|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/1 |
Mededeling over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) 1994 met betrekking tot de wijziging van de concessies voor alle in EU-lijst CLXXV opgenomen tariefcontingenten als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) 1994 met betrekking tot de wijziging van de concessies voor alle in EU-lijst CLXXV opgenomen tariefcontingenten als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (1), die op 1 februari 2023 in Brussel is ondertekend, is op 26 mei 2023 in werking getreden.
VERORDENINGEN
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/2 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1125 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2023
tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 232, lid 1, en artikel 232, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen. |
|
(2) |
In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen. |
|
(3) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten vastgesteld van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan. |
|
(4) |
Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan. |
|
(5) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) bij pluimvee in de graafschappen East Sussex en Lincolnshire in Engeland, die respectievelijk op 18 mei 2023 en 24 mei 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd. |
|
(6) |
Naar aanleiding van die recente uitbraken van HPAI hebben de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk beperkingszones met een straal van ten minste tien kilometer rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van HPAI te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken. |
|
(7) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied en over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van HPAI te voorkomen. |
|
(8) |
De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. De Commissie is van mening dat, gezien de diergezondheidssituatie in de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk beperkingen zijn ingesteld, de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit die gebieden moet worden opgeschort om de diergezondheidsstatus van de Unie te beschermen. |
|
(9) |
Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hebben geactualiseerde informatie verstrekt over de situaties die hebben geleid tot de opschorting van de binnenkomst van bepaalde producten in de Unie. |
|
(10) |
Met name heeft Canada geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met acht uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven in de provincies Ontario (2), Quebec (5) en Saskatchewan (1), die tussen 26 september 2022 en 18 april 2023 zijn bevestigd. |
|
(11) |
Daarnaast heeft Chili geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met vijf uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven in de regio’s Valparaíso (4) en O’Higgins (1), die tussen 12 maart 2023 en 20 april 2023 zijn bevestigd. |
|
(12) |
Verder heeft het Verenigd Koninkrijk geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met een uitbraak van HPAI in pluimveebedrijven in het graafschap Yorkshire in Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 13 april 2023 is bevestigd. |
|
(13) |
Voorts hebben de Verenigde Staten geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op hun grondgebied in verband met elf uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven in de staten Californië (1), Iowa (2), Mississippi (1), Nebraska (1), New York (1), Pennsylvania (3), South Dakota (1) en Washington (1), die tussen 12 december 2022 en 19 april 2023 zijn bevestigd. |
|
(14) |
Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hebben ook informatie ingediend over de maatregelen die zij hebben genomen om de verdere verspreiding van HPAI te voorkomen. Naar aanleiding van die uitbraken van die ziekte hebben Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten met name een ruimingsbeleid ingevoerd om de verspreiding van die ziekte te beheersen en te beperken, en hebben zij ook de vereiste reiniging en ontsmetting voltooid na de uitvoering van het ruimingsbeleid in de besmette pluimveebedrijven op hun grondgebied. |
|
(15) |
De Commissie heeft de door Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ingediende informatie geëvalueerd. De Commissie is van oordeel dat Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten passende garanties hebben geboden dat de diergezondheidssituatie die tot de opschortingen heeft geleid, niet langer een bedreiging vormt voor de diergezondheid of de volksgezondheid in de Unie, en dat bijgevolg de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de zones van die landen waaruit de binnenkomst in de Unie was opgeschort, opnieuw moet worden toegestaan. |
|
(16) |
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie ten aanzien van HPAI in Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. |
|
(17) |
Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ten aanzien van HPAI en het ernstige risico op de insleep ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden. |
|
(18) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2023
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:
|
1) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
|
2) |
In bijlage XIV, deel 1, wordt afdeling B als volgt gewijzigd:
|
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1126 VAN DE RAAD
van 8 juni 2023
tot uitvoering van Verordening (EU) 2016/1686 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen (1), en met name artikel 4, leden 1 en 4,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Raad heeft op 20 september 2016 Verordening (EU) 2016/1686 vastgesteld. |
|
(2) |
Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad, dat op grond van de Resoluties 1267(1999), 1989(2011) en 2253(2015) van de VN-Veiligheidsraad is opgericht, heeft op 26 april 2023 twee personen toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn. |
|
(3) |
Die personen zijn op 3 mei 2023 opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad (2). |
|
(4) |
Aangezien een van die personen reeds was aangewezen op grond van Verordening (EU) 2016/1686, moet die persoon worden verwijderd uit bijlage I bij die verordening. |
|
(5) |
Verordening (EU) 2016/1686 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1686 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MALMER STENERGARD
(1) PB L 255 van 21.9.2016, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9).
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1686 wordt in afdeling A “Natuurlijke personen bedoeld in artikel 3” de volgende vermelding verwijderd:
|
“9. |
Sultan Aziz AZAM (ook bekend als Aziz Azam, Sultan Aziz, Sultan Azziz Azzam, Sultan Aziz Ezzam); geboortedatum: 1985; geboorteplaats: Afghanistan nationaliteit: Afghaans.”. |
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/16 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1127 VAN DE COMMISSIE
van 2 maart 2023
tot aanvulling van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad met de uitvoerige methodologieën en procedures voor de toezichtsvergoedingen die de Commissie in rekening brengt aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (1), en met name artikel 43, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 43 van Verordening (EU) 2022/2065 wordt de Commissie verplicht om aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines jaarlijkse toezichtsvergoedingen in rekening te brengen, waarvan het totaalbedrag alle vooraf in redelijkheid te bepalen kosten moet dekken die de Commissie maakt voor de toezichthoudende taken uit hoofde van die verordening. |
|
(2) |
Bij de bepaling van de geraamde kosten voor de in jaar n in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen moet rekening worden gehouden met alle personele middelen die de Commissie in jaar n+1 inzet voor de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken, waaronder ambtenaren, tijdelijke en contractuele medewerkers en gedetacheerde nationale deskundigen. Rekening houdend met het feit dat de raming betrekking heeft op toekomstige kosten, moet deze worden gebaseerd op de gemiddelde kosten, uitgedrukt in voltijdequivalenten, vermeerderd met de gemiddelde toepasselijke sociale bijdragen en operationele uitgaven in verband met deze personele middelen. Deze operationele uitgaven moeten derhalve de gemiddelde kosten omvatten die worden gemaakt om een voltijdequivalent van personeel in de IT- en fysieke infrastructuur van de Commissie te laten werken, bijvoorbeeld zoals regelmatig bepaald door de diensten van de Commissie in het kader van de berekening van de gemiddelde personeelskosten in het kader van de financiële memoranda. |
|
(3) |
Naast bovengenoemde kosten voor personele middelen moet de Commissie ook andere exploitatiekosten en administratieve uitgaven ramen die specifiek verband houden met de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken, waaronder onderzoek, de inschakeling van deskundigen, enquêtes, dienstreizen, de organisatie van bijeenkomsten of de ontwikkeling of het gebruik van specifieke software- of IT-tools of -diensten. In de jaarlijkse raming van het totaalbedrag moet bovendien rekening worden gehouden met het verschil tussen de geraamde kosten en de werkelijke kosten van het voorgaande jaar, zoals die blijken uit het door de Commissie vastgestelde jaarverslag. |
|
(4) |
Het totaalbedrag van de jaarlijks door de Commissie geraamde kosten moet door de aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines worden opgebracht door middel van de toezichtsvergoedingen die elk kalenderjaar in rekening worden gebracht voor de aangewezen diensten waarvoor de toezichtsvergoeding verschuldigd is. Om de samenhang met de aanwijzingsbesluiten ingevolge artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 te waarborgen, moet(en) onder een aanbieder van een of meer aangewezen diensten de partij(en) worden verstaan waaraan het desbetreffende aanwijzingsbesluit of de desbetreffende aanwijzingsbesluiten ingevolge artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 is of zijn gericht. Wanneer het ingevolge artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 vastgestelde besluit tot meer dan één rechtspersoon is gericht, moeten alle partijen waaraan dat besluit is gericht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de toezichtsvergoeding voor die dienst of diensten. |
|
(5) |
Tot de diensten die in een bepaald jaar n in aanmerking moeten worden genomen, moeten ook de diensten behoren waarvoor reeds aan het begin van het jaar de verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines golden, alsmede de diensten waarvoor gedurende dat kalenderjaar een besluit tot aanwijzing of een besluit tot beëindiging van de aanwijzing van kracht zal worden, rekening houdend met het feit dat beide categorieën besluiten vier maanden nadat zij ingevolge artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) 2022/2065 aan de aanbieder zijn meegedeeld, van kracht worden. Die termijn moet worden berekend overeenkomstig de algemene regels van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (2) houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden. |
|
(6) |
De Commissie moet bij de vaststelling van het totaalbedrag van de toezichtsvergoeding die jaarlijks aan elke aanbieder in rekening wordt gebracht eerst een basisbedrag per aangewezen dienst bepalen. Het basisbedrag per dienst moet worden verkregen door de voor jaar n+1 geraamde totale jaarlijkse kosten te delen door alle in jaar n in aanmerking genomen aangewezen diensten. Bij de bepaling van het basisbedrag moet rekening worden gehouden met het aantal dagen waarop in jaar n de aanwijzing van kracht was. Om vervolgens te waarborgen dat de individuele toezichtsvergoedingen in verhouding staan tot de omvang van de aangewezen dienst, zoals die blijkt uit het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers in de Unie, moet de Commissie op het basisbedrag een coëfficiënt toepassen die evenredig is met het aantal actieve afnemers dat blijkt uit de beschikbare informatie. |
|
(7) |
Overeenkomstig artikel 43, lid 5, van Verordening (EU) 2022/2065 is een aanbieder van de aangewezen dienst of diensten in geen geval een toezichtsvergoeding verschuldigd waarvan het totaalbedrag zijn economische capaciteit te boven gaat en meer bedraagt dan 0,05 % van zijn wereldwijde jaarlijkse netto-inkomsten. Een verwijzing naar netto-inkomsten, die totale inkomsten minus kosten van de aanbieder met zich meebrengt, moet ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met het vermogen van de aanbieder om te betalen, ook in het geval van verlieslijdende aanbieders. Om dit maximum overeenkomstig toepasselijke standaarden voor financiële verslaglegging te bepalen, moet worden verwezen naar het begrip “totale wereldwijde winst” in het voorgaande boekjaar, die moet worden bepaald op basis van de beste beschikbare cijfers van de aanbieder, blijkend uit de financiële jaarrekeningen, zoals aan de Commissie meegedeeld. Derhalve moet worden verwezen naar de internationale standaarden voor financiële verslaglegging die van toepassing zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3), indien deze door de betrokken aanbieder worden gebruikt, of, in het andere geval, naar de financiële overzichten die zijn opgesteld overeenkomstig de rapportageverplichtingen die gelden krachtens Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (4). Wanneer noch internationale standaarden voor financiële verslaglegging, noch Richtlijn 2013/34/EU van toepassing zijn of is op de betrokken aanbieder, moet worden verwezen naar elke andere standaard voor verslaglegging van een derde land die op die aanbieder van toepassing is, waaronder een standaard voor verslaglegging van een derde land die gelijkwaardig wordt geacht aan internationale standaarden voor financiële verslaglegging of enige andere standaard voor verslaglegging van een derde land die in algemene zin aanvaardbaar kan worden geacht voor de toepassing van andere wetgeving van de Unie. Wanneer een aanbieder een geconsolideerde jaarrekening heeft, is de geconsolideerde wereldwijde winst van het concern waarvan die aanbieder deel uitmaakt de beste maatstaf voor de economische capaciteit van die aanbieder en diens vermogen om de toezichtsvergoeding te voldoen, aangezien de aanbieder over de financiële middelen van het concern kan beschikken om het totaalbedrag te dragen van de vergoeding die in rekening wordt gebracht voor alle door die aanbieder aangeboden diensten. |
|
(8) |
Indien het basisbedrag dat aan een bepaalde aanbieder in rekening wordt gebracht, of de som van de desbetreffende basisbedragen wanneer een bepaalde aanbieder meer dan één aangewezen dienst aanbiedt, de algemene maximumgrens te boven gaat, moet de uiteindelijke toezichtsvergoeding die aan die aanbieder in rekening wordt gebracht, dienovereenkomstig worden verlaagd. Om te waarborgen dat in alle gevallen de totale jaarlijkse kosten worden opgebracht middels de toezichtsvergoedingen die over alle aangewezen diensten worden geheven, moet het restbedrag dat door de toepassing van de algemene maximumgrens niet aan aanbieders in rekening wordt gebracht, worden opgebracht door de overige aanbieders die onder de maximumgrens zijn gebleven, naar evenredigheid met de formule voor de toerekening van het basisbedrag. De toerekening van restbedragen aan andere aanbieders van aangewezen diensten na toepassing van de algemene maximumgrens moet worden herhaald tot er geen bedrag meer resteert. |
|
(9) |
Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2022/2065 stelt de Commissie jaarlijks individuele uitvoeringshandelingen vast waarin het individuele bedrag wordt bepaald van de toezichtsvergoeding die aan elke aanbieder in rekening moet worden gebracht voor de aangewezen dienst of diensten waarvoor in dat kalenderjaar de toezichtsvergoeding verschuldigd is. De jaarlijkse procedure voor de heffing van de vergoeding moet derhalve zodanig worden georganiseerd dat die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld nadat de totale jaarlijkse kosten, die de basis zullen vormen voor de berekening van het totale bedrag van de in rekening te brengen toezichtvergoedingen, zijn vastgesteld zoals aangegeven in het voorbereidende document van de Commissie dat overeenkomstig artikel 41, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (5) over de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie bij de ontwerpbegroting is gevoegd. Bovendien kunnen de afzonderlijke uitvoeringshandelingen pas na een bepaalde datum worden vastgesteld, wanneer het aantal en de omvang kunnen worden vastgesteld van de aangewezen diensten waarop de toezichtvergoedingen van toepassing zijn. In de procedure moet ook rekening worden gehouden met de economische capaciteit in termen van winst van de overeenkomstige aanbieders zoals vastgesteld op basis van de door de betrokken aanbieder verstrekte informatie. Bovendien moet het voorlopige bedrag van de in rekening te brengen vergoeding aan de betrokken aanbieder worden meegedeeld voordat een uitvoeringsbesluit door de Commissie wordt vastgesteld, om die aanbieder in de gelegenheid te stellen op dat voorlopige bedrag te reageren en met die reactie rekening te kunnen houden bij de uiteindelijke vaststelling van de toezichtsvergoeding. Na bestudering van de ingediende opmerkingen moet de Commissie de overeenkomstige uitvoeringshandeling vaststellen tot vaststelling van de individuele toezichtvergoeding die overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 als schuldvordering verschuldigd is en die aan het einde van datzelfde kalenderjaar moet worden betaald, zodat de nodige middelen beschikbaar zijn om de geraamde kosten voor het volgende jaar te dekken. |
|
(10) |
Bij niet-betaling binnen de in de uitvoeringshandelingen bepaalde termijn moet invordering plaatsvinden van het onbetaalde bedrag, tezamen met een achterstandsrente waarvan de rentevoet het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste percentage is, vermeerderd met 3,5 procentpunten, overeenkomstig artikel 99, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. |
|
(11) |
Om verantwoording en transparantie te waarborgen van de kosten die de Commissie heeft gemaakt en de inkomsten die zij heeft verkregen voor de toezichthoudende taken die zij verricht krachtens Verordening (EU) 2022/2065, brengt de Commissie daarvan jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad en maakt zij dat verslag op haar website bekend. Om te waarborgen dat de raming van kosten en de voor dat jaar werkelijk gemaakte specifieke toezichtskosten met elkaar overeenkomen, moeten in het verslag de desbetreffende bedragen specifiek worden vergeleken, op basis van de betalingen die in de desbetreffende periode daadwerkelijk zijn verricht voor elke betrokken categorie van kosten als bedoeld in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 en van de eventuele betalingsverplichtingen die gedurende dat jaar zijn aangegaan, ook naar aanleiding van gedurende dat jaar gegeven rechterlijke beslissingen. Verschillen tussen het geraamde bedrag en de werkelijk gemaakte kosten mogen niet van invloed zijn op het bedrag aan toezichtsvergoedingen dat voor het desbetreffende jaar in rekening wordt gebracht, maar moeten in de volgende raming worden verwerkt door de totale geraamde kosten voor jaar n+2 te verminderen met een eventueel overschot of door de totale geraamde kosten voor jaar n+2 te vermeerderen met een eventueel tekort. |
|
(12) |
In de kostenraming moeten de kosten worden vermeld die naar verwachting in het volgende kalenderjaar zullen worden gemaakt, om te waarborgen dat vooraf voldoende middelen aan de Commissie beschikbaar zullen worden gesteld. In de periode vanaf de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2065 tot 1 januari 2024 zal de Commissie krachtens artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 reeds kosten hebben gemaakt of voornemens zijn te maken die niet door een eerdere toezichtvergoeding konden worden gedekt en derhalve in het algemeen moesten worden gedekt door andere kredieten die zijn opgenomen in de goedgekeurde begroting van de Unie voor 2023. Met het oog op de vaststelling van de totale vergoedingen die in 2023 in rekening moeten worden gebracht, kunnen derhalve alleen kosten die niet reeds door bestaande kredieten in de algemene begroting van de Unie voor 2023 worden gedekt, worden toegevoegd aan de voor 2024 geraamde kosten, overeenkomstig de informatie in het overzicht bij de raming. Voor de vaststelling van eventuele overschotten of tekorten die in de volgende raming in aanmerking moeten worden genomen, mag in het eerste verslag aan het Europees Parlement en de Raad derhalve alleen rekening worden gehouden met de kosten die zijn gemaakt in 2022 sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2022/2065 en in 2023 en die nog niet door bestaande kredieten werden gedekt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
1) |
“aangewezen dienst”: een tussenhandeldienst die krachtens artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 is aangewezen als een zeer groot onlineplatform of een zeer grote onlinezoekmachine; |
|
2) |
“aanbieder van een of meer aangewezen diensten”: elke aanbieder waaraan een of meer besluiten van de Commissie tot aanwijzing als zeer groot onlineplatform of zeer grote onlinezoekmachine krachtens artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 is gericht; |
|
3) |
“basisbedrag”: het bedrag dat voor elke aangewezen dienst overeenkomstig artikel 4 wordt berekend voordat de in artikel 5 bedoelde algemene maximumgrens wordt toegepast. |
Artikel 2
Raming van de totale jaarlijkse kosten
1. In elk jaar n raamt de Commissie volgens de procedure van artikel 6, lid 1, van deze verordening de totale jaarlijkse kosten die naar verwachting zullen worden gemaakt voor de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken in het volgende kalenderjaar (jaar n+1). Het bedrag van de voor jaar n+1 geraamde totale jaarlijkse kosten vormt de grondslag voor de vaststelling van het totaalbedrag van de toezichtsvergoedingen die in jaar n in rekening worden gebracht. Dat geraamde bedrag wordt volledig aan de aanbieders van aangewezen diensten in rekening gebracht middels de overeenkomstig deze verordening berekende toezichtsvergoedingen.
