European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2025/1913

19.9.2025

VERORDENING (EU) 2025/1913 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 september 2025

tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken van strategische uitdagingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 164, 175, 177 en 322,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien recente grote geopolitieke en economische gebeurtenissen die een aantal strategische politieke prioriteiten van de Unie een nieuwe vorm hebben gegeven, moet worden voorzien in structurelere mogelijkheden voor de lidstaten om die dringende strategische geopolitieke uitdagingen aan te pakken en hun middelen te heroriënteren op nieuwe prioriteiten.

(2)

De hoofddoelstellingen van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), opgericht door middel van Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn de ondersteuning van de lidstaten en de regio’s bij het bereiken van sociale inclusie en sociale cohesie, activering van de arbeidsmarkt en de verwezenlijking van de beginselen en de hoofddoelen van de Europese pijler van sociale rechten. De herprogrammering van middelen in het kader van het ESF+ mag de sociale insteek van het ESF+ niet ondermijnen, maar moet het ESF+ beter in staat stellen om ongelijkheid te bestrijden.

(3)

In haar advies van 6 mei 2025 over het wetgevingsvoorstel dat de basis vormt voor deze verordening, benadrukte de Europese Rekenkamer dat het cohesiebeleid vaak wordt gebruikt als instrument om te reageren op noodsituaties, wat de primaire doelstellingen ervan op langere termijn dreigt te ondermijnen. Daarom is het essentieel ervoor te zorgen dat in het kader van noodsituaties genomen maatregelen geen belemmering vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het cohesiebeleid.

(4)

De Unie en de lidstaten laten keer op keer zien dat zij snel kunnen reageren op geopolitieke ontwikkelingen en dat zij bereid zijn om voldoende financiële middelen uit te trekken om de defensie-industrie van de Unie te versterken. Tegelijkertijd is het van het grootste belang om via het ESF+ te blijven investeren in de sociale doelstellingen van de Unie, aangezien sociale cohesie een hoeksteen is van de democratische en maatschappelijke veerkracht van de Unie, die essentieel is om het hoofd te bieden aan de dreiging van agressie.

(5)

Het gezamenlijk witboek van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van 19 maart 2025 over de toekomst van de Europese defensie – Gereedheid 2030 effent de weg voor een echte Europese defensie-unie, onder meer door de lidstaten voor te stellen zwaar te investeren in defensie en cyberbeveiliging, met inbegrip van vermogens voor tweeërlei gebruik en civiele paraatheid, die samen met sociale uitgaven moeten worden verwezenlijkt, waardoor werkgelegenheid en bij- en omscholingsmogelijkheden worden gecreëerd. In dat verband worden in de mededeling van de Commissie van 5 maart 2025, getiteld “De vaardigheidsunie” (de “mededeling inzake de vaardigheidsunie”) acties uiteengezet om vaardigheidskloven en -tekorten in de Unie aan te pakken, onder meer via het verbeterde en gestroomlijnde pact voor vaardigheden en de grootschalige partnerschappen ervan, met name het grootschalige partnerschap voor ruimtevaart en defensie. In dat verband is het passend stimulansen in het ESF+ op te nemen om de ontwikkeling van vaardigheden in de defensie-industrie te vergemakkelijken. Om de lidstaten meer flexibiliteit te bieden bij het overhevelen van middelen voor de ontwikkeling van vaardigheden in de defensie-industrie, kunnen de bedragen die worden toegewezen aan die ontwikkeling niet worden onderworpen aan vereisten inzake thematische concentratie, maar moeten zij in aanmerking worden genomen wanneer zij aan dergelijke vereisten bijdragen.

(6)

Het ESF+ kan worden gebruikt om de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen te ondersteunen. In overeenstemming met de decarbonisatiemaatregelen die zijn voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 26 februari 2025 getiteld “De Clean Industrial Deal: Een gezamenlijke routekaart voor concurrentievermogen en decarbonisatie” en om de industriële aanpassing in verband met het koolstofvrij maken van productieprocessen en -producten verder te vergemakkelijken, moet het ESF+ de scholing, het behoud van banen en het scheppen van hoogwaardige banen gedurende het hele decarbonisatieproces vergemakkelijken door flexibiliteit bij de uitvoering van dat proces te bieden. Dit moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de doelstelling om een leven lang kansen te bieden om mensen regelmatig bij en om te scholen, zoals uiteengezet in de mededeling inzake de vaardigheidsunie, onder meer door middel van een vaardighedengarantie. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de specifieke behoeften en omstandigheden van minder ontwikkelde regio’s en plattelandsgebieden, die baat moeten hebben bij de groene transitie, en aan het waarborgen van hun integratie in de bredere economische, sociale en ecologische ontwikkeling van de Unie.

