European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/612

7.3.2024

AANBEVELING (EU) 2024/612 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2023

over het ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van Duitsland voor de periode 2021-2030 en over de samenhang van de Duitse maatregelen met de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en het waarborgen van vooruitgang op het gebied van klimaatadaptatie

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Gezien Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 14, lid 6,

Gezien Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Aanbevelingen over het ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan van Duitsland voor de periode 2021-2030

(1)

Duitsland heeft op 3 november 2023 zijn ontwerp van geactualiseerd geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan ingediend.

(2)

Vanwege de late indiening door Duitsland van het ontwerp van zijn geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan heeft de Europese Commissie weinig tijd gehad om haar beoordelingsverslag op te stellen om deze aanbeveling zes maanden voordat de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen klaar moeten zijn, goed te keuren, zoals vereist op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999.

(3)

Artikel 3 van en bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999 (“de governanceverordening”) regelen welke elementen in de geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen moeten worden opgenomen. De Commissie heeft in december 2022 de richtsnoeren aan de lidstaten voor het proces en de reikwijdte van het opstellen van de ontwerp- en definitieve versie van de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen (3) vastgesteld. In de richtsnoeren zijn goede praktijken aangewezen en zijn de gevolgen van recente beleidstechnische, juridische en geopolitieke ontwikkelingen in het energie- en klimaatbeleid geschetst.

(4)

In samenhang met het REPowerEU-plan (4), en als onderdeel van de cycli 2021-2022 en 2022-2023 van het Europees Semester, heeft de Commissie een grote nadruk gelegd op energie- en klimaatgerelateerde hervormingen en de investeringsbehoeften van de lidstaten om de veiligheid en de betaalbaarheid van energie te vergroten door middel van een snellere groene en billijke transitie. Dit vindt zijn weerslag in de landverslagen voor Duitsland van 2022 en 2023 (5) en de aanbeveling van de Raad aan Duitsland (6). De lidstaten moeten bij hun definitieve geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen de recentste landspecifieke aanbevelingen in aanmerking nemen.

(5)

De aanbevelingen van de Commissie ten aanzien van de verwezenlijking van de nationale streefcijfers overeenkomstig de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (7) zijn gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat de lidstaten de streefcijfers voor 2030 zullen verwezenlijken, met inachtneming van de regels voor het gebruik van flexibiliteit krachtens die verordening.

(6)

De aanbevelingen van de Commissie inzake koolstofafvang, -gebruik en -opslag hebben tot doel een overzicht te bieden van de beoogde inzet van die technologieën op nationaal niveau, inclusief informatie over de voorgenomen jaarlijkse volumes CO2-opslag tot 2030, per CO2-bron die wordt afgevangen van installaties in de zin van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of van andere bronnen, zoals biogene bronnen of directe afvang uit de lucht; over de voorgenomen CO2-transportinfrastructuur; en over de potentiële nationale CO2-opslagcapaciteit en het geïnjecteerde volume CO2 dat volgens de planning in 2030 beschikbaar is.

(7)

De aanbevelingen van de Commissie over de prestaties overeenkomstig Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad (de verordening landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw — de “LULUCF-verordening”) (9) gaan in op de naleving door de lidstaten van de “geen debet”-toezegging voor de periode 2021-2025 (periode 1) en de nationale streefcijfers voor de periode 2026-2030 (periode 2), met inachtneming van de in die verordening opgenomen regels inzake het gebruik van flexibiliteit. In de aanbevelingen van de Commissie wordt er tevens rekening mee gehouden dat in periode 1 overtollige emissies krachtens de LULUCF-verordening automatisch aan de verordening inzake de verdeling van de inspanningen worden overgedragen.

