|
Publicatieblad |
NL L-serie |
|
2025/976 |
21.5.2025 |
BESLUIT (GBVB) 2025/976 VAN DE RAAD
van 20 mei 2025
tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33, in samenhang met artikel 31, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 25 november 1996 heeft de Raad besloten een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten te benoemen. |
|
(2) |
Op 28 februari 2025 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2025/443 (1) vastgesteld, waarbij de heer Luigi DI MAIO werd benoemd tot SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten. Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 1 juni 2025. |
|
(3) |
De oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict is een strategische prioriteit voor de Unie, en de Unie moet zich daarvoor actief blijven inzetten tot dat conflict is geregeld op basis van de tweestatenoplossing. |
|
(4) |
De Unie streeft naar een algehele, duurzame vrede in het hele Midden-Oosten en staat paraat om daartoe samen te werken met regionale en internationale partners. |
|
(5) |
Er moet een SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten worden benoemd voor een periode van twaalf maanden. |
|
(6) |
De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een uitdagende en mogelijk verslechterende regionale context die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie
De heer Christophe BIGOT wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten voor de periode van 2 juni 2025 tot en met 31 mei 2026. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.
Artikel 2
Beleidsdoelstellingen
1. Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de algemene beleidsdoelstelling van een rechtvaardige, duurzame en alomvattende vrede die moet worden verwezenlijkt op basis van een tweestatenoplossing, dat wil zeggen Israël en een democratische, aaneengesloten, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad), te weten Resoluties 242 (1967) en 338 (1973) van de VN-Veiligheidsraad, en met inachtneming van andere relevante resoluties, waaronder Resolutie 2334 (2016) van de VN-Veiligheidsraad, de beginselen van Madrid, met inbegrip van “land in ruil voor vrede”, de routekaart, de eerder door de partijen bereikte akkoorden, het Arabisch vredesinitiatief en de aanbevelingen van het Midden-Oostenkwartet (het “Kwartet”) van 1 juli 2016. In het licht van de verschillende aspecten van de Israëlisch-Arabische betrekkingen vormt de regionale dimensie een essentieel onderdeel van een alomvattende vrede.
2. Bij de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling moet het beleid prioritair gericht zijn op het behouden van de tweestatenoplossing en het hervatten en ondersteunen van het vredesproces. In dat licht zijn duidelijke parameters die de basis voor de onderhandelingen bepalen, sleutelelementen voor een succesvolle afloop en de Unie heeft haar standpunt ten aanzien van dergelijke parameters geformuleerd in de conclusies van de Raad van december 2009, december 2010 en juli 2014, en zij zal zich daarvoor actief blijven inzetten. De Unie wil met de partijen en met partners in de internationale gemeenschap en in de regio blijven samenwerken en actief blijven ijveren voor passende internationale initiatieven die de onderhandelingen een nieuwe dynamiek moeten geven.
Artikel 3
Mandaat
1. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde beleidsdoelstelling omvat het mandaat het volgende:
|
a) |
een actieve en efficiënte bijdrage van de Unie leveren aan acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina die gebaseerd is op de tweestatenoplossing conform de parameters van de Unie en de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder Resolutie 2334 (2016) van de VN-Veiligheidsraad, en voorstellen doen voor optreden van de Unie in dat verband; |
|
b) |
nauwe contacten faciliteren en onderhouden met alle partijen bij het vredesproces, in het bijzonder Israël en de Palestijnse Autoriteit, relevante politieke actoren en landen in de regio en andere betrokken landen, alsook met de VN en andere betrokken internationale organisaties, zoals de Liga van Arabische Staten en de Samenwerkingsraad van de Golf, teneinde met hen samen te werken bij de versterking van het vredesproces; |
|
c) |
inspelen op het veranderende regionale landschap in het Midden-Oosten en in het bijzonder op de normalisering van de betrekkingen tussen Israël en een aantal Arabische landen om het vredesproces verder vooruit te helpen en aldus tot regionale stabiliteit bij te dragen; |
|
d) |
bijzondere aandacht schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces, waaronder de ontwikkelingen in verband met het conflict in Gaza en in de regio na de meedogenloze en willekeurige terroristische aanslagen door Hamas tegen Israël op 7 oktober 2023, aan de betrekkingen met Arabische partners en aan de uitvoering van het Arabische vredesinitiatief; |
|
e) |
