ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1426 VAN DE COMMISSIE
van 3 juli 2023
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Sebadas/Seadas/Sabadas/Seattas/Savadas/Sevadas di Sardegna” (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming “Sebadas/Seadas/Sabadas/Seattas/Savadas/Sevadas di Sardegna” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen met redenen omklede bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Sebadas/Seadas/Sabadas/Seattas/Savadas/Sevadas di Sardegna” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Sebadas/Seadas/Sabadas/Seattas/Savadas/Sevadas di Sardegna” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 2.3 (Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren) en categorie 2.5 (Deegwaren) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 juli 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 103 van 20.3.2023, blz. 17.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1427 VAN DE COMMISSIE
van 4 juli 2023
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juli 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Gerassimos THOMAS
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Gewalste platte platen van niet-gelegeerd staal, met een breedte tussen 1 060 en 1 250 mm, op spoelen. De platen zijn aan beide zijden bekleed met verschillende lagen. De laag die contact maakt met het staal, bestaat uit aluminiumzink (de platen worden thermisch verzinkt en aan beide zijden is de dikte van de Al-Zn-laag ongeveer 4 μm). Deze laag geeft het staal een betere bescherming tegen atmosferische corrosie. Daarna worden de platen voorgeverfd. Aan één zijde zijn een grondlaag van polymeerverf (met een dikte van ongeveer 5 μm) en een toplaag van polymeerverf (met een dikte van ongeveer 16 μm) aangebracht. De andere zijde heeft een buitenlaag van epoxyverf van polymeer (met een dikte van ongeveer 5 μm). De platen worden gebruikt in de bouwnijverheid. |
7210 70 80 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 op afdeling XV, aantekening 1 k) op hoofdstuk 72 en de tekst van de GN-codes 7210 , 7210 70 en 7210 70 80 . Gezien hun objectieve kenmerken en eigenschappen voldoen de goederen aan de voorwaarden van post 7210 , die betrekking heeft op gewalste platte producten die geplateerd of bekleed zijn. Voor de toepassing van de onderverdelingen van post 7210 moeten producten die met meer dan één soort laag zijn geplateerd of bekleed, worden ingedeeld volgens het laatst toegepaste procedé (zie de GS-toelichtingen op post 7210 , toelichtingen op de onderverdeling). De platen moeten daarom worden ingedeeld onder GN-code 7210 70 80 als gewalste platte producten van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, geverfd, gevernist of bekleed met kunststof. |
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/6 |
VERORDENING (EU) 2023/1428 VAN DE COMMISSIE
van 7 juli 2023
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wat betreft mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (2) zijn de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmiddelenadditieven vastgesteld. |
(2) |
De specificaties van levensmiddelenadditieven kunnen worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3), hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij op aanvraag van een lidstaat of een belanghebbende partij. |
(3) |
Mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) is een stof die krachtens de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is toegelaten voor gebruik in allerlei levensmiddelen. |
(4) |
Op 26 september 2017 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de herbeoordeling van mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) als levensmiddelenadditieven (4), waarin werd geconcludeerd dat er geen behoefte was aan een in cijfers uitgedrukte aanvaardbare dagelijkse inname en dat het levensmiddelenadditief bij gebruik in levensmiddelen voor de algemene bevolking geen veiligheidsrisico inhield. De EFSA was van oordeel dat voor het gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen jonger dan 16 weken een specifieke risicobeoordeling nodig was. De EFSA heeft een aantal wijzigingen van de specificaties voor levensmiddelenadditief E 471 in Verordening (EU) nr. 231/2012 aanbevolen. |
(5) |
Na de bekendmaking van dat wetenschappelijk advies heeft de Commissie, in het kader van de herbeoordeling van de veiligheid van levensmiddelenadditieven die zijn toegestaan in levensmiddelencategorie 13.1 (levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, de EFSA verzocht de in de aanbevelingen van dat wetenschappelijk advies vermelde lacunes in de gegevens te verhelpen. |
(6) |
Op 29 november 2018 heeft de EFSA een openbare oproep gedaan tot het indienen van technische en toxicologische gegevens over levensmiddelenadditief E 471. Hierdoor konden de belanghebbenden de gevraagde informatie verstrekken om de risicobeoordeling van E 471 als levensmiddelenadditief voor alle bevolkingsgroepen te voltooien en de veiligheid van het gebruik ervan in levensmiddelen voor zuigelingen jonger dan 16 weken te beoordelen. |
(7) |
In 2020 was er een RASFF-kennisgeving met betrekking tot de bevindingen van hoge gehalten aan genotoxische en kankerverwekkende vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) in het levensmiddelenadditief E 471 dat wordt gebruikt voor de productie van een broodsmeersel. Op basis van die kennisgeving en in afwachting van de aanbevelingen van de EFSA voor de vaststelling van maximumgehalten voor vetzuuresters van glycidyl in het levensmiddelenadditief, zijn follow-upmaatregelen genomen op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5). In de handelsmonsters van het levensmiddelenadditief die door de bedrijfstak werden geanalyseerd naar aanleiding van de oproep tot het indienen van gegevens in die periode, werden een breed concentratiebereik en hoge gehalten aan esters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) aangetroffen. |
