ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 132

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
17 mei 2023


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2023/969 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een samenwerkingsplatform ter ondersteuning van de werking van gemeenschappelijke onderzoeksteams en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen ( 1 )

21

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/971 van de Commissie van 10 mei 2023 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Cedro di Santa Maria del Cedro

45

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/972 van de Commissie van 10 mei 2023 tot toelating van het in de handel brengen van waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 ( 1 )

46

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/973 van de Commissie van 15 mei 2023 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan ( 1 )

52

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/974 van de Commissie van 16 mei 2023 tot verlenging van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor volantina-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen

74

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/975 van de Commissie van 15 mei 2023 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid en het bijbehorende kennisgevingssysteem (Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 2817)  ( 1 )

77

 

*

Besluit (EU) 2023/976 van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad van 22 maart 2023 inzake kwijting voor de uitvoering van de begroting en afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) voor het begrotingsjaar 2021 (SRB/AD/2023/02)

87

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1104 van de Commissie van 1 juli 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 68/2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen ( PB L 177 van 4.7.2022 )

89

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/1


VERORDENING (EU) 2023/969 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 mei 2023

tot oprichting van een samenwerkingsplatform ter ondersteuning van de werking van gemeenschappelijke onderzoeksteams en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, tweede alinea, punt d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te bieden zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Tegelijkertijd moet de Unie ervoor zorgen dat die ruimte een veilige plaats blijft. Die doelstelling kan alleen bereikt worden door een meer doeltreffende, gecoördineerde samenwerking tussen de nationale en internationale rechtshandhavings- en justitiële instanties en door passende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, waaronder georganiseerde misdaad en terrorisme.

(2)

De verwezenlijking van die doelstelling is met name een uitdaging wanneer criminaliteit een grensoverschrijdende dimensie heeft en het grondgebied van twee of meer lidstaten en/of derde landen bestrijkt. In dergelijke situaties moeten de lidstaten hun krachten en werkzaamheden kunnen bundelen om doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende onderzoeken en vervolgingen mogelijk te maken, waarvoor de uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal van cruciaal belang is. Een van de meest succesvolle instrumenten voor dergelijke grensoverschrijdende samenwerking zijn gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT’s) die rechtstreekse samenwerking en communicatie tussen justitiële en rechtshandhavingsinstanties van twee of meer lidstaten en eventueel ook derde landen mogelijk maken zodat zij hun acties en onderzoeken zo efficiënt mogelijk kunnen organiseren. GOT’s worden door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten en eventueel derde landen voor een specifiek doel en een beperkte periode ingesteld om strafrechtelijke onderzoeken met een grensoverschrijdend effect gezamenlijk uit te voeren.

(3)

GOT’s hebben bewezen een belangrijke bijdrage te leveren aan de verbetering van de justitiële samenwerking met betrekking tot het onderzoeken en vervolgen van grensoverschrijdende misdrijven, zoals cybercriminaliteit, terrorisme en zware en georganiseerde criminaliteit, door tijdrovende procedures en formaliteiten tussen GOT-leden te verminderen. De intensievere inzet van GOT’s heeft tevens de cultuur van grensoverschrijdende samenwerking in strafzaken tussen justitiële instanties in de Unie versterkt.

(4)

Het acquis van de Unie voorziet in twee rechtskaders voor het instellen van GOT’s waaraan ten minste twee lidstaten deelnemen: artikel 13 van de Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (2) en Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad (3). Derde landen kunnen als partij bij GOT’s worden betrokken wanneer er een rechtsgrondslag bestaat voor een dergelijke betrokkenheid, zoals artikel 20 van het tweede aanvullend protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Straatsburg op 8 november 2001 (4) en artikel 5 van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (5).

(5)

Internationale justitiële instanties spelen een cruciale rol bij het onderzoeken en vervolgen van internationale misdrijven. Hun vertegenwoordigers kunnen aan een bepaald GOT deelnemen op uitnodiging van de GOT-leden, op basis van de desbetreffende overeenkomst inzake het instellen van een GOT (de “GOT-overeenkomst”). Daarom moet ook de uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal tussen nationale bevoegde autoriteiten en andere rechtbanken, tribunalen of mechanismen die gericht zijn op de aanpak van ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel aangaan, met name het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC), worden vergemakkelijkt. Deze verordening moet derhalve vertegenwoordigers van dergelijke internationale justitiële instanties toegang verlenen tot het informatietechnologieplatform (IT-platform) (het “samenwerkingsplatform voor GOT’s”), teneinde de internationale samenwerking met betrekking tot het onderzoeken en vervolgen van internationale misdrijven te verbeteren.

(6)

Een samenwerkingsplatform voor GOT’s is dringend noodzakelijk om efficiënt te communiceren en op beveiligde wijze informatie en bewijsmateriaal uit te wisselen, teneinde ervoor te zorgen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de zwaarste misdrijven snel verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Die noodzaak wordt onderstreept door het mandaat van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (6), die werd gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad (7), waardoor Eurojust in staat werd gesteld bewijsmateriaal met betrekking tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten te bewaren, te analyseren en op te slaan, en dat het mogelijk maakt het daaraan gerelateerde bewijsmateriaal uit te wisselen met bevoegde nationale autoriteiten en internationale justitiële instanties, met name het ICC.

(7)

De bestaande rechtskaders op het niveau van de Unie bepalen niet hoe de entiteiten die deelnemen aan een GOT informatie moeten uitwisselen en moeten communiceren. Die entiteiten bereiken overeenstemming over een dergelijke uitwisseling en communicatie op basis van de behoeften en de beschikbare middelen. Om de steeds complexere en zich snel ontwikkelende grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden, zijn snelheid, samenwerking en efficiëntie van cruciaal belang. Momenteel bestaat er echter geen systeem dat het beheer van GOT’s ondersteunt, waarmee bewijsmateriaal efficiënter kan worden doorzocht en geregistreerd, en waarmee de tussen degenen die bij een GOT betrokken zijn uitgewisselde gegevens kunnen worden beveiligd. Er ontbreekt duidelijk een specifiek beveiligd en doeltreffend kanaal waarvan al degenen die bij GOT’s betrokken zijn, gebruik kunnen maken en waarmee zij snel grote hoeveelheden informatie en bewijsmateriaal kunnen uitwisselen of waarmee zij op een beveiligde en doeltreffende manier met elkaar kunnen communiceren. Bovendien is er geen systeem dat ofwel het beheer van GOT’s, met inbegrip van de traceerbaarheid, op een wijze die voldoet aan de wettelijke vereisten van nationale rechtbanken, van bewijsmateriaal dat tussen de betrokkenen bij een GOT werd uitgewisseld, ofwel de planning en coördinatie van werkzaamheden van een GOT ondersteunt.

(8)

In het licht van de toenemende mogelijkheden tot infiltratie van IT-systemen door criminelen en door de onbeveiligde en niet-digitale uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal, kan de huidige stand van zaken de doeltreffendheid en efficiëntie van grensoverschrijdende onderzoeken belemmeren en dergelijke onderzoeken en vervolgingen in gevaar brengen en vertragen, waardoor ze duurder worden. Met name de justitiële en de rechtshandhavingsinstanties moeten ervoor zorgen dat hun systemen zo modern en veilig mogelijk zijn en dat alle GOT-leden gemakkelijk met elkaar in verbinding kunnen komen en met elkaar kunnen communiceren, onafhankelijk van hun nationale systemen.

