ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1418 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2023
tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam “Pic Saint-Loup” (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de door Frankrijk toegestuurde aanvraag tot registratie van de naam “Pic Saint-Loup” onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) bekendgemaakt. |
(2) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend op grond van artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(3) |
De naam “Pic Saint-Loup” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register. |
(4) |
De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Pic Saint-Loup” (BOB) wordt beschermd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1419 VAN DE COMMISSIE
van 4 juli 2023
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juli 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Gerassimos THOMAS
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een set minimokken (vier mokken) vervaardigd uit fijn beenderporselein, met een verfijnd glazuur, versierd met artistiek vormgegeven cijfers. De mokken hebben geen handgreep. Ze zijn ongeveer 6 cm hoog en hebben een diameter van ongeveer 5,5 cm. De mokken kunnen dienen als tafelgerei of als versiering (bijvoorbeeld voor bloemen of kaarsen). |
6911 10 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 6911 en 6911 10 00 . Gelet op zijn objectieve kenmerken kwalificeert de set minimokken als tafelgerei. Door zijn verschijningsvorm en beoogde gebruik valt hij onder het toepassingsgebied van post 6911 , die betrekking heeft op keuken- en tafelgerei, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van porselein. Indeling onder post 6913 als versieringsvoorwerpen is uitgesloten omdat deze post alleen tafelgerei en andere huishoudelijke artikelen omvat als het gebruik van de artikelen duidelijk ondergeschikt is aan het decoratieve karakter ervan. De set minimokken is hoofdzakelijk bedoeld om als gebruiksvoorwerp te dienen en de versiering is van ondergeschikt belang en doet geen afbreuk aan het gebruik. Hij is dus niet minder praktisch als gebruiksvoorwerp dan sets met minder versiering (zie de GS-toelichting op post 6913 , onder B)). De set minimokken moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6911 10 00 als keuken- en tafelgerei van porselein. |
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1420 VAN DE COMMISSIE
van 4 juli 2023
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 juli 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Gerassimos THOMAS
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een bord vervaardigd uit fijn beenderporselein, met een verfijnd glazuur, versierd met een artistiek vormgegeven letter. Het bord heeft een diameter van ongeveer 20 cm. Het bord kan dienen als tafelgerei of als muurversiering (met behulp van bordenhangers, die niet inbegrepen zijn bij de invoer). |
6911 10 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 6911 en 6911 10 00 . Gelet op zijn objectieve kenmerken kwalificeert het bord als tafelgerei. Door zijn verschijningsvorm en beoogde gebruik valt het onder het toepassingsgebied van post 6911 , die betrekking heeft op keuken- en tafelgerei, andere huishoudelijke artikelen en toiletartikelen, van porselein. Indeling onder post 6913 als versieringsvoorwerp is uitgesloten omdat deze post alleen tafelgerei en andere huishoudelijke artikelen omvat als het gebruik van de artikelen duidelijk ondergeschikt is aan het decoratieve karakter ervan. Het bord is hoofdzakelijk bedoeld om als gebruiksvoorwerp te dienen en de versiering is van ondergeschikt belang en doet geen afbreuk aan het gebruik. Het bord is dus niet minder praktisch als gebruiksvoorwerp dan borden met minder versiering (zie de GS-toelichting op post 6913 , onder B)). Het bord moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6911 10 00 als keuken- en tafelgerei van porselein. |
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/9 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1421 VAN DE COMMISSIE
van 6 juli 2023
tot goedkeuring van uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 9 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 9, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 2 december 2013 heeft het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ontvangen voor de goedkeuring van uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 9 (conserveringsmiddelen voor vezels, leer, rubber en gepolymeriseerde materialen), zoals beschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. Die aanvraag is door de bevoegde autoriteit van Duitsland (“de beoordelende bevoegde autoriteit”) beoordeeld. |
(2) |
Op 22 januari 2018 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit het beoordelingsrapport over de toepassing samen met de conclusies van haar beoordeling bij het agentschap ingediend. Het agentschap heeft het beoordelingsrapport en de conclusies besproken in technische vergaderingen. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 75, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Comité voor biociden het advies van het agentschap over de aanvragen tot goedkeuring van een werkzame stof op. Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 heeft het Comité voor biociden op 26 september 2022 het advies van het agentschap (2) aangenomen, waarbij rekening is gehouden met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(4) |
In dat advies concludeert het agentschap dat van biociden van productsoort 9 die uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide bevatten, kan worden verwacht dat zij aan de criteria van artikel 19, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen. |
(5) |
Rekening houdend met het advies van het agentschap moet uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide worden goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 9, mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 9, mits de in de bijlage vastgestelde voorwaarden worden nageleefd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Advies van het Comité voor biociden over de aanvraag tot goedkeuring van de werkzame stof uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide, productsoort 9; ECHA/BPC/355/2022, aangenomen op 26 september 2022.
BIJLAGE
Benaming |
IUPAC-benaming Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden |
||||||||
Uit natriummetabisulfiet vrijgekomen zwaveldioxide |
IUPAC-benaming: dinatriumdisulfiet EG-nr.: 231-673-0 CAS-nr.: 7681-57-4 |
Minimale zuiverheid van natriummetabisulfiet: 95 % m/m |
1 augustus 2023 |
31 juli 2033 |
9 |
Aan de toelating voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
BESLUITEN
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/12 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1422 VAN DE COMMISSIE
van 3 juli 2023
tot vaststelling van bepaalde tijdelijke noodmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Kroatië
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 4589)
(Slechts de tekst in de Kroatische taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 259, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Afrikaanse varkenspest is een infectieuze virale ziekte bij gehouden en in het wild levende varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de betrokken dierpopulatie en de rentabiliteit van de landbouw, waardoor de verplaatsingen van zendingen van die dieren en producten daarvan binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord. |
(2) |
Bij uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens bestaat een ernstig risico op verspreiding van die ziekte naar andere inrichtingen van gehouden varkens. |
(3) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 (2) vormt een aanvulling op de regels voor de bestrijding van de in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2016/429 en gedefinieerd als ziekten van categorie A, B en C in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (3). Met name voorzien de artikelen 21 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 in de instelling van een beperkingszone in geval van een uitbraak van een ziekte van categorie A, waaronder Afrikaanse varkenspest, en in de instelling van bepaalde maatregelen die in die beperkingszone moeten worden toegepast. Bovendien bepaalt artikel 21, lid 1, van die gedelegeerde verordening dat de beperkingszone een beschermingszone, een bewakingszone en, indien nodig, extra beperkingszones rond of naast de beschermings- en bewakingszones omvat. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie (4) zijn bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Met name voorziet artikel 3, punt a), van die uitvoeringsverordening in de instelling van een beperkingszone in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687. |
(5) |
Kroatië heeft de Commissie in kennis gesteld van de actuele situatie op zijn grondgebied inzake Afrikaanse varkenspest naar aanleiding van een op 26 juni 2023 bevestigde uitbraak van die ziekte bij gehouden varkens in de regio Vukovar-Syrmia en heeft overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 een beperkingszone ingesteld, die beschermings- en bewakingszones omvat, waar de algemene ziektebestrijdingsmaatregelen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 worden toegepast, om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. |
(6) |
Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet de beperkingszone in Kroatië, die beschermings- en bewakingszones voor Afrikaanse varkenspest omvat, in samenwerking met die lidstaat op het niveau van de Unie worden omschreven. |
(7) |
Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van Afrikaanse varkenspest betreft, is het belangrijk dat de in dit uitvoeringsbesluit vastgestelde maatregelen zo spoedig mogelijk van toepassing zijn. |
(8) |
In afwachting van het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, moet de besmette zone in Kroatië daarom onmiddellijk worden vastgesteld en opgenomen in de bijlage bij dit besluit, en moet de duur van die indeling in zones worden vastgesteld. |
(9) |
Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Kroatië zorgt ervoor dat:
a) |
Kroatië overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 en onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden onmiddellijk een beperkingszone instelt die een beschermings- en een bewakingszone omvat; |
b) |
de in punt a) bedoelde beschermings- en bewakingszones ten minste de gebieden omvatten die in de bijlage bij dit uitvoeringsbesluit zijn opgenomen. |
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing tot en met 26 september 2023.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.
Gedaan te Brussel, 3 juli 2023.
Voor de Commissie
Stella KYRIAKIDES
Lid van de Commissie
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 64).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2023/594 van de Commissie van 16 maart 2023 tot vaststelling van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen voor Afrikaanse varkenspest en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 (PB L 79 van 17.3.2023, blz. 65).
BIJLAGE
Als beperkingszone in Kroatië afgebakende gebieden als bedoeld in artikel 1 |
Datum einde geldigheid |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De beschermingszone omvat de volgende gebieden:
|
26.9.2023 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bewakingszone omvat de volgende gebieden:
|
26.9.2023 |
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/15 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1423 VAN DE COMMISSIE
van 5 juli 2023
tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 5,
Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Acroleïne is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgenomen als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 12. Daarom werd deze stof overeenkomstig artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd tot en met 31 augustus 2020, onder de in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG vastgestelde voorwaarden. |
(2) |
Op 28 februari 2019 is overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 (“de aanvraag”), aangezien de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 op 31 augustus 2020 zou verstrijken. |
(3) |
De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1037 van de Commissie (3) verlengd tot en met 28 februari 2023, zodat er voldoende tijd is voor de behandeling van de aanvraag. Die termijn is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 van de Commissie (4) opnieuw verlengd tot en met 28 februari 2025. |
(4) |
Op 6 oktober 2022 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit van Tsjechië het agentschap en de Commissie echter meegedeeld dat de aanvrager zijn aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 heeft ingetrokken. Aangezien niet is vastgesteld dat acroleïne nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012, heeft Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/1424 van de Commissie (5) bijgevolg de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 niet verlengd. Daarom moet Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 van de Commissie tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 wordt ingetrokken.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 5 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(3) Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1037 van de Commissie van 15 juli 2020 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 (PB L 227 van 16.7.2020, blz. 72).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 van de Commissie van 7 september 2022 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 233 van 8.9.2022, blz. 83).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2023/1424 van de Commissie van 5 juli 2023 tot niet-vernieuwing van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 174 van …, blz. 17).
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/17 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1424 VAN DE COMMISSIE
van 5 juli 2023
tot niet-verlenging van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 4, eerste alinea, punt b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Acroleïne is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgenomen als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 12. Daarom werd deze stof overeenkomstig artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd tot en met 31 augustus 2020, onder de in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG vastgestelde voorwaarden. |
(2) |
Op 28 februari 2019 is overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 (“de aanvraag”), aangezien de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 op 31 augustus 2020 zou verstrijken. |
(3) |
De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1037 van de Commissie (3) verlengd tot en met 28 februari 2023, zodat er voldoende tijd is voor de behandeling van de aanvraag. Die termijn is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 van de Commissie (4) opnieuw verlengd tot en met 28 februari 2025. |
(4) |
Op 6 oktober 2022 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit het Europees Agentschap voor chemische stoffen en de Commissie echter meegedeeld dat de aanvrager zijn aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 had ingetrokken. Aangezien niet is vastgesteld dat acroleïne nog steeds voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012, is het bijgevolg passend de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 niet te verlengen. |
(5) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De goedkeuring van acroleïne als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 12 wordt niet verlengd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 5 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(3) Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1037 van de Commissie van 15 juli 2020 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 (PB L 227 van 16.7.2020, blz. 72).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1486 van de Commissie van 7 september 2022 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van acroleïne voor gebruik in biociden van productsoort 12 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 233 van 8.9.2022, blz. 83).