2. Bij de raming van de totale jaarlijkse kosten houdt de Commissie rekening met:
|
a) |
de personele middelen die benodigd zijn voor de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken, rekening houdend met de verschillende categorieën ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie die bij de Commissie werkzaam zijn. De raming van kosten is gebaseerd op gemiddelde kosten, uitgedrukt in voltijdequivalenten, en omvat tevens een evenredig aandeel in de gemiddelde exploitatiekosten en de verschuldigde sociale bijdragen voor die personele middelen; |
|
b) |
alle overige exploitatiekosten of administratieve uitgaven die noodzakelijk zijn voor de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken en naar verwachting in jaar n+1 zullen worden gemaakt, rekening houdend met de niet-limitatieve lijst van uitgaven die is opgenomen in bijlage I bij deze verordening. |
3. In de ramingen van de totale jaarlijkse kosten wordt in alle gevallen ook het overschot of tekort op de rekening van gemaakte kosten verwerkt dat blijkt uit het in artikel 8, lid 4, bedoelde verslag. Meer in het bijzonder wordt in geval van een tekort, dus wanneer het bedrag aan geraamde kosten voor jaar n lager was dan de in het verslag opgenomen werkelijke kosten voor dat jaar, het voor jaar n+2 geraamde bedrag aan totale jaarlijkse kosten dat in jaar n+1 in rekening wordt gebracht, vermeerderd met het bedrag van het tekort over jaar n. In geval van een overschot, dus wanneer het bedrag aan geraamde kosten voor jaar n hoger is dan de in het verslag opgenomen werkelijke kosten voor dat jaar, wordt het voor jaar n+2 geraamde bedrag aan totale jaarlijkse kosten dat in jaar n+1 in rekening wordt gebracht, verminderd met het bedrag van het overschot over jaar n.
Artikel 3
Jaarlijkse inventarisatie van aangewezen diensten
De aangewezen diensten waarvoor in een bepaald jaar n een toezichtsvergoeding in rekening wordt gebracht, zijn:
|
a) |
alle diensten waarvoor, op 1 januari van dat jaar, reeds de verplichtingen van afdeling 5 van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2022/2065 golden overeenkomstig artikel 33, lid 6, van die verordening, waaronder alle diensten waarvan de beëindiging van de aanwijzing krachtens artikel 33, lid 6, van die verordening na die datum van toepassing wordt; |
|
b) |
alle diensten waarvoor tussen 1 januari en 31 december van dat jaar de verplichtingen van afdeling 5 van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2022/2065 gaan gelden overeenkomstig artikel 33, lid 6, van die verordening. |
Artikel 4
Bepaling van het basisbedrag per dienst
1. Voor elke aangewezen dienst waarvoor de in artikel 3 bedoelde toezichtsvergoedingen verschuldigd zijn, wordt het basisbedrag voor jaar n berekend als het deel van de overeenkomstig artikel 2 geraamde totale jaarlijkse kosten voor jaar n+1 dat evenredig is aan het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers van de aangewezen dienst, onder toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde coëfficiënt (U), en rekening houdend met de periode waarin de dienst was aangewezen, onder toepassing van de in lid 3 van dit artikel bedoelde coëfficiënt (T), volgens onderstaande formule:
|
|
|
2. Coëfficiënt (U) voor de berekening van het basisbedrag voor elke aangewezen dienst heeft de in bijlage II vermelde waarde, overeenkomend met het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers, uitgedrukt in miljoenen eenheden, afgerond naar het dichtstbijzijnde veelvoud van honderdduizend.
Het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van elke aangewezen dienst dat de toepasselijke coëfficiënt bepaalt overeenkomstig de eerste alinea van dit lid, is het aantal dat resulteert uit gegevens die door de aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine zijn gerapporteerd overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065, of uit informatie waarom is verzocht krachtens artikel 24, lid 3, van die verordening of uit andere informatie waarover de Commissie beschikt, zoals beschikbaar op 31 augustus van jaar n.
3. De coëfficiënt (T) voor de berekening van het basisbedrag voor elke aangewezen dienst komt overeen met de verhouding tussen het aantal dagen waarop de dienst in jaar n is aangewezen en het aantal dagen in een jaar, berekend volgens onderstaande formule:
|
|
|
Overeenkomstig artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) 2022/2065 wordt de periode van aanwijzing geacht vier maanden na de dag van kennisgeving van het aanwijzingsbesluit krachtens artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 aan te vangen, en wordt deze periode geacht vier maanden na de kennisgeving van het beëindigingsbesluit krachtens artikel 33, lid 5, van Verordening (EU) 2022/2065 te eindigen.
Artikel 5
Vaststelling van het totaalbedrag van de toezichtsvergoeding en toepassing van de algemene maximumgrens per aanbieder
1. Elk jaar voldoet de betrokken aanbieder van een of meer aangewezen diensten een toezichtsvergoeding die bestaat uit het basisbedrag, of de som van basisbedragen, overeenkomstig artikel 4 berekend voor de aangewezen dienst of diensten die deze aanbieder aanbiedt, en de aanpassingen daarvan op grond van dit artikel.
2. Het totaalbedrag van de toezichtsvergoeding die in een bepaald jaar in rekening wordt gebracht aan een aanbieder van een of meer aangewezen diensten gaat de algemene maximumgrens van 0,05 % van diens wereldwijde winst in het voorgaande boekjaar niet te boven. Indien een aanbieder een geconsolideerde jaarrekening heeft, wordt voor het vaststellen van de algemene maximumgrens van de vergoeding uitgegaan van de geconsolideerde wereldwijde winst van het concern waarvan die aanbieder deel uitmaakt.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid wordt onder wereldwijde winst de winst verstaan die blijkt uit de beste beschikbare cijfers uit de financiële jaarrekening voor het meest recente volledige boekjaar van de betrokken aanbieder, in de zin van:
|
a) |
de toepasselijke internationale standaarden voor financiële verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002, indien deze door de aanbieder worden gebruikt; |
|
b) |
bijlage V, punt 17, of bijlage VI, punt 15, bij Richtlijn 2013/34/EU; |
|
c) |
elke aanvaardbare standaard voor verslaglegging van een derde land, wanneer punt a) noch punt b) door de aanbieder wordt gebruikt. |
3. Wanneer het basisbedrag of de som van basisbedragen, overeenkomstig artikel 4 berekend voor de door een bepaalde aanbieder aangeboden aangewezen dienst of diensten, de in lid 2 van dit artikel vastgestelde algemene maximumgrens te boven gaat, wordt het totaalbedrag van de aan die aanbieder in rekening gebrachte toezichtsvergoeding tot die grens verminderd.
4. De som van restbedragen die ingevolge lid 3 van dit artikel niet in rekening worden gebracht, wordt in rekening gebracht aan de overige aanbieders van aangewezen diensten waarvoor de algemene maximumgrens niet wordt bereikt, naar evenredigheid met het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers van de aangewezen dienst, uitgedrukt als de in artikel 4, lid 2, bedoelde coëfficiënt (U), en rekening houdend met de periode gedurende welke de dienst is aangewezen, uitgedrukt als de in artikel 4, lid 3, bedoelde coëfficiënt (T), volgens onderstaande formule:
|
|
|
Wanneer door de toepassing van dit lid de algemene maximumgrens van toepassing wordt voor een of meer overgebleven aanbieders van een of meer aangewezen diensten, blijven lid 3 en dit lid van toepassing tot er geen bedrag meer resteert.
Artikel 6
Jaarlijkse procedure voor de vaststelling van de individuele vergoedingen
1. Overeenkomstig artikel 41, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bepaalt de Commissie, in het kader van de opstelling van de ontwerpbegroting voor jaar n+1, voor elk relevant begrotingsonderdeel het geraamde bedrag aan externe bestemmingsontvangsten uit toezichtsvergoedingen dat aan het begin van jaar n+1 beschikbaar zal worden gesteld, zijnde de bedragen die overeenkomen met de overeenkomstig artikel 2 van deze verordening geraamde totale jaarlijkse kosten voor jaar n+1.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde raming gaat vergezeld van een door de Commissie opgesteld overzicht van de elementen die in die raming zijn verwerkt, ingedeeld in de verschillende categorieën van kosten van artikel 2, dat uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar op de website van de Commissie wordt bekendgemaakt.
2. Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar verstrekt elke aanbieder van een of meer aangewezen diensten waarvoor krachtens artikel 3 de toezichtsvergoeding wordt geheven de Commissie zijn meest recente financiële overzicht en eventuele andere bewijsstukken voor de bepaling van de algemene maximumgrens ingevolge artikel 5, alsmede, in voorkomend geval, alle benodigde informatie voor de toepassing van de vergoeding. Wanneer een aanbieder de voor de bepaling van de algemene maximumgrens noodzakelijke documenten niet verstrekt, wordt aangenomen dat die grens door die aanbieder in dat kalenderjaar niet wordt bereikt.
3. Uiterlijk op 30 september van elk jaar deelt de Commissie elke in artikel 3 bedoelde aanbieder van een of meer aangewezen diensten het voorlopig vastgestelde bedrag van de toezichtsvergoeding voor alle door die aanbieder aangeboden aangewezen diensten mee, dat is berekend overeenkomstig de artikelen 4 en 5. De aanbieder moet binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving van die voorlopige vaststelling bij de Commissie opmerkingen over die berekening indienen.
4. Uiterlijk op 30 november van elk jaar stelt de Commissie, rekening houdend met de in lid 3 bedoelde opmerkingen, overeenkomstig artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2022/2065 een uitvoeringsbesluit vast dat zij meedeelt aan elke in artikel 3 van deze verordening bedoelde aanbieder van een of meer aangewezen diensten en strekt tot vaststelling van de toezichtsvergoeding voor de door die aanbieder aangeboden aangewezen dienst of diensten, berekend overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van deze verordening. In het uitvoeringsbesluit worden de bedragen vastgesteld die verschuldigd zijn als toezichtsvergoeding in de zin van artikel 98 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en wordt 31 december van dat jaar vastgesteld als uiterste betalingsdatum voor de toezichtsvergoedingen. Wanneer een ingevolge artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) 2022/2065 vastgesteld besluit aan meer dan één rechtspersoon is gericht, zijn alle partijen waaraan dat besluit is gericht, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de toezichtsvergoeding voor de aangewezen dienst of diensten.
Artikel 7
Wijze van betaling en financiële gevolgen bij niet-betaling
1. Alle toezichtsvergoedingen zijn verschuldigd in euro en moeten worden voldaan in overeenstemming met de betalingsgegevens die zijn opgenomen in het krachtens artikel 6, lid 4, vastgestelde uitvoeringsbesluit.
2. In geval van niet-tijdige betaling, gedeeltelijke betaling, niet-betaling of niet-naleving van de betalingsvoorwaarden die zijn opgenomen in het in artikel 6, lid 4, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit vindt invordering plaats van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente waarvan het percentage is vastgesteld in artikel 99, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Deze betalingen laten de toepasselijke geldboetes en dwangsommen krachtens de artikelen 74 en 76 van Verordening (EU) 2022/2065 onverlet.
Artikel 8
Verslag van gemaakte kosten en van de in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen
1. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar n brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het bedrag van de totale jaarlijkse kosten die zijn gemaakt voor de verrichting van haar taken ingevolge Verordening (EU) 2022/2065 en over het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoedingen dat in het voorgaande jaar (jaar n-1) in rekening is gebracht ingevolge artikel 6, lid 4, van deze verordening.
2. In het in lid 1 bedoelde verslag worden de specifieke kosten vermeld die zijn gemaakt voor de verrichting van de in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde taken, ingedeeld in de categorieën van kosten die zijn omschreven in artikel 2, lid 2, van deze verordening. In deze kosten worden alle verplichtingen verwerkt die gedurende jaar n-1 zijn aangegaan, ook indien de betalingen wegens die verplichtingen nog niet hebben plaatsgevonden.
3. In het in lid 1 bedoelde verslag wordt het totaalbedrag van de toezichtsvergoedingen vermeld dat aan elke aanbieder van een of meer aangewezen diensten in rekening is gebracht, alsmede de dag van respectieve betalingen, ontbrekende of niet-tijdige betaling, lopende gerechtelijke procedures in verband met de in artikel 6, lid 4, bedoelde uitvoeringsbesluiten en in artikel 7, lid 2, bedoelde invorderingsprocedures in verband met de in rekening gebrachte toezichtsvergoedingen, op de dag van voltooiing van het verslag.
4. In het verslag worden naargelang van het geval de ingevolge lid 2 gemaakte kosten vermeld die het bedrag aan geraamde kosten voor jaar n-1 te boven zijn gegaan, of het overschot dat is ontstaan wanneer de geraamde kosten voor jaar n-1 hoger waren dan de werkelijke kosten die in dat jaar ingevolge lid 2 zijn gemaakt.