(9)

Het is belangrijk samenwerking tussen GOT’s te verbeteren en te ondersteunen met moderne IT-instrumenten. De snelheid en efficiëntie van de uitwisselingen tussen de betrokkenen bij een GOT zouden aanzienlijk verbeterd kunnen worden door de oprichting van een specifiek IT-platform ter ondersteuning van het functioneren van GOT’s. Daarom moeten regels worden vastgesteld voor de oprichting van een samenwerkingsplatform voor GOT’s op het niveau van de Unie om de betrokkenen bij een GOT te helpen om samen te werken, om veilig te communiceren en om informatie en bewijsmateriaal te delen.

(10)

Het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag alleen worden gebruikt wanneer er, onder meer, een rechtsgrondslag van de Unie is voor het instellen van een GOT. Voor GOT’s die uitsluitend op internationale rechtsgrondslagen zijn gebaseerd, mag het samenwerkingsplatform voor GOT’s niet gebruikt worden, aangezien het uit de begroting van de Unie wordt gefinancierd en op basis van Uniewetgeving is ontwikkeld. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een derde land echter partij zijn bij een GOT-overeenkomst die zowel een rechtsgrondslag van de Unie als een internationale rechtsgrondslag heeft, moeten de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van dat derde land als leden van het GOT beschouwd worden.

(11)

Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet op vrijwillige basis worden gebruikt. Gezien de toegevoegde waarde ervan voor grensoverschrijdende onderzoeken wordt het gebruik ervan echter sterk aangemoedigd. Het al dan niet gebruiken van het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag geen afbreuk doen aan of van invloed zijn op de rechtmatigheid van andere vormen van communicatie of uitwisseling van informatie en mag geen veranderingen meebrengen voor de manier waarop de GOT’s worden ingesteld, georganiseerd of functioneren. De oprichting van het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag geen gevolgen hebben voor de onderliggende rechtsgrondslagen voor het instellen van GOT’s, noch voor de toepasselijke nationale procedurele wetgeving met betrekking tot de verzameling en het gebruik van het verkregen bewijsmateriaal. Ambtenaren van andere nationale bevoegde autoriteiten, zoals de douane, wanneer zij lid zijn van op grond van Kaderbesluit 2002/465/JBZ opgerichte GOT’s, moeten toegang kunnen hebben tot de GOT-samenwerkingsruimten. Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet enkel een beveiligd IT-instrument bieden om de samenwerking te verbeteren, de informatiestroom tussen de gebruikers te versnellen en de beveiliging van de uitgewisselde gegevens en de doeltreffendheid van de GOT’s te verhogen.

(12)

Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet de operationele en postoperationele fasen van een GOT omvatten, van de ondertekening van de desbetreffende GOT-overeenkomst tot de voltooiing van de evaluatie van het GOT. Omdat de actoren die deelnemen aan het proces voor het instellen van een GOT niet samenvallen met de actoren die lid zullen zijn van het eenmaal opgerichte GOT, moet het proces van het instellen van een GOT, en met name de onderhandelingen over de inhoud en de ondertekening van de GOT-overeenkomst, niet worden beheerd via het samenwerkingsplatform voor GOT’s. Aangezien er echter behoefte is aan een elektronisch instrument ter ondersteuning van het proces van ondertekening van een GOT-overeenkomst, is het belangrijk dat de Commissie overweegt dat proces te laten verlopen via het digitale systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (e-Evidence Digital Exchange System, eEDES), een door de Commissie ontwikkeld veilig onlineportaal voor elektronische verzoeken en antwoorden.

(13)

De leden van elk GOT dat gebruikmaakt van het samenwerkingsplatform voor GOT’s moeten worden aangemoedigd om een evaluatie van het GOT uit te voeren, hetzij tijdens de operationele fase van het GOT, hetzij na de afsluiting ervan, en daarbij de instrumenten te gebruiken waarin het samenwerkingsplatform voor GOT’s voorziet.

(14)

Een GOT-overeenkomst, met inbegrip van eventuele aanhangsels, moet een voorwaarde zijn voor het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. De inhoud van alle toekomstige GOT-overeenkomsten moet worden aangepast om rekening te houden met de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

(15)

Het netwerk van nationale deskundigen inzake GOT’s, dat in 2005 is opgericht (het “GOT-netwerk”), heeft een modelovereenkomst met aanhangsels opgesteld om het instellen van GOT’s te vergemakkelijken. De inhoud van de modelovereenkomst en de aanhangsels daarbij moet worden aangepast aan het besluit om het samenwerkingsplatform voor GOT’s te gebruiken, en aan de regels voor toegang tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(16)

Vanuit operationeel oogpunt moet het samenwerkingsplatform voor GOT’s bestaan uit geïsoleerde GOT-samenwerkingsruimten die voor elk afzonderlijk GOT dat door het samenwerkingsplatform voor GOT’s wordt gehost, worden gecreëerd.

(17)

Vanuit technisch oogpunt moet het samenwerkingsplatform voor GOT’s toegankelijk zijn via een beveiligde verbinding via het internet en moet het bestaan uit een gecentraliseerd informatiesysteem dat toegankelijk is via een beveiligd webportaal, communicatiesoftware voor mobiele en desktopapparaten, met inbegrip van een geavanceerd mechanisme voor logbestanden en tracking, en een verbinding tussen het gecentraliseerde informatiesysteem en de relevante IT-instrumenten waarmee de werking van GOT’s wordt ondersteund en die worden beheerd door het secretariaat van het GOT-netwerk.

(18)

Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet tot doel hebben de coördinatie en het beheer van een GOT te vergemakkelijken. Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet de uitwisseling en tijdelijke opslag van operationele informatie en operationeel bewijsmateriaal waarborgen, beveiligde communicatie verzorgen, zorgen voor de traceerbaarheid van bewijsmateriaal en het evaluatieproces van een GOT ondersteunen. Alle betrokkenen bij een GOT moeten worden aangemoedigd om gebruik te maken van alle functies van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en om de thans gebruikte kanalen voor communicatie en uitwisseling van gegevens voor zover als mogelijk te vervangen door deze van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(19)

De coördinatie en uitwisseling van gegevens tussen agentschappen en organen van de Unie op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht die betrokken zijn op het gebied van justitiële samenwerking en GOT-leden zijn van cruciaal belang voor een gecoördineerde respons van de Unie op criminele activiteiten en voor het verlenen van cruciale steun aan de lidstaten bij de bestrijding van criminaliteit. Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet een aanvulling vormen op bestaande instrumenten die de beveiligde uitwisseling van gegevens tussen justitiële en rechtshandhavingsinstanties mogelijk maken, zoals de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (secure information exchange network application, Siena), die wordt beheerd door het bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol).

(20)

De communicatiegerelateerde functies van het samenwerkingsplatform voor GOT’s moeten worden verzorgd met behulp van hypermoderne software waarmee niet-traceerbare communicatie lokaal op de apparaten van de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s kan worden opgeslagen.

