ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
66e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1027 VAN DE RAAD
van 25 mei 2023
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 18 januari 2012 Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië vastgesteld. |
(2) |
Op basis van een evaluatie van die maatregelen moeten de vermeldingen betreffende twee overleden personen worden geschrapt van de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012. De vermeldingen betreffende 19 natuurlijke personen in die lijst moeten worden geactualiseerd en gewijzigd. |
(3) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
J. FORSSELL
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling A “Personen” worden de volgende twee vermeldingen geschrapt:
|
2) |
in afdeling A “Personen” worden de vermeldingen 5, 8, 12, 50, 51, 74, 107, 119, 120, 121, 192, 271, 284, 285, 290, 291, 324, 325 en 326 vervangen door:
|
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/10 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1028 VAN DE COMMISSIE
van 20 maart 2023
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de definitie van complex motoraangedreven luchtvaartuig en tot rectificatie van die verordening
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 1, en artikel 62, lid 13,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) zijn de eisen vastgesteld voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken van burgerluchtvaartuigen, zoals motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen, met het oog op de toepassing van Verordening (EU) 2018/1139. |
(2) |
Krachtens artikel 140, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde uitvoeringsbepalingen uiterlijk op 12 september 2023 aan Verordening (EU) 2018/1139 worden aangepast. Daarom moet de definitie van “complex motoraangedreven luchtvaartuig” worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 748/2012. |
(3) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 (4) van de Commissie is artikel 3 van Verordening (EU) nr. 748/2012 gewijzigd om de verwijzingen naar bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 te actualiseren. In artikel 1, punt 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 3, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Het had in feite de leden 2 en 3 van dat artikel moeten vervangen. Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 748/2012 moet nu integraal worden vervangen om verwarring te voorkomen. |
(4) |
In artikel 1, punt 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt belangrijk geacht voor de correcte werking van Verordening (EU) nr. 748/2012 en had behouden moeten blijven. Daarom moet het oorspronkelijke artikel 8, lid 3, opnieuw worden ingevoegd als een nieuw lid 6. |
(5) |
In artikel 1, punt 8, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 is onbedoeld vermeld dat het artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 748/2012 vervangt. Deze bepalingen worden belangrijk geacht voor de correcte werking van Verordening (EU) nr. 748/2012 en hadden behouden moeten blijven. Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 moet nu integraal worden vervangen om verwarring te voorkomen. |
(6) |
Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt het volgende punt h bis) ingevoegd:
“h bis) |
“complex motoraangedreven luchtvaartuig”:
|
Artikel 2
Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gerectificeerd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Blijvende geldigheid van typecertificaten en daarmee verband houdende luchtwaardigheidscertificaten 1. Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, dat vóór 28 september 2003 door lidstaten is afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
2. Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:
3. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door een lidstaat uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, gelden de volgende voorwaarden:
4. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde ingrijpende reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.433, a), van bijlage I (deel 21). 5. Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 wordt beschouwd als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.”. |
2) |
Aan artikel 8 wordt het volgende lid 6 toegevoegd: “6. Goedkeuringen voor ontwerporganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig zijn vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.” |
3) |
Artikel 9 wordt vervangen door: “Artikel 9 Productieorganisaties 1. Een organisatie die verantwoordelijk is voor de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21). Dit is niet vereist voor door een organisatie gefabriceerde onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig de bepalingen van bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven zonder dat zij vergezeld moeten gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1). 2. In afwijking van lid 1, kan een fabrikant die niet in een lidstaat is gevestigd zijn bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat door dat land is afgegeven voor het product, onderdeel en uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:
3. Goedkeuringen voor productieorganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig waren vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening. 4. Bij wijze van uitzondering op lid 1 mag de productieorganisatie bij de bevoegde autoriteit een afwijking aanvragen van de milieubeschermingseisen die vermeld zijn in artikel 9, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) 2018/1139. 5. Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.225, d), 1 en 2, mag een productieorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21), tot en met 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie, corrigeren (*1). Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort. 6. Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.A.125C, a), 1, mag een organisatie die zonder erkenning producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceert en die houder is van een geldige, ten laatste op 7 maart 2023 overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven akkoordverklaring, niet worden verplicht te voldoen aan de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 ingevoerde eisen in bijlage I. 7. In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten en hun onderdelen en uitrustingsstukken verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light). 8. Het aantonen van de bekwaamheid overeenkomstig lid 1 of 2 is niet vereist wanneer de productieorganisatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon betrokken is bij de volgende productieactiviteiten:
(*1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die Verordening (PB L 33 van 15.2.2022, blz. 7).”." |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 25 augustus 2023.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1358 van de Commissie van 2 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 met betrekking tot de toepassing van meer evenredige eisen voor luchtvaartuigen die in de sportieve en recreatieve luchtvaart worden gebruikt (PB L 205 van 5.8.2022, blz. 7).
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/15 |
VERORDENING (EU) 2023/1029 VAN DE COMMISSIE
van 25 mei 2023
tot wijziging van de bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van fosmet in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, punt a), en artikel 18, lid 1, punt b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor fosmet zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (2) een met redenen omkleed advies over de herziening van de bestaande MRL’s voor fosmet uitgebracht. Zij heeft voorgesteld de residudefinitie voor handhavingsdoeleinden te wijzigen van “fosmet en fosmetoxon uitgedrukt als fosmet” in “fosmet”. De Commissie acht deze nieuwe residudefinitie passend in het kader van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(3) |
In haar met redenen omkleed advies over de herziening van de bestaande MRL’s voor fosmet overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de EFSA een risico voor consumenten vastgesteld met betrekking tot de MRL’s voor grapefruits/pompelmoezen, sinaasappelen, citroenen, limoenen/lemmetjes, mandarijnen, kokosnoten, appelen, peren, kweeperen, mispels, loquats, abrikozen, perziken, tafeldruiven, wijndruiven, blauwe bessen, veenbessen, kumquats en aardappelen. Daarnaast heeft de EFSA in het kader van een besluit tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof fosmet (3) een conclusie (4) over de intercollegiale toetsing van de pesticiderisicobeoordeling van de werkzame stof fosmet gepubliceerd, waarin wordt uitgelegd dat voor fosmet de beoordeling van het risico voor de consument via de voeding niet kon worden afgerond omdat de gegevens over het toxicologische profiel en de mogelijke genotoxiciteit van de metaboliet fosmetoxon onvolledig waren. Gezien de lacunes in de gegevens kon de EFSA op basis van de bestaande MRL’s voor fosmet in alle producten schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid niet uitsluiten. Daarom kon geen van de bestaande MRL’s voor fosmet, met inbegrip van de MRL’s op basis van de Codex-grenswaarden (CXL’s), worden bevestigd als veilig voor de consument. Het is derhalve passend om de in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 voor fosmet vastgestelde MRL’s te schrappen overeenkomstig artikel 17 in samenhang met artikel 14, lid 1, punt a), van die verordening. De MRL’s voor fosmet in alle producten moeten worden vastgesteld op de bepaalbaarheidsgrenzen die specifiek zijn voor elk product en veilig zijn voor de consument; die MRL’s moeten overeenkomstig artikel 18, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 in bijlage V bij die verordening worden vastgesteld. |
(4) |
Daarnaast hebben de EFSA en een lidstaat vastgesteld dat de standaardwaarde van 0,01* mg/kg voor sinaasappelen, aardappelen, appelen, peren, ananassen, meloenen, watermeloenen, suikerbiet en melk (runderen) onvoldoende bescherming biedt voor de consument. Daarom moeten de bepaalbaarheidsgrenzen voor deze producten worden vastgesteld op het lagere en haalbare niveau van 0,005* mg/kg, wat veilig is voor de consument. |
(5) |
De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie voor bestrijdingsmiddelenresiduen geraadpleegd over de noodzaak van de aanpassing van bepaalde bepaalbaarheidsgrenzen. Die laboratoria hebben productspecifieke bepaalbaarheidsgrenzen voorgesteld die analytisch haalbaar zijn. |
(6) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL’s geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de nieuwe MRL’s van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen aanpassen aan de eisen die uit de wijziging van de MRL’s voortvloeien. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 15 september 2023.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels for phosmet according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2022;20(7):7448.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/94 van de Commissie van 24 januari 2022 tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof fosmet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 33).
(4) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance phosmet, EFSA Journal 2021;19(3):6237.
BIJLAGE
De bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In deel A van bijlage III wordt de kolom voor fosmet geschrapt. |
2) |
In bijlage V wordt de volgende kolom voor fosmet toegevoegd: "Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
((*)) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL’s gelden, zie bijlage I."
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/28 |
VERORDENING (EU) 2023/1030 VAN DE COMMISSIE
van 25 mei 2023
tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Bacillus amyloliquefaciens stam AH2, Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 en Purpureocillium lilacinum stam PL11
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 5, lid 1, en artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Er zijn voor Bacillus amyloliquefaciens stam AH2, Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 en Purpureocillium lilacinum stam PL11 geen specifieke maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld. Daarom is de standaardwaarde van 0,01 mg/kg als vastgesteld in artikel 18, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 van toepassing. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1455 van de Commissie (2) is de werkzame stof met een laag risico Bacillus amyloliquefaciens stam AH2 goedgekeurd. Tijdens de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof als bestrijdingsmiddel krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geconcludeerd (4) dat bepaalde informatie voor de beoordeling van het risico voor de consument via de voeding niet beschikbaar was en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Zoals vermeld in het evaluatieverslag voor die stof (5) in het kader van de risicobeoordeling van de werkzame stof krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Bacillus amyloliquefaciens stam AH2 naar verwachting niet pathogeen voor de mens, zal deze naar verwachting geen toxinen produceren die relevant zijn voor de menselijke gezondheid en is het risico voor mensen als gevolg van metabolieten verwaarloosbaar. Gezien de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof Bacillus amyloliquefaciens stam AH2 als bestrijdingsmiddel, het evaluatieverslag en artikel 5 en artikel 14, lid 2, punten a), c) en d), van Verordening (EG) nr. 396/2005 hoeven voor deze stof geen MRL’s te worden vastgesteld en moet Bacillus amyloliquefaciens stam AH2 derhalve in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden opgenomen. |
(3) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/159 van de Commissie (6) is de werkzame stof met een laag risico Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 goedgekeurd. Tijdens de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof als bestrijdingsmiddel krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft de EFSA geconcludeerd (7) dat bepaalde informatie voor de beoordeling van het risico voor de consument via de voeding niet beschikbaar was en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Zoals vermeld in het evaluatieverslag voor die stof (8) in het kader van de risicobeoordeling van de werkzame stof krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 naar verwachting niet pathogeen voor de mens, zal deze naar verwachting geen toxinen produceren die relevant zijn voor de menselijke gezondheid en is het risico voor mensen als gevolg van metabolieten verwaarloosbaar. Gezien de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 als bestrijdingsmiddel, het evaluatieverslag en artikel 5 en artikel 14, lid 2, punten a), c) en d), van Verordening (EG) nr. 396/2005, hoeven voor deze stof geen MRL’s te worden vastgesteld en moet Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 derhalve in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden opgenomen. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/4 van de Commissie (9) is de werkzame stof met een laag risico Purpureocillium lilacinum stam PL11 goedgekeurd. Tijdens de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof als bestrijdingsmiddel krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft de EFSA geconcludeerd (10) dat bepaalde informatie voor de beoordeling van het risico voor de consument via de voeding niet beschikbaar was en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Zoals vermeld in het evaluatieverslag voor die stof (11) in het kader van de risicobeoordeling van de werkzame stof krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Purpureocillium lilacinum stam PL11 niet pathogeen voor de mens en is het risico voor mensen als gevolg van metabolieten verwaarloosbaar. Gezien de collegiale toetsing van de risicobeoordeling van de werkzame stof Purpureocillium lilacinum stam PL11 als bestrijdingsmiddel, het evaluatieverslag en artikel 5 en artikel 14, lid 2, punten a), c) en d), van Verordening (EG) nr. 396/2005, hoeven voor deze stof geen MRL’s te worden vastgesteld en moet Purpureocillium lilacinum stam PL11 derhalve in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden opgenomen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden de volgende vermeldingen in alfabetische volgorde ingevoegd: Bacillus amyloliquefaciens stam AH2, Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 en Purpureocillium lilacinum stam PL11.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1455 van de Commissie van 6 september 2021 tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Bacillus amyloliquefaciens stam AH2, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 315 van 7.9.2021, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(4) Peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Bacillus amyloliquefaciens strain AH2, EFSA Journal 2020;18(7):6156, Doi: https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.6156
(5) Evaluatieverslag voor de werkzame stof Bacillus amyloliquefaciens stam AH2 [afgerond tijdens de bijeenkomst van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op 5 juli 2021] SANTE/11938/2020 Rev. 4, 6 juli 2021, https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/start/screen/active-substances/details/1257
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/159 van de Commissie van 4 februari 2022 tot goedkeuring van de werkzame stof met een laag risico Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 26 van 7.2.2022, blz. 7).
(7) Peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Bacillus amyloliquefaciens strain IT-45, EFSA Journal 2021;19(5):6594, Doi: https://doi.org/10.2903/j.efsa.2021.6594
(8) Evaluatieverslag voor de werkzame stof Bacillus amyloliquefaciens stam IT-45 [afgerond tijdens de bijeenkomst van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op 1 en 2 december 2021] SANTE/10762/2021 Rev. 1, 1-2 december 2021, https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/start/screen/active-substances/details/1333
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/4 van de Commissie van 4 januari 2022 tot goedkeuring van de werkzame stof Purpureocillium lilacinum stam PL11 als stof met een laag risico overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 1 van 5.1.2022, blz. 5).
(10) Peer review of the pesticide risk assessment of the active substance Purpureocillium lilacinum strain PL11, EFSA Journal 2022;20(5):6393, Doi: https://doi.org/10.2903/j.efsa.2022.6393
(11) Evaluatieverslag voor de werkzame stof Purpureocillium lilacinum stam PL11 [afgerond tijdens de bijeenkomst van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op 22 oktober 2021] SANTE/10418/2021 Rev. 4, https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/start/screen/active-substances/details/1285
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1031 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2023
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, punt b),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2023.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Wolfgang BURTSCHER
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).
