European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/2057

1.8.2024

BESLUIT (EU) 2024/2057 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2023

betreffende steunmaatregel SA.48556 (2019/C) (ex 2018/N) — Hongarije — LIP — Regionale investeringssteun voor Samsung SDI

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 1478)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde bepalingen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij elektronische aanmelding, geregistreerd op 16 mei 2018, heeft Hongarije de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen om regionale investeringssteun te verlenen aan Samsung SDI Magyarország Zrt. (“Samsung SDI” of “de begunstigde”).

(2)

Bij brief van 14 oktober 2019 (“het inleidingsbesluit”) heeft de Commissie Hongarije in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) in te leiden ten aanzien van deze regionale investeringssteun (“de steunmaatregel”) en heeft zij Hongarije verzocht binnen een maand zijn opmerkingen in te dienen.

(3)

Het inleidingsbesluit is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). In dezelfde publicatie heeft de Commissie de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen in te dienen.

(4)

Hongarije, Samsung SDI en Zuid-Korea hebben opmerkingen over het inleidingsbesluit ingediend.

(5)

Bij brief van 29 juni 2021 heeft de Commissie Hongarije in kennis gesteld van haar besluit om het toepassingsgebied van het inleidingsbesluit met betrekking tot de steunmaatregel uit te breiden (3) (“het uitbreidingsbesluit”). Zij verzocht Hongarije binnen een maand hierover zijn opmerkingen in te dienen. Het uitbreidingsbesluit is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4).

(6)

Hongarije, Samsung SDI en Zuid-Korea hebben opmerkingen over het uitbreidingsbesluit ingediend. Bij brief van 9 augustus 2021 heeft Hongarije opmerkingen over dat besluit ingediend. Samsung SDI heeft op 28 januari 2022 zijn voorlopige opmerkingen over dit besluit ingediend en op 14 maart 2022 zijn definitieve opmerkingen. Op 18 maart 2022 heeft Zuid-Korea zijn opmerkingen ingediend.

(7)

Op 21 maart 2022 heeft Hongarije zijn reactie op de opmerkingen van Samsung SDI kenbaar gemaakt en bevestigd dat het geen opmerkingen had over de opmerkingen van Zuid-Korea.

(8)

De Commissie heeft Hongarije aanvullende verzoeken om inlichtingen gestuurd, meest recentelijk in december 2022, waarop Hongarije tijdig heeft geantwoord.

(9)

Bij brief van 17 februari 2023 heeft Hongarije ermee ingestemd dat dit besluit in het Engels wordt vastgesteld en dat hiervan in het Engels kennisgeving wordt gedaan.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

2.1.   Doelstelling van de steunmaatregel

(10)

Hongarije is voornemens de regionale ontwikkeling te bevorderen door regionale steun te verlenen voor uitbreiding van de capaciteit van een bestaande vestiging van Samsung SDI, die accucellen voor elektrische voertuigen (“EV”) produceert in Göd, in het district Pest (regio Midden-Hongarije). Göd is gevestigd in een gebied dat in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, met een standaardplafond voor regionale steun van 35 % op grond van de Hongaarse regionalesteunkaart voor de periode 2017-2020 (5).

2.2.   De begunstigde

(11)

De begunstigde van de steun is Samsung SDI, een volle dochteronderneming van Samsung SDI Co. Ltd (“Samsung SDI Group”), met hoofdkantoor in Zuid-Korea. De Samsung SDI Group is een grote onderneming met bijna 19 000 werknemers wereldwijd en behaalde in 2016 een omzet van ongeveer 4 miljard EUR.

(12)

De Samsung SDI Group is betrokken bij de productie van oplaadbare accu’s die worden gebruikt in de IT-industrie, elektrische voertuigen en energieopslagsystemen (“Energy Storage Systems”, hierna “ESS”).

(13)

In 2016 bouwde Samsung SDI in Göd een accufabriek voor elektrische voertuigen (“investering nr. 1”) met een maximumcapaciteit van [100 000-400 000] (6) EV-accucellen per maand, wat overeenkomt met een jaarlijkse capaciteit van [0,1-0,5] GWh. Deze productiefaciliteit is in het tweede kwartaal van 2017 begonnen met de proefproductie en in mei 2018 met massaproductie. Er werd geen staatssteun verleend voor investering nr. 1.

(14)

Hongarije heeft bevestigd dat de begunstigde geen onderneming in moeilijkheden is in de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (7). Hongarije heeft zich ertoe verbonden de toekenning en/of betaling van de aangemelde steun aan de begunstigde op te schorten indien het eerder onrechtmatige steun heeft ontvangen die bij een besluit van de Commissie onverenigbaar is verklaard, totdat de begunstigde de onrechtmatige en onverenigbare steun en de desbetreffende terugvorderingsrente heeft (terug)betaald of op een afzonderlijke rekening heeft gestort.

2.3.   Het investeringsproject en de in aanmerking komende kosten

2.3.1.   Het investeringsproject

(15)

Het met de steunmaatregel gesteunde project (“investering nr. 2”) betreft een capaciteitsuitbreiding van de productiefaciliteit voor EV-accucellen bij een bestaande vestiging in Göd die eigendom is van de begunstigde (te weten bij de in het kader van investering nr. 1 opgerichte vestiging). Met de beoogde uitbreiding zou de productiecapaciteit van Samsung SDI in Hongarije in […] op 6 miljoen accucellen per maand uitkomen, wat overeenkomt met een jaarlijkse capaciteit van [17-20] GWh (8). Samsung SDI was voornemens [50-90] % van deze capaciteit te gebruiken om de markt van de Europese Economische Ruimte (“EER”) te bedienen en [10-40] % om […] te bedienen (9).

(16)

Met de steunmaatregel worden investeringen in uitrusting en machines ondersteund die verband houden met de productie van accucellen, alsook investeringen in de faciliteiten die benodigd zijn voor de productie van die accucellen. Samsung SDI beoogde de investering in de productie van cellen aan te vullen met extra investeringen in de productie van accumodules en accupakketten (10) waarvoor geen steun zou worden aangevraagd. Investering nr. 2 moest in twee fasen worden uitgevoerd (11) (zie tabel 1 in overweging 16 van het inleidingsbesluit).

(17)

De werkzaamheden voor investering nr. 2 gingen op 1 december 2017 van start, nadat de begunstigde de desbetreffende steunaanvraag op 13 september 2017 bij Hongarije had ingediend. Investering nr. 2 zou naar verwachting leiden tot de schepping van 1 200 nieuwe directe arbeidsplaatsen.

(18)

Hongarije heeft bevestigd dat Samsung SDI de aankoop van uitrusting die nodig is voor investering nr. 2 eind 2021 heeft voltooid en dat investering nr. 2, zoals gepland, in januari 2022 haar volledige productiecapaciteit heeft bereikt.

(19)

Volgens Hongarije beoogde Samsung SDI de massaproductie van EV-accucellen te ontwikkelen en tot stand te brengen door middel van aanzienlijke veranderingen in technieken, uitrusting en software.

(20)

Het doel van de nieuwe procesinnovaties van Samsung SDI was om de productietijd en -kosten voor accucellen te verminderen. De geproduceerde accucellen en sommige van de bij het productieproces gebruikte inputmaterialen zouden worden gewijzigd als gevolg van de toepassing van procesinnovaties in beide fasen van investering nr. 2.

(21)

Hongarije heeft verder toegelicht dat er op de markt voor EV-accu’s drie afzonderlijke basiscelstructuren bestaan (d.w.z. prismatische — dit zijn de structuren die Samsung SDI in Göd produceert sinds investering nr. 1 — cilindrische en zakcellen) en dat de onderliggende productieprocessen daarvan, zoals uiteengezet in overweging 17 van het inleidingsbesluit, verschillend zijn.

(22)

Hongarije heeft toegelicht dat het productieproces van accucellen uit drie stappen bestaat (overweging 18 van het inleidingsbesluit) en dat de afzonderlijke procesinnovaties die met de steunmaatregel zouden worden ondersteund betrekking hadden op al deze drie stappen (overweging 19 van het inleidingsbesluit, waarin ook de volgens Hongarije meest relevante afzonderlijke innovatieprocessen worden genoemd).

(23)

Hongarije heeft ook toegelicht dat sommige van deze nieuwe elementen door octrooien zouden worden beschermd, maar dat Samsung SDI Group feitelijk het grootste deel van het nieuwe productieproces zou beschermen door middel van “blackboxing” (12). De “stapeling” van elektroden, die met investering nr. 2 zou worden ingevoerd, werd ten tijde van de aanmelding in […] nog ontwikkeld en getest, maar stond gepland voor massaproductie in […].

(24)

Hongarije was van mening dat de bovengenoemde innovatieve processen en uitrusting wereldwijd een primeur vormden in de sector voor de productie van batterijen en accu’s voor elektrische voertuigen (zie overweging 21 van het inleidingsbesluit).

(25)

Samengevat was Hongarije van mening dat het nieuwe productieproces kon worden aangemerkt als een “nieuwe procesinnovatie” in de zin van punt 15 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen die van toepassing waren op het moment van de aanmelding (13) (hierna “de richtsnoeren”). Hongarije heeft ook toegelicht dat het marktaandeel van Samsung SDI na de betrokken investering naar verwachting zal toenemen van [7-10] % in 2019 tot [20-25] % in 2023 op Europees niveau en van [7-10] % in 2019 tot [10-13,5] % in 2023 op mondiaal niveau.

2.3.2.   In aanmerking komende investeringskosten

(26)

De aangemelde totale in aanmerking komende investeringskosten voor investering nr. 2 bedragen afgerond 380,628 miljard HUF (afgerond 1,2 miljard EUR (14)) in nominale waarde, ofwel afgerond 376,540 miljard HUF (afgerond 1,187 miljard EUR (15)) in contante waarde. De in aanmerking komende kosten omvatten de kosten van gebouwen, machines en uitrusting (zie de tabellen 2 en 3 in overweging 23 van het inleidingsbesluit).

(27)

Hongarije heeft bevestigd dat alleen nieuwe activa als in aanmerking komende uitgaven zijn aanvaard. De in aanmerking komende kosten voor investering nr. 2 omvatten geen kosten van immateriële activa of leasekosten (zie overweging 155 van het inleidingsbesluit).

2.4.   Vorm van de steun, steunverlenende autoriteit en nationale rechtsgrondslag

(28)

De steunmaatregel is een niet-terugvorderbare contante subsidie en vormt individueel aan te melden ad-hocsteun die buiten het toepassingsgebied valt van de vrijstelling voor steunregelingen die krachtens Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (16) van de aanmeldingsplicht waren vrijgesteld.

(29)

De nationale rechtsgrondslag voor aanmelding van de steunmaatregel is regeringsbesluit 210/2014 betreffende het gebruik van de speciale regeling voor investeringsbevordering. De steunverlenende autoriteit is het Hongaarse ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel.

2.5.   Steunbedrag

(30)

De aangemelde steun bedraagt afgerond 34,891 miljard HUF (afgerond 110 miljoen EUR) in nominale waarde en afgerond 34,304 miljard HUF (afgerond 108 miljoen EUR) in contante waarde. Hongarije heeft de steun op 27 december 2021 toegekend, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.

2.6.   Steunintensiteit en cumulatie met andere investeringssteun

(31)

Op basis van de aangemelde totale in aanmerking komende kosten van afgerond 380,628 miljard HUF (afgerond 1 200,000 miljoen EUR) in nominale waarde, bedraagt de contante waarde van de totale in aanmerking komende uitgaven afgerond 376,540 miljard HUF (afgerond 1 187,111 miljoen EUR). Op basis van deze cijfers en met toepassing van het standaardplafond voor regionale steun van 35 % voor grote ondernemingen dat in Göd van toepassing was op grond van de regionalesteunkaart voor de periode 2017-2021, alsook op grond van de regels inzake gefaseerde verlaging (17) van punt 20, punt c), en punt 86 van de richtsnoeren, heeft de Commissie berekend dat de maximale totale regionale steun die voor investering nr. 2 is toegestaan afgerond 49,360 miljard HUF bedraagt (afgerond 155,616 miljoen EUR) in contante waarde, wat overeenkomt met een maximale steunintensiteit van 13,11 %.

(32)

De voorgenomen steun van afgerond 34,304 miljard HUF (afgerond 108 miljoen EUR) in contante waarde, voor voorgestelde in aanmerking komende uitgaven van afgerond 376,540 miljard HUF (afgerond 1 187 miljoen EUR) in contante waarde, komt overeen met een steunintensiteit van 9,11 %, berekend op basis van de aangemelde totale in aanmerking komende kosten.

(33)

In zijn aanmelding heeft Hongarije verklaard dat de financiële steun in het kader van de steunmaatregel niet zou worden gecombineerd met andere financiële steun die voor dezelfde in aanmerking komende kosten uit andere lokale, regionale, nationale of EU-bronnen zou worden uitgekeerd.

(34)

Hongarije bevestigt dat noch het goedgekeurde maximale steunbedrag in contante waarde, noch de goedgekeurde steunintensiteit zal worden overschreden indien het bedrag van de in aanmerking komende uitgaven afwijkt van het geraamde bedrag.

2.7.   Eigen bijdrage

(35)

Hongarije heeft bevestigd dat de begunstigde een financiële bijdrage van ten minste 25 % van de in aanmerking komende kosten zou leveren, hetzij uit eigen middelen, hetzij via externe financiering, in een vorm die vrij is van financiële steun van de overheid.

2.8.   Instandhouding van de activiteit ten aanzien waarvan steun wordt verleend

(36)

De steunmaatregel wordt verleend op voorwaarde dat de begunstigde de investering in het steungebied gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing daarvan zal handhaven.

2.9.   Redenen voor het inleiden van de formele onderzoeksprocedure

(37)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat de geplande investering als een nieuwe procesinnovatie kon worden aangemerkt en derhalve op grond van de richtsnoeren in aanmerking kwam voor steun. Zowel in het inleidingsbesluit als in het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie echter twijfels geuit, met name over het materiële stimulerende effect van de steun en de geloofwaardigheid van het alternatieve investeringsscenario in China dat Hongarije heeft gepresenteerd (zie punt 3.4.1.4 van het inleidingsbesluit en overweging 3 van het uitbreidingsbesluit).

(38)

Ten eerste kon de Commissie niet uitsluiten dat een combinatie van strategische factoren, zoals de snel groeiende Europese markt, de nabijheid van Europese afnemers, het risico van gedwongen technologieoverdracht en het vijandige politieke en economische klimaat in China ten opzichte van Zuid-Koreaanse ondernemingen, dwingende strategische overwegingen vormden die de onderneming er hoe dan ook toe zouden hebben gebracht haar investering in Hongarije te vestigen, zelfs zonder steun.

(39)

In de tweede plaats stelde de Commissie zich op het voorlopige standpunt dat de voorgenomen regionale steun niet doorslaggevend was voor een positief vestigingsbesluit ten gunste van Hongarije. De reden hiervoor was dat de Commissie twijfels had over het bestaan en de eventuele omvang van de vermeende kloof van 173 miljoen EUR tussen de netto contante waarde (“NCW”) van investering nr. 2 in Hongarije vergeleken met de investering in het nulscenario in China. De Commissie merkte op dat deze kloof grotendeels gebaseerd was op aanzienlijke verschillen in investeringskosten tussen de twee alternatieve investeringslocaties, die volgens Hongarije en de begunstigde zouden voortvloeien uit het lokale inkoopbeleid (18). De Commissie heeft echter juist twijfels geuit over een dergelijk lokaal inkoopbeleid, dat zij op het eerste gezicht niet realistisch of geloofwaardig achtte. De Commissie heeft ook vraagtekens geplaatst bij het bestaan van vermeende overheidssteun in China voor het vestigingsbesluit van de begunstigde, alsook bij de relevantie van die eventuele steun, aangezien in interne documenten van Samsung SDI Group over het vestigingsbesluit werd gewezen op de steun in Hongarije als een beslissende factor voor de locatiekeuze, terwijl hierin geen sprake was van overheidssteun van de Chinese autoriteiten.

(40)

Aangezien de Commissie twijfels had geuit over het nulscenario en de vergelijking van de netto contante waarde, uitte zij ook twijfels over de evenredigheid van de steun (zie punt 3.4.1.5 van het inleidingsbesluit). Daarnaast uitte de Commissie twijfels over de bijdrage van de steun aan de regionale ontwikkeling (zie punt 3.4.1.1 van het inleidingsbesluit) en de geschiktheid van de vorm waarin de steun werd verleend (zie punt 3.4.1.3 van het inleidingsbesluit) (zie ook overweging 4 van het uitbreidingsbesluit).

(41)

Ten slotte heeft de Commissie vastgesteld dat de steun mogelijk ongewenste negatieve effecten heeft. Met name zou niet kunnen worden uitgesloten dat de investering op zijn minst indirect zou leiden tot verplaatsing van de productie van accupakketten van Samsung SDI Group van Oostenrijk naar Hongarije, wat een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer zou hebben in de zin van punt 122 van de richtsnoeren (zie punt 3.4.2.4 van het inleidingsbesluit en overweging 4 van het uitbreidingsbesluit). In het uitbreidingsbesluit stelde de Commissie ook dat de steun een cohesieverstorend effect zou kunnen hebben doordat deze ten koste zou kunnen gaan van investeringen in een minder ontwikkelde Poolse regio, die in aanmerking kwam voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt a), VWEU (zie overweging 72 van dat besluit).

(42)

Om bovenstaande redenen heeft de Commissie zowel in het inleidingsbesluit als in het uitbreidingsbesluit twijfels geuit over de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt.

3.   OPMERKINGEN VAN HONGARIJE EN SAMSUNG SDI

(43)

Ter staving van de stelling dat investering nr. 2 aanspraak kan maken op regionale steun, heeft Hongarije zich beroepen op een “scenario 2”-situatie in de zin van punt 61 van de richtsnoeren, met het argument dat het investeringsproject zonder de steunmaatregel zou zijn uitgevoerd in Xi’an (China), waar de Samsung SDI Group via een gemeenschappelijke onderneming (19) mede-eigenaar is van een productiefaciliteit voor EV-accucellen en voldoende beschikbare grond om de fabriek uit te breiden (20).

(44)

Hongarije heeft aangevoerd dat investering nr. 2 kon worden aangemerkt als een nieuwe procesinnovatie en derhalve op grond van de richtsnoeren in aanmerking komt voor steun. Hongarije heeft opgemerkt dat de Commissie in haar inleidingsbesluit met deze conclusie instemde.

3.1.   Bijdrage aan regionale ontwikkeling en territoriale cohesie

(45)

Hongarije heeft toegelicht dat de investering bijdraagt tot de regionale ontwikkeling van de regio Midden-Hongarije (zie overweging 34 van het inleidingsbesluit). In 2016 had het district Pest een bruto binnenlands product (“bbp”) per hoofd van de bevolking dat 54 % van het gemiddelde van de EU-28 bedroeg.

(46)

Daarnaast heeft Hongarije een aantal positieve effecten genoemd die de investering voor de ontwikkeling van de regio zou opleveren, waaronder het scheppen van 1 200 directe arbeidsplaatsen (zie overweging 35 van het inleidingsbesluit).

3.2.   Stimulerend effect

(47)

Hongarije heeft herhaald dat Samsung SDI de steunaanvraag op 13 september 2017 heeft ingediend, terwijl de werkzaamheden voor investering 2 op 1 december 2017 van start zijn gegaan. Hongarije wees erop dat de Commissie in het inleidingsbesluit had erkend dat aan het vereiste van een formeel stimulerend effect werd voldaan.

(48)

Hongarije en Samsung SDI hebben ook gesteld dat de steun voldoet aan het vereiste van een materieel stimulerend effect. In hun reactie op het inleidingsbesluit hebben zowel Hongarije als Samsung SDI echter afstand genomen van bepaalde initiële verklaringen die zij bij de aanmelding deden en hebben zij nieuwe argumenten en bewijzen aangevoerd die ten dele in tegenspraak zijn met hun eerdere verklaringen.

3.2.1.   Nulscenario

(49)

Het investeringsproject in Göd en het nulscenario in Xi’an, die in de aanmeldingsdocumenten werden gepresenteerd, omvatten vergelijkbare investeringen in gebouwen, machines en uitrusting. Hongarije bevestigde met name dat het type, de capaciteit en de hoeveelheid machines en uitrusting in beide investeringsscenario’s identiek zouden zijn. Desondanks zouden de totale kapitaaluitgaven in verband met de investering in Hongarije aanzienlijk hoger zijn dan in China (215,3 miljoen EUR hoger, in contante waarde). Hoewel de kosten voor de gebouwen in Hongarije iets lager zijn dan in China (aangezien Samsung SDI een bestaand gebouw zou kunnen gebruiken voor haar investeringsproject in Göd), zouden de kosten van machines en uitrusting in Hongarije aanzienlijk hoger zijn dan in China. Volgens informatie die voor het eerst op 16 oktober 2018 van Hongarije werd verkregen, is dit verschil te wijten aan het lokale inkoopbeleid van Samsung SDI Group, volgens hetwelk machines en uitrusting volledig moeten worden aangekocht in de EER (indien de investering in Hongarije zou plaatsvinden) of in China (indien de investering in China zou plaatsvinden).