(21)

Een upload-/downloadmechanisme dat is ontworpen om de gegevens enkel voor de beperkte periode die voor de technische overdracht ervan nodig is, centraal op te slaan, moet voorzien in een passende functie die het mogelijk maakt operationele informatie en operationeel bewijsmateriaal, met inbegrip van grote bestanden, uit te wisselen. Zodra de gegevens door alle adressen zijn gedownload, moeten zij automatisch en permanent van het samenwerkingsplatform voor GOT’s worden gewist.

(22)

Gezien zijn ervaring met het beheer van grootschalige systemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, moet het bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) worden belast met het ontwerpen, ontwikkelen en exploiteren van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, waarbij gebruik moet worden gemaakt van de bestaande functies van Siena en andere functies bij Europol om complementariteit en, indien passend, connectiviteit te waarborgen. Derhalve moet het mandaat van eu-LISA worden gewijzigd om rekening te houden met die nieuwe taken en moet eu-LISA worden voorzien van de financiële middelen en het personeel die nodig zijn om zijn verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen. In dat verband moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de verantwoordelijkheden van eu-LISA als het agentschap dat belast is met de ontwikkeling, de technische werking en het onderhoud van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(23)

eu-LISA moet ervoor zorgen dat gegevens die in het bezit zijn van rechtshandhavingsinstanties, indien nodig, gemakkelijk van Siena naar het samenwerkingsplatform voor GOT’s kunnen worden doorgestuurd. Daartoe moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin de noodzaak, haalbaarheid en geschiktheid van een verbinding van het samenwerkingsplatform voor GOT’s met Siena wordt beoordeeld. Dat verslag moet de voorwaarden, technische specificaties en procedures voor een beveiligde en efficiënte verbinding en gegevensuitwisseling bevatten. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met het hoge niveau van gegevensbescherming dat voor een dergelijke verbinding nodig is, op basis van het bestaande Unie- en nationale rechtskader voor gegevensbescherming, zoals Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (10), Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11) en de regels die van toepassing zijn op de relevante organen en instanties van de Unie in de rechtsinstrumenten waarbij zij worden ingesteld. Er moet rekening worden gehouden met het beschermingsniveau van gegevens die via het samenwerkingsplatform voor GOT’s zullen worden uitgewisseld, namelijk gevoelige en niet-gerubriceerde gegevens. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 moet de Commissie, alvorens dat verslag aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen, ook de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming raadplegen over de gevolgen van de beoogde verwerking van persoonsgegevens voor de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen.

(24)

Sinds de oprichting van het GOT-netwerk in 2005 ondersteunt het secretariaat van het GOT-netwerk de werkzaamheden van het GOT-netwerk door het organiseren van jaarlijkse vergaderingen en opleidingsactiviteiten, door het verzamelen en analyseren van de evaluaties van de individuele GOT’s en door het beheer van het financieringsprogramma voor GOT’s van Eurojust. Sinds 2011 is het secretariaat van het GOT-netwerk als afzonderlijke eenheid ondergebracht bij Eurojust. Eurojust moet worden voorzien van geschikt personeel dat aan het secretariaat van het GOT-netwerk wordt toegewezen om het secretariaat van het GOT-netwerk in staat te stellen de gebruikers te ondersteunen bij de praktische toepassing van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, dagelijkse begeleiding en bijstand te bieden, opleidingen te ontwerpen en aan te bieden en meer bekendheid te geven aan het samenwerkingsplatform en het gebruik ervan te bevorderen.

(25)

Aangezien er al IT-instrumenten bestaan ter ondersteuning van de verrichtingen van GOT’s, die door Eurojust worden gehost en door het secretariaat van het GOT-netwerk worden beheerd, is het noodzakelijk het samenwerkingsplatform voor GOT’s met die IT-instrumenten te verbinden teneinde het beheer van GOT’s te vergemakkelijken. Daartoe moet Eurojust zorgen voor de technische aanpassing van zijn systemen die nodig is om een dergelijke verbinding tot stand te brengen. Eurojust moet tevens worden voorzien van de nodige financiële en personele middelen om zijn verantwoordelijkheden op dat vlak te kunnen vervullen.

(26)

Tijdens de operationele fase van een GOT verlenen Eurojust en Europol waardevolle operationele steun aan GOT-leden door een brede waaier aan ondersteunende instrumenten (waaronder mobiele kantoren) cross-match- en analytische analyses, coördinatie- en operationele centra, de coördinatie van vervolging, expertise en financiering ter beschikking te stellen.

(27)

Met het oog op een duidelijke verdeling van rechten en taken moeten regels worden vastgesteld betreffende de verantwoordelijkheden van de lidstaten, Eurojust, Europol, het bij Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (12) ingestelde Europees Openbaar Ministerie (“het EOM”), het bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (13) opgerichte Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, met inbegrip van de voorwaarden waaronder zij het samenwerkingsplatform voor GOT’s voor operationele doeleinden mogen gebruiken.

(28)

Deze verordening bevat nadere bepalingen over het mandaat, de samenstelling en de organisatorische aspecten van een programmabestuursraad die door de raad van bestuur van eu-LISA moet worden opgericht. Die programmabestuursraad moet waarborgen dat de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s naar behoren wordt beheerd. Ook moeten nadere bepalingen worden vastgesteld inzake het mandaat, de samenstelling en de organisatorische aspecten van een adviesgroep die eu-LISA moet oprichten om daarvan expertise te verkrijgen met betrekking tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met name in het kader van de voorbereiding van het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag van eu-LISA.

(29)

Bij deze verordening worden regels voor de toegang tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s en de nodige waarborgen vastgesteld. De beheerder of beheerders van de GOT-ruimte moet of moeten worden belast met het beheer van de toegangsrechten voor de individuele GOT-samenwerkingsruimten. Zij moeten verantwoordelijk zijn voor het beheer van de toegang, tijdens de operationele en postoperationele fasen van het GOT, voor de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, op basis van de desbetreffende GOT-overeenkomst. Beheerders van GOT-ruimten moeten hun technische en administratieve taken, met uitzondering van de verificatie van de door derde landen of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties geüploade gegevens, kunnen delegeren aan het secretariaat van het GOT-netwerk.

(30)

Gezien de gevoeligheid van de operationele gegevens die worden uitgewisseld tussen de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, moet het samenwerkingsplatform voor GOT’s een hoog niveau van beveiliging waarborgen. eu-LISA moet alle nodige technische en organisatorische maatregelen nemen om de beveiliging van de gegevensuitwisseling te waarborgen door gebruik te maken van krachtige end-to-end encryptiealgoritmen om gegevens in doorvoer of in rust te versleutelen.

(31)

Bij deze verordening worden regels vastgesteld betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten, eu-LISA, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, voor materiële of immateriële schade ten gevolge van een handeling die onverenigbaar is met deze verordening. Wat derde landen en internationale justitiële instanties betreft, moeten in de desbetreffende GOT-overeenkomsten aansprakelijkheidsclausules met betrekking tot materiële of immateriële schade worden opgenomen.