BIJLAGE
“BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3 bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 14 10 |
Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren |
258,9 |
12 |
BR |
(1) Nomenclatuur vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1470 van de Commissie van 12 oktober 2020 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de Europese statistieken over internationale handel in goederen en betreffende de geografische uitsplitsing voor andere bedrijfsstatistieken (PB L 334 van 13.10.2020, blz. 2).
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1032 VAN DE COMMISSIE
van 25 mei 2023
tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding op het grondgebied van de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 30, lid 1,
Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 22, lid 3, en artikel 52,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is momenteel noch in de lijst van EU-quarantaineorganismen, noch in de lijst van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (3) opgenomen. Het voldoet echter aan de criteria van deel 3, onderafdeling 2, van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/2031 voor een voorlopige beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig kunnen worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen als bedoeld in artikel 30, lid 1, van die verordening vereist zijn. |
(2) |
Naar aanleiding daarvan is Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 van de Commissie (4) vastgesteld om maatregelen ter voorkoming van het binnenbrengen in en verspreiden binnen de Unie van het gespecificeerde plaagorganisme vast te stellen. Die uitvoeringsverordening verstrijkt op 31 mei 2023. |
(3) |
Na de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 is recentere wetenschappelijke informatie verzameld over de verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme en over testmethoden en hebben de door de diensten van de Commissie uitgevoerde audits feedback opgeleverd over de uitvoering van de bepalingen en over de gevolgen daarvan voor de bescherming tegen de verspreiding van de ziekte. Dit rechtvaardigt de vaststelling van een nieuwe handeling met meer gedetailleerde maatregelen dan die waarin die uitvoeringsverordening voorziet. |
(4) |
Om de meest proactieve aanpak van fytosanitaire bescherming te waarborgen, moeten maatregelen worden vastgesteld voor het geval dat iemand vermoedt of constateert dat het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van de Unie voorkomt, en met betrekking tot de overeenkomstige kennisgeving aan de bevoegde autoriteit en de door haar te nemen maatregelen. |
(5) |
Wanneer officieel wordt bevestigd dat het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van een lidstaat voorkomt, moet de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat een afgebakend gebied instellen zodat dat plaagorganisme kan worden uitgeroeid en wordt voorkomen dat het zich naar de rest van het grondgebied van de Unie kan verspreiden. Om de meest geschikte en evenredige aanpak te waarborgen, moeten voor productielocaties met fysieke bescherming waar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme wordt bevestigd, andere afbakeningsregels worden vastgesteld, omdat de fytosanitaire risico’s als gevolg van die bescherming lager zijn. |
(6) |
Om te zorgen voor een proactievere aanpak van de bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het gespecificeerde plaagorganisme, moeten de lidstaten hun grondgebied jaarlijks controleren op de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme. |
(7) |
Er moeten regels worden vastgesteld voor de verplaatsing binnen de Unie van zaden van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan, en van Capsicum spp. (gespecificeerde zaden), en van voor opplant bestemde planten, andere dan gespecificeerde zaden, van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan, en van Capsicum spp. (gespecificeerde voor opplant bestemde planten), omdat die zaden en voor opplant bestemde planten het grootste risico vormen om het gespecificeerde plaagorganisme te herbergen en te verspreiden. |
(8) |
Die voorschriften moeten — al naargelang het type plant en de desbetreffende productiemethoden — de afwezigheid van plaagorganismen op de productielocatie, visuele inspectie, bemonstering en tests, passende behandeling van partijen en maatregelen inzake moederplanten omvatten. Een dergelijke aanpak is noodzakelijk om zich aan te passen aan de technische omstandigheden van elk geval van productie en verplaatsing van de gespecificeerde zaden en gespecificeerde planten. |
(9) |
Met name moeten alle partijen gespecificeerde zaden door de bevoegde autoriteit worden bemonsterd en getest op de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme. Die gespecificeerde zaden moeten ook vóór verdere verwerking door de bevoegde autoriteit of professionele exploitant, naargelang het geval, worden getest en daarbij vrij van het gespecificeerde plaagorganisme zijn bevonden. Dit is noodzakelijk voor de bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het gespecificeerde plaagorganisme, aangezien de gespecificeerde zaden het uitgangsmateriaal vormen voor de productie van alle respectieve planten. |
(10) |
Om het grondgebied van de Unie tegen het gespecificeerde plaagorganisme te beschermen, moeten voorschriften worden vastgesteld voor het binnenbrengen in de Unie van gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten uit derde landen. Die voorschriften moeten vergelijkbaar zijn met die betreffende de verplaatsing van de gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten binnen de Unie, teneinde een niet-discriminerende aanpak te waarborgen. |
(11) |
Het is evenredig om gespecificeerde zaden en gespecificeerde planten die behoren tot variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme van die voorschriften te ontheffen, omdat de fytosanitaire risico’s van die planten van een aanvaardbaar niveau zijn. De lidstaten moeten een lijst van die resistente variëteiten aan de Commissie en de andere lidstaten doen toekomen, en moeten die lijst regelmatig bijwerken. |
(12) |
Om doeltreffende officiële controles op de binnenkomst van het gespecificeerde plaagorganisme in de Unie te waarborgen, moet ten minste 20 % van de zendingen gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten door de bevoegde autoriteit worden bemonsterd en getest aan de grenscontroleposten van eerste binnenkomst in de Unie of op een controlepunt als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2123 van de Commissie (5). Voor zendingen gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten van oorsprong uit Israël en China moet dat bemonsterings- en testpercentage respectievelijk 50 % en 100 % bedragen, vanwege het hogere aantal onderscheppingen van het gespecificeerde plaagorganisme in producten die van die derde landen afkomstig zijn. |
(13) |
Om de derde landen, de bevoegde autoriteiten en de professionele marktdeelnemers voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de bepalingen van deze verordening, moet zij met ingang van 1 september 2023 van toepassing worden. Om die reden, en om juridische leemten te voorkomen, moet de toepasselijkheid van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 worden verlengd van 31 mei 2023 tot en met 31 augustus 2023. |
(14) |
De volledige beoordeling van de risico’s van het gespecificeerde plaagorganisme voor het grondgebied van de Unie is nog hangende. Om voldoende tijd te geven om die beoordeling af te ronden, moet deze verordening tot en met 31 december 2024 van toepassing zijn. |
(15) |
Om het fytosanitaire risico van het gespecificeerde plaagorganisme snel aan te pakken, moeten de regels van deze verordening zo spoedig mogelijk van toepassing worden. Daarom moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan. |
(16) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden maatregelen vastgesteld om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
“gespecificeerd plaagorganisme”: tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV); |
b) |
“gespecificeerde planten”: planten van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan en planten van Capsicum spp., anders dan de gespecificeerde zaden en gespecificeerde vruchten; |
c) |
“gespecificeerde voor opplant bestemde planten”: voor opplant bestemde planten van de soorten Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan en voor opplant bestemde planten van Capsicum spp., andere dan gespecificeerde zaden; |
d) |
“gespecificeerde zaden”: zaden van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan en zaden van Capsicum spp.; |
e) |
“gespecificeerde vruchten”: vruchten van Solanum lycopersicum L. en hybriden daarvan en vruchten van Capsicum spp. |
Artikel 3
Verbodsbepalingen betreffende het gespecificeerde plaagorganisme
Het gespecificeerde plaagorganisme mag niet worden binnengebracht op, verplaatst binnen, of gehouden, vermeerderd of vrijgelaten op het grondgebied van de Unie.
Artikel 4
Maatregelen als de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme wordt vermoed of geconstateerd
1. Elke persoon op het grondgebied van de Unie die de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme vermoedt of constateert, stelt de bevoegde autoriteit hiervan onmiddellijk op de hoogte en verstrekt haar alle relevante informatie over de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van dat plaagorganisme.
2. Wanneer de bevoegde autoriteit dergelijke informatie ontvangt, moet zij:
a) |
de verstrekte informatie onmiddellijk registreren; |
b) |
alle maatregelen nemen die nodig zijn om te bevestigen of het gespecificeerde plaagorganisme al dan niet aanwezig is; |
c) |
ervoor zorgen dat elke persoon die verantwoordelijk is voor gespecificeerde planten, gespecificeerde zaden of gespecificeerde vruchten die mogelijk met het gespecificeerde plaagorganisme besmet zijn, onmiddellijk in kennis wordt gesteld van:
|
Artikel 5
Onderzoek naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme
1. De bevoegde autoriteiten voeren op hun grondgebied jaarlijks onderzoek uit naar de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme.
2. Dat onderzoek:
a) |
omvat bemonstering en tests zoals vastgesteld in de bijlage, en |
b) |
is gebaseerd op:
|
3. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 april in kennis van de resultaten van de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde onderzoek.
Artikel 6
Maatregelen als de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme wordt bevestigd
1. Wanneer officieel wordt bevestigd dat het gespecificeerde plaagorganisme op het grondgebied van een lidstaat voorkomt, zorgt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat ervoor dat passende maatregelen worden genomen om het gespecificeerde plaagorganisme uit te roeien overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2016/2031.
Die bevoegde autoriteit neemt de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgestelde maatregelen, tenzij met betrekking tot het gespecificeerde plaagorganisme is voldaan aan de voorwaarden van artikel 18, lid 4, van Verordening (EU) 2016/2031.
De maatregelen van de leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op gespecificeerde voor opplant bestemde planten van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme. De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten een lijst van die resistente variëteiten toekomen, en werken die lijst regelmatig bij.
2. De bevoegde autoriteit stelt onverwijld een afgebakend gebied in, als volgt:
a) |
als het gespecificeerde plaagorganisme voorkomt op productielocaties met fysieke bescherming, bestaat het afgebakende gebied ten minste uit de productielocatie waar het specifieke plaagorganisme is aangetroffen; |
b) |
als het gespecificeerde plaagorganisme voorkomt op andere dan de onder punt a) bedoelde productielocaties, bestaat het afgebakende gebied uit:
|
3. In het afgebakende gebied zorgt de bevoegde autoriteit of de professionele exploitant onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit ervoor dat:
a) |
voor productielocaties die bestemd zijn voor de productie van gespecificeerde voor opplant bestemde planten of voor de productie van gespecificeerde zaden:
|
b) |
voor productielocaties die bestemd zijn voor de productie van gespecificeerde vruchten:
|
Artikel 7
Verplaatsing van de gespecificeerde voor opplant bestemde planten binnen de Unie
1. De gespecificeerde voor opplant bestemde planten mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd als zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is afgegeven nadat de bevoegde autoriteit of de betrokken professionele exploitant heeft geconcludeerd dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de gespecificeerde voor opplant bestemde planten zijn afkomstig van gespecificeerde zaden die voldoen aan de voorschriften van de artikelen 8 en 10; |
b) |
de gespecificeerde voor opplant bestemde planten zijn opgekweekt op een productielocatie waarvan op basis van op het juiste moment om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen uitgevoerde officiële inspecties is vastgesteld dat het gespecificeerde plaagorganisme er niet voorkomt; |
c) |
de gespecificeerde voor opplant bestemde planten die symptomen van het gespecificeerde plaagorganisme vertoonden, zijn door de bevoegde autoriteit bemonsterd en getest, en uit die tests is gebleken dat die planten vrij zijn van het gespecificeerde plaagorganisme; |
d) |
de partijen gespecificeerde voor opplant bestemde planten zijn van andere partijen gespecificeerde planten gescheiden gehouden door middel van passende hygiënemaatregelen. |
De in dit lid bedoelde bemonstering voor de tests wordt uitgevoerd zoals vastgesteld in de bijlage.
2. De in lid 1 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een plantenpaspoort zijn niet van toepassing op gespecificeerde voor opplant bestemde planten van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme. De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten een lijst van die resistente variëteiten toekomen, en werken die lijst regelmatig bij.
Artikel 8
Verplaatsing van de gespecificeerde zaden binnen de Unie
1. Gespecificeerde zaden mogen alleen binnen de Unie worden vervoerd indien zij vergezeld gaan van een plantenpaspoort dat is afgegeven nadat de bevoegde autoriteit of de betrokken professionele exploitant heeft geconcludeerd dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de moederplanten van de gespecificeerde zaden zijn geproduceerd op een productielocatie waarvan op basis van op het juiste moment om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen uitgevoerde officiële inspecties is vastgesteld dat het gespecificeerde plaagorganisme er niet voorkomt; |
b) |
in het geval van partijen gespecificeerd zaad dat afkomstig is van meer dan dertig moederplanten: de partijen zijn vóór de verwerking overeenkomstig de bijlage door de bevoegde autoriteit of door de professionele exploitanten onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit op de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme bemonsterd en getest, en daarbij vrij bevonden van het gespecificeerde plaagorganisme. Indien het gespecificeerde plaagorganisme aanwezig is, wordt dit aan de bevoegde autoriteit gemeld en mogen de besmette partijen gespecificeerd zaad niet binnen het grondgebied van de Unie worden verplaatst; |
c) |
in het geval van partijen gespecificeerd zaad dat afkomstig is van dertig moederplanten of minder: de gespecificeerde zaden of elke moederplant van die gespecificeerde zaden zijn overeenkomstig de bijlage door de bevoegde autoriteit of door de professionele exploitanten onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit bemonsterd en getest. Uit die tests is gebleken dat de gespecificeerde zaden of moederplanten vrij zijn van het gespecificeerde plaagorganisme. Indien het gespecificeerde plaagorganisme aanwezig is, wordt dit aan de bevoegde autoriteit gemeld en mogen de partijen gespecificeerde zaden afkomstig van de besmette moederplanten niet binnen het grondgebied van de Unie worden verplaatst; |
d) |
indien wordt vermoed dat het gespecificeerde plaagorganisme aanwezig is, worden de bemonstering en tests uitsluitend door de bevoegde autoriteit uitgevoerd overeenkomstig artikel 87, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2016/2031; |
e) |
de oorsprong van alle partijen gespecificeerde zaden is geregistreerd en gedocumenteerd. |
2. In afwijking van lid 1, punten a), b), c) en d), mogen gespecificeerde zaden die zijn geoogst vóór 31 augustus 2023 en waarvan de bevoegde autoriteit of de betrokken professionele exploitant heeft vastgesteld dat zij voor de eerste verplaatsing binnen de Unie voldeden aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 en die vergezeld gaan van een plantenpaspoort waaruit blijkt dat aan die voorschriften is voldaan, binnen de Unie worden verplaatst.