(7)

Gezien het belang van horizontale randvoorwaarden die van toepassing zijn op alle specifieke doelstellingen en de criteria die nodig zijn om te beoordelen of aan die voorwaarden is voldaan, in de zin van artikel 15, lid 1, tweede alinea, van en bijlage III bij Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (5), met het oog op het doeltreffende en efficiënte gebruik van de totale door die fondsen van de Unie verleende steun van de Unie, en gezien de noodzaak om het praktische effect van die fondsen van de Unie te waarborgen, kunnen de bedragen die het in artikel 86, lid 1, tweede alinea, van die verordening bedoelde flexibiliteitsbedrag overschrijden en in het kader van specifieke doelstellingen die onderworpen zijn aan een negatieve beoordeling door de Commissie op basis van de toepassing van die horizontale randvoorwaarden, niet worden onderworpen aan een programmawijziging of -overdracht op basis van de nieuwe prioriteiten en flexibiliteit waarin deze verordening voorziet. Een dergelijke evenredige maatregel vormt een noodzakelijke stimulans om ervoor te zorgen dat het recht en de praktijk van de lidstaat blijven voldoen aan de horizontale randvoorwaarden en dat de door de fondsen van de Unie gedekte uitgaven in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Unie. Aangezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad (6) horizontaal van toepassing is, moet hetzelfde vereiste gelden voor de bedragen die overeenstemmen met vastleggingen die zijn opgeschort door op grond van die verordening vastgestelde maatregelen. Bedragen binnen het in artikel 86, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde flexibiliteitsbedrag en die in het kader van de specifieke doelstellingen onderworpen zijn aan een negatieve beoordeling door de Commissie op basis van de toepassing van de horizontale randvoorwaarden, kunnen worden onderworpen aan een programmawijziging of -overdracht op basis van nieuwe prioriteiten, mits die nieuwe prioriteiten in overeenstemming zijn met de doelstellingen die worden nagestreefd door de horizontale randvoorwaarden .

(8)

Het ESF+ voorziet in ondersteuning voor investeringen die bijdragen aan de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) dat is opgericht bij Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (7). STEP heeft tot doel het technologische leiderschap van de Unie en de ontwikkeling van vaardigheden in de Unie te versterken. Om investeringen uit het ESF+ op die kritieke gebieden verder te stimuleren, moet de mogelijkheid voor de lidstaten om hogere voorfinanciering te ontvangen voor gerelateerde programmawijzigingen worden uitgebreid. De prioriteiten ter ondersteuning van investeringen die bijdragen tot de STEP-doelstellingen in het kader van een verzoek tot programmawijziging dat uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie werd ingediend, dienen de uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering te ontvangen die van toepassing was op het moment van indiening van dat verzoek.

(9)

Om de lidstaten in staat te stellen zinvolle en rechtvaardige herprogrammering uit te voeren zonder af te wijken van de voornaamste doelstellingen van het ESF+, en de middelen toe te spitsen op de in deze verordening vermelde strategische prioriteiten van de Unie zonder verdere vertragingen bij de uitvoering van de programma’s te veroorzaken, is het passend te voorzien in verdere flexibiliteit. De tussentijdse evaluatie biedt een kans om nieuwe sociale aspecten van strategische uitdagingen en nieuwe prioriteiten aan te pakken zonder vooruit te lopen op andere rechtshandelingen van de Unie of op het volgende meerjarig financieel kader. De lidstaten moeten extra tijd krijgen om hun beoordeling van de resultaten van de tussentijdse evaluatie en hun indiening van gerelateerde verzoeken om programmawijzigingen af te ronden.

(10)

De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft onevenredig ernstige gevolgen voor de NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, wat leidt tot banenverlies, verminderde economische activiteit en sociale uitsluiting. Om de uitvoering van cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen, de druk op de nationale begrotingen te verlichten en de nodige liquiditeit te injecteren voor de uitvoering van belangrijke investeringen, moet voor programma’s een aanvullende eenmalige voorfinancieringsbetaling uit het ESF+ worden betaald. Vanwege de negatieve gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne moet het voorfinancieringspercentage verder worden verhoogd voor bepaalde programma’s die betrekking hebben op een of meer regio’s van NUTS-niveau 2 die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne. Om herprogrammering naar kernprioriteiten in het kader van de tussentijdse evaluatie aan te moedigen, mag de aanvullende eenmalige voorfinanciering alleen beschikbaar zijn wanneer een bepaalde drempel voor de overheveling van financiële middelen naar specifieke cruciale prioriteiten wordt bereikt.