(50)

Hongarije en Samsung SDI hebben het voorlopige standpunt van de Commissie (zoals geformuleerd in het inleidingsbesluit) betwist, omdat een dergelijk volledig lokaal inkoopbeleid überhaupt niet zou bestaan. Zij hebben met name toegelicht dat Samsung SDI in het geval van investering nr. 1 had besloten om, in overeenstemming met een beperking voorzien in zijn lokale inkoopbeleid, een beroep te doen op ervaren Zuid-Koreaanse leveranciers van machines en uitrusting in plaats van op leveranciers uit de EER, om de risico’s zo veel mogelijk te beperken (21). Een dergelijke bijzondere omstandigheid zou geen afbreuk doen aan een anderszins algemeen geldend lokaal inkoopbeleid.

(51)

Hongarije heeft echter toegelicht dat, hoewel de analyse van het nulscenario van Samsung SDI in dit geval gebaseerd was op een premisse die was ingegeven door het vaste beleid van de Samsung SDI Group, de beoordeling vooraf door het investeringscomité van Samsung SDI “wellicht […] te optimistisch was geweest met betrekking tot de lokale inkoopcapaciteit” (22).

(52)

Hongarije heeft bevestigd dat Samsung SDI tot begin 2019 — toen ongeveer [35-50] % van investering nr. 2 van Samsung SDI bij leveranciers werd besteld — geen gebruik heeft gemaakt van EER-leveranciers (zie overweging 44 van het inleidingsbesluit). In plaats daarvan was het overgrote deel van de voor de steunmaatregel aangekochte uitrusting en machines volgens Hongarije afkomstig uit Zuid-Korea. Hongarije is echter van mening dat de Commissie zich niet kan baseren op achteraf vastgestelde feiten over het gevoerde inkoopbeleid om de geloofwaardigheid van zakelijke aannames op het moment van het vestigingsbesluit in twijfel te trekken.

(53)

Hongarije heeft toegelicht dat de Samsung SDI Group voor de Hongaarse locatie een beroep moest doen op Zuid-Koreaanse leveranciers — en daarbij de oorspronkelijke plannen beschreven in de aanmeldingsdocumenten moest laten varen — omdat haar zoektocht naar geschikte lokale leveranciers in de EER niet de verwachte resultaten opleverde.

(54)

Volgens Hongarije is Samsung SDI al in 2015 op zoek gegaan naar leveranciers in de EER; deze zoektocht was in mei 2019 nog gaande. Met uitzondering van de bilaterale contacten met vijf producenten van uitrusting uit de EER in 2015, 2016 en 2017 (die voor twee van hen tot een positief resultaat leidden) (23), heeft de zoektocht hoofdzakelijk geresulteerd in een conferentie die gezamenlijk werd georganiseerd door de Samsung SDI Group en de […] (24), die plaatsvond op 24 februari 2017 in […] (d.w.z. acht maanden vóór het investeringsbesluit van Samsung SDI). Volgens Hongarije werd van de 24 deelnemers aan de conferentie (en vijf andere ondernemingen, waarmee de Samsung SDI Group na de conferentie bilateraal contact heeft opgenomen), de meerderheid (23) van de potentiële EER-leveranciers om verschillende redenen afgewezen (25) voordat het definitieve besluit om in Hongarije te investeren op 27 november 2017 werd genomen. Na het investeringsbesluit werden de besprekingen met slechts zes potentiële EER-leveranciers voortgezet, maar die konden slechts een klein deel van de uitrusting leveren waaraan Samsung SDI behoefte had in verband met investering nr. 2 in Hongarije.

(55)

Volgens Hongarije had de Samsung SDI Group in China voldoende ervaring (26) en contacten met lokale leveranciers en hoefde zij derhalve in de planningsfase van de aangemelde investering geen specifieke maatregelen te nemen om informatie te verzamelen over hun technische capaciteiten en de prijsstelling van standaardapparatuur.

(56)

Hongarije heeft ook toegelicht dat de Samsung SDI Group van 8 tot en met 12 januari 2017 in China technische evaluaties heeft uitgevoerd voor de uitrusting en machines die worden gebruikt voor het uitvoeren van de nieuwe procesinnovatie. De conclusies van deze technische evaluaties waren dat, hoewel de Chinese producenten aanzienlijke technologische verbeteringen hadden aangebracht vergeleken met de situatie 2-3 jaar daarvoor en ondertussen prijsconcurrerend waren geworden (aangezien zij [5-30] % goedkoper waren dan de Zuid-Koreaanse leveranciers), zij niet voldeden aan de kwaliteitseisen van de Samsung SDI Group.

(57)

Meer in het algemeen betwistte Hongarije de twijfels van de Commissie over het realistische gehalte van het Chinese nulscenario.

(58)

Ten eerste heeft Hongarije het bestaan van een regionaal bepaalde investeringsstrategie ontkend (27), die tot gevolg zou hebben gehad dat het investeringsproject hoe dan ook in Hongarije zou hebben plaatsgevonden. Hongarije is van mening dat deze twijfels in feite voortvloeien uit een onjuiste interpretatie door de Commissie van de notulen van een interne vergadering van de Samsung SDI Group op 21 september 2017 over de “Beoordeling van nieuwe investeringen in de productie in de EU en […]” (28), waaraan verschillende managers van de Samsung SDI Group en haar financiële directeur deelnamen. Hongarije merkt op dat, indien een dergelijke strategie had bestaan, dit zou hebben geleid tot een soortgelijke investering in […], wat niet het geval was.

(59)

In de tweede plaats hebben Hongarije en Samsung SDI toegelicht dat Samsung SDI over de middelen en ervaring beschikte om zijn intellectuele-eigendomsrechten in China adequaat te beschermen. Samsung SDI heeft toegelicht dat het ten tijde van het vestigingsbesluit reeds aanzienlijke ervaring had met het opzetten van productie-installaties in China (de Tianjin-fabriek dateert uit 1996) en met de bescherming van zijn intellectuele-eigendomsrechten. Er waren al specifieke maatregelen genomen, zoals blijkt uit bewijsstukken van Samsung SDI, om deze rechten te beschermen, zoals blackboxing (zie overweging 23), geheimhoudingsovereenkomsten met werknemers en Chinese aandeelhouders en streng beleid inzake de toegang tot de fabriek (zoals veiligheidsscans, controle van elektronische apparatuur), die in de praktijk toereikend zijn gebleken om elk risico op inbreuken op intellectuele eigendom te voorkomen. Samsung SDI heeft aanvullende informatie verstrekt waaruit blijkt dat de Chinese overheid in oktober 2017 (d.w.z. vóór het investeringsbesluit) op het 19e nationale congres van de Communistische Partij wetgeving heeft aangekondigd om de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten te versterken. Hongarije en Samsung SDI stellen dat de Samsung SDI Group daarom geen reden had om een alternatieve investering in China uit te sluiten vanwege bezorgdheid over intellectuele-eigendomsrechten.

(60)

In de derde plaats hebben Hongarije en Samsung SDI de aanvankelijke twijfels van de Commissie over een vermeend vijandig klimaat in China ten aanzien van Zuid-Koreaanse ondernemingen betwist. Samsung SDI heeft bevestigd dat de Samsung SDI Group goede zakelijke betrekkingen onderhield met de Chinese autoriteiten, zoals werd bevestigd door de steunaanbiedingen die zij in verband met deze investering of andere investeringen ontving. Samsung SDI heeft toegelicht dat het vermeende vijandige klimaat betrekking had op de verkoop op de Chinese binnenlandse markt, hetgeen in het onderhavige geval niet relevant was, aangezien de productie in het kader van deze investering voor de export bestemd zou zijn. De door de Commissie in dit verband geuite twijfels zouden dus ongegrond zijn. Samsung SDI heeft ook een interne presentatie gegeven die was opgesteld door het planningsteam van de divisie Automotive & ESS van Samsung SDI, die plaatsvond tijdens de vergadering van 21 september 2017 (zie overweging 58) (“het interne verslag van 21 september 2017”); volgens Samsung SDI blijkt uit dit document (een kwalitatieve vergelijking per locatie) dat de Samsung SDI Group een score van […] heeft gegeven aan haar relatie met de Chinese autoriteiten.

(61)

In de vierde plaats heeft Hongarije, om de algemene veronderstelling te weerleggen dat investering nr. 1 in Hongarije was gedaan met het voornemen om deze later uit te breiden, aan de Commissie een Excel-tabel van Samsung SDI toegezonden, waaruit blijkt dat de productiefaciliteit in Xi’an in 2020 slechts over twee productielijnen beschikte (te weten de twee oorspronkelijke productielijnen die in het kader van investering nr. 1 waren opgezet).

3.2.2.   Herberekende lokale inkoopniveaus in de alternatieve scenario’s voor Xi’an (China) en Göd (Hongarije)

3.2.2.1.   Xi’an (China)

(62)

Hongarije en Samsung SDI hebben de veronderstelling van de Commissie betwist dat de Samsung SDI Group geen uitrusting lokaal in China zou hebben ingekocht indien zij Xi’an als investeringslocatie had gekozen. Zij hebben uitgelegd dat de […] en vertrouwelijkheidskwesties die de betrouwbaarheid van Chinese leveranciers op het eerste gezicht hadden kunnen aantasten (29), hadden kunnen worden opgelost door de Chinese autoriteiten erbij te betrekken (30) (wat echter alleen mogelijk was indien de investering in China zou plaatsvinden), door technische ondersteuning te verlenen aan de Chinese leveranciers en SDI-ingenieurs van het Zuid-Koreaanse hoofdkantoor van Samsung SDI naar China te sturen om nauw met hen samen te werken (31), en door gebruik te maken van specifieke contractuele regelingen en overeenkomsten over gezamenlijke ontwikkeling met leveranciers (32). Wat de vertrouwelijkheid betreft, heeft Hongarije ook aangevoerd dat er, behalve in het geval van specifieke machines, geen zorgen over de vertrouwelijkheid bestaan met betrekking tot leveranciers van machines en uitrusting die bij de verschillende stappen in het productieproces voor accu’s worden gebruikt. In zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit heeft Hongarije ook gesteld dat, op basis van de herberekeningen achteraf die Samsung SDI aan de hand van de ten tijde van het investeringsbesluit beschikbare gegevens heeft gemaakt, een percentage lokale inkoop van uitrusting en machines van [31-35] % (33) van de in aanmerking komende investeringsuitgaven in Xi’an (China) realistisch zou zijn geweest, op het moment van het vestigingsbesluit.

(63)

Het basispercentage lokale inkoop van [31-35] % in China was gebaseerd op de hypothese dat de Samsung SDI Group:

a)

ongeveer [15-20] % van de waarde van de uitrusting die nodig was voor de alternatieve investering in Xi’an zou hebben ingekocht bij Chinese leveranciers van wie de Samsung SDI Group al eerder soortgelijke uitrusting in China had gekocht voor haar fabriek in Tianjin. Samsung SDI heeft in dit verband ook opgemerkt dat, in tegenstelling tot hetgeen de Commissie in het uitbreidingsbesluit heeft gesteld (overweging 41), het percentage lokale inkoop bij haar fabriek in Tianjin ([25-30] % in 2015-2016, [15-20] % in 2018-2019) na twintig jaar exploitatie niet was bereikt, aangezien de fabriek pas in 2008 (en voor cilindrische cellen zelfs pas in 2016) was begonnen met de productie van accucellen;

b)

ongeveer [10-15] % van de waarde van de uitrusting die nodig was voor de investering in het nulscenario in Xi’an zou hebben ingekocht bij Chinese leveranciers die niet eerder met Samsung SDI in China zaken hadden gedaan, maar die aan andere Chinese afnemers, waaronder fabrikanten van EV-accu’s, uitrusting hadden geleverd die gebaseerd was op dezelfde technologie (34) als die welke bij het alternatieve investeringsproject werd gebruikt;

c)

ongeveer [3,5-5] % van de waarde van de uitrusting die nodig was voor de alternatieve investering in Xi’an zou hebben ingekocht bij Chinese leveranciers die niet eerder met Samsung SDI in China zaken hadden gedaan, maar die aan andere Chinese afnemers, waaronder fabrikanten van EV-accu’s, uitrusting hadden geleverd die bij dezelfde productieprocessen wordt gebruikt (35) als die welke bij het alternatieve investeringsproject zou worden gebruikt.

(64)

In zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit heeft Hongarije nog twee argumenten aangevoerd ter ondersteuning van de stelling dat een aanzienlijke mate van lokale inkoop in China realistisch was ten tijde van het investeringsbesluit in november 2017.

(65)

Ten eerste stelde Hongarije dat de Samsung SDI Group in de jaren 2015-2016 en 2018-2019 in haar fabriek in Tianjin een percentage lokale inkoop van machines en uitrusting had bereikt dat tussen [10-15] % en [25-30] % lag (gemiddeld [25-30] % in de periode 2015-2016 en [15-20] % in de periode 2018-2019). Hongarije was van mening dat de Tianjin-investering een relevante benchmark vormde voor het aangemelde investeringsproject, omdat de respectieve productielijnen “soortgelijke kenmerken” hebben en “gebruikmaken van soortgelijke machines en uitrusting”. Ten tweede heeft Hongarije bewijsmateriaal verstrekt over het niveau van technologische ontwikkeling op de Chinese markt voor uitrusting en machines in 2017 (zie voor de samenvatting overweging 11 van het uitbreidingsbesluit).

(66)

Hongarije en Samsung SDI hebben er ook aan herinnerd dat het zoeken naar lokale leveranciers een dynamisch proces is dat in de loop van de tijd kan evolueren, waardoor het percentage lokale inkoop hoger kan uitvallen dan het percentage dat ten tijde van het investeringsbesluit was bereikt.

(67)

Hongarije en Samsung SDI waren ook van mening dat de begunstigde, bij gebrek aan lokale leveranciers, gebruik zou maken van zijn Zuid-Koreaanse leveranciers. In dat geval zou rekening moeten worden gehouden met extra kostenelementen. Deze omvatten de kosten voor het vervoer van de machines en uitrusting naar de fabriek in China (geraamd op [2-3] % van de kosten van de respectieve machines en uitrusting), een extra marge van [18-22] % om rekening te houden met de betrokkenheid van het hoofdkantoor van de Samsung SDI Group in Zuid-Korea (“Samsung SDI HQ”) bij het inkoopproces (36), en douanerechten van 1,1 % die moeten worden betaald voor dergelijke machines en uitrusting die vanuit Zuid-Korea in China worden ingevoerd.

3.2.2.2.   Göd (Hongarije)

(68)

In zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit was Hongarije van mening dat de Commissie “geen reden had om in twijfel te trekken dat lokale inkoop van tevoren een geloofwaardige optie was voor Samsung SDI op het moment dat het besloot in Göd te investeren”. Hongarije voerde aan dat het “irrelevant [is] hoe de inkoop van uitrusting en machines achteraf gezien voor Hongarije is verlopen, vergeleken met wat Samsung aanvankelijk had gepland op basis van zijn bestaande lokale inkoopbeleid”.

(69)

Hongarije lichtte toe dat de Samsung SDI Group, anders dan in het voorlopige standpunt van de Commissie wordt gesteld, wegens […] (met name […]) geen uitrusting had kunnen kopen bij goedkopere Chinese leveranciers. Afgezien daarvan merkte Hongarije op dat, aangezien de veronderstelde kosten van inkoop bij Zuid-Koreaanse leveranciers vrijwel identiek waren aan die van inkoop in de EER (met uitzondering van de vervoerskosten, geraamd op [3-4] % van de kosten van de respectieve machines en uitrusting), een lokaal inkooppercentage van minder dan 100 % in Hongarije een zeer beperkt effect zou hebben op het ex-anteresultaat (netto contante waarde) van de investering in Hongarije.

(70)

Volgens Hongarije zou het inkopen van de machines en uitrusting via het hoofdkantoor van Samsung SDI, bij wijze van tussenpersoon, een alternatief kunnen zijn voor lokale inkoop door Samsung SDI als deze laatste niet haalbaar zou blijken. In het geval van centrale inkoop via Samsung SDI HQ zou er rekening moeten worden gehouden met vervoerskosten en een extra marge van [18-22] % (hoewel er geen douanerechten verschuldigd zouden zijn).

(71)

Na de daaropvolgende briefwisseling tussen de Commissie en Hongarije heeft Hongarije in januari 2023 een herberekening van de NCW-kloof ingediend, waarbij het percentage inkoop van machines en uitrusting van buiten de EER voor de fabriek in Göd eind 2021 was vastgesteld op [94-99] %, terwijl het percentage inkoop binnen de EER was vastgesteld op [1-1,5] %.

3.2.2.3.   De opslag van [18-22] % op uitrusting van niet-lokale oorsprong

(72)

Hongarije en Samsung SDI voeren aan dat, mocht de Commissie de aanvankelijke aanname van Samsung SDI van volledig lokale inkoop op basis van het beleid van de Samsung SDI Group afwijzen, in de berekening van de netto contante waarde een opslag van [18-22] % zou moeten worden opgenomen (37). Op grond van eerdere ervaringen meent Samsung SDI dat een dergelijke opslag gerechtvaardigd is vanwege het feit dat de machines en uitrusting eerst door Samsung SDI HQ van Zuid-Koreaanse producenten zouden worden gekocht en vervolgens aan Samsung SDI in Hongarije of China zouden worden doorverkocht, onder toepassing van een opslag van [18-22] % op de onderliggende kostprijs (bestaande uit de aankoopprijs en alle andere kosten die Samsung SDI HQ maakt in verband met de aankoop, levering en installatie van de machines en uitrusting op de lokale investeringslocatie totdat op die locatie kan worden overgegaan tot massaproductie). Deze opslag van [18-22] % komt overeen met het nominale verschil tussen de aankoopprijzen van Samsung SDI HQ en de prijzen voor wederverkoop die zij haar lokale filialen in rekening brengt. Dit zou een redelijke en passende opslag zijn voor dergelijke intragroeptransacties, die niet alleen betrekking heeft op de aankoop van de uitrusting, maar ook op aanvullende diensten van Samsung SDI HQ. Hongarije en Samsung SDI stellen dat een dergelijke opslag van [18-22] % een marktconforme prijs vormt, wat zowel zou blijken uit studies uitgevoerd vóór het vestigingsbesluit in deze zaak als uit de studies die in het kader van het huidige onderzoek aan de Commissie zijn overgelegd (38).

3.2.3.   Overheidssteun voor de voorgestelde alternatieve locatie in Xi’an (China)

(73)

Hoewel Hongarije aanvankelijk aan de Commissie meedeelde dat de begunstigde tijdens het besluitvormingsproces “geen enkel subsidieaanbod had gekregen” van de Chinese overheid (zie overweging 13 van het uitbreidingsbesluit), heeft Hongarije zich daarna van deze verklaring gedistantieerd.

(74)

Hongarije en Samsung SDI stelden vervolgens dat er een directe investeringssubsidie ter financiering van [15-20] % van de investeringskosten in China beschikbaar zou zijn geweest. Zij voerden ook aan dat indien de investering in China had plaatsgevonden, deze waarschijnlijk aanspraak had kunnen maken op een vennootschapsbelastingtarief van 15 % in plaats van het normale tarief van 25 %.

(75)

Wat de subsidie betreft, hebben Hongarije en Samsung SDI een ongetekend en ongestempeld aanbod van de Chinese lokale overheid van 23 februari 2017 overlegd, dat twee opties bevatte (zie overweging 16 van het uitbreidingsbesluit). Hongarije en Samsung SDI hebben aanvullend bewijsmateriaal verstrekt, met name over het verloop van de onderhandelingen tussen de Samsung SDI Group en de Chinese lokale overheid van januari tot en met juli 2017 (39) en over een geactualiseerd steunaanbod van 23 mei 2018. In het licht van dit aanvullende bewijs stellen Hongarije en Samsung SDI dat de onderhandelingen over een subsidie van [15-20] % serieus en realistisch waren; er bestond alleen nog onduidelijkheid over de mogelijkheid om een nog hogere subsidie van [25-30] % van de investeringskosten te verkrijgen.

(76)

Wat betreft het mogelijk lagere vennootschapsbelastingtarief van 15 % heeft Hongarije toegelicht dat de aanvankelijke aanname van de Samsung SDI Group over een tarief van 25 % in China gebaseerd was op een vrij voorzichtige schatting. Hongarije heeft aangevoerd dat het legitiem was geweest voor de Samsung SDI Group om voor haar berekening van de NCW in China een veel lager belastingtarief van 15 % te hanteren (zie de overwegingen 25 en 26 van het uitbreidingsbesluit) (40).

