European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2024/223

10.1.2024

VERORDENING (EU) 2024/223 VAN DE RAAD

van 22 december 2023

tot wijziging van Verordening (EU) 2022/2577 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad (1) voorziet in dringende en gerichte maatregelen om de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen. De inzet van hernieuwbare energie in de Unie kan significant bijdragen tot het verzachten van de gevolgen van de energiecrisis, door de voorzieningszekerheid in de Unie te versterken, en de volatiliteit op de markt en de energieprijzen te beperken. Aangezien de langdurige en ingewikkelde vergunningverleningsprocedures een belangrijk obstakel vormden voor de snelheid en de omvang van de investeringen in hernieuwbare energiebronnen en aanverwante infrastructuur, was Verordening (EU) 2022/2577 bedoeld om aanvullende dringende en gerichte maatregelen in te voeren voor de onmiddellijke versnelling van sommige vergunningverleningsprocedures die van toepassing zijn op specifieke technologieën voor hernieuwbare energie en het soort projecten met het grootste potentieel voor snelle implementatie, teneinde de gevolgen van de energiecrisis te verzachten. Verordening (EU) 2022/2577 zal van toepassing zijn en met 30 juni 2024.

(2)

Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad (2) tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3) is op 20 november 2023 in werking getreden en brengt wijzigingen aan in het wetgevingskader voor hernieuwbare energie tot 2030 en daarna, met inbegrip van bepalingen om de vergunningverleningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten te stroomlijnen. Sommige van de bij Verordening (EU) 2022/2577 ingevoerde maatregelen zijn ook opgenomen in Richtlijn (EU) 2018/2001 door middel van Richtlijn (EU) 2023/2413. Sommige van de meer uitzonderlijke maatregelen in Verordening (EU) 2022/2577 werden echter niet in Richtlijn (EU) 2023/2413 weerspiegeld, waardoor het uitzonderlijke en tijdelijke karakter van die maatregelen beperkt bleef. In plaats daarvan werd met die richtlijn een stabiele en permanente regeling voor de lange termijn ingevoerd om de vergunningverleningsprocedures te versnellen, waarbij specifieke stappen en procedures worden vastgesteld die een langere uitvoeringstermijn vergen. De lidstaten zijn verplicht Richtlijn (EU) 2023/2413 uiterlijk op 21 mei 2025 om te zetten in hun nationale wetgeving, met uitzondering van enkele bepalingen met betrekking tot de vergunningverleningsprocedures, waarvoor een eerdere omzettingsdatum geldt, namelijk 1 juli 2024, onmiddellijk na de datum waarop de geldigheidsduur van Verordening (EU) 2022/2577 afloopt. Na de omzetting van Richtlijn (EU) 2023/2413 zullen hernieuwbare-energieprojecten baat hebben bij de bepalingen die door die richtlijn worden ingevoerd om de vergunningverleningsprocedures te stroomlijnen.

(3)

Op grond van Verordening (EU) 2022/2577 heeft de Commissie voor 31 december 2023 een evaluatie van die verordening uitgevoerd, met het oog op de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid en de energieprijzen en de noodzaak om de inzet van hernieuwbare energie verder te versnellen, en een verslag over de belangrijkste bevindingen van die evaluatie ingediend bij de Raad. Op basis van die evaluatie heeft de Commissie voorgesteld de geldigheid van sommige bepalingen van die verordening te verlengen.

(4)

In haar verslag van 28 november 2023 over de toetsing van Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, stelde de Commissie vast dat aan de voorwaarden voor de verlenging van de geldigheid van Verordening (EU) 2022/2577 was voldaan en stelde zij voor om specifieke maatregelen te verlengen die het grootste potentieel hebben om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, die verschillen van de maatregelen in Richtlijn (EU) 2018/2001 en die een belangrijke versnelling van het vergunningverleningsproces voor hernieuwbare-energieprojecten en daarmee verband houdende projecten op het gebied van netwerkinfrastructuur teweeg lijken te brengen of die het significant potentieel hebben om dit te doen. Er werd rekening gehouden met het feit dat bij Richtlijn (EU) 2023/2413 bepaalde bepalingen zijn ingevoerd om de vergunningverleningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten in Richtlijn (EU) 2018/2001 te stroomlijnen, met inbegrip van regels die van toepassing zijn op onderwerpen die identiek of vergelijkbaar zijn met die van Verordening (EU) 2022/2577. Ook werd rekening gehouden met het feit dat de bij Richtlijn (EU) 2023/2413 ingevoerde regels met betrekking tot vergunningverlening, uitgezonderd die welke betrekking hebben op de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie op grond van artikelen 15 quater en 16 bis van die richtlijn, uiterlijk op 1 juli 2024, onmiddellijk na de datum waarop de geldigheidsduur van Verordening (EU) 2022/2577 afloopt, moeten zijn omgezet.