5. De Commissie maakt het in lid 1 bedoelde verslag op haar website bekend.
Artikel 9
Overgangsbepalingen
1. Kosten uit hoofde van artikel 2, leden 1 en 2, die reeds zijn gemaakt of gepland voor de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023, kunnen worden toegevoegd aan de eerste raming van de kosten die betrekking hebben op de periode 2024 overeenkomstig artikel 6, lid 1, tenzij zij reeds worden gedekt door oorspronkelijke kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd voor de algemene begroting van de Unie voor 2023.
2. Het eerste verslag ingevolge artikel 8 wordt door de Commissie uiterlijk op 31 maart 2024 vastgesteld en bestrijkt de periode van 16 november 2022 tot en met 31 december 2023. Voor de identificatie van de gemaakte kosten overeenkomstig artikel 8, lid 2, worden de uit de in lid 1 bedoelde kredieten betaalde kosten afzonderlijk vermeld en worden zij niet in aanmerking genomen voor het in artikel 8, lid 4, bedoelde saldo.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1.
(2) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
(4) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(5) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
BIJLAGE I
Niet-limitatieve lijst van exploitatiekosten en administratieve uitgaven
Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, punt b), kunnen de navolgende posten in verband met de verrichting van taken als bedoeld in artikel 43, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2065 in aanmerking worden genomen:
|
— |
een voorzichtige raming van dienstreizen die worden gemaakt in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden die in afdeling 4 van hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2022/2065 aan de Commissie worden verleend, rekening houdend met een raming van het aantal aangewezen diensten; |
|
— |
de geraamde kosten voor de fysieke bijeenkomsten van de Europese digitaledienstenraad ingevolge Verordening (EU) 2022/2065; |
|
— |
de voorgenomen aanwezigheid bij, of de organisatie van bijeenkomsten of evenementen in verband met de ontwikkeling van deskundigheid en capaciteit met betrekking tot het toezicht op opkomende en systemische problemen; |
|
— |
een voorzichtige raming voor onderzoek en externe advisering met betrekking tot een bepaalde aangewezen dienst, met inbegrip van audits daarvan, of voor analyses van een bepaalde categorie risico’s die blijken uit de door aangewezen diensten ingevolge artikel 34 van Verordening (EU) 2022/2065 te verrichten risicoanalyse; |
|
— |
bestaande of voorgenomen overeenkomsten tussen diensten van de Commissie en andere organen, bureaus of agentschappen van de Unie of andere nationale autoriteiten met betrekking tot de analyse die ten grondslag ligt aan het controlerend toezicht op aangewezen diensten; |
|
— |
elke ontwikkeling of elk gebruik van digitale instrumenten of omgevingen, waaronder software en API’s, die specifiek zijn ontworpen met het oog op analyses en beproeving van, en toezicht op de werking van aangewezen diensten om de naleving te waarborgen van Verordening (EU) 2022/2065; |
|
— |
een voorzichtige raming voor de toegang tot databanken en de uitvoering van onderzoek gericht op de opsporing van aan te wijzen diensten en op de beoordeling van de effecten van de werking van aangewezen diensten met betrekking tot aspecten waarop Verordening (EU) 2022/2065 van toepassing is; |
|
— |
een voorzichtige raming van de uitgaven in verband met de opzet, de aanschaf, de licentieverlening, de inschrijving, de ontwikkeling, het onderhoud en de exploitatie van het in artikel 85 van Verordening (EU) 2022/2065 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem en van de ingevolge artikel 24, lid 5 van Verordening (EU) 2022/2065 door de Commissie beheerde databank. |
BIJLAGE II
U-coëfficiënt
|
Gemiddeld aantal maandelijkse actieve afnemers van de aangewezen dienst (in miljoenen, afgerond op één cijfer achter de komma) |
Coëfficiënt |
|
45 -54,9 |
1 |
|
55 -64,9 |
1,2 |
|
65 -74,9 |
1,4 |
|
75 -84,9 |
1,6 |
|
85 -94,9 |
1,8 |
|
95 -104,9 |
2 |
|
Voor aantallen van meer dan 105 miljoen, of minder dan 45 miljoen (in afwachting van de uitwerking van een besluit ingevolge artikel 33, lid 5, van Verordening (EU) 2022/2065): een schijf van telkens 10 miljoen actieve afnemers, waarbij de overeenkomstige U-coëfficiënt wordt berekend als |
|
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/26 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1128 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2023
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 om te voorzien in vereenvoudigde douaneformaliteiten voor betrouwbare handelaren en voor het verzenden van pakketten naar Noord-Ierland vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 7, punt a), artikel 131, punt a), artikel 160 en artikel 183,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “terugtrekkingsakkoord”) is namens de Unie bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad (2) gesloten en is op 1 februari 2020 in werking getreden. De in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode, waarbinnen het Unierecht van toepassing bleef op en in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 127 van het terugtrekkingsakkoord (de “overgangsperiode”), is 31 december 2020 verstreken. |
|
(2) |
Het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (het “protocol”) maakt integrerend deel uit van het terugtrekkingsakkoord. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van het terugtrekkingsakkoord en artikel 5, leden 3 en 4, van het protocol zijn de douanewetgeving in de zin van artikel 5, punt 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 en de handelingen van de Unie tot aanvulling of uitvoering ervan van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland na het einde van de overgangsperiode. |
|
(4) |
Bijgevolg moeten goederen die vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk naar Noord-Ierland worden gebracht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (3) worden gedekt door een douaneaangifte met de gegevensset voor in het vrije verkeer gebrachte goederen in kolom H1 van bijlage B bij deze verordening, die meer dan 80 gegevenselementen bevat. |
|
(5) |
Vanwege de specifieke omstandigheden in Noord-Ierland, moeten de douaneformaliteiten worden vergemakkelijkt voor marktdeelnemers (“betrouwbare handelaren”) die op grond van de artikelen 9 tot en met 11 van Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (4) (“Besluit nr. 1/2023”) gemachtigd zijn om vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk via rechtstreeks vervoer goederen Noord-Ierland binnen te brengen waarvoor het risico afwezig wordt geacht dat zij, hetzij op zichzelf hetzij als onderdeel van andere goederen, vervolgens naar de Unie worden overgebracht in de zin van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol (“goederen waarvoor geen risico bestaat”). Daartoe moet een sterk gereduceerde gegevensset (H8) worden opgesteld voor het in het vrije verkeer brengen van dergelijke goederen. |
|
(6) |
Er moeten voorwaarden worden vastgesteld waaronder betrouwbare handelaren kunnen profiteren van de douanevereenvoudiging die bestaat in de inschrijving in de administratie van de aangever wanneer goederen waarvoor geen risico bestaat vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland worden binnengebracht, ook wanneer de betrouwbare handelaren niet aan alle criteria van artikel 39 van Verordening (EU) nr. 952/2013 voldoen. |
|
(7) |
Om de overbrenging te vergemakkelijken van goederen zonder risico en zonder handelskarakter, die in pakketten via rechtstreeks vervoer door een particulier vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk naar een in Noord-Ierland wonende particulier worden verzonden, of van goederen waarvoor geen risico bestaat die in pakketten via rechtstreeks vervoer via een overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Besluit nr. 1/2023 geregistreerde vervoerder (“toegelaten vervoerder”) door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde marktdeelnemer naar een in Noord-Ierland wonende particulier worden verzonden, is het passend voor deze goederen vrijstelling van bepaalde douaneformaliteiten te verlenen. |
|
(8) |
Om tevens het verkeer te vergemakkelijken van goederen die worden verzonden in pakketten die overeenkomstig artikel 203 van het wetboek terugkeren bij een in Noord-Ierland gevestigde particulier van een ander deel van het Verenigd Koninkrijk via een toegelaten vervoerder, is het passend voor deze goederen vrijstelling van bepaalde douaneformaliteiten te verlenen aangezien zij ongewijzigd naar Noord-Ierland zijn teruggekeerd. |
|
(9) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
Aan artikel 1 worden de volgende punten 55 en 56 toegevoegd:
(*1) Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van 24 maart 2023 tot vaststelling van regelingen met betrekking tot het Windsor-kader [2023/819], PB L 102, van 17.4.2023, blz. 61." |
|
2) |
In artikel 104 worden aan lid 1 de volgende punten r), s) en t) toegevoegd:
|
|
3) |
Aan artikel 138 worden de volgende punten k), l) en m) toegevoegd:
|
|
4) |
Artikel 141, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
|
5) |
In artikel 142 wordt na punt c), het volgende punt iii) ingevoegd:
|
|
6) |
Het volgende artikel 143 ter wordt toegevoegd: “Artikel 143 ter Aangifte voor het in vrije verkeer brengen van goederen waarvoor het risico afwezig wordt geacht dat zij vervolgens naar de Unie worden overgebracht in de zin van artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (*3) (“het protocol”) (Artikel 6, lid 2, van het wetboek) Een betrouwbare handelaar kan goederen aangeven waarvoor het risico afwezig wordt geacht dat zij vervolgens naar de Unie worden overgebracht in de zin van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol en die via rechtstreeks vervoer vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk Noord-Ierland zullen binnenkomen om in het vrije verkeer te worden gebracht op basis van een in bijlage B vastgestelde specifieke gegevensset, ook wanneer dergelijke goederen in pakketten naar een andere marktdeelnemer worden verzonden. De toepassing van de eerste alinea van dit artikel wordt opgeschort indien en voor zover artikel 7, lid 1, punt a), ii), punt a), iii), en punt b), ii), en de artikelen 9 tot en met 14 van Besluit nr. 1/2023 niet langer van toepassing zijn. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend met vermelding van de datum waarop de toepassing van de in de vorige alinea bedoelde bepalingen wordt opgeschort, alsmede een bericht waarin de datum wordt vermeld waarop deze opschorting eindigt. Dit artikel is niet van toepassing op als “goederen van categorie 1” aangeduide goederen in de zin van bijlage IV bij Besluit nr. 1/2023. (*3) Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).”." |
|
7) |
In artikel 150 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd: “1 bis. In afwijking van lid 1 wordt een vergunning verleend voor het indienen van een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever wanneer:
De toepassing van dit lid wordt opgeschort indien en voor zover artikel 7, lid 1, punt a), ii), punt a), iii), en punt b), ii), en de artikelen 9 tot en met 14 van Besluit nr. 1/2023 niet langer van toepassing zijn. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend met vermelding van de datum waarop de toepassing van de in de vorige alinea bedoelde bepalingen wordt opgeschort, alsmede een bericht waarin de datum wordt vermeld waarop deze opschorting eindigt. Dit lid is niet van toepassing op als “goederen van categorie 1” aangeduide goederen zoals gedefinieerd in bijlage IV bij Besluit nr. 1/2023.” |
|
8) |
Bijlage B wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I. |
|
9) |
Een nieuwe bijlage 52-02 overeenkomstig bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd. |
|
10) |
Een nieuwe bijlage 52-03 overeenkomstig bijlage III bij deze verordening wordt ingevoegd. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 30 september 2024, mits de twee in artikel 23, lid 5, van Besluit nr. 1/2023 vastgelegde verklaringen in dat Gemengd Comité zijn afgelegd:
Indien beide in de tweede alinea bedoelde verklaringen vóór 30 september 2024 zijn afgelegd of indien een van deze verklaringen op die datum niet is afgelegd, is de verordening van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de laatste van deze verklaringen is afgelegd.
De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend met vermelding van de datum waarop deze verordening van toepassing wordt.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(4) Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van 24 maart 2023 tot vaststelling van regelingen met betrekking tot het Windsor-kader [2023/819], PB L 102, van 17.4.2023, blz. 61.
BIJLAGE I
Bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:
|
a) |
In titel I, hoofdstuk 2, deel 1, wordt na de rij voor kolom H7 de volgende rij ingevoegd:
|
|
b) |
In titel I, hoofdstuk 3, deel 11, wordt na kolom H7 de volgende kolom ingevoegd:
|
|
c) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 11 09 000 000 “[86]” ingevoegd onder [1]. |
|
d) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 12 01 003 000 “[86]” ingevoegd onder A. |
|
e) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 12 01 004 000 “[86]” ingevoegd onder A. |
|
f) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 12 01 005 000 “[86]” ingevoegd onder A. |
|
g) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 12 01 006 000 “[86]” ingevoegd onder A. |
|
h) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 12 01 007 000 “[86]” ingevoegd onder A. |
|
i) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 18 06 003 000 “[86]” ingevoegd onder [25]. |
|
j) |
In hoofdstuk 3, deel 12, wordt in kolom I2 in rij 19 07 000 000 “[86]” ingevoegd onder [62]. |
|
k) |
In hoofdstuk 3, deel 13, wordt na [73] het volgende ingevoegd:
|
|
l) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 11 03 000 000 Artikelnummer, wordt de tekst “Kolommen A1 tot en met A3, B1 tot en met B4, C1, D1, D2, E1, E2, H1 tot en met H7 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen A1 tot en met A3, B1 tot en met B4, C1, D1, D2, E1, E2, H1 tot en met H8 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
m) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevensklasse 12 01 000 000 Voorafgaand document, wordt de tekst “Kolommen A3, B1, C1, C2, D1 tot en met D3, H1 tot en met H6, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen A3, B1, C1, C2, D1 tot en met D3, H1 tot en met H6 en H8, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
n) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenssubklasse 12 01 001 000 Referentienummer, wordt de tekst “Kolommen H1 tot en met H5, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen H1 tot en met H5, H8, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
o) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenssubklasse 12 03 001 000 Referentienummer, wordt de tekst “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H7 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H8 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
p) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenssubklasse 12 05 001 000 Referentienummer, wordt de tekst “Kolommen G2 tot en met G5, H1 tot en met H7, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen G2 tot en met G5, H1 tot en met H8, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
q) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevensklasse 13 01 000 000 Exporteur, wordt de tekst “Kolommen H1, H3, H4 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen H1, H3, H4, H8 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
r) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 13 01 017 000 Identificatienummer, wordt de tekst “Kolommen H1, H3 en H4 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen H1, H3, H4 en H8 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
s) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 16 03 000 000 Land van bestemming, wordt de tekst “Kolommen H1, H2 en H5 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen H1, H2, H5 en H8 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
t) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 18 04 000 000 Brutomassa, wordt de tekst “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H6, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H6, H8, I1 en I2:”; en wordt de tekst: “Kolommen B1 tot en met B4, C1, D1 tot en met D3, H1 tot en met H7, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:”; vervangen door de woorden: “Kolommen B1 tot en met B4, C1, D1 tot en met D3, H1 tot en met H8, I1 en I2 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
u) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 18 05 000 000 Omschrijving van de goederen, wordt de tekst “Kolommen B1, B2, H1 tot en met H5 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen B1, B2, H1 tot en met H5, H8 en I1 van de tabel met gegevensvereisten:”. |
|
v) |
In titel II, in de aantekeningen op gegevenselement 18 09 000 000 Goederencode, wordt de tekst “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H7, I1 van de tabel met gegevensvereisten:” vervangen door de woorden: “Kolommen B1 tot en met B4, C1, H1 tot en met H8 en I1:”. |
BIJLAGE II
„BIJLAGE 52-02
Informatie die overeenkomstig artikel 141, lid 1, punt d, vi), door de vervoerder moet worden verstrekt
(1)
Naam vervoerder
(2)
Naam en adres van de verzender in een ander deel van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland
(3)
Naam en adres van de geadresseerde in Noord-Ierland
(4)
Plaats van levering in Noord-Ierland indien verschillend van het adres van de geadresseerde
(5)
Omschrijving van de goederen in gewone taal op het niveau van de zending
(6)
Aantal colli/stuks in zending
(7)
Brutogewicht
(8)
Waarde (indien bekend)
(9)
Leveringsdatum
BIJLAGE III
„BIJLAGE 52-03
Gegevenselementen die overeenkomstig de eerste alinea van artikel 141, lid 1, punt d), vii), en viii), door de vervoerder moeten worden verstrekt
|
Naam gegevenselement |
Omschrijving |
||
|
Nummer van het artikel in elk pakket waarop de aangifte betrekking heeft, indien er meer dan één artikel is |
||
|
Indien van toepassing, verwijzing naar documenten die ter staving van de aangifte zijn overgelegd |
||
|
Indien beschikbaar, referentienummer van het vervoersdocument |
||
|
Track-and-trace-code van het pakket |
||
|
Verwijzing naar de vergunning die is afgegeven overeenkomstig artikel 12 van Besluit nr. 1/2023 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie; |
||
|
In het kader van artikel 141, lid 1, punt d), vii), zijn dat de naam en het adres van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde marktdeelnemer die het pakket naar de in Noord-Ierland wonende particulier verzendt. In het kader van artikel 141, lid 1, punt d), viii), zijn dat de naam en het adres van de particulier in een ander deel van het Verenigd Koninkrijk dan Noord-Ierland die het pakket doet terugkeren aan een marktdeelnemer in Noord-Ierland. |
||
|
In het kader van artikel 141, lid 1, punt d), vii), zijn dat de naam en het adres van de in Noord-Ierland wonende particulier (eindverbruiker) aan wie het pakket wordt verzonden. In het kader van artikel 141, lid 1, punt d), viii), zijn dat de naam en het adres van de marktdeelnemer in Noord-Ierland aan wie het pakket wordt teruggezonden. |
||
|
De persoon die de verklaring aflegt of namens wie de verklaring wordt afgelegd. |
||
|
Invullen indien verschillend van de aangever |
||
|
Totale waarde van de goederen in het pakket |
||
|
Standaard is de regio van bestemming Noord-Ierland. |
||
|
Plaats waar het pakket feitelijk wordt geleverd, zoals bekend op het tijdstip van de indiening van de gegevens. Invullen indien verschillend van het adres van de importeur |
||
|
Totaal gewicht van het pakket |
||
|
Een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen in gewone taal om identificatie door de douaneautoriteiten mogelijk te maken. |
||
|
6-cijferige goederencode |
||
|
Vermelding dat de goederen in het pakket in aanmerking komen voor terugkerende goederen overeenkomstig artikel 138, punt m) |
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/42 |
VERORDENING (EU) 2023/1129 VAN DE COMMISSIE
van 2 juni 2023
tot vaststelling van een sluiting van de visserij op horsmakrelen in gebied 8c voor vaartuigen die de vlag van Portugal voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad (2) zijn quota voor 2023 vastgesteld. |
|
(2) |
Uit de door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van horsmakrelen in gebied 8c door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Portugal, het voor 2023 toegewezen quotum is opgebruikt. |
|
(3) |
Daarom moeten bepaalde visserijactiviteiten met betrekking tot dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het vangstquotum dat voor 2023 is toegewezen aan Portugal voor het in de bijlage vermelde bestand van horsmakrelen in gebied 8c, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
1. Met ingang van de in de bijlage opgenomen datum is het voor vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in Portugal, verboden te vissen op het in artikel 1 bedoelde bestand. Het is met name verboden naar vis te zoeken en vistuig te water te laten, uit te zetten of op te halen voor het bevissen van dat bestand.
