Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/1959 |
19.7.2024 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/1959 VAN DE COMMISSIE
van 17 juli 2024
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op erytritol van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,
Na raadpleging van de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding
(1) |
Op 21 november 2023 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van erytritol van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het betrokken land” of “de VRC”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”). |
(2) |
De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 9 oktober 2023 was ingediend door Jungbunzlauer SA (“de klager”). De klacht is ingediend door de bedrijfstak van de Unie voor erytritol in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen. |
1.2. Registratie
(3) |
De Commissie heeft de invoer van het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1608 van de Commissie (3) (“de registratieverordening”) aan registratie onderworpen. |
1.3. Belanghebbenden
(4) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klager, de haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de Volksrepubliek China en de haar bekende importeurs, handelaren en gebruikers specifiek in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
(5) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.4. Opmerkingen over de opening van het onderzoek
(6) |
Na de opening van het onderzoek heeft de China Chamber of Commerce of Metals, Minerals and Chemical Importers and Exporters (“CCCMC”), een organisatie die door vier producenten-exporteurs (4) is gemachtigd om hen in dit onderzoek inzake schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie te vertegenwoordigen, opmerkingen ingediend met betrekking tot de klacht en de opening van het onderzoek, inzake aanmerkelijke schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. |
(7) |
De CCCMC voerde aan dat de klager geen gegevens heeft verstrekt zoals vereist op grond van artikel 5, lid 2, van de basisverordening en dat de Commissie de gegevens in de klacht niet naar behoren heeft onderzocht, zoals vereist op grond van artikel 5, lid 3, van de basisverordening. |
(8) |
De CCCMC voerde met name aan dat de klager de productiviteit, de lonen en de werkelijke factoren die van invloed waren op de prijzen, niet heeft besproken zoals het hoort. Bovendien betoogde zij dat het de klacht gedeeltelijk ontbrak aan gegevens over werkgelegenheid (geen uitsplitsing tussen administratief personeel en directe arbeidskrachten voor de productie van erytritol), rendement van investeringen, vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken en werkelijke en potentiële gevolgen voor de kasstroom. |
(9) |
Om te beginnen heeft de Commissie opgemerkt dat zij de klacht overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat is voldaan aan de vereisten om een onderzoek te openen, dat wil zeggen dat er voldoende bewijsmateriaal was om het onderzoek te openen. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de basisverordening moet een klacht de gegevens bevatten waarover de klager redelijkerwijs beschikt. Het juridisch vereiste bewijsniveau om een onderzoek te openen (“voldoende” bewijsmateriaal) verschilt van het bewijsniveau dat nodig is voor een voorlopige of eindbeslissing over het bestaan van dumping, schade of een oorzakelijk verband. Derhalve kan bewijsmateriaal dat kwantitatief of kwalitatief ontoereikend is om een voorlopige of eindbeslissing over het bestaan van dumping, schade of een oorzakelijk verband te rechtvaardigen, niettemin toereikend zijn om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen (5). |
(11) |
De Commissie heeft opgemerkt dat de niet-vertrouwelijke samenvatting van de klacht wel de relevante factoren en indicatoren bevatte die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak, zoals vereist op grond van artikel 5, lid 2, van de basisverordening. De in artikel 3, lid 5, van de basisverordening genoemde economische factoren worden in artikel 5, lid 2, punt d), van die verordening bij wijze van voorbeeld genoemd (“waaronder”). Hieruit volgt dat op grond van artikel 5, lid 2, niet is vereist dat al deze economische factoren in het stadium van de klacht worden behandeld. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
(12) |
De CCCMC voerde ook aan dat de Commissie geen onderzoek heeft uitgevoerd naar en geen rekening heeft gehouden met de algemeen bekende uitdaging van de bedrijfstak van de Unie om de belangrijkste grondstoffen en energie in hoeveelheden aan te kopen om tegen concurrerende prijzen te kunnen produceren, en evenmin met wetenschappelijke bevindingen die de keuzes van de consument kunnen beïnvloeden en het consumptiepatroon in de EU kunnen veranderen. |
(13) |
In dit verband heeft de Commissie opgemerkt dat het argument van de CCCMC verder gaat dan de vereisten van artikel 5, lid 3, van de basisverordening, aangezien de rol van de Commissie in de openingsfase erin bestaat de juistheid en toereikendheid van het door de klager verstrekte bewijsmateriaal te onderzoeken om vast te stellen of er voldoende bewijsmateriaal was om de opening te rechtvaardigen. Aangezien de Commissie dit inderdaad heeft gedaan, werd het argument van de CCCMC afgewezen. |
(14) |
Wat marktverstoringen van betekenis in de VRC betreft, voerde de CCCMC ten eerste aan dat de klacht gebaseerd was op het werkdocument van de diensten van de Commissie van 2017, waarvan de relevantie twijfelachtig is aangezien het ongeveer vijf jaar vóór de inleiding van de procedure is bekendgemaakt, en dat het verslag partijdig en niet objectief is omdat het is opgesteld met het specifieke doel om het de bedrijfstakken van de Unie gemakkelijker te maken om een verzoek op het gebied van handelsmaatregelen in te dienen. Ten tweede voerde de CCCMC aan dat het juridisch niet correct is referenties en overeenkomsten uit andere onderzoeken te gebruiken, aangezien feiten in verband met het betrokken product worden vervangen door bevindingen inzake andere producten zoals citroenzuur, sulfanilzuur of mononatriumglutamaat. |
(15) |
De Commissie merkte op dat het feit dat het werkdocument van de diensten van de Commissie in december 2017 is bekendgemaakt, zoals blijkt uit punt 3.2 geen afbreuk doet aan de waarde ervan bij het vaststellen van de marktverstorende factoren die nog steeds relevant zijn voor het betrokken product. Wat het gebruik van bevindingen uit andere onderzoeken betreft, is het zo dat bevindingen over nauw verwante markten en bedrijfstakken relevant kunnen zijn voor de productie en verkoop van het betrokken product in de VRC, zoals blijkt uit punt 3.1. Deze argumenten van de CCCMC werden derhalve afgewezen. |
(16) |
Daarnaast voerde de CCCMC aan dat haar rechten van verdediging ernstig waren geschonden omdat:
|
(17) |
Met betrekking tot de bovenstaande argumenten heeft de Commissie opgemerkt dat, aangezien de bedrijfstak van de Unie uit één producent bestaat, het begrijpelijk is dat de schadefactoren in de klacht in orden van grootte en in geïndexeerde vorm zijn meegedeeld. Uit het onderzoek van de beweringen van de CCCMC is gebleken dat deze indexen en orden van grootte inzicht boden in de trends en niveaus van de gegevens over de verschillende schade-indices die de indiener van het verzoek als vertrouwelijk heeft ingediend. Aangezien de werkelijke gegevens nu in punt 4.3 worden verstrekt, is dit probleem met betrekking tot de niet-openbaarmaking van bronnen verholpen. |
(18) |
Andere specifieke opmerkingen over normale waarde, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie, die niet rechtstreeks verband hielden met de opening van het onderzoek, worden besproken in de desbetreffende afdelingen hieronder (afdelingen 3, 4 en 5). |
1.5. Samenstelling van een steekproef
(19) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
Steekproef van producenten in de Unie
(20) |
Gezien het beperkte aantal producenten van erytritol in de Unie heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangekondigd dat zij vragenlijsten ter beschikking zou stellen van de haar bekende producent in de Unie, namelijk Jungbunzlauer SA Deze producent in de Unie heeft de vragenlijst beantwoord en er hebben zich na de bekendmaking van het bericht van inleiding geen andere producenten in de Unie gemeld. De Commissie hoefde dus geen gebruik te maken van steekproeven. |
Steekproef van importeurs
(21) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. |
(22) |
Geen enkele niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie verstrekt. |
Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC
(23) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen. |
(24) |
Vier producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. |
(25) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. |
(26) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen over de samenstelling van de steekproef ontvangen. |
1.6. Individueel onderzoek
(27) |
Eén producent-exporteur in de VRC heeft op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. Deze producent-exporteur heeft de vragenlijst echter niet beantwoord. |
1.7. Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken
(28) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de producent in de Unie, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC en de haar bekende importeurs en gebruikers. Dezelfde vragenlijsten werden op de dag van de opening van het onderzoek online beschikbaar gesteld. |
(29) |
De Commissie heeft de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden over het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
(30) |
De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door de enige producent in de Unie, drie Chinese producenten-exporteurs en twee gebruikers. Van de Chinese overheid werden geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen. |
(31) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende onderneming:
|
(32) |
De Commissie heeft een documentonderzoek uitgevoerd van de informatie die was ingediend door:
|
1.8. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(33) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot aan het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”). |
2. ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(34) |
Dit onderzoek heeft betrekking op erytritol, een zoetstof bestaande uit een uit vier koolstofatomen opgebouwde suikeralcohol (polyol), vervaardigd van suiker of glucose, in zuivere vorm of vervat in mengsels die minder dan 10 gewichtsprocent andere producten bevatten (“het onderzochte product”). |
(35) |
Het CAS-registratienummer voor zuivere erytritol is 149-32-6. |
(36) |
Erytritol is een natuurlijke zoetstof zonder caloriewaarde met een glycemische index van nul. Erytritol wordt voornamelijk gebruikt als suikervervanger in levensmiddelen en dranken, hetzij in zuivere vorm, hetzij gemengd met andere ingrediënten, zoals de natuurlijke intensieve zoetstof stevia. Het belangrijkste segment is tafelzoetstoffen, gevolgd door dranken, suikerwerk, bakkerswaren, sportvoeding en andere levensmiddelencategorieën. |
2.2. Betrokken product
(37) |
Het betrokken product is het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 2905 49 00 voor zuiver erytritol en de GN-codes ex 2106 90 92 en ex 2106 90 98 voor mengsels (Taric-codes 2905490015, 2106909265 en 2106909815) (“het betrokken product”), van oorsprong uit de VRC. |
2.3. Soortgelijk product
(38) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt:
|
(39) |
De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening
(40) |
Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening met betrekking tot de VRC, achtte de Commissie het passend om met betrekking tot de Chinese producenten-exporteurs het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(41) |
Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie in het bericht van inleiding alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht informatie over de basisproducten voor de productie van erytritol te verstrekken. Vier producenten-exporteurs hebben de informatie ter zake verstrekt. |
(42) |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Ook heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van inleiding alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(43) |
De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. |
(44) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijs, wellicht op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening een geschikt representatief land zou moeten selecteren om op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks de normale waarde vast te stellen. |
(45) |
Op 21 december 2023 heeft de Commissie door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. |
(46) |
In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van erytritol een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, Brazilië, Colombia en Thailand als mogelijke representatieve landen aangemerkt. |
(47) |
Uit de tijdens het onderzoek verzamelde informatie blijkt dat erytritol, behalve in de Unie en de VRC, alleen in industriële hoeveelheden wordt geproduceerd in de Verenigde Staten, een land met een ander niveau van economische ontwikkeling dan de VRC. |
(48) |
Bijgevolg heeft de Commissie getracht om in een representatief land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC een product in dezelfde algemene categorie en/of sector van het onderzochte product te identificeren met (hoofdzakelijk) dezelfde productiefactoren als erytritol. |
(49) |
De Commissie heeft eerst andere zoetstoffen dan erytritol onderzocht. De Commissie heeft echter geen zoetstoffen gevonden die commercieel worden geproduceerd door middel van dezelfde of soortgelijke productieprocessen als erytritol. Erytritol wordt commercieel geproduceerd via “natuurlijke” fermentatie van koolhydraten. Kunstmatige zoetstoffen zoals sucralose, saccharine, aspartaam of acesulfaam-K worden echter verkregen door kunstmatige chemische synthese of een kunstmatig chemisch procedé. |
(50) |
Vervolgens heeft de Commissie citroenzuur onderzocht, een door de klager voorgesteld product in dezelfde algemene categorie en/of sector als het onderzochte product. Net als erytritol is citroenzuur een organisch chemisch product dat wordt verkregen door fermentatie van koolhydraten uit de landbouw. |
(51) |
Zowel citroenzuur als erytritol worden verkregen door middel van een fermentatieproces met gereguleerde stappen, gevolgd door een kristallisatiefase en het drogen van de kristallen. De fermentatieprocessen van beide producten verschillen weliswaar op het gebied van micro-organismen en gist, maar er zijn veel gemeenschappelijke hulpstoffen, zoals een ontschuimer, maiszwelwater of perliet. Citroenzuur en erytritol hebben dus de belangrijkste basisgrondstoffen en relevante verbruiksgoederen gemeen en hebben zeer vergelijkbare productieprocessen. |
(52) |
De Commissie is tot de conclusie gekomen dat citroenzuur een geschikt product is in dezelfde algemene categorie en/of sector als het onderzochte product om een niet-verstoorde waarde vast te stellen in een representatief land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC voor de productiefactoren die bij de productie van erytritol worden gebruikt. |
(53) |
De Commissie heeft opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen van een van de in de steekproef opgenomen producenten (Dongxiao Biotechnology Co., Ltd) en van de klager. |
(54) |
Op 11 april 2024 heeft de Commissie de opmerkingen van de belanghebbenden over de eerste mededeling behandeld in een tweede mededeling en de partijen in die mededeling ook geïnformeerd over de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Colombia als representatief land. Voorts heeft zij de belanghebbenden meegedeeld dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van Sucroal SA, een producent van citroenzuur in het representatieve land (“de tweede mededeling”). |
(55) |
De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van de bedrijfstak van de Unie en van Dongxiao Biotechnology Co., Ltd Deze opmerkingen zijn behandeld in de desbetreffende rubriek in punt 3.3.3. |
(56) |
Na de ontvangen opmerkingen en informatie te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie tot de conclusie dat Colombia een geschikt representatief land is waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader beschreven in punt 3.3. |
3.2. Normale waarde
(57) |
Artikel 2, lid 1, van de basisverordening luidt: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”. |
(58) |
In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”; deze “omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”). |
(59) |
Zoals hieronder nader wordt toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
3.2.1. Bestaan van verstoringen van betekenis
(60) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening luidt: “Verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:
|
(61) |
Aangezien de lijst in artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet-cumulatief is, hoeven niet alle factoren aanwezig te zijn om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. |
(62) |
Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening moeten echter worden getrokken op basis van al het beschikbare bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking. |