3. De partijen gespecificeerde zaden die sinds 1 april 2021 voor het eerst binnen de Unie worden verplaatst en die vóór 30 september 2020 met de enzymgekoppelde immuunadsorbent-techniek (Elisa-techniek) zijn getest, worden opnieuw met een andere testmethode dan ELISA, als bedoeld in punt 3 van de bijlage, getest.
4. De bemonstering en tests worden uitgevoerd zoals vastgesteld in de bijlage.
5. De in de leden 1 en 2 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een plantenpaspoort zijn niet van toepassing op gespecificeerde zaden van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme. De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten een lijst van die resistente variëteiten toekomen, en werken die lijst regelmatig bij.
Artikel 9
Binnenbrengen in de Unie van de gespecificeerde voor opplant bestemde planten
1. Uit derde landen afkomstige gespecificeerde voor opplant bestemde planten, met uitzondering van die van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat waarin onder “Aanvullende verklaring” de volgende elementen zijn opgenomen:
a) |
een officiële verklaring dat de gespecificeerde voor opplant bestemde planten afkomstig zijn van zaden die voldoen aan de voorschriften van artikel 10; |
b) |
een officiële verklaring dat de gespecificeerde voor opplant bestemde planten zijn geproduceerd op een door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong geregistreerde productielocatie die onder toezicht van die dienst staat, en waarvan aan de hand van officiële inspecties, bemonstering en tests die op het passende tijdstip zijn uitgevoerd om dat plaagorganisme op te sporen, is vastgesteld dat zij vrij is van het gespecificeerde plaagorganisme; |
c) |
de naam van de geregistreerde productielocatie. |
2. Uit derde landen afkomstige gespecificeerde planten van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat waarin, onder “Aanvullende verklaring”, die resistentie wordt bevestigd.
Artikel 10
Binnenbrengen in de Unie van gespecificeerde zaden
1. Uit derde landen afkomstige gespecificeerde zaden, met uitzondering van zaden van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat waarin onder “Aanvullende verklaring” de volgende elementen zijn opgenomen:
a) |
een officiële verklaring dat aan elk van de volgende vereisten is voldaan:
|
b) |
informatie om de traceerbaarheid van de productielocatie van de moederplanten te waarborgen. |
2. Uit derde landen afkomstige gespecificeerde zaden van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat waarin, onder “Aanvullende verklaring”, die resistentie wordt bevestigd.
3. In afwijking van lid 1, punt a), mogen gespecificeerde zaden die vóór 31 augustus 2023 zijn geoogst, op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht voordat is vastgesteld dat hun binnenkomst op het grondgebied van de Unie voldoet aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191, mits zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat onder de rubriek “Aanvullende verklaring” de volgende verklaring bevat: “Deze zaden zijn vóór 31 augustus 2023 geoogst en zijn in overeenstemming bevonden met Verordening (EU) 2020/1191.”
Artikel 11
Officiële controles op het binnenbrengen in de Unie
De bevoegde autoriteit bemonstert en test ten minste 20 % van de zendingen gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten bij de grenscontrolepost van de eerste aankomst in de Unie of bij een controlepunt zoals bedoeld in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2123, zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.
Voor zendingen gespecificeerde zaden en gespecificeerde voor opplant bestemde planten van oorsprong uit Israël en China bedraagt dat bemonsterings- en testpercentage respectievelijk 50 % en 100 %.
Artikel 12
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191
In artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 wordt de datum “31 mei 2023” vervangen door “31 augustus 2023”.
Artikel 13
Inwerkingtreding en datum van toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1191 van de Commissie van 11 augustus 2020 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) te voorkomen, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1615 (PB L 262 van 12.8.2020, blz. 6).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2123 van de Commissie van 10 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de regels voor de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder op controlepunten overeenstemmingscontroles en materiële controles op bepaalde goederen kunnen worden uitgevoerd, en voor de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder documentencontroles op afstand van de grenscontroleposten kunnen worden uitgevoerd (PB L 321 van 12.12.2019, blz. 64).
BIJLAGE
1. Bemonsteringsschema’s voor andere gespecificeerde zaden dan die van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme
De bemonstering van zaden voor tests wordt afhankelijk van de partijen zaden uitgevoerd volgens de volgende bemonsteringsschema’s die zijn opgenomen in de desbetreffende tabellen van de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 31 “Methodologies for sampling of consignments” (bemonsteringsmethoden voor zendingen) (ISPM31):
a) |
voor partijen zaden die afkomstig zijn van maximaal dertig moederplanten wordt:
|
b) |
partijen van 3 000 zaden of minder worden bemonsterd volgens een hypergeometrisch schema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 10 % of meer kan worden aangetoond; |
c) |
partijen van meer dan 3 000 maar niet meer dan 30 000 zaden worden bemonsterd volgens een schema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 1 % of meer kan worden aangetoond; |
d) |
partijen van meer dan 30 000 zaden worden bemonsterd volgens een schema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 0,1 % of meer kan worden aangetoond. |
Voor de PCR-methoden (polymerasekettingreactie) bestaan deelmonsters uit maximaal 1 000 zaden.
2. Bemonsteringsschema’s voor gespecificeerde planten anders dan van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme
a) |
In het geval van die gespecificeerde planten wordt per productielocatie en cultivar minstens één monster van hooguit 200 jonge bladeren van het bovenste deel van de planten of kelkbladen van vruchten verzameld. |
b) |
Wanneer planten symptomen vertonen, worden ten minste drie bladeren die symptomen vertonen in de steekproef voor de tests opgenomen. |
c) |
Als moederplanten worden getest, worden jonge bladen van het bovenste deel van de plant of kelkbladen van vruchten verzameld, al naargelang. |
3. Testmethoden om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen en te identificeren op andere zaden dan zaden van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme
Voor de opsporing van het gespecificeerde plaagorganisme op de gespecificeerde zaden wordt één van de volgende testmethoden gebruikt:
— |
realtime-RT-PCR met de in het ISF-protocol (2020) beschreven primers en probes (1); |
— |
realtime-RT-PCR met de primers en probe van Menzel and Winter (2021) (2); |
— |
realtime-RT-PCR met de primers en probe van Bernabé-Orts et al. (2021) (3). |
Indien de opsporingstest een positief resultaat oplevert, wordt de identificatie bevestigd door op hetzelfde monster een tweede test uit te voeren met een van de bovengenoemde realtime-RT-PCR-methoden, die verschilt van de methode die voor de opsporing is gebruikt. In het geval van inconsistente tussen de opsporings- en identificatieresultaten voor gecoat zaad, wordt de coating verwijderd en worden de zaden opnieuw getest, voor zover van toepassing.
4. Testmethoden om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen en te identificeren op andere gespecificeerde planten dan die van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, en op gespecificeerde vruchten
Voor de opsporing van het gespecificeerde plaagorganisme op andere gespecificeerde planten dan die van variëteiten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme, alsook op gespecificeerde vruchten, wordt één van de volgende testmethoden gebruikt:
— |
Elisa, uitsluitend voor materiaal dat symptomen vertoont; |
— |
conventionele RT-PCR met de primers van Alkowni et al. (2019) (4); |
— |
conventionele RT-PCR met de primers van Rodriguez-Mendoza et al. (2019) (5); |
— |
realtime-RT-PCR met de in het ISF-protocol (2020) beschreven primers en probes (1); |
— |
realtime-RT-PCR met de primers en probe van Menzel and Winter (2021) (2); |
— |
realtime-RT-PCR met de primers en probe van Bernabé-Orts et al. (2021) (3). |
Indien de opsporingstest een positief resultaat oplevert, wordt de identificatie bevestigd door op hetzelfde monster een tweede test uit te voeren met een van de bovengenoemde RT-PCR-methoden, die verschilt van de methode die voor de opsporing is gebruikt.
(1) ISF (2020) Detection of Infectious Tomato brown rugose fruit virus (ToBRFV) in Tomato and Pepper Seed, https://worldseed.org/our-work/seed-health/ishi-methods/, version 1.5, upload 29.3.2023.
(2) Menzel, W. & Winter, S. (2021), Identification of novel and known tobamoviruses in tomato and other solanaceous crops using a new pair of generic primers and development of a specific RT-qPCR for ToBRFV. Acta Horticulturae 1316, blz. 143-148.
(3) Bernabé-Orts, J.M., Torre, C., Méndez-López, E., Hernando, Y., Aranda, M.A. (2021), New Resources for the Specific and Sensitive Detection of the Emerging Tomato Brown Rugose Fruit Virus, Viruses 13, blz. 1680.
(4) Alkowni, R, Alabdallah, O., Fadda, Z. (2019), Molecular identification of tomato brown rugose fruit virus in tomato in Palestine, Journal of Plant Pathology 101(3), blz. 719-723.
(5) Rodríguez-Mendoza, J., Garcia-Avila, C.J., López-Buenfil, J.A., Araujo-Ruiz, K., Quezada, A., Cambrón-Crisantos, J.M., Ochoa-Martínez, D.L. (2019), Identification of Tomato brown rugose fruit virus by RT-PCR from a coding region or replicase, Mexican Journal of Phytopathology 37(2), blz. 346-356.
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/44 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1033 VAN DE COMMISSIE
van 25 mei 2023
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1080 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China en van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1081 tot instelling van een definitief compenserend recht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 14, lid 1, alsmede Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2), en met name artikel 24, lid 1,
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1080 van de Commissie van 22 juli 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (3)
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1081 van de Commissie van 22 juli 2020 tot instelling van een definitief compenserend recht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (4),
Overwegende hetgeen volgt:
1. GELDENDE MAATREGELEN
1.1. Antidumpingrecht
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014 (5) (“de oorspronkelijke antidumpingverordening”) heeft de Commissie een definitief antidumpingrecht ingesteld op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1394 (6) heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (7) het niveau van het bij de oorspronkelijke antidumpingverordening ingestelde antidumpingrecht gewijzigd. |
(3) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1080 (8) heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 het definitieve antidumpingrecht met nog eens vijf jaar verlengd (“de geldende maatregelen”). De geldende maatregelen variëren van 17,5 % tot 75,4 %. |
1.2. Compenserende rechten
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 (9) (“de oorspronkelijke antisubsidieverordening”) heeft de Commissie definitieve compenserende rechten ingesteld op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
(5) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1081 (10) heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 de definitieve compenserende rechten met nog eens vijf jaar verlengd (“de geldende maatregelen”). De geldende maatregelen variëren van 3,2 % tot 17,1 %. |
1.3. Product waarop maatregelen van toepassing zijn
(6) |
Het product waarop de antidumping- en compenserende maatregelen van toepassing zijn, is omschreven als zonneglas dat bestaat uit gehard natronkalkvlakglas, met een ijzergehalte van minder dan 300 ppm, een doorlaatbaarheid van zonlicht van meer dan 88 % (gemeten volgens AM1,5 300—2 500 nm), een warmtebestendigheid tot 250 °C (gemeten volgens EN 12150), een temperatuurwisselbestendigheid van Δ 150 K (gemeten volgens EN 12150) en een mechanische sterkte van 90 N/mm2 of meer (gemeten volgens EN 1288-3), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7007 19 80 (Taric-codes 7007198012, 7007198018, 7007198080 en 7007198085), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (ook wel aangeduid als “zonneglas”). |
(7) |
Het product waarop de maatregelen van toepassing zijn wordt meestal gebruikt als een van de componenten voor de vervaardiging van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en fotovoltaïsche modules met een dunne folie voor elektriciteitsopwekking (“PV-modules”) en van vlakke fotothermische collectoren voor, bijvoorbeeld, warmwaterbereiding (“fotothermische modules”). |
(8) |
De omschrijving van het product waarop de maatregelen van toepassing zijn, is echter gebaseerd op zijn fysische en technische kenmerken, en niet op enig specifiek gebruik. Uitsluiting op grond van het eindgebruik zou tot ontwijking van de maatregelen kunnen leiden. Daarom vallen alle soorten glas met de in overweging 6 genoemde fysische en technische kenmerken onder de maatregelen, ongeacht het gebruik ervan. Dat die maatregelen golden voor glas dat wordt gebruikt voor andere doeleinden, zoals de bouw van broeikassen en voor meubels, werd in de oorspronkelijke antidumping- en antisubsidieverordeningen verduidelijkt (11). |
2. VERDUIDELIJKING BETREFFENDE HET PRODUCT WAAROP DE MAATREGELEN VAN TOEPASSING ZIJN
(9) |
Volgens vaste wetgevingspraktijk, zoals bevestigd in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, zijn overwegingen in wetgeving van de Unie een middel tot uitlegging daarvan. De uitlegging van een rechtshandeling van de Unie beoogt die te verduidelijken in het licht van het objectief geformuleerde doel ervan. De uitlegging moet het doel en de geest van de wetgeving tot uitdrukking doen komen, rekening houdend met de context en de algemene doelstellingen ervan. Daar de Commissie ervan in kennis is gesteld dat autoriteiten van de lidstaten moeilijkheden hebben ondervonden om de productomschrijving in de oorspronkelijke antidumping- en antisubsidieverordeningen uit te leggen, wil zij de kwestie hierbij verduidelijken. |
(10) |
Met het oog op een eenvormige toepassing van de geldende maatregelen heeft de Commissie het daarom passend geacht het dispositief van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/1080 en (EU) 2020/1081 te wijzigen om daarin uitdrukkelijk te verduidelijken op welke producten de maatregelen van toepassing zijn sinds het moment waarop ze voor het eerst werden vastgesteld. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1080 wordt vervangen door:
“Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op zonneglas dat bestaat uit gehard natronkalkvlakglas, met een ijzergehalte van minder dan 300 pm, een doorlaatbaarheid van zonlicht van meer dan 88 % (gemeten volgens AM1,5 300-2 500 nm), een warmtebestendigheid tot 250 °C (gemeten volgens EN 12150), een temperatuurwisselbestendigheid van Δ 150 K (gemeten volgens EN 12150) en een mechanische sterkte van 90 N/mm2 of meer (gemeten volgens EN 1288-3), momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 7007 19 80 (Taric-codes 7007198012, 7007198018, 7007198080 en 7007198085), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het zonneglas waarop het antidumpingrecht van toepassing is, omvat elke soort glas met de voornoemde technische en fysische kenmerken, ongeacht of het wordt gebruikt voor fotovoltaïsche modules, vlakke fotothermische collectoren, meubels, de bouw van broeikassen, of enig ander doel.”.