(8) |
Aangezien het levensmiddelenadditief E 471 in quantum satis-hoeveelheid is toegelaten in levensmiddelencategorieën waarvoor de vaststelling van maximumgehalten voor de aanwezigheid van vetzuuresters van glycidyl is gepland of reeds van kracht is, moeten maximumgehalten voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) in levensmiddelenadditief E 471 worden vastgesteld om het in de handel brengen van onveilige levensmiddelen te voorkomen. |
(9) |
In haar wetenschappelijk advies van 30 september 2021 (6) heeft de EFSA geconcludeerd dat er geen reden is voor een veiligheidsrisico wanneer het levensmiddelenadditief E 471 wordt gebruikt in de levensmiddelencategorieën 13.1.1 (volledige zuigelingenvoeding) en 13.1.5.1 (dieetvoeding voor zuigelingen voor medisch gebruik en speciale zuigelingenvoeding) van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 en overeenkomstig bijlage III bij die verordening. De EFSA heeft aanbevolen de huidige specificaties voor mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) aan te passen, met name door de maximumgehalten voor toxische elementen te verlagen en door maximumwaarden voor onzuiverheden en veiligheidsgerelateerde bestanddelen op te nemen. |
(10) |
In het licht van de aanbeveling van de EFSA en de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2023/915 van de Commissie (7), moeten de specificaties voor mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) worden gewijzigd. De definitie van het levensmiddelenadditief moet worden gewijzigd om het gebruik van glycerol voor de productie van het levensmiddelenadditief te beperken tot glycerol dat voldoet aan de specificaties van levensmiddelenadditief E 422. Bij de huidige vermelding “gehalte” voor mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) moet een maximumgehalte aan erucazuur worden vastgesteld. De huidige maximumgehalten voor arseen, lood, kwik en cadmium moeten worden verlaagd en de maximumgehalten voor de som van 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en vetzuuresters van MCPD (uitgedrukt als 3-MCPD) en vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) moeten worden vastgesteld in overeenstemming met het advies van de EFSA. Om een hoge blootstelling aan die onzuiverheden en zorgwekkende bestanddelen als gevolg van de consumptie door kwetsbare consumenten van levensmiddelen die levensmiddelenadditief E 471 bevatten, uit te sluiten, moeten strengere maximumgehalten voor erucazuur en de som van 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en 3-MCPD-vetzuuresters (uitgedrukt als 3-MCPD) voor levensmiddelen voor zuigelingen en peuters worden vastgesteld (8). Bij deze maximumwaarden wordt rekening gehouden met het niveau dat momenteel redelijkerwijs haalbaar is door de toepassing van goede productiepraktijken. |
(11) |
Aangezien nieuwe productietechnieken worden toegepast die resulteren in de productie van mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) met lagere gehalten aan vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol), moet de fabrikanten van dit levensmiddelenadditief een overgangsperiode worden geboden om aan de eis van een maximumgehalte van 5 mg/kg voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) in het levensmiddelenadditief E 471 te voldoen. Aangezien vetzuuresters van glycidyl echter genotoxisch en kankerverwekkend kunnen zijn, moet een tussentijds maximumgehalte van 10 mg/kg voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, behalve voor toepassingen in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters. |
(12) |
Aangezien de EFSA geen onmiddellijke gezondheidsprobleem heeft vastgesteld in verband met de aanwezigheid van toxische elementen, erucazuur, de som van 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en 3-MCPD-vetzuuresters en vetzuuresters van glycidyl, moet gedurende een overgangsperiode het gebruik van het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren E 471, dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig in de handel is gebracht, worden toegestaan, en moet worden toegestaan dat levensmiddelen die dat additief bevatten, gedurende de overgangsperiode verder in de handel worden gebracht en tot hun “minimale houdbaarheidsdatum” of “uiterste consumptiedatum” in de handel blijven. Gezien de kwetsbaarheid van zuigelingen en peuters mag het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) dat niet voldoet aan het in deze verordening vastgestelde maximumgehalte voor vetzuuresters van glycidyl voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, na de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet aan dergelijke levensmiddelen worden toegevoegd en mag het in de handel brengen van die levensmiddelen alleen worden toegestaan indien zij reeds vóór die datum rechtmatig in de handel werden gebracht. |
(13) |
Om dezelfde redenen, en gezien het verlaagde gehalte aan vetzuuresters van glycidyl, moet worden toegestaan dat het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) dat voldoet aan het verlaagde tussentijdse maximumgehalte voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) wordt gebruikt totdat de voorraden zijn uitgeput, en dat levensmiddelen die dit additief bevatten, in de handel worden gebracht en in de handel blijven tot aan de minimale houdbaarheidsdatum of de “uiterste consumptiedatum”. |
(14) |
Verordening (EU) nr. 231/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) dat vóór 30 juli 2023 rechtmatig in de handel is gebracht en dat niet voldoet aan de maximumgehalten voor arseen, lood, kwik, cadmium, 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en 3-MCPD-vetzuuresters (uitgedrukt als 3-MCPD), of erucazuur die van toepassing zijn vanaf 30 juli 2023, mag worden toegevoegd aan levensmiddelen overeenkomstig de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 en Verordening (EU) 2023/915 tot en met 30 januari 2024.