2. Het blijft toegestaan vis en visserijproducten van vangsten uit dat bestand die vóór die datum door die vaartuigen zijn gevangen, over te laden, aan boord te houden, aan boord te verwerken, over te brengen, te kooien, vet te mesten en aan te landen.
3. Door die vaartuigen verrichte onbedoelde vangsten van soorten uit dat bestand worden overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, geregistreerd, aangeland en in mindering gebracht op de quota.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 juni 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Virginijus SINKEVIČIUS
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PB L 28 van 31.1.2023, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
BIJLAGE
|
Nr. |
01/TQ194 |
|
Lidstaat |
Portugal |
|
Bestand |
JAX/08C. (met inbegrip van de bijzondere voorwaarde betreffende JAX/* 09.) |
|
Soort |
Horsmakrelen (Trachurus spp.) |
|
Gebied |
8c |
|
Datum van sluiting |
18.5.2023 |
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/45 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1130 VAN DE COMMISSIE
van 2 juni 2023
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Moutarde de Bourgogne” (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Frankrijk tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding “Moutarde de Bourgogne”, die bij Verordening (EG) nr. 1131/2009 van de Commissie (2) is geregistreerd. |
|
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). |
|
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Moutarde de Bourgogne” (BGA) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 juni 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1131/2009 van de Commissie van 24 november 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Moutarde de Bourgogne (BGA)) (PB L 310 van 25.11.2009, blz. 22).
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/46 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1131 VAN DE COMMISSIE
van 5 juni 2023
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
|
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
|
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
|
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 juni 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Gerassimos THOMAS
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
|
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||||||||||||||||
|
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||||||||||||||||
|
Vitaminegummies in de vorm van oranje beertjes, met een gemiddeld gewicht van ongeveer 3 g per stuk, waarbij één gummiebeertje bestaat uit (in gewichtspercenten):
Daarnaast bevat één gummie tussen de 10 tot 100 % van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van de volgende vitaminen en mineralen:
Voorts bevat een gummie de volgende stoffen: bètacaroteen, luteïne, lycopeen, pectine, natriumcitraat, citroenzuur, plantaardige olie en natuurlijke sinaasappelsmaak. Het product wordt opgemaakt voor de verkoop in het klein en is bestemd voor het behoud van de algemene gezondheid of het welzijn. De vitamine- en mineraalconcentratie en de aanbevolen dagelijkse dosis (één gummiebeertje per dag) zijn op het etiket vermeld. |
2106 90 98 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aanvullende aantekening (GN) 5 op hoofdstuk 21, aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 30 en de tekst van de GN-codes 2106 , 2106 90 en 2106 90 98 . Gelet op zijn hoge vitaminegehalte bezit het product niet langer de kenmerken van suikerwerk van post 1704 (zie ook de GS-toelichtingen op hoofdstuk 17, algemene opmerkingen (uitgezonderd), punt b)). Uit de productsamenstelling en de etikettering, die onder meer informatie bevatten over de hoeveelheid vitaminen per dosiseenheid, blijkt dat het product een product voor menselijke consumptie is dat bestemd is voor het behoud van de algemene gezondheid of het welzijn (zie ook de GS-toelichtingen op post 2106 , punt 16). Het product voldoet niet aan de vereisten van aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 30 en kan daarom niet worden ingedeeld onder post 3004 . Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 2106 90 98 als een product voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen. |
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/49 |
VERORDENING (EU) 2023/1132 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2023
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stoffen waarvoor beperkingen gelden
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Ingevolge de vermeldingen 28, 29 en 30 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 is het in de handel brengen en het gebruik voor levering aan het grote publiek van stoffen die als kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stof (CMR-stof) van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld en in de lijsten van de aanhangsels 1 tot en met 6 van die bijlage zijn opgenomen, en van mengsels die dergelijke stoffen boven vastgestelde concentraties bevatten, verboden. |
|
(2) |
Stoffen die als CMR-stof zijn ingedeeld, zijn opgenomen in bijlage VI, deel 3, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
|
(3) |
De aanhangsels 2 en 6 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 moeten dusdanig worden gewijzigd dat zij overeenstemmen met de nieuwe indeling van stoffen als CRM-stof in Verordening (EG) nr. 1272/2008, zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/692 van de Commissie (3). Daarom moeten de nieuw ingedeelde CMR-stoffen van de categorieën 1A en 1B in de aanhangsels 2 en 6 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden ingevoegd. |
|
(4) |
De nieuwe indeling van stoffen in Verordening (EG) nr. 1272/2008 is van toepassing met ingang van 1 december 2023. De bij deze verordening ingevoerde beperking voor de stoffen die bij Verordening (EU) 2022/692 als CMR-stoffen van categorie 1A of 1B zijn ingedeeld, moet daarom vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. De datum van toepassing belet exploitanten niet om de beperkingen betreffende de CMR-stoffen van categorie 1A of 1B die in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/692 zijn vermeld, eerder toe te passen. |
|
(5) |
In deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn een aantal groepsvermeldingen opgenomen. In sommige gevallen zijn er indelingsvoorschriften voor specifieke stoffen die onder de groepsvermelding zouden vallen. In dat geval wordt de stof afzonderlijk in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 opgenomen en wordt in de groepsvermelding in die verordening de volgende zin toegevoegd: “met uitzondering van stoffen die elders in deze bijlage zijn vermeld”. Bij de opneming van die stoffen in de aanhangsels 1 tot en met 6 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet derhalve rekening worden gehouden met die annotatie, met verwijzing naar bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008. De tekst in de vermeldingen met catalogusnummers 033-005-00-1, 050-008-00-3, 082-001-00-6, 609-026-00-2 en 650-017-00-8 lijkt echter te verwijzen naar een bijlage bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 in plaats van naar bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008. Die vermeldingen moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(6) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De punten 2 en 5 van de bijlage zijn van toepassing met ingang van 1 december 2023.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/692 van de Commissie van 16 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (PB L 129 van 3.5.2022, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlage XVII van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
In aanhangsel 1 wordt de vermelding met indexnummer 033-005-00-1 vervangen door:
|
|
2) |
In aanhangsel 2 worden de volgende vermeldingen in de tabel ingevoegd in de volgorde van de daarin opgenomen catalogusnummers:
|
|
3) |
In aanhangsel 2 wordt de vermelding met indexnummer 650-017-00-8 vervangen door:
|
|
4) |
In aanhangsel 5 wordt de vermelding met indexnummer 082-001-00-6 vervangen door:
|
|
5) |
In aanhangsel 6 worden de volgende vermeldingen in de tabel ingevoegd in de volgorde van de daarin opgenomen catalogusnummers:
|
|
6) |
In aanhangsel 6 worden de vermeldingen met de indexnummers 050-008-00-3 en 609-026-00-2 vervangen door:
|
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/54 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1133 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2023
tot verlening van een toelating van de Unie voor het uniek biocide “Superficid express” overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 23 april 2019 is door Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 en artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 van de Commissie (2) een aanvraag ingediend voor de toelating van eenzelfde uniek biocide, als bedoeld in artikel 1 van die verordening, met als naam “Superficid express”, behorende tot de productsoorten 2 en 4 zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. De aanvraag is in het biocidenregister (“het register”) geregistreerd onder zaaknummer BC-FD051101-74. In de aanvraag werd ook het aanvraagnummer van de verwante referentiebiocidefamilie “Knieler & Team Propanol Family” vermeld, dat in het register onder zaaknummer BC-AQ050985-22 is geregistreerd. |
|
(2) |
Eenzelfde uniek biocide “Superficid express” bevat propaan-1-ol en propaan-2-ol als werkzame stoffen; die stoffen zijn opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen voor de productsoorten 2 en 4, als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
|
(3) |
Op 8 december 2021 heeft het agentschap overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 bij de Commissie een advies (3) en de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide voor “Superficid express” ingediend. |
|
(4) |
In het advies wordt geconcludeerd dat de voorgestelde verschillen tussen eenzelfde uniek biocide en het verwante referentiebiocide louter betrekking hebben op informatie die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie (4) het voorwerp van een administratieve wijziging kan zijn, en dat eenzelfde uniek biocide op basis van de beoordeling van de verwante referentiebiocidefamilie “Knieler & Team Propanol Family”, onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van productkenmerken, voldoet aan de in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 gestelde voorwaarden. |
|
(5) |
Op 24 oktober 2022 heeft het agentschap, in overeenstemming met artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen. |
|
(6) |
De Commissie sluit zich aan bij het advies van het agentschap en acht het daarom passend om voor eenzelfde uniek biocide “Superficid express” een toelating van de Unie te verlenen. |
|
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH wordt een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0027677-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van eenzelfde uniek biocide “Superficid express”, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde samenvatting van de productkenmerken van het biocide.
De toelating van de Unie is geldig van 29 juni 2023 tot en met 31 juli 2032.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot vaststelling van de procedure voor de toelating van dezelfde biociden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 7.5.2013, blz. 4).
(3) Advies van het agentschap van 8 december 2021 over “Superficid express”, https://echa.europa.eu/opinions-on-union-authorisation
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie van 18 april 2013 betreffende wijzigingen in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad toegelaten biociden (PB L 109 van 19.4.2013, blz. 4).
BIJLAGE
Samenvatting van de productkenmerken van een biocide
Superficid express
Productsoort 2 - Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt (Desinfecteermiddelen)
Productsoort 4 - Voeding en diervoeders (Desinfecteermiddelen)
Toelatingsnummer: EU-0027677-0000
Toelatingsnummer in R4BP: EU-0027677-0000
1. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
1.1. Handelsna(a)m(en) van het product
|
Handelsnaam |
Superficid express Bactesil Express IPA Express Twoalko Express MikrobaX Express Alkodes Express Septokil Express Mastersept Express Descoficid Bactoficid Express Supergerm Express Superdes Express Septospace |
1.2. Toelatingshouder
|
Naam en adres van de toelatingshouder |
Naam |
Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH |
|
Adres |
Kaiser-Wilhelm-Str. 133, 12247 Berlin Duitsland |
|
|
Toelatingsnummer |
EU-0027677-0000 |
|
|
Toelatingsnummer in R4BP |
EU-0027677-0000 |
|
|
Toelatingsdatum |
29 juni 2023 |
|
|
Vervaldatum |
31 juli 2032 |
|
1.3. Fabrikant(en) van het product
|
Naam van de fabrikant |
Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH, |
|
Adres van de fabrikant |
Kaiser-Wilhelm-Str. 133, 12247 Berlin Duitsland |
|
Productielocatie |
Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH, Kaiser-Wilhelm-Str. 133, 12247 Berlin Duitsland A.F.P. Antiseptica Forschungs- und Produktionsgesellschaft mbH, Otto-Brenner-Straße 16-18, 21337 Lüneburg Duitsland Sterisol AB, Kronoängsgatan 3, S 59223 Vadstena Zweden |
1.4. Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)
|
Werkzame stof |
Propaan-1-ol |
|
Naam van de fabrikant |
OQ Chemicals GmbH (formerly Oxea GmbH) |
|
Adres van de fabrikant |
Rheinpromenade 4a, 40789 Monheim am Rhein Duitsland |
|
Productielocatie |
OQ Chemicals Corperation (formerly Oxea Coperation), 2001 FM 3057 TX, 77414 Bay City Verenigde Staten van Amerika |
|
Werkzame stof |
Propaan-1-ol |
|
Naam van de fabrikant |
BASF SE |
|
Adres van de fabrikant |
Carl-Bosch-Str. 38, 67056 Ludwigshafen Duitsland |
|
Productielocatie |
BASF SE, Carl-Bosch-Str. 38, 67056 Ludwigshafen Duitsland |
|
Werkzame stof |
Propaan-2-ol |
|
Naam van de fabrikant |
INEOS Solvent Germany GmbH |
|
Adres van de fabrikant |
Römerstrasse 733, 47443 Moers Duitsland |
|
Productielocatie |
INEOS Solvent Germany GmbH, Römerstrasse 733, 47443 Moers Duitsland INEOS Solvent Germany GmbH, Shamrockstrasse 88, 44623 Herne Duitsland |
2. PRODUCTSAMENSTELLING EN -FORMULERING
2.1. Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van het product
|
Triviale naam |
IUPAC-naam |
Functie |
CAS-nummer |
EG-nummer |
Gehalte (%) |
|
Propaan-1-ol |
|
Werkzame stof |
71-23-8 |
200-746-9 |
14,3 |
|
Propaan-2-ol |
|
Werkzame stof |
67-63-0 |
200-661-7 |
63,14 |
2.2. Formuleringstype
AL - Vloeistof voor toepassing zonder verdunning
3. GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN
|
Gevarencategorie |
Licht ontvlambare vloeistof en damp. Veroorzaakt ernstig oogletsel. Kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken. Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken. |
|
Veiligheidsaanbevelingen |
Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. – Niet roken. In goed gesloten verpakking bewaren. Inademing van damp vermijden. Alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte gebruiken. Oogbescherming dragen. NA INADEMING:De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen. BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen. Onmiddellijk een arts/ NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL)/ ANTIGIFCENTRUM (BE) raadplegen. Op een goed geventileerde plaats bewaren.Koel bewaren. Achter slot bewaren. verpakking afvoeren naar een verzamelpunt voor gevaarlijk of speciaal afval, overeenkomstig de lokale/regionale/nationale/internationale regelgeving. |
4. TOEGELATEN GEBRUIK
4.1. Omschrijving van het gebruik
Tabel 1.