(5)

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2577 is er een verbetering opgetreden in het niveau van paraatheid op de elektriciteitsmarkt en de voorzieningszekerheid van de Unie. Er blijven echter ernstige risico’s bestaan voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie. De situatie op de wereldwijde gasmarkt is nog altijd zeer krap. Gasprijzen zijn nog altijd aanzienlijk hoger dan vóór de crisis, hetgeen onvermijdelijke gevolgen heeft voor de koopkracht van burgers van de Unie en het concurrentievermogen van bedrijven in de Unie. Dit wordt nog verergerd door de sterke marktvolatiliteit, die onder meer het gevolg is van gespannen geopolitieke omstandigheden. Recente perioden van aanzienlijke prijsvolatiliteit in de zomer en het najaar van 2023, toen de prijzen binnen een paar weken met meer dan 50 % stegen, veroorzaakt door gebeurtenissen zoals de staking in de Australische installaties voor vloeibaar aardgas (lng), de crisis in het Midden-Oosten, of de verstoring van de Balticconnector, laten zien dat markten nog altijd kwetsbaar en gevoelig zijn voor zelfs vrij geringe vraag- en aanbodschokken. Onder dergelijke omstandigheden kan de vrees voor schaarste als gevolg van slechts een op zich staande gebeurtenis leiden tot negatieve systemische reacties in de hele Unie, met ernstige gevolgen voor de energieprijzen. Door de significante daling van de invoer van gas via Russische pijpleidingen in het afgelopen jaar is de beschikbaarheid van gasleveringen aan de Unie bovendien aanzienlijk afgenomen ten opzichte van de situatie vóór de crisis. Met het huidige niveau van gasinvoer via pijpleidingen zal de Unie naar verwachting ongeveer 20 miljard kubieke meters Russisch gas ontvangen — ongeveer 110 miljard kubieke meters minder dan in 2021. Daarom is het risico nog altijd groot dat er in de Unie gastekorten zullen ontstaan.

(6)

De wereldwijde gasmarkten zijn nog altijd zeer krap en dat zal naar verwachting nog enige tijd zo blijven. Zoals het Internationaal Energieagentschap (IEA) in zijn verslag over gas op middellange termijn van 2023 opmerkt, is het wereldwijde lng-aanbod slechts in beperkte mate gegroeid in 2022 (met 4 %) en in 2023 (met 3 %). In zijn wereldenergievooruitzichten van 2023 verwacht het IEA dat het marktevenwicht in de nabije toekomst precair zal blijven, ondanks het feit dat vanaf 2025 nieuwe lng-capaciteiten operationeel zullen worden.

(7)

Dergelijke ernstige moeilijkheden worden nog verergerd door een aantal bijkomende risico’s, waaronder een herstel van de Aziatische vraag naar lng die de beschikbaarheid van gas op de wereldwijde gasmarkt beperkt, een koude winter die kan leiden tot een toename van de vraag naar gas met maximaal 30 miljard kubieke meter, extreme weersomstandigheden die mogelijk de hydro-energieopslag of de productie van kernenergie nadelig beïnvloeden door een laag waterpeil, hetgeen zou leiden tot meer vraag naar gasgestookte elektriciteitsopwekking, andere mogelijke verstoringen van kritieke infrastructuren, zoals de sabotageacties tegen de NordStream-pijpleidingen in september 2022 of de verstoring van de Balticconnector-pijpleiding in oktober 2023, en een verslechtering van het geopolitieke klimaat, met name in landen en regio’s die relevant zijn voor de energievoorzieningszekerheid in de Unie, zoals Oekraïne, Azerbeidzjan en het Midden-Oosten.

(8)

Gezien het huidige beperkte evenwicht tussen vraag en aanbod kan zelfs een kleine verstoring van de energievoorziening grote gevolgen hebben voor de gas- en elektriciteitsprijzen en ernstige en blijvende schade toebrengen aan de Europese economie, waardoor haar concurrentievermogen wordt aangetast, en ook blijvende schade toebrengen aan de burgers van de Unie. De huidige situatie stelt dan ook de hele Unie bloot aan de risico’s op energietekorten en hoge energieprijzen.