(32)

Deze verordening bevat specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming die betrekking hebben op zowel operationele gegevens als niet-operationele gegevens. Die bepalingen inzake gegevensbescherming zijn nodig om de bestaande gegevensbeschermingsregelingen aan te vullen en te voorzien in een passend algemeen niveau van gegevensbescherming, gegevensbeveiliging en bescherming van de grondrechten van de betrokken personen.

(33)

De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening moet in overeenstemming zijn met het rechtskader van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens. Richtlijn (EU) 2016/680 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde nationale autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen voor de openbare veiligheid. Wat de verwerking van gegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie betreft, moet Verordening (EU) 2018/1725 in het kader van deze verordening van toepassing zijn. Daartoe moet voor passende waarborgen voor gegevensbescherming worden gezorgd.

(34)

Elke bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat en, waar passend, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF of enig ander bevoegd orgaan of enige andere bevoegde instantie van de Unie moet individueel verantwoordelijk zijn voor de verwerking van operationele persoonsgegevens bij het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. Gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s moeten worden beschouwd als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van niet-operationele persoonsgegevens in de zin van Verordening (EU) 2018/1725.

(35)

Overeenkomstig de desbetreffende GOT-overeenkomst moet het voor beheerders van GOT-ruimten mogelijk zijn om vertegenwoordigers van bevoegde autoriteiten van derde landen die partij zijn bij een GOT-overeenkomst, of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties die deelnemen aan een GOT, toegang te verlenen tot een GOT-samenwerkingsruimte. In het kader van een GOT-overeenkomst moeten bij elke doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of aan internationale justitiële instanties, waarbij deze instanties voor dat doel als internationale organisaties worden beschouwd, de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680 worden nageleefd. De uitwisseling van operationele gegevens met derde landen of met vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties moet beperkt blijven tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de desbetreffende GOT-overeenkomst te verwezenlijken.

(36)

Wanneer er voor een GOT een samenwerkingsruimte wordt gecreëerd waarbij ook derde landen of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties betrokken zijn en indien dat GOT over meerdere beheerders voor die ruimte beschikt, moet voorafgaand aan de oprichting een van die beheerders in de desbetreffende GOT-overeenkomst worden aangewezen als verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens die door derde landen of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties worden geüpload.

(37)

eu-LISA moet ervoor zorgen dat elk geval waarin toegang wordt verkregen tot het gecentraliseerde informatiesysteem en alle gegevensverwerkingsverrichtingen in het gecentraliseerde informatiesysteem worden geregistreerd teneinde de integriteit en beveiliging van de gegevens en de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren en interne controle uit te oefenen. eu-LISA mag geen toegang hebben tot de operationele en niet-operationele gegevens die in de GOT-samenwerkingsruimten zijn opgeslagen.

(38)

Deze verordening legt aan eu-LISA rapportageverplichtingen op met betrekking tot de ontwikkeling en werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s in het licht van de doelstellingen inzake planning, technische resultaten, kosteneffectiviteit, beveiliging en kwaliteit van de dienstverlening. Voorts moet de Commissie uiterlijk twee jaar na de ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en vervolgens om de vier jaar een algemene evaluatie uitvoeren van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, waarbij zowel rekening dient te worden gehouden met de doelstellingen van deze verordening als met de verzamelde resultaten van de evaluaties van de afzonderlijke GOT’s.

(39)

Terwijl de kosten van het instellen en het onderhoud van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en de ondersteunende rol van Eurojust na de ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s door de begroting van de Unie moeten worden gedragen, moeten de lidstaten, evenals Eurojust, Europol, het EOM, OLAF en enig ander bevoegd orgaan of enige andere bevoegde instantie van de Unie, elk hun eigen kosten dragen die voortvloeien uit hun gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(40)

Om eenvormige voorwaarden te kunnen vaststellen voor de technische ontwikkeling en uitvoering van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(41)

De Commissie moet zo spoedig mogelijk na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de relevante uitvoeringshandelingen vaststellen die nodig zijn om het samenwerkingsplatform voor GOT’s technisch te ontwikkelen.

(42)

Wanneer de relevante uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld die nodig zijn voor de technische ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, en eu-LISA, met betrokkenheid van de lidstaten, een uitgebreide test van het samenwerkingsplatform voor GOT’s heeft uitgevoerd, moet de Commissie de datum bepalen waarop het samenwerkingsplatform voor GOT’s in gebruik wordt genomen.

(43)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het mogelijk maken van doeltreffende en efficiënte samenwerking, communicatie en uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal tussen GOT-leden, vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties, Eurojust, Europol, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar — door gemeenschappelijke regels vast te stellen — beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(44)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.

(45)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, heeft Ierland bij brief van 7 april 2022 te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.

(46)

Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 werd de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 25 januari 2022 heeft hij formele opmerkingen verstrekt,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening:

a)

wordt een IT-platform opgericht (het “samenwerkingsplatform voor GOT’s”), dat op vrijwillige basis kan worden gebruikt, om de samenwerking te vergemakkelijken tussen de bevoegde autoriteiten die deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams (“GOT’s”), die zijn ingesteld op basis van artikel 13 van de Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie of op basis van Kaderbesluit 2002/465/JBZ;

b)

worden regels vastgesteld voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en het agentschap dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van het samenwerkingsplatform voor GOT’s;

c)

worden voorwaarden vastgesteld waaronder de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s toegang kan worden verleend tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s;

d)

worden specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming vastgesteld die nodig zijn om de bestaande gegevensbeschermingsregelingen aan te vullen en te voorzien in een passend algemeen niveau van gegevensbescherming, gegevensbeveiliging en bescherming van de grondrechten van de betrokken personen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op de verwerking van informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, in het kader van een GOT. Daarbij gaat het om de uitwisseling en opslag van zowel operationele als niet-operationele gegevens.

2.   Deze verordening is van toepassing op de operationele en postoperationele fase van een GOT, van de ondertekening van de desbetreffende GOT-overeenkomst tot de verwijdering van alle operationele en niet-operationele gegevens van dat GOT uit het gecentraliseerde informatiesysteem.