AANBEVELINGEN
7.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 174/19 |
AANBEVELING (EU) 2023/1425 VAN DE COMMISSIE
van 27 juni 2023
over het vergemakkelijken van financiering voor de overgang naar een duurzame economie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De transitie naar een duurzame economie tegen 2050 is een uitdaging, maar biedt ook kansen voor de economie van de Unie. Investeren in de groene transitie zal van Europa het eerste klimaatneutrale continent met een duurzame economie maken. |
(2) |
Er moet in dit decennium dringend actie worden ondernomen om de uitstoot van broeikasgassen met 55 % te verminderen en tegen 2030 onze milieudoelstellingen te halen, met name die met betrekking tot de natuur- en watercrisis. De Unie zal tussen 2021 en 2030 jaarlijks ongeveer 700 miljard EUR meer moeten investeren dan tussen 2011 en 2020 om haar economie koolstofvrij te maken en haar milieudoelstellingen (1) en die van het voorstel van verordening voor een nettonulindustrie (2). te verwezenlijken. |
(3) |
Financiering voor de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame economie is vandaag nodig voor ondernemingen die duurzaam willen worden, maar niet in één stap kunnen overschakelen naar een volledig milieuvriendelijk, klimaatneutraal prestatiemodel. Er zal de komende jaren transitiefinanciering nodig zijn om te zorgen voor een tijdige en ordelijke overgang van de reële economie naar duurzaamheid, terwijl het concurrentievermogen van de Europese economie gewaarborgd blijft. Niet alle technologieën zijn al beschikbaar voor een duurzame economie en economische actoren kunnen deze doelstellingen in een verschillend tempo bereiken. |
(4) |
Duurzame financiering betreft zowel het financieren van wat al milieuvriendelijk is als van wat dit prestatieniveau in de loop van de tijd zal bereiken. Het niveau van duurzame investeringen zal in de loop van de tijd stijgen, naarmate de transitie vordert. |
(5) |
Hoewel het wettelijk kader van de Unie het concept transitiefinanciering niet definieert, moet transitiefinanciering worden begrepen als de financiering van verbeteringen van klimaat- en milieuprestaties voor de transitie naar een duurzame economie, in een tempo dat verenigbaar is met de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU. |
(6) |
Het EU-kader voor duurzame financiering, met inbegrip van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (3), de methodologieën van Verordening (EU) 2019/2089 van het Europees Parlement en de Raad (4), Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad (5) en het voorstel voor de Europese verordening inzake groene obligaties (6) bevatten waarborgen en beginselen die verder kunnen informeren over wat transitiefinanciering is. |
(7) |
De financiering van de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame economie staat centraal in de mededeling van de Commissie van 2021 over een strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie (7), waarin de noodzaak wordt uiteengezet van een inclusieve benadering van duurzame financiering, ongeacht sectoren, geografische gebieden, actoren en de verschillende uitgangspunten in de transitie. |
(8) |
Deze aanbeveling verduidelijkt het concept transitiefinanciering en erkent de belangrijke rol die marktdeelnemers kunnen spelen door waar nodig voor deze financiering vrijwillig gebruik te maken van instrumenten van het Uniekader voor duurzame financiering. |
(9) |
Ondernemingen, financiële intermediairs en investeerders, lidstaten en toezichthoudende autoriteiten kunnen transitiefinanciering aantrekken, verstrekken of vormgeven door vrijwillig gebruik van duurzame financieringsinstrumenten, zoals uiteengezet in deze aanbeveling. |
(10) |
Deze aanbeveling is bedoeld om transitiefinanciering te ondersteunen in een voor investeerders vertrouwde omgeving door het vrijwillig gebruik van instrumenten voor duurzame financiering en openbaarmakingen aan te moedigen op een wijze die de geloofwaardigheid van investeringsmogelijkheden in transitie kan waarborgen. |
(11) |
Deze aanbeveling bouwt voort op het kader voor duurzame financiering van de Unie en op elementen van toonaangevende internationale initiatieven voor transitiefinanciering, zoals de OESO-richtsnoeren voor transitiefinanciering (8), het G20-kader voor transitiefinanciering (9), het verslag over transitiefinanciering van het Internationaal platform voor duurzame financiering (10) en het verslag van de deskundigengroep op hoog niveau van de VN inzake de verbintenissen voor nettonuluitstoot van niet-overheidsentiteiten (11). Daarom zouden internationale investeerders die deze aanbeveling volgen, in staat moeten zijn de belangrijkste aspecten van hun transitiedoelstellingen en financieringsbehoeften af te stemmen op de internationale marktpraktijk. |
(12) |
De transitie om de doelstellingen van de Europese Green Deal (12) te bereiken omvat de transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050, met als doel de klimaatverandering te beperken tot een aardopwarmingsvermogen van 1,5 °C in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (13), de transitie naar een klimaatbestendige economie en de transitie naar een ecologisch duurzame economie, d.w.z. een circulaire, niet vervuilende, natuurpositieve economie met duurzaam gebruik van water en mariene hulpbronnen. |
(13) |
Marktdeelnemers kunnen deze aanbeveling zowel op de klimaat- als de milieutransitie toepassen. |
(14) |
Ondernemingen (zowel niet-financiële als financiële ondernemingen) kunnen verschillende uitgangspunten hebben voor de transitie naar duurzaamheid, afhankelijk van verschillende factoren, zoals de sectoren en geografische gebieden waarin ze actief zijn. Ondernemingen hebben ook verschillende mogelijkheden en capaciteiten voor deze transitie afhankelijk van hun omvang, de beschikbare financiële en fysieke middelen of de beschikbaarheid van infrastructuur en technologieën. Als gevolg daarvan zullen ondernemingen ook verschillende financieringsbehoeften hebben. |
(15) |
Het gebruik van een transitiefinanciering gebeurt op vrijwillige basis. Niet alle ondernemingen en niet alle economische sectoren hebben grote behoeften aan klimaat- of milieufinanciering. Waar de gevolgen echter kunnen worden verminderd en daadwerkelijk worden verminderd, moet deze verbetering worden erkend en moet de financiering ervan worden vergemakkelijkt. |
(16) |
Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) kunnen behoefte hebben aan financiering van hun transitie en waar dit het geval is, kunnen ondernemingen gebruikmaken van transitiefinanciering indien zij essentiële informatie over duurzaamheid verstrekken. Vanwege hun beperktere omvang en middelen kan dit echter moeilijker en duurder uitvallen. Kmo’s kunnen de steun van hun financieringspartners, leveranciers en klanten in hun waardeketen nodig hebben wanneer zij hun behoeften aan transitiefinanciering en de concrete toegang tot transitiefinanciering in kaart willen brengen. Grote ondernemingen en financiële intermediairs worden aangemoedigd om in hun contacten met kmo’s het evenredigheidsbeginsel toe te passen en terughoudendheid te betrachten wanneer zij informatie opvragen bij partners, leveranciers en cliënten. |
(17) |
Transitiefinanciering kan ook helpen de transitie te financieren van ondernemingen die actief zijn in sectoren die het meest te lijden hebben van de transitie naar een duurzame economie. Zo kunnen de nieuwe investeringen en bijbehorende kapitaaluitgaven van deze ondernemingen bijvoorbeeld verenigbaar zijn met de transitie volgens de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie. |
(18) |
De behoefte aan transitiefinanciering kan worden bepaald door vooruitplannen en vaststelling van transitiedoelstellingen. Dit is mogelijk door de doelen en acties van het bedrijf op korte, middellange en lange termijn vast te stellen in aansluiting op de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame economie en door middel van investerings- en actieplannen die aangeven welke middelen al zijn toegewezen en welke middelen nog vereist zijn voor de verwezenlijking van deze doelen en voor een transparante, geloofwaardige en consistente planning en implementatie van acties. Dit is mogelijk zowel op bedrijfsniveau als in het kader van een activiteit, naargelang van waar de behoefte aan transitiefinanciering zich voordoet. |
(19) |
Transitieplanning is het proces waarmee ondernemingen hun milieu- en klimaatambities omzetten in acties, en kan ondernemingen helpen de aan de transitie verbonden strategische en financiële risico’s te minimaliseren, zakelijke kansen in kaart te brengen en duidelijkheid te verschaffen over hun bedrijfsstrategie, wat nieuwe investeerders en zakelijke partners kan aantrekken. |
(20) |
Ondernemingen kunnen echter ook gebruikmaken van de instrumenten voor duurzame financiering van de Unie, zoals de taxonomie, niet alleen om de op de taxonomie afgestemde activiteiten en kapitaaluitgaven openbaar te maken, maar ook als toekomstgericht instrument voor hun transitieproces, waarbij de criteria van de taxonomie worden gebruikt als uitgangspunt voor het stellen van doelen. De taxonomie wordt steeds vaker gebruikt voor transitiefinanciering, waarbij veel ondernemingen op de taxonomie afgestemde kapitaaluitgaven rapporteren die aanzienlijk hoger zijn dan de afgestemde inkomsten, vooral in sectoren met hoge impact. |
(21) |
Investeringen om de afstemming op de taxonomie binnen 5 (bij uitzondering 10) jaar te bereiken worden erkend als kapitaaluitgaven die volledig zijn afgestemd op de taxonomie, indien dit samengaat met een plan voor kapitaaluitgaven, dit is een soort transitieplan op activiteitsniveau (14). Daarnaast zijn investeringen in transitieondersteunende activiteiten, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2020/852, investeringen in de beste beschikbare technologieën. Deze worden daarom ook erkend als op de taxonomie afgestemde investeringen, op voorwaarde dat ze niet leiden tot koolstofintensieve lock-ins op lange termijn of de ontwikkeling van groenere technologieën verhinderen. Dit zijn economische activiteiten waarvoor momenteel geen alternatieve technologie bestaat en waarvan de prestaties op koers liggen van de toekomstige transitie naar klimaatneutraliteit. Met het oog op een voortdurende verbetering tijdens het hele transitieproces voorziet Verordening (EU) 2020/852 in een driejaarlijkse herziening van de technische screeningcriteria voor transitieondersteunende activiteiten, om rekening te houden met nieuwe technologieën en wetenschappelijke bewijzen naarmate deze beschikbaar worden. |
(22) |
De taxonomie kan ook een nuttige leidraad zijn als aanvulling op klimaat- of milieudoelstellingen of transitieplannen voor economische activiteiten, die niet substantieel kunnen bijdragen aan een van de in Verordening (EU) 2020/852 vastgelegde milieudoelstellingen, maar waar aanzienlijke verbeteringen van de milieuprestaties nog altijd mogelijk zijn. Aan de hand van haar criteria en beginselen kunnen tussentijdse of minimale doelen worden gesteld, waarvoor een transitiefinanciering kan worden aangetrokken als de investeringen verenigbaar zijn met de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU (15). Dit zou moet worden gewaarborgd in een transitieplan voor de specifieke activiteit (in het kader van een activiteitsgericht transitieplan). |
(23) |
Uit de gegevens blijkt dat de taxonomie werkt zoals bedoeld binnen de bedrijven van de STOXX Europe 600 Index die tot nu toe een taxonomieafstemming van nul rapporteerden (16), gemiddeld een taxonomieafstemming van ongeveer 23 % rapporteren voor kapitaaluitgaven, 24 % voor operationele uitgaven en 17 % voor inkomsten (17). |
(24) |
De EU-klimaattransitiebenchmarks en de op Parijs afgestemde benchmarks van de EU zijn geschikte instrumenten voor het samenstellen van portfolio’s met doelstellingen voor een koolstofarme economie. Investeringsfondsen die deze benchmarks volgen, groeiden aanzienlijk en hebben momenteel een waarde van 116 miljard EUR. Ook het gebruik van marktgebaseerde ESG-benchmarks met kenmerken van ecologische duurzaamheid neemt toe. |