(63) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt c), van de basisverordening bepaalt: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld punt b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld punt b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”. |
(64) |
Op grond van deze bepaling heeft de Commissie een landrapport inzake de VRC (6) opgesteld (“het rapport”), waaruit blijkt dat er sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren, waaronder de chemische sector. De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken. Het rapport over de VRC is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek. De klacht bevatte eveneens relevant bewijsmateriaal in aanvulling op het rapport. |
(65) |
De klager heeft zich op het bewijsmateriaal in het rapport gebaseerd om de relevantie van de hieronder genoemde verstoringen in het kader van de antidumpingprocedures van de EU met betrekking tot voedselingrediënten te benadrukken. Bovendien heeft de klager erop gewezen dat ook de handelsautoriteiten van de Verenigde Staten verstoringen van betekenis van de prijzen en kosten in de VRC hebben aangetoond, zowel in het algemeen als in de chemische sector in het bijzonder, met betrekking tot biochemische producten zoals erytritol, citroenzuur of natriumgluconaat. |
(66) |
De klager heeft ook gerefereerd aan de bevindingen van de Commissie in verschillende recente onderzoeken met betrekking tot de chemische sector in de VRC, waarin het bestaan van verstoringen van betekenis met betrekking tot prijzen en kosten in de VRC werden bevestigd, te weten de onderzoeken naar de invoer van natriumgluconaat (7), bepaalde soorten polyvinylalcohol (8), sulfanilzuur (9), citroenzuur (10) en mononatriumglutamaat (11). |
(67) |
Aangezien de in de bovengenoemde zaken onderzochte producenten actief zijn in dezelfde sector als de producenten van erytritol, werd in de klacht daarom aangevoerd dat de conclusies met betrekking tot het bestaan van verstoringen van betekenis in de bovengenoemde onderzoeken ook van toepassing zijn op de producenten van erytritol in de VRC. |
(68) |
In de klacht werd gesteld dat de binnenlandse prijzen en kosten van erytritol in de VCR niet kunnen worden aanvaard, aangezien zij in strijd zijn met het begrip “vrije marktwerking” en veeleer het gevolg zijn van het complex en allesomvattend overheidsingrijpen. |
(69) |
Marktverstoringen van betekenis in de chemische sector, met name de erytritolsector, worden regelmatig bevestigd door de maatregelen van de VRC, zoals blijkt uit formele handelingen en daaropvolgende acties van particuliere en staatsondernemingen. |
(70) |
Zo zijn verschillende erytritolproducenten gevestigd in provincies waar verstoringen van betekenis bestaan, zoals Hebei, die specifieke steunregelingen voor de chemische sector heeft ingevoerd, of Shandong, die een mededeling van een plan ter bevordering van de bouw van een sterke landbouwprovincie (2021-2025) heeft gepubliceerd, waarin verschillende politiek gestuurde en marktverstorende bepalingen voor de landbouwsector zijn opgenomen. In dezelfde geest heeft de provincie Heilongjiang een eigen vijfjarenplan inzake de ontwikkeling van de maisverwerkende industrie, terwijl in het vijfjarenplan voor strategische en opkomende industrieën van de provincie Jilin biochemische industrialisering wordt bevorderd. |
(71) |
Bovendien heeft de klager aangegeven dat ondernemingen die erytritol produceren, op hun website vaak verklaringen publiceren waarin wordt verwezen naar factoren die aan de verstoringen ten grondslag liggen. Zo staat op de website van Sanyuan Biotechnology Co. Ltd, de grootste erytritolproducent van de VRC, te lezen dat haar producten als nieuwe producten van nationaal belang waren aangemerkt. Deze onderneming ontving, samen met vele andere erytritolproducenten — zoals de op één na grootste, Baolingbao Biology Co., Ltd — talrijke nationale of provinciale prijzen en titels in hun branche (bijvoorbeeld: National Sugar Engineering Technology Research Center, National Quality Award, National Green Factory), wat volgens de klager wijst op het bestaan van een nauwe band tussen de staat en ondernemingen die actief zijn in de erytritolsector. |
(72) |
Bovendien zijn de meeste erytritolproducenten lid van de China Food Additive and Ingredients Association (“CFAA”) en zijn zij of hun leveranciers ook lid van de China Starch Industry Association (“CSIA”). |
(73) |
Onder verwijzing naar het bovengenoemde onderzoek naar natriumgluconaat wees de klager erop dat de VRC volgens het 14e vijfjarenplan van de VRC, dat de jaren 2021 tot en met 2025 bestrijkt, vastbesloten is “het strikte toezicht op de chemische industrie” te handhaven. Evenzo wees de klager erop dat in de onderzoeken naar bepaalde soorten polyvinylalcohol, sulfanilzuur, citroenzuur en mononatriumglutamaat werd geconcludeerd dat de VRC zich mengt in zakelijke beslissingen via de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) die zowel in staatsondernemingen als in particuliere ondernemingen aanwezig zijn. Ook zijn er berichten dat de CCP niet alleen op staatsondernemingen, maar ook op particuliere ondernemingen druk uitoefent om zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 waren in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig en was er toenemende druk om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen. |
(74) |
De klager benadrukte dat de Commissie in het onderzoek naar natriumgluconaat heeft vastgesteld dat er ook met betrekking tot andere chemische stoffen sprake was van bovengenoemde verstoringen en tot de conclusie was gekomen dat de gehele chemische en petrochemische sector in de VRC bloot stond aan verstoringen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De Commissie stelde vast dat het planningssysteem in de VRC er over het algemeen toe leidt dat middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten. |
(75) |
In de klacht werd er bovendien op gewezen dat de producenten in de bovengenoemde onderzoeken van de Commissie dezelfde zijn als die in de erytritolsector, en werden dus de volgende elementen in herinnering gebracht die tot verstoringen van betekenis hebben geleid. |
(76) |
Ten eerste wordt de chemische sector, met inbegrip van de erytritolsector, voor een groot deel bediend door ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft, waarop deze beleidstoezicht uitoefent of waarvoor deze beleidsadvies geeft:
|
(77) |
Ten tweede stelt de aanwezigheid van de staat in ondernemingen die erytritol produceren, de overheid in staat zich te mengen in prijzen en/of kosten:
|
(78) |
Ten derde hanteert de Chinese overheid discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden:
|
(79) |
Ten vierde is de chemische sector, net als elke andere sector van de Chinese economie, onderhevig aan de verstoringen die voortvloeien uit de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving:
|
(80) |
Ten vijfde zijn ook de loonkosten in de chemische sector verstoord:
|
(81) |
Ten zesde hebben erytritolproducenten toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat:
|
(82) |
De klager heeft betoogd dat de bovengenoemde verstoringen systemisch zijn. Het overheidsingrijpen met betrekking tot onder meer de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen vindt in het hele land en in alle sectoren van de economie plaats. Uit het onderzoek naar natriumgluconaat is gebleken dat wanneer de producenten basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, de prijzen die worden betaald en die als hun kosten worden geregistreerd, zijn blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn, lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing en zijn zij onderworpen aan het planningsysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. |
(83) |
Concluderend voerde de klager aan dat er in de erytritolsector sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(84) |
De Commissie heeft onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie heeft dit gedaan op basis van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier. Het bewijsmateriaal in het dossier omvatte het bewijsmateriaal in het rapport en in de geactualiseerde versie ervan (12) (“geactualiseerd rapport”), dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. |
(85) |
Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector waar het betrokken product onder valt. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen. |
3.2.2. Verstoringen van betekenis die de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC beïnvloeden
(86) |
Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking” (13). |
(87) |
De staatseconomie wordt als de “leidende kracht van de nationale economie” beschouwd en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei” ervan te waarborgen (14). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. |
(88) |
De Chinese eigendomswetgeving vormt hiervan een voorbeeld bij uitstek: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (15). |
(89) |
Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de CCP. De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. |
(90) |
Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet. |
(91) |
Na de reeds bestaande eerste zin van die bepaling: “Het socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt: “Het leiderschap van de Communistische Partij van China is het essentiële kenmerk van het socialisme met Chinese karakteristieken” (16). Dit illustreert de zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. |
(92) |
Dit leiderschap en deze zeggenschap zijn inherent aan het Chinese stelsel en gaan verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen, waar overheden algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking. |
(93) |
De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (17). De interventionistische economische instrumenten die door de Chinese autoriteiten worden ingezet zijn talrijk en omvatten onder meer het systeem van industriële planning, het financiële systeem en regelgevingsinstrumenten. |
(94) |
Ten eerste — op het niveau van de algemene administratieve zeggenschap — wordt de richting van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloedt. Al deze plannen samen bestrijken een complete en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en zijn aanwezig op alle overheidsniveaus. |
(95) |
De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiedoelen. |
(96) |
In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). |
(97) |
De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Dit komt niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun verworven bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, waardoor de marktdeelnemers ertoe worden aangezet de in de plannen vastgelegde prioriteiten na te leven (18). |
(98) |
Ten tweede — op het niveau van de toewijzing van financiële middelen — wordt het financiële systeem van de VRC gedomineerd door de handels- en beleidsbanken in staatseigendom. Die banken moeten hun kredietbeleid ontwikkelen en uitvoeren in overeenstemming met de doelstellingen van het industriebeleid van de overheid in plaats van zich in de eerste plaats te buigen over de economische merites van een bepaald project (19). |
(99) |
Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap te waarborgen en ingrijpen door de staat en de CCP mogelijk te maken (20). |
(100) |
Ten derde — op het niveau van de regelgeving — neemt het overheidsingrijpen in de economie verschillende vormen aan. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (21). |
(101) |
Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (22). |
(102) |
Samengevat berust het Chinese economische model op enkele basisbeginselen die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (23). |
3.2.3. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening: de markt in kwestie wordt voor een groot deel bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen
(103) |
In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie. |
(104) |
De sector van het betrokken product wordt voornamelijk bediend door particuliere ondernemingen, zoals: Sanyuan Biotechnology Co., Ltd (24).; Dongxiao Biotechnology Co., Ltd (25); Baolingbao Biology Co., Ltd (26).; Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd (27) |
(105) |
Interventies van de CCP in de operationele besluitvorming zijn echter de norm geworden, niet alleen in staatsondernemingen, maar ook in particuliere ondernemingen (28), waarbij de CCP een leidende rol opeist ten aanzien van vrijwel elk aspect van de economie van het land. De invloed van de staat door middel van CCP-structuren binnen ondernemingen leidt er immers daadwerkelijk toe dat marktdeelnemers onder controle en beleidstoezicht van de overheid staan, gezien de mate waarin de staats- en partijstructuren in de VRC met elkaar zijn vervlochten. |
(106) |
Bovendien is de sector van het betrokken product onderworpen aan verschillende beleidsmaatregelen van de overheid, zoals de belangrijke beleidsmaatregelen voor 2022 die zijn aangekondigd door het ministerie van Financiën en het ministerie van Landbouw en Plattelandszaken: “Geïntegreerde ontwikkeling van de landbouwsector. De opzet en bouw van een aantal nationale moderne agro-industriële parken, gunstige en kenmerkende industriële clusters en sterke agro-industriële gemeenten coördineren. De nadruk leggen op het waarborgen van de nationale voedselzekerheid en een doeltreffende voorziening van belangrijke landbouwproducten, met bijzondere aandacht voor rijst, tarwe en mais, […] een modern industrieel systeem op het platteland opzetten dat gebaseerd is op sterke industriële steden, industrieparken als motor en industriële clusters als ruggengraat, provinciale, gewestelijke en stedelijke indelingen, en gecoördineerde bevordering van punten, lijnen en gebieden, teneinde de kwaliteit en efficiëntie van de industriële ontwikkeling als geheel te verbeteren” (29). Evenzo worden in het 14e vijfjarenplan ter bevordering van de modernisering van de landbouw en de plattelandsgebieden de volgende doelstellingen vastgesteld: “Bouw van een nationale industriële gordel voor voedselzekerheid. Op basis van de productie en levering van rijst, tarwe, mais, sojabonen enz., de opbouw van capaciteit op het gebied van productie, verwerking, opslag en verkeer coördineren en industriële gordels voor voedselveiligheid bouwen […]” (30). |
(107) |
Zeggenschap en beleidstoezicht van de overheid kunnen ook worden vastgesteld op het niveau van de betrokken brancheorganisaties (31). |
(108) |
Bijvoorbeeld, overeenkomstig artikel 3 van de statuten van de CFAA aanvaardt de organisatie “de professionele richtsnoeren, het toezicht en het beheer door de entiteiten die belast zijn met registratie en beheer, door entiteiten die belast zijn met partijopbouw en door de relevante administratieve afdelingen die belast zijn met het beheer van de industrie” (32). De partijafdeling van de CFAA (33) is voorts voornemens “de onderzoekscapaciteiten van ondernemingen voortdurend te versterken, […] de partijopbouwende activiteiten van brancheorganisaties te versterken en de algemene vereisten voor partijopbouw in het nieuwe tijdperk volledig te verwezenlijken” (34). |
(109) |
Sanyuan Biotechnology Co., Ltd, Baolingbao Biology Co., Ltd en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd zijn lid van de CFAA (35). Bovendien zijn Baolingbao Biology Co., Ltd en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd lid van sommige beroepscommissies van de CFAA (36). |
(110) |
Overeenkomstig artikel 2 van haar statuten streeft de CSIA ernaar “het nationale industriebeleid bekend te maken en uit te voeren, de industrie ten volle te dienen en de industriële productie te bevorderen”. Bovendien richt de CSIA volgens artikel 3 van haar statuten “een organisatie van de Communistische Partij van China op, voert zij partijactiviteiten uit en schept zij de nodige voorwaarden voor de activiteiten van de partijorganisatie” en aanvaardt zij net als de CFAA “de zakelijke richtsnoeren, het toezicht en het beheer door de entiteiten die belast zijn met registratie en beheer, door entiteiten die belast zijn met partijopbouw en door de relevante administratieve afdelingen die belast zijn met het beheer van de industrie” (37). |
(111) |
Dongxiao Biotechnology Co., Ltd, Biology Co., Ltd en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd zijn lid van de uitvoerende raad van de CSIA (38). |
(112) |
Soortgelijke bepalingen zijn ook opgenomen in de statuten van de Chinese vereniging voor de sector biologische fermentatie (“CBFIA”) (39). Baolingbao Biology Co., Ltd en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd zijn beide vicevoorzitter van de CBFIA (40). |
(113) |
Hieruit blijkt dat zelfs particuliere producenten in de sector van het betrokken product niet onder marktvoorwaarden kunnen opereren. Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de sector staan immers onder beleidstoezicht en krijgen beleidsadvies. |
3.2.4. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt
(114) |
De Chinese overheid kan zich door middel van overheidsdeelneming in ondernemingen mengen in prijzen en kosten. CCP-cellen in ondernemingen die al dan niet in staatseigendom zijn, vormen immers een belangrijk kanaal waarlangs de staat zich in zakelijke beslissingen kan mengen. |
(115) |