(9)

Een versnelde inzet van hernieuwbare energie heeft een essentiële rol gespeeld in de strategie van de Unie om de energiecrisis aan te pakken en heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vergroten van de voorzieningszekerheid en bij het beschermen van consumenten tegen prijsschommelingen door de totale vraag naar gas in de Unie te beperken. In zijn Update van de markt voor hernieuwbare energie van juni 2023, getiteld “Hoeveel geld besparen de Europese consumenten dankzij hernieuwbare energiebronnen?”, heeft het IEA geraamd dat de gemiddelde groothandelsprijzen voor elektriciteit in alle Europese markten in 2022 8 % hoger zouden zijn geweest zonder de extra geïnstalleerde hernieuwbare capaciteit. In 2022 verving een hogere elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen een elektriciteitsproductie uit fossiele bronnen van ongeveer 107 TWh, wat overeenkomt met ongeveer 10 miljard kubieke meter gas, en wat leidde tot een geschatte besparing van meer dan 10 miljard EUR.

(10)

Hoewel Verordening (EU) 2022/2577 pas sinds korte tijd van kracht is, blijkt uit het verslag van de Commissie dat ze positief heeft bijgedragen tot het versnellen van de inzet van hernieuwbare energiebronnen in de Unie, met name door het stroomlijnen van de procedures die van toepassing zijn op specifieke vergunningverleningsprocessen en door vergroten van het politieke bewustzijn met betrekking tot het belang van de versnelling van het vergunningverleningsproces voor hernieuwbare energie. De meeste effecten van die verordening zullen pas in de komende maanden zichtbaar worden, maar de eerste beschikbare gegevens over de productie, uitrol en het vergunningverleningsproces van projecten voor hernieuwbare energie en aanverwante infrastructuur voor de periode na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2577 wijzen op een versnelling, althans in sommige lidstaten. Volgens Eurostat was de productie van hernieuwbare energie in de Unie in de eerste helft van 2023 een recordhoogte in de vervanging van verdere gasvolumes. In het verslag van de Commissie worden ook positieve ontwikkelingen belicht met betrekking tot de toename van de inzet van hernieuwbare energie in de maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2577. Volgens de eerste gegevens van de sector zijn er in de Unie in drie kwartalen van 2023 meer zonnepanelen geïnstalleerd dan in het hele jaar 2022. Ook de windenergiecapaciteit is in verschillende lidstaten aanzienlijk toegenomen. Uit de beschikbare gegevens in het verslag van de Commissie blijkt ook dat het aantal vergunningen dat is afgegeven voor hernieuwbare-energieprojecten sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2577 in verschillende lidstaten met dubbele cijfers is gestegen. Voor ten minste één lidstaat geldt bovendien dat elektriciteitsnetprojecten die belangrijk zijn voor een grotere penetratie van hernieuwbare energiebronnen en in totaal meer dan 2 000 km beslaan, ook profiteren van versnelde vergunningverleningsprocessen.

(11)

Aangezien de risico’s voor de energievoorziening en de energieprijzen aanhouden, zal een snellere uitrol van hernieuwbare-energieprojecten nog enige tijd na eind juni 2024 nodig zijn om de resterende Russische gasinvoer af te bouwen. Ongetwijfeld zou een groter aandeel energie uit hernieuwbare bronnen de veerkracht van de Unie nog verder versterken. Bovendien zou het positieve effect op de veerkracht van de Unie, de energievoorzieningszekerheid, de energieprijzen en de onafhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen groter zijn naarmate hernieuwbare energiebronnen sneller worden uitgerold.

(12)

Gezien de urgente en nog steeds onstabiele energiesituatie waarmee de Unie wordt geconfronteerd, moet de toepassing van sommige bepalingen van Verordening (EU) 2022/2577 worden verlengd, namelijk die bepalingen die het grootste potentieel hebben laten zien voor een onmiddellijke versnelling van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en die verschillen van de maatregelen in Richtlijn (EU) 2018/2001, waardoor wordt voorkomen dat de verlenging van de toepassing van Verordening (EU) 2022/2577 die richtlijn dupliceert. Bovendien omvatten die maatregelen passende waarborgen voor de bescherming van het milieu in de vorm van specifieke voorwaarden voor de toepassing ervan. De maatregelen van Richtlijn (EU) 2018/2001 zijn parallel aan deze verordening van toepassing en vullen deze voor een beperkte periode aan met aanvullende noodmaatregelen. Zonder de verlenging van de toepassing van Verordening (EU) 2022/2577, zou het risico ontstaan dat het tempo van de vergunningverlening en de inzet van hernieuwbare energiebronnen en de bijbehorende infrastructuur wordt vertraagd, met name in lidstaten die op grote schaal gebruik hebben gemaakt van die verordening. Zo zou volgens Duitsland de installatie van ongeveer 41 GW aan windenergie op het land vertraging kunnen oplopen en ongeveer twee jaar langer kunnen duren of in sommige gevallen helemaal kunnen stilvallen als de toepassing van Verordening (EU) 2022/2577 niet wordt verlengd, met name wat betreft de versnelling van het vergunningverleningsproces voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en de daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren. De snelheid van het vergunningverleningsproces met betrekking tot een aantal geplande grote transmissienetprojecten met een totale lengte van duizenden kilometers zou eveneens worden vertraagd, naar schatting met één tot drie jaar.