(25) |
Transitieplannen zijn een nuttig instrument om klimaat- of milieudoelstellingen in ondernemingen en economische activiteiten om te zetten in acties en in een investeringsplan in de uitwisselingen met financiële intermediairs en investeerders. Financiële intermediairs en investeerders kunnen ook rekening houden met de informatie in de transitieplannen en de integriteit, de transparantie en de mate van verantwoording ten aanzien van de in de plannen opgenomen doelstellingen wanneer zij een beoordeling maken van de risico’s met betrekking tot de transitie en de fysieke duurzaamheid die verbonden zijn aan een investering. |
(26) |
Transitieplannen zijn momenteel niet verplicht, maar ze zijn aan het uitgroeien tot een van de essentiële toekomstgerichte instrumenten die ondernemingen kunnen gebruiken om hun doelstellingen en de daarvoor benodigde financiering vast te stellen en te formuleren, en omvatten informatie over mijlpalen, activiteiten, processen en middelen. Transitieplannen kunnen worden opgesteld op basis van Richtlijn (EU) 2022/2464 en rapportagenormen op grond van deze Richtlijn, wanneer transitieplannen deel uitmaken van de algemene bedrijfsstrategie van een onderneming om deze af te stemmen op de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C. |
(27) |
Ondernemingen die binnen het toepassingsgebied van de rapportageverplichtingen van Richtlijn (EU) 2022/2464 vallen, zullen eventuele tijdgebonden doelstellingen voor duurzaamheid moeten communiceren, evenals eventuele plannen die ze hebben om hun bedrijfsmodel en -strategie verenigbaar te maken met de transitie naar een duurzame economie en met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C. |
(28) |
De Commissie heeft in februari 2022 een voorstel voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid (18) ingediend om ervoor te zorgen dat ondernemingen die actief zijn op de interne markt, resultaten kunnen voorleggen op het gebied van transitie naar duurzaamheid van onze economieën. Hierin wordt voorgesteld dat ondernemingen die binnen het toepassingsgebied vallen, een plan aannemen dat ervoor moet zorgen dat de bedrijfsmodellen en -strategie verenigbaar zijn met de transitie naar een duurzame economie en met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. |
(29) |
Een transitieplan, dat een aspect is van de algemene strategie van de onderneming, kan ook betrekking hebben op de transitie naar milieudoelstellingen. De geloofwaardigheid van een transitieplan kan worden versterkt door de goedkeuring ervan door het bestuur van de onderneming, onder meer door opname van een gestructureerde reeks doelstellingen en acties op korte, middellange en lange termijn, inclusief de toegewezen en nog benodigde middelen om te zorgen voor een geloofwaardige en consistente implementatie van de doelstellingen en acties, onder meer door aandacht voor, of het vermijden van, een langdurige lock-in voor broeikasgasintensieve of voor het milieu significant schadelijke activiteiten of activa, rekening houdend met de levensduur ervan. |
(30) |
Financiële intermediairs spelen een essentiële rol in het ondersteunen van de transitie naar duurzaamheid van de reële economie. Door middel van transitiefinanciering van de reële economie kan de financiële sector daarom zijn financieringsfunctie vervullen tijdens de transitie en de aan de transitie verbonden risico’s in de loop van de tijd verminderen, zodat de sector zijn eigen geordende transitie kan maken. Transitiefinanciering en aanverwante investeringen kunnen financiële transitierisico’s in de toekomst verminderen, ook al zijn ze niet automatisch onderhevig aan minder financiële risico’s dan andere investeringen. |
(31) |
Kredietverlening door banken en investeringen zijn beide belangrijk voor het financieren van de reële economie en beide zullen naar verwachting een aanzienlijk bedrag aan transitiefinanciering verstrekken aan ondernemingen. Banken en andere institutionele investeerders bevinden zich in een bijzonder goede positie om hun klanten transitiefinanciering te verstrekken, aangezien zij gebruik kunnen maken van hun nauwe klantenbetrekkingen. In dit verband kunnen banken deze aanbeveling in overweging nemen in combinatie met de bepalingen inzake transitie- en materiële risico’s in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (19) en Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20), die momenteel worden herzien. |
(32) |
In het komend advies van de Europese Bankautoriteit over groene leningen (21) en in de werkzaamheden van het Platform voor duurzame financiering (22) zullen verschillende aspecten van transitiefinanciering worden onderzocht en zal relevante input worden geleverd voor toekomstige reflectie over dit onderwerp. |
(33) |
Informatieverschaffing over duurzaamheid helpt de uitwisseling van informatie stroomlijnen tussen financiële intermediairs en ondernemingen in een transitieproces. Toekomstgerichte informatie over klimaat- of milieudoelstellingen of transitieplannen, voor zover deze bestaan, kunnen bijvoorbeeld nuttige informatie bevatten voor investeerders en financiële intermediairs die zelf betrokken zijn bij transitie. Deze informatie zal financiële intermediairs en investeerders helpen te beslissen wat er wel of niet moet worden opgenomen in investeringsproducten en de gevolgen van de verschillende investeringstermijnen en de risico’s van gestrande activa te onderzoeken. |
(34) |
Financiële intermediairs en investeerders kunnen ook bijdragen aan de transitie door specifieke transitiegerelateerde financieringsoplossingen aan te bieden die aansluiten op de klimaat- of milieudoelstellingen van ondernemingen. |
(35) |
De lidstaten worden uitgenodigd om door te gaan met bewustmaking over manieren om transitiefinanciering aan te vragen of te verstrekken. Ook wordt hen gevraagd opleidingen en technische bijstand te blijven verstrekken met het oog op een verdere uitbreiding van transitiefinanciering en een aanbod van specifieke transitiegerelateerde financieringsoplossingen aan ondernemingen die bereid zijn de transitie aan te gaan. |
(36) |
De Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ETA’s) en de nationale bevoegde autoriteiten in de Unie moeten blijven zorgen voor bewustmaking met betrekking tot relevante benaderingen voor transitiefinanciering. Dit zal ertoe bijdragen dat marktdeelnemers vertrouwen krijgen hoe zij de instrumenten voor duurzame financiering van de Unie effectief moeten aanwenden, en hen zonder al te veel gevaar voor greenwashing aanzetten tot het gebruik van transitiefinanciering. |
(37) |
Deze aanbeveling bevat geen aanbevelingen over alle aspecten van de financiering van de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame economie. Zij heeft als doel klaarheid te brengen in de basisconcepten van transitiefinanciering en het gebruik van instrumenten die een toenemend gebruik van particuliere transitiefinanciering kunnen stimuleren. |
(38) |
Deze aanbeveling is niet uitputtend aangezien marktdeelnemers andere manieren kunnen vinden om transitiefinanciering te bevorderen of aan te trekken die zijn afgestemd op de transitie naar een duurzame economie. Zij moet in overweging worden genomen in samenhang met toekomstige ontwikkelingen op de markt of in de wetgeving. Het Platform voor duurzame financiering zal helpen relevante marktpraktijken met betrekking tot transitiefinanciering in kaart te brengen, en marktdeelnemers kunnen feedback geven voor de verdere verfijning van de elementen van het kader van de duurzame financiering en het gebruik ervan voor transitiefinanciering via het platform of via door de Commissie georganiseerde voorlichtingsevenementen, zoals workshops en dialogen met belanghebbenden. Ook zal de Commissie haar samenwerking met internationale partners uitbreiden, bijvoorbeeld via het Internationaal platform inzake duurzame financiering en de komende advieshub voor duurzame financiering in het kader van de Global Gateway, om de stap naar transitiefinanciering en de internationale interoperabiliteit ervan wereldwijd te bevorderen, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
1.1. |
Deze aanbeveling wordt gedaan naar aanleiding van de mededeling van de Commissie over een strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie (23). |
1.2. |
Deze aanbeveling heeft als doel marktdeelnemers die transitiefinanciering willen verkrijgen of verstrekken, te begeleiden door middel van praktische suggesties voor aanpak van transitiefinanciering. |
1.3. |
Deze aanbeveling is gericht tot ondernemingen die willen bijdragen aan de transitie naar klimaatneutraliteit en ecologische duurzaamheid, en daarmee hun concurrentiekracht verbeteren, en die financiering zoeken voor desbetreffende investeringen. Zij is bedoeld om het gebruik van instrumenten voor duurzame financiering te verklaren in dit kader. Transitiefinanciering en groene financiering (24) kunnen worden onderscheiden van algemene financiering, waarvoor geen duurzaamheidsdoelstellingen gelden. |
1.4. |
Deze aanbeveling is over het algemeen niet bestemd voor micro-ondernemingen (25), gelet op hun omvang en bestuurlijke capaciteit. |
1.5. |
Deze aanbeveling is ook gericht aan
|
1.6. |
Deze aanbeveling geldt onverminderd de wettelijke voorschriften van de Unie op het gebied van duurzame financiering. |
1.7. |
Actoren van buiten de Unie zijn welkom om deze aanbevelingen ook te gebruiken, maar zij hebben mogelijk specifieke behoeften die niet aan de orde komen in deze aanbeveling. |
2. DEFINITIES
Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:
2.1. |
Transitie: een overgang van het huidige klimaat- en milieuprestatieniveau naar een klimaatneutrale, klimaatveerkrachtige en ecologisch duurzame economie in een tijdschema dat het verwezenlijken ervan mogelijk maakt:
|
2.2. |
Transitiefinanciering: de financiering van investeringen die verenigbaar zijn met en bijdragen aan de transitie en waarbij lock-ins worden vermeden, inclusief:
|
2.3. |
Transitieplan: een aspect van de algemene strategie van de onderneming waarin de doelstellingen en de acties van de entiteit in het kader van de transitieplan naar een klimaatneutrale en duurzame economie zijn vastgelegd, zoals bijvoorbeeld broeikasgasemissiereducties in overeenstemming met de doelstelling om de klimaatverandering te beperken tot 1,5 °C. |
3. AANBEVELING AAN ONDERNEMINGEN DIE OP ZOEK ZIJN NAAR TRANSITIEFINANCIERING
Instrumenten voor duurzame financiering om de transitiefinancieringsbehoeften te bepalen en te formuleren
3.1. |
Ondernemingen kunnen hun transitiefinancieringsbehoeften beoordelen op basis van hun effecten, risico’s en kansen met betrekking tot duurzaamheid. Deze kunnen in kaart worden gebracht middels een beoordeling van de materialiteit. |
3.2. |
Om hun behoeften aan transitiefinanciering te bepalen zouden ondernemingen kunnen beginnen met het vaststellen van transitiedoelstellingen en het definiëren van individuele transitietrajecten aan de hand van wetenschappelijk onderbouwde scenario’s en trajecten (29). |
3.3. |
Er kunnen instrumenten voor duurzame financiering, met name de taxonomie of de EU-klimaatbenchmarks alsook geloofwaardige transitieplannen worden gebruikt om de vaststelling van transitiedoelstellingen te ondersteunen en specifieke transitiefinancieringsbehoeften te formuleren voor de onderneming en voor de economische activiteiten (30). |
3.4. |
Door transitiedoelstellingen en de bijbehorende financieringsbehoeften duidelijk op te nemen in een geloofwaardig transitieplan kunnen financiële intermediairs en investeerders de kansen voor transitiefinanciering gemakkelijker begrijpen, vergelijken en benchmarken. |
3.5. |
De financieringsbehoeften voor de transitie kunnen worden gespecificeerd als geplande kapitaaluitgaven en, indien van toepassing, exploitatiekosten met betrekking tot het verwezenlijken van klimaat- en milieudoelstellingen, en ook als huidige of gerichte inkomsten met betrekking tot de transitie. |