Gebruik # 1 – Harde niet-poreuze kleine oppervlakken desinfectie, gebruiksklare vloeistof
|
Productsoort |
PT 02 - Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt |
|
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
Niet relevant. |
|
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Wetenschappelijke naam: Geen gegevens Triviale naam: Bacteriën Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens Wetenschappelijke naam: Geen gegevens Triviale naam: Gisten Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens Wetenschappelijke naam: Geen gegevens Triviale naam: Omkapselde virussen Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens |
|
Toepassingsgebied |
Binnen Zorginstellingen en de farmaceutische en cosmetische industrie, bijv. directe omgeving van de patiënt, werkplekken/bureaus, algemene apparatuur (met uitzondering van oppervlakken die met levensmiddelen in aanraking komen): desinfectie van kleine harde/niet-poreuze oppervlakken. Uitsluitend voor professioneel gebruik. |
|
Toepassingsmethode(n) |
Methode: Handmatige toepassing Gedetailleerde beschrijving: Gebruiksklaar product voor oppervlaktedesinfectie bij kamertemperatuur (20 ±2 °C) . Het volledige te desinfecteren oppervlak moet worden bevochtigd door het te begieten of van korte afstand te bespuiten en vervolgens grondig te wrijven met een doek. De hoeveelheid product moet voldoende zijn (max. 50 ml/m2) om het oppervlak nat te houden gedurende de contacttijd. |
|
Dosering(en) en frequentie |
Toe te passen dosis: Minimale blootstellingstijd: • voor de bestrijding van bacteriën, gisten en omkapselde virussen: 60 sec. Verdunning (%): gebruiksklaar product Aantal en timing van de toepassing: Een redelijke frequentie van desinfectie in de kamer van een patiënt is 1-2 per dag. Het maximale aantal toepassingen is 6 per dag. Tussen de momenten van aanbrengen hoeven geen veiligheidsintervallen te worden aangehouden. |
|
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
|
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
125, 150, 500, 1 000 ml transparante/witte hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)-fles met polypropyleen (PP)-klapdopjes (accessoire: PP-schroefsluiting met sproeikop); 5 000 ml transparante/witte HDPE-kan met HDPE-schroefdop. |
4.1.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Oppervlakken moet zichtbaar schoon zijn voorafgaand aan de desinfectie. Het maximale aantal toepassingen is 6 per dag.
4.1.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.1.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.1.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.1.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.2. Omschrijving van het gebruik
Tabel 2.
Gebruik # 2 – Harde niet-poreuze kleine oppervlakken desinfectie, Gebruiksklare vloeistof
|
Productsoort |
PT 04 - Voeding en diervoeders |
|
Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik |
Niet relevant. |
|
Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium) |
Wetenschappelijke naam: Geen gegevens Triviale naam: Bacteriën Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens Wetenschappelijke naam: other Triviale naam: Gisten Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens |
|
Toepassingsgebied |
Binnen Zorginstellingen en in de voedingsindustrie, bijv. voedselbereiding en hantering in keukens/restaurants: desinfectie van kleine harde/niet-poreuze oppervlakken. Uitsluitend voor professioneel gebruik. |
|
Toepassingsmethode(n) |
Methode: Handmatige toepassing Gedetailleerde beschrijving: Gebruiksklaar product voor oppervlaktedesinfectie bij kamertemperatuur (20 ±2 °C) . Het volledige te desinfecteren oppervlak moet worden bevochtigd door het te begieten of van korte afstand te bespuiten en vervolgens grondig te wrijven met een doek. De hoeveelheid product moet voldoende zijn (max. 50 ml/m2) om het oppervlak nat te houden gedurende de contacttijd. |
|
Dosering(en) en frequentie |
Toe te passen dosis: Minimale blootstellingstijd: voor de bestrijding van bacteriën en gisten bij 20°C: 60 sec. Verdunning (%): gebruiksklaar product Aantal en timing van de toepassing: De producten kunnen zo vaak als nodig worden gebruikt. Een redelijke frequentie in keukens is 1-2 keer per dag. Tussen de momenten van aanbrengen hoeven geen veiligheidsintervallen te worden aangehouden. |
|
Categorie/categorieën gebruikers |
Professioneel |
|
Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal |
125, 150, 500, 1 000 ml transparante/witte hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)-fles met polypropyleen (PP)-klapdopjes (accessoire: PP-schroefsluiting met sproeikop); 5 000 ml transparante/witte HDPE-kan met HDPE-schroefdop. |
4.2.1. Gebruik-specifieke gebruiksinstructies
Oppervlakken moet zichtbaar schoon zijn voorafgaand aan de desinfectie.
4.2.2. Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.2.3. Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.2.4. Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
4.2.5. Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Zie algemene gebruiksaanwijzing.
5. ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1)
5.1. Gebruiksvoorschrift
Uitsluitend voor professioneel gebruik.
5.2. Risicobeperkende maatregelen
Buiten bereik van kinderen houden.
Het gebruik van oogbescherming tijdens het hanteren van het product is verplicht.
5.3. Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen
Eerstehulpmaatregelen algemeen: verplaats de getroffen persoon uit de verontreinigde zone. Raadpleeg een arts als u zich onwel voelt. Laat dit blad indien mogelijk zien.
BIJ INADEMING: in de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die comfortabel is om te ademen. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).
INDIEN OP DE HUID: was de huid onmiddellijk met veel water. Trek daarna alle verontreinigde kleding uit en was deze voor hergebruik. Blijf de huid gedurende 15 minuten wassen met water. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).
INDIEN IN DE OGEN: onmiddellijk met water uitspoelen gedurende enkele minuten. Verwijder eventueel aanwezige contactlenzen als dit eenvoudig mogelijk is. Blijf minstens 15 minuten spoelen. Bel 112 voor een ambulance voor medische hulp.
Informatie voor zorgpersoneel/arts:
de ogen moeten ook herhaaldelijk worden gespoeld op weg naar de arts als ze zijn blootgesteld aan alkalische chemicaliën (pH > 11), aminen en zuren zoals azijnzuur, mierenzuur of propionzuur.
INDIEN INGESLIKT: mond onmiddellijk uitspoelen. Geef iets te drinken als de blootgestelde persoon in staat is om te slikken. GEEN braken opwekken. Bel 112 voor een ambulance voor medische hulp.
Maatregelen bij per ongeluk vrijkomen: Stop het lek als het veilig is om dit te doen. Verwijder ontstekingsbronnen. Wees extra voorzichtig om statische elektrische ladingen te voorkomen. Geen open vuur. Niet roken. Voorkom afvoer via het riool en oppervlaktewater Afnemen met absorberend materiaal (bijvoorbeeld een doek). Bind gemorst materiaal zo snel mogelijk met inerte vaste stoffen, zoals klei of diatomeeënaarde. Mechanisch opnemen (vegen, opscheppen). Voer het product af in overeenstemming met de relevante lokale voorschriften.
5.4. Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking
De afvoer moet gebeuren in overeenstemming met de officiële voorschriften. Niet via de riolering of drainage afvoeren. Niet weggooien met het huishoudelijk afval. Voer de inhoud/verpakking af naar een erkend afvalinzamelpunt. Leeg de verpakking volledig voordat u deze weggooit. Wanneer de verpakkingen volledig leeg zijn, kunnen ze net als alle andere verpakkingen worden gerecycled.
5.5. Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden
Houdbaarheid: 24 maanden
Bewaren in een droge, koele, goed geventileerde ruimte. Houd de verpakking goed gesloten. Niet blootstellen aan direct zonlicht.
Aanbevolen opslagtemperatuur: 0-30 °C
Niet bewaren bij temperaturen onder 0 °C
Niet bewaren in de buurt van voedsel, drank en diervoeders. Uit de buurt houden van brandbare stoffen.
6. OVERIGE INFORMATIE
(1) De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik.
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/62 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1134 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2023
tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen, de vestiging en de verspreiding op het grondgebied van de Unie van Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 28, lid 1, punten a), b), d), e), f), h) en i), en artikel 41, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Spodoptera frugiperda (Smith) (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is opgenomen in de lijst in deel A van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2) als plaagorganisme dat voor zover bekend niet op het grondgebied van de Unie voorkomt. Het is ook opgenomen in de lijst van prioritaire plaagorganismen in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1702 van de Commissie (3). |
|
(2) |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie (4) voorziet in noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van dat plaagorganisme te voorkomen. |
|
(3) |
Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 is het gespecificeerde plaagorganisme zich snel over de wereld en richting het grondgebied van de Unie blijven verspreiden. In januari 2023 werd de aanwezigheid ervan in Cyprus officieel bevestigd. |
|
(4) |
Bovendien is het aantal gevallen van niet-naleving van de wetgeving van de Unie met betrekking tot de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme op ingevoerde goederen hoog gebleven en neemt het aantal plantensoorten waarop het gespecificeerde plaagorganisme wordt onderschept toe. |
|
(5) |
Aangezien het gespecificeerde plaagorganisme zich blijft verspreiden, het recent op het grondgebied van de Unie is aangetroffen en de wetgeving van de Unie bij de handel in bepaalde planten niet altijd wordt nageleefd, zijn maatregelen nodig om de Unie tegen dat plaagorganisme te beschermen. |
|
(6) |
Bepaalde planten (“de gespecificeerde planten”) moeten daarom in deze verordening worden opgenomen en aan specifieke vereisten worden onderworpen. Plantensoorten waarvan het binnenbrengen in de Unie in verband is gebracht met niet-naleving van de wetgeving van de Unie wat de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme betreft, moeten op die lijst van gespecificeerde planten staan. |
|
(7) |
De lidstaten moeten jaarlijks onderzoek doen naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme en daarbij een risicogebaseerde aanpak hanteren die overeenstemt met de meest recente wetenschappelijke en technische informatie en gebaseerd is op de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gepubliceerde onderzoeksrichtsnoeren voor Spodoptera frugiperda (5). Om voor een beter overzicht van de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme te zorgen, bevat bijlage I bij deze verordening een lijst van de waardplanten van het gespecificeerde plaagorganisme, die moeten worden onderzocht. |
|
(8) |
De lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 een noodplan voor het gespecificeerde plaagorganisme opstellen en bijhouden. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten een geharmoniseerde aanpak hanteren, moeten specifieke regels voor de uitvoering van artikel 25 van die verordening worden vastgesteld wat betreft noodplannen voor het gespecificeerde plaagorganisme, waarmee wordt gewaarborgd dat het plan alle elementen bevat die nodig zijn indien het gespecificeerde plaagorganisme opnieuw wordt aangetroffen. |
|
(9) |
Om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien en de verspreiding ervan op het grondgebied van de Unie te voorkomen, moeten de lidstaten afgebakende gebieden — bestaande uit een besmette zone en een bufferzone — instellen en uitroeiingsmaatregelen treffen. Gezien het migratievermogen van het gespecificeerde plaagorganisme, de aanwezigheid van waardplanten en de geografische kenmerken van het gebied moet bufferzone minimaal 5 km en maximaal 100 km breed zijn. |
|
(10) |
Er hoeft echter geen afgebakend gebied te worden ingesteld indien het gespecificeerde organisme incidenteel wordt aangetroffen en dat plaagorganisme kan worden verwijderd van de planten waarop het is aangetroffen en er aanwijzingen zijn dat die planten besmet waren voordat zij in het gebied werden binnengebracht, of indien het gaat om een geïsoleerde vondst die naar verwachting niet tot vestiging van dat plaagorganisme zal leiden, een vondst op een productielocatie die fysiek is geïsoleerd tegen dat plaagorganisme, of een vondst in een broeikas van waaruit het plaagorganisme zich niet buiten naar buiten kan verspreiden. Dit is de meest proportionele aanpak, mits uit de in het desbetreffende gebied uitgevoerde onderzoeken blijkt dat het gespecificeerde plaagorganisme daar niet aanwezig is. |
|
(11) |
Om verdere verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme naar de rest van het grondgebied van de Unie te voorkomen, moeten de onderzoeken in de bufferzones jaarlijks in de meest geschikte tijd van het jaar en met voldoende intensiteit worden verricht. Nadat gedurende een passende periode onderzoeken zijn uitgevoerd waaruit blijkt dat het gespecificeerde plaagorganisme niet aanwezig is, moet de afbakening worden opgeheven. |
|
(12) |
De bevoegde autoriteiten moeten de specifieke maatregelen in de besmette zones treffen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien. Die maatregelen omvatten de bestrijdingsmaatregelen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien en het verplaatsen van grond uit het besmette gebied. |
|
(13) |
Aangezien het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van de Unie is aangetroffen, is het gerechtvaardigd bijzondere vereisten vast te stellen voor het verplaatsen van de gespecificeerde planten uit de afgebakende gebieden. |
|
(14) |
De bijzondere voorschriften voor de invoer naar de Unie van vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum L., Solanum macrocarpon L. en Solanum melongena L. en van planten van Zea mays L. en de bepalingen inzake de onderzoeksverplichtingen van de lidstaten van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 moeten in deze verordening worden opgenomen. Dit is nodig om de duidelijkheid en rechtszekerheid omtrent de toepassing van alle tijdsvereisten met betrekking tot het gespecificeerde plaagorganisme te verschaffen. Om dezelfde reden moet dat uitvoeringsbesluit worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen. |
|
(15) |
Het fytosanitaire risico van het gespecificeerde plaagorganisme is nog niet volledig beoordeeld, omdat het verspreidingsgebied van de gespecificeerde planten nog onduidelijk is. Dit risico moet verder worden bepaald naar aanleiding van de huidige vondst op het grondgebied van de Unie en de verspreiding en vestiging van het gespecificeerde plaagorganisme in derde landen. Daarom moet deze verordening tot en met 31 december 2025 van toepassing zijn om verdere evaluatie en herziening van het verspreidingsgebied van de gespecificeerde planten, de gevallen van niet-naleving van de wetgeving van de Unie in verband met het gespecificeerde plaagorganisme en de doeltreffendheid van de op het grondgebied van de Unie getroffen maatregelen mogelijk te maken. |
|
(16) |
Planten van Asparagus officinalis L., met uitzondering van stengels die gedurende hun gehele leven met grond zijn bedekt, levende pollen, plantenweefselculturen en zaden, moeten worden opgenomen in de lijst in deel A van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072. Dit is nodig om te voldoen aan artikel 72, lid 1, punten c) en e), van Verordening (EU) 2016/2031 op grond waarvan lijsten moeten worden opgesteld van planten waarop de bepalingen van die punten van toepassing zijn. |
|
(17) |
Om het risico van het gespecificeerde plaagorganisme zo snel mogelijk aan te pakken, moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De bepaling betreffende de noodplannen moet met ingang van 1 augustus 2023 van toepassing zijn. |
|
(18) |
De vereisten inzake het binnenbrengen van de gespecificeerde planten in de Unie en de verplaatsing ervan vanuit de afgebakende gebieden naar de rest van het grondgebied van de Unie moeten met ingang van 1 juli 2023 van toepassing zijn om bevoegde autoriteiten, exploitanten van bedrijven en derde landen voldoende tijd te geven om zich aan de uit die bepalingen voortvloeiende vereisten aan te passen. |
|
(19) |
De vereisten inzake het binnenbrengen in de Unie van planten van Asparagus officinalis L., met uitzondering van stengels die gedurende hun gehele leven met grond zijn bedekt, levende pollen, plantenweefselculturen en zaden, moeten met ingang van 1 september 2023 van toepassing zijn. Dit is nodig om de bevoegde autoriteiten van de derde landen voldoende tijd te geven om de respectieve onderzoeken naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme op die planten uit te voeren. |
|
(20) |
Bijgevolg moeten de artikelen 3 en 4 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 wat het binnenbrengen in de Unie van de gespecificeerde planten betreft van toepassing blijven tot en met 30 juni 2023, teneinde een rechtsvacuüm te voorkomen en te waarborgen dat passende voorschriften tegen de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme blijven gelden voor het binnenbrengen in de Unie van de gespecificeerde planten. |
|
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden maatregelen vastgesteld om het binnenbrengen, de vestiging en de verspreiding op het grondgebied van de Unie van Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
1) |
“gespecificeerd plaagorganisme”: Spodoptera frugiperda (Smith); |
|
2) |
“gespecificeerde planten”:
|
|
3) |
“waardplanten”: de in bijlage I vermelde planten. |
Artikel 3
Onderzoeken op het grondgebied van de Unie
1. Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 24 van Verordening (EU) 2016/2031, voeren de bevoegde autoriteiten jaarlijks op gepaste tijden van het jaar risicogebaseerde onderzoeken uit naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme op waardplanten, op basis van de wetenschappelijke en technische informatie als bedoeld in de onderzoeksrichtsnoeren voor Spodoptera frugiperda van de EFSA.