(8)

Om de aanpassing aan de klimaatverandering de verwezenlijking van de energie- en klimaatmitigatiedoelstellingen naar behoren te laten ondersteunen, is het van essentieel belang de potentiële gevaren van de klimaatverandering in kaart te brengen en een onderzoek te doen naar de klimaatkwetsbaarheden en -risico’s die op de betrokken gebieden, bevolkingsgroepen en sectoren van invloed kunnen zijn. In de aanbevelingen van de Commissie over klimaatadaptatie wordt stilgestaan bij de vraag in hoeverre Duitsland in zijn geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan aanpassingsdoelstellingen heeft opgenomen waarmee rekening wordt gehouden met de klimaatrisico’s die zouden kunnen verhinderen dat Duitsland de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie verwezenlijkt. Zonder specifieke geplande en uitgevoerde aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen loopt de verwezenlijking van de doelstellingen van de dimensies van de energie-unie gevaar. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar waterbeheer in wijzigende klimatologische omstandigheden vanwege het risico op verstoringen van de levering van elektriciteit, doordat overstromingen, hitte en droogte de energieproductie kunnen treffen.

(9)

De aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de ambitie op het gebied van hernieuwbare energie zijn gebaseerd op de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999, op basis van objectieve criteria; en op de belangrijkste beleidslijnen en maatregelen die in het ontwerp van het geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan van Duitsland ontbreken, op een wijze die de tijdige en kosteneffectieve verwezenlijking van de Duitse nationale bijdrage aan het bindende streefcijfer van de Unie voor hernieuwbare energie voor 2030 van ten minste 42,5 % mogelijk maakt, met het streven dit collectief tot 45 % te verhogen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen. De aanbevelingen van de Commissie zijn verder gebaseerd op de bijdrage van Duitsland aan de specifieke streefcijfers in de artikelen 15 bis, 22 bis, 23, 24 en 25 van die richtlijn en de bijbehorende beleidslijnen en maatregelen om die snel om te zetten en uit te voeren. De aanbevelingen laten zien hoe belangrijk het is een alomvattende langetermijnplanning voor het gebruik van hernieuwbare energie, met name windenergie, te ontwikkelen om de Europese productie-industrie en netwerkexploitanten beter zichtbaar te maken, conform het Pakket Europese windenergie (11).

(10)

De aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de nationale bijdrage aan energie-efficiëntie zijn gebaseerd op artikel 4 van Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad (12) betreffende energie-efficiëntie, en op de formule in bijlage I bij die richtlijn, en de bijbehorende beleidslijnen en maatregelen voor de uitvoering daarvan.

(11)

In de aanbevelingen van de Commissie wordt bijzondere aandacht besteed aan de streefcijfers, de doelstellingen en de bijdragen en de daarmee verband houdende beleidslijnen en maatregelen om het REPowerEU-plan te verwezenlijken, teneinde enige afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. De aanbevelingen houden rekening met de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van het pakket “Gas besparen voor een veilige winter” (13). De aanbevelingen weerspiegelen de noodzaak om het energiesysteem veerkrachtiger te maken in het licht van de verplichtingen krachtens Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (14) betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (15) betreffende de veiligstelling van de gasleveringszekerheid, en conform de aanbeveling van de Commissie inzake energieopslag (16).

(12)

In de aanbevelingen van de Commissie wordt rekening gehouden met de noodzaak om de integratie van de interne energiemarkt te versnellen teneinde de rol van flexibiliteit te versterken en consumenten te empoweren en te beschermen. In de aanbeveling van de Commissie wordt ook overwogen dat het van belang is om na te gaan hoeveel huishoudens met energiearmoede kampen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999 en Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie (17).

(13)

De aanbevelingen van de Commissie weerspiegelen het belang van voldoende investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van schone energie om hun ontwikkeling en de productiecapaciteit te stimuleren, met inbegrip van passende beleidslijnen en maatregelen voor energie-intensieve industrieën en andere ondernemingen, en de noodzaak om werknemers bij te scholen voor een nettonulindustrie teneinde een sterke, concurrerende en schone economie binnen de Unie te consolideren.

(14)

De aanbevelingen van de Commissie bouwen voort op de verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs om het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen, en op het belang om subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen.

(15)

De aanbevelingen van de Commissie inzake investeringsbehoeften zijn in lijn met haar beoordeling van de vraag of het ontwerp van het geactualiseerde plan een algemeen overzicht biedt van de investeringsbehoeften om de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen van het plan voor alle dimensies van de energie-unie te verwezenlijken; of daarin de financieringsbronnen worden aangegeven, met een onderscheid tussen particuliere en publieke bronnen; en of daarin investeringen worden geschetst die in overeenstemming zijn met het Duitse herstel- en veerkrachtplan, de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie van Duitsland en de landspecifieke aanbevelingen 2022-2023 in het kader van het Europees Semester; en ze omvatten een robuuste macro-economische beoordeling van de geplande beleidslijnen en maatregelen. Het geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan moet de transparantie en de voorspelbaarheid van nationale beleidslijnen en maatregelen waarborgen, ter ondersteuning van de investeringszekerheid.