3.6. |
Waar dit relevant is zouden ondernemingen met financiële intermediairs en investeerders hun specifieke transitiefinancieringsbehoeften en de meest geschikte financieringsoplossingen kunnen bespreken. |
4. GEBRUIK VAN GELOOFWAARDIGE TRANSITIETRAJECTEN VOOR HET STELLEN VAN WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWDE DOELEN
4.1. |
Ondernemingen kunnen gebruikmaken van openbaar beschikbare sectoroverschrijdende of sectorspecifieke decarbonisatiescenario’s en trajecten, en, indien van toepassing, scenario’s voor milieuverbetering als referentie voor het stellen van wetenschappelijk onderbouwde doelen en om hun transitiefinancieringsbehoeften te bepalen. |
4.2. |
Bij het gebruik van scenario’s of trajecten wordt aanbevolen wetenschappelijk onderbouwde scenario’s of trajecten te gebruiken en, in geval van koolstofarme trajecten, scenario’s die overeenstemmen met de Overeenkomst van Parijs, zoals de 1,5 °C-scenario’s van het Internationaal Energieagentschap of de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) zonder of met een beperkte overschrijding (31). |
4.3. |
Aanbevolen wordt de trajecten voor een individuele onderneming aan te passen aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie en op basis van de locaties waar de onderneming actief is, en het uitgangspunt van de onderneming. Ter ondersteuning hiervan wordt ook aanbevolen om per sectoraal ecosysteem de kwalitatieve EU-transitietrajecten (32) van de Europese Commissie te raadplegen bij het beoordelen van de uitdagingen op het gebied van klimaattransitie en de beschikbare best-in-classtechnologieën alsmede de bredere uitdagingen op het gebied van groene en digitale transitie en veerkracht binnen een bepaalde sector. |
4.4. |
Wetenschappelijk onderbouwde transitiedoelstellingen kunnen worden gebruikt voor het aantrekken van transitiefinanciering zonder transitieplan, wanneer dit in verhouding staat tot de complexiteit, de omvang en de impact van die onderneming, en wanneer ze onderbouwd zijn met informatie die de integriteit en transparantie van die doelstellingen waarborgt en verantwoording aflegt voor het uitvoeren van acties ter verwezenlijking van de doelstellingen. |
5. GEBRUIK VAN EU-KLIMAATBENCHMARKS
5.1. |
Ondernemingen kunnen, waar nodig, methodologieën gebruiken die worden gebruikt voor EU-klimaatbenchmarks om wetenschappelijk onderbouwde scenario’s of trajecten aan te vullen. Ze kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van de definitie van individuele trajecten op ondernemings- of projectniveau en helpen om transitiedoelstellingen vast te stellen en transitiefinancieringsbehoeften te bepalen. |
5.2. |
Dezelfde methodologieën kunnen ook worden gebruikt om te voorkomen dat nieuwe investeringen mogelijk gestrande activa zouden worden en zouden de mogelijkheid bieden voor het opnemen in een aan een EU-klimaatbenchmark gekoppelde investerings- of kredietportfolio van uitgiften van de onderneming of van kapitaal aangetrokken voor een relevant transitieproject (33). |
6. GEBRUIK VAN DE EU-TAXONOMIE
6.1. |
Ondernemingen kunnen hun behoeften aan transitiefinanciering bepalen door vrijwillig gebruik te maken van de taxonomie, naast andere wetenschappelijk gefundeerde referentiepunten, bij het vaststellen van transitiedoelstellingen voor specifieke economische activiteiten in economische sectoren die vallen onder de gedelegeerde handelingen die zijn aangenomen op grond van Verordening (EU) 2020/852 (34). |
6.2. |
Ondernemingen worden aangemoedigd om de taxonomie te gebruiken voor het plannen van investeringen die hen in staat stellen om binnen 5 jaar (bij uitzondering 10) te voldoen aan de taxonomiecriteria voor een bepaalde economische activiteit, aangezien deze investeringen al volledig worden erkend als afgestemd op de taxonomie. |
6.3. |
Ondernemingen kunnen de taxonomie gebruiken om mijlpalen en tussentijdse doelen te stellen voor de transitie van hun economische activiteiten, voor de verdere verbetering van de milieuprestaties of om zich op termijn met een langer tijdsbestek af te stemmen op de taxonomie, dat toch kort genoeg zal zijn om verenigbaar te zijn met de transitie. Zo kunnen ondernemingen de taxonomiecriteria bijvoorbeeld waar nodig gebruiken om een stapsgewijze afstemming op de taxonomie te plannen: met als eerste tijdgebonden doel, de door de criteria inzake “geen ernstige afbreuk doen” vastgestelde prestatieniveaus te overschrijden en met als tweede tijdgebonden doel, zich af te stemmen op de criteria voor een wezenlijke bijdrage, zoals zal worden toegelicht in een activiteitsspecifiek transitieplan (35). |
6.4. |
Om het gebruik van de taxonomie voor het aantrekken van transitiefinanciering operationeel te maken zouden ondernemingen hun behoeften aan transitiefinanciering kunnen specificeren met betrekking tot de kapitaaluitgaven van de onderneming. Indien van toepassing zouden ze deze behoeften ook kunnen specificeren met betrekking tot hun huidige en gerichte operationele uitgaven of inkomsten die ofwel:
|
7. GEBRUIK VAN EEN GELOOFWAARDIG TRANSITIEPLAN
7.1. |
Onverminderd de wettelijke verplichtingen kunnen ondernemingen, vooral die welke activiteiten met materiële gevolgen hebben of complexe transitietrajecten volgen, transitieplannen ontwikkelen op het niveau van de onderneming of een activiteit, of beide, om op gestructureerde en consistente wijze transitiedoelstellingen, mijlpalen, acties en behoeften aan middelen te formuleren. |
7.2. |
De rapportagenormen in het kader van Richtlijn (EU) 2022/2464 bieden een model voor het ontwikkelen van geloofwaardige transitie- en actieplannen die ondernemingen kunnen gebruiken om de integriteit, transparantie en verantwoording van deze plannen te waarborgen. |
7.3. |
De taxonomie en de EU-klimaatbenchmarks kunnen samen met wetenschappelijk onderbouwde scenario’s of paden worden gebruikt om de doelstellingen of financieringsbehoeften te bepalen die in dergelijke plannen zijn opgenomen op het niveau van ondernemingen en economische activiteiten. |
7.4. |
Plannen voor milieuduurzaamheid kunnen ook gebruikmaken van de strategische milieuactieplannen van de EU voor de circulaire economie (36), biodiversiteit (37) en nulvervuiling (38). |
8. FINANCIERINGSINSTRUMENTEN OM TRANSITIEFINANCIERING AAN TE TREKKEN
8.1. |
Ondernemingen worden aangemoedigd om één financieringsinstrument of een combinatie van verschillende transitiegerelateerde financieringsinstrumenten te gebruiken om transitiefinanciering aan te trekken, zoals specifieke soorten leningen of kapitaalmarktuitgiften met specifieke kenmerken (39). |
Groene of andere duurzaamheidsleningen
8.2. |
Als een onderneming behoefte heeft aan transitiefinanciering, kan zij specifieke soorten leningen aanvragen, zoals aan duurzaamheid gekoppelde leningen of groene leningen. |
8.3. |
Financiële intermediairs beginnen met het aanbieden van dergelijke leningen en kunnen concurrerende rentetarieven bieden, als de beoogde milieuprestaties die ten grondslag liggen aan de leningen, transitierisico’s helpen verminderen of lagere herfinancieringstarieven voor de financiële intermediairs mogelijk maken. |
8.4. |
Investeringen om specifieke transitiedoelstellingen te bereiken, zoals het upgraden van activa of het verrichten van nieuwe investeringen die productieprocessen met lage klimaat- en milieueffecten mogelijk maken, zouden kunnen worden gefinancierd door leningen voor speciale doeleinden waarvan de opbrengsten uitsluitend worden gebruikt voor dit doeleinde (dit wordt ook wel financiering op basis van opbrengstgebruik (“use-of-proceeds”) genoemd). Door het doel te formuleren via transitiedoelstellingen die gerelateerd zijn aan de criteria van de taxonomie, zou het aangaan van transitiegerichte leningen worden aangemoedigd. |
8.5. |
Investeringen in prestatieverbeteringen op het niveau van de onderneming kunnen worden gefinancierd door aan duurzaamheid gekoppelde leningen met wetenschappelijk onderbouwde, tijdgebonden doelstellingen voor klimaat of milieuprestaties die als waarborg dienden en waarbij de rentetarieven gebonden zijn aan de verwezenlijking van de geplande prestatiedoelstellingen voor duurzaamheid, om lock-ineffecten te voorkomen. |
Groene of andere duurzaamheidsobligaties
8.6. |
Ondernemingen kunnen voor de financiering van hun transitie ook kapitaalmarktinstrumenten of specifieke soorten obligaties uitgeven, zoals groene of aan duurzaamheid gekoppelde obligaties. Obligaties kunnen worden gebruikt om kapitaal aan te trekken voor ondernemingen en economische activiteiten. |
8.7. |
Om transitiefinanciering voor een specifiek doel aan te trekken, zouden uitgevende instellingen kunnen overwegen obligaties uit te geven waarvan de opbrengsten aantoonbaar worden gebruikt voor transitiedoeleinden. Hoewel er internationale standaarden voor groene obligaties bestaan en deze zouden kunnen worden gebruikt om transitiefinanciering aan te trekken, kunnen ondernemingen ook overwegen om de Europese standaard voor groene obligaties te gebruiken om groene obligaties uit te geven voor het financieren van economische activiteiten die binnen 5 (en uitzonderlijk 10) jaar afgestemd zullen zijn op de taxonomie. |
8.8. |
Aan duurzaamheid gekoppelde obligaties kunnen worden gebruikt om kapitaal aan te trekken voor de verbetering van de duurzaamheidsprestaties van de onderneming, zowel op het niveau van de onderneming als op het niveau van de activiteiten. Ze moeten worden gekoppeld aan degelijke prestatiedoelstellingen voor duurzaamheid — bijvoorbeeld kernprestatie-indicatoren (KPI’s) voor de taxonomie — en een tijdsbestek dat is afgestemd op de transitie, aangezien de coupons meestal worden uitgegeven op voorwaarde dat de beoogde prestaties worden behaald en gestimuleerd. |
8.9. |
De in de punten 3 tot en met 7 genoemde instrumenten voor duurzame financiering kunnen worden gebruikt als prestatiedoelstellingen en om de geloofwaardigheid van aan duurzaamheid gekoppelde obligaties verder te versterken. |
Financiering van eigen vermogen en gespecialiseerde leningen
8.10. |
Ondernemingen kunnen ook eigenvermogensinstrumenten uitgeven of gespecialiseerde kredietoplossingen overwegen die gekoppeld zijn aan prestatiedoelstellingen voor duurzaamheid op het niveau van de onderneming, het project of de economische activiteit. Er kunnen soortgelijke benaderingen worden toegepast als de hierboven beschreven aanpak voor het bepalen van dergelijke prestatiedoelstellingen. |
9. AANBEVELING AAN FINANCIËLE INTERMEDIAIRS EN INVESTEERDERS DIE BEREID ZIJN TRANSITIEFINANCIERING TE VERSTREKKEN
Instrumenten voor het stellen van doelen voor transitiefinanciering en voor het in kaart brengen van projecten of ondernemingen
9.1. |
Financiële intermediairs kunnen bijdragen aan de financiering van de transitie door de doelstellingen voor de transitiefinanciering tot uiting te laten komen in hun kredietverlenings- of investeringsstrategie. |
9.2. |
Bij het bepalen van transitiedoelstellingen en het ontwerpen van benaderingen in het kader van transitiefinanciering voor portfolio’s en investerings- of kredietstrategieën kunnen financiële intermediairs:
|
9.3. |
Investeerders en eigenaars van activa kunnen een vergelijkbare aanpak ontwikkelen voor hun eigen activa. |
9.4. |
Om investeringsstrategieën met het oog op transitiefinanciering operationeel te maken en ondernemingen en projecten in kaart te brengen die voldoen aan de transitiedoelstellingen, kunnen financiële intermediairs en investeerders (41):
|
10. SAMENWERKING MET ONDERNEMINGEN DIE TRANSITIEFINANCIERING NODIG HEBBEN
10.1. |
Financiële intermediairs worden aangemoedigd om contacten te leggen met cliënten en voor belegging in aanmerking komende ondernemingen die in transitie zijn, vooral als er een grote behoefte is aan transitiefinanciering. |
10.2. |