Het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) dat vóór 30 juli 2023 rechtmatig in de handel is gebracht en dat niet voldoet aan de maximumgehalten voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) die vanaf 30 juli 2023 van toepassing zijn, mogen overeenkomstig de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 en Verordening (EU) 2023/915 worden toegevoegd aan levensmiddelen, met uitzondering van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, tot en met 30 januari 2024.
Levensmiddelen die het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) bevatten, die vóór 30 juli 2023 rechtmatig in de handel zijn gebracht en die niet voldoen aan de maximumgehalten voor arseen, lood, kwik, cadmium, 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en 3-MCPD-vetzuuresters (uitgedrukt als 3-MCPD) of erucazuur die van toepassing zijn vanaf 30 juli 2023, mogen verder in de handel worden gebracht tot 30 januari 2024, en mogen tot hun minimale houdbaarheidsdatum” of “uiterste consumptiedatum” in de handel blijven.
Levensmiddelen, met uitzondering van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, die het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) bevatten en die vóór 30 juli 2023 rechtmatig in de handel zijn gebracht en niet voldoen aan de maximumgehalten voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) die van toepassing zijn vanaf 30 juli 2023, mogen verder in de handel worden gebracht tot 30 januari 2024 en mogen tot hun “minimale houdbaarheidsdatum” of “uiterste consumptiedatum” in de handel blijven.
Levensmiddelen voor zuigelingen en peuters die vóór 30 juli 2023 rechtmatig in de handel zijn gebracht en het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) bevatten dat niet voldoet aan de maximumgehalten aan vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) die van toepassing zijn vanaf 30 juli 2023, en mogen tot hun “minimale houdbaarheidsdatum” of “uiterste consumptiedatum” in de handel blijven.
Het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) dat na 30 juli 2023 en tot 30 januari 2024 rechtmatig in de handel is gebracht en dat niet voldoet aan de maximumwaarden voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) die vanaf 30 januari 2024 van toepassing zijn, mag overeenkomstig de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden toegevoegd aan levensmiddelen, met uitzondering van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, totdat de voorraden zijn uitgeput.
Levensmiddelen, met uitzondering van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, die het levensmiddelenadditief mono- en diglyceriden van vetzuren (E 471) bevatten en die na 30 juli 2023 en tot 30 januari 2024 rechtmatig in de handel zijn gebracht en niet voldoen aan de maximumgehalten voor vetzuuresters van glycidyl (uitgedrukt als glycidol) die van toepassing zijn vanaf 30 januari 2024 mogen verder in de handel worden gebracht en mogen tot hun “minimale houdbaarheidsdatum” of “uiterste consumptiedatum” in de handel blijven.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).
(4) EFSA Journal 2017;15(11):5045.
(5) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(6) EFSA Journal 2021;19(11):6885.
(7) Verordening (EU) 2023/915 van de Commissie van 25 april 2023 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1881/2006 (PB L 119 van 5.5.2023, blz. 103).
(8) Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).
BIJLAGE
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt de vermelding voor levensmiddelenadditief E 471 MONO- EN DIGLYCERIDEN VAN VETZUREN vervangen door:
“E 471 MONO- EN DIGLYCERIDEN VAN VETZUREN
Synoniemen |
|
Definitie |
Mono- en diglyceriden van vetzuren bestaan uit mengsels van mono-, di- en tri-esters van glycerol met vetzuren uit spijsoliën en -vetten. Zij kunnen een geringe hoeveelheid vrije vetzuren en vrije glycerol bevatten. Glycerol dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van mono- en diglyceriden van vetzuren moet voldoen aan de specificaties voor E 422. E 471 moet worden geproduceerd met vetten en oliën die voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften van de Unie voor spijsoliën en -vetten. |
Einecs-nummer |
|
Chemische naam |
|
Molecuulformule |
|
Relatieve molecuulmassa |
|
Gehalte |
Mono en di-estergehalte minimaal 70 % Gehalte aan erucazuur, met inbegrip van erucazuur in de mono-/diglyceride: Maximaal 0,2 % (alleen wanneer toegevoegd aan levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) Maximaal 0,5 % (andere toepassingen dan in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) |
Beschrijving |
Variërend van een lichtgele tot lichtbruine olieachtige vloeistof tot een witte of enigszins gebroken witte, harde wasachtige vaste stof. De vaste stof kan voorkomen in de vorm van vlokken, poeder of kleine korrels. |
Identificatie |
|
Infraroodabsorptiespectrum |
Kenmerkend voor een partiële vetzuurester van een polyol |
Test op glycerol |
Voldoet aan test |
Test op vetzuren |
Voldoet aan test |
Oplosbaarheid |
Onoplosbaar in water, oplosbaar in ethanol en tolueen bij 50 °C |
|
|
Zuiverheid |
|
Watergehalte |
Maximaal 2 % (karlfischermethode) |
Zuurgetal |
Maximaal 6 |
Vrije glycerol |
Niet meer dan 7 % |
Polyglycerol |
Maximaal 4 % van het totale glycerolgehalte voor diglycerol en maximaal 1 % van het totale glycerolgehalte voor hogere polymeren van glycerol |
Arseen |
Maximaal 0,1 mg/kg |
Lood |
Maximaal 0,1 mg/kg |
Kwik |
Maximaal 0,1 mg/kg |
Cadmium |
Maximaal 0,1 mg/kg |
Som van 3-monochloorpropaandiol (3-MCPD) en vetzuuresters van 3-MCPD, uitgedrukt als 3-MCPD |
Maximaal 0,75 mg/kg (alleen wanneer toegevoegd aan levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) Maximaal 2,5 mg/kg (andere toepassingen dan in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) |
Vetzuuresters van glycidyl, uitgedrukt als glycidol |
Vanaf 30 juli 2023 tot en met 30 januari 2024, maximaal 5 mg/kg wanneer toegevoegd aan levensmiddelen voor zuigelingen en peuters) en maximaal 10 mg/kg voor alle andere toepassingen. Vanaf 30 januari 2024 maximaal 5 mg/kg voor alle toepassingen. |
Glycerol totaal |
Minimaal 16 % en maximaal 33 % |
Sulfaatas |
Maximaal 0,5 %, bepaald bij 800 ± 25 °C |
Zeep |
— |
De zuiverheidscriteria zijn van toepassing op het additief zonder natrium-, kalium- of calciumzouten van vetzuren; deze bestanddelen mogen echter tot ten hoogste 6 % voorkomen (uitgedrukt als natriumoleaat)”.