Artikel 2
Artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1081 wordt vervangen door:
“Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op zonneglas dat bestaat uit gehard natronkalkvlakglas, met een ijzergehalte van minder dan 300 ppm, een doorlaatbaarheid van zonlicht van meer dan 88 % (gemeten volgens AM1,5 300-2 500 nm), een warmtebestendigheid tot 250 °C (gemeten volgens EN 12150), een temperatuurwisselbestendigheid van Δ 150 K (gemeten volgens EN 12150) en een mechanische sterkte van 90 N/mm2 of meer (gemeten volgens EN 1288-3), momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 7007 19 80 (Taric-codes 7007198012, 7007198018, 7007198080 en 7007198085), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het zonneglas waarop het compenserende recht van toepassing is, omvat elke soort glas met de voornoemde technische en fysische kenmerken, ongeacht of het wordt gebruikt voor fotovoltaïsche modules, vlakke fotothermische collectoren, meubels, de bouw van broeikassen, of enig ander doel.”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
(3) PB L 238 van 23.7.2020, blz. 1.
(4) PB L 238 van 23.7.2020, blz. 43.
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 1).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1394 van de Commissie van 13 augustus 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/588, tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 215 van 14.8.2015, blz. 42).
(7) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1080 van de Commissie van 22 juli 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 238 van 23.7.2020, blz. 1).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van definitieve compenserende rechten op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 23).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1081 van de Commissie van 22 juli 2020 tot instelling van een definitief compenserend recht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 238 van 23.7.2020, blz. 43).
(11) Punt B.2 van de oorspronkelijke antidumpingverordening en punt B.3 van de oorspronkelijke antisubsidieverordening.
BESLUITEN
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/47 |
BESLUIT (EU) 2023/1034 VAN DE RAAD
van 22 mei 2023
inzake het indienen, namens de Europese Unie, van een voorstel tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten op de veertiende vergadering van de Conferentie der partijen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (1) (het “Verdrag”) is door de Unie gesloten bij Besluit 82/461/EEG van de Raad (2) en is op 1 november 1983 in werking getreden. |
(2) |
Krachtens artikel XI van het Verdrag kan de Conferentie der partijen bij het Verdrag (de “Conferentie der partijen”) wijzigingen van de bijlagen I en II aannemen. |
(3) |
De Conferentie der partijen kan dergelijke wijzigingen aannemen tijdens haar 14e vergadering van 23 tot en met 28 oktober 2023. Het secretariaat van het Verdrag heeft de partijen bij het Verdrag meegedeeld dat voorstellen tot wijziging overeenkomstig artikel XI, lid 3, van het Verdrag uiterlijk op 26 mei 2023 moeten worden meegedeeld. Als partij bij het Verdrag kan de Unie dergelijke voorstellen indienen. |
(4) |
De opname van de bruinvis in de centrale Oostzee, Phocoena phocoena (alleen de bestanden in de centrale Oostzee), in bijlage I bij het Verdrag zou wetenschappelijk verantwoord zijn vanwege de staat van instandhouding ervan die als “ernstig bedreigd” is aangemerkt, en in overeenstemming met de wetgeving van de Unie en de verbintenis van de Unie tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit. |
(5) |
De Unie moet daarom een dergelijk voorstel tot wijziging van bijlage I bij het Verdrag indienen. De Commissie moet het voorstel meedelen aan het secretariaat van het Verdrag, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met het oog op de veertiende vergadering van de Conferentie der partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, dient de Unie een voorstel in voor een wijziging van bijlage I bij het Verdrag om de bruinvis in de centrale Oostzee, Phocoena phocoena (alleen de bestanden in de centrale Oostzee), erin op te nemen.
2. De Commissie brengt het in lid 1 bedoelde voorstel namens de Unie ter kennis van het Secretariaat van het Verdrag.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 22 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
E. BUSCH
(1) PB L 210 van 19.7.1982, blz. 11.
(2) Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 19.7.1982, blz. 10).
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/49 |
BESLUIT (GBVB) 2023/1035 VAN DE RAAD
van 25 mei 2023
tot uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 31 mei 2013 Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld (1). |
(2) |
De Raad heeft op 30 mei 2022 Besluit (GBVB) 2022/849 (2) vastgesteld, waarbij de in Besluit 2013/255/GBVB vastgestelde beperkende maatregelen werden verlengd tot en met 1 juni 2023. |
(3) |
Op basis van een evaluatie van Besluit 2013/255/GBVB moeten de daarin vervatte beperkende maatregelen worden verlengd tot en met 1 juni 2024. |
(4) |
De vermeldingen betreffende twee overleden personen moeten worden geschrapt van de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen in bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB. De vermeldingen betreffende 19 natuurlijke personen in die lijst moeten worden geactualiseerd en gewijzigd. |
(5) |
Besluit 2013/255/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2013/255/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 34 wordt vervangen door: “Artikel 34 Dit besluit is van toepassing tot en met 1 juni 2024. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”. |
2) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 25 mei 2023.
Voor de Raad
De voorzitter
J. FORSSELL
(1) Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14).
(2) Besluit (GBVB) 2022/849 van de Raad van 30 mei 2022 tot wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (PB L 148 van 31.5.2022, blz. 52).
BIJLAGE
Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling A “Personen” worden de volgende vermeldingen geschrapt:
|
2) |
In afdeling A “Personen” worden de vermeldingen 5, 8, 12, 50, 51, 74, 107, 119, 120, 121, 192, 271, 284, 285, 290, 291, 324, 325 en 326 vervangen door:
|
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/57 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1036 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2023
betreffende de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2022
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 3271)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 104,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 51,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 is bepaald dat artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, de artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, de artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2, en de artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing blijven, wat het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013van het Europees Parlement en de Raad (3) voor het begrotingsjaar 2022. |
(2) |
In artikel 64, tweede alinea, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (4) is bepaald dat artikel 2, artikel 3, lid 1, eerste alinea, artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 6, artikel 7, de artikelen 21 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, artikel 29, artikel 30, lid 1, punten a), b) en c), artikel 30, leden 2, 3 en 4, de artikelen 31 tot en met 40 en de artikelen 42 tot en met 47 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (5) van toepassing blijven, wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(3) |
In artikel 64, tweede alinea, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 is bepaald dat de bijlagen II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van toepassing blijven voor de doeleinden van artikel 32, punten f) en g), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 voor het begrotingsjaar 2022. |
(4) |
In artikel 40, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (6) is bepaald dat artikel 5, artikel 5 bis, artikel 7, leden 3 en 4, artikel 10, artikel 11, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 2, artikel 12, artikel 13 en artikel 41, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7) van toepassing blijven, wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(5) |
Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de verslagen die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(6) |
Zoals is bepaald in artikel 35 van Verordening (EU) 2021/2116, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van het jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van het jaar N. Om de referentieperiode voor de uitgaven uit hoofde van het Elfpo af te stemmen op die voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) moeten, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2022, de uitgaven in aanmerking worden genomen die de lidstaten in de periode van 16 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2022 hebben gedaan, conform artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128. |
(7) |
Krachtens artikel 33, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet het bedrag dat als gevolg van het in artikel 33, lid 1, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, worden bepaald door de tussentijdse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dat bedrag moet door de Commissie worden afgetrokken van of opgeteld bij de volgende tussentijdse betaling. |
(8) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en de lidstaten in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de wijzigingen die zij voorstelt. |
(9) |
Voor alle betaalorganen volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 83 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) kan de in artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 genoemde betalingstermijn voor tussentijdse betalingen maximaal zes maanden worden uitgesteld om aanvullende verificaties te verrichten naar aanleiding van informatie waaruit blijkt dat die betalingen verband houden met een onregelmatigheid met ernstige financiële gevolgen. Bij het vaststellen van het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met dergelijke uitgestelde bedragen om te vermijden dat onterechte of niet-tijdige betalingen worden gedaan. |
(11) |
De Commissie heeft op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 reeds een aantal tussentijdse betalingen voor het begrotingsjaar 2022 verlaagd of geschorst wegens uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan. In het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met de op grond van artikel 41 van die verordening verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat onverschuldigde of niet-tijdige betalingen of vergoedingen worden verricht die later het voorwerp van een financiële correctie zouden kunnen worden. |
(12) |
Op grond van artikel 36, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen tussentijdse betalingen worden verricht zolang geen overschrijding plaatsvindt van de totale geprogrammeerde Elfpo-bijdrage. Krachtens artikel 23, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet in het geval dat de gecumuleerde uitgavendeclaraties het voor een plattelandsontwikkelingsprogramma geprogrammeerde totaalbedrag overschrijden, het te betalen bedrag worden begrensd tot het geprogrammeerde bedrag, onverminderd het maximum als bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. De Commissie zal later, na vaststelling van het gewijzigde financiële plan of bij afsluiting van de programmeringsperiode, nog een vergoeding bepalen voor het begrensde bedrag. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 75, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de regels inzake de betalingstermijnen voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van toepassing met ingang van het aanvraagjaar 2019. Voor de verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen, als berekend conform artikel 5 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, wordt de procedure van de artikelen 40 en 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gevolgd en daarmee moet rekening worden gehouden in het onderhavige besluit voor het begrotingsjaar 2022. Die verlagingen kunnen indien nodig worden onderzocht in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure uit hoofde van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
(14) |
In het onderhavige besluit moet ook rekening worden gehouden met de aanvullende middelen als bedoeld in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013. |
(15) |
Overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen ten hoogste 95 % bedragen van de bijdrage uit het Elfpo voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma. Voor het volgende programma is deze drempelwaarde bereikt: 2014LU06RDNP001. Het uitstaande saldo van dit programma zal bij de afsluiting van de programmeringsperiode worden verrekend. |
(16) |
Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat worden gedragen indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten een gecertificeerde tabel met de bedragen die zij op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zelf moeten dragen, bijvoegen bij de jaarrekeningen die zij op grond van artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bij de Commissie moeten indienen. Uitvoeringsbepalingen voor de verplichting van de lidstaten om de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin de lidstaten informatie over de te innen bedragen moeten verstrekken. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. |
(17) |
Op grond van artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien een bepaalde lidstaat besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor dat besluit worden vermeld in het samenvattend verslag als bedoeld in artikel 54, lid 4, van die verordening. Deze bedragen mogen niet ten laste van de betrokken lidstaten worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie. |
(18) |
In het onderhavige besluit moet ook rekening worden gehouden met de bedragen die nog met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van het Elfpo ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
(19) |
Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het onderhavige besluit geen afbreuk doen aan besluiten die de Commissie later kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, alsnog aan Uniefinanciering te onttrekken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de uitgaven over het begrotingsjaar 2022 die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) zijn gefinancierd en betrekking hebben op de programmeringsperiode 2014-2020, waarbij ook rekening wordt gehouden met de in artikel 58 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aanvullende middelen, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit in het kader van elk programma voor plattelandsontwikkeling moeten worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, zijn vermeld in bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
De bedragen die als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in het kader van het Elfpo ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013, zijn vermeld in bijlage II bij dit besluit.
Artikel 3
De verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen die overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma zijn toegepast, zijn vermeld in bijlage III bij dit besluit.
Artikel 4
Dit besluit doet geen afbreuk aan latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken.
Artikel 5
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2023.