3.   Deze verordening omvat geen wijzigingen van de bestaande wettelijke bepalingen inzake de oprichting, uitvoering of evaluatie van GOT’s en heeft daar ook anderszins geen gevolgen voor.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“gecentraliseerd informatiesysteem”: een centraal IT-systeem waarin gegevens over GOT’s worden opgeslagen en verwerkt;

2)

“communicatiesoftware”: software die de uitwisseling van bestanden en berichten in tekst-, audio-, beeld- of videoformaten tussen gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s vergemakkelijkt;

3)

“bevoegde autoriteiten”: de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn om deel uit te maken van een GOT dat werd ingesteld overeenkomstig artikel 13 van de Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, en overeenkomstig artikel 1 van Kaderbesluit 2002/465/JBZ, het EOM wanneer het handelt op grond van zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 22, 23 en 25 van Verordening (EU) 2017/1939, alsook de bevoegde autoriteiten van een derde land wanneer zij uit hoofde van een aanvullende rechtsgrondslag partij zijn bij een GOT-overeenkomst;

4)

“GOT-leden”: de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten;

5)

“gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s”: GOT-leden, Eurojust, Europol, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, of vertegenwoordigers van een internationale justitiële instantie die aan een GOT deelneemt;

6)

“internationale justitiële instantie”: een internationaal orgaan, internationale rechtbank, internationaal tribunaal of internationaal mechanisme dat of die is ingesteld voor het onderzoeken en vervolgen van ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel aangaan, te weten genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten die de internationale vrede en veiligheid aantasten;

7)

“GOT-samenwerkingsruimte”: een afzonderlijke geïsoleerde ruimte voor elk GOT dat op het samenwerkingsplatform voor GOT’s wordt gehost;

8)

“beheerder van de GOT-ruimte”: een in een GOT-overeenkomst aangewezen GOT-lid van een lidstaat of van het EOM dat verantwoordelijk is voor een GOT-samenwerkingsruimte;

9)

“operationele gegevens”: informatie die en bewijsmateriaal dat door het samenwerkingsplatform voor GOT’s tijdens de operationele fase van een GOT wordt verwerkt ter ondersteuning van grensoverschrijdende onderzoeken en van vervolgingen;

10)

“niet-operationele gegevens”: administratieve gegevens die door het samenwerkingsplatform voor GOT’s worden verwerkt, met name om het beheer van een GOT en de samenwerking tussen gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s te vergemakkelijken.

Artikel 4

Technische architectuur van het samenwerkingsplatform voor GOT’s

Het samenwerkingsplatform voor GOT’s bestaat uit:

a)

een gecentraliseerd informatiesysteem dat de tijdelijke centrale opslag van gegevens mogelijk maakt;

b)

communicatiesoftware die de beveiligde lokale opslag van communicatiegegevens op de apparaten van gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s mogelijk maakt;

c)

een verbinding tussen het gecentraliseerde informatiesysteem en IT-instrumenten waarmee de werking van de GOT’s wordt ondersteund en die worden beheerd door het secretariaat van het GOT-netwerk.

Het gecentraliseerde informatiesysteem wordt door eu-LISA op zijn technische locaties gehost.

Artikel 5

Doel van het samenwerkingsplatform voor GOT’s

Het doel van het samenwerkingsplatform voor GOT’s bestaat in de vereenvoudiging van:

a)

de coördinatie en het beheer van een GOT, door middel van een reeks functies die de administratieve en financiële processen binnen het GOT ondersteunen;

b)

de snelle en beveiligde uitwisseling en tijdelijke opslag van operationele gegevens, met inbegrip van grote bestanden, via een upload- en downloadfunctie;

c)

beveiligde communicatie via een functie die instant messaging, chats en audio- en videoconferenties omvat;

d)

de traceerbaarheid van de uitwisseling van bewijsmateriaal door middel van een geavanceerd mechanisme voor logbestanden en tracking waarmee al het via het samenwerkingsplatform voor GOT’s uitgewisselde bewijsmateriaal, met inbegrip van de toegang ertoe en de verwerking ervan, kan worden gevolgd;

e)

de evaluatie van een GOT door middel van een specifiek gezamenlijk evaluatieproces.

HOOFDSTUK II

ONTWIKKELING EN OPERATIONEEL BEHEER

Artikel 6

Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

De Commissie stelt zo spoedig mogelijk na 7 juni 2023, de uitvoeringshandelingen vast die nodig zijn om het samenwerkingsplatform voor GOT’s technisch te ontwikkelen, en met name uitvoeringshandelingen inzake:

a)

de lijst van functies die nodig zijn voor de coördinatie en het beheer van een GOT, met inbegrip van machinevertaling van niet-operationele gegevens;

b)

de lijst van functies die nodig zijn voor beveiligde communicatie;

c)

bedrijfsspecificaties van de in artikel 4, eerste alinea, punt c), bedoelde verbinding;

d)

beveiliging als bedoeld in artikel 19;

e)

technische logbestanden als bedoeld in artikel 25;

f)

statistieken en informatie als bedoeld in artikel 26;

g)

vereisten inzake de prestatie en beschikbaarheid van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

De in de eerste alinea van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Verantwoordelijkheden van eu-LISA

1.   eu-LISA stelt het ontwerp vast van de fysieke architectuur van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met inbegrip van de technische specificaties en de ontwikkeling daarvan, op basis van de in artikel 6 bedoelde uitvoeringshandelingen. Dat ontwerp wordt goedgekeurd door de raad van bestuur, na een gunstig advies van de Commissie.

2.   eu-LISA is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s overeenkomstig het beginsel van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. Een dergelijke ontwikkeling omvat de uitwerking en tenuitvoerlegging van de technische specificaties, het testen en de algehele projectcoördinatie.

3.   eu-LISA stelt de communicatiesoftware ter beschikking van de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

4.   eu-LISA ontwikkelt en implementeert het samenwerkingsplatform voor GOT’s zo spoedig mogelijk na 7 juni 2023 en na de vaststelling van de in artikel 6 bedoelde uitvoeringshandelingen.

5.   eu-LISA zorgt ervoor dat het samenwerkingsplatform voor GOT’s wordt geëxploiteerd overeenkomstig deze verordening en de in artikel 6 van deze verordening bedoelde uitvoeringshandelingen, alsook overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

6.   eu-LISA is verantwoordelijk voor het operationele beheer van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. Het operationele beheer van het samenwerkingsplatform voor GOT’s omvat alle taken die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het samenwerkingsplatform voor GOT’s operationeel blijft overeenkomstig deze verordening, en met name de onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het samenwerkingsplatform voor GOT’s op een bevredigend niveau functioneert, overeenkomstig de technische specificaties.

7.   eu-LISA zorgt voor opleiding in het technische gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s voor het secretariaat van het GOT-netwerk, met inbegrip van het verstrekken van opleidingsmateriaal.

8.   eu-LISA richt binnen een redelijke termijn een ondersteuningsdienst op voor het indammen van gemelde technische incidenten.

9.   eu-LISA voert voortdurend verbeteringen door en voegt nieuwe functies toe aan het samenwerkingsplatform voor GOT’s, op basis van de input die het ontvangt van de in artikel 12 bedoelde adviesgroep en op basis van het jaarverslag van het secretariaat van het GOT-netwerk als bedoeld in artikel 10, punt e).

10.   eu-LISA heeft geen toegang tot de operationele en niet-operationele gegevens die in de GOT-samenwerkingsruimten zijn opgeslagen.

11.   Onverminderd artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (15), past eu-LISA passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op al zijn personeelsleden die moeten werken met gegevens die in het gecentraliseerde informatiesysteem opgeslagen zijn. Die geheimhoudingsplicht blijft ook gelden nadat dergelijke personeelsleden hun functie of dienstverband beëindigd hebben of hun werkzaamheden stopgezet hebben.

Artikel 8

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   Elke lidstaat treft de technische regelingen die nodig zijn voor de toegang van zijn bevoegde autoriteiten tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s overeenkomstig deze verordening.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s toegang hebben tot de opleidingen van het secretariaat van het GOT-netwerk op grond van artikel 10, punt c), of tot gelijkwaardige opleidingen op nationaal niveau. De lidstaten zorgen er ook voor dat de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s volledig op de hoogte zijn van de gegevensbeschermingsvereisten uit hoofde van het Unierecht.