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1429 VAN DE COMMISSIE
van 7 juli 2023
tot goedkeuring van extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Die lijst bevat extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide. |
(2) |
Extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 18, (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), zoals beschreven in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), wat overeenstemt met productsoort 18 zoals beschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Spanje is als lidstaat-rapporteur aangewezen en de beoordelende bevoegde autoriteit van Spanje heeft op 1 september 2010 het beoordelingsverslag en haar conclusies bij de Commissie ingediend. Na de indiening van het beoordelingsverslag hebben besprekingen in technische vergaderingen plaatsgevonden, die werden georganiseerd door de Commissie en, na 1 september 2013, door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”). |
(4) |
Uit artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vloeit voort dat stoffen waarvan de beoordeling door de lidstaten per 1 september 2013 is afgerond, overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG moeten worden beoordeeld. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 75, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Comité voor biociden het advies van het agentschap inzake de aanvragen tot goedkeuring van een werkzame stof op. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 22 november 2022 het advies van het Europees Agentschap (4) aangenomen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(6) |
In dat advies concludeert het agentschap dat van biociden van productsoort 18 die extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide bevatten, kan worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5, lid 1, punten b), c) en d), van Richtlijn 98/8/EG voldoen, mits bepaalde voorwaarden betreffende het gebruik ervan worden nageleefd. |
(7) |
Rekening houdend met het advies van het agentschap moet extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide worden goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. |
(8) |
Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18, mits de in de bijlage vastgestelde voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Comité voor biociden (BPC): Advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide; productsoort 18; ECHA/BPC/366/2022, aangenomen op 22 november 2022.
BIJLAGE
Gewone benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||||||||||
Extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit superkritisch koolstofdioxide |
Extract van Chrysanthemum cinerariaefolium uit open en volwassen bloemen van Tanacetum cinerariifolium verkregen met superkritisch koolstofdioxide. EG-nr.: 289-699-3 CAS-nr.: 89997-63-7 |
100 % m/m |
1 februari 2025 |
31 januari 2035 |
18 |
Aan de toelating voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
(2) Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(3) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
BESLUITEN
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/15 |
BESLUIT (EU) 2023/1430 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 maart 2023
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers naar aanleiding van een aanvraag van België – EGF/2022/002 BE/TNT
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste alinea,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (2), en met name punt 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) heeft tot doel solidariteit te betonen en fatsoenlijke en duurzame werkgelegenheid in de Unie te bevorderen door steun te verlenen aan ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van grote herstructureringen en hen te helpen zo snel mogelijk weer fatsoenlijk en duurzaam werk te vinden. |
(2) |
Zoals vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (3), mag het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 186 miljoen EUR (in prijzen van 2018) niet overschrijden. |
(3) |
Op 18 oktober 2022 heeft België overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2021/691 een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen voor ontslagen van werknemers bij TNT Express Worldwide (Euro Hub) SRL (TNT) in België. Met betrekking tot deze aanvraag zijn overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) 2021/691 aanvullende gegevens verstrekt. De aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 13 van Verordening (EU) 2021/691 voor een financiële bijdrage uit het EFG. |
(4) |
Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 1 956 397 EUR te leveren in het kader van de door België ingediende aanvraag. |
(5) |
Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2023 wordt een bedrag van 1 956 397 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing vanaf 15 maart 2023.
Gedaan te Straatsburg, 15 maart 2023
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
J. ROSWALL
(1) PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48.