actief steun verlenen aan en bijdragen tot vredesonderhandelingen tussen de partijen, onder meer door in het kader van die onderhandelingen namens de Unie voorstellen te doen die aansluiten bij het geconsolideerde beleid dat zij van oudsher voert; |
|
f) |
zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Unie in relevante internationale fora; |
|
g) |
bijdragen tot crisisbeheersing en vroegtijdige waarschuwing; |
|
h) |
bijdragen tot de uitvoering van internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en diplomatiek overleg met hen plegen indien de bepalingen van die overeenkomsten niet worden nageleefd; |
|
i) |
bijdragen tot politieke inspanningen ter bevordering van een duurzame oplossing na de oorlog voor de Gazastrook, die integraal deel uitmaakt van een toekomstige Palestijnse staat, ondersteunen van de terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza, onder meer door het faciliteren van gesprekken tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, en bevorderen van humanitaire inspanningen; |
|
j) |
constructieve gesprekken voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie, waaronder de eerbiediging van het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en de rechtsstaat, te bevorderen; |
|
k) |
voorstellen doen voor interventie van de Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven en lopende activiteiten van de Unie in verband met het vredesproces, zoals de bijdrage van de Unie aan de Palestijnse hervormingen en de wereldwijde alliantie voor de implementatie van de tweestatenoplossing, en met inbegrip van de politieke aspecten van de desbetreffende ontwikkelingsprojecten van de Unie; |
|
l) |
de partijen ertoe brengen af te zien van unilaterale acties die de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing bedreigen, met name in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van het nederzettingenbeleid en het aansporen tot geweld en haatzaaiende uitlatingen; |
|
m) |
in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, bijdragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, met name de richtsnoeren van de Unie over kinderen en gewapende conflicten, alsook inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid; |
|
n) |
bijdragen tot een beter begrip en meer zichtbaarheid van de rol van de Unie onder de opiniemakers in de regio; |
|
o) |
contact onderhouden met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, waaronder vertegenwoordigers van vrouwen en jongeren, alsook met personen die betrokken zijn bij het tot stand brengen van maatregelen die tot doel hebben vertrouwen tussen de partijen op te bouwen. |
2. De SVEU steunt de werkzaamheden van de hoge vertegenwoordiger en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio die verband houden met het vredesproces in het Midden-Oosten.
Artikel 4
Uitvoering van het mandaat
1. De SVEU is, onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.
2. Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU binnen de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de hoge vertegenwoordiger zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.
3. De SVEU zorgt voor regelmatige, systematische, grondige en heldere acties en samenwerking met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en zijn bevoegde afdelingen.
4. De SVEU zal de regio op gezette tijden bezoeken en zal zorgen voor nauwe coördinatie met de betrokken delegaties van de Unie in de regio, waaronder het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem, de delegatie van de Unie in Tel Aviv en, via die delegaties, met de diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten.
Artikel 5
Financiering
1. Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat (de “uitgaven”) voor de periode van 2 juni 2025 tot en met 31 mei 2026 bedraagt 1 368 570,22 EUR.
2. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.
3. Voor het uitgavenbeheer wordt tussen de SVEU en de Commissie een overeenkomst gesloten. De SVEU legt over alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.
Artikel 6
Samenstelling van het team van de SVEU
1. Binnen de grenzen van het mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de vorming van een team. In het team van de SVEU dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie zonder verwijl op de hoogte van de samenstelling van het team.
2. De lidstaten, instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij het team van de SVEU. De bezoldigingen van het gedetacheerde personeel komen ten laste van respectievelijk de detacherende lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO, naargelang van het geval. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens naar het team van de SVEU worden gedetacheerd. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.
3. Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de betrokken instelling van de Unie of van de EDEO, en verricht zijn werkzaamheden en handelt in het belang van het mandaat.