Volgens de vennootschapswet van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (41)) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. |
(116) |
Deze eis bleek in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft echter, sinds ten minste 2016, haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in ondernemingen nadrukkelijk als politiek beginsel (42) doen gelden, onder meer door druk uit te oefenen op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (43). |
(117) |
Reeds in 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (44). Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van het betrokken product en de leveranciers van de grondstoffen ervan. |
(118) |
Daarnaast werd op 15 september 2020 een document bekendgemaakt met als titel “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (“de richtsnoeren”) (45), waarin de rol van de partijcomités in particuliere ondernemingen verder werd uitgebreid. |
(119) |
In afdeling II.4 van de richtsnoeren staat het volgende: “Wij moeten de totale capaciteit van de Partij om sturing te geven aan activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector vergroten en de werkzaamheden op dit gebied op doeltreffende wijze opvoeren”. Afdeling III.6 luidt: “Wij moeten de aanwezigheid van de Partij in particuliere ondernemingen verder opvoeren en de partijcellen in staat stellen hun rol als bastion doeltreffend te vervullen en de partijleden in staat stellen hun rol als voorhoede en pioniers te spelen.”. De richtsnoeren benadrukken zo de rol van de CCP in ondernemingen en andere entiteiten van de particuliere sector en trachten deze te versterken (46). |
(120) |
Het onderzoek heeft bevestigd dat overlappingen tussen managementfuncties en het CCP-lidmaatschap/partijfuncties ook in de erytritolsector voorkomen. Ter illustratie: de algemeen directeur van Dongxiao Biotechnology Co., Ltd bekleedt CCP-functies en is ook een vertegenwoordiger op het huidige 14e Volkscongres van Shandong (verkozen in januari 2023) (47). Toen de voorzitter van de vakbond van de onderneming, die ook lid is van de CCP, werd gevraagd naar de verhouding tussen de partijopbouw en de ontwikkeling van het bedrijfsleven, antwoordde hij het volgende: “Partijopbouw leidt de onderneming en de partij en de onderneming zijn geïntegreerd en sterk” (48). |
(121) |
Daarnaast zijn meerdere leden van de raad van bestuur van Sanyuan Biotechnology Co., Ltd, de grootste producent van het betrokken product, lid van de CCP (49). Hetzelfde geldt voor Baolingbao Biology Co., Ltd (50) en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd, waarvan de voorzitter niet alleen lid is van de CCP en partijsecretaris van de onderneming, maar ook een vertegenwoordiger op het 14e Volkscongres van Zhejiang (51). |
(122) |
Verder hebben ook de aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten en bij de levering van grondstoffen en basisproducten een verstorend effect op de markt (52). Door de aanwezigheid van de staat in ondernemingen, in de erytritolsector en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten), is het voor de Chinese overheid dus mogelijk zich in de prijzen en kosten te mengen. |
3.2.5. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden
(123) |
De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale, provinciale en lokale overheid zich moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De via de planningsinstrumenten geformuleerde doelen hebben een bindend karakter en op elk bestuurlijk niveau houden de autoriteiten toezicht op de uitvoering van de plannen door het overeenkomstige lagere bestuursniveau. |
(124) |
Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (53). |
(125) |
De Chinese autoriteiten hebben een aantal beleidsmaatregelen vastgesteld die de werking van de sector van het betrokken product sturen. |
(126) |
De belangrijke beleidsmaatregelen uit 2022 van het ministerie van Financiën en het ministerie van Landbouw en Plattelandszaken (zie overweging 106) bevatten ook de volgende bepalingen die van invloed zijn op de werking van de sector: “De staat zal beleidsmaatregelen blijven uitvoeren zoals subsidies voor producenten van mais en sojabonen, subsidies voor rijst en stimulansen voor grote graanproducerende districten, teneinde de doeltreffendheid van structurele hervormingen aan de aanbodzijde in de landbouw te consolideren en de nationale voedselzekerheid te waarborgen” of “beloningen voor belangrijke zaadproducerende districten. De omvang van de steun voor belangrijke zaadproducerende districten voor rijst, tarwe en mais uitbreiden […] en de transformatie en modernisering van de zaadsector bevorderen” (54). |
(127) |
In het 14e vijfjarenplan ter bevordering van de modernisering van de landbouw en de plattelandsgebieden (55) wordt beoogd “het beleid ter ondersteuning van de graanproductie te verbeteren; de subsidies voor graanproducenten te stabiliseren, het beleid inzake minimumaankoopprijzen voor rijst en tarwe alsmede het subsidiebeleid voor mais- en sojaproducenten te verbeteren; het steunbeleidstelsel voor belangrijke graanproducerende gebieden en het ondersteuningsbeleid voor belangrijke maisproducerende districten te verbeteren” (56). In het 14e vijfjarenplan over de ontwikkeling van de plantsector op nationaal niveau (57) staat: “Tijdens de periode van het 14e vijfjarenplan zullen wij een potentiële expansie onderzoeken, de productiecapaciteit verhogen, de structuur optimaliseren, gediversifieerde ontwikkeling bevorderen en de capaciteiten met het oog op leveringszekerheid verbeteren” (58). |
(128) |
Het 14e vijfjarenplan van de CSIA (59) maakt het bestaande overheidsbeleid in de sector verder duidelijk door toe te lichten dat “de staat sinds 2016 het beleid voor de tijdelijke opslag van mais van de drie noordoostelijke provincies en de autonome regio Binnen-Mongolië heeft aangepast aan een nieuw mechanisme van “marktgerichte aankoop” plus “subsidies”, waardoor de maisprijzen sterk zijn gedaald en de productiekosten van maiszetmeel sterk zijn gedaald; Heilongjiang, Jilin, Liaoning, Binnen-Mongolië en andere plaatsen hebben voor de verwerking van de overtollige maisvoorraden subsidies van verschillende hoogte toegekend aan maisverwerkende ondernemingen, die de productiecapaciteit voor de verwerking van mais en de productie van maïszetmeel blijven verhogen” (60). |
(129) |
Het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de bio-economie (61) is rechtstreeks gericht op de sector van het betrokken product, door ernaar te streven “de belangrijke positie van bedrijfsinnovatie te versterken; de leidende en ondersteunende rol van toonaangevende ondernemingen op biologisch gebied volop te laten spelen, grote ondernemingen te begeleiden om middelen zoals technologische innovatie, toeleveringsketens en financiële diensten open te stellen voor de upstream- en downstreambedrijven van de industriële keten, en integratie en innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen. Door de inspanningen te concentreren op belangrijke gebieden met een grote schaal en brede invloed, zoals biogeneeskunde, biolandbouw en biomanufacturing, worden bioinnovatieve ondernemingen gestimuleerd om hun subsectoren verder te ontwikkelen, hun ontwikkelingsvoordelen te ontplooien en hen te stimuleren om individuele kampioensondernemingen met een wereldwijd concurrentievermogen te worden” (62). |
(130) |
Op provinciaal niveau staat in het 14e vijfjarenplan van de provincie Hebei voor strategische en opkomende sectoren (63) aangegeven dat de overheid beoogt de industriële structuur van de sector als volgt vorm te geven: “de sectoren voor biologische fermentatie, biogebaseerde producten en specifieke biologische producten krachtig ontwikkelen, en de geïntegreerde toepassing van biotechnologie op het gebied van geneeskunde, chemische industrie, materialen, voedselverwerking en nieuwe energie bevorderen; de voordelen van aminozuren, zetmeelsuikers, enzympreparaten, vitamines en andere producten consolideren en verbeteren, en nieuwe biologische materialen zoals biovezels en biogebaseerde chemicaliën ontwikkelen” (64). |
(131) |
Voorts heeft Shandong in 2024 belangrijke beleidsmaatregelen uitgestippeld om de maissector te promoten, op te waarderen en te ontwikkelen (65), waarbij aanzienlijke belastingsteun voor onderzoek en ontwikkeling werd verleend. Deze belastingsteun kwam bijvoorbeeld ten goede aan Sanyuan Biotechnology Co., Ltd, waarvan de wettelijke vertegenwoordiger heeft verklaard: “De internationale positie van de onderneming is onlosmakelijk verbonden met de krachtige steun van de belastingdienst […] De verbeterde fiscale stimuli bieden ons sterke motivering voor onderzoek en ontwikkeling. Het project om met de onderneming een productiecapaciteit van 50 000 ton erytritol te bereiken is in werking getreden en het marktaandeel zal naar verwachting verder toenemen” (66). |
(132) |
Met deze en andere middelen stuurt en controleert de Chinese overheid derhalve vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en werking van de sector, evenals de upstream basisproducten. |
(133) |
Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen te voldoen aan de doelstellingen van het overheidsbeleid voor de sector. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking. |
3.2.6. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving
(134) |
Volgens de informatie in het dossier slaagt het Chinese faillissementsstelsel er niet in zijn belangrijkste doelstellingen te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt voort te vloeien uit het feit dat het Chinese faillissementsrecht weliswaar formeel berust op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, maar dat het Chinese stelsel wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. |
(135) |
Het aantal faillissementen blijft notoir laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats omdat de insolventieprocedures te kampen hebben met een aantal tekortkomingen die het indienen van faillissementsaanvragen in de praktijk ontmoedigen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (67). |
(136) |
Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (68). Alle grond is eigendom van de staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing ervan is volledig in handen van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (69). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (70). |
(137) |
Net als in andere sectoren van de Chinese economie zijn de producenten van het betrokken product onderworpen aan de gewone regels van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Dit heeft tot gevolg dat ook deze ondernemingen te maken hebben met verstoringen van bovenaf wegens de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal lijken deze overwegingen ook volledig van toepassing te zijn op de chemische sector en dus ook op de erytritolsector. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie stelt. |
(138) |
In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er in de sector van het betrokken product sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. |
3.2.7. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten
(139) |
Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. De VRC heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, niet geratificeerd (71). |
(140) |
Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbond actief. Deze is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en hij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (72). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in de VRC beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de inwoners van een bepaald administratief gebied. |
(141) |
Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (73). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC. |
(142) |
Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de erytritolsector niet onderworpen zou zijn aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De sector staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het betrokken product of de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtelijke stelsel onderworpen zijn). |
3.2.8. Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat
(143) |
Bij de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC is er sprake van diverse verstoringen. |
(144) |
Ten eerste wordt het Chinese financiële stelsel gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (74), die bij het verlenen van toegang tot financiering rekening houden met andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (75), en zij voeren geregeld het beleid van de Chinese overheid uit. |
(145) |
Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (76). Hoewel wordt erkend dat in diverse wettelijke bepalingen is vastgesteld dat het normale gedrag van banken en de prudentiële regels, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, moeten worden geëerbiedigd, wijst het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen. |
(146) |
Zo heeft de Chinese overheid verduidelijkt dat zelfs particuliere commerciële bankbeslissingen onder toezicht van de CCP moeten staan en in overeenstemming moeten blijven met het nationale beleid. Een van de drie overkoepelende doelstellingen van de staat met betrekking tot de governance van het bankwezen is nu het versterken van de leidende positie van de partij in de bank- en verzekeringssector, ook met betrekking tot operationele en managementkwesties (77). Ook moet bij de criteria voor prestatie-evaluatie van commerciële banken nu in het bijzonder rekening worden gehouden met de wijze waarop entiteiten “de nationale ontwikkelingsdoelstellingen en de reële economie dienen”, en met name hoe zij “strategische en opkomende industrieën ten dienste staan” (78). |
(147) |
Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een onderneming voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid (79). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden aangemoedigd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (80). Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere ondernemingen met goede connecties en ondernemingen in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn. |
(148) |
Ten tweede worden de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de toename van de schulden van de ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren. |
(149) |
Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Ten minste een derde van alle leningen werd eind 2018 nog steeds tegen of onder het benchmarktarief verstrekt (81). De officiële media in de VRC hebben onlangs gemeld dat de CCP heeft opgeroepen om “de marktrente voor leningen naar beneden bij te sturen” (82). Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal. |
(150) |
De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietrestricties die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen snel gestegen. De Chinese overheid heeft er een aantal malen voor gekozen wanbetalingen te voorkomen, wat heeft geleid tot het ontstaan van “zombie”-ondernemingen, of de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen. |
(151) |
In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die zijn gezet om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en allesbepalende rol van de staat op de kapitaalmarkten. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
(152) |
In het onderhavige onderzoek werd geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het betrokken product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
3.2.9. Systemische aard van de beschreven verstoringen
(153) |
De Commissie heeft opgemerkt dat de in het geactualiseerde rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijsmateriaal blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese stelsel, zoals hierboven en in deel I van het geactualiseerde rapport beschreven, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren, zoals hierboven en in deel II van het geactualiseerde rapport beschreven. |
(154) |
De Commissie herinnert eraan dat voor de vervaardiging van het betrokken product bepaalde basisproducten nodig zijn. Wanneer de producenten van het betrokken product deze basisproducten inkopen of daarvoor contracten sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als hun kosten registreren), duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat van toepassing is op alle overheidsniveaus en sectoren. Deze verstoringen werden hierboven uitvoerig beschreven, met name in punt 3.2.2. De Commissie wees erop dat de regelgeving die aan deze verstoringen ten grondslag ligt, algemeen van toepassing is, aangezien de producenten van erytritol net als elke andere marktdeelnemer in de VRC aan die regels zijn onderworpen. De verstoringen zijn derhalve rechtstreeks van invloed op de kostenstructuur van het betrokken product. |
(155) |
Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het betrokken product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dat ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het geactualiseerde rapport. |
(156) |
Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd, door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. |
(157) |
Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen. |
3.2.10. Argumenten van de belanghebbenden
(158) |
