European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/1795

25.6.2024

BESLUIT (GBVB) 2024/1795 VAN DE RAAD

van 24 juni 2024

tot wijziging van Besluit 2011/235/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 12 april 2011 Besluit 2011/235/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

In zijn conclusies van 20 mei 2021 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “over het humanitaire optreden van de EU: nieuwe uitdagingen, zelfde beginselen” herhaalde de Raad zijn voornemen om eventuele onbedoelde negatieve gevolgen van beperkende maatregelen van de Unie voor op principes gestoeld humanitair optreden te vermijden en, waar deze onvermijdelijk zijn, zo veel mogelijk te beperken. De Raad herhaalde dat de beperkende maatregelen van de Unie voldoen aan alle verplichtingen krachtens het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten, het internationaal humanitair recht en het internationaal vluchtelingenrecht. Hij onderstreepte het belang van volledige inachtneming van de humanitaire beginselen en het internationaal humanitair recht in het sanctiebeleid van de Unie, onder meer door waar nodig consequent humanitaire uitzonderingen op te nemen in de Unieregelingen voor beperkende maatregelen, en door te zorgen voor een doeltreffend kader voor het toepassen van dergelijke uitzonderingen door humanitaire organisaties.

(3)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2011/235/GBVB en om op principes gestoeld humanitair optreden van onpartijdige humanitaire actoren in Iran te vergemakkelijken, is de Raad van mening dat bepaalde organisaties en agentschappen die als humanitaire partners van de Unie optreden, moeten worden vrijgesteld van het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen van aangewezen personen, entiteiten en lichamen, voor uitsluitend humanitaire doeleinden in Iran. Daarnaast moet volgens de Raad een afwijkingsmechanisme worden ingevoerd voor bij humanitaire activiteiten betrokken organisaties en actoren die niet in aanmerking komen voor die humanitaire vrijstelling. Voorts moet er volgens de Raad in verband met die uitzonderingen een evaluatieclausule worden ingevoerd.

(4)

Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is verder optreden van de Unie vereist.

(5)

Besluit 2011/235/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/235/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd:

“7.   Het in lid 2 bedoelde verbod geldt niet voor organisaties en agentschappen die op basis van een pijleranalyse door de Unie worden beoordeeld en waarmee de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap heeft ondertekend op basis waarvan die organisaties en agentschappen optreden als humanitaire partners van de Unie, op voorwaarde dat de in lid 2 bedoelde tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden in Iran.

8.   In gevallen die niet onder lid 7 vallen en in afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, onder de algemene of specifieke voorwaarden die zij passend achten, specifieke of algemene toestemmingen verlenen om bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven of om bepaalde tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, op voorwaarde dat die tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden in Iran.

9.   Indien de desbetreffende bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 8 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten dat zij meer tijd nodig heeft, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

10.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens lid 8 of lid 9 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van die toestemming.”.

2)

Aan artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   De in artikel 2 bedoelde uitzonderingen op artikel 2, leden 1 en 2, worden op gezette tijden, en wel ten minste om de twaalf maanden, of op dringend verzoek van een lidstaat, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of de Commissie na een ingrijpende verandering in de omstandigheden, geëvalueerd.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2024.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit 2011/235/GBVB van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Iran (PB L 100 van 14.4.2011, blz. 51).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/1795/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)