Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2218 |
4.9.2024 |
BESLUIT (EU) 2024/2218 VAN DE RAAD
van 28 augustus 2024
inzake de ondertekening namens de Europese Unie van het Kaderverdrag van de Raad van Europa over artificiële intelligentie en de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit (EU) 2022/2349 (1) heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie de onderhandelingen te openen over een verdrag van de Raad van Europa over artificiële intelligentie en de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. Op 17 mei 2024 zijn de onderhandelingen met succes afgerond met de parafering van het Kaderverdrag over artificiële intelligentie en de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (“het verdrag”) en de vaststelling van het verdrag door het Comité van ministers van de Raad van Europa. |
(2) |
Het verdrag bevat algemene beginselen en verplichtingen die de partijen bij het verdrag moeten naleven om de bescherming van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat te waarborgen met betrekking tot de activiteiten binnen de levenscyclus van artificiële-intelligentiesystemen (“AI-systemen”). |
(3) |
Op 13 juni 2024 hebben het Europees Parlement en de Raad, op grond van de artikelen 16 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgesteld, die regels bevat, die over het algemeen gebaseerd zijn op volledige harmonisatie, die het in de handel brengen, het in gebruik stellen en het gebruiken van AI-systemen in de Unie regelen. Die regels zijn rechtstreeks in de lidstaten toepasselijk, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in die verordening. Het verdrag wordt in de Unie uitsluitend door middel van Verordening (EU) 2024/1689 en ander toepasselijk acquis van de Unie uitgevoerd. |
(4) |
Activiteiten binnen de levenscyclus van AI-systemen die verband houden met de bescherming van nationale veiligheidsbelangen zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van dit verdrag. AI-systemen die uitsluitend voor nationale veiligheidsdoeleinden in de handel worden gebracht, in gebruik worden gesteld of worden gebruikt, met of zonder wijzigingen, alsook de output van AI-systemen die uitsluitend voor dergelijke doeleinden in de Unie worden gebruikt, ongeacht het soort entiteit dat deze activiteiten uitvoert, worden ook uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2024/1689, die de belangrijkste rechtshandeling van de Unie is voor de uitvoering van het verdrag. Bovendien blijft nationale veiligheid de exclusieve bevoegdheid van elke lidstaat zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Bijgevolg moet het standpunt van de Unie dat in de door het verdrag ingestelde Conferentie van de Partijen tot uitdrukking moet worden gebracht, de hierboven uiteengezette grenzen in acht nemen. De Commissie moet zich met name onthouden van besprekingen over activiteiten binnen de levenscyclus van AI-systemen met betrekking tot de bescherming van nationale veiligheidsbelangen en het innemen van een standpunt hierover tijdens de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen. |
(5) |
Aangezien het personele en het materiële toepassingsgebied van het verdrag en de materiële bepalingen daarvan grotendeels overlappen met Verordening (EU) 2024/1689, die wordt aangevuld door ander toepasselijk acquis van de Unie, kan de sluiting van het verdrag gevolgen hebben voor gemeenschappelijke regels van de Unie of de strekking daarvan wijzigen in de zin van artikel 3, lid 2, VWEU. Dergelijk ander relevant acquis van de Unie omvat rechtshandelingen die tot doel hebben de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten ten uitvoer te leggen, zoals de non-discriminatiewetgeving van de Unie, met inbegrip van de Richtlijnen 2000/43/EG (3) en 2000/78/EG (4) van de Raad; het acquis van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de Verordeningen (EU) 2016/679 (5) en (EU) 2022/2065 (6) van het Europees Parlement en de Raad, dat tot doel heeft een veilige, voorspelbare en vertrouwde onlineomgeving te waarborgen waarin de grondrechten, waaronder het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht om informatie te ontvangen en te verstrekken, worden geëerbiedigd; Verordening (EU) 2024/900 van het Europees Parlement en de Raad (7), en wetgeving inzake productveiligheid en inzake aansprakelijkheid voor producten met gebreken, met inbegrip van Richtlijn 85/374/EEG van de Raad (8). De Unie heeft derhalve exclusieve externe bevoegdheid om het verdrag te ondertekenen. Bijgevolg mag alleen de Unie partij bij het verdrag worden, onder voorbehoud van de sluiting op een latere datum. |
(6) |
