European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2801

19.12.2023

BESLUIT (EU) 2023/2801 VAN DE RAAD

van 11 december 2023

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, en tot intrekking van Besluit (EU) 2019/863

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 3179/78 van de Raad (1) heeft de Unie het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (het “NAFO-verdrag”) gesloten, waarbij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (“NAFO”) is opgericht. Bij Besluit 2010/717/EU van de Raad (2) heeft de Unie de vierde wijziging van het NAFO-verdrag goedgekeurd, waarbij de commissie van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (“NAFO-commissie”) is opgericht.

(2)

De NAFO-commissie stelt maatregelen vast om de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het NAFO-verdragsgebied (“het gereglementeerde gebied”) te waarborgen en om de mariene ecosystemen waarin deze bestanden worden aangetroffen, te beschermen. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(3)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt op lange termijn duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch, sociaal en werkgelegenheidsgebied, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. In die verordening is eveneens bepaald dat de Unie de voorzorgsbenadering moet toepassen bij het visserijbeheer en ernaar moet streven dat levende mariene biologische rijkdommen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is bepaald dat de Unie beheers- en instandhoudingsmaatregelen moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en visserijmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Voorts is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie die doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(4)

In overeenstemming met de mededelingen van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen”, “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” en “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” is het van essentieel belang om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen mag niet in gevaar komen door klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit.

(5)

In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie” wordt verwezen naar specifieke maatregelen om verontreiniging door kunststoffen en mariene verontreiniging te verminderen en het verlies of het achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan. Voorts is de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “Route naar een gezonde planeet voor iedereen — EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul” erop gericht de hoeveelheid zwerfplastic in zee met 50 % te verminderen en de hoeveelheid microplastics die in het milieu terechtkomt met 30 %.

(6)

De gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “De koers bepalen voor een duurzame blauwe planeet” benadrukt het belang van de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit in het kader van het externe optreden van de Unie. De Unie is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de Unie de duurzaamheid van visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.

(7)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de NAFO-commissie voor de periode 2024-2028, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO bindend kunnen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, met name Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 (4) en (EG) nr. 1224/2009 (5) van de Raad en Verordeningen (EU) 2017/2403 (6) en (EU) 2019/833 (7) van het Europees Parlement en de Raad.

(8)

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de NAFO-commissie, is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2019/863 van de Raad (8). Het is passend dat besluit in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit voor de periode 2024-2028.

(9)

In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het gereglementeerde gebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die voor of tijdens de vergaderingen van de NAFO-commissie wordt gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2024-2028 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de commissie van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), is opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de NAFO-commissie moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Het in bijlage I uiteengezette standpunt van de Unie wordt uiterlijk vóór de jaarlijkse vergadering van de NAFO-commissie in 2029 door de Raad getoetst en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.

Artikel 4

Besluit (EU) 2019/863 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 11 december 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

L. PLANAS PUCHADES


(1)  Verordening (EEG) nr. 3179/78 van de Raad van 28 december 1978 betreffende de sluiting door de Europese Economische Gemeenschap van de Overeenkomst inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 378 van 30.12.1978, blz. 1).

(2)  Besluit 2010/717/EU van de Raad van 8 november 2010 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van wijzigingen in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (PB L 321 van 7.12.2010, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

(7)  Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 1).

(8)  Besluit (EU) 2019/863 van de Raad van 14 mei 2019 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), en tot intrekking van het besluit van 26 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de NAFO (PB L 140 van 28.5.2019, blz. 49).


BIJLAGE I

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO)

1.   BEGINSELEN

In het kader van de NAFO moet de Unie:

a)

erop toezien dat de in de NAFO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met het VN-Verdrag van 1982 inzake het recht van de zee, de VN-Overeenkomst van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, en de Overeenkomst van de FAO van 2009 inzake havenstaatmaatregelen;

b)

de doelstellingen bevorderen van de overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake de instandhouding en het duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht, en van de 15e Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, met name wat betreft het opvoeren van de bescherming van de mariene biodiversiteit en de bescherming van 30 % van de wereldwijde oceaan door middel van beschermde mariene gebieden;

c)

bijdragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal, in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 23 oktober 2020 over biodiversiteit — dringend actie nodig, de conclusies van de Raad van 10 juni 2021 over een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, met name wat betreft natuurbescherming, en de conclusies van de Raad van 19 oktober 2020 over de “van boer tot bord”-strategie, en bijdragen aan een sterker Europa in de wereld;

d)

handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die de Unie in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de uitvoering van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en teruggooi geleidelijk uit te bannen, om de impact van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, rekening houdend met de belangen van de consumenten;

e)

zich voegen naar de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

f)

zich voegen naar de conclusies van de Raad van 13 december 2022 over internationale oceaangovernance voor veilige, beveiligde, schone, gezonde en duurzaam beheerde oceanen en zeeën, wat betreft de instandhouding van de mariene biodiversiteit;

g)

werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van NAFO-maatregelen en erop toezien dat de in de NAFO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het NAFO-verdrag;

h)

aansturen op standpunten die in overeenstemming zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s);

i)

streven naar consistentie en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name inzake buitenlandse betrekkingen, werkgelegenheid, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;

j)

ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het gereglementeerde gebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van deze beginselen en normen;

k)

ijveren voor coördinatie tussen de NAFO, bestaande ROVB’s en regionale zeeverdragen en voor samenwerking met mondiale organisaties, naargelang het geval, binnen hun mandaten, waar passend;

l)

samenwerkingsmechanismen tussen niet-tonijn-ROVB’s stimuleren, vergelijkbaar met het zogenaamde Kobe-proces voor tonijn-ROVB’s.

2.   RICHTSNOEREN

De Unie spant zich, waar passend, in om de vaststelling door de NAFO van de volgende acties te ondersteunen:

a)

maatregelen ter bevordering van de instandhouding en het herstel van de biodiversiteit en ter bevordering van de duurzaamheid van bestanden, en de integratie van overwegingen inzake klimaatverandering in het besluitvormingsproces;

b)

instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visbestanden in het gereglementeerde gebied die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies en de voorzorgsbenadering, met inbegrip van totale toegestane vangsten en quota of regulering van de visserijinspanning bij de vangst van levende mariene biologische rijkdommen die door de NAFO worden gereguleerd, waarmee de maximale duurzame opbrengst wordt bereikt. Zo nodig worden specifieke maatregelen overwogen voor bestanden die te lijden hebben onder overbevissing, om de visserijinspanning in overeenstemming te houden met de beschikbare vangstmogelijkheden;

c)

maatregelen ter bevordering van gegevensverzameling, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderbouwde beheersbeslissingen, de versterking van het nalevingscomité, een cultuur van naleving en periodieke onafhankelijke prestatiebeoordelingen;

d)

maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, met inbegrip van het opstellen van IOO-vaartuigenlijsten en het vergelijken van deze lijsten met die van andere ROVB’s, en maatregelen ter bevordering van de traceerbaarheid van vis en visserijproducten op basis van de vrijwillige richtsnoeren voor vangstdocumentatieregelingen;

e)

monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied met het oog op een efficiënte controle en naleving van de in de NAFO vastgestelde maatregelen, met inbegrip van de versterking van de controle op overladingsverrichtingen op basis van de vrijwillige richtsnoeren van de FAO inzake overlading;

f)

maatregelen om de negatieve impact van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te verminderen, met inbegrip van beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het gereglementeerde gebied in overeenstemming met het NAFO-verdrag, rekening houdend met de internationale richtsnoeren van de FAO voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, evenals maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken, en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;

g)

maatregelen ter vermindering van de verontreiniging van de zee, ter voorkoming van het lozen van kunststoffen op zee en ter vermindering van de impact van in zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van maatregelen om de impact van in de oceaan achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig te verminderen en de identificatie en inzameling van dat vistuig te vergemakkelijken op basis van de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor de markering van vistuig;

h)

maatregelen waarbij visserij die louter gericht is op het verkrijgen van haaienvinnen wordt verboden en op grond waarvan bij de aanlanding van haaien al hun vinnen nog op natuurlijke wijze aan het lichaam moeten vastzitten;

i)

aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie;

j)

waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB’s, in het bijzonder met ROVB’s die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied;

k)

de ontwikkeling van benaderingen om de gevolgen te bestrijden van andere dan visserijactiviteiten voor de mariene biologische rijkdommen in het gereglementeerde gebied;

l)

aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de hulporganen en werkgroepen van de NAFO;

m)

maatregelen die stroken met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch, sociaal en werkgelegenheidsgebied, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.


BIJLAGE II

Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen in de vergaderingen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan

Vóór elke vergadering van de NAFO-commissie worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante gegevens, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en richtsnoeren.

Daartoe zendt de Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de NAFO-commissie, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties, met het oog op bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het namens de Unie tot uitdrukking te brengen standpunt.

Indien tijdens een vergadering van de NAFO-commissie, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de zaak aan de Raad of zijn voorbereidende instanties voorgelegd, zodat in het standpunt van de Unie rekening kan worden gehouden met nieuwe elementen.


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2801/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)