De CCCMC heeft opmerkingen ingediend, met name inzake de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De CCCMC voerde daarin aan dat de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening om een aantal redenen onverenigbaar is met artikel 2.2 van de antidumpingovereenkomst van de WTO. |
(159) |
De Commissie herhaalde haar standpunt dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming is met de verplichtingen van de EU uit hoofde van het WTO-recht, en in het bijzonder met de bepalingen van de antidumpingovereenkomst van de WTO. De Commissie merkte op dat het bestaan van verstoringen van betekenis die aanleiding geven tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening wordt vastgesteld voor het gehele land en dat een dergelijke vaststelling de kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt maakt voor de berekening van de normale waarde. In deze omstandigheden voorziet artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in een berekening van productie- en verkoopkosten aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een geschikt representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer. |
3.2.11. Conclusie
(160) |
Uit de analyse in dit punt, met onder meer een onderzoek van al het beschikbare bewijs voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de sector van het betrokken product, is gebleken dat de prijzen en kosten van het betrokken product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin vermelde elementen. |
(161) |
Op grond daarvan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. |
(162) |
Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt. |
3.3. Representatief land
3.3.1. Algemene opmerkingen
(163) |
De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:
|
(164) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 40 tot en met 56, heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt. In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. |
(165) |
In de tweede mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Colombia in het onderhavige geval als een geschikt representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd. |
3.3.2. Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC
(166) |
In de eerste mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie Colombia, Brazilië, Thailand, Argentinië, Ecuador, Mexico, Peru, Zuid-Afrika en Turkije aangewezen als landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC, dat wil zeggen dat zij door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen alle als landen met “hogere middeninkomens” worden ingedeeld. |
(167) |
Zoals uiteengezet in de overwegingen 40 tot en met 52, blijkt het onderzochte product echter alleen te worden geproduceerd in landen met een niveau van economische ontwikkeling dat niet vergelijkbaar is met dat van de VRC overeenkomstig de in overweging 163 genoemde criteria. |
3.3.3. Productie van producten in dezelfde algemene categorie en/of sector
(168) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie geconcludeerd dat citroenzuur een geschikt vervangend product was in dezelfde algemene categorie en/of sector als het onderzochte product om een niet-verstoorde waarde vast te stellen in een representatief land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC voor dezelfde productiefactoren die bij de productie van erytritol worden gebruikt. Geen enkele belanghebbende heeft deze conclusie betwist. |
(169) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening werd geoordeeld dat de financiële gegevens voor producenten van citroenzuur ook voor producenten-exporteurs van het betrokken product als representatief konden worden beschouwd. |
3.3.4. Relevante onmiddellijk beschikbare gegevens in de potentiële representatieve landen
(170) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie onderzocht welke financiële gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn voor de in overweging 166 genoemde landen. De Commissie heeft vastgesteld dat dergelijke gegevens in de Orbis-databank beschikbaar waren voor één onderneming in Ecuador, één onderneming in Colombia, één onderneming in Mexico, één onderneming in Peru, één onderneming in Zuid-Afrika, één onderneming in Argentinië, acht ondernemingen in Turkije, vier ondernemingen in Brazilië en zes ondernemingen in Thailand. De jaarrekeningen waartoe de Commissie toegang had met betrekking tot alle ondernemingen in Argentinië, Ecuador, Mexico, Peru, Zuid-Afrika en Turkije en enkele ondernemingen in Brazilië en Thailand waren niet geschikt omdat zij onvolledig en/of te oud waren, of omdat daaruit bleek dat de betrokken onderneming verlieslijdend was. |
(171) |
Vervolgens heeft de Commissie de volgende drie mogelijke representatieve landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC geanalyseerd waar citroenzuur wordt geproduceerd en waarvoor jaarrekeningen van winstgevende ondernemingen beschikbaar waren: Brazilië, Colombia en Thailand. Op dat ogenblik stelde de Commissie vast dat er in Orbis financiële gegevens voor het jaar 2022 onmiddellijk beschikbaar waren voor één producent van citroenzuur in Brazilië (Cargill Agricola SA), één producent van citroenzuur in Colombia (Sucroal SA) en drie producenten van citroenzuur in Thailand (Sunshine Biotech International Co Ltd, Cofco Biochemical (Thailand) Co Ltd en Thai Industrial Citric Co Ltd), en, voor het jaar 2020, van één producent van citroenzuur in Brazilië (Primary Products Ingredients Brasil SA). |
(172) |
In de opmerkingen over de eerste mededeling heeft geen enkele partij andere potentiële representatieve landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC voorgesteld waar citroenzuur wordt geproduceerd dan die drie. |
(173) |
In haar opmerkingen over de eerste mededeling heeft Dongxiao Biotechnology Co., Ltd erop aangedrongen Brazilië te gebruiken en tegelijk voorgesteld om, uitsluitend voor de vaststelling van een niet-verstoorde waarde voor glucose, Thailand te gebruiken. Zij voerde aan dat dit in overeenstemming was met de praktijk van de Commissie in R728 — nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal, waarin de Commissie Brazilië als representatief land heeft gebruikt, maar de niet-verstoorde waarde voor waterstof heeft vastgesteld aan de hand van gegevens van het grootste land van uitvoer van waterstof wereldwijd, namelijk Canada. |
(174) |
De Commissie heeft om te beginnen opgemerkt dat haar administratieve praktijk uit het verleden niet bindend is voor de beoordeling van de naleving van de bepalingen van de basisverordening (84). Bovendien is de invoer van glucose in Thailand bijna uitsluitend afkomstig uit de VRC, waardoor het gebruik van deze gegevens buiten beschouwing moet worden gelaten. |
(175) |
In haar opmerkingen over de eerste mededeling drong Dongxiao Biotechnology Co. Ltd erop aan Brazilië als representatief land te gebruiken omdat Brazilië producten produceerde die vergelijkbaar zijn met het onderzochte product, namelijk citroenzuur; omdat de Braziliaanse onderneming Cargill Agricola SA winstgevend was in het jaar 2022, dat een deel van het onderzoektijdvak (van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023) bestrijkt; omdat Braziliaanse invoergegevens (om als surrogaat te dienen) van bijna alle bekende productiefactoren te vinden waren in de bijlage bij de eerste mededeling, en omdat uit de eerste mededeling van de Commissie bleek dat er geen handelsverstoringen in Brazilië waren die van invloed waren op de basisproducten voor de productie van het onderzochte product. |
(176) |
De klager plaatste vraagtekens bij de geschiktheid van de financiële gegevens van de twee Braziliaanse ondernemingen in de eerste mededeling (Cargill Agricola SA en Primary Products Ingredients Brasil SA) omdat beide tot groepen behoren en de invloed van de groep op de financiële gegevens moeilijk te beoordelen was. De klager merkte voorts op dat zij allebei een gevarieerd assortiment producten vervaardigen en/of verkopen. Met betrekking tot Cargill Agricola SA voegde de klager daaraan toe dat de omzet van Cargill Agricola SA ongeveer 150 maal groter was dan de omzet van de Colombiaanse onderneming Sucroal SA (bij een vergelijkbare productiecapaciteit) en dat Cargill Agricola SA het financiële profiel van een handelsonderneming had. Wat Primary Products Ingredients Brasil SA betreft, merkte de klager op dat de onderneming van eigenaar is veranderd en dat er geen financiële gegevens over 2022 waren gepubliceerd. |
(177) |
De klager twijfelde ook aan de geschiktheid van de financiële gegevens van de drie Thaise ondernemingen in de eerste mededeling (Sunshine Biotech International Co. Ltd, Cofco Biochemical (Thailand) Co. Ltd en Thai Industrial Citric Co. Ltd). De klager was van mening dat zonder meer gedetailleerde en onafhankelijk gecontroleerde gegevens de gegevens van de eerste twee, beide ondernemingen in Chinese handen in Thailand, eigenlijk niet betrouwbaar waren voor de vaststelling van niet-verstoorde waarden. Volgens de klager had de invloed van de groepen waartoe Sunshine Biotech International Co. Ltd en Cofco Biochemical (Thailand) Co. Ltd behoren bovendien gevolgen voor de bedrijfsgegevens en -prestaties die onzeker zijn zonder gedetailleerde, onafhankelijke auditverslagen over de ondernemingen en de groepen. Voorts verklaarde de klager dat de twee ondernemingen exportgericht zijn met als voornaamste doel de levering van citroenzuur aan de Verenigde Staten, voor zover de invoer van citroenzuur van oorsprong uit China in dat land aan hoge rechten is onderworpen. De klager voegde daaraan toe dat de productievolumes in Thailand klein waren in vergelijking met de productie in de VRC en schatte het citroenzuurverbruik in Thailand op 30 000 tot 40 000 ton per jaar. |
(178) |
Gezien het bovenstaande heeft de klager ervoor gepleit Colombia te gebruiken in plaats van Brazilië en Thailand. |
(179) |
De Commissie was het met de klager eens dat de financiële gegevens van de Braziliaanse onderneming Primary Products Ingredients Brasil SA niet de meest geschikte waren omdat deze verouderd waren. De betrokken gegevens hadden betrekking op het boekjaar 2020, terwijl het onderzoektijdvak de periode van 1 oktober 2022 tot en met 30 september 2023 bestrijkt. |
(180) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie nader onderzocht welke financiële gegevens beschikbaar waren voor de in de mededeling van 21 december 2023 genoemde landen, te weten Brazilië, Colombia en Thailand. De informatie waarover de Commissie in dat stadium beschikte, was dezelfde als die welke in de eerste mededeling is beschreven (zie overweging 171), met uitzondering van het feit dat de Commissie voor 2022 meer gedetailleerde en openbaar beschikbare informatie had verkregen voor de Colombiaanse producent van citroenzuur Sucroal SA (van Supersociedades, zoals uiteengezet in overweging 222). Voor de andere ondernemingen in de andere potentiële representatieve landen waren dergelijke gedetailleerde gegevens niet beschikbaar. |
(181) |
Gezien het bovenstaande was de Commissie van mening dat de financiële gegevens die beschikbaar waren voor de Colombiaanse onderneming Sucroal SA de meest geschikte waren om te worden gebruikt. Bovendien houdt de omzet van Sucroal SA het midden tussen de omzet van de grootste en die van de kleinste Chinese producent van erytritol in de steekproef. Geen enkele partij heeft deze drie feiten betwist noch financiële gegevens van andere ondernemingen verstrekt. |
(182) |
In haar opmerkingen over de tweede mededeling plaatste Dongxiao Biotechnology Co. Ltd vraagtekens bij het gebruik van de VAA-kosten en de winstcijfers van Sucroal SA Deze opmerkingen worden behandeld in punt 3.4.9 en doen niets af aan de conclusie in overweging 181. |
3.3.5. Niveau van sociale bescherming en milieubescherming
(183) |
Aangezien was vastgesteld dat Colombia op grond van alle voornoemde factoren het enige geschikte representatieve land was, hoefde er geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening. |
3.3.6. Conclusie
(184) |
Gezien bovenstaande analyse voldeed Colombia aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
3.4. Bronnen aan de hand waarvan niet-verstoorde kosten en benchmarks worden vastgesteld
(185) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld, zoals grondstoffen, energie en arbeid, waarvan de producenten-exporteurs bij de productie van het onderzochte product gebruikmaken, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren. |
(186) |
Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de database van Global Trade Atlas (85) (“GTA”) om de niet-verstoorde kosten van de grondstoffen vast te stellen. De Commissie heeft ook verklaard dat zij openbaar beschikbare elektriciteitsprijzen uit Colombia (86) zou gebruiken om de prijzen te bepalen voor elektriciteit alsook voor gas en stoom (aan de hand van omrekeningstabellen tussen m2/ton en kWh) en IAO-statistieken (87) voor het bepalen van de loonkosten. |
(187) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden tevens geïnformeerd dat wegens het grote aantal productiefactoren van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die volledige informatie hadden verstrekt en het verwaarloosbare relatieve aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten, deze verwaarloosbare items onder “verbruiksartikelen” werden gegroepeerd. De Commissie heeft tevens meegedeeld dat zij het percentage van de verbruiksartikelen van het totaal van de grondstofkosten zou berekenen, en dat percentage zou toepassen op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakte van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks uit het geschikte representatieve land. |
3.4.1. Productiefactoren
(188) |
Aan de hand van alle door de belanghebbende partijen verstrekte en tijdens de controlebezoeken verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en bronnen daarvan in kaart gebracht: Tabel 1
|
(189) |
Na de bekendmaking van de tweede mededeling werd de lijst van productiefactoren verder ingekort omdat prijzen bij invoer in Colombia ontbraken in de database van de GTA. De waarden daarvan werden dus toegevoegd aan de waarde van de verbruiksartikelen:
|
(190) |
De Commissie heeft een waarde voor de overhead-productiekosten opgenomen om de kosten te bestrijken die niet in de bovengenoemde productiefactoren zijn opgenomen. Om dit bedrag vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de gerapporteerde productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die niet waren opgenomen in de bovengenoemde individuele productiefactoren, zoals afschrijvingen en onderhoudskosten. |
(191) |
Bovendien heeft de Commissie, naast de gerapporteerde overhead-productiekosten, ook kosten voor onderzoek en ontwikkeling opgenomen voor zover deze niet in de productiekosten waren opgenomen. |
(192) |
De bedragen daarvan zijn afkomstig uit de antwoorden van de producenten-exporteurs op de vragenlijst. Het nieuwe bedrag voor de overhead-productiekosten werd uitgedrukt als een percentage en is toegepast op de herberekende productiekosten. |
3.4.2. Grondstoffen
(193) |
Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor Colombia gebruikt, zoals vermeld in de GTA, waarbij de invoerrechten zijn inbegrepen die voor de respectieve GS-code in Colombia van toepassing zijn. |
(194) |
De Commissie heeft de vervoerskosten van de medewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming. |
(195) |
Voor het representatieve land werd de invoerprijs vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen, met uitzondering van de VRC en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (95) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De overige hoeveelheden werden representatief geacht. |
(196) |
De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in de overwegingen 60 tot en met 157 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen voor de voor de uitvoer bestemde producten hebben, was de Commissie van mening dat die verstoringen ook gevolgen hadden voor de uitvoerprijzen. |
(197) |
Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de door de medewerkende producenten-exporteurs werkelijk gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het onderzoektijdvak. Aangezien de voor die factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, heeft de Commissie besloten die kosten op te nemen in de kosten van de verbruiksartikelen, zoals ook toegelicht in overweging 187. |
(198) |
Bijlage I bij de eerste mededeling bevatte een lijst van de verschillende grondstoffen die door de medewerkende producenten-exporteurs werden meegedeeld op het niveau van de zescijferige GS-codes of, indien beschikbaar, op een gedetailleerder niveau. |
(199) |
In haar opmerkingen over de eerste mededeling voerde Dongxiao Biotechnology Co. Ltd aan dat de invoerprijzen van een derde land noch de werkelijke binnenlandse prijzen in dat land, noch de aankoopprijzen in het betrokken land weerspiegelen en dat de Commissie daarom ook moest openstaan voor andere openbaar beschikbare gegevensbronnen, zoals de binnenlandse verkoopprijs in een derde land of andere internationale prijzen. Dongxiao Biotechnology Co., Ltd voegde daaraan toe dat de prijs van een in het binnenland aangekocht basisproduct moest worden vervangen door een prijs bij invoer op fob-basis. |
(200) |
De Commissie merkte op dat in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is bepaald dat overeenkomstige gegevens in een passend representatief land kunnen worden gebruikt, “mits de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn”. |