Artikel 9

Verantwoordelijkheden van bevoegde organen en instanties van de Unie

1.   Eurojust, Europol, het EOM, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie treffen de nodige technische regelingen om toegang te kunnen krijgen tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

2.   Eurojust is verantwoordelijk voor de technische aanpassing van zijn systemen die nodig is om de in artikel 4, eerste alinea, punt c), bedoelde verbinding tot stand te brengen.

Artikel 10

Verantwoordelijkheden van het secretariaat van het GOT-netwerk

Het secretariaat van het GOT-netwerk ondersteunt de werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s door:

a)

op verzoek van de beheerder of beheerders van de GOT-ruimte, administratieve, juridische en technische ondersteuning te verlenen in het kader van het instellen en het beheer van toegangsrechten van individuele GOT-samenwerkingsruimten, op grond van artikel 14, lid 3;

b)

dagelijkse begeleiding, functionele ondersteuning en bijstand aan beroepsbeoefenaars te bieden met betrekking tot het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en de functies ervan;

c)

opleidingen te ontwerpen en aan te bieden voor de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s om het gebruik ervan te vergemakkelijken;

d)

een samenwerkingscultuur binnen de Unie met betrekking tot grensoverschrijdende samenwerking in strafzaken te versterken, door middel van bewustmaking en bevordering van het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s onder beroepsbeoefenaars;

e)

eu-LISA na de ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s op de hoogte te houden van aanvullende functionele vereisten door een jaarverslag in te dienen over mogelijke verbeteringen en nieuwe functies voor het samenwerkingsplatform voor GOT’s op basis van feedback van gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s over het praktische gebruik ervan.

Artikel 11

Programmabestuursraad

1.   Voorafgaand aan de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s stelt de raad van bestuur van eu-LISA een programmabestuursraad in voor de duur van die fase.

2.   De programmabestuursraad bestaat uit tien leden:

a)

acht door de raad van bestuur van eu-LISA benoemde leden;

b)

de voorzitter van de in artikel 12 bedoelde adviesgroep;

c)

een door de Commissie benoemd lid.

3.   De raad van bestuur van eu-LISA zorgt ervoor dat de leden die hij voor de programmabestuursraad aanwijst, over de nodige ervaring en deskundigheid beschikken op het gebied van de ontwikkeling en het beheer van IT-systemen die justitiële instanties ondersteunen.

4.   eu-LISA neemt deel aan de werkzaamheden van de programmabestuursraad. De vertegenwoordigers van eu-LISA wonen daartoe de vergaderingen van de programmabestuursraad bij om verslag uit te brengen over het ontwerp en de ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en over alle andere daarmee verband houdende werkzaamheden en activiteiten.

5.   De programmabestuursraad komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen, en vaker indien nodig. Hij zorgt voor een passend beheer van de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. De programmabestuursraad brengt regelmatig, en zo mogelijk maandelijks, schriftelijk verslag uit aan de raad van bestuur van eu-LISA over de voortgang van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. De programmabestuursraad heeft geen beslissingsbevoegdheid of mandaat om de leden van de raad van bestuur van eu-LISA te vertegenwoordigen.

6.   De programmabestuursraad stelt, in overleg met de raad van bestuur van eu-LISA, zijn reglement van orde vast, dat met name nregels bevat inzake het voorzitterschap, de vergaderplaatsen, de voorbereiding van vergaderingen, de toelating van deskundigen tot vergaderingen en communicatieplannen die ervoor zorgen dat leden van de raad van bestuur van eu-LISA die geen lid zijn van de programmabestuursraad volledig op de hoogte worden gehouden.

7.   Het voorzitterschap van de programmabestuursraad wordt bekleed door een lidstaat.

8.   Het secretariaat van de programmabestuursraad wordt waargenomen door eu-LISA.

Artikel 12

Adviesgroep

1.   eu-LISA richt een adviesgroep op om daarvan expertise te verkrijgen met betrekking tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s, in het bijzonder bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag van eu-LISA, om mogelijke verbeteringen in kaart te brengen en om aan te geven welke nieuwe functies in het samenwerkingsplatform voor GOT’s moeten worden geïmplementeerd.

2.   De adviesgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de Commissie en het secretariaat van het GOT-netwerk. Zij wordt voorgezeten door eu-LISA. De adviesgroep:

a)

komt indien mogelijk ten minste eenmaal per maand bijeen totdat het samenwerkingsplatform voor GOT’s in gebruik wordt genomen, en komt daarna regelmatig bijeen;

b)

brengt tijdens de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s na elke bijeenkomst verslag uit aan de programmabestuursraad;

c)

voorziet tijdens de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s in de technische expertise ter ondersteuning van de taken van de programmabestuursraad.

HOOFDSTUK III

CREËREN VAN EN TOEGANG TOT DE GOT-SAMENWERKINGSRUIMTEN

Artikel 13

Creëren van de GOT-samenwerkingsruimten

1.   Wanneer in een GOT-overeenkomst wordt voorzien in het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s overeenkomstig deze verordening, wordt voor elk GOT binnen het samenwerkingsplatform voor GOT’s een GOT-samenwerkingsruimte gecreëerd.

2.   In de desbetreffende GOT-overeenkomst wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het EOM toegang krijgen tot de desbetreffende GOT-samenwerkingsruimte, en kan worden bepaald dat bevoegde organen en instanties van de Unie, bevoegde autoriteiten van derde landen die de overeenkomst hebben ondertekend en vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties toegang krijgen tot die GOT-samenwerkingsruimte. De regels voor die toegang worden in de desbetreffende GOT-overeenkomst vastgesteld.

3.   De desbetreffende GOT-samenwerkingsruimte wordt gecreëerd door de beheerder of beheerders van de GOT-ruimte, met de technische ondersteuning van eu-LISA.

4.   Indien GOT-leden bij de ondertekening van de GOT-overeenkomst besluiten geen gebruik te maken van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, maar in de loop van de desbetreffende GOT-activiteit overeenkomen het samenwerkingsplatform voor GOT’s toch te gaan gebruiken, wordt die GOT-overeenkomst, wanneer die niet in die mogelijkheid voorziet, gewijzigd en zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing. Indien de GOT-leden in de loop van de GOT-activiteiten overeenkomen niet langer gebruik te maken van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, wordt de desbetreffende GOT-overeenkomst, wanneer die nog niet in die mogelijkheid voorziet, gewijzigd.

Artikel 14

Aanwijzing en rol van de beheerder van de GOT-ruimte

1.   Indien in de GOT-overeenkomst wordt voorzien in het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, worden in die GOT-overeenkomst een of meer GOT-leden van de lidstaten of het GOT-lid van het EOM aangewezen als beheerder van de GOT-ruimte.

2.   De beheerder of beheerders van de GOT-ruimte beheert of beheren in overeenstemming met de desbetreffende GOT-overeenkomst de toegangsrechten van de gebruikers van het desbetreffende samenwerkingsplatform voor GOT’s.

