halonen

AC170

ex 440310

Afval van behandeld kurk en hout

AC250

 

Oppervlakteactieve stoffen (surfactants)

AC260

ex 3101

Varkensmest; uitwerpselen

AC270

 

Rioolslib

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

AD090

ex 382490

Afval afkomstig van de productie, de bereiding en het gebruik van reprografische en fotografische producten en materialen, voorzover niet elders vermeld of opgevoerd

AD100

 

Afval afkomstig van de oppervlaktebehandeling van kunststoffen met behulp van nietgecyanideerde producten

AD120

ex 391400

ex 3915

Ionenwisselaarharsen

AD150

 

Als filters gebruikt natuurlijk organisch materiaal (bijvoorbeeld biofilters)

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

RB020

ex 6815

Keramiekvezels met dezelfde fysisch-chemische eigenschappen als die van asbest


(1)  Deze lijst is afkomstig uit het OESO-besluit, aanhangsel 4.

(2)  Bijlage VIII van het Verdrag van Basel is in deze verordening opgenomen als bijlage V, deel 1, lijst A.

(3)  Dit omvat afval in de vorm van as, residuen, slakken, dross en skimmings, walsschilfers, stof, poeder, slib en filterkoek, tenzij een stof expliciet elders wordt genoemd.

BIJLAGE IV A

AFVALSTOFFEN OPGENOMEN IN BIJLAGE III MAAR WAARVOOR DE PROCEDURE VAN SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT (ARTIKEL 3, LID 3)

 

BIJLAGE V

AFVALSTOFFEN WAARVOOR HET UITVOERVERBOD VAN ARTIKEL 36 GELDT

INLEIDING

1.

Bijlage V is van toepassing onverminderd Richtlijn 75/442/EEG, en Richtlijn 91/689/EEG.

2.

Deze bijlage bestaat uit drie delen, waarbij de delen 2 en 3 slechts van toepassing zijn in zoverre deel 1, lijst A niet van toepassing is. Om te bepalen of een specifieke afvalstof onder bijlage V van deze verordening valt, moet men dus eerst controleren of de afvalstof in deel 1, lijst A van bijlage V voorkomt, zo niet of zij in deel 2 voorkomt en daarna of zij in deel 3 voorkomt.

Deel 1 is onderverdeeld in twee subsecties: lijst A, waarin de afvalstoffen zijn opgenomen die voor de toepassing van het Verdrag van Bazel als gevaarlijk zijn aangemerkt en lijst B, waarin de afvalstoffen zijn opgenomen die niet als gevaarlijk zijn aangemerkt .

Indien een afvalstof voorkomt in deel 1, lijst A valt de stof onder het uitvoerverbod. Indien een afvalstof niet voorkomt in deel 1, lijst A, maar in deel 2 of deel 3, valt de stof eveneens onder het uitvoerverbod .

3.

De lidstaten kunnen in uitzonderlijke gevallen op basis van door de houder op gepaste wijze verstrekte gegevens bepalen dat een specifieke afvalstof van deze bijlage uitgesloten is van het in artikel 37 van deze verordening bedoelde uitvoerverbod indien zij geen van de in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG vermelde eigenschappen vertoont, waarbij voor de codes H3 tot en met H8, H10 en H11 van deze bijlage rekening wordt gehouden met de in Beschikking 2000/532/EG, vastgestelde grenswaarden.

In dergelijke gevallen brengt de betrokken lidstaat het beoogde land van invoer op de hoogte alvorens een beslissing te nemen. De lidstaten delen de Commissie dergelijke gevallen voor het einde van elk kalenderjaar mee. De Commissie geeft de informatie door aan alle lidstaten en aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel. Op basis van de verstrekte informatie kan de Commissie opmerkingen maken en zo nodig bij het op grond van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG opgerichte comité voorstellen indienen om bijlage V van deze verordening aan te passen.

4.

Het feit dat een afvalstof niet als gevaarlijke afvalstof in deze bijlage is opgenomen sluit niet uit dat een dergelijke afvalstof in uitzonderlijke gevallen toch als gevaarlijk wordt aangemerkt en dus onder het in artikel 37 van deze verordening bedoelde uitvoerverbod valt indien deze in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG opgenomen eigenschappen vertoont, waarbij voor de codes H3 tot en met H8, H10 en H11 van deze bijlage rekening wordt gehouden met de in Beschikking 2000/532/EG vastgestelde grenswaarden, zoals bepaald in artikel 1, lid 4, tweede streepje, van Richtlijn 91/689/EEG en in de hoofding van bijlage III van deze verordening.

In dergelijke gevallen brengt de betrokken lidstaat het beoogde land van invoer op de hoogte alvorens een beslissing te nemen. De lidstaten delen de Commissie dergelijke gevallen voor het einde van elk kalenderjaar mee. De Commissie geeft de informatie door aan alle lidstaten en aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel. Op basis van de verstrekte informatie kan de Commissie opmerkingen maken en zo nodig bij het op grond van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG opgerichte comité voorstellen indienen om bijlage V van deze verordening aan te passen.

DEEL 1

Lijst A (Bijlage VIII van het Verdrag van Bazel)

A1

METALEN EN METAALHOUDENDE AFVALSTOFFEN

A1010

Metalen afvalstoffen en afvalstoffen die uit legeringen bestaan van een van de volgende stoffen:

Antimoon

Arseen

Beryllium

Cadmium

Lood

Kwik

Selenium

Tellurium

Thallium

maar zonder de in lijst B genoemde afvalstoffen

A1020

Afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel of verontreiniging bevatten, uitgezonderd metalen in massieve vorm:

Antimoon; antimoonverbindingen

Beryllium; berylliumverbindingen

Cadmium; cadmiumverbindingen

Lood; loodverbindingen

Selenium; seleniumverbindingen

Tellurium; telluriumverbindingen

A1030

Afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel of verontreiniging bevatten:

Arseen; arseenverbindingen

Kwik; kwikverbindingen

Thallium; thalliumverbindingen

A1040

Afvalstoffen die een van de volgende stoffen als bestanddeel bevatten:

Metaalcarbonylen

Zeswaardige chroomverbindingen

A1050

Galvanisch slib

A1060

Effluenten van het beitsen van metalen

A1070

Loogresiduen van zinkverwerking, stof en slib zoals jarosiet, hematiet, enz.

A1080

Zinkresiduen die niet zijn opgenomen in lijst B en die lood en cadmium in voldoende concentraties bevatten om eigenschappen als bedoeld in bijlage III te vertonen

A1090

As van de verbranding van geïsoleerd koperdraad

A1100

Stof en residuen van gasreinigingsinrichtingen in kopersmelterijen

A1110

Afgewerkte elektrolytische oplossingen afkomstig van de elektrolytische winning en zuivering van koper

A1120

Afvalslib, met uitzondering van anodeslib, afkomstig van elektrolytische zuiveringssystemen bij de winning en zuivering van koper

A1130

Afgewerkte etsoplossingen die opgelost koper bevatten

A1140

Afgewerkte koperchloride- en kopercyanidekatalysatoren

A1150

Edelmetaalhoudende as afkomstig van de verbranding van printplaten die niet op lijst B voorkomen (1)

A1160

Oude loodbatterijen, intact of in stukken

A1170

Ongesorteerde lege batterijen met uitzondering van mengsels van uitsluitend in lijst B genoemde batterijen Lege batterijen die niet op lijst B voorkomen en die in bijlage I genoemde bestanddelen in zodanige hoeveelheden bevatten dat ze gevaarlijk worden

A1180

Oude elektrische en elektronische eenheden of schroot (2) met onderdelen als accu's en andere batterijen die op lijst A staan, kwikschakelaars, glas afkomstig van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas en PCB-condensatoren, of in die mate verontreinigd met bestanddelen die in bijlage I worden genoemd (e.g. cadmium, kwik, lood, polychoorbifenyl) dat ze eigenschappen hebben die in bijlage III worden vermeld (N.B.: zie het vergelijkbare punt op lijst B: B1110) (3)

A2

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

A2010

Glas afkomstig van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas

A2020

Afgewerkte anorganische fluorverbindingen in de vorm van vloeistof of slib maar zonder de in lijst B genoemde afvalstoffen

A2030

Afgewerkte katalysatoren met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A2040

Afvalgips afkomstig uit de chemische procesindustrie, wanneer dit bestanddelen, genoemd in bijlage I in zulke concentraties bevat dat het gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertoont (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2080)

A2050

Afgedankte asbest (stof en vezels)

A2060

Vliegas afkomstig van kolengestookte centrales die stoffen als genoemd in bijlage I in voldoende concentraties bevatten om eigenschappen als vermeld in bijlage III te vertonen (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2050)

A3

AFVALSTOFFEN DIE HOOFDZAKELIJK UIT ORGANISCHE BESTANDDELEN BESTAAN EN DIE METALEN EN ANORGANISCHE STOFFEN KUNNEN BEVATTEN

A3010

Afvalstoffen die ontstaan bij de productie of verwerking van petroleumcokes en bitumen

A3020

Afgewerkte minerale oliën die ongeschikt zijn voor het oorspronkelijk bedoelde gebruik

A3030

Afvalstoffen die slib van loodhoudende antiklopverbindingen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan

A3040

Afgewerkte warmtegeleidende vloeistoffen (voor warmteoverdracht)

A3050

Afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering of het gebruik van harsen, latex, weekmakers, lijm/kleefstoffen met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B4020)

A3060

Afgewerkte nitrocellulose

A3070

Afgewerkte fenolen, fenolverbindingen met inbegrip van chloorfenol in de vorm van vloeistof of slib

A3080

Afgewerkte ethers, met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A3090

Leerstof, -as, -slib en -poeder wanneer deze zeswaardige chroomverbindingen of biociden bevatten (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3100)

A3100

Snijdsel en ander afval van leer of kunstleer dat niet geschikt is voor de fabricage van lederwaren dat zeswaardige chroomverbindingen of biociden bevat (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3090)

A3110

Afvalstoffen die vrijkomen bij de leerbereiding en die zeswaardige chroomverbindingen, biociden of infectieuze stoffen bevatten (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B3110)

A3120

Lichte fractie bij het afbreken van vezels, snijden, enz.

A3130

Gebruikte organische fosforverbindingen

A3140

Afgewerkte niet-gehalogeneerde organische oplosmiddelen met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A3150

Afgewerkte gehalogeneerde organische oplosmiddelen

A3160

Gehalogeneerde of niet-gehalogeneerde niet-waterige distillatieresiduen die vrijkomen bij de terugwinning van organische oplosmiddelen

A3170

Afvalstoffen afkomstig van de productie van alifatische gehalogeneerde koolwaterstoffen (zoals chloormethaan, dichloorethaan, vinylchloride, vinylideenchloride, allylchloride en epichloorhydrine)

A3180

Afvalstoffen, stoffen en artikelen die polychloorbifenyl (PCB), polychloorterfenyl (PCT), polychloornaftaleen (PCN) of polybroombifenyl (PBB) of andere analoge polybroomverbindingen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan, in een concentratie van 50 mg/kg of meer (4)

A3190

Teerresiduen (met uitzondering van asfaltbitumen) afkomstig van raffinage- en distillatieprocessen en alle andere pyrolitische behandelingen van organisch materiaal

A4

AFVALSTOFFEN DIE OFWEL ANORGANISCHE OFWEL ORGANISCHE BESTANDDELEN BEVATTEN

A4010

Afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, bereiding en het gebruik van farmaceutische producten met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A4020

Klinische en daarmee verband houdende afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig van medische, verpleegkundige, tandheelkundige, diergeneeskundige of soortgelijke handelingen en afvalstoffen die ontstaan in ziekenhuizen of andere instellingen bij onderzoek of behandeling van patiënten, of bij onderzoeksprojecten

A4030

Afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering en het gebruik van biociden en fytofarmaceutische producten, met inbegrip van pesticiden en herbiciden die niet volgens de specificatie, te oud (5), of niet geschikt voor het oorspronkelijke doel zijn

A4040

Afvalstoffen die vrijkomen bij de vervaardiging, formulering en het gebruik van houtconserveringsmiddelen (6)

A4050

Afvalstoffen die de volgende stoffen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan:

Anorganische cyaniden, met uitzondering van edelmetaalhoudende residuen in vaste vorm waarin sporen van anorganische cyaniden voorkomen

Organische cyaniden

A4060

Afgewerkte olie/water- en koolwaterstof/watermengsels, emulsies

A4070

Afvalstoffen die vrijkomen bij de productie, formulering en het gebruik van inkt, kleurstoffen, pigment, verf, lak of vernis met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen (N.B.: zie het vergelijkbare punt op lijst B: B4010)

A4080

Afvalstoffen van explosieve aard (met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen)

A4090

Andere afgewerkte zure of basische oplossingen dan die welke onder het overeenkomstige punt van lijst B zijn genoemd (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2120)

A4100

Afvalstoffen afkomstig uit industriële inrichtingen voor de reiniging van afgassen met uitzondering van de in lijst B genoemde afvalstoffen

A4110

Afvalstoffen die de volgende stoffen bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan:

een congeneer van polychloordibenzofuraan

een congeneer van polychloordibenzodioxine

A4120

Afvalstoffen die bestaan uit peroxiden, die bevatten of daarmee verontreinigd zijn

A4130

Verpakkingen en containers die stoffen als genoemd in bijlage I in zodanige concentraties bevatten dat ze gevaarlijke eigenschappen, genoemd in bijlage III vertonen

A4140

Afval dat bestaat uit chemicaliën die niet aan de specificatie voldoen of te oud (7) zijn, overeenkomen met de categorieën van bijlage I en gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertonen of dat die stoffen bevat

A4150

Afgewerkte chemische stoffen afkomstig van onderzoek en ontwikkeling of onderwijsactiviteiten die niet geïdentificeerd en/of nieuw zijn en waarvan de gevolgen voor de volksgezondheid en/of het milieu niet bekend zijn

A4160

Uitgewerkte actieve koolstof die niet op lijst B voorkomt (N.B.: zie het vergelijkbare punt van lijst B: B2060)

Lijst B (bijlage IX van het Verdrag van Bazel)

B1

METALEN EN METAALHOUDENDE AFVALSTOFFEN

B1010

Oude metalen en metaallegeringen in metallische, niet-verspreidbare vorm

Edelmetalen (goud, zilver, de platinagroep, met uitzondering van kwik)

IJzer- en staalschroot

Koperschroot

Nikkelschroot

Aluminiumschroot

Zinkschroot

Tinschroot

Wolfraamschroot

Molybdeenschroot

Tantaalschroot

Magnesiumschroot

Kobaltschroot

Bismuthschroot

Titaanschroot

Zirconiumschroot

Mangaanschroot

Germaniumschroot

Vanadiumschroot

Schroot van hafnium, indium, niobium, rhenium en gallium

Thoriumschroot

Schroot van zeldzame aardmetalen

B1020

Zuiver, niet-verontreinigd metaalschroot, waaronder legeringen, in afgewerkte vorm in bulk (plaatmateriaal, balken, staven, enz):

Antimoonschroot

Berylliumschroot

Cadmiumschroot

Loodschroot (met uitzondering van loodaccu's)

Seleniumschroot

Telluriumschroot

B1030

Vuurvaste metalen die residuen bevatten

B1040

Afgedankte eenheden uit elektrische centrales die niet zodanig verontreinigd zijn met smeerolie, PCB's of PCT's dat ze een risico vormen

B1050

Gemengde non-ferrometalen of zware schrootfracties, die geen in bijlage I genoemde materialen in een concentratie bevatten dat ze de eigenschappen, genoemd in bijlage III vertonen (8)

B1060

Oud selenium en tellurium als element, ook in poedervorm

B1070

Afval van koper en koperlegeringen in verspreidbare vorm, tenzij ze de in bijlage I genoemde bestanddelen in zodanige concentraties bevatten dat ze in bijlage III eigenschappen vertonen

B1080

Zinkas en -residuen met inbegrip van residuen van zinklegeringen in verspreidbare vorm tenzij ze in bijlage I genoemde bestanddelen in zodanige concentraties bevatten dat ze eigenschappen, genoemd in bijlage III of gevaarkenmerk H4.3 vertonen (9)

B1090

Oude accu's die aan bepaalde specificaties voldoen, met uitzondering van lood-, cadmiumof kwikbatterijen

B1100

Metaalhoudende afvalstoffen die vrijkomen bij het smelten en zuiveren van metalen:

Hardzink

Zinkhoudende slak:

Zinkhoudende drijvende slak afkomstig van het galvaniseren (> 90% Zn)

Zinkhoudende slakbezinksel afkomstig van het galvaniseren (> 92% Zn)

Zinkhoudende slak afkomstig van het gietproces (> 85% Zn)

Zinkhoudende slak afkomstig van thermisch verzinken (batch) (> 92% Zn)

Zinkschuim

Aluminiumschuim met uitzondering van zoutslak

Slak afkomstig van de behandeling van koper voor verdere verwerking of zuivering die geen arseen, lood of cadmium in zodanige concentraties bevat dat de slak gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III vertoont

Oude vuurvaste bekleding, met inbegrip van gietpannen, afkomstig uit kopersmelterijen

Slak afkomstig van de behandeling van edele metalen voor verdere zuivering

Tantaalhoudende tinslak met minder dan 0,5% tin

B1110

Elektrische en elektronische samengebouwde eenheden:

Elektronische eenheden uitsluitend van metaal of legeringen

Elektrische en elektronische eenheden of schrootmateriaal (10) (met inbegrip van printplaten) die geen onderdelen bevatten zoals accu's en andere batterijen die op lijst A voorkomen, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas en PCB-condensatoren, of die niet verontreinigd zijn met in bijlage I genoemde bestanddelen (b.v. cadmium, kwik, lood, polychloorbifenyl) of waarbij deze stoffen tot een zodanig niveau zijn verwijderd dat geen van de eigenschappen als bedoeld in bijlage III nog een rol spelen (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A1180)

Elektrische en elektronische eenheden (met inbegrip van printplaten, elektronische onderdelen en bedrading) bestemd voor onmiddellijk hergebruik (11) en niet voor recycling of definitieve verwijdering (12)

B1120

Afgewerkte katalysatoren, met uitzondering van als katalysator gebruikte vloeistoffen, die een van de volgende stoffen bevatten:

Overgangsmetalen, met uitzondering van oude katalysatoren (afgewerkte katalysatoren, als katalysator gebruikte vloeistoffen of andere katalysatoren) van lijst A:

Scandium, Vanadium, Mangaan, Kobalt, Koper, Yttrium, Niobium, Hafnium, Wolfraam, Titaan, Chroom, IJzer, Nikkel, Zink, Zirconium, Molybdeen, Tantaal, Rhenium

Lanthaniden (zeldzame aardmetalen):

Lanthaan, Praseodymium, Samarium, Gadolinium, Dysprosium, Erbium, Ytterbium, Cerium, Neodymium, Europium, Terbium, Holmium, Thulium, Lutetium

B1130

Gezuiverde afgewerkte edelmetaalhoudende katalysatoren

B1140

Edelmetaalhoudende residuen in vaste vorm die sporen van anorganische cyaniden bevatten

B1150

Oude edele metalen en legeringen als afval (goud, zilver, de platinagroep, met uitzondering van kwik) in een verspreidbare, niet-vloeibare vorm in een geschikte verpakking met de juiste opschriften

B1160

As van edele metalen afkomstig van de verbranding van printplaten (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A1150)

B1170

As van edele metalen afkomstig van de verbranding van fotografisch filmmateriaal

B1180

Oude fotofilm met zilverhalegoniden en metallisch zilver

B1190

Oud fotopapier met zilverhalogeniden en metallisch zilver

B1200

Korrelige slak afkomstig van de fabricage van ijzer en staal

B1210

Slak afkomstig van de fabricage van ijzer en staal met inbegrip van slak als bron van TiO2 en vanadium

B1220

Slak afkomstig van de zinkproductie, chemisch gestabiliseerd, met een hoog ijzergehalte (meer dan 20 %) en behandeld volgens industriële specificaties (b.v. DIN 4301) hoofdzakelijk voor de bouw

B1230

Walshuid afkomstig van de fabricage van ijzer en staal

B1240

Walshuid in de vorm van koperoxide

B2

AFVALSTOFFEN VOORNAMELIJK BESTAANDE UIT ANORGANISCHE BESTANDDELEN, DIE METALEN EN ORGANISCHE STOFFEN KUNNEN BEVATTEN

B2010

Afvalstoffen afkomstig uit de mijnbouw in niet-verspreidbare vorm:

Natuurlijk grafiet

Leiresten, al dan niet in grove stukken of slechts gezaagd of op andere wijze kleiner gemaakt

Mica

Leuciet, nefelien en nefeliensyeniet

Veldspaat

Vloeispaat

Kiezelaarde in vaste vorm met uitzondering van die afkomstig uit gieterijen

B2020

Oud glas in niet-verspreidbare vorm:

Breukglas en ander afval en glasscherven met uitzondering van glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas

B2030

Keramisch afval in niet-verspreidbare vorm:

Keramisch snijmateriaal en schroot (metaal-keramisch composietmateriaal)

Vezelmateriaal op keramiekbasis dat niet onder een ander punt valt

B2040

Andere afvalstoffen die hoofdzakelijk anorganische bestanddelen bevatten:

Gedeeltelijk gezuiverd calciumsulfaat afkomstig van de rookgasontzwaveling

Oude gipsplaten afkomstig van het slopen van gebouwen

Slak afkomstig van de koperproductie, chemisch gestabiliseerd, met een hoog ijzergehalte (meer dan 20 %) en behandeld volgens industriële specificaties (b.v. DIN 4301 en DIN 8201) hoofdzakelijk voor de bouw en abrasieve toepassingen

Zwavel in vaste vorm

Kalk afkomstig van de productie van calciumcyanamide (met een pH kleiner dan 9)

Natrium-, kalium- of calciumchloride

Carborundum (siliciumcarbide)

Gebroken beton

Lithiumtantaal en lithiumniobium die glasscherven bevatten

B2050

Vliegas uit kolengestookte installaties die niet op lijst A voorkomt (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A2060)

B2060

Afgewerkte actieve koolstof afkomstig van de drinkwaterbehandeling, processen in de levensmiddelenindustrie en de vitamineproductie (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A4160)

B2070

Calciumfluorideslib

B2080

Gipsafval afkomstig uit de chemische procesindustrie, dat niet op lijst A voorkomt (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A2040)

B2090

Anodestompen afkomstig van de staal- of aluminiumproductie gemaakt van petroleumcokes of bitumen en gereinigd overeenkomstig de gebruikelijke specificaties (met uitzondering van anodestompen afkomstig van alkalichloorelektrolyse en uit de metallurgische industrie)

B2100

Afgewerkte aluminiumhydraten en aluminiumoxideresten en -residuen afkomstig uit de aluminiumoxideproductie met uitzondering van stoffen die worden gebruikt voor gasreiniging, uitvlokking of filtratieprocessen

B2110

Bauxietresidu („rood slib”) (pH teruggebracht tot minder dan 11,5)

B2120

Afgewerkte zure of basische oplossingen met een pH groter dan 2 en kleiner dan 11,5, die niet corrosief of anderszins gevaarlijk zijn (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A4090)

B3

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

B3010

Vast plastic afval:

De volgende kunststoffen of mengsels daarvan, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen en overeenkomstig een specificatie zijn vervaardigd:

Plastic schroot van niet-gehalogeneerde polymeren en co-polymeren, met inbegrip van de volgende stoffen, maar daartoe niet beperkt (13):

ethyleen

styreen

polypropyleen

polyethyleentereftalaat

acrylnitril

butadieen

polyacetalen

polyamiden

polybutyleentereftalaat

polycarbonaten

polyethers

polyfenyleensulfiden

acrylpolymeren

alkanen C10-C13 (weekmaker)

polyurethaan (dat geen CFK's bevat)

polysiloxanen

polymethylmethacrylaat

polyvinylalcohol

polyvinylbutyral

polyvinylacetaat

Uitgehard harsafval of condensatieproducten met inbegrip van de volgende stoffen:

ureumformaldehydeharsen

fenolformaldehydeharsen

melamineformaldehydeharsen

expoxyharsen

alkydharsen

polyamiden

Het volgende afval van gefluoreerde polymeren (14):

perfluorethyleen/propyleen (FEP)

perfluoralkoxyalkaan (PFA)

perfluoralkoxyalkaan (PFA)

polyvinylfluoride (PVF)

polyvinylideenfluoride (PVDF)

B3020

Papier, karton en papierproducten

De volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met gevaarlijke afvalstoffen:

Oud papier of karton:

ongebleekt papier of karton of gegolfd papier of golfkarton

overig papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt chemisch pulp, dat niet in bulk is gekleurd

papier of karton, hoofdzakelijk gemaakt van gebleekt mechanisch pulp (b.v. kranten, tijdschriften en soortgelijk drukwerk)

overige, met inbegrip van: 1) gelamineerd karton; 2) ongesorteerd afval

B3030

Oud textiel

De volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen en vervaardigd zijn overeenkomstig een specificatie:

Zijde (met inbegrip van cocons die ongeschikt zijn om af te haspelen, garen en rafelingen):

niet gekaard of gekamd

overige

Wol of fijn of grof dierlijk haar, met inbegrip van garen, met uitzondering van rafelingen:

kammelingen van wol of fijn dierlijk haar

ander afval of wol of fijn dierlijk haar

afval van grof dierlijk haar

Katoen (met inbegrip van garen en rafelingen):

garen (met inbegrip van draden)

rafelingen

overige

Vlasklodden en vlasafval

Lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van hennep (Cannabis sativa L.)

Lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van jute en andere bastvezels (met uitzondering van vlas, hennep en ramee)

Lokken en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave

Lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van kokosnoten

Lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van manillahennep (Manillahennep of Musa textilis Nee)

Lokken, kammelingen en afval (met inbegrip van garen en rafelingen) van ramee en andere plantaardige textielvezels, die niet elders zijn genoemd of opgenomen

Afval (met inbegrip van kammelingen, garen en rafelingen) van kunstvezels:

synthetische vezels

kunstvezels

Oude kleding en andere afgedankte textielwaren

Oude lappen, touwafval, kabeltouw, touw en kabels en versleten artikelen van touw, kabeltouw of kabel van textiel:

gesorteerd

overige

B3040

Rubber afvalstoffen

De volgende materialen, mits deze niet vermengd zijn met andere afvalstoffen:

Afval en restanten van hard rubber (b.v. eboniet)

Andere rubber afvalstoffen (met uitzondering van afvalstoffen die elders zijn genoemd)

B3050

Onbehandeld kurk en houtafval:

Houtafval en -restanten, al dan niet tot blokken, briketten, korrels of vergelijkbare vorm geperst

Kurkresten: gebroken, gegranuleerd of gemalen

B3060

Afvalstoffen afkomstig uit de levensmiddelenindustrie mits deze niet infectieus zijn:

Wijndroesem

Gedroogd en gesteriliseerd plantaardig afval, residuen en bijproducten, al dan niet in de vorm van korrels, of een als diervoeder gebruikte soort, die niet elders wordt genoemd of is opgenomen

Dégras: residuen van de behandeling van vetstoffen of dierlijke of plantaardige was

Afval van been en hoornpitten, onbewerkt, ontvet, enkelvoudig behandeld (maar niet op maat gezaagd), behandeld met zuur of ontlijmd

Visafval

Cacaodoppen, schillen, vliezen en ander cacaoafval

Overige afvalstoffen uit de levensmiddelenindustrie met uitzondering van bijproducten die aan nationale en internationale voorschriften en normen voor de menselijke of dierlijke consumptie voldoen

B3070

De volgende afvalstoffen:

Menselijk haar

Stroafval

Gedeactiveerde myceliumschimmel afkomstig uit de penicillineproductie dat als diervoeder wordt gebruikt

B3080

Snijdsel en restanten van rubber

B3090

Snijdsel en andere restanten van leer of kunstleer dat niet geschikt is voor de vervaardiging van lederwaren, met uitzondering van leerslib, dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden bevat (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A3100)

B3100

Leerstof, -as, -slib of -poeder dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden bevat (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A3090)

B3110

Afval van de leerbereiding dat geen zeswaardige chroomverbindingen en biociden of infectieuze stoffen bevat (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A3110)

B3120

Afvalstoffen bestaande uit kleurstoffen voor levensmiddelen

B3130

Afgewerkte polymere ethers en afgewerkte niet-gevaarlijke monomere ethers die geen peroxiden kunnen vormen

B3140

Oude luchtbanden, met uitzondering van die welke zijn bestemd voor het in bijlage IV A bedoelde gebruik

B4

AFVALSTOFFEN DIE OFWEL ANORGANISCHE OFWEL ORGANISCHE BESTANDDELEN BEVATTEN

B4010

Afvalstoffen hoofdzakelijk bestaande uit latexverf/verf op waterbasis, inkt en uitgehard vernis waarin geen organische oplosmiddelen, zware metalen of biociden in die mate voorkomen dat ze gevaarlijk zijn (zie het vergelijkbare punt van lijst A: A4070)

B4020

Afvalstoffen afkomstig van de productie, formulering en het gebruik van harsen, latex, weekmakers of lijm/kleefstoffen die in lijst A worden genoemd, zonder oplosmiddelen en andere verontreinigende stoffen in zodanige concentraties dat ze eigenschappen, genoemd in bijlage III vertonen, b.v. op waterbasis, lijm op basis van caseïnezetmeel, dextrine, cellulose-ethers, polyvinylalcoholen (zie het vergelijkbare punt op lijst A: A3050)

B4030

Gebruikte wegwerpcamera's, met batterijen die niet in lijst A zijn opgenomen

DEEL 2

Afvalstoffen die zijn genoemd in de bijlage van Beschikking 2000/532/EG. Afvalstoffen die met een asterisk zijn gemarkeerd worden beschouwd als gevaarlijke afvalstoffen in de zin van Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen (15).

01

AFVAL VAN EXPLORATIE, MIJNBOUW, EXPLOITATIE VAN STEENGROEVEN EN DE FYSISCHE EN CHEMISCHE BEWERKING VAN MINERALEN

01 01

afval van de winning van mineralen

01 01 01

afval van de winning van metaalhoudende mineralen

01 01 02

afval van de winning van niet-metaalhoudende mineralen

01 03

afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen

01 03 04*

zuurvormende tailings verkregen bij de verwerking van sulfide-erts

01 03 05*

andere tailings die gevaarlijke stoffen bevatten

01 03 06

niet onder 01 03 04 en 01 03 05 vallende tailings

01 03 07*

ander afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat

01 03 08

niet onder 01 03 07 vallend stof- en poederachtig afval

01 03 09

niet onder 01 03 07 vallend slib van de aluminiumproductie

01 03 99

afval van de suikerverwerking

01 04

afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen

01 04 07*

afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat

01 04 08

niet onder 01 04 07 vallend grind- en rotsafval zand- en kleiafval

01 04 09

zand- en kleiafval

01 04 10

niet onder 01 04 07 vallend stof- en poederachtig afval

01 04 11

niet onder 01 04 07 vallend afval van de kali- en steenzoutverwerking

01 04 12

niet onder 01 04 07 en 01 04 11 vallende schilfers en ander afval van het wassen en schoonmaken van mineralen

01 04 13

niet onder 01 04 07 vallend afval van het hakken en zagen van steen

01 04 99

niet elders genoemd afval

01 05

boorgruis en overig boorafval

01 05 04

zoetwaterboorgruis en -afval

01 05 05*

oliehoudend boorgruis en -afval

01 05 06*

boorgruis en ander boorafval dat gevaarlijke stoffen bevat

01 05 07

niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend bariethoudend boorgruis en -afval

01 05 08

niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend chloridehoudend boorgruis en -afval

01 05 99

niet elders genoemd afval

02

AFVAL VAN LANDBOUW, TUINBOUW, AQUACULTUUR, BOSBOUW, JACHT EN VISSERIJ EN DE VOEDINGSBEREIDING EN -VERWERKING

02 01

afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij

02 01 01

slib van wassen en schoonmaken

02 01 02

afval van dierlijke weefsels

02 01 03

afval van plantaardige weefsels

02 01 04

kunststofafval (exclusief verpakkingen)

02 01 06

dierlijke feces, urine en mest (inclusief gebruikt stro), afvalwater, gescheiden ingezameld en elders verwerkt

02 01 07

afval van de bosbouw

02 01 08*

agrochemisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat

02 01 09

niet onder 02 01 08 vallend agrochemisch afval

02 01 10

Metaalafval

02 01 99

niet elders genoemd afval

02 02

afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong

02 02 01

slib van wassen en schoonmaken

02 02 02

afval van dierlijke weefsels

02 02 03

voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal

02 02 04

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 02 99

niet elders genoemd afval

02 03

afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak, de productie van conserven, de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse

02 03 01

slib van wassen, schoonmaken, pellen, centrifugeren en scheiden

02 03 02

afval van conserveermiddelen

02 03 03

afval van oplosmiddelenextractie

02 03 04

voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal

02 03 05

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 03 99

niet elders genoemd afval

02 04

afval van de suikerverwerking

02 04 01

grond van het schoonmaken en wassen van bieten

02 04 02

afgekeurd calciumcarbonaat (= schuimaarde)

02 04 03

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 04 99

niet elders genoemd afval

02 05

afval van de zuivelindustrie

02 05 01

voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal

02 05 02

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 05 99

niet elders genoemd afval

02 06

afval van bakkerijen en de banketbakkersindustrie

02 06 01

voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal

02 06 02

afval van conserveermiddelen

02 06 03

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 06 99

niet elders genoemd afval

02 07

afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao)

02 07 01

afval van wassen, schoonmaken en mechanische bewerking van de grondstoffen

02 07 02

afval van de destillatie van alcoholische dranken

02 07 03

afval van chemische behandeling

02 07 04

voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal

02 07 05

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

02 07 99

niet elders genoemd afval

03

AFVAL VAN DE HOUTVERWERKING EN DE PRODUCTIE VAN PANELEN EN MEUBELEN ALSMEDE PULP, PAPIER EN KARTON

03 01

afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen

03 01 01

schors- en kurkafval

03 01 04*

zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer die gevaarlijke stoffen bevatten

03 01 05

niet onder 03 01 04 vallend zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer

03 01 99

niet elders genoemd afval

03 02

houtverduurzamingsafval

03 02 01*

niet-gehalogeneerde organische houtverduurzamingsmiddelen

03 02 02*

organochloor-houtverduurzamingsmiddelen

03 02 03*

organometaal-houtverduurzamingsmiddelen

03 02 04*

anorganische houtverduurzamingsmiddelen

03 02 05*

andere houtverduurzamingsmiddelen die gevaarlijke stoffen bevatten

03 02 99

niet elders genoemde houtverduurzamingsmiddelen

03 03

afval van de productie en verwerking van pulp, papier en karton

03 03 01

schors- en houtafval

03 03 02

„green liquor”-slib (afkomstig van de terugwinning van de kookvloeistof)

03 03 05

ontinktingsslib van papierrecycling

03 03 07

mechanisch afgescheiden rejects afkomstig van de verpulping van papier- en kartonafval

03 03 08

afval van het scheiden van voor recycling bestemd papier en karton

03 03 09

kalkneerslagafval

03 03 10

onbruikbare vezels en door mechanische afscheiding verkregen vezel-, vulstof- en coatingslib

03 03 11

niet onder 03 03 10 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

03 03 99

niet elders genoemd afval

04

AFVAL VAN DE LEER-, BONT- EN TEXTIELINDUSTRIE

04 01

afval van de leer- en bontindustrie

04 01 01

schraapafval

04 01 02

loogafval

04 01 03*

ontvettingsafval dat oplosmiddelen bevat zonder vloeibare fase

04 01 04

chroomhoudende looivloeistof

04 01 05

chroomvrije looivloeistof

04 01 06

chroomhoudend slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse

04 01 07

chroomvrij slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse

04 01 08

chroomhoudend gelooid leerafval (snijafval, polijststof)

04 01 09

afval van bewerking en afwerking

04 01 99

niet elders genoemd afval

04 02

afval van de textielindustrie

04 02 09

afval van composietmaterialen (geïmpregneerde textiel, elastomeren, plastomeren)

04 02 10

organisch afval van natuurlijke producten (b.v. vet en was)

04 02 14*

afval van afwerking dat organische oplosmiddelen bevat

04 02 15

niet onder 04 02 14 vallend afval van afwerking

04 02 16*

kleurstoffen en pigmenten die gevaarlijke stoffen bevatten

04 02 17

niet onder 04 02 16 vallende kleurstoffen en pigmenten

04 02 19*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

04 02 20

niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

04 02 21

afval van onverwerkte textielvezels

04 02 22

afval van verwerkte textielvezels

04 02 99

niet elders genoemd afval

05

AFVAL VAN OLIERAFFINAGE, AARDGASZUIVERING EN DE PYROLYTISCHE BEHANDELING VAN KOOL

05 01

afval van olieraffinage

05 01 02*

ontzoutingsslib

05 01 03*

tankbodemslib

05 01 04*

zuur alkylslib

05 01 05*

gemorste olie

05 01 06*

olieachtig slib afkomstig van onderhoudswerkzaamheden aan installaties of apparaten

05 01 07*

zuurteer

05 01 08*

overige teer

05 01 09*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

05 01 10

niet onder 05 01 09 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

05 01 11*

afval van brandstofzuivering met behulp van basen

05 01 12*

olie die zuren bevat

05 01 13

ketelvoedingwaterslib

05 01 14

afval van koeltorens

05 01 15*

afgewerkte bleekaarde

05 01 16

zwavelhoudend afval van de ontzwaveling van petroleum

05 01 17

bitumen

05 01 99

niet elders genoemd afval

05 06

afval van de pyrolytische behandeling van kool

05 06 01*

zuurteer

05 06 03*

overige teer

05 06 04

afval van koeltorens

05 06 99

niet elders genoemd afval

05 07

afval van aardgaszuivering en -transport

05 07 01*

kwikhoudend afval

05 07 02

zwavelhoudend afval

05 07 99

niet elders genoemd afval

06

AFVAL VAN ANORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN

06 01

afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van zuren

06 01 01*

zwavelzuur en zwaveligzuur

06 01 02*

zoutzuur

06 01 03*

waterstoffluoride

06 01 04*

fosfor- en fosforigzuur

06 01 05*

salpeter- en salpeterigzuur

06 01 06*

overige zuren

06 01 99

niet elders genoemd afval

06 02

afval van BFLG van basen

06 02 01*

calciumhydroxide

06 02 03*

ammoniumhydroxide

06 02 04*

natrium- en kaliumhydroxide

06 02 05*

overige basen

06 02 99

niet elders genoemd afval

06 03

afval van BFLG van zouten en hun oplossingen en metaaloxiden

06 03 11*

vaste zouten en oplossingen die cyanide bevatten

06 03 13*

vaste zouten en oplossingen die zware metalen bevatten

06 03 14

niet onder 06 03 11 en 06 03 13 vallende vaste zouten en oplossingen

06 03 15*

metaaloxiden die zware metalen bevatten

06 03 16

niet onder 06 03 15 vallende metaaloxiden

06 03 99

niet elders genoemd afval

06 04

niet onder 06 03 vallend metaalhoudend afval

06 04 03*

arseenhoudend afval

06 04 04*

kwikhoudend afval

06 04 05*

afval dat andere zware metalen bevat

06 04 99

niet elders genoemd afval

06 05

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

06 05 02*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

06 05 03

niet onder 06 05 02 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

06 06

afval van BFLG van zwavelverbindingen, chemische processen met zwavel en ontzwavelingsprocessen

06 06 02*

afval dat gevaarlijke sulfiden bevat

06 06 03

niet onder 06 06 02 vallend afval dat sulfiden bevat

06 06 99

niet elders genoemd afval

06 07

afval van BFLG van halogenen en chemische processen met halogenen

06 07 01*

asbesthoudend afval van elektrolyse

06 07 02*

actieve kool van de chloorbereiding

06 07 03*

bariumsulfaatslib dat kwik bevat

06 07 04*

oplossingen en zuren, b.v. contactzuur

06 07 99

niet elders genoemd afval

06 08

afval van BFLG van silicium en siliciumderivaten

06 08 02*

afval dat gevaarlijke chloorsilanen bevat

06 08 99

niet elders genoemd afval

06 09

afval van BFLG van fosforverbindingen en chemische processen met fosfor

06 09 02

fosforhoudende slakken

06 09 03*

calciumhoudend reactie-afval dat gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd

06 09 04

niet onder 06 09 03 vallend calciumhoudend reactie-afval

06 09 99

niet elders genoemd afval

06 10

afval van BFLG van stikstofverbindingen, chemische processen met stikstof en kunstmestbereiding

06 10 02*

afval dat gevaarlijke stoffen bevat

06 10 99

niet elders genoemd afval

06 11

afval van de bereiding van anorganische pigmenten en opacificeermiddelen

06 11 01

calciumhoudend reactie-afval van de productie van titaandioxide

06 11 99

niet elders genoemd afval

06 13

afval van niet elders genoemde anorganische chemische processen

06 13 01*

anorganische gewasbeschermingsmiddelen, houtverduurzamingsmiddelen en andere biociden

06 13 02*

afgewerkte actieve kool (exclusief 06 07 02)

06 13 03

actieve kool

06 13 04*

afval van asbestverwerking

06 13 05*

roet

06 13 99

niet elders genoemd afval

07

AFVAL VAN ORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN

07 01

afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van organische basischemicaliën

07 01 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 01 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 01 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 01 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 01 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 01 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 01 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 01 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 01 12

niet onder 07 01 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 01 99

niet elders genoemd afval

07 02

afval van BFLG van kunststoffen, synthetische rubber en kunstvezels

07 02 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 02 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 02 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 02 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 02 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 02 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 02 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 02 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 02 12

niet onder 07 02 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 02 13

kunststofafval

07 02 14*

afval van additieven die gevaarlijke stoffen bevatten

07 02 15

afval van niet onder 07 02 14 bedoelde additieven

07 02 16*

afval dat gevaarlijke siliconen bevat

07 02 17

afval dat andere siliconen bevat dan die vermeld onder 07 02 16

07 02 99

niet elders genoemd afval

07 03

afval van BFLG van organische kleurstoffen en pigmenten (exclusief 06 11)

07 03 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 03 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 03 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 03 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 03 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 03 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 03 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 03 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 03 12

niet onder 07 03 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 03 99

niet elders genoemd afval

07 04

afval van BFLG van organische gewasbeschermingsmiddelen (exclusief 02 01 08 en 02 01 09), houtverduurzamingsmiddelen (exclusief 03 02) en andere biociden

07 04 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 04 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 04 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 04 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 04 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 04 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 04 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 04 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 04 12

niet onder 07 04 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 04 13*

vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten

07 04 99

niet elders genoemd afval

07 05

afval van BFLG van farmaceutische producten

07 05 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 05 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 05 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 05 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 05 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 05 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 05 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 05 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 05 12

niet onder 07 05 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 05 13*

vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten

07 05 14

niet onder 07 05 13 vallende vaste afvalstoffen

07 05 99

niet elders genoemd afval

07 06

afval van BFLG van vetten, smeermiddelen, zepen, detergenten, desinfecterende middelen en cosmetische producten

07 06 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 06 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 06 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 06 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 06 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 06 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 06 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 06 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 06 12

niet onder 07 06 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 06 99

niet elders genoemd afval

07 07

afval van BFLG van fijnchemicaliën en niet elders genoemde chemische producten

07 07 01*

waterige wasvloeistoffen en moederlogen

07 07 03*

gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 07 04*

overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen

07 07 07*

gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen

07 07 08*

overige destillatieresiduen en reactieresiduen

07 07 09*

gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 07 10*

overige filterkoek en afgewerkte absorbentia

07 07 11*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

07 07 12

niet onder 07 07 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

07 07 99

niet elders genoemd afval

08

AFVAL VAN BEREIDING, FORMULERING, LEVERING EN GEBRUIK (BFLG) VAN COATINGS (VERF, LAK EN EMAIL), LIJM, KIT EN DRUKINKT

08 01

Afval van BFLG en verwijdering van verf en lak

08 01 11*

Afval van verf en lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 01 12

Niet onder 08 01 11 vallend afval van verf en lak

08 01 13*

Slib van verf of lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 01 14

Niet onder 08 01 13 vallend slib van verf of lak

08 01 15*

Waterig slib dat verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 01 16

Niet onder 08 01 15 vallend waterig slib dat verf of lak bevat

08 01 17*

Afval van verf- en lakverwijdering dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 01 18

Niet onder 08 01 17 vallend afval van verf- en lakverwijdering

08 01 19*

Waterige suspensies die verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevatten

08 01 20

Niet onder 08 01 19 vallende waterige suspensies die verf of lak bevatten

08 01 21*

Afval van verf- of lakverwijderaar

08 01 99

Niet elders genoemd afval

08 02

Afval van BFLG van andere coatings (inclusief keramisch materiaal)

08 02 01

Afval-coatingpoeder

08 02 02

Waterig slib dat keramisch materiaal bevat

08 02 03

Waterige suspensies die keramisch materiaal bevatten

08 02 99

Niet elders genoemd afval

08 03

Afval van BFLG van drukinkt

08 03 07

Waterig slib dat inkt bevat

08 03 08

Waterig vloeibaar afval dat inkt bevat

08 03 12*

Inktafval dat gevaarlijke stoffen bevat

08 03 13

Niet onder 08 03 12 vallend inktafval

08 03 14*

Inktslib dat gevaarlijke stoffen bevat

08 03 15

Niet onder 08 03 14 vallend inktslib

08 03 16*

Afval van etsoplossingen

08 03 17*

Tonerafval dat gevaarlijke stoffen bevat

08 03 18

Niet onder 08 03 17 vallend tonerafval

08 03 19*

Dispersieolie

08 03 99

Niet elders genoemd afval

08 04

Afval van BFLG van lijm en kit (inclusief vochtwerende producten)

08 04 09*

Afval van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 04 10

Niet onder 08 04 09 vallend afval van lijm en kit

08 04 11*

Slib van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 04 12

Niet onder 08 04 11 vallend slib van lijm en kit

08 04 13*

Waterig slib dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 04 14

Niet onder 08 04 13 vallend waterig slib dat lijm of kit bevat

08 04 15*

Waterig vloeibaar afval dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat

08 04 16

Niet onder 08 04 15 vallend waterig vloeibaar afval dat lijm of kit bevat

08 04 17*

Harsolie

08 04 99

Niet elders genoemd afval

08 05

Niet elders in 08 genoemd afval

08 05 01*

Isocyanaatafval

09

AFVAL VAN DE FOTOGRAFISCHE INDUSTRIE

09 01

Afval van de fotografische industrie

09 01 01*

Ontwikkelvloeistof en activatoroplossing op basis van water

09 01 02*

Ontwikkelvloeistof voor offsetplaten op basis van water

09 01 03*

Ontwikkelvloeistof op basis van oplosmiddelen

09 01 04*

Fixeervloeistof

09 01 05*

Bleek- en bleekfixeervloeistof

09 01 06*

Zilverhoudend afval van ter plaatse behandeld fotografisch afval

09 01 07

Fotografische film en papier die zilver of zilververbindingen bevatten

09 01 08

Fotografische film en papier zonder zilver of zilververbindingen

09 01 10

Wegwerpcamera's zonder batterijen

09 01 11*

Wegwerpcamera's met onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen

09 01 12

Niet onder 09 01 11 vallende wegwerpcamera's met batterijen

09 01 13*

Niet onder 09 01 06 vallend waterig vloeibaar afval van ter plaatse uitgevoerde terugwinning van zilver

09 01 99

Niet elders genoemd afval

10

AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN

10 01

Afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19)

10 01 01

Bodemas, slakken en ketelstof (exclusief het onder 10 01 04 vallende ketelstof)

10 01 02

Koolvliegas

10 01 03

Vliegas van turf en onbehandeld hout

10 01 04*

Olievliegas and -ketelstof

10 01 05

Calciumhoudend reactie-afval van rookgasontzwaveling in vaste vorm

10 01 07

Calciumhoudend reactie-afval van rookgasontzwaveling in slibvorm

10 01 09*

Zwavelzuur

10 01 13*

Vliegas van als brandstof gebruikte geëmulgeerde koolwaterstoffen

10 01 14*

bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten

10 01 15

Niet onder 10 01 14 vallende bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof

10 01 16*

bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

10 01 17

Niet onder 10 01 16 vallende bij bijstoken vrijkomende vliegas

10 01 18*

Afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 01 19

Niet onder 10 01 05, 10 01 07 en 10 01 18 vallend afval van gasreiniging

10 01 20*

Slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

10 01 21

Niet onder 10 01 20 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

10 01 22*

Waterig slib van ketelreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 01 23

Niet onder 10 01 22 vallend waterig slib van ketelreiniging

10 01 24

Wervelbedzand

10 01 25

Afval van de opslag en toebereiding van brandstof voor kolengestookte elektriciteitscentrales

10 01 26

Afval van koelwaterzuivering

10 01 99

Niet elders genoemd afval

10 02

Afval van de ijzer- en staalindustrie

10 02 01

Afval van de verwerking van slakken

10 02 02

Onverwerkte slakken

10 02 07*

Vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat

10 02 08

Niet onder 10 02 07 vallend vast afval van gaszuivering

10 02 10

Walshuid

10 02 11*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 02 12

Niet onder 10 02 11 vallend afval van koelwaterzuivering

10 02 13*

bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten

10 02 14

Niet onder 10 02 13 vallende bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek

10 02 15

Overig(e) slib en filterkoek

10 02 99

Niet elders genoemd afval

10 03

Afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie

10 03 02

Anodeafval

10 03 04*

Slakken van primaire productie

10 03 05

Aluminiumoxide afval

10 03 08*

Zoutslakken van secundaire productie

10 03 09*

Black drosses van secundaire productie

10 03 15*

Skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen

10 03 16

Niet onder 10 03 15 vallende skimmings

10 03 17*

Teerhoudend afval van de anodefabricage

10 03 18

Niet onder 10 03 17 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage

10 03 19*

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 20

Niet onder 10 03 19 vallend rookgasstof

10 03 21*

Overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten

10 03 22

Overige, niet onder 10 03 21 vallende deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof)

10 03 23*

Vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 24

Niet onder 10 03 23 vallend vast afval van gasreiniging

10 03 25*

bij gasreiniging verkregen slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten

10 03 26

Niet onder 10 03 25 vallende bij gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek

10 03 27*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 03 28

Niet onder 10 03 27 vallend afval van koelwaterzuivering

10 03 29*

Afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 30

Niet onder 10 03 29 vallend afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses

10 03 99

Niet elders genoemd afval

10 04

Afval van thermische processen in de loodmetallurgie

10 04 01*

Slakken van primaire en secundaire productie

10 04 02*

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 04 03*

Calciumarsenaat

10 04 04*

Rookgasstof

10 04 05*

Overige deeltjes en stof

10 04 06*

Vast afval van gasreiniging

10 04 07*

Slib en filterkoek van gasreiniging

10 04 09*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 04 10

Niet onder 10 04 09 vallend afval van koelwaterzuivering

10 04 99

Niet elders genoemd afval

10 05

Afval van thermische processen in de zinkmetallurgie

10 05 01

Slakken van primaire en secundaire productie

10 05 03*

Rookgasstof

10 05 04

Overige deeltjes en stof

10 05 05*

Vast afval van gasreiniging

10 05 06*

Slib en filterkoek van gasreiniging

10 05 08*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 05 09

Niet onder 10 05 08 vallend afval van koelwaterzuivering

10 05 10*

Dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijk hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen

10 05 11

Niet onder 10 05 10 vallende dross en skimmings

10 05 99

Niet elders genoemd afval

10 06

Afval van thermische processen in de kopermetallurgie

10 06 01

Slakken van primaire en secundaire productie

10 06 02

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 06 03*

Rookgasstof

10 06 04

Overige deeltjes en stof

10 06 06*

Vast afval van gasreiniging

10 06 07*

Slib en filterkoek van gasreiniging

10 06 09*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 06 10

Niet onder 10 06 09 vallend afval van koelwaterzuivering

10 06 99

Niet elders genoemd afval

10 07

Afval van thermische processen in de zilver-, goud- en platinametallurgie

10 07 01

Slakken van primaire en secundaire productie

10 07 02

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 07 03

Vast afval van gasreiniging

10 07 04

Overige deeltjes en stof

10 07 05

Slib en filterkoek van gasreiniging

10 07 07*

Oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 07 08

Niet onder 10 07 07 vallend afval van koelwaterzuivering

10 07 99

Niet elders genoemd afval

10 08

Afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie

10 08 04

Deeltjes en stof

10 08 08*

Zoutslakken van primaire en secundaire productie

10 08 09

Overige slakken

10 08 10*

dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen

10 08 11

niet onder 10 08 10 vallende dross en skimmings

10 08 12*

teerhoudend afval van de anodefabricage

10 08 13

niet onder 10 08 12 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage

10 08 14

Anodeafval

10 08 15*

rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 08 16

niet onder 10 08 15 vallend rookgasstof

10 08 17*

slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten

10 08 18

niet onder 10 08 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging

10 08 19*

oliehoudend afval van koelwaterzuivering

10 08 20

niet onder 10 08 19 vallend afval van koelwaterzuivering

10 08 99

niet elders genoemd afval

10 09

afval van ijzergieten

10 09 03

Ovenslak

10 09 05*

gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt

10 09 06

niet onder 10 09 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt

10 09 07*

gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt

10 09 08

niet onder 10 09 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt

10 09 09*

rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09 10

niet onder 10 09 09 vallend rookgasstof

10 09 11*

andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten

10 09 12

niet onder 10 09 11 vallende deeltjes

10 09 13*

Bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09 14

niet onder 10 09 13 vallend bindmiddelafval

10 09 15*

afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09 16

niet onder 10 09 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen

10 09 99

niet elders genoemd afval

10 10

afval van het gieten van non-ferro metalen

10 10 03

Ovenslak

10 10 05*

gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt

10 10 06

niet onder 10 10 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt

10 10 07*

gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt

10 10 08

niet onder 10 10 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt

10 10 09*

rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 10 10

niet onder 10 10 09 vallend rookgasstof

10 10 11*

andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten

10 10 12

niet onder 10 10 11 vallende deeltjes

10 10 13*

Bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat

10 10 14

niet onder 10 10 13 vallend bindmiddelafval

10 10 15*

afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat

10 10 16

niet onder 10 10 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen

10 10 99

niet elders genoemd afval

10 11

afval van de fabricage van glas en glasproducten

10 11 03

afval van glasvezelmateriaal

10 11 05

deeltjes en stof

10 11 09*

afval van het mengsel vóór thermische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat

10 11 10

niet onder 10 11 09 vallend afval van het mengsel vóór thermische behandeling

10 11 11*

glasafval in de vorm van kleine glasdeeltjes en glaspoeder die zware metalen bevatten (b.v. van kathodestraalbuizen)

10 11 12

niet onder 10 11 11 vallend glasafval

10 11 13*

slib van het polijsten en slijpen van glas dat gevaarlijke stoffen bevat

10 11 14

niet onder 10 11 13 vallend slib van het polijsten en slijpen van glas

10 11 15*

vast afval van rookgasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 11 16

niet onder 10 11 15 vallend vast afval van rookgasreiniging

10 11 17*

slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten

10 11 18

niet onder 10 11 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging

10 11 19*

vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

10 11 20

niet onder 10 11 19 vallend vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse

10 11 99

niet elders genoemd afval

10 12

afval van de fabricage van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen

10 12 01

afval van het mengsel voor thermische verwerking

10 12 03

deeltjes en stof

10 12 05

slib en filterkoek van gasreiniging

10 12 06

afgedankte vormen

10 12 08

afval van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen (na thermische behandeling)

10 12 09*

vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 12 10

niet onder 10 12 09 vallend vast afval van gasreiniging

10 12 11*

glazuurafval dat zware metalen bevat

10 12 12

niet onder 10 12 11 vallend glazuurafval

10 12 13

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

10 12 99

niet elders genoemd afval

10 13

afval van de fabricage van cement, (ongebluste) kalk en pleistermortel en producten die hiervan zijn gemaakt

10 13 01

afval van het mengsel voor thermische verwerking

10 13 04

afval van het branden en blussen van kalk

10 13 06

deeltjes en stof (exclusief 10 13 12 en 10 13 13)

10 13 07

slib en filterkoek van gasreiniging

10 13 09*

afval van de fabricage van asbestcement dat asbest bevat

10 13 10

niet onder 10 13 09 vallend afval van de fabricage van asbestcement

10 13 11

niet onder 10 13 09 en 10 13 10 vallend afval van cementhoudende composietmaterialen

10 13 12*

vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat

10 13 13

niet onder 10 13 12 vallend vast afval van gasreiniging

10 13 14

betonafval en betonslib

10 13 99

niet elders genoemd afval

10 14

afval van crematoria

10 14 01*

afval van gasreiniging dat kwik bevat

11

AFVAL VAN DE CHEMISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING EN COATING VAN METALEN EN ANDERE MATERIALEN; NON-FERROHYDROMETALLURGIE

11 01

afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen (bijvoorbeeld galvanische processen, verzinken, beitsen, etsen, fosfaatbehandeling, alkalisch ontvetten, anodisatie)

11 01 05*

Beitszuren

11 01 06*

niet elders genoemde zuren

11 01 07*

basen gebruikt voor beitsen

11 01 08*

slib van fosfaatbehandeling

11 01 09*

slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten

11 01 10

niet onder 11 01 09 vallende slib en filterkoek

11 01 11*

waterige spoelvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten

11 01 12

niet onder 11 01 11 vallende waterige spoelvloeistoffen

11 01 13*

afval van ontvetting dat gevaarlijke stoffen bevat

11 01 14

niet onder 11 01 13 vallend afval van ontvetting

11 01 15*

eluaat en slib van membraansystemen of ionenwisselaars die gevaarlijke stoffen bevatten

11 01 16*

verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen

11 01 98*

overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat

11 01 99

niet elders genoemd afval

11 02

afval van non-ferrohydrometallurgische processen

11 02 02*

slib van de zink-hydrometallurgie (inclusief jarosiet en goethiet)

11 02 03

afval van de productie van anoden voor waterige elektrolyseprocessen

11 02 05*

afval van koperhydrometallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

11 02 06

niet onder 11 02 05 vallend afval van koperhydrometallurgische processen

11 02 07*

overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat

11 02 99

niet elders genoemd afval

11 03

slib en vaste stoffen van temperingsprocessen

11 03 01*

cyanidehoudend afval

11 03 02*

overig afval

11 05

afval van thermische galvanisatieprocessen

11 05 01

Hardzink

11 05 02

Zinkas

11 05 03*

vast afval van gasreiniging

11 05 04*

fluxbad-afval

11 05 99

niet elders genoemd afval

12

AFVAL VAN DE MACHINALE BEWERKING EN DE FYSISCHE EN MECHANISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING VAN METALEN EN KUNSTSTOFFEN

12 01

afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen

12 01 01

ferrometaalvijlsel en -krullen

12 01 02

ferrometaalstof en -deeltjes

12 01 03

non-ferrometaalvijlsel en -krullen

12 01 04

non-ferrometaalstof en -deeltjes

12 01 05

kunststofschaafsel en -krullen

12 01 06*

halogeenhoudende minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)

12 01 07*

halogeenvrije minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)

12 01 08*

halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking

12 01 09*

halogeenvrije emulsies en oplossingen voor machinale bewerking

12 01 10*

synthetische machineolie

12 01 12*

afgewerkte wassen en vetten

12 01 13

welding wastes

12 01 14*

slib van machinale bewerking dat gevaarlijke stoffen bevat

12 01 15

niet onder 12 01 14 vallend slib van machinale bewerking

12 01 16*

afval van gritstralen dat gevaarlijke stoffen bevat

12 01 17

niet onder 12 01 16 vallend afval van gritstralen

12 01 18*

oliehoudend metaalslib (slib van slijpen, wetten en leppen)

12 01 19*

biologisch gemakkelijk afbreekbare machineolie

12 01 20*

afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal die gevaarlijke stoffen bevatten

12 01 21

niet onder 12 01 20 vallend afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal

12 01 99

niet elders genoemd afval

12 03

afval van water- en stoomontvetting (exclusief 11)

12 03 01*

waterige wasvloeistoffen

12 03 02*

afval van stoomontvetting

13

OLIEAFVAL EN AFVAL VAN VLOEIBARE BRANDSTOFFEN (EXCLUSIEF SPIJSOLIE EN ONDER DE HOOFSTUKKEN 05, 12 EN 19 VALLENDE OLIËN)

13 01

afval van hydraulische olie

13 01 01*

hydraulische olie die PCB's (16) bevat

13 01 04*

gechloreerde emulsies

13 01 05*

niet-gechloreerde emulsies

13 01 09*

gechloreerde minerale hydraulische olie

13 01 10*

niet-gechloreerde minerale hydraulische olie

13 01 11*

synthetic hydraulic oils

13 01 12*

biologisch gemakkelijk afbreekbare hydraulische olie

13 01 13*

overige hydraulische olie

13 02

afval van motor-, transmissie- en smeerolie

13 02 04*

gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie

13 02 05*

niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie

13 02 06*

synthetische motor-, transmissie- en smeerolie

13 02 07*

biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie

13 02 08*

overige motor-, transmissie- en smeerolie

13 03

afval van olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 03 01*

olie voor isolatie en warmteoverdracht die PCB's bevat

13 03 06*

niet onder 13 03 01 vallende gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 03 07*

niet-gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 03 08*

synthetische olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 03 09*

biologisch gemakkelijk afbreekbare olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 03 10*

overige olie voor isolatie en warmteoverdracht

13 04

bilge-olie

13 04 01*

bilge-olie van de binnenvaart

13 04 02*

bilge-olie uit de kade-afvoer

13 04 03*

bilge-olie van de overige scheepvaart

13 05

inhoud van olie/waterscheiders

13 05 01*

vaste stoffen uit zandvangers en olie/waterscheiders

13 05 02*

slib uit olie/waterscheiders

13 05 03*

Opvangerslib

13 05 06*

olie uit olie/waterscheiders

13 05 07*

met olie verontreinigd water uit olie/waterscheiders

13 05 08*

afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders

13 07

afval van vloeibare brandstoffen

13 07 01*

stookolie en dieselolie

13 07 02*

Benzine

13 07 03*

overige brandstoffen (inclusief mengsels)

13 08

niet elders genoemd olieafval

13 08 01*

ontzoutingsslib en -emulsies

13 08 02*

overige emulsies

13 08 99*

niet elders genoemd afval

14

AFVAL VAN ORGANISCHE OPLOSMIDDELEN, KOELMIDDELEN EN DRIJFGASSEN (EXCLUSIEF 07 EN 08)

14 06

Afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen voor schuim/aërosolen

14 06 01*

Chloorfluorkoolwaterstoffen, HCFK's, HFK's

14 06 02*

Overige gehalogeneerde oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen

14 06 03*

Overige oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen

14 06 04*

Slib of vast afval dat gehalogeneerde oplosmiddelen bevat

14 06 05*

Slib of vast afval dat andere oplosmiddelen bevat

15

VERPAKKINGSAFVAL; ABSORBENTIA, POETSDOEKEN, FILTERMATERIAAL EN BESCHERMENDE KLEDING (NIET ELDERS GENOEMD)

15 01

Verpakking (inclusief gescheiden ingezameld stedelijk verpakkingsafval)

15 01 01

Papieren en kartonnen verpakking

15 01 02

Kunststofverpakking

15 01 03

Houten verpakking

15 01 04

Metalen verpakking

15 01 05

Composietverpakking

15 01 06

Gemengde verpakking

15 01 07

Glazen verpakking

15 01 09

Textielen verpakking

15 01 10*

Verpakking die resten van gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd

15 01 11*

Metalen verpakking die een gevaarlijk vaste poreuze matrix (b.v. asbest) bevat, inclusief lege drukhouders

15 02

Absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding

15 02 02*

Absorbentia, filtermateriaal (inclusief niet elders genoemde oliefilters), poetsdoeken en beschermende kleding die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd

15 02 03

Niet onder 15 02 02 vallende absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding

16

NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL

16 01

Afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines, vaartuigen en vliegtuigen) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08)

16 01 03

Afgedankte banden

16 01 04*

Afgedankte voertuigen

16 01 04* bis

Voor sloop bestemde vaartuigen en andere drijvende constructies die niet naar behoren zijn ontdaan van enigerlei lading en/of andere materialen die als gevaarlijke stof of afvalstof kunnen zijn aangemerkt.

16 01 06

Afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten

16 01 06 bis

Voor sloop bestemde vaartuigen en andere drijvende constructies die naar behoren zijn ontdaan van enigerlei lading en/of andere materialen die als gevaarlijke stof of afvalstof kunnen zijn aangemerkt

16 01 07*

Oliefilters

16 01 08*

Onderdelen die kwik bevatten

16 01 09*

Onderdelen die PCB's bevatten

16 01 10*

Explosieve onderdelen (b.v. air bags)

16 01 11*

Remblokken die asbest bevatten

16 01 12

niet onder 16 01 11 vallende remblokken

16 01 13*

Remvloeistoffen

16 01 14*

antivriesvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten

16 01 15

niet onder 16 01 14 vallende antivriesvloeistoffen

16 01 16

tanks voor vloeibaar gas

16 01 17

Ferrometalen

16 01 18

non-ferrometalen

16 01 19

Kunststoffen

16 01 20

Glas

16 01 21*

niet onder 16 01 07 tot en met 16 01 11 alsmede 16 01 13 en 16 01 14 vallende gevaarlijke onderdelen

16 01 22

niet elders genoemde onderdelen

16 01 99

niet elders genoemd afval

16 02

afval van elektrische en elektronische apparatuur

16 02 09*

transformatoren en condensatoren die PCB's bevatten

16 02 10*

niet onder 16 02 09 vallend afgedankte apparatuur die PCB's bevat of daarmee verontreinigd is

16 02 11*

afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen, HCFK's en/of HFK's bevat

16 02 12*

afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat

16 02 13*

niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen (17) bevat

16 02 14

niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 13 vallende afgedankte apparatuur

16 02 15*

uit afgedankte apparatuur verwijderde gevaarlijke onderdelen

16 02 16

niet onder 16 02 15 vallende uit afgedankte apparatuur verwijderde onderdelen

16 03

afgekeurde charges en ongebruikte producten

16 03 03*

anorganisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat

16 03 04

niet onder 16 03 03 vallend anorganisch afval

16 03 05*

organisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat

16 03 06

niet onder 16 03 05 vallend organisch afval

16 04

Afvalexplosieven

16 04 01*

Afvalmunitie

16 04 02*

Vuurwerkafval

16 04 03*

overig explosief afval

16 05

gassen in drukhouders en afgedankte chemicaliën

16 05 04*

gassen in drukhouders (inclusief halonen) die gevaarlijke stoffen bevatten

16 05 05

niet onder 16 05 04 vallende gassen in drukhouders

16 05 06*

labchemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten, inclusief mengsels van labchemicaliën

16 05 07*

afgedankte anorganische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten

16 05 08*

afgedankte organische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten

16 05 09

niet onder 16 05 06, 16 05 07 of 16 05 08 vallende afgedankte chemicaliën

16 06

batterijen en accu's

16 06 01*

loodaccu's

16 06 02*

NiCd-batterijen

16 06 03*

kwikhoudende batterijen

16 06 04

alkalibatterijen (exclusief 16 06 03)

16 06 05

overige batterijen en accu's

16 06 06*

gescheiden ingezamelde elektrolyt uit batterijen en accu's

16 07

afval van de reiniging van transport- en opslagtanks en vaten (exclusief 05 en 13)

16 07 08*

afval dat olie bevat

16 07 09*

afval dat andere gevaarlijke stoffen bevat

16 07 99

niet elders genoemd afval

16 08

afgewerkte katalysatoren

16 08 01

afgewerkte katalysatoren die goud, zilver, rhenium, rhodium, palladium, iridium of platina bevatten (exclusief 16 08 07)

16 08 02*

afgewerkte katalysatoren die gevaarlijke overgangsmetalen (18) of gevaarlijke verbindingen van overgangsmetalen bevatten

16 08 03

niet elders genoemde afgewerkte katalysatoren die overgangsmetalen of verbindingen van overgangsmetalen bevatten

16 08 04

afgewerkte katalysatoren voor wervelbedkrakers (exclusief 16 08 07)

16 08 05*

afgewerkte katalysatoren die fosforzuur bevatten

16 08 06*

afgewerkte vloeistoffen die als katalysator zijn gebruikt

16 08 07*

afgewerkte katalysatoren die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd

16 09

oxiderende stoffen

16 09 01*

permanganaten, b.v. kaliumpermanganaat

16 09 02*

chromaten, b.v. kaliumchromaat, kalium- of natriumdichromaat

16 09 03*

peroxiden, b.v. waterstofperoxide

16 09 04*

niet elders genoemde oxiderende stoffen

16 10

waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt

16 10 01*

waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat

16 10 02

niet onder 16 10 01 vallend waterig vloeibaar afval

16 10 03*

waterige concentraten die gevaarlijke stoffen bevatten

16 10 04

niet onder 16 10 03 vallende waterige concentraten

16 11

Ovenpuin

16 11 01*

koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 02

niet onder 16 11 01 vallend koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen

16 11 03*

overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 04

overig, niet onder 16 11 03 vallend ovenpuin van metallurgische processen

16 11 05*

ovenpuin van niet-metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 06

niet onder 16 11 05 vallend ovenpuin van niet-metallurgische processen

17

BOUW- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES)

17 01

beton, stenen, tegels en keramische producten

17 01 01

Beton

17 01 02

Stenen

17 01 03

tegels en keramische producten

17 01 06*

mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten

17 01 07

niet onder 17 01 06 vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten

17 02

hout, glas en kunststof

17 02 01

Hout

17 02 02

Glas

17 02 03

Kunststof

17 02 04*

glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten of daarmee verontreinigd zijn

17 03

bitumineuze mengsels, koolteer en met teer behandelde producten

17 03 01*

bitumineuze mengsels die koolteer bevatten

17 03 02

niet onder 17 03 01 vallende bitumineuze mengsels

17 03 03*

koolteer en met teer behandelde producten

17 04

metaal (inclusief legeringen)

17 04 01

koper, brons en messing

17 04 02

Aluminium

17 04 03

Lood

17 04 04

Zink

17 04 05

ijzer en staal

17 04 06

Tin

17 04 07

gemengde metalen

17 04 09*

metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd

17 04 10*

kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten

17 04 11

niet onder 17 04 10 vallende kabels

17 05

grond (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie

17 05 03*

grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten

17 05 04

niet onder 17 05 03 vallende grond en stenen

17 05 05*

baggerspecie die gevaarlijke stoffen bevat

17 05 06

niet onder 17 05 05 vallende baggerspecie

17 05 07*

spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat

17 05 08

niet onder 17 05 07 vallende spoorwegballast

17 06

isolatiemateriaal en asbesthoudend bouwmateriaal

17 06 01*

asbesthoudend isolatiemateriaal

17 06 03*

overig isolatiemateriaal dat uit gevaarlijke stoffen bestaat of dergelijke stoffen bevat

17 06 04

niet onder 17 06 01 en 17 06 03 vallend isolatiemateriaal

17 06 05*

asbesthoudend bouwmateriaal

17 08

gipshoudend bouwmateriaal

17 08 01*

gipshoudend bouwmateriaal dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd

17 08 02

gypsum-based construction materials other than those mentioned in 17 08 01 17 09 overig bouw- en sloopafval

17 09

overig bouw- en sloopafval

17 09 01*

bouw- en sloopafval dat kwik bevat

17 09 02*

bouw- en sloopafval dat PCB's bevat (b.v. PCB-houdende kit, vloerbedekkingen waarin PCB-houdende hars is verwerkt, isolerende beglazing met PCB-houdende afdichting, PCBhoudende condensatoren)

17 09 03*

overig bouw- en sloopafval (inclusief gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat

17 09 04

niet onder 17 09 01, 17 09 02 en 17 09 03 vallend gemengd bouw- en sloopafval

18

AFVAL VAN DE GEZONDHEIDSZORG BIJ MENS OF DIER EN/OF VERWANT ONDERZOEK (EXCLUSIEF KEUKEN- EN RESTAURANTAFVAL DAT NIET RECHTSTREEKS VAN DE GEZONDHEIDSZORG AFKOMSTIG IS)

18 01

afval van verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij de mens

18 01 01

scherpe voorwerpen (exclusief 18 01 03)

18 01 02

lichaamsdelen en organen, inclusief bloedzakjes en geconserveerd bloed (exclusief 18 01 03)

18 01 03*

afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen

18 01 04

afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen (b.v. verband, gipsverband, linnengoed, wegwerpkleding, luiers)

18 01 06*

chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten

18 01 07

niet onder 18 01 06 vallende chemicaliën

18 01 08*

cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen

18 01 09

niet onder 18 01 08 vallende geneesmiddelen

18 01 10*

amalgaamafval uit de tandheelkunde

18 02

afval van onderzoek en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij dieren

18 02 01

scherpe voorwerpen (exclusief 18 02 02)

18 02 02*

afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen

18 02 03

afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen

18 02 05*

chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten

18 02 06

niet onder 18 02 05 vallende chemicaliën

18 02 07*

cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen

18 02 08

niet onder 18 02 07 vallende geneesmiddelen

19

AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFF-SITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

19 01

afval van de verbranding of pyrolyse van afval

19 01 02

uit bodemas verwijderde ferromaterialen

19 01 05*

filterkoek van gasreiniging

19 01 06*

waterig vloeibaar afval van gasreiniging en ander waterig vloeibaar afval

19 01 07*

vast afval van gasreiniging

19 01 10*

afgewerkte actieve kool van rookgasreiniging

19 01 11*

bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten

19 01 12

niet onder 19 01 11 vallende bodemas en slakken

19 01 13*

vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

19 01 14

niet onder 19 01 13 vallende vliegas

19 01 15*

ketelas die gevaarlijke stoffen bevat

19 01 16

niet onder 19 01 15 vallende ketelas

19 01 17*

afval van pyrolyse dat gevaarlijke stoffen bevat

19 01 18

niet onder 19 01 17 vallend afval van pyrolyse

19 01 19

wervelbedzand

19 01 99

niet elders genoemd afval

19 02

afval van de fysisch-chemische behandeling van afval (inclusief verwijdering van chroom of cyanide of neutralisatie)

19 02 03

voorgemengd afval dat uitsluitend bestaat uit ongevaarlijke afvalstoffen

19 02 04*

voorgemengd afval dat ten minste één gevaarlijke afvalstof bevat

19 02 05*

slib van fysisch-chemische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat

19 02 06

niet onder 19 02 05 vallend slib van fysisch-chemische behandeling

19 02 07*

door afscheiding verkregen oliën en concentraten

19 02 08*

vloeibaar brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat

19 02 09*

vast brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat

19 02 10

niet onder 19 02 08 en 19 02 09 vallend brandbaar afval

19 02 11*

overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat

19 02 99

niet elders genoemd afval

19 03

gestabiliseerd/verhard afval (19)

19 03 04*

als gevaarlijk ingedeeld afval dat gedeeltelijk (20) gestabiliseerd is

19 03 05

niet onder 19 03 04 vallend gestabiliseerd afval

19 03 06*

als gevaarlijk ingedeeld afval dat verhard is

19 03 07

niet onder 19 03 06 vallend verhard afval

19 04

verglaasd afval en afval van verglazen

19 04 01

verglaasd afval

19 04 02*

vliegas en ander rookgasreinigingsafval

19 04 03*

niet-verglaasde vaste fase

19 04 04

waterig vloeibaar afval van het ontlaten van verglaasd afval

19 05

afval van de aërobe behandeling van vast afval

19 05 01

niet-gecomposteerde fractie van huishoudelijk en soortgelijk afval

19 05 02

niet-gecomposteerde fractie van dierlijk en plantaardig afval

19 05 03

afgekeurde compost

19 05 99

niet elders genoemd afval

19 06

afval van de anaërobe behandeling van afval

19 06 03

vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van stedelijk afval

19 06 04

digestaat van de anaërobe behandeling van stedelijk afval

19 06 05

vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval

19 06 06

digestaat van de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval

19 06 99

niet elders genoemd afval

19 07

percolatiewater van stortplaatsen

19 07 02*

percolatiewater van stortplaatsen dat gevaarlijke stoffen bevat

19 07 03

niet onder 19 07 02 vallend percolatiewater van stortplaatsen

19 08

niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering

19 08 01

roostergoed

19 08 02

afval van zandvang

19 08 05

slib van de behandeling van stedelijk afvalwater

19 08 06*

verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen

19 08 07*

oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars

19 08 08*

afval van membraansystemen dat zware metalen bevat

19 08 09

vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die uitsluitend spijsolie en -vetten bevatten

19 08 10*

niet onder 19 08 09 vallende vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders

19 08 11*

slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat

19 08 12

niet onder 19 08 11 vallend slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater

19 08 13*

slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat

19 08 14

niet onder 19 08 13 vallend slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater

19 08 99

niet elders genoemd afval

19 09

afval van de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik

19 09 01

vast afval van primaire filtratie en roostergoed

19 09 02

waterzuiveringsslib

19 09 03

onthardingsslib

19 09 04

afgewerkte actieve kool

19 09 05

verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen

19 09 06

oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars

19 09 99

niet elders genoemd afval

19 10

afval van de shredding van metaalhoudend afval

19 10 01

ijzer- en staalafval

19 10 02

non-ferroafval

19 10 03*

lichte fractie die en stof dat gevaarlijke stoffen bevat

19 10 04

niet onder 19 10 03 vallende lichte fracties en stof

19 10 05*

andere fracties die gevaarlijk stoffen bevatten

19 10 06

andere, niet onder 19 10 05 vallende fracties

19 11

afval van de regeneratie van olie

19 11 01*

afgewerkte bleekaarde

19 11 02*

zuurteer

19 11 03*

waterig vloeibaar afval

19 11 04*

afval van brandstofzuivering met behulp van basen

19 11 05*

slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat

19 11 06

niet onder 19 11 05 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse

19 11 07*

afval van rookgasreiniging

19 11 99

niet elders genoemd afval

19 12

afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (b.v. sorteren, breken, verdichten, palletiseren)

19 12 01

papier en karton

19 12 02

ferrometalen

19 12 03

non-ferrometalen

19 12 04

kunststoffen en rubber

19 12 05

glas

19 12 06*

hout dat gevaarlijke stoffen bevat

19 12 07

niet onder 19 12 06 vallend hout

19 12 08

textiel

19 12 09

minerale stoffen (b.v. zand, steen)

19 12 10

brandbaar afval (RDF)

19 12 11*

overig afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking dat gevaarlijke stoffen bevat

19 12 12

overig, niet onder 19 12 11 vallend afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking

19 13

afval van bodem- en grondwatersanering

19 13 01*

vast afval van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat

19 13 02

niet onder 19 13 01 vallend vast afval van bodemsanering

19 13 03*

slib van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat

19 13 04

niet onder 19 13 03 vallend slib van bodemsanering

19 13 05*

slib van grondwatersanering dat gevaarlijke stoffen bevat

19 13 06

niet onder 19 13 05 vallend slib van grondwatersanering

19 13 07*

waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering die gevaarlijke stoffen bevatten

19 13 08

niet onder 19 13 07 vallend waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering

20

STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES

20 01

gescheiden ingezamelde fracties (exclusief 15 01)

20 01 01

papier en karton

20 01 02

glas

20 01 08

biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval

20 01 10

clothes

20 01 11

textiel

20 01 13*

oplosmiddelen

20 01 14*

zuren

20 01 15*

basisch afval

20 01 17*

fotochemicaliën

20 01 19*

pesticiden

20 01 21*

tl-buizen en ander kwikhoudend afval

20 01 23*

afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen bevat

20 01 25

spijsolie en -vetten

20 01 26*

niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten

20 01 27*

verf, inkt, lijm en hars die gevaarlijke stoffen bevatten

20 01 28

niet onder 20 01 27 vallende verf, inkt, lijm en hars

20 01 29*

detergenten die gevaarlijke stoffen bevatten

20 01 30

niet onder 20 01 29 vallende detergenten

20 01 31*

cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen

20 01 32

niet onder 20 01 31 vallende geneesmiddelen

20 01 33*

onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen en accu's alsmede ongesorteerde mengsels van batterijen en accu's die dergelijke batterijen en accu's bevatten

20 01 34

niet onder 20 01 33 vallende batterijen en accu's

20 01 35*

niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat (21)

20 01 36

niet onder 20 01 21, 20 01 23 en 20 01 35 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

20 01 37*

hout dat gevaarlijke stoffen bevat

20 01 38

niet onder 20 01 37 vallend hout

20 01 39

Kunststoffen

20 01 40

Metalen

20 01 41

afval van het vegen van schoorstenen

20 01 99

niet elders genoemde fracties

20 02

tuin- en plantsoenafval (inclusief afval van begraafplaatsen)

20 02 01

biologisch afbreekbaar afval

20 02 02

grond en stenen

20 02 03

overig niet biologisch afbreekbaar afval

20 03

overig stedelijk afval

20 03 01

gemengd stedelijk afval

20 03 02

Marktafval

20 03 03

Veegvuil

20 03 04

slib van septic tanks

20 03 06

afval van het reinigen van riolen

20 03 07

Grofvuil

20 03 99

niet elders genoemd stedelijk afval

DEEL 3

Lijst A (bijlage II van het Verdrag van Bazel)

Afval van aanhangsel 4, deel I, van Besluit C(2001)107 van de OESO-Raad.

Y46

Huishoudelijk afval

Y47

Residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval

LIJST B

Afval van aanhangsel 4, deel II, van Besluit C(2001)107 van de OESO-Raad. De afvalstoffen met de nummers AB 130, AC 250, AC 260 en AC 270 zijn weggelaten omdat zij overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG als ongevaarlijk zijn aangemerkt en dus niet onder het uitvoerverbod van artikel 36 vallen.

Metaalhoudende afvalstoffen

AA 010

261900

Slakken, walsschilfers en ander bij de vervaardiging van ijzer en staal verkregen afval (22)

AA 060

262050

Assen en residuen van vanadium

AA 190

810420

ex 810430

Afval en restanten van magnesium die brandbaar of pyrofoor zijn of, wanneer zij in contact komen met water, gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen doen ontstaan

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

AB 030

 

Afval van de oppervlaktebehandeling van metalen met behulp van niet-gecyanideerde producten

AB 070

 

Zand gebruikt in smelterijen/gieterijen

AB 120

ex 281290

ex 3824

Anorganische halogenideverbindingen, niet elders vermeld of ingedeeld

AB 150

ex 382490

Ongezuiverd calciumsulfiet en calciumsulfaat, afkomstig van rookgasontzwaveling

Afvalstoffen die hoofdzakelijk organische bestanddelen bevatten en die metalen en anorganische stoffen kunnen bevatten

AC 020

 

Bitumineuze materialen (asfaltafval), niet elders vermeld of ingedeeld

AC 060

ex 381900

Hydraulische vloeistoffen

AC 070

ex 381900

Remvloeistoffen

AC 080

ex 382000

Antivriesvloeistoffen

AC 150

 

Chloorfluorkoolwaterstoffen

AC 160

 

Halonen

AC 170

ex 440310

Afval van behandeld kurk en hout

Afvalstoffen die ofwel anorganische ofwel organische bestanddelen bevatten

AD 090

ex 382490

Afval afkomstig van de productie, de bereiding en het gebruik van reprografische en fotografische producten en materialen, voorzover niet elders vermeld of opgevoerd

AD 100

 

Afval afkomstig van de oppervlaktebehandeling van kunststoffen met behulp van nietgecyanideerde producten

AD 120

ex 391400

ex 3915

Ionenwisselaarharsen

AD 150

 

Als filters gebruikt natuurlijk organisch materiaal (bijvoorbeeld biofilters)

Afvalstoffen met voornamelijk anorganische bestanddelen, die metalen en organisch materiaal kunnen bevatten

RB 020

ex 6815

Keramiekvezels met dezelfde fysisch-chemische eigenschappen als die van asbest


(1)  N.B.: Bij het vergelijkbare punt van lijst B (B1160) worden geen uitzonderingen genoemd.

(2)  Bij dit punt behoren geen afgedankte eenheden afkomstig van elektriciteitscentrales.

(3)  PCB's in een concentratie van 50 mg/kg of meer.

(4)  Het niveau van 50 mg/kg wordt als internationaal praktisch hanteerbaar beschouwd voor alle afvalstoffen. Veel landen hebben echter lagere wettelijke grenswaarden voor specifieke alvalstoffen vastgesteld (b.v. 20 mg/kg).

(5)  „Te oud” betekent: niet gebruikt vóór de door de fabrikant aangegeven uiterste datum van gebruik.

(6)  Met houtconserveringsmiddelen behandeld hout valt hier niet onder.

(7)  „Te oud” betekent: niet gebruikt vóór de door de fabrikant aangegeven uiterste datum van gebruik.

(8)  N.B.: Zelfs indien er aanvankelijk sprake is van een geringe verontreiniging met een in bijlage I genoemd materiaal, kunnen latere processen, waaronder terugwinningsprocessen, tot gevolg hebben dat de gescheiden fracties significant grotere concentraties van de in bijlage I genoemde stoffen bevatten.

(9)  De status van zinkas wordt momenteel onderzocht, maar de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD) heeft aanbevolen zinkas niet als gevaarlijke stof te beschouwen.

(10)  Dit punt heeft geen betrekking op schroot uit elektriciteitscentrales.

(11)  Hergebruik kan reparatie, renovatie of modernisering omvatten, maar geen ingrijpende herbouw.

(12)  In een aantal landen worden deze materialen die bestemd zijn voor onmiddellijk hergebruik niet beschouwd als afvalstoffen.

(13)  Er wordt vanuit gegaan dat dergelijk schroot volledig gepolymeriseerd is.

(14)

Afval na consumptie behoort niet tot dit punt.

Afval na consumptie behoort niet tot dit punt.

Afvalstoffen mogen niet zijn vermengd.

(14)

Afval na consumptie behoort niet tot dit punt.

Afvalstoffen mogen niet zijn vermengd.

Afval na consumptie behoort niet tot dit punt.

Afvalstoffen mogen niet zijn vermengd.

Er moet aandacht worden geschonken aan problemen als gevolg van verbranding in de open lucht.

(14)  

Afval na consumptie behoort niet tot dit punt.

Afvalstoffen mogen niet zijn vermengd.

Er moet aandacht worden geschonken aan problemen als gevolg van verbranding in de open lucht.

(15)  Voor de indeling van een afvalstof in een van de punten van de navolgende lijst, is de inleiding van de bijlage bij Beschikking 2000/532/EG, relevant.

(16)  In deze lijst van afvalstoffen worden PCB's gedefinieerd als in Richtlijn 96/59/EG.

(17)  Gevaarlijke onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur kunnen omvatten: onder 16 06 genoemde accu's en andere batterijen die als gevaarlijk zijn ingedeeld, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas, enz.

(18)  In deze rubriek wordt onder overgangsmetalen verstaan: scandium, vanadium, mangaan, kobalt, koper, yttrium, niobium, hafnium, wolfraam, titaan, chroom, ijzer, nikkel, zink, zirkonium, molybdeen en tantaal. Deze metalen en de verbindingen daarvan gelden als gevaarlijk als zij als gevaarlijke stoffen zijn ingedeeld. De indeling als gevaarlijke stoffen bepaalt welke van deze overgangsmetalen en verbindingen van overgangsmetalen gevaarlijk zijn.

(19)  Door stabilisatieprocessen veranderen de gevaarskenmerken van de bestanddelen van het afval en wordt gevaarlijk afval in ongevaarlijk afval omgezet. Door verhardingsprocessen verandert onder invloed van additieven alleen de fysische toestand van het afval (b.v. van vloeibaar in vast) zonder dat de chemische eigenschappen van het afval veranderen.

(20)  Afval wordt als gedeeltelijk gestabiliseerd beschouwd als gevaarlijke bestanddelen die niet volledig in ongevaarlijke bestanddelen zijn omgezet, na het stabilisatieproces op korte, middellange of lange termijn in het milieu terecht kunnen komen.

(21)  Gevaarlijke onderdelen van elektrische en elektronische apparatuur kunnen omvatten: onder 16 06 genoemde accu's en andere batterijen die als gevaarlijk zijn ingedeeld, kwikschakelaars, glas van kathodestraalbuizen en ander geactiveerd glas, enz.

(22)  Dit omvat afval in de vorm van as, residuen, slakken, dross en skimmings, walsschilfers, stof, poeder, slib en filterkoek, tenzij een stof expliciet elders wordt genoemd.

BIJLAGE VI

BEGELEIDENDE INFORMATIE BIJ OVERBRENGINGEN VAN VOOR NUTTIGE TOEPASSING BESTEMDE AFVALSTOFFEN VAN BIJLAGE III (ARTIKEL 17)

Image

BIJLAGE VII

CHEMISCHE STOFFEN OPGENOMEN IN DE BIJLAGEN A, B EN C VAN HET VERDRAG VAN STOCKHOLM

Aldrin

CAS-nr. 309-00-2

Chloordaan

CAS-nr. 57-74-9

Dieldrin

CAS-nr. 60-57-1

Endrin

CAS-nr. 72-20-8

Heptachloor

CAS-nr. 76-44-8

Hexachloorbenzeen (HCB)

CAS-nr. 118-74-1

Mirex

CAS-nr. 2385-85-5

Toxafeen

CAS-nr. 8001-35-2

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan)

CAS-nr. 50-29-3

Polychloorbifenylen (PCB's)

 

Polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD's)

 

Polychloordibenzofuranen (PCDF's)

 

(PCB's dioxinen en furanen hebben geen CAS-nummer omdat het om „families” van moleculen gaat. Er zijn 209 verschillende PCB's, ongeveer 175 dioxinen en ongeveer 100 furanen.)

BIJLAGE VIII

RICHTSNOEREN VOOR EEN MILIEUHYGIËNISCH VERANTWOORD BEHEER (ARTIKEL 41)

I.   Door de conferentie van Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, als gewijzigd, vastgestelde richtsnoeren (1)

1.

Technical Guidelines on the Environmentally Sound Management of Biomedical and Health Care Wastes (Y1; Y3) (2).

2.

Technical Guidelines on the Environmentally Sound Management of Waste Lead Acid Batteries (2).

3.

Technical Guidelines on the Environmentally Sound Management of the Full and Partial Dismantling of Ships (2).

II.    DOOR DE REGULIERE ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE INTERNATIONALE MARITIEME ORGANISATIE GOEDGEKEURDE RICHTSNOEREN:

1.

Richtsnoeren betreffende recycling van schepen (3).

III.    Door de OESO-Raad goedgekeurde richtsnoeren

1.

Technische leidraad voor het milieuhygiënisch beheer van gebruikte en afgedankte personal computers (4).

IV.    Door de ILO-meeting group goedgekeurde richtsnoeren.

1.

Richtsnoeren inzake veiligheid en gezondheid bij het slopen van schepen (5).


(1)   Deze richtsnoeren zijn slechts van toepassing op overbrenging van afvalstoffen naar OESO-landen of op overbrengingen van niet-gevaarlijk afval voor nuttige toepassing naar niet-OESO-landen.

(2)  Vastgesteld door de 6de Conferentie van Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 9-13 december 2002.

(3)  Goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie, tijdens haar 23ste reguliere zitting, 24 november — 5 december 2003.

(4)  ENV/EPOC/WGWPR(2001)3 DEF.

(5)  Goedgekeurd door een groep van deskundigen van de ILO op 7 — 14 oktober 2003.

BIJLAGE IX

Image

Image

Image

Image

P5_TA(2003)0506

Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte (2002-2006) *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/834/EG tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: „Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte” (2002-2006) (COM(2003) 390 — C5-0349/2003 — 2003/0151(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 390) (1),

gelet op artikel 166, lid 4 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Raad door het Parlement is geraadpleegd (C5-0349/2003),

gelet op Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (2),

gelet op Beschikking nr. 2002/834/EG van de Raad van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie: „Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte” (2002-2006) (3),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0369/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

OVERWEGING 4

(4) De lidstaten hebben zeer uiteenlopende visies op de ethische aanvaardbaarheid van verschillende onderzoekterreinen en dit wordt overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel weerspiegeld in de nationale wetgeving. In het bijzonder worden de regelgeving en de wetgeving met betrekking tot onderzoek waarbij menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, in de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze aangepakt. Het specifieke programma bepaalt reeds dat de nationale bepalingen van toepassing zijn en dat voor onderzoek dat in een bepaalde lidstaat verboden is, door de Gemeenschap geen financiële steun wordt verleend aan rechtspersonen die in die lidstaat gevestigd zijn.

(4) De lidstaten hebben zeer uiteenlopende visies op de ethische aanvaardbaarheid van verschillende onderzoekterreinen en dit wordt overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel weerspiegeld in de nationale wetgeving. In het bijzonder worden de regelgeving en de wetgeving met betrekking tot onderzoek waarbij menselijke embryo's die ten behoeve van IVF worden gecreëerd en niet meer voor dat doel worden gebruikt (zogeheten restembryo's), en menselijke embryonale stamcellen worden gebruikt, in de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze aangepakt. Deze beschikking laat derhalve de nationale wetgevingen inzake embryonale stamcellen onverlet. Lidstaten die onderzoek aan menselijke embryo's en menselijke embryonale stamcellen met financiële steun van de EU toestaan, moeten evenwel beschikken over doeltreffende regelgeving.

Amendement 2

OVERWEGING 5

(5) In het licht van de huidige stand van de kennis inzake menselijke embryonale stamcellen zijn nieuwe menselijke embryonale stamcellijnen, afgeleid van menselijke restembryo's, nodig .

(5) Overeenkomstig artikel 163 van het Verdrag, waarin de communautaire bevoegdheden op onderzoeksgebied worden omschreven, kan de Gemeenschap de activiteiten van de lidstaten aanvullen met als doelstelling de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Gemeenschap te versterken, de internationale mededinging te bevorderen en de onderzoeksactiviteiten te stimuleren. Het gebruik van menselijke embryonale stamcellen voor onderzoeksdoeleinden dient strikt te worden beperkt .

Amendement 3

OVERWEGING 5 bis (nieuw)

 

(5 bis) Voor de vernietiging van embryo's voor het verkrijgen van menselijke embryonale stamcellijnen dient voorafgaande toestemming van de ouders te worden gevraagd.

Amendement 4

OVERWEGING 5 ter (nieuw)

 

(5 ter) De doeleinden van het stamcelonderzoek, met name de verlichting of genezing van ziektes die tot dusverre niet of onvoldoende behandelbaar zijn, verdienen steun.

Amendement 5

OVERWEGING 6

(6) Deze beschikking is specifiek van toepassing op de communautaire financiering van onderzoekactiviteiten die gepaard gaan met de winning van stamcellen uit menselijke embryo's die vóór 27 juni 2002 zijn gecreëerd als gevolg van medisch ondersteunde in vitro fertilisatie met het oog op de totstandbrenging van een zwangerschap en die niet meer voor dat doel zullen worden gebruikt (restembryo's). Deze beschikking wijzigt het specifieke programma door de toevoeging van een aantal voorwaarden betreffende de besluitvorming over de communautaire financiering van dergelijk onderzoek.

(6) Deze beschikking is specifiek van toepassing op de communautaire financiering van onderzoekactiviteiten waarbij stamcellen worden toegepast, afkomstig uit menselijke embryo's die als gevolg van medisch ondersteunde IVF zijn gecreëerd zijn met het oog op de totstandbrenging van een zwangerschap en die niet meer voor dat doel zullen worden gebruikt (restembryo's). Deze beschikking wijzigt het specifieke programma door de toevoeging van een aantal voorwaarden betreffende de besluitvorming over de communautaire financiering van dergelijk onderzoek.

Amendement 6

OVERWEGING 6 bis (nieuw)

 

(6 bis) Volgens een overweldigende meerderheid van de wetenschappers is een transplantatie van menselijke embryonale stamcellen in patiënten tijdens de looptijd van het zesde kaderprogramma onderzoek (tot eind 2006) om zuiver wetenschappelijke redenen niet mogelijk, omdat deze benadering zich voornamelijk in de fase van het fundamentele onderzoek bevindt en een transplantatie op dit moment niet-berekenbare risico's voor de ontvanger zou opleveren.

Amendement 7

OVERWEGING 6 ter (nieuw)

 

(6 ter) Deze beschikking heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van menselijke embryo's voor onderzoek en niet voor therapeutische doeleinden. Onderzoek aan menselijke embryonale stamcellen is wenselijk voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen en met name voor de ontwikkeling van behandelingen waarbij volwassen stamcellen worden toegepast.

Amendement 8

OVERWEGING 7

(7) Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de beginselen die zijn vastgesteld door de Europese Groep voor de ethiek, in het bijzonder de fundamentele ethische beginselen die zijn beklemtoond in advies nr. 15: het beginsel van respect voor de menselijke waardigheid (dat vereist dat waarborgen worden geboden tegen het risico van willekeurige proefnemingen); het beginsel van de menselijke zelfbeschikking (dat inhoudt dat geïnformeerde toestemming („informed consent”) vereist is en dat persoonlijke gegevens worden beschermd); het beginsel van rechtvaardigheid en heilzaamheid (namelijk ten aanzien van de verbetering en bescherming van de gezondheid); het beginsel van de vrijheid van onderzoek (dat moet worden afgewogen tegen andere beginselen); en het evenredigheidsbeginsel (het niet beschikbaar zijn van passende alternatieve methoden, rekening houdend met de wetenschappelijke oogmerken).

(7) Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de beginselen die zijn vastgesteld door de Europese Groep voor de ethiek, in het bijzonder de fundamentele ethische beginselen die zijn beklemtoond in advies nr. 15: het beginsel van respect voor de menselijke waardigheid (dat vereist dat waarborgen worden geboden tegen het risico van willekeurige proefnemingen); het beginsel van de menselijke zelfbeschikking (dat inhoudt dat geïnformeerde toestemming („informed consent”) vereist is en dat persoonlijke gegevens worden beschermd); het beginsel van rechtvaardigheid en heilzaamheid (namelijk ten aanzien van de verbetering en bescherming van de gezondheid); het beginsel van de vrijheid van onderzoek (dat moet worden afgewogen tegen andere beginselen); en het evenredigheidsbeginsel (het niet beschikbaar zijn van passende alternatieve methoden, rekening houdend met de wetenschappelijke oogmerken). Voorts wordt gebruik gemaakt van de ervaring van andere wetenschappelijke gemeenschappen.

Amendement 9

OVERWEGING 10 bis (nieuw)

 

(10 bis) Het bestaan van zogeheten restembryo's na een kunstmatige bevruchting vormt een ethisch dilemma, omdat zowel aan het transplanteren van deze embryo's naar anderen dan de genetische ouders (embryoadoptie) als aan het gewoon „laten sterven” van die embryo's en beschikbaarstelling voor onderzoeksdoeleinden ethisch problemen kleven. Er dienen derhalve pogingen te worden gedaan om het aantal restembryo's in te toekomst te verminderen, en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de lidstaten.

Amendement 10

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 18, letter b) (Beschikking 2002/834/EG)

b)

de menselijke embryo's die voor de winning van stamcellen worden gebruikt, moeten vóór 27 juni 2002 zijn gecreëerd als gevolg van medisch ondersteunde in vitro fertilisatie met het oog op de totstandbrenging van een zwangerschap en niet meer voor dat doel worden gebruikt ;

b)

de menselijke embryo's die voor de winning van stamcellen worden gebruikt, moeten „overtollige”, vroegtijdige (d.w.z. tot 14 dagen) menselijke embryo's zijn (embryo's die oorspronkelijk zijn gecreëerd voor het behandelen van onvruchtbaarheid, teneinde de slaagkans van IVF te vergroten, maar die niet langer nodig zijn voor dat doel); dergelijk onderzoek kan worden gefinancierd op voorwaarde dat het wettelijk toegestaan is in de lidstaat of lidstaten waar het zal worden uitgevoerd overeenkomstig de regels en onder strikt toezicht van de bevoegde autoriteit(en) ;

Amendement 12

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 18, letter e) (Beschikking 2002/834/EG)

e)

vóór de aanvang van de onderzoekactiviteiten moet in overeenstemming met de nationale wetgeving de vrijwillige, uitdrukkelijke, schriftelijke en geïnformeerde toestemming van de donor(en) worden verkregen;

e)

vóór het verkrijgen van de cellen moet in overeenstemming met de nationale wetgeving de vrijwillige, uitdrukkelijke, schriftelijke en geïnformeerde toestemming van de donor(en) zijn verkregen;

Amendement 13

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 18, letter f) (Beschikking 2002/834/EG)

f)

er mag voor de donatie noch een financiële vergoeding, noch enig voordeel in natura worden verleend of beloofd;

f)

er mag voor de donatie van voor het verkrijgen van stamcellen te gebruiken embryo's noch een financiële vergoeding, noch enig voordeel in natura , noch enige andere vergoeding worden verleend of beloofd;

Amendement 14

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 18, letter g) (Beschikking 2002/834/EG)

g)

de bescherming van de persoonlijke gegevens, met inbegrip van de genetische gegevens, van de donor(en) moet worden gegarandeerd;

g)

de bescherming van de persoonlijke gegevens, met inbegrip van de genetische gegevens, van de donor(en) moet tijdens de verkrijging van de cellen zijn gegarandeerd;

Amendement 15

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 18, letter g bis) (nieuw) (Beschikking 2002/834/EG)

 

g bis)

Om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden, stelt de Commissie een register voor embryonale stamcellen in; daarbij maakt zij gebruik van de ervaring van de NIH (National Institutes of Health);

Amendement 16

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 19 (Beschikking 2002/834/EG)

De wetenschappelijke beoordeling en de ethische toetsing waarin de Commissie met betrekking tot de onderzoekvoorstellen voorziet, omvatten een verificatie van het feit dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. De onder c) en d) genoemde voorwaarden worden onderzocht in het kader van de wetenschappelijke beoordeling .

De wetenschappelijke beoordeling en de ethische toetsing waarin de Commissie met betrekking tot de onderzoekvoorstellen voorziet, omvatten een verificatie van het feit dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. De onder c) genoemde voorwaarden worden onderzocht door een voor dit doel ingesteld onafhankelijk wetenschappelijk orgaan, onder meer bestaand uit leden die betrokken zijn bij andersoortig celonderzoek .

Amendement 17

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 19 bis (nieuw) (Beschikking 2002/834/EG)

 

Projecten met adulte somatische stamcellen en cellen uit navelstrengbloed moeten worden aangemoedigd in de richting van onderzoek met andere soorten stamcellen, zonder vergelijkende studies uit te sluiten.

Amendement 18

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 20 bis (nieuw) (Beschikking 2002/834/EG)

 

Onderzoek naar het gebruik van menselijke stamcellen kan worden gefinancierd, afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het wettelijk kader van de betrokken lidstaat of lidstaten; bij de financiering krijgt onderzoek met gebruikmaking van stamcellen van adulte stamcellen en adulte geherprogrammeerde cellen prioriteit; er geldt geen beperking voor onderzoek met stamcellijnen die reeds in wetenschappelijke laboratoria aanwezig zijn. Tevens kan onderzoek worden gefinancierd naar embryonale of foetale stamcellen die verkregen zijn na een spontane of therapeutische abortus.

Amendement 19

BIJLAGE

Bijlage I, punt 1.1, alinea 22 (Beschikking 2002/834/EG)

De Commissie publiceert jaarlijks een lijst van onderzoekprojecten waarbij menselijke embryonale stamcellen, van welk type ook, worden gebruikt en die via het zesde kaderprogramma worden gefinancierd.

De Commissie publiceert jaarlijks een lijst van onderzoekprojecten waarbij menselijke adulte of embryonale stamcellen, van welk type ook, worden gebruikt en die via het zesde kaderprogramma worden gefinancierd . In het geval van onderzoeksprojecten met embryonale stamcellen moet in deze publicatie worden vermeld waarom andere procedures niet gebruikt konden worden .