(13)

Een van de tijdelijke maatregelen van Verordening (EU) 2022/2577, waarvan de positieve effecten zijn aangetoond en die in de toekomst aanzienlijk kan worden versneld, is de invoering in artikel 3, lid 1, van een weerlegbaar vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten van hoger openbaar belang zijn en de volksgezondheid en de openbare veiligheid dienen, met het oog op specifieke afwijkingen waarin de relevante milieuwetgeving van de Unie voorziet, behalve wanneer er duidelijk bewijs is dat dergelijke projecten grote nadelige milieueffecten hebben die niet kunnen worden beperkt of gecompenseerd. Bij Richtlijn (EU) 2018/2001 is door middel van artikel 16 septies een weerlegbaar vermoeden ingevoerd dat hernieuwbare-energieprojecten van hoger openbaar belang zijn en de volksgezondheid en veiligheid dienen, met een vrijwel identieke formulering als de formulering van artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577. Daarom is het niet nodig om de toepassing van artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577 te verlengen, aangezien een dergelijk weerlegbaar vermoeden van toepassing zal zijn op grond van artikel 16 septies van Richtlijn (EU) 2018/2001.

(14)

Op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2577 moet evenwel voorrang worden gegeven aan projecten die van hoger openbaar belang worden geacht, wanneer in individuele gevallen rechtmatige belangen moeten worden afgewogen, en voor zover die projecten in aanvullende compensatie-eisen voor de bescherming van soorten voorzien. Er is geen analoge bepaling opgenomen in Richtlijn (EU) 2018/2001. De eerste zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2577 bezit, in het licht van de huidige acute en nog steeds onstabiele toestand van de energiemarkt waar de Unie mee wordt geconfronteerd, het potentieel om hernieuwbare-energieprojecten verder te versnellen, aangezien de lidstaten hierdoor worden verplicht om die hernieuwbare-energieprojecten te bevorderen door er in het kader van hun plannings- en vergunningsprocedures prioriteit aan te geven bij de behandeling van verschillende conflicterende belangen die verder gaan dan milieukwesties. Het verslag van de Commissie heeft de waarde aangetoond van de eerste zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2577, waarin het relatieve belang van de inzet van hernieuwbare energie in de huidige moeilijke energiecontext wordt erkend, naast de specifieke doelstellingen van de afwijkingen waarin de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577 bedoelde richtlijnen voorzien. Gezien de bijzonder ernstige situatie op het gebied van energievoorziening waar de Unie op dit moment mee wordt geconfronteerd, is het wenselijk de toepassing van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2577 te verlengen om op passende wijze de cruciale rol te erkennen die installaties voor hernieuwbare energie spelen bij het tegengaan van klimaatverandering en milieuvervuiling, het verlagen van de energieprijzen, het verminderen van de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen en het waarborgen van de voorzieningszekerheid van de Unie bij de afweging van de juridische belangen door vergunningverlenende autoriteiten of nationale rechtbanken. Tegelijkertijd is het ook wenselijk de milieuwaarborg te behouden, zodat voor projecten die zijn erkend als projecten van hoger openbaar belang wordt voorzien in passende instandhoudingsmaatregelen voor soorten en in toereikende financiering van die maatregelen.

(15)