De Conferentie van de Partijen zal een belangrijke rol spelen bij de effectieve uitvoering van het verdrag, onder meer door specifieke aanbevelingen te doen met betrekking tot de interpretatie en toepassing ervan. De Conferentie van de Partijen zal ook mogelijke wijzigingen van het verdrag in overweging nemen. Overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU moet de Raad op voorstel van de Commissie besluiten vaststellen tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in de Conferentie van de Partijen wanneer dat lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met name het reglement van orde van de Conferentie van Partijen. Tijdens de onderhandelingen van dat reglement van orde, dat twaalf maanden na de inwerkingtreding van het verdrag bij consensus moet worden vastgesteld, streeft de Unie ernaar dat zij 27 stemmen krijgt toegewezen, hetgeen overeenkomt met het aantal lidstaten. In het geval dat de 27 stemmen aan de Unie worden toegewezen, moet de Commissie als vertegenwoordiger van de Unie zorgen voor een betere coördinatie met de lidstaten om eenvormige standpunten uit te brengen in de Conferentie van de Partijen, en haar stemrecht namens de Unie uitoefenen. Een dergelijke verbeterde coördinatie is met name van belang aangezien alle lidstaten ook lid zijn van de Raad van Europa, artificiële intelligentie van snel veranderende aard is en een coherent mondiaal toepasbaar kader op dit gebied noodzakelijk is. Met het oog op deze verbeterde coördinatie moet de Raad worden betrokken bij het opstellen van standpunten, ongeacht de aard ervan, met inbegrip van standpunten die gebaseerd zijn op artikel 16, lid 1, VEU en artikel 218, lid 9, VWEU. Indien de Unie, ondanks haar inspanningen er niet in slaagt 27 stemmen toegewezen te krijgen, moet de Commissie voorstellen dat de lidstaten uit hoofde van artikel 2, lid 1, VWEU en met volledige inachtneming van de exclusieve bevoegdheid van de Unie worden gemachtigd om naast de Unie tot het verdrag toe te treden, teneinde te waarborgen dat de Unie een aantal stemmen heeft dat haar gewicht in de Raad van Europa weerspiegelt en haar in staat stelt haar belangen op passende wijze te verdedigen. |
(7) |
De Commissie zal elke lidstaat verzoeken één vertegenwoordiger te sturen ter begeleiding van de vertegenwoordiging van de Commissie als onderdeel van de delegatie van de Unie bij de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen. Hierbij moet het beginsel van loyale samenwerking worden geëerbiedigd. |
(8) |
Wat betreft alle eventuele andere overeenkomsten die in de toekomst worden gesloten onder auspiciën van de Raad van Europa of in andere internationale fora, onder meer op het gebied van artificiële intelligentie, en wat betreft alle wijzigingen van het verdrag, moet de verdeling van de externe bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten worden beoordeeld in het licht van de specifieke kenmerken van elk van die instrumenten. Het is van uiterst belang dat de Unie en haar lidstaten op een consistente en gecoördineerde wijze en volledig in overeenstemming met de Verdragen hun rechtstreekse en actieve rol kunnen blijven uitoefenen bij het laten horen van de stem van de Unie en het beschermen van haar belangen. |
(9) |
Overeenkomstig de Verdragen moet de Commissie zorgen voor de ondertekening van het verdrag, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening, namens de Europese Unie, van het Kaderverdrag van de Raad van Europa over artificiële intelligentie, de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (“het verdrag”) wordt hierbij goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat verdrag (9).
Artikel 2
De Commissie zorgt voor de ondertekening van het verdrag, onder voorbehoud van de sluiting ervan.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 28 augustus 2024.
Voor de Raad
De voorzitter
BÓKA J.
(1) Besluit (EU) 2022/2349 van de Raad van 21 november 2022 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen namens de Europese Unie over een verdrag van de Raad van Europa inzake artificiële intelligentie, mensenrechten, democratie en de rechtsstaat (PB L 311 van 2.12.2022, blz. 138).
(2) Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 300/2008, (EU) nr. 167/2013, (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1139 en (EU) 2019/2144, en de Richtlijnen 2014/90/EU, (EU) 2016/797 en (EU) 2020/1828 (verordening artificiële intelligentie) (PB L, 2024/1689, 12.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1689/oj).
(3) Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).
(4) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16)
(5) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2024/900 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 betreffende transparantie en gerichte politieke reclame (PB L, 2024/900, 20.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/900/oj).
(8) Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29).
(9) De tekst van het verdrag wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.
ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2218/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)