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1.

(3)  PB L 294 van 29.10.2002, blz. 1.

P5_TA(2003)0507

Thematische strategie inzake bodembescherming

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie „Naar een thematische strategie inzake bodembescherming” (COM(2002) 179 — C5-0328/2002 — 2002/2172(COS))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie (COM(2002) 179),

gelet op besluit nr. 1600/2002/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap,

gezien de bepalingen van de richtlijnen (92/43/EEG) (2) („Habitat”), (79/409/EEG) (3) („Vogelrichtlijn”) en (85/337/EEG) (4) („Milieueffectbeoordeling”), en de kaderrichtlijn (2000/60/EG) (5) („Water”) ten aanzien van de bescherming van ecosystemen en het directe verband tussen deze richtlijnen en de bodembescherming,

gelet op artikel 47, lid 2 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de adviezen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0354/2003),

A.

overwegende dat de bodem een essentiële component van het terrestrische milieu vormt, en het ontmoetingspunt van hydrosfeer, atmosfeer en levende organismen is, dat de bodem de natuurlijke cycli van materie en energie regelt en uiterst gevoelig is voor de effecten van klimaatverandering en antropogene en historische activiteiten, en dat de bodemstructuur en -kenmerken dan ook het resultaat zijn van een eeuwenoud proces, dat van de bodem een niet hernieuwbare hulpbron maakt,

B.

overwegende dat de bodem het substraat is van de vestiging en de economische activiteit van de mens en de door de mens ontwikkelde infrastructuur, en dat het gebruik ervan dan ook dringend dient te worden geregeld, en de gevolgen van externe acties dienen te worden geëvalueerd en getemperd,

C.

overwegende dat bepaalde land- en bosbouwactiviteiten (behoud van terrascultuur, gecontroleerde weiden in bepaalde gebieden, toepassing van strokenteelt) echter van essentieel belang zijn gebleken voor het behoud van de bodem en dat de afschaffing ervan om die reden ernstige erosie heeft veroorzaakt,

D.

overwegende dat de methodologie van deze thematische strategie rekening moet houden met de oorzaak- gevolgrelatie, de antropogene en klimatologische gevolgen, de voornaamste oorzaken van bodemverval en -afname, verontreiniging, zure regen, woestijnvorming en verzilting, bodemverzegeling en -verdichting, overstromingen en aardverschuivingen, teneinde een reeks integrale maatregelen voor te stellen ter bevordering van een doeltreffend bodembeheer,

E.

overwegende dat overdreven verstedelijking en niet altijd milieuvriendelijke infrastructuurontwikkeling het verbruik van de natuurlijke bodem in de hand hebben gewerkt, grote compacte ruimten hebben gegenereerd die de relatie van de burger tot zijn natuurlijke omgeving hebben beperkt, het landareaal hebben gefragmenteerd, de loop van het water hebben gewijzigd en de risico's van overstromingen hebben vergroot, en overwegende dat dit proces geresulteerd heeft in een onhoudbare situatie in vele Europese kustgebieden,

F.

overwegende dat beperking van het gebruik van bestrijdingsmiddelen en een geleidelijke afschaffing van sommige gevaarlijke stoffen in bestrijdingsmiddelen noodzakelijk zijn om de problemen in verband met de kwaliteit van landbouwgronden tot een minimum terug te brengen,

G.

overwegende dat de afname van de biodiversiteit, de door erosie veroorzaakte processen van fysiek en chemisch verval, woestijnvorming, verontreiniging en de afname van het gehalte aan organische stoffen tot de prioriteiten van het bodembeleid dienen te behoren,

H.

overwegende dat er sprake is van grote diversiteit van de bodemproblematiek tussen en binnen (kandidaat-) lidstaten, dat bodemverontreiniging in aanzienlijk mindere mate dan lucht- en waterverontreiniging een grensoverschrijdend karakter heeft, dat de toegevoegde waarde van Europees optreden vooral ligt op het vlak van uitwisseling van informatie, kennis en optimale werkmethoden;

I.

overwegende dat bodembescherming een essentiële voorwaarde is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van onder andere de waterkaderrichtlijn 2000/60/EG ten aanzien van de voorkoming van diffuse verontreiniging, 92/43/EEG —, („habitatrichtlijn”) ten aanzien van de biodiversiteit van de bodem, en het protocol van Kyoto ten aanzien van de capaciteit van de bodem en de ondergrond om CO2 vast te houden,

J.

overwegende dat de oorzaken van het proces van bodemverval moeten worden beschouwd tegen de achtergrond van de specifieke kenmerken van iedere Europese regio en met name de problematiek van de mediterrane bodems die ernstig worden aangetast door verschijnselen als bosbranden of woestijnvorming,

1.

verzoekt de Commissie vóór juli 2004 een thematische strategie inzake bodembescherming voor te stellen, op basis van een versterking van het huidige beleid, waarbij via een geïntegreerde benadering problemen, kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen en maatregelen om deze doelstellingen te verwezenlijken, tijdschema's en algemene evaluatie- en follow-up-beginselen dienen te worden gedefinieerd met de volgende oogmerken:

beëindiging van de opslag van voor het milieu en de gezondheid gevaarlijke stoffen in de bodem;

omkering van de alarmerende trends van erosie, afdekking en verdichting, verontreiniging en verwijdering van de bodem;

bescherming van de bodem als opslagplaats van CO2, beveiliging van de watervoorraad en behoud van de biodiversiteit;

bescherming van de bodem voor een duurzame productie van voedingsmiddelen en hernieuwbare grondstoffen;

2.

verzoekt de Commissie met aandrang in samenwerking met de lidstaten en de bevoegde regionale autoriteiten vóór 2007 een wetenschappelijke bodemcatalogus op te stellen, die gegevens bevat over de aard van de bodem, zijn biografie, zijn gezondheidstoestand en kwetsbaarheid, en het proces van verval, erosie en verontreiniging, waarbij het bestaan van uiterst waardevolle bodems (in agrarisch, geologisch, ecologisch, historisch en landschappelijk opzicht) en de noodzaak aanbevelingen te formuleren voor de instandhouding en het duurzaam gebruik ervan dienen te worden erkend; wijst op het belang van harmonisering van analysemethoden om vergelijkbare bodemgegevens te verkrijgen; de toegankelijkheid van de bestaande gegevens dient bovendien verbeterd te worden aangezien dit een belangrijke voorwaarde vormt voor de noodzakelijke uitwisseling van informatie en ervaringen tussen lidstaten;

3.

dringt er in dit verband bij de Commissie op aan bij de opstelling van de bodemcatalogus erop toe te zien dat de bescherming van de bodem wordt gekoppeld aan het gebruik dat ervan wordt gemaakt, aangezien iedere wetenschappelijke en taxonomische classificatie, hoe interessant ook, zinloos zou zijn als er geen instrumenten worden ontwikkeld om permanent toezicht uit te oefenen op het gebruik ervan (toezicht op de uitbreiding van de irrigatie, herindeling van beschermde gebieden, verstedelijking van wetlands, aanleg van infrastructuren op vruchtbare bodem, enz.); is van oordeel dat, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, deze toezichtsinstrumenten in nauwe samenwerking met de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd;

4.

verzoekt de Commissie enkele richtsnoeren op te stellen, bestemd voor de lidstaten en de bevoegde regionale autoriteiten, voor de preventie van, het toezicht op en de controle van bodemverontreiniging;

5.

steunt het voornemen van de Commissie de bestaande databanken samen te brengen en te vervolmaken en de kaarten aan te vullen, teneinde te beschikken over een geografisch referentiesysteem; stemt ook in met de invoering van een digitaal geografisch informatiesysteem, teneinde de verspreide informatie op adequate schaal te bundelen en toegankelijk te maken voor het publiek;

6.

dringt erop aan dat de Commissie in overeenstemming met het SOVEUR-verslag (6) van de FAO een methodologische en cartografische evaluatie van de Europese bodem uitvoert, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om een specifieke aanpak te hanteren op basis van de drie beginselen van voorzorg, anticipatie en preventie; deze beginselen, die aansluiten bij het wereldbodemhandvest van de FAO, moeten gericht zijn op voorkoming van bodemerosie en verwoestijning;

7.

stelt de Commissie voor om, wanneer de catalogus en de diagnosen beschikbaar zullen zijn, een zonering van de Europese bodems uit te voeren, rekening houdend met de geografische, klimatologische en typologische heterogeniteit, en met het gebruik en de risico's en haar voorstellen voor toezicht dat haalbaar is op het niveau waar het wordt uitgeoefend;

8.

dringt er bij de Commissie op aan dat zij de mogelijkheid bestudeert om een systeem van specifieke indicatoren voor bodems in te stellen, aan de hand waarvan op grond van een eerste diagnose, kan worden vastgesteld welke invloed de getroffen maatregelen hebben gehad op de ontwikkeling van de toestand van de bodem. In die zin zij eraan herinnerd dat er reeds door het Europees Milieuagentschap of door de OESO voorgestelde systemen bestaan (bijv. het systeem druk/staat/reactie) die in het kader van de thematische strategie zouden kunnen worden goedgekeurd;

9.

acht een betere integratie van de bodembescherming in de communautaire beleidsmaatregelen noodzakelijk — met name dient in het kader van de Trans-Europese Netwerken en bij de toekeninning van steun uit Structuurfonds- en Cohesiefondsmiddelen en de pretoetredingssteun met de bodembescherming rekening te worden gehouden in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (en) door de Europese Unie medegefinancierde (regionale) infrastructurele projecten;

10.

verzoekt de Commissie kruisconformiteit verplicht te stellen voor alle betalingen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en erop toe te zien dat alle desbetreffende aspecten van bodembescherming vallen onder de definitie van goede landbouw- en milieuomstandigheden, met inbegrip van de verplichte programma's voor bodembeheer waardoor gratis onpartijdige informatie beschikbaar wordt gesteld aan alle boeren in landbouw- en veeteeltsystemen;

11.

steunt het initiatief van de Commissie om een wetgevingsvoorstel op te stellen — waarvan het niveau in de thematische strategieën dient te worden bepaald — over de invoering van een systeem van follow-up en toezicht met betrekking tot het bodembeleid en de mogelijke verdichting ervan;

12.

dringt er bij de Commissie op aan na te gaan of de bodembescherming beter in de bestaande wetgeving kan worden geïntegreerd en via aanvullende voorstellen met name meer rekening te houden met de bodembescherming in de richtlijnen inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging en inzake strategische milieueffectbeoordeling;

13.

vraagt de Commissie om bij haar wetgevende initiatieven op grond van haar thematische strategie rekening te houden met de rol van de landbouw voor het herstel van de bodems, en het belang van instandhouding van de landbouwactiviteit, vooral in gebieden die sterk bedreigd worden door ontvolking en waar doelmatig gebruik van de bodem in landbouw, veeteelt en bosbouw essentieel is om zijn kwaliteit te behouden;

14.

is van oordeel dat moet worden voorzien in een formele definitie van de landbouwmodellen en de teeltmethoden in de EU (duurzame biologische landbouw met minimale grondbewerking, bebouwing met of zonder irrigatie, beweiding, grondloze teelt, bergweiden, beweiding zonder bevloeiing) en het effect ervan op de bodem, teneinde de milieumaatregelen te diversifiëren naar gelang de specifieke kenmerken van de landbouw en de gunstige gevolgen ervan voor de bodem;

15.

vraagt de Commissie om aan de hand van begeleidende programma's bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid werkwijzen aan te moedigen die op behoud van de bodem gericht zijn, en door middel van doelgerichte steun van het EOGFL de teelten en teeltwijzen aan te moedigen die het best beantwoorden aan de specifieke kenmerken van de bodem en de economische en sociale gegevenheden; wijst daarbij vooral op het belang van peulvruchten voor het behoud van de plantengroei en de verscheidenheid van het dierenleven van bepaalde streken, omdat hun vermogen om stikstof vast te houden de mogelijkheid biedt om minder meststoffen te gebruiken;

16.

verzoekt de Commissie een diagnose te maken van het effect van de hervorming van het GLB op de gezondheidstoestand van de bodem per zone, rekening houdend met de ontvolking van het platteland (en de sociaal-economische en milieugevolgen daarvan), de verplaatsing van de steun en de liberalisering van de markten, en verzoekt tevens dat maatregelen inzake bescherming en behoud van de bodem en de watervoorraad, met inbegrip van specifieke maatregelen met financiële steun, deel uitmaken van de milieumaatregelen van het GLB;

17.

is van oordeel dat er weliswaar zoute gronden van grote intrinsieke waarde bestaan, maar dat de nodige instrumenten moeten worden ontwikkeld voor de controle van de verziltingsprocessen en een evaluatie dient te worden gemaakt van de irrigaties die een negatief effect kunnen hebben op rivieren en grondwater;

18.

dringt er bij de Commissie op aan de Richtlijn (86/278/EEG) (7) inzake het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw te herzien en een richtlijn inzake het gebruik van compost op te stellen; onderstreept de noodzaak het onderzoek op dit gebied te intensiveren, teneinde de mogelijkheden die deze methoden bieden om gronden die arm zijn aan organische stoffen te herstellen, beter te benutten, en afvalbeheer, bodembescherming en bodemaanrijking onderling compatibel te maken;

19.

verzoekt de Commissie en de lidstaten, in het kader van zowel de thematische strategie voor het stadsmilieu als de instrumenten voor ruimtelijke ordening, rivieroevers, relictbossen, wetlands en zoutmoerassen uit te sluiten van de mogelijkheid van verstedelijking, verdichting of exploitatie; verontreinigde bodems kunnen met inachtneming van specifieke belastingseisen aan de sanering of beveiliging van bepaalde vormen van planologisch-rechtelijk toegestaan gebruik worden toegevoegd;

20.

verzoekt de Commissie richtsnoeren op te stellen voor de terugwinning van de verontreinigde bodem in stedelijk en semi-stedelijk gebied met o.a.: een passende definitie van de indeling van de bodem aan de hand waarvan het mogelijke gebruik ervan kan worden vastgesteld, de vaststelling van termijnen die toereikend zijn voor de terugwinning en onderzoek naar het gebruik van de meest eenvoudige en efficiënte systemen, en naar experimentele technieken op het gebied van biologische behandeling en de biografie van de bodem;

21.

wenst dat de lidstaten bij de beoordeling van het effect van ondergrondse en bovengrondse infrastructuur en van stedenbouw rekening houden met de gevolgen daarvan voor de natuurlijke loop van oppervlakte- en grondwater; wenst dat bij de beoordeling van het effect van ondergrondse en bovengrondse infrastructuur en van stedenbouw rekening wordt gehouden met de gevolgen daarvan voor de natuurlijke loop van oppervlakte- en grondwater, en dat tevens maatregelen worden getroffen die gericht zijn op het behoud van de doorlatende bodem, en dat rekening wordt gehouden met effect van fragmentatie van natuurlijke beddingen, natuurgebieden en habitats bij de planning ervan; verzoekt tevens dat bij de ontwikkeling van de thematische strategie voor het stedelijk en territoriaal gebied rekening wordt gehouden met de richtlijnen inzake de milieueffectbeoordeling en de strategische milieubeoordeling;

22.

wijst met nadruk op de noodzaak bodembeschermingsdoelen op te nemen in de strategieën met betrekking tot ruimtelijke ordening en zich te verplichten tot verdere ontwikkeling van het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief; verzoekt de Commissie in het kader van de mededeling over „Planning en milieu: de territoriale dimensie” die zij in 2003 moet indienen maatregelen te onderzoeken ter voorkoming van de bodemverzegeling die optreedt als nieuwe gebieden worden bestemd voor stadsontwikkeling en infrastructuur; dringt aan op voorschriften om het bodemgebruik in overeenstemming te brengen met de kenmerken van de bodem, met inachtneming van sociale waarden, en om een einde te maken aan de onzorgvuldige bodemverzegeling;

23.

is van oordeel dat ter bevordering van duurzame ontwikkeling de topografie, de structuur en het natuurlijke reliëf van een gebied tijdens het hele verstedelijkingsproces dienen te worden gerespecteerd; is van mening dat bodemverzegeling, alsmede deformatie van de natuurlijke morfologie en het reliëf moeten worden beperkt, dat beter toezicht moet worden gehouden op het verloren gaan van de bodem, en dat visuele en milieueffecten van grote uitgravingen met het oog op de extractie van toeslagstoffen dienen te worden voorkomen;

24.

stelt voor de vervoerssector vast dat met name weginfrastructuur en in mindere mate spoorinfrastructuur door bodemverzegeling en -verdichting (als gevolg van druk door zware vervoermiddelen) en door doorsnijding van ecosystemen een bedreiging voor de bodem kunnen vormen; wijst in dit verband op het belang van de bevordering van vervoer over water zoals onder meer verwoord in het Witboek Transport en op de noodzaak om voor projecten in het kader van de Trans-Europese Netwerken een milieueffectbeoordeling uit te voeren volgens Richtlijn 2001/42/EG (8); verzoekt de Commissie het gebruik van innovatieve duurzame technieken en producten in de wegenbouw zoals ZOAB (zeer open asfaltbeton) te stimuleren;

25.

acht het noodzakelijk dat de kennis over de functies van de soorten die de bodem bewonen, de voedingsstoffen- en watercyclus wordt verdiept. Acht de toepassing van het voorzorgsbeginsel en van waarborging van volledige naleving van het Zesde Milieuactieprogramma en de milieuwetgeving van de EU, zoals de kaderrichtlijnen inzake habitats, vogels en water van wezenlijke betekenis. Is voorts van mening dat het communautaire beleid, waar nodig, moet worden herzien, om het natuurlijk evenwicht beter te beschermen door het afnemen van de biodiversiteit te voorkomen;

26.

verzoekt de Commissie met aandrang, als een integrerend onderdeel van de thematische strategie inzake bodembescherming, een systeem uit te werken om een betrouwbare en geactualiseerde raming te maken van de kosten en de economische gevolgen van bodemverval;

27.

is van oordeel dat sommige communautaire instanties zich onvoldoende bewust zijn van de woestijnvorming in diverse regio's van de Unie en de sociaal-economische gevolgen daarvan op het natuurlijke milieu of daar niet gevoelig genoeg voor zijn; dringt er bij de Commissie op aan dat zij onmiddellijk een mededeling indient over woestijnvorming; verzoekt de Commissie dan ook in deze mededeling een communautair actieprogramma op te nemen met een gedetailleerde beschrijving van de zonering van de regio's waar zich een woestijnvormingsproces voordoet of dreigt voor te doen en een exhaustieve analyse van de oorzaken, de sociaal-economische gevolgen voor de zones in kwestie, en de gevolgen voor het menselijke en het natuurlijke milieu en de kringloop van het water, en passende communautaire maatregelen te bepalen die ertoe bijdragen de negatieve gevolgen van genoemd proces af te remmen;

28.

stemt in met de definitie die de Commissie geeft van erosie als een probleem dat zich in de hele EU voordoet, wenst dat de Commissie een communautair actieprogramma in het leven roept, in het kader waarvan ook naar behoren rekening wordt gehouden met de afkalving van de kusten die bewoonde gebieden, infrastructuren en cultuurwaarden bedreigt;

29.

verzoekt de Commissie de rol die klimaatverandering in verband met erosie en het woestijnvormingsproces speelt te onderzoeken en voorstellen voor de lidstaten te ontwikkelen teneinde de gevolgen daarvan te milderen;

30.

dringt er bij de Commissie op aan de bestaande steun ter voorkoming van bosbranden — een belangrijke oorzaak van bodemerosie, met name in mediterrane landen — te handhaven en nieuwe steunvormen te bevorderen; dringt er in dit verband op aan om, naast de steun voor bosbrandpreventie, meer middelen beschikbaar te stellen voor die traditionele beheerspraktijken die zo gunstig zijn gebleken voor het behoud van de bodem;

31.

benadrukt het belang van duurzaam bosbeheer voor de bescherming van de bodem, en verzoekt de lidstaten maatregelen te treffen om de verstedelijking van verbrande bosgronden te verbieden en om ervoor te zorgen dat bij de terugwinning wordt gekozen voor soorten die geen negatieve gevolgen hebben voor het ecologisch evenwicht en de waterhuishouding van de regio;

32.

acht het wenselijk dat het onderzoek met betrekking tot de bodem wordt herzien, waarbij het onderzoek naar het verband tussen landbouw en bodem en het gebruik van akkerland met een tekort aan water, en andere maatregelen ter bestrijding van woestijnvorming dienen te worden bevorderd; tevens dient onderzoek naar de effecten van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit van de bodem te worden bevorderd; en er dient voorrang te worden gegeven aan interdisciplinair onderzoek; is tevens van oordeel dat onderzoek dient te worden verricht naar de verstedelijkingsprocessen en de gevolgen van bodemverzegeling;

33.

dringt erop aan dat iedere strategie op het gebied van planning en behoud van de bodem doelstellingen zou moeten bevatten ten aanzien van milieu-educatie die gericht is op die sectoren en actoren die met hun incorrecte praktijken bijdragen tot het verval van de bodem (landbouwers, levensmiddelenindustrie, boerenbedrijven die drijfmest produceren, houtverwerkende industrie, enz.);

34.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.


(1)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(3)  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

(4)  PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

(5)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(6)  Van Lynden, G.W., 2000, Soil degradation in Central and Eastern Europe: The assessment of the status of humaninduced soil degradation. FAO-ISRIC, Rome.

(7)  PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6.

(8)  PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.

P5_TA(2003)0508

Kaderrichtlijn afval

Resolutie van het Europees Parlement over het voortgangsverslag inzake Richtlijn 75/442/EEG (kaderrichtlijn afval) (COM(2003) 250 — 2003/2124(INI))

Het Europees Parlement,

gezien het verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving inzake afval in de periode 1998-2000 (COM(2003) 250)

gelet op Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 over afval (1),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 14 november 1996 (2) over de mededeling van de Commissie betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer en de ontwerpresolutie van de Raad betreffende het afvalstoffenbeleid en de resolutie van de Raad van 24 februari 1997 (3) betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 september 1998 (4) over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de toepassing van de richtlijnen betreffende het afvalbeheer,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 april 2001 (5) over het Groenboek van de Commissie over PVC en het milieu,

gezien besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (6), met name artikel 8 hiervan,

gelet op de uitspraken van het Europees Hof van Justitie, met name in de zaken C-203/96, C-365/97, C-209/98, C-418/99, C-419/99, C-228/00 en C-458/00,

gelet op de artikelen 2 en 6 van het EG-Verdrag, uit hoofde waarvan milieubeschermingseisen moeten worden opgenomen in het Gemeenschapsbeleid voor de diverse sectoren met als doel een in milieuopzicht duurzame economische ontwikkeling,

gelet op artikel 175 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie verzoekschriften (A5-0394/2003),

A.

overwegende dat alle lidstaten hun verslag te laat hebben ingediend, Portugal en Ierland zelfs meer dan een jaar te laat, overwegende dat vervolgens bij enkele lidstaten, zelfs nadat deze lidstaten hierop door de Commissie waren geattendeerd, belangrijke tekortkomingen aanwezig blijven,

B.

overwegende dat artikel 3, lid 1, van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bepaalt dat de lidstaten passende maatregelen nemen ter bevordering ten eerste van afvalpreventie en -reductie, en de schadelijke effecten van afvalstoffen,

C.

overwegende dat artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen zoals gewijzigd bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen voor de verwijdering van afvalstoffen zonder gevaar op te leveren voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu,

D.

overwegende dat artikel 7, lid 1, van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen bepaalt dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zo snel mogelijk één of meer afvalbeheerplannen ontwikkelen voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deugdelijke verwijdering van afvalstoffen in de artikelen 3, 4 en 5 en om te voldoen aan de beginselen van proximiteit en zelfvoorzienendheid,

E.

overwegende dat in artikel 8, lid 1, van het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap onder andere de volgende doelstellingen zijn opgenomen:

significante vermindering van de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd door middel van initiatieven gericht op preventie van afval, efficiënt gebruik van grondstoffen en overstappen op meer duurzame productie- en consumptiepatronen;

significante vermindering van de hoeveelheid afval die wordt verwijderd en van de geproduceerde hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen, waarbij een verhoging van de emissie naar lucht, water en bodem wordt voorkomen;

bevordering van hergebruik, en voor afval dat alsnog wordt geproduceerd: vermindering van hun gevaarlijkheid en ze moeten zo min mogelijk gevaar opleveren; voorkeur voor terugwinning en in het bijzonder recycling; minimalisering van de hoeveelheid afval die wordt verwijderd en veilige verwijdering daarvan; afval dat voor verwijdering bestemd is, moet zo dicht mogelijk bij de plaats van ontstaan worden verwerkt, voor zover dit niet leidt tot een afname van de efficiëntie van afvalverwerking,

F.

overwegende dat artikel 8, lid 2, onder ii) van het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap de volgende prioritaire acties omvat voor het ontwikkelen en tenuitvoerleggen van maatregelen inzake afvalpreventie en -beheer:

ontwikkelen van een pakket kwantitatieve en kwalitatieve verminderingsdoelstellingen voor alle relevante categorieën afval, die uiterlijk in 2010 moeten worden gehaald; de Commissie verzoeken uiterlijk in 2002 een voorstel voor te leggen voor dergelijke doelstellingen,

formuleren van operationele maatregelen voor het bevorderen van afvalpreventie, d.w.z. het stimuleren van hergebruik en terugwinning, het geleidelijk elimineren van bepaalde stoffen en materialen door middel van productgerelateerde maatregelen,

G.

overwegende dat volgens artikel 8, lid 2, onderdeel iv van het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap de doelstellingen onder andere worden nagestreefd door middel van acties die gericht zijn op het:

uitwerken of herzien van diverse richtlijnen inzake afval,

duidelijk onderscheiden van wat afval en wat geen afval is,

ontwikkelen van passende criteria voor de verdere uitwerking van de bijlagen IIA (verwijdering) en IIB (nuttige toepassing) van Richtlijn 75/442/EEG,

H.

overwegende dat de definitie van afvalstof in veel lidstaten niet overeenkomt met de definitie uit artikel 1 van Richtlijn 75/442/EEG, terwijl deze verplichting al vanaf 1993 geldt, overwegende dat hierdoor onaanvaardbare verschillen tussen lidstaten (7) bestaan,

I.

overwegende dat, mede gezien de uitspraken van het Hof van Justitie inzake de reikwijdte van de definitie van afvalstof, een nieuwe definitie van afvalstof niet tot meer duidelijkheid zal leiden,

J.

overwegende dat er ten opzichte van de vorige rapportage wel vooruitgang is geboekt met betrekking tot het opstellen van plannen voor het beheer van afvalstoffen, maar deze plannen in een sommige delen van de Europese Unie nog steeds onbevredigend zijn, overwegende dat in 2002 het Hof van Justitie heeft bevestigd dat Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk geen plannen voor afvalstoffenbeheer ten uitvoer hebben gelegd,

K.

overwegende dat de meeste lidstaten niet hebben aangegeven wat zij sinds 1997 aan afvalpreventie en nuttige toepassing hebben gedaan, overwegende dat de gemiddelde hoeveelheid geproduceerd huishoudelijk afval per hoofd van de bevolking in de Europese Unie ten opzichte van de vorige verslagperiode (1995-1997) is gestegen van ongeveer 400 kg naar ongeveer 500 kg; overwegende dat de productie van gevaarlijk afval in een groot aantal landen blijft toenemen; overwegende dat deze voortdurende toename de tenuitvoerlegging van artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEGernstig in gevaar brengt,

L.

overwegende dat de recyclingpercentages voor huishoudelijk afval in de verschillende lidstaten sterk uiteenlopen: vijf lidstaten (Oostenrijk, België, Duitsland, Nederland en Zweden) zitten boven de 40% en vijf lidstaten (Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk) zitten onder de 10 %,

M.

overwegende dat de meest gebruikte verwijderingsmethode van afval nog steeds storten is; voor vijf lidstaten is dit zelfs meer dan 60 %, overwegende dat verbranding van afval met terugwinning van energie de tweede verwijderingsmethode is, hoewel verbranding van afval in zijn geheel niet wordt toegepast in Ierland en Griekenland,

N.

overwegende dat de meeste lidstaten bijna geheel zelf voorzien in de verwijdering van afval,

O.

overwegende dat in Griekenland 59,6 % van het afval wordt verwijderd op locaties die niet voldoen aan de geldende wetgeving,

P.

overwegende dat de Commissie inbreukprocedures op gang heeft gebracht tegen Griekenland, Italië en Frankrijk op grond van het bestaan van illegale afvalstortplaatsen,

Q.

overwegende dat het Hof van Justitie in zijn arrest in Zaak C-209/98 bevestigde dat het een lidstaat is toegestaan maatregelen te nemen ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen indien het vervoer niet in overeenstemming is met zijn plan voor afvalstoffenbeheer, op voorwaarde dat het plan in overeenstemming is met de regels van het Verdrag en van Richtlijn 75/442/EEG,

R.

overwegende dat er verschillende marktcondities bestaan in de Europese Unie, en overwegende, bijvoorbeeld dat er geen stortverboden bestaan in België (Wallonië), Griekenland, Ierland, Italië, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, er verschillen in stortbelastingen bestaan tussen lidstaten, en dat een stortbelasting in Duitsland, Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje ontbreekt,

S.

overwegende dat recente uitspraken van het Hof van Justitie over het onderscheid tussen verschillende terugwinnings- en eindverwerkingsbehandelingen heeft geleid tot onduidelijkheid over de categorisering van de nuttige toepassing en verwijdering uit Bijlage II van Richtlijn 75/442/EEG,

T.

overwegende dat artikel 2, lid 2, van Richtlijn 75/442/EEG betreffende afvalstoffen bepaalt dat voor bijzondere categorieën afvalstoffen specifieke voorschriften kunnen worden vastgesteld in de vorm van afzonderlijke richtlijnen,

1.

concludeert dat de lidstaten over het algemeen de rapportage aan de Commissie onvoldoende serieus nemen;

2.

verzoekt de Commissie procedures op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag in te leiden tegen de lidstaten die nog steeds belangrijke tekortkomingen in hun verslaglegging hebben;

3.

stelt vast dat er door de gebrekkige rapportage van de lidstaten onvoldoende inzicht is in de mate waarin Richtlijn 75/442/EEG voor afval is geïmplementeerd en de beschreven doelstellingen zijn gehaald; stelt vast dat de lidstaten zich niet houden aan artikel 3, lid 2 van Richtlijn 75/442/EEG, waarin wordt bepaald dat zij de Commissie moeten informeren over de maatregelen die zij nemen om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken;

4.

wenst dat de Commissie van haar bevoegdheden gebruikt maakt en ervoor zorgt dat de lidstaten haar overeenkomstig artikel 3, lid 2 van Richtlijn 75/442/EEG informeren over de nationale maatregelen die zij nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn;

5.

stelt de huidige definitie van afvalstof niet ter discussie; dringt er bij de lidstaten met klem op aan dat zij allen de definitie van afvalstof overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 75/442/EEG overnemen in hun nationale wetgeving; zonodig dient de Europese Commissie gebruik te maken van haar bevoegdheden om de betreffende lidstaten hiertoe te dwingen;

6.

dringt er bij de lidstaten op aan dat er alsnog afvalbeheerplannen opgesteld worden, dan wel de huidige afvalbeheerplannen verbeterd worden, waarbij maatregelen voor de preventie of vermindering van afvalproductie de eerste optie moeten zijn; verzoekt de Commissie toezicht te houden en controle uit te oefenen op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale afvalbeheerplannen, teneinde deze in overeenstemming te laten zijn met de communautaire wetgeving;

7.

constateert dat niet voldaan wordt aan de doelstelling uit het Vijfde milieu-actieprogramma, te weten stabilisatie van de afvalproductie in 2000 op het niveau van 1985 van 300 kg per hoofd van de bevolking; dringt er bij de lidstaten sterk op aan dat er veel grotere inspanningen nodig zijn om afvalpreventie en -vermindering te bewerkstelligen en in het bijzonder van gevaarlijke afvalstoffen en om afvalpreventie en -vermindering als eerste optie in hun afvalbeheerplannen op te nemen;

8.

betreurt dat de Commissie nog geen voorstellen heeft goedgekeurd voor het ontwikkelen van een pakket kwantitatieve en kwalitatieve verminderingsdoelstellingen voor alle relevante categorieën afval, die uiterlijk in 2010 moeten worden gehaald; is van mening dat om de streefdatum van 2010 te halen de huidige statistieken, hoewel ze nog gebreken vertonen, gebruikt kunnen en moeten worden als uitgangspunt voor de goedkeuring van verminderingsdoelstellingen, omdat de eerste geharmoniseerde statistieken pas in 2006 op zijn vroegst beschikbaar zullen zijn; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om desbetreffend een voorstel voor te leggen, vóór het verstrijken van haar mandaat;

9.

verzoekt de lidstaten manieren te vinden voor het bevorderen van het gescheiden inzamelen van recycleerbaar afval, aangezien is geconstateerd dat het hier nog aan schort en hierdoor hogere recyclingpercentages niet worden gehaald;

10.

dringt er bij de lidstaten die de richtlijnen betreffende afvalstoffen in onvoldoende mate of te laat ten uitvoer leggen, op aan zich aan hun verplichtingen te houden en dringt er bij de Commissie op aan dat zij optimaal gebruik maakt van haar bevoegdheden om dit te bewerkstelligen;

11.

verzoekt de Commissie op grond van artikel 226 een inbreukprocedure op gang te brengen tegen alle lidstaten waar zich illegale en ongecontroleerde stortplaatsen bevinden, wegens niet-naleving van Richtlijn 75/442/EEG, daarbij rekening houdend met het arrest van het Hof van Justitie in Zaak C-365/97;

12.

verzoekt de Commissie om maatregelen voor te stellen die de lidstaten in staat stellen om zelfvoorzienend te worden of te blijven inzake de verwerking van afval, waarbij het nabijheidbeginsel adequaat wordt toegepast;

13.

is van mening dat alle lidstaten moeten voorzien in voldoende capaciteit voor recycling en terugwinning voor huishoudelijk afval en dat het te verbranden deel van het huishoudelijk afval niet naar andere lidstaten of derde landen mag worden uitgevoerd;

14.

is van mening dat alle lidstaten moeten voorzien in voldoende verbrandingscapaciteit voor huishoudelijk afval, waarbij energie wordt teruggewonnen, voor die deeltjes waarvoor geen alternatieve afvalbehandelingsmethoden hoger in de EU-afvalhiërarchie, zoals hergebruik en recycling van materialen, bestaan;

15.

roept de lidstaten op om, voor zover er een open markt is voor afvalmanagement in de Europese Gemeenschap, verstoringen veroorzaakt door incomplete implementatie van richtlijnen van de Europese Unie uit de weg te ruimen;

16.

verzoekt de Commissie om er over te waken dat de afvalrichtlijnen zodanig worden geïmplementeerd dat oneerlijke concurrentie ten gevolge van kostenverschillen, en derhalve ook afvalstromen naar milieu-onvriendelijker behandelingsprocessen, wordt voorkomen;

17.

verzoekt de Commissie Richtlijn 75/442/EEG te herzien om duidelijke en afdwingbare voorwaarden te formuleren voor het definiëren van processen voor het verwerken en terugwinnen van afval, en actief toezicht te houden op de tenuitvoerlegging daarvan. Deze voorwaarden moeten stoelen op minimumkwaliteitscriteria zoals:

calorische waarde van het te verbranden afval,

missies van schadelijke stoffen naar lucht, water en bodem,

gescheiden afvalstromen,

energie-efficiëntie van de (mee)verbrandingsinstallatie,

vermogen om organische componenten te vernietigen,

vermogen om anorganische componenten te concentreren c.q. volume drastisch te verkleinen,

geen gevaarlijke stoffen in eindproduct bij meeverbranding;

18.

verzoekt de Commissie en de lidstaten een permanent stuur- en raadgevend comité voor afvalstoffen in het leven te roepen vergelijkbaar met de bestaande structuren in het kader van de „Clean Air for Europe”-strategie, met het oog op gedegen en consistent toezicht op en coördinatie van de tenuitvoerlegging van de huidige afvalwetgeving en raadpleging van de betrokken actoren over alle afvalwetgeving;

19.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241.

(3)  PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1.

(4)  PB C 313 van 12.10.1998, blz. 99.

(5)  PB C 21 E van 24.1.2002, blz. 112.

(6)  PB L 242 van 10.09.2002, blz. 1.

(7)  Italië heeft strijdige definitie, zie de uitspraken van het Hof van Justitie, Luxemburg heeft de EAC niet omgezet, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk hanteren eveneens een afwijkende definitie.


Donderdag, 20 november 2003

7.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/405


NOTULEN

(2004/C 87 E/04)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: James L.C. PROVAN

Ondervoorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 10.05 uur geopend.

Het woord wordt gevoerd door:

Roy Perry die klaagt over het feit dat de Commissie nog altijd niet de door het Parlement gevraagde informatie over de Lloyd's van Londen heeft toegestuurd, waarvoor de termijn op 15 november was vastgesteld (de Voorzitter raadt hem aan deze kwestie voor te leggen aan de Conferentie van voorzitters);

Ilda Figueiredo over de veertiende verjaardag van de aanneming van de Overeenkomst inzake de rechten van het kind door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

2.   Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de nietgeïndustrialiseerde wereld * — Bevordering actief Europees burgerschap * — Organisaties op Europees niveau actief op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen *** I (debat)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen (COM(2003) 280 — C5-0350/2003 — 2003/0110(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: (A5-0384/2003) — Verslageur voor advies (art. 162 bis van het Reglement): Bárbara Dührkop Dührkop, Commissie BUDG

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) (COM(2003) 276 — C5-0321/2003 — 2003/0116(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Verslageur: (A5-0368/2003) — Verslageur voor advies (art. 162 bis van het Reglement): Bárbara Dührkop Dührkop, Commissie BUDG

Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn (COM(2003) 279 — C5-0261/2003 — 2003/0109(COD)) — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. Verslageur: (A5-0396/2003) — Verslageur voor advies (art. 162 bis van het Reglement): Bárbara Dührkop Dührkop, Commissie BUDG

Het woord wordt gevoerd door Neil Kinnock (vice-voorzitter van de Commissie).

Lennart Sacrédeus leidt zijn verslag in (A5-0384/2003).

Heide Rühle leidt haar verslag in (A5-0368/2003).

Rodi Kratsa-Tsagaropoulou leidt haar verslag in (A5-0396/2003).

Het woord wordt gevoerd door Bárbara Dührkop Dührkop (rapporteur voor advies van de Commissie BUDG), Juan Ojeda Sanz (rapporteur voor advies van de Commissie CULT), Carlos Coelho, namens de PPE-DE-Fractie, en Véronique De Keyser, namens de PSE-Fractie.

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door Lone Dybkjær, namens de ELDR-Fractie, Geneviève Fraisse, namens de GUE/NGL-Fractie, Alima Boumediene-Thiery, namens de Verts/ALE-Fractie, José Ribeiro e Castro, namens de UEN-Fractie, Georges Berthu, niet-ingeschrevene, Astrid Lulling, Adeline Hazan, Olle Schmidt, Ilda Figueiredo, Regina Bastos, María Elena Valenciano Martínez-Orozco, Armonia Bordes, Dana Rosemary Scallon, Lissy Gröner, Carlo Fatuzzo, Christa Prets, Eija-Riitta Anneli Korhola, Ruth Hieronymi en Neil Kinnock.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punten 9, 11 en 12

VOORZITTER: Pat COX

Voorzitter

3.   Mededeling van de Voorzitter

De Voorzitter deelt mede dat er vanmorgen diverse aanslagen zijn gepleegd te Istanbul, onder meer op diverse Britse doelen, waaronder het consulaat van het Verenigd Koninkrijk. Hij verklaart dat hij namens het Parlement zijn condoleances heeft overgebracht aan de nabestaanden van de slachtoffers en zijn solidariteit heeft betuigd met de Turkse autoriteiten en de inwoners van Istanbul.

Het Parlement neemt een minuut stilte in acht.

*

* *

VOORZITTER: Guido PODESTÀ

Ondervoorzitter

Het woord wordt gevoerd door John Bowis die de Voorzitter van het Parlement namens de Britse leden dankt voor zijn woorden van sympathie, waarbij hij zich aansluit (De Voorzitter antwoordt dat hij de Voorzitter van het Parlement hiervan in kennis zal stellen).

4.   Welkomstwoord

De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement een door haar ondervoorzitter Sooronbay Jeenbekov geleide delegatie van het Parlement van de Republiek Kirghizistan, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

Het woord wordt gevoerd door Cristiana Muscardini, die met betrekking tot de gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B5-0479/2003 over de resultaten van de Top EU/Rusland wijst op verschillen tussen diverse taalversies. Zij verzoekt daarom om uitstel van de stemming tot de volgende vergaderperiode (De Voorzitter weigert dat met de opmerking dat de diverse taalversies in overeenstemming zullen worden gebracht met de Engelse tekst, waarvan moet worden uitgegaan).

5.   Verbetering van de veiligheid op zee (benoeming van de leden van de tijdelijke commissie) (stemming)

(Gewone meerderheid)

SAMENSTELLING VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE VOOR DE VERBETERING VAN DE VEILIGHEID OP ZEE

Door de Conferentie van voorzitters voorgestelde ledenlijst (punt 26 van de notulen van 19 november 2003)

Goedgekeurd

6.   Verzoek om raadpleging van het Economische en Sociaal Comité over de sociale dimensie van cultuur (artikel 52 van het Reglement)

Verzoek om raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité — De sociale dimensie van cultuur

Goedgekeurd.

7.   Schengen-informatiesysteem (SIS II) (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over de aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) (2003/2180(INI)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Verslageur: (A5-0398/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

ONTWERPAANBEVELING

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0509)

8.   Toegang tot de markt voor havendiensten *** III (stemming)

Verslag over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003 — 2001/0047(COD)) — Delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité — Verslageur: — A5-0364/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

GEMEENSCHAPPELIJKE ONTWERPTEKST

Verworpen (P5_TA(2003)0510)

De procedure is bijgevolg gesloten.

Opmerkingen in het kader van de stemming:

legde Renzo Imbeni, voorzitter van de delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité, een verklaring af over de gemeenschappelijke ontwerptekst; de rapporteur dankte hem voor zijn woorden.

9.   Organisaties op Europees niveau actief op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen *** I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn (COM(2003) 279 — C5-0261/2003 — 2003/0109(COD)) — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen. Verslageur: (A5-0396/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0511)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0511)

10.   Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) (COM(2003) 389 — C5-0325/2003 — 2003/0143(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: (A5-0390/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0512)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0512)

In het kader van de stemming:

pleitte de rapporteur, vóór de stemming, voor goedkeuring van het Commissievoorstel.

11.   Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen (COM(2003) 280 — C5-0350/2003 — 2003/0110(CNS)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: (A5-0384/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0513)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0513)

12.   Bevordering actief Europees burgerschap * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) (COM(2003) 276 — C5-0321/2003 — 2003/0116(CNS)) — Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. Verslageur: (A5-0368/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0514)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0514)

In het kader van de stemming:

diende Doris Pack, in overleg met de rapporteur, een mondeling amendement in op amendement 37. Dit mondelinge amendement werd niet in aanmerking genomen omdat meer dan 32 leden er bezwaar tegen maakten.

13.   Persistente organische verontreinigende stoffen * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (COM(2003) 331 — C5-0315/2003 — 2003/0118(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. Verslageur: (A5-0371/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0515)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0515)

In het kader van de stemming:

voerde de rapporteur het woord vóór de stemming.

14.   Grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand * (stemming)

Verslag over het voorstel voor een een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (COM(2003) 332 — C5-0318/2003 — 2003/0117(CNS)) — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. Verslageur: (A5-0372/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0516)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen(P5_TA(2003)0516)

15.   Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie met inbegrip van het hoofdstuk begroting (stemming)

Ontwerpresolutie B5-0482/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 9)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0517)

16.   Euromed (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0471, 0475, 0481, 0484, 0489 en 0511/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

ONTWERPRESOLUTIE B5-0471/2003

Verworpen

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0475/2003

(ter vervanging van B5-0475, 0481, 0484, 0489 en 0511/2003):

ingediend door de volgende leden:

Francesco Fiori en Philippe Morillon, namens de PPE-DE-Fractie,

Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie,

Joan Vallvé, namens de ELDR-Fractie,

Hélène Flautre en Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie,

Luís Queiró en Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie

Aangenomen(P5_TA(2003)0518)

17.   Resultaat van de Top EU/Rusland (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0479, 0483, 0485, 0486, 0487 en 0488/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0479/2003

(ter vervanging van B5-0479, 0483, 0485, 0486 en 0487/2003):

ingediend door de volgende leden:

Ilkka Suominen, Arie M. Oostlander en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie,

Enrique Barón Crespo, Reino Paasilinna en Giovanni Claudio Fava, namens de PSE-Fractie,

Daniel Marc Cohn-Bendit, Monica Frassoni, Elisabeth Schroedter en Bart Staes, namens de Verts/ALEFractie,

Ole Andreasen, Astrid Thors en Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie,

Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie,

Gerard Collins

Aangenomen(P5_TA(2003)0519)

(Ontwerpresolutie B5-0488/2003 komt te vervallen.)

18.   Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (stemming)

Verslag over de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (COM(2003) 104 — 2003/2018(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: (A5-0378/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0520)

In het kader van de stemming:

diende de rapporteur een mondeling amendement in op amendement 10 en voerde zij het woord over amendement 17.

19.   Noordelijke dimensie (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0472, 0473, 0474, 0477 en 0480/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 13)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0472/2003

(ter vervanging van B5-0472, 0473, 0474, 0477 en 0480/2003):

ingediend door de volgende leden:

Ilkka Suominen en Arie M. Oostlander, namens de PPE-DE-Fractie,

Reino Paasilinna, Riitta Myller en Ulpu Iivari, namens de PSE-Fractie,

Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie,

Matti Wuori, Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie,

Mogens N.J. Camre, namens de UEN-Fractie,

Esko Olavi Seppänen, Pernille Frahm, Marianne Eriksson en André Brie, namens de GUE/NGL-Fractie

Aangenomen(P5_TA(2003)0521)

20.   Europees defensiematerieel (stemming)

Tweede verslag over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over Europese defensie — Industriële en marktvraagstukken — Naar een EU-beleid voor defensiematerieel (COM(2003) 113 — 2003/2096(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: Luís Queiró (A5-0370/2003).

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 14)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0522)

In het kader van de stemming:

diende Johannes (Hannes) Swoboda een mondeling amendement in op amendement 2 en voerde de rapporteur het woord over dit mondeling amendement, dat niet in aanmerking werd genomen omdat meer dan 32 leden daar bezwaar tegen maakten.

21.   Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (stemming)

Verslag over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa: Tweede jaarverslag (COM(2003) 139 — 2003/2094(INI)) — Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid. Verslageur: (A5-0397/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 15)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0523)

22.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3 van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

Mondelinge stemverklaringen:

Verslag Rühle — A5-0368/2003

Ward Beysen

Verslag Queiró — A5-0370/2003

Patricia McKenna

Verslag Kratsa-Tsagaropoulou — A5-0396/2003

Rodi Kratsa-Tsagaropoulou

Resolutie B5-0482/2003

Richard Corbett

23.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Verslag Coelho — A5-0398/2003

vóór: Ursula Stenzel

tegen: Georges Berthu

Verslag Jarzembowski — A5-0364/2003

vóór: Jean-Louis Bourlanges, José Ribeiro e Castro, Seán Ó Neachtain, James (Jim) Fitzsimons, Elmar Brok, Diemut R. Theato, Bashir Khanbhai, Liam Hyland, Neil Parish

tegen: Phillip Whitehead

onthouding: Renate Sommer

Verslag Kratsa-Tsagaropoulou — A5-0396/2003

gewijzigd voorstel

vóór: Gérard Onesta

Verslag Rühle — A5-0368/2003

wetgevingsresolutie

vóór: José Ribeiro e Castro, Seán Ó Neachtain, Liam Hyland, James (Jim) Fitzsimons

Grondwet voor Europa B5-0482/2003

amendement 1

vóór: Georges Berthu, Isabelle Caullery

tegen: Renzo Imbeni

resolutie (geheel)

tegen: Georges Berthu

Euromed RC-B5-0475/2003

amendement 4 + 5

vóór: Nelly Maes

resolutie (geheel)

vóór: Nelly Maes

Top EU/Rusland RC-B5-0479/2003

amendement 1

vóór: Othmar Karas, Paul Rübig, de Oostenrijkse leden van de PPE-DE-Fractie, Dana Rosemary Scallon

Verslag Queiró — A5-0370/2003

amendement 3

tegen: Othmar Karas

onthouding: Hans-Peter Martin

paragraaf 12

vóór: Othmar Karas, Arlene McCarthy,

onthouding: Hans-Peter Martin

overweging G

tegen: Harald Ettl

Arlette Laguiller, Armonia Bordes en Chantal Cauquil waren weliswaar aanwezig maar hebben niet deelgenomen aan de stemming over amendement 1 en de resolutie (geheel) van resolutie B5-0482/2003 over de grondwet voor Europa.

EINDE VAN DE STEMMINGEN

(De vergadering wordt om 13.15 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat.)

24.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

25.   De huidige situatie rond de Europese netwerken en Infopoints (Mondelinge vraag met debat)

Mondelinge vraag van Michel Rocard, namens de Commissie CULT aan de Commissie: De huidige situatie rond de Europese netwerken en Infopoints

Christa Prets (ter vervanging van de auteur) licht de mondelinge vraag toe.

Neil Kinnock (vice-voorzitter van de Commissie) beantwoordt de vraag

Het woord wordt gevoerd door Juan José Bayona de Perogordo, namens de PPE-DE-Fractie, Olga Zrihen, namens de PSE-Fractie, Anne André-Léonard, namens de ELDR-Fractie, Jan Dhaene, namens de Verts/ALEFractie, Roy Perry, Catherine Guy-Quint, Michl Ebner, Reino Paasilinna, Giacomo Santini, Eija-Riitta Anneli Korhola en Neil Kinnock.

Het debat wordt gesloten.

DEBAT OVER GEVALLEN VAN SCHENDING VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

(Zie punt 3 van de notulen van 18 november 2003 voor de titels en indieners van de ontwerpresoluties).

26.   Sri Lanka (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van zes ontwerpresoluties (B5-0490, 0492, 0495, 0498, 0505 en 0510/2003).

John Walls Cushnahan, Anne André-Léonard, Didier Rod en Erik Meijer lichten de ontwerpresoluties toe.

Het woord wordt gevoerd door Thomas Mann, namens de PPE-DE-Fractie, Véronique De Keyser, namens de PSE-Fractie, en Neil Kinnock (vice-voorzitter van de Commissie).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 30.

27.   Atjeh (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van zes ontwerpresoluties (B5-0491, 0496, 0497, 0501, 0507 en 0508/2003).

Linda McAvan, Ulla Margrethe Sandbæk, Anne André-Léonard, John Bowis, Didier Rod en Erik Meijer presenteren de ontwerpresoluties.

Het woord wordt gevoerd door Neil Kinnock (vice-voorzitter van de Commissie).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 31.

28.   Vietnam: godsdiensvrijheid (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van zeven ontwerpresoluties (B5-0493, 0494, 0499, 0502, 0503, 0506 en 0509/2003).

Bastiaan Belder licht ontwerpresolutie B5-0494/2003 toe.

VOORZITTER: Ingo FRIEDRICH

Ondervoorzitter

Anne André-Léonard en Thomas Mann lichten eveneens ontwerpresoluties toe.

Het woord wordt gevoerd door Eija-Riitta Anneli Korhola, namens de PPE-DE-Fractie, Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie, Olivier Dupuis, niet-ingeschrevene, Bernd Posselt, Neil Kinnock (vice-voorzitter van de Commissie), Olivier Dupuis over de woorden van deze laatste en nogmaals Neil Kinnock.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 32.

