|
Publicatieblad |
NL L-serie |
|
2025/2169 |
27.10.2025 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2025/2169 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2025
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vergroting van de minimummaaswijdte voor de visserij op pijlinktvissen in de Noordzee en de noordwestelijke wateren
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/1241 bevatten specifieke regionale technische maatregelen voor de Noordzee en de noordwestelijke wateren van de Unie. Deel B, punt 1, van die bijlagen voorziet in basismaaswijdten voor gesleept vistuig in die wateren. Punt 1.2 van die bijlagen staat onder bepaalde voorwaarden het gebruik van kleinere maaswijdten toe. |
|
(2) |
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden (de “Noordzeelidstaten”) hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Noordzee; België, Ierland, Frankrijk, Nederland en Spanje (de “lidstaten van de noordwestelijke wateren”) hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de noordwestelijke wateren. |
|
(3) |
Op 20 en 28 juni 2024 hebben de regionale groepen bij de Commissie twee gezamenlijke aanbevelingen ingediend waarin zij voorstellen de tabel onder punt 1 van bijlage V, deel B, en de tabel onder punt 1 van bijlage VI, deel B, bij Verordening (EU) 2019/1241 te wijzigen. De Noordzeelidstaten hebben verzocht de minimummaaswijdte voor de gerichte visserij op pijlinktvissen (Loliginidae, Ommastrephidae) te vergroten van 40 mm tot 80 mm in ICES-deelgebied 4 en de mogelijkheid te schrappen om ten minste 40 mm te gebruiken in ICES-sector 3a (Skagerrak en Kattegat). De lidstaten van de noordwestelijke wateren hebben verzocht om een vergroting van de minimummaaswijdte van 40 mm tot 80 mm in de ICES-sectoren 7a, 7b, 7c, 7d, 7e, 7g, 7h en 7k. In ICES-sector 7e wordt een minimummaaswijdte van 40 mm gehandhaafd voor de gerichte visserij op pijlinktvissen met zwevende ottertrawls (OTM) in de twaalfmijlszone voor de kust van Frankrijk. |
|
(4) |
Volgens de gezamenlijke aanbevelingen is de vergroting van de minimummaaswijdte tot 90 mm in ICES-sector 3a (Skagerrak en Kattegat) en tot 80 mm voor de gerichte visserij op pijlinktvissen in ICES-deelgebied 4 en de ICES-sectoren 7a, 7b, 7c, 7d, 7e, 7g, 7h en 7k voor de gerichte visserij op pijlinktvissen erop gericht de exploitatiepatronen te optimaliseren met als doel zowel jonge exemplaren als scholen paaiende exemplaren van mariene biologische hulpbronnen te beschermen, en de vangsten van mariene soorten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten te verminderen. Daarnaast is het de bedoeling de handhaving van de maaswijdtespecificaties te verbeteren. |
|
(5) |
De adviesraad voor de Noordzee en de adviesraad voor de noordwestelijke wateren werden respectievelijk in maart 2024 en april 2024 over de twee gezamenlijke aanbevelingen geraadpleegd. |
|
(6) |
Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de twee gezamenlijke aanbevelingen beoordeeld tijdens zijn plenaire vergadering van 8 tot en met 12 juli 2024 (STECF-24-02) (2). Hoewel het WTECV van mening was dat de potentiële effecten van de voorgestelde maaswijdtevergrotingen niet konden worden beoordeeld bij gebrek aan gegevens, concludeerde het dat de vergroting van de minimummaaswijdten in beginsel een manier is om de selectiviteit van de visserijen te verbeteren. Voorts merkte het WTECV op dat in naburige wateren van derde landen reeds een vergroting van de maaswijdte van 40 mm tot 80 mm geldt voor de visserij op pijlinktvissen (die behoren tot de families van de Loliginidae en de Ommastrephidae). Ook concludeerde het WTECV dat, wat het voorstel van de lidstaten van de noordwestelijke wateren betreft, de verwachte voordelen met betrekking tot de optimalisering van de exploitatiepatronen niet duidelijk waren. |
|
(7) |
Naar aanleiding van het advies van het WTECV heeft de Commissie de lidstaten van de noordwestelijke wateren verzocht de gezamenlijke aanbeveling in overeenstemming te brengen met de wetenschappelijke evaluatie. In oktober 2024 hebben de lidstaten van de noordwestelijke wateren dan ook een bijgewerkte versie van hun gezamenlijke aanbeveling met aanvullende ondersteunende informatie ingediend, die aan het WTECV is toegezonden. |