(2) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
(3) Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/17 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1431 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2023
betreffende vrijstellingen van het uitgebreide antidumpingrecht op bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China overeenkomstig Verordening (EG) nr. 88/97
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 13, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 10 januari 1997 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 voor rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China op de invoer van bepaalde onderdelen van rijwielen uit de Volksrepubliek China en tot heffing van het uitgebreide recht op dergelijke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 703/96 geregistreerde invoer (2), en met name artikel 3,
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2020/45 van de Commissie van 20 januari 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 wat betreft de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (3),
Gezien Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (4), en met name de artikelen 4 tot en met 7,
Na kennisgeving aan de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Als gevolg van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”) geldt momenteel een antidumpingrecht op hoofdbestanddelen van rijwielen van oorsprong uit de VRC die in de Unie worden ingevoerd (“het uitgebreide recht”). |
(2) |
Krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 71/97 is de Commissie bevoegd de nodige maatregelen vast te stellen om goedkeuring te geven voor de vrijstelling van de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die geen ontwijking van het antidumpingrecht inhoudt. |
(3) |
Die uitvoeringsmaatregelen zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 88/97 (“de vrijstellingsverordening”), waarbij het specifieke stelsel van vrijstelling is ingevoerd. |
(4) |
Op basis hiervan heeft de Commissie een aantal rijwielassemblagebedrijven van het uitgebreide recht vrijgesteld (“de vrijgestelde partijen”). |
(5) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/611 (5) van 17 maart 2023 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie de bijgewerkte lijst van de onderzochte partijen en de lijst van de vrijgestelde partijen bekendgemaakt. |
(6) |
Voor de toepassing van het onderhavige besluit zijn de definities van artikel 1 van de vrijstellingsverordening van toepassing. |
1. AANVRAGEN OM VRIJSTELLING
(7) |
De Commissie heeft tussen 15 juli 2020 en 1 februari 2023 van de in de tabellen 1 en 2 vermelde partijen aanvragen om vrijstelling ontvangen met de informatie die nodig is om te kunnen vaststellen of deze aanvragen op grond van artikel 4 van de vrijstellingsverordening ontvankelijk zijn. |
(8) |
De partijen die om vrijstelling hebben verzocht, zijn in de gelegenheid gesteld op de gevolgtrekkingen van de Commissie met betrekking tot de ontvankelijkheid van hun aanvragen te reageren. |
(9) |
De opmerkingen van Decathlon Sp. z o.o. Polen met betrekking tot de datum van inwerkingtreding van de schorsing van de betaling van de rechten voor de onderzochte partijen zijn behandeld en afgewezen in de overwegingen 22 tot en met 27 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1461 van de Commissie van 26 augustus 2022. (6) |
(10) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de vrijstellingsverordening is, in afwachting van een beslissing over de gegrondheid van de aanvragen van de partijen die om vrijstelling hebben verzocht, de betaling van het uitgebreide recht met betrekking tot de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die door deze in de onderstaande tabellen 1 en 2 vermelde partijen voor het vrije verkeer zijn aangegeven, geschorst met ingang van de datum waarop de Commissie hun respectieve naar behoren gestaafde aanvragen in de zin van artikel 4, leden 1 en 2, van de vrijstellingsverordening heeft ontvangen. |
2. GOEDKEURING VAN VRIJSTELLING
(11) |
Het onderzoek naar de gegrondheid van de aanvraag van de in tabel 1 vermelde partij is afgesloten. Tabel 1
|
(12) |
De Commissie heeft tijdens haar onderzoek vastgesteld dat de waarde van de onderdelen van oorsprong uit de VRC minder dan 60 % bedroeg van de totale waarde van de onderdelen van alle rijwielen die de in tabel 1 vermelde partij heeft geassembleerd. |
(13) |
Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de door de in tabel 1 vermelde partij uitgevoerde assemblageverrichtingen niet binnen de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 vallen. |
(14) |
Om die reden en overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de vrijstellingsverordening voldeed de in tabel 1 vermelde partij aan de voorwaarden voor vrijstelling van het uitgebreide recht. |
(15) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de vrijstellingsverordening moet de vrijstelling van kracht worden met ingang van de datum waarop de naar behoren gestaafde aanvraag in de zin van artikel 4, leden 1 en 2, van de vrijstellingsverordening is ontvangen. Derhalve moet de douaneschuld van de om vrijstelling verzoekende partij met betrekking tot het uitgebreide recht met ingang van dezelfde datum geacht worden niet te hebben bestaan. |
(16) |
De belanghebbende is in kennis gesteld van de gevolgtrekkingen van de Commissie met betrekking tot de gegrondheid van haar aanvraag en is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. |
(17) |