(16)

De aanbevelingen van de Commissie weerspiegelen het cruciale belang van een brede regionale raadpleging en vroegtijdige en inclusieve raadpleging over het plan, met effectieve inspraak van het publiek dat over voldoende informatie en tijd beschikt, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus (18).

(17)

De aanbevelingen van de Commissie over een rechtvaardige transitie weerspiegelen de beoordeling van de vraag of het Duitse plan de toepasselijke sociale, werkgelegenheids- en vaardigheidseffecten van de klimaat- en energietransitie in voldoende mate in beeld brengt, en schetsen passende flankerende beleidslijnen en maatregelen om een rechtvaardige transitie te bevorderen en tot de bevordering van mensenrechten en gendergelijkheid bij te dragen.

(18)

De aanbevelingen van de Commissie aan Duitsland worden geschraagd door de beoordeling van het ontwerp van het geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan van Duitsland (19), dat tegelijk met deze aanbeveling wordt gepubliceerd.

(19)

Duitsland moet terdege rekening houden met deze aanbevelingen bij het opstellen van zijn definitieve geactualiseerde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, dat uiterlijk 30 juni 2024 moet worden ingediend.

Aanbevelingen inzake de samenhang met de Uniedoelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het waarborgen van vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering

(20)

Krachtens Verordening (EU) 2021/1119 (“de Europese klimaatwet”) moet de Commissie beoordelen of de nationale maatregelen verenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het waarborgen van vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering. De Commissie heeft de verenigbaarheid van de Duitse maatregelen met deze doelstellingen beoordeeld (20). De onderstaande aanbevelingen zijn op die beoordeling gebaseerd. Duitsland moet terdege rekening houden met deze aanbevelingen en daaraan gevolg geven overeenkomstig de Europese klimaatwet.

(21)

Er kunnen verschillende financieringsinstrumenten van de Unie worden ingezet om aanpassing te financieren. Overwegingen inzake klimaatbestendigheid moeten vooropstaan wanneer de lidstaten hun nationale plannen in het kader van de relevante fondsen van de Unie opstellen. Geen enkele uitgave mag de aanpassing schaden: dat wil zeggen de kwetsbaarheden voor de begunstigden of voor anderen vergroten.

(22)

De meest kwetsbare gemeenschappen zijn de gemeenschappen die een grotere kans hebben om de gevolgen van de klimaatverandering te ondervinden. De ongelijke blootstelling aan en kwetsbaarheid voor de klimaateffecten van verschillende regio’s en sociaal-economische groepen werkt reeds bestaande ongelijkheden en kwetsbaarheden in de hand. Een rechtvaardige veerkracht moet de ongelijke last van klimaatrisico’s verminderen en garant staan voor een gelijke verdeling van de aanpassingsvoordelen. Het systemische vermogen om zich aan de klimaatverandering aan te passen is een belangrijk kenmerk om potentiële schade te voorkomen of te matigen, kansen te benutten en de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden. De fysieke gevolgen van de klimaatverandering evolueren sneller dan verwacht. Vooruitgang op het gebied van aanpassingsvermogen is nodig op alle niveaus van de overheid, en in de publieke en de particuliere sector, en vereist een groter bewustzijn van kwetsbaarheden en risico’s. Particuliere belanghebbenden zijn aanjagers van verandering doordat zij informatie, middelen, capaciteiten en financiering verstrekken,

BEVEELT DUITSLAND HIERBIJ AAN ACTIE TE ONDERNEMEN OM:

BETREFFENDE HET ONTWERP VAN GEACTUALISEERD NATIONAAL ENERGIE- EN KLIMAATPLAN KRACHTENS VERORDENING (EU) 2018/1999

1.