(201) |
De Commissie staan geen gegevens over binnenlandse prijzen in de potentiële representatieve landen ter beschikking. Gegevens over invoerprijzen in de potentiële geschikte representatieve landen zijn daarentegen onmiddellijk beschikbaar en de Commissie heeft daarom de GTA als bron van deze gegevens gebruikt. Voorts is de Commissie van mening dat de prijzen bij invoer in de potentiële representatieve landen, door het spel van de concurrentie, een nauwkeurige weerspiegeling waren van de desbetreffende binnenlandse prijzen. |
(202) |
Bovendien heeft de Commissie gegevens over invoer in het representatieve land vanuit de VRC ook uitgesloten voor het bepalen van de relevante benchmarkprijzen. Zo lang de ingevoerde hoeveelheden van de productiefactoren representatief genoeg zijn en er geen sprake is van andere specifieke omstandigheden die ervoor zorgen dat ze niet geschikt zijn, is er geen objectieve reden om ze uit te sluiten. |
(203) |
Daarom heeft de Commissie, bij gebreke aan bewijs van het tegendeel, de argumenten van de partij afgewezen en opgemerkt dat het de normale praktijk van de Commissie is om de invoerprijzen te corrigeren voor invoerbelastingen om de marktprijs van de betrokken productiefactor in het representatieve land weer te geven. |
(204) |
Tijdens de controle ter plaatse van de antwoorden van de producenten-exporteurs op de vragenlijst heeft de Commissie de overeenstemming tussen de Chinese en de Colombiaanse nomenclaturen getoetst. Het resultaat van de verfijnde overeenstemming is opgenomen in de tweede mededeling. |
(205) |
In haar antwoord op de tweede mededeling voerde Dongxiao Biotechnology Co. Ltd aan dat de prijs voor de productiefactor glucose die van glucose in vaste vorm is en dat de prijs het percentage vaste glucose in de gebruikte glucosestroop moest weerspiegelen. De Commissie was het hiermee eens en heeft de benchmarkprijs voor de onderneming aangepast. |
(206) |
De invoerrechten die van toepassing zijn op de invoer van de productiefactoren zijn in de gebruikte benchmarkprijs opgenomen. |
3.4.3. Bijproducten
(207) |
De Commissie heeft de boekhoudkundige praktijken van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs ten aanzien van bijproducten en afval geanalyseerd. Als gevolg daarvan heeft de Commissie gebruikgemaakt van de verkochte hoeveelheden afvalproducten en de productiekosten verlaagd, waarbij zij, indien beschikbaar, de Colombiaanse prijzen van de GS-codes heeft gebruikt. |
(208) |
Bij afvalproducten waarvoor alleen een prijs voor het primaire product beschikbaar was, is de Commissie bij gebreke aan andere gegevens voorlopig uitgegaan van de verhouding tussen de prijs in de VRC voor het afvalproduct en de door de producenten-exporteurs gerapporteerde prijs in de VRC voor het primaire product. De verhouding daartussen is vervolgens toegepast op de prijs voor het primaire product in Colombia, zoals afgeleid uit de GTA. |
3.4.4. Arbeid
(209) |
De Commissie heeft de meest recente openbaar beschikbare gegevens uit de IAO-statistieken (96) gebruikt om de lonen in de sector in Colombia vast te stellen. De gemiddelde maandelijkse waarde in het onderzoektijdvak is naar behoren gecorrigeerd naar andere bijdragen door toevoeging van de werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid, waaronder de bijdrage aan het pensioenfonds en een beroepsrisicobelasting: 12 % voor de werkgeversbijdrage aan het pensioenfonds, 8,5 % voor de ziektekostenverzekering, 1-2 % voor het solidariteitspensioenfonds en 4-9 % voor de loonbelasting (97) , (98). De gemiddelde loonkosten per uur per vte bedragen 18 CNY/manuur. |
(210) |
Het aantal uren dat in de antwoorden op de vragenlijst werd gerapporteerd, is gecorrigeerd wanneer dat gerechtvaardigd was omdat in de fabriek twaalf uur in plaats van acht uur per dag werd gewerkt. |
3.4.5. Elektriciteit
(211) |
De Commissie heeft de relevante elektriciteitsprijzen voor industriële afnemers gebruikt, zoals vermeld op de website van de belangrijkste elektriciteitsleverancier in Colombia, Enel (99). De Commissie heeft de industriële elektriciteitsprijzen in het onderzoektijdvak gebruikt en vervolgens 10 % (100) toegevoegd om rekening te houden met andere elementen van de factuur, zoals distributiekosten. |
(212) |
De prijs per kWh uit deze bron bedroeg 0,18 USD/kWh, ofwel 1,24 CNY + 10 % voor distributiekosten. |
(213) |
In haar antwoord op de tweede mededeling plaatste Dongxiao Biotechnology Co., Ltd vraagtekens bij het gebruik van elektriciteitsprijzen uit Colombia omdat deze volgens haar opgedreven zouden zijn, deels als gevolg van het gebruik van hernieuwbare energie in plaats van steenkool. Volgens haar is de elektriciteitsbron in Colombia bovendien niet vergelijkbaar met en niet representatief voor het soort elektriciteit dat Dongxiao Biotechnology Co., Ltd daadwerkelijk gebruikt. |
(214) |
De Commissie heeft dit argument afgewezen omdat het niet onderbouwd was. Er was geen enkele openbaar beschikbare bron op basis waarvan de Commissie kon vaststellen in welke mate de Colombiaanse elektriciteitsprijzen opgedreven zouden zijn, en er was evenmin een betrouwbare benchmark om ze te vergelijken. Bovendien is het feit dat elektriciteit in Colombia en de VRC niet uit dezelfde bronnen wordt opgewekt, geen reden om de elektriciteitsprijzen in Colombia af te wijzen. |
3.4.6. Aardgas
(215) |
De Commissie heeft gebruikgemaakt van de gasprijs voor ondernemingen in Colombia, zoals gepubliceerd op de website van GlobalPetroPrices (101). De Commissie heeft het gemiddelde van de beschikbare gegevens in de klacht gebruikt (d.w.z. het gemiddelde voor een grote gasafnemer in de tweede helft van 2022 plus de eerste helft van 2023, zijnde 44,29 EUR per MWh) en de prijs voor aardgas voor ondernemingen in Colombia in juni 2023 (0,053 EUR per kWh). Deze prijzen zijn inclusief belastingen, vergoedingen en andere elementen van de gasfactuur. Hierbij moet worden opgemerkt dat 1 m3 aardgas ≈ 10,55 kWh en dat de kostprijs van 1 kWh was geschat op 1,24 CNY + distributiekosten. |
3.4.7. Stoom
(216) |
De kosten van stoom zijn vastgesteld aan de hand van de kosten van aardgas en de hoeveelheid gas die nodig is om stoom te produceren. Rekening houdend met de algemeen erkende omrekeningspercentages voor energie en de omrekeningspercentages van warmte naar stoom, heeft de Commissie berekend dat 68,29 m3 aardgas nodig is om 1 ton stoom te produceren. |
3.4.8. Water
(217) |
De kosten van water werden bepaald op basis van de waterprijzen van een Colombiaanse waterleverancier (102), rekening houdend met variabele kosten per m3 en vaste kosten verdeeld over de verbruikte waterhoeveelheden. |
3.4.9. Overhead-productiekosten, VAA-kosten en winst
(218) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening omvat de door berekening vastgestelde normale waarde een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten (“VAA-kosten”) en voor winst. Bovendien moet een waarde voor de overhead-productiekosten worden vastgesteld om de kosten te bestrijken die niet in de bovengenoemde productiefactoren zijn opgenomen. |
(219) |
De Commissie heeft de Colombiaanse onderneming Sucroal SA gebruikt als basis voor de vaststelling van de VAA-kosten en de winst om de normale waarde te berekenen. De Commissie was van mening dat de aldus vastgestelde prijzen zouden leiden tot redelijke bedragen voor de VAA-kosten en winst in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het stadium af fabriek. |
(220) |
De overhead-productiekosten werden niet afzonderlijk vermeld in de beschikbare winst- en verliesrekeningen en bleken te zijn opgenomen in de kosten van de verkochte goederen. De waarde voor de overhead-productiekosten werd gebaseerd op de ondernemingsspecifieke gegevens, zoals uiteengezet in overweging 190, en werd toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, met toevoeging van kosten voor onderzoek en ontwikkeling, zoals toegerekend aan de onderneming in haar winst- en verliesrekening. |
(221) |
In haar antwoord op de tweede mededeling plaatste Dongxiao Biotechnology Co., Ltd vraagtekens bij het gebruik van de VAA-kosten en winst van Sucroal SA, met het argument dat de cijfers van de onderneming niet solide waren en dat uit openbaar beschikbare bronnen (103) een abnormale groei van de exploitatiewinst (ebit) en de nettowinst van Sucroal SA bleek. Zij verzocht te bevestigen of de VAA-kosten van deze onderneming beïnvloed waren door schenkingen van OAL, de belangrijkste aandeelhouder van Sucroal SA, aan politieke partijen. |
(222) |
De Commissie had haar bevindingen gebaseerd op onmiddellijk beschikbare gegevens. Aangezien de volledige financiële staat van Sucroal SA niet openbaar of onmiddellijk beschikbaar is, kon de Commissie alleen de door Supersociedades (104) verstrekte winst- en verliesgegevens meedelen. Bovendien heeft Dongxiao Biotechnology Co., Ltd geen alternatieve bron voorgesteld waar gedetailleerde, onmiddellijk beschikbare financiële gegevens voor Sucroal SA te vinden waren. In het door Dongxiao Biotechnology Co., Ltd ingediende persbericht worden de ondernemingen van OAL vermeld die schenkingen doen aan politieke partijen (105). Sucroal SA was niet in die lijst opgenomen. De argumenten tegen het gebruik van onmiddellijk beschikbare financiële gegevens van Sucroal SA, zoals opgenomen in de tweede mededeling, werden derhalve afgewezen. |
3.5. Berekening
(223) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, de normale waarde berekend per productsoort in het stadium af fabriek. |
(224) |
Allereerst heeft de Commissie bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de meewerkende producent-exporteur. Het door de indiener van het verzoek gemelde verbruik is tijdens de controle geverifieerd. De Commissie heeft de verbruiksfactoren vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals die zijn vastgesteld in Colombia en vermeld in overweging 188. |
(225) |
Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de overhead-productiekosten, de VAA-kosten en de winst, zoals vermeld in de overwegingen 218 tot en met 220, erop toegepast. Deze werden vastgesteld op basis van de jaarrekening van Sucroal S.A. |
(226) |
Vervolgens heeft de Commissie de overhead-productiekosten en de afschrijving opgeteld bij de niet-verstoorde productiekosten om tot de niet-verstoorde productiekosten te komen. |
(227) |
Op de productiekosten die zijn vastgesteld zoals beschreven in de vorige overweging, heeft de Commissie de VAA-kosten en de winst van Sucroal SA toegepast. De VAA-kosten, uitgedrukt als percentage van de verkoopkostprijs en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroegen 15,4 %. De winst, uitgedrukt als percentage van de verkoopkostprijs en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroeg 18,3 %. |
3.6. Uitvoerprijs
(228) |
De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden het betrokken product rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Unie. Daarom was de uitvoerprijs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. |
3.7. Vergelijking
(229) |
De normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden vergeleken in het stadium af fabriek. |
(230) |
Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, bankkosten en kredietkosten. |
3.8. Dumpingmarges
(231) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. |
(232) |
Voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie eerst de mate van medewerking bepaald. De mate van medewerking wordt berekend als het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer naar de Unie van het betrokken land in het onderzoektijdvak. |
(233) |
De uitvoervolumes werden vastgesteld op basis van de gegevens in het steekproefformulier zoals verstrekt door de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, en de gecontroleerde gegevens in de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. |
(234) |
De mate van medewerking is in dit geval niet hoog, aangezien de totale uitvoer van de wel en niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs goed was voor 74,9 % van de totale invoer tijdens het onderzoektijdvak. |
(235) |
Op basis hiervan achtte de Commissie het passend de dumpingmarge voor alle niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op basis van de representatieve verkooptransacties van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur met de hoogste dumpingmarge. De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:
|
4. SCHADE
4.1. Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie
(236) |
Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak vervaardigd door één producent in de Unie. Deze vormt de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(237) |
Aangezien de gegevens met betrekking tot de schadeanalyse afkomstig zijn van slechts één producent in de Unie, worden de cijfers voor de schadeanalyse met het oog op de vertrouwelijkheid als orden van grootte weergegeven. De indexen zijn evenwel gebaseerd op de feitelijke gegevens, niet op de orden van grootte. |
(238) |
De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak lag in de orde van grootte van 1 940-2 340 ton. De Commissie heeft het werkelijke cijfer vastgesteld op basis van een verificatie van de gecontroleerde verslagen van de enige bekende producent in de Unie, namelijk Jungbunzlauer SA Zoals aangegeven in overweging 20, hoefde de Commissie, aangezien er slechts één bekende producent in de Unie was, geen gebruik te maken van een steekproef. |
4.2. Verbruik in de Unie
(239) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van: i) de gecontroleerde verkoop van de enige bekende producent in de Unie, en ii) de invoer uit het betrokken land en uit alle andere derde landen, met name de Verenigde Staten. |
(240) |
Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Verbruik in de Unie (ton)
|
(241) |
Op basis hiervan is het verbruik in de Unie, na een sterke groei in 2021 en een daaropvolgende daling die mogelijk is veroorzaakt door het aanleggen van voorraden als gevolg van vrees voor leveringstekorten in de context van de COVID-19-pandemie of onverwacht consumentengedrag, in de beoordelingsperiode met 10 % gestegen. |
4.3. Invoer uit het betrokken land
4.3.1. Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
(242) |
Omdat erytritol momenteel in de “korf” van GN-code 2905 49 00 valt voor zuiver erytritol en onder de GN-codes 2106 90 92 en 2106 90 98 voor mengsels, kan de beoordeling niet worden gebaseerd op invoerstatistieken van Eurostat. In plaats daarvan werden de invoerstatistieken gebaseerd op gegevens van aanbieders van gespecialiseerde marktinformatie voor Chinese en Amerikaanse handelsstatistieken, waarop de klager een abonnement heeft. |
(243) |
De bron van de gegevens over de invoer uit de VRC kon op verzoek van de gegevensverstrekker niet worden bekendgemaakt. De Commissie heeft de door de klager verstrekte gegevens echter getoetst aan andere beschikbare statistische bronnen (Eurostat en Surveillance) en aan de antwoorden die de meewerkende Chinese producenten-exporteurs bij de samenstelling van de steekproef en bij het invullen van de vragenlijst hebben verstrekt. |
(244) |
De CCCMC voerde aan dat een benadering op basis van de officiële statistieken van Eurostat met een Taric-uitsplitsing voor de handel in erytritol de enige aanvaardbare benadering voor de analyse door de Commissie van invoergegevens (volume, waarde) uit de VRC was. |
(245) |
Er moet in dit verband worden opgemerkt dat de Taric-codes voor erytritol pas op de datum van inleiding van de procedure werden gecreëerd. Bijgevolg konden de invoergegevens voor de beoordelingsperiode niet rechtstreeks uit Eurostat worden afgeleid, zoals aangegeven in overweging 242. Het argument werd afgewezen. |
(246) |
Het marktaandeel van de invoer uit de VRC is vastgesteld door vergelijking van het invoervolume met het verbruik op de markt van de Unie (zie tabel 2). |
(247) |
De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Volume (ton) en marktaandeel van de invoer
|
(248) |
Uit tabel 3 blijkt dat de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode in absolute cijfers met 3 508 ton, of 36 %, is gestegen. Dit betekent dat het totale marktaandeel van de invoer uit de VRC in de Unie in dezelfde periode met 17 procentpunten is gegroeid. |
4.3.2. Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding
(249) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gespecialiseerde marktinformatie, zoals vermeld in overweging 242. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC. |
(250) |
De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
(251) |
De gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC steeg eerst in 2021 tot 2 453 EUR/ton (van 1 856 EUR/ton in 2020) en daalde vervolgens tot 1 938 EUR/ton in 2022 en 1 572 EUR/ton in het onderzoektijdvak. Tijdens de beoordelingsperiode daalde de gemiddelde eenheidsprijs van de invoer uit de VRC met 15 %. De prijzen van de invoer uit de VRC waren voortdurend lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit tabel 8. |
(252) |
De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:
|
(253) |
De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de theoretische omzet van de bekende producent in de Unie in het onderzoektijdvak. Daaruit bleek dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie tussen [40,0 % en 60,0 %] bedroeg. Er werd prijsonderbieding vastgesteld bij 100 % van de ingevoerde hoeveelheden van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. |