EINDE VAN HET DEBAT OVER SCHENDINGEN VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

29.   Agenda

Naar aanleiding van de vergadering van de Conferentie van voorzitters van vandaag stelt de Voorzitter de volgende wijzigingen voor in de agenda van de volgende vergaderperiode van 3 en 4 december te Brussel:

woensdag 3 december

1.

De verklaringen van Raad en Commissie over

de voorbereiding van de Europese Raad, met inbegrip van de Sociale Top, en

het voortgangsverslag over de werkzaamheden van de IGC

zullen gecombineerd worden behandeld.

De volgende indieningstermijnen worden vastgesteld:

Europese Raad en Sociale Top:

ontwerpresoluties: donderdag 27 november, 12.00 uur

amendementen en gezamenlijke ontwerpresoluties: woensdag 3 december, 12.00 uur

IGC:

ontwerpresoluties: maandag 1 december, 18.00 uur

amendementen en gezamenlijke ontwerpresoluties: woensdag 3 december, 12.00 uur

2.

Voor de verklaringen van Raad en Commissie over de rol van de Unie bij de conflictpreventie in Afrika worden de volgende indieningstermijnen vastgesteld:

ontwerpresoluties: donderdag 27 november, 12.00 uur

amendementen en gezamenlijke ontwerpresoluties: maandag 1 december, 12.00 uur.

3.

Voor het verslag (A5-0401/2003) over tripartiete doelstellingencontracten en -overeenkomsten wordt de termijn voor de indiening van amendementen vastgesteld op donderdag 27 november, 12.00 uur.

4.

De volgende verslagen worden toegevoegd aan de agenda voor woensdag:

* het verslag Christa Randzio-Plath (Commissie ECON) over verlaagde BTW-tarieven, waarvoor de termijn voor de indiening van amendementen wordt vastgesteld op maandag 1 december, 12.00 uur

2 verslagen Göran Färm (Commissie BUDG) over de gewijzigde begrotingen nr. 7 en 8/2003 betreffende respectievelijk de Structuurfondsen (procedure lopende) en anderzijds de toewijziing van begrotingskredieten (Frontloading).

De indieningstermijnen worden als volgt vastgesteld:

amendementen op de gewijzigde begrotingen: woensdag 24 november, 12.00 uur

amendementen op de ontwerpresoluties vervat in de twee verslagen Göran Färm: dinsdag 2 december, 12.00 uur.

donderdag 4 december

De volgende verslagen worden toegevoegd aan de stemmingen

Overeenkomstig artikel 158, lid 1:

* Luis Berenguer Fuster (A5-0403/2003) over een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking EG/Koninkrijk Marokko

* Luis Berenguer Fuster (A5-0404/2003) over een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking EG/Republiek Tunesië

Overeenkomstig artikel 158, lid 2:

*** I Luis Berenguer Fuster (A5-0395/2003) over de financiële en technische samenwerking met de bezette gebieden

Overeenkomstig artikel 110 bis:

*** I Giacomo Santini (A5-0405/2003) over asiel en migratie (programma voor technische en financiële samenwerking ten behoeve van derde landen), waarvoor de termijn voor de indiening van amendementen wordt vastgesteld op donderdag 27 november om 12.00 uur.

Het Parlement hecht zijn goedkeuring aan deze wijzigingen.

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

30.   Sri Lanka (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0490, 0492, 0495, 0498, 0505 en 0510/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 16)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0490/2003

(ter vervanging van B5-0490, 0492, 0495, 0498, 0505 en 0510/2003):

ingediend door de volgende leden:

John Walls Cushnahan, Geoffrey Van Orden, Thomas Mann, Philip Charles Bradbourn en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie,

Margrietus J. van den Berg en Maria Carrilho, namens de PSE-Fractie,

Ole Andreasen, namens de ELDR-Fractie,

Didier Rod, Reinhold Messner en Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie,

Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie,

Gerard Collins, namens de UEN-Fractie

Aangenomen (P5_TA(2003)0524)

In het kader van de stemming:

stelde John Walls Cushnahan een mondeling amendement voor op paragraaf 1; dit amendement werd in aanmerking genomen.

31.   Atjeh (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0491, 0496, 0497, 0501, 0507 en 0508/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 17)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0491/2003

(ter vervanging van B5-0491, 0496, 0497, 0501, 0507 en 0508/2003):

ingediend door de volgende leden:

John Bowis en Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie,

Margrietus J. van den Berg en Linda McAvan, namens de PSE-Fractie,

Ole Andreasen, namens de ELDR-Fractie,

Didier Rod, Matti Wuori, Nelly Maes en Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie,

Giuseppe Di Lello Finuoli, namens de GUE/NGL-Fractie,

Ulla Margrethe Sandbæk, namens de EDD-Fractie

Aangenomen (P5_TA(2003)0525)

32.   Vietnam: Godsdienstvrijheid (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0493, 0494, 0499, 0502, 0503, 0506 en 0509/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 18)

ONTWERPRESOLUTIE GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0493/2003

(ter vervanging van B5-0493, 0494, 0499, 0502, 0503, 0506 en 0509/2003):

ingediend door de volgende leden:

Hartmut Nassauer, Bernd Posselt en Thomas Mann, namens de PPE-DE-Fractie,

Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie,

Anne André-Léonard, namens de ELDR-Fractie,

Patricia McKenna, namens de Verts/ALE-Fractie,

Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie,

Cristiana Muscardini en Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie,

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie,

Emma Bonino, Marco Cappato, Gianfranco Dell'Alba, Benedetto Della Vedova, Olivier Dupuis, Marco Pannella en Maurizio Turco

Aangenomen (P5_TA(2003)0526)

Opmerkingen in het kader van de stemming: het woord werd gevoerd door Ioannis Patakis die verklaarde tegen te hebben gestemd.

STEMMINGEN

33.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

Raad en Commissie:

Voorstel tot kredietoverschrijving A.II.1/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel A — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 322 — C5-0545/2003 — 2003/2220(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

Art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 39/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 323 — C5-0546/2003 — 2003/2219(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (COM(2003) 658 — C5-0547/2003 — 2003/0261(CNS))

verwezen naar:

ten principale: PECH

 

advies: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 36 EGV, art. 37 EGV

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit 1419/1999/EG tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor het tijdvak 2005 tot 2019 (COM(2003) 700 — C5-0548/2003 — 2003/0274(COD))

verwezen naar:

ten principale: CULT

rechtsgrondslag:

art. 151, lid 5 EGV

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (COM(2003) 689 — C5-0549/2003 — 2003/0272(COD))

verwezen naar:

ten principale: ENVI

 

advies: JURI, ITRE, AGRI

rechtsgrondslag:

art. 95 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 42/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 324 — C5-0552/2003 — 2003/2223(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel tot kredietoverschrijving 43/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (SEC(2003) 337 — C5-0553/2003 — 2003/2224(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Advies van de Raad over het voorstel tot kredietoverschrijving 31/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel A — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (C5-0554/2003 — C5-0554/2003 — 2003/2192(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Advies van de Raad over het voorstel tot kredietoverschrijving 32/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (C5-0555/2003 — C5-0555/2003 — 2003/2193(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Advies van de Raad over het voorstel tot kredietoverschrijving 33/2003 van het ene hoofdstuk naar het andere binnen afdeling III — Commissie — Deel B — van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (C5-0556/2003 — C5-0556/2003 — 2003/2194(GBD))

verwezen naar:

ten principale: BUDG

rechtsgrondslag:

art. 274 EGV

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken (14432/2003 — C5-0557/2003 — 2002/0043(CNS))

verwezen naar:

ten principale: LIBE

 

advies: JURI, FEMM

rechtsgrondslag:

art. 63 al. 1 EGV

34.   Onderzoek geloofsbrieven

Op voorstel van de Commissie JURI bekrachtigt het Parlement de mandaten van de leden María Luisa Bergaz Conesa, Giorgio Calò, Raquel Cardoso, Juan Manuel Ferrández Lezaun en Ian Twinn.

35.   Samenstelling commissies en delegaties

Op verzoek van de PPE-DE- en de PSE-Fractie bekrachtigt het Parlement de volgende benoemingen:

Commissie CONT: Eluned Morgan ter vervanging van Arlene McCarthy

Commissie LIBE: Ian Twinn

36.   Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen — Samenwerking tussen commissies

Opstelling van initiatiefverslagen overeenkomstig artikel 49 van het Reglement

Commissie AFET

EU-beleid inzake de zuidelijke Kaukasus (B5-0429/2003 — 2003/2225 (INI))

Betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland (B5-0438/2003 — 2003/2230(INI))

Recht van de gedetineerden in Guantánamo Bay op een eerlijk proces (B5-0426/2003 — 2003/2229(INI))

Samenwerking tussen de commissies

Artikel 162 bis van het Reglement wordt toegepast op het volgende verslag:

Van de Commissie ENVI:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (wijziging Richtlijn 2000/13/EG) (wijziging Richtlijn 2000/13/CE) (COM(2003) 424 — C5-0329/2003 — 2003/0165(COD))

Procedure van artikel 162 bis tussen ENVI en JURI

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 13 november 2003)

Besluit tot het opstellen van een verslag, overeenkomstig artikel 181 van het Reglement

Commissie AFCO:

Statuut en financiering van de Europese politieke partijen (wijziging van het Reglement van het Europees Parlement)(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 23 oktober 2003) (2003/2205(REG))

37.   In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 51 van het Reglement)

Aantal handtekeningen onder de in het register ingeschreven verklaringen (artikel 51, lid 3 van het Reglement):

Nr. Document

Auteur

Handtekeningen

16/2003

Othmar Karas

58

17/2003

Struan Stevenson, Bob van den Bos, Nelly Maes, Mihail Papayannakis en Phillip Whitehead

213

18/2003

André Brie, Willi Görlach, Joost Lagendijk en Philippe Morillon

42

19/2003

Marie Anne Isler Béguin en Alexander de Roo

34

20/2003

Philip Claeys en Koenraad Dillen

12

21/2003

María Sornosa Martínez

26

22/2003

Jean-Claude Martinez, Carl Lang, Bruno Gollnisch en Marie-France Stirbois

6

23/2003

Mark Francis Watts, Catherine Stihler en Phillip Whitehead

60

24/2003

Cristiana Muscardini

45

25/2003

Marie Anne Isler Béguin, Inger Schörling, Paul A.A.J.G. Lannoye, Gérard Onesta en Yves Piétrasanta

15

26/2003

Caroline Lucas, Ulla Margrethe Sandbæk en Pernille Frahm

20

27/2003

Marco Cappato en Daniel Marc Cohn-Bendit

36

28/2003

Sebastiano (Nello) Musumeci, Cristiana Muscardini, Mauro Nobilia en Adriana Poli Bortone

10

38.   Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten

Overeenkomstig artikel 148, lid 2 van het Reglement zullen de notulen van de huidige vergadering aan het begin van de volgende vergadering aan het Parlement ter goedkeuring worden voorgelegd.

Met instemming van het Parlement zullen de aangenomen teksten reeds thans worden toegezonden aan degenen voor wie zij bestemd zijn.

39.   Rooster van de volgende vergaderingen

De volgende vergaderingen vinden plaats op 3 en 4 december 2003.

40.   Onderbreking van de zitting

De zitting van het Europees Parlement wordt onderbroken.

De vergadering wordt om 17.20 uur gesloten.

Julian Priestley

Secretaris-generaal

David W. Martin

Ondervoorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Abitbol, Adam, Nuala Ahern, Ainardi, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andria, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Atkins, Attwooll, Auroi, Averoff, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Balfe, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Belder, Berend, Berenguer Fuster, van den Berg, Bergaz Conesa, Berger, Berlato, Bernié, Berthu, Beysen, Blokland, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Bordes, Borghezio, Boudjenah, Boumediene-Thiery, Bourlanges, Bouwman, Bowe, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Breyer, Brok, Buitenweg, Bullmann, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Calò, Camisón Asensio, Campos, Camre, Cappato, Cardoso, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cauquil, Cederschiöld, Cercas, Cerdeira Morterero, Ceyhun, Chichester, Claeys, Cocilovo, Coelho, Cohn-Bendit, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Cornillet, Corrie, Cox, Crowley, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, De Clercq, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, De Mita, Deprez, De Rossa, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Díez González, Di Lello Finuoli, Dillen, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Doorn, Dover, Doyle, Dührkop Dührkop, Duff, Duhamel, Duin, Dupuis, Dybkjær, Ebner, El Khadraoui, Elles, Esclopé, Ettl, Färm, Farage, Fava, Ferber, Fernández Martín, Ferrández Lezaun, Ferreira, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Flesch, Florenz, Folias, Ford, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Garaud, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, de Gaulle, Gebhardt, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Glase, Gobbo, Goepel, Görlach, Gollnisch, Gomolka, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Gouveia, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Guy-Quint, Hänsch, Hager, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herzog, Hieronymi, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, Hughes, Huhne, van Hulten, Hyland, Iivari, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jarzembowski, Jeggle, Jöns, Jonckheer, Jové Peres, Junker, Karas, Karlsson, Kastler, Katiforis, Kaufmann, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Glenys Kinnock, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Krarup, Kratsa-Tsagaropoulou, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kronberger, Kuhne, Lage, Lagendijk, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, Lannoye, de La Perriere, Laschet, Lechner, Lehne, Leinen, Liese, Linkohr, Lipietz, Lisi, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCarthy, McCartin, MacCormick, McKenna, McMillan-Scott, McNally, Maes, Malliori, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Marinho, Markov, Marset Campos, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martinez, Martínez Martínez, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Medina Ortega, Meijer, Menéndez del Valle, Mennitti, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Morgantini, Morillon, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Myller, Naïr, Napoletano, Napolitano, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Nisticò, Nobilia, Nordmann, Ojeda Sanz, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, O'Toole, Paasilinna, Pannella, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Pérez Álvarez, Pérez Royo, Perry, Pesälä, Piecyk, Piétrasanta, Pirker, Pittella, Plooij-van Gorsel, Poettering, Pohjamo, Poignant, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Queiró, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Randzio-Plath, Rapkay, Raschhofer, Raymond, Read, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rocard, Rod, Rodríguez Ramos, de Roo, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Rübig, Rühle, Ruffolo, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandbæk, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Scallon, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Seppänen, Sjöstedt, Skinner, Smet, Soares, Sörensen, Sommer, Sornosa Martínez, Souladakis, Sousa Pinto, Staes, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stockmann, Stockton, Sudre, Sumberg, Suominen, Swiebel, Swoboda, Sørensen, Tajani, Tannock, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thyssen, Titley, Trakatellis, Trentin, Turchi, Turmes, Twinn, Vachetta, Väyrynen, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Valenciano Martínez-Orozco, Vallvé, Van Lancker, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Virrankoski, Vlasto, Voggenhuber, Volcic, Wachtmeister, Wallis, Walter, Watson, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Wuori, Wurtz, Wyn, Wynn, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimeray, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.

Observateurs

Bagó Zoltán, Bastys Mindaugas, Chronowski Andrzej, Ciemniak Grażyna, Cilevičs Boriss, Demetriou Panayiotis, Fazakas Szabolcs, Filipek Krzysztof, Gałażewski Andrzej, Gawłowski Andrzej, Giertych Maciej, Grabowska Genowefa, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Gyürk András, Heriban Jozef, Holáň Vilém, Jaskiernia Jerzy, Kelemen András, Kiršteins Aleksandrs, Klukowski Wacław, Kolář Robert, Kowalska Bronisława, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kuzmickas Kęstutis, Kvietkauskas Vytautas, Landsbergis Vytautas, Lepper Andrzej, Libicki Marcin, Lisak Janusz, Lydeka Arminas, Łyżwiński Stanisław, Maldeikis Eugenijus, Mallotová Helena, Manninger Jenő, Matsakis Marios, Mavrou Eleni, Őry Csaba, Palečková Alena, Pasternak Agnieszka, Pęczak Andrzej, Pieniążek Jerzy, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Protasiewicz Jacek, Pusz Sylwia, Surján László, Szczygło Aleksander, Szent-Iványi István, Tabajdi Csaba, Tomaka Jan, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Valys Antanas, Vareikis Egidijus, Vastagh Pál, Vella George, Vėsaitė Birutė, Widuch Marek, Wikiński Marek, Wiśniowska Genowefa, Wittbrodt Edmund, Záborská Anna, Żenkiewicz Marian.


BIJLAGE 1

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

verworpen

vervallen

Ing.

ingetrokken

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (..., ..., ...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf/lid

art.

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Schengen-informatiesysteem (SIS II)

Verslag: COELHO (A5-0398/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

HS

+

354, 56, 28

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

2.   Toegang tot de markt voor havendiensten *** III

Verslag: JARZEMBOWSKI (A5-0364/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Stemming: gemeenschappelijke ontwerptekst

HS

209, 229, 16

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PSE, VertsALE, GUE/NGL, EDD: eindstemming

3.   Organisaties op Europees niveau actief op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen *** I

Verslag: KRATSA-TSAGAROPOULOU (A5-0396/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

exploitatiesubsidie

22

PPE-DE

as

+

 

24

PPE-DE

as

-

 

26

PPE-DE

as

-

 

29

PPE-DE

as

-

 

37

PPE-DE

as

-

 

38

PPE-DE

as

-

 

39

PPE-DE

as

-

 

1

commissie

as

 

5

commissie

ES

+

235, 201, 9

Europese Vrouwenlobby — overheveling naar bijlage bij het Besluit

23

PPE-DE

as

-

 

25

PPE-DE

as

-

 

28

PPE-DE

as

-

 

30

PPE-DE

as

-

 

31

PPE-DE

as

-

 

2

commissie

as

+

 

4

commissie

as

+

 

6

commissie

HS

+

264, 178, 18

7

commissie

HS

+

239, 205, 14

activiteiten van de organisaties

32

PPE-DE

as

-

 

33

PPE-DE

as

-

 

34

PPE-DE

as

-

 

35

PPE-DE

as

-

 

17

commissie

as

+

 

18

commissie

as

+

 

duur programma en begrotingstoewijzing

8

commissie

as

+

 

9

commissie

ES

+

237, 213, 4

10

commissie

as

+

 

11

commissie

as

+

 

 

19

commissie

ES

+

239, 200, 7

rest

3

commissie

as

+

 

12

commissie

as

+

 

13

commissie

as

+

 

14

commissie

as

+

 

16

commissie

as

+

 

20

commissie

as

+

 

21

PPE-DE

as

-

 

27

PPE-DE

ES

+

253, 176, 25

36

PPE-DE

as

 

Stemming: gewijzigd voorstel

HS

+

243, 79, 139

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Amendement 15 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement)

blok 1 = am 22, 24, 26, 29, 37, 38 en 39

blok 2 = am 23, 25, 28, 30 en 31

blok 3 = am 32, 33, 34 en 35

blok 4 = am 8, 9, 10 en 11

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: am 6, 7 en gewijzigd voorstel

Verzoeken om aparte stemming

PSE: alle amendementen

Verts/ALE: am 7, 23, 25, 28, 30, 31

4.   Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina *

Verslag: SWOBODA (A5-0390/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendement van de bevoegde commissie

1

commissie

 

+

 

na art 1

4 =

6 =

commissie

PSE

 

+

 

2

commissie

 

Ing.

 

5 =

7 =

commissie

PSE

 

+

 

3

commissie

 

Ing.

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

5.   Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld *

Verslag: SACRÉDEUS (A5-0384/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-8

10-13

15

commissie

 

+

 

art 4, na § 1

16

PPE-DE

 

+

 

9

commissie

 

 

art 4, § 2

17

PPE-DE

 

+

 

art 8

18 S

PPE-DE

 

Ing.

 

14

commissie

 

+

 

bijlage, punt 3

19

PPE-DE

 

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

6.   Bevordering actief Europees burgerschap *

Verslag: RÜHLE (A5-0368/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-6

8-17

19-50

commissie

 

+

 

na overw 10

51

PSE

 

+

 

7

commissie

 

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

HS

+

371, 62, 10

Amendement 18 betreft niet alle taalversies en is bijgevolg niet in stemming gebracht (zie artikel 140, lid 1, alinea d) van het Reglement)

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

Mevrouw Pack diende namens de PPE-DE-Fractie een mondeling amendement in strekkende tot invoeging van de woorden „netwerk van Europa-huizen” in amendement 37.

De Voorzitter stelde vast dat minder dan 32 leden bezwaar maakten tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

7.   Persistente organische verontreinigende stoffen *

Verslag: FRAHM (A5-0371/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-2

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

3

commissie

as

+

 

4

commissie

as

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 3, 4

8.   Grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand *

Verslag: FRAHM (A5-0372/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-2

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

3

commissie

as

+

 

4

commissie

as

+

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 3, 4

9.   Financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa

Ontwerpresolutie: B5-0482/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Ontwerpresolutie B5-0482/2003

§ 1

2

PPE-DE

ES

-

188, 250, 9

overw D

1

EVANS ea

HS

-

123, 306, 7

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

360, 70, 14

Verzoeken om hoofdelijke stemming

ELDR: eindstemming

EVANS ea: am 1

10.   Euromed

Ontwerpresoluties: B5-0471, 0475, 0481, 0484, 0489, 0511/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0471/2003

 

GUE/NGL

 

-

 

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0475/2003 (PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, UEN)

§ 10

 

oorspronkelijke tekst

so/HS

 

 

1

+

430, 7, 10

2

+

235, 196, 14

§ 11

 

oorspronkelijke tekst

HS

+

244, 173, 34

na § 12

1

GUE/NGL

HS

-

103, 342, 9

§ 13

2

GUE/NGL

HS

-

70, 369, 13

6

Verts/ALE

HS

-

95, 345, 13

3

PSE

so

 

 

1/VE

-

194, 242, 7

2/VE

+

285, 155, 6

3/VE

+

218, 212, 9

§

oorspronkelijke tekst

so/HS

 

 

1

+

345, 90, 15

2

 

3

 

§ 14

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 21

4 =

5 =

PSE, GUE/NGL

HS

+

273, 158, 13

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

414, 9, 22

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0475/2003

PSE

 

 

B5-0481/2003

PPE-DE

 

 

B5-0484/2003

Verts/ALE

 

 

B5-0489/2003

ELDR

 

 

B5-0511/2003

UEN

 

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

§ 10

1ste deel: t/m „in het geding zijn”

2de deel: rest

PSE, Verts/ALE

§ 13

1ste deel: t/m „uit het oog mag worden verloren”

2de deel: rest

GUE/NGL

§ 13 en am 3

1ste deel: t/m „uit het oog mag worden verloren”

2de deel:„uit in dit verband ... Zuid-Italiaanse kust”

3de deel: rest

Verzoeken om aparte stemming

GUE/NGL: §§ 13, 14

PPE-DE: § 11

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 6, § 13, eindstemming

GUE/NGL: am 1, 2, 4/5, §§ 10, 11

UEN: §§ 10, 11

11.   Top EU/Rusland

Ontwerpresoluties: B5-0479, 0483, 0485, 0486, 0487et 0488/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0479/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, Collins)

§ 7

1

Verts/ALE

HS

-

120, 302, 16

§ 9

2

GUE/NGL

 

-

 

na § 9

3

GUE/NGL

 

-

 

4

GUE/NGL

 

-

 

§ 13

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 17

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 19

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0479/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0483/2003

 

PSE

 

 

B5-0485/2003

 

Verts/ALE

 

 

B5-0486/2003

 

ELDR

 

 

B5-0487/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0488/2003

 

UEN

 

 

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE, UEN: § 13

Verts/ALE: §§ 17, 19

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE am 1

12.   Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden

Verslag: NAPOLETANO (A5-0378/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

15

ELDR

 

-

 

§ 3

16

ELDR

 

-

 

§ 6

21

PPE-DE

 

+

als toevoeging

§ 10

20

ELDR

ES

+

215, 163, 7

§ 11

17

ELDR

 

+

toevoeging aan het einde van § 13

§ 12

4 S

Verts/ALE

 

-

 

§ 13

18

ELDR

 

-

 

§ 14

19

ELDR

 

-

 

§ 15

22

PSE

 

Ing.

 

24

PSE

 

+

 

§ 17

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

§ 18, na streepje 2

23

PSE

so

 

 

1

+

 

2

-

 

§ 18, streepje 3

27

PSE

 

+

 

§ 18, na streepje 4

5

Verts/ALE

 

-

 

§ 19, na streepje 2

25

PSE

 

+

 

§ 22

29

Verts/ALE

 

-

 

6

Verts/ALE

 

-

 

§ 23

7

Verts/ALE

ES

+

209, 172, 4

na § 23

26

PSE

 

+

 

§ 26

8

Verts/ALE

 

-

 

§ 28

9

Verts/ALE

 

-

 

§ 29

10

Verts/ALE

 

+

mondeling gewijzigd

§ 35

11

Verts/ALE

 

-

 

§ 40

28

PSE

 

+

 

§ 47

12

Verts/ALE

 

-

 

§ 48

13

Verts/ALE

 

-

 

§ 49, streepje 4

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 50

 

oorspronkelijke tekst

as

-

 

§ 51

14

Verts/ALE

 

+

 

overw A

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

overw C

1

Verts/ALE

 

+

 

overw D

2

Verts/ALE

 

+

 

overw I

3S

Verts/ALE

ES

+

203, 164, 9

overw J

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE

am 23

1ste deel: t/m „in dat land”

2de deel: rest

§ 17

1ste deel: t/m „regionale samenwerking in het zuiden”

2de deel: rest

Verts/ALE

overw A

1ste deel: t/m „gedeeld en ontwikkeld”

2de deel: rest

overw J

1ste deel: t/m „Europese veiligheid”

2de deel: rest ...

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE § 50

PSE § 50

Verts/ALE §§ 49 — streepje 4, 50

Diversen

Tekst van amendement 20: „EER” vervangen door „EVA”

De Voorzitter wees erop dat amendement 21 als toevoeging moest worden beschouwd.

De PSE-Fractie heeft amendement 22 ingetrokken.

De rapporteur stelde namens de PSE-Fractie een mondeling amendement op amendement 10, dat als volgt moet worden gelezen: „... het beleid van de grotere Europese nabuurschap in de eerste plaats bedoeld is om ...” De Voorzitter stelde vast dat geen bezwaar werd gemaakt tegen dit amendement dat werd aangenomen.

De rapporteur stelde voor amendement 17 toe te voegen aan het eind van § 13. Het Parlement stemde daarmee in.

13.   Noordelijke dimensie

Ontwerpresoluties: B5-0472, 0473, 0474, 0477, 0480/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0472/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE + GUE/NGL)

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0472/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0473/2003

 

PSE

 

 

B5-0474/2003

 

ELDR + Verts/ALE

 

 

B5-0477/2003

 

UEN

 

 

B5-0480/2003

 

PPE-DE

 

 

14.   Europees defensiematerieel

Verslag: QUEIRÓ (A5-0370/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 4

6

PPE-DE+UEN

 

+

 

§ 5

3

Verts/ALE

HS

-

71, 281, 30

§ 6

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 11

4

Verts/ALE

 

-

 

§ 12

 

oorspronkelijke tekst

HS

+

270, 79, 34

§ 14

7

PPE-DE+UEN

 

+

 

§

oorspronkelijke tekst

as

 

§ 15

1S

UEN

 

-

 

overw B

2

PSE

 

-

 

§

oorspronkelijke tekst

ES

+

190, 182, 5

overw G

 

oorspronkelijke tekst

HS

+

280, 92, 8

na overw N

5

Verts/ALE

 

-

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: overw G, § 12, am 3

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: § 6

PSE: overw B, G, §§ 2, 12, 14

Diversen

Amendement 7 strekt tot vervanging van paragraaf 14.

M. De heer Swoboda stelde namens de PSE-Fractie het volgende mondelinge amendement op amendement 2 voor: „overwegende dat naast de versterkte samenwerking en interoperabiliteit die de prioriteiten zijn van de Europese defensie ook een verhoging van de financiële middelen noodzakelijk kan zijn,”

De rapporteur sprak zich tegen dit mondeling amendement uit.

Daar meer dan 32 leden bezwaar maakten tegen dit mondeling amendement, werd dit niet in aanmerking genomen.

15.   Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa

Verslag: LAGENDIJK (A5-0397/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

9

PSE

HS

-

143, 216, 11

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

189, 165, 13

na § 4

4

Verts/ALE

 

+

 

na § 5

5

Verts/ALE

 

-

 

§ 33

1

ELDR

 

+

 

§ 39

6

Verts/ALE

 

-

 

§ 40

7

Verts/ALE

 

+

 

na § 43

8

Verts/ALE

 

+

 

§ 52

2

ELDR

ES

-

116, 169, 1

§ 53

3

ELDR

ES

-

113, 162, 1

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

UEN: § 2, am 9

16.   Sri Lanka

Ontwerpresoluties: B5-0490, 0492, 0495, 0498, 0505, 0510/2003

Betreft

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0490/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, UEN)

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

73,0,0

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0490/2003

PPE-DE

 

 

B5-0492/2003

PSE

 

 

B5-0495/2003

UEN

 

 

B5-0498/2003

ELDR

 

 

B5-0505/2003

Verts/ALE

 

 

B5-0510/2003

GUE/NGL

 

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming over de GOR

Diversen

M. De heer Cushanan stelde namens de PPE-DE-Fractie een mondeling amendement voor strekkende tot toevoeging van de volgende tekst aan paragraaf 1: „gebaseerd op de Verklaring van Oslo van december 2002 waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te zoeken naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka;” De Voorzitter stelde vast dat geen bezwaar werd gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat derhalve in aanmerking werd genomen.

17.   Atjeh

Ontwerpresoluties: B5-0491, 0496, 0497,0501, 0507, 0508/2003

Betreft

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0491/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, EDD)

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0491/2003

PSE

 

 

B5-0496/2003

EDD

 

 

B5-0497/2003

ELDR

 

 

B5-0501/2003

PPE-DE

 

 

B5-0507/2003

Verts/ALE

 

 

B5-0508/2003

GUE/NGL

 

 

18.   Vietnam: godsdienstvrijheid

Ontwerpresoluties: B5-0493, 0494, 0499, 0502, 0503, 0506, 0509/2003

Betreft

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0493/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, UEN, EDD, Dupuis, Pannella, Bonino, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Turco)

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0493/2003

PSE

 

 

B5-0494/2003

EDD

 

 

B5-0499/2003

ELDR

 

 

B5-0502/2003

PPE-DE

 

 

B5-0503/2003

UEN

 

 

B5-0506/2003

Verts/ALE

 

 

B5-0509/2003

GUE/NGL

 

 


BIJLAGE II

UITSLAG VAN DE HOOFDELIJKE STEMMINGEN

1.   Verslag Coelho A5-0398/2003

Voor: 354

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Koulourianos

NI: Beysen, Hager, Ilgenfritz, Kronberger

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mennitti, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, O'Toole, Patrie, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Caullery, Collins, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, Maes, Onesta, Ortuondo Larrea, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Wuori

Tegen: 56

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Kaufmann, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Cappato, Claeys, Dillen, Dupuis, Garaud, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella

PPE-DE: Schaffner

PSE: Paasilinna

Verts/ALE: Gahrton

Onthoudingen: 28

GUE/NGL: Jové Peres

NI: Borghezio

PPE-DE: Atkins, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Chichester, Deva, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Purvis, Tannock, Van Orden, Villiers, Vlasto

UEN: Camre

Verts/ALE: Boumediene-Thiery, Mayol i Raynal

2.   Verslag Jarzembowski A5-0364/2003

Voor: 209

ELDR: Andreasen, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vermeer, Wallis, Watson

NI: Beysen, Hager, Ilgenfritz, Kronberger

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Corrie, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jarzembowski, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mennitti, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Trakatellis, Twinn, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Díez González, Fava, Ghilardotti, Medina Ortega, Napoletano, Napolitano, Pittella, Ruffolo, Sacconi, Trentin

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 229

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: André-Léonard, Ries, Sterckx, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martinez

PPE-DE: Beazley, Bourlanges, Perry, Smet, Sommer, Theato, Thyssen, Van Orden

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, O'Toole, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Van Lancker, Walter, Watts, Weiler, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 16

NI: Berthu, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, de La Perriere, Pannella

PPE-DE: Deva, Grosch, Hansenne, Klamt, Mayer Hans-Peter, Nicholson, Vlasto

PSE: Imbeni, Poos, Volcic

3.   Verslag Kratsa-Tsagaropoulou A5-0396/2003

Voor: 264

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

PPE-DE: Atkins, Balfe, Banotti, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Corrie, Deva, Dover, Elles, Florenz, Foster, Goodwill, Grosch, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Marques, Nicholson, Parish, Purvis, Smet, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karlsson, Keßler, Kindermann, Kinnock, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 178

EDD: Farage

NI: Beysen, Garaud, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Baltas, Karamanou, Katiforis, Koukiadis, Malliori, Mastorakis, Souladakis, Zorba

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 18

EDD: Abitbol, Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis

NI: Berthu, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PPE-DE: Wijkman

UEN: Ribeiro e Castro

4.   Verslag Kratsa-Tsagaropoulou A5-0396/2003

Voor: 239

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Farage, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, de La Perriere

PPE-DE: Banotti, Corrie, Doyle, Goepel

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karlsson, Keßler, Kindermann, Kinnock, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Frassoni, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 205

NI: Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, Martinez

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Atkins, Averoff, Ayuso González, Balfe, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Glase, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Baltas, Karamanou, Katiforis, Koukiadis, Malliori, Mastorakis, Souladakis, Zimeray, Zorba

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 14

EDD: Bernié, Esclopé, Mathieu, Raymond

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PPE-DE: Wijkman

UEN: Ribeiro e Castro

5.   Verslag Kratsa-Tsagaropoulou A5-0396/2003

Voor: 243

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Banotti, Bourlanges, Cocilovo, De Mita, Deprez, De Veyrac, Doyle, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zimeray, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 79

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Farage

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Atkins, Balfe, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Corrie, Deva, Dover, Elles, Fiori, Foster, Gahler, Glase, Goodwill, Graça Moura, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Kastler, Khanbhai, Klamt, Klaß, Koch, Konrad, Langen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Mauro, Montfort, Nicholson, Niebler, Parish, Pastorelli, Perry, Posselt, Purvis, Sacrédeus, Scallon, Schleicher, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Tannock, Twinn, Van Orden, Vatanen, van Velzen, Villiers

PSE: Marinho

UEN: Crowley, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro

Onthoudingen: 139

EDD: Abitbol, Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Kronberger, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Sarnez, Descamps, Dimitrakopoulos, Doorn, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Goepel, Gomolka, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Jeggle, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Knolle, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Lehne, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pérez Álvarez, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schmitt, Smet, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Thomas-Mauro, Turchi

6.   Verslag Rühle A5-0368/2003

Voor: 371

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Manisco, Markov, Marset Campos, Modrow, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Vachetta, Wurtz

NI: Beysen, Kronberger

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pirker, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenzel, Sudre, Suominen, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Muscardini, Nobilia, Queiró, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 62

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Alyssandrakis, Krarup, Meijer, Patakis, Seppänen, Sjöstedt

NI: Berthu, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Dillen, Dupuis, Garaud, Gollnisch, Hager, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella

PPE-DE: Atkins, Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dover, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Purvis, Scallon, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

UEN: Camre, Pasqua

Onthoudingen: 10

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Arvidsson, Cederschiöld, Grönfeldt Bergman, Montfort, Stenmarck, Wachtmeister

7.   B5-0482/2003 Grondwet — Financiële bepalingen

Voor: 123

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Bonde, Esclopé, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Maaten, Mulder, Nordmann, Plooij-van Gorsel

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Descamps, Deva, Dover, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Nicholson, Parish, Perry, Pomés Ruiz, Purvis, Sacrédeus, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

PSE: Campos, Imbeni, Krehl, Lund

UEN: Camre, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 306

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Farage

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Monsonís Domingo, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Wallis

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Caullery, Nobilia, Turchi

Onthoudingen: 7

ELDR: Manders

GUE/NGL: Puerta

NI: Berthu, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Pannella

8.   B5-0482/2003 Grondwet - Financiële bepalingen

Voor: 360

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Plooij-van Gorsel, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Vallvé, Wallis, Watson

GUE/NGL: Bakopoulos, Bergaz Conesa, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Manisco, Markov, Marset Campos, Modrow, Naïr, Puerta, Scarbonchi

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Hager, Kronberger, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Ferrández Lezaun, Flautre, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, Maes, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 70

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Bonde, Butel, Esclopé, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Pesälä, Pohjamo, Väyrynen, Virrankoski

GUE/NGL: Figueiredo, Frahm, Krarup, Meijer, Seppänen, Sjöstedt

NI: Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Arvidsson, Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Cederschiöld, Chichester, Deva, Dover, Foster, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Sacrédeus, Stenmarck, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers, Wachtmeister

PSE: Karlsson, Lund, Marinho

UEN: Camre, Caullery, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Auroi, McKenna

Onthoudingen: 14

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Manders

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Boudjenah, Patakis, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Montfort

Verts/ALE: Gahrton

9.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 430

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Kronberger, de La Perriere, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Queiró, Ribeiro e Castro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 7

EDD: Abitbol

NI: Garaud

PSE: Marinho

UEN: Camre, Caullery, Pasqua, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 10

EDD: Bernié, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez

10.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 235

EDD: Andersen, Bonde, Esclopé, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Patakis, Puerta, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PPE-DE: Bourlanges, Doyle, Florenz, Pronk

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 196

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Nordmann

GUE/NGL: Dary, Naïr, Scarbonchi

NI: Beysen, Garaud, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, von Boetticher, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Sakellariou

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 14

EDD: Bernié, Butel, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Gollnisch, Kronberger, Lang, Martinez

PPE-DE: Cocilovo

11.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 244

EDD: Andersen, Bonde, Butel, Esclopé, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Mulder, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Patakis, Puerta, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Kronberger, Pannella

PPE-DE: Nicholson, Parish, Tannock, Van Orden, Wijkman

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Ó Neachtain

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 173

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Monsonís Domingo, Nicholson of Winterbourne, Nordmann

GUE/NGL: Dary, Naïr, Scarbonchi

NI: Berthu, Beysen, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Sakellariou, Walter

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 34

EDD: Bernié, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Lang, Martinez

PPE-DE: Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Cocilovo, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Perry, Purvis, Twinn, Villiers

12.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 103

EDD: Andersen, Bonde, Esclopé, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Schmidt

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PSE: Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, De Keyser, Désir, Duhamel, Fava, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Görlach, Guy-Quint, Hazan, Hedkvist Petersen, Lalumière, Leinen, Linkohr, Marinho, Martin Hans-Peter, Miguélez Ramos, Patrie, Poignant, Rocard, Roure, Scheele, Sousa Pinto, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 342

EDD: Abitbol, Belder, Blokland, van Dam

ELDR: André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Hager, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lange, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Trentin, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 9

EDD: Bernié, Butel, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

PSE: Dehousse, Titley, Vairinhos

13.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 70

EDD: Esclopé

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Cappato, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PPE-DE: Bremmer

PSE: Marinho, Wiersma

UEN: Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 369

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Hager, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 13

EDD: Bernié, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis

NI: Kronberger

PSE: Dehousse, Désir, Fava, Ferreira, Vairinhos

14.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 95

EDD: Esclopé

ELDR: Schmidt

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella

PPE-DE: Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

PSE: De Keyser, Marinho

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 345

EDD: Abitbol, Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Hager, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zabell, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ford, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 13

EDD: Bernié, Butel, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Krarup

NI: Kronberger

PSE: Dehousse, Désir, Ferreira, Fruteau, Vairinhos

15.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 345

EDD: Belder, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Seppänen, Sjöstedt

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Kronberger, de La Perriere, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Ferrández Lezaun, MacCormick, Ortuondo Larrea, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 90

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Scarbonchi, Schröder Ilka, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager

PPE-DE: Balfe, Beazley, Böge, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Sacrédeus, Scallon, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, McKenna, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes

Onthoudingen: 15

EDD: Abitbol, Bernié, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Puerta

NI: Claeys, Dillen, Garaud, Gollnisch, Lang, Martinez

PSE: Désir, Martin Hans-Peter

16.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 273

EDD: Andersen, Bonde, Esclopé, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Patakis, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Kronberger, Pannella

PPE-DE: Balfe, Beazley, Bowis, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Cushnahan, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Mayer Xaver, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Scallon, Schmitt, Tannock, Twinn, Van Orden

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Ó Neachtain, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 158

EDD: Belder, Blokland, van Dam

NI: Berthu, Beysen, Garaud, Gollnisch, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Coelho, Cornillet, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schröder Jürgen, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Berlato, Camre, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Turchi

Onthoudingen: 13

EDD: Abitbol, Bernié, Butel, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

NI: Claeys, Dillen, Lang, Martinez

PSE: Dehousse, Martin Hans-Peter

17.   B5-0475/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Euromed

Voor: 414

EDD: Belder, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Di Lello Finuoli, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Kronberger, de La Perriere, Pannella

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Campos, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Myller, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Mayol i Raynal, Onesta, Ortuondo Larrea, Piétrasanta, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 9

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis, Schröder Ilka

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez

Onthoudingen: 22

EDD: Abitbol, Andersen, Bernié, Bonde, Farage, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Figueiredo, Frahm, Krarup, Laguiller, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta

NI: Garaud

PPE-DE: Böge

UEN: Camre

Verts/ALE: Boumediene-Thiery, Rod

18.   B5-0479/2003 — Gemeenschappelijke resolutie — Top EU/Rusland

Voor: 120

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Duff, Dybkjær, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Nordmann, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Riis-Jørgensen, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Morgantini, Naïr, Puerta, Scarbonchi, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Dupuis, Garaud, Gollnisch, Lang, Martinez, Pannella

PPE-DE: Arvidsson, Cederschiöld, Grönfeldt Bergman, Pomés Ruiz, Stenmarck, Wachtmeister, Wijkman

PSE: Corbett, Hedkvist Petersen, Lund, Marinho, Poos, Roure, Scheele

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Ó Neachtain

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 302

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Esclopé

NI: Berthu, Beysen, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Andria, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Bradbourn, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cushnahan, Daul, De Mita, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gemelli, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grosch, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Nisticò, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Vatanen, van Velzen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wenzel-Perillo, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbey, Dehousse, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Dührkop Dührkop, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Murphy, Napoletano, Napolitano, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Ruffolo, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Soares, Souladakis, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Camre, Caullery, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 16

EDD: Abitbol, Bernié, Butel, Farage, Mathieu, Raymond, Saint-Josse

GUE/NGL: Alyssandrakis, Patakis

NI: Claeys, Dillen

PPE-DE: Posselt

UEN: Berlato, Muscardini, Nobilia, Turchi

19.   Verslag Queiró A5-0370/2003

Voor: 71

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Bergaz Conesa, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Marset Campos, Vachetta

PPE-DE: Korhola

PSE: El Khadraoui, Lund, Marinho, Paasilinna, Schmid Gerhard, Van Lancker

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 281

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Farage

GUE/NGL: Caudron, Naïr, Schröder Ilka

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Balfe, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bowis, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Khanbhai, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Dehousse, De Keyser, Díez González, Duhamel, Duin, Ettl, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Karlsson, Katiforis, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Müller, Myller, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schulz, Skinner, Souladakis, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Titley, Trentin, Vairinhos, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Sörensen

Onthoudingen: 30

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Meijer, Modrow, Patakis, Seppänen, Sjöstedt, Wurtz

NI: Cappato, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, Martinez

PPE-DE: Banotti

PSE: De Rossa, Désir, Ferreira

UEN: Crowley, Fitzsimons, Ó Neachtain

20.   Verslag Queiró A5-0370/2003

Voor: 270

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Caudron

NI: Berthu, Beysen, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bremmer, Brok, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Doyle, Ebner, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hatzidakis, Hieronymi, Jeggle, Karas, Kastler, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Sudre, Suominen, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Dehousse, De Keyser, Désir, Díez González, Duhamel, Duin, Ettl, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Hazan, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Myller, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rocard, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Souladakis, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Trentin, Volcic, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Cohn-Bendit, Sörensen

Tegen: 79

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Farage, Sandbæk

ELDR: Schmidt

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Patakis, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Cappato, Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Sacrédeus

PSE: Adam, Andersson, Bowe, Corbett, El Khadraoui, Ford, Haug, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, Karlsson, McAvan, McCarthy, Vairinhos, Van Lancker

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Jonckheer, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 34

ELDR: Dybkjær

NI: Claeys, Dillen, Lang, Martinez

PPE-DE: Balfe, Banotti, Beazley, Bowis, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Tannock, Twinn, Van Orden, Villiers

PSE: De Rossa, Lange

UEN: Camre

21.   Verslag Queiró A5-0370/2003

Voor: 280

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Naïr

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Hager, Lang, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Balfe, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, Bourlanges, Bowis, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Khanbhai, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stauner, Stenmarck, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Adam, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Bowe, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Colom i Naval, Corbett, Dehousse, De Keyser, Díez González, Duhamel, Ettl, Ford, Ghilardotti, Glante, Gröner, Hänsch, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Jöns, Junker, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Myller, Pérez Royo, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Rocard, Rodríguez Ramos, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Souladakis, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Titley, Trentin, Vairinhos, Volcic, Walter, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Muscardini, Nobilia, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Jonckheer, MacCormick, Sörensen

Tegen: 92

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Schmidt

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krarup, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Modrow, Patakis, Schröder Ilka, Seppänen, Sjöstedt, Vachetta, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Korhola, Pronk, Sacrédeus

PSE: Andersson, Berger, Bösch, Bullmann, Carlotti, Ceyhun, Désir, Duin, El Khadraoui, Ferreira, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Görlach, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, Martin Hans-Peter, Paasilinna, Patrie, Poignant, Read, Roth-Behrendt, Van Lancker, Weiler

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Lagendijk, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 8

NI: Cappato

PPE-DE: Banotti

PSE: De Rossa, Guy-Quint

UEN: Collins, Crowley, Fitzsimons, Ó Neachtain

22.   Verslag Lagendijk A5-0397/2003

Voor: 143

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Nicholson of Winterbourne

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Seppänen, Sjöstedt, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Wuermeling

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Myller, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Souladakis, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Walter, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Auroi, Boumediene-Thiery, Cohn-Bendit, Ferrández Lezaun, Isler Béguin, Lipietz, Piétrasanta, Rod

Tegen: 216

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Dillen, Hager, de La Perriere

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, Bourlanges, Bowis, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Khanbhai, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Breyer, Buitenweg, Dhaene, Flautre, Gahrton, Lagendijk, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 11

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Cauquil, Krarup, Laguiller, Patakis, Schröder Ilka, Vachetta

NI: Martinez

PSE: Dehousse, Martin Hans-Peter

23.   Verslag Lagendijk A5-0397/2003

Voor: 189

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, Busk, Calò, Davies, De Clercq, Di Pietro, Dybkjær, Flesch, Gasòliba i Böhm, Huhne, Lynne, Maaten, Monsonís Domingo, Mulder, Nicholson of Winterbourne, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Bergaz Conesa, Boudjenah, Caudron, Di Lello Finuoli, Figueiredo, Frahm, Fraisse, Herzog, Kaufmann, Koulourianos, Marset Campos, Meijer, Modrow, Naïr, Seppänen, Sjöstedt, Wurtz

NI: Cappato, Gorostiaga Atxalandabaso

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Berenguer Fuster, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, De Keyser, De Rossa, Désir, Díez González, Duhamel, Duin, El Khadraoui, Ettl, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Hedkvist Petersen, Honeyball, Howitt, van Hulten, Iivari, Imbeni, Izquierdo Collado, Jöns, Junker, Katiforis, Keßler, Kindermann, Kinnock, Koukiadis, Krehl, Kreissl-Dörfler, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McCarthy, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Miranda de Lage, Moraes, Müller, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Roth-Behrendt, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Skinner, Souladakis, Stockmann, Swiebel, Swoboda, Titley, Trentin, Vairinhos, Van Lancker, Walter, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Boumediene-Thiery, Breyer, Buitenweg, Cohn-Bendit, Dhaene, Ferrández Lezaun, Flautre, Gahrton, Isler Béguin, Lagendijk, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Sörensen, Staes, Wuori, Wyn

Tegen: 165

ELDR: André-Léonard

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Hager, de La Perriere, Martinez

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Balfe, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bourlanges, Bowis, Bremmer, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cardoso, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Doorn, Dover, Doyle, Ebner, Elles, Fatuzzo, Ferber, Fernández Martín, Fiori, Flemming, Florenz, Folias, Fourtou, Friedrich, Gahler, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garriga Polledo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Gouveia, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hannan, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Inglewood, Jeggle, Karas, Kastler, Khanbhai, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langen, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lulling, Maat, Mann Thomas, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Morillon, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rübig, Sacrédeus, Salafranca Sánchez-Neyra, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schierhuber, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stauner, Stenmarck, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Twinn, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, van Velzen, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vlasto, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Queiró, Ribeiro e Castro, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 13

EDD: Belder, Blokland, van Dam

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Cauquil, Krarup, Laguiller, Patakis, Schröder Ilka, Vachetta

PSE: Dehousse, Martin Hans-Peter

24.   B5-0490/2003 Sri Lanka

Voor: 73

EDD: Andersen, Belder, van Dam, Sandbæk

ELDR: André-Léonard, Lynne

GUE/NGL: Bakopoulos, Koulourianos, Markov, Meijer

NI: Berthu, Beysen, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Bowis, Camisón Asensio, Chichester, Cushnahan, Daul, Deva, Flemming, Fourtou, Friedrich, García-Margallo y Marfil, Goepel, Gomolka, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Hatzidakis, Karas, Kastler, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, McCartin, Mann Thomas, Mayer Hans-Peter, Menrad, Mombaur, Nicholson, Ojeda Sanz, Perry, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Rübig, Salafranca Sánchez-Neyra, Schröder Jürgen, Sommer, Stenmarck, Sudre, Zimmerling

PSE: Baltas, Berger, Casaca, De Keyser, Ettl, Kindermann, McAvan, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Myller, Scheele, Souladakis

Verts/ALE: Auroi, Buitenweg, Lagendijk, MacCormick, Onesta, Rod


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P5_TA(2003)0509

Tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II)

Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) (2003/2180(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad, ingediend door Carlos Coelho namens de PPE-DE-Fractie, betreffende de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem (SIS II) (B5-0268/2003),

gelet op de komende uitbreiding van de Europese Unie,

onder verwijzing naar zijn standpunt van 17 december 2002 over het initiatief van het Koninkrijk Spanje met het oog op de aanneming van een verordening van de Raad betreffende de invoering van enkele nieuwe taken in het Schengen-informatiesysteem, met name bij de bestrijding van terrorisme (1),

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Thessaloniki, en met name op punt 11 daarvan,

gezien de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 5/6 juni 2003, met name ten aanzien van de functies van het SIS en de SIS II-architectuur,

gelet op de besprekingen in de Raad over de twee initiatieven van Spanje betreffende de invoering van nieuwe taken in het Schengen-informatiesysteem (SIS II), met name bij de bestrijding van terrorisme,

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over de ontwikkeling van de tweede generatie van het Schengen-informatiesysteem — voortgangsverslag 2002 (SEC(2003) 206),

gezien het door de Commissie ingediende voorstel voor een verordening tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengen-informatiesysteem voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (COM(2003) 510),

gezien het vijfde jaarverslag van de Gemeenschappelijke Controleautoriteit van Schengen (GCS),

gezien de werkdocumenten over gemeenschappelijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens in de derde pijler, met name de nota van het Griekse voorzitterschap van 3 juni 2003,

gelet op artikel 49, lid 3 en artikel 107 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0398/2003),

Het Schengen-informatiesysteem II

A.

overwegende dat het Schengen-informatiesysteem (SIS) is opgezet als compenserende maatregel om het vrij verkeer van personen mogelijk te maken,

B.

overwegende dat in de loop der jaren het SIS is geëvolueerd van compenserende maatregel tot nuttig en doeltreffend instrument van politiesamenwerking waarvan de data voor andere dan de aanvankelijk voorziene doeleinden (2) kunnen worden gebruikt,

C.

overwegende dat ook de uitbreiding van de Europese Unie de ontwikkeling van een tweede generatie van het SIS noodzakelijk maakt,

D.

overwegende dat is besloten dat SIS II in 2006 operationeel moet zijn,

E.