Kostenefficiënte aanvullende beleidslijnen en maatregelen vast te stellen, onder meer voor de landbouwsector, om de verwachte kloof van 15,4 procentpunten te overbruggen om de nationale broeikasgasdoelstelling van —50 % in 2030 te behalen ten opzichte van de niveaus van 2005 overeenkomstig de verordening inzake de verdeling van de inspanningen. Geactualiseerde prognoses te verstrekken om aan te tonen hoe de doelstelling door het bestaande en geplande beleid wordt behaald, en zo nodig uiteen te zetten hoe de in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen beschikbare flexibiliteit wordt ingezet om naleving te waarborgen. Aanvullende inlichtingen over de beleidslijnen en maatregelen te verstrekken, en het toepassingsgebied, het tijdschema en, voor zover mogelijk, het verwachte effect van de broeikasgasemissiereductie van die beleidslijnen en maatregelen duidelijk uiteen te zetten, onder meer voor maatregelen in het kader van financieringsprogramma’s van de Unie, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

2.

De hoeveelheid CO2-emissies in kaart te brengen die jaarlijks tot 2030 kunnen worden afgevangen, met inbegrip van de bron. Nadere bijzonderheden te verstrekken over de wijze waarop het afgevangen CO2 zal worden vervoerd.

3.

Een concreet traject uit te stippelen met het oog op de verwezenlijking van het nationale LULUCF-streefcijfer zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2018/841. Duidelijk aan te geven hoe de herziene nationale broeikasgasinventaris in overeenstemming is met de prognoses in het plan. Aanvullende bijzonderheden over de geplande maatregelen op te nemen, en daarbij de verwachte effecten ervan te kwantificeren om ervoor te zorgen dat broeikasgasverwijderingen daadwerkelijk in overeenstemming worden gebracht met de EU-doelstelling om tegen 2030 netto 310 Mt CO2-equivalent te verwijderen, en met de landspecifieke doelstelling om 3 751 kt CO2-equivalent te verwijderen, zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/841. Duidelijke inlichtingen te verstrekken over de wijze waarop overheidsmiddelen (zowel Uniemiddelen, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, als staatssteun) en particuliere financiering via koolstoflandbouwregelingen consequent en doeltreffend worden gebruikt om het nationale streefcijfer voor nettoverwijdering te behalen. Meer gedetailleerde inlichtingen te verstrekken over de stand van zaken en de te boeken vooruitgang bij het waarborgen van verbeteringen tot hogere niveaus/specifieke geografische data voor toezicht, rapportage en controle, overeenkomstig deel 3 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999.

4.

Een nadere analyse te verstrekken van de relevante klimaatkwetsbaarheden en -risico’s met betrekking tot de verwezenlijking van de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen en de beleidslijnen en maatregelen binnen de verschillende dimensies van de energie-unie. Het verband met de specifieke doelstellingen en beleidsmaatregelen van de energie-unie die door de beleidslijnen en maatregelen voor de aanpassing moeten worden ondersteund, beter uiteen te zetten en te kwantificeren. Nadere aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen met een voldoende mate van detail vast te stellen om de verwezenlijking door Duitsland van de nationale doelstellingen, streefcijfers en bijdragen in het kader van de energie-unie te ondersteunen.

5.

De ambitie van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen te verhogen tot ten minste 41 % als bijdrage aan het bindende streefcijfer van de EU voor hernieuwbare energie voor 2030 overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd en op basis van de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999. Een indicatief traject voor het bereiken van de referentiepunten voor 2025 en 2027 bij te voegen overeenkomstig artikel 4, punt a), 2), van Verordening (EU) 2018/1999.

6.

Geraamde trajecten en een langetermijnplan op te nemen voor de uitrol van hernieuwbare-energietechnologieën voor de komende tien jaar, met vooruitzichten voor 2040. Een indicatief streefcijfer voor innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie tegen 2030 op te nemen, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd. Specifieke streefcijfers op te nemen om bij te dragen tot de indicatieve substreefcijfers voor de industrie in 2030, en het bindende substreefcijfer voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in de industrie voor 2030. Te bevestigen dat de prognoses voor het aandeel hernieuwbare energie in het ontwerpplan specifieke streefcijfers vormen die moeten bijdragen aan de substreefcijfers in de sectoren gebouwen en vervoer voor 2030; te bevestigen dat de prognoses specifieke streefcijfers voor hernieuwbare energie op het gebied van verwarming en koeling voor 2021-2025 en voor 2026 vormen, met voor 2030 een indicatief streefcijfer om de aanvullingen van bijlage I bis bij Richtlijn (EU) 2018/2001 en het indicatieve streefcijfer voor stadsverwarming en -koeling te halen. Meer informatie op te nemen over het traject om een substreefcijfer voor geavanceerde biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in de vervoerssector te behalen, met de waarborg dat het minimumniveau voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in 2030 in stand blijft.