(77)

Hongarije en de begunstigde hebben verklaard dat uit het interne verslag van 21 september 2017 blijkt dat de Samsung SDI Group op de hoogte was van het potentiële Chinese subsidieaanbod. Volgens Samsung SDI is het niet relevant dat deze subsidies niet in aanmerking zijn genomen bij de berekeningen van de levensvatbaarheidskloof die aan het investeringscomité van SDI en aan de Chief Executive Officer van Samsung SDI zijn voorgelegd bij de opeenvolgende stappen in de besluitvorming die hebben geleid tot het vestigings- en investeringsbesluit: het is standaardbeleid van de Samsung SDI Group dat steun pas na de berekening van de netto contante waarde in aanmerking wordt genomen, zoals ook blijkt uit het feit dat de potentiële steun in Hongarije evenmin in aanmerking is genomen in het stadium van de NCW-berekeningen.

3.2.4.   Introductie door Samsung SDI van een “discrete” en een “probabilistische” benadering voor het berekenen van de levensvatbaarheidskloof

(78)

Hoewel Hongarije het niet eens was met de twijfels van de Commissie over de vergelijkingen van de netto contante waarde, verklaarde het land bereid te zijn een aantal andere plausibele levensvatbaarheidsscenario’s te vergelijken om te laten zien dat de levensvatbaarheidskloof tussen Hongarije en China in deze scenario’s nog altijd aanzienlijk zou zijn en dat de door Hongarije aan Samsung SDI aangeboden staatssteun bijgevolg zijn stimulerende effect zou behouden. Meer specifiek heeft Samsung SDI de NCW-kloof na het inleidingsbesluit herberekend, waarbij twee benaderingen werden gehanteerd: een “discrete” benadering, met vier verschillende scenario’s, en een “probabilistische” benadering, die leidt tot drie mogelijke scenario’s.

(79)

Aan de hand van de discrete benadering berekende Samsung SDI twee NCW-kloven zonder enige lokale inkoop in China of Hongarije, maar rekening houdend met een lokale Chinese subsidie van [15-20] % van de investering, of met een vennootschapsbelasting van 15 %. Samsung SDI stelt dat in beide scenario’s het verschil in levensvatbaarheid vergelijkbaar zou zijn met of groter zou zijn dan de oorspronkelijke kloof van 173 miljoen EUR. Een derde scenario, herberekend op basis van een percentage van [31-35] % lokale inkoop voor de investering in China (en geen lokale inkoop voor de investering in Hongarije), geen subsidie en een vennootschapsbelastingtarief van 25 % voor de investering in China, zou leiden tot een NCW-kloof die lager is dan de oorspronkelijke kloof, maar even groot als het door Hongarije voorgestelde bedrag aan staatssteun. Ten slotte zou een vierde scenario, herberekend op basis van een percentage van [25-30] % lokale inkoop voor de investering in China (en geen lokale inkoop in Hongarije), geen subsidie en een vennootschapsbelastingtarief van 25 % voor de investering in China, leiden tot een NCW-kloof die zowel kleiner is dan de oorspronkelijke kloof als het door Hongarije voorgestelde bedrag aan staatssteun.

(80)

Samsung SDI heeft aangevoerd dat de hierboven beschreven discrete methode geen goede afspiegeling vormt van het besluitvormingsproces dat tot de investering heeft geleid. De onderneming was daarentegen van mening dat een probabilistische benadering, waarbij rekening wordt gehouden met alle factoren die relevant waren voor Samsung SDI toen het de locatie van de investering vaststelde, hiervan een realistischere afspiegeling vormt.

(81)

In de drie “probabilistische scenario’s” die Samsung SDI na het inleidingsbesluit heeft voorgesteld, worden de drie verschillende factoren (namelijk lokale inkoop van [25-30] % voor de investering in China, een subsidie van [15-20] % van de Chinese autoriteiten en een vennootschapsbelastingtarief van 15 %) met elkaar gecombineerd. Hierop worden verschillende waarschijnlijkheidscoëfficiënten toegepast die de onzekerheid met betrekking tot de verwezenlijking van deze factoren weergeven. De voorgestelde waarschijnlijkheidscoëfficiënten bedragen 100 % voor de factor die verband houdt met de voorzichtige schatting van [25-30] % lokale inkoop in China (in alle drie de scenario’s), 25 % of 0 % voor de andere twee factoren (in twee scenario’s) of 25 % voor beide (in het derde scenario) (41). Samsung lichtte toe dat alle drie de resulterende verschillen tussen de netto contante waarden binnen het bereik van de oorspronkelijke NCW-kloof liggen en alle drie hoger zijn dan het door Hongarije voorgestelde bedrag aan staatssteun. Op grond hiervan stelt Hongarije dat het stimulerende effect van het aangemelde steunbedrag hierdoor wordt bevestigd.

(82)

Hongarije heeft aangevoerd dat de Commissie rekening moet houden met een dergelijke herberekening achteraf van de NCW-kloven, gebruikmakend van historische gegevens, hoewel de begunstigde van de steun deze niet in aanmerking heeft genomen op het moment dat hij de locatie van de investering koos.

(83)

In hun opmerkingen over het uitbreidingsbesluit hebben Hongarije en Samsung SDI aangevoerd dat een intern bedrijfsdocument uit de periode van het besluitvormingsproces van Samsung SDI de bewering staaft dat de begunstigde voorafgaand aan de beoordeling van de investering een inherent probabilistische benadering heeft gehanteerd. In dit verband verwijzen zij meer specifiek naar het interne verslag van 21 september 2017.

3.3.   Evenredigheid

(84)

Hongarije heeft toegelicht dat de steunmaatregel tot doel had het gestelde kostenverschil van 173 miljoen EUR (gedeeltelijk) te compenseren om de investering hiermee naar een steunregio te halen. Hongarije heeft bevestigd dat de Samsung SDI Group bereid was het resterende kostenverschil van 65 miljoen EUR te dragen, aangezien zij van mening was dat zij op de Hongaarse locatie zou kunnen profiteren van bepaalde kwalitatieve en strategische voordelen.

(85)

Hongarije en Samsung SDI herhalen dat, zelfs indien de NCW-kloof opnieuw zou moeten worden berekend (zie punt 3.2.4), het steunbedrag, voor zover het onder de limiet van deze herziene netto contante waarde zou blijven, evenredig zou blijven.

3.4.   Geschikt en noodzakelijk middel

(86)

Hongarije heeft toegelicht dat de noodzaak van steun in het betrokken gebied, namelijk Midden-Hongarije, mede blijkt uit het feit dat het als steungebied wordt aangemerkt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU. In de regio Midden-Hongarije zijn in het verleden talrijke andersoortige maatregelen toegepast die geen steunmaatregelen waren, alsook horizontale maatregelen, die als zodanig ontoereikend zijn gebleken om de regionale handicaps van het gebied aan te pakken. Met name het district Pest is onderontwikkeld vergeleken met de rest van de regio Midden-Hongarije.

(87)

Hongarije is van mening, gelet op de vaste praktijk van de Commissie, dat een rechtstreekse subsidie een geschikt steuninstrument is om het gewenste doel te bereiken, namelijk het aantrekken van de investering naar Göd.

3.5.   Ongewenste negatieve effecten op mededinging en handelsverkeer

(88)

Ten eerste heeft Hongarije opgemerkt dat dezelfde afnemers zouden worden bediend, ongeacht of de EV-accucellen in China dan wel in Hongarije zouden worden geproduceerd. Om dezelfde geografische markten (d.w.z. de EER en […]) te bedienen, zouden dezelfde hoeveelheden tegen dezelfde prijzen worden geproduceerd en verkocht.

(89)

Ten tweede heeft Hongarije niet betwist dat bij de zoektocht naar een locatie voor het investeringsproject niet alleen werd gekeken naar de drie bestaande accucelfabrieken van de Samsung SDI Group in China, Zuid-Korea en Hongarije (zoals in de aanmelding en tijdens de inleidende fase van het onderzoek werd gesteld), maar dat ook nieuwe investeringslocaties werden overwogen in China (Wuxi), Polen (Środa), Slowakije (Sered”), Hongarije (Tatabánya) en Tsjechië (Most Joseph). Hongarije en Samsung SDI hebben echter verklaard dat deze andere mogelijkheden, die nieuwe investeringen zouden zijn geweest, in een vroeg stadium van het besluitvormingsproces werden uitgesloten. Samsung SDI heeft erop gewezen dat de capaciteit van de groep op dat moment tekortschoot gelet op de verkoopdoelstellingen voor Europa en […]; daarom stelde het planningsteam van de Business Division van Samsung SDI een investeringsplan voor om die capaciteit zo spoedig mogelijk te vergroten. Met nieuwe investeringen zou die doelstelling derhalve niet kunnen worden bereikt. Voor het planningsteam bleven er slechts twee bestaande locaties over: Göd en Xi’an. De interpretatie van de Commissie van de interne documenten betreffende de vergadering van 21 september 2017 (42) zou dus onjuist zijn.

(90)

Ten derde heeft Hongarije met betrekking tot een mogelijke verplaatsing binnen de EER in eerste instantie gesteld dat de productieactiviteiten in Oostenrijk (accupakketten) en de gesteunde activiteit in Hongarije (accucellen) materieel en technologisch verschillend waren (de Commissie heeft zelf aanvaard dat het productieproces voor de nieuwe accucellen in Göd een “nieuwe procesinnovatie” vormt (zie de overwegingen 89 tot en met 101 van het inleidingsbesluit). Bovendien zou de beperking van de activiteiten in de Oostenrijkse fabriek van de Samsung SDI Group ingegeven zijn door een aanpassing van de missie van die fabriek en geen gedeeltelijke sluiting vormen in de zin van de richtsnoeren. Hoe dan ook zou er geen causaal verband bestaan tussen de inkrimping van de activiteiten in Oostenrijk en de steun in Hongarije voor uitbreiding van de locatie in Göd.

4.   OPMERKINGEN VAN HET MINISTERIE VAN HANDEL, INDUSTRIE EN ENERGIE VAN ZUID-KOREA OVER HET BESLUIT TOT UITBREIDING VAN DE PROCEDURE

(91)

In zijn opmerkingen heeft Zuid-Korea de inspanningen van de Commissie erkend om de tijdens de lopende formele onderzoeksprocedure vastgestelde kwesties op te lossen. Het heeft er ook op gewezen dat er meer investeringen van Samsung SDI in Europa konden worden verwacht en dat een positief besluit van de Commissie in dit geval als katalysator zou dienen voor de verdere investeringen van Samsung SDI.

(92)

Hongarije heeft bevestigd dat het geen opmerkingen had over de opmerkingen van Zuid-Korea.

5.   BEOORDELING

5.1.   Is er sprake van steun?

(93)

Om de in het inleidingsbesluit vermelde redenen (overwegingen 71 tot en met 76) was de Commissie van mening dat de aangemelde steunmaatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en dat de maatregel, aangezien deze met staatsmiddelen wordt bekostigd, selectief is, een economisch voordeel voor Samsung SDI oplevert, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen. Deze beoordeling is nog steeds correct; de betreffende maatregel vormt derhalve staatssteun.

5.2.   Rechtmatigheid van de steunmaatregelen

(94)

De Commissie heeft er in haar inleidingsbesluit (overwegingen 77 tot en met 80) aan herinnerd dat indien het aan regionale investeringssteun toe te kennen bedrag de aanmeldingsdrempel van artikel 4, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 651/2014 overschrijdt, de steun niet onder de vrijstelling van die verordening valt en derhalve individueel bij de Commissie moet worden aangemeld. In dit geval bedraagt de toepasselijke drempel in de regio Göd 26,25 miljoen EUR. De voorgenomen steunmaatregel van 108 miljoen EUR kon derhalve niet van aanmelding worden vrijgesteld.

(95)

Bovendien wordt regionale steun voor investeringen van grote ondernemingen in gebieden die op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU voor regionale steun in aanmerking komen, volgens punt 15 van de richtsnoeren slechts verenigbaar geacht indien deze steun wordt verleend voor initiële investeringen die nieuwe economische activiteiten in deze gebieden creëren, of voor de diversificatie van bestaande vestigingen naar nieuwe producten of nieuwe procesinnovaties. Steun voor deze activiteiten moet individueel worden aangemeld, tenzij hiermee initiële investeringen worden ondersteund die nieuwe economische activiteiten in deze gebieden creëren. De verplichting om steun voor de diversificatie van bestaande vestigingen naar nieuwe producten of nieuwe procesinnovaties individueel aan te melden, geldt onafhankelijk van het voorgenomen steunbedrag.

(96)

In het inleidingsbesluit (overweging 79) heeft de Commissie geconcludeerd dat Hongarije, door de toekenning van deze steun aan te melden onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 108, lid 3, VWEU (zie ook overweging 30 hiervoor). Deze beoordeling blijft geldig.

5.3.   Verenigbaarheid van de steunmaatregel

(97)

In afwijking van het algemene verbod op staatssteun van artikel 107, lid 1, VWEU kan steun verenigbaar worden verklaard indien deze aanspraak kan maken op een van de afwijkingen die in het VWEU zijn voorzien. Aangezien de steunmaatregel tot doel heeft de regionale ontwikkeling te bevorderen in een gebied dat overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, zal de Commissie de verenigbaarheid van de steunmaatregel beoordelen in het licht van die bepaling, zoals uitgelegd in de richtsnoeren.

(98)

Hongarije heeft de steun, enkel onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, op 27 december 2021 toegekend (overweging 30). Daarom wordt de steun beoordeeld op grond van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen die van toepassing waren van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2021 (43).

(99)

Overeenkomstig de bepalingen van de richtsnoeren heeft de Commissie eerst in het inleidingsbesluit (zie overweging 83) beoordeeld of investering nr. 2, die zou worden gedaan door een grote onderneming in een gebied dat in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, en die geen betrekking had op een initiële investering ten behoeve van nieuwe economische activiteiten in de zin van punt 20, punt i), van de richtsnoeren, in aanmerking kon komen voor regionale steun, aangezien Hongarije beweerde dat het productieproces gebaseerd was op een nieuwe procesinnovatie. De Commissie heeft ook vastgesteld dat Samsung SDI geen onderneming in moeilijkheden is (overweging 8 van het inleidingsbesluit) (en heeft tot op heden geen informatie ontvangen die op het tegendeel wijst). Tot slot merkt de Commissie op dat Hongarije zich ertoe heeft verbonden de toekenning en/of betaling van de aangemelde steun aan de begunstigde op te schorten indien deze eerder onrechtmatige steun heeft ontvangen die bij een besluit van de Commissie onverenigbaar is verklaard, totdat de begunstigde de onrechtmatige en onverenigbare steun en de bijbehorende terugvorderingsrente heeft terugbetaald of op een afzonderlijke rekening heeft gestort. In het onderhavige geval is daarom voldaan aan de punten 18 en 19 van de richtsnoeren.

(100)

De Commissie heeft aanvaard dat het productieproces voor de nieuwe accucellen in Göd als “nieuwe procesinnovatie” kan worden aangemerkt en derhalve een initiële investering vormt in de zin van de richtsnoeren (overweging 37 en overwegingen 89 tot en met 101 van het inleidingsbesluit). Uit het formele onderzoek van de Commissie zijn geen elementen naar voren gekomen op grond waarvan deze beoordeling in twijfel kan worden getrokken. Bijgevolg blijft de conclusie van de Commissie geldig voor de toepassing van dit besluit.

(101)

De Commissie moet derhalve beoordelen of de steunmaatregel voldoet aan de criteria van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, d.w.z. of deze steun vormt “om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad”. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de criteria voorzien in de richtsnoeren.

5.3.1.   Doelstelling om regionale ontwikkeling te bevorderen

5.3.1.1.   Reële en blijvende bijdrage aan regionale ontwikkeling

(102)

Op grond van de richtsnoeren moet de lidstaat concreet aantonen dat de gesteunde investering daadwerkelijk en blijvend bijdraagt aan de regionale ontwikkeling van de doelregio. Daartoe worden in punt 3.2.2 van de richtsnoeren een aantal indicatoren vermeld waarvan de lidstaten gebruik kunnen maken om de regionale bijdrage van individuele investeringssteun aan te tonen.

(103)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie bevestigd dat de regio Göd in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU.

(104)

Om de reële en blijvende bijdrage aan te tonen, moest de lidstaat ook de levensvatbaarheid van de steunmaatregel aantonen, blijkend uit een financiële bijdrage van de begunstigde van de steun van ten minste 25 % van de in aanmerking komende kosten (44), die wordt geleverd uit eigen middelen of via externe financiering, in een vorm die vrij is van enige financiële overheidssteun. Bovendien moet de investering (de gesteunde activa) in het betrokken gebied gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing van de investering in stand worden gehouden (45). De Commissie heeft geconstateerd dat aan deze voorwaarden is voldaan (zie de overwegingen 31 en 32 van het inleidingsbesluit).

(105)

In het inleidingsbesluit (zie overweging 105) betwijfelde de Commissie of de investering alle in de aanmeldingsdocumenten beschreven gunstige effecten zou hebben, aangezien het daarin genoemde lokale inkoopbeleid niet leek te zijn toegepast, althans niet wat de aankoop van machines en uitrusting betreft die voor het investeringsproject worden gebruikt.

(106)

Na al het bewijsmateriaal in het dossier te hebben beoordeeld, stelt de Commissie echter vast dat Hongarije gewezen heeft op verschillende positieve regionale effecten van de investering. Onder andere (zie overweging 35 van het inleidingsbesluit) zou de steunmaatregel naar verwachting 1 200 nieuwe directe arbeidsplaatsen opleveren. Gezien de locatie zal de investering waarschijnlijk ook forensen uit naburige regio’s aantrekken die steungebieden zijn in de zin van artikel 107, lid 3, punt a), VWEU. Het aantal indirecte arbeidsplaatsen dat als gevolg van de investering wordt gecreëerd, zou in Hongarije naar verwachting ongeveer 200 bedragen; alleen al bij de bouwwerkzaamheden zouden naar verwachting meer dan [30-60] verschillende bouwbedrijven en meer dan [800-1 100] werknemers betrokken zijn (overweging 46). De begunstigde was ook van plan uitgebreide opleidingen aan te bieden om zowel de algemene als de specifieke vaardigheden van het personeel te verbeteren en samen te werken met Hongaarse instellingen voor hoger onderwijs (om zo kennis- en technologieoverdracht te bevorderen). Hongarije heeft ook gewezen op vervolginvesteringen en voorgenomen activiteiten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in de regio. De Commissie is van oordeel dat er in het dossier geen sprake is van elementen die ten tijde van de toekenning van de voorwaardelijke steun aanleiding vormden om deze verwachte voordelen in twijfel te trekken. Wat haar aanvankelijke twijfels met betrekking tot de lokale inkoop betreft, merkt de Commissie op dat deze twijfels hoe dan ook niet van invloed zouden zijn op de daadwerkelijke bijdrage van investering nr. 2 aan de regionale ontwikkeling van het gebied (zoals hierboven vastgesteld), maar alleen op de omvang ervan.

(107)

Bijgevolg is de Commissie van mening dat voldoende is aangetoond dat de investering een positieve bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling van de regio.

5.3.1.2.   Stimulerend effect

(108)

Overeenkomstig onderdeel 3.5 van de richtsnoeren kan regionale steun alleen als verenigbaar met de interne markt worden verklaard, indien de steun een stimulerend effect heeft. Er is sprake van een stimulerend effect wanneer de steun het gedrag van de onderneming zodanig verandert dat deze méér activiteiten ten gunste van de ontwikkeling van het gebied onderneemt, die zij zonder de steun niet zou hebben uitgevoerd, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze of op een andere locatie zou hebben uitgevoerd. De steun mag niet de kosten subsidiëren van een activiteit die een onderneming sowieso zou hebben verricht, noch mag deze het normale zakelijke risico van een economische activiteit compenseren.

(109)

Zoals uiteengezet in overweging 116 van het inleidingsbesluit, is in het geval van investering nr. 2 voldaan aan het formele vereiste van een stimulerend effect als voorzien in de punten 64, 65 en 69 van de richtsnoeren, namelijk dat de werkzaamheden pas van start kunnen gaan nadat het formulier voor het aanvragen van steun is ingediend.

(110)

Aangezien een onderneming echter veel goede redenen kan hebben om een investeringsproject in een bepaalde regio te vestigen, ook zonder staatssteun, moet de Commissie volgens de richtsnoeren ook beoordelen of de steun een materieel stimulerend effect op de investering heeft. In dit verband moet de lidstaat aangeven welk scenario beschreven in punt 61 van de richtsnoeren van toepassing is: een investeringsbesluit (scenario 1) of een vestigingsbesluit (scenario 2).