(11)

Om rekening te houden met de tijd die nodig is om investeringen te heroriënteren en het optimale gebruik van de beschikbare middelen mogelijk te maken, moeten de termijnen voor de subsidiabiliteit van de uitgaven en de regels inzake vrijmaking, alsook andere termijnen met betrekking tot het prestatiekader en de vereisten inzake financieel beheer, rapportage en evaluatie worden aangepast voor programma’s waarbij middelen worden overgeheveld naar strategische prioriteiten.

(12)

Het moet ook mogelijk zijn een hoger medefinancieringspercentage toe te passen op prioriteiten in programma’s die een of meer aan Rusland, Belarus of Oekraïne grenzende regio’s van NUTS-niveau 2 bestrijken, gezien de negatieve gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor die regio’s van NUTS-niveau 2.

(13)

De ontwikkeling van vaardigheden en het opleiden van jong talent alsook van jonge ondernemers zijn van essentieel belang voor het scheppen van banen, en instellingen die zich bezighouden met het creëren en benutten van vaardigheden, met name instellingen voor beroepsonderwijs en -opleidingen, moeten nauw samenwerken om in te spelen op de behoeften van de arbeidsmarkt. In die context moeten de lidstaten ook middelen kunnen toewijzen om door middel van stimulansen en gerichte opleidingen jong talent en ondernemers aan te trekken, met name naar plattelandsgebieden en minder ontwikkelde regio’s.

(14)

Bij programmawijzigingen moeten de lidstaten, met betrekking tot de specifieke prioriteiten, in nauw en constructief overleg met de sociale partners, de begunstigden verplichten de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden te eerbiedigen die in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unie- en nationale recht, de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en collectieve arbeidsovereenkomsten.

(15)

Om de lidstaten te ondersteunen bij hun snelle en correcte herprogrammering, moet de Commissie de beheersautoriteiten tijdige en duidelijke technische verduidelijkingen en ondersteuning bieden, onder meer via een gestructureerd systeem, door het beantwoorden van technische, juridische en procedurele vragen, met name met betrekking tot maatregelen die in het kader van deze verordening worden ingevoerd.

(16)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de aanpak van de sociale aspecten van strategische uitdagingen, het heroriënteren van investeringen op kritieke nieuwe prioriteiten en de vereenvoudiging en versnelling van de beleidsuitvoering, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(17)

Verordening (EU) 2021/1057 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

Gezien de dringende noodzaak om cruciale investeringen in vaardigheden mogelijk te maken in de defensie-industrie en in de aanpassing aan veranderingen in verband met decarbonisatie in de context van dringende strategische geopolitieke uitdagingen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1057

Verordening (EU) 2021/1057 wordt als volgt gewijzigd:

1)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 5 bis

Specifieke bepalingen in verband met de tussentijdse evaluatie en daarmee samenhangende flexibiliteit van het ESF+-onderdeel in gedeeld beheer

1.   In 2026 betaalt de Commissie 1,5 % van de totale steun uit het ESF+, op grond van het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging, als aanvullende eenmalige voorfinanciering. Dat aanvullende eenmalige voorfinancieringspercentage in 2026 wordt verhoogd tot 9,5 % voor programma’s die een of meer aan Rusland, Belarus of Oekraïne grenzende regio’s van NUTS-niveau 2 bestrijken, mits het programma niet het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijkt. Wanneer echter in een lidstaat regio’s van NUTS-niveau 2 die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne uitsluitend worden opgenomen in programma’s die het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken, is het verhoogde percentage ook van toepassing op dergelijke programma’s.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende eenmalige voorfinanciering is alleen van toepassing wanneer de overheveling van ten minste 10 % van de financiële middelen van het programma naar een of meer van de specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld op grond van artikel 12 bis, artikel 12 quater of artikel 12 quinquies is goedgekeurd in het kader van de tussentijdse evaluatie, op voorwaarde dat het verzoek tot de programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend (de “drempel van 10 %”).