(254) |
De Commissie heeft tevens andere prijseffecten in aanmerking genomen, met name het bestaan van een aanzienlijke verhindering van een prijsverhoging. Zoals vermeld in overweging 277, zijn de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie vanaf 2022 aanzienlijk gestegen, onder invloed van zowel de indirecte kosten per eenheid als de prijzen van energie en grondstoffen. Aangezien de prijs van de invoer uit de VRC in dezelfde periode aanzienlijk daalde, kon de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijs niet verhogen om zijn productiekosten te dekken. Deze verhindering van een prijsverhoging bevestigt tevens dat de invoer met dumping uit de VRC heeft geleid tot een verlies van winstgevendheid voor de bedrijfstak van de Unie. |
(255) |
In haar opmerkingen over aanmerkelijke schade voerde de CCCMC aan dat de markt van de Unie is onderverdeeld in twee specifieke delen, te weten de erytritolmarkt voor gebruik bij de productie van levensmiddelen en de erytritolmarkt voor gebruik bij de productie van cosmetische en farmaceutische producten. Voorts voerde zij aan dat de bedrijfstakken van de Unie en de Verenigde Staten exclusieve toegang hebben tot de meest lucratieve cosmetische/farmaceutische segmenten en dat zij moeten worden onderscheiden en afzonderlijk geanalyseerd, en dat de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan de cosmetische/farmaceutische sector van de algemene schadeanalyse moet worden afgetrokken. |
(256) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie geen exclusiviteit geniet wat betreft de levering aan cosmetische en farmaceutische afnemers. Elke onderneming die een stof in de EU in de handel wil brengen, kan een registratie van die stof aanvragen bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA). |
(257) |
Uit het onderzoek is ook gebleken dat erytritol voor het cosmetische/farmaceutische segment hetzelfde product is als voor het levensmiddelensegment, waarbij erytritol voor het eerste segment slechts bepaalde aanvullende tests hoeft te ondergaan in vergelijking met voor het tweede segment. Als deze aanvullende tests worden uitgevoerd op erytritol van levensmiddelenkwaliteit, wordt het volledig onderling verwisselbaar met erytritol van cosmetische/farmaceutische kwaliteit. Er moet ook worden opgemerkt dat het cosmetische/farmaceutische segment een marginaal belang heeft en goed is voor minder dan 4 % van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie en minder dan 1 % van het verbruik in de Unie. Derhalve werd dit argument afgewezen. |
4.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.4.1. Algemene opmerkingen
(258) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de invoer met dumping een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. |
(259) |
Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. Bij het beoordelen van de macro-economische en de micro-economische indicatoren is de Commissie uitgegaan van de gegevens in de klacht en de antwoorden op de vragenlijst van de bekende producent in de Unie. Aangezien bij de Commissie geen andere producenten in de Unie bekend zijn, werden beide gegevensreeksen geacht representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(260) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping. |
(261) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
4.4.2. Macro-economische indicatoren
4.4.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(262) |
De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(263) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie drastisch, ondanks een lichte stijging van het verbruik in de Unie, zoals blijkt uit tabel 2. Hoewel de productie in de Unie in 2021 toenam en ook in 2022 boven het niveau van 2020 bleef, daalde zij in het onderzoektijdvak tot slechts 20 % van het niveau van 2020. De bedrijfstak van de Unie kon niet concurreren met de invoer met dumping uit de VRC, die vanaf 2022 plaatsvond tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie moest de productie derhalve aanpassen aan een zeer laag verkoopvolume, wat leidde tot een tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie. |
(264) |
De gerapporteerde capaciteitscijfers hebben betrekking op de geïnstalleerde capaciteit, die tijdens de beoordelingsperiode met 60 % toenam. Deze uitbreiding weerspiegelde de verwachting van de bedrijfstak van de Unie dat het verbruik in de Unie zou blijven stijgen en dat de productie in 2021 op volle capaciteit zou zijn. |
(265) |
Tijdens de beoordelingsperiode steeg de bezettingsgraad eerst in 2021 tot 100 %, gezien de sterke toename van het verbruik in de Unie, maar daalde die vervolgens scherp tot slechts 10 % in het onderzoektijdvak. Dit was het gevolg van de tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie in het onderzoektijdvak. |
4.4.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(266) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(267) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie steeg eerst in 2021 en daalde vervolgens in 2022 tot een niveau dat vergelijkbaar was met dat van 2020. In het onderzoektijdvak daalde het verkoopvolume aanzienlijk, wat zich vertaalde in een totale daling van 42 % tijdens de beoordelingsperiode. |
(268) |
Tijdens de beoordelingsperiode vertoonde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in termen van verbruik in de Unie een aanhoudend dalende trend, die in het onderzoektijdvak versnelde, met een daling van 45 % in de beoordelingsperiode. |
4.4.2.3. Groei
(269) |
Het verbruik in de Unie steeg licht tijdens de beoordelingsperiode, terwijl het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie sterk daalde. De bedrijfstak van de Unie leed zo een aanzienlijk verlies aan marktaandeel van 13-16 procentpunten. Tegelijkertijd steeg het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land in dezelfde periode met 15-17 procentpunten. |
4.4.2.4. Werkgelegenheid en productiviteit
(270) |
De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(271) |
In de beoordelingsperiode is de werkgelegenheid in de Unie met 12 % gedaald. Er moet echter worden opgemerkt dat hoewel de bekende producent in de Unie de productie in het onderzoektijdvak tijdelijk bijna volledig heeft stopgezet als gevolg van het zeer lage verkoopvolume door de invoer met dumping, hij heeft besloten de werknemers tijdelijk stand-by te houden in plaats van hen te ontslaan. Als de bedrijfstak van de Unie het aantal werknemers zou hebben verminderd in overeenstemming met de daling van de productie, zou de werkgelegenheid veel sterker zijn gedaald. |
(272) |
De productiviteit in de beoordelingsperiode lag helemaal in de lijn van de trend die voor de productie werd waargenomen: na een stijging in 2021 vond in 2022 een daling plaats, gevolgd door een ineenstorting in het onderzoektijdvak. Het besluit van de bekende producent in de Unie om geen werknemers te ontslaan ondanks een tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie, heeft gevolgen voor de tijdens het onderzoektijdvak waargenomen indicator. |
4.4.2.5. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(273) |
Alle dumpingmarges lagen significant boven het minimale niveau. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land. |
(274) |
Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen. |
4.4.3. Micro-economische indicatoren
4.4.3.1. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(275) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producent in de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Verkoopprijzen in de Unie
|
(276) |
De verkoopprijzen waren vrij stabiel tussen 2020 en 2021, stegen met ongeveer 20 % in 2022 en bleven vervolgens in het onderzoektijdvak redelijk stabiel in vergelijking met 2022. Behalve in het onderzoektijdvak bleven de verkoopprijzen tijdens de beoordelingsperiode hoger dan de productiekosten per eenheid. |
(277) |
De productiekosten per eenheid bleven ook vrij stabiel tussen 2020 en 2021, maar lieten in 2022 een veel sterkere stijging (53 %) zien dan die van de verkoopprijzen. In het onderzoektijdvak werd een verdere zeer sterke stijging waargenomen, die het gevolg was van een sterke stijging van de indirecte kosten (overhead-productiekosten) per eenheid na het besluit van de bekende producent in de Unie om werknemers tijdelijk stand-by te houden in plaats van hen te ontslaan toen hij de productie tijdelijk bijna volledig stopzette, zoals vermeld in overweging 271. Andere fundamentele oorzaken van de stijging van de productiekosten per eenheid in de laatste twee perioden van de beoordelingsperiode waren een stijging van de prijzen van energie en grondstoffen zoals glucose en chemische stoffen. |
4.4.3.2. Loonkosten
(278) |
De loonkosten van de bekende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(279) |
Tijdens de beoordelingsperiode is het gemiddelde loon per werknemer met 6 % gestegen. De stijging was tot 2022 iets sterker, maar in het onderzoektijdvak daalden de lonen licht, vermoedelijk als gevolg van lagere lonen in de context van de tijdelijk bijna volledig stopgezette productie. |
4.4.3.3. Voorraden
(280) |
De voorraden van de bekende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Voorraden
|
(281) |
Het niveau van de voorraden lag in 2021 (34 %) en 2022 (75 %) beduidend hoger dan in 2020. Zoals vermeld in overweging 263, heeft de bekende producent in de Unie de productie in het onderzoektijdvak tijdelijk bijna volledig stopgezet en het zeer lage verkoopvolume geleverd door de voorraden te verminderen, die ten opzichte van 2022 gehalveerd zijn en 12 % kleiner waren dan in 2020. |
4.4.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(282) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de bekende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(283) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de bekende producent in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid was in de eerste twee jaar van de beoordelingsperiode zeer gezond, maar daalde vanaf 2022 aanzienlijk en veranderde in zeer hoge verliezen in het onderzoektijdvak, gezien de aanhoudende toename van de invoer met dumping en de lagere prijzen, waardoor verkoop verloren ging en de productie tijdelijk bijna volledig werd stopgezet. |
(284) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom vertoonde gedurende de gehele beoordelingsperiode een patroon dat vergelijkbaar was met dat van de winstgevendheid, met name een scherpe daling in 2022 en een aanzienlijke negatieve waarde in het onderzoektijdvak. |
(285) |
Terwijl de investeringen in 2021 ten opzichte van het voorgaande jaar daalden, steeg het verbruik in de Unie met 39 % (zie tabel 2). Deze sterke groei van de vraag heeft de bedrijfstak van de Unie ertoe aangezet te investeren in een uitbreiding van de productiecapaciteit, wat zich heeft vertaald in zeer grote investeringen in 2022. Op het moment dat de uitgebreide productiecapaciteit beschikbaar werd, had de invoer met dumping echter al negatieve gevolgen voor de verkoop en productie van de bedrijfstak van de Unie, waardoor die investeringen nooit volledig in gebruik werden genomen. In het onderzoektijdvak daalden de investeringen opnieuw aanzienlijk. |
(286) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Net als de winstgevendheid bevond dit zich in 2020 en 2021 op een gezond niveau met groei in het vooruitzicht, maar daalde het in 2022 scherp en werd het in het onderzoektijdvak sterk negatief. |
(287) |
Het vermogen van de bekende producent in de Unie om kapitaal aan te trekken werd ernstig belemmerd doordat zijn kasstroom en winstgevendheid in het onderzoektijdvak na een tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie een aanzienlijk negatief niveau bereikten. |
4.4.4. Conclusie inzake schade
(288) |
De bedrijfstak van de Unie presteerde goed aan het begin van de beoordelingsperiode, met schade-indicatoren die over het algemeen gezond waren en in 2020 en 2021 een opwaartse trend vertoonden. De bedrijfstak was heel winstgevend tegen de achtergrond van een groeiende vraag, waarop hij aanzienlijke investeringen ondernam om de productiecapaciteit uit te breiden. |
(289) |
In 2022 verslechterde de situatie op de markt echter sterk voor de bedrijfstak van de Unie, met een duidelijke ommekeer van de eerdere positieve trend voor vrijwel alle schade-indicatoren. Deze ommekeer werd nog erger in het onderzoektijdvak, toen verschillende schade-indicatoren (met name winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen) een heel negatief niveau bereikten. |
(290) |
De bedrijfstak van de Unie werd geconfronteerd met stijgende productiekosten die hij wegens de prijsonderbieding door de invoer uit de VRC niet kon doorberekenen in de vorm van prijsstijgingen. Eind 2022 begon hij verkoopvolumes te verliezen, wat ook tot uiting kwam in een verlies van marktaandeel van 45 % tijdens de beoordelingsperiode. Als reactie daarop moest hij de productie verminderen en uiteindelijk tijdelijk bijna volledig stopzetten. |
(291) |
Het volume van de invoer uit de VRC nam in de beoordelingsperiode met 36 % toe, waardoor het marktaandeel met 17 procentpunten groeide. De prijzen van de invoer uit de VRC stegen in 2021 aanvankelijk met 32 %, vermoedelijk als gevolg van knelpunten bij de voorziening en het vervoer tijdens en kort na de COVID-19-pandemie. In 2022 bereikten de prijzen van de invoer uit de VRC echter opnieuw een niveau dat dicht bij dat van 2020 lag, en daalden zij in het onderzoektijdvak verder tot een niveau dat 15 % lager lag dan in 2020. Gezien de lage prijzen van de invoer uit de VRC kon de bedrijfstak van de Unie niet verkopen tegen een prijs die hoger was dan zijn productiekosten (die waren gestegen als gevolg van de hogere grondstof- en energieprijzen), wat leidde tot verliezen en een tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie in het onderzoektijdvak. |
(292) |
De enige schade-indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode niet significant verslechterden, zijn productiecapaciteit, verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en loonkosten. Dit weerspiegelt echter onderliggende factoren die in feite het dramatische schadebeeld nog verder onderstrepen, met name de voltooiing van de eerder begonnen capaciteitsuitbreiding op een moment dat de productie tijdelijk bijna volledig werd stopgezet, een aanzienlijke stijging van de productiekosten en een beslissing om werknemers tijdelijk stand-by te houden in plaats van hen te ontslaan. |
(293) |
Samenvattend viel een stijging van de invoer uit de VRC met 36 % tegen prijzen die tijdens de beoordelingsperiode met 15 % daalden en de verkoopprijzen in de Unie aanzienlijk onderboden, samen met de drastische ommekeer van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie bij alle schade-indicatoren, wat resulteerde in aanzienlijke verliezen en een tijdelijke bijna volledige stopzetting van de productie in het onderzoektijdvak. |
(294) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. OORZAKELIJK VERBAND
(295) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: invoer uit andere derde landen, uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie en kostenstijgingen van grondstoffen en energieprijzen. |
5.1. Gevolgen van de invoer met dumping
(296) |
Zoals uiteengezet in overweging 248, is het volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC met 36 % toegenomen, wat zich heeft vertaald in een toename van het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de Unie met 17 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode. Zoals uiteengezet in de overwegingen 267 en 268, is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode met 42 % gedaald en is zijn marktaandeel met 45 % gekrompen. Dit gebeurde in een context waarin het verbruik in de Unie schommelde en in totaal met 10 % toenam tijdens de beoordelingsperiode. |
(297) |
Zoals vermeld in overweging 253, onderbood de invoer uit de VRC de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in aanzienlijke mate en nam de prijsonderbieding tijdens de gehele beoordelingsperiode toe, waardoor de situatie van de bedrijfstak van de Unie almaar verslechterde. De invoer uit de VRC leidde ook tot verhindering van een prijsverhoging tijdens het onderzoektijdvak, toen de bedrijfstak van de Unie niet in staat was om te verkopen tegen prijzen die hoger waren dan zijn kostprijs, gezien de druk die uit de invoer met dumping voortvloeide. |
(298) |
Daarom is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden door een sterke toename van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die de prijzen van de Unie aanzienlijk onderboden. |
5.2. Gevolgen van andere factoren
(299) |
De Commissie heeft ook onderzocht of andere bekende factoren afzonderlijk dan wel gezamenlijk het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de voorlopig vastgestelde aanzienlijke schade zodanig kunnen verzwakken dat dit verband niet langer echt en substantieel zou zijn. |
5.2.1. Invoer uit derde landen
(300) |
Het enige andere derde land waaruit het betrokken product wordt ingevoerd, is de Verenigde Staten. Het volume van de invoer uit de Verenigde Staten heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 12 Invoer uit derde landen
|
(301) |