Aangezien de vrijstelling uitsluitend geldt ten aanzien van de partij die uitdrukkelijk in tabel 1 wordt vermeld, moet de vrijgestelde partij de Commissie (7) onverwijld van elke wijziging hiervan in kennis stellen (bv. naar aanleiding van een wijziging van de naam, de rechtsvorm of het adres, of naar aanleiding van het opzetten van nieuwe assemblage-eenheden). |
(18) |
In geval van wijziging van de referentiegegevens moet de vrijgestelde partij relevante informatie verstrekken, onder meer over alle wijzigingen van haar met assemblage verband houdende activiteiten. Waar nodig werkt de Commissie de referentiegegevens dienovereenkomstig bij. |
3. SCHORSING VAN DE BETALING VAN HET RECHT VOOR ONDERZOCHTE PARTIJEN
(19) |
Het onderzoek naar de gegrondheid van de aanvragen van de in tabel 2 vermelde partijen loopt nog. In afwachting van een beslissing over de gegrondheid van hun aanvragen is de betaling van het uitgebreide recht door deze partijen geschorst. |
(20) |
Aangezien de schorsingen uitsluitend gelden ten aanzien van de partijen die uitdrukkelijk in tabel 2 worden vermeld, moeten deze partijen de Commissie (8) onverwijld van elke wijziging hiervan in kennis stellen (bv. naar aanleiding van een wijziging van de naam, de rechtsvorm of het adres, of naar aanleiding van het opzetten van nieuwe assemblage-eenheden). |
(21) |
In geval van wijziging van de referentiegegevens moet de betrokken partij alle relevante informatie verstrekken, onder meer over alle wijzigingen van haar met assemblage verband houdende activiteiten. Waar nodig werkt de Commissie de referentiegegevens van die partij bij. Tabel 2
|
4. BIJWERKING VAN DE REFERENTIEGEGEVENS VAN VRIJGESTELDE PARTIJEN
(22) |
De in tabel 3 vermelde vrijgestelde partijen hebben de Commissie tussen 28 juni 2022 en 10 maart 2023 ervan in kennis gesteld dat hun namen en adressen zijn gewijzigd. De Commissie heeft na onderzoek van de ingediende informatie geconcludeerd dat deze wijzigingen, wat de in de vrijstellingsverordening opgenomen voorwaarden voor vrijstelling of schorsing betreft, geen gevolgen voor de assemblagewerkzaamheden hebben. |
(23) |
De krachtens artikel 7, lid 1, van de vrijstellingsverordening toegestane vrijstelling voor die partijen blijft ongewijzigd, maar de verwijzingen naar die partijen moeten worden bijgewerkt. Tabel 3
|
5. NIET-ONTVANKELIJK GEACHTE AANVRAAG VOOR VRIJSTELLING
(24) |
Op 8 juli 2022 heeft de in tabel 4 vermelde partij hebben een aanvraag voor vrijstelling ingediend die niet-ontvankelijk werd geacht in de zin van artikel 4, lid 4, van de vrijstellingsverordening, omdat deze niet aan de voorwaarden van artikel 4, leden 1 en 2, van die verordening voldeed. Tabel 4
|
(25) |
De in tabel 4 vermelde partij is in kennis gesteld van de gevolgtrekkingen van de Commissie en is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Commissie heeft verder geen reacties op haar gevolgtrekkingen ontvangen. |
6. PARTIJ TEN AANZIEN WAARVAN DE VRIJSTELLING WORDT INGETROKKEN
(26) |
Op 8 september 2022 is de Commissie ervan in kennis gesteld dat de in tabel 5 vermelde vrijgestelde partij haar activiteiten heeft geliquideerd en gestaakt. Op 18 juli 2022 is Cicli Elios srl door de Italiaanse rechter failliet verklaard. |
(27) |
Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de aan Cicli Elios srl verleende vrijstelling overeenkomstig artikel 10 van de vrijstellingsverordening met ingang van 18 juli 2022 moet worden ingetrokken. |
(28) |
De in tabel 5 vermelde partij is in kennis gesteld van de gevolgtrekkingen van de Commissie en is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. |
(29) |
Cicli Elios srl heeft gereageerd door middel van een verzoek aan de Commissie om de intrekking van haar vrijstelling te heroverwegen. |
(30) |
Na het verzoek naar behoren te hebben beoordeeld, heeft de Commissie geconcludeerd dat geen nieuwe argumenten naar voren zijn gebracht ter onderbouwing van een herbeoordeling van de eerder meegedeelde gevolgtrekkingen. Derhalve is de intrekking van de vrijstelling bevestigd en is de partij hiervan in kennis gesteld, Tabel 5
|
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de tabel in dit artikel vermelde partij wordt vrijgesteld van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 ingestelde definitieve antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China.
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 88/97 wordt de vrijstelling van kracht met ingang van de datum waarop de aanvraag van de partij is ontvangen. Deze datum wordt vermeld in de tabelkolom “Geldig vanaf”.
De vrijstelling geldt uitsluitend ten aanzien van de partij die uitdrukkelijk in de tabel in dit artikel wordt vermeld.
De vrijgestelde partij stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van haar naam en adres en verstrekt daarbij alle relevante informatie, met name over wijzigingen van haar met assemblage verband houdende activiteiten die de vrijstellingsvoorwaarden betreffen.
Vrijgestelde partij
Aanvullende Taric-code |
Naam |
Adres |
Geldig vanaf |
C720 |
Propain Bicycles GmbH |
Schachenstraße 39, 88267 Vogt, Duitsland |
1.7.2021 |
Artikel 2
De in de tabel in dit artikel vermelde partijen zijn overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 88/97 in onderzoek.
De schorsingen van de betaling van het uitgebreide antidumpingrecht overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 88/97 worden van kracht met ingang van de datum waarop de respectieve schorsingsaanvragen van de partijen zijn ontvangen. Deze data worden vermeld in de tabelkolom “Geldig vanaf”.