overwegende dat tot dusverre in toepassing van artikel 30 van het Verdrag betreffende de Europese Unie noch geen duidelijk rechtskader voor de beginselen voor politiesamenwerking is vastgesteld, noch een duidelijk beleid voor grensbescherming is geformuleerd,

Nieuwe taken

F.

overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 5/6 juni 2003 in beginsel is overeengekomen dat in het kader van SIS II de volgende mogelijkheden moeten worden geboden: toevoeging van nieuwe signaleringscategorieën (zowel inzake personen als voor voorwerpen) en velden, koppeling van signaleringen, aanpassing van de duur van de signaleringen, en opslag, overdracht en mogelijk opvragen van biometrische gegevens, in het bijzonder foto's en vingerafdrukken,

G.

overwegende dat de Raad nog geen besluit heeft genomen over concrete zaken zoals welke nieuwe categorieën van personen of voorwerpen moeten worden toegevoegd,

H.

overwegende dat de besprekingen in de Raad over de twee Spaanse initiatieven betreffende de invoering van nieuwe taken in het Schengen-informatiesysteem, met name bij de bestrijding van terrorisme, tot een akkoord hebben geleid over een aantal nieuwe voorwerpen, zoals bepaalde voertuigen en documenten,

Het Europees aanhoudingsbevel

I.

overwegende dat artikel 9 van het kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (3) voorziet in het gebruik van SIS voor de toezending van een Europees aanhoudingsbevel,

Nieuwe gebruikers

J.

overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 5/6 juni 2003 in beginsel is overeengekomen dat SIS II toegankelijk moet zijn voor nieuwe autoriteiten (waar nodig, met inbegrip van de mogelijkheid van gedeeltelijke toegang, of toegang met een ander oogmerk dan oorspronkelijk bij de signalering het geval was), alhoewel nog niet is beslist welke autoriteiten toegang krijgen,

K.

overwegende dat de Raad weliswaar akkoord lijkt te zijn gegaan (4) met een aantal eerder door het Parlement gestelde voorwaarden voor toegang van Europol tot het SIS, doch daarentegen niet is ingegaan op dringende verzoeken zoals inachtneming door Europol van de in artikel 117 van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst vastgelegde gegevensbeschermingsvereisten, dat het uitsluitend gegevens zoekt voor een bepaald doel, dat het geen gegevens waartoe het toegang heeft, kan doorgeven aan derde landen of instanties en dat de gemeenschappelijke controleautoriteit een belangrijkere rol krijgt,

L.

overwegende dat er sprake is van eenzelfde situatie wat betreft de toegang voor nationale Eurojustleden; het verzoek van het Parlement dat Eurojust geen gegevens waartoe het toegang heeft aan derde landen of instanties zou doorgeven en dat het uitsluitend doelgericht gegevens kan zoeken, is niet door de Raad gehonoreerd,

M.

overwegende dat de ontwerpteksten van de Raad inzake de initiatieven van Spanje toegang mogelijk maken voor de nationale gerechtelijke autoriteiten bij de uitoefening van hun in de nationale wetgeving vastgelegde taken; overwegende dat de gemeenschappelijke controleautoriteit van oordeel is dat toegang moet worden beperkt tot het doel van de signalering in het SIS en niet kan worden uitgebreid tot in de nationale wetgevingen vastgelegde taken (5),

N.

overwegende dat de Commissie onlangs in haar bovengenoemde voorstel voor een verordening heeft voorgesteld het SIS toegankelijk te maken voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen,

O.

overwegende dat werkgroepen van de Raad nog in bespreking zijn over toegang voor een aantal andere autoriteiten (niet-gouvernementele autoriteiten zoals kredietverlenende instanties, uitgebreide toegang voor autoriteiten die verblijfsvergunningen afgeven, toegang van asielautoriteiten tot artikel 96-gegevens, toegang voor veiligheids- en inlichtingendiensten, toegang van uitkeringsinstanties tot artikel 100 — gegevens, toegang van voor grenscontroles verantwoordelijke autoriteiten, uitgebreidere toegang voor vertegenwoordigingen van de lidstaten in het buitenland) (6),

P.

overwegende dat toegang voor nieuwe gebruikers het gebruik van de gegevens voor nieuwe doeleinden impliceert,

Gegevensbescherming

Q.

overwegende dat het SIS de grootste databank in Europa is,

R.

overwegende dat de gegevensbescherming voor het SIS momenteel niet alleen bij de Overeenkomst van Schengen en middels controle door de gemeenschappelijke controleautoriteit geregeld is, maar dat hierop eveneens een verwarrend aantal gegevensbeschermingsvoorschriften en controle-instanties van de eerste en derde pijler van toepassing zijn,

S.

overwegende dat alle voor het SIS beoogde veranderingen gevolgen zullen hebben voor gegevensbescherming,

T.

overwegende dat artikel 50 van het Ontwerpverdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa voorziet in Europese wet voor de bescherming van persoonsgegevens en een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit; overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie eveneens voorziet in de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8),

Externe betrekkingen en het SIS

U.

overwegende dat de tenuitvoerlegging door de nieuwe lidstaten van de Schengen-voorschriften ten aanzien van de buitengrenzen tot nieuwe grenzen in Europa zal leiden,

V.

overwegende dat de uitwisseling van gegevens met derde landen de EU-normen voor gegevensbescherming in gevaar dreigt te brengen,

Beheer van het SIS

W.

overwegende dat het verzoek van het Europees Parlement om het strategisch beheer van het SIS in handen te geven van een agentschap dat volledig uit de EU-begroting wordt gefinancierd en wordt gecontroleerd door het Europees Parlement (7) als mogelijke oplossing in behandeling is, alhoewel er tot dusverre nog geen consensus over is bereikt,

Locatie van het SIS

X.

overwegende dat er onder de lidstaten een consensus blijkt te bestaan om het operationeel beheer van het SIS voorlopig ondergebracht te laten op zijn huidige locatie in Straatsburg en voor een eventueel contingentiesysteem elders te zorgen,

Synergie met het Visuminformatiesysteem (VIS)

Y.

overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 5/6 juni 2003 betreffende de ontwikkeling van het VIS de Commissie verzoekt haar voorbereidende werkzaamheden voor de ontwikkeling van het VIS voort te zetten op basis van een gecentraliseerde architectuur, en daarbij als optie een gemeenschappelijk technisch platform met SIS II in acht te nemen zonder de ontwikkeling van het SIS II af te remmen; overwegende dat de Raad uiterlijk in december 2003 de nodige politieke sturing zal geven ten aanzien van de basiselementen van het VIS, waaronder de architectuur en de functies, de keus van een of meer biometrische identificatiemiddelen en de aanpak van de uitvoering van het systeem, zodat het VIS als een mogelijke optie in de aanbesteding voor SIS II kan worden opgenomen, en voorts overwegende dat de Commissie twee voorstellen heeft ingediend tot wijziging van de verordeningen betreffende invoering van een uniform visummodel en een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, waarbij het opslaan van een foto van het gezicht en vingerafdrukken als biometrische identificatiemiddelen verplicht wordt (COM(2003) 558),

Begroting van het SIS en het VIS

Z.

overwegende dat de ontwikkeling van het SIS II naar alle waarschijnlijkheid 14,45 miljoen euro meer zal gaan kosten dan aanvankelijk voorzien; overwegende dat de rechtsgrondslag uitsluitend van toepassing is op de ontwikkelingskosten van het SIS II, en niet op de functioneringskosten; overwegende dat de kredieten voor de ontwikkeling van het SIS II niet-verplichte uitgaven zijn en bijgevolg niet onder de medebeslissingsprocedure vallen,

AA.

overwegende dat de ontwikkeling van het VIS wordt geraamd op 157 miljoen euro (met functioneringskosten van 35 miljoen euro per jaar); overwegende dat de Commissie thans een wetgevingsvoorstel voorbereidt om de noodzakelijke kredieten voor de ontwikkeling van het VIS op basis van artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat in raadpleging van het Europees Parlement voorziet, in de begroting van de Unie op te nemen; overwegende dat, gezien de zeer hoge kosten van de ontwikkeling en het functioneren van het VIS, eerst grootschalige politieke consensus moet worden bereikt over de noodzaak van het VIS en zijn functie-eisen,

1.

beveelt de Raad het volgende aan:

a)

een publiek debat dient op gang te worden gebracht over de aan de hand van het SIS II te bereiken politieke doelstellingen en over de opzet van het SIS; deze doelstellingen dienen voorts duidelijk te worden omschreven;

b)

in de toekomst dient de ontwikkeling van een nieuw SIS in een transparante en democratische sfeer plaats te vinden waarbij moet worden voorkomen dat het Parlement wetgevingsvoorstellen worden voorgelegd, nadat in de Raad reeds politieke overeenstemming is bereikt;

c)

uitvoerig onderzoek dient te worden verricht naar de haalbaarheid van het samenvoegen van bestaande of toekomstige databanken (SIS, Europol, Eurodac, VIS, Eurojust, enz.) op basis van een enkel technisch platform met het oog op een Informatiesysteem van de Unie, dat zich zodanig zou moeten ontwikkelen dat het toekomstige systeembehoeften op alle relevante gebieden zal dekken; er dient zoveel mogelijk synergie tussen de verschillende databanken te worden ontwikkeld teneinde de systemen opnieuw te combineren en de hulpbronnen optimaal te gebruiken, overlappingen en leemten te voorkomen en een coherente gegevensbeschermingsregeling te waarborgen;

d)

het operationeel gebruik, de doeltreffendheid en de naleving van de grondrechten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen ter zake van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die door alle lidstaten zijn geratificeerd;

e)

elk voorstel voor het verlenen van volledige of gedeeltelijke toegang aan nieuwe autoriteiten dient aan een grondig onderzoek te worden onderworpen voor wat betreft het specifieke doel waarvoor deze autoriteiten toegang moeten hebben tot het SIS, welke data toegankelijk zijn, op welke wijze de toegang plaatsvindt (direct of indirect) en op welke wijze kan worden ingestaan voor de gegevensbeschermingsvereisten van Artikel 118 van de Schengen-overeenkomst; speciale aandacht dient te worden geschonken aan het standpunt van particuliere partijen (bijvoorbeeld in geval van voertuigregistratie);

f)

zo spoedig mogelijk dient ertoe te worden besloten dat het strategisch beheer van het SIS en andere grootschalige IT-systemen in handen wordt gegeven van een Europees agentschap onder leiding van een raad van beheer die bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese instellingen en van lidstaten; wenst dat dit agentschap volledig uit de EU-begroting wordt gefinancierd en bijgevolg onder de controle van het Europees Parlement komt te vallen;

g)

voorts dient zo spoedig mogelijk een besluit te worden genomen over de definitieve locatie van het centrale gedeelte van het SIS II; geen enkele taak van SIS zou in handen mogen worden gegeven van een particuliere onderneming;

h)

er dient voor te worden gezorgd dat een uitbreiding van het SIS vergezeld gaat van de allerhoogste normen voor gegevensbescherming en altijd wordt getracht het juiste evenwicht te vinden tussen het recht op bescherming van persoonsgegevens en veiligheid; ook dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de gevolgen en gevaren met betrekking tot de mensenrechten, die verbonden zijn aan de opneming van biometrische gegevens; is van oordeel dat men zich moet laten leiden door het beginsel dat gegevens uitsluitend voor van tevoren duidelijk uiteengezette doeleinden mogen worden gebruikt; verlangt de naleving van dit beginsel; maakt derhalve bezwaar tegen elke afwijking van dat beginsel, zoals bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de conclusies van de Raad van 5/6 juni 2003, waarin wordt aangedrongen op verder onderzoek naar de mogelijkheid voor sommige autoriteiten SISgegevens te gebruiken voor ander doeleinden dan waarvoor ze oorspronkelijk in het SIS zijn opgenomen;

i)

de gemeenschappelijke controleautoriteit en de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming dienen nauw bij de ontwikkeling van het SIS II te worden betrokken;

j)

meer financiële middelen en menselijke hulpbronnen moeten worden ingezet voor de gemeenschappelijke controleautoriteit; dringt opnieuw aan op een specifieke begrotingsafdeling voor de gemeenschappelijke controleautoriteit die volledig los staat van de begrotingsafdeling van de Raad (8);

k)

de gemeenschappelijke controleautoriteit dient zo nauw mogelijk samen te werken met de door het Europees Parlement en de Raad te benoemen Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming;

l)

er dient onverwijld een begin te worden gemaakt met de harmonisatie van de toegang tot gegevens en met name van de beschermingsvoorschriften in het kader van de huidige derde pijler; dringt erop aan dat bij de harmonisatie van de fundamentele beginselen wordt uitgegaan, die zonder uitzondering moeten worden nageleefd;

m)

de tijdens de Europese Raad te Kopenhagen overeengekomen Schengen-faciliteit dient ook te worden gebruikt voor de nationale voorbereiding van de nieuwe lidstaten op opneming in het SIS; er dient in het bijzonder op te worden toegezien dat constant hoge normen inzake gegevensbescherming en efficiency worden gehanteerd in de nationale en centrale componenten van het SIS, in het bijzonder wat mogelijke verschillen qua opzet en technologie betreft;

n)

de burgers dienen beter over het SIS te worden geïnformeerd; verwijst naar het beginsel dat degenen waarop de opgeslagen gegevens betrekking hebben, recht op toegang tot en rectificatie van hun persoonlijke gegevens hebben en dat, indien het recht op toegang niet volledig of slechts ten dele kan worden nageleefd, de betrokkenen erop moeten worden gewezen dat zij het recht hebben om bij de bevoegde autoriteit in beroep te gaan; wenst dat er op Europees niveau een recht van beroep bij de Ombudsman en/of de Toezichthouder voor gegevensbescherming wordt ingesteld;

o)

de Commissie dient ertoe te worden gebracht haar wetgevingsvoorstel niet alleen op artikel 66, maar ook op artikel 62, lid 2, onder b) iv (voorschriften betreffende een uniform visum) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te baseren ten einde in de begroting van de Unie de noodzakelijke kredieten voor de ontwikkeling van het VIS te kunnen opnemen, waardoor het vanaf 1 mei 2004 onder de medebeslissingsprocedure zou komen te vallen; wenst bij deze gelegenheid maar ook op een permanente basis uitvoerig door de Raad te worden geïnformeerd over het VIS, inclusief de uitkomst van de haalbaarheidsstudie, de opneming van biometrische gegevens, de externe aspecten van de ontwikkeling van het VIS en de bepalingen betreffende gegevensbescherming;

p)

regelmatige informatie van het Parlement over de ontwikkeling van het SIS II is vereist;

q)

de hierboven uiteengezette standpunten dienen door de Raad in aanmerking te worden genomen;

*

* *

2.

verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en — ter informatie — aan de Commissie en de gemeenschappelijke controleautoriteit van Schengen.


(1)  P5-TA(2002)0611.

(2)  Nota van het voorzitterschap over de vereisten waaraan het SIS moet voldoen, doc. 5968/02, 5.2.2002.

(3)  PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.

(4)  Meest recente beschikbare documenten zijn doc. 10054/03 en 10055/03.

(5)  SCHAC 2513/02, blz. 3.

(6)  Doc. 5033/2003.

(7)  Resolutie van het Europees Parlement van 20 september 2001 over het passeren van de buitengrenzen en de ontwikkeling van de samenwerking in het kader van Schengen, punt 19 (PB C 77 E van 28.3.2002, blz. 141).

(8)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 september 2000 over het initiatief van de Portugese Republiek met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad tot oprichting van een secretariaat voor de gemeenschappelijke controleorganen voor gegevensbescherming ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europolovereenkomst), de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenovereenkomst) (PB C 146 van 17.5.2001, blz. 83).

P5_TA(2003)0510

Toegang tot de markt voor havendiensten *** III

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over toegang tot de markt voor havendiensten (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003 — 2001/0047(COD))

(Medebeslissingsprocedure: derde lezing)

Het Europees Parlement,

gezien de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst en de daarop betrekking hebbende verklaring van de Commissie (PE-CONS 3670/2003 — C5-0461/2003),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (1) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 35) (2),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 101 (3),

gezien zijn in tweede lezing geformuleerde standpunt (4). inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5),

gezien het advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement op het gemeenschappelijk standpunt (COM(2003) 208 — C5-0182/2003) (6),

gelet op artikel 251, lid 5 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 83 van zijn Reglement,

gezien het verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité (A5-0364/2003),

1.

verwerpt de gemeenschappelijke ontwerptekst;

2.

verzoekt zijn Voorzitter deze wetgevingsresolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 283.

(2)  PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 290.

(3)  PB C 181 E van 30.7.2002, blz. 160.

(4)  Aangenomen teksten van 11.3.2003, P5_TA(2003)0078

(5)  PB C 299 E van 3.12.2002, blz. 1.

(6)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0511

Gelijkheid van vrouwen en mannen *** I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn (COM(2003) 279 — C5-0261/2003 — 2003/0109(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 279), (1)

gelet op artikel 13, lid 2 en artikel 251 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0261/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0396/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

is van mening dat het financieel memorandum, als geamendeerd, verenigbaar is met de bovengrens van rubriek 5 van de financiële vooruitzichten 2000-2006;

3.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0109

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 november 2003 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2003/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 13, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De gelijkheid van vrouwen en mannen is krachtens artikel 2 en artikel 3, lid 2 van het Verdrag en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een basisbeginsel van het Gemeenschapsrecht. Volgens het Verdrag is de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen een bijzondere „taak” en een doelstelling van de Gemeenschap. De Gemeenschap is verplicht om deze gelijkheid in het kader van al haar acties te bevorderen.

(2)

Krachtens artikel 13 van het Verdrag kan de Raad alle passende maatregelen nemen om elke vorm van discriminatie op grond van geslacht te bestrijden. Artikel 13, lid 2 van het Verdrag bepaalt dat wanneer de Raad communautaire stimuleringsmaatregelen, harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitgezonderd, vaststelt ter ondersteuning van de maatregelen die de lidstaten nemen om bij te dragen tot de verwezenlijking van deze doelstelling, hij een besluit neemt volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag.

(3)

De artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten verbieden elke vorm van discriminatie op grond van geslacht en waarborgen de gelijkheid van vrouwen en mannen op alle gebieden.

(4)

De ervaring op communautair niveau leert dat de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de praktijk een pakket van elkaar wederzijds versterkende maatregelen en vooral juridische instrumenten en concrete acties vereist.

(5)

Het witboek van de Commissie over Europese governance pleit ervoor de burgers inspraak vanaf de beleidsvorming tot en met de uitvoering van het beleid te geven, het maatschappelijk middenveld en de organisaties waaruit het is samengesteld bij het beleid te betrekken en efficiënter en transparanter met de belanghebbende partijen te overleggen.

(6)

De vierde wereldvrouwenconferentie op 15 september 1995 in Peking heeft een verklaring en een actieprogramma goedgekeurd waarin de regeringen, de internationale gemeenschap en het maatschappelijk middenveld worden opgeroepen strategische maatregelen te nemen om vrouwendiscriminatie en obstakels voor de gelijkheid van vrouwen en mannen uit de weg te ruimen.

(7)

De Raad heeft bij Beschikking 2001/51/EG van 20 december 2000  (3) het communautair actieprogramma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen vastgesteld, waarvan de maatregelen moeten worden aangevuld door de betrokken partijen steun te verlenen.

(8)

Doel van de begrotingsonderdelen A-3037 (nr. ABB 040503) en A-3046 (nr. ABB 040501) van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen in het begrotingsjaar 2003 (evenals tijdens de voorgaande begrotingsjaren) is steun te verlenen aan de Europese Vrouwenlobby en vrouwenorganisaties die zich voor de gelijkheid van vrouwen en mannen inzetten.

(9)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), hierna het „Financieel Reglement” genoemd, bepaalt dat er voor de bestaande steunmaatregelen behoefte aan een basisbesluit is.

(10)

De activiteiten van bepaalde organisaties sluiten aan bij communautaire acties die met het oog op de gelijkheid van vrouwen en mannen specifiek voor vrouwen bestemd zijn.

(11)

Vooral de Europese Vrouwenlobby, waarvan de meeste vrouwenorganisaties in de vijftien lidstaten deel uitmaken en die meer dan drie duizend leden telt, speelt een essentiële rol bij de promotie, de follow-up en de verspreiding van communautaire acties die met het oog op de gelijkheid van vrouwen en mannen voor vrouwen bestemd zijn. De activiteiten van de Europese Vrouwenlobby zijn van algemeen Europees belang.

(12)

Er is bijgevolg voldoende reden om een gestructureerd programma goed te keuren dat financiële steun verleent aan deze organisaties in de vorm van een exploitatiesubsidie of een subsidie voor activiteiten die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past nastreven .

(13)

Het programma bestrijkt een groot geografisch gebied doordat de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) in een ruimere samenwerking op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen voorziet tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie anderzijds. In de EER-Overeenkomst worden de procedures vastgesteld op grond waarvan tot de EER behorende EVA-landen aan communautaire programma's op dit gebied kunnen deelnemen. Ook de geassocieerde landen van Middenen Oost-Europa moeten overeenkomstig de voorwaarden van de Europa-overeenkomsten, de aanvullende protocollen ervan en de besluiten van de respectieve associatieraden aan het programma kunnen deelnemen, evenals Turkije overeenkomstig de voorwaarden van de kaderovereenkomst van 17 december 2001 inzake de algemene beginselen voor de deelname van Turkije aan communautaire programma's (5).

(14)

Het is zaak bij het verlenen van steun rekening te houden met de bijzondere aard van de organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn.

(15)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (6),

BESLUITEN:

Artikel 1

Doelstelling van het programma

1.    Bij dit besluit wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van de Europese Vrouwenlobby en ter bevordering van andere organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn.

2.   De algemene doelstelling van dit programma bestaat erin steun te verlenen aan de activiteiten van deze organisaties, waarvan het doorlopend werkprogramma of een gerichte actie een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen nastreeft of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past.

Artikel 2

Toegang tot het programma

1.   De Europese Vrouwenlobby ontvangt — mits ze de bepalingen van de bijlage naleeft — een exploitatiesubsidie die de mogelijkheid biedt niet-gouvernementele vrouwenorganisaties te vertegenwoordigen en te coördineren en informatie over vrouwen aan Europese instellingen en niet-gouvernementele organisaties door te spelen.

2.   Om voor een subsidie in aanmerking te komen moet een organisatie die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief is, de bepalingen van de bijlage naleven en aan de volgende kenmerken voldoen:

a)

de activiteiten van de organisatie dragen bij tot de ontwikkeling en de uitvoering van communautaire acties ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen;

b)

de activiteiten van de organisatie moeten stroken met de basisbeginselen en de wettelijke bepalingen van de communautaire actie op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen;

c)

de activiteiten van de organisatie moeten een potentiële transnationale uitstraling hebben;

d)

het moeten juridisch langer dan een jaar opgerichte organisaties zijn die alleen opereren of in de vorm van verschillende gecoördineerde organisaties.

Artikel 3

Deelname van landen buiten de Gemeenschap

Behalve voor de organisaties in de lidstaten staat het programma open voor organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn:

a)

in de toetredende staten die in 2003 het Toetredingsverdrag hebben ondertekend;

b)

in de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden van de EER-Overeenkomst;

c)

in Roemenië en Bulgarije, waarbij de deelnemingsvoorwaarden worden bepaald overeenkomstig de Europa-overeenkomsten, de aanvullende protocollen ervan en de besluiten van de respectieve associatieraden;

d)

in Turkije, waarbij de deelnemingsvoorwaarden worden bepaald overeenkomstig de bovengenoemde kaderovereenkomst van 17 december 2001 inzake de algemene beginselen voor de deelname van Turkije aan communautaire programma's.

Artikel 4

Selectie van begunstigden

1.   Er wordt rechtstreeks een exploitatiesubsidie verleend aan de in punt 2.1 van de bijlage bedoelde begunstigden .

2.   Bij het verlenen van een exploitatiesubsidie uit hoofde van het doorlopend werkprogramma of van een subsidie voor een gerichte actie van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen nastreeft die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past, moeten de onder punt 2.2 en 2.3 van de bijlage gepreciseerde algemene criteria in acht worden genomen. De organisaties waaraan dergelijke subsidies worden verleend, worden op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen geselecteerd.

Artikel 5

Verlenen van een subsidie

De beginselen van degressiviteit in reële termen en van cofinanciering zijn van toepassing op alle begunstigden, als volgt:

organisaties die zijn aangewezen ingevolge een basisbesluit: tenminste 10% cofinanciering, eventueel via bijdragen in natura, en zonder degressiviteit;

organisaties die geselecteerd zijn via oproepen tot indiening van voorstellen: tenminste 20% cofinanciering, eventueel via bijdragen in natura, en met een degressiviteit in reële termen van maximaal 2,5% vanaf het derde jaar.

Artikel 6

Financiering

1.   Dit programma loopt van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2008 .

2.   Voor de periode 2004-2008 wordt 5,5 miljoen EUR voor de uitvoering van het programma ter beschikking gesteld.

3.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

4.     De voor de periode na 2006 geplande kredieten zijn afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit over de financiële vooruitzichten na 2006.

Artikel 7

Follow-up en evaluatie

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2007 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma. Het verslag is gebaseerd op de door de begunstigden behaalde resultaten en evalueert met name de efficiëntie waarvan ze bij de verwezenlijking van de in artikel 1 en de bijlage vastgestelde doelstellingen blijk geven.

Dit verslag dient met name te steunen op een extern beoordelingsverslag dat uiterlijk eind 2006 beschikbaar moet zijn, en waarin in elk geval de pertinentie en de coherentie van het programma in het algemeen, de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging ervan (voorbereiding, selectie en praktische uitvoering van de acties) en de algemene en individuele doeltreffendheid van de diverse acties, ten aanzien van de verwezenlijking van de in artikel 1 en de bijlage omschreven doelstellingen, dienen te worden geanalyseerd.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te ..., de ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ...

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 20 november 2003.

(3)  PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 61 van 2.3.2002, blz. 29 .

(6)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Akkoord als gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).

BIJLAGE

1.   Gesteunde activiteiten

De algemene doelstelling (zie artikel 1) bestaat erin de communautaire actie op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen te versterken en de doeltreffendheid van deze actie te vergroten. Daartoe worden de Europese Vrouwenlobby en andere organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn, financieel gesteund.

1.1. De Europese Vrouwenlobby:

waarborgt de follow-up van de uitvoering van het actieplatform van Peking (Verenigde Naties);

pleit voor een betere Europese wetgeving inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen en voor inspraak voor vrouwen op alle beleidsgebieden;

levert een bijdrage aan vergaderingen en conferenties over de gelijkheid van vrouwen en mannen;

voert actie om de standpunten en de belangen van vrouwen in het nationale en Europese beleid te integreren. Vrouwen worden met name gestimuleerd aan de besluitvorming deel te nemen;

vraagt meer aandacht voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in het kader van de uitbreiding van de EU en wenst dat de samenwerking met de vrouwenorganisaties van de nieuwe lidstaten wordt bevorderd .

1.2. De volgende activiteiten van organisaties die op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen actief zijn, kunnen een bijdrage leveren aan de versterking en de doeltreffendheid van de communautaire actie:

vertegenwoordiging van de betrokken partijen op communautair vlak;

voorlichtingsactiviteiten (met name studies, campagnes, seminars, enzovoort) ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen;

verspreiding van informatie over de communautaire actie op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen;

acties voornamelijk ter bevordering van de combinatie van beroep en gezin, de participatie van vrouwen aan de besluitvorming, de bestrijding van alle vormen van geweld jegens vrouwen, seksuele stereotypen en discriminatie op het werk , alsmede de toepassing van het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen op het gebied van onderwijs, sport, gezondheid en sociale bescherming ;

acties gericht op het bevorderen van samenwerking met vrouwenverenigingen van derde landen en bewustmaking wat de situatie van de vrouw in de wereld betreft.

2.   Uitvoering van de gesteunde activiteiten

De activiteiten van organisaties die uit hoofde van het programma communautaire subsidies kunnen krijgen, vallen onder een van de volgende onderdelen:

2.1. Deel 1: doorlopende activiteiten van de Europese Vrouwenlobby (de leden van de Europese Vrouwenlobby zijn onder andere vrouwenorganisaties in de lidstaten van de Europese Unie) waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen:

de onafhankelijkheid van de Europese Vrouwenlobby bij de selectie van haar leden;

een ruime autonomie voor de Europese Vrouwenlobby bij haar activiteiten met inachtneming van punt 1.1 .

2.2 Deel 2: doorlopende activiteiten van een organisatie zonder winstoogmerk die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen nastreeft.

Overeenkomstig artikel 2 betreft het organisaties zonder winstoogmerk waarvan de activiteiten uitsluitend op de gelijkheid van vrouwen en mannen gericht zijn, onder andere door de bestrijding van geweld als een belemmering voor gelijkheid.

Er kan een jaarlijkse exploitatiesubsidie worden toegekend om de uitvoering van het doorlopend werkprogramma van een dergelijke organisatie te ondersteunen.

2.3 Deel 3: gerichte acties van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van vrouwen en mannen nastreeft of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past.

3.   Selectie van begunstigden

3.1 De Europese Vrouwenlobby ontvangt de exploitatiesubsidie rechtstreeks uit hoofde van deel 1 van het programma.

3.2 Organisaties die een exploitatiesubsidie ontvangen uit hoofde van deel 2 van het programma, worden op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd.

3.3 Organisaties die een subsidie voor een actie ontvangen uit hoofde van deel 3 van het programma, worden op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd.

De prioritaire onderwerpen en de soorten acties voor oproepen tot het indienen van voorstellen worden aan het Europees Parlement meegedeeld voordat wordt overgegaan tot een oproep tot het indienen van voorstellen.

4.   Controles en audits

4.1 De begunstigde van een exploitatiesubsidie houdt alle bewijsstukken van uitgaven tijdens het jaar waarvoor de subsidie is verleend (met name het geverifieerde financiële overzicht), gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een exploitatiesubsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

4.2 De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie aan een audit te onderwerpen via haar tussenpersonen of via een bevoegde externe organisatie naar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, evenals tijdens een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het saldo van de subsidie is betaald. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.

4.3 Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, evenals tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot een goed einde te brengen.

4.4 De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met name het recht van toegang.

4.5 Om de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen is de Commissie krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (1) gemachtigd ter plaatse controles en verificaties in het kader van het programma uit te voeren. Eventueel voert het OLAF onderzoek uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad (2).


(1)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(2)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

P5_TA(2003)0512

Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina (OHR) (COM(2003) 389 — C5-0325/2003 — 2003/0143(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 389) (1),

gelet op artikel 181a, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0325/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0390/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

5.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

6.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

ARTIKEL 1, PUNT 2

Artikel 1, lid 2 (Verordening (EG) nr. 1080/2000)

2. Deze financiering neemt de vorm aan van een subsidie voor de begrotingen van de MINUK, de OHR en de SP.

2. Deze financiering neemt de vorm aan van een subsidie voor de begrotingen van de MINUK, de OHR en de SP. Het bedrag van de subsidie houdt rekening met de bijdragen van lidstaten en is onderworpen aan de jaarlijkse begrotingsprocedure.

Amendementen 4 en 6

ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 1 bis (Verordening (EG) nr. 1080/2000)

De Commissie zal de speciale coördinator van het Stabiliteitspact benoemen , na raadpleging van de fungerend voorzitter van de OVSE en andere betrokkenen , en bevestiging door de fungerend voorzitter van de OVSE.

De Raad benoemt jaarlijks op voorstel van de Commissie de speciale coördinator van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa , na raadpleging van de fungerend voorzitter van de OVSE en andere betrokkenen en na bevestiging door de fungerend voorzitter van de OVSE , zoals bepaald bij de in juni 1999 te Keulen gesloten Overeenkomst tot instelling van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa .

De Commissie informeert de terzake bevoegde commissie van het Europees Parlement te zijner tijd omtrent haar voorstel.

Amendementen 5 en 7

ARTIKEL 1, PUNT 3 bis (nieuw)

Artikel 1 ter (nieuw) (Verordening (EG) nr. 1080/2000)

 

3 bis)

Het volgende artikel 1 ter wordt ingelast:

Artikel 1 ter

De door de Commissie voorgestelde kandidaat wordt uitgenodigd om voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement een verklaring te komen afleggen.

Het Europees Parlement maakt op basis van het resultaat van deze hoorzitting zijn oordeel over de kandidaat kenbaar aan de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0513

Wederzijds begrip in de betrekkingen tussen EU/regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma voor organen die het wederzijds begrip in de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen (COM(2003) 280 — C5-0350/2003 — 2003/0110(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 280) (1),

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0350/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0384/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer hij voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

5.

is van mening dat het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie verenigbaar is met het plafond van rubriek 5 van de financiële vooruitzichten 2000-2006;

6.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 3

(3) Bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan de regionale dimensie van de door de Gemeenschap verleende bijstand, met name door rekening te houden met de uiteenlopende behoeften en prioriteiten van de belangrijkste regio's waarop de vorengenoemde verordeningen van toepassing zijn en door de regionale samenwerking te intensiveren.

(3) Bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan de regionale dimensie van de door de Gemeenschap verleende bijstand, met name door rekening te houden met de uiteenlopende behoeften en prioriteiten van de belangrijkste regio's waarop de vorengenoemde verordeningen van toepassing zijn en door de regionale samenwerking evenwichtig en gecoördineerd te intensiveren.

Amendement 2

Overweging 4

(4) Het is dienstig het wederzijds begrip tussen de Europese Unie en haar partners die deze bijstand ontvangen, te bevorderen.

(4) Het is dienstig de wederzijdse kennis en het wederzijds begrip tussen de Europese Unie en haar partners die deze bijstand ontvangen, alsmede de zichtbaarheid , te bevorderen.

Amendement 3

Overweging 5

(5) Het wederzijds begrip tussen de Unie en haar partners zal worden versterkt door de werkzaamheden van organen die gespecialiseerd zijn in het onderzoek van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de betrokken regio's.

(5) De wederzijdse kennis en het wederzijds begrip tussen de Unie en haar partners zal worden versterkt door de werkzaamheden van organen die gespecialiseerd zijn in het onderzoek van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de betrokken regio's en die over de vereiste culturele achtergrond beschikken .

Amendement 4

Overweging 7 bis (nieuw)

 

(7 bis) Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben zich, bij de goedkeuring van het Financieel Reglement, ertoe verplicht ervoor te zorgen dat dit basisbesluit van kracht wordt met ingang van het begrotingsjaar 2004.

Amendement 5

Artikel 1, lid 1

1. Er wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van centra, instellingen of netwerken die gespecialiseerd zijn in het onderzoek van de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's.

1. Er wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van centra, instellingen of netwerken die gespecialiseerd zijn in het onderzoek van de betrekkingen tussen de Europese Unie en bepaalde regio's om aldus de dialoog tussen culturen en beschavingen en de universele waarde van de mensenrechten te bevorderen .

Amendement 6

Artikel 1, lid 2

2. De algemene doelstelling van dit programma bestaat erin de activiteiten van deze organen te ondersteunen. Deze activiteiten bestaan in de tenuitvoerlegging van het jaarprogramma van een centrum, instelling of netwerk en moeten passen in het kader van de in de bijlage omschreven activiteiten. De gesubsidieerde activiteiten dienen bij te dragen tot een beter begrip en een meer intensieve dialoog tussen de Europese Unie en de regio's waarop de ALA-, MEDA-, TACIS- en CARDS-verordeningen van toepassing zijn, evenals met de kandidaat-lidstaten.

2. De algemene doelstelling van dit programma bestaat erin de activiteiten van deze organen te ondersteunen. Deze activiteiten bestaan in de tenuitvoerlegging van het jaarprogramma van een centrum, instelling of netwerk en moeten passen in het kader van de in de bijlage omschreven activiteiten. De gesubsidieerde activiteiten dienen bij te dragen tot een beter begrip en een meer intensieve dialoog tussen de Europese Unie en de regio's waarop de ALA-, MEDA-, TACIS- en CARDS-verordeningen van toepassing zijn, evenals met de kandidaat-lidstaten , alsook tot versterking van de sociale, culturele en menselijke samenwerking.

Amendement 8

Artikel 2, lid 1, streepje 1

-

het moet gaan om een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het bevorderen van een beter begrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de betrokken regio's en die in hoofdzaak het openbaar belang behartigt;

-

het moet gaan om een onafhankelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het bevorderen van een beter begrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de betrokken regio's en die in hoofdzaak het openbaar belang en de menselijke waardigheid behartigt;

Amendement 7

Artikel 2, lid 1, streepje 3

-

de activiteiten van het orgaan moeten verenigbaar zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan de communautaire actie op het gebied van de buitenlandse betrekkingen en dienen te beantwoorden aan de in artikel 5 omschreven prioriteiten.

-

de activiteiten van het orgaan moeten verenigbaar zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan de communautaire actie op het gebied van de buitenlandse betrekkingen en dienen te beantwoorden aan de in punt 5 van de bijlage omschreven prioriteiten.

Amendement 16

Artikel 4, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Onder deze actie van het programma kunnen subsidies worden toegekend ter ondersteuning van bepaalde exploitatie- en huishoudelijke kosten van organen met een doelstelling van algemeen Europees belang, in verschillende geografische gebieden.

Met het oog op het toekennen van subsidies publiceert de Commissie oproepen tot het indienen van voorstellen. De Commissie kan evenwel ook subsidies toekennen zonder het publiceren van oproepen tot het indienen van voorstellen indien de begrotingslijn een bepaalde begunstigde uitdrukkelijk noemt. De Commissie kan dit ook doen indien de begroting de begunstigden en de aan hen toegekende bedragen uitdrukkelijk noemt en indien het totaalbedrag van de betrokken begrotingslijn door de begrotingsautoriteit volledig vantevoren is toegekend. In beide gevallen zijn alle overige bepalingen van het Financieel Reglement, de uitvoeringsbepalingen voor het Financieel Reglement en het basisbesluit van toepassing.

De Commissie kent de subsidies aan de betrokken organen toe tegen overlegging van een passend werkprogramma en begroting. Subsidies worden toegekend op jaarbasis of met mogelijkheid van verlenging, overeenkomstig een kaderpartnerschapsovereenkomst met de Commissie.

De onder deze actie toegekende subsidies vallen niet onder het beginsel van geleidelijke degressiviteit zoals bedoeld in artikel 113, lid 2 van het Financieel Reglement.

Amendement 17

Artikel 4, lid 2

2. De selectie van de organen waaraan deze subsidies voor huishoudelijke uitgaven worden toegekend, geschiedt door middel van een oproep tot het indienen van voorstellen die de volledige duur van dit programma bestrijkt, teneinde een partnerschap tot stand te brengen tussen deze organen en de Europese Unie.

Op basis van de oproep tot het indienen van voorstellen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 116 van het Financieel Reglement de lijst van begunstigden en de toegekende bedragen vast.

Schrappen.

Amendement 10

Artikel 5

1. De uit hoofde van dit programma toegekende subsidies voor huishoudelijke uitgaven mogen niet alle in aanmerking komende uitgaven van het orgaan financieren in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend.

1. De uit hoofde van dit programma toegekende subsidies voor huishoudelijke uitgaven mogen niet alle in aanmerking komende uitgaven van het orgaan financieren in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend. De hiernavolgende beginselen van degressiviteit in reële termen en cofinanciering zijn van toepassing op alle begunstigden.

2. Het bedrag van een aldus toegekende subsidie voor huishoudelijke uitgaven bedraagt niet meer dan 70 % van de in aanmerking komende uitgaven van het orgaan in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend.

2. Het bedrag van een aldus uit hoofde van dit programma toegekende subsidie voor huishoudelijke uitgaven bedraagt niet meer dan 80 % van de in aanmerking komende uitgaven van het orgaan in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is toegekend.

3. In artikel 113, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 is bepaald dat de aldus toegekende subsidies voor huishoudelijke uitgaven in geval van verlenging een degressief karakter hebben. Wanneer een subsidie wordt toegekend aan een orgaan dat het voorafgaande jaar reeds een dergelijke subsidie voor huishoudelijke uitgaven heeft ontvangen, is het percentage van de cofinanciering door de Gemeenschap dat de nieuwe subsidie vertegenwoordigt minstens 10 procentpunten lager dan de cofinanciering door de Gemeenschap die de subsidie van het voorbije jaar vertegenwoordigde .

3. In artikel 113, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 is bepaald dat de aldus toegekende subsidies voor huishoudelijke uitgaven in geval van verlenging een degressief karakter in reële termen hebben. Wanneer een subsidie wordt toegekend aan een orgaan dat het voorafgaande jaar reeds een dergelijke subsidie voor huishoudelijke uitgaven heeft ontvangen, wordt vanaf het derde jaar een degressiviteit van 2,5 % toegepast.

Amendement 11

Artikel 6, lid 1

1. Dit programma begint op 1 januari 2004 en eindigt op 31 december 2006 .

1. Dit programma begint op 1 januari 2004 en eindigt op 31 december 2008 .

Amendement 12

Artikel 6, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. De voor de periode na 2006 geplande kredieten zijn afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit over de financiële vooruitzichten na 2006.

Amendement 13

Artikel 7

Uiterlijk op 31 december 2005 legt de Commissie de Raad een verslag voor waarin wordt uiteengezet in hoeverre de doelstellingen van dit programma zijn bereikt. Dit evaluatieverslag is gebaseerd op de door de begunstigden bereikte resultaten en bevat met name een evaluatie van de relevantie, doeltreffendheid en doelgerichtheid waarvan zij blijk geven bij het verwezenlijken van de in artikel 1 en in de bijlage omschreven doelstellingen.

Uiterlijk op 31 december 2007 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor waarin wordt uiteengezet in hoeverre de doelstellingen van dit programma zijn bereikt. Dit evaluatieverslag is gebaseerd op de door de begunstigden bereikte resultaten en bevat met name een evaluatie van de relevantie, doeltreffendheid en doelgerichtheid waarvan zij blijk geven bij het verwezenlijken van de in artikel 1 en in de bijlage omschreven doelstellingen.

Amendement 14

Artikel 8

Het degressieve karakter van de communautaire bijdrage in geval van verlenging van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven als bedoeld in artikel 5 geldt voor organen die voor het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit en voor de twee voorafgaande jaren, voor dezelfde activiteiten een subsidie voor huishoudelijke uitgaven hebben ontvangen, pas vanaf het derde jaar volgende op de inwerkingtreding van dit besluit.

Het degressieve karakter van de communautaire bijdrage in geval van verlenging van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven als bedoeld in artikel 5 geldt voor organen die voor het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit en voor de twee voorafgaande jaren, voor dezelfde activiteiten een subsidie voor huishoudelijke uitgaven hebben ontvangen, pas vanaf het derde jaar volgende op de inwerkingtreding van dit besluit , op voorwaarde dat deze organen hebben voldaan aan alle vereisten inzake goed beheer .

Amendement 19

Bijlage, punt 3

De organen die een subsidie voor huishoudelijke uitgaven ontvangen, worden overeenkomstig het Financieel Reglement geselecteerd door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen. Deze oproepen tot het indienen van voorstellen worden bij de start van het programma gedaan om de partners te selecteren waarmee de Europese Unie dit ten uitvoer zal leggen.

Met het oog op het toekennen van subsidies publiceert de Commissie oproepen tot het indienen van voorstellen. De Commissie kan evenwel ook subsidies toekennen zonder het publiceren van oproepen tot het indienen van voorstellen indien de begrotingslijn een bepaalde begunstigde uitdrukkelijk noemt. De Commissie kan dit ook doen indien de begroting de begunstigden en de aan hen toegekende bedragen uitdrukkelijk noemt en indien het totaalbedrag van de betrokken begrotingslijn door de begrotingsautoriteit volledig vantevoren is toegekend. In beide gevallen zijn alle overige bepalingen van het Financieel Reglement, de uitvoeringsbepalingen voor het Financieel Reglement en het basisbesluit van toepassing.

Amendement 15

Bijlage, punt 3, alinea 1 bis (nieuw)

 

De prioritaire thema's en soorten activiteiten in oproepen tot het indienen van voorstellen worden aan het Europees Parlement medegedeeld voordat wordt overgegaan tot het uitschrijven van deze oproepen tot indiening van voorstellen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0514

Bevordering actief Europees burgerschap *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) (COM(2003) 276 — C5-0321/2003 — 2003/0116(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 276) (1),

gelet op artikel 308 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0321/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport (A5-0368/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

is van mening dat het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie verenigbaar is met de bovengrenzen van de rubrieken 3 en 5 van de financiële vooruitzichten 2000-2006;

3.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

4.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

5.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

6.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Overweging 1

(1) Het Verdrag stelt een burgerschap van de Unie in, dat het nationale burgerschap aanvult en daar niet voor in de plaats komt , en dat bevorderd wordt met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

(1) Het Verdrag stelt een burgerschap van de Unie in, dat niet in de plaats komt van het nationale burgerschap, maar dit juist aanvult en uitbreidt door een aantal rechten te erkennen die alle Europese burgers gemeen hebben , en dat bevorderd wordt met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

Amendement 2

Overweging 1 bis (nieuw)

 

(1 bis) De instelling van het Europese burgerschap beantwoordt aan de behoefte die door deze nieuwe gemeenschap van burgers wordt gevoeld om dezelfde gemeenschappelijke democratische waarden te delen en om zich onderdeel te weten van het proces van de opbouw van de Europese Unie.

Amendement 3

Overweging 2

(2) De doelstellingen van de Gemeenschap en de lidstaten zijn met name bevordering van de werkgelegenheid, verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden, een adequate sociale bescherming, een ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen die een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk maakt, en bestrijding van uitsluiting.

(2) De doelstellingen van de Gemeenschap en de lidstaten zijn met name bevordering van de werkgelegenheid, verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden, een adequate sociale bescherming, een ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen die volledige werkgelegenheid mogelijk maakt, en bestrijding van uitsluiting.

Amendement 4

Overweging 3

(3) De effectieve en uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht vormt een nieuwe essentiële prioriteit voor het goede functioneren van de interne markt . Burgers, consumenten en ondernemingen kunnen de rechten die zij ingevolge de communautaire rechtsorde bezitten, alleen dan voor iedere nationale rechtbank doen gelden als alle rechters voldoende geïnformeerd en opgeleid zijn op dat punt. Een gemeenschappelijk beleid op het terrein van de toepassing van Europees recht en van de jurisprudentie is een wezenlijk element van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.

(3) De effectieve en uniforme toepassing van het Gemeenschapsrecht vormt een nieuwe essentiële prioriteit voor het goede functioneren van een ruimte zonder binnengrenzen . Burgers, consumenten en ondernemingen kunnen de rechten die zij ingevolge de communautaire rechtsorde bezitten, alleen dan voor iedere nationale rechtbank doen gelden als alle leden van de rechterlijke macht voldoende geïnformeerd en opgeleid zijn op dat punt. Een gemeenschappelijk beleid op het terrein van de toepassing van Europees recht en van de jurisprudentie is een wezenlijk element van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.

Amendement 5

Overweging 8 bis (nieuw)

 

(8 bis) Het democratisch beginsel is een van de hoekstenen van de Europese constructie. Het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa voorziet in een hoofdstuk dat betrekking heeft op het democratisch bestel van de Unie. Overeenkomstig artikel 46 ervan voeren de instellingen een open, transparante en regelmatige dialoog met de representatieve organisaties en het maatschappelijk middenveld.

Amendement 6

Overweging 10 bis (nieuw)

 

(10 bis) De Internationale Europese Beweging met meer dan 30 nationale afdelingen en een groot aantal verenigingen in de civil society heeft zich sinds 1948 actief ingezet voor de Europese integratie. Zij heeft dus al minstens 55 jaar ononderbroken het Europese algemeen belang gediend.

Amendement 51

Overweging 10 ter (nieuw)

 

(10 ter) De Raad bevestigt zijn overtuiging dat het nodig is jumelages met het oog op de belangrijke rol die deze bij de bevordering van de Europese identiteit en het wederzijdse begrip tussen de Europese volkeren kunnen spelen, te blijven steunen. In het kader van het meerjarig programma moet een passende financiële dotatie en een bestendiging van de bevordering van jumelages gewaarborgd worden, zoals door het Europees Parlement jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure is verlangd. Een burgervriendelijke en begrijpelijke opzet van de aanvraagprocedure en het beheer van de subsidies voor jumelages is onmisbaar. De Commissie zorgt ervoor dat tot de inwerkingtreding van dit besluit de lopende programma's, zoals de ondersteuning van jumelages in de Europese Unie, wordt gewaarborgd door de projectvoorstellen tijdig aan te besteden.

Amendement 8

Overweging 13

(13) De dialoog met de maatschappelijke organisaties speelt een essentiële rol bij de bevordering van de samenwerking met de maatschappelijke organisaties op sociaal terrein en werd tot 2001 ondersteund uit begrotingslijn B3-4101 . Hoewel zij in 2001-2002 ondersteund werden door begrotingslijn B3-4105 betreffende voorbereidende acties met het oog op de bestrijding van sociale uitsluiting, en in 2003 door een gezamenlijke financiering door begrotingslijnen B3-4105 en B5-803, gaan de activiteiten van het Platform van de Europese NGO's van de sociale sector veel verder dan het kader van deze programma's, en dragen zij bij tot het in praktijk brengen van de nieuwe vorm van governance als aanbevolen in de Agenda voor het sociale beleid die te Nice is goedgekeurd.

(13) De dialoog met de maatschappelijke organisaties , en in het bijzonder met solidariteitsverenigingen, speelt een essentiële rol bij de bevordering van de samenwerking met de maatschappelijke organisaties op sociaal terrein . In verklaring nr. 23 gehecht aan de Slotakte van Maastricht heeft de Gemeenschap erkend dat samenwerking met solidariteitsverenigingen bijzonder belangrijk is om de doelstellingen van artikel 136 van het EG-Verdrag te verwezenlijken. Hoewel de activiteiten van het Platform van de Europese NGO's van de sociale sector en van de solidariteitsverenigingen in 2001-2002 ondersteund werden door begrotingslijn B3-410 en in het bijzonder B3-4105 betreffende voorbereidende acties met het oog op de bestrijding van sociale uitsluiting, en in 2003 door een gezamenlijke financiering door begrotingslijnen B3-4105 en B5-803, gaan zij veel verder dan het kader van deze programma's, en dragen zij bij tot het in praktijk brengen van de nieuwe vorm van governance als aanbevolen in de Agenda voor het sociale beleid die te Nice is goedgekeurd.

Amendement 9

Overweging 15

(15) Begrotingslijn A-3016 van de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2003 en de voorafgaande begrotingsjaren is bedoeld ter ondersteuning van de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie. Deze vereniging draagt zorg voor de uitwisseling van ideeën en ervaringen over kwesties betreffende de jurisprudentie, en betreffende de organisatie en het functioneren van de leden van de vereniging bij de uitoefening van hun rechterlijke en consultatieve taken. De vereniging vervult een belangrijke functie inzake het coördineren en aan de burgers doorgeven van de adviezen van de Raden van State betreffende het Gemeenschapsrecht, en inzake het bevorderen van de harmonisatie van de technieken voor de omzetting en tenuitvoerlegging van het Europees recht op nationaal niveau.

(15) Begrotingslijn A-3016 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 en de voorafgaande begrotingsjaren is bedoeld ter ondersteuning van de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie. Deze vereniging draagt zorg voor de uitwisseling van ideeën en ervaringen over kwesties betreffende de jurisprudentie, en betreffende de organisatie en het functioneren van de leden van de vereniging bij de uitoefening van hun rechterlijke en consultatieve taken. De vereniging vervult een belangrijke functie inzake het bevorderen van de coördinatie en aan de burgers doorgeven van de besluiten van de Raden van State en van de hoge administratieve rechtscolleges betreffende het Gemeenschapsrecht, en inzake het bevorderen van de harmonisatie van de technieken voor de omzetting en tenuitvoerlegging van het Europees recht op nationaal niveau.