Het contactbeleid zou erin kunnen bestaan dat relevante leen- of investeringsstrategieën worden geschetst die geschikt zouden kunnen zijn voor de relevante behoeften aan transitiefinanciering, en ook de voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiering uit hoofde van deze strategieën. |
10.3. |
In hun contacten met cliënten en ondernemingen waarin wordt belegd, kunnen de volgende aspecten worden besproken:
|
11. TRANSITIESPECIFIEKE FINANCIERINGSOPLOSSINGEN
11.1. |
Naast algemene kredietverlenings- en financieringsoplossingen kunnen financiële intermediairs transitiespecifieke financieringsoplossingen aanbieden aan ondernemingen of projecten met aanzienlijke transitiefinancieringsbehoeften. |
11.2. |
Dit omvat bijvoorbeeld het aanbieden van leningen of financieringsproducten die kunnen helpen bij het financieren van transitie-investeringen in het veld, zoals producten gebaseerd op:
|
11.3. |
Financiële intermediairs kunnen stimulansen overwegen om aan te zetten tot sterke prestatie ten opzichte van de transitiedoelstellingen van de onderneming, bijvoorbeeld door vooruitgang ten opzichte van de transitiedoelstellingen of de taxonomiecriteria te belonen met aantrekkelijke rentetarieven, bijvoorbeeld op basis van verlaagde transitierisico’s of verbeterde financieringskosten. |
12. TRANSITIE- EN FYSIEKE RISICO’S
12.1. |
Financiële intermediairs en investeerders worden aangemoedigd om te beoordelen hoe hun transitiedoelstellingen en de doelstellingen voor transitiefinanciering aansluiten op en bijdragen aan hun strategieën voor risicobeheer, om de financiële risico’s aan te pakken die voortkomen uit een gebrekkige afstemming op de transitie. |
12.2. |
Financiële intermediairs en investeerders worden in het bijzonder aangemoedigd om:
|
13. AANBEVELING MET BETREKKING TOT KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN
Kleine en middelgrote ondernemingen op zoek naar transitiefinanciering
13.1. |
Als kmo’s geïnteresseerd zijn in het aantrekken van transitiefinanciering, zullen ze evenredige regelingen nodig hebben, gelet op de omvang, de bestuurlijke capaciteit en de middelen van hun onderneming. Zij worden daarom aangemoedigd om in contact te treden met financiële intermediairs en investeerders om te onderzoeken welke financieringsopties en ondersteunende diensten er voor hen mogelijk zijn. |
13.2. |
Kmo’s die willen bijdragen aan de transitie, kunnen overwegen transitiefinanciering aan te trekken voor hun transitiegerelateerde investeringen, die onmiddellijke of toekomstige investeringen kunnen zijn, bijvoorbeeld voor de volgende zaken:
|
13.3. |
Beursgenoteerde kmo’s vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2022/2464 en zullen in de toekomst duurzaamheidsinformatie openbaarmaken volgens vereenvoudigde rapportagenormen. Kmo’s die niet binnen het toepassingsgebied van die Richtlijn vallen maar hun essentiële informatie over duurzaamheid willen bekendmaken, kunnen het gebruik overwegen van deze vereenvoudigde rapportagenormen of van andere vrijwillige rapportagenormen die voor dit doel toegesneden zijn op kmo’s (45). |
13.4. |
Grote ondernemingen worden met aandrang uitgenodigd de kmo’s in hun waardeketen die in transitiefinanciering geïnteresseerd zijn, op evenredige wijze te ondersteunen bij het beoordelen van de behoeften aan transitiefinanciering en, waar dit relevant is, essentiële informatie over duurzaamheid in te winnen, ongeacht zij al dan niet binnen het toepassingsgebied van de verplichte duurzaamheidsrapportage vallen. |
13.5. |
Waar dit relevant is kunnen grotere ondernemingen ook samenwerken met financiële instellingen om gunstige financieringsvoorwaarden en/of inkoopvoorwaarden te bieden aan hun partners in de waardeketen die transitiefinanciering nodig hebben, met name kmo’s in sectoren die relevant zijn voor de transitie (46). |
14. FINANCIERINGSOPLOSSINGEN VOOR KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN
14.1. |
Kmo’s hebben een beperkte capaciteit om gedetailleerde informatie te verstrekken, daarom worden financiële intermediairs en investeerders aangemoedigd om het evenredigheidsbeginsel toe te passen in hun omgang met kmo’s. Ze zouden niet meer informatie mogen vragen dan nodig is en terughoudendheid moeten betrachten bij het opvragen van informatie van kmo-partners in de waardeketen. |
14.2. |
Financiële intermediairs worden aangemoedigd om opleidings- en bewustmakingsprogramma’s, adviesdiensten of webgebaseerde instrumenten aan te bieden om kmo’s die in transitiefinanciering geïnteresseerd zijn, attent te maken op transitierisico’s en -opportuniteiten. |
14.3. |
In dit kader zou steun kunnen worden verleend aan belangstellende kmo’s om een eenvoudige beoordeling te maken van hun behoeften aan transitiefinanciering. |
14.4. |
Specifiek groene en transitiespecifieke financieringsoplossingen die evenredig en geschikt zijn voor gebruik door kmo’s en die de invoering ervan stimuleren, kunnen aan kmo’s worden aangeboden, rekening houdend met het feit dat niet-beursgenoteerde kmo’s niet onderworpen zijn aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2464 en Verordening (EU) 2020/852. |
15. AANBEVELINGEN AAN DE LIDSTATEN
De lidstaten wordt verzocht de volgende aanbevelingen in overweging te nemen voor het stimuleren van transitiefinanciering:
15.1. |
De lidstaten worden aangemoedigd om marktdeelnemers bewust te maken van de noodzaak van financiering van investeringen in de groene transitie en van de bestaande normen, beginselen en waarborgen die de geloofwaardigheid en milieu-integriteit van dergelijke investeringen kunnen verzekeren. Zij zouden toelichting kunnen geven over de voordelen van het gebruik daarvoor van EU-instrumenten voor duurzame financiering. |
15.2. |
De lidstaten zouden marktdeelnemers kunnen aanmoedigen om referentiescenario’s te gebruiken die wetenschappelijk onderbouwd zijn en de decarbonisatietrajecten weerspiegelen die overeenstemmen met de Overeenkomst van Parijs, zoals de 1,5 °C-scenario’s van het Internationaal Energieagentschap (IEA) of de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) zonder of met een beperkte overschrijding, of EU-, nationale of sectorale trajecten die naar deze scenario’s van het IEA of het IPCC verwijzen. |
15.3. |
De lidstaten zouden in het kader van de EU- en nationale mededingingsregels samenwerkingsverbanden tussen marktdeelnemers kunnen aanmoedigen om ervaringen en beste praktijken te delen bij het verstrekken of verkrijgen van transitiefinanciering en het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen. De lidstaten zouden hiervoor kunnen steunen op de rol die brancheverenigingen en andere gereputeerde organen in dit verband kunnen spelen. |
15.4. |
De lidstaten zouden kunnen aanzetten tot de opbouw van capaciteit voor instrumenten en beleidsvoering inzake transitiefinanciering, met inbegrip van opleidingen van ambtenaren, regulatoren en professionals uit de financiële sector, om ondersteuning te bieden bij het ontwerpen van transitiegerelateerde financieringsoplossingen en beleidskeuzen waarin rekening wordt gehouden met geografische afhankelijkheden. |
15.5. |
De lidstaten zouden innovatieve duurzame financieringsproducten en diensten kunnen aanmoedigen en bevorderen die zijn toegesneden zijn op kmo’s, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel. |
15.6. |
De lidstaten zouden kmo’s kunnen ondersteunen bij de vrijwillige rapportage van kerninformatie over duurzaamheid en transitiefinanciering aan belanghebbenden, financiële intermediairs en investeerders, wat zou kunnen leiden tot een grotere diversiteit aan financieringsmogelijkheden voor kmo’s. |
15.7. |
De lidstaten zouden multilaterale ontwikkelingsbanken en nationale stimuleringsbanken kunnen aanmoedigen om deze inspanningen te ondersteunen door het aanbieden van technische bijstand. |
15.8. |
De lidstaten zouden initiatieven tussen lokale banken en kmo’s kunnen stimuleren voor de ontwikkeling en uitvoering van duurzame financieringsstrategieën en geloofwaardige transitiedoelstellingen of, waar dit relevant is, transitieplannen voor kmo’s. |
16. AANBEVELING AAN DE EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN EN DE NATIONALE BEVOEGDE AUTORITEITEN
De Europese toezichthoudende autoriteiten en de nationale bevoegde autoriteiten worden aangemoedigd om:
16.1. |
deze aanbeveling in overweging te nemen bij de monitoring van en het toezicht op risico’s inzake transitiegerelateerde greenwashing. |
16.2. |
bij de beoordeling van de transitiegerelateerde financiële risico’s van onder toezicht staande entiteiten rekening te houden met relevante toekomstgerichte informatie in transitiedoelstellingen, geloofwaardige transitieplannen of taxonomierapportage. |
16.3. |
onder toezicht staande entiteiten bewust te maken van de wijze waarop het regelgevingskader de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van toekomstgerichte informatie van tegenpartijen of ondernemingen waarin is belegd, om transitierisico’s en fysieke risico’s te beoordelen, te beheren en te monitoren. |
16.4. |
bij bevoegde nationale autoriteiten capaciteit op het gebied van transitiefinanciering op te bouwen en hen ertoe aan te zetten een vertrouwde omgeving voor transitiefinanciering te scheppen in de hele EU.
Gedaan te Brussel, 27 juni 2023. |
Voor de Commissie
Mairead MCGUINNESS
Lid van de Commissie
(1) De Unie zal in 2021-2030 477 miljard EUR per jaar meer moeten investeren dan in 2011-2020 om haar emissiereductiedoelstellingen in de energie- en vervoerssector te halen. Zij zal jaarlijks 110 miljard EUR extra moeten investeren om haar milieudoelstellingen te verwezenlijken. Zie voor meer informatie het werkdocument van de diensten van de Commissie over het beoordelen van de investeringsbehoeften en beschikbaarheid van financiering ter versterking van de productiecapaciteit voor nettonultechnologie in de EU (SWD (2023) 68 final) en de mededeling van de Commissie over de EU-economie na COVID-19: gevolgen voor de economische governance, COM(2021) 662 final.
(2) Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (verordening voor een nettonulindustrie), COM(2023) 161 final.
(3) Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame investeringen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13). Hierna verwijst de term “taxonomie” naar Verordening (EU) 2020/852 samen met de gedelegeerde handelingen uit hoofde van die verordening.
(4) Verordening (EU) 2019/2089 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 inzake EU klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks en informatieverschaffing over duurzaamheid over benchmarks (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 17).
(5) Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 15).
(6) Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende groene obligaties, COM(2021) 391 final. Politiek akkoord bereikt tussen de medewetgevers op 28 februari 2023.
(7) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de Strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie, COM(2021) 390 final.
(8) OESO (2022), OECD Guidance on Transition Finance: Ensuring Credibility of Corporate Climate Transition Plans, Green Finance and Investment, OESO Publishing, Parijs.
(9) G20 (2022), 2022 G20 Sustainable Finance Report.
(10) Internationaal platform voor duurzame financiering (2022), Report on Transition Finance. Beschikbaar op: https://finance.ec.europa.eu/system/files/2022-11/221109-international-platform-sustainable-report-transition-finance_en.pdf
(11) United Nations’ High-Level Expert Group on the Net Zero Emissions Commitments of Non-State Entities (2022), Integrity Matters: Net Zero Commitments by Businesses, Financial Institutions, Cities and Regions.
(12) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De Europese Green Deal, COM(2019) 640 final.
(13) Goedgekeurd door de Unie op 5 oktober 2016; Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).
(14) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door aan artikel 19 bis of artikel 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9), bijlage I.