7.

Gedetailleerde en gekwantificeerde beleidslijnen en maatregelen verder te ontwikkelen die ervoor zorgen dat de nationale bijdrage van Duitsland aan het bindende streefcijfer van de EU voor hernieuwbare energie voor 2030 van 42,5 % tijdig en kosteneffectief kan worden verwezenlijkt, met het streven dit collectief tot 45 % te verhogen. Een gedetailleerde beschrijving te geven van de technologieën voor hernieuwbare energie waarvoor Duitsland “gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie” wil aanwijzen, met snellere en eenvoudigere procedures. Te beschrijven hoe het land voornemens is de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen door hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten te sluiten en gebruik te maken van garanties van oorsprong en een faciliterend kader om zelfconsumptie te bevorderen. Aan te geven hoe het land de uitrol van hernieuwbare energie en de uitfasering van fossiele brandstoffen in de sector verwarming en koeling wil versnellen, met name op het gebied van stadsverwarming en -koeling. Een beschrijving te geven van het faciliterende kader voor een betere integratie tussen elektriciteits- en verwarmings- en koelingsnetwerken. Te beschrijven hoe de opzet van de verplichting voor brandstofleveranciers in de vervoerssector zal worden bestreken, vergelijkbare maatregelen ter bevordering van waterstof in de industrie op te nemen en de EU voor te bereiden op de handel in hernieuwbare waterstof.

8.

Een beoordeling op te nemen van de binnenlandse voorziening van bosbiomassa voor energiedoeleinden in de periode 2021-2030 overeenkomstig de aangescherpte duurzaamheidscriteria van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd. Een beoordeling op te nemen van de verenigbaarheid van het geplande gebruik van bosbiomassa voor energieproductie met de verplichtingen van Duitsland krachtens de herziene LULUCF-verordening, met name voor de periode 2026-2030, in combinatie met nationale beleidslijnen en maatregelen om die verenigbaarheid te waarborgen. Meer gedetailleerde maatregelen op te nemen ter bevordering van de duurzame productie van biomethaan, in het licht van het potentieel en de productie van duurzaam biogas/biomethaan in Duitsland, het profiel van het aardgasverbruik en de bestaande infrastructuur, het gebruik van digestaat en biogene CO2-toepassingen.

9.

Voor zover mogelijk een tijdschema te verstrekken voor de stappen tot vaststelling van wetgevende en niet-wetgevende beleidslijnen en maatregelen tot omzetting en uitvoering van Richtlijn (EU) 2018/2001, zoals gewijzigd, met name voor de in de vorige punten genoemde maatregelen.

10.

Een nationale energie-efficiëntiebijdrage over het eindenergieverbruik op te nemen in het bindende streefcijfer voor finaal energieverbruik van de Unie voor 2030 overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij Richtlijn (EU) 2023/1791, of gelijk aan de gecorrigeerde indicatieve nationale bijdrage die de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 5, van die richtlijn uiterlijk 1 maart 2024 aan elke lidstaat zal zenden. De hoeveelheid energie die alle overheidsinstanties minder moeten verbruiken te specificeren, uitgesplitst per sector en de totale vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties die jaarlijks moeten worden gerenoveerd of de overeenkomstige jaarlijkse energiebesparingen die moeten worden gerealiseerd.

11.

Volledige beleidslijnen en maatregelen vast te stellen om de nationale bijdrage aan energie-efficiëntie te verwezenlijken, en waarin met name wordt toegelicht hoe het beginsel “energie-efficiëntie eerst” zal worden toegepast. De verwachte energiebesparingen en de bijdrage voor elk van de gemelde energie-efficiëntiemaatregelen verder te kwantificeren. Nadere bijzonderheden te vermelden over financieringsprogramma’s voor energie-efficiëntie en financiële steunregelingen, waarmee particuliere investeringen en aanvullende medefinanciering kunnen worden ingezet, en de rol te specificeren van het nationaal fonds voor energie-efficiëntie, zoals gedefinieerd in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2023/1791, bij het leveren van de nationale energie-efficiëntiebijdragen, met inbegrip van het gebruik van financiële instrumenten binnen het fonds.