Zoals blijkt uit het verslag van de Commissie, zijn er uitdagingen bij de toepassing van een andere voorwaarde voor de toepassing van specifieke afwijkingen waarin de milieuwetgeving van de Unie voorziet, namelijk de eis inzake het ontbreken van andere alternatieve oplossingen. Dergelijke uitdagingen beperken het praktische nut van het weerlegbaar vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten, de aansluiting ervan op het net, het bijbehorende net en opslagactiva van hoger openbaar belang zijn, omdat het een behoorlijke opgave is om te bewijzen dat een project elders niet zou kunnen worden uitgevoerd, indien het grondgebied van een heel land in aanmerking moet worden genomen, en des te meer als andere technologieën voor hernieuwbare energie in aanmerking moeten worden genomen. Om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen, de aansluiting ervan op het net en de bouw van de nodige netinfrastructuur om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren te versnellen, een kerndoelstelling die wordt onderkend in de mededeling van Commissie van 28 november 2023 getiteld: “Netwerken: ontbrekende schakels — EU-actieplan voor netwerken”, moet in het kader van deze verordening derhalve worden bepaald hoe aan de voorwaarden voor de toepassing van specifieke afwijkingen waarin de milieuwetgeving van de Unie voorziet, kan worden voldaan met betrekking tot het toepassingsgebied van de relevante alternatieve voorwaarden die in overweging moeten worden genomen. Meer in het bijzonder moet voor de toepassing van de relevante milieuwetgeving van de Unie, bij de noodzakelijke beoordelingen per geval van de vraag of er bevredigende alternatieve oplossingen zijn voor het specifieke hernieuwbare-energieproject of voor het netinfrastructuurproject dat nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, worden bepaald dat de beoordeling van alternatieven ook oplossingen kan bestrijken die waarborgen dat daarmee dezelfde doelstellingen worden bereikt als het desbetreffende project binnen hetzelfde of een vergelijkbaar tijdsbestek en zonder dat dit leidt tot aanzienlijk hogere kosten. Bij het vergelijken van het tijdsbestek en de kosten van geschikte alternatieve oplossingen moeten de lidstaten rekening houden met de noodzaak om hernieuwbare energie en de netinfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren versneld en kosteneffectief uit te rollen overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgesteld in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan die zijn ingediend krachtens Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de verwachte snelheid waarmee die prioriteiten kunnen worden verwezenlijkt. In het licht van de huidige situatie op de energiemarkten is een dergelijke tijdelijke bepaling gerechtvaardigd om de uitrol van installaties voor hernieuwbare energie en de bijbehorende netinfrastructuur te vergemakkelijken, met erkenning van hun rol in het bestrijden van klimaatverandering en verontreiniging, het verlagen van de energieprijzen, het verminderen van de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen en het waarborgen van de voorzieningszekerheid van de Unie.

(16)

Bij de toepassing van de desbetreffende afwijking waarin Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (5) voorziet, worden de lidstaten geconfronteerd met extra uitdagingen met betrekking tot de verplichting om compenserende maatregelen te nemen inzake de installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen of de daarmee verband houdende netinfrastructuur die noodzakelijk is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren. Door dergelijke extra uitdagingen kunnen aanzienlijke vertragingen ontstaan. Om dergelijke projecten te versnellen en tegelijkertijd een hoog niveau van milieubescherming te handhaven, is het derhalve passend om voor de toepassing van deze verordening te specificeren dat de compenserende maatregelen onder strikte voorwaarden parallel met de uitvoering van het project mogen worden uitgevoerd. De volgende voorwaarden, namelijk dat de ecologische processen die essentieel zijn voor het behoud van de structuur en de functies van het gebied niet onomkeerbaar zijn aangetast voordat de compenserende maatregelen worden genomen en dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk niet in gevaar wordt gebracht, zorgen ervoor dat de milieu-integriteit van het gebied in stand wordt gehouden en dat het beschermingsniveau van de Natura 2000-gebieden hoog blijft. In het licht van de huidige situatie op de energiemarkten is een dergelijke tijdelijke bepaling gerechtvaardigd om de uitrol van installaties voor hernieuwbare energie en de bijbehorende netinfrastructuur te faciliteren.

(17)

Een andere bepaling die het tempo waarin hernieuwbare energiebronnen worden ingezet aanzienlijk kan versnellen, is artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577. In dat artikel wordt een maximumtermijn van zes maanden vastgesteld voor de repowering van bestaande installaties voor hernieuwbare energie. De repowering van bestaande installaties voor hernieuwbare energie biedt het significant potentieel om de opwekking van hernieuwbare energie snel te verhogen, waardoor het gasverbruik kan worden verminderd. Hierdoor kan het gebruik van locaties met een significant potentieel voor hernieuwbare energie worden voortgezet, wat de noodzaak om nieuwe locaties aan te wijzen voor hernieuwbare-energieprojecten vermindert. De repowering van een windenergiecentrale met efficiëntere turbines maakt het meestal mogelijk om de bestaande capaciteit te behouden of te verhogen, maar met minder, grotere en efficiëntere turbines. Repowering heeft meer voordelen, zoals de bestaande netaansluiting, een waarschijnlijk grotere mate van maatschappelijke aanvaarding en kennis van milieueffecten.