De volgende overhevelingen binnen hetzelfde programma tellen ook mee voor de drempel van 10 %:

a)

overhevelingen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) of het Cohesiefonds naar een of meer van de specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld voor de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt a), vi) en vii), punt b), v), ix), xi) en xii), punt c), iii), punt d), vii), en punten e), iii) en iv), van Verordening (EU) 2021/1058 in het kader van de tussentijdse evaluatie;

b)

overhevelingen van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) naar de specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van investeringen die bijdragen aan de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP), opgericht bij Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad (*1), of die zijn vastgesteld ter bevordering van de toegang tot betaalbare huisvesting op grond van Verordening (EU) 2021/1056 in het kader van de tussentijdse evaluatie;

c)

overhevelingen van het EFRO of het Cohesiefonds naar de specifieke prioriteiten voor de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt a), vi), en punt b), ix), van Verordening (EU) 2021/1058, of uit het ESF+ voor de op grond van artikel 12 bis van deze verordening vastgestelde specifieke prioriteiten of overhevelingen van het JTF naar de specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van investeringen die bijdragen aan STEP-doelstellingen die vóór de tussentijdse evaluatie in programmawijzigingen zijn goedgekeurd;

d)

overhevelingen van het EFRO of het Cohesiefonds naar prioriteiten die zijn vastgesteld voor de specifieke doelstelling als bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt b), v), van Verordening (EU) 2021/1058 die sinds 1 januari 2025 in programmawijzigingen zijn goedgekeurd.

3.   De volgende middelen worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag dat overeenkomt met de drempel van 10 %:

a)

middelen uit het herstelinstrument van de Europese Unie als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/1056;

b)

de aanvullende financiering voor de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 110, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/1060;

c)

de middelen die worden overgeheveld naar een of meer van de specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de respons op natuurrampen op grond van artikel 12 ter van deze verordening of in het kader van de in artikel 3, lid 1, punt b), x), van Verordening (EU) 2021/1058 bedoelde specifieke doelstelling.

4.   De aan de lidstaat verschuldigde aanvullende eenmalige voorfinanciering die voortvloeit uit programmawijzigingen op grond van een overheveling naar de in lid 2 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten, wordt voor de berekening van de op grond van artikel 105 van Verordening (EU) 2021/1060 vrij te maken bedragen meegeteld als betalingen die in 2025 zijn verricht, op voorwaarde dat het verzoek tot programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend.

5.   In afwijking van artikel 63, lid 2, en artikel 105, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060 is de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven en de vrijmaking 31 december 2030 wanneer programmawijzigingen zijn goedgekeurd waarbij ten minste 10 % van de financiële middelen van het programma wordt overgeheveld naar een of meer van de in lid 2 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten.

6.   Indien een lidstaat slechts één programma heeft dat zijn gehele grondgebied bestrijkt en dat programma uit het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+ en het JTF wordt gefinancierd, is de in lid 5 bedoelde afwijking van toepassing wanneer ten minste 7 % van de financiële middelen van het programma wordt overgeheveld naar een of meer van de in lid 2 bedoelde specifieke prioriteiten.

7.   Met betrekking tot de in de leden 5 en 6 van dit artikel bedoelde programma’s wordt, indien in Verordening (EU) 2021/1060 de uiterste datum voor de toepassing van het prestatiekader en de vereisten inzake financieel beheer, rapportage en evaluatie is vastgesteld, die datum geacht te verwijzen naar dezelfde datum in het volgende jaar. Bovendien wordt, in afwijking van artikel 2, punt 29), van Verordening (EU) 2021/1060, voor dergelijke programma’s het laatste boekjaar geacht te verwijzen naar de periode die loopt van 1 juli 2030 tot en met 30 juni 2031.

8.   In afwijking van artikel 112, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het maximale medefinancieringspercentage voor prioriteiten in programma’s die een of meer aan Rusland, Belarus of Oekraïne grenzende regio’s van NUTS-niveau 2 bestrijken verhoogd met tien procentpunten boven het toepasselijke medefinancieringspercentage, tot maximaal 100 %. Het hogere medefinancieringspercentage geldt niet voor programma’s die het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken, tenzij die regio’s van NUTS-niveau 2 alleen worden opgenomen in programma’s die het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken.

De in de eerste alinea van dit lid vastgestelde afwijking is alleen van toepassing wanneer de overheveling van ten minste 10 % van de financiële middelen van het programma naar een of meer van de in lid 2 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten is goedgekeurd, op voorwaarde dat het verzoek tot programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend.