(15) Uitgaven voor activiteitsspecifieke transitieplannen kunnen niet als afgestemd op de taxonomie worden aangemerkt als ze niet volledig zijn afgestemd op de respectievelijke taxonomiecriteria, maar ze kunnen desondanks een zinvolle stap zijn naar hogere niveaus van duurzaamheidsprestaties en een transitiefinanciering aantrekken.
(16) Op 17 mei 2023 maakte 63 % van de ondernemingen van de STOXX Europe 600 bekend of ze in aanmerking kwam voor de taxonomie en of ze daarop hadden afgestemd voor het boekjaar 2022; bron: Bloomberg.
(17) Bijna twee op drie bedrijven die kapitaaluitgaven bekend maakten die in aanmerking kwamen voor de taxonomie, rapporteerden een afstemmingscijfer dat niet gelijk is aan nul, en een op twee bedrijven een niveau van afgestemde inkomsten dat niet gelijk is aan nul; Bron: Bloomberg.
(18) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlment en de Raad inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937, COM(2022) 71 final.
(19) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(20) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(21) Komend advies naar aanleiding van de oproep voor advies aan de Europese Bankautoriteit over groene leningen en hypotheken, beschikbaar op: https://www.eba.europa.eu/sites/default/documents/files/document_library/About%20Us/Missions%20and%20tasks/Call%20for%20Advice/2022/CfA%20on%20green%20loans%20and%20mortgages/1043881/EBA%20Call%20for%20Advice%20Green%20Loans%20and%20Mortgages_Clean.pdf
(22) Het Platform voor duurzame financiering opgericht bij artikel 20 van Verordening (EU) 2020/852. U vindt meer informatie over dit platform op: https://finance.ec.europa.eu/sustainable-finance/overview-sustainable-finance-old/platform-sustainable-finance_en
(23) Mededeling van de Commissie over een “Strategie voor de financiering van de transitie naar een duurzame economie”, COM/2021/390 final.
(24) Het onderscheid en de overlappingen tussen transitiefinanciering en groene financiering, en hoe deze zich in de loop van de tijd ontwikkelen, worden geïllustreerd in deel 1 van de bijlage.
(25) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1) definieert een micro-onderneming als een onderneming waar minder dan 10 personen in dienst zijn en met een jaaromzet en/of jaarbalans die niet hoger is dan 2 miljoen EUR.
(26) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(27) Zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2020/852.
(28) Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 van de Commissie van 6 juli 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door vaststelling van de inhoud en de presentatie van door niet aan artikel 19 bis of 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU onderworpen ondernemingen te rapporteren informatie betreffende ecologisch duurzame economische activiteiten en door vaststelling van de methode om aan deze rapportageverplichting te voldoen (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 9).
(29) Deel 2 van de bijlage laat zien hoe de verschillende kenmerken van de transitiedoelstellingen van een onderneming zich kunnen weerspiegelen in de behoeften aan transitiefinanciering met verschillende tijdsbestekken. Figuur 2 in de bijlage laat verschillende opties zien voor het formuleren van financieringsbehoeften voor de transitie.
(30) Deel 3 van de bijlage geeft een overzicht van instrumenten die kunnen worden gebruikt om de financieringsbehoeften en mogelijkheden voor de transitie te bepalen om transitiefinanciering aan te trekken.
(31) Een mogelijke bron voor dergelijke scenario’s zouden de scenario’s kunnen zijn die worden gepubliceerd door het Network for Greening the Financial System.
(32) De kwalitatieve EU-transitietrajecten van de Europese Commissie zijn beschikbaar op: https://single-market-economy.ec.europa.eu/industry/transition-pathways_en.
(33) Deel 4 van de bijlage licht de methodologieën van de EU-klimaatbenchmarken nader toe en legt uit hoe deze kunnen worden gebruikt voor het formuleren van de behoeften aan transitiefinanciering.
(34) Zoals de gedelegeerde handeling klimaat en alle toekomstige gedelegeerde handelingen waarin technische screeningcriteria worden gespecificeerd.
(35) Deel 5 van de bijlage laat zien hoe de taxonomie voor dit doel kan worden gebruikt.
(36) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor een circulaire economie: Voor een schoner en concurrerender Europa, COM/2020/98 final.
(37) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: De natuur terug in ons leven brengen, COM/2020/380 final.
(38) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Route naar een gezonde planeet voor iedereen — EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul, COM/2021/400 final.
(39) Deel 6 van de bijlage geeft voorbeelden van de hieronder beschreven financieringsinstrumenten.
(40) Ook rekening houdende met deel 2 van de bijlage.
(41) Deel 7 van de bijlage bevat verdere suggesties voor dergelijke instrumenten.
(42) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor de circulaire economie: Voor een schoner en concurrerender Europa, COM/2020/98 final.
(43) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: De natuur terug in ons leven brengen, COM/2020/380 final.
(44) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Route naar een gezonde planeet voor iedereen — EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul, COM/2021/400 final.
(45) In het kader van Richtlijn (EU) 2022/2464 zal de rapportage voor beursgenoteerde kmo’s (met uitzondering van micro-ondernemingen) in 2027 beginnen, op basis van het financiële jaar 2026. Beursgenoteerde kmo’s kunnen rapporteren volgens afzonderlijke, evenredige normen die door de EFRAG zijn ontwikkeld.
(46) Bedrijven kunnen bijvoorbeeld kmo’s, ongeacht of deze al dan niet binnen het toepassingsgebied van de verplichte duurzaamheidsrapportage vallen, ondersteunen om vrijwillig gebruik te maken van Unie-instrumenten voor duurzame financiering of andere wetenschappelijk onderbouwde instrumenten om hun transitieprojecten, transitiedoelstellingen of transitieplannen voor de aanpak van transitierisico’s op transparante wijze en inhoudelijk bekend te maken aan de banken.
BIJLAGE
Deze bijlage hoort bij de aanbeveling van de Commissie betreffende het faciliteren van financiering voor de transitie naar een duurzame economie (1). Ze vult de aanbeveling aan met meer gedetailleerde beschouwingen en illustraties om het vrijwillige gebruik te ondersteunen van instrumenten uit het duurzaam financieringskader van de EU voor transitiefinanciering. Ze bevat diverse opties en voorstellen voor ondernemingen en financiële instellingen om transitiedoelstellingen te bepalen, transitiefinancieringsbehoeften en -projecten te identificeren en te formuleren en om transitiefinanciering te verkrijgen of te bieden. |
Inhoudsopgave
1. |
Relatie tussen groene financiering en transitiefinanciering | 35 |
2. |
Beschouwingen over hoe verschillende soorten impact, risico’s en opportuniteiten van een onderneming kunnen worden weerspiegeld in individuele transitiedoelstellingen | 35 |
3. |
Overzicht van duurzame financieringsinstrumenten voor het formuleren en bepalen van transitiefinancieringsbehoeften | 38 |
4. |
Methodologieën van de EU-klimaatbenchmarks | 38 |
5. |
EU-taxonomie | 39 |
5.1. |
Waarvoor de EU-taxonomie kan worden gebruikt | 39 |
5.2. |
De taxonomie als een transitie-instrument | 40 |
5.3. |
Opties voor het gebruik van de taxonomie om transitiefinancieringsbehoeften te specificeren | 40 |
6. |
Financieringsinstrumenten om transitiefinanciering te verkrijgen | 42 |
7. |
Het gebruik van duurzame financieringsinstrumenten van de Europese Unie door financiële tussenpersonen en beleggers | 43 |
1. Relatie tussen groene financiering en transitiefinanciering
Duurzame financiering betreft zowel het financieren van wat al milieuvriendelijk is als van wat bezig is met de transitie op termijn naar dergelijke prestatieniveaus.
Figuur 1 hierna toont hoe transitiefinanciering zich verhoudt tot algemene financiering en groene financiering, en hoe deze verschillende vormen van financiering kunnen evolueren op korte, middellange en lange termijn.
Algemene financiering, die geen duurzaamheidsdoelstellingen heeft, kan worden onderscheiden van groene financiering en transitiefinanciering. Dergelijke algemene financiering kan momenteel zowel zeer impactvolle activiteiten als activiteiten met lage impact omvatten. Mettertijd, als de economie overschakelt, moeten de zeer impactvolle activiteiten overgaan naar activiteiten met lage impact.
Transitiefinanciering heeft als doel die transitie te financieren. Dit kan zowel financiering voor gebruik van de opbrengsten (“use-of-proceeds”) als financiering voor algemene (bedrijfs)doeleinden omvatten. Op korte termijn zal de transitiefinanciering niet resulteren in verbeteringen die voldoen aan de groene prestatiedoelstellingen. Op de lange termijn moet de transitiefinanciering evenwel afgestemd worden op de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU en zal zodoende worden beschouwd als groen of “met lage impact”.
2. Beschouwingen over hoe verschillende soorten impact, risico’s en opportuniteiten van een onderneming kunnen worden weerspiegeld in individuele transitiedoelstellingen
Dit deel heeft betrekking op punt 3 en 4 van de aanbeveling van de Commissie.
Ondernemingen kunnen hun transitiefinancieringsbehoeften beschouwen op basis van hun impact, risico’s en opportuniteiten inzake duurzaamheid. Deze kunnen worden bepaald via een materialiteitsbeoordeling volgend op de dubbele-materialiteitsaanpak.
Als onderdeel van deze beoordeling kunnen de ondernemingen een klimaat- en milieugerelateerde scenarioanalyse gebruiken om te berichten over de identificatie en beoordeling van fysieke en transitierisico’s en -opportuniteiten op korte, middellange en lange termijn. Aan de hand van het resultaat van een dergelijke materialiteitsbeoordeling (2) kunnen ondernemingen transitiedoelstellingen bepalen en transitiefinancieringsbehoeften en -toezeggingen vaststellen, waar dat relevant is.
Figuur 2 geeft een overzicht van de instrumenten die kunnen worden gebruikt om na te denken over de manier waarop transitiefinancieringsbehoeften kunnen worden bepaald in geval van materiële impact, en over de manier waarop financieringsbehoeften kunnen worden gedefinieerd om lage of restimpact aan te pakken.
Bij het plannen van hun transitie en het bepalen van hun behoeften aan transitiefinanciering worden de ondernemingen gestimuleerd om na te denken over het bepalen van transitiedoelstellingen op basis van relevante transitietrajecten die compatibel zijn met de transitie, rekening houdend met het soort impact en andere factoren zoals ernst, schaal, reikwijdte en onherstelbaarheid van de impact. De ondernemingen kunnen hierbij terugvallen op de normen en de begeleidende informatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 en de implementatie ervan (CSRD, Corporate Sustainability Reporting Directive — richtlijn voor duurzaamheidsrapportage op ondernemingsniveau).
De ondernemingen worden aangespoord om de volgende beschouwingen te maken over hoe verschillende soorten impact, risico’s en opportuniteiten kunnen worden weerspiegeld in de transitiedoelstellingen en de daarmee samenhangende behoeften voor transitiefinanciering.
Tabel 1.
Algemene beschouwingen over het bepalen van klimaat- en milieudoelstellingen in geval van materiële impact
|
Tabel 2.
Beschouwingen over eenvoudige verbeteringsdoelstellingen bij niet-materiële impact
|
3. Overzicht van duurzame financieringsinstrumenten voor het formuleren en bepalen van transitiefinancieringsbehoeften
Duurzame financieringsinstrumenten, in het bijzonder de taxonomie, of de EU-klimaatbenchmarks en ook geloofwaardige transitieplannen kunnen als hulpmiddel worden gebruikt bij het bepalen van de transitiedoelstellingen en het formuleren van specifieke transitiefinancieringsbehoeften op het niveau van de onderneming en tevens op het niveau van de economische activiteiten. Transitiefinanciering kan worden verkregen via groene of aan duurzaamheid gekoppelde obligaties, leningen, aandelenfinanciering of gespecialiseerde kredietverlening.
Figuur 3 hierna geeft een overzicht van de instrumenten die kunnen worden gebruikt om transitiefinanciering te formuleren en te verkrijgen.