Voor de Commissie
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(8) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
BIJLAGE I
Goedgekeurde Elfpo-uitgaven over het begrotingsjaar 2022 per plattelandsontwikkelingsprogramma
Van de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag per programma
Goedgekeurde programma’s waarvoor Elfpo-uitgaven zijn gedeclareerd voor de periode 2014-2020
in EUR in EUR |
|||||||||
LS |
CCI |
Uitgaven 2022 |
Correcties |
Totaal |
Niet opnieuw te gebruiken bedragen |
Aanvaard bedrag goedgekeurd voor BJ 2022 |
Tussentijdse betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar, incl. goedkeuring van voorfinanciering (*1) |
Van de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag |
Saldo dat bij afsluiting van de programmeringsperiode moet worden verrekend omdat de drempel van 95 % is bereikt (*2) |
|
|
i |
ii |
iii = i + ii |
iv |
v = iii - iv |
vi |
vii = v - vi |
|
AT |
2014AT06RDNP001 |
613 162 817,18 |
13 560 848,02 |
626 723 665,20 |
0,00 |
626 723 665,20 |
626 723 665,20 |
0,00 |
0,00 |
BE |
2014BE06RDRP001 |
65 269 470,06 |
0,00 |
65 269 470,06 |
0,00 |
65 269 470,06 |
65 269 468,50 |
1,56 |
0,00 |
BE |
2014BE06RDRP002 |
39 806 703,64 |
0,00 |
39 806 703,64 |
0,00 |
39 806 703,64 |
39 615 025,65 |
191 677,99 |
0,00 |
BG |
2014BG06RDNP001 |
230 084 002,69 |
0,00 |
230 084 002,69 |
0,00 |
230 084 002,69 |
230 490 011,83 |
- 406 009,14 |
0,00 |
CY |
2014CY06RDNP001 |
20 797 600,04 |
0,00 |
20 797 600,04 |
0,00 |
20 797 600,04 |
20 797 600,04 |
0,00 |
0,00 |
CZ |
2014CZ06RDNP001 |
370 873 169,24 |
30 606,96 |
370 903 776,20 |
0,00 |
370 903 776,20 |
370 904 485,32 |
- 709,12 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRN001 |
1 068 753,47 |
0,00 |
1 068 753,47 |
0,00 |
1 068 753,47 |
1 068 753,47 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP003 |
121 470 055,13 |
0,00 |
121 470 055,13 |
0,00 |
121 470 055,13 |
121 470 016,15 |
38,98 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP004 |
269 473 265,88 |
0,00 |
269 473 265,88 |
0,00 |
269 473 265,88 |
269 473 265,88 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP007 |
162 347 015,66 |
0,00 |
162 347 015,66 |
0,00 |
162 347 015,66 |
162 347 032,89 |
-17,23 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP010 |
66 188 555,75 |
0,00 |
66 188 555,75 |
0,00 |
66 188 555,75 |
66 188 480,75 |
75,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP011 |
147 034 739,85 |
0,00 |
147 034 739,85 |
0,00 |
147 034 739,85 |
147 034 739,85 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP012 |
188 042 670,77 |
0,00 |
188 042 670,77 |
0,00 |
188 042 670,77 |
188 042 670,77 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP015 |
104 956 226,35 |
0,00 |
104 956 226,35 |
0,00 |
104 956 226,35 |
104 947 932,11 |
8 294,24 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP017 |
52 964 730,89 |
0,00 |
52 964 730,89 |
0,00 |
52 964 730,89 |
53 007 162,82 |
-42 431,93 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP018 |
6 035 848,20 |
0,00 |
6 035 848,20 |
0,00 |
6 035 848,20 |
6 035 848,20 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP019 |
156 242 543,88 |
0,00 |
156 242 543,88 |
0,00 |
156 242 543,88 |
156 242 629,85 |
-85,97 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP020 |
143 168 213,61 |
0,00 |
143 168 213,61 |
0,00 |
143 168 213,61 |
143 168 213,61 |
0,00 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP021 |
62 540 361,99 |
0,00 |
62 540 361,99 |
0,00 |
62 540 361,99 |
62 540 362,30 |
-0,31 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP023 |
93 754 625,77 |
0,00 |
93 754 625,77 |
0,00 |
93 754 625,77 |
93 754 625,77 |
0,00 |
0,00 |
DK |
2014DK06RDNP001 |
99 938 832,41 |
0,00 |
99 938 832,41 |
0,00 |
99 938 832,41 |
99 938 832,41 |
0,00 |
0,00 |
EE |
2014EE06RDNP001 |
99 822 865,70 |
0,00 |
99 822 865,70 |
0,00 |
99 822 865,70 |
99 848 909,30 |
-26 043,60 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDNP001 |
37 474 545,05 |
0,00 |
37 474 545,05 |
0,00 |
37 474 545,05 |
37 474 545,05 |
0,00 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP001 |
323 085 277,00 |
0,00 |
323 085 277,00 |
0,00 |
323 085 277,00 |
323 085 454,23 |
- 177,23 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP002 |
69 554 829,07 |
0,00 |
69 554 829,07 |
0,00 |
69 554 829,07 |
69 554 837,10 |
-8,03 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP003 |
52 695 158,52 |
0,00 |
52 695 158,52 |
0,00 |
52 695 158,52 |
52 695 939,40 |
- 780,88 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP004 |
8 372 890,56 |
0,00 |
8 372 890,56 |
0,00 |
8 372 890,56 |
8 372 885,93 |
4,63 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP005 |
28 736 274,39 |
0,00 |
28 736 274,39 |
0,00 |
28 736 274,39 |
28 736 274,39 |
0,00 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP006 |
9 814 368,21 |
0,00 |
9 814 368,21 |
0,00 |
9 814 368,21 |
9 815 637,86 |
-1 269,65 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP007 |
174 475 234,07 |
0,00 |
174 475 234,07 |
0,00 |
174 475 234,07 |
174 448 614,62 |
26 619,45 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP008 |
200 215 739,68 |
0,00 |
200 215 739,68 |
0,00 |
200 215 739,68 |
200 207 496,78 |
8 242,90 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP009 |
43 658 610,38 |
0,00 |
43 658 610,38 |
0,00 |
43 658 610,38 |
43 660 702,72 |
-2 092,34 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP010 |
125 384 056,12 |
0,00 |
125 384 056,12 |
0,00 |
125 384 056,12 |
125 384 052,67 |
3,45 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP011 |
114 358 688,77 |
0,00 |
114 358 688,77 |
0,00 |
114 358 688,77 |
114 358 686,38 |
2,39 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP012 |
11 620 285,95 |
-0,05 |
11 620 285,90 |
0,00 |
11 620 285,90 |
11 620 285,39 |
0,51 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP013 |
33 257 807,68 |
0,00 |
33 257 807,68 |
0,00 |
33 257 807,68 |
33 257 806,10 |
1,58 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP014 |
17 010 152,28 |
0,00 |
17 010 152,28 |
0,00 |
17 010 152,28 |
17 010 152,58 |
-0,30 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP015 |
12 446 765,31 |
0,00 |
12 446 765,31 |
0,00 |
12 446 765,31 |
12 446 768,62 |
-3,31 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP016 |
11 981 562,01 |
0,00 |
11 981 562,01 |
0,00 |
11 981 562,01 |
11 981 557,41 |
4,60 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP017 |
33 631 561,01 |
0,00 |
33 631 561,01 |
0,00 |
33 631 561,01 |
33 648 902,07 |
-17 341,06 |
0,00 |
FI |
2014FI06RDRP001 |
460 958 253,23 |
0,00 |
460 958 253,23 |
0,00 |
460 958 253,23 |
460 962 648,99 |
-4 395,76 |
0,00 |
FI |
2014FI06RDRP002 |
3 184 657,38 |
0,00 |
3 184 657,38 |
0,00 |
3 184 657,38 |
3 184 657,38 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDNP001 |
161 143 841,62 |
0,00 |
161 143 841,62 |
0,00 |
161 143 841,62 |
161 143 841,62 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRN001 |
3 533 496,34 |
0,00 |
3 533 496,34 |
0,00 |
3 533 496,34 |
3 533 496,34 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP001 |
26 143 033,22 |
0,00 |
26 143 033,22 |
0,00 |
26 143 033,22 |
26 143 033,23 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP002 |
14 353 759,78 |
0,00 |
14 353 759,78 |
0,00 |
14 353 759,78 |
14 353 759,78 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP003 |
18 024 611,16 |
0,00 |
18 024 611,16 |
0,00 |
18 024 611,16 |
18 024 611,16 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP004 |
54 627 051,07 |
0,00 |
54 627 051,07 |
0,00 |
54 627 051,07 |
54 627 051,08 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP006 |
15 242 232,90 |
0,00 |
15 242 232,90 |
0,00 |
15 242 232,90 |
15 242 232,91 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP011 |
8 651 031,10 |
0,00 |
8 651 031,10 |
0,00 |
8 651 031,10 |
8 651 031,10 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP021 |
39 930 844,87 |
0,00 |
39 930 844,87 |
0,00 |
39 930 844,87 |
39 930 844,89 |
-0,02 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP022 |
26 898 740,91 |
0,00 |
26 898 740,91 |
0,00 |
26 898 740,91 |
26 898 740,90 |
0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP023 |
15 642 466,86 |
0,00 |
15 642 466,86 |
0,00 |
15 642 466,86 |
15 642 466,86 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP024 |
54 558 956,73 |
-35 659,55 |
54 523 297,18 |
0,00 |
54 523 297,18 |
54 523 297,19 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP025 |
59 807 868,25 |
0,00 |
59 807 868,25 |
0,00 |
59 807 868,25 |
59 807 868,24 |
0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP026 |
89 712 562,78 |
0,00 |
89 712 562,78 |
0,00 |
89 712 562,78 |
89 712 562,79 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP031 |
20 574 898,28 |
0,00 |
20 574 898,28 |
0,00 |
20 574 898,28 |
20 574 898,28 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP041 |
64 866 066,06 |
0,00 |
64 866 066,06 |
0,00 |
64 866 066,06 |
64 866 066,05 |
0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP042 |
20 605 477,15 |
0,00 |
20 605 477,15 |
0,00 |
20 605 477,15 |
20 605 477,15 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP043 |
67 967 773,86 |
0,00 |
67 967 773,86 |
0,00 |
67 967 773,86 |
67 967 773,84 |
0,02 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP052 |
64 421 329,43 |
0,00 |
64 421 329,43 |
0,00 |
64 421 329,43 |
64 421 329,41 |
0,02 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP053 |
61 448 370,88 |
0,00 |
61 448 370,88 |
0,00 |
61 448 370,88 |
61 448 370,88 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP054 |
64 150 752,64 |
0,00 |
64 150 752,64 |
0,00 |
64 150 752,64 |
64 150 752,62 |
0,02 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP072 |
102 894 144,07 |
0,00 |
102 894 144,07 |
0,00 |
102 894 144,07 |
102 894 144,09 |
-0,02 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP073 |
230 410 842,90 |
-1 748 371,30 |
228 662 471,60 |
0,00 |
228 662 471,60 |
228 662 471,54 |
0,06 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP074 |
93 563 523,18 |
0,00 |
93 563 523,18 |
0,00 |
93 563 523,18 |
93 563 523,19 |
-0,01 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP082 |
188 826 122,37 |
-1 495 494,94 |
187 330 627,43 |
0,00 |
187 330 627,43 |
187 330 627,43 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP083 |
197 338 673,08 |
-6 232 629,92 |
191 106 043,16 |
0,00 |
191 106 043,16 |
191 106 043,16 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP091 |
100 111 167,11 |
0,00 |
100 111 167,11 |
0,00 |
100 111 167,11 |
100 111 167,14 |
-0,03 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP093 |
86 100 064,79 |
-2 340 634,22 |
83 759 430,57 |
0,00 |
83 759 430,57 |
83 759 430,57 |
0,00 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP094 |
20 358 953,92 |
0,00 |
20 358 953,92 |
0,00 |
20 358 953,92 |
20 358 964,60 |
-10,68 |
0,00 |
EL |
2014GR06RDNP001 |
864 101 187,86 |
0,00 |
864 101 187,86 |
0,00 |
864 101 187,86 |
864 101 187,81 |
0,05 |
0,00 |
HR |
2014HR06RDNP001 |
375 269 952,96 |
0,00 |
375 269 952,96 |
0,00 |
375 269 952,96 |
375 316 677,18 |
-46 724,22 |
0,00 |
HU |
2014HU06RDNP001 |
650 508 247,74 |
1 491 088,92 |
651 999 336,66 |
0,00 |
651 999 336,66 |
651 999 347,97 |
-11,31 |
0,00 |
IE |
2014IE06RDNP001 |
371 824 358,33 |
0,00 |
371 824 358,33 |
0,00 |
371 824 358,33 |
371 824 358,30 |
0,03 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDNP001 |
270 601 884,32 |
0,00 |
270 601 884,32 |
0,00 |
270 601 884,32 |
270 603 414,07 |
-1 529,75 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRN001 |
9 474 249,68 |
0,00 |
9 474 249,68 |
0,00 |
9 474 249,68 |
9 474 249,68 |
0,00 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP001 |
42 925 515,11 |
0,00 |
42 925 515,11 |
0,00 |
42 925 515,11 |
43 013 445,12 |
-87 930,01 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP002 |
25 181 744,08 |
0,00 |
25 181 744,08 |
0,00 |
25 181 744,08 |
25 181 742,10 |
1,98 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP003 |
64 889 133,74 |
0,00 |
64 889 133,74 |
0,00 |
64 889 133,74 |
64 891 383,97 |
-2 250,23 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP004 |
23 461 115,82 |
0,00 |
23 461 115,82 |
0,00 |
23 461 115,82 |
23 499 740,85 |
-38 625,03 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP005 |
58 584 186,21 |
0,00 |
58 584 186,21 |
0,00 |
58 584 186,21 |
58 638 268,53 |
-54 082,32 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP006 |
15 480 939,30 |
0,00 |
15 480 939,30 |
0,00 |
15 480 939,30 |
15 506 624,21 |
-25 684,91 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP007 |
80 788 893,69 |
0,00 |
80 788 893,69 |
0,00 |
80 788 893,69 |
80 788 893,69 |
0,00 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP008 |
44 687 240,96 |
0,00 |
44 687 240,96 |
0,00 |
44 687 240,96 |
44 710 399,78 |
-23 158,82 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP009 |
64 472 596,62 |
0,00 |
64 472 596,62 |
0,00 |
64 472 596,62 |
64 472 595,22 |
1,40 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP010 |
63 616 850,59 |
0,00 |
63 616 850,59 |
0,00 |
63 616 850,59 |
63 617 263,25 |
- 412,66 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP011 |
20 169 418,43 |
0,00 |
20 169 418,43 |
0,00 |
20 169 418,43 |
20 167 389,09 |
2 029,34 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP012 |
50 098 963,82 |
0,00 |
50 098 963,82 |
0,00 |
50 098 963,82 |
50 145 722,36 |
-46 758,54 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP013 |
10 179 823,38 |
0,00 |
10 179 823,38 |
0,00 |
10 179 823,38 |
10 195 069,95 |
-15 246,57 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP014 |
62 462 663,24 |
0,00 |
62 462 663,24 |
0,00 |
62 462 663,24 |
62 462 663,08 |
0,16 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP015 |
14 146 131,15 |
0,00 |
14 146 131,15 |
0,00 |
14 146 131,15 |
14 173 748,06 |
-27 616,91 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP016 |
97 321 953,55 |
0,00 |
97 321 953,55 |
0,00 |
97 321 953,55 |
97 323 150,43 |
-1 196,88 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP017 |
53 615 791,80 |
0,00 |
53 615 791,80 |
0,00 |
53 615 791,80 |
53 674 994,46 |
-59 202,66 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP018 |
113 312 697,49 |
0,00 |
113 312 697,49 |
0,00 |
113 312 697,49 |
113 340 600,27 |
-27 902,78 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP019 |
174 260 030,84 |
0,00 |
174 260 030,84 |
0,00 |
174 260 030,84 |
174 596 371,23 |
- 336 340,39 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP020 |
189 012 946,55 |
0,00 |
189 012 946,55 |
0,00 |
189 012 946,55 |
189 354 460,12 |
- 341 513,57 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP021 |
172 446 891,62 |
0,00 |
172 446 891,62 |
0,00 |
172 446 891,62 |
172 632 045,96 |
- 185 154,34 |
0,00 |
LT |
2014LT06RDNP001 |
243 029 559,40 |
0,00 |
243 029 559,40 |
0,00 |
243 029 559,40 |
243 030 936,72 |
-1 377,32 |
0,00 |
LU |
2014LU06RDNP001 |
27 705 892,93 |
0,00 |
27 705 892,93 |
0,00 |
27 705 892,93 |
27 613 923,07 |
0,00 |
91 969,86 |
LV |
2014LV06RDNP001 |
111 344 515,62 |
0,00 |
111 344 515,62 |
0,00 |
111 344 515,62 |
111 344 515,62 |
0,00 |
0,00 |
MT |
2014MT06RDNP001 |
10 043 022,51 |
0,00 |
10 043 022,51 |
0,00 |
10 043 022,51 |
10 043 029,73 |
-7,22 |
0,00 |
NL |
2014NL06RDNP001 |
126 160 623,78 |
0,00 |
126 160 623,78 |
0,00 |
126 160 623,78 |
126 162 845,70 |
-2 221,92 |
0,00 |
PL |
2014PL06RDNP001 |
1 377 382 844,02 |
0,00 |
1 377 382 844,02 |
0,00 |
1 377 382 844,02 |
1 377 387 001,59 |
-4 157,57 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP001 |
31 022 126,76 |
2,73 |
31 022 129,49 |
0,00 |
31 022 129,49 |
31 022 121,67 |
7,82 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP002 |
517 451 658,60 |
0,00 |
517 451 658,60 |
0,00 |
517 451 658,60 |
517 354 244,54 |
97 414,06 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP003 |
31 010 517,65 |
0,00 |
31 010 517,65 |
0,00 |
31 010 517,65 |
31 002 882,73 |
7 634,92 |
0,00 |
RO |
2014RO06RDNP001 |
1 029 757 902,20 |
1 439 883,27 |
1 031 197 785,47 |
0,00 |
1 031 197 785,47 |
1 031 161 921,49 |
35 863,98 |
0,00 |
SE |
2014SE06RDNP001 |
301 463 151,40 |
0,00 |
301 463 151,40 |
0,00 |
301 463 151,40 |
301 839 453,60 |
- 376 302,20 |
0,00 |
SI |
2014SI06RDNP001 |
130 507 941,88 |
0,00 |
130 507 941,88 |
0,00 |
130 507 941,88 |
130 508 017,27 |
-75,39 |
0,00 |
SK |
2014SK06RDNP001 |
146 808 100,25 |
-3 140 717,74 |
143 667 382,51 |
0,00 |
143 667 382,51 |
146 048 085,98 |
-2 380 703,47 |
0,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(*1) Kolom vi (tussentijdse betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar, incl. goedkeuring van voorfinanciering) omvat in het begrotingsjaar 2022 gedeclareerde negatieve bedragen. Deze negatieve bedragen zijn verrekend met de kwartaalbetalingen aan de betrokken lidstaten in K4-2022.