3.   In een GOT-overeenkomst kan worden bepaald dat het secretariaat van het GOT-netwerk toegang heeft tot een GOT-samenwerkingsruimte met het oog op technische en administratieve ondersteuning, alsook met het oog op technische, juridische en administratieve ondersteuning voor het beheer van de toegangsrechten. In dergelijke situaties, zoals overeengekomen door de GOT-leden, verleent de beheerder of verlenen de beheerders van de GOT-ruimte het secretariaat van het GOT-netwerk toegang tot die GOT-samenwerkingsruimte.

Artikel 15

Toegang van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Europees Openbaar Ministerie tot de GOT-samenwerkingsruimten

Overeenkomstig de desbetreffende GOT-overeenkomst verleent de beheerder of verlenen de beheerders van de GOT-ruimte toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die in die GOT-overeenkomst zijn aangewezen en aan het EOM wanneer die in die GOT-overeenkomst is aangewezen.

Artikel 16

Toegang van de bevoegde organen en instanties van de Unie tot de GOT-samenwerkingsruimten

Overeenkomstig de desbetreffende GOT-overeenkomst verleent de beheerder of verlenen de beheerders van de GOT-ruimte, voor zover nodig, toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte aan:

a)

Eurojust, met het oog op de uitvoering van zijn taken als omschreven in Verordening (EU) 2018/1727;

b)

Europol, met het oog op de uitvoering van zijn taken als omschreven in Verordening (EU) 2016/794;

c)

OLAF, met het oog op de uitvoering van zijn taken als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16), en

d)

andere bevoegde organen en instanties van de Unie, met het oog op de uitvoering van de taken als omschreven in de desbetreffende rechtshandelingen waarbij zij zijn opgericht.

Artikel 17

Toegang van de bevoegde autoriteiten van derde landen tot de GOT-samenwerkingsruimten

1.   Overeenkomstig de desbetreffende GOT-overeenkomst en voor de in artikel 5 genoemde doeleinden verleent de beheerder of verlenen de beheerders van de GOT-ruimte de bevoegde autoriteiten van derde landen die de desbetreffende GOT-overeenkomst hebben ondertekend, toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte.

2.   Wanneer de GOT-leden van de lidstaten en het GOT-lid van het EOM, wanneer het aan het desbetreffende GOT deelneemt, operationele gegevens uploaden naar een GOT-samenwerkingsruimte om die voor downloaden ter beschikking te stellen van derde landen, verifieert dat GOT-lid van de lidstaten of van het EOM of de gegevens die het heeft geüpload, beperkt blijven tot wat nodig is voor de doeleinden van de desbetreffende GOT-overeenkomst en of ze voldoen aan de daarin vastgestelde voorwaarden.

3.   Wanneer een derde land operationele gegevens uploadt naar een GOT-samenwerkingsruimte, verifieert de beheerder of verifiëren de beheerders van de GOT-ruimte of die gegevens beperkt blijven tot wat nodig is voor de doeleinden van de desbetreffende GOT-overeenkomst en of ze voldoen aan de daarin vastgestelde voorwaarden, voordat zij door andere gebruikers van de GOT-samenwerkingsruimte kunnen worden gedownload.

4.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zorgen ervoor dat hun doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, alleen plaatsvindt indien aan de voorwaarden van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan.

5.   De organen en instanties van de Unie zorgen ervoor dat hun doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, alleen plaatsvindt indien aan de voorwaarden van hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 is voldaan, onverminderd de gegevensbeschermingsregels die op die organen en instanties van de Unie van toepassing zijn in de desbetreffende rechtshandelingen waarbij zij zijn opgericht, indien die regels specifieke voorwaarden voor gegevensdoorgiften opleggen.

6.   Het EOM zorgt ervoor dat, wanneer het handelt overeenkomstig zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 22, 23 en 25 van Verordening (EU) 2017/1939, zijn doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, alleen plaatsvindt indien aan de voorwaarden van de artikelen 80 tot en met 84 van die verordening is voldaan.

Artikel 18

Toegang van vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties die aan een GOT deelnemen tot de GOT-samenwerkingsruimten

1.   Indien dat voorzien is in de GOT-overeenkomst, verleent de beheerder of verlenen de beheerders van de GOT-ruimte, voor de in artikel 5 genoemde doeleinden, de vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties die aan het desbetreffende GOT deelnemen, toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte.

2.   De beheerder of beheerders van de GOT-ruimte verifieert en zorgt ervoor of verifiëren en zorgen ervoor dat de uitwisseling van operationele gegevens met de vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, beperkt blijft tot hetgeen vereist is voor de toepassing van de desbetreffende GOT-overeenkomst en dat die gegevens voldoen aan de daarin vastgestelde voorwaarden.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun doorgifte van persoonsgegevens aan vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, alleen plaatsvindt indien aan de voorwaarden van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan.

4.   De organen en instanties van de Unie zorgen ervoor dat hun doorgifte van persoonsgegevens aan vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties waaraan toegang tot een GOT-samenwerkingsruimte is verleend, alleen plaatsvindt indien aan de voorwaarden van hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 is voldaan, onverminderd de gegevensbeschermingsregels die op die organen en instanties van de Unie van toepassing zijn in de desbetreffende rechtshandelingen waarbij zij zijn opgericht, indien die regels specifieke voorwaarden voor gegevensdoorgiften opleggen.

HOOFDSTUK IV

BEVEILIGING EN AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 19

Beveiliging

1.   eu-LISA neemt de nodige technische en organisatorische maatregelen om te zorgen voor een hoog niveau van cyberbeveiliging van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en de informatiebeveiliging van gegevens binnen het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met name om de vertrouwelijkheid en integriteit te waarborgen van operationele en niet-operationele gegevens die in het gecentraliseerde informatiesysteem zijn opgeslagen.

2.   eu-LISA voorkomt ongeoorloofde toegang tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s en zorgt ervoor dat personen die toegang mogen hebben tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s alleen toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel stelt eu-LISA een beveiligingsplan en een bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplan vast om ervoor te zorgen dat het gecentraliseerde informatiesysteem in geval van onderbreking kan worden hersteld. eu-LISA voorziet in een werkregeling met het computercrisisresponsteam voor de instellingen, organen en instanties van de Unie dat is opgericht bij de overeenkomst tussen het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Europese Rekenkamer, de Europese Dienst voor extern optreden, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Europees Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank betreffende de organisatie en het functioneren van een computercrisisteam voor de instellingen, organen en instanties van de Unie (CERT-EU) (17). Bij het vaststellen van dat beveiligingsplan houdt eu-LISA rekening met de mogelijke aanbevelingen van de beveiligingsdeskundigen die aanwezig zijn in de in artikel 12 van deze verordening bedoelde adviesgroep.