4. Methodologieën van de EU-klimaatbenchmarks
Dit deel heeft betrekking op punt 5 van de aanbeveling van de Commissie.
Als er geen sectorspecifieke, wetenschappelijk onderbouwde trajecten of routekaarten zijn, kunnen de ondernemingen overwegen om de methodologieën van de EU-klimaatbenchmarks te gebruiken en deze aan te wenden op een manier die zorgt voor afstemming met het scenario van 1,5 °C van het IEA of het IPCC.
Als er sectorspecifieke, wetenschappelijk onderbouwde scenario’s en trajecten zijn, kunnen de ondernemingen nagaan of het gebruik ervan hun toelaat om te voldoen aan de minimumnormen van de EU-klimaatbenchmarks.
De kapitaalmarktuitgiften van ondernemingen die voldoen aan de minimumnormen van de methodologieën van de klimaatbenchmarks en dit tonen (bijvoorbeeld in een geloofwaardig transitieplan, rekening houdend met de normen en begeleidende informatie van Verordening (EU) 2022/2464 en de implementatie ervan), zullen met grotere waarschijnlijkheid worden opgenomen in portefeuilles die de EU-klimaatbenchmarks volgen.
Minimumnormen voor de klimaatbenchmark
De EU-klimaatbenchmarks zijn gebaseerd op een set criteria waarmee voor de portefeuilles een transitiepad kan worden verzekerd dat compatibel is met de overgang naar een duurzame economie (8). De minimumnormen van de doelstelling en het traject voor decarbonisatie opgenomen in de klimaatbenchmark vereisen een jaarlijkse vermindering van 7 % van de BKG-intensiteit of de absolute BKG-emissiedoelstelling (9).
Voor elk jaar waarin de doelstellingen niet worden bereikt, moeten de gemiste doelstellingen worden gecompenseerd door het naar boven aanpassen van de doelstellingen in het decarbonisatietraject van het volgende jaar.
Where possible, consider demonstrating lower average emissions in comparison to peers and avoiding specific exclusion factors listed in Articles 9 to 12 of Commission Delegated Regulation (EU) 2020/1818 of 17 July 2020.
Overweging van ondernemingen die doelstellingen voor de reductie van BKG-emissies hebben bepaald en gepubliceerd
Aan de kapitaalmarktuitgiften van ondernemingen kan een hoger gewicht worden gegeven in een benchmark die de EU-klimaatbenchmarks volgt, als de uitgevende onderneming kan aantonen dat ze doelstellingen voor de reductie van BKG-emissies heeft vastgelegd en gepubliceerd, waarbij voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a) |
de emittent van de betrokken effecten publiceert consequent en nauwgezet zijn broeikasgasemissies van Scope 1, 2 en 3; |
b) |
de emittent van de betrokken effecten heeft zijn broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, zijn absolute broeikasgasemissies, waaronder broeikasgasemissies van Scope 1, 2 en 3, gereduceerd met gemiddeld ten minste 7 % per jaar gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren. |
5. EU-taxonomie
Dit deel heeft betrekking op punt 6 van de aanbeveling van de Commissie.
5.1. Waarvoor de EU-taxonomie kan worden gebruikt
Ondernemingen kunnen de taxonomie als een transitiefinancieringsinstrument gebruiken om de transitie van hun economische activiteiten te plannen en om de nodige transitiebeleggingen toe te wijzen. Zo kan de taxonomie worden gebruikt voor de classificatie van duurzame beleggingen, het meten van de huidige of geplande klimaat- of milieuprestaties, het vastleggen van doelstellingen en communicatie, met inbegrip van het formuleren van aan de taxonomie gekoppelde doelstellingen in transitieplannen.
5.2. De taxonomie als een transitie-instrument
Door het definiëren van economisch duurzame activiteiten, geen ondernemingen, stelt de taxonomie bedrijven in staat om de overgang te maken door geleidelijk hun aandeel van duurzame activiteiten te vergroten.
Figuur 5 toont hoe een onderneming haar activiteiten geleidelijk kan doen overgaan — hier activiteiten die in fabrieken worden uitgevoerd — en kan investeren in hun upgrades om in de toekomst het aandeel van groene activiteiten te vergroten. Op een activiteit gebaseerde transitieplannen kunnen het essentiële onderdeel vormen van een transitiestrategie op entiteitsniveau.
5.3. Opties voor het gebruik van de taxonomie om transitiefinancieringsbehoeften te specificeren
Ondernemingen kunnen de taxonomie gebruiken om hun transitiefinancieringsbehoeften op activiteitsniveau te bepalen.
De taxonomie schrijft geen tijdslimiet voor waarbinnen een onderneming haar activiteiten moet afstemmen op een van de taxonomiecriteria. In plaats daarvan kunnen de marktspelers flexibel gebruikmaken van de tijdschema’s van hun eigen wetenschappelijk onderbouwde transitiepaden. Ondernemingen kunnen bij het bepalen van hun klimaat- en milieudoelstellingen verwijzen naar de taxonomiecriteria en als deze doelstellingen afgestemd zijn op de transitie en het bereiken ervan aannemelijk is, kunnen ze transitiefinanciering verkrijgen voor de implementatie ervan.
Figuur 6 toont hoe de taxonomie hiervoor kan worden gebruikt en opties biedt die in de gegeven volgorde kunnen worden beschouwd, rekening houdend met in de eerste plaats de haalbaarheid van de meest ambitieuze opties.
1) Financiering van economische activiteiten die al zijn afgestemd op de taxonomie
Als een economische activiteit al afgestemd is op de taxonomie, kunnen de ondernemingen alle huidige en latere financieringsbehoeften in aanmerking nemen voor het behouden van de afstemming op de taxonomie in de toekomst.
2) Beleggingen afgestemd op de taxonomie
Als een economische activiteit in aanmerking komt voor, maar nog niet is afgestemd op de taxonomie, kunnen de ondernemingen overwegen deze binnen vijf (of uitzonderlijk tien) jaar af te stemmen op de technische screeningcriteria van de taxonomie (10). De transitiebeleggingen specificeren die nodig zijn om deze doelstellingen te halen in een CapEx-plan. Dergelijke kapitaaluitgaven worden beschouwd als een op de taxonomie afgestemde belegging.
3) Belegging afgestemd op de taxonomie over een langere periode
Als afstemming op de taxonomie binnen vijf (en uitzonderlijk tien) jaar niet haalbaar is, kan een bepaald actief of een bepaalde economische activiteit overwogen worden voor afstemming met de bijbehorende prestatiecriteria voor taxonomie over een langere termijn, die wel nog compatibel is met de transitie. Transitiebeleggingen die enkel op de taxonomie kunnen worden afgestemd over een langere periode dan vijf (en uitzonderlijk tien) jaar, zoals bepaald in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178, kunnen worden voorzien van een activiteitsspecifiek transitieplan dat in overeenstemming is met de transitie en dat de langere termijn voor het behalen van de doelstellingen rechtvaardigt (11), evenals de manier waarop de afstemming met de taxonomie wordt bereikt bij volgende stappen
Wat betreft de milieuaspecten, kunnen de doelstellingen worden afgestemd op de algemene en specifieke doelstellingen van het internationaal en EU-beleid voor het milieu, met inbegrip van die welke verband houden met de duurzame bescherming en het duurzame herstel van water en mariene hulpbronnen, de circulaire economie, de preventie en de bestrijding van vervuiling, en de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen.
4) Beleggingen voor een transitie verder dan de DNSH-klimaatmitigatieniveaus in een eerste stap
Ondernemingen waarvan de activiteiten voorlopig niet beantwoorden aan de DNSH-criteria van de taxonomie, waarbij beleggingen voor het halen van de criteria voor substantiële bijdrage in vijf (en uitzonderlijk tien) jaar niet haalbaar zijn, kunnen overwegen om de milieuprestatie van deze activiteiten te verhogen tot boven de in de DNSH-criteria bepaalde prestatieniveaus binnen een tijdsbestek dat kort genoeg is om compatibel te zijn met de transitie. (12) Voor dergelijke transitiebeleggingen die de prestatie verhogen tot boven het niveau van de DNSH-criteria van de taxonomie als een eerste stap van de transitie, kunnen de ondernemingen overwegen om deze te voorzien van een activiteitsspecifiek transitieplan dat in overeenstemming is met de transitie en dat rechtvaardigt waarom deze tussenstap nodig is en aangeeft hoe de afstemming met de taxonomie zal worden bereikt bij volgende stappen.
Het plan zou kunnen aantonen (i) hoe de activiteit zal evolueren met een aanzienlijke prestatieverbetering naar een niveau boven dat van de DNSH-criteria en in de richting van het niveau van de criteria voor substantiële bijdrage, en (ii) hoe continue verbeteringen van de klimaat- en milieuprestatie zullen garanderen dat er in de toekomst geen ernstige afbreuk wordt gedaan, aangezien de economie dichter bij klimaatneutraliteit komt en de tolerantieniveaus voor als ernstig beschouwde afbreuk mettertijd zullen veranderen.
5) Beleggingen die op andere manieren zijn gespecificeerd in een activiteitsgebaseerd transitieplan
Voor economische activiteiten met een hoge impact die nog niet vallen onder de gedelegeerde taxonomiehandelingen en waarvoor geen koolstofarm initiatief wordt gegeven door de taxonomieverordening, kunnen de ondernemingen overwegen om andere manieren te gebruiken, zoals wetenschappelijk onderbouwde trajecten, om doelstellingen en financieringsbehoeften te specificeren.
6) Beleggingen voor transitieactiviteiten met lage milieu-impact
Voor economische activiteiten met lage impact, die daarom niet vallen onder de taxonomie, kunnen de ondernemingen het gebruik overwegen van relevante taxonomiecriteria om restimpact aan te pakken via investeringen in de energie-efficiëntie van gebouwen, mobiliteit met lage emissie, faciliterende technologieën enz.
6. Financieringsinstrumenten om transitiefinanciering te verkrijgen
Dit deel heeft betrekking op punt 8 van de aanbeveling van de Commissie.
De ondernemingen kunnen overwegen om een enkel of een combinatie van meerdere, transitiegerelateerde financieringsinstrumenten te gebruiken om transitiefinanciering te verkrijgen, zoals specifieke soorten leningen of kapitaalmarktuitgiften met specifieke kenmerken. Tabel 3 hierna illustreert dit.
Tabel 3
Voorbeelden van lenings- of kapitaalmarktfinancieringsinstrumenten voor het verkrijgen van transitiefinanciering
Groene leningen en aan duurzaamheid gekoppelde leningen |
|
||||||||||||||||||||
Groene obligaties en aan duurzaamheid gekoppelde obligaties |
|
||||||||||||||||||||
Aandelenfinanciering |
Als aandelenuitgiften een adequaat financieringsinstrument zijn, het gebruik overwegen van transitiecriteria die vergelijkbaar zijn met de hierboven vermelde criteria om kernprestatiedoelstellingen voor duurzaamheid te bepalen. |
||||||||||||||||||||
Gespecialiseerde financiering |
Gespecialiseerde financiering overwegen — zoals leasing, gestructureerde financieringsoplossingen, projectfinanciering en gecombineerde financieringsinstrumenten — door criteria te gebruiken die vergelijkbaar zijn met de hierboven vermelde criteria om kernprestatiedoelstellingen voor duurzaamheid te bepalen. |
7. Het gebruik van duurzame financieringsinstrumenten van de Europese Unie door financiële tussenpersonen en beleggers
Dit deel heeft betrekking op punt 9 van de aanbeveling van de Commissie.
Financiële tussenpersonen en beleggers die transitiefinanciering willen verstrekken om de transitie van de reële economie te ondersteunen, kunnen duurzame financieringsinstrumenten gebruiken om doelstellingen voor de portefeuille te bepalen en om projecten of ondernemingen te identificeren voor het financieren van de transitie. Tabel 4 hierna illustreert dit.