(111)

Hongarije heeft de steunmaatregel aangemeld als vallend onder scenario 2 van punt 61 van de richtsnoeren. Volgens punt 61 van de richtsnoeren is sprake van scenario 2 wanneer de steun een prikkel geeft om een voorgenomen investering in het betrokken gebied — en niet elders — uit te voeren, doordat de steun de nettonadelen en -kosten compenseert die uit de vestiging in het betrokken gebied voortvloeien. Zoals in punt 3.5.2 van de richtsnoeren wordt beschreven, moet de lidstaat in een geval dat onder scenario 2 valt bewijsmateriaal overleggen waaruit duidelijk blijkt dat de steun daadwerkelijk de keuze voor de investering of de locatie beïnvloedt. De bewijslast voor het bestaan van een stimulerend effect ligt derhalve bij de lidstaat. Daartoe moet de lidstaat een uitvoerige beschrijving geven van het nulscenario waarin geen enkele overheidsinstantie in de EER (met inbegrip van de gekozen locatie) steun aan de begunstigde zou verlenen. In punt 71 van de richtsnoeren wordt aangegeven dat in het geval van scenario 2 — waarnaar Hongarije in het onderhavige geval verwijst — de lidstaat het stimulerende effect van de steun zou kunnen aantonen door bedrijfsdocumenten te overleggen waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in het betrokken gebied en die van vestiging in een ander gebied of andere gebieden. Deze documenten moeten stammen uit dezelfde periode als de besluitvorming over de investering of de keuze van de locatie ervan. De lidstaat wordt daarom gevraagd zich te baseren op officiële documenten van de raad van bestuur, risicobeoordelingen, financiële rapporten, interne bedrijfsplannen, adviezen van deskundigen en andere studies en documenten waarin verschillende investeringsscenario’s worden uitgewerkt.

(112)

De Commissie moet nagaan of het door Hongarije gepresenteerde nulscenario realistisch en geloofwaardig is.

(113)

Volgens punt 68 van de richtsnoeren is een nulscenario geloofwaardig indien het een reëel scenario betreft en verband houdt met factoren die meespeelden in de besluitvorming op het moment waarop de begunstigde het besluit nam ten aanzien van de investering (46).

(114)

In de onderhavige zaak heeft Hongarije een aantal argumenten aangevoerd en bewijsstukken overgelegd ter staving van zijn standpunt dat investering nr. 2 voldeed aan de vereisten van de richtsnoeren als een project dat onder scenario 2 van punt 61 van de richtsnoeren valt. Het land voerde aan dat er sprake was van een levensvatbaarheidskloof, bestaande uit een verschil in de netto contante waarde van 173 miljoen EUR vergeleken met een alternatieve investeringslocatie in Xi’an (China). Deze kloof was hoofdzakelijk het gevolg van een aanzienlijk verschil in de geplande investeringskosten van de steunmaatregel op de twee alternatieve locaties. Terwijl de begunstigde 1,2 miljard EUR in nominale waarde (982 miljoen EUR in contante waarde (47)) zou investeren in gebouwen, uitrusting en machines in Hongarije, bedroegen de overeenkomstige kosten in China slechts […] miljoen EUR in nominale waarde (766,7 miljoen EUR in contante waarde). Het verschil van 215,3 miljoen EUR (in contante waarde) was uitsluitend toe te schrijven aan de kosten van machines en uitrusting, die volgens de aanmelding in Hongarije bijna [35-50] % hoger waren dan in China.

(115)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie opgemerkt dat het verschil in investeringskosten van 215,3 miljoen EUR gedeeltelijk werd gecompenseerd door de nettovoordelen van de Hongaarse investering (42,3 miljoen EUR), wat resulteerde in een netto levensvatbaarheidskloof van 173 miljoen EUR tussen de locaties in China en Hongarije, ten nadele van de locatie in Hongarije. De Commissie heeft ook opgemerkt dat de aangemelde steun van 108 miljoen EUR in contante waarde volgens Hongarije een gedeeltelijke compensatie vormde voor het nettonadeel van 173 miljoen EUR dat voortvloeide uit het besluit om de investering in Hongarije te vestigen in plaats van in China.

(116)

Zoals blijkt uit het uitbreidingsbesluit (met name de overwegingen 5 en 6), hebben Hongarije en Samsung SDI in hun reactie op het inleidingsbesluit afstand genomen van bepaalde verklaringen die tijdens de inleidende fase van het onderzoek werden gedaan en hebben zij nieuwe argumenten en bewijsmateriaal ingediend met betrekking tot de aannames van de begunstigde in het nulscenario, die ten minste gedeeltelijk in tegenspraak zijn met eerdere verklaringen en argumenten.

(117)

In het inleidingsbesluit en het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de geloofwaardigheid van het nulscenario (een investering in China), aangezien dwingende strategische overwegingen de onderneming er hoe dan ook toe zouden hebben gebracht haar investering in Hongarije uit te voeren. Zij heeft ook twijfels geuit over de NCW-kloof, die in het licht van het beschikbare bewijsmateriaal niet realistisch en geloofwaardig leek.

(118)

In de volgende afdeling beoordeelt de Commissie elk van de punten met betrekking tot de NCW-kloof en het vestigingsbesluit waarover zij twijfels heeft geuit. Deze kunnen in drie thema’s worden ingedeeld: het bestaan van dwingende strategische overwegingen die van meet af aan de geloofwaardigheid van de Chinese alternatieve locatie teniet hebben gedaan; het verschil tussen de kosten van machines en uitrusting op de twee alternatieve locaties (en met name de verwachte niveaus van lokale inkoop); en de vermeende financiële steun van de Chinese autoriteiten ten gunste van de Chinese locatie.

5.3.1.2.1.   Het bestaan van dwingende strategische overwegingen die van meet af aan de geloofwaardigheid van de Chinese alternatieve locatie teniet hebben gedaan

(119)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de geloofwaardigheid van het Chinese nulscenario, aangezien zij niet kon uitsluiten dat de investering in Hongarije vanwege een aantal omstandigheden hoe dan ook zou hebben plaatsgevonden. Deze omstandigheden waren: i) het vijandige economische klimaat in China ten aanzien van Zuid-Koreaanse producenten van accu’s voor elektrische voertuigen; ii) het risico van gedwongen technologieoverdracht; iii) de onwaarschijnlijkheid dat Samsung SDI investering nr. 1 in Göd heeft gedaan zonder rekening te houden met een uitbreiding van de investering in een later stadium; iv) de voordelen van een Europese locatie, zoals de snel groeiende Europese markt en de nabijheid van Europese afnemers (in combinatie met een regionaal bepaalde investeringsstrategie die de Samsung SDI Group volgens het voorlopige standpunt van de Commissie mogelijk zou nastreven).

(120)

Met betrekking tot het vijandige economische klimaat in China ten aanzien van Zuid-Koreaanse producenten van EV-accu’s (zie overweging 139 van het inleidingsbesluit) stelt de Commissie vast dat, zoals blijkt uit interne documenten uit de periode van het besluitvormingsproces en zoals in de aanmelding wordt gesteld, de geplande alternatieve investering in Xi’an bedoeld was voor de uitvoer (er werd niet verwacht dat deze tot verkopen op de Chinese markt zou leiden (48)). De Commissie erkent dan ook dat het feit dat China in 2016 maatregelen heeft toegepast die de verkoop van Zuid-Koreaanse producenten van EV-accu’s op de binnenlandse Chinese markt belemmerden, geen vijandig economisch klimaat lijkt te hebben gecreëerd voor de investering in kwestie, die niet bedoeld was om de Chinese markt te bedienen. Daarnaast heeft Samsung SDI documenten en openbaar beschikbare informatie uit die periode overlegd waaruit blijkt dat er goede zakelijke betrekkingen bestonden tussen de Chinese autoriteiten en de Samsung SDI Group (met name blijkens het subsidieaanbod van de Chinese autoriteiten van 23 februari 2017) en andere Zuid-Koreaanse producenten van EV-accu’s. Ten slotte stelt de Commissie vast dat geen enkel document in het dossier de conclusie staaft dat de Samsung SDI Group een dergelijke vijandige omgeving als een beslissende factor had beschouwd ten tijde van het vestigingsbesluit. Integendeel, uit het interne verslag van 21 september 2017 blijkt dat de Samsung SDI Group kort voor het investeringsbesluit een score van […] gaf aan haar relatie met de Chinese autoriteiten; dezelfde score als aan de Hongaarse autoriteiten en een hogere score dan aan andere Europese autoriteiten. Daarom is de Commissie van oordeel dat het investeringsproject niet werd bedreigd door een potentieel vijandig economisch klimaat in China en dat het ondernemingsklimaat in China hoe dan ook ten tijde van het vestigingsbesluit door de begunstigde niet als negatief, noch als een doorslaggevende factor werd beschouwd.

(121)

Wat betreft het potentiële risico van gedwongen technologieoverdracht in China (zie overweging 138 van het inleidingsbesluit) hebben Hongarije en Samsung SDI aanvullende informatie verstrekt waaruit blijkt dat de begunstigde in het alternatieve investeringsscenario een aantal maatregelen gepland had om ervoor te zorgen dat zijn intellectuele-eigendomsrechten in China voldoende zouden worden beschermd, gebaseerd op zijn ervaringen met de exploitatie van fabrieken aldaar (overweging 59). Samsung SDI heeft ook toegelicht dat de Chinese overheid in oktober 2017 (d.w.z. vóór het investeringsbesluit) wetgeving had aangekondigd om de bescherming van intellectuele eigendom te versterken (overweging 59). In het licht van deze opmerkingen is de Commissie van mening dat haar aanvankelijke twijfels over de mogelijke gedwongen overdracht van intellectuele-eigendomsrechten niet van dien aard waren dat een alternatieve locatie in China kan worden uitgesloten.

(122)

Een ander argument (zie overweging 140 van het inleidingsbesluit) dat vragen deed rijzen over de algemene geloofwaardigheid van het Chinese alternatieve investeringsscenario was dat het volgens het voorlopige standpunt van de Commissie onwaarschijnlijk was dat Samsung SDI zonder steun een productiefaciliteit voor kleine cellen zoals die in Göd (investering nr. 1) zou hebben opgestart, indien zij niet had overwogen de investering in een later stadium uit te breiden. Dit zou betekenen dat het voornemen om in Göd te investeren en de capaciteit op te voeren reeds bestond op het moment dat investering nr. 1 in 2016 werd uitgevoerd. Uit een intern document van Samsung SDI is evenwel gebleken dat de oorspronkelijke investering nr. 1 in Xi’an niet was uitgebreid: een productielocatie van de Samsung SDI Group kon dus heel goed beperkt blijven tot de eerste investeringsfase, indien er een vestigingsbesluit ten gunste van een concurrerende locatie werd genomen. Bovendien betekent het bestaan van een initiële investering in Göd niet dat er geen keuze meer mogelijk was tussen Göd en Xi’an, aangezien op beide locaties een eerdere investering was gedaan die kon worden uitgebreid. Meer in het algemeen erkent de Commissie dat zelfs het bestaan van een impliciet of expliciet voornemen om een productielocatie uit te breiden (dat bijvoorbeeld kan blijken uit het feit dat een onderneming een terrein heeft gekocht dat groter is dan het terrein dat nodig is voor een eerste fabriek), niet noodzakelijkerwijs betekent dat de nieuwe investering hoe dan ook zal plaatsvinden. Dienaangaande merkt de Commissie op dat niets in het dossier er uitdrukkelijk op wijst dat Samsung SDI van meet af aan plannen had om de investering in Göd uit te breiden.

(123)

Bovendien was de Commissie in het inleidingsbesluit (overweging 143 van het inleidingsbesluit) over het algemeen van mening dat een aantal voordelen van een Europese productielocatie (bijvoorbeeld de snel groeiende Europese markt en de nabijheid van Europese afnemers) dwingende strategische overwegingen konden vormen die de Samsung SDI Group er hoe dan ook toe zouden hebben gebracht haar investering in Hongarije te vestigen. Deze twijfel werd verder verwoord in het uitbreidingsbesluit (overweging 57 van het uitbreidingsbesluit), waarin de Commissie aangaf dat de Samsung SDI Group mogelijk een regionaal bepaalde investeringsstrategie volgde, op grond waarvan zij hoe dan ook in productielocaties in Europa zou investeren. Hoewel in een intern document van de Samsung SDI Group (49) wordt gesuggereerd dat een diversificatie van de productielocaties op elk continent “nuttig zou kunnen zijn”, tonen de voorzichtige toon van dat document en de context van die verklaring (diversificatie was slechts een van de verschillende parameters bij de kwalitatieve vergelijking van de locaties, naast andere overwegingen zoals de logistieke stromen per trein tussen de mogelijke locatie in Xi’an en Europa) aan dat deze factor voor de Samsung SDI Group geen doorslaggevende strategische overweging vormde. In andere interne documenten van de Samsung SDI Group uit dezelfde periode wordt enkel vermeld dat dergelijke kwalitatieve factoren “niet over het hoofd [mogen] worden gezien” (50). Verder staat er niets in het dossier dat de twijfels in dit verband rechtvaardigt of wijst op het bestaan van een prioritaire regionaal bepaalde investeringsstrategie ten tijde van de investeringsbeslissing. Met name wijst niets in de verstrekte informatie over de vierde en de vijfde stap in het besluitvormingsproces van de begunstigde (overwegingen 68 en 69 van het inleidingsbesluit), die beide werden genomen na de vergadering van 21 september 2017, erop dat bij het besluitvormingsproces over de definitieve locatie richtsnoeren voor regionale diversificatie werden gevolgd. Bovendien zou de Samsung SDI Group, zoals Hongarije heeft opgemerkt, indien de nabijheid van afnemers ten tijde van het vestigingsbesluit een belangrijke factor bij de investeringsstrategie was geweest, tegelijkertijd een fabriek voor de productie van EV-accu’s in […] hebben opgestart. Uit interne bedrijfsdocumenten blijkt echter dat, om het op de […] markt vastgestelde tekort aan aanbod te verhelpen, alleen de twee alternatieve locaties in Hongarije en China zijn overwogen. Het ontbreken van een dergelijke prioritaire regionaal bepaalde investeringsstrategie blijkt verder uit de door Hongarije verstrekte interne documenten van Samsung SDI, die laten zien dat zowel de initiële investering in Xi’an als de voorgenomen uitbreiding van de locatie in Xi’an bedoeld was om buitenlandse markten te bedienen (Europa en […], en niet de binnenlandse Chinese markt) (51).

(124)

In het licht van de voorgaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat de hierboven genoemde strategische overwegingen niet doorslaggevend waren en/of niet in aanmerking zijn genomen (als zodanig of als overwegingen van prioritair belang) bij het besluit over de locatie van het investeringsproject. Bijgevolg had de Samsung SDI Group realistisch gezien een dergelijke investering in China kunnen overwegen.

5.3.1.2.2.   Verschillen in de kosten van machines en lokale inkoopniveaus in Xi’an en Göd

5.3.1.2.2.1.   Gebrek aan geloofwaardigheid van de aanvankelijke aanname betreffende volledige lokale inkoop van uitrusting en machines op beide locaties

(125)

In de aanmelding rechtvaardigde Hongarije het aanzienlijke verschil in investeringskosten voor uitrusting en machines door te verwijzen naar het lokale inkoopbeleid van de Samsung SDI Group, dat in beginsel vereist dat de groep de uitrusting en machines en andere voor de investering noodzakelijke productiemiddelen bij lokale leveranciers inkoopt (zie de overwegingen 42 en 130 van het inleidingsbesluit). In het inleidingsbesluit was de Commissie van mening dat de bewering dat Samsung SDI in beide overwogen scenario’s 100 % van haar machines en uitrusting lokaal zou inkopen (d.w.z. ongeacht of de investering in Xi’an of in Göd zou plaatsvinden) niet geloofwaardig en realistisch was.

(126)

Met betrekking tot de lokale inkoop van uitrusting voor de Hongaarse locatie (d.w.z. inkoop bij leveranciers in de EER) heeft de Commissie opgemerkt (overweging 47 van het inleidingsbesluit) dat Samsung SDI maar beperkte stappen heeft ondernomen om lokale leveranciers te vinden (bilaterale contacten met vijf EER-leveranciers in 2015, 2016 en 2017, conferentie in februari 2017) en heeft zij gewezen op het beperkte resultaat van deze stappen, aangezien 23 van de 29 onderzochte EER-leveranciers vóór het investeringsbesluit om verschillende redenen werden afgewezen (terwijl er ten tijde van het investeringsbesluit besprekingen werden gevoerd met slechts zes leveranciers, die enkel uitrusting konden leveren voor een klein deel van de investering van Samsung SDI in Hongarije). De Commissie heeft ook opgemerkt (overweging 48 van het inleidingsbesluit) dat geen enkel deel van de uitrusting voor de eerste investering van Samsung SDI (nieuwe investering nr. 1) in Göd afkomstig was van leveranciers in de EER. Samsung SDI probeerde op dat moment, op grond van een beperking in haar lokale inkoopbeleid, geen gebruik te maken van lokale inkoop en legde dus geen contacten met lokale leveranciers (zie overweging 50 en voetnoot 20 hiervoor). Hongarije bood als enige uitleg dat de zoektocht naar EER-leveranciers continu wordt voortgezet en dat uiteindelijk bepaalde uitrusting van de gevonden leveranciers zal kunnen worden betrokken. Gelet op het bovenstaande en op het feit dat er ten tijde van het investeringsbesluit geen aanwijzingen waren dat leveranciers in de EER serieus in aanmerking werden genomen voor de levering van een aanzienlijk deel van de machines en uitrusting voor investering nr. 2, blijft de Commissie bij haar conclusie dat Samsung SDI niet op geloofwaardige wijze kon aannemen dat zij 100 % van de uitrusting voor de Hongaarse fabriek lokaal kon betrekken. De Commissie merkt op dat Samsung SDI voor investering nr. 2 in feite bijna geen enkele uitrusting bij EER-leveranciers heeft ingekocht (52).

(127)

Wat de lokale inkoop voor de alternatieve investering in Xi’an betreft, merkt de Commissie om te beginnen op dat de Samsung SDI Group ten tijde van het vestigingsbesluit wist dat zij slechts een beperkte mate van lokale inkoop had weten te bereiken voor haar fabriek in Tianjin, die batterijcellen voor mobiele apparaten produceert. Volgens bewijsmateriaal dat ten tijde van het vestigingsbesluit beschikbaar had kunnen zijn (ingediend door Hongarije op 3 november 2020, overweging 63, punt a)), bereikte de lokale inkoop voor de Tianjin-fabriek in 2015-2016 een gemiddeld niveau van [25-30] % (en dat was tot op dat moment het hoogste gemiddelde percentage lokale inkoop dat voor die fabriek werd geregistreerd).

(128)

Voorts merkt de Commissie op dat de Samsung SDI Group ten tijde van het vestigingsbesluit van mening was dat het gebruik van Chinese leveranciers in het algemeen problemen kon opwerpen in termen van […] en vertrouwelijkheid (overweging 62). Hoewel Hongarije en Samsung SDI vervolgens hebben aangevoerd dat deze problemen op verschillende manieren konden worden aangepakt of mogelijk werden aangepakt (zie punt 5.3.1.2.2.2.2 hierna), is de Commissie van mening dat interne bedrijfsdocumenten niet op deze problemen zouden zijn ingegaan indien deze tijdig, zonder extra kosten, in alle gevallen en voor alle leveranciers en machines konden worden opgelost.

(129)

De Commissie meent derhalve dat de Samsung SDI Group niet op geloofwaardige wijze kon aannemen dat zij lokaal 100 % van de uitrusting voor de Chinese fabriek zou kunnen inkopen. Dit wordt bevestigd door de beoordeling achteraf van het niveau van lokale inkoop waarvan op het moment van het investeringsbesluit realistisch gezien kon worden uitgegaan: de hoogste lokale inkooppercentages die Samsung SDI en Hongarije hebben meegedeeld, bedragen niet meer dan [40-45] % (53).

(130)

Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat het beleid inzake 100 % lokale inkoop in Göd en in Xi’an ten tijde van het vestigingsbesluit niet geloofwaardig en realistisch was. Daarom kon volledige lokale inkoop redelijkerwijs niet gebruikt worden voor de NCW-vergelijkingen van Samsung SDI. Het gestelde verschil in investeringskosten tussen Hongarije en China van 237,5 miljoen EUR (in contante waarde) — doordat de kosten van machines en uitrusting in Hongarije ongeveer [40-45] % hoger zouden zijn dan in China — kan bijgevolg niet hard worden gemaakt.

(131)

Aangezien de Commissie niet ontkent dat de begunstigde bij de beoordeling van de netto contante waarde rekening heeft gehouden met lokale inkoop en dat lokale inkoop een relevante factor is die moet worden beoordeeld, maar alleen concludeert dat de aanname van volledige lokale inkoop niet geloofwaardig en onrealistisch is, zal zij beoordelen in hoeverre lokale inkoop ten tijde van het vestigingsbesluit als geloofwaardig en realistisch had kunnen worden beschouwd.