(*2) Indien de betalingen het maximum van 95 % van de totale Elfpo-bijdrage voor een plattelandsontwikkelingsprogramma hebben bereikt — artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad — zal het saldo bij de afsluiting van het programma worden verrekend.
BIJLAGE II
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – Elfpo
Correcties overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013
|
|
Correcties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 |
Correcties met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013 |
||
Lidstaat |
Valuta |
in nationale munt |
in EUR |
in nationale munt |
in EUR |
AT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
42 684,69 |
BE |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
893,39 |
BG |
BGN |
570 782,27 |
0,00 |
3 220 667,20 |
0,00 |
CY |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
69 743,97 |
CZ |
CZK |
12 489,18 |
0,00 |
51 636 495,68 |
0,00 |
DE |
EUR |
0,00 |
162 929,85 |
0,00 |
377 694,69 |
DK |
DKK |
149 399,60 |
0,00 |
16 532,31 |
0,00 |
EE |
EUR |
0,00 |
15 240,81 |
0,00 |
671 576,83 |
ES |
EUR |
0,00 |
23 960,66 |
0,00 |
2 652 237,81 |
FI |
EUR |
0,00 |
5 580,55 |
0,00 |
137 592,39 |
FR |
EUR |
0,00 |
25 778,47 |
0,00 |
158 403,86 |
EL |
EUR |
0,00 |
19 563,48 |
0,00 |
791 126,51 |
HR |
HRK |
70 564,40 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
HU |
HUF |
12 591 826,00 |
0,00 |
480 986 237,00 |
0,00 |
IE |
EUR |
0,00 |
3 860,20 |
0,00 |
102 836,72 |
IT |
EUR |
0,00 |
162 721,39 |
0,00 |
2 710 330,11 |
LT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
393 278,00 |
LU |
EUR |
0,00 |
1 102,79 |
0,00 |
0,00 |
LV |
EUR |
0,00 |
5 039,79 |
0,00 |
215 758,46 |
MT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
NL |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
PL |
PLN |
265 334,84 |
0,00 |
8 002 556,25 |
0,00 |
PT |
EUR |
0,00 |
939 781,83 |
0,00 |
5 440 185,46 |
RO |
RON |
44,66 |
0,00 |
65 793 664,44 |
0,00 |
SE |
SEK |
10 013,18 |
0,00 |
53 600,34 |
0,00 |
SI |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
724 031,47 |
SK |
EUR |
0,00 |
15 190,29 |
0,00 |
1 255 494,75 |
BIJLAGE III
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – Elfpo
Verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013
in EUR |
||
|
CCI |
Verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen voor BJ 2022 |
AT |
2014AT06RDNP001 |
0,00 |
BE |
2014BE06RDRP001 |
0,00 |
BE |
2014BE06RDRP002 |
0,00 |
BG |
2014BG06RDNP001 |
0,00 |
CY |
2014CY06RDNP001 |
43 777,26 |
CZ |
2014CZ06RDNP001 |
33 469,07 |
DE |
2014DE06RDRN001 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP003 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP004 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP007 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP010 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP011 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP012 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP015 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP017 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP018 |
6 980,27 |
DE |
2014DE06RDRP019 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP020 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP021 |
0,00 |
DE |
2014DE06RDRP023 |
0,00 |
DK |
2014DK06RDNP001 |
94 284,66 |
EE |
2014EE06RDNP001 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDNP001 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP001 |
1 029 691,04 |
ES |
2014ES06RDRP002 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP003 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP004 |
149 211,96 |
ES |
2014ES06RDRP005 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP006 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP007 |
2 326 500,41 |
ES |
2014ES06RDRP008 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP009 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP010 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP011 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP012 |
311 888,99 |
ES |
2014ES06RDRP013 |
241 500,94 |
ES |
2014ES06RDRP014 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP015 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP016 |
0,00 |
ES |
2014ES06RDRP017 |
9 792,10 |
FI |
2014FI06RDRP001 |
0,00 |
FI |
2014FI06RDRP002 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDNP001 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRN001 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP001 |
147 957,18 |
FR |
2014FR06RDRP002 |
21 819,01 |
FR |
2014FR06RDRP003 |
5 662,91 |
FR |
2014FR06RDRP004 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP006 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP011 |
4 904,98 |
FR |
2014FR06RDRP021 |
2 051,35 |
FR |
2014FR06RDRP022 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP023 |
5 370,74 |
FR |
2014FR06RDRP024 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP025 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP026 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP031 |
119 951,32 |
FR |
2014FR06RDRP041 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP042 |
25 855,69 |
FR |
2014FR06RDRP043 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP052 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP053 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP054 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP072 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP073 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP074 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP082 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP083 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP091 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP093 |
0,00 |
FR |
2014FR06RDRP094 |
637 341,66 |
EL |
2014GR06RDNP001 |
0,00 |
HR |
2014HR06RDNP001 |
0,00 |
HU |
2014HU06RDNP001 |
2 402 487,98 |
IE |
2014IE06RDNP001 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDNP001 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRN001 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP001 |
30 552,99 |
IT |
2014IT06RDRP002 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP003 |
4 558,73 |
IT |
2014IT06RDRP004 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP005 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP006 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP007 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP008 |
22 974,99 |
IT |
2014IT06RDRP009 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP010 |
22 899,34 |
IT |
2014IT06RDRP011 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP012 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP013 |
107 853,77 |
IT |
2014IT06RDRP014 |
0,00 |
IT |
2014IT06RDRP015 |
17 596,93 |
IT |
2014IT06RDRP016 |
422 993,64 |
IT |
2014IT06RDRP017 |
2 267,07 |
IT |
2014IT06RDRP018 |
8 041,68 |
IT |
2014IT06RDRP019 |
5 266,72 |
IT |
2014IT06RDRP020 |
2 473 314,13 |
IT |
2014IT06RDRP021 |
27 524,83 |
LT |
2014LT06RDNP001 |
0,00 |
LU |
2014LU06RDNP001 |
0,00 |
LV |
2014LV06RDNP001 |
0,00 |
MT |
2014MT06RDNP001 |
130,26 |
NL |
2014NL06RDNP001 |
0,00 |
PL |
2014PL06RDNP001 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP001 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP002 |
0,00 |
PT |
2014PT06RDRP003 |
0,00 |
RO |
2014RO06RDNP001 |
0,00 |
SE |
2014SE06RDNP001 |
0,00 |
SI |
2014SI06RDNP001 |
0,00 |
SK |
2014SK06RDNP001 |
1 880 434,28 |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/73 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1037 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2023
betreffende de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2022
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 3274)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 104,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 51,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 is bepaald dat artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, de artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, de artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2, en de artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing blijven, wat het Europees Landbouwgarantifonds (ELGF) betreft, met betrekking tot de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor het begrotingsjaar 2022. |
(2) |
In artikel 64, tweede alinea, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (3) is bepaald dat artikel 2, artikel 3, lid 1, eerste alinea, artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 6, artikel 7, de artikelen 21 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, artikel 29, artikel 30, lid 1, punten a), b) en c), artikel 30, leden 2, 3 en 4, de artikelen 31 tot en met 40 en de artikelen 42 tot en met 47 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (4) van toepassing blijven, wat het ELGF betreft, met betrekking tot de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor het begrotingsjaar 2022. |
(3) |
In artikel 64, tweede alinea, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 is bepaald dat de bijlagen II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van toepassing blijven voor de doeleinden van artikel 32, punten f) en g), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 voor het begrotingsjaar 2022. |
(4) |
In artikel 40, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (5) is bepaald dat artikel 5, artikel 5 bis, artikel 7, leden 3 en 4, artikel 10, artikel 11, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 2, artikel 12, artikel 13, en artikel 41, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (6) van toepassing blijven, wat het ELGF betreft, met betrekking tot de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor het begrotingsjaar 2022. |
(5) |
Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de verslagen die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(6) |
Zoals is bepaald in artikel 35 van Verordening (EU) 2021/2116, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van het jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van het jaar N. In het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2022 moeten de uitgaven in aanmerking worden genomen die de lidstaten in de periode van 16 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2022 hebben gedaan, conform artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128. |
(7) |
Krachtens artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet het bedrag dat als gevolg van het in artikel 33, lid 1, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, worden bepaald door de maandelijkse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dat bedrag moet door de Commissie worden afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die worden gedaan in de tweede maand na het besluit tot goedkeuring van de rekeningen. |
(8) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en de lidstaten in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de wijzigingen die zij voorstelt. |
(9) |
Voor alle betaalorganen volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 moet met eventuele overschrijdingen van betalingstermijnen uiterlijk rekening worden gehouden in het besluit tot goedkeuring van de rekeningen. Een deel van de door bepaalde lidstaten voor het begrotingsjaar 2022 gedeclareerde uitgaven is na de uiterste betalingsdatum verricht. Daarom moeten de betrokken verlagingen bij dit besluit worden vastgesteld. |
(11) |
De Commissie heeft op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 reeds een aantal maandelijkse betalingen voor het begrotingsjaar 2022 verlaagd of geschorst wegens de niet-inachtneming van financiële maxima of wegens tekortkomingen in de controlesystemen. In het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met die verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat onterechte of niet-tijdige betalingen of vergoedingen worden verricht die later het voorwerp van een financiële correctie kunnen worden. De betrokken bedragen kunnen indien nodig worden onderzocht in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure op grond van artikel 52 van die verordening. |
(12) |
De Commissie heeft de desbetreffende maandelijkse betalingen voor het begrotingsjaar 2022 al verlaagd met de bedragen die aan het ELGF verschuldigd waren als gevolg van de door de Commissie in het begrotingsjaar 2022 uitgevoerde financiële en conformiteitsgoedkeuringsbesluiten uit hoofde van de artikelen 51 en 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Met dergelijke bedragen is rekening gehouden in het onderhavige besluit. |
(13) |
Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat worden gedragen indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten een gecertificeerde tabel met de bedragen die zij op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zelf moeten dragen, bijvoegen bij de jaarrekeningen die zij op grond van artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bij de Commissie moeten indienen. Uitvoeringsbepalingen voor de verplichting van de lidstaten om de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin de lidstaten informatie over de te innen bedragen moeten verstrekken. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. |
(14) |
Op grond van artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien de lidstaat besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor het besluit worden vermeld in het samenvattend verslag als bedoeld in artikel 54, lid 4, van die verordening. Deze bedragen mogen derhalve niet ten laste van de betrokken lidstaten worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie. |
(15) |
Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het onderhavige besluit geen afbreuk doen aan besluiten die de Commissie later kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, alsnog aan Uniefinanciering te onttrekken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2022 worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit moeten worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, zijn vermeld in de bijlagen I en II bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit doet geen afbreuk aan latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2023.