Amendement 10

Overweging 15 bis (nieuw)

 

(15 bis) Begrotingslijn B3-4002 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 en de voorafgaande begrotingsjaren is bedoeld ter financiering van voorlichtings- en scholingsacties die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de communautaire actie betreffende de ontwikkeling van de sociale dimensie van de interne markt; zo dragen zij in belangrijke mate bij aan de verwezenlijking en de omzetting van de Europese sociale agenda en wekken zij bij de burger interesse voor de sociale dimensie van de Europese interne markt.

Amendement 11

Overweging 17

(17) Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben zich ertoe verplicht, bij gelegenheid van de goedkeuring van het Financieel Reglement, ervoor te zorgen dat dit basisbesluit van kracht wordt met ingang van het begrotingsjaar 2004.

(17) Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben zich ertoe verplicht, bij gelegenheid van de goedkeuring van het Financieel Reglement, ervoor te zorgen dat dit basisbesluit van kracht wordt met ingang van het begrotingsjaar 2004 , daarbij rekening houdend met de opmerkingen in de begroting in verband met de implementatie .

Amendement 12

Overweging 17 bis (nieuw)

 

(17 bis) De nieuwe lidstaten kunnen ten volle deelnemen aan het gehele programma.

Amendement 13

Overweging 18

(18) De geografische reikwijdte van dit programma dient uitgebreid te zijn tot de lidstaten, en voor bepaalde acties eventueel ook tot de kandidaat-landen en de EVA/EER-landen.

(18) De geografische reikwijdte van dit programma dient uitgebreid te zijn tot de lidstaten, en voor bepaalde acties eventueel ook tot de nieuwe lidstaten en de EVA/EER-landen.

Amendement 14

Artikel 1, lid 1, inleidende formule

1. Dit besluit stelt een communautair actieprogramma vast voor steun aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van het actief Europees burgerschap en de bevordering van acties op dit terrein.

Het doel van dit programma is:

1. Dit besluit stelt een communautair actieprogramma vast voor steun aan organisaties die werkzaam zijn op het terrein van het actief Europees burgerschap en de bevordering van acties op dit terrein. Het algemene doel van dit programma bestaat erin het democratisch deficit in de Europese Unie te verminderen en de transparantie te vergroten.

Het specifieke doel van dit programma is:

Amendement 15

Artikel 1, lid 1, letter a)

a)

de waarden en doelstellingen van de Europese Unie te bevorderen;

a)

de waarden en doelstellingen van de Europese Unie te bevorderen en te verspreiden ;

Amendement 16

Artikel 1, lid 1, letter c)

c)

de burgers nauw te betrekken bij de gedachtewisselingen en debatten over de toekomst van de Europese Unie;

c)

de burgers nauw te betrekken bij de gedachtewisselingen en debatten over de toekomst van de Europese Unie , via de activiteiten van denktanks, academische en onderzoeksinstellingen die de ontwikkeling van de Europese integratie positief bevorderen en er op constructieve wijze kritiek op uiten ;

Amendement 17

Artikel 1, lid 1, letter e bis) (nieuw)

 

e bis)

de tussenstructuren die de burgers in contact brengen met de Europese Unie en haar instellingen te versterken; voorbeelden van dergelijke tussenstructuren zijn verenigingen en federaties van Europees belang, jumelages van steden, NGO's en vakbonden en academische en onderwijsinstellingen.

Amendement 19

Artikel 1, lid 1, letter e ter) (nieuw)

 

e ter)

het beginsel van participatieve democratie te bevorderen, met inbegrip van de participatie van vrouwen aan de besluitvorming.

Amendement 20

Artikel 1, lid 2

2. De door dit programma ondersteunde activiteiten zijn gericht op het ondersteunen van het functioneren en het bevorderen van de acties van organisaties die de doelstellingen van dit programma nastreven, overeenkomstig de in de bijlage aangegeven criteria.

2. De door dit programma ondersteunde activiteiten zijn gericht op het ondersteunen van het functioneren en het bevorderen van de acties van organisaties die de doelstellingen van dit programma nastreven, overeenkomstig de in artikel 8 bis aangegeven criteria.

Amendement 21

Artikel 2, alinea 1

Organisaties die voldoen aan de bepalingen van de bijlage kunnen een communautaire subsidie ontvangen voor een actie.

Organisaties die voldoen aan de bepalingen van artikel 8 bis kunnen een communautaire subsidie ontvangen voor een actie.

Amendement 22

Artikel 2, alinea 3

Om een huishoudelijke subsidie te kunnen ontvangen op basis van het permanente werkprogramma van een orgaan dat een doel van algemeen Europees belang op het gebied van actief burgerschap nastreeft, dan wel een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie op dat terrein, dient het betrokken orgaan zich te houden aan de bepalingen van de bijlage en over een structuur te beschikken waardoor acties mogelijk zijn die een potentiële uitstraling over de gehele Europese Unie hebben.

Om een huishoudelijke subsidie te kunnen ontvangen op basis van het permanente werkprogramma van een organisatie dat een doel van algemeen Europees belang op het gebied van actief burgerschap nastreeft, dan wel een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie op dat terrein, dient het betrokken orgaan zich te houden aan de bepalingen van artikel 8 bis en over een structuur te beschikken waardoor acties mogelijk zijn die een potentiële uitstraling over de gehele Europese Unie hebben.

Amendement 23

Artikel 4

 

Het programma beslaat drie typen begunstigden:

1. Bij het verlenen van een huishoudelijke subsidie uit hoofde van het doorlopend werkprogramma van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van actief burgerschap nastreeft of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past, worden de in de bijlage gepreciseerde algemene criteria in acht genomen.

Deel 1: exploitatiesubsidies worden rechtstreeks verleend aan de begunstigden zoals vermeld onder punt 2.1.1 van artikel 8 bis zonder organisaties uit te sluiten op basis van subjectieve criteria of omdat zij het beleid van de Unie vanuit een ander maar constructief perspectief benaderen.

 

Deel 2: exploitatiesubsidies worden verleend aan de begunstigden zoals vermeld onder punt 2.1.2 van artikel 8 bis op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen en aan de begunstigden die expliciet worden genoemd in begrotingslijnen die vooraf door de begrotingsautoriteit volledig zijn toegewezen.

2. Bij het verlenen van een subsidie voor een in het programma geplande actie worden de in de bijlage gepreciseerde algemene criteria in acht genomen. De selectie van de acties gebeurt op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen.

Deel 3: subsidies voor acties die zijn gespecificeerd in het programma onder punt 2.1.3 van artikel 8 bis worden verleend op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen.

Amendement 24

Artikel 5

De in het kader van de verschillende acties van dit programma toegekende subsidies dienen te voldoen aan de bepalingen in het betreffende deel van de bijlage .

1. De in het kader van de verschillende acties van dit programma toegekende subsidies dienen te voldoen aan de bepalingen in het betreffende deel van artikel 8 bis .

 

1 bis. De beginselen van degressiviteit in reële termen en cofinanciering zijn als volgt van toepassing op alle begunstigden:

organisaties die zijn aangewezen in een basisbesluit: ten minste 10% cofinanciering, onder meer via bijdragen in natura, zonder degressiviteit;

organisaties die expliciet worden genoemd in begrotingslijnen en organisaties die zijn geselecteerd via oproepen tot het indienen van voorstellen: ten minste 20% cofinanciering, onder meer via bijdragen in natura, met een degressiviteit van 2,5% vanaf het derde jaar.

Amendement 25

Artikel 6

 

1. Het financiële kader voor de uitvoering van het programma voor de in artikel 1, lid 3 vastgestelde looptijd bedraagt 149 192 300 EUR.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

 

3. Als uitgangspunt moet de begroting voor 2004 dienen. Rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de uitbreiding.

 

4. De voor na 2006 geplande kredieten zijn afhankelijk van een akkoord van de begrotingsautoriteit over de financiële vooruitzichten na 2006.

Amendement 26

Artikel 7, lid - 1 (nieuw)

 

(- 1) De Commissie legt jaarlijks over de tenuitvoerlegging van het programma een kort verslag voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's.

Amendement 27

Artikel 7, lid 1, alinea 1

1. De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2007 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma, en doet indien nodig voorstellen voor aanpassing met het oog op de eventuele verlenging van het programma.

1. De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2007 aan het Europees Parlement , de Raad en de nationale parlementen een verslag voor over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma, en doet indien nodig voorstellen voor aanpassing met het oog op de eventuele verlenging van het programma.

Amendement 28

Artikel 7, lid 1, alinea 2

Dit verslag is met name gebaseerd op een rapport van een externe evaluatie, dat uiterlijk aan het einde van 2006 beschikbaar moet zijn en waarin in ieder geval de relevantie en de globale coherentie van het programma, de doelmatigheid van de uitvoering ervan (selectie, voorbereiding en uitvoering van de acties), en de globale en individuele doelmatigheid van de verschillende acties (in termen van de verwezenlijking van de in artikel 1 en in de bijlage genoemde doelstellingen) beoordeeld moeten worden.

Dit verslag is met name gebaseerd op een raadpleging van de organisaties die door dit programma worden gesteund alsook op een rapport van een externe evaluatie, dat uiterlijk aan het einde van 2006 beschikbaar moet zijn en waarin in ieder geval de relevantie en de globale coherentie van het programma, de doelmatigheid van de uitvoering ervan (selectie, voorbereiding en uitvoering van de acties), en de globale en individuele doelmatigheid van de verschillende acties (in termen van de verwezenlijking van de in artikel 1 en in artikel 8 bis genoemde doelstellingen) beoordeeld moeten worden. De Commissie doet het externe evaluatierapport aan de Raad en het Europees Parlement toekomen.

Amendement 29

Artikel 7, lid 2, alinea 2

De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2009 aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma. Dit verslag is met name gebaseerd op de resultaten van de externe evaluatie en beoordeelt de door de begunstigden behaalde resultaten, met name ten aanzien van de doelmatigheid en efficiëntie (globaal en individueel) van de acties van laatstgenoemden met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 1 en in de bijlage genoemde doelstellingen.

De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2009 aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma. Dit verslag is met name gebaseerd op de resultaten van de externe evaluatie en beoordeelt de door de begunstigden behaalde resultaten, met name ten aanzien van de doelmatigheid en efficiëntie (globaal en individueel) van de acties van laatstgenoemden met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 1 en in artikel 8 bis genoemde doelstellingen.

Amendement 30

Bijlage, titel

BIJLAGE

Artikel 8 bis

Amendement 31

Bijlage, punt 1, alinea 6

De Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie heeft als doel het coördineren en aan de burgers doorgeven van de adviezen van de Raden van State betreffende het Gemeenschapsrecht, en het bevorderen van de harmonisatie van de technieken voor de omzetting en tenuitvoerlegging van het Europees recht op nationaal niveau.

De Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie heeft als doel het bevorderen van de coördinatie en aan de burgers doorgeven van de besluiten van de Raden van State en van de hoge administratieve rechtscolleges betreffende het Gemeenschapsrecht, en het bevorderen van de harmonisatie van de technieken voor de omzetting en tenuitvoerlegging van het Europees recht op nationaal niveau.

Amendement 32

Bijlage, punt 2.1.1, inleidende formule

Deel 1: De doorlopende werkprogramma's van de volgende organisaties , die een doel van algemeen Europees belang nastreven op het terrein van het actieve Europese burgerschap:

Deel 1: De doorlopende werkprogramma's van de organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven op het terrein van het actieve Europese burgerschap en die op een niet-exhaustieve lijst voorkomen, onder meer :

Amendement 33

Bijlage, punt 2.1.1, streepje 6 bis (nieuw)

 

- Raad van Europese gemeenten en regio's (REGR)

Amendement 34

Bijlage, punt 2.1.1, streepje 6 ter (nieuw)

 

- Internationale Europese Beweging

Amendement 35

Bijlage, punt 2.1.1, streepje 6 quater (nieuw)

 

Commissie van Venetië (Raad van Europa). Bevordering van initiatieven ter versterking van de betrekkingen tussen Europese constitutionele hoven en hoven (seminars en bevordering van interoperabiliteit van databanken en documentatiecentra op het gebied van de constitutionele jurisprudentie die van belang is voor de Europese Unie)

Amendement 36

Bijlage, punt 2.1.1, streepje 6 quinquies (nieuw)

 

Conferentie van commissies voor de communautaire en Europese aangelegenheden (COSAC) — creëren van een website „interparlementaire AGORA”

Amendement 37

Bijlage, punt 2.1.1, streepjes 6 sexies en 6 septies (nieuw)

 

Europees netwerk voor justitiële opleiding

netwerk van Europahuizen

Amendement 38

Bijlage, punt 2.1.1 bis (nieuw)

 

2.1.1 bis. De organisaties worden op gezette tijden opnieuw geëvalueerd.

Amendement 39

Bijlage, punt 2.1.2, streepje 2

Europese netwerken met multiplicatorfunctie van organisaties zonder winstoogmerk in de aan het programma deelnemende landen, die beginselen en beleid ondersteunen die aansluiten bij de doelstellingen op dit terrein;

-

organisaties zonder winstoogmerk met multiplicatoreffect in de aan het programma deelnemende landen, die beginselen en beleid ondersteunen die aansluiten bij de doelstellingen op dit terrein;

Amendement 40

Bijlage, punt 2.1.3, letter a)

a)

acties op het terrein van actief Europees burgerschap, met name van de kant van niet-gouvernementele organisaties, verenigingen en bonden van Europees belang of overkoepelende vakbondsorganisaties. In afwijking van artikel 114 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 komen de overkoepelende vakbondsorganisaties die deelnemen aan de sociale dialoog in aanmerking voor subsidies onder dit deel, ook als zij geen rechtspersoonlijkheid bezitten;

a)

acties op het terrein van actief Europees burgerschap, met name van de kant van niet-gouvernementele organisaties, de media, verenigingen en bonden van Europees belang of overkoepelende vakbondsorganisaties. In afwijking van artikel 114 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 komen de overkoepelende vakbondsorganisaties die deelnemen aan de sociale dialoog in aanmerking voor subsidies onder dit deel, ook als zij geen rechtspersoonlijkheid bezitten;

Amendement 41

Bijlage, punt 2.1.3 bis (nieuw)

 

2.1.3 bis. Deel 4: Innovatieve acties.

Elke innovatieve actie die het concept participatief burgerschap in de ruime zin van het woord bevordert en niet door andere delen van het programma kan worden gefinancierd.

Amendement 42

Bijlage, punt 2.1.3 ter (nieuw)

 

2.1.3 ter. Deel 5: Info Points Europe (IPE's) en Carrefours: doorlopend werkprogramma van de Info Points Europe (IPE's) en Carrefours.

De Info Points Europe en Carrefours zijn informatiecentra van de EU. Hun doel bestaat erin informatie over de EU toegankelijk te maken voor het brede publiek en dichter bij de burger te brengen, en de burger nauwer bij de opbouw van Europa te betrekken. Het bijzondere van Carrefours is dat ze op het platteland zijn gevestigd en speciale aandacht besteden aan plattelandsontwikkeling.

De IPE's/Carrefours zijn ondergebracht bij een organisatie, die alleen of via een partnerschap voor de werking ervan verantwoordelijk is.

Taak van de IPE's/Carrefours

De IPE's/Carrefours hebben een viervoudige taak:

1. Ze geven het publiek basisinformatie over de Europese Unie, haar beleidsvormen en haar programma's;

2. Ze helpen bij de informatie-uitwisseling (beantwoorden van vragen) en maken de inzage van officiële stukken mogelijk (documenten en/of publicaties van de EU-instellingen);

3. Ze verwijzen eventueel naar andere, meer geschikte informatiebronnen. Hiertoe werken ze op regionaal niveau nauw samen met de andere EU-antennes, waarvan ze de werkzaamheden zo valoriseren;

4. Door het organiseren van seminars, ontmoetingen, debatten, enz. (in samenwerking met andere Europese antennes en regionale informatienetwerken) nemen ze deel aan de discussie over de Europese Unie.

Amendement 43

Bijlage, punt 2.2, streepje 2 bis (nieuw)

 

de voor deel 4 van het programma toegewezen middelen mogen niet minder bedragen dan 5% van het beschikbare jaarlijkse budget voor dit programma.

Amendement 44

Bijlage, punt 3.1 bis (nieuw)

 

3.1 bis. De Commissie licht het Europees Parlement in over haar voornemen om een oproep tot het indienen van voorstellen te publiceren, en vermeldt hierbij de eventuele prioriteiten bij de beoogde thema's en soorten acties.

Amendement 45

Bijlage, punt 3.2

3.2. Organisaties die een subsidie ontvangen uit hoofde van deel 3 van het programma worden geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen. Ten aanzien van overkoepelende interprofessionele vakbondsorganisaties die deelnemen aan de Europese sociale dialoog, kan deze oproep de vorm aannemen van een niet-openbare uitnodiging.

3.2. Organisaties die een subsidie ontvangen uit hoofde van de delen 3, 4 en 5 van het programma worden geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen. De Commissie ziet erop toe dat de oproep tot het indienen van voorstellen „klantvriendelijk” is en geen onoverkomelijke bureaucratische last met zich brengt. Indien mogelijk wordt de oproep tot het indienen van voorstellen in twee fasen georganiseerd, waarbij in de eerste fase enkel een beperkt aantal documenten moet worden ingediend die strikt noodzakelijk zijn om het voorstel te beoordelen. Ten aanzien van overkoepelende interprofessionele vakbondsorganisaties die deelnemen aan de Europese sociale dialoog, kan deze oproep de vorm aannemen van een niet-openbare uitnodiging.

Amendement 46

Bijlage, punt 6

De Commissie kan, op basis van een kosten-batenanalyse, besluiten om het beheer van het programma geheel of gedeeltelijk op te dragen aan een uitvoerend agentschap, met inachtneming van artikel 55 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; zij kan ook een beroep doen op deskundigen of op andere vormen van technische of administratieve bijstand waarbij geen overheidstaken in het geding zijn. Deze bijstand kan worden verleend in het kader van specifieke dienstverleningscontracten. Bovendien kan de Commissie studies financieren en vergaderingen van deskundigen organiseren, als dat de tenuitvoerlegging van het programma kan vergemakkelijken, en zij kan rechtstreeks met het doel van het programma verband houdende acties inzake informatie, publicatie en verspreiding ondernemen.

Schrappen.

Amendement 47

Bijlage, punt 6, alinea 1 bis (nieuw)

 

De Commissie wisselt met vertegenwoordigers van huidige en potentiële begunstigden van het actieprogramma regelmatig van gedachten over de opzet, de uitvoering en de follow-up van het programma.

Amendement 48

Bijlage, punt 6 bis (nieuw)

 

6 bis. Vermelding van subsidies

Elke organisatie of actie die uit hoofde van dit programma een subsidie ontvangt, is verplicht de van de Europese Unie ontvangen steun te vermelden. Hiertoe stelt de Commissie gedetailleerde richtlijnen voor zichtbaarheid op.

Amendement 49

Bijlage, punt 6 ter (nieuw)

 

6 ter. Verspreiding van resultaten

Om de verspreiding van resultaten te vergemakkelijken, worden zoveel mogelijk producten die door dit programma worden gefinancierd, gratis langs elektronische weg ter beschikking gesteld.

Amendement 50

Bijlage, punt 7.5 bis (nieuw)

 

7.5 bis. Organisaties die een subsidie voor huishoudelijke uitgaven krijgen in het kader van deze beschikking kunnen ingaan op een oproep tot het indienen van voorstellen voor andere programma's en projecten. Zij krijgen evenwel geen voorkeursbehandeling ten opzichte van organisaties die niet door de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0515

Persistente organische verontreinigende stoffen *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (COM(2003) 331 — C5-0315/2003 — 2003/0118(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 331) (1),

gezien de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen,

gelet op de artikelen 95, lid 1, 175, lid 1 en 300, lid 2, eerste alinea van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0315/2003),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

gelet op de artikelen 63, 67 en 97, lid 7 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0371/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Visum 1

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Amendement 2

Overweging 8

(8) De bepalingen van het verdrag hebben weliswaar betrekking op de bescherming van het milieu, maar sommige bepalingen inzake de regulering van de doelbewuste productie en het gebruik van chemische stoffen zijn ook relevant voor het functioneren van de interne markt. Derhalve dienen artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 als rechtsgrondslag te worden gekozen.

(8) Aangezien de meeste bepalingen van het verdrag betrekking hebben op de bescherming van het milieu en van de menselijke gezondheid, dient artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 als rechtsgrondslag te worden gekozen.

Amendement 3

Overweging 10

(10) Het verdrag bepaalt dat de Partijen bij het secretariaat van het verdrag voorstellen inzake de opneming van bijkomende stoffen in de bijlagen A, B of C indienen. Aangezien deze voorstellen gevolgen kunnen hebben voor de desbetreffende communautaire wetgeving, en omdat moet worden gewaarborgd dat de voorstellen gerechtvaardigd zijn en in de Gemeenschap voldoende steun genieten, dienen alleen gezamenlijke voorstellen van de Gemeenschap en de lidstaten bij het secretariaat te worden ingediend. Bij het opstellen van de ontwerpvoorstellen moet naar behoren rekening worden gehouden met bijlage D van het Verdrag van Stockholm.

Schrappen.

Amendement 4

Artikel 2

Artikel 2

Voorstellen tot wijziging van de bijlagen A, B en C van het verdrag worden uitsluitend namens de Gemeenschap en de lidstaten ingediend door de Commissie, na een besluit van de Raad dat op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid wordt aangenomen.

Schrappen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0516

Grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (COM(2003) 332 — C5-0318/2003 — 2003/0117(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 332) (1),

gezien de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand,

gelet op de artikelen 95, lid 1, 175, lid 1 en 300, lid 2, eerste alinea van het EG—Verdrag,

gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0318/2003),

gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

gelet op de artikelen 63, 67 en 97, lid 7 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0372/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT

Amendement 1

Visum 1

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Amendement 2

Overweging 6

(6) De bepalingen van het Protocol hebben weliswaar betrekking op de bescherming van het milieu, maar sommige bepalingen inzake de regulering van de doelbewuste productie en het gebruik van chemische stoffen zijn ook relevant voor het functioneren van de interne markt. Derhalve dienen artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 als rechtsgrondslag te worden gekozen.

(6) Aangezien de meeste bepalingen van het Protocol betrekking hebben op de bescherming van het milieu en van de menselijke gezondheid , dient artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 als rechtsgrondslag te worden gekozen.

Amendement 3

Overweging 8

(8) In het Protocol wordt bepaald dat de partijen voorstellen voor de opneming van aanvullende stoffen in bijlage I, bijlage II of bijlage III bij het secretariaat van het Protocol indienen. Aangezien deze voorstellen gevolgen kunnen hebben voor de desbetreffende communautaire wetgeving en ervoor dient te worden gezorgd dat deze voorstellen gemotiveerd zijn en voldoende steun in de Gemeenschap hebben, dienen er alleen gezamenlijke voorstellen door de Gemeenschap en de lidstaten bij het secretariaat te worden ingediend. Bij de opstelling van ontwerpvoorstellen dient afdoende rekening te worden gehouden met Besluit 1998/2 van het uitvoerend orgaan voor het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

Schrappen.

Amendement 4

Artikel 3

Artikel 3

Voorstellen tot wijziging van de bijlagen I, II en III van het Protocol worden uitsluitend namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten door de Commissie ingediend, nadat er op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit van de Raad is vastgesteld.

Schrappen.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TA(2003)0517

Financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa

Resolutie van het Europees Parlement over de financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa

Het Europees Parlement,

gelet op het Verdrag van Brussel van 1975,

gelet op het Vijfde deel, Titel II van het EG-Verdrag en in het bijzonder de artikelen 269 en 272,

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (1),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 11 maart 2003 over de herziening van de begrotingsprocedure (2) en van 24 september 2003 over de Europese grondwet en de IGC (3),

gelet op het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa van 18 juli 2003 (4), in het bijzonder de financiële bepalingen,

gelet op artikelen 37 en 42 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de begrotingsbevoegdheden die het EG-Verdrag verleent aan de Europese Unie sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Brussel van 1975 zijn gebaseerd op een institutioneel evenwicht tussen het Europees Parlement en de Raad, dat waarborgt dat de belangen van Europese burgers en ook die van nationale regeringen worden weerspiegeld in de begroting,

B.

overwegende dat dit duaal bestel, dat gecreëerd is in 1975, en de invoering van de financiële vooruitzichten in 1988, samen met de begrotingsdiscipline, de financiering van de activiteiten van de Unie hebben verzekerd via de aanneming van jaarlijkse begrotingen, die nog steeds ver beneden het plafond van de eigen middelen blijven,

C.

overwegende dat het plafond van de eigen middelen van 1,24% van het BNI ruimte biedt voor betalingskredieten in 2003 ten bedrage van 118,8 miljard EUR, terwijl het Europees Parlement betalingskredieten voor de begroting 2003 ten bedrag van 97,5 miljard EUR heeft goedgekeurd, waardoor er dus een marge overblijft van 21,3 miljard EUR onder het plafond van de eigen middelen,

D.

overwegende dat het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor de Europese Unie het resultaat is van een lang en democratisch proces dat in gang is gezet zodat de uitgebreide Unie kan functioneren met de erfenis uit het verleden, en waarbij zowel de regeringen, het Europees Parlement als de nationale parlementen betrokken waren,

1.

steunt de financiële bepalingen die zijn vastgelegd in het ontwerpverdrag tot vaststelling van de grondwet voor Europa van 18 juli 2003, dat weliswaar een verschuiving brengt in de huidige balans tussen het Europees Parlement en de Raad als de twee takken van de begrotingsautoriteit maar democratische controle over de goedkeuring van de uitgaven waarborgt;

2.

is van mening dat de in de Conventie bereikte consensus de eindbeslissing over de eigen middelen aan de lidstaten overlaat, de eindbeslissing over het financieel meerjarenprogramma, dat nu deel uitmaakt van het Verdrag, na bemiddeling met en instemming van het Europees Parlement aan de Raad overlaat, de eindbeslissing over de jaarlijkse begroting aan het Parlement laat, en tenslotte de begrotingsprocedure vereenvoudigt;

3.

wijst op de belangrijke concessies die het Europees Parlement heeft geaccepteerd, met name om de nieuwe financiële meerjarenprogrammering in de grondwet op te nemen en de eindbeslissing over de eigen middelen volledig aan de vergadering van de lidstaten in de Raad over te laten;

4.

veroordeelt krachtig de suggesties voor veranderingen van de financiële bepalingen in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, zoals besproken op de informele Ecofin-Raad in Stresa en de IGC;

5.

benadrukt dat dergelijke suggesties een grote en onaanvaardbare stap achteruit zouden betekenen in vergelijking met het ontwerpverdrag en zelfs met de huidige situatie, en een radicale verandering teweeg zouden brengen in het institutionele evenwicht doordat de budgettaire bevoegdheden voornamelijk bij de Raad worden gelegd;

6.

verzoekt de lidstaten in overweging te nemen dat elke poging tot vermindering van de bevoegdheden die het Europees Parlement als tak van de begrotingsautoriteit zijn toegekend, resulteert in het ontstaan van een ernstig democratisch tekort in het functioneren van de Unie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan het Italiaanse voorzitterschap, de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten en de IGC.


(1)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(2)  P5_TA(2003)0081.

(3)  P5_TA(2003)0407.

(4)  PB C 169 van 18.7.2003, blz. 1.

P5_TA(2003)0518

Euromed

Resolutie van het Europees Parlement over Euromed

Het Europees Parlement,

gezien de verklaring van Barcelona en het tijdens deze conferentie op 28 november 1995 goedgekeurde werkprogramma,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over het Middellandse-Zeebeleid, met name de resolutie van 11 april 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de voorbereiding van de bijeenkomst van Europees-mediterrane ministers van Buitenlandse Zaken in Valencia, op 22 en 23 april 2002 (1),

gezien de mededelingen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de voorbereiding van de 6e Vergadering van Euro-mediterrane ministers van Buitenlandse Zaken, die op 2 en 3 december 2003 in Napels zal plaatsvinden (COM(2003) 610),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 maart 2003 over een nieuwe strategie met betrekking tot de nieuwe buitengrenzen van de uitgebreide Unie (COM(2003) 104),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over een waardige vrede in het Midden-Oosten (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2003 (3) over de bovengenoemde mededeling van 11 maart 2003,

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21 mei 2003, over „Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners” (COM(2003) 294),

gelet op artikel 37, lid 4 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het nieuwe nabuurschapsbeleid vooral zal bijdragen tot een versterking van de betrekkingen van de EU met de mediterrane landen nu de Unie zich voorbereidt op een uitbreiding met tien nieuwe lidstaten,

B.

overwegende dat het uitblijven van een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict een ernstige belemmering blijft vormen voor de verdere ontwikkeling van het proces van Barcelona,

C.

overwegende dat de Euromediterrane parlementaire dialoog in eerste instantie de vorm heeft aangenomen van een parlementair forum waarin de parlementsleden van de EU-landen en de mediterrane partnerlanden zijn verenigd, en dat het veranderen van dit forum in een parlementaire assemblee (APEM) deel uitmaakt van het actieprogramma van de VIde Euromediterrane bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken, die op 2 en 3 december 2003 in Napels zal plaatsvinden,

D.

overwegende dat het proces weliswaar een keerpunt vormt voor het EU-optreden in de regio, maar dat niettemin de algemene beoordeling van het EU-beleid in het Middellandse-Zeegebied tot nu toe tekortkomingen aan het licht heeft gebracht voor wat betreft de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld, eerbiediging van de rechten van de mens, totstandbrenging van een gemeenschappelijk veiligheidsmechanisme en de ontwikkeling van de vrije handel,

E.

overwegende dat in verscheidene partnerlanden actieve participatie van de vrouw aan het sociale en politieke leven helaas nog op zich laat wachten,

1.

verklaart nogmaals dat het absoluut noodzakelijk is om, langs de weg van een dialoog en door wederzijdse kennis over en begrip voor elkaar, te komen tot serieuze en eerlijke samenwerking in de Euromediterrane regio, ter versterking van de rechtsstaat en de democratie en ter verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking van deze regio en handhaving van de vrede;

2.

pleit vurig voor verdieping van de parlementaire samenwerking en roept alle lidstaten op bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van de Euromediterrane parlementaire dialoog; is voorstander van oprichting van de APEM als het meest geschikte instrument om deze dialoog te verwezenlijken en wenst dat de ministersconferentie van Napels instemt met het veranderen van het Euromediterraan Forum in een parlementaire assemblee met raadgevende bevoegdheden;

3.

is van oordeel dat de rol van deze toekomstige APEM erin zal bestaan ervoor te zorgen dat het Euromediterrane partnerschap goed functioneert en dat de associatieovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Europese Unie en de mediterrane partnerlanden naar behoren ten uitvoer worden gelegd, en voorts aanbevelingen te richten tot de ministersconferentie met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het mediterrane partnerschap; benadrukt de noodzaak van versterking van de politieke dialoog;

4.

acht het dringend noodzakelijk de geweldsspiraal in het Midden-Oosten te doorbreken door effectieve tenuitvoerlegging van de Routekaart en de verwezenlijking van de doelstelling Twee volkeren — twee staten; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de groeperingen die zich in Israël en Palestina inzetten voor een rechtvaardige oplossing voor het conflict, en voor de Vredescoalitie, die de akkoorden van Genève heeft opgesteld; acht het voor de Euromediterrane betrekkingen van het allergrootste belang dat er een klimaat van vertrouwen wordt geschapen tussen Israëliërs, Palestijnen en de andere Arabische landen;

5.

benadrukt nogmaals dat alle bij het proces van Barcelona betrokken partijen zich vóór alles moeten inzetten voor bevordering van de democratie en de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van de vrouw; dringt in het bijzonder aan op eerbiediging van de bepalingen die zijn vervat in de democratische clausules bij de Euromediterrane associatieovereenkomsten;

6.

hoopt dat het nieuwe nabuurschapsbeleid en de mededeling over mensenrechten en democratie in de regio EU-Middellandse Zee hierover duidelijkheid kunnen scheppen en verzoekt de Raad en de Commissie om duidelijke ijkpunten op te nemen in de nationale actieplannen als uitgangspunt voor een concrete en constructieve dialoog op dit gebied met de partnerlanden;

7.

verzoekt de Commissie, de Raad en de partnerlanden om deze vraagstukken bij de vergaderingen van de associatieraad hoog op de agenda te zetten teneinde serieuze vorderingen te boeken op basis van de bij de Commissie in te dienen jaarlijkse verslagen;

8.

acht het noodzakelijk het maatschappelijk middenveld centraal te stellen in het partnerschap en verlangt tenuitvoerlegging van beleid dat is gericht op het creëren van een adequate maatschappelijke structuur;

9.

spreekt zich uit tegen de doodstraf en roept de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied op een moratorium in te stellen op de tenuitvoerlegging van de doodstraf en verzoekt tevens de Commissie initiatieven te ontwikkelen ter ondersteuning van de campagnes die worden gevoerd voor het instellen van een moratorium op het voltrekken van doodvonnissen;

10.

betreurt het feit dat in verscheidene partnerlanden de onafhankelijheid van de rechterlijke macht en de persvrijheid in het geding zijn; betuigt in dit verband met name zijn solidariteit met de advocaat Radhia Nasraoui, in hongerstaking sinds 15 oktober 2003, en Alet Lmrabet, die sinds juli 2003 gevangen zit vanwege zijn uitlatingen, en verzoekt de bevoegde autoriteiten hun zaken eerlijk te behandelen;

11.

wijst erop dat de kredieten die de NGO's zijn toegewezen in het kader van het Europese initiatief ter ondersteuning van de democratie en de mensenrechten onder exclusieve zeggenschap vallen van de Commissie, en uit in dit verband zijn ongerustheid over het bevriezen door de Tunesische autoriteiten, in strijd is met de associatieovereenkomst EU/Tunesië, van de kredieten die de Commissie heeft toegekend aan de Tunesische Liga voor de mensenrechten;

12.

wijst nogmaals op de noodzaak van een solidaire samenwerking aan deze en gene zijde van de Middellandse Zee in de strijd tegen het terrorisme en de mondiaal georganiseerde misdaad, doch verklaart nadrukkelijk dat dit niet ten koste mag gaan van de rechtsstaat en de rechten van de individu;

13.

spoort opvanglanden aan gestructureerde integratiemaatregelen te treffen die voorzien in een nauw verband tussen het immigratiebeleid en het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking; verklaart nogmaals dat prioriteit moet worden toegekend aan de bestrijding van clandestiene immigratie en de maffiabendes die zich hiermee bezighouden, en dat hierbij het beginsel van solidaire medeverantwoordelijkheid tussen de mediterrane partnerlanden nooit uit het oog mag worden verloren; uit in dit verband zijn grote bezorgdheid over de tragedies die zich vrijwel dagelijks in het zuiden van het Middellandse Zeegebied afspelen, met name in de Andalusische kustregio's in Zuid-Spanje en bepaalde regio's aan de Zuid-Italiaanse kust; is van oordeel dat het Euromediterrane partnerschap het beheer van de migratiestromen en de grenscontrole moet verbeteren, de inspanningen moet ondersteunen op het gebied van wederopneming in de landen van herkomst en de doorreislanden en hiervoor de nodige technische en financiële ondersteuning moet geven;

14.

wenst dat het Euromediterrane partnerschap zich richt op de tenuitvoerlegging van een beleid van economische ontsluiting en interne liberalisering in de partnerlanden, in combinatie met een duurzaam beleid inzake endogene ontwikkeling, dat is afgestemd op de behoeften van de Middellandse-Zeelanden;

15.

benadrukt nogmaals het belang van generalisering van het proces van samenwerking zuid-zuid, naar het voorbeeld van het akkoord van Agadir, als enig middel om te komen tot een echte vrijhandelszone; herinnert in dit verband aan het belang van grensoverschrijdende projecten voor het verbeteren en versterken van de regionale samenwerking;

16.

wenst dat de sectie van de Europese Investeringsbank die zich bezighoudt met het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten, verder wordt ontwikkeld tot een serieuze „poot” die met financiële steun van de andere landen in het Middellandse-Zeegebied in staat zal zijn de doelstellingen te verwezenlijken die zijn vastgelegd in de nieuwe strategie;

17.

verzoekt de Raad de besluiten van de ministersconferentie van Valencia over de oprichting van een Euromediterrane stichting voor cultuur en dialoog tussen beschavingen, concreet uit te werken, hierover een operationeel besluit te nemen op de ministersconferentie van Napels en hiervoor de nodige financiële middelen ter beschikking te stellen;

18.

wenst dat de nieuwe MEDA-verordening dankzij de eenvoudiger procedures de uitvoering van de projecten garandeert, decentralisatie bevordert en de toegang tot de geldstromen voor lokale partners vergemakkelijkt; nodigt de Commissie uit te gelegener tijd na te gaan of de doorgevoerde herziening wel beantwoordt aan echte eisen;

19.

pleit voor een snellere ratificatie van de ondertekende associatieovereenkomsten tussen Middellandse-Zeelanden en de EU, en voorts voor zo spoedig mogelijke sluiting van de overeenkomst met Syrië, met dien verstande dat de Syrische autoriteiten nogmaals met klem wordt gewezen op de noodzaak zowel intern als extern hervormingen door te voeren; herhaalt de wens van de nationale parlementen en het Europees Parlement om volledig te worden betrokken bij de definiëring van de doelstellingen en bij de evaluatie van deze akkoorden;

20.

uit zijn tevredenheid over de recente positieve stappen die Libië ondernomen heeft inzake de betaling van compensatie en samenwerking in het kader van de terrorismebestrijding, wat geleid heeft tot opheffing van de VN-sancties; dringt erop aan dat Libië en Mauritanië volledig worden betrokken bij het proces van Barcelona, met dien verstande dat deze landen de beginselen ervan moeten accepteren, en nodigt de mediterrane partnerlanden die zich tot nog toe afzijdig hebben gehouden van de interparlementaire dialoog uit hun standpunt te heroverwegen; verzoekt de Commissie samenwerkingsprojecten in Libië in overweging te nemen zodra dit land de beginselen van het proces van Barcelona heeft geaccepteerd;

21.

verzoekt de Raad een verkennend inhoudelijk debat te starten over een Euromediterrane pluridimensionele landbouw die is gericht op complementariteit van de landbouwproducten en die in dienst staat van duurzame ontwikkeling en het milieu;

22.

verzoekt de Euromediterrane ministers van Buitenlandse Zaken zich actief in te zetten voor de oplossing van het conflict in de Westelijke Sahara, door tenuitvoerlegging van het VN-vredesplan;

23.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de mediterrane partnerlanden die de verklaring van Barcelona hebben ondertekend.


(1)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 644.

(2)  P5_TA(2003)0462.

(3)  P5_TA-PROV(2003)0520.

P5_TA(2003)0519

Top EU/Rusland

Resolutie van het Europees Parlement over de 12e Top tussen de EU en Rusland van 6 november 2003 in Rome

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over Rusland,

gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland die op 1 december 1997 van kracht werd,

gezien de gemeenschappelijke strategie van de EU ten aanzien van Rusland van 4 juni 1999 en waarvan de toepassing tot 24 juni 2004 is verlengd,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 10 april 2002 (1), 16 januari 2003 (2) en 3 juli 2003 (3) over Tsjetsjenië,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 mei 2003 (4) over de top EU-Rusland,

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement van 11 maart 2003 over „de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden” (COM(2003) 104),

gezien de zesde bijeenkomst van de Samenwerkingsraad EU-Rusland van 15 april 2003,

gezien de gezamenlijke verklaring van de 12e Top tussen de EU en Rusland die op 6 november 2003 in Rome plaatsvond,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2003 (5) over de bovengenoemde mededeling van 11 maart 2003,

gezien de verklaring van het voorzitterschap van de Raad van 8 oktober 2003 en de verklaring van de Raad Algemene Zaken van 17 november 2003,

A.

overwegende dat intensievere en alomvattende samenwerking met Rusland van strategisch belang is voor het bereiken van stabiliteit en veiligheid in geheel Europa,

B.

overwegende dat met de uitbreiding de grenzen van de EU met Rusland langer worden, wat de banden tussen beide partijen zal versterken en de noodzaak van goede betrekkingen tussen buren onderstreept,

C.

overwegende dat de grondslagen van het beleid van de EU ten aanzien van Rusland, met name de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, de gemeenschappelijke strategie en het TACIS-programma, al een aantal jaren geleden werden gelegd en aan herziening toe zijn,

D.

overwegende dat de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst vooral door Rusland nog steeds in ruime mate wordt onderbenut en dat omslachtige besluitvormingsprocedures om de verantwoordelijkheden binnen de Russische regering te verdelen, de volledige benutting van het potentieel belemmeren,

E.

overwegende dat de voortzetting van het democratiseringsproces in Rusland, in het bijzonder wat betreft vrije en eerlijke verkiezingen, de vrijheid van informatie, de media en de rechtsstaat en de integratie van Rusland in breed opgezette politieke, economische, wetenschappelijke en veiligheidsstructuren, onlosmakelijk met elkaar verbonden processen vormen,

F.

overwegende dat de crisis in Tsjetsjenië voortduurt en dat de mensenrechtenschendingen die in verband worden gebracht met de Russische veiligheidstroepen en strijdkrachten, die onder controle van de nieuw gekozen president van Tsjetsjenië zouden staan, blijven aanhouden en meer en meer overslaan naar de aangrenzende Republiek Ingoesetië en voorts dat terzelfder tijd ook de onaanvaardbare geweld- en terreurdaden van, naar verluidt, Tsjetsjeense strijders tegen Russische troepen, leden van de Tsjetsjeense overheid, de ongewapende burgerbevolking en personen in de omgeving van president Akhmed Kadyrov blijven voortgaan,

G.

overwegende dat de ambities van de EU om een vooraanstaande rol op internationaal niveau te spelen niet geloofwaardig zijn wanneer zij een oogje dichtknijpt voor dit conflict,

H.

gezien de recente ondoorzichtige acties van het Russische gerechtelijke apparaat zoals in de zaken Yukos en het Instituut voor de open maatschappij,

1.

wijst op de tijdens de top bereikte overeenkomst om het strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland te versterken op basis van gemeenschappelijke waarden en om de stabiliteit, veiligheid en welvaart in een Europa zonder scheidslijnen te bestendigen; benadrukt evenwel onder verwijzing naar dit tweesporenbeleid ten opzichte van Rusland, dat het begrip en de definitie van deze gemeenschappelijke waarden nog moeten worden verfijnd;

2.

is ingenomen met de toezegging dat de onderlinge afstemming en verregaande integratie van de sociale en economische structuren van de uitgebreide EU en Rusland zullen worden bevorderd, dat „gemeenschappelijke ruimtes” tussen beide partijen zullen worden gecreëerd en dat de permanente partnerschapsraad EU-Rusland zijn werkzaamheden zal aanvatten;

3.

is in het bijzonder ingenomen met de aanvaarding van het idee voor een gemeenschappelijke Europese economische ruimte, die een blauwdruk voor economische integratie biedt en roept beide partijen op op deze weg voort te gaan ten einde met voorstellen te kunnen komen om handel en investeringen te bevorderen en zo snel mogelijk tastbare resultaten te bereiken;

4.

erkent dat de lange-termijnbetrekkingen tussen de EU en Rusland op het gebied van energie moeten worden versterkt om de energievoorziening van beide partijen te kunnen garanderen en is ingenomen met de vorderingen bij de gesprekken met het oog op de totstandbrenging van een energiepartnerschap tussen Rusland en de EU als integrerend onderdeel van de gemeenschappelijke Europese economische ruimte; erkent de belangrijke rol van Rusland als energieleverancier voor de EU en het belang voor de EU van investeringen op dit gebied, en verwijst hierbij met name naar het feit dat er dringend behoefte is aan onderhoud en investeringen in nieuwe, milieuvriendelijker technieken;

5.

is ingenomen met de overeenkomst om voort te werken aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, waarbij nadrukkelijk wordt verwezen naar: gemeenschappelijke democratische waarden, in het bijzonder eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat; hamert er in dit verband nogmaals op dat de Russische autoriteiten en met name het gerechtelijk apparaat de wet op eerlijke, transparante, niet discriminerende en proportionele wijze dienen toe te passen; is van mening dat beklaagden recht hebben op een eerlijk proces zodat zij de kans krijgen om zich te verdedigen;

6.

verzoekt de Raad en de Commissie in dit verband het democratische proces en met name de tenuitvoerlegging van gerechtelijke hervormingen in Rusland te blijven steunen omdat het niet naleven van deze belangrijke beginselen niet alleen de in Rusland gemaakte vooruitgang zou ondermijnen bij het creëren van een gunstig milieu voor de ontwikkeling van handel en investeringen door Rusland en buitenlandse ondernemingen, maar ook de opneming van Rusland in een gemeenschappelijke Europese economische ruimte zou belemmeren;

7.

is ingenomen met de hernieuwing van de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, alsook met de Russische deelname aan het proces van Bologna inzake wederzijdse erkenning van diploma's; benadrukt vooral dat het akkoord de deelname van Russische wetenschappers aan het zesde kaderprogramma onderzoek en ontwikkeling mogelijk maakt; roept beide partijen op bijzondere programma's vast te stellen ter bevordering van de onderlinge samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek en onderzoek op het gebied van geavanceerde technologieën, zoals vliegtuigbouw, ruimteonderzoek, kernenergie, telecommunicatie en het pan-Europees vervoerssysteem;

8.

is verheugd dat werk wordt gemaakt van een gemeenschappelijke ruimte inzake externe veiligheid, alsook over de grote eensgezindheid ten aanzien van een aantal actuele internationale vraagstukken en de centrale rol van de Verenigde Naties in de wereld; schaart zich achter beide partijen in hun veroordeling van alle terreur en hamert met hen op het belang van internationale samenwerking bij de bestrijding van het terrorisme in al zijn vormen;

9.

spreekt in dit verband zijn grote verontrusting uit over de aanhoudende berichten over zware schendingen van de mensenrechten in Tsjetsjenië en doet een dringende oproep tot de Russische autoriteiten om de internationale gemeenschap vrije toegang tot de republiek te geven om er op de eerbiediging van de mensenrechten toe te zien, onmiddellijk te stoppen met de pogingen om Tsjetsjeense ontheemden in eigen land en vluchtelingen tot terugkeer te dwingen tot zij vrijwillig in alle veiligheid en waardigheid naar hun plaats van herkomst of naar een plaats van hun keuze kunnen terugkeren en onverwijld stappen te ondernemen om wie zich tijdens het conflict in Tsjetsjenië aan ernstige schendingen schuldig gemaakt heeft, voor de rechter te brengen, alsook concrete informatie te verstrekken over ieder gerechtelijk onderzoek naar vermeende misdrijven, die als schendingen van de mensenrechten of van het internationaal humanitair recht kunnen worden bestempeld;

10.

verzoekt de Raad en de Commissie om opnieuw hun bezorgdheid uit te spreken over de zaak van de ontvoerde Nederlandse medewerker van Artsen zonder grenzen, Arjan Erkel;

11.

is verheugd over het besluit van een Britse rechtbank om het verzoek van de Russische autoriteiten om uitlevering van de Tsjetsjeense leider Achmed Zakayev af te wijzen;

12.

onderschrijft de verklaring van zijn voorzitter dat de kwesties Tsjetsjenië en Kyoto in de gezamenlijke verklaring van de Top onvoldoende zijn behandeld;

13.

betreurt de verklaringen van de fungerend voorzitter van de Raad van de EU aan het slot van de Top EU/Rusland, waarin hij zijn steun heeft betuigd voor het standpunt van de Russische regering betreffende de situatie van de mensenrechten in Tsjetsjenië en de democratie in de Russische Federatie;

14.

verzoekt de Raad en de Commissie met klem de kwestie Tsjetsjenië als een afzonderlijk punt bovenaan de agenda voor de betrekkingen EU-Rusland te houden en eens te meer bij de Russische autoriteiten aan te dringen op de hervatting van de onderhandelingen met alle partijen om een onmiddellijke politieke oplossing voor het conflict te bereiken, die niet louter als een onderdeel van de strijd tegen het terrorisme kan worden beschouwd, en waarbij duidelijk wordt gemaakt dat de EU bereid is als bemiddelaar op te treden;

15.

herinnert eraan dat een politieke oplossing van de kwestie Trans-Djnestrië alleen mogelijk is in combinatie met de volledige terugtrekking van de Russische troepen uit Moldavië; verzoekt Rusland zijn internationale verplichtingen na te komen en zijn troepen terug te trekken volgens het tijdschema dat is vastgesteld op de bijeenkomsten van de OVSE in Istanbul en Porto;

16.

verheugt zich over het akkoord om de dialoog over non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing uit te breiden en de werkzaamheden in de bestaande internationale mechanismen te coördineren; herhaalt hoe belangrijk nucleaire en chemische ontwapening zijn voor het non-proliferatiesysteem en vraagt Rusland en de EU-lidstaten om op dat vlak een voortrekkersrol te spelen;

17.

is verheugd over de ondertekening van de overeenkomst tussen de Russische Federatie en Europol en hoopt dat Rusland spoedig de onderhandelingen afsluit over een overname-overeenkomst EU-Rusland om de inspanningen tegen de georganiseerde misdaad op te voeren en de samenwerking bij grenscontroles te bevorderen;

18.

stelt met tevredenheid vast dat is toegezegd om het pakket van Kaliningrad zo spoedig mogelijk en in zijn geheel ten uitvoer te leggen, inclusief het verrichten van een haalbaarheidsstudie voor een hogesnelheidstrein, die nog vóór eind 2003 zal worden gestart en tijdig zal worden voltooid; is ingenomen met de inwerkingtreding van het grensakkoord tussen Rusland en Litouwen en roept Rusland op om ook met Estland en Letland grensakkoorden te sluiten en te ratificeren;

19.

blijft ervan overtuigd dat een spoedige toetreding van Rusland tot de WTO mogelijk en wenselijk is en roept beide partijen op hun werkzaamheden te intensiveren en onopgeloste vraagstukken uit de weg te ruimen voor het afronden van bilaterale onderhandelingen over toegang tot markten en FDI-bescherming in het kader van de toetreding van Rusland tot de WTO, waarbij wederzijds aanvaardbare en commercieel haalbare voorwaarden voor ogen dienen te staan;

20.

betreurt dat op de Top geen discussies hebben plaatsgevonden over milieukwesties waarvoor de EU en Rusland gezamenlijk verantwoordelijk zijn, waaronder de bedreiging voor het milieu in de Oostzee die een van de kwesties vormt die meer prioriteit moeten krijgen;

21.

beklemtoont het belang van ratificatie en naleving door Rusland van het ESPO-verdrag inzake milieubeoordeling in een grensoverschrijdende context om te komen tot doeltreffende milieubeschermende maatregelen voor de Oostzee; acht het van vitaal belang dat bij eventuele oliewinning in de Oostzee, ongeacht waar deze plaatsvindt, milieueffectrapportage (MER) wordt verricht; meent dat een dergelijke MER volgens internationale normen moet plaatsvinden, toegankelijk moet zijn voor ieder ander land en ook de aanleg van grote nieuwe havens of de verlenging van de levensduur van kerninstallaties moet omvatten;

22.

verwacht van Rusland concrete en snelle maatregelen naar aanleiding van het voorstel van de Europese Unie de eliminatie van enkelwandige tankers te versnellen;

23.

verzoekt de Doema zijn verplichtingen na te komen en zo spoedig mogelijk het protocol van Kyoto te ratificeren, een eerste vereiste voor uitbreiding van de multilaterale betrekkingen;

24.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten en de toetredende landen, alsook aan de president, de Doema en de regering van de Russische Federatie.


(1)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 585.

(2)  P5_TA(2003)0025.

(3)  P5_TA(2003)0335.

(4)  P5_TA(2003)0219.

(5)  P5_TA-PROV(2003)0520.