5.3.1.2.2.2.   Beoordeling door de Commissie van een realistisch kostenniveau voor machines en uitrusting en het percentage lokale inkoop

5.3.1.2.2.2.1.   Algemene overwegingen

Gebruik van leveringen uit Zuid-Korea wegens gebrek aan lokale leveranciers

(132)

Hongarije en Samsung SDI hebben in hun opmerkingen over het inleidingsbesluit aangevoerd dat Samsung SDI, in het licht van het lokale inkoopbeleid van de Samsung SDI Group en bij gebrek aan geschikte lokale leveranciers, gebruikmaakt van zijn gebruikelijke, betrouwbare Zuid-Koreaanse leveranciers als op één na beste optie. Hoewel de Commissie dit punt in overweging 131 van het inleidingsbesluit heeft erkend, heeft zij vervolgens (zie overweging 45 van het uitbreidingsbesluit) twijfels geuit over de vraag waarom, indien gedeeltelijke inkoop bij Chinese leveranciers als realistisch werd beschouwd, de in Hongarije benodigde machines en uitrusting niet bij veel goedkopere Chinese leveranciers (in plaats van bij Zuid-Koreaanse) werden ingekocht, waardoor de kosten voor machines en uitrusting in het Hongaarse scenario omlaag zouden zijn gebracht en de NCW-kloof tussen de twee locaties zou zijn verkleind.

(133)

Samsung SDI heeft in zijn opmerkingen over het uitbreidingsbesluit echter toegelicht dat het probleem van de timing (leveringstermijnen) alleen met betrokkenheid van de Chinese autoriteiten had kunnen worden aangepakt (overwegingen 62 en 69). Samsung SDI stelde dat een dergelijke betrokkenheid alleen kon worden verwacht als de investering in China zou plaatsvinden. De Commissie erkent dat het vanuit het perspectief van Samsung SDI niet geloofwaardig zou zijn geweest om machines en uitrusting voor de investering in Hongarije door Chinese leveranciers te laten leveren, aangezien dit Samsung SDI zou hebben blootgesteld aan de […] problemen die op het eerste gezicht het prijsvoordeel op korte termijn zouden hebben tenietgedaan. De Commissie is derhalve van oordeel dat Samsung SDI, in tegenstelling tot haar oorspronkelijke beweringen, aangezien lokale inkoop in geen van beide investeringsscenario’s (Hongarije en China) realistisch was, waarschijnlijk gebruik zou hebben gemaakt van haar betrouwbare Zuid-Koreaanse leveranciers.

Extra kosten in geval van niet-lokale inkoop: vervoerskosten en douanerechten

(134)

Indien machines en uitrusting voor de investering niet lokaal zouden worden ingekocht, maar bij Zuid-Koreaanse leveranciers, is de Commissie van oordeel, zoals ook Hongarije en Samsung SDI hebben erkend, dat er extra kosten (vervoerskosten, douanerechten, voor zover van toepassing) zouden worden gemaakt. De Commissie merkt op dat Hongarije de vervoerskosten van Zuid-Korea naar Hongarije op [3-4] % heeft geraamd (zie overweging 69), terwijl de vervoerskosten van Zuid-Korea naar China werden geraamd op [2-3] % van de respectieve kosten voor machines en uitrusting (overweging 67). Daarnaast aanvaardt de Commissie ook dat (zoals vermeld in overweging 67) er ook douanerechten van 1,1 % van toepassing zouden zijn op niet-lokaal ingekochte uitrusting in het scenario waarin de investering in China zou plaatsvinden, terwijl er geen douanerechten zouden worden geheven indien de investering in Hongarije zou plaatsvinden (overweging 70).

Extra kosten in geval van niet-lokale inkoop: opslag van Samsung SDI HQ

(135)

Zoals beschreven in de overwegingen 44 en 45 van het inleidingsbesluit, waren de machines en uitrusting die tot maart 2019 voor de investering in Göd werden gebruikt (54) niet rechtstreeks door de begunstigde bij de Zuid-Koreaanse leveranciers gekocht. In plaats daarvan was Samsung SDI HQ als tussenpersoon opgetreden door de machines en uitrusting in Zuid-Korea te kopen en deze vervolgens door te verkopen aan Samsung SDI in Hongarije, onder toepassing van een marge (opslag) van [18-22] % op de onderliggende kostenbasis (55). Samsung SDI heeft toegelicht dat deze betrokkenheid van Samsung SDI HQ in overeenstemming is met zijn lokale inkoopbeleid en Samsung SDI HQ met name de mogelijkheid biedt rechtstreeks met de Zuid-Koreaanse leveranciers te communiceren en hen aan te sporen snel te handelen wanneer zich een probleem voordoet bij een van de productielocaties van de Samsung SDI Group. Volgens Samsung SDI zou Samsung SDI HQ ook bij de niet-lokale inkoop betrokken zijn geweest indien de investering in China had plaatsgevonden.

(136)

De Commissie heeft aangegeven dat zij betwijfelt of deze intragroeptransacties een marktconforme prijs opleveren en of zij de in aanmerking komende kosten van het scenario waarin de investering in Hongarije zou plaatsvinden, en daarmee de NCW-kloof, niet kunstmatig hebben verhoogd (overweging 136 van het inleidingsbesluit en overweging 47 van het uitbreidingsbesluit).

(137)

De Commissie merkt in de eerste plaats op dat Hongarije samen met zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit een intern document van Samsung SDI van 10 januari 2017 heeft ingediend, waaruit blijkt dat de opslag van [18-22] % was gebaseerd op een studie van een externe consultant en de uitkomsten van een vergelijking met andere ondernemingen die uitrusting leveren. Hongarije heeft in zijn opmerkingen over het uitbreidingsbesluit ook verduidelijkt dat de ogenschijnlijk lagere waarden van [13-17] % (mediaanwaarde) en [14-18] % (voor Samsung SDI), die beide genoemd worden in een rapport van Deloitte uit december 2018 (waarop de twijfels van de Commissie gebaseerd waren), geen rekening hielden met de extra kosten van [3-4] % die Samsung SDI HQ maakt bij de aankoop van uitrusting, hetgeen het verschil verklaart met de nominale opslag van [18-22] % die bij de herberekening is gebruikt.

(138)

Tot slot heeft Samsung SDI een aanvullende studie van Copenhagen Economics van 13 april 2020 verstrekt (56), waarin aan de hand van de methode voorzien in de OESO-richtsnoeren is beoordeeld of de vergoeding voor intragroeptransacties binnen de Samsung SDI Group marktconform was (57). In deze studie werd geconcludeerd dat [18-22] % valt binnen de interkwartielafstand voor de nettokosten plus marge van vergelijkbare ondernemingen (namelijk tussen een mediaanwaarde van 16,8 % en een waarde van het derde kwartiel van 23,5 % ligt). Hiermee werd derhalve bevestigd dat de door Samsung SDI HQ op intragroeptransacties toegepaste opslag marktconform was.

(139)

In het licht van de aanvullende argumenten en bewijzen die door Hongarije en Samsung SDI zijn verschaft, is de Commissie van mening dat, voor zover machines en uitrusting voor de investering niet lokaal zouden zijn ingekocht (voor beide betrokken locaties), het realistisch en geloofwaardig is om aan te nemen dat een dergelijke niet-lokale aankoop zou hebben plaatsgevonden via Samsung SDI HQ en een marktconforme opslag van [18-22] % op de kosten van die machines en uitrusting zou hebben meegebracht.

Extra kosten in geval van lokale inkoop: inkoopkosten

(140)

Aangezien de opslag van [18-22] % met name de door Samsung SDI HQ gemaakte inkoopkosten dekt wanneer het machines en uitrusting aanschaft namens een dochteronderneming (in Hongarije of China), is de Commissie van mening dat het realistisch zou zijn geweest overeenkomstige inkoopkosten op te nemen indien de uitrusting lokaal wordt aangekocht (rechtstreeks door de dochteronderneming in Hongarije of China). In zijn opmerkingen van 1 juli 2022 heeft Samsung SDI aangegeven dat de lokale inkoop van zijn uitrusting in China en Hongarije inderdaad extra kosten met zich mee zou brengen (die met name betrekking hebben op het testen en valideren daarvan). Samsung SDI heeft uitgelegd dat deze kosten (logischerwijs) hoger zouden zijn voor nieuwe uitrusting dan voor uitrusting die niet nieuw is (58). Aangezien volgens de herziene, geloofwaardigere aannames (zie hierna) niet alle uitrusting (en met name geen nieuwe uitrusting) lokaal zou worden ingekocht, zijn de te berekenen extra inkoopkosten relatief beperkt. Volgens berekeningen van Samsung SDI zouden deze kosten [3,5-5] % van de kosten van de machines uitmaken. Voor de Commissie bestaan er geen feitelijke redenen om aan dit kostenniveau te twijfelen.

5.3.1.2.2.2.2.   Geloofwaardig niveau van lokale inkoop van machines en uitrusting in het nulscenario

(141)

Zoals uiteengezet in overweging 130 is de Commissie weliswaar tot de conclusie gekomen dat de aanname dat alle machines en uitrusting voor een van de investeringslocaties lokaal zouden worden ingekocht niet geloofwaardig en realistisch was, maar is zij het ermee eens dat het percentage lokale inkoop een relevante factor is waarmee Samsung SDI rekening heeft gehouden ten tijde van het vestigingsbesluit. Daarom moet de Commissie op basis van het op dat moment beschikbare bewijsmateriaal beoordelen welk percentage lokale inkoop op het moment van het vestigingsbesluit geloofwaardig en realistisch kon worden geacht voor elk van de locaties die in overweging werden genomen. In het inleidingsbesluit stelde de Commissie zich op het voorlopige standpunt dat een realistischer aanname — voor beide locaties — was geweest dat Samsung SDI de respectieve uitrusting en machines zou inkopen bij zijn ervaren en betrouwbare bestaande leveranciers in Zuid-Korea.

(142)

Zoals hiervoor is uiteengezet (zie punt 5.3.1.2.2.1), kwam het gebrek aan geloofwaardigheid van (volledige) lokale inkoop in China met name voort uit het feit dat het gebruik van Chinese leveranciers in het algemeen problemen met zich mee kon brengen op het gebied van i) […], ii) […] en iii) vertrouwelijkheid. De Commissie erkent dat Hongarije en Samsung SDI overtuigend hebben toegelicht (overweging 62) dat Samsung SDI voornemens was deze problemen aan te pakken en althans tot op zekere hoogte had kunnen aanpakken door, respectievelijk, i) de Chinese autoriteiten erbij te betrekken (wat echter alleen mogelijk was als de investering in China zou plaatsvinden), ii) vanuit het Zuid-Koreaanse hoofdkantoor van Samsung SDI eigen ingenieurs naar China te sturen om ondersteuning te bieden aan de Chinese leveranciers en iii) waar nodig gebruik te maken van specifieke contractuele afspraken en overeenkomsten voor gezamenlijke ontwikkeling met leveranciers (d.w.z. alleen voor specifieke machines). Uit de informatie in het dossier blijkt dus dat, in tegenstelling tot de voorlopige bevinding in overweging 131 van het inleidingsbesluit, een zekere mate van lokale inkoop in het geval van het nulscenario als geloofwaardig en realistisch kan worden beschouwd.

(143)

Voorts hebben Hongarije en Samsung SDI, nadat de Commissie het inleidingsbesluit had vastgesteld, informatie verstrekt waaruit bleek dat, wat de Chinese fabriek van de Samsung SDI Group in Tianjin betreft, een aanzienlijk gemiddeld niveau van lokale inkoop was bereikt ([25-30] % in 2015-2016, [15-19] % in 2018-2019). In het uitbreidingsbesluit (overweging 41) heeft de Commissie diverse twijfels geuit, met name ten aanzien van de vergelijkbaarheid van de twee situaties (de fabriek in Tianjin en de geplande fabriek in Xi’an). Hongarije en Samsung SDI hebben echter uitleg verstrekt waaruit bleek dat het bereikte niveau van lokale inkoop voor de fabriek in Tianjin relevante informatie was. Zij herinnerden er eerst aan dat de met de geplande investering (alternatieve locatie in Xi’an) beoogde procesinnovaties voornamelijk verband houden met de wijze waarop de machines en uitrusting worden gebruikt en niet op de machines en uitrusting zelf. Bijgevolg erkent de Commissie dat het feit dat het productieproces en de eindproducten van de fabriek in Tianjin minder geavanceerd zouden zijn, inderdaad geen reden is om de ervaring die is opgedaan met de aankoop van machines en uitrusting voor de fabriek in Tianjin te negeren (59). Bovendien leidt het feit dat de cijfers voor 2018-2019 ten tijde van het vestigingsbesluit niet bekend konden zijn enkel tot de conclusie dat alleen het hogere percentage van [25-30] % voor 2015-2016 (dat betrekking heeft op gegevens uit het verleden die ten tijde van het vestigingsbesluit wel bekend konden zijn) relevant was. Hongarije heeft ook verduidelijkt dat deze lokale inkoopcijfers pas werden behaald nadat de fabriek al bijna twintig jaar in bedrijf was (wat zou kunnen betekenen dat de fabriek in Xi’an pas na een vergelijkbare periode zo’n hoog niveau van lokale inkoop zou kunnen bereiken), aangezien de fabriek pas in 2008 is begonnen met de productie van accucellen (en pas in 2016 met cilindrische cellen) (overweging 63, punt a)). Tot slot heeft Hongarije bevestigd dat de verstrekte lokale inkooppercentages alleen betrekking hebben op machines en uitrusting en specifiek niet op reserveonderdelen. Op grond daarvan kunnen de in het uitbreidingsbesluit geuite twijfels worden weggenomen: de Commissie erkent dat de mate van lokale inkoop bij de fabriek in Tianjin in 2015-2016 bevestigt dat de Samsung SDI Group ten tijde van het vestigingsbesluit een aanzienlijk niveau van lokale inkoop kon verwachten voor de alternatieve investering in China.

(144)

Wat meer bepaald de alternatieve investering in Xi’an betreft, werd het niveau van lokale inkoop dat volgens Samsung SDI op geloofwaardige wijze kon worden behaald, eerst door Samsung SDI berekend in zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit. Daartoe verstrekte Samsung SDI een overzicht van de uitrusting die tot op dat moment voor de fabriek in Göd was gekocht (de investering werd op dat moment nog uitgevoerd) en beoordeelde het of elk onderdeel van de uitrusting voor de alternatieve investering in Xi’an bij een Chinese leverancier had kunnen worden betrokken. Uit die berekening bleek dat de verhouding tussen de waarde van de uitrusting die lokaal in China had kunnen worden aangekocht en de totale waarde van de uitrusting die op het moment van de berekening al was gekocht [31-35] % bedroeg (60). Samsung SDI toonde ook aan dat het niveau van technologische ontwikkeling van de Chinese machines en uitrusting in de loop der tijd was toegenomen (zie overweging 65), waardoor het waarschijnlijk was dat het niveau van lokale inkoop hoger zou uitvallen dan in het verleden.

(145)

In het uitbreidingsbesluit (overwegingen 41 tot en met 44) heeft de Commissie dienaangaande een aantal twijfels geuit. Naast de algemene twijfels over de vraag of het geloofwaardig zou zijn geweest om een beroep te doen op Chinese leveranciers (gegeven de […] en de vertrouwelijkheidsrisico’s, die al in het inleidingsbesluit werden vermeld en in overweging 142 aan bod zijn gekomen), was de Commissie met name van mening dat de door Samsung SDI gebruikte steekproef niet representatief was, met name omdat deze voornamelijk betrekking had op de eerste fase van de investering in Göd, die minder innovatief was. Hongarije heeft echter benadrukt dat de steekproef meer dan [75-80] % van de totale waarde van de machines vertegenwoordigde (met inbegrip van machines die in de tweede fase van de investering worden gebruikt) (61) en dat beide fasen van de investering sowieso nieuwe elementen van procesinnovatie bevatten (62). Hongarije heeft ook verduidelijkt dat de stapeltechnologie voor fase 2 die ten tijde van de inleidende fase van het onderzoek nog in ontwikkeling was, slechts een zeer klein deel (minder dan 5 %) van de totale uitrustingskosten vertegenwoordigt en dat zelfs voor sommige machines die bij het stapelen worden gebruikt, aan Chinese leveranciers kon worden gedacht.

(146)

De Commissie heeft ook opgemerkt dat de gegevens over de capaciteiten van bepaalde Chinese leveranciers, zoals beschreven in de overwegingen 9, punt b), en 10 van het uitbreidingsbesluit, gebaseerd waren op bewijsmateriaal dat achteraf was verzameld (overweging 42 van het uitbreidingsbesluit). Zoals Hongarije heeft verduidelijkt, was het merendeel van de betrokken gegevens, ook al werden deze achteraf verzameld, al ten tijde van het investeringsbesluit beschikbaar voor de Samsung SDI Group. Hoewel een deel van die gegevens dateert van na het investeringsbesluit, heeft Hongarije verduidelijkt dat slechts één van de zes in de overwegingen 9, punt b), en 10 van het uitbreidingsbesluit genoemde Chinese leveranciers voorafgaand aan het investeringsbesluit nooit was benaderd. Wat de andere leveranciers betreft, gingen de bijeenkomsten met deze leveranciers van start vóór het investeringsbesluit (ook al werden zij daarna voortgezet). Niettemin is de Commissie van mening dat Samsung SDI ten tijde van het investeringsbesluit redelijkerwijs kon verwachten dat het, indien de Chinese locatie zou zijn gekozen, verdere of intensievere contacten zou hebben gehad of nieuwe contacten zou hebben gelegd met potentiële Chinese leveranciers van uitrusting voor de fabriek in Xi’an. Dit is met name het geval omdat, zoals Samsung SDI heeft benadrukt (zie overweging 11 van het uitbreidingsbesluit), de Chinese leveranciers in de accuketen zowel kwantitatief als kwalitatief een positieve ontwikkeling hadden doorgemaakt, zodat de mogelijkheid om geschikte leveranciers te vinden toenam naarmate de tijd verstreek — en meer dan lineair. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat uit het bewijsmateriaal in het dossier voldoende blijkt dat Samsung SDI op geloofwaardige wijze kon uitgaan van een lokaal inkooppercentage van [31-35] % in het geval dat de investering in China zou plaatsvinden.

(147)

Tot slot heeft de Commissie, omdat zij in het uitbreidingsbesluit meende dat de ervaring van de Samsung SDI Group met betrekking tot de lokale inkoop van machines en uitrusting voor haar fabriek in Tianjin mogelijk niet vergelijkbaar was met de investering in Xi’an, ook impliciet twijfels geuit over het specifieke deel van het lokale inkooppercentage van [31-35] % dat betrekking heeft op de lokale inkoop die voor Xi’an had kunnen worden gerealiseerd door gebruik te maken van de leveranciers die de Samsung SDI Group eerder had ingeschakeld voor de fabriek in Tianjin (zoals samengevat in overweging 9, punt a), van het uitbreidingsbesluit). Aangezien Hongarije en Samsung SDI naar behoren hebben gemotiveerd dat de twee situaties vergelijkbaar waren (overweging 143), heeft de Commissie niet langer redenen om te twijfelen aan de realiteit van dat deel van de lokale inkoop.

(148)

Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat een niveau van [31-35] % aan lokale inkoop van machines en uitrusting voor de alternatieve investering in China als geloofwaardig en realistisch kan worden beschouwd.

5.3.1.2.2.2.3.   Geloofwaardig niveau van lokale inkoop van machines en uitrusting voor investering nr. 2 in Göd

(149)

Wat de lokale inkoop (inkoop bij EER-leveranciers) van machines en uitrusting in het geval van investering nr. 2 in Hongarije betreft, heeft de Commissie in overweging 126 al geconcludeerd dat de aanname van een percentage van 100 % lokale inkoop niet geloofwaardig en onrealistisch was. De Commissie merkt op dat Samsung SDI ten tijde van het vestigingsbesluit beperkte informatie had over wat een realistisch niveau van lokale inkoop van machines en uitrusting voor investering nr. 2 zou zijn. Meer specifiek heeft Hongarije bevestigd (zie overweging 50 hiervoor) dat Samsung SDI voor investering nr. 1 zijn lokale inkoopbeleid niet had toegepast, aangezien investering nr. 1 zijn eerste investering in accucellen binnen de EER was, reden waarom het had besloten een beroep te doen op ervaren Zuid-Koreaanse leveranciers van machines en uitrusting om de risico’s tot een minimum te beperken. Investering nr. 1 bood derhalve geen geschikte benchmark, en kon niet als onderbouwing dienen voor de analyse van Samsung SDI met betrekking tot investering nr. 2.

(150)

De Commissie merkt op dat Samsung SDI in 2015 is begonnen met het zoeken naar lokale leveranciers. Ten tijde van het vestigingsbesluit had Samsung SDI om uiteenlopende redenen 23 van de 29 potentiële leveranciers in de EER die zij had geïdentificeerd, van de hand gewezen, en zette zij de besprekingen voort met de overige leveranciers, die slechts uitrusting konden leveren voor een klein deel van investering nr. 2 (overwegingen 54, 126 en 146). Derhalve concludeert de Commissie dat, wat investering nr. 2 betreft, in het beste geval de inkoop van een marginaal deel van de machines en uitrusting in de EER als realistisch en geloofwaardig kan worden beschouwd.