Deze schorsingen van betaling gelden uitsluitend ten aanzien van de onderzochte partijen die specifiek in de tabel in dit artikel worden vermeld.
De onderzochte partijen stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle met de schorsingsvoorwaarden verband houdende wijzigingen van hun assemblagewerkzaamheden en verstrekken de Commissie ten bewijze daarvan alle relevante informatie. Deze wijzigingen omvatten alle wijzigingen van de namen, activiteiten, rechtsvormen of adressen van de partijen, maar zijn daartoe niet beperkt.
Onderzochte partijen
Aanvullende Taric-code |
Naam |
Adres |
Geldig vanaf |
||
C557 |
Berria Bike S.L. |
|
30.3.2022 |
||
C860 |
Profil Bicycles CZ s.r.o. |
|
20.2.2022 |
||
C863 |
Decathlon Sp. z o.o. |
|
21.3.2022 |
||
C896 |
Cyclision s.r.o. |
|
8.8.2022 |
||
C991 |
Bicicletas Mendiz S.A. |
|
26.10.2022 |
||
899I |
Adrisport sas |
|
21.4.2023 |
Artikel 3
De bijgewerkte referentiegegevens van de in de tabel in dit artikel vermelde vrijgestelde partijen worden vermeld in de kolom “Nieuwe referentiegegevens”. Deze bijwerkingen worden van kracht met ingang van de data die worden vermeld in de tabelkolom “Geldig vanaf”.
De bijbehorende aanvullende Taric-codes in de tabelkolom “Aanvullende Taric-code”, die voorheen waren toegekend aan die vrijgestelde partijen, blijven ongewijzigd.
Vrijgestelde partijen/partijen ten aanzien waarvan de betaling van het recht is geschorst, en waarvoor de referentiegegevens worden bijgewerkt
Aanvullende Taric-code |
Oude referentiegegevens |
Nieuwe referentiegegevens |
Geldig vanaf |
||||||
C009 |
|
|
1.7.2022 |
||||||
A576 |
|
|
9.2.2023 |
||||||
A726 |
|
|
19.4.2023 |
Artikel 4
De aanvraag voor vrijstelling die is ingediend door de in de tabel in dit artikel vermelde partij, is niet-ontvankelijk en wordt derhalve afgewezen overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 88/97.
De afwijzing wordt van kracht met ingang van de datum die wordt vermeld in de tabelkolom “Geldig vanaf”.
Partij ten aanzien waarvan de aanvraag voor vrijstelling wordt afgewezen
Naam |
Adres |
Geldig vanaf |
||
Cycle Center 53-11 BV |
|
28.7.2022 |
Artikel 5
De vrijstelling van de betaling van het uitgebreide antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van de in de tabel in dit artikel vermelde partij.
De intrekking wordt van kracht met ingang van de datum die wordt vermeld in de tabelkolom “Geldig vanaf”.
Partij ten aanzien waarvan de vrijstelling wordt ingetrokken
Aanvullende Taric-code |
Naam |
Adres |
Geldig vanaf |
||
8605 |
Cicli Elios srl |
|
18.7.2022 |
Artikel 6
Dit besluit is gericht tot de lidstaten alsmede tot de in de artikelen 1 tot en met 5 vermelde partijen en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2023.
Voor de Commissie
Valdis DOMBROVSKIS
Uitvoerend vicevoorzitter
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.
(3) PB L 16 van 21.1.2020, blz. 7.
(4) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 17.
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2023/611 van de Commissie van 17 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/97 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (PB L 80 van 20.3.2023, blz. 67).
(6) Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1461 van de Commissie van 26 augustus 2022 betreffende vrijstellingen van het uitgebreide antidumpingrecht op bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China overeenkomstig Verordening (EG) nr. 88/97 (PB L 229 van 5.9.2022, blz. 69).
(7) De partij wordt verzocht het volgende e-mailadres te gebruiken: TRADE-BICYCLE-PARTS@ec.europa.eu.
(8) De partijen wordt verzocht het volgende e-mailadres te gebruiken: TRADE-BICYCLE-PARTS@ec.europa.eu.