9.   Naast de op grond van artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060 in te dienen beoordeling van het resultaat van de tussentijdse evaluatie voor elk programma, kunnen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2025 opnieuw een aanvullende beoordeling en daarmee verband houdende verzoeken tot wijziging van het programma indienen bij de Commissie, rekening houdend met de mogelijkheid van specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 12 bis, 12 quater of 12 quinquies van deze verordening. De in artikel 24, van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde termijnen zijn van toepassing.

(*1)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).”;"

2)

artikel 12 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De lidstaten kunnen het ESF+ gebruiken ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2024/795 in het kader van de relevante specifieke doelstellingen van artikel 4, lid 1, van deze verordening, ook door de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van nettonultechnologieën te ondersteunen, onder meer die op basis van leerprogramma’s die zijn opgezet door Europese academies voor vaardigheden, alsook de opleidingen voor jongeren en de scholing, bijscholing en omscholing van werknemers op het gebied van nettonultechnologieën.”

;

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“In aanvulling op de voorfinanciering voor het programma als bedoeld in artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060, indien de Commissie een wijziging goedkeurt van een programma met een of meer specifieke prioriteiten voor concrete acties die worden ondersteund door het ESF+ die bijdragen aan de STEP-doelstellingen die worden bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795, betaalt de Commissie een uitzonderlijke voorfinanciering van 20 % op basis van de toewijzing aan die prioriteiten, op voorwaarde dat het verzoek tot programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend. Indien dergelijke specifieke prioriteiten zijn opgenomen in een verzoek om een programmawijziging die uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie is ingediend, betaalt de Commissie uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering van 30 % van de toewijzing voor die prioriteiten overeenkomstig het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging. Dergelijke uitzonderlijke voorfinanciering wordt betaald binnen zestig dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging.”

;

3)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 12 quater

Ondersteuning voor de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van civiele paraatheid, in de defensie-industrie, waaronder vermogens voor tweeërlei gebruik, en op het gebied van cyberbeveiliging

1.   De lidstaten kunnen het ESF+ gebruiken om steun te verlenen voor de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van civiele paraatheid, in de defensie-industrie, waaronder vermogens voor tweeërlei gebruik, en op het gebied van cyberbeveiliging in het kader van specifieke prioriteiten, waarbij prioriteit wordt gegeven aan vaardigheden in verband met vermogens voor tweeërlei gebruik en civiele paraatheid. Bij de selectie van concrete acties op grond van artikel 73 van Verordening (EU) 2021/1060 geven de lidstaten prioriteit aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, publieke arbeidsbemiddelingsdiensten en de sociale economie. De specifieke prioriteiten kunnen elk van de in artikel 4, lid 1, punten a) tot en met g), van deze verordening uiteengezette specifieke doelstellingen ondersteunen.

2.   Middelen die zijn toegewezen aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten, worden niet in aanmerking genomen als basis voor de berekening van de naleving van de in artikel 7 bedoelde vereisten inzake thematische concentratie.

3.   Naast de in artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde jaarlijkse voorfinanciering van het programma betaalt de Commissie 20 % van de toewijzing als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten uit hoofde van het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging, op voorwaarde dat het verzoek tot programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend.

Een dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering wordt binnen zestig dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging betaald op grond van artikel 24, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060.

4.   Op grond van artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Op grond van artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 worden eventuele door dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering gegenereerde renteopbrengsten op dezelfde wijze voor het betrokken programma gebruikt als het ESF+ en worden zij opgenomen in de rekeningen van het laatste boekjaar.

Op grond van artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering niet opgeschort.

Op grond van artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, iedere betaalde uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering.

5.   In afwijking van artikel 112, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten als bedoeld in lid 1 van dit artikel verhoogd met tien procentpunten boven het toepasselijke medefinancieringspercentage, tot maximaal 100 %.

6.   In afwijking van artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 is de betrokken lidstaat voor concrete acties die in het kader van de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteit worden ondersteund, niet verplicht de gegevens in verband met deze concrete acties openbaar te maken indien dergelijke openbaarmaking om redenen van veiligheid of openbare orde niet is toegestaan op grond van artikel 69, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060. Daartoe stellen de lidstaten, alvorens zij de concrete actie in kwestie voor steun selecteren, de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze alinea doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie en de Europese Rekenkamer op toegang tot de informatie die nodig is om hun taken met betrekking tot verificaties en audits uit te voeren, noch aan de plicht van het Europees Parlement om politieke controle uit te oefenen op grond van artikel 14 VEU en toezicht te houden op de uitvoering van de Uniebegroting op grond van artikel 319 VWEU.

