(1)

De Europese Commissie (“de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 10 van Verordening (EU) 2016/1037 (“de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie schade ondervindt door de invoer met subsidie van bepaalde alkylfosfaatesters van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(2)

De klacht is op 8 november 2023 ingediend door ICL Europe U.A., Lanxess Deutschland GmbH en PCC Rokita SA (“de klagers”). De klacht werd ingediend namens de bedrijfstak van de Unie voor bepaalde alkylfosfaatesters in de zin van artikel 10, lid 6, van de basisverordening.

(3)

De Commissie heeft op 21 december 2023 een onderzoek op grond van artikel 10 van de basisverordening geopend.

(4)

Op 11 augustus 2023 had de Commissie een antidumpingonderzoek geopend naar de invoer van hetzelfde product uit de Volksrepubliek China (2) en met ingang van 11 april 2024 zijn voorlopige maatregelen ten aanzien van deze invoer ingesteld (3).

(5)

Bij e-mail van 15 april 2024 aan de Commissie hebben de klagers hun klacht ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd, tenzij die beëindiging niet het belang van de Unie dient.

(7)

Bij het onderzoek was niet gebleken dat beëindiging van de procedure niet het belang van de Unie zou dienen.

(8)

De Commissie concludeerde derhalve dat de procedure moest worden beëindigd zonder formele vaststelling aangaande de subsidiepraktijken van de Chinese producenten-exporteurs.

(9)

De belanghebbenden zijn hiervan in kennis gesteld en zij hebben de gelegenheid gekregen opmerkingen te maken.

(10)

Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(11)

Dit besluit is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,