(18)

In haar evaluatie op grond van Verordening (EU) 2022/2577 kwam de Commissie tot de conclusie dat er ruimte was voor verdere stroomlijning van het vergunningverleningsproces die van toepassing is op de repowering van hernieuwbare-energieprojecten, met name in de lidstaten met een groter potentieel voor repowering. Richtlijn (EU) 2023/2413 introduceert in dit verband verschillende bepalingen in Richtlijn (EU) 2018/2001, waaronder maximumtermijnen met betrekking tot vergunningverlening. Met artikel 16 ter van Richtlijn (EU) 2018/2001 wordt een maximumtermijn van één jaar ingevoerd voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten buiten de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, en met artikel 16 bis van die richtlijn wordt een termijn van zes maanden ingevoerd voor hernieuwbare-energieprojecten binnen de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie. Aangezien de uitvoeringstermijn voor de aanwijzing van gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie 27 maanden vanaf de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2018/2001 is (wat betekent dat gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie uiterlijk op 20 februari 2026 moeten zijn aangewezen), is het wenselijk de toepassing van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577 te verlengen, zelfs als de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie eerder zouden kunnen worden aangewezen. Dergelijke verlenging omvat een gerichte wijziging met betrekking tot het toepassingsgebied van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2022/2577 om de toepassing ervan te beperken tot de op grond van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 aangewezen gebieden. De verlenging van de toepassing van artikel 5, lid 1, van die verordening, samen met de toepassing van artikel 6 daarvan, zou ervoor zorgen dat een ambitieuze termijn voor vergunningverlening onmiddellijk van toepassing wordt voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten in de specifieke gebieden die door de lidstaten in het kader van Verordening (EU) 2022/2577 vrijwillig worden aangewezen, terwijl de in Richtlijn (EU) 2018/2001 vastgestelde maximumtermijn voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten van toepassing zouden zijn voor de rest van het grondgebied. Bovendien is dit in overeenstemming met het onderscheid dat door Richtlijn (EU) 2023/2413 wordt gemaakt tussen gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie en gebieden die deze status niet hebben.

(19)

Op grond van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 kunnen de lidstaten, onder bepaalde voorwaarden om de bescherming van het milieu te waarborgen, vrijstellingen van bepaalde in de milieuwetgeving van de Unie vastgestelde milieubeoordelingsverplichtingen invoeren voor hernieuwbare-energieprojecten en voor energieopslag- en elektriciteitsnetprojecten die nodig zijn voor de integratie van hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem. De toepassing van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 is voor de lidstaten facultatief. Dat artikel biedt hun een doeltreffend instrument om de inzet van hernieuwbare energie en daarmee verband houdende infrastructuurprojecten te versnellen door te zorgen voor een zorgvuldig evenwicht tussen enerzijds de noodzaak om hernieuwbare energiebronnen veel sneller in te zetten en anderzijds de noodzaak om te zorgen voor de bescherming van ecologisch kwetsbare gebieden. Zoals in het verslag van de Commissie wordt uitgelegd, heeft artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 geleid tot tastbare positieve resultaten, zowel wat betreft het aantal succesvolle hernieuwbare-energieprojecten en elektriciteitsnetprojecten die worden uitgevoerd, als wat betreft het versnellingspotentieel en de verkorting van de duur van het vergunningverleningsproces in de lidstaten die hiervan hebben gebruikgemaakt. Uit de bevindingen van het verslag van de Commissie, dat gebaseerd is op schattingen van lidstaten en belanghebbenden, blijkt dat een dergelijke versnelling kan variëren van enkele maanden tot zelfs drie jaar voor offshore-projecten.

(20)

Uit het bewijsmateriaal dat in het verslag van de Commissie is bijeengebracht blijkt dat het, in het licht van de bijzonder gespannen context in van het aanbod op de energiemarkten, noodzakelijk is de toepassing van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 te verlengen om een onmiddellijke sterke versnelling van hernieuwbareenergieprojecten te waarborgen. Dat artikel kan en moet gedurende een beperkte periode bestaan naast de bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 betreffende de aanwijzing van gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie en gebieden voor net- en opslaginfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren en vormt geenszins een beletsel om dergelijke gebieden aan te wijzen.

(21)

Richtlijn (EU) 2018/2001 legt de lidstaten de verplichting op om binnen een termijn van 27 maanden na de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2023/2413 gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie aan te wijzen voor een of meer technologieën voor hernieuwbare energie. Zelfs als lidstaten gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie zouden kunnen aanwijzen vanaf het moment dat Richtlijn (EU) 2023/2413 in werking is getreden, zonder de omzettingstermijn af te wachten, vergt dergelijke aanwijzing tijd, die naar verwachting langer zal zijn dan de tijd die nodig is om de specifieke hernieuwbare of netwerkgebieden als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 aan te wijzen. De reden hiervoor is dat dat artikel niet vereist dat er van tevoren, als onderdeel van het plan passende regels voor die gebieden worden vastgesteld voor het aanwijzen van gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie, met betrekking tot effectieve beperkende maatregelen die moeten worden getroffen voor de bouw van installaties voor hernieuwbare energie en de energieopslag in deze gebieden, en dat er geen specifieke procedures worden ingevoerd die in deze gebieden moeten worden gevolgd. Om de bouw van hernieuwbare-energieprojecten tijdelijk nog meer te vergemakkelijken, moet de toepassing van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 derhalve worden verlengd, zodat de lidstaten op een gestroomlijnde manier specifieke gebieden kunnen aanwijzen, onverminderd de mogelijkheid om tegelijkertijd gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie aan te wijzen op grond van Richtlijn (EU) 2018/2001, om ervoor te zorgen dat dergelijke gebieden binnen de in die richtlijn vastgestelde termijn worden ingesteld.