2. Meer in het bijzonder worden die onderzoeken uitgevoerd:
|
a) |
op basis van het niveau van het bijbehorende fytosanitaire risico; |
|
b) |
in gebieden dicht bij regio’s waarvan bekend is dat het plaagorganisme daar aanwezig is; |
|
c) |
in gebieden waar waardplanten het grondgebied van de Unie binnenkomen, waar deze worden verwerkt en herverpakt, en waar het afval ervan wordt verwijderd; |
|
d) |
op luchthavens en in zeehavens; |
|
e) |
in kwekerijen, tuincentra en detailhandelszaken, in voorkomend geval; |
|
f) |
op productielocaties die fysiek zijn geïsoleerd tegen het gespecificeerde plaagorganisme en in kassen, op basis van visuele controles. |
3. De onderzoeken bestaan met name uit:
|
a) |
het gebruik van vallen, zoals feromoon- of lichtvallen, en, indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van besmetting met het gespecificeerde plaagorganisme, bemonstering en identificatie; |
|
b) |
visuele controles, in voorkomend geval. |
Artikel 4
Noodplannen
1. Naast de in artikel 25 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde verplichtingen neemt elke lidstaat in zijn noodplan de maatregelen op die op zijn grondgebied moeten worden getroffen met betrekking tot:
|
a) |
de procedures voor de identificatie van de eigenaren van de te vernietigen planten, voor de toegang tot privéterreinen en voor de kennisgeving van het bevel tot vernietiging; |
|
b) |
de procedures om de nodige financiële bijstand te verkrijgen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien; |
|
c) |
de informatie over de windpatronen op het grondgebied van de lidstaten die de migratie van het gespecificeerde plaagorganisme zou vergemakkelijken, voor zover van toepassing; |
|
d) |
de lijst van passende bestrijdingsmethoden voor het plaagorganisme, die op basis van de meest recente wetenschappelijke en technische informatie actueel wordt gehouden. |
2. De lidstaten actualiseren hun noodplannen, voor zover nodig, uiterlijk op 31 december van elk jaar.
Artikel 5
Instelling van afgebakende gebieden
1. Wanneer de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme is bevestigd, bakent de betrokken lidstaat onverwijld een gebied af dat bestaat uit:
|
a) |
een besmette zone, die de locatie met de besmette planten en alle planten binnen een straal van 100 m rond de vondst van het gespecificeerde plaagorganisme die besmet kunnen raken, omvat, en |
|
b) |
een bufferzone met een breedte van minimaal 5 km en maximaal 100 km buiten de grens van de besmette zone. |
De bufferzone kan worden uitgebreid tot meer dan 100 km indien de lidstaat dit noodzakelijk acht voor de bescherming van zijn grondgebied tegen het gespecificeerde plaagorganisme.
2. Bij het vaststellen van de grenzen van het afgebakende gebied wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke beginselen, de biologie van het gespecificeerde plaagorganisme (met inbegrip van gegevens over het migratievermogen ervan), het besmettingsniveau, de geografische kenmerken van het gebied, de specifieke verdeling van de waardplanten in het betrokken gebied, en het bewijsmateriaal van de vestiging van het gespecificeerde plaagorganisme.
3. Binnen de afgebakende gebieden maken de bevoegde autoriteiten het publiek bewust van de dreiging die uitgaat van het gespecificeerde plaagorganisme en de maatregelen die zijn getroffen om de verdere verspreiding ervan buiten die gebieden te voorkomen. Zij zorgen ervoor dat professionele exploitanten en de algemene bevolking op de hoogte zijn van de grenzen van de afgebakende gebieden.
Artikel 6
Afwijkingen van de instelling van afgebakende gebieden
1. In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten ervoor kiezen geen afgebakend gebied in te stellen indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
er is bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het nader omschreven plaagorganisme in het gebied is binnengebracht met de planten waarop het werd gevonden en die planten besmet waren voordat zij in het betrokken gebied zijn binnengebracht, en dat het gespecificeerde plaagorganisme zich niet heeft vermenigvuldigd; |
|
b) |
er is bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het gaat om een geïsoleerde vondst die naar verwachting niet zal leiden tot vestiging van het gespecificeerde plaagorganisme; |
|
c) |
de bevoegde autoriteit heeft officieel vastgesteld dat het gespecificeerde plaagorganisme voorkomt op een productielocatie die fysiek tegen dat plaagorganisme is geïsoleerd; |
|
d) |
de bevoegde autoriteit heeft officieel vastgesteld dat het gespecificeerde plaagorganisme voorkomt in een kas, en er is bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het gespecificeerde plaagorganisme de winterse omstandigheden buiten die kas niet kan overleven. |
2. Wanneer de bevoegde autoriteit gebruikmaakt van de in lid 1 bedoelde afwijking:
|
a) |
treft zij maatregelen om te zorgen voor de snelle uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme en om de mogelijkheid van de verspreiding daarvan uit te sluiten; |
|
b) |
verhoogt zij onmiddellijk het aantal vallen en de frequentie waarmee de vallen in dat gebied worden gecontroleerd; |
|
c) |
intensiveert zij de visuele controles, waaronder verkenningen van de productielocaties; |
|
d) |
voert zij ten minste twee jaar lang regelmatig een intensief onderzoek uit door middel van vallen in een gebied met een breedte van minimaal 5 km rond de besmette planten of de productielocatie waar het gespecificeerde plaagorganisme is aangetroffen. In gebieden waar het gespecificeerde plaagorganisme de winterse omstandigheden niet kan overleven, kan de onderzoeksperiode worden beperkt tot de periode voordat de winterse omstandigheden zich voordoen; |
|
e) |
maakt zij het publiek bewust van de dreiging die van het gespecificeerde plaagorganisme uitgaat, en |
|
f) |
treft zij eventueel andere passende maatregelen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien. |
Artikel 7
Onderzoeken in afgebakende gebieden
Naast de vereisten voor onderzoeken van artikel 3, omvatten onderzoeken die in afgebakende gebieden worden uitgevoerd de volgende maatregelen:
|
a) |
meer vallen en een hogere frequentie van de controle van die vallen; |
|
b) |
verkenning van productielocaties waar waardplanten worden geteeld, en |
|
c) |
een onderzoeksopzet en een bemonsteringsschema voor detectieonderzoeken waarmee met een betrouwbaarheid van ten minste 95 % een aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme van 1 % kan worden opgespoord. |
Artikel 8
Opheffing van de afbakening
De afbakening kan worden opgeheven wanneer het gespecificeerde plaagorganisme op basis van de in artikel 7 bedoelde onderzoeken gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren niet in het afgebakende gebied is aangetroffen.
In gebieden waar het gespecificeerde plaagorganisme de winterse omstandigheden niet kan overleven, kan die periode worden beperkt tot de periode voordat de winterse omstandigheden zich voordoen.
Artikel 9
Uitroeiingsmaatregelen
De bevoegde autoriteiten treffen in de besmette zones alle hiernavolgende maatregelen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien:
|
a) |
passende behandelingen tegen het gespecificeerde plaagorganisme in alle stadia van de ontwikkeling ervan, waarbij rekening wordt gehouden met het migrerende karakter van de volwassen plaagorganismen, de verspreiding van waardplanten en het voedingspatroon van de larven van het plaagorganisme; |
|
b) |
een verbod op de verplaatsing van de bovenste grondlaag en van gebruikte groeimedia uit het besmette gebied, tenzij de betrokken professionele exploitanten, onder toezicht van de bevoegde autoriteiten, aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
|
Artikel 10
Binnenbrengen in de Unie van de gespecificeerde planten
1. Met uitzondering van planten van Chrysanthemum L., Dianthus L. en Pelargonium l’Hérit. ex Ait., mogen de gespecificeerde planten alleen in de Unie worden binnengebracht als zij aan een van de volgende vereisten voldoen:
|
a) |
zij zijn van oorsprong uit een land waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt; |
|
b) |
zij zijn van oorsprong uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige organisatie overeenkomstig internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 4 vrij is bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme; de naam van dat gebied is in de rubriek “plaats van oorsprong” van het fytosanitair certificaat vermeld; |
|
c) |
zij zijn vóór de uitvoer aan een officiële inspectie onderworpen en vrij bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme, en zij zijn van oorsprong uit een productielocatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
|
d) |
zij zijn vóór de uitvoer aan een officiële inspectie onderworpen en vrij bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme, en zij zijn van oorsprong uit een productielocatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
|
e) |
zij zijn na de oogst onderworpen aan een doeltreffende behandeling om ervoor te zorgen dat zij vrij zijn van het gespecificeerde plaagorganisme, en die behandeling is vermeld in het fytosanitair certificaat. |
2. De gespecificeerde planten gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat waarin onder “Aanvullende verklaring” naar deze verordening wordt verwezen, met vermelding van het desbetreffende punt van lid 1 waaraan het voldoet en de volledige tekst van de in dat lid bedoelde optie.
Artikel 11
Verplaatsing van de gespecificeerde planten binnen het grondgebied van de Unie
1. Met uitzondering van planten van Chrysanthemum L., Dianthus L. en Pelargonium l’Hérit. ex Ait., mogen gespecificeerde planten die een deel van hun leven in overeenkomstig artikel 5 afgebakende gebieden zijn verbleven alleen uit de afgebakende gebieden worden verplaatst als zij aan een van de volgende vereisten voldoen en vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is afgegeven nadat is bevestigd dat aan een van die vereisten is voldaan:
|
a) |
zij zijn vóór de verplaatsing aan een inspectie onderworpen en vrij bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme, en zij zijn van oorsprong uit een productielocatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
|
b) |
zij zijn vóór de verplaatsing aan een inspectie onderworpen en vrij bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme, en zij zijn van oorsprong uit een productielocatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
|
c) |
zij zijn na de oogst onderworpen aan een doeltreffende behandeling om ervoor te zorgen dat zij vrij zijn van het gespecificeerde plaagorganisme. |
2. Planten van Chrysanthemum L., Dianthus L. en Pelargonium l’Hérit. ex Ait. van oorsprong uit overeenkomstig artikel 5 afgebakende gebieden, met uitzondering van zaden ervan, mogen alleen uit de afgebakende gebieden worden verplaatst als zij aan een van de volgende vereisten voldoen en vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is afgegeven nadat is bevestigd dat aan een van die vereisten is voldaan:
|
a) |
sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus zijn op de productielocatie geen symptomen van het gespecificeerde plaagorganisme waargenomen; |
|
b) |
de planten hebben een adequate behandeling ondergaan om ze tegen het gespecificeerde plaagorganisme te beschermen. |
Artikel 12
Verslaglegging
De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 30 april van elk jaar het volgende toekomen:
|
a) |
de resultaten van de buiten de afgebakende gebieden in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig artikel 3, lid 1, uitgevoerde onderzoeken, overeenkomstig de in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie (6) bedoelde modellen; |
|
b) |
een verslag over de in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig deze verordening getroffen maatregelen en over de resultaten van de in de artikelen 5 tot en met 9 bedoelde maatregelen; |
|
c) |
de resultaten van de in de afgebakende gebieden in het voorgaande kalenderjaar overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde onderzoeken, overeenkomstig een van de in bijlage II bedoelde modellen. |
Artikel 13
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072
In deel A van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt het volgende punt 13 toegevoegd:
|
Andere groenten, vers of gekoeld:
ex 0709 20 00 |
Derde landen, met uitzondering van Zwitserland” |
Artikel 14
Intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638
Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 wordt ingetrokken.
De artikelen 3 en 4 van dat besluit zijn van toepassing tot en met 30 juni 2023.
Artikel 15
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4 is van toepassing met ingang van 1 augustus 2023.
De artikelen 10 en 11 zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2023.
Artikel 10 is voor wat betreft het binnenbrengen in de Unie van planten van Asparagus officinalis L., met uitzondering van stengels die gedurende hun gehele leven met grond zijn bedekt, levende pollen, plantenweefselculturen en zaden, echter van toepassing met ingang van 1 september 2023.
Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1702 van de Commissie van 1 augustus 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad door de vaststelling van de lijst van prioritaire plaagorganismen (PB L 260 van 11.10.2019, blz. 8).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie van 23 april 2018 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen (PB L 105 van 25.4.2018, blz. 31).
(5) Pest survey card on Spodoptera frugiperda. EFSA supporting publication 2020:EN-1895. 29 blz., doi:10.2903/sp.efsa.2020.EN-1895.
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie van 27 augustus 2020 betreffende het formaat en de instructies voor de jaarlijkse verslagen over de resultaten van de onderzoeken en betreffende het formaat van de meerjarige onderzoekprogramma’s en de praktische regeling, die respectievelijk in de artikelen 22 en 23 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad zijn bepaald (PB L 280 van 28.8.2020, blz. 1).
BIJLAGE I
Lijst van waardplanten
Abelmoschus esculentus (L.) Moench
Acalypha L.
Agrostis gigantea Roth
Agrostis stolonifera L.
Alcea rosea L.
Allium cepa L.
Allium sativum L.
Amaranthus quitensis Kunth
Amaranthus spinosus L.
Andropogon virginicus L.
Arachis hypogaea L.
Asclepias L.
Asparagus officinalis L.
Asplenium nidus L.
Atropa belladonna L.
Avena sativa L.
Avena strigosa Schreb.
Beta vulgaris L.
Brassica napus L.
Brassica oleracea L.
Brassica rapa L.
Cajanus cajan (L.) Huth
Capsicum L.
Carduus L.
Carex L.
Carica papaya L.
Carya illinoinensis (Wangenh.) K.Koch
Cenchrus incertus M.A.Curtis
Chenopodium album L.
Chenopodium quinoa Willd.
Chloris gayana Kunth
Chrysanthemum L.
Cicer arietinum L.
Cichorium intybus L.
Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. & Nakai
Citrus aurantium L.
Citrus limon (L.) Osbeck
Citrus reticulata Blanco
Citrus sinensis (L.) Osbeck
Codiaeum variegatum (L.) A.Juss.
Coffea arabica L.
Convolvulus arvensis L.
Cucumis melo L.
Cucumis sativus L.
Cucurbita argyrosperma K.Koch
Cucurbita maxima Lam.
Cydonia oblonga Mill.
Cynara cardunculus L.
Cynodon dactylon (L.) Pers.
Cyperus rotundus L.
Dactyloctenium aegyptium (L.) Willd.
Dahlia pinnata Cav.
Dendranthema grandiflorum (Ramat.) Kitam.
Dianthus L.
Digitaria Haller
Digitaria sanguinalis (L.) Scop.
Echinochloa colona (L.) Link
Echinochloa crus-galli (L.) P.Beauv.
Eleusine indica (L.) Gaertn.
Elymus repens (L.) Gould
Eremochloa ophiuroides Hack.
Eriochloa punctata (L.) Ham.
Eryngium foetidum L.
Eucalyptus camaldulensis Dehnh.
Eucalyptus urophylla S.T.Blake
Fagopyrum esculentum Moench
Festuca arundinacea Schreb.
Ficus L.
Fragaria ananassa (Duchesne ex Weston) Duchesne ex Rosier
Fragaria chiloensis (L.) Mill.
Fragaria vesca L.