|
(8) |
Tijdens zijn plenaire vergadering van 11 tot en met 15 november 2024 heeft het WTECV geconcludeerd dat de elementen in de bijgewerkte versie van de gezamenlijke aanbeveling van de lidstaten van de noordwestelijke wateren waarschijnlijk geen gevolgen voor de huidige visserijpatronen in deze gebieden zullen hebben en op zijn minst gelijkwaardig zijn aan de huidige selectiviteitskenmerken (3). Zo heeft het WTECV erop gewezen dat de voorgestelde minimummaaswijdte van 80 mm nu reeds de overheersende maaswijdte is die wordt gebruikt door de visserijen die in de ICES-sectoren 7a, 7b, 7c, 7d, 7e, 7g, 7h en 7k pijlinktvissen aanlanden. Voorts merkt het WTECV op dat er elementen zijn die in het voordeel pleiten van een minimummaaswijdte van 40 mm voor de gerichte visserij op pijlinktvissen in ICES-sector 7e voor de kleinschalige vloten die momenteel in dat gebied op pijlinktvissen vissen. Ook merkt het WTECV op dat er elementen zijn ten voordele van een minimummaaswijdte van 40 mm voor de gerichte visserij op pijlinktvissen in de ICES-deelgebieden 5 en 6, waar die maaswijdteklas momenteel wordt gebruikt voor de aanlanding van pijlinktvissen als onderdeel van visreizen waarbij gericht op koppotigen wordt gevist. Het WTECV concludeert dat er elementen zijn die erop wijzen dat de visserijen die pijlinktvissen in ICES-sector 7j aanlanden, een minimummaaswijdte van 40 mm gebruiken, aangezien de meeste aanlandingen van pijlinktvissen plaatsvinden in grotere maaswijdteklassen (100-110 mm). Daarnaast merkt het WTECV op dat in naburige wateren van derde landen reeds een vergroting van de maaswijdte van 40 mm tot 80 mm geldt voor de visserij op pijlinktvissen (die behoren tot de families van de Loliginidae en de Ommastrephidae). |
|
(9) |
Aangezien i) de wijzigingen in het kader van de gezamenlijke aanbevelingen stroken met de huidige visserijpatronen en derhalve op zijn minst gelijkwaardig zijn aan de huidige selectiviteitskenmerken; ii) de voorgestelde maatregelen tot een betere handhaving van de maaswijdtespecificaties leiden, en iii) de vergroting van de maaswijdte een manier is om de selectiviteit van de visserijen te verbeteren, is de Commissie van mening dat aan de vereisten van de artikelen 15 en 18 van Verordening (EU) 2019/1241 is voldaan. |
|
(10) |
Verordening (EU) 2019/1241 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(11) |
De maatregelen van deze verordening, die van toepassing zijn op de wateren van de Unie, strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (4), en houden rekening met de in artikel 494, lid 3, van die overeenkomst genoemde beginselen. Ze doen geen afbreuk aan de maatregelen die van toepassing zijn in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. |
|
(12) |
Aangezien de maatregelen van deze verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet deze verordening de dag na de bekendmaking ervan in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/1241 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2025.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1241/oj.
(2) Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Verslag van de 76e plenaire vergadering (STECF-PLEN-24-02). Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2024, doi:10.2760/1035959, JRC140570.
(3) Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Verslag van de 77e plenaire vergadering (STECF-PLEN-24-03). Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2024, doi:10.2760/2392535, JRC140580.
(4) Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2021/689(1)/oj).
BIJLAGE
De bijlagen V en VI bij Verordening (EU) 2019/1241 worden als volgt gewijzigd:
|
1) |
in bijlage V, deel B, wordt de zesde vermelding in de tabel na punt 1.4 vervangen door:
|
|
2) |
in bijlage VI, deel B, wordt de tabel na punt 1.2 als volgt gewijzigd:
|
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2025/2169/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)