(22)

Richtlijn (EU) 2018/2001 bevat een bepaling die de lidstaten de mogelijkheid biedt om onder bepaalde voorwaarden gebieden aan te wijzen voor netwerk- en opslaginfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren. Gezien het facultatieve karakter van artikel 6 van Verordening (EU) 2022/2577 en van artikel 15 sexies van Richtlijn (EU) 2018/2001, bestaat er geen juridisch risico van tegenstrijdigheid, aangezien de lidstaten kunnen beslissen welke bepaling zij toepassen of zelfs beide bepalingen kunnen toepassen tijdens de periode waarin die verordening van toepassing is, teneinde verschillende netgebieden tegelijk aan te wijzen, volgens de verschillende voorwaarden die in die rechtshandelingen zijn vastgesteld.

(23)

De bepalingen van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) (“het Verdrag van Aarhus”) met betrekking tot toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden en in het bijzonder de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter blijven van toepassing.

(24)

Het beginsel van energiesolidariteit is een algemeen beginsel van het Unierecht en geldt voor alle lidstaten. Via de toepassing van het beginsel van energiesolidariteit kunnen de voorgestelde maatregelen de voordelen van een snellere uitvoering van hernieuwbare-energieprojecten grensoverschrijdend verdelen. De maatregelen zijn van toepassing op hernieuwbare-energie-installaties in de lidstaten en bestrijken een breed scala aan projecten. Gezien de mate van integratie van de energiemarkten in de Unie zou een toename van het gebruik van hernieuwbare energie in een lidstaat ook gunstig moeten zijn voor de voorzieningszekerheid en de prijzen in andere lidstaten. Hierdoor zou hernieuwbare elektriciteit grensoverschrijdend moeten stromen naar de plaats met de grootste behoefte en zou goedkoop opgewekte hernieuwbare elektriciteit moeten worden uitgevoerd naar lidstaten waar elektriciteitsproductie duurder is. Daarnaast heeft de nieuw geïnstalleerde capaciteit voor hernieuwbare energie in de lidstaten gevolgen voor de algehele vermindering van de gasvraag in de Unie.

(25)

Krachtens artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan de Raad, onverminderd andere procedures waarin de Verdragen voorzien, op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen. In het licht van dergelijke overwegingen is er sprake van de in artikel 122, lid 1, VWEU beschreven situatie gezien de urgente en toch onstabiele energiesituatie en de dringende noodzaak om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen onmiddellijk te versnellen als instrument om de nog steeds bestaande risico’s voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie en de volatiliteit van de energieprijzen te beperken. Bovendien moet rekening worden gehouden met het naderende einde van het mandaat van het Europees Parlement, de tijd die nodig is om wetgeving vast te stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en de behoefte van lidstaten en investeerders aan voorspelbaarheid en rechtszekerheid ten aanzien van het rechtskader. Een verlenging van de toepassing van sommige bepalingen van Verordening (EU) 2022/2577 met één jaar en de toevoeging van een nieuwe bepaling is noodzakelijk om de huidige situatie het hoofd te bieden en daarom is het gerechtvaardigd om artikel 122, lid 1, VWEU als rechtsgrondslag voor deze verordening te nemen.

(26)

Er moet dringend actie worden ondernomen, aangezien Verordening (EU) 2022/2577 vanaf 30 juni 2024 niet meer van toepassing is en investeerders en autoriteiten zo snel mogelijk duidelijkheid moeten hebben over het rechtskader dat daarna van toepassing is om hun investeringsbeslissingen veilig te stellen en hun projecten dienovereenkomstig te plannen. Het is daarom aangewezen een rechtshandeling vast te stellen om de toepassing van die verordening enkele maanden voor het einde van de toepassing ervan te verlengen. Wegens de invoering van een nieuwe bepaling dient deze verordening bovendien met spoed in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(27)

De toepassing van de desbetreffende bepalingen moet tijdelijk worden verlengd en moet, samen met de nieuwe bepaling, tot en met 30 juni 2025 van kracht blijven.