P5_TA(2003)0520

Betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden

Resolutie van het Europees Parlement over de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (COM(2003) 104 — 2003/2018(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over „De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden” (COM(2003) 104),

gezien de mededeling van de Commissie over „De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument” (COM(2003) 393),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over „Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners — Strategische richtsnoeren” (COM(2003) 294),

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad over klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten (COM(2003) 502),

gelet op het document A secure Europe in a Better World van de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, gesteund door de Europese Raad in juni 2003 te Thessaloniki,

gelet op de conclusies van de Raad van 16 juni 2003 over Groter Europa — nieuwe-nabuurschap,

gelet op het door de Europese Raad van Brussel in oktober 2003 goedgekeurde tweede actieplan voor de Noordelijke dimensie

gelet op het Arabisch rapport over de menselijke ontwikkeling van 2002, gepubliceerd door de UNDP (ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties),

gelet op zijn resolutie van 11 juni 2002 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Unie van de Arabische Maghreb: tenuitvoerlegging van een geprivilegieerd partnerschap (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 januari 2003 over de Noordelijke dimensie — nieuw actieplan 2004-2006 (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 juni 2003 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over „Een open coördinatiemethode voor het communautaire immigratiebeleid” en over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over „Integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden” (3),

onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de nabuurlanden en -regio's van de uit te breiden Unie,

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en het advies van de Begrotingscommissie (A5-0378/2003),

A.

overwegende dat het essentieel is voor de uitgebreide Unie geen gesloten buitengrenzen te hebben en een strategie vast te stellen voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden aan de hand waarvan vrede, stabiliteit, veiligheid, eerbiediging van de mensenrechten, democratie en welvaart in een grote gemeenschappelijke ruimte kunnen worden gedeeld en ontwikkeld, en daardoor positief bij te dragen aan de opbouw van een nieuwe op multilateralisme gebaseerde internationale orde,

B.

overwegende dat het, gezien de gunstige ervaring in de Midden- en Oost-Europese toetredingslanden, in het grootste belang van de EU is dat het streven om in de Oost-Europese landen een maatschappij op te bouwen die democratisch is, stevig gegrond is op het beginsel van de rechtstaat, de mensenrechten eerbiedigt en de overgang maakt naar efficiënte en duurzame markteconomie en sociaal stelsel en milieubescherming, een nieuwe impuls krijgt; overwegende dat de EU moet stimuleren en behulpzaam zijn op alle geëigende niveaus, rekening houdend met de behoeften die ontstaan door de gewijzigde situatie aan de nieuwe Schengen-grens in Oost-Europa;

C.

overwegende dat alle landen aan de nieuwe oostelijke buitengrens van de EU weliswaar met soortgelijke structurele problemen te kampen hebben, maar dat een specifieke analyse per land onontbeerlijk lijkt om bijvoorbeeld de conflictbeheersing in Tsjetsjenië, het democratisch tekort in Wit-Rusland, de regionale conflicten in Berg-Karabach, respectievelijk Abchazië of Zuid-Ossetië en om de problemen in Moldavië vanwege de situatie in Trans-Dnjestrië te kunnen aanpakken, die de algehele politieke en economische vooruitgang bemoeilijken,

D.

overwegende dat een van de uitdagingen van de strategie betreffende de grotere Europese nabuurschap is om vooral de betrokken landen een nieuwe stimulans te bieden tot het delen met de EU van de waarden van veiligheid, democratie en een stabiele markteconomie en dat het vooruitzicht van een associatieovereenkomst als mogelijk toekomstig kader voor de betrekkingen met de EU wat dit betreft als een belangrijke prikkel kan werken voor landen waarmee de EU op dit ogenblik geen dergelijke overeenkomst heeft,

E.

overwegende dat de nieuwe strategie betreffende de grotere Europese nabuurschap zeker behoort tot de belangrijkste taak van de EU, namelijk om waar mogelijk bij te dragen tot vrede, veiligheid, democratie en economische stabiliteit; dat deze strategie derhalve moet voorkomen dat er binnen Europa een nieuwe scheidslijn met onze oosterburen ontstaat,

F.

overwegende dat in dit verband het signaal dat uitgaat van de gemeenschappelijke verklaring van Rusland, de Oekraïne, Wit-Rusland en Kazachstan van eind september 2003 betreffende het instellen van een gemeenschappelijke economische ruimte, mede in aanmerking moet worden genomen bij de overwegingen omtrent de invulling van het nieuwe initiatief betreffende de grotere Europese nabuurschap,

G.

overwegende dat de betrekkingen van goed nabuurschap aan beide kanten van de Middellandse Zee evenzeer belangrijk zijn voor het uitgebreide Europa; overwegende dat naast haar op handen zijnde uitbreiding naar het oosten van het Europese continent de Europese Unie tevens de banden moet aanhalen met haar mediterrane buurlanden en de landen van het Midden-Oosten,

H.

overwegende dat de verschillende omstandigheden in onze oostelijke en zuidelijke buurlanden aanvankelijk tot even belangrijke maar verschillende aanzetten moeten leiden om later de schepping mogelijk te maken van een ruimte van gemeenschappelijke welstand en gemeenschappelijke waarden op basis van intensieve economische integratie, nauwere politieke en culturele betrekkingen en een hechtere grensoverschrijdende samenwerking,

I.

overwegende dat preventie van conflicten , het vreedzaam oplossen van bestaande conflicten en de strijd tegen het terrorisme het uitgangspunt moeten zijn voor de strategie voor Europese veiligheid, uitgaande van de richting die wordt aangegeven in het door de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB op de Europese Raad van Thessaloniki uitgebrachte document,

J.

overwegende dat het tevens nodig is middelen te ontwikkelen om effectiever om te kunnen gaan met uitdagingen van „softe” veiligheid, zoals aan kernenergie verbonden risico's, ernstige vervuiling, wapensmokkel en de activiteiten van internationale criminele netwerken en criminele organisaties, o.a. de ernstige misdaden van handel in verdovende middelen en smokkel van illegale immigranten alsmede van vrouwen en kinderen voor seksuele uitbuiting,

K.

overwegende dat het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap een evaluatie moet opleveren van EU-beleid en overeenkomsten om een stap voorwaarts te kunnen zetten, die niet in tegenspraak is met bestaande en toekomstige verlangens van een aantal van de desbetreffende landen om op langere termijn tot de Unie toe te treden of bijzondere contractuele betrekkingen te onderhouden, en deze onverlet laten,

L.

overwegende dat de mededeling van de Commissie over de grotere Europese nabuurschap betrekking heeft op de relaties met Rusland, de westelijke NOS en de mediterrane buurlanden van de EU, en dat de eventuele budgettaire gevolgen daarvan thans zouden vallen onder rubriek 4 van de EU-begroting (externe maatregelen),

M.

overwegende dat het voorgestelde nieuwe kader nog niet volledig is omgezet in concrete maatregelen en overigens onvoldoende vaste elementen bevat om de begrotingsautoriteit in staat te stellen de uiteindelijke budgettaire gevolgen ervan te beoordelen; voorts overwegende dat de Commissie verklaart dat een en ander tot uitdrukking zal komen in de begrotingsvoorstellen voor de komende jaren,

1.

verklaart dat de nieuwe grenzen van de uitgebreide Unie moeten worden beschouwd als een positieve gelegenheid voor de rechtstreeks betrokken landen en regio's, met de opbouw van een netwerk van nauwere betrekkingen; is bijgevolg van mening dat het de taak van de Europese Unie moet zijn met deze landen en regio's een omvangrijk en concreet concept van nabuurschap te ontwikkelen, waarmee het zoeken kan worden bevorderd naar de meest effectieve oplossingen voor problemen waar de onderlinge afhankelijkheid en globalisering ons voor stelt;

2.

is in dit verband van mening dat het nodig is een coherent systeem te creëren voor de betrekkingen tussen de 25 landen van de uitgebreide Unie; die landen waarmee, op verschillende titel, afspraken zijn gemaakt over een toekomstig toetreden tot de Unie en die landen over wier toetredingspotentieel nog geen besluit is gevallen, en andere buurlanden; dit systeem moet gebaseerd zijn op eerbiediging van de mensenrechten, democratie en de rechtsstaat, de dialoog tussen de culturen en godsdiensten en op gemeenschappelijke ontwikkeling door convergerend beleid, waarbij specifiek aandacht moet worden besteed aan de verschillende sub-regionale situaties;

3.

is van mening dat het nieuwe-nabuurschapsbeleid en het nieuwe-nabuurschapsinstrument in onze betrekkingen met al onze buren moeten worden aangewend, en dat de geografische dimensie van het „nabuurschap” rekening moet houden met alle terreinen die essentieel zijn voor het garanderen van een effectieve territoriale continuïteit en politieke duurzaamheid aan de strategie van de Unie, terwijl daarnaast onderscheid moet worden gemaakt tussen de betreffende regio's en landen, vooral op basis van de soorten uitdaging, hun niveau van eerbiediging van democratie en mensenrechten en de individuele vrijheden, en het belang en de mogelijkheden die zij hebben om nauwer samen te werken;

4.

wijst erop dat daartoe de reeds bestaande overeenkomsten, economische contacten en culturele banden enerzijds een geschikt uitgangspunt vormen om de traditionele structuren verder uit te bouwen, maar dat anderzijds rekening moet worden gehouden met de principiële verschillen in omstandigheden tussen onze ooster- en zuiderburen;

5.

wijst met nadruk op de reeds bestaande instrumenten (associatieovereenkomsten, het Gemeenschapsinitiatief Interreg en de programma's Phare, Tacis, CARD, MEDA alsmede partnerschaps- samenwerkingsen vrijhandelsovereenkomsten); benadrukt dat geen derde land in zijn individuele vooruitgang kan worden belemmerd door tekorten op het betrokken gebied bij andere derde landen;

6.

stelt vast dat een analyse van de nieuwe bedreigingen van de wereldveiligheid door terrorisme, regionale conflicten, etnisch-religieuze en fundamentele conflicten en door personen die geweld gebruiken in naam van de godsdienst het nodig maakt dat men beter in staat is een inclusief beleid te ontwikkelen dat gebaseerd is op een efficiënt democratisch multilateralisme;

7.

steunt het gebruik van het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap als een van de instrumenten om het partnerschap tussen de EU en Rusland verder te ontwikkelen, maar is van mening dat alleen al vanwege zijn omvang, hulpbronnen en eigen ambities, de betrekkingen tussen de EU en Rusland ook buiten dit beleidskader uitermate belangrijk zullen blijven; wijst er evenwel op dat er geen verschil mag worden gemaakt in aandacht voor mensenrechten en verwacht van Rusland concrete stappen op dit terrein; herhaalt dat de huidige toestand in Tsjetsjenië en de stand van de democratie momenteel een belemmering vormen voor volledige ontwikkeling van het partnerschap tussen de EU en Rusland;

8.

verzoekt de Commissie en de Raad om in het kader van het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap een speciaal beleid te ontwikkelen voor de landen van de zuidelijke Kaukasus met een specifieke belangstelling voor conflictpreventie;

9.

verzoekt bovendien dat de betrekkingen met de mediterrane landen rekening houden met niet alleen die landen die nu al deel uitmaken van het Euromediterraan partnerschap, maar ook met Libië en Mauritanië die daarbij als waarnemer aanwezig zijn en vooral behoren tot de Unie van de Arabische Maghreb in wording;

10.

wil dat er speciale aandacht wordt geschonken aan de EVA-landen IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland en aan die landen op het Europese vasteland die door hun omvang en uit eigen keus niet hebben meegedaan aan het uitbreidingsproces van de Unie (Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad), maar op uiteenlopende manieren al deel uitmaken van Europese structuren en derhalve een actieve bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van dit proces;

11.

legt er de nadruk op dat het opstarten van het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap geenszins afbreuk mag doen aan de status van Bulgarije en Roemenië als kandidaatlanden (de bedoeling is dat zij in 2007 zullen toetreden) en van Turkije. (de Europese Raad dient in december 2004 te beslissen over het al dan niet aangaan van toetredingsonderhandelingen en over de datum waarop deze eventueel van start moeten gaan), de potentiële kandidaatstatus van de westelijke Balkan-landen (op de Europese Raad in maart en juni 2003 is een uiteindelijk doel van EU-toetreding geformuleerd) of de toelatingscriteria voor het EU-lidmaatschap;

12.

is van mening dat, afgezien van de vraag omtrent een eventueel toekomstig lidmaatschap, ook Turkije in het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap moet worden opgenomen;

13.

is van mening dat het betrekken van de landen van de westelijke Balkan bij een nieuw alomvattend beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap ook kan plaatsvinden door hun deelname aan het Euromediterraan partnerschap en in elk geval maximaal de subregionale integratie van dit gebied moet valoriseren als een essentiële stap in de richting van verdere integratie in de Europese structuren; benadrukt dat volledige medewerking van de betrokken landen met het Internationaal Tribunaal voor misdrijven in voormalig Joegoslavië hierbij een belangrijke factor blijft, aangezien dit de basis vormt voor verzoening en voor het ontstaan van wederzijds vertrouwen tussen de volkeren;

14.

is van mening dat het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap niet mag tornen aan de wens van sommige Europese buurlanden toe te treden tot de EU of daarmee andere contractuele betrekkingen te onderhouden, maar dat, ook al valt het niet samen met het uitbreidingsbeleid, dit een belangrijk instrument kan zijn om deze landen in staat te stellen te evolueren in de richting van tot het vermogen om op basis van de tot dusver gemaakte vorderingen een verzoek om toetreding overeenkomstig artikel 49 van het EU-Verdrag in te dienen; is overigens van mening dat het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap vormen van associatie in een later stadium mag uitsluiten;

15.

beklemtoont dat overeenkomstig artikel 49 van het EU-Verdrag elke Europese staat die de beginselen van vrijheid en democratie, de eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van de rechtsstaat, in acht neemt, kan verzoeken lid te worden van de Unie, en dat een duidelijke erkenning van het recht van landen die nadrukkelijk uitdrukking geven aan hun Europese aspiraties, zoals Oekraïne en Moldavië, om tot de Unie toe te treden wanneer zij voldoen aan de politieke en economische criteria, een sterke aansporing kan zijn voor samenwerking in het kader van het initiatief betreffende de grotere Europese nabuurschap;

16.

is van mening dat voor die landen die de wens te kennen geven te eniger tijd toe te treden tot de Unie, het instrument van controle door de Commissie van de aanpassing aan EU-regelingen, dat werd ontwikkeld voor de kandidaat-lidstaten, toegankelijk dient te worden gemaakt;

17.

is van mening dat, wil het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap een maximaal effect sorteren, het één grote pan-Europese mediterrane regio moet omvatten die is opgedeeld in bilaterale, subregionale en regionale dimensies (o.a. de Noordelijke dimensie en samenwerking in de Zwarte-Zeeregio en de mediterrane regio); wijst op de geopolitieke verschillen tussen de oostelijke en de zuidelijke nabuurschap en is van mening dat, terwijl er veel te zeggen is voor het ontwikkelen van de subregionale en regionale samenwerking in het zuiden, voor wat de oostelijke buurlanden betreft een bilaterale aanpak meer succes belooft omdat een regionale samenwerking wegens de verschillen nauwelijks mogelijk lijkt;

18.

ten aanzien van de nieuwe buurlanden in Oost-Europa:

erkent dat oplossing van het conflict rond Transdnjestrië de voorwaarden voor economische en sociale vooruitgang in Moldavië sterk zou verbeteren en een bron van instabiliteit in Europa zou wegnemen; stelt met belangstelling vast dat in de Raad wordt overwogen om een civiele of militaire EU-missie te sturen;

stelt vast dat de EU Moldavië betalingsbalanssteun geeft en dat deze leningen onder meer nodig zijn als gevolg van de belemmeringen die de EU nog steeds opwerpt tegen Moldavische exportproducten; betreurt dit gebrek aan samenhang tussen EU-beleidsmaatregelen betreffende Moldavië en verzoekt de Commissie deze kwestie te onderzoeken;

spreekt zijn waardering uit voor het gezamenlijke initiatief van alle partijen in het Parlement aan te dringen op steun voor de wens van Moldavië lid te worden van de EU, die in steeds hogere mate het bindende element wordt in het land;

stelt vast dat het gezien de politieke omstandigheden in Wit-Rusland, het enige land met een dictatoriale regering in Europa, nog steeds niet opportuun is om een brede samenwerking met dit land aan te gaan; verzoekt evenwel dat de EU-steun voor de civil society en de democratische oppositie wordt opgevoerd en dat hiervoor alle mogelijkheden worden benut; wijst erop dat hiertoe een actieplan opgesteld moet worden zodat de voorwaarden aanwezig zijn om te zijner tijd betrekkingen met dit land te kunnen aanknopen;

is van mening dat Oekraïne wegens zijn omvang, geografische ligging, sterke historische, culturele, economische en andere banden met Midden- en West-Europa, alsmede met Rusland, en potentieel om op essentiële terreinen een steeds belangrijkere partner van de EU te worden, in het kader van het beleid van de EU betreffende de grotere Europese nabuurschap een bijzonder belangrijke rol moet worden toebedeeld; steunt de wens van Oekraïne om van de EU deel uit te maken en de momentele aandacht van de Raad en de Commissie om voor de voorbereiding van een actieplan voor Oekraïne;

merkt op dat de geplande instelling van een gemeenschappelijke economische ruimte met Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan de verdere samenwerking tussen Oekraïne en de EU kan hinderen; is van mening dat alleen een volstrekt democratisch en onafhankelijk Oekraïne, dat een open maatschappij tot stand heeft gebracht zoals in de nieuwe EU-lidstaten, kan beslissen welke richting het met het land uiteindelijk uit moet; verzoekt om nauw toezicht op de stand van de democratie tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van 2004; is van mening dat de EU als steun voor diegenen die het hervormingsproces willen bevorderen, de deur van het lidmaatschap open moet laten;

19.

ten aanzien van het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten:

is van mening dat het bestaande euromediterrane partnerschap moet worden heropgestart via bilaterale en multilaterale sectorinitiatieven, met inbegrip van de instelling van een Stichting voor de dialoog tussen culturen, en dat het in het bredere kader van het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap moet worden geplaatst; herhaalt dat het aanhalen van de sub-regionale betrekkingen in de Maghreb en de Mashrek prioriteit heeft en trouwens het uiteindelijke doel van de bilateraal gesloten associatieovereenkomsten is, die evenwel verder moeten evolueren en meer moeten bijdragen aan de regionale integratie; herhaalt dat de Europese Unie in deze regio's programma's moet uitvoeren die duidelijk zichtbaar zijn en dat er voor gezorgd moet worden dat de civil society in de betrokken landen hierbij ten volle wordt betrokken;

herinnert eraan dat een euromediterrane partnerschap alleen multilateraal, coherent en doelmatig is als naast de sociaal-economische dimensie ook de eerbiediging en bevordering van de mensenrechten alsmede onderwijs en de bestrijding van uitsluiting en armoede opgenomen worden; eist dat deze grondbeginselen vastberaden en permanent toepassing vinden in de betrekkingen van de Europese Unie met de mediterrane partners, in het bijzonder in het kader van de MEDA-programma's en bestaande en toekomstig te sluiten associatieovereenkomsten;

wenst in dit verband dat de bilaterale associatieovereenkomsten met alle partnerlanden van het proces van Barcelona worden omgezet in multilaterale overeenkomsten,

20.

is van mening dat het beleid betreffende de grotere Europese nabuurschap kan voorzien in samenwerking op drie terreinen:

politiek, humaan, burgerlijk en cultureel,

veiligheid (intern en extern),

economische en sociaal duurzame medeontwikkeling;

is tevens van mening dat op elk van deze terreinen een aantal gemeenschappelijke beleidsvormen ontwikkeld kan worden;

21.

is van mening dat het concept van de grotere Europese nabuurschap een gemeenschappelijk beleid moet omvatten dat gericht is op mensenrechten, burgerschap, democratie en het beginsel van de rechtsstaat en daarnaast een gemeenschappelijk beleid voor de ontwikkeling van de civil society, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan geloofwaardige media en de eerbiediging van het pluralisme, alsmede aan onderwijs, onderzoek, cultuur en gezondheidszorg; is in dit verband zeer verheugd over de recente mededeling van de Commissie over de acties op dit terrein van de EU samen met mediterrane partners; onderstreept dat het broodnodig is dat de daar verwoorde aanbevelingen systematisch, krachtig en coherent in praktijk worden gebracht, vooral aan de hand van doelstellingen en referentiecriteria die duidelijk en openbaar moeten worden neergelegd in de verschillende actieplannen, en met opneming daarin van de eerbiediging van de internationale mensenrechteninstrumenten; bevestigt nogmaals dat het nodig is om bevordering en bescherming van de rechten van vrouwen op te nemen onder deze praktijken; acht het van belang dat de dialoog tussen de culturen op alle mogelijke wijzen wordt versterkt, zodat het wederzijds vertrouwen, begrip en tolerantie tussen de volkeren aan beide zijden van de Middellandse Zee groter kan worden; verwijst naar de actieve fundamentele rol van het Europees Parlement op deze terreinen en herhaalt dat de garantie van democratische legitimiteit gelegen is in een sterkere parlementaire controle op deze processen;

22.

is van mening dat het beleid van de grotere Europese nabuurschap gemeenschappelijke inspanningen moet omvatten op het gebied van illegale immigratie, bestrijding van terrorisme, illegale handel, de zorg voor de internationale rechtsorde, de bestrijding van corruptie, en preventie en beëindiging van conflicten; bij dit alles moeten de rechtstatelijke principes van de EU gegarandeerd blijven;

23.

meent, rekening houdend met het feit dat de totstandbrenging wordt nagestreefd van een klimaat van vertrouwen en zowel opgevoerde samenwerking met de buurlanden als regionale grensoverschrijdende samenwerking, dat de beveiliging van de buitengrenzen van de Europese Unie als het gaat om drugshandel, subsidiefraude, illegale immigratie, mensenhandel, bestrijding van terrorisme, veterinaire en levensmiddelencontroles in nauwe samenwerking met de nieuwe buurlanden moet plaatsvinden; dat in de bewaking van de buitengrenzen ook het nieuwe navigatiesysteem Galileo en het satellietenwaarschuwingssysteem GMES moeten worden opgenomen; meent voorts dat de technische uitrusting van de douaneautoriteiten moet worden geharmoniseerd;

24.

steunt in het bijzonder het voorstel om een agentschap voor beheer en operationele coördinatie van de grenzen in te stellen dat met name tot taak krijgt de migratiestromen uit het oosten en zuiden te observeren, mede om het noodzakelijke klimaat van vertrouwen en samenwerking met de buurlanden op te bouwen;

25.

is van mening dat het beleid van de grotere Europese nabuurschap ook maatregelen moet omvatten die gericht zijn op vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal; een macro-economisch en monetair beleid dat ook de sociale samenhang beschermt, een micro-economisch en werkgelegenheidsbeleid met de uitvoering van specifieke programma's voor technische en financiële bijstand, een beleid voor infrastructuur en netwerken; is in dit verband van mening dat speciaal belang moet worden toegekend aan de energiefactor waar ontwikkeling van convergerend beleid van de Europese Unie en haar buren die over energiebronnen beschikken, wenselijk is; tenslotte moeten een milieubeleid en een sociaal beleid worden ontwikkeld die nauw samenhangen met bovengenoemd economisch beleid;

26.

vestigt de aandacht van de Commissie op de toestand van de volksgezondheid en het milieu in Wit-Rusland en Oekraïne, als gevolg van de ramp van Tsjernobyl; verzoekt om de ontwikkeling van een programma voor medische bijstand en de levering van ziekenhuisapparatuur, gezien de gebrekkige middelen van deze landen,

27.

stelt dat elk van deze drie terreinen en het bijbehorend gemeenschappelijk beleid over voldoende financiële armslag moeten beschikken; in dit kader is het nodig dat de rol van de EBWO en de EIB ten volle wordt uitgebouwd: zij moeten een mandaat en toereikende middelen krijgen om hun leningen uit te breiden tot geheel Oost-Europa, met inbegrip van Moldavië en Oekraïne, terwijl het huidige loket van de EIB voor het mediterrane gebied en het Midden-Oosten moet evolueren tot een tak van deze instelling dat kan voldoen aan de toekomstige vereisten van de nieuwe strategie, mede met financiële bijdragen van andere mediterrane landen;

28.

is van mening dat de ontwikkeling van de drie ruimtes allereerst de algemene voorwaarden moet creëren opdat alle betrokken landen geleidelijk aan gemeenschappelijke waarden en principes gaan delen; tegelijkertijd is het nodig (vooral voor het beleid van de economische en sociale ruimte) de verschillende regionale en subregionale dimensies te valoriseren zodat rekening kan worden gehouden met het specifieke karakter van de verschillende gebieden en landen;

29.

acht het in deze samenhang eventueel wenselijk om als nieuwe mogelijkheid de instelling tussen de EU en haar Europese buren te overwegen van een vrijhandelszone, die aspecten kan omvatten van de interne markt, alsmede interne en externe veiligheid (een „Europese Economische Ruimte Plus”), zonder toekomstig lidmaatschap voor de betrokken landen uit te sluiten;

30.

herinnert er voorts aan dat een van de uiteindelijke doelstellingen van het Barcelona-proces de instelling is van een zone voor eerlijke vrijhandel in het Middellandse-Zeegebied en benadrukt dat het beleid van de grotere Europese nabuurschap in de eerste plaats bedoeld is om de armoede te verminderen en een ruimte tot stand te brengen van gedeelde voorspoed;

31.

vestigt de aandacht van de Commissie op het bestaan van natuurgebieden aan beide zijden van de grens tussen nieuwe lidstaten en nieuwe buurlanden, zoals de reservaten van Bialowieska (Polen/Wit-Rusland), Nieman (Polen/Litouwen/Wit-Rusland), Polesie (Oekraïne/Wit-Rusland/Polen) die van eminent belang zijn voor de natuur en de biodiversiteit van het Europese continent;

32.

is ingenomen met de drijvende gedachte achter het initiatief van de grotere Europese nabuurschap, maar wijst er tegelijkertijd op dat de betrokken regio's reeds worden bestreken door grote geografische samenwerkingsprogramma's van de EU, en stelt vast dat de mededeling geen duidelijke aanwijzingen bevat omtrent de wijze waarop deze programma's gestroomlijnd zullen worden en effectiever zullen worden gemaakt, noch over de rol die zij uiteindelijk zullen gaan spelen bij de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van het nieuwe initiatief;

33.

wijst erop dat de Commissie in haar mededeling met nadruk gewag maakt van „extra financiële bijstand”; erkent het belang van de betrekkingen met de buurlanden van de Unie volledig, maar is van opvatting dat het gezien de resterende marges in de huidige financiële vooruitzichten niet mogelijk is geweest nieuwe behoeften te financieren zonder negatieve gevolgen voor andere beleidsterreinen; onderstreept dat de beoogde bedragen een belangrijk onderdeel dienen uit te maken van de onderhandelingen over de nieuw financiële vooruitzichten voor de periode tot 2007 en daarna;

34.

is van oordeel dat de nieuwe verbeterde betrekkingen van de Unie met haar buurlanden verder gaan dan wat van oudsher als „externe maatregelen” voor derde landen werden gezien en dat zij een nieuwe dimensie aan het partnerschap toevoegen; is derhalve van mening dat de mogelijkheid tot openstelling van rubriek 7 (pretoetredingsstrategie) van de financiële vooruitzichten of een andere aanpassing van de huidige rubrieken — met passende financiering voor de periode na 2006 — moet worden overwogen;

35.

stelt zich op het standpunt dat ten minste het CARDS-gedeelte van de middelen voor een nabuurschapsinstrument gefinancierd zou kunnen worden uit rubriek 7 (pretoetredingsstrategie), conform het voorstel om de betrekkingen van de EU met de Balkan-regio van rubriek 4 (externe maatregelen) over te hevelen naar rubriek 7;

36.

is verheugd om de oproep van de Raad, gedaan in zijn conclusies van 16 juni 2003 en de EU-Oekraïne- top van 7 oktober 2003, aan de Commissie, om de weg te effenen voor een intensivering van de bilaterale betrekkingen met Oekraïne, Moldavië en de zuidelijke mediterrane partners door voorbereiding van actieplannen; is evenwel van mening dat de gehele grotere Europese nabuurschap voorzien moet worden van coherente actieplannen;

37.

dringt erop aan dat bij de uitvoering van de voorgestelde actieplannen volledig rekening wordt gehouden met de wetgevende en budgettaire prerogatieven van het Parlement en verwerpt ieder voorstel waardoor de Raad de overhand zou krijgen bij beleidskwesties; onderstreept dat beleidskwesties moeten worden geregeld volgens de daarvoor vastgestelde procedures en dat de rechten van beide takken van de begrotingsautoriteit moeten worden gewaarborgd;

38.

benadrukt dat de actieplannen moeten worden geïntegreerd in de gemeenschappelijke terreinen van samenwerking; geeft er daarom de voorkeur aan dat samenwerkingsmaatregelen en maatregelen betreffende integratieniveaus zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd om voor meer transparantie te zorgen en te helpen de administratieve lasten van de Commissie te verlichten; dringt met name aan op de instelling van een transparant instrument voor de uitvoering van de maatregelen inzake democratie en rechten van de mens, dat deel zal uitmaken van de actieplannen, zodat de inefficiëntie van de bestaande mensenrechtenclausules wordt voorkomen;

39.

benadrukt dat het van bijzonder belang is als uitgangspunt van het beleid van de grotere Europese nabuurschap de evaluatie te nemen van de bestaande overeenkomsten en financiële instrumenten die betrekking hebben op de nieuwe EU-buren en rekening te houden met deze evaluatie bij het opstellen van landen- en regionale actieplannen; wenst nauw betrokken te worden bij het beleid van de grotere Europese nabuurschap en middels een jaarverslag deel te nemen aan de evaluatie van de uivoering van de actieplannen;

40.

is van mening dat de EU in eerste instantie de WTO-lidmaatschapsaanvragen van buurlanden moet steunen die nog geen lid zijn, daar dit een aantal belangrijke stappen op weg naar aanpassing aan de communautaire wetgeving met zich meebrengt;

41.

steunt het voorstel van de Commissie uit haar mededeling over een nieuw nabuurschapsinstrument, voor nabuurschapsprogramma's als een voorlopige oplossing van langslepende bureaucratische problemen die de EU-steun aan grensoverschrijdende samenwerking in hoge mate compliceren; bepleit deze programma's met spoed op de rails te zetten; betreurt het dat de oproep van het Parlement tot actie op dit terrein niet eerder gehoord is en dat door het rigide karakter van het financieel perspectief het op gang komen van het nabuurschapsinstrument zal worden vertraagd tot 2007; bepleit om het voorgestelde instrument, meer nog dan de grensoverschrijdende dimensie, in sommige grensgebieden ten uitvoer te leggen als een proefproject en nu al om te buigen naar grensoverschrijdende samenwerking naar het voorbeeld van de interreg III B-mechanismen; onderstreept dat de grensoverschrijdende samenwerking zich ook uit moet strekken tot de regio's en landen die gemeenschappelijke zeegrenzen met de Unie hebben;

42.

onderstreept dat grensoverschrijdende en interregionale samenwerking een kernelement vormen voor het aanhalen van de betrekkingen met de buurlanden en dringt aan op de toepassing van een instrument met de mechanismen van Interreg III A en C, dat de deelname van de regionale en de plaatselijk autoriteiten omvat;

43.

is ingenomen met het voorstel om in het kader van het algemene initiatief van de grotere Europese nabuurschap een nieuw nabuurschapsinstrument te creëren ter bevordering van grensoverschrijdende acties en ter verbetering van de onbevredigende situatie die het gevolg is van het uiteenlopende karakter van de momenteel gebezigde financieringsinstrumenten (Interreg voor het aandeel van lidstaten in lopende projecten en Tacis en Phare voor het aandeel van de nabuurstaten daarin); merkt tevens op dat ook MEDA en CARDS onder dit initiatief zouden moeten vallen;

44.

meent dat het nieuwe nabuurschapsinstrument voor de buitengrenzen van de uitgebreide Unie ingebouwd moet worden in de programma's en processen van het externe beleid, daarbij rekening houdende met de bestaande regionale prioriteiten; is van mening dat dit instrument zowel moet aansluiten bij de doelstellingen van het extern beleid als bij die van de economische en sociale samenhang; dringt erop aan dat bij de toepassing van dit instrument lering wordt getrokken uit de ervaringen die zijn opgedaan met grensoverschrijdende samenwerking;

45.

vestigt er de aandacht op dat in de omschrijving van de nieuwe- nabuurschapsprogramma's en van toekomstige nieuwe-nabuurschapsinstrumenten de diverse vraagstukken moeten worden opgenomen die betrekking hebben op landen die een landgrens met de uitgebreide Unie hebben en op die landen waarmee de EU een zeegrens gemeen heeft; is van mening dat het Akkoord van Schengen enig plaatselijk grensverkeer mogelijk moet maken voor bepaalde bevolkingsgroepen en de traditionele grensoverschrijdende betrekkingen kunnen blijven bestaan en worden ontwikkeld;

46.

wijst erop dat de nieuwe-nabuurschapsprogramma's en nieuwe- nabuurschapssinstrumenten gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor regionale en plaatselijke gemeenschappen, die rechtstreeks betrokken moeten worden bij het beheer; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan te beginnen met de opbouw van een consulaire infrastructuur in grensgebieden om te komen tot de gewenste vereenvoudiging van de verstrekking van visa en een gedecentraliseerde uitvoering van de programma's te bevorderen;

47.

is verheugd over het voorstel van de Commissie voor een verordening over plaatselijk grensverkeer aan de externe landgrenzen van de lidstaten en beschouwt dit voorstel als een belangrijke stap op de weg naar garanties dat de nieuwe Schengen-grenzen geen belemmering worden voor handel, maatschappelijke en culturele uitwisseling of regionale samenwerking; constateert evenwel dat dergelijke risico's nog wel bestaan ten aanzien van andere regio's van de relevante nabuurlanden, dus niet de landen die een gemeenschappelijke grens hebben, en dat daarom waar mogelijk verdere maatregelen dienen te worden genomen;

48.

wijst in dit verband nogmaals uitdrukkelijk op de belangrijke rol van de nieuwe lidstaten als het erom gaat aan hun grenzen intensiever te werken aan de politieke dialoog, de geleidelijke opbouw van een vrijhandelszone d.m.v. nationale actieplannen en intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking;

49.

is ervan overtuigd dat het bestaan van verschillende instellingen waar de door deze resolutie geviseerde landen deel van uitmaken, een positief uitgangspunt is dat kan garanderen dat de strategie van de Unie een institutionele multilaterale dimensie krijgt en het voeren van het gemeenschappelijke beleid; herinnert eraan dat de politieke dialoog en de instellingen rekening moeten houden met de verschillende componenten: regering, parlement, gedecentraliseerde instellingen en de georganiseerde civil society;

50.

bepleit in samenhang met het initiatief van de grotere Europese nabuurschap

een versterking van het gemeenschappelijk optreden van de EU in bestaande internationale instellingen (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), Raad van Europa),

een intensievere samenwerking met de Raad van Europa, vooral gezien de ervaring die de Raad heeft opgedaan bij consolidering van democratische processen en vorming van de rechtsstaat,

dat rekening wordt gehouden met een eventuele uitbreiding van de OVSE met de landen van het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten of in elk geval ontwikkeling van samenwerkingsprocessen met deze landen,

een nieuw elan van de Europese Conferentie als instrument voor samenwerking in het kader van het beleid van de grotere Europese nabuurschap, waaraan ook de landen van de zuidelijke Kaukasus als volwaardige leden kunnen deelnemen,

oprichting tijdens het Italiaanse voorzitterschap van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering zodat het proces van Barcelona een parlementaire dimensie krijgt en uitbreiding ervan tot andere landen van de mediterrane regio en het Midden-Oosten;

51.

verzoekt de landen die onder het beleid van de grotere Europese nabuurschap vallen en die dit nog niet hebben gedaan om alle internationale verdragen inzake maatregelen ter bestrijding van het terrorisme te ondertekenen, te ratificeren en strikt toe te passen, met volledige inachtneming van het Handvest van de Verenigde Naties; wenst tevens dat er een netwerk van contacten wordt opgezet om informatie uit te wisselen en samen te werken bij de bestrijding van het terrorisme;

52.

is er met het oog op een betere eerbiediging van de mensenrechten in het mediterrane gebied voorstander van dat in de betrokken landen onafhankelijke instellingen worden opgericht, als garantie voor de daadwerkelijke implementatie van de rechten die voortvloeien uit bilaterale en multilaterale overeenkomsten die worden gesloten; verzoekt alle betrokken landen die dit nog niet hebben gedaan, zich aan te sluiten bij het voorstel voor een moratorium op de doodstraf en het Internationaal Strafhof te erkennen;

53.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de OVSE en de regeringen van de in deze resolutie genoemde landen.


(1)  P5_TA(2002)0296.

(2)  P5_TA(2003)0020.

(3)  P5_TA(2003)0292.

P5_TA(2003)0521

Noordelijke dimensie

Resolutie van het Europees Parlement over de Noordelijke dimensie

Het Europees Parlement,

gezien het tweede actieplan voor de Noordelijke dimensie 2004-2006, dat tijdens de op 16/17 oktober 2003 in Brussel gehouden zitting van de Europese Raad is aangenomen,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 januari 2003 over de Noordelijke dimensie — nieuw actieplan 2004-2006 (1),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 maart 2003 over de grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden (COM(2003) 104),

gelet op artikel 37, lid 2 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de Noordelijke dimensie sedert haar totstandkoming in 1999 heeft laten zien over een groot potentieel te beschikken, maar daarbij nog niet het voor de ontwikkeling van de noordelijke gebieden van ons continent en van het Arctische gebied gewenste niveau heeft bereikt,

B.

overwegende dat de Commissie in maart 2003 met haar eerste concept voor een groter Europees nabuurschapsbeleid is gekomen en dat de conclusies van de Europese Raad van 16 juni 2003 thans als uitgangspunt dienen voor de verdere bemoeiingen van de Commissie; overwegende dat dit beleid een nieuwe nadruk legt op de betrekkingen met de bestaande en toekomstige buren in een uitgebreide Unie, waarvan de Noordelijke dimensie een integrerend deel uitmaakt,

C.

overwegende dat het voornaamste doel van het beleid voor de Noordelijke dimensie is de kansen en problemen aan te pakken die worden geboden door de uitbreiding, waardoor de grens van de EU opschuift tot Rusland, en Wit-Rusland en Oekraïne nieuwe nabuurstaten van de EU worden, en overwegende dat enkele partnerlanden van de Noordelijke dimensie lid zullen worden van de EU, waardoor de interne aspecten van de Noordelijke dimensie aan betekenis zullen winnen,

D.

overwegende dat de nieuwe grensregio's veel menselijk en economisch potentieel te bieden hebben, en dat wij ons derhalve meer moeten inspannen om duurzame ontwikkeling en economische groei te stimuleren, het grensoverschrijdend verkeer van mensen en goederen te vergemakkelijken en tegelijkertijd nauw samen te werken bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, armoede en sociale ongelijkheid, bij de verbetering van gezondheidszorg en sociaal welzijn en bij de bevordering van productieve werkgelegenheid en sociale en culturele uitwisseling, waarbij als algemeen doel moet vooropstaan dat de democratie en de stabiliteit in het gebied moeten worden versterkt,

E.

overwegende dat de maritieme veiligheid nog steeds een belangrijk probleem is, vooral in de Oostzee, waar het gebruik van tankschepen voor aardolietransport snel toeneemt; voorts overwegende dat de Oostzee al zwaar verontreinigd is en dat het feit dat zij een binnenzee is haar extra kwetsbaar maakt,

F.

overwegende dat de gevolgen van de mondiale klimaatsverandering in de noordelijke en Arctische gebieden dramatische proporties kunnen aannemen,

G.

overwegende dat de reikwijdte van de Noordelijke dimensie zich veel verder uitstrekt dan alleen maar het noordwestelijke deel van Rusland, namelijk tot het gehele Noordpoolgebied en het hele Oostzeebekken,

H.

overwegende dat meer interactie op alle niveaus tussen Rusland en de EU in het kader van de Noordelijke dimensie van essentieel belang is om deze algemene doelen te kunnen verwezenlijken en als katalysator zal fungeren voor het aanhalen van de banden die Rusland met de EU onderhoudt,

I.

overwegende dat op de zitting van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen te Luxemburg op 9 april 2001 is besloten een Forum voor de Noordelijke dimensie op te zetten, en dat dit besluit nog steeds niet is uitgevoerd,

1.

verwelkomt het tweede actieplan voor de Noordelijke dimensie als een belangrijk element bij de totstandkoming van de in het kader van de Noordelijke dimensie te ontwikkelen beleidsinstrumenten en als een belangrijke bijdrage voor de betrokken regio;

2.

wijst er in dit verband op dat het hoofddoel van het huidige actieprogramma eruit bestaat een helder operationeel kader te bieden voor allen die bij de Noordelijke dimensie belang hebben, alsmede strategische doelen en prioriteiten te stellen;

3.

onderstreept dat de aanstaande toetreding van tien nieuwe lidstaten het belang van de Noordelijke dimensie nog zal doen toenemen, evenals de verdere ontwikkeling en implementatie van het beleid van de Unie in het kader van een „Groter Europa — nieuwe-nabuursc”; is van mening dat het nieuwe-nabuurschapsbeleid en het nieuwe-nabuurschapsinstrument in de relaties met alle EU-buurlanden ten uitvoer moeten worden gelegd, hetgeen de financiering van de beleidsmaatregelen in het kader van de Noordelijke dimensie ten goede zal komen;

4.

steunt de specifieke activiteiten van onderhavig actieplan, rekening houdend met alle belangrijke onderwerpen die door het Europees Parlement in voorgaande resoluties aan de orde zijn gesteld en die zes grote prioritaire sectoren omvatten:

economie, zakenwereld en moderne infrastructuur;

menselijk potentieel, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en gezondheid en sociale vraagstukken;

samenwerking op energiegebied;

milieu, nucleaire veiligheid en grondstoffenreserves;

grensoverschrijdende samenwerking en regionale ontwikkeling;

justitie en binnenlandse aangelegenheden,

en met bijzondere aandacht voor regio's met specifieke behoeften zoals Kaliningrad en het Poolgebied;

5.

spreekt zijn waardering uit voor de in de actieplannen voorgestelde milieuaspecten, met name voor wat betreft de maritieme veiligheid in de Oostzee, het besluit om de Oostzee in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie aan te merken als een bijzonder kwetsbaar gebied en het feit dat in het algemeen de nadruk ligt op duurzame ontwikkeling en het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen; spreekt in het bijzonder zijn steun uit voor het streven om scherper toezicht te houden op milieuverontreinigende stoffen en aan te sturen op een effectiever afvalwaterbeheer;

6.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat teveel het accent is komen te liggen op de exploitatie van fossiele brandstoffen en dat te weinig aandacht is besteed aan de belangrijke rol die hernieuwbare energiebronnen in de regio zouden kunnen vervullen;

7.

uit in het bijzonder zijn voldoening over de strategie die is gevolgd in het kader van het Milieupartnerschap voor de Noordelijke dimensie (NDEP), onder meer het NDEP-steunfonds; is derhalve ingenomen met het feit dat op 27 oktober 2003 in Oslo het Partnerschap voor gezondheidszorg en sociaal welzijn in het kader van de Noordelijke dimensie is opgericht;

8.

begroet de ondertekening op 21 mei 2003 van het Multilateraal Nucleair Milieuprogramma (MNEPR) als een belangrijke stap naar meer transparantie en efficiency en een sneller optreden bij de internationaal gefinancierde nucleaire sanerings- en ontmantelingsprogramma's in Rusland; spoort Rusland ertoe aan deze overeenkomst onverwijld te ratificeren; onderstreept het belang van milieueffect- en risico-evaluaties bij de implementatie van projecten;

9.

betreurt het ontbreken van coördinatie tussen de bestaande internationale milieu-, nucleaire-veiligheids- en non-proliferatieprogramma's; verzoekt de Europese Unie het initiatief te nemen om een onderzoek in te stellen naar de oprichting van een internationaal bureau voor milieu- en non-proliferatietoezicht met het oog op de coördinatie van de inspanningen om Rusland te helpen het hoofd te bieden aan de ernstige milieuproblemen in het land ten gevolge van radioactief afval;

10.

uit zijn voldoening over de nauwere samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, met name voor wat betreft de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en mensenhandel en de samenwerking bij grensbewaking en civiele bescherming;

11.

spreekt zijn waardering ervoor uit dat er aandacht wordt besteed aan het vraagstuk van de vrouwenhandel en steunt het in het actieplan geopperde denkbeeld projecten te richten ter verbetering van de situatie van (mogelijke) slachtoffers en ter ontmoediging van de vraag naar seksuele diensten van vrouwen en kinderen;

12.

onderkent de speciale rol die noordwestelijk Rusland vervult in het kader van het beleid inzake de Noordelijke dimensie, maar merkt op dat noch de ontwikkeling van het „Arctisch Venster”, noch de behoefte aan nauwere politieke en wetenschappelijke samenwerking met Canada en de Verenigde Staten in het actieplan worden vermeld;

13.

dringt aan op verbetering van de coördinatie tussen de EU, de Noordpoolraad, de Raad van Oostzeelanden, de Noordse Raad, de Euro-Arctische Raad voor de Barentsz-zee en andere organen die betrokken zijn bij Noordpool- en regionale aangelegenheden, en een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen alle desbetreffende overheidsorganen in de EU;

14.

betreurt het uitblijven van concrete voorstellen die expliciet bedoeld zijn voor de inheemse bevolkingsgroepen in het gebied, met name de Samen, die op politiek niveau beter moeten worden vertegenwoordigd;

15.

is van mening dat er nauwere verbindingen noodzakelijk zijn tussen de in het kader van de Noordelijke dimensie ontwikkelde beleidsinstrumenten en de EU-begroting, en dringt aan op adequate financiering van eerstgenoemde instrumenten;

16.

is bezorgd over de problemen die zich voordoen bij de tenuitvoerlegging van de begrotingslijn voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van TACIS; onderstreept de noodzaak tot verbetering van het regelgevings- en begrotingskader voor de implementatie van het grensoverschrijdende TACIS-programma naar het model van de voor het nieuwe-nabuurschapsinstrument te volgen procedure, en zal de voorstellen om de bestaande leningfaciliteiten uit te breiden tot de TACIS-landen nauwgezet bezien; beklemtoont tevens het belang van samenwerking tussen de in het kader van Interreg en TACIS opgezette activiteiten; en gaat ervan uit dat enkele proefprojecten in delen van het grensgebied kunnen worden uitgevoerd zelfs voordat het nieuwe-nabuurschapsinstrument van start gaat;

17.

verzoekt alle partijen actief samen te werken om de energie-, vervoers en informatienetwerken van EU en Rusland te koppelen, hetgeen meer betrokkenheid van de Europese Investeringsbank zal vereisen; verzoekt de Raad de taakomschrijving van de EIB zo spoedig mogelijk te verruimen zodat deze in staat wordt gesteld nog meer bij Rusland betrokken te raken;

18.

onderstreept de noodzaak om projecten in het kader van de Noordelijke dimensie op te nemen in het door de Commissie voorgestelde TEN-programmapakket; wijst er nogmaals op dat bij de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur in de Noordelijke dimensie-regio met name aandacht moet worden gegeven aan de milieutechnische duurzaamheid van de voorgestelde oplossingen door voorrang te geven aan vervoer per spoor en over zee;

19.

dringt erop aan dat ook in de toekomst op alle niveaus van de implementatie en evaluatie van het actieplan gekozen vertegenwoordigers worden betrokken; betreurt het dat deze democratische dimensie ontbreekt;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en van de tien nieuwe lidstaten, van Rusland, Wit-Rusland, Canada en de VS.


(1)  P5_TA(2003)0020.