(151)

Deze bevinding wordt verder bevestigd door het feit dat Samsung SDI voor haar fabriek in Göd in feite slechts een verwaarloosbare hoeveelheid machines en uitrusting in de EER had ingekocht (ongeveer [1-1,5] % van de machines en uitrusting (zie overweging 71).

(152)

De Commissie concludeert derhalve dat Samsung SDI ten tijde van het vestigingsbesluit had moeten oordelen dat het slechts marginaal lokaal zou inkopen als investering nr. 2 in Hongarije zou plaatsvinden. De Commissie is van mening dat het realistisch en geloofwaardig zou zijn geweest om ervan uit te gaan dat slechts een marginaal deel van de machines en uitrusting die voor investering nr. 2 zouden worden gebruikt, lokaal bij leveranciers in de EER zou zijn ingekocht. Aangezien Hongarije in zijn reactie op de herberekende netto contante waarde van januari 2023 (overweging 71) zelf melding maakt van een percentage lokale inkoop van [1-1,5] %, dat bovendien overeenkomt met het werkelijke niveau van lokale inkoop van machines en uitrusting dat voor investering nr. 2 is bereikt, zal de Commissie van dat bedrag uitgaan om het bovengenoemde marginale aandeel lokale inkoop te kwantificeren.

5.3.1.2.2.3.   Samenvatting

(153)

Gezien de in de twee voorgaande punten (5.3.1.2.2.2.2 en 5.3.1.2.2.2.3) vastgestelde lokale inkooppercentages is de Commissie van mening dat zij de geloofwaardige uitrustingskosten op de twee locaties kan berekenen op basis van de algemene overwegingen die in punt 5.3.1.2.2.2.1 zijn uiteengezet. Dit gebeurt door voor de lokaal ingekochte machines en uitrusting de extra lokale inkoopkosten in de berekening op te nemen en, voor de machines en uitrusting die via Samsung SDI HQ bij Zuid-Koreaanse leveranciers worden ingekocht, de vervoerskosten, de douanerechten en de door Samsung SDI HQ toegepaste marge.

Tabel 1

Lokale inkoop — Aanmelding door Hongarije en beoordeling door de Commissie

 

Hongarije

China

 

Lokale inkoop

Centrale inkoop

Lokale inkoop

Centrale inkoop

In de aanmelding van Hongarije gestelde niveau

100  %

0  %

100  %

0  %

Niveau dat in dit besluit als geloofwaardig wordt beschouwd

[1 -1,5 ] %

+ [3,5 -5 ] % inkoopkosten

[94 -99 ] %

+ vervoer [3 -4 ] %

+ douanerechten (0  %)

+ opslag ([18 -22 ] %)

[31 -35 ] %

+ [3,5 -5 ] % inkoopkosten

[65 -70 ] %

+ vervoer [2 -3 ] %

+ douanerechten (1,1  %)

+ opslag ([18 -22 ] %)

(154)

De Commissie heeft derhalve de bovengenoemde wijzigingen in de door Hongarije en Samsung SDI verstrekte NCW-berekeningen verwerkt, waarbij zij alle andere elementen van de netto contante waarde waarover de Commissie geen twijfels had geuit, ongewijzigd heeft gelaten. De Commissie handhaaft met name de aannames over de kosten die Hongarije in de oorspronkelijke NCW-berekeningen heeft gedaan met betrekking tot de kosten van de inkoop van machines en uitrusting in Zuid-Korea (zoals uiteengezet in overweging 43 van het inleidingsbesluit en zoals vermeld in overweging 69 hiervoor), d.w.z. zij aanvaardt dat de kosten van machines en uitrusting, afgezien van de in tabel 1 samengevatte extra kosten, in Zuid-Korea en Hongarije vrijwel gelijk waren). Als gevolg van de wijzigingen waarnaar in de voorgaande overwegingen wordt verwezen, wordt het verschil in netto contante waarde tussen de twee locaties verkleind van 173 miljoen EUR tot 89,6 miljoen EUR (in contante waarden).

5.3.1.2.3.   Overheidssteun voor de alternatieve locatie in China

5.3.1.2.3.1.   Potentiële investeringssubsidie in China

(155)

In zijn aanmelding bevestigde Hongarije dat de Chinese autoriteiten formeel geen subsidieaanbod hadden gedaan voor een investering in Xi’an (overweging 13 van het uitbreidingsbesluit). In zijn antwoord op het inleidingsbesluit heeft Hongarije zich echter gedistantieerd van de verklaringen in de aanmelding, die volgens Hongarije belangrijke fouten, misverstanden en onjuiste informatie bevatten (overweging 14 van het uitbreidingsbesluit), alsook aangevoerd dat de Samsung SDI Group gesprekken had gevoerd met lokale Chinese autoriteiten en dat de mogelijkheid dat dergelijke steun zou worden verleend geenszins irreëel was.

(156)

In het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie zowel twijfels geuit over het bestaan van een steunaanbod van de lokale Chinese autoriteiten voor het betrokken project (zie de overwegingen 48 tot en met 50 en 59 tot en met 61 van dat besluit) als over de vraag of die steun in aanmerking was genomen ten tijde van het vestigingsbesluit (zie de overwegingen 51 en 57 van dat besluit).

(157)

In antwoord op het uitbreidingsbesluit hebben Hongarije en Samsung SDI bezwaar gemaakt tegen de twee punten van zorg van de Commissie.

(158)

Zoals vermeld in overweging 113, is een nulscenario geloofwaardig indien het reëel is en verband houdt met besluitvormingsfactoren die een rol speelden op het moment van het vestigingsbesluit. Los van de vraag of de Chinese lokale autoriteiten inderdaad een subsidieaanbod voor de investering in Xi’an hadden gedaan, is de Commissie in het onderhavige geval van mening dat het bewijsmateriaal uit de periode van de besluitvorming niet de stelling van Hongarije ondersteunt dat een dergelijk aanbod in het besluitvormingsproces werd meegenomen op het moment dat de begunstigde zijn besluit over de locatie van de investering nam.

(159)

Zoals opgemerkt in overweging 51 van het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie namelijk vastgesteld dat alleen melding werd gemaakt van het Chinese subsidieaanbod in het interne verslag van 21 september 2017. De Commissie merkte echter op dat het subsidieaanbod van de Chinese autoriteiten nooit was meegenomen in de NCW-vergelijkingen tussen de alternatieve investeringsscenario’s. Hongarije en Samsung SDI hebben hiertegen aangevoerd dat de hoogte van de steun die kan worden ontvangen (in dit geval in China of Hongarije) weliswaar bij het besluitvormingsproces van de begunstigde niet in de berekening van de netto contante waarde is meegenomen, maar bij een volgende stap in aanmerking wordt genomen.

(160)

De Commissie merkt op dat noch de potentiële subsidie in China, noch de steun van Hongarije in de berekeningen van de netto contante waarde zijn meegenomen in de eerste vergelijkende fase van het besluitvormingsproces van de begunstigde. Dit blijkt uit het interne verslag van 21 september 2017: uit zowel dia 8 als 9, die betrekking hebben op een gekwantificeerd overzicht van de respectieve locaties in Xi’an en Göd, blijkt dat in het overzicht geen melding wordt gemaakt van potentiële steun van de lokale Chinese autoriteiten of van de Hongaarse autoriteiten. Ook bij de volgende stappen in het besluitvormingsproces van Samsung SDI (stappen 4 en 5 staan beschreven in de overwegingen 68 en 69 van het inleidingsbesluit) wordt het vermeende steunaanbod van de Chinese autoriteiten niet meegenomen, noch bij de vergelijking van de twee locaties, noch in het definitieve vestigingsbesluit. Ook in de bewijsstukken wordt hierover niet gerept. Hongarije en Samsung SDI hebben derhalve geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat bij het vestigingsbesluit rekening is gehouden met een dergelijk aanbod van de Chinese autoriteiten.

(161)

Daarentegen werd, zoals blijkt uit de interne bedrijfsdocumenten van Samsung SDI (63), het steunaanbod van de Hongaarse autoriteiten wel onderzocht tijdens de stappen 4 en 5 van het besluitvormingsproces, d.w.z. het werd meegenomen bij de definitieve vergelijking (intern document van 26 oktober 2017) en gepresenteerd als een belangrijke factor ter rechtvaardiging van het besluit tot investering in Göd (op 27 november 2017) (zie overweging 59).

(162)

De Commissie concludeert bijgevolg dat Hongarije en Samsung SDI niet hebben aangetoond dat het eventuele subsidieaanbod van de Chinese autoriteiten door de besluitvormers als een relevante factor werd beschouwd en in aanmerking werd genomen ten tijde van het vestigingsbesluit. Daarom kan het steunaanbod van de lokale Chinese autoriteiten niet worden beschouwd als een geloofwaardig en realistisch element van het nulscenario.

5.3.1.2.3.2.   Vennootschapsbelasting in China van 15 % in plaats van 25 %

(163)

In hun antwoorden op het inleidingsbesluit hebben Hongarije en Samsung SDI ook een nieuw argument aangevoerd, namelijk dat de Samsung SDI Group mogelijk aanspraak kon maken op een verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting in China indien haar investering in Xi’an zou worden uitgevoerd, hetzij op basis van het Chinese beleid voor de westelijke regio’s van China, of omdat de Samsung SDI Group een beroep zou kunnen doen op de HNTE-regeling (64) (overwegingen 24 tot en met 29 en 58 tot en met 62 van het uitbreidingsbesluit).

(164)

In het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de geloofwaardigheid van een dergelijke belastingverlaging (aangezien enerzijds de sector voor EV-accu’s in China in 2017 onverwacht niet langer aanspraak kon maken op een dergelijke verlaging en Samsung SDI anderzijds niet aan de criteria van de HNTE-regeling leek te voldoen), alsook over de vraag of Samsung SDI ten tijde van het vestigingsbesluit inderdaad rekening had gehouden met een dergelijk verlaagd tarief.

(165)

Los van de stelling dat de Samsung SDI Group op geloofwaardige gronden mocht aannemen dat zij voor haar investering in Xi’an kon rekenen op een verlaagd vennootschapsbelastingtarief, is de Commissie van mening dat geen enkele informatie in het dossier het argument ondersteunt dat de Samsung SDI Group bij haar vestigingsbesluit rekening heeft gehouden met een dergelijke verlaging. Net als in het geval van het subsidieaanbod van de Chinese lokale autoriteiten werd de gestelde verlaging van het vennootschapsbelastingtarief tijdens de laatste stappen van het besluitvormingsproces van de Samsung SDI Group niet in aanmerking genomen, noch bij de vergelijking van de twee locaties, noch bij het definitieve locatiebesluit. Hongarije en Samsung SDI hebben geen bewijzen verstrekt waaruit blijkt dat bij het vestigingsbesluit rekening is gehouden met een dergelijke verlaging.

(166)

Uit de in overweging 161 genoemde interne documenten blijkt daarentegen dat het steunaanbod van de Hongaarse autoriteiten tijdens de stappen 4 en 5 van het besluitvormingsproces wel in aanmerking is genomen, dat wil zeggen dat het bij de definitieve vergelijking werd meegenomen (intern document van 26 oktober 2017) en werd gepresenteerd als een belangrijke factor ter rechtvaardiging van het besluit tot investering in Göd (op 27 november 2017).

(167)

De Commissie is daarom van oordeel dat Hongarije en Samsung SDI niet hebben aangetoond dat de vermeende verlaging van de vennootschapsbelasting, gesteld dat die bestond, door de besluitvormers als een relevante factor werd beschouwd en in aanmerking werd genomen ten tijde van het vestigingsbesluit. Daarom kan de verlaging van de vennootschapsbelasting niet worden beschouwd als een geloofwaardig en realistisch element van het nulscenario.

5.3.1.2.4.   Discrete en probabilistische benaderingen voor een plausibele berekening van de NCW-kloof

(168)

Na de vaststelling van het inleidingsbesluit heeft Samsung SDI (overweging 34 van het uitbreidingsbesluit) verschillende alternatieve benaderingen aangedragen (probabilistische en discrete benaderingen, zie de overwegingen 79 en 81 hiervoor). De discrete aanpak is bedoeld om de NCW-kloof tussen de twee locaties te herberekenen, op basis van vier verschillende scenario’s (rekening houdend met de ene of de andere vermeende steunmaatregel van de Chinese autoriteiten en de herziene percentages lokale inkoop voor beide locaties). Volgens Samsung SDI zelf (zie overweging 80 hiervoor) vormt deze benadering echter geen goede afspiegeling van het besluitvormingsproces dat tot het vestigingsbesluit heeft geleid. Bovendien is er, zoals vermeld in de overwegingen 162 en 167 hiervoor, geen bewijs dat er ten tijde van het vestigingsbesluit rekening werd gehouden met een van de vermeende steunmaatregelen van de Chinese autoriteiten. Bovendien omvatte geen van de vier verschillende scenario’s alle hiervoor in punt 5.3.1.2 beoordeelde kostenelementen, die volgens de Commissie van invloed zijn op de mate waarin de NCW-kloof tussen de twee locaties geloofwaardig kan worden geacht. Deze benadering kan dus niet afdoen aan de conclusies van de Commissie met betrekking tot het bestaan en de omvang van het stimulerende effect van de steun van de Hongaarse autoriteiten op de besluitvormers bij de Samsung SDI Group. De probabilistische benaderingen werden door Samsung SDI ontwikkeld op basis van een schatting van de waarschijnlijkheid waarmee bepaalde gebeurtenissen zich zouden voordoen (lokale inkoop in China, een subsidie van de Chinese autoriteiten, een verlaagd vennootschapsbelastingtarief in China) om zo de NCW-kloof te kunnen herberekenen. Alle drie de probabilistische benaderingen resulteerden in een herberekende netto contante waarde die vergelijkbaar was met de oorspronkelijk door Hongarije gemelde netto contante waarde.

(169)

De Commissie heeft in het uitbreidingsbesluit vastgesteld dat Samsung SDI geen interne documenten uit die periode heeft verstrekt ter onderbouwing van de stelling dat een dergelijke kanswegingsbenadering ten tijde van het vestigingsbesluit in aanmerking was genomen, laat staan dat bij dat besluitvormingsproces rekening was gehouden met de verschillende waarden van die waarschijnlijkheidsfactoren.

(170)

Om aan te tonen dat de probabilistische benadering gestaafd werd door documenten uit die periode, voerde Hongarije in zijn opmerkingen bij het uitbreidingsbesluit aan dat het al eerder documenten uit die periode had ingediend om te laten zien dat de besluitvormers van Samsung SDI op de hoogte waren van het subsidieaanbod van de Chinese autoriteiten en van het mogelijk in China beschikbare verlaagde vennootschapsbelastingtarief. De bekendheid met deze mogelijkheden betekent echter niet dat de besluitvormers deze daadwerkelijk in aanmerking hebben genomen bij het nemen van het vestigingsbesluit, laat staan dat zij de specifieke waarschijnlijkheid van elk van die mogelijkheden hebben bepaald. Hongarije verwees ook naar het interne verslag van 21 september 2017. Dit document (waarin sprake is van een criterium betreffende de “samenhang van belastingen en beleid” en de verschillende mogelijke niveaus van een subsidie van de Chinese autoriteiten) bewijst echter niet dat het investeringsbesluit van 27 november 2017 op een probabilistische benadering was gebaseerd. Bovendien wordt in het interne verslag van 21 september 2017 geen enkele melding gemaakt van de waarschijnlijkheid van de factoren waarop Samsung SDI en Hongarije achteraf de probabilistische benadering zouden willen toepassen.

(171)

Hongarije en Samsung SDI hebben dus in de verschillende fasen van het onderzoek van de Commissie geen bewijs uit de periode van het besluitvormingsproces geleverd waaruit blijkt dat een dergelijke probabilistische benadering ten tijde van het vestigingsbesluit was overwogen. Veeleer lijkt de probabilistische benadering voor het eerst door Samsung SDI te zijn uitgewerkt in zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit (overweging 78).

(172)

De Commissie is daarom van oordeel dat Hongarije niet heeft kunnen aantonen dat Samsung SDI ooit een probabilistische benadering heeft overwogen tijdens het besluitvormingsproces over de locatie van de investering. Daarom kan deze probabilistische benadering niet worden beschouwd als een geloofwaardig en realistisch element waarmee rekening wordt gehouden bij de vergelijking van de twee locaties voor de investering.

5.3.1.2.5.   Conclusie over het stimulerende effect

(173)

De Commissie concludeert derhalve dat Hongarije heeft aangetoond dat de steunmaatregel formele en materiële stimulerende effecten had. Wat dit laatste betreft, is de Commissie echter van mening dat Hongarije niet heeft aangetoond dat de aanname dat op een van de betrokken locaties een lokaal inkooppercentage van 100 % zou worden bereikt, ten tijde van het vestigingsbesluit geloofwaardig en realistisch was. Volgens de Commissie kan slechts een lager percentage lokale inkoop in beide scenario’s als geloofwaardig en realistisch worden beschouwd in het licht van de elementen waarover de besluitvormers van de Samsung SDI Group beschikten op het moment dat zij de locatie voor de investering kozen. De Commissie concludeert ook dat Hongarije niet heeft aangetoond dat de Samsung SDI Group bij het nemen van het vestigingsbesluit rekening heeft gehouden met steun van de Chinese autoriteiten of met de mogelijkheid dat de investering aanspraak kon maken op een verlaagd tarief voor de vennootschapsbelasting, zelfs indien deze elementen als geloofwaardig zouden kunnen worden beschouwd. Gelet op deze elementen concludeert de Commissie dat investering nr. 2 in Göd een kostennadeel zou opleveren vergeleken met een investering in de alternatieve locatie in China, en dat de steunmaatregel derhalve kan worden beschouwd als een stimulerend effect, aangezien het zonder de steunmaatregel voor de begunstigde niet voldoende rendabel zou zijn geweest om die investering in Göd te doen. De steunmaatregel kan echter alleen worden geacht een stimulerend effect te hebben voor zover het steunbedrag niet groter is dan het nadeel van de locatie in Göd in termen van netto contante waarde vergeleken met de alternatieve locatie, bezien in de context waarin de begunstigde het vestigingsbesluit heeft genomen. De Commissie heeft vastgesteld dat een dergelijke NCW-kloof niet op geloofwaardige wijze kan worden gekwantificeerd op 173 miljoen EUR, zoals Hongarije in zijn aanmelding heeft gesteld, maar op maximaal 89,6 miljoen EUR. Steun boven dat bedrag zou geen stimulerend effect hebben voor het deel dat dit kostennadeel overschrijdt.

5.3.2.   Noodzaak van overheidsmaatregelen

(174)

Volgens punt 3.3 van de richtsnoeren moet, om te beoordelen of staatssteun noodzakelijk is om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken, eerst een diagnose van het aan te pakken probleem worden uitgevoerd. Staatssteun moet gericht zijn op situaties waar steun kan zorgen voor een wezenlijke verbetering die de markt niet zelf tot stand kan brengen.

(175)

Zoals vastgesteld in punt 49 van de richtsnoeren, wordt overheidsinterventie gerechtvaardigd geacht voor de ontwikkeling van gebieden die op de regionalesteunkaart zijn opgenomen. Overeenkomstig de regionalesteunkaart van Hongarije voor de periode 2017-2021 (zie overweging 10), die gold op het moment waarop de steunmaatregel werd toegekend (enkel onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie) (overweging 30), kwam Göd in aanmerking voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, hetgeen in overeenstemming is met punt 3.3 van de richtsnoeren. De Commissie blijft derhalve bij haar beoordeling dat Hongarije heeft aangetoond dat overheidsmaatregelen in de onderhavige zaak noodzakelijk waren.

5.3.3.   Geschikt instrument

(176)

Zoals in het inleidingsbesluit in herinnering is gebracht, moet de aangemelde steunmaatregel volgens punt 50 van de richtsnoeren een geschikt beleidsinstrument zijn om de betrokken beleidsdoelstelling te verwezenlijken. In de richtsnoeren wordt benadrukt dat een steunmaatregel niet als verenigbaar zal worden beschouwd indien andere, minder verstorende beleidsinstrumenten of andere, minder verstorende soorten steuninstrumenten voorhanden zijn. In onderdeel 3.4 van de richtsnoeren wordt daarom een tweeledige geschiktheidstoets geïntroduceerd. In het kader van de eerste geschiktheidstoets moeten de lidstaten de knelpunten voor de regionale ontwikkeling en de specifieke handicaps van ondernemingen die in de doelregio actief zijn, in kaart brengen en verduidelijken in hoeverre knelpunten voor regionale ontwikkeling ook door andersoortige maatregelen kunnen worden aangepakt. Bij de tweede geschiktheidstoets moet de lidstaat aangeven waarom, gelet op de specifieke kenmerken van de zaak, de gekozen vorm van regionale investeringssteun het beste instrument is om de investering of het lokale besluit te beïnvloeden.