12.

Een geactualiseerd ambitieniveau op te nemen om te zorgen voor een zeer energie-efficiënt en koolstofvrij nationaal gebouwenbestand en om bestaande gebouwen tegen 2050 om te vormen tot emissievrije gebouwen, met inbegrip van tussentijdse mijlpalen voor 2030 en 2040, en een vergelijking met de meest recente langetermijnrenovatiestrategie. De doelstellingen voor het koolstofvrij maken van gebouwen te ondersteunen door nadere informatie te verstrekken over beleidslijnen en maatregelen, met inbegrip van de kosten en het verwachte effect daarvan op energiebesparingen met het oog op de uitvoering van een coherente langetermijnrenovatiestrategie.

13.

Nader toe te lichten hoe Duitsland de energiezekerheid aanzienlijk zal versterken, met name door duidelijke doelstellingen vast te stellen voor het diversifiëren van energiebronnen en voor verdere stimulering van de vermindering van de vraag naar gas, alsook gedetailleerde beleidslijnen en maatregelen te ontwikkelen om deze doelstellingen tegen 2030 te verwezenlijken. De veerkracht van het energiesysteem te versterken, met name door een doelstelling voor de uitrol van energieopslag vast te stellen en door beleidslijnen en maatregelen voor te stellen om de noodzaak van aanpassing aan de klimaatverandering in het energiesysteem te integreren. Te analyseren of de olie-infrastructuur (raffinaderij, olievoorraden) toereikend is in het licht van de verwachte daling van de vraag naar olie en de overgang naar alternatieven met een lagere koolstofuitstoot.

14.

Duidelijke doelstellingen en streefcijfers voor vraagrespons voor te stellen om de flexibiliteit van het energiesysteem te verbeteren, in het licht van een beoordeling van de flexibiliteitsbehoeften. Een tijdschema op te nemen met passende maatregelen om structurele congestie in het elektriciteitssysteem weg te nemen en efficiënte dispatching en locatiespecifieke signalen op de markt af te geven, met name als uitgangspunt voor verdere samenwerking en coördinatie met andere lidstaten en met het oog op de werking van de interne energiemarkt en het vergroten van de zoneoverschrijdende capaciteit voor de handel. De positie van de consument op de retailmarkt verder te versterken door verdere informatie op te nemen over energiegemeenschappen, het delen van energie en collectieve aankoop, onder meer over zelfconsumptie.

15.

De aanpak van energiearmoede verder te ontwikkelen door een beoordeling van de situatie van de momenteel getroffen huishoudens op te nemen en een specifieke meetbare reductiedoelstelling te vermelden, zoals vereist krachtens Verordening (EU) 2018/1999, met inachtneming van Aanbeveling (EU) 2023/2407. Aanvullende details te verstrekken over bestaande en potentiële maatregelen om energiearmoede aan te pakken, en over de specifieke financiële middelen vanuit het oogpunt van sociaal beleid (betaalbaarheid) en structurele energiemaatregelen, vooral met betrekking tot de toegang tot energie-efficiëntie, de renovatie van gebouwen, en hernieuwbare energie. Toe te lichten hoe energie-efficiëntiemaatregelen in het kader van de verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie ter vermindering van energiearmoede naar verwachting worden ingezet, zoals vereist krachtens Verordening (EU) 2018/1999.

16.

De nationale doelstellingen op het gebied van onderzoek, innovatie en concurrentievermogen voor de uitrol van schone technologieën nader te verduidelijken, waarbij een traject voor 2030 en 2050 wordt vastgesteld om de decarbonisatie van de industrie en de transitie van ondernemingen naar nettonul en een circulaire economie te ondersteunen. Beleidslijnen en maatregelen voor te stellen om de ontwikkeling van nettonulprojecten te bevorderen, met inbegrip van projecten die van belang zijn voor energie-intensieve industrieën. Een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader voor vergunningsprocedures voor te stellen, evenals de manier waarop de toegang tot nationale financiering waar nodig wordt vereenvoudigd. Nadere beleidslijnen en maatregelen te bieden voor de digitalisering van het energiesysteem, de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van schone energie, en voor het faciliteren van open handel voor veerkrachtige en duurzame toeleveringsketens van belangrijke nettonulcomponenten en -apparatuur.