Begunstigden zijn niet onderworpen aan de vereisten van artikel 50, lid 1, punten c), d) en e), van Verordening (EU) 2021/1060 voor concrete acties die in het kader van de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteit worden ondersteund, indien het publiekelijk tonen van informatie over de ondersteuning of de organisatie van een communicatie-evenement of -activiteit niet vereist is om redenen van veiligheid of openbare orde op grond van artikel 69, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060.

De Commissie stelt het Europees Parlement ten minste eenmaal per jaar op geaggregeerde wijze in kennis van het aantal in het kader van de in de tweede alinea bedoelde afwijking concrete acties en de totale kosten ervan, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten.

Artikel 12 quinquies

Steun voor aanpassing in verband met decarbonisatie

1.   De lidstaten kunnen het ESF+ gebruiken om gerichte steun te verlenen aan opleidingen gericht op scholing, bijscholing en omscholing met het oog op de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot het koolstofvrij maken van de productiecapaciteit in het kader van specifieke prioriteiten, met als doel het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de innovatie tijdens de groene transitie in stand te houden. Bij de selectie van concrete acties op grond van artikel 73 van Verordening (EU) 2021/1060 geven de lidstaten prioriteit aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, publieke arbeidsbemiddelingsdiensten en de sociale economie. De specifieke prioriteiten kunnen elk van de in artikel 4, lid 1, punten a) tot en met g), van deze verordening uiteengezette specifieke doelstellingen ondersteunen.

2.   De lidstaten kunnen steun verlenen voor de bevordering van de samenwerking tussen verschillende organisaties, zoals onderwijsinstellingen die bijdragen tot de ontwikkeling van de in lid 1 bedoelde vaardigheden.

3.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel dient de betrokken lidstaat een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van een programma in overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060. Indien een lidstaat reeds programma’s heeft die een of meer prioriteiten bevatten die aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel voldoen, dient de lidstaat bij de Commissie een verzoek in om de betrokken prioriteiten te beschouwen als specifieke prioriteiten voor de toepassing van lid 1 van dit artikel.

4.   Naast de jaarlijkse voorfinanciering van het programma als bedoeld in artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 betaalt de Commissie 20 % van de toewijzing als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde specifieke prioriteiten uit hoofde van het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging, op voorwaarde dat het verzoek tot programmawijziging uiterlijk op 31 december 2025 bij de Commissie is ingediend.

Een dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering wordt binnen zestig dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging betaald uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060.

5.   Op grond van artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Eventuele door dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering gegenereerde renteopbrengsten worden op grond van artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 op dezelfde wijze voor het betrokken programma gebruikt als het ESF+ en worden in de rekeningen over het laatste boekjaar opgenomen.

Op grond van artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt dergelijke uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering niet opgeschort.

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, iedere betaalde uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering.

6.   In afwijking van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 wordt het maximale medefinancieringspercentage voor specifieke prioriteiten als bedoeld in lid 1 van dit artikel verhoogd met tien procentpunten boven het toepasselijke medefinancieringspercentage, tot maximaal 100 %.”.

Artikel 2

Beperkingen op programmawijzigingen en -overdrachten

Bedragen die overeenstemmen met vastleggingen die zijn opgeschort door maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 en bedragen die het flexibiliteitsbedrag overschrijden dat overeenstemt met de specifieke doelstellingen die zijn onderworpen aan een negatieve beoordeling door de Commissie op basis van de toepassing van horizontale randvoorwaarden op grond van artikel 15 van Verordening (EU) 2021/1060, worden niet onderworpen aan een programmawijziging of -overdracht op grond van deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 september 2025.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

L. AAGAARD


(1)   PB C, C/2025/3197, 2.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3197/oj.

(2)   PB C, C/2025/3474, 16.7.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/3474/oj.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 september 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 september 2025.

(4)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1057/oj).

(5)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1060/oj).

(6)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/2092/oj).

(7)  Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).


 

Met betrekking tot deze verordening heeft de Commissie een verklaring afgelegd, die te vinden is in PB C, C/2025/5167, 19.9.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/5167/oj.


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2025/1913/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)