(177)

Wat het eerste deel van de toets betreft, heeft de Commissie in het inleidingsbesluit aanvaard dat staatssteun, en met name regionale investeringssteun, een geschikte vorm van steun is om de cohesiedoelstelling te verwezenlijken voor het gebied rond Göd, een gebied dat in aanmerking komt voor regionale steun overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU. Aangezien het dossier geen bewijs van het tegendeel bevat, blijft deze bevinding geldig.

(178)

Wat het tweede deel van de toets betreft, heeft de Commissie ook aanvaard dat een rechtstreekse subsidie in beginsel een geschikt steuninstrument is om een levensvatbaarheidskloof te overbruggen (zie de overwegingen 113 en 114 van het inleidingsbesluit). De Commissie heeft echter twijfels geuit over het bestaan en de omvang van de levensvatbaarheidskloof en over de bijdrage van de steun aan de regionale ontwikkeling. Gelet op de conclusies van de Commissie over het bestaan en de omvang van de levensvatbaarheidskloof en over de bijdrage van de steunmaatregel aan de regionale ontwikkeling, is de Commissie van mening dat de rechtstreekse subsidie aan Samsung SDI, indien deze beperkt blijft tot het bedrag van de in overweging 173 bedoelde levensvatbaarheidskloof, in dit geval een geschikt steuninstrument is.

(179)

De Commissie concludeert daarom dat de regionale investeringssteun in de vorm van een rechtstreekse subsidie (van maximaal de werkelijke levensvatbaarheidskloof) een passende vorm van steun is om de doelstelling van regionale ontwikkeling van het betrokken gebied te verwezenlijken.

5.3.4.   Evenredigheid van het steunbedrag

(180)

Overeenkomstig onderdeel 3.6 van de richtsnoeren moet bij regionale steun het steunbedrag in beginsel beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot bijkomende investeringen of activiteiten in het betrokken gebied. Daarom kan de evenredigheid van het steunbedrag pas worden beoordeeld wanneer het stimulerende effect van de steun is bevestigd. De beoordeling van de evenredigheid van regionale steun voor een bepaalde investering moet plaatsvinden op de datum van het investeringsbesluit, dat wil zeggen in de context waarin de begunstigde onderneming beslist over de locatie van haar project (65).

(181)

De beoordeling van de evenredigheid van de steun vindt plaats op basis van een dubbele toets. In de eerste plaats geldt als algemene regel dat individueel aangemelde steun zal worden geacht tot het minimum beperkt te blijven als het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de uitvoering van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het nulscenario waarin geen steun wordt verleend. Overeenkomstig punt 80 van de richtsnoeren mag het steunbedrag in scenario 2-situaties niet hoger zijn dan het verschil tussen de netto contante waarde van de investering op de alternatieve locatie en de netto contante waarde in het doelgebied, rekening houdend met alle relevante kosten en baten. Ten tweede mag steun ter compensatie van het verschil in netto contante waarde niet hoger zijn dan het maximale steunbedrag dat kan worden toegekend op basis van het regionale-steunplafond dat van toepassing is op de doelregio voor een investeringsproject van de gegeven omvang (rekening houdend met de regels voor gefaseerde verlaging voorzien in de punten 86 en 20, punt c), van de richtsnoeren).

(182)

Ten eerste heeft de Commissie in haar inleidingsbesluit twijfels geuit over de evenredigheid van de steun vanwege de twijfels die zij had over de berekeningen van de levensvatbaarheidskloof die door Hongarije in de aanmelding wordt beschreven. De Commissie trok de geloofwaardigheid van de door Hongarije verstrekte informatie in twijfel en stelde zich op het voorlopige standpunt dat de NCW-kloof tussen de twee alternatieve investeringslocaties onrealistisch was (zie overweging 148 van het inleidingsbesluit).

(183)

In het uitbreidingsbesluit heeft de Commissie verdere twijfels geuit over de realistische basis en de geloofwaardigheid van de door Hongarije gepresenteerde berekening van de netto contante waarde.

(184)

Bij de beoordeling van het stimulerende effect (punt 5.3.1.2.5 hiervoor) heeft de Commissie geconcludeerd dat de door Hongarije aangemelde netto contante waarde niet gebaseerd is op geloofwaardige informatie en niet realistisch lijkt. Om de in dat punt uiteengezette redenen concludeerde de Commissie dat een investering in Göd geen kostennadeel van 173 miljoen EUR zou opleveren vergeleken met een investering in de alternatieve locatie in China, zoals Hongarije in zijn aanmelding beweert, maar eerder een nadeel van 89,6 miljoen EUR. In dit verband is het aangemelde steunbedrag van 108 miljoen EUR onevenredig. Om in verhouding te blijven staan tot de NCW-kloof mag het steunbedrag derhalve niet hoger zijn dan 89,6 miljoen EUR.

(185)

Ten tweede, wat het vereiste van steunintensiteit betreft, heeft de Commissie er in haar inleidingsbesluit aan herinnert dat het toepasselijke regionale-steunplafond voor de regio Göd 35 % bedraagt. Zij herinnerde er ook aan dat de maximale steunintensiteit voor grote investeringsprojecten moet worden verlaagd met gebruikmaking van het mechanisme van punt 20, punt c), van de richtsnoeren, op basis waarvan de maximaal toegestane steunintensiteit voor de steunmaatregel 13,11 % brutosubsidie-equivalent (BSE) bedraagt. Op basis daarvan heeft de Commissie geconcludeerd dat de aangemelde steun van 108 miljoen EUR in verhouding tot de geplande totale in aanmerking komende uitgaven in contante waarde voor de steunmaatregel van ongeveer 376,540 miljard HUF (ongeveer 1 187 miljoen EUR) overeenkwam met een steunintensiteit van 9,11 %, wat dus niet hoger was dan de regionale-steunplafonds die met het verlagingsmechanisme waren gecorrigeerd. Aangezien de geplande totale in aanmerking komende uitgaven zijn gestegen ten opzichte van de aangemelde bedragen en het bedrag van de steun dat in dit besluit als verenigbaar wordt beschouwd, wordt verlaagd tot 89,6 miljoen EUR, is de daaruit voortvloeiende steunintensiteit lager dan 9,11 %. Daarmee blijft zij onder de regionale-steunplafonds.

(186)

Ten slotte blijft de conclusie van de Commissie betreffende de naleving van de in de richtsnoeren vastgestelde criteria voor in aanmerking komende kosten, zoals vermeld in de overwegingen 155 en 156 van het inleidingsbesluit (66), geldig.

(187)

Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de steunmaatregel evenredig is, maar uitsluitend voor zover deze de door de Commissie vastgestelde NCW-kloof van 89,6 miljoen EUR niet overschrijdt.

5.3.5.   Vermijden van duidelijke ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

(188)

De Commissie heeft verder onderzocht of de steun duidelijk ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer heeft.

(189)

In onderdeel 3.7.2 van de richtsnoeren wordt een aantal situaties vermeld waarin de negatieve effecten op het handelsverkeer en/of de mededinging duidelijk zwaarder wegen dan de eventuele positieve effecten van een regionale steunmaatregel.

5.3.5.1.   Geen duidelijk negatief effect op de handel: de bijgestelde maximale steunintensiteit wordt niet overschreden

(190)

Volgens punt 119 van de richtsnoeren is er sprake van een duidelijk negatief effect wanneer het voorgestelde steunbedrag, in vergelijking met de in aanmerking komende (gestandaardiseerde) investeringsuitgaven, hoger is dan de maximale bijgestelde steunintensiteit die geldt voor een project van een bepaalde omvang.

(191)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie opgemerkt dat de in aanmerking komende kosten overeenkomstig de richtsnoeren waren vastgesteld (overweging 153 van het inleidingsbesluit). Bij gebrek aan bewijs van het tegendeel blijft deze conclusie geldig. De Commissie was ook van oordeel dat de maximale steunintensiteiten niet waren overschreden (overweging 157 van het inleidingsbesluit). Zoals vermeld in overweging 185 geldt deze conclusie des te meer bij hogere in aanmerking komende kosten en een steunbedrag van 89,6 miljoen EUR, dat lager is dan het aangemelde bedrag.

5.3.5.2.   Geen duidelijk negatief effect op de mededinging: de steunmaatregel leidt niet tot overcapaciteit op een markt die in absolute cijfers krimpt

(192)

Volgens punt 120 van de richtsnoeren doet zich ook een duidelijk negatief effect voor wanneer investeringssteun capaciteit creëert op een markt die in absolute cijfers krimpt, aangezien dergelijke steun concurrenten kan verdringen of de toetreding van ondernemingen met lage kosten kan verhinderen, en de prikkels voor concurrenten om te innoveren kan verzwakken. Dit leidt tot ondoelmatige marktstructuren die op lange termijn ook nadelig zijn voor de consument.

(193)

Gezien de verwachte groei van de markt voor accucellen (alsook voor accumodules en accupakketten), zowel op EER-niveau als wereldwijd, zoals met name blijkt uit de door Hongarije verstrekte informatie (overweging 172 van het inleidingsbesluit), is de Commissie van mening dat de steunmaatregel, ongeacht de precieze afbakening van de productmarkt en de geografische markt, waarschijnlijk niet zal leiden tot overcapaciteit op een krimpende markt. Aangezien deze productiefaciliteit, ongeacht de locatie van de fabriek (Göd of Xi’an), dezelfde afnemers in dezelfde geografische gebieden zou hebben bediend (zie overweging 88), is de steun hoe dan ook niet bepalend voor het toegenomen aanbod op de markt (ongeacht de afbakening van de geografische of productmarkt). Overeenkomstig haar conclusie in het inleidingsbesluit is de Commissie derhalve van oordeel dat de steunmaatregel in overeenstemming is met punt 120 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen.

5.3.5.3.   Geen duidelijk negatief effect op de handel: geen cohesieverstorend effect

(194)

In punt 121 van de richtsnoeren wordt het EER-regio’s met een lagere projectspecifieke levensvatbaarheid verboden om deel te nemen aan “subsidiewedlopen” ten koste van even zwakke of nog zwakkere regio’s (67).

(195)

Hoewel de Commissie hierover in het inleidingsbesluit aanvankelijk geen twijfels had geuit, heeft zij in het uitbreidingsbesluit het risico van cohesieverstorende effecten niet uitgesloten gelet op nieuwe informatie die door Hongarije en Samsung SDI was verstrekt (zie overweging 72 van dat besluit). Hoewel Hongarije in de eerste fase van het onderzoek slechts één alternatieve locatie buiten de EER had genoemd (China), bleek uit die nieuwe informatie dat ook andere potentiële locaties in de EER (Polen, Slowakije en Tsjechië) door de Samsung SDI Group als potentiële locaties voor de investering waren beschouwd. In overweging 68 van het uitbreidingsbesluit aanvaardde de Commissie dat de nieuwe Tsjechische en Slowaakse terreinen door de Samsung SDI Group in een eerder stadium van het selectieproces waren uitgesloten. De Commissie kon evenwel niet uitsluiten dat steun aan de Hongaarse locatie in Göd, die in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, een cohesieverstorend effect zou kunnen hebben omdat deze ten koste kon gaan van een investering in een minder ontwikkelde Poolse regio die in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, punt a), VWEU.

(196)

Op basis van de argumenten die Hongarije en Samsung SDI in antwoord op het uitbreidingsbesluit hebben aangevoerd en op basis van het bewijsmateriaal in het dossier stelt de Commissie vast dat de mogelijke alternatieve Poolse locatie vrij vroeg in het selectieproces door de Samsung SDI Group werd uitgesloten van de lijst van potentiële locaties. Zoals aangegeven in het uitbreidingsbesluit (overweging 69), is het duidelijk dat de Poolse locatie niet is beoordeeld bij de volgende stap van het selectieproces (“gedetailleerde analyse van de eindkandidaten”), waarbij een winst- en verliessimulatie en een tijdsimulatie worden uitgevoerd en het uitbreidingspotentieel wordt onderzocht. Net als andere alternatieve locaties heeft de Poolse locatie slechts een voorlopige kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling ondergaan. De Poolse locatie stond op basis van de voorlopige kwantitatieve beoordeling ver onder andere locaties op de ranglijst. Uit het document waarnaar de Commissie in haar uitbreidingsbesluit verwijst, blijkt dat alleen brownfieldterreinen zijn geselecteerd en dat greenfieldterreinen zoals de Poolse locatie werden uitgesloten (met name omdat zij tot veel langere bouwwerkzaamheden zouden hebben geleid). Zoals blijkt uit het interne verslag van 21 september 2017. werden voor de volgende fase slechts twee locaties serieus in overweging genomen en volledig in detail onderzocht, namelijk het doelgebied in Göd en de Chinese locatie in Xi’an.

(197)

In het licht hiervan is de Commissie van mening dat, anders dan zij in het uitbreidingsbesluit heeft gesteld, de steunmaatregel waarschijnlijk geen cohesieverstorend effect zal hebben.

5.3.5.4.   Geen duidelijk negatief effect op de handel: sluiting van activiteiten elders — mogelijke verplaatsing vanuit Oostenrijk

(198)

Ingevolge punt 122 van de richtsnoeren geldt dat, wanneer de begunstigde concrete plannen heeft om dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een ander gebied binnen de EER te sluiten of deze daadwerkelijk sluit en die activiteit naar het doelgebied verplaatst, en indien er een oorzakelijk verband tussen de steun en de verplaatsing van activiteiten bestaat, dit een negatief effect vormt dat hoogstwaarschijnlijk niet door positieve elementen kan worden gecompenseerd.

(199)

Hongarije en de begunstigde van de steun hebben verklaard (zie overweging 33 van het inleidingsbesluit) dat de begunstigde, op groepsniveau, in de twee jaar voorafgaand aan de steunaanvraag geen identieke of soortgelijke activiteit in de EER had gesloten, en geen concrete plannen had om dit binnen twee jaar na de voltooiing van de investering te doen.

(200)

De Commissie heeft in dit verband echter twijfels geuit naar aanleiding van berichten in de pers waarin werd gesuggereerd dat de Samsung SDI Group bezig was haar activiteiten in de EU te reorganiseren (overweging 179 van het inleidingsbesluit). Een dergelijke reorganisatie zou kunnen leiden tot de verplaatsing van de productieactiviteiten van de in Oostenrijk gevestigde dochteronderneming van de Samsung SDI Group naar Hongarije en tot een verlies van honderd banen bij de Oostenrijkse dochteronderneming.

(201)

De Commissie kon niet uitsluiten dat de steun voor een investering in de productie van EV-accucellen in Göd op zijn minst indirect zou leiden tot de sluiting of verplaatsing van dezelfde of soortgelijke activiteiten binnen de EER.

(202)

Op basis van de aanvullende opmerkingen van Hongarije en Samsung SDI en het bewijsmateriaal in het dossier (overweging 90) constateert de Commissie dat de Oostenrijkse locatie niet is gesloten in de zin van de richtsnoeren. Om als sluiting te worden aangemerkt voor de toepassing van punt 122 van de richtsnoeren moet de activiteit geheel of gedeeltelijk zijn beëindigd, hetgeen gepaard dient te gaan met een aanzienlijk banenverlies, d.w.z. een verlies van ten minste honderd banen of een vermindering van het personeelsbestand van de vestiging van ten minste 50 % op de dag van de aanvraag (vergeleken met de gemiddelde personeelsbezetting bij de vestiging tijdens een van de twee jaren voorafgaand aan de dag van de aanvraag (de “referentieperiode”) (68). Hongarije heeft bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat in het onderhavige geval niet aan deze voorwaarden was voldaan. Ten gevolge van het geplande verlies van 140 lager opgeleide werknemers tegen 2021, deels gecompenseerd door een toename van het aantal hoger opgeleide werknemers, zou het totale aantal werknemers naar verwachting dalen tot een aantal dat tussen 397 en 417 ligt, vergeleken met de gemiddelde personeelsbezetting van 401-470 in de referentieperiode (tussen oktober 2015 en september 2017). Er zouden dus minder dan honderd banen verloren gaan. Bovendien zou, gezien het totale personeelsbestand van 401-470 werknemers in de referentieperiode, de (bruto) inkrimping van het personeelsbestand met 140 werknemers onder de drempel van 50 % liggen.

(203)

Daarnaast heeft Hongarije toegelicht dat er geen sprake was van verplaatsing van Oostenrijk naar Hongarije, aangezien de in Göd geproduceerde accucellen technologisch verschillen van de cellen die in de Oostenrijkse fabriek worden gemaakt (zie overweging 90).

(204)

Verder heeft Hongarije interne bedrijfsdocumenten overgelegd waaruit blijkt dat de vermindering van de activiteiten bij de Oostenrijkse fabriek van Samsung SDI deel uitmaakte van een heroriëntatie van de bedrijfsactiviteiten (van de productie van accupakketten naar activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, tests en kwaliteitscontrole), die was ingegeven door een besluit van de afnemers (bepaalde autofabrikanten) en niet van Samsung SDI, waaruit bleek dat er geen belangstelling was voor de in de Oostenrijkse fabriek geproduceerde producten. Bijgevolg erkent de Commissie dat er geen causaal verband kan worden aangetoond tussen investering nr. 2 en de reorganisatie van de Oostenrijkse fabriek van de Samsung SDI Group.

(205)

Gelet op deze elementen heeft de Commissie niet kunnen aantonen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de steunmaatregel en een eventuele sluiting of verplaatsing binnen de EER.

5.3.5.5.   Conclusie over het vermijden van duidelijke negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

(206)

Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat de steun geen duidelijk negatief effect heeft op de mededinging of het handelsverkeer in de zin van onderdeel 3.7.2 van de richtsnoeren.

5.3.6.   Geen andere ongewenste negatieve effecten

(207)

Naast onderdeel 3.7.2 van de richtsnoeren worden in de punten 114, 115 en 132 van de richtsnoeren ongewenste negatieve effecten op de mededinging vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden bij de rest van de afwegingstoets indien de investering plaatsvindt in een scenario 2-situatie op twee afzonderlijke geografische markten. Deze effecten hebben betrekking op het creëren of versterken van een dominante marktpositie of op het ontstaan of versterken van overcapaciteit op een achterblijvende markt (ook al krimpt die markt in absolute cijfers niet).

(208)

Ten eerste zou de investering ertoe hebben geleid dat, al dan niet met steun, dezelfde hoeveelheden accucellen aan de EER en de wereldmarkt zouden worden geleverd (en of de fabriek nu in Xi’an of in Göd zou zijn gevestigd, de verwachte markten van bestemming waren dezelfde, zie overweging 88), zodat de steun niet bepalend is voor deze ongewenste negatieve effecten en het niet nodig is deze aanvullende toetsen uit te voeren.

(209)

Hoe dan ook zal de steun geen dominante marktpositie creëren of versterken, aangezien de marktaandelen van Samsung SDI (rekening houdend met de betrokken investering) naar verwachting zouden toenemen van [7-10] % in 2019 tot [20-25] % in 2023 op Europees niveau en van [7-10] % in 2019 tot [10-13,5] % in 2023 op mondiaal niveau (zie overweging 25). De steun zal evenmin leiden tot overcapaciteit op een achterblijvende markt, aangezien de betreffende markt — wereldwijd en op het niveau van de EER — groeit (zie overweging 172 van het inleidingsbesluit).

5.3.7.   Afwegen van de positieve en negatieve effecten van de steun

(210)

Door ervoor te zorgen dat de investering in een steungebied wordt gevestigd, draagt de steun bij tot de regionale ontwikkeling van Göd, hetgeen een reeks positieve effecten voor die regio met zich meebrengt (zie punt 5.3.1.1). Bovendien is uit de in de voorgaande punten uiteengezette beoordeling gebleken dat overheidsmaatregelen nodig zijn, dat de steun passend is en dat de steun een stimulerend effect heeft, zolang deze de NCW-kloof van 89,6 miljoen EUR niet overschrijdt. De Commissie concludeert ook dat deze overheidsmaatregelen evenredig zijn zolang zij beperkt blijven tot de vastgestelde NCW-kloof. Uit de beoordeling is ook gebleken dat de steun, ondanks de aanvankelijk geuite twijfels, geen duidelijk negatief effect op de mededinging en het handelsverkeer heeft. Wat andere negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer betreft, zal de steun bovendien geen dominante marktpositie of overcapaciteit op een achterblijvende markt creëren of versterken.

(211)

De Commissie concludeert derhalve dat de positieve effecten van de steun op de regionale ontwikkeling, mits de steun niet meer dan 89,6 miljoen EUR bedraagt, opwegen tegen de eventuele negatieve effecten.