Voor de Commissie
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
BIJLAGE I
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – ELGF
Van de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag
LS |
|
2022 – Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen zijn |
Totaal a + b |
Verlagingen en schorsingen voor het gehele begrotingsjaar 1) |
In rekening te brengen bedrag overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 |
Totaal na verlagingen en schorsingen |
Voor het begrotingsjaar aan de lidstaat verrichte betalingen |
Van de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag 2) |
|
goedgekeurd |
afgesplitst |
||||||||
= in de jaardeclaratie opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
= totaal van de in de maanddeclaraties opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
||||||||
|
|
a |
b |
c=a+b |
d |
e |
f=c+d+e |
g |
h=f-g |
AT |
EUR |
711 124 945,28 |
0,00 |
711 124 945,28 |
-69 142 843,52 |
0,00 |
641 982 101,76 |
641 982 101,76 |
0,00 |
BE |
EUR |
563 469 110,23 |
0,00 |
563 469 110,23 |
-3 355 470,80 |
0,00 |
560 113 639,43 |
560 304 381,02 |
- 190 741,59 |
BG |
BGN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
BG |
EUR |
817 224 556,93 |
0,00 |
817 224 556,93 |
-9 999 812,85 |
0,00 |
807 224 744,08 |
807 666 231,95 |
- 441 487,87 |
CY |
EUR |
53 554 003,69 |
0,00 |
53 554 003,69 |
- 292 064,80 |
0,00 |
53 261 938,89 |
53 252 507,36 |
9 431,53 |
CZ |
CZK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-60 832,27 |
-60 832,27 |
0,00 |
-60 832,27 |
CZ |
EUR |
869 951 444,06 |
0,00 |
869 951 444,06 |
-13 409 662,73 |
0,00 |
856 541 781,33 |
856 541 781,08 |
0,25 |
DE |
EUR |
4 785 423 691,21 |
0,00 |
4 785 423 691,21 |
-2 061 589,16 |
- 254 798,01 |
4 783 107 304,04 |
4 783 372 432,35 |
- 265 128,31 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-1 191,47 |
-1 191,47 |
0,00 |
-1 191,47 |
DK |
EUR |
829 480 010,17 |
0,00 |
829 480 010,17 |
-7 602 930,95 |
0,00 |
821 877 079,22 |
820 222 855,84 |
1 654 223,38 |
EE |
EUR |
193 550 993,08 |
0,00 |
193 550 993,08 |
- 644 142,44 |
0,00 |
192 906 850,64 |
192 822 050,67 |
84 799,97 |
ES |
EUR |
5 666 189 224,46 |
0,00 |
5 666 189 224,46 |
-18 819 069,18 |
- 981 775,27 |
5 646 388 380,01 |
5 649 483 252,09 |
-3 094 872,08 |
FI |
EUR |
532 007 917,30 |
0,00 |
532 007 917,30 |
-5 541 621,71 |
-36 310,08 |
526 429 985,51 |
526 444 909,04 |
-14 923,53 |
FR |
EUR |
7 473 864 122,77 |
0,00 |
7 473 864 122,77 |
-89 296 720,07 |
-15 710 912,61 |
7 368 856 490,09 |
7 385 172 632,53 |
-16 316 142,44 |
EL |
EUR |
2 005 280 173,71 |
0,00 |
2 005 280 173,71 |
-41 991 902,42 |
- 767 853,27 |
1 962 520 418,02 |
1 963 352 174,10 |
- 831 756,08 |
HR |
HRK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
- 501 432,22 |
- 501 432,22 |
0,00 |
- 501 432,22 |
HR |
EUR |
381 911 249,22 |
0,00 |
381 911 249,22 |
-1 154 543,99 |
0,00 |
380 756 705,23 |
381 161 087,48 |
- 404 382,25 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-27 341 782,00 |
-27 341 782,00 |
0,00 |
-27 341 782,00 |
HU |
EUR |
1 330 221 833,99 |
0,00 |
1 330 221 833,99 |
-6 915 926,40 |
0,00 |
1 323 305 907,59 |
1 323 305 907,59 |
0,00 |
IE |
EUR |
1 198 385 813,17 |
0,00 |
1 198 385 813,17 |
-2 145 652,57 |
-5 171,71 |
1 196 234 988,89 |
1 193 847 604,02 |
2 387 384,87 |
IT |
EUR |
4 174 468 850,41 |
0,00 |
4 174 468 850,41 |
123 024 548,00 |
-2 638 256,04 |
4 294 855 142,37 |
4 297 018 706,30 |
-2 163 563,93 |
LT |
EUR |
577 952 498,08 |
0,00 |
577 952 498,08 |
319 221,81 |
-1 023,01 |
578 270 696,88 |
578 271 719,89 |
-1 023,01 |
LU |
EUR |
33 840 844,26 |
0,00 |
33 840 844,26 |
49 506,44 |
-4 555,22 |
33 885 795,48 |
33 810 839,19 |
74 956,29 |
LV |
EUR |
318 687 850,75 |
0,00 |
318 687 850,75 |
-11 497,83 |
- 316,45 |
318 676 036,47 |
318 676 352,92 |
- 316,45 |
MT |
EUR |
5 019 919,40 |
0,00 |
5 019 919,40 |
- 283,11 |
0,00 |
5 019 636,29 |
5 019 636,29 |
0,00 |
NL |
EUR |
705 886 328,90 |
0,00 |
705 886 328,90 |
-1 102,62 |
0,00 |
705 885 226,28 |
705 869 191,61 |
16 034,67 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-1 267 717,12 |
-1 267 717,12 |
0,00 |
-1 267 717,12 |
PL |
EUR |
3 403 049 489,21 |
0,00 |
3 403 049 489,21 |
95 710,65 |
0,00 |
3 403 145 199,86 |
3 403 174 261,25 |
-29 061,39 |
PT |
EUR |
876 061 261,75 |
0,00 |
876 061 261,75 |
-32 162 068,39 |
- 238 453,89 |
843 660 739,47 |
843 033 925,20 |
626 814,27 |
RO |
RON |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-10 768 075,58 |
-10 768 075,58 |
0,00 |
-10 768 075,58 |
RO |
EUR |
1 949 712 389,54 |
0,00 |
1 949 712 389,54 |
-92 026 338,46 |
0,00 |
1 857 686 051,08 |
1 856 480 122,17 |
1 205 928,91 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-38 548,93 |
-38 548,93 |
0,00 |
-38 548,93 |
SE |
EUR |
704 598 300,44 |
0,00 |
704 598 300,44 |
-33 101 942,66 |
0,00 |
671 496 357,78 |
671 716 657,22 |
- 220 299,44 |
SI |
EUR |
139 976 886,43 |
0,00 |
139 976 886,43 |
-7 111 401,19 |
0,00 |
132 865 485,24 |
132 865 485,25 |
-0,01 |
SK |
EUR |
430 357 281,48 |
0,00 |
430 357 281,48 |
-18 191 798,11 |
-5 401,69 |
412 160 081,68 |
411 995 979,07 |
164 102,61 |
LS |
|
Uitgaven 3) |
Bestemmingsontvangsten 3) |
Artikel 54, lid 2 (=e) |
Totaal (=h) |
08 02 06 01 |
6200 |
6200 |
|||
i |
j |
k |
l = i+j+k |
||
AT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
BE |
EUR |
0,00 |
- 190 741,59 |
0,00 |
- 190 741,59 |
BG |
BGN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
BG |
EUR |
0,00 |
- 441 487,87 |
0,00 |
- 441 487,87 |
CY |
EUR |
9 431,53 |
0,00 |
0,00 |
9 431,53 |
CZ |
CZK |
0,00 |
0,00 |
-60 832,27 |
-60 832,27 |
CZ |
EUR |
0,25 |
0,00 |
0,00 |
0,25 |
DE |
EUR |
0,00 |
-10 330,30 |
- 254 798,01 |
- 265 128,31 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
-1 191,47 |
-1 191,47 |
DK |
EUR |
1 654 223,38 |
0,00 |
0,00 |
1 654 223,38 |
EE |
EUR |
84 799,97 |
0,00 |
0,00 |
84 799,97 |
ES |
EUR |
0,00 |
-2 113 096,81 |
- 981 775,27 |
-3 094 872,08 |
FI |
EUR |
112 829,88 |
-91 443,33 |
-36 310,08 |
-14 923,53 |
FR |
EUR |
0,00 |
- 605 229,83 |
-15 710 912,61 |
-16 316 142,44 |
EL |
EUR |
0,00 |
-63 902,81 |
- 767 853,27 |
- 831 756,08 |
HR |
HRK |
0,00 |
0,00 |
- 501 432,22 |
- 501 432,22 |
HR |
EUR |
0,00 |
- 404 382,25 |
0,00 |
- 404 382,25 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
-27 341 782,00 |
-27 341 782,00 |
HU |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
IE |
EUR |
2 417 792,76 |
-25 236,18 |
-5 171,71 |
2 387 384,87 |
IT |
EUR |
1 390 225,25 |
- 915 533,14 |
-2 638 256,04 |
-2 163 563,93 |
LT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
-1 023,01 |
-1 023,01 |
LU |
EUR |
79 511,51 |
0,00 |
-4 555,22 |
74 956,29 |
LV |
EUR |
0,00 |
0,00 |
- 316,45 |
- 316,45 |
MT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
NL |
EUR |
16 034,67 |
0,00 |
0,00 |
16 034,67 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
-1 267 717,12 |
-1 267 717,12 |
PL |
EUR |
0,00 |
-29 061,39 |
0,00 |
-29 061,39 |
PT |
EUR |
865 268,16 |
0,00 |
- 238 453,89 |
626 814,27 |
RO |
RON |
0,00 |
0,00 |
-10 768 075,58 |
-10 768 075,58 |
RO |
EUR |
1 673 638,52 |
- 467 709,61 |
0,00 |
1 205 928,91 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
-38 548,93 |
-38 548,93 |
SE |
EUR |
0,00 |
- 220 299,44 |
0,00 |
- 220 299,44 |
SI |
EUR |
0,00 |
-0,01 |
0,00 |
-0,01 |
SK |
EUR |
207 271,53 |
-37 767,23 |
-5 401,69 |
164 102,61 |
1) |
De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de overschrijdingen van de betalingstermijn en andere verlagingen in het kader van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
2) |
Voor de berekening van het van de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de jaardeclaratie bij de goedgekeurde uitgaven (kolom a) of van het totaal van de maanddeclaraties bij de afgesplitste uitgaven (kolom b). Toe te passen wisselkoers: artikel 11, lid 1, eerste alinea, tweede zin, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie. |
3) |
Post 08 02 06 01 moet overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 worden onderverdeeld in negatieve correcties, die bestemmingsontvangsten in hoofdstuk 62 00 worden, en positieve correcties ten gunste van een LS, die thans aan de uitgavenzijde van 08 02 06 01 moeten worden opgenomen. |
NB: Nomenclatuur 2023: 08 02 06 01, 6200
BIJLAGE II
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – ELGF
Correcties overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (*1)
Lidstaat |
Valuta |
in nationale munt |
in EUR |
AT |
EUR |
|
|
BE |
EUR |
|
|
BG |
BGN |
|
|
CY |
EUR |
– |
19 409,26 |
CZ |
CZK |
182 675,76 |
– |
DE |
EUR |
|
|
DK |
DKK |
|
|
EE |
EUR |
– |
– |
ES |
EUR |
|
|
FI |
EUR |
|
|
FR |
EUR |
|
|
EL |
EUR |
|
|
HR |
HRK |
|
|
HU |
HUF |
– |
– |
IE |
EUR |
|
|
IT |
EUR |
|
|
LT |
EUR |
– |
934,53 |
LU |
EUR |
|
|
LV |
EUR |
– |
– |
MT |
EUR |
– |
– |
NL |
EUR |
|
|
PL |
PLN |
81 714,61 |
– |
PT |
EUR |
|
|
RO |
RON |
|
|
SE |
SEK |
|
|
SI |
EUR |
– |
– |
SK |
EUR |
– |
– |
(*1) Bedragen die als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ten laste van de lidstaten moeten worden gebracht in verband met het overgangsinstrument voor plattelandsontwikkeling (OIPO), dat uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) werd gefinancierd (Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad met betrekking tot de financiering door het EOGFL, afdeling Garantie, van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 36)).