P5_TA(2003)0522

Europees defensiematerieel

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over Europese defensie — Industriële en marktvraagstukken — Naar een EU-beleid voor defensiematerieel (COM(2003) 113 — 2003/2096(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie (COM(2003) 113) en de daaraan voorafgaande mededelingen van de Commissie (COM(1996) 10 en COM(1997) 583),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 11 april 1984 (1), 13 juli 1990 (2), 17 september 1992 (3), 19 januari 1995 (4), 15 mei 1997 (5), 14 mei 1998 (6), 30 november 2000 (7), 10 april 2002 (8), 15 mei 2002 (9) en 10 april 2003 (10), over dit onderwerp,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de respectieve Europese Raden over deze aangelegenheid, en met name die van de Europese Raad van Keulen (3-4 juni 1999) en de Europese Raad van Helsinki (10-11 december 1999) over de versterking van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid, alsmede de verslagen van het voorzitterschap over de uitbreiding van de middelen van de Unie voor militair en niet-militair crisisbeheer,

gezien de op 6 juli 1998 door de ministers van Defensie van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden te Londen ondertekende intentieverklaring over maatregelen ter ondersteuning van de herstructureringen in de defensie-industrie, waarin de door de respectieve regeringen vastgestelde doelstellingen en beginselen zijn vermeld om de totstandkoming en het doeltreffend functioneren van transnationale defensiebedrijven in Europa te bevorderen,

gezien de gemeenschappelijke verklaring van de ministers van Defensie van de betrokken landen van 20 april 1998, waarbij zij overeenkwamen bij voorrang te zullen streven naar harmonisatie van de aanschaf van benodigdheden voor hun strijdkrachten teneinde overlapping in hun aankoopbeleid en bij onderzoek en technologische ontwikkeling te voorkomen,

gezien het op de informele zitting van de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken van de EU van 7 mei 2000 op de Azoren bereikte akkoord, waarbij is besloten projecten te ondersteunen voor de oprichting van gemeenschappelijke werkgroepen van de EU en de NAVO, die zich zullen bezighouden met vraagstukken betreffende veiligheid en militaire capaciteit, met het treffen van voorzieningen om de EU in staat te stellen gebruik te maken van de militaire middelen van de NAVO en met de uitwerking van permanente consultatiemechanismen tussen de EU en de NAVO,

gezien de op 19 november 2001 gehouden conferentie over het Europees actieplan inzake militaire en politiële capaciteiten,

gezien de op de Top van Praag van 21 november 2002 door de staatshoofden en regeringsleiders van het Atlantisch bondgenootschap afgelegde verklaring,

gezien de op 3 juni 2003 te Madrid gehouden zitting van de Noordatlantische Raad en van de NAVOEU- ministerraad,

gelet op artikel 17, lid 1 van het EU-Verdrag, en met name de paragraaf inzake samenwerking op bewapeningsgebied, alsook op artikel 296 van het EG-Verdrag betreffende de bescherming van de nationale veiligheidsbelangen,

gelet op de artikelen 47, lid 2 en 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0342/2003),

gezien het tweede verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid (A5-0370/2003),

A.

overwegende dat het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) de mogelijkheid heeft gecreëerd om onder leiding van de EU zowel civiele als militaire crisisbeheersingsoperaties op te zetten en uit te voeren, zonder daarmee afbreuk te doen aan de specifieke doelstellingen van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten,

B.

overwegende dat het feit dat tal van Europese landen consequent niet een groter bedrag aan defensie uitgeven en hun militaire vermogen en de interoperabiliteit met de Geallieerden niet verbeteren de interne samenhang binnen de NAVO zelf in gevaar kan brengen,

C.

overwegende dat de lidstaten van de Europese Unie begrotingstechnisch gezien ongeveer half zoveel aan defensie uitgeven als de Verenigde Staten, maar dat het rendement daarvan in termen van militaire capaciteit verhoudingsgewijs slechts 10% is van dat in de VS,

D.

overwegende dat onderling nauwe samenwerking, daar beide samenlevingen gebaseerd zijn op dezelfde waarden van vrijheid, democratie, rechtsstaat en mensenrechten, noodzakelijk is,

E.

overwegende dat het concept van een Europese defensie-identeit door alle partijen bij het Atlantisch bondgenootschap is aanvaard en erkend op hun bijeenkomst te Berlijn in juni 1996,

F.

overwegende dat het op 16 december 2002 gesloten strategisch partnerschapsakkoord en de sluiting en tenuitvoerlegging van de permanente akkoorden tussen de EU en de NAVO, met name de „Berlijn plus”-akkoorden, de EU de mogelijkheid bieden om bij de uitvoering van door de Unie opgezette operaties gebruik te maken van de operationele militaire planningcapaciteiten van de NAVO en haar bevelsstructuren, hetgeen tevens de verplichting impliceert de compatibiliteit van de gebruikte defensieapparatuur te verbeteren,

G.

overwegende dat het einde van de koude oorlog resulteerde in een vermindering van het aantal bestellingen voor militaire apparatuur en dat deze sector derhalve niet alleen uit economisch, maar ook uit sociaal oogpunt nieuw leven moet worden ingeblazen, vooral met het oog op de bevordering van de veiligheid in de wereld,

H.

overwegende dat de daaruit voortvloeiende herstructurering van de nationale defensiebedrijven de totstandkoming van diverse overlegstructuren in de hand heeft gewerkt, zoals ook blijkt uit de bovengenoemde intentieverklaring en de desbetreffende kaderovereenkomst, alsook uit de oprichting van een gemeenschappelijke organisatie voor samenwerking op bewapeningsgebied,

I.

overwegende dat de veiligheid binnen de EU na de gebeurtenissen van 11 september 2001 een urgenter karakter heeft gekregen, in die zin dat er een grotere verantwoordelijkheid is komen te liggen bij de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de buitengrenzen van de Unie,

J.

overwegende dat de parlementaire controlebevoegdheden in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het EVDB zowel berusten bij het Europees Parlement als bij de nationale parlementen en dat de nationale parlementen nog steeds beschikken over essentiële bevoegdheden ten aanzien van zowel militaire uitgaven als operationele aangelegenheden met betrekking tot de strijdkrachten,

K.

overwegende dat de uitbreiding van de NAVO en — parallel daaraan — van de EU meer coördinatie tussen alle lidstaten noodzakelijk maakt,

L.

overwegende dat de Europese defensie-industrie economisch en politiek van vitaal belang is voor de EU,

M.

overwegende dat er geen interne markt voor defensiematerieel bestaat en dat de nationale aanschafprocedures en uiteenlopende uitvoerbepalingen de ontwikkeling ervan doorkruisen,

N.

overwegende dat dit profijtelijk kan zijn voor het midden- en kleinbedrijf en dat de wapenindustrie aandringt op een gecoördineerd beleid voor de aanschaf van defensiematerieel,

1.

neemt kennis van de mededeling van de Commissie, waarmee zij tegemoetkomt aan een daartoe strekkend verzoek van het Europees Parlement en de lidstaten een adequaat referentiekader biedt voor nauwere en effectievere samenwerking op bewapeningsgebied;

2.

dringt erop aan dat de EU zich voorziet van de nodige militaire capaciteiten om de geloofwaardigheid van de doelstellingen van haar buitenlands en defensiebeleid te waarborgen; geeft er zich rekenschap van dat deze politiek slechts kans van slagen heeft indien de lidstaten bereid zijn op lange termijn voldoende in hun militaire budgetten te investeren om uiteindelijk aan hun defensieverplichtingen te kunnen voldoen en verwacht dat de Commissie in 2004 een groenboek publiceert met de gemeenschappelijk toegepaste normen voor de aankoop van defensiematerieel;

3.

spreekt de overtuiging uit dat de NAVO nog steeds niet alleen een essentiële garantie vormt voor de stabiliteit en de veiligheid in de Euro-Atlantische regio, maar tevens een onontbeerlijk kader is voor het opzetten van bondgenootschappelijke operaties; overweegt dus dat het in ieders belang is de interoperabiliteit van de Europese en transatlantische defensieapparatuur te verbeteren;

4.

onderkent in dit verband de noodzaak om gunstige voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling van een concurrentiebestendige en levensvatbare Europese defensie-industrie; schaart zich onverkort achter het project van de Commissie om gegevens te verzamelen teneinde de situatie van de defensie-industrie binnen de EU in kaart te brengen; dringt aan op opstelling van een onderzoek- en ontwikkelingsprogramma ter verbetering van de defensiecapaciteit van de Unie; onderstreept derhalve tevens de noodzaak om op communautair niveau model- en demonstratieprojecten te bevorderen ter ondersteuning van de Europese capaciteiten op het gebied van geavanceerde technologie;

5.

dringt erop aan dat er bij de ontwikkeling van een Europese defensiebijdrage geen plaats is voor schaduwbudgetten en dat parlementaire controle moet worden gewaarborgd; wijst erop dat deze controle thans grotendeels moet worden uitgeoefend door de nationale parlementen;

6.

spoort de lidstaten ertoe aan de defensie-industrie te herstructureren en consequent invulling te geven aan de interdependentie tussen bedrijfsleven en technologie in deze sector, zodat de overheidsuitgaven voor defensie beter worden benut en overlapping wordt voorkomen;

7.

spreekt dan ook zijn steun uit voor intra-Europese samenwerking, vrije concurrentie en voor toepassing van het communautair preferentiebeginsel, zonder evenwel samenwerking met derde landen noch de aanschaf van defensiematerieel buiten Europa door de lidstaten uit te sluiten wanneer de leveringsvoorwaarden aldaar financieel gunstiger zijn dan die binnen de Europese Unie zelf en mits deze aankopen verenigbaar zijn met de verwezenlijking van een Europees project;

8.

dringt erop aan dat met de verwachtingen op het gebied van veiligheid en nationale stabiliteit van de kandidaat-lidstaten ten volle rekening wordt gehouden, aangezien deze landen moeten worden betrokken bij de herstructurering van de defensie-industrie;

9.

is van mening dat de steeds verdergaande openstelling van de wapenmarkten erop gericht moet zijn de bevoorrading op nationaal en Europees niveau veilig te stellen; spreekt zich in dat verband uit voor beperking van de controles op de intracommunautaire handel in defensiematerieel, vereenvoudiging van de administratieve procedures en harmonisatie van de nationale vergunningenstelsels; onderkent evenwel het complexe karakter en de politieke gevoeligheid van deze sector uit het oog te verliezen;

10.

wijst er andermaal op dat het heeft aangedrongen op de geleidelijke totstandbrenging van een Europese wapenmarkt en dat met het oog hierop ter zake gemeenschappelijke regels moeten worden vastgesteld en toegepast; verzoekt de Commissie met voorstellen te komen voor doorzichtige en eenvoudiger procedures op dit terrein;

11.

wijst erop dat de normalisatieinstellingen van de Europese Unie een belangrijke bijdrage dienen te leveren tot interoperabiliteit van de militaire goederen, met name van de producten die in de burger- en de militaire sector worden gebruikt;

12.

wijst er nogmaals op dat de interne openstelling van de markten voor militaire goederen vergezeld dient te gaan van een verdere uitbreiding van het toezicht op wapenexport aan de buitengrenzen van de EU; wijst er in dit verband nadrukkelijk op dat de EU en haar lidstaten alle aanbevelingen van het Parlement inzake de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer volledig ten uitvoer moeten leggen;

13.

stelt voor, in het kader van de onderhandelingen over de nieuwe financiële vooruitzichten, uit de structuurfondsen te financieren communautaire programma's in te voeren ter ondersteuning van militaire heruitrustingsuitgaven met name een programma dat uitsluitend gericht is op de ontwikkeling van apparatuur ter bescherming van de externe grenzen van de Europese Unie, met als doel deze af te stemmen op de behoeften in de strijd tegen internationaal terrorisme en georganiseerde criminaliteit, illegale immigratie, wapen-, drugs- en mensenhandel en bij de bestrijding van maritieme piraterij;

14.

wijst in dit verband op het besluit van de Europese Raad van Thessaloniki om in 2004 een intergouvernementeel bureau op te zetten voor de ontwikkeling van de defensie-, onderzoeks-, aankoop- en bewapeningscapaciteit, dat moet opereren onder het gezag van de Raad en waaraan alle lidstaten kunnen meewerken; maakt er evenwel tevens op attent dat vooraf helder en duidelijk moet worden vastgesteld op welke terreinen dit nieuw op te richten bureau actief dient te zijn, zodat het zich beter kan bewijzen; dringt erop aan geraadpleegd te worden wanneer deze taakomschrijving en de praktische richtlijnen voor het functioneren van het bureau worden vastgesteld;

15.

is van mening dat dit bureau zich in de eerste plaats zou moeten bezighouden met de uitrusting en bewapening van de Europese crisisinterventiemacht, en inzonderheid met de interne compatibiliteit daarvan; is voorts van oordeel dat het bureau een langetermijnstrategie voor de capaciteitsproblematiek dient te ontwikkelen; is van mening dat het bureau moet analyseren op welk moment en op welk gebied er nieuwe behoeften zullen ontstaan en welke technologische mogelijkheden er op dat moment voorhanden zullen zijn om in de geconstateerde manco's te voorzien; is tevens van mening dat het bureau de beschikking moet krijgen over een eigen budget, dat zich dient te concentreren op het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe technologieën;

16.

pleit ervoor om bij alle besluitvorming over het industriebeleid de medebeslissingsprocedure te volgen;

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 127 van 14.5.1984, blz. 70.

(2)  PB C 231 van 17.9.1990, blz. 209.

(3)  PB C 284 van 2.11.1992, blz. 138.

(4)  PB C 43 van 20.2.1995, blz. 89.

(5)  PB C 167 van 2.6.1997, blz. 137.

(6)  PB C 167 van 1.6.1998, blz. 190.

(7)  PB C 228 van 13.8.2001, blz. 173.

(8)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 582.

(9)  PB C 180 E van 31.7.2003, blz. 392.

(10)  P5_TA(2003)0188.

P5_TA(2003)0523

Stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa

Resolutie van het Europees Parlement over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa: Tweede jaarverslag (COM(2003) 139 - 2003/2094(INI))

Het Europees Parlement,

gezien het tweede jaarverslag van de Commissie over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (COM(2003) 139),

gezien de conclusies van de Vierde Parlementaire Conferentie EU-Stabiliteitspactlanden, d.d. 21 mei 2003,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 5 juni 2003 (1) over de vergadering van de Troïka en de landen die deelnemen aan het Stabiliteitspakt voor Zuidoost-Europa en van 3 juli 2003 (2) over de vergadering van de Europese Raad (Thessaloniki, 19/20 juni 2003),

gezien de conclusies van de Topconferentie EU-Oostelijke Balkan op 21 juni 2003 en de op deze top goedgekeurde gemeenschappelijke verklaring,

gezien de resoluties van de VN- Veiligheidsraad nr. 1244/1999 van 10 juni 1999 over Kosovo, 1503 (2003) van 28 augustus 2003 voorzover betrekking hebbend op de relaties en werkzaamheden van het Internationaal Tribunaal voor misdrijven in het voormalige Joegoslavië (ICTY), 1491 (2003) van 11 juli 2003 inzake Bosnië en Herzegovina, het verslag S/2003/675 van de secretaris-generaal van de VN van 26 juni 2003 over de VN-Interim Administration Mission in Kosovo, en de resoluties van het Europees Parlement van 28 februari 2002 (3), 26 september 2002 (4) en 24 oktober 2002 (5) over het Internationaal Strafhof,

gelet op de artikelen 47, lid 2 en 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de adviezen van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0397/2003),

Algemene en horizontale kwesties

1.

herhaalt zijn overtuiging, tot uitdrukking gebracht in zijn resolutie van 7 november 2002 (paragraaf 3) (6) inzake het verslag van de Commissie „Het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa, eerste jaarverslag”, dat alleen sprake kan zijn van een Europees perspectief indien de landen voldoen aan de criteria van Kopenhagen en verzoekt de Raad en de Commissie de steun aan de aan het Stabilisatie- en Associatieproces (SAP) deelnemende landen te koppelen aan de eventuele overgang naar een volgend stadium van het SAP onder de volgende voorwaarden:

samenwerking met het ICTY,

implementatie van een doeltreffend beleid gericht op de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden,

implementatie van een actief beleid tegen corruptie, georganiseerde misdaad, mensenhandel en handel in wapens en drugs;

2.

acht het onwenselijk dat in de toekomst een SAP-land toetreedt tot de EU indien en wanneer dat land met de V.S. een bilaterale overeenkomst sluit die de volledige effectiviteit van het Internationaal Strafhof ondermijnt;

3.

wijst erop dat de succesvolle voltooiing van het werk van het parket van de aanklager bij het ICTY moet afhangen van een volledige en snelle medewerking van alle regeringen van de SAP-landen, in het bijzonder van de regeringen aan wie om uitlevering van voortvluchtigen is gevraagd (Kroatische regering, regering van Servië en Montenegro, en de Bosnisch-Servische autoriteiten);

4.

verzoekt de Commissie en de Raad hun volledige steun te geven aan de aanklager bij het ICTY voor de vervulling van haar prioriteiten voor de komende vier jaar zoals deze door de VN-Veiligheidsraad zijn gesteld: voltooiing van onderzoeken in 2004, uitlevering van alle overblijvende voortvluchtigen, en afhandeling van alle berechtingen in 2008 en hogere beroepen in 2010;

5.

wijst erop dat de SAP-landen een begin gemaakt hebben met binnenlandse processen tegen verdachten van oorlogsmisdaden; onderstreept dat gerechtelijke procedures tegen verdachten ongeacht hun etniciteit aangespannen moeten worden;

6.

herhaalt zijn verzoek aan de Raad en de Commissie, geformuleerd in zijn voornoemde resolutie van 3 juli 2003 (paragraaf 35), om een levensvatbaar financieel bestek voor de SAP-landen voor te leggen onder een geherstructureerde rubriek 7 van de financiële vooruitzichten;

7.

verzoekt de Raad en de lidstaten zich voor te bereiden op een waarschijnlijke terugtrekking van Amerikaanse troepen uit de VN-contingenten in Zuidoost-Europa, en de vervanging ervan door vredestroepen onder leiding van de EU tijdig te plannen;

8.

doet een beroep op de SAP-landen om de discriminatie tegen de Roma-bevolking aan te pakken, onder meer door de aanneming van doeltreffende anti-discriminatiewetgeving en een systematische controle op de toegang van Roma tot onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten;

9.

herhaalt zijn voorstel, geformuleerd in zijn voornoemde resolutie van 7 november 2002 (paragraaf 4), om diepgaand van gedachten te wisselen over de toekomstige ontwikkelingen van de huidige institutionele kaders en de status van semi-overheidsinstellingen, binnen het kader van de desbetreffende VN-resoluties;

10.

merkt op dat voor landen waar de rechten van de burgers afhangen van etnische herkomst, geen perspectief bestaat voor toetreding tot de EU;

11.

wijst er met nadruk op dat de huidige visaregeling tussen de EU en de SAP-landen het Europese perspectief voor deze landen ondermijnt en vertraagt, en een bron van vernedering voor hun burgers geworden is; doet een beroep op de Raad en de Commissie om duidelijke maatstaven vast te leggen voor de wijze waarop de visaregelingen met de SAP-landen geleidelijk kunnen worden versoepeld naargelang die landen de nodige hervormingen doorvoeren; is van mening dat dit een tastbaar teken zal zijn dat de EU nader tot de burgers van de SAP-landen komt;

12.

verzoekt de Commissie dringend te zorgen voor gebieden met versoepeld verkeer tussen naburige landen, waardoor de ontwikkeling van de grensoverschrijdende en regionale samenwerking wordt gestimuleerd;

13.

verzoekt de Commissie dringend de organisatie van twinningprojecten op alle niveaus te bevorderen en te steunen en alle acties te steunen waarmee netwerkvorming tussen de verschillende actoren in de EU en de SAP-landen wordt vergemakkelijkt;

14.

verzoekt de Commissie de totstandbrenging van een doeltreffend overheidsbestuur in de SAP-landen te bevorderen, door versterking van de staatsstructuur maar ook van het regionaal en gemeentelijk bestuur, en de gemeenten bij te staan en te steunen bij de programmering van economische ontwikkelingsmaatregelen;

15.

moedigt de participatie van alle burgers in het lokale bestuur aan, hetgeen het gemeenschapsgevoel versterkt; verzoekt de Commissie en het Europees Bureau voor Wederopbouw de lokale autoriteiten te steunen door de goedkeuring van participatiebegrotingen en de bevordering van territoriale gemeentelijke planning;

16.

verzoekt de Commissie met voorstellen te komen ter inlossing van de beloftes door de Europese Raad van Thessaloniki gedaan, met name voor wat betreft de toegang tot communautaire programma's als Socrates; moedigt de SAP-landen, in het kader van de pretoetredingsstrategie aan deel te nemen aan de communautaire programma's ter bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen;

17.

verzoekt de SAP-landen de reeds ondertekende vrijhandelsakkoorden onverwijld ten uitvoer te leggen; wijst erop dat hiermee in gebreke blijven een obstakel zou vormen voor de ontwikkeling van het SAP en van levensvatbare regionale markten, hetgeen de economische situatie nog verder zou verzwakken;

18.

verzoekt de Commissie er terdege rekening mee te houden dat versterking van de steun voor de institutionele opbouw een voorwaarde vooraf is voor een succesvolle ontwikkeling van het SAP en deze versterking te begeleiden door alle mogelijkheden tot steunverlening voor de ontwikkeling van een gedegen infrastructuur te benutten;

19.

verzoekt de Commissie in het kader van CARDS lokale overheden te steunen bij de selectie van productiesectoren waarin de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen zal worden bevorderd en het traditionele lokale bedrijfsleven wordt gestimuleerd, alsmede om de bevordering van kleine leningen en een lokaal financieringssysteem te steunen, bij wijze van concrete steun aan de economie en opleiding tot verantwoordelijkheid;

20.

wijst er derhalve met klem op dat in het nieuwe actieplan voorrang moet worden gegeven aan structurele en economische hervormingen die leiden tot functionerende markteconomieën en de verwezenlijking van een duurzame ontwikkeling;

21.

verzoekt de landen in de regio, aangezien de handel in vrouwen en kinderen met het oog op hun seksuele uitbuiting (met name in Albanië en Bosnië-Herzegovina) onverminderd doorgaat, in samenwerking met de „bestemmingslanden”, zowel op binnenlands als op regionaal vlak actie te ondernemen en daarbij hoge prioriteit toe te kennen aan slachtofferhulp, opleidingsprogramma's voor de bevoegde diensten en preventie door middel van bewustmaking en voorlichting van de publieke opinie;

Albanië

22.

herinnert eraan dat een behoorlijk functionerende democratie en politieke stabiliteit van essentieel belang zijn voor een versnelde tenuitvoerlegging van hervormingen; betreurt het duidelijk onbevredigende verloop van de jongste lokale verkiezingen;

23.

moedigt de Albanese autoriteiten aan om hun toezeggingen gestand te doen om de reeds ondernomen hervormingen voort te zetten, daar de succesvolle afronding van het Stabiliteits- en Associatieakkoord (SAA) zal afhangen van hun mogelijkheden om de goedgekeurde wetgeving verantwoord uit te voeren en de noodzakelijke hervormingen te verwezenlijken;

24.

beveelt aan energiekere maatregelen te nemen om de vereiste middelen te creëren voor de strijd tegen corruptie, georganiseerde misdaad, handel in mensen, wapens en drugs; het functioneren van een onafhankelijk en efficiënt gerechtelijk bestel, verbetering van de administratieve capaciteiten van Albanië, met name inzake het grensbeheer, de ontwikkeling van een vrije en onafhankelijke mediasector en de bevordering en waarborging van de eerbiediging van de rechten van mens en van de rechten van minderheden;

25.

dringt erop aan dat vóór het einde van 2003 een nauwkeurige inventarisatie van de omvang van de nationale minderheden voorligt, teneinde de nationale wetgeving inzake minderheden en de conventies van de Raad van Europa overal in het land naar behoren te kunnen uitvoeren; verzoekt de autoriteiten om versterking van de overheidsstructuren die met de bescherming van minderheden zijn belast;

Bosnië-Herzegovina

26.

erkent het belangrijke en moeilijke werk van het OHR en de speciale EU-vertegenwoordiger bij de uitvoering van de „hervormingsagenda”; is van mening dat de internationale inspanningen geleidelijk aan meer op toezicht, stimulering en begeleiding gericht zouden moeten worden om invulling te geven aan het beginsel van de eigen verantwoordelijkheid;

27.

is verheugd dat de regering en het Parlement van Bosnië-Herzegovina de legers van verschillende eenheden onder één opperbevel hebben geplaatst;

28.

is verheugd over de instelling van een directoraat voor Europese Integratie en een commissie van beide kamers voor Europese Zaken; moedigt het Bosnische parlement aan om snel te beslissen over het gemeenschappelijke BTW-stelsel en de gemeenschappelijke hervorming van de douane;

29.

wijst op de tegenstrijdigheid dat sommige politieke krachten in Bosnië- Herzegovina de Europese integratie openlijk steunen maar de voor het functioneren van de staat noodzakelijke hervormingen blokkeren; wijst erop dat Bosnië-Herzegovina de verantwoordelijkheid voor zijn eigen ontwikkeling op zich moet nemen en zich minder moet verlaten op de internationale gemeenschap;

30.

herinnert de Bosnische autoriteiten eraan dat staatsvorming een voorwaarde vooraf is voor toenadering tot de EU; dringt er bij de politieke en sociale actoren op aan om over te gaan tot een gedegen evaluatie van de bestaande, uit de akkoorden van Dayton geresulteerde instellingen teneinde deze levensvatbaar en doeltreffend te maken en, zo nodig, verder te gaan dan Dayton en mechanismen te creëren die de staatsvorming versterken; is dan ook verheugd over de vastlegging van langere termijnen voor de uitvoerende autoriteiten die zullen leiden tot een doelmatiger bestuur;

31.

is ingenomen met de constante terugkeer van vluchtelingen in een deel van het land, hetgeen, hoewel dit langzaam geschiedt, aantoont dat het mondiale klimaat geleidelijk aan verbetert; doet een dringend beroep op de autoriteiten op alle niveaus in de Republiek Srpska om zich eindelijk krachtdadig in te zetten om de terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken, met name naar de Posavina-regio en Banja Luka;

32.

benadrukt dat de voortdurende straffeloosheid van aangeklaagde oorlogsmisdadigers en problemen rond hun uitlevering de grootste problemen blijven vormen, die verzoening en opbouw van wederzijds vertrouwen tussen de volken in de weg staan; verzoekt de Bosnische autoriteiten volledig mee te werken met het ICTY; doet een beroep op de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina in alle bestuurslagen, de maatschappelijke organisaties en alle andere verantwoordelijke partijen om alles in het werk te stellen om Karadic en Mladic voor dit tribunaal te brengen;

33.

dringt er bij de Commissie op aan haar onderzoek naar de haalbaarheid van het openen van onderhandelingen over de SAA voor eind 2003 af te ronden;

Kroatië

34.

wijst er met klem op dat - zoals het reeds betoogd had in de voornoemde resolutie (paragraaf 31) van 7 november 2002 - een intensieve dialoog en diplomatieke instrumenten de meest geschikte aanpak voor de verwezenlijking van een akkoord over de grenzen blijven; betreurt dat de Kroatische autoriteiten zonder passend overleg en coördinatie met alle landen rond de Adriatische zee een milieu- en visserijzone hebben aangewezen; verwacht dat er overeenstemming zal worden bereikt na de Conferentie van Venetië, die gepland is op 25-26 november 2003;

35.

is verheugd over de nieuwe constitutionele wetgeving inzake de rechten van minderheden;

36.

prijst het besluit van Kroatië om geen bilaterale overeenkomst met de V.S. te sluiten over het Internationaal Strafhof, ofschoon het daarmee veel financiële steun van de V.S. verliest;

37.

verwelkomt de aanvraag van Kroatië voor het EU-lidmaatschap en verzoekt de Commissie haar advies over deze aanvraag voor eind maart goed te keuren;

38.

vestigt de aandacht van de Kroatische autoriteiten op hun belang bij de verwezenlijking van substantiële verbeteringen - voorafgaand aan de goedkeuring van het advies van de Commissie over de aanvraag van Kroatië tot toetreding tot de EU - op de volgende terreinen:

volledige uitvoering van alle bepalingen in de onlangs vastgestelde Wet inzake nationale minderheden, met name hun vertegenwoordiging bij de rechterlijke macht en de politie, en van de bepalingen inzake huisvesting voor terugkerende vluchtelingen, die een directe weerslag zullen hebben op het optreden van plaatselijke autoriteiten en een onbelemmerde terugkeer van vluchtelingen zullen waarborgen,

bestrijding van corruptie,

volledige samenwerking met het ICTY als noodzakelijke basis voor verzoening,

onafhankelijkheid en vrijheid van de media (met name overeenkomstig internationale of EU-aanbevelingen ter verzekering van de nodige transparantie en onafhankelijkheid van de sector en de regelgevende instanties),

uitvoering van de in 2002 goedgekeurde strategie voor de hervorming van het gerechtelijk bestel;

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

39.

verwelkomt de voorgestelde politieoperatie ten vervolge op Concordia, maar verwacht dat de militaire aanwezigheid van de EU ook zolang als nodig gehandhaafd blijft;

40.

pleit voor verdere inspanningen voor de volledige ontmanteling van het Albanese Nationale Bevrijdingsleger; wijst op de essentiële rol van de regionale samenwerking en de samenwerking met de EU om een eind te maken aan de wapenhandel;

41.

dringt aan op een versnelde tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Ohrid, met name voor wat betreft de hervorming van de politie en het leger van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Amnestiewet voor voormalige NLA-militairen en de hervorming van het lokale bestuur;

42.

dringt met klem aan op een actiever beleid tegen corruptie en georganiseerde misdaad; roept alle politieke partijen op om het gebruik van geweld te veroordelen en tegen te gaan;

Servië en Montenegro

43.

wijst erop dat de EU bereid dient te zijn om Servië en Montenegro te helpen om een duurzame regeling te treffen, waarbij een neutraal standpunt inzake de vorm die deze relatie zou moeten aannemen, moet worden ingenomen;

44.

wijst op de noodzaak om technische steun in het kader van SAP/SAA aan de twee republieken te concentreren op de praktische problemen die moeten worden opgelost, ongeacht de vorm van hun uiteindelijke relatie;

45.

wijst op de voortdurende problemen voor de Servische regering om een parlementaire meerderheid te verkrijgen; uit zijn bezorgdheid over de daaruit resulterende impasse met betrekking tot de politieke en economische hervormingen;

46.

moedigt de Servische regering aan spoed te maken met de huidige hervorming van het leger en deze op korte termijn en doeltreffend af te ronden;

47.

wijst erop dat meer actie in Servië en Montenegro vereist is voor de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad; doet een beroep op de Commissie en verzoekt de OESO en de Raad van Europa met de grootste spoed een onderzoek in te stellen naar beweerde schendingen van de rechten van mens, het gebrek aan onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat en de toenemende staatsinvloed op de media;

48.

verzoekt de Commissie wegen te vinden voor oprichting, in nauwe samenwerking met het regionaal centrum te Boekarest, van een Europees netwerk van verenigingen voor de bestrijding van georganiseerde misdaad, mensensmokkel en wapen- en drugshandel;

49.

roept de autoriteiten van de Republiek Servië en van de Verenigde Republiek van Servië en Montenegro op volledig samen te werken met het ICTY;

50.

uit zijn diepe bezorgdheid over de huidige impasse in het Parlement van de Republiek Montenegro; doet een beroep op beide partijen de besprekingen te hervatten teneinde een bruikbare oplossing te vinden;

51.

verzoekt de Commissie dringend haar haalbaarheidsstudie inzake eventuele onderhandelingen over de SAA voor eind 2003 af te ronden;

Kosovo

52.

is ingenomen met de start van het SAP-Tracking Mechanism voor Kosovo daar een technisch en niet-politiek proces Kosovo in staat zal stellen te profiteren van de kansen die het SAP biedt; is evenwel van mening dat zonder vaststelling van de definitieve status van Kosovo tal van bijkomende problemen niet doeltreffend kunnen worden opgelost;

53.

verwelkomt de opening van rechtstreekse besprekingen tussen Belgrado en de autoriteiten in Pristina, die vooral gericht zijn op praktische problemen van wederzijds belang; ziet uit naar de voortzetting van deze besprekingen;

54.

stelt voor de EU, in samenwerking met de Verenigde Naties, een actievere rol te laten spelen bij de opstelling van een routekaart en een tijdschema gericht op het zo spoedig mogelijk bereiken van een conclusie over de uiteindelijke status van Kosovo, bij voorkeur binnen de komende twee jaar;

55.

is van mening dat, ongeacht de uiteindelijke status van Kosovo - vergaande autonomie of onafhankelijkheid - de autoriteiten van Kosovo hun inspanningen voor een tolerante samenleving met wederzijds respect tussen alle etnische groeperingen overeenkomstig de Europese normen moeten versterken en vergroten; doet derhalve een beroep op de autoriteiten van Kosovo om concreet vast te houden aan de beginselen van een multi-etnische, multiculturele en multireligieuze samenleving en actief samen te werken met de UNMIK, zodat de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, met name minderheden, verbeterd wordt;

56.

pleit ervoor bij de VN om het proces van decentralisatie van bevoegdheden aan de voorlopige regering, met uitzondering van de overeengekomen voorbehouden terreinen, te versnellen;

*

* *

57.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de nationale parlementen van de EU-lidstaten, de regeringen en parlementen van de SAP-landen en aan de speciale coördinator voor het Stabiliteitspact.


(1)  P5_TA(2003)0264.

(2)  P5_TA(2003)0320.

(3)  PB C 293 E van 28.11.2002, blz. 88.

(4)  PB C 273 E van 14.11.2003, blz. 291.

(5)  P5_TA(2002)0521.

(6)  P5_TA(2002)0534.

P5_TA(2003)0524

Sri Lanka

Resolutie van het Europees Parlement over Sri Lanka

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Sri Lanka van 18 mei 2000 (1) en 14 maart 2002 (2),

gelet op de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren die is ondertekend tussen de regering van Sri Lanka en de „Liberation Tamil Tigers of Eelam” (LTTE), die op 23 februari 2002 in werking is getreden,

gelet op de Verklaring van Oslo van december 2002 waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te zoeken naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka,

gelet op de steun die door de EU en meer in het algemeen door de internationale gemeenschap is verleend voor het vredesproces, zoals ook bleek tijdens de Conferentie van Tokio voor de wederopbouw en de ontwikkeling van Sri Lanka van 9 en 10 juni 2003, tijdens welke 4,5 miljoen US dollar voor de komende vier jaar werden toegezegd ter ondersteuning van het vredesproces en aan de door de donorlanden toegezegde steun de voorwaarde werd verbonden dat bij het vredesproces aanzienlijke en parallel verlopende vooruitgang zou worden geboekt,

A.

overwegende dat de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren nu 21 maanden stand heeft gehouden, langer dan bij enige eerdere poging, en grote verwachtingen wekt met betrekking tot de beëindiging van de al twintig jaar durende burgeroorlog die aan meer dan 60 000 mensen het leven heeft gekost en de ontwikkelingsvooruitzichten van Sri Lanka heeft belemmerd,

B.

overwegende dat politieke stabiliteit noodzakelijk is voor het zoeken naar een oplossing met de LTTE voor de lange termijn,

C.

overwegende dat de regering van premier Ranil Wickremesinghe, die in 2001 werd gekozen, haar belangrijkste prioriteit heeft gelegd bij de oplossing van het conflict,

D.

overwegende dat het besluit van president Kumaratunga van begin november om drie ministers te ontslaan en de zitting van het Parlement te verdagen op een moment dat premier Wickremesinghe buiten het land verbleef, een bedreiging van het vredesproces vormt en aangeeft dat het meer dan ooit noodzakelijk is dat er een werkelijke inzet en aanpak van beide partijen nodig is om te komen tot een politieke oplossing tussen de belangrijkste partijen in Sri Lanka,

E.

overwegende dat Noorwegen een sleutelrol heeft gespeeld bij de bemiddelingsbesprekingen, maar dat het zijn medewerking aan het vredesproces heeft opgeschort zolang de politieke crisis binnen de regering niet is opgelost,

F.

overwegende dat de vredesresultaten vóór 4 november 2003 reeds een belangrijk verschil uitmaakten voor het leven van de burgers van Sri Lanka van alledag en ook voor de economie als geheel, getuige het feit dat de beurs van Colombo op het hoogste punt in negen jaar stond en het BBP van het land een groei van 5,6% te zien gaf in vergelijking met 1,5% in 2001, terwijl bovendien het aantal toeristen dat het land bezocht aanzienlijk was gestegen,

G.

overwegende dat de verwachtingen hooggespannen blijven dat een einde van het militaire conflict verbetering zou kunnen brengen in de problematische mensenrechtensituatie in Sri Lanka, zoals die opnieuw werd gedocumenteerd in het vierde periodieke verslag over Sri Lanka van de VN-Commissie voor de rechten van de mens dat deze maand werd goedgekeurd,

1.

heeft waardering voor de moedige maatregelen van de regering van Sri Lanka en de LTTE om de voorwaarden te creëren waarin onderhandelingen kunnen leiden tot een politieke oplossing en een duurzame vrede, gebaseerd op de Verklaring van Oslo van december 2002 waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te zoeken naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka;

2.

is derhalve ingenomen met de publicatie van de voorstellen van de regering van Sri Lanka voor een voorlopige administratieve structuur, alsmede van de LTTE voor een interimorgaan voor zelfbestuur;

3.

heeft waardering voor de bijdrage van de regering van Noorwegen aan het bevorderen van de voortdurende onderhandelingen tussen de regering van Sri Lanka en de LTTE, en betreurt ten zeerste dat de huidige politieke crisis en de onduidelijkheid met betrekking tot de vraag wie de politieke macht heeft, de regering van Noorwegen heeft genoodzaakt om haar bemiddelende rol op te schorten;

4.

heeft ook waardering voor de bijdrage van de „monitoring mission” voor Sri Lanka, en dan met name voor het feit dat zij haar werkzaamheden ondanks de recente tegenslagen heeft voortgezet;

5.

spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de recente ontwikkelingen in Sri Lanka die het internationaal ondersteunde vredesproces bedreigen, en dan met name het besluit van president Chandrika Kumaratunga om de minister van Defensie, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Voorlichting te ontslaan en de zitting van het Parlement van Sri Lanka te verdagen;

6.

betreurt bovendien de opmerkingen van president Kumaratunga over de geldigheid van de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren die door premier Ranil Wickremesinghe met de LTTE is ondertekend;

7.

acht het van wezenlijk belang dat de politieke verschillen tussen de twee belangrijkste partijen in het zuiden onverwijld worden opgelost; is bovendien van mening dat dit het beste kan worden verwezenlijkt door het volledige en onmiddellijk herstel van de werking van parlement en regering;

8.

dringt er bij de president op aan om in het nationaal belang samen te werken met de democratisch gekozen regering en haar premier; is derhalve ingenomen met de recente instelling van een commissie van ambtenaren die de nadere bijzonderheden moeten uitwerken betreffende de toekomstige organisatie van de werkzaamheden in het kader waarvan de president en de premier samen zouden kunnen werken aan deze belangrijke nationale kwesties;

9.

is ingenomen met de door alle partijen, met inbegrip van de LTTE, gedane toezeggingen om de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren te handhaven en het vredesproces te respecteren; wijst met nadruk op de noodzaak van volledige inachtneming van de mensenrechten door zowel de regeringstroepen als de LTTE;

10.

verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten toezicht te blijven uitoefenen op de vooruitgang bij het zoeken naar een duurzame en rechtvaardige politieke oplossing op basis van inachtneming van mensenrechten en democratie en de rechtstaat, ter waarborging van de belangen van alle bevolkingsgroepen en gemeenschappen op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka;

11.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de president, de premier en het parlement van Sri Lanka, de LTTE, de regering van Noorwegen en de andere medevoorzitters van de donorconferentie van Tokio, alsmede de VN-Commissie voor de rechten van de mens.


(1)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 278.

(2)  PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 613.

P5_TA(2003)0525

Atjeh

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in de Indonesische provincie Atjeh

Het Europees Parlement,

gezien de jongste oproep van Kofi Annan, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, om de provincie Atjeh open te stellen voor organisaties op het gebied van mensenrechten- en humanitaire hulpverlening,

gezien zijn vorige resoluties over de situatie in Indonesië, met name zijn resolutie van 5 juni 2003 (1) over de situatie in Indonesië, vooral in de provincie Atjeh,

gezien zijn resolutie van 13 december 2000 (2) over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van nauwere betrekkingen tussen Indonesië en de Europese Unie,

gezien de gezamenlijke verklaring van de EU, Japan en de VS van 6 november 2003 naar aanleiding van het besluit van Jakarta om de staat van beleg in Atjeh met zes maanden te verlengen,

A.

overwegende dat de Indonesische regering de staat van beleg in de provincie Atjeh met zes maanden heeft verlengd,

B.

overwegende dat de provincie doeltreffend is afgegrendeld voor nationale en internationale vertegenwoordigers van de organisaties op het gebied van humanitaire hulpverlening en mensenrechten, de pers en waarnemers voor mensenrechten,

C.

ernstig bezorgd door het feit dat honderden strijders en burgers sinds het begin van het harde optreden van het leger in mei om het leven zijn gekomen,

D.

erop wijzend dat overeenkomstig het presidentieel decreet nr. 28/2003 een democratisch hoorzittingsproces met vertegenwoordigers van het Huis van Afgevaardigden en een behoorlijke evaluatie vooraf hadden moeten gaan aan de verlenging van de staat van beleg op 19 november 2003,

E.

overwegende dat er op Atjeh naar schatting 45 000 leden van leger en politie aanwezig zijn en 5 000 rebellen, en dat er van laatstgenoemde volgens de officiële cijfers 2 000 gedurende de afgelopen zes maanden gedood, gewond of gevangen genomen zijn,

F.

overwegende dat de onderhandelaars van de Beweging Vrij Atjeh (GAM) na de mislukking van de vredesonderhandelingen in mei 2003 op beschuldiging van terrorisme en rebellie door het Hof schuldig zijn bevonden en veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen van elf tot vijftien jaar en dat op 5 november 2003 tegen één gevangen genomen GAM-leider de doodstraf is geëist,

G.

overwegende dat soldaten die schuldig zijn bevonden aan martelingen slechts tot zeer lichte gevangenisstraffen zijn veroordeeld,

H.

overwegende dat circa 12 000 Atjeese burgers gedurende de oorlog van de afgelopen 26 jaar om het leven zijn gekomen, dat de op 9 december 2002 door de Beweging Vrij Atjeh en de regering van Indonesië ondertekende Overeenkomst inzake stopzetting van de vijandelijkheden (COHA) een poging was om vrede te stichten in de provincie,

I.

overwegende dat de eerste zes maanden van de nieuwe Atjeese militaire campagne de voedselvoorziening en de gezondheidszorg van de lokale bevolking hebben verstoord, geleid hebben tot de vernietiging van infrastructuur en van ten minste 600 scholen, en tot tienduizenden die vrijwillig of gedwongen in eigen land werden verdreven en geen hulp krijgen die deze naam verdient,

J.

overwegende dat de distributie van humanitaire hulp door de militairen volgens internationale normen onaanvaardbaar is,

K.

overwegende dat volgens gouverneur Abdullah Puteh van de Nanggroe Aceh Darussalam werkloosheid en armoede tot alarmerende hoogten zijn gestegen,

L.

overwegende dat de politie-inval van 20 oktober 2003 de opleiding van waarnemers van mensenrechten in Banda Aceh die was georganiseerd door van de Komnas HAM (Komisi Nasional Hak Asasi Manusia, nationale commissie mensenrechten) aantoont met welke problemen de beschermers van de mensenrechten in de provincie worden geconfronteerd,

M.

onder verwijzing naar het besluit van de Commissie om Indonesië een bedrag van 8,5 miljoen EUR toe te wijzen ter ondersteuning van het economisch en sociaal herstel van het land,

1.

is ernstig bezorgd over de verlenging van de staat van beleg en de militaire operaties in Atjeh, en het aanhoudende geweld, zoals gewapende schermutselingen, kidnapping, moord en andere gewelddadigheden, met name buiten de grote steden van Atjeh;

2.

verzoekt de Indonesische regering het offensief te beëindigen en de besprekingen met de Beweging Vrij Atjeh te hervatten en het maatschappelijk middenveld — en met name de vrouwen van Atjeh — volledig bij hun dialoog en bij het vredesproces te betrekken;

3.

uit zijn bezorgdheid wegens de inval van leger en politie op 19 oktober 2003 in de provincie Atjeh, die gericht was tegen een opleidingsprogramma voor waarnemers van mensenrechten dat was georganiseerd door een overheidsinstantie, te weten de nationale mensenrechtencommissie (Komnas HAM);

4.

verzoekt de Raad en de Commissie Indonesië te helpen om de besprekingen met de GAM te hervatten;

5.

verzoekt de GAM, op grond van het Verdrag van Genève, in het vervolg via democratische kanalen te werk te gaan en de wapens af te geven, en dringt er bij het Indonesische leger op aan zich terug te trekken;

6.

verzoekt de gekozen politieke autoriteiten strikt toe te zien op de militaire activiteiten in de provincie, met name met het oog op de naleving van internationale wetten die de burgers beschermen;

7.

verzoekt de Indonesische regering de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de normen van het internationale humanitaire recht en van de mensenrechten tijdens de operaties van de veiligheidstroepen worden geëerbiedigd;

8.

dringt er bij de Indonesische regering op aan alle humanitaire instanties, onafhankelijke mensenrechtenwaarnemers, diplomatieke vertegenwoordigers (waaronder ook van de Top van Tokio), journalisten en andere betrokkenen met legitieme belangen onverwijld en onbelemmerd toegang in Atjeh te verschaffen;

9.

verzoekt de Gol het wettelijk voorgeschreven evaluatieproces op transparante en controleerbare wijze te laten verlopen met inbegrip van de wetgevende instanties, de Komnas HAM, de politieke partijen en de mensenrechtengemeenschap, zodat bij de evaluatie ook wordt beoordeeld of humanitaire organisaties tijdens de staat van beleg de humanitaire organisaties mogelijk maakt de slachtoffers van de conflicten kunnen helpen en de gevolgen voor de sociale structuur van Atjeh kunnen verzachten;

10.

verzoekt de Indonesische regering de verantwoordelijken voor de schendingen van de mensenrechten in Atjeh, en in andere delen van het land ter verantwoording te roepen, of deze nu gepleegd zijn door burgers, separatistische groeperingen, milities, paramilitairen of het leger;

11.

verzoekt de Indonesische regering VN-organisaties en niet-gouvernementele organisaties die kunnen helpen bij de bescherming van de burgers, met name van ontheemden toegang te verschaffen;

12.

verzoekt de Indonesische regering VN-waarnemers toe te laten tot de provincie, met name de speciale VN-vertegenwoordiger voor de bescherming van mensenrechten, de speciale VN-rapporteur voor buitenrechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies, de speciale VN-vertegenwoordiger voor in eigen land ontheemden en de speciaal rapporteur van de VN inzake martelingen;

13.

verzoekt de Indonesische regering te waarborgen dat het Internationaal Comité van het Rode Kruis ongehinderd toegang krijgt tot gevangenen die zich in militaire of politiedetentie bevinden;

14.

verzoekt de Indonesische regering toe te staan dat humanitaire hulp rechtstreeks aan de behoeftigen wordt gegeven zodat niet elke vorm van hulp via de autoriteiten behoeft te lopen;

15.

verzoekt de Indonesische autoriteiten samen te werken met andere actoren om beter te kunnen inspelen op de humanitaire behoeften en de zorg voor in eigen land ontheemden;

16.

verzoekt de Indonesische regering aanvallen op humanitaire organisaties en hun werknemers te voorkomen en passende maatregelen te nemen tegen personen die bij deze aanvallen betrokken zijn, overeenkomstig haar verantwoordelijkheden uit hoofde van de VN-verklaring inzake de bescherming van de mensenrechten van 9 december 1998;

17.

verzoekt de Indonesische regering het recht op een eerlijk proces en toegang tot rechtsbijstand te waarborgen en de justitie zodanig te hervormen en te verbeteren dat de wet bescherming biedt tegen schendingen van de mensenrechten;

18.

verlangt vrijheid van godsdienst en veroordeelt de beknotting van de persvrijheid krachtens de staat van beleg;

19.

verzoekt de Commissie de Indonesische regering te helpen bij de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, de aanbevelingen van de Commissie tegen martelingen en de aanbevelingen van de speciale rapporteur van de VN inzake de onafhankelijkheid van rechters en advocaten;

20.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regering en het parlement van Indonesië, de gouverneur en het Regionaal Huis van Afgevaardigden (DPRD) van Atjeh, de Indonesische Nationale Commissie voor mensenrechten (Komnas HAM), de permanente leden van het secretariaat van de voorbereidende conferentie van Tokio inzake vrede en wederopbouw in Atjeh, het Henri Dunant-centrum voor humanitaire dialoog, de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris van de VN voor mensenrechten en het secretariaat van de ASEAN.


(1)  P5-TA(2003)0271.

(2)  PB C 232 van 17.8.2001, blz. 186.

P5_TA(2003)0526

Vietnam

Resolutie van het Europees Parlement over Vietnam

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over Vietnam, vooral die van 16 november 2000 (1), 5 juli 2001 (2) over de vrijheid van godsdienst, en 15 mei 2003 (3),

gezien de samenwerkingsovereenkomst van 17 juli 1995 tussen de Europese Gemeenschap en de Socialistische Republiek Vietnam, waarvan artikel 1 bepaalt dat eerbiediging van de rechten van de mens en de democratische principes het uitgangspunt van de samenwerking zijn,

gelet op de artikelen 69 en 70 van de Vietnamese grondwet, die de vrijheid waarborgen met de bepaling dat het de burger vrijstaat om al dan niet een godsdienst te belijden,

gezien het internationaal verdrag over de burgerlijke en politieke rechten, dat door Vietnam ondertekend is, waartoe artikel 18 de vrijheid van godsdienst waarborgt,

gezien de samenwerkingsovereenkomst van 1985 tussen de Europese Gemeenschap en Vietnam,

gezien zijn verslag over de toestand van de rechten van de mens in de wereld in 2002,

gezien de strategische nota EG-Vietnam 2002-2006,

gelet op artikel 50, lid 5 van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de vrijheid van godsdienst één van de fundamentele vrijheden is die door de universele verklaring van de rechten van de mens vastgelegd worden, en die gewaarborgd wordt door verschillende internationale overeenkomsten waarvan Vietnam ondertekenende partij is,

B.

overwegende dat de samenwerkingsovereenkomst EU-Vietnam juist uitgaat van eerbiediging van de grondrechten zoals in al die overeenkomsten vastgelegd worden,

C.

tevens overwegende dat de toestand van de fundamentele vrijheden in Vietnam, en vooral de vrijheid van godsdienst, ondanks herhaalde verklaringen van de Vietnamese overheden bijzonder verontrustend blijft,

D.

gezien het multi-etnisch, multicultureel en multireligieus karakter van Vietnam,

E.

overwegende dat de ontmoeting van maart 2003 tussen eerste minister Phan Van Khai en de hoogeerbiedwaardige Thich Huyen Quang, de 86jarige patriarch van de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, die 21 jaar van zijn leven in de gevangenis doorgebracht heeft, hoop heeft laten rijzen,

F.

met grote spijt overwegende dat de onverwachte en veelbesproken ontmoeting van 2 april van 2003 tussen eerste minister Phan Van Khai en de hoogeerbiedwaardige Thich Huyen Quang, patriarch van de (verboden) verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, gevolgd is door nog heviger hervatting van de onderdrukking van de verenigde boeddhistische kerk en aanhoudende vervolging van andere niet erkende godsdiensten, zoals de protestantse kerken van de bergvolkeren of de boeddhistische kerk Hoa Hao,

G.

met spijt overwegende dat er besloten is om patriarch Thich Huyen Quang en de eerbiedwaardige Thich Quang Do onder huisarrest te plaatsen, en dat de geestelijken Thich Tue Sy,, Thich Thanh Huyen en Thich Nguyen Ly, en de persoonlijke medewerker van de patriarch, de eerbiedwaardige Thich Dong Lo, onmiddellijk veroordeeld zijn tot 2 jaar administratieve hechtenis op schriftelijk bevel van het volkscomité Ho Chi Minh-stad (Saigon) en dat 4 andere monniken, Thich Thien Hanh, Thich Vien Dinh Thich Thai Hoa en Thich Nguyen Vuong, tot 2 jaar administratieve hechtenis veroordeeld zijn op „mondeling” bevel van de autoriteiten van Hue en Ho Chi Minh-stad.

H.

overwegende dat eerbied voor de rechten van de mens één van de wezenlijke onderdelen van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Vietnam vormt,

I.

gezien de vergadering van de gezamenlijke commissie voor de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Vietnam,

J.

gezien de veroordeling van pater Nguyen Van Ly en 3 van zijn verwanten en de aanhoudende onderdrukking van de christelijke bergvolkeren en de boeddhistische kerk Hoa Hao,

K.

overwegende dat ook andere religieuze groepen onder regeringstoezicht staan, hoewel de Vietnamese grondwet de burgers vrijheid van godsdienst en geloof waarborgt,

1.

spreekt zijn strenge afkeuring uit over de nieuwe en ernstiger golf van onderdrukking van de vrijheid van godsdienst, tegen de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam en de christelijke bergvolkeren en het doelbewust beleid van de Vietnamese machthebbers om de niet erkende kerken, vooral de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, te elimineren;

2.

vraagt de Vietnamese overheden om op staande voet een einde te maken aan de onderdrukkingspolitiek tegenover de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, de katholieke kerk, de christelijke groepen onder de bergvolkeren, en de boeddhisten van de Hoa Hao-kerk en zonder uitstel alle nodige hervormingen door te voeren om alle kerken een wettelijk statuut te waarborgen;

3.

vraagt de Vietnamese regering om onmiddellijk alle Vietnamese burgers vrij te laten die in de gevangenis zitten omwille van hun geloof, hun godsdienstige praktijken, of gewoon hun gehechtheid aan de vrijheid van godsdienst, om te beginnen met de hoogeerbiedwaardige Thich Huyen Quang, de patriarch van de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, en de eerbiedwaardige Thich Quang Do, zijn onmiddellijke medewerker;

4.

roept de Vietnamese autoriteiten op om de vrijheid van godsdienst van alle godsdienstige groepen te eerbiedigen en het recht van alle Vietnamezen te waarborgen om de godsdienst van hun keuze te belijden, met inbegrip van de vrijheid van eredienst en vergadering, en vraagt dat er een gerechtelijk apparaat opgericht wordt dat onafhankelijk is van de politieke machthebbers;

5.

vraagt de Commissie om de vrijheid van godsdienst in Vietnam bovenaan op de agenda te plaatsen van de gezamenlijke commissie EU-Vietnam van 21 november 2003 in Brussel te plaatsen;

6.

vraagt de Raad en de Commissie om gebruik te maken van alle politieke en diplomatieke middelen om te zorgen dat vrijheid van godsdienst in Vietnam eindelijk een realiteit wordt;

7.

vraagt de Commissie en de Raad om erop te letten dat de bepalingen over de rechten van de mens in de verdragen en overeenkomsten nauwgezet nagekomen worden;

8.

vraagt de diplomatieke vertegenwoordigingen van de Europese Unie en haar lidstaten in Vietnam om de zaak van de hoogwaardigheidsbekleders van de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam die in de gevangenis zitten of huisarrest hebben gekregen, te blijven volgen, bijzondere aandacht te schenken aan de vrijheid van godsdienst in Vietnam en hun pogingen om de godsdienstvrijheid concreet vooruit te helpen, te coördineren;

9.

beveelt aan een delegatie aan te wijzen die aan bezoek aan Vietnam moet brengen om er de toestand van de godsdienst te beoordelen, in het bijzonder de situatie van de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam, haar leiders te ontmoeten, eerst en vooral patriarch Thich Huyen Quang en de eerbiedwaardige Thich Quang Do;

10.

NRPARAMSG verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de president, de eerste minister en voorzitter van de volksassemblee van Vietnam, de patriarch van de verenigde boeddhistische kerk van Vietnam en zijn naaste medewerker, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, en de bijzonder rapporteur van de Verenigde Naties voor de vrijheid van godsdienst.


(1)  PB C 223 van 8.8.2001, blz. 337.

(2)  PB C 65 E van 14.3.2002, blz. 369.

(3)  P5_TA(2003)0225.