Tabel 4
Hoe duurzame financieringsinstrumenten gebruiken om doelstellingen voor de portefeuille te bepalen en projecten of ondernemingen te identificeren voor het financieren van de transitie
Het gebruik overwegen van decarbonisatiemethodologieën van de EU-klimaatbenchmark om de transitiedoelstellingen van de portefeuille te bepalen en relevante bedrijven te identificeren: |
Het gebruik van decarbonisatiemethodologieën van de EU-klimaatbenchmark overwegen om decarbonisatiedoelstellingen te bepalen: Het gebruik overwegen van de EU-klimaatbenchmarks om decarbonisatiestrategieën na te streven en te beleggen in een portefeuille van ondernemingen met verschillende klimaatdoelstellingen en transitiefinancieringsbehoeften. Financiële producten creëren door replicatie van de methodologieën van de hierboven vermelde benchmark (15); De benchmarkbeheerders worden gestimuleerd om na te denken over het overwegen van bedrijven op basis van de decarbonisatiedoelstellingen bepaald door bedrijven; Het gebruik overwegen van de methodologieën van de benchmarks om financiële instrumenten en portefeuilles systematisch te beoordelen en portefeuilletrajecten uit te tekenen in de richting van klimaatneutraliteit met minimumnormen voor de decarbonisatie op jaarbasis. De methodologieën van de EU-klimaatbenchmarks gebruiken om ondernemingen te identificeren voor kredietverstrekking of belegging: Het gebruik overwegen van de EU-klimaatbenchmarks of andere wetenschappelijk onderbouwde ESG-benchmarks om bedrijven te identificeren die een transitie doormaken die compatibel is met de transitie naar een duurzame economie; Het gebruik overwegen van benchmarks die het aan de beheerders mogelijk maken om ondernemingen met een wetenschappelijk onderbouwd transitietraject en dito plan te overwegen; Waar passend, kunnen financiële tussenpersonen en beleggers uitsluitingscriteria van de methodologieën van de EU-klimaatbenchmarks gebruiken voor uitsluiting van ecologisch of sociaal schadelijke economische activiteiten of productiemethodes, of die anders ernstige afbreuk doen aan klimaat- of milieudoelstellingen. |
||||||||||||||||
Het gebruik van de taxonomie overwegen om doelstellingen op portefeuilleniveau te bepalen en relevante ondernemingen te identificeren: |
Taxonomiecriteria gebruiken om klimaat- en milieudoelstellingen voor de portefeuille te bepalen Het gebruik overwegen van de taxonomiecriteria en -openbaarmakingen om doelstellingen te bepalen en de vooruitgang in de tijd te volgen op portefeuilleniveau, in het geval van activa-eigenaars, voor de totale activa-allocatie. Het gebruik overwegen van de taxonomieopenbaarmakingen om het aandeel beleggingen dat in aanmerking komt voor taxonomie te volgen, evenals het aandeel beleggingen dat is afgestemd op de taxonomie en de vooruitgang in de richting van afstemming met de taxonomiecriteria. Afhankelijk van de beschikbaarheid van data, het gebruik overwegen van de op de taxonomie gebaseerde groene activa-ratio en groene belegging-ratio om sectorspecifieke doelstellingen op portefeuilleniveau te bepalen waarnaar het portefeuillegemiddelde kan convergeren tijdens de transitie. Bijvoorbeeld: banken kunnen de groene activa-ratio en de absolute koolstofemissies in relevante portefeuilles of de gemiddelde energie-efficiëntie van een hypotheekportefeuille gebruiken om doelstellingen voor emissiereductie of energie-efficiëntie te bepalen, met tussentijdse mijlpalen. Het gebruik overwegen van het aandeel geplande inkomsten, kapitaaluitgaven of operationele uitgaven in verband met de transitie van ondernemingen dat binnen vijf (uitzonderlijk tien) jaar zal afgestemd zijn op de taxonomie (zonder te voldoen aan de voorwaarden van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2178 om onmiddellijk te worden erkend als op de taxonomie afgestemde CapEx) als een toekomstige of geplande groene activa-ratio, waar deze worden ondersteund door een geloofwaardig transitieplan. Vergelijkbare maatstaven kunnen worden uitgewerkt voor activiteiten die niet in aanmerking komen voor de taxonomie maar wel gedekt zijn door een geloofwaardig klimaattransitieplan. De taxonomieopenbaarmakingen gebruiken om ondernemingen te identificeren voor kredietverstrekking of belegging: Het gebruik overwegen van de taxonomieopenbaarmakingen door ondernemingen inzake inkomsten die in aanmerking komen voor en afgestemd zijn op de taxonomie, CapEx en waar relevant OpEx, om andere bedrijfsgegevens aan te vullen voor het identificeren van transitieprojecten. In geval van voor taxonomie in aanmerking komende projecten, het gebruik overwegen van verplichte en — waar mogelijk vrijwillige — taxonomiegerelateerde openbaarmakingen, in bedrijfsopenbaarmakingen of transitieplannen op entiteitsniveau of activiteitsspecifiek, om projecten te identificeren met transitiefinancieringsdoelstellingen die targets bepalen die verband houden met:
|
||||||||||||||||
Het gebruik overwegen van bedrijfsopenbaarmakingen volgens de CSRD om ondernemingen te selecteren met specifieke transitiedoelstellingen en -behoeften: |
Het gebruik overwegen van gemeenschappelijke maatstaven in transitieplannen, zowel op entiteits- als activiteitsniveau, voor het systematisch identificeren van transitiefinancieringsbehoeften in bepaalde sectoren, op basis van financiële maatstaven en beleggingsplannen die bedrijven rapporteren, bijvoorbeeld:
Het gebruik overwegen van openbaarmakingen over transitieplannen voor het identificeren van specifieke ondernemingen of projecten met duidelijke decarbonisatiedoelstellingen die momenteel werken met hoge emissies maar beschikken over geloofwaardige transitieplannen om deze mettertijd te verminderen, waardoor de portefeuille kan decarboniseren op hetzelfde ritme als dat van de onderneming waarin is belegd. Het gebruik overwegen van normen en begeleidende informatie onder Richtlijn (EU) 2022/2464 en de implementatie ervan (CSRD), waar deze beschikbaar zijn, om rekening te kunnen houden met de klimaat- en milieuprestaties van een onderneming, het startpunt en het individuele transitiepad, voor het aanvullen van de openbaarmakingen inzake transitieplannen en financiële rapportagedata. |
||||||||||||||||
Het gebruik overwegen van openbaarmakingen en prospectussen die samengaan met het uitgeven van groene, transitie- en aan duurzaamheid gekoppelde obligaties of aandelen; |
Het gebruik overwegen van de informatie geleverd door emittenten van groene obligaties, aan duurzaamheid gekoppelde obligaties of ander obligaties met transitiefinancieringskenmerken om beleggingen te selecteren met ecologische integriteit of het ambitieniveau waarnaar een belegger op zoek is. Het gebruik overwegen van de hoge mate van transparantie geleverd door de verordening betreffende Europese groene obligaties om projecten te selecteren voor transitiefinanciering waarbij de ecologische integriteit verzekerd is door de taxonomie. De grotere transparantie over het gebruik van de opbrengsten verhoogt de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van dergelijke beleggingen, vooral wanneer deze gelinkt zijn aan duurzaamheidsdrempels of -doelstellingen vastgelegd door de onderneming en bekendgemaakt in haar bedrijfsopenbaarmakingen. Consider using the high degree of transparency provided by issuers using the voluntary disclosure templates for issuers using other standards than that provided by the European green bond Regulation to select projects for transition finance that are aligned with the transition to a sustainable economy. Het gebruik overwegen van de informatie over transitiedoelstellingen of transitiefinancieringsbehoeften opgenomen in de prospectussen voor uitgiften van ondernemingen in transitie om de duurzaamheidsrisico’s en -kenmerken van een uitgifte te beoordelen, samen met andere financiële risico’s en voordelen van het project (17). |
(1) Aanbeveling van de Commissie betreffende het faciliteren van financiering voor de transitie naar een duurzame economie (C(2023) 3844).
(2) Een duurzaamheidskwestie is materieel vanuit een impactperspectief als deze betrekking heeft op de feitelijke of potentiële materialiteit van de onderneming, de positieve of negatieve impact op mensen of het milieu op korte, middellange en lange termijn. Een materiële duurzaamheidskwestie vanuit een impactperspectief omvat de impact die wordt veroorzaakt of waaraan wordt bijgedragen door de onderneming en de impact die rechtstreeks verband houdt met de activiteiten, de producten en de diensten van de onderneming via haar zakelijke relaties. Materiële duurzaamheid kan ook vanuit financieel perspectief van belang zijn, bijvoorbeeld als het duurzaamheidsrisico zich concretiseert in de vorm van gestrande activa.
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor de circulaire economie: Voor een schoner en concurrerender Europa, COM/2020/98 final.
(4) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030. De natuur terug in ons leven brengen, COM/2020/380 final.
(5) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Route naar een gezonde planeet voor iedereen EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul, COM/2021/400 final.
(6) De EU-transitietrajecten van de Commissie zijn beschikbaar op: https://single-market-economy.ec.europa.eu/industry/transition-pathways_en
(7) De afhankelijkheid van de onderneming van externe factoren over de geografische grenzen heen om het transitieplan van de entiteit te verwezenlijken, bv. mogelijke toekomstige beleidslijnen, gereedheid van de technologie, maatschappelijke aanvaardbaarheid, beschikbaarheid van middelen en fysieke klimaatimpact in alle operationele sites.
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, artikel 6-12.
(9) De minimumvereisten zijn vastgelegd in de artikelen 7, 8 en 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020.
(10) Volgens de gedelegeerde handeling tot openbaarmaking van de taxonomie kan de periode voor het bereiken van afstemming op de taxonomie enkel meer dan vijf jaar bedragen als een langere periode objectief gerechtvaardigd is door specifieke kenmerken van de economische activiteit en de betreffende upgrade, met een maximum van tien jaar.
(11) De gerelateerde kapitaaluitgaven worden niet beschouwd als afgestemd op de taxonomie, maar dit kan een zinvolle stap zijn op het transitiepad naar hogere niveaus van duurzaamheidsprestaties.
(12) De gerelateerde kapitaaluitgaven worden niet beschouwd als afgestemd op de taxonomie, maar dit kan een zinvolle stap zijn op het transitiepad naar hogere niveaus van duurzaamheidsprestaties.
(13) Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2464 en de implementatie ervan (CSRD, Corporate Sustainability Reporting Directive — Richtlijn voor duurzaamheidsrapportage op ondernemingsniveau).
(14) Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2464 en de implementatie ervan (CSRD, Corporate Sustainability Reporting Directive — Richtlijn voor duurzaamheidsrapportage op ondernemingsniveau).
(15) De benchmarks vereisen een basisvereiste voor decarbonisatie van 30 % voor de EU-klimaattransitiebenchmarks en van 50 % voor de op de Overeenkomst van Parijs afgestemde benchmark, een decarbonisatievereiste van 7 % op jaarbasis, de opname van Scope 3-emissies, aandelenallocatiebeperkingen om te verzekeren dat de vertegenwoordiging van sectoren overeenkomt met die van de moederbenchmark (sectorvoorkeur vermijden);
(16) Bijvoorbeeld mogelijke toekomstige beleidslijnen, gereedheid van de technologie, maatschappelijke aanvaardbaarheid, beschikbaarheid van middelen en fysieke klimaatimpact in alle operationele sites.
(17) Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2017/1129, (EU) nr. 596/2014 en (EU) nr. 600/2014 om publieke kapitaalmarkten in de Unie aantrekkelijker te maken voor ondernemingen en de toegang tot kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, (COM/2022/762) draagt bij aan de transparantie door te eisen dat duurzaamheidsinformatie wordt opgenomen in prospectussen voor uitgiften die aanspraak maken op duurzaamheid.