17.

De hervormingen en maatregelen te beschrijven om de particuliere investeringen te activeren die nodig zijn om de energie- en klimaatdoelstellingen te behalen. Een alomvattend en consistent overzicht te geven van de publieke en private investeringsbehoeften per sector en geaggregeerd. Een top-downbenadering voor de hele economie aan te vullen met een bottom-up projectspecifieke beoordeling in het kader van de vijf dimensies van de energie-unie. Een uitsplitsing van de totale investeringsbehoeften toe te voegen met aanvullende informatie over de nationale, regionale en EU-financieringsbronnen en particuliere financieringsbronnen die moeten worden geactiveerd. Een korte beschrijving toe te voegen van het soort financiële steunregeling die is geselecteerd voor de uitvoering van de beleidslijnen en maatregelen die uit de overheidsbegroting worden gefinancierd, en het gebruik van gemengde financiële instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van subsidies, leningen, technische bijstand en overheidsgaranties, met inbegrip van de rol van nationale stimuleringsbanken in de respectieve regelingen en/of de wijze waarop particuliere financiering wordt geactiveerd. Acht te slaan op het kosteneffectief genereren van overdrachten naar andere lidstaten met de verordening inzake de verdeling van de inspanningen als financieringsbron. Een grondige beoordeling van de macro-economische gevolgen van de geplande beleidslijnen en maatregelen te verstrekken.

18.

Te schetsen hoe de beleidslijnen en maatregelen in het geactualiseerde plan overeenkomen met het nationale herstel- en veerkrachtplan van Duitsland, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk.

19.

Toe te lichten hoe en wanneer Duitsland voornemens is de subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen. Nader toe te lichten hoe Duitsland voornemens is vaste fossiele brandstoffen voor elektriciteitsopwekking af te bouwen door de daarmee verband houdende verbintenissen en maatregelen te verduidelijken.

20.

De analytische basis nader toe te lichten door prognoses te verstrekken in het kader van de geplande beleidslijnen en maatregelen over hoe het energiesysteem zich zal ontwikkelen met het oog op 2040.

21.

Nadere inlichtingen te verstrekken over de gevolgen op sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden, of andere verdelingseffecten, van de klimaat- en energietransitie, en over de geplande doelstellingen, beleidslijnen en maatregelen ter ondersteuning van een rechtvaardige transitie. De vorm van de steun, het effect van de initiatieven, de doelgroepen en de toegewezen middelen te specificeren, met inachtneming van de aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (21). Ervoor te zorgen dat het tijdschema voor de uitfasering van de kolenindustrie in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie en in het definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan op elkaar worden afgestemd. Voor zover mogelijk meer elementen op te nemen om een passende analytische basis te bieden voor de voorbereiding van een toekomstig sociaal klimaatplan, overeenkomstig Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad (22), met inbegrip van aanwijzingen over de wijze waarop de uitdagingen en de sociale gevolgen voor de kwetsbaarsten van het emissiehandelssysteem voor de verbranding van brandstoffen in gebouwen, het wegvervoer en andere sectoren moeten worden beoordeeld, en om potentiële begunstigden en een toepasselijk beleidskader in kaart te brengen. Toe te lichten hoe het in het nationale energie- en klimaatplan vastgestelde beleidskader zal bijdragen tot de voorbereiding van het sociaal klimaatplan van Duitsland en hoe de samenhang tussen de twee plannen wordt gewaarborgd.

22.

Te zorgen voor inclusieve inspraak van het publiek binnen een redelijke termijn en voor brede participatie van lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld bij de voorbereiding van het plan. Een duidelijk overzicht te geven van de wijze waarop alle betrokken autoriteiten, burgers en belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, middels het raadplegingsproces ruimschoots kunnen participeren bij de voorbereiding van zowel het ontwerp als het definitieve geactualiseerde plan. Een samenvatting te geven van de standpunten van de verschillende partijen alsmede een samenvatting van de wijze waarop de tijdens de raadplegingen geuite standpunten in het plan zijn geïntegreerd.