Gladiolus L. and Gladiolus L. hybrids
Glycine max (L.) Merr.
Gossypium herbaceum L.
Gossypium hirsutum L.
Helianthus annuus L.
Hevea brasiliensis (Willd. ex Juss.) Müll.Arg.
Hibiscus cannabinus L.
Hordeum vulgare L.
Ipomoea batatas (L.) Lam.
Ipomoea purpurea (L.) Roth
Lactuca sativa L.
Lespedeza bicolor Turcz.
Linum usitatissimum L.
Lolium multiflorum Lam.
Malpighia glabra L.
Malus domestica (Suckow) Borkh.
Mangifera indica L.
Maranta L.
Medicago sativa L.
Megathyrsus maximus (Jacq.) B.K.Simon & S.W.L.Jacobs
Melilotus albus Medik.
Miscanthus giganteus J.M.Greef & Deuter ex Hodk. & Renvoize
Momordica L.
Mucuna pruriens (L.) DC
Musa paradisiaca L.
Nicotiana tabacum L.
Oryza sativa L.
Panicum miliaceum L.
Panicum virgatum L.
Paspalum dilatatum Poir.
Paspalum distichum L.
Paspalum fimbriatum Kunth
Paspalum notatum Flüggé
Paspalum urvillei Steud.
Passiflora laurifolia L.
Pelargonium l’Hérit. ex Ait.
Pennisetum clandestinum Hochst. ex Chiov.
Pennisetum glaucum (L.) R.Br.
Phalaris canariensis L.
Phaseolus lunatus L.
Phaseolus vulgaris L.
Phleum pratense L.
Pinus caribaea Morelet
Piper L.
Pisum sativum L.
Platanus occidentalis L.
Plumeria Tourn. ex L.
Plumeria rubra L.
Poa annua L.
Poa pratensis L.
Portulaca oleracea L.
Prunus persica (L.) Batsch
Psidium guajava L.
Pueraria montana (Lour.) Merr.
Pyrus communis L.
Raphanus sativus L.
Ricinus communis L.
Rosa L.
Saccharum officinarum L.
Schlumbergera truncata (Haw.) Moran
Secale cereale L.
Sesamum indicum L.
Setaria italica (L.) P.Beauv.
Setaria parviflora (Poir.) Kerguélen
Setaria viridis (L.) P.Beauv.
Solanum aethiopicum L.
Solanum lycopersicum L.
Solanum macrocarpon L.
Solanum melongena L.
Solanum tuberosum L.
Sorghum bicolor (L.) Moench
Sorghum caffrorum (Retz.) P.Beauv.
Sorghum halepense (L.) Pers.
Sorghum sudanense (Piper) Stapf
Spinacia oleracea L.
Tanacetum cinerariifolium (Trevis.) Sch.Bip.
Taraxacum officinale F.H.Wigg.
Terminalia catappa L.
Trifolium Tourn. ex L.
Trifolium incarnatum L.
Trifolium pratense L.
Trifolium repens L.
Triticum aestivum L.
Urochloa decumbens (Stapf) R.D.Webster
Urochloa mutica (Forssk.) T.Q.Nguyen
Urochloa ramosa (L.) T.Q.Nguyen
Urochloa texana (Buchl.) R.D.Webster
Vaccinium corymbosum L.
Vicia faba L.
Vigna unguiculata (L.) Walp.
Viola L.
Vitis vinifera L.
Wisteria sinensis (Sims) DC.
Xanthium strumarium L.
Zea mays L.
Zingiber officinale Roscoe
Zoysia Willd.
BIJLAGE II
Modellen voor verslaglegging van de resultaten van de uit hoofde van artikel 7 uitgevoerde onderzoeken
DEEL A
1. Model voor verslaglegging van resultaten van jaarlijkse onderzoeken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Benaming |
Datum van instelling |
Beschrijving |
Aantal |
|
Aantal |
Datum |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
i |
ii |
iii |
iv |
i |
ii |
iii |
iv |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Instructies voor het invullen van het model
Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel B van deze bijlage niet ingevuld.
|
Kolom 1: |
Vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of andere informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling. |
|
Kolom 2: |
Vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek. |
|
Kolom 3: |
Vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek. |
|
Kolom 4: |
Vermeld de aanpak: uitroeiing. Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd. |
|
Kolom 5: |
Vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig, en afzonderlijke rijen voor besmette zones en bufferzones. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.). |
|
Kolom 6: |
Vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:
|
|
Kolom 7: |
Vermeld welke risicogebieden zijn vastgesteld op basis van de biologische eigenschappen van het (de) plaagorganisme(n), de aanwezigheid van waardplanten, ecoklimatologische omstandigheden en risicolocaties. |
|
Kolom 8: |
Vermeld van de in kolom 7 vermelde risicogebieden, de in het onderzoek opgenomen risicogebieden. |
|
Kolom 9: |
Vermeld planten, vruchten, zaden, bodem, verpakkingsmateriaal, hout, machines, voertuigen, water, andere, met vermelding van het specifieke geval. |
|
Kolom 10: |
Vermeld de lijst van onderzochte plantensoorten/-geslachten, met telkens één rij per plantensoort/-geslacht. |
|
Kolom 11: |
Vermeld de maanden van het jaar waarin het onderzoek is uitgevoerd. |
|
Kolom 12: |
Vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. |
|
Kolommen 13 en 14: |
Vermeld de resultaten, indien van toepassing, en verstrek de beschikbare informatie in de desbetreffende kolommen. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster). |
|
Kolom 15: |
Vermeld voor de bevindingen in de bufferzone de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 16 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie. |
DEEL B
1. Model voor verslaglegging van de resultaten van op statistische gegevens gebaseerde jaarlijkse onderzoeken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Benaming |
Datum van instelling |
Beschrijving |
Aantal |
Waardsoort |
Gebied (ha of andere, relevantere eenheid) |
Inspectie-eenheden |
Beschrijving |
Eenheden |
Visuele controles |
Vallen |
Tests |
Overige methoden |
Risicofactor |
Risiconiveaus |
Aantal locaties |
Relatieve risico’s |
Aandeel van de waardpopulatie |
Positief |
Negatief |
Niet bekend |
Aantal |
Datum |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
2. Instructies voor het invullen van het model
Licht de onderliggende aannamen voor de opzet van het onderzoek per plaagorganisme toe. Geef een samenvatting en motivering van:
|
— |
de doelpopulatie, de epidemiologische eenheid en de inspectie-eenheden; |
|
— |
de opsporingsmethode en de gevoeligheid van de methode; |
|
— |
de risicofactor(en), met vermelding van de risiconiveaus en de dienovereenkomstige relatieve risico’s en aandelen van de waardplantpopulatie. |
|
Kolom 1: |
Vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of andere informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling. |
|
Kolom 2: |
Vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek. |
|
Kolom 3: |
Vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek. |
|
Kolom 4: |
Vermeld de aanpak: uitroeiing. Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd. |
|
Kolom 5: |
Vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig, en afzonderlijke rijen voor besmette zones en bufferzones. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.). |
|
Kolom 6: |
Vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:
|
|
Kolom 7: |
Vermeld de maanden van het jaar waarin de onderzoeken zijn uitgevoerd. |
|
Kolom 8: |
Vermeld de gekozen doelpopulatie, met de dienovereenkomstige lijst van waardsoorten/-genera en het bestreken gebied. De doelpopulatie wordt omschreven als het geheel van inspectie-eenheden. De omvang daarvan wordt voor landbouwgebieden gewoonlijk in hectaren omschreven, maar kan ook in percelen, velden, kassen enz. worden uitgedrukt. Motiveer de gemaakte keuze in de onderliggende aannames. Vermeld de onderzochte inspectie-eenheden. Onder “inspectie-eenheid” wordt verstaan: planten, delen van planten, producten, materialen, vectoren die zijn onderzocht om de plaagorganismen te identificeren en op te sporen. |
|
Kolom 9: |
Vermeld de onderzochte epidemiologische eenheden, met vermelding van de beschrijving en de meeteenheid. Onder “epidemiologische eenheid” wordt verstaan: een homogeen gebied waar de interacties tussen het plaagorganisme, de waardplanten en de abiotische en biotische factoren en omstandigheden tot dezelfde epidemiologie zou leiden als het plaagorganisme aanwezig is. Epidemiologische eenheden zijn een onderverdeling van de doelpopulatie die, wat de epidemiologie betreft, homogeen zijn en die ten minste één waardplant omvatten. In sommige gevallen kan de volledige waardpopulatie in een regio/gebied/land als epidemiologische eenheid worden gedefinieerd. Een epidemiologische eenheid kan een regio volgens de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), een stedelijk gebied, een bos, een rozentuin, een landbouwbedrijf, of een gebied van een bepaald aantal hectaren zijn. De keuze van de epidemiologische eenheden moet in de onderliggende aannames worden verantwoord. |
|
Kolom 10: |
Vermeld de bij het onderzoek gebruikte methoden en het aantal activiteiten voor elk geval, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet beschikbaar zijn. |
|
Kolom 11: |
Geef een schatting van de doeltreffendheid van de bemonstering. Onder “doeltreffendheid van de bemonstering” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd. Voor vectoren wordt gekeken naar de doeltreffendheid van de methode voor het vangen van een positieve vector wanneer deze in het onderzoeksgebied aanwezig is. Voor de bodem wordt gekeken naar de doeltreffendheid van het selecteren van een bodemmonster dat het plaagorganisme bevat, wanneer het plaagorganisme in het onderzoeksgebied aanwezig is. |
|
Kolom 12: |
Onder “gevoeligheid van de methode” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat de aanwezigheid van een plaagorganisme correct met een methode wordt aangetoond. De gevoeligheid van de methode wordt omschreven als de waarschijnlijkheid dat een daadwerkelijk positieve waard een positief testresultaat geeft. De doeltreffendheid van de bemonstering (d.w.z. de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd) wordt vermenigvuldigd met de diagnostische gevoeligheid (die wordt gekenmerkt door de visuele controles en/of de laboratoriumtest die tijdens het identificatieproces wordt gebruikt). |
|
Kolom 13: |
Vermeld de risicofactoren in afzonderlijke rijen en voeg zoveel rijen toe als nodig. Vermeld voor elke risicofactor het risiconiveau, het overeenkomstige relatieve risico en het aandeel van de waardpopulatie. |
|
Kolom B: |
Vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. De in deze kolommen te verstrekken informatie houdt verband met de informatie in kolom 10 (“Detectiemethoden”). |
|
Kolom 18: |
Vermeld het aantal locaties met vallen indien dit aantal verschilt van het aantal vallen (kolom 17) (bv. omdat dezelfde val op verschillende plaatsen is gebruikt). |
|
Kolom 21: |
Vermeld het aantal positieve, negatieve monsters en het aantal monsters met als resultaat “niet bekend”. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster). |
|
Kolom 22: |
Vermeld de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 25 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie. |
|
Kolom 23: |
Vermeld de gevoeligheid van het onderzoek zoals omschreven in internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (ISPM) nr. 31. Deze waarde betreffende het behaalde betrouwbaarheidsniveau van de afwezigheid van plaagorganismen wordt berekend op basis van de uitgevoerde onderzoeken (en/of bemonsteringen) waarbij de gevoeligheid van de methode en aangenomen prevalentie vaststaan. |
|
Kolom 24: |
Vermeld de aangenomen prevalentie op basis van een aan het onderzoek voorafgaande raming van de vermoedelijke daadwerkelijke prevalentie van het plaagorganisme in de praktijk. De aangenomen prevalentie wordt als doel van het onderzoek vastgesteld en komt overeen met de afweging die de risicobeheerders maken tussen het risico dat het plaagorganisme aanwezig is, en de middelen die voor het onderzoek beschikbaar zijn. Voor een opsporingsonderzoek wordt gewoonlijk een waarde van 1 % vastgelegd. |
BESLUITEN
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/80 |
BESLUIT (EU) 2023/1135 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN
van 7 juni 2023
tot benoeming van een rechter bij het Hof van Justitie
DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 253 en 255,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De ambtstermijn van veertien rechters en zes advocaten-generaal van het Hof van Justitie is verstreken op 6 oktober 2021, waaronder die van de heer Marko ILEŠIČ. |
|
(2) |
Er is bijgevolg een benoeming nodig om die vacature voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 6 oktober 2027 te vervullen. |
|
(3) |
De heer Marko ILEŠIČ is voorgedragen ter verlenging van zijn mandaat als rechter van het Hof van Justitie. |
|
(4) |
Het comité dat is ingesteld krachtens artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft een positief advies uitgebracht over de geschiktheid van die kandidaat voor de uitoefening van het ambt van rechter van het Hof van Justitie, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Marko ILEŠIČ wordt benoemd tot rechter bij het Hof van Justitie voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 6 oktober 2027.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 7 juni 2023.
De voorzitter
L. DANIELSSON
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/81 |
BESLUIT (GBVB) 2023/1136 VAN DE RAAD
van 8 juni 2023
betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten met militaire uitrusting die is ontworpen om te doden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1) is de Europese Vredesfaciliteit (de “faciliteit”) opgericht voor de financiering door de lidstaten van acties van de Unie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die tot doel hebben de vrede te handhaven, conflicten te voorkomen en de internationale veiligheid te versterken, op grond van artikel 21, lid 2, punt c), van het Verdrag. De faciliteit dient in het bijzonder op grond van artikel 1, lid 2, van Besluit (GBVB) 2021/509 gebruikt te worden voor het financieren van steunmaatregelen zoals acties ter versterking van de capaciteiten op militair en defensiegebied van derde staten en regionale en internationale organisaties. |
|
(2) |
De Republiek Niger speelt een grote rol in belangrijke regionale, Europese en internationale initiatieven die tot doel hebben de vrede en de ontwikkeling in de Sahel te versterken, onder meer in de geïntegreerde strategie van de Unie voor de Sahel, in de Coalitie voor de Sahel, in het partnerschap voor veiligheid en stabiliteit in de Sahel (P3S) en in de Alliance Sahel. De internationale gemeenschap, met inbegrip van de Unie, heeft de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen geleverd om de Republiek Niger te steunen in haar strijd tegen terrorisme. |
|
(3) |
Op 10 juni 2022 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Republiek Niger een verzoek aan de Unie ontvangen om de Nigerese strijdkrachten (Forces armées nigériennes — FAN) te ondersteunen bij de aankoop van essentiële uitrusting om het vermogen van de Nigerese luchtmacht (Armée de l'air du Niger — AAN) om nabije luchtsteun te bieden, te versterken. Op 4 april 2023 werd van de Republiek Niger een herzien verzoek ontvangen waarin rekening gehouden is met de bevindingen van een behoefteanalyse die de Unie in februari 2023 uitgevoerd heeft. |
|
(4) |
Dit besluit van de Raad betreffende een steunmaatregel in het kader van de faciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten met militaire uitrusting die is ontworpen om te doden, wordt aangevuld met Besluit (GBVB) 2023/1137 van de Raad (2). Beide besluiten moeten tegelijkertijd worden uitgevoerd, maar afzonderlijk worden beheerd. |
|
(5) |
Steunmaatregelen dienen uitgevoerd te worden met inachtneming van de beginselen en voorschriften van Besluit (GBVB) 2021/509, en met name naleving van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (3), en in overeenstemming met de voorschriften voor de uitvoering van ontvangsten en uitgaven die in het kader van de faciliteit gefinancierd worden. |
|
(6) |
De Raad herhaalt vastbesloten te zijn de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratische beginselen te beschermen, te bevorderen en na te leven, en de rechtsstaat en goed bestuur te versterken in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en met het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Instelling, doelstellingen, reikwijdte en duur
1. Bij dit besluit wordt een in het kader van de Europese Vredesfaciliteit te financieren steunmaatregel ten gunste van de Republiek Niger (de “begunstigde”) ingesteld (de “steunmaatregel”).