Zoals uiteengezet in overweging 248, is het volume van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode met 36 % toegenomen. Het volume van de invoer uit de Verenigde Staten is daarentegen met 55 % gekrompen, waardoor zijn marktaandeel in het onderzoektijdvak nog slechts 1 % tot 2 % bedroeg. |
(302) |
Bovendien waren de prijzen van de invoer uit de Verenigde Staten aanzienlijk hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC en ook iets hoger dan de prijs van de bedrijfstak van de Unie. |
(303) |
Daarom heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat, naast het feit dat deze invoer niet plaatsvond tegen prijzen die lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, de ingevoerde hoeveelheden zo gering waren dat zij niet bijdroegen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. |
5.2.2. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
(304) |
Het volume van de uitvoer van de bekende producent in de Unie heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 13 Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie
|
(305) |
Het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie was hoger dan zijn binnenlandse verkoop en volgde een soortgelijke trend als zijn verkoop in de Unie, maar met een nog sterkere daling in het onderzoektijdvak. De Verenigde Staten waren veruit de belangrijkste uitvoermarkt van de bedrijfstak van de Unie en de belangrijkste reden voor de daling van de uitvoer was een toename van de invoer uit de VRC in de Verenigde Staten. Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese uitvoer naar markten van derde landen, waaronder de Verenigde Staten, ook onder de normale waarde werd verkocht. De bedrijfstak van de Unie kon dus niet concurreren met dergelijke verkopen op de markt van de Verenigde Staten. De gemiddelde verkoopprijs voor de uitvoer volgde ook een vergelijkbare trend als die bij de binnenlandse verkoop, en steeg als gevolg van de hogere productiekosten. |
(306) |
De daling van het uitvoervolume had een negatief effect op het productievolume en de bezettingsgraad van de producent in de Unie en droeg daarmee verder bij tot een aanzienlijke stijging van zijn vaste kosten per geproduceerde eenheid. Zoals uiteengezet in overweging 324, werd hiermee rekening gehouden bij de vaststelling van de richtprijs en dus van de schademarge. |
(307) |
Daarom heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit het betrokken land en de vastgestelde aanzienlijke schade niet hebben afgezwakt. |
5.2.3. Kostenstijgingen van grondstoffen en energieprijzen
(308) |
De CCCMC voerde aan dat abnormaal hoge energieprijzen in de EU en verstoringen van de levering van mais tegen concurrerende prijzen uit Oekraïne twee factoren waren die van invloed waren op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie. |
(309) |
Zoals uiteengezet in overweging 277, zijn de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie gestegen als gevolg van kostenstijgingen van energieprijzen en grondstoffen zoals glucose en chemicaliën. Tot 2022 kon de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen tot op zekere hoogte verhogen als reactie op de stijging van de productiekosten. In het onderzoektijdvak was dit, gezien de dalende prijzen van de invoer uit de VRC, zoals uiteengezet in overweging 248, echter niet meer mogelijk. In dat verband had de bedrijfstak van de Unie, om de verkoop te kunnen voortzetten, zijn verkoopprijzen moeten verlagen tot prijzen die zijn productiekosten niet dekten. De kostenstijging heeft het oorzakelijk verband derhalve niet afgezwakt. |
5.2.4. Andere factoren
(310) |
De CCCMC voerde aan dat de bredere concurrentie op de markt van de Unie van zoetstoffen en een negatieve wetenschappelijke publicatie (106) twee factoren zijn die bij de analyse van het oorzakelijk verband in de procedure moeten worden beoordeeld. |
(311) |
De door de CCCMC voorgestelde factoren zouden relevant zijn geweest indien zij tot een inkrimping van de vraag naar het onderzochte product hadden geleid. Zoals blijkt uit tabel 2, nam de vraag tijdens de beoordelingsperiode echter toe, en er waren geen andere aanwijzingen dat deze twee factoren enig negatief effect hadden op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
5.3. Conclusie inzake het oorzakelijke verband
(312) |
Zoals uiteengezet in de overwegingen 289 en 290, beleefde de bedrijfstak van de Unie vanaf 2022 een dramatische ommekeer van zijn eerdere goede prestaties, zoals blijkt uit vrijwel alle schade-indicatoren, die in nog verergerde het onderzoektijdvak, toen verschillende schade-indicatoren (met name winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen) een aanzienlijk negatief niveau bereikten. |
(313) |
Dit viel samen met een aanzienlijke toename van de invoer uit de VRC tegen prijzen die tijdens de beoordelingsperiode met 20 % daalden en de verkoopprijzen in de Unie aanzienlijk onderboden. De invoer uit de VRC verhinderde tijdens het onderzoektijdvak ook prijsverhogingen door de bedrijfstak van de Unie. |
(314) |
De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en het schadelijke effect van de invoer met dumping. Het effect van deze factoren op de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie was echter slechts beperkt, zo niet onbestaande. |
(315) |
Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade. De schade bestaat met name uit een daling van de verkoop, de winst, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, het rendement van investeringen en de bezettingsgraad. |
6. NIVEAU VAN DE MAATREGELEN
(316) |
In het onderhavige geval heeft de klager het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkten in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening aangevoerd. |
(317) |
Om het geschikte niveau van de maatregelen te beoordelen, heeft de Commissie eerst het bedrag aan rechten vastgesteld dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. |
(318) |
Vervolgens onderzocht zij of de dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hoger zou zijn dan hun schademarge. |
6.1. Schademarge
(319) |
De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening. |
(320) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit de VRC, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale concurrentievoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %. |
(321) |
In eerste instantie heeft de Commissie een basiswinst vastgesteld die alle kosten onder normale concurrentievoorwaarden dekt. De Commissie was van mening dat de combinatie van de winst van de jaren 2020 en 2021 de passende nagestreefde winst zou zijn, aangezien de invoer uit het betrokken land toen nog geen effect had op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. Deze schademarge werd vastgesteld op 15,5 %. |
(322) |
De bedrijfstak van de Unie verstrekte bewijsmateriaal waaruit bleek dat zijn niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode onder normale concurrentievoorwaarden hoger zou zijn geweest. De Commissie heeft deze informatie gecontroleerd door deze te vergelijken met de gepubliceerde rekeningen van een onderneming in hetzelfde segment, te weten de productie van melkzuur uit gefermenteerde suiker. De argumenten van de bedrijfstak van de Unie werden inderdaad gerechtvaardigd geacht. Om dit in de nagestreefde winst tot uiting te laten komen, berekende de Commissie het verschil tussen de uitgaven voor investeringen, O & O en innovatie (“IOI”) onder normale mededingingsvoorwaarden, zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en geverifieerd door de Commissie, en de werkelijke IOI-uitgaven tijdens de beoordelingsperiode. Dat verschil, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroeg 0,53 %. |
(323) |
Dat percentage van 0,53 % werd opgeteld bij de in overweging 321 vermelde basiswinst van 15,5 %, wat een streefwinst van 16,03 % opleverde. |
(324) |
De producent in de Unie produceerde tijdens het onderzoektijdvak geen aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product. Daarom werden zijn productiekosten niet geschikt geacht om de richtprijs vast te stellen. Deze kosten werden beïnvloed door een aanzienlijke stijging van de vaste kosten per eenheid als gevolg van het verlies aan verkoopvolume (zowel op de binnenlandse markt als op de exportmarkt), dat zich ook vertaalde in productievolumeverliezen. Aangezien de verkopen van deze producent grotendeels werden gerealiseerd uit voorraden die in 2022 waren geproduceerd, werden de productiekosten van dat jaar (tot september 2023 aangepast aan de inflatie-index voor Frankrijk) (107) geschikt geacht voor dit onderzoek. |
(325) |
Op basis hiervan komt de geen schade veroorzakende prijs te liggen binnen de bandbreedte van 3 200 tot 3 700 EUR per ton, berekend door de bovengenoemde winstmarge van 16,03 % toe te passen op de productiekosten van de enige producent in de Unie gedurende het onderzoektijdvak. |
(326) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. |
(327) |
Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie vastgesteld dat de extra toekomstige kosten binnen de bandbreedte van 30 tot 35 EUR per ton liggen. Deze kosten werden toegevoegd aan de in overweging 325 genoemde geen schade veroorzakende prijs. |
(328) |
Op basis hiervan berekende de Commissie een gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs binnen de bandbreedte van 3 230 tot 3 735 EUR per ton voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde nagestreefde winstmarge (zie overweging 323) toe te passen op de productiekosten van de enige producent in de Unie als beschreven in overweging 324 en vervolgens de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen. |
(329) |
De Commissie bepaalde vervolgens de schademarge aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de producent in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. |
(330) |
Het schade opheffende prijsniveau voor “andere medewerkende ondernemingen” en voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie punt 3.3).
|
6.2. Conclusie inzake het niveau van de voorlopige maatregelen
(331) |
Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:
|
7. BELANG VAN DE UNIE
(332) |
Gezien de beslissing van de Commissie om in dit stadium artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening. |
(333) |
Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(334) |
De enige producent van erytritol in de Unie heeft de klacht ingediend (zie overweging 2), heeft volledig aan het onderzoek meegewerkt en belangstelling getoond voor de instelling van maatregelen. |
(335) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de producent in de Unie aanmerkelijke schade lijdt als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. Deze invoer onderbood in elk geval de prijzen van de producent in de Unie aanzienlijk, verhinderde in aanzienlijke mate een prijsverhoging, zoals blijkt uit de vastgestelde marges voor prijsbederf, en veroorzaakte een aanzienlijk verlies aan marktaandeel en winst tegen het einde van de beoordelingsperiode en tijdens het onderzoektijdvak, zoals uiteengezet in de overwegingen 258 tot en met 315. |
(336) |
De instelling van maatregelen zou waarschijnlijk een verdere sterke toename van de invoer uit de VRC tegen zeer lage prijzen voorkomen. Zonder maatregelen zullen de Chinese producenten de dumping van het betrokken product op de markt van de Unie voortzetten, waardoor de bedrijfstak van de Unie de productie niet volledig kan hervatten, niet tegen een toereikende prijs kan verkopen en niet voldoende winst kan maken, waardoor de bedrijfstak van de Unie verdere aanmerkelijke schade zal lijden. |
(337) |
Derhalve werd geconcludeerd dat de instelling van maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
7.2. Belang van niet-verbonden importeurs
(338) |
De Commissie heeft van geen enkele importeur in de Unie antwoorden ontvangen op de specifieke vragenlijst. |
(339) |
De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de instelling van antidumpingrechten op erytritol van oorsprong uit de VRC permanente gevolgen zal hebben voor de winstgevendheid van de importeurs. |
7.3. Belang van de gebruikers
(340) |
Twee gebruikers hebben zich in het onderzoek gemeld en de vragenlijst beantwoord. |
(341) |
Met betrekking tot hun standpunten over de instelling van antidumpingmaatregelen en over de vraag of een verhoging van de prijs van erytritol al dan niet aan hun afnemers kon worden doorberekend, hebben de gebruikers echter alleen opmerkingen gemaakt in de vertrouwelijke versie van hun antwoorden. De Commissie kan haar uitvoerige beoordeling van die standpunten dus niet weergeven. |
(342) |
Voor de betrokken gebruikers vertegenwoordigt de invoer van erytritol uit de VRC een waarde van 3 % tot 11 % in verhouding tot hun totale kosten van de verkochte goederen. Voor andere soorten gebruikers zou het percentage lager zijn. Ook moet worden opgemerkt dat 2021 in de Unie een recordjaar was voor zowel het verbruik van erytritol als de invoer uit de VRC in absolute termen, ondanks het feit dat de prijzen van de invoer uit de VRC 56 % hoger waren dan in het onderzoektijdvak (zie tabel 4). Hogere prijzen ontmoedigden gebruikers of eindverbruikers dus niet om erytritol te verbruiken. |
(343) |
Maatregelen om opnieuw een gelijk speelveld op de markt van de Unie tot stand te brengen, zullen dus naar verwachting geen aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor gebruikers of consumenten. Naar verluidt zouden de betrokken gebruikers zich niet verzetten tegen dergelijke maatregelen die bedoeld zijn om een gezonde concurrentie tussen de producent in de Unie en producenten uit derde landen te herstellen. |
(344) |
Op grond hiervan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen waarschijnlijk geen ernstige gevolgen zal hebben voor de situatie van de gebruikers. |
7.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(345) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van erytritol van oorsprong uit het betrokken land. |
8. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(346) |
Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, het niveau van maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
(347) |
De voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van erytritol van oorsprong uit de Volksrepubliek China moeten worden ingesteld in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie concludeerde dat het passende niveau om de schade weg te nemen de dumpingmarge is. |
(348) |
Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:
|
(349) |
De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. |
(350) |
Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening of in de bijlage erbij niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle overige invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
(351) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle overige invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China”. |
(352) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
(353) |
Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen. |
9. REGISTRATIE
(354) |
Zoals vermeld in overweging 3, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product aan registratie onderworpen. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening. |
(355) |
In het licht van de voorlopige bevindingen moet de registratie van de invoer worden gestaakt. |
(356) |
In dit stadium van de procedure is geen besluit genomen over een mogelijke retroactieve toepassing van antidumpingmaatregelen. |
10. INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN
(357) |
Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie belanghebbenden informatie verstrekt over de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld. |
(358) |
Er werden opmerkingen ontvangen van de klager en van één producent-exporteur. De opmerkingen van de klager hadden geen betrekking op de juistheid van de berekeningen. De producent-exporteur stelde dat bij de correctie van de normale waarde voor verschillen in indirecte belastingen een administratieve fout was gemaakt. Op basis van deze opmerking heeft de Commissie voor de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs administratieve fouten in de berekening van de dumpingmarges gecorrigeerd. |
11. SLOTBEPALING
(359) |
Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
(360) |
De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op erytritol, in zuivere vorm of vervat in mengsels die minder dan 10 gewichtsprocent andere producten bevatten, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 2905 49 00 voor zuiver erytritol en de GN-codes ex 2106 90 92 en ex 2106 90 98 voor mengsels (Taric-codes 2905490015, 2106909265 en 2106909815), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
2. De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product zijn als volgt:
Onderneming |
Voorlopig antidumpingrecht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Baolingbao Biology Co., Ltd. |
31,9 |
89BG |
Dongxiao Biotechnology Co., Ltd. |
76,9 |
89BH |
Sanyuan Biotechnology Co., Ltd. |
156,7 |
89BI |
Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage |
152,9 |
|
Alle overige invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China |
235,6 |
C999 |
3. De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “ Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.
4. Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
5. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.
2. Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.
3. Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, kunnen binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hiertoe een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur kan buiten deze termijn ingediende verzoeken beoordelen en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.
Artikel 3
1. De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1608 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.
2. Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening voor invoer ten verbruik in de EU zijn aangegeven, moeten worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 juli 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB C, C/2023/1020, 21.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/1020/oj.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1608 van de Commissie van 5 juni 2024 tot onderwerping van de invoer van erytritol van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie (PB L, 2024/1608, 6.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1608/oj).
(4) Baolingbao Biology Co., Ltd, Dongxiao Biotechnology Co., Ltd, Sanyuan Biotechnology Co., Ltd en Yusweet Co., Ltd.
(5) Arrest van het Gerecht van 11 juli 2017, Viraj Profiles Ltd/Raad, T-67/14, ECLI:EU:T:2017:481, punt 98.
(6) Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2023/752 van de Commissie van 12 april 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op natriumgluconaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 100 van 13.4.2023, blz. 16).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 van de Commissie van 25 september 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 315 van 29.9.2020, blz. 1).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/441 van de Commissie van 11 maart 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 85 van 12.3.2021, blz. 154).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/607 van de Commissie van 14 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot uit Maleisië verzonden citroenzuur, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 129 van 15.4.2021, blz. 73).
(11) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 van de Commissie van 14 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 63).
(12) Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 10 april 2024, SWD(2024) 91 final.
(13) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 7.
(14) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 7-8.
(15) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 10-18.
(16) Beschikbaar op http://www.npc.gov.cn/zgrdw/englishnpc/Constitution/node_2825.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(17) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 29-30.
(18) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 4, blz. 57-92.
(19) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 149-150.
(20) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 153-171.
(21) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 7, blz. 204-205.
(22) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 8, blz. 207-208 en 242-243.
(23) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 19-24, hoofdstuk 4, blz. 69 en 99-100, hoofdstuk 5, blz. 130-131.
(24) http://sanyuanbz.com/ (geraadpleegd op 8 april 2024).
(25) http://www.cndongxiao.com/ (geraadpleegd op 8 april 2024).
(26) https://www.blb-cn.com/index/index/about_us# (geraadpleegd op 8 april 2024).
(27) https://www.huakangpharma.com/ (geraadpleegd op 8 april 2024).
(28) Artikel 33 van de statuten van de CCP, artikel 19 van de Chinese vennootschapswet. Zie geactualiseerd rapport, hoofdstuk 3, blz. 47-50.
(29) http://www.moa.gov.cn/gk/cwgk_1/nybt/202206/t20220610_6402146.htm, punt 20 (geraadpleegd op 8 april 2024).
(30) https://www.gov.cn/zhengce/content/2022-02/11/content_5673082.htm, deel I.6, vak 2 (geraadpleegd op 8 april 2024).
(31) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 2, blz. 24-27.
(32) https://www.cfaa.cn/lxweb/showSecondryPage.action?subLanmuVo.paramRoot=UTI_FIC_INTRODUCTION&chapter.param.paramCode=UTI_FIC_INTRODUCTION_2&type= (geraadpleegd op 8 april 2024).
(33) https://www.cfaa.cn/ (geraadpleegd op 8 april 2024).
(34) Ziehttps://www.cfaa.cn/lxweb/showSecondryPage.action?subLanmuVo.paramRoot=UTI_CATEGORY_7&chapter.id = 2286&type= (geraadpleegd op 8 april 2024).
(35) Zie voor Sanyuan Biotechnology Co., Ltd https://www.cfaa.cn/lxweb/queryCompanyAllDetail.action?companyInfo.id=13137 (geraadpleegd op 8 april 2024). Zie voor Baolingbao Biotechnology Co., Ltd en Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd https://www.cfaa.cn/lxweb/showSecondryPage.action?subLanmuVo.paramRoot=UTI_FIC_INTRODUCTION&chapter.param.paramCode=UTI_FIC_INTRODUCTION_3&type= (geraadpleegd op 8 april 2024).
(36) Zij zijn beide lid van de beroepscommissie voor zoetstoffen en de commissie voor functionele suikeringrediënten, en Baolingbao Biology Co., Ltd is ook lid van de beroepscommissie voor voedingsverbeteraars en speciale voedingsmiddelen. Zie https://www.cfaa.cn/lxweb/showSecondryPage.action?subLanmuVo.paramRoot=UTI_FIC_INTRODUCTION&chapter.param.paramCode=UTI_FIC_INTRODUCTION_4 (geraadpleegd op 8 april 2024).
(37) https://www.siacn.org/dl/IOa-252B22.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(38) Zie voor Dongxiao Biotechnology Co., Ltd https://siacn.org.cn/hys/C04ke8i8V6FKwm58AiHI8kZLWAqQfQJGMbT7hpaoMfyhfo=.html (geraadpleegd op 8 april 2024). Zie voor Baolingbao Biology Co., Ltd https://siacn.org.cn/hys/iRjtptfyhfnlZnu6t27hPXu7asXt46rxUsrzpUWSRfyhfRrLA=.html (geraadpleegd op 8 april 2024). Zie voor Zhejiang Huakang Pharmaceutical Co., Ltd https://siacn.org.cn/hys/SWj57c6UUhw8Rgkzb+016qfKa9gWhP3BQaNR0qBW3Tw=.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(39) http://www.cfia.org.cn/ (geraadpleegd op 8 april 2024).
(40) http://www.cfia.org.cn/site/term/3.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(41) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 3, blz. 40.
(42) Zie bijvoorbeeld: Blanchette, J., “Xi’s Gamble: The Race to Consolidate Power and Stave off Disaster”, Foreign Affairs, deel 100, nummer 4, juli/augustus 2021, blz. 10-19.
(43) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 3, blz. 41.
(44) Beschikbaar op https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (geraadpleegd op 8 april 2024).
(45) Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren: www.gov.cn/zhengce/2020-09/15/content_5543685.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(46) Financial Times (2020), “Chinese Communist Party asserts greater control over private enterprise”(Chinese Communistische Partij vergroot controle over particuliere ondernemingen): https://on.ft.com/3mYxP4j (geraadpleegd op 8 april 2024).
(47) https://baike.baidu.com/item/%E9%83%AD%E4%BC%A0%E5%BA%84/62571344?fr=ge_ala
(geraadpleegd op 8 april 2024).
(48) https://www.sohu.com/a/588371216_121332524.
(49) http://paper.bzrb.net/bzrb/20210616/html/e076d227693fe26ee3cd4b65a598615d.pdf enhttps://vip.stock.finance.sina.com.cn/corp/view/vCI_CorpManagerInfo.php?stockid=301206&Pcode=30793729&Name=%B8 %DF%C1 %C1 (beide geraadpleegd op 8 april 2024).
(50) Zie het jaarverslag van 2023, blz. 49-50, beschikbaar op 9827581.PDF (sina.com.cn) (geraadpleegd op 8 april 2024).
(51) https://baike.baidu.com/item/%E9%99%88%E5%BE%B7%E6%B0%B4/7847517?fr=ge_ala (geraadpleegd op 8 april 2024).
(52) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 14, punten 14.1-14.3.
(53) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 4, blz. 56-57 en 99-100.
(54) http://www.moa.gov.cn/gk/cwgk_1/nybt/202206/t20220610_6402146.htm, punten 6 en 15 (geraadpleegd op 8 april 2024).
(55) https://www.gov.cn/zhengce/content/2022-02/11/content_5673082.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(56) Ibid., afdeling II.1.
(57) http://www.moa.gov.cn/govpublic/ZZYGLS/202201/t20220113_6386808.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(58) Ibid., afdeling III.1.3.
(59) Beschikbaar op https://www.siacn.org/dl/DyZXItsx00.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(60) Ibid., afdeling I.1.2.
(61) https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/jd/jd/202205/t20220509_1324417.html.
(62) Ibid., afdeling III.6.
(63) http://lvsefazhan.cn/index.php/guozijianguan/408.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(64) Ibid., afdeling IV.3.
(65) https://www.sohu.com/a/756699103_121769698.
(66) Artikel verschenen op 4 april 2024, bron belastingkantoor van Binzhou, beschikbaar op https://shandong.chinatax.gov.cn/art/2023/4/4/art_216_691244.html (geraadpleegd op 8 april 2024).
(67) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 171-179.
(68) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 9, blz. 260-261.
(69) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 9, blz. 257-260.
(70) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 9, blz. 252-254.
(71) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 13, blz. 360-361 en 364-370.
(72) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 13, blz. 366.
(73) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 13, blz. 370-373.
(74) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 137-140.
(75) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 146-149.
(76) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 149.
(77) Zie het officiële beleidsdocument van de China Banking and Insurance Regulatory Commission van 28 augustus 2020: “Three-year action plan for improving corporate governance of the banking and insurance sectors (2020-2022)” (Driejarig actieplan ter verbetering van de corporate governance in de bank- en verzekeringssectoren (2020-2022)): http://www.cbirc.gov.cn/cn/view/pages/ItemDetail.html?docId=925393&itemId=928 (geraadpleegd op 8 april 2024). In het plan wordt opgedragen “verder te handelen in de geest van de keynotespeech van secretaris-generaal Xi Jinping over de te boeken vooruitgang bij de hervorming van de corporate governance in de financiële sector”. Bovendien is afdeling II van het plan gericht op het bevorderen van de organische integratie van de leidinggevende rol van de partij in corporate governance: “Wij laten de integratie van de leidinggevende rol van de Partij in het ondernemingsbestuur systematischer, gestandaardiseerder en meer op basis van procedures verlopen […] Belangrijke operationele en managementkwesties moeten door het partijcomité zijn besproken voordat de raad van bestuur of de directie hierover een besluit neemt”.
(78) Zie de Mededeling van de CBIRC over de methode voor de beoordeling van de prestaties van handelsbanken, gepubliceerd op 15 december 2020: http://jrs.mof.gov.cn/gongzuotongzhi/202101/t20210104_3638904.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(79) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 157-158.
(80) Geactualiseerd rapport, hoofdstuk 6, blz. 150-152, 156-160, 165-171.
(81) OESO (2019), OECD Economic Surveys: China 2019, OECD Publishing, Parijs, blz. 29, beschikbaar op
https://doi.org/10.1787/eco_surveys-chn-2019-en (geraadpleegd op 8 april 2024).
(82) http://www.gov.cn/xinwen/2020-04/20/content_5504241.htm (geraadpleegd op 8 april 2024).
(83) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income.
(84) Bv. arrest van het Gerecht van 6 juli 2022, Zhejiang Hangtong Machinery Manufacture en Ningbo Hi-Tech Zone Tongcheng Auto Parts/Commissie, T-278/20, ECLI:EU:T:2022:417, punt 70.
(85) Global Trade Atlas, beschikbaar op https://connect.ihsmarkit.com/gta/home.
(86) Zie https://www.enel.com.co/es/personas/tarifas-energia-enel-distribucion.html. Voor elke maand worden de prijzen gerapporteerd voor Tarifas de energia electrica (USD/kWh)/Sector no residencial/Nivel 2/Industrial sin contribucion/Doble horario (dag en nacht).
(87) https://www.ilo.org/shinyapps/bulkexplorer51/?lang=en&segment=indicator&id=EAR_XEES_SEX_ECO_NB_Q.
(88) De waardeverhoging voor biologisch geteelde mais is gebaseerd op het gewogen gemiddelde prijsverschil tussen aangekochte mais van standaardkwaliteit en aangekochte mais van biologische kwaliteit van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC.
(89) De waardeverhoging voor biologisch geteeld maiszetmeel is gebaseerd op het gewogen gemiddelde prijsverschil tussen aangekocht maiszetmeel van standaardkwaliteit en aangekocht maiszetmeel van biologische kwaliteit van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC.
(90) Inactieve gist is aan de lijst van productiefactoren toegevoegd na de bekendmaking van de tweede mededeling.
(91) Ammoniakwater is aan de lijst van productiefactoren toegevoegd na de bekendmaking van de tweede mededeling.
(92) Ammoniumsulfaat is aan de lijst van productiefactoren toegevoegd na de bekendmaking van de tweede mededeling.
(93) Zout is aan de lijst van productiefactoren toegevoegd na de bekendmaking van de tweede mededeling.
(94) Bedrijfsspecifieke waarden vanwege de verhouding tussen de prijs van primair materiaal en de prijs van het daarvan afgeleide afval.
(95) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33). Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.
(97) https://www.dlapiperintelligence.com/goingglobal/tax/index.html?t=19-employment-taxes.
(98) https://taxsummaries.pwc.com/colombia/individual/other-taxes; https://www.papayaglobal.com/countrypedia/country/colombia/; https://tradingeconomics.com/colombia/social-security-rate; https://actualicese.com/cuanto-le-cuesta-a-un-empleador-la-contratacion-de-un-trabajador-que-devengue-un-salario-minimo/.
(99) Zie https://www.enel.com.co/es/personas/tarifas-energia-enel-distribucion.html. Voor elke maand worden de prijzen gerapporteerd voor Tarifas de energia electrica (USD/kWh)/Sector no residencial/Nivel 2/Industrial sin contribucion/Doble horario (dag en nacht).
(100) Schatting op basis van de vergelijking tussen de door Enel gepubliceerde elektriciteitstarieven en elektriciteitsprijzen waarin alle elementen van de elektriciteitsfactuur zijn inbegrepen, zoals de distributie- en energiekosten, diverse milieuheffingen en heffingen voor brandstofkosten en belastingen, zoals gepubliceerd voor Colombia op https://www.globalpetrolprices.com/electricity_prices/.
(101) https://www.globalpetrolprices.com/natural_gas_prices/.
(102) https://www.acueducto.com.co.
(103) https://www.emis.cn/php/company-profile/CO/Sucroal_SA_en_1214927.html.
(104) Supersociedades is een officieel orgaan dat verbonden is aan het Colombiaanse ministerie van Handel, Industrie en Toerisme, zoals vermeld op https://www.supersociedades.gov.co/web/nuestra-entidad.
(105) https://www.lasillavacia.com/silla-nacional/asi-donaron-las-empresas-a-los-partidos-politicos-en-2023/.
(106) Witkowski, M., Nemet, I., Alamri, H. et al., The artificial sweetener erythritol and cardiovascular event risk, Nat Med 29, 710—718 (2023). https://doi.org/10.1038/s41591-023-02223-9.
BIJLAGE
NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS IN DE VRC
Naam |
Aanvullende Taric-code |
Shandong Xiangchi Jianyuan Bio-Tech Co., Ltd. |
89BJ |
Yusweet Co., Ltd. |
89BK |
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1959/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)