(28)

Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(29)

Verordening (EU) 2022/2577 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2022/2577

Verordening (EU) 2022/2577 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Deze verordening is van toepassing op alle vergunningverleningsprocessen met een aanvangsdatum binnen de periode van toepassing ervan en laat de nationale bepalingen tot vaststelling van kortere termijnen dan die van artikel 5, lid 1, onverlet.”.

2)

In artikel 3 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De lidstaten zorgen ervoor dat bij het plannings- en vergunningverleningsprocess voor projecten die van hoger openbaar belang worden geacht voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de daarmee verband houdende ontwikkeling van netwerkinfrastructuur wanneer in individuele gevallen rechtmatige belangen worden afgewogen.

Ter zake van beschermde soorten geldt de eerste alinea alleen indien en voor zover passende instandhoudingsmaatregelen voor soorten worden getroffen die bijdragen tot het behouden of herstellen van de populaties in een gunstige staat van instandhouding, en voor dat doel voldoende financiële middelen en gebieden ter beschikking worden gesteld.”

.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 3 bis

Ontbreken van alternatieve of bevredigende oplossingen

1.   Bij de beoordeling of er geen bevredigende alternatieve oplossingen zijn voor een project voor een installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de aansluiting daarvan op het net voor de toepassing van artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG, mag deze voorwaarde als vervuld worden beschouwd als er geen bevredigende alternatieve oplossingen zijn waarmee hetzelfde doel van het desbetreffende project kan worden bereikt, met name wat betreft de ontwikkeling van dezelfde capaciteit voor hernieuwbare energie met behulp van dezelfde energietechnologie binnen hetzelfde of een vergelijkbaar tijdsbestek, en zonder dat dit leidt tot aanzienlijk hogere kosten.

2.   Bij de beoordeling of er geen bevredigende alternatieve oplossingen zijn voor een netinfrastructuurproject dat noodzakelijk is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren voor de toepassing van artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG, mag deze voorwaarde als vervuld worden beschouwd als er geen bevredigende alternatieve oplossingen zijn waarmee hetzelfde doel van het desbetreffende project kan worden bereikt binnen hetzelfde of een vergelijkbaar tijdsbestek, en zonder dat dit leidt tot aanzienlijk hogere kosten.

3.   Bij de uitvoering van compenserende maatregelen voor een project voor een installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de daarmee verband houdende netinfrastructuur die noodzakelijk is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, voor de toepassing van artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG, kunnen de lidstaten toestaan dat dergelijke compenserende maatregelen parallel met de uitvoering van het project worden uitgevoerd, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat een specifiek project onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de ecologische processen die essentieel zijn voor het behoud van de structuur en de functies van het gebied en de algehele samenhang van het Natura 2000- netwerk in gevaar zou brengen voordat compenserende maatregelen worden genomen. De lidstaten kunnen toestaan dat deze compenserende maatregelen in de loop der tijd worden aangepast, afhankelijk van de vraag of de aanzienlijke negatieve effecten zich naar verwachting op korte, middellange of lange termijn zullen voordoen.”.

4)

In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Het vergunningverleningsproces voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten in een specifiek hernieuwbaar of netwerkgebied als bedoeld in artikel 6, met inbegrip van de vergunningen met betrekking tot de upgrade van de activa die nodig zijn voor de aansluiting van de projecten op het net als de repowering tot een grotere capaciteit leidt, duurt maximaal zes maanden, inclusief milieueffectbeoordelingen, indien vereist krachtens toepasselijke wetgeving.”

.

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Termijnen voor het vergunningverleningsproces voor de repowering van installaties voor hernieuwbare energie in de in artikel 6 bedoelde specifieke hernieuwbare of netwerkgebieden

Bij de toepassing van de in artikel 5, lid 1, bedoelde termijnen wordt de volgende tijd niet meegerekend in deze termijnen, tenzij deze samenvalt met andere administratieve stadia van het vergunningverleningsproces:

a)

de tijd voor de bouw, de aanleg of de repowering van de installaties, de netaansluitingen daarvan en, met het oog op stabiliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van het net, de desbetreffende noodzakelijke netinfrastructuur, en

b)

de tijd besteed aan de nodige administratieve stadia voor aanzienlijke verbeteringen van het net die vereist zijn om de stabiliteit, de betrouwbaarheid en de veiligheid van het net te waarborgen.”.

6)

Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Artikel 1, artikel 2, punt 1), artikel 3, lid 2, artikel 3 bis, artikel 5, lid 1, artikel 6 en artikel 8 blijven evenwel van toepassing tot en met 30 juni 2025.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 juli 2024.

Artikel 1, punt 3), is evenwel van toepassing met ingang van de inwerkingtreding ervan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. NAVARRO RÍOS


(1)  Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 36).

(2)  Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad (PB L, 2023/2413, 31.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/2413/oj).

(3)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(4)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(5)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/223/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)