2. De steunmaatregel heeft als doelstelling de capaciteit van de Nigerese strijdkrachten (“Forces armées nigériennes” — FAN) te versterken, om hen in staat te stellen de territoriale integriteit en de soevereiniteit van de Republiek Niger te verdedigen en de burgerbevolking beter te beschermen tegen onder meer de toenemende terreurdreiging, met volledige inachtneming van het toepasselijke internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.
3. Ter verwezenlijking van de in lid 2 vastgelegde doelstelling wordt met de steunmaatregel de levering van lucht-grondmunitie (ML4 op de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen) voor helikopters van het type MI-35 en MI-171 gefinancierd.
4. De uitvoering van de steunmaatregel wordt aangevuld met activiteiten die tot doel hebben om een adequaat gebruik en onderhoud, en een adequate opslag en monitoring van de uit hoofde van Besluit (GBVB) 2023/1137 te financieren lucht-grondmunitie mogelijk te maken.
5. De steunmaatregel heeft een looptijd van 30 maanden vanaf de vaststelling van dit besluit.
Artikel 2
Financiële regelingen
1. Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met de steunmaatregel bedraagt 4 702 998 EUR.
2. De uitgaven worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de in het kader van de faciliteit gefinancierde ontvangsten en uitgaven.
Artikel 3
Regelingen met de begunstigde
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid treft de nodige regelingen met de begunstigde om ervoor te zorgen dat die de bij dit besluit vastgestelde voorschriften en voorwaarden naleeft, als voorwaarde voor het verlenen van steun in het kader van de steunmaatregel.
2. De in lid 1 vermelde regelingen bevatten bepalingen die de begunstigde ertoe verplichten ervoor te zorgen dat:
|
a) |
de Nigerese luchtmacht het toepasselijke internationaal recht naleeft, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht; |
|
b) |
de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa goed en efficiënt ingezet worden voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt zijn; |
|
c) |
de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa voldoende onderhouden worden, zodat zij gedurende hun gehele levensduur bruikbaar en operationeel beschikbaar blijven; |
|
d) |
de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa aan het einde van hun levensduur niet verloren gaan of zonder toestemming van het bij Besluit (GBVB) 2021/509 ingestelde comité voor de faciliteit overgedragen worden aan andere personen of entiteiten dan die welke in die regelingen vermeld worden. |
3. De in lid 1 vermelde regelingen bevatten tevens bepalingen inzake de opschorting en beëindiging van de steun in het kader van de steunmaatregel indien blijkt dat de begunstigde de in lid 2 vastgestelde verplichtingen niet nakomt.
Artikel 4
Uitvoering
1. De hoge vertegenwoordiger is ervoor verantwoordelijk dat dit besluit uitgevoerd wordt overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven die in het kader van de faciliteit gefinancierd worden, op een wijze die strookt met het geïntegreerd methodologisch kader voor de beoordeling en vaststelling van de vereiste maatregelen en controles voor steunmaatregelen in het kader van de faciliteit.
2. De uitvoering van de in artikel 1, lid 3, vermelde activiteiten wordt toevertrouwd aan Défense Conseil International — DCI Group.
Artikel 5
Toezicht, controle en evaluatie
1. De hoge vertegenwoordiger ziet erop toe dat de begunstigde de verplichtingen van artikel 3 nakomt. Dat toezicht verschaft kennis over de context van en het risico op niet-nakoming van de overeenkomstig artikel 3 vastgelegde verplichtingen, en draagt bij aan de voorkoming van zulke gevallen van niet-nakoming, met inbegrip van schendingen van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de Nigerese luchtmacht.
2. De controle na verzending van uitrusting en leveringen wordt als volgt georganiseerd:
|
a) |
leveringsverificatie, waarbij leveringscertificaten door de eindgebruiker-strijdkrachten ondertekend moeten worden op het moment van eigendomsoverdracht; |
|
b) |
verslaglegging, waarbij de begunstigde jaarlijks verslag moet uitbrengen over de activiteiten die uitgevoerd zijn met de in het kader van de steunmaatregel verstrekte uitrusting, diensten en infrastructuur en over de inventaris van de aangewezen goederen, totdat het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) een dergelijke verslaglegging niet langer nodig acht; |
|
c) |
inspecties ter plaatse, waarbij de begunstigde de hoge vertegenwoordiger op diens verzoek toegang verleent om ter plaatse controles uit te voeren. |
3. Na voltooiing van de steunmaatregel maakt de hoge vertegenwoordiger een eindevaluatie op om te beoordelen of de steunmaatregel bijgedragen heeft aan het verwezenlijken van de in artikel 1, lid 2, genoemde doelstelling.
Artikel 6
Verslaglegging
Gedurende de uitvoeringsperiode brengt de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 63 van Besluit (GBVB) 2021/509 halfjaarlijks verslag uit aan het PVC over de uitvoering van de steunmaatregel. De beheerder voor steunmaatregelen brengt het bij Besluit (GBVB) 2021/509 ingestelde comité van de faciliteit overeenkomstig artikel 38 van dat besluit regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven, onder meer door informatie te verstrekken over de betrokken leveranciers en onderaannemers.
Artikel 7
Opschorting en beëindiging
1. Het PVC kan overeenkomstig artikel 64 van Besluit (GBVB) 2021/509 besluiten de uitvoering van de steunmaatregel geheel of gedeeltelijk op te schorten.
2. Het PVC kan de Raad ook aanbevelen de steunmaatregel te beëindigen.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MALMER STENERGARD
(1) Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).
(2) Besluit (GBVB) 2023/1137 van de Raad van 8 juni 2023 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten (zie bladzijde 85 van dit Publicatieblad).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/85 |
BESLUIT (GBVB) 2023/1137 VAN DE RAAD
van 8 juni 2023
betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1) is de Europese Vredesfaciliteit (de “faciliteit”) opgericht voor de financiering door de lidstaten van acties van de Unie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die tot doel hebben de vrede te handhaven, conflicten te voorkomen en de internationale veiligheid te versterken, op grond van artikel 21, lid 2, punt c), van het Verdrag. De faciliteit dient in het bijzonder op grond van artikel 1, lid 2, van Besluit (GBVB) 2021/509 gebruikt te worden voor het financieren van steunmaatregelen zoals acties ter versterking van de capaciteiten op militair en defensiegebied van derde staten en regionale en internationale organisaties. |
|
(2) |
De Republiek Niger speelt een grote rol in belangrijke regionale, Europese en internationale initiatieven die tot doel hebben de vrede en de ontwikkeling in de Sahel te versterken, waaronder in de geïntegreerde strategie van de Unie voor de Sahel, de Coalitie voor de Sahel, het partnerschap voor veiligheid en stabiliteit in de Sahel (P3S) en de Alliance Sahel. De internationale gemeenschap, met inbegrip van de Unie, heeft de afgelopen jaren aanzienlijke inspanningen geleverd om de Republiek Niger te ondersteunen in haar strijd tegen terrorisme. |
|
(3) |
Op 10 juni 2022 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Republiek Niger een verzoek aan de Unie ontvangen om de Nigerese strijdkrachten (Forces armées nigériennes — FAN) te ondersteunen bij de aankoop van essentiële uitrusting om het vermogen van de Nigerese luchtmacht (Armée de l'air du Niger — AAN) om nabije luchtsteun te bieden, te versterken. Op 4 april 2023 werd van de Republiek Niger een herzien verzoek ontvangen waarin rekening gehouden is met de bevindingen van een behoefteanalyse die de Unie in februari 2023 uitgevoerd heeft. |
|
(4) |
Dit besluit van de Raad betreffende een steunmaatregel in het kader van de faciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten is opgesteld als aanvulling op Besluit (GBVB) 2023/1136 van de Raad (2). Beide besluiten moeten tegelijkertijd worden uitgevoerd, maar afzonderlijk worden beheerd. |
|
(5) |
De steunmaatregelen dienen uitgevoerd te worden met inachtneming van de beginselen en voorschriften van Besluit (GBVB) 2021/509, en met name naleving van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (3), en in overeenstemming met de voorschriften voor de uitvoering van de in het kader van de faciliteit gefinancierde ontvangsten en uitgaven. |
|
(6) |
De Raad herhaalt vastbesloten te zijn de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de democratische beginselen te beschermen, te bevorderen en na te leven, en de rechtsstaat en goed bestuur te versterken in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en met het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Instelling, doelstellingen, reikwijdte en looptijd
1. Bij dit besluit wordt een in het kader van de Europese Vredesfaciliteit (de “faciliteit”) te financieren steunmaatregel ten gunste van de Republiek Niger (de “begunstigde”) ingesteld (de “steunmaatregel”).
2. De steunmaatregel heeft als doelstelling de capaciteit van de Nigerese strijdkrachten (“Forces armées nigériennes” — FAN) te versterken, om hen in staat te stellen de territoriale integriteit en de soevereiniteit van de Republiek Niger te verdedigen en de burgerbevolking beter te beschermen tegen onder meer de toenemende terreurdreiging, met volledige inachtneming van het toepasselijke internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.
3. Ter verwezenlijking van de in lid 2 vastgelegde doelstelling, financiert de steunmaatregel de volgende activiteiten om de verstrekking aan de Nigerese strijdkrachten van militaire uitrusting aan te vullen door een adequaat gebruik en onderhoud, en een adequate opslag en monitoring ervan te waarborgen:
|
a) |
uitrusting: logistieke uitrusting en hoogstnoodzakelijke meubels voor het steunpunt van de nationale commissie voor de mensenrechten (Commission Nationale des Droits Humains — CNDH) in de regio Tillabéri; |
|
b) |
activiteiten op het gebied van capaciteitsopbouw voor de Nigerese luchtmacht (Armée de l'air du Niger — AAN) en de nationale commissie voor de mensenrechten op het vlak van:
|
|
c) |
infrastructuur: modernisering van het munitiedepot van luchtmachtbasis 101 in Niamey. |
4. De steunmaatregel heeft een looptijd van dertig maanden vanaf de vaststelling van dit besluit.
Artikel 2
Financiële regeling
1. Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met de steunmaatregel bedraagt 297 002 EUR.
2. De uitgaven worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de in het kader van de faciliteit gefinancierde ontvangsten en uitgaven.
Artikel 3
Regelingen met de begunstigde
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) treft de nodige regelingen met de begunstigde om ervoor te zorgen dat die de bij dit besluit vastgestelde voorschriften en voorwaarden naleeft, als voorwaarde voor het verlenen van steun in het kader van de steunmaatregel.
2. De in lid 1 vermelde regelingen bevatten bepalingen die de begunstigde ertoe verplichten ervoor te zorgen dat:
|
a) |
de Nigerese luchtmacht het toepasselijke internationaal recht naleeft, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht; |
|
b) |
de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa goed en efficiënt ingezet worden voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt zijn; |
|
c) |
de in het kader van de steunmaatregel verstrekte activa voldoende onderhouden worden, zodat zij gedurende hun gehele levensduur bruikbaar en operationeel beschikbaar blijven. |
3. De in lid 1 vermelde regelingen bevatten tevens bepalingen inzake de opschorting en beëindiging van de steun in het kader van de steunmaatregel indien blijkt dat de begunstigde de in lid 2 vastgestelde verplichtingen niet nakomt.
Artikel 4
Uitvoering
1. De hoge vertegenwoordiger is ervoor verantwoordelijk dat dit besluit uitgevoerd wordt overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 en de voorschriften voor de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven die uit hoofde van de faciliteit gefinancierd worden, op een wijze die strookt met het geïntegreerd methodologisch kader voor de beoordeling en vaststelling van de vereiste maatregelen en controles voor steunmaatregelen in het kader van de faciliteit.
2. De uitvoering van de in artikel 1, lid 3, vermelde activiteiten wordt toevertrouwd aan Défense Conseil International — DCI Group.
Artikel 5
Toezicht, controle en evaluatie
1. De hoge vertegenwoordiger ziet erop toe dat de begunstigde de verplichtingen van artikel 3 nakomt. Dat toezicht verschaft kennis over de context van en het risico op niet-nakoming van de overeenkomstig artikel 3 vastgelegde verplichtingen, en draagt bij aan de voorkoming van zulke gevallen van niet-nakoming, met inbegrip van schendingen van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door de Nigerese luchtmacht.
2. De controle na verzending van uitrusting en leveringen wordt als volgt georganiseerd:
|
a) |
leveringsverificatie, waarbij leveringscertificaten door de eindgebruiker ondertekend moeten worden op het moment van eigendomsoverdracht; |
|
b) |
verslaglegging, waarbij de begunstigde jaarlijks verslag moet uitbrengen over de activiteiten die uitgevoerd zijn met de in het kader van de steunmaatregel verstrekte diensten en infrastructuur, totdat het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) een dergelijke verslaglegging niet langer nodig acht; |
|
c) |
inspecties ter plaatse, waarbij de begunstigde de hoge vertegenwoordiger op diens verzoek toegang verleent om ter plaatse controles uit te voeren. |
3. Na voltooiing van de steunmaatregel maakt de hoge vertegenwoordiger een eindevaluatie op om te beoordelen of de steunmaatregel bijgedragen heeft aan het verwezenlijken van de in artikel 1, lid 2, genoemde doelstelling.
Artikel 6
Verslaglegging
Gedurende de uitvoeringsperiode brengt de hoge vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 63 van Besluit (GBVB) 2021/509 halfjaarlijks verslag uit aan het PVC over de uitvoering van de steunmaatregel. De beheerder voor steunmaatregelen brengt het bij Besluit (GBVB) 2021/509 ingestelde comité van de faciliteit overeenkomstig artikel 38 van dat besluit regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven, onder meer door informatie te verstrekken over de betrokken leveranciers en onderaannemers.
Artikel 7
Opschorting en beëindiging
1. Het PVC kan overeenkomstig artikel 64 van Besluit (GBVB) 2021/509 besluiten de uitvoering van de steunmaatregel geheel of gedeeltelijk op te schorten.
2. Het PVC kan de Raad ook aanbevelen de steunmaatregel te beëindigen.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MALMER STENERGARD
(1) Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).
(2) Besluit (GBVB) 2023/1136 van de Raad van 8 juni 2023 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Nigerese strijdkrachten met militaire uitrusting die is ontworpen om te doden (zie bladzijde 81 van dit Publicatieblad).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/89 |
BESLUIT (GBVB) 2023/1138 VAN DE RAAD
van 8 juni 2023
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/1693 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Raad heeft op 20 september 2016 Besluit (GBVB) 2016/1693 (1) vastgesteld. |
|
(2) |
Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad, dat op grond van de Resoluties 1267(1999), 1989(2011) en 2253(2015) van de VN-Veiligheidsraad is opgericht, heeft op 26 april 2023 twee personen toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn. |
|
(3) |
Die personen zijn op 3 mei 2023 opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad (2). |
|
(4) |
Aangezien één van die personen reeds was aangewezen op grond van artikel 2, alinea 2, en artikel 3, alinea 3, van Besluit (GBVB) 2016/1693, moet die persoon worden verwijderd uit de bijlage bij dat besluit. |
|
(5) |
Besluit (GBVB) 2016/1693 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Besluit (GBVB) 2016/1693 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MALMER STENERGARD
(1) Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad van 20 september 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB (PB L 255 van 21.9.2016, blz. 25).
(2) Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al-Qaida (PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9).
BIJLAGE
De volgende vermelding wordt verwijderd uit de bijlage bij Besluit (GBVB) 2016/1693 onder “A. Personen bedoeld in de artikelen 2 en 3”:
|
“9. |
Sultan Aziz AZAM (ook bekend als Aziz Azam, Sultan Aziz, Sultan Azziz Azzam, Sultan Aziz Ezzam); geboortedatum: 1985; geboorteplaats: Afghanistan nationaliteit: Afghaans.”. |
Rectificaties
|
9.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 149/91 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1100 van de Commissie van 5 juni 2023 tot invoering van preventieve maatregelen ten aanzien van bepaalde producten van oorsprong uit Oekraïne
( Publicatieblad van de Europese Unie L 144 I van 5 juni 2023 )
Op bladzijde 2, artikel 2:
in plaats van:
“Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing tot en met 15 september 2023.”,
lezen:
“Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing tot en met 15 september 2023.”.