23.

De reeds goede regionale samenwerking met buurlanden uit te breiden, met name door te beschrijven hoe Duitsland voornemens is uiterlijk 2025 een kader voor samenwerking met andere lidstaten tot stand te brengen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2023/2413. Zijn inspanningen voort te zetten om de zeven resterende vereiste bilaterale solidariteitsregelingen voor gasleveringszekerheid met zijn buurlanden (Polen, Tsjechië, Italië, Frankrijk, Luxemburg, België en Nederland) te ondertekenen.

SAMENHANG VAN NATIONALE MAATREGELEN MET DE DOELSTELLING INZAKE KLIMAATNEUTRALITEIT EN MET HET WAARBORGEN VAN VOORUITGANG OP HET GEBIED VAN AANPASSING AAN DE KLIMAATVERANDERING KRACHTENS VERORDENING (EU) 2021/1119

1.

Overwegingen inzake klimaatbestendigheid meer voorop te stellen bij het gebruik van steun uit financieringsprogramma’s van de Unie, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, financiering in het kader van het cohesiebeleid en andere relevante Uniefondsen. Uniefondsen moeten zodanig worden besteed dat zij de klimaatbestendigheid vergroten en de kwetsbaarheden niet vergroten (d.w.z. geen ernstige afbreuk doen aan de adaptatie).

2.

Groepen belanghebbenden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering te betrekken bij de opzet en uitvoering van het aanpassingsbeleid van Duitsland. De coördinatie tussen de verschillende bestuursniveaus (nationaal/regionaal/lokaal) te verbeteren om planningsinstrumenten op elkaar af te stemmen en te helpen op systemische transformatie gerichte maatregelen te coördineren. De sociale partners en belanghebbenden uit de particuliere sector te betrekken bij de opzet van beleid, de uitvoering en investeringen. De processen en resultaten van relevante raadplegingen te documenteren.

Gedaan te Brussel, 18 december 2023.

Voor de Commissie

Kadri SIMSON

Lid van de Commissie


(1)   PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1.

(2)   PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1.

(3)  Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 (PB C 495 van 29.12.2022, blz. 24).

(4)  COM(2022) 230 final.

(5)  SWD(2022) 606 final/2, SWD(2023) 605 final.

(6)  COM(2022) 606 final, aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad, SWD(2023) 605 final, aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad.

(7)  Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/857 van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en van Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 111 van 26.4.2023, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(9)  Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/839 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/841 wat betreft het toepassingsgebied, vereenvoudiging van de rapportage- en nalevingsvoorschriften, en vaststelling van de streefcijfers voor de lidstaten voor 2030, en van Verordening (EU) 2018/1999 wat betreft verbetering van monitoring, rapportage, het volgen van de vooruitgang en beoordeling (PB L 107 van 21.4.2023, blz. 1).

(10)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).

(11)  Mededeling over het Actieplan voor Europese windenergie, COM(2023) 669 final van 24 oktober 2023 en Mededeling over het waarmaken van de ambitie van de EU voor hernieuwbare offshore-energie, COM(2023) 668 final.

(12)  Richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (PB L 231 van 20.9.2023, blz. 1).

(13)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(14)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

(16)  Aanbeveling van de Commissie van 14 maart 2023 inzake energieopslag — ter ondersteuning van een koolstofvrij en veilig energiesysteem in de EU (PB C 103 van 20.3.2023, blz. 1).

(17)  Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie van 20 oktober 2023 over energiearmoede, C(2023) 4080 final (PB L 2023/2407, 23.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2023/2407/oj).

(18)  Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (het “Verdrag van Aarhus”).

(19)  SWD(2023) 928 final.

(20)  COM(2023) 653 final, Voortgangsverslag over klimaatactie in de EU 2023, en het werkdocument van de diensten van de Commissie — beoordeling van de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering in de afzonderlijke lidstaten overeenkomstig de Europese klimaatwet, SWD(2023) 932 final.

(21)  Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (PB C 243 van 27.6.2022, blz. 35).

(22)  Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 1).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2024/612/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)