10.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/24 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1432 VAN DE COMMISSIE
van 7 juli 2023
betreffende de verlenging van de door het Duits Federaal Bureau voor chemische stoffen genomen maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik van het biocide Biobor JF toe te staan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 4493)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 september 2022 heeft het Duits Federaal Bureau voor chemische stoffen (“de Duitse bevoegde autoriteit”) overeenkomstig artikel 55, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een besluit vastgesteld om het op de markt aanbieden en het gebruik door professionele gebruikers van het biocide Biobor JF van 7 oktober 2022 tot en met 5 april 2023 toe te staan voor de antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen (“de maatregel”). De Duitse bevoegde autoriteit heeft de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten overeenkomstig artikel 55, lid 1, tweede alinea, van die verordening ingelicht over de maatregel en de redenen daarvoor. |
(2) |
Volgens de door de Duitse bevoegde autoriteit verstrekte informatie was de maatregel noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen. Microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen wordt veroorzaakt door micro-organismen zoals bacteriën, schimmels of gisten, die in het bezonken water groeien en zich met de koolwaterstoffen in de brandstof op de brandstof-waterinterface voeden. Als de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen niet wordt behandeld, kan dit leiden tot storingen in de motor van het luchtvaartuig en de luchtwaardigheid ervan in gevaar brengen, waardoor de veiligheid van passagiers en bemanning in gevaar komt. De preventie en de behandeling van microbiologische verontreiniging, wanneer die wordt vastgesteld, zijn daarom van cruciaal belang om operationele problemen bij luchtvaartuigen te voorkomen. |
(3) |
Biobor JF bevat 2,2’-(1-methyltrimethyleendioxy)bis-(4-methyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 2665-13-6) en 2,2’-oxybis (4,4,6-trimethyl-1,3,2-dioxaborinaan) (CAS-nummer 14697-50-8) als werkzame stoffen. Biobor JF is een biocide van productsoort 6 (conserveermiddelen voor producten tijdens opslag), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. 2,2’-(1-methyltrimethyleendioxy)bis-(4-methyl-1,3,2-dioxaborinaan) en 2,2’-oxybis (4,4,6-trimethyl-1,3,2-dioxaborinaan) zijn niet beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 6. Aangezien die stoffen niet zijn opgenomen in de combinaties van een werkzame stof en productsoort die op 17 maart 2022 zijn opgenomen in het beoordelingsprogramma, zoals vastgesteld in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2), zijn zij niet opgenomen in het werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen in biociden als bedoeld in Verordening (EU) nr. 528/2012. Artikel 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 is derhalve niet op die werkzame stoffen van toepassing en zij moeten worden beoordeeld en goedgekeurd voordat biociden die deze stoffen bevatten, ook op nationaal niveau, kunnen worden toegelaten. |
(4) |
Op 27 maart 2023 heeft de Commissie van de Duitse bevoegde autoriteit een gemotiveerd verzoek ontvangen om de maatregel te mogen verlengen overeenkomstig artikel 55, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Het gemotiveerd verzoek was gebaseerd op de vrees dat de veiligheid van het luchtvervoer gevaar kan blijven lopen door microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen, en op het argument dat Biobor JF van cruciaal belang is voor de bestrijding van die microbiologische verontreiniging. |
(5) |
Volgens de door de Duitse bevoegde autoriteit verstrekte informatie werd het enige alternatieve biocide dat door vliegtuig- en vliegtuigmotorfabrikanten werd aanbevolen voor de behandeling van microbiologische verontreiniging (Kathon™ FP 1.5), in maart 2020 uit de handel genomen omdat na de behandeling van de motoren met dat product ernstige gebreken in de werking waren vastgesteld. Biobor JF is dus het enige beschikbare biocide dat door vliegtuigfabrikanten en fabrikanten van vliegtuigmotoren voor dat gebruik wordt aanbevolen. |
(6) |
Zoals aangegeven door de Duitse bevoegde autoriteit is het handmatig reinigen van de brandstoftanks alleen mogelijk wanneer dit in overeenstemming is met de specificaties van de fabrikant. Handmatige reiniging wordt echter vaak uitgevoerd in combinatie met een biocidale behandeling, zoals vereist volgens overeengekomen luchtvaartprocedures; het vereist de volledige verwijdering van de verontreinigde vliegtuigbrandstof en is fysiek en geestelijk veeleisend werk in de smalle brandstoftank met talrijke veiligheidsvoorzorgen. Daarom moet het handmatig reinigen van brandstoftanks zo veel mogelijk worden vermeden. |
(7) |
Volgens de informatie die aan de Commissie is verstrekt, heeft de fabrikant van Biobor JF stappen ondernomen met het oog op een toelating van het biocide. Er zal naar verwachting in de eerste helft van 2024 een aanvraag worden ingediend voor de goedkeuring van de in Biobor JF aanwezige werkzame stoffen. De goedkeuring van de werkzame stoffen en de mogelijke toelating van het biocide zouden een permanente oplossing voor de toekomst zijn, maar het zal nog geruime tijd duren voordat die procedures kunnen worden afgerond. |
(8) |
Wanneer de microbiologische verontreiniging van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen niet wordt bestreden, kan de veiligheid van het luchtvervoer in gevaar worden gebracht en dit gevaar kan niet adequaat worden beperkt door het gebruik van een ander biocide of met andere middelen. Het is derhalve passend de Duitse bevoegde autoriteit toe te staan de maatregel te verlengen. |
(9) |
Aangezien de maatregel sinds 5 april 2023 niet meer geldig is, moet dit besluit met terugwerkende kracht worden toegepast. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Duits Federaal Bureau voor chemische stoffen mag de maatregel om het op de markt aanbieden en het gebruik door professionele gebruikers van het biocide Biobor JF toe te staan voor de antimicrobiële behandeling van brandstoftanks en brandstofsystemen van luchtvaartuigen, tot en met 7 oktober 2024 verlengen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Duits Federaal Bureau voor chemische stoffen.
Het is van toepassing met ingang van 6 april 2023.
Gedaan te Brussel, 7 juli 2023.
Voor de Commissie
Stella KYRIAKIDES
Lid van de Commissie
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).