European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2025/2459

4.12.2025

RICHTLIJN (EU) 2025/2459 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 november 2025

tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG wat betreft de verlenging van de periode waarin emissievrije zware bedrijfsvoertuigen kunnen profiteren van aanzienlijk verlaagde tarieven voor infrastructuurheffingen of gebruiksrechten of van vrijstelling van betaling daarvan

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het aantal inschrijvingen van nieuwe emissievrije zware bedrijfsvoertuigen in de Unie is onlangs gestegen, maar blijft te laag om de CO2-emissiereductiedoelstellingen voor de vervoerssector te verwezenlijken die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 9 december 2020 getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst”. Een van de belangrijkste belemmeringen voor de bredere ingebruikname van emissievrije zware bedrijfsvoertuigen is de hoge initiële aankoopkost van een dergelijk voertuig. Om voor een sterkere businesscase voor investeringen in emissievrije voertuigen te zorgen, moet worden gestreefd naar kostenpariteit met conventionele voertuigen. De totale eigendomskosten bestaan uit de initiële investering voor de aankoop van het voertuig en de operationele kosten die tijdens de levensduur van het voertuig worden gemaakt. De kloof inzake de totale eigendomskosten tussen conventionele en emissievrije voertuigen kan worden verkleind door de operationele kosten van emissievrije voertuigen te verlagen. Die kosten omvatten wegenheffingen.

(2)

Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) werd gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2022/362 van het Europees Parlement en de Raad (4), onder meer om wegenheffingen te kunnen vaststellen op basis van de CO2-uitstoot van voertuigen. Het is nu mogelijk om infrastructuurheffingen en gebruiksrechten te differentiëren en/of de externe kosten van CO2-uitstoot te internaliseren. Beide maatregelen hebben gevolgen voor de bedrijfskosten van voertuigen. De differentiatie van de heffingen verlaagt de operationele kosten van minder vervuilende voertuigen, terwijl externekostenheffingen de bedrijfskosten van meer vervuilende voertuigen verhogen. Beide maatregelen verkleinen de kloof tussen de totale eigendomskosten van emissievrije en conventionele voertuigen. Beide maatregelen zijn van belang om de businesscase voor investeringen in emissievrije voertuigen te versterken.

(3)

Volgens artikel 7 octies bis, lid 1, vijfde alinea, van Richtlijn 1999/62/EG hebben de lidstaten momenteel de mogelijkheid om verlaagde tarieven voor infrastructuurheffingen of gebruiksrechten toe te passen zonder een plafond voor dergelijke verlagingen vast te stellen, of om volledige vrijstelling van dergelijke heffingen te verlenen, tot en met 31 december 2025. De lidstaten moesten Richtlijn (EU) 2022/362 uiterlijk op 25 maart 2024 in nationaal recht omzetten. Die omzettingstermijn brengt met zich mee dat de uitvoeringsperiode minder dan twee jaar bedraagt, wat te kort is om de vraag naar nieuwe emissievrije zware bedrijfsvoertuigen voldoende te stimuleren. De uitvoeringsperiode moet daarom worden verlengd teneinde de juiste omstandigheden voor een bredere ingebruikname van emissievrije voertuigen te scheppen.

(4)

De differentiatie van wegenheffingen heeft een invloed op investeringsbeslissingen van vervoerders die een nieuw voertuig aankopen. Ze heeft dus gevolgen voor de vraagzijde van de markt voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen. Fabrikanten van zware bedrijfsvoertuigen vormen de aanbodzijde van diezelfde markt. Voor hen geldt een CO2-emissiereductiedoelstelling van 43 % tegen 2030, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad (5). Hoewel ook efficiënte conventionele voertuigen tot de verwezenlijking van die doelstelling bijdragen, is een bredere ingebruikname van emissievrije voertuigen noodzakelijk. Het eerste jaar waarin fabrikanten dat streefcijfer moeten halen, is de verslagperiode 2030, met als uiterste datum 30 juni 2031.

(5)

Om een duidelijk en samenhangend rechtskader te waarborgen en om ondernemingen uit de autosector van de Unie te ondersteunen bij het verwezenlijken van hun CO2-emissiereductiedoelstellingen, moet de timing van de maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde van de markt voor zware bedrijfsvoertuigen op één lijn worden gebracht. De datum tot wanneer lidstaten aanzienlijk verlaagde infrastructuurheffingen of gebruiksrechten kunnen toepassen of emissievrije voertuigen van dergelijke heffingen kunnen vrijstellen, moet daarom worden verschoven naar 30 juni 2031.

(6)

Het facultatieve karakter van de gewijzigde bepaling houdt in dat de lidstaten niet verplicht zijn deze richtlijn om te zetten. Niettemin moeten ze de Commissie onmiddellijk op de hoogte stellen als ze gebruikmaken van de mogelijkheid om na 31 december 2025 aanzienlijk lagere infrastructuurheffingen en gebruiksrechten of vrijstelling van betaling daarvan toe te kennen voor emissievrije voertuigen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 7 octies bis, lid 1, vijfde alinea, van Richtlijn 1999/62/EG wordt de datum “31 december 2025” vervangen door de datum “30 juni 2031” en wordt de datum “1 januari 2026” vervangen door de datum “1 juli 2031”.

Artikel 2

De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van de op grond van deze richtlijn getroffen maatregelen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 november 2025.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. BJERRE


(1)  Advies van 18 september 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 oktober 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 oktober 2025.

(3)  Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van wegeninfrastructuur aan voertuigen (PB L 187 van 20.7.1999, blz. 42, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/62/oj).

(4)  Richtlijn (EU) 2022/362 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 tot wijziging van de Richtlijnen 1999/62/EG, 1999/37/EG en (EU) 2019/520 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan voertuigen (PB L 69 van 4.3.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2022/362/oj).

(5)  Verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 96/53/EG van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 202, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1242/oj).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2025/2459/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)