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/81 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1038 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2023
betreffende de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk betreffende de uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2022
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 3275)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 104,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 51, in samenhang met de artikelen 131 en 138 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 is bepaald dat artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, de artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, de artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2, en de artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing blijven, wat het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) voor het begrotingsjaar 2022. |
(2) |
In artikel 64, tweede alinea, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (4) is bepaald dat artikel 2, artikel 3, lid 1, eerste alinea, artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 6, artikel 7, de artikelen 21 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, artikel 29, artikel 30, lid 1, punten a), b) en c), artikel 30, leden 2, 3 en 4, de artikelen 31 tot en met 40 en de artikelen 42 tot en met 47 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (5) van toepassing blijven, wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(3) |
In artikel 64, tweede alinea, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 is bepaald dat de bijlagen II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van toepassing blijven voor de doeleinden van artikel 32, punten f) en g), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 voor het begrotingsjaar 2022. |
(4) |
In artikel 40, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie (6) is bepaald dat artikel 5, artikel 5 bis, artikel 7, leden 3 en 4, artikel 10, artikel 11, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 2, artikel 12, artikel 13 en artikel 41, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7) van toepassing blijven, wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(5) |
Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door het Verenigd Koninkrijk ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de verslagen die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(6) |
Zoals is bepaald in artikel 35 van Verordening (EU) 2021/2116, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van het jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van het jaar N. Om de referentieperiode voor de uitgaven uit hoofde van het Elfpo af te stemmen op die voor de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), moeten, in het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2022, de uitgaven in aanmerking worden genomen die het Verenigd Koninkrijk in de periode van 16 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2022 heeft gedaan, conform artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128. |
(7) |
Krachtens artikel 33, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet het bedrag dat als gevolg van het in artikel 33, lid 1, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan het Verenigd Koninkrijk, worden bepaald door de tussentijdse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dat bedrag moet door de Commissie worden afgetrokken van of opgeteld bij de volgende tussentijdse betaling. |
(8) |
De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie gecontroleerd en het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de wijzigingen die zij voorstelt. |
(9) |
Voor de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk, namelijk “Department of Agriculture, Environment and Rural Affairs”, “The Scottish Government Rural Payments and Inspections Directorate”, “Welsh Government” en “Rural Payments Agency”, volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. |
(10) |
Op grond van artikel 36, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen tussentijdse betalingen worden verricht zolang geen overschrijding plaatsvindt van de totale geprogrammeerde Elfpo-bijdrage. Krachtens artikel 23, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 moet in het geval dat de gecumuleerde uitgavendeclaraties het voor een plattelandsontwikkelingsprogramma geprogrammeerde totaalbedrag overschrijden, het te betalen bedrag worden begrensd tot het geprogrammeerde bedrag, onverminderd het maximum als bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. De Commissie zal later, na vaststelling van het gewijzigde financiële plan of bij afsluiting van de programmeringsperiode, nog een vergoeding bepalen voor het begrensde bedrag. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 75, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de regels inzake de betalingstermijnen voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van toepassing met ingang van het aanvraagjaar 2019. Voor de verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen, als berekend conform artikel 5 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, wordt de procedure van de artikelen 40 en 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gevolgd en daarmee moet rekening worden gehouden in het onderhavige besluit voor het begrotingsjaar 2022. Die verlagingen kunnen indien nodig worden onderzocht in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure uit hoofde van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen ten hoogste 95 % bedragen van de bijdrage uit het Elfpo voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma. Voor de volgende programma’s is deze drempelwaarde bereikt: 2014UK06RDRP001 en 2014UK06RDRP003. Het uitstaande saldo van deze programma’s zal bij de afsluiting van de programmeringsperiode worden verrekend. |
(13) |
Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door het Verenigd Koninkrijk worden gedragen indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet het Verenigd Koninkrijk een gecertificeerde tabel met de bedragen die het op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zelf moet dragen, bijvoegen bij de jaarrekeningen die het op grond van artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bij de Commissie moet indienen. Uitvoeringsbepalingen voor de verplichting van het Verenigd Koninkrijk om de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin het Verenigd Koninkrijk informatie over de te innen bedragen moet verstrekken. Op basis van de door het Verenigd Koninkrijk ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. |
(14) |
Op grond van artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan het Verenigd Koninkrijk in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien het Verenigd Koninkrijk besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor dat besluit worden vermeld in het samenvattend overzicht als bedoeld in artikel 54, lid 4, van die verordening. Deze bedragen mogen derhalve niet ten laste van het Verenigd Koninkrijk worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie. |
(15) |
In het onderhavige besluit moet ook rekening worden gehouden met de bedragen die nog met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013 in het kader van het Elfpo ten laste van het Verenigd Koninkrijk moeten worden gebracht als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
(16) |
Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het onderhavige besluit geen afbreuk doen aan besluiten die de Commissie later kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, alsnog aan Uniefinanciering te onttrekken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk, namelijk “Department of Agriculture, Environment and Rural Affairs”, “The Scottish Government Rural Payments and Inspections Directorate”, “Welsh Government” en “Rural Payments Agency”, betreffende de uitgaven over het begrotingsjaar 2022 die uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) zijn gefinancierd en betrekking hebben op de programmeringsperiode 2014-2020, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit in het kader van elk plattelandsontwikkelingsprogramma moeten worden teruggevorderd van of betaald aan het Verenigd Koninkrijk, zijn vermeld in bijlage I.
Artikel 2
De bedragen die als gevolg van de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in het kader van het Elfpo ten laste van het Verenigd Koninkrijk moeten worden gebracht met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013, zijn vermeld in bijlage II bij dit besluit.
Artikel 3
De verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen die overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma zijn toegepast, zijn vermeld in bijlage III bij dit besluit.
Artikel 4
Dit besluit doet geen afbreuk aan latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken.
Artikel 5
Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2023.
Voor de Commissie
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
BIJLAGE I
Goedgekeurde Elfpo-uitgaven over het begrotingsjaar 2022 per plattelandsontwikkelingsprogramma
Van het Verenigd Koninkrijk terug te vorderen of aan het Verenigd Koninkrijk te betalen bedrag per programma
Goedgekeurde programma’s waarvoor Elfpo-uitgaven zijn gedeclareerd voor de periode 2014-2020
in EUR in EUR |
|||||||||
|
CCI |
Uitgaven 2022 |
Correcties |
Totaal |
Niet opnieuw te gebruiken bedragen |
Aanvaard bedrag goedgekeurd voor BJ 2022 |
Tussentijdse betalingen aan het Verenigd Koninkrijk voor het begrotingsjaar, incl. goedkeuring van voorfinanciering |
Van het Verenigd Koninkrijk terug te vorderen (–) of aan het Verenigd Koninkrijk te betalen (+) bedrag |
Saldo dat bij afsluiting van de programmeringsperiode moet worden verrekend omdat de drempel van 95 % is bereikt (*1) |
|
|
i |
ii |
iii = i + ii |
iv |
v = iii - iv |
vi |
vii = v - vi |
|
VK |
2014UK06RDRP001 |
320 428 023,31 |
0,00 |
320 428 023,31 |
0,00 |
320 428 023,31 |
272 787 068,76 |
-13 178,79 |
47 654 133,34 |
VK |
2014UK06RDRP002 |
27 737 698,19 |
-33 192,33 |
27 704 505,86 |
0,00 |
27 704 505,86 |
27 703 772,21 |
733,65 |
0,00 |
VK |
2014UK06RDRP003 |
43 945 611,42 |
- 441 226,49 |
43 504 384,93 |
0,00 |
43 504 384,93 |
29 598 163,53 |
- 597 933,18 |
14 504 154,58 |
VK |
2014UK06RDRP004 |
83 079 581,60 |
- 178 527,42 |
82 901 054,18 |
0,00 |
82 901 054,18 |
82 901 627,10 |
- 572,92 |
0,00 |
(*1) Indien de betalingen het maximum van 95 % van de totale Elfpo-bijdrage voor een plattelandsontwikkelingsprogramma hebben bereikt — artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad — zal het saldo bij de afsluiting van het programma worden verrekend.
BIJLAGE II
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – Elfpo
Correcties overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013
|
|
Correcties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 |
Correcties met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013 |
||
|
Valuta |
in nationale munt |
in EUR |
in nationale munt |
in EUR |
VK |
GBP |
3 841,34 |
0,00 |
17 115,42 |
0,00 |
BIJLAGE III
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – Elfpo
Verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen overeenkomstig artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013
in EUR |
||
|
CCI |
Verlagingen wegens niet-naleving van de laatste betalingstermijnen voor BJ 2022 |
|
|
|
VK |
2014UK06RDRP001 |
434 188,85 |
VK |
2014UK06RDRP002 |
0,00 |
VK |
2014UK06RDRP003 |
0,00 |
VK |
2014UK06RDRP004 |
0,00 |
26.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 139/88 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/1039 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2023
betreffende de goedkeuring voor het begrotingsjaar 2022 van de rekeningen van de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk betreffende vorderingen die voortvloeien uit uitgaven die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) zijn gefinancierd in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 3272)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 104,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 51, in samenhang met de artikelen 131 en 138 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“terugtrekkingsakkoord”),
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 is bepaald dat artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, de artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, de artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2, en de artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing blijven wat betreft de vorderingen die voortvloeien uit uitgaven die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) zijn gefinancierd in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(2) |
In artikel 64, tweede alinea, punt a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie (3) is bepaald dat artikel 2, artikel 3, lid 1, eerste alinea, artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 6, artikel 7, de artikelen 21 tot en met 25, artikel 27, artikel 28, artikel 29, artikel 30, lid 1, punten a), b) en c), artikel 30, leden 2, 3 en 4, de artikelen 31 tot en met 40 en de artikelen 42 tot en met 47 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie (4) van toepassing blijven wat betreft de vorderingen die voortvloeien uit uitgaven die uit het ELGF zijn gefinancierd in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013 voor het begrotingsjaar 2022. |
(3) |
In artikel 64, tweede alinea, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 is bepaald dat de bijlagen II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van toepassing blijven voor de doeleinden van artikel 32, punten f) en g), van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 voor het begrotingsjaar 2022. |
(4) |
Op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar de rekeningen van de in artikel 7 van die verordening bedoelde betaalorganen goedkeuren op basis van de door het Verenigd Koninkrijk ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een auditoordeel over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de verslagen die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(5) |
Op grond van artikel 138, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord is het Verenigd Koninkrijk verplicht te blijven zorgen voor de werking van het beheers- en controlesysteem voor de erkenning, registratie en inning van vorderingen die voortvloeien uit uitgaven die uit het ELGF zijn gefinancierd in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020 en de programmeringsperiode 2007-2013, overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
(6) |
Zoals is bepaald in artikel 35 van Verordening (EU) 2021/2116, begint het landbouwbegrotingsjaar op 16 oktober van het jaar N-1 en eindigt het op 15 oktober van het jaar N. In het kader van de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 2022 moet rekening worden gehouden met de erkenning, registratie en inning van vorderingen door het Verenigd Koninkrijk in de periode van 16 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2022, conform artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128. |
(7) |
De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie gecontroleerd en het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld van de resultaten van haar controles en van de wijzigingen die zij voorstelt. |
(8) |
Voor de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk, namelijk “Department of Agriculture, Environment and Rural Affairs”, “The Scottish Government Rural Payments and Inspections Directorate”, “Welsh Government” en “Rural Payments Agency”, volstaan de jaarrekeningen en de begeleidende stukken om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen over de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. |
(9) |
Op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door het Verenigd Koninkrijk worden gedragen indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. Krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet het Verenigd Koninkrijk een gecertificeerde tabel met de bedragen die het op grond van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zelf moet dragen, bijvoegen bij de jaarrekeningen die het op grond van artikel 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bij de Commissie moet indienen. Uitvoeringsbepalingen voor de verplichting van het Verenigd Koninkrijk om de te innen bedragen mee te delen, zijn vastgelegd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014. Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 bevat het model voor de tabel waarin het Verenigd Koninkrijk informatie over de te innen bedragen moet verstrekken. Op basis van de door het Verenigd Koninkrijk ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. |
(10) |
Op grond van artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan het Verenigd Koninkrijk in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als het besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van de terugvordering of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de begroting van de Unie gedragen. Indien het Verenigd Koninkrijk besluit de terugvordering niet voort te zetten, moeten de desbetreffende bedragen en de redenen voor het besluit worden vermeld in het samenvattend verslag als bedoeld in artikel 54, lid 4, van die verordening. Deze bedragen mogen derhalve niet ten laste van het Verenigd Koninkrijk worden gebracht en worden dus gedragen door de begroting van de Unie. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mag het onderhavige besluit geen afbreuk doen aan besluiten die de Commissie later kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, alsnog aan Uniefinanciering te onttrekken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk, namelijk “Department of Agriculture, Environment and Rural Affairs”, “The Scottish Government Rural Payments and Inspections Directorate”, “Welsh Government” en “Rural Payments Agency”, worden voor het begrotingsjaar 2022 goedgekeurd wat betreft de vorderingen die voortvloeien uit uitgaven die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) zijn gefinancierd uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 en eerdere financiële vooruitzichten, conform artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
De bedragen die op grond van dit besluit moeten worden teruggevorderd van of betaald aan het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, zijn vermeld in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit doet geen afbreuk aan latere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan nemen om uitgaven die niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, aan Uniefinanciering te onttrekken.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2023.
Voor de Commissie
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 131).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).
BIJLAGE
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2022 – ELGF
Van het Verenigd Koninkrijk terug te vorderen of aan het Verenigd Koninkrijk te betalen bedrag
|
|
2022 – Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen zijn |
Totaal a + b |
Voor het ELGF in rekening te brengen bedrag overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 |
Totaal |
Van het Verenigd Koninkrijk terug te vorderen (–) of aan het Verenigd Koninkrijk te betalen (+) bedrag 1) (1) |
|
goedgekeurd |
afgesplitst |
||||||
= in de jaardeclaratie opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
= totaal van de in de maanddeclaraties opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
||||||
|
|
a |
b |
c=a+b |
d |
e=c+d |
f=e |
VK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
-19 336,80 |
-19 336,80 |
-19 336,80 |
VK |
EUR |
-1 474 812,20 |
0,00 |
-1 474 812,20 |
0,00 |
-1 474 812,20 |
-1 474 812,20 |
|
|
Uitgaven (2) |
Bestemmingsontvangsten (2) |
Artikel 54, lid 2 (=d) |
Totaal (=f) |
0802 06 01 |
6200 |
6200 |
|||
g |
h |
i |
j=g+h+i |
||
VK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
-19 336,80 |
-19 336,80 |
VK |
EUR |
0,00 |
-1 474 812,20 |
0,00 |
-1 474 812,20 |
NB: Nomenclatuur 2023: 0802 06 01 , 6200 |
(1) Voor de berekening van het van het Verenigd Koninkrijk terug te vorderen of aan het Verenigd Koninkrijk te betalen bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de jaardeclaratie bij de goedgekeurde uitgaven (kolom a) of van het totaal van de maanddeclaraties bij de afgesplitste uitgaven (kolom b). Toe te passen wisselkoers: artikel 11, lid 1, eerste alinea, tweede zin, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie.
(2) Post 08 02 06 01 moet overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 worden onderverdeeld in negatieve correcties, die bestemmingsontvangsten in hoofdstuk 62 00 worden, en positieve correcties ten gunste van het Verenigd Koninkrijk, die thans aan de uitgavenzijde van post 08 02 06 01 moeten worden opgenomen.