4. Het team van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de betrokken EDEO-afdeling, de delegatie van de Unie in Tel Aviv en het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem gevestigd, teneinde de samenhang en consistentie van hun respectieve activiteiten te waarborgen.
Artikel 7
Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en van de leden van het team van de SVEU
De voorrechten, immuniteiten en andere garanties betreffende de SVEU en de leden van het team van de SVEU die noodzakelijk zijn voor de voltooiing en het goede verloop van het mandaat van de SVEU, worden met de ontvangende partijen naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.
Artikel 8
Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie
De SVEU en de leden van het team van de SVEU leven de beveiligingsbeginselen en minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (2).
Artikel 9
Toegang tot informatie en logistieke steun
1. De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.
2. De delegaties van de Unie in de regio en de lidstaten — naargelang van het geval — verlenen logistieke steun aan de SVEU en de leden van het team van de SVEU.
Artikel 10
Beveiliging
Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de beveiliging van personeel dat in het kader van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, conform zijn mandaat en op basis van de beveiligingssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:
|
a) |
stelt hij op basis van richtsnoeren van de EDEO een specifiek beveiligingsplan op, dat onder meer specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen omvat voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is en voor het beheer van beveiligingsincidenten, en stelt hij een nood- en evacuatieplan van de missie in; |
|
b) |
zorgt hij ervoor dat al het buiten de Unie ingezette personeel gedekt is door een op de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is afgestemde verzekering tegen grote risico’s; |
|
c) |
zorgt hij ervoor dat al het buiten de Unie ingezette personeel, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is een passende beveiligingsopleiding heeft genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin dat gebied door de EDEO is ingedeeld; |
|
d) |
zorgt hij ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere beveiligingskwesties in het kader van de geregelde voortgangsverslagen en het in artikel 15 bedoelde uitvoerig eindverslag over de uitvoering van het mandaat. |
Artikel 11
Verslaglegging
De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de hoge vertegenwoordiger. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan het PVC en, zo nodig, aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde verslagen worden verspreid via het Coreu-netwerk. De EDEO wordt te allen tijde volledig geïnformeerd. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij informatieverstrekking aan het Europees Parlement.
Artikel 12
Toegang tot documenten en gegevensbescherming
1. De SVEU past de regels van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3) toe, alsook de door de hoge vertegenwoordiger vastgestelde relevante uitvoeringsvoorschriften.
2. De SVEU beschermt natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens overeenkomstig de in Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgelegde regels en overeenkomstig de door de hoge vertegenwoordiger vastgestelde relevante uitvoeringsvoorschriften.
Artikel 13
Coördinatie
1. De SVEU draagt bij tot de eenheid, de consistentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Indien nodig wordt overlegd met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van de EDEO en de diensten van de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de delegaties van de Unie en diplomatieke vertegenwoordigingen van de lidstaten, onder meer het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem en de delegatie van de Unie in Tel Aviv.
2. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de betrokken hoofden van de missies van de lidstaten, de hoofden van de delegaties van de Unie en de hoofden van missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van het mandaat. De SVEU geeft, in nauwe coördinatie met het hoofd van de delegatie van de Unie in Tel Aviv en het bureau van de vertegenwoordiger van de Unie in Jeruzalem, op lokaal niveau politieke aansturing aan de hoofden van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EU Police Coordinating Office for Palestinian Police Support — EUPOL COPPS) en de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (European Union Border Assistance Mission to Rafah — EUBAM Rafah). De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.
Artikel 14
Ondersteuning met betrekking tot vorderingen
De SVEU en de leden van het team van de SVEU bieden ondersteuning bij het reageren op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU’s voor het vredesproces in het Midden-Oosten, en bieden administratieve ondersteuning en toegang tot de documenten die daartoe relevant zijn.
Artikel 15
Evaluatie
De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie regelmatig voortgangsrapporten voor, en uiterlijk op 28 februari 2026 een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van het mandaat.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 20 mei 2025.
Voor de Raad
De voorzitter
K. KALLAS
(1) Besluit (GBVB) 2025/443 van de Raad van 28 februari 2025 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten (PB L, 2025/443, 3.3.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/443/oj).
(2) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/488/oj).
(3) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).
(4) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj).
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2025/976/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)