5.3.8.   Transparantie

(212)

Overeenkomstig punt II.2 van de transparantiemededeling van de Commissie (69) moeten de lidstaten ervoor zorgen dat op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau, de volgende informatie wordt bekendgemaakt: de volledige tekst van de goedgekeurde steunregeling of de subsidiebeschikking voor individuele steun en de uitvoeringsbepalingen ervan, of een link daarnaar; de identiteit van de steunverlenende autoriteit of autoriteiten; de identiteit van de individuele begunstigden, de vorm en het bedrag van de steun voor elke begunstigde, de datum waarop de steun is toegekend, het soort onderneming (kmo of grote onderneming), de regio waar de begunstigde onderneming is gevestigd (op NUTS 2-niveau), en de voornaamste economische sector waarin de begunstigde actief is (op NACE-groepsniveau). Deze informatie moet worden bekendgemaakt nadat het besluit om steun te verlenen is genomen, moet ten minste tien jaar worden bewaard en moet zonder beperkingen beschikbaar zijn voor het brede publiek.

(213)

De Commissie merkt op dat Hongarije heeft bevestigd dat alle transparantievereisten van punt II.2 van de transparantiemededeling zullen worden nageleefd (zie overweging 187 van het inleidingsbesluit).

5.3.9.   Geen relevante schending van het EU-recht

(214)

Uit de aanmelding blijkt niet dat de steun of de daaraan verbonden voorwaarden, of de door de steun gefaciliteerde economische activiteiten, tot een schending van een relevante bepaling van het EU-recht zouden kunnen leiden (70). Meer specifiek heeft de Commissie Hongarije geen met redenen omkleed advies doen toekomen over een mogelijke inbreuk op het Unierecht die verband houdt met deze zaak. Bovendien heeft de Commissie geen klachten of informatie ontvangen die erop kunnen wijzen dat de steunmaatregel, de daaraan verbonden voorwaarden of de vormen van economische activiteiten die door de steun worden vergemakkelijkt mogelijk in strijd zijn met relevante bepalingen van het Unierecht.

5.3.10.   Conclusie over de verenigbaarheid van de steunmaatregel

(215)

De Commissie concludeert derhalve dat de steunmaatregel, zolang deze beperkt blijft tot een maximumbedrag van 89,6 miljoen EUR, verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU.

6.   CONCLUSIE

(216)

De Commissie heeft derhalve besloten dat de steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU zolang het bedrag hiervan niet hoger is dan 89,6 miljoen EUR. Het deel van de aangemelde steun tot 108 miljoen EUR dat dit bedrag overschrijdt, is onverenigbaar met de interne markt.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De staatssteun die Hongarije voornemens is te verlenen aan Samsung SDI Magyarország Zrt, ten bedrage van 108 miljoen EUR (in contante waarde), is tot aan een steunbedrag van 89,6 miljoen EUR (in contante waarde) verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en is voor het resterende bedrag onverenigbaar met de interne markt.

De verlening van de steun is derhalve toegestaan tot aan een bedrag van 89,6 miljoen EUR (in contante waarde). Het resterende bedrag van de voorgenomen steun mag niet worden verleend.

Artikel 2

Hongarije deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit mee welke maatregelen het heeft genomen om aan het besluit te voldoen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2023.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Uitvoerend vicevoorzitter


(1)   PB C 112 van 3.4.2020, blz. 12.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  C(2021) 4454 final, gepubliceerd op de website van de Commissie op 17 januari 2022.

(4)  Steunmaatregelen van de staten — Hongarije — Steunmaatregel SA.48556 (2019/C) (ex 2018/N) — Regionale investeringssteun voor Samsung SDI — Uitnodiging om, overeenkomstig artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, opmerkingen te maken (PB C 82 van 18.2.2022, blz. 21).

(5)  SA.46346 (2016/N) (PB C 4 van 6.1.2017, blz. 1). De goedkeuring van die kaart door de Commissie is verlengd tot eind 2021 bij besluit van de Commissie van 7 oktober 2020 in zaak SA.58164 (2020/N) — Verlenging van de Hongaarse regionalesteunkaart voor de periode 1.1.2021-31.12.2021 (PB C 430 van 11.12.2020, blz. 1).

(6)  Vertrouwelijke informatie.

(7)  Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(8)  Op 12 januari 2023 heeft Hongarije de Commissie meegedeeld dat Samsung SDI in 2022 haar oorspronkelijke doelstellingen had overschreden, met een productiecapaciteit van ongeveer [6-9] miljoen accucellen per maand (wat gelijkstaat aan [18-21] GWh per jaar).

(9)  Op 12 januari 2023 heeft Hongarije de Commissie meegedeeld dat in 2022 [69,5-95] % van de productie van de tweede fabriek in Göd (de betrokken investering) voor de EER-markt werd bestemd (een hoger percentage dan verwacht).

(10)  In het algemeen bestaat een module uit meerdere cellen die in serie en/of parallel aan elkaar geschakeld zijn en in een mechanische structuur zijn ingebed. Een accupakket wordt geassembleerd door meerdere modules in serie of parallel met elkaar te verbinden met sensoren en regelaars, met inbegrip van accumanagementsystemen en thermische beheersystemen, en deze vervolgens in een behuizing samen te brengen als een eindproduct voor accu’s dat specifiek voor elk voertuigmodel is ontworpen.

(11)  In de eerste fase van investering nr. 2 produceerde Samsung SDI grote prismatische cellen in metalen behuizing met […] elektroden, vergelijkbaar met de cellen die met de niet-gesteunde investering nr. 1 werden geproduceerd. Aanpassingen in de fasen van het productieproces en in de elektrodematerialen van fase 1 zouden echter leiden tot aanzienlijk betere prestaties in termen van rijbereik, oplaadsnelheid en kosten per kWh.

In de tweede fase van investering nr. 2 heeft Samsung SDI een aanzienlijke innovatie doorgevoerd bij de aanpak van de celstructuur van groot formaat prismatische accu’s in metalen behuizing (d.w.z. door elektroden te stapelen in plaats van hen te wikkelen), wat, samen met verdere veranderingen in bepaalde processtappen en inputmaterialen, zou leiden tot verdere verbeteringen van de prestaties van de accucellen.

(12)   “Blackboxing” is een strategie voor de bescherming van intellectuele eigendom, die de openbaarmaking van bedrijfsgeheimen voorkomt door de toegang tot volledige informatie over de mogelijke innovatie te beperken tot een klein aantal betrouwbare werknemers. Er worden geen octrooiaanvragen ingediend omdat alleen al de publicatie van het voorwerp van de te octrooieren uitvinding de aard van de uitvinding aan de concurrenten kan onthullen; bovendien is het zeer moeilijk om schendingen van octrooirechten met betrekking tot procesinnovaties aan te tonen, aangezien dit toegang tot de productielijnen van concurrenten vereist. Blackboxing betekent in de praktijk dat er specifieke veiligheidsmaatregelen moeten worden toegepast, zoals het verbieden van iedere vorm van registratie of opnamen in de productiefaciliteiten, het blokkeren van mobiele ontvangst in de productiefaciliteiten, het handhaven van strikte regels voor de toegang tot en het verlaten van de productiefaciliteiten enz.

(13)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020 (PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1).

(14)  De in EUR uitgedrukte bedragen worden in dit besluit gegeven op basis van een wisselkoers van 1 EUR = 317,19 HUF, zoals van toepassing op 16 mei 2018, de datum van aanmelding van de steunmaatregel bij de Commissie.

(15)  De contante waarden in dit besluit zijn berekend op basis van een disconteringsvoet van 1,09 %, zoals van toepassing op het moment van aanmelding. De contante waarden worden gedisconteerd naar het jaar 2018, het jaar van de aanmelding.

(16)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(17)  Het bijgestelde steunbedrag is het maximaal toelaatbare steunbedrag voor een groot investeringsproject berekend volgens de volgende formule: maximale steunbedrag = R × (50 + 0,50 × B + 0,34 × C), waarbij R de maximale steunintensiteit is die voor het betrokken gebied van toepassing is, onder uitsluiting van de verhoogde steunintensiteit voor kmo’s, B het gedeelte van de in aanmerking komende kosten tussen 50 miljoen EUR en 100 miljoen EUR is, en C het gedeelte van de in aanmerking komende kosten boven 100 miljoen EUR is.

(18)  Volgens Hongarije, dat hiertoe verwees naar de “Roadmap for the Establishment of a New Corporate Branch” van Samsung SDI Group (juli 2015), verplichtte het lokale inkoopbeleid de begunstigde om de uitrusting, machines en andere voor de investering noodzakelijke productiemiddelen bij lokale leveranciers in te kopen.

(19)  Samsung SDI-ARN Power Battery Co. Ltd (SAPB) werd in 2014 opgericht en is een joint venture van drie partijen: de Samsung SDI Group, Anging Ring New Group (een Chinese leverancier van auto-onderdelen) en Xi’an Gaoke Group (een Chinese staatsonderneming). Samsung SDI Group heeft een belang van 50 % in het aandelenkapitaal van de gemeenschappelijke onderneming.

(20)  De fabriek voor accucellen van Samsung SDI Group in Ulsan (Zuid-Korea) werd in een vroeg stadium van het besluitvormingsproces uitgesloten als alternatieve investeringslocatie vanwege de hoge arbeidskosten vergeleken met Hongarije of China.

(21)  Zie de opmerkingen van Samsung SDI over het inleidingsbesluit, punt 43 (“[…]”).

(22)  Opmerkingen van Hongarije naar aanleiding van het inleidingsbesluit, punten 31 en 122.

(23)  In 2019 werd contact opgenomen met een andere leverancier in de EER die later werd geselecteerd om uitrusting te leveren.

(24)  […].

(25)  […].

(26)  Vanwege de bestaande faciliteit voor de productie van EV-accu’s in Xi’an (gebouwd in 2015 om EV-accu’s te fabriceren).

(27)  Waarnaar de Commissie verwijst in de overwegingen 53 tot en met 57 van het uitbreidingsbesluit.

(28)  Europese Unie/[…].

(29)  Zie de overwegingen 50 en 131 van het inleidingsbesluit ([…]), de opmerkingen van Samsung SDI over het uitbreidingsbesluit ([…]), overweging 43 van het inleidingsbesluit en overweging 44 van het uitbreidingsbesluit (vertrouwelijkheid).

(30)  Antwoord van Hongarije op vraag 5 van het verzoek om inlichtingen van 1 april 2019; opmerkingen van Samsung SDI over het inleidingsbesluit, punt 87, opmerkingen van Samsung SDI over het uitbreidingsbesluit, blz. 3.

(31)  Opmerkingen van Samsung SDI over het inleidingsbesluit, punt 87.

(32)  Opmerkingen van Hongarije over het inleidingsbesluit, punt 55.

(33)  In de opmerkingen van Samsung SDI van 3 mei 2020 over het inleidingsbesluit werd een percentage van [30-40] % lokale inkoop (basisscenario) realistisch geacht (met een percentage van [25-30] % als voorzichtige aanname). Na vragen van de Commissie werd het basispercentage door Samsung SDI en Hongarije op 3 november 2020 bijgesteld naar [31-35] %. Reserveonderdelen zijn niet opgenomen in de verschillende percentages lokale inkoop.

(34)  Ter ondersteuning van dit argument heeft Hongarije de namen van vier Chinese producenten verstrekt, alsook samenvattingen van de technische kenmerken van hun respectieve uitrusting en samenvattingen van de vergaderingen die tussen 2014 en 2019 met hen hebben plaatsgevonden.

(35)  Ter ondersteuning van dit argument heeft Hongarije de namen van twee Chinese producenten verstrekt, alsook samenvattingen van de vergaderingen die tussen 2014 en 2019 met hen hebben plaatsgevonden.

(36)  Of, indien het hoofdkwartier van Samsung SDI niet bij het inkoopproces betrokken is, de kosten van de lokale inkoop van machines en uitrusting.

(37)  Deze opslag van [18-22] % was niet opgenomen in de oorspronkelijke berekeningen van de netto contante waarde, aangezien deze juist gebaseerd waren op de aanname van een lokaal inkooppercentage van 100 %.

(38)  Studies van Deloitte uit december 2018 en Copenhagen Economics van 13 april 2020.

(39)  Intern document “Investeringsplan fabriek nr. 2 Xi’an” van 5 januari 2017, samenvatting van een “Zakenreis naar China inzake investering fabriek nr. 2 Xi’an” van 13 januari 2017, notulen van 18 februari 2017 van een vergadering tussen […] op 16 februari 2017, presentatie van 3 maart 2017, opgesteld voor de vergadering van […] van Samsung SDI over “[…]”, nota “[…]” van 14 maart 2017, nota “[…]” van 20 maart 2017, e-mail van 21 juli 2017 met een debriefingverslag van een vergadering van 20 juli 2017 met de lokale overheid.

(40)  Hongarije heeft aangevoerd dat Samsung SDI ook een alternatieve mogelijkheid had overwogen (intern verslag van Samsung SDI van 5 juni 2017) om in aanmerking te komen voor een verlaagd vennootschapsbelastingtarief van 15 % in het kader van de regeling voor hoogtechnologische en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen (mededeling van het ministerie van Wetenschap en Technologie, het ministerie van Financiën en de nationale belastingdienst over de herziening en uitvaardiging van maatregelen voor het beheer van de certificering van hoogtechnologische ondernemingen (2016)).

(41)  Samsung SDI heeft daaraan toegevoegd dat een waarschijnlijkheidsfactor die iets hoger of lager dan 25 % zou zijn, de NCW-kloof en het steunbedrag niet significant zou beïnvloeden.

(42)  Zoals samengevat in de overwegingen 68 tot en met 70 van het uitbreidingsbesluit.

(43)  De richtsnoeren werden verlengd tot en met 31 december 2021 (zie de mededeling van de Commissie betreffende de verlenging van en wijzigingen in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen, de richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020, de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, de mededeling inzake criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, de mededeling van de Commissie over de kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en de mededeling van de Commissie aan de lidstaten inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering (PB C 224 van 8.7.2020, blz. 2). De nieuwe richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 153 van 29.4.2021, blz. 1) zijn alleen van toepassing op “aan te melden regionale steun die wordt toegekend na 31 december 2021 of waarvan de toekenning gepland is na die datum” (punt 197 van de nieuwe richtsnoeren).

(44)  Zie punt 38 van de richtsnoeren.

(45)  Zie punt 36 van de richtsnoeren.

(46)  Zie tevens het arrest van 15 december 2022, Veejaam en Espo (C-470/20, ECLI:EU:C:2022:981, punt 35).

(47)  De contante waarden worden gedisconteerd naar het jaar 2018, het jaar waarin de steun bij de Commissie is aangemeld.

(48)  In overweging 18, punt c), van het uitbreidingsbesluit betwijfelt de Commissie impliciet of de geplande Xi’an-fabriek bestemd was om exportmarkten te bedienen. Deze twijfel werd ingegeven door de vermelding van een “Chinees beleidsrisico” in een intern document dat na het inleidingsbesluit werd verstrekt. Samsung SDI heeft echter op overtuigende wijze uitgelegd dat dit “beleidsrisico” in de context van het document in kwestie alleen verwees naar de onzekerheid over de daadwerkelijke omvang van de steun die in China kon worden verkregen, en niet naar een algemeen risico van protectionistische maatregelen voor de verkopen op de binnenlandse markt. Tegelijkertijd merkt de Commissie op dat het duidelijk is dat de alternatieve investering in China niet gericht was op de Chinese markt (zie de notulen van de zakenreis naar China in verband met de investering in fabriek 2 in Xi’an van 13 januari 2017).

(49)  Notulen van een interne vergadering van Samsung SDI op hoog niveau van 21 september 2017, zie de overwegingen 20 en 53 van het uitbreidingsbesluit.

(50)  Notulen van een vergadering van het investeringscomité van […] van 26 oktober 2017.

(51)  Hongarije en Samsung SDI verklaarden ook op overtuigende wijze de in overweging 49 van het uitbreidingsbesluit vermelde kennelijke discrepanties tussen het investeringsproject dat wordt beschreven in verslagen over de subsidieonderhandelingen met de Chinese lokale overheid en de in de aanmelding beschreven alternatieve Chinese investering. Dit volstaat om de in overweging 54 van het uitbreidingsbesluit geuite twijfel weg te nemen over de mogelijke plannen van Samsung SDI om tegelijkertijd een extra fabriek in China op te zetten voor de Chinese binnenlandse markt, wat destijds door de Commissie werd opgevat als een verdere indicatie van een mogelijke regionaal bepaalde investeringsstrategie van Samsung SDI.

(52)  Zie punt 5.3.1.2.2.2.3 over het realistische niveau van lokale inkoop voor de investering in Göd.

(53)  Zie punt 5.3.1.2.2.2.2 over het realistische niveau van lokale inkoop in China.

(54)  In maart en mei 2019 was de uitvoering van de steunmaatregel reeds in een vergevorderd stadium (overweging 52).

(55)  Een dergelijke opslag zou niet van toepassing zijn geweest indien alle machines en uitrusting voor de investering lokaal zouden zijn ingekocht, aangezien de dochterondernemingen van de Samsung SDI Group de aankopen dan rechtstreeks zouden hebben gedaan, met slechts een beperkte betrokkenheid van Samsung SDI HQ.

(56)  Copenhagen Economics, “SAMSUNG SDI — provision of equipment and machinery, Transfer pricing analysis”, 13 april 2020 (bijlage 36 bij de opmerkingen van Samsung SDI, ingediend op 3 mei 2020).

(57)  OESO (2017), “OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten 2017”, OECD Publishing, Parijs.

(58)   “Uitrusting die niet nieuw is” omvat i) uitrusting die al een keer is geïnstalleerd en volledig gevalideerd in een bestaande productielijn voor massaproductie, zelfs indien die uitrusting ter verbetering licht is gewijzigd, uitgaande van de reeds ontwikkelde en geïnstalleerde uitrusting, of ii) uitrusting die door de lokale dochteronderneming als geschikt is aangemerkt voor gebruik op een bestaande productielijn (zelfs als deze nog niet is gebruikt).

(59)  Hiermee wordt ook tegemoetgekomen aan de zorgen die zijn geuit in overweging 41 van het uitbreidingsbesluit (over de mogelijkheid om rekening te houden met de inschakeling van Chinese leveranciers van de fabriek in Tianjin voor de fabriek in Xi’an, zoals beschreven in de overwegingen 9, punt a), en 40, punt a), van het uitbreidingsbesluit.

(60)  Zie de overwegingen 9, 10 en 40 van het uitbreidingsbesluit.

(61)  Volgens Hongarije werd ongeveer [45-50] % van de investeringskosten toegewezen aan fase 1 van de investering (zie voetnoot 36 van het uitbreidingsbesluit).

(62)  Hongarije en Samsung SDI hebben herhaaldelijk benadrukt dat de innovaties in het proces betrekking hebben op de processen zelf en niet op de gebruikte machines en uitrusting, zodat het verschil tussen de twee fasen niet doorslaggevend is voor de aanschaf van machines en uitrusting.

(63)  Document “7.10 Vergadering van het investeringscomité van de Business Division van Samsung SDI in oktober” (oktober 2017). Document “7.12 Notulen van de vergadering van het investeringscomité van de Business Division” (26 oktober 2017). Document “7.11 Investering Hongarije Samsung SDI vergadering CEO met investeringscomité in november” (november 2017). Document “7.5 Notulen van de vergadering van het investeringscomité met besluit CEO” (27 november 2017). Deze documenten werden op 16 mei 2018 ingediend (als onderdeel van de aanmelding door Hongarije).

(64)  Zie voetnoot 39.

(65)  Arrest van het Gerecht van 12 september 2017, Bayerische Motoren Werke AG/Commissie, T-671/14, ECLI:EU:T:2017:599, punten 115, 127 en 128, in hogere voorziening bekrachtigd in zaak C-654/17 P, ECLI:EU:C:2019:634. De Commissie merkt bovendien op dat in het onderhavige geval het vestigingsbesluit van 27 november 2017 onmiddellijk werd gevolgd door de aanvang van de werkzaamheden op 1 december 2017 (zie overweging 69 van het inleidingsbesluit en overweging 17 hiervoor).

(66)  In de overwegingen 155 en 156 van het inleidingsbesluit stelde de Commissie vast dat de in aanmerking komende kosten waren vastgesteld in overeenstemming met de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen: de verworven activa zullen nieuw zijn, de initiële investering betreft een initiële investering in de vorm van een capaciteitsuitbreiding en er worden geen leasekosten en geen immateriële kosten in aanmerking genomen.

(67)  Volgens punt 121 van de richtsnoeren zou een cohesieverstorend effect van steun die ten koste gaat van een zwakkere of even zwakke EER-regio een negatief element vormen voor de totale afwegingstoets dat waarschijnlijk niet door positieve elementen kan worden gecompenseerd, omdat het in strijd is met de essentie van regionale steun.

(68)  Besluit van de Commissie van 3 oktober 2016 betreffende steunmaatregel SA.44547 (2016/N) — Italië — LIP — Steun aan STMicroelectronics S.r.l. (PB C 110 van 7.4.2017, blz. 1), overweging 106 en voetnoot 41.

(69)  Mededeling van de Commissie tot wijziging van de mededelingen van de Commissie betreffende EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, betreffende richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken, betreffende richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen en betreffende richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 198 van 27.6.2014, blz. 30).

(70)  Zie punt 28 van de richtsnoeren.


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/2057/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)