4.   eu-LISA controleert de doeltreffendheid van alle in dit artikel beschreven maatregelen en neemt de nodige organisatorische maatregelen met betrekking tot de interne controle en het toezicht om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

Artikel 20

Aansprakelijkheid

1.   Wanneer een lidstaat, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF of enig ander bevoegd orgaan of enige andere bevoegde instantie van de Unie schade toebrengt aan het samenwerkingsplatform voor GOT’s doordat zij hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet zijn nagekomen, is die lidstaat, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF of dat ander bevoegd orgaan of die andere bevoegde instantie van de Unie aansprakelijk voor dergelijke schade, tenzij en voor zover eu-LISA geen redelijke maatregelen neemt om het ontstaan van de schade te voorkomen of de gevolgen ervan tot een minimum te beperken.

2.   Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de lid 1 bedoelde schade is het recht van die lidstaat van toepassing. Op vorderingen tegen Eurojust, Europol, het EOM, OLAF of enig ander bevoegd orgaan of enige andere bevoegde instantie van de Unie tot vergoeding van dergelijke schade zijn de desbetreffende rechtshandelingen waarbij zij zijn opgericht van toepassing.

HOOFDSTUK V

GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 21

Bewaringstermijn voor de opslag van operationele gegevens

1.   De operationele gegevens van elke GOT-samenwerkingsruimte worden in het gecentraliseerde informatiesysteem opgeslagen zo lang dat nodig is opdat alle betrokken gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s het proces van downloaden van die gegevens hebben kunnen afronden. De bewaringstermijn is maximaal vier weken vanaf de datum waarop die gegevens naar het samenwerkingsplatform voor GOT’s zijn geüpload.

2.   Zodra alle beoogde gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s het downloadproces hebben afgerond, of uiterlijk bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde bewaringstermijn, worden de gegevens automatisch en permanent uit het gecentraliseerde informatiesysteem gewist.

Artikel 22

Bewaringstermijn voor de opslag van niet-operationele gegevens

1.   Wanneer een evaluatie van een GOT is gepland, worden niet-operationele gegevens met betrekking tot elke GOT-samenwerkingsruimte in het gecentraliseerde informatiesysteem opgeslagen totdat de evaluatie van het desbetreffende GOT is voltooid. De bewaringstermijn is maximaal vijf jaar vanaf de datum waarop die gegevens in het samenwerkingsplatform voor GOT’s zijn ingevoerd.

2.   Indien wordt besloten geen evaluatie uit te voeren bij de afsluiting van een GOT of uiterlijk bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde bewaringstermijn, worden de gegevens automatisch uit het gecentraliseerde informatiesysteem gewist.

Artikel 23

Verwerkingsverantwoordelijke en verwerker

1.   Elke bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat en, waar passend, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF of enig ander bevoegd orgaan of enige andere bevoegde instantie van de Unie, wordt overeenkomstig de toepasselijke regels voor gegevensbescherming van de Unie als verwerkingsverantwoordelijke beschouwd met betrekking tot de verwerking van de operationele persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening.

2.   Wat betreft gegevens die door de bevoegde autoriteiten van derde landen of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties naar het samenwerkingsplatform voor GOT’s worden geüpload, wordt een van de beheerders van de GOT-ruimte in de desbetreffende GOT-overeenkomst aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot de persoonsgegevens die via het samenwerkingsplatform voor GOT’s worden uitgewisseld en daarin worden opgeslagen.

Er worden geen gegevens van derde landen of internationale justitiële instanties geüpload voordat de verwerkingsverantwoordelijke is aangewezen.

3.   eu-LISA wordt beschouwd als een verwerker overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 wat betreft de via het samenwerkingsplatform voor GOT’s uitgewisselde en daarop opgeslagen persoonsgegevens.

4.   De gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s zijn gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, in de zin van artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725, voor de verwerking van niet-operationele persoonsgegevens op het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

Artikel 24

Doel van de verwerking van persoonsgegevens

1.   De in het samenwerkingsplatform voor GOT’s ingevoerde gegevens worden uitsluitend verwerkt met het oog op:

a)

de uitwisseling van operationele gegevens tussen de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s ten behoeve waarvan het desbetreffende GOT werd ingesteld;

b)

de uitwisseling van niet-operationele gegevens tussen de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s met het oog op het beheer van het desbetreffende GOT.

2.   De toegang tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s is beperkt tot naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van derde landen, van Eurojust, van Europol, van het EOM, van OLAF en van andere bevoegde organen of instanties van de Unie, of vertegenwoordigers van internationale justitiële instanties, voor zover dat nodig is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig de in lid 1 genoemde doeleinden, en voor zover dat strikt noodzakelijk is voor en in verhouding staat tot de nagestreefde doelen.

Artikel 25

Technische logbestanden

1.   eu-LISA zorgt ervoor dat er een technisch logbestand wordt bijgehouden van elke toegang tot het gecentraliseerde informatiesysteem en van alle gegevensverwerkingsverrichtingen in dat systeem, overeenkomstig lid 2.

2.   In het technisch logbestand wordt het volgende vermeld:

a)

de datum, de tijdzone en het exacte tijdstip van de toegang tot het gecentraliseerde informatiesysteem;

b)

het identificatiemerk van iedere individuele gebruiker van het samenwerkingsplatform voor GOT’s die toegang heeft gehad tot het gecentraliseerde informatiesysteem;

c)

de datum, de tijdzone en het tijdstip van toegang van elke door iedere individuele gebruiker van het samenwerkingsplatform voor GOT’s uitgevoerde verrichting;

d)

de door iedere individuele gebruiker van het samenwerkingsplatform voor GOT’s uitgevoerde verrichting.

De technische logbestanden worden met passende technische maatregelen beschermd tegen wijziging en ongeoorloofde toegang. De technische logbestanden worden bewaard gedurende drie jaar of zoveel langer als nodig is voor de beëindiging van de lopende monitoringprocedures.

3.   Op verzoek stelt eu-LISA de technische logbestanden zonder onnodige vertraging ter beschikking van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die deelnamen aan een specifiek GOT.

4.   Binnen de grenzen van hun bevoegdheden en met het oog op de vervulling van hun taken hebben de nationale toezichthoudende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking op verzoek toegang tot de technische logbestanden.

5.   Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en met het oog op vervulling van zijn toezichttaken overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 heeft de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming op verzoek toegang tot de technische logbestanden.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Monitoring en evaluatie

1.   eu-LISA stelt procedures vast om de ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s te monitoren met betrekking tot de doelstellingen op het gebied van planning en kosten, en om de werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s te monitoren met betrekking tot de doelstellingen op het gebied van technische resultaten, kosteneffectiviteit, bruikbaarheid, beveiliging en kwaliteit van de dienstverlening.

2.   De in lid 1 bedoelde procedures voorzien in de mogelijkheid om regelmatig technische statistieken op te stellen voor monitoringdoeleinden en dragen bij tot de algehele evaluatie van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

3.   Indien de kans bestaat op aanzienlijke vertragingen in het ontwikkelingsproces, stelt eu-LISA het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk op de hoogte van de redenen van die vertraging, de gevolgen voor de tijdschema’s, de financiële consequenties en de stappen die het wil ondernemen om de situatie te verhelpen.

4.   Wanneer de ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s is afgerond, dient eu-LISA bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt uiteengezet hoe de doelstellingen, met name die welke betrekking hebben op de planning en kosten, zijn bereikt en eventuele afwijkingen worden gemotiveerd.

5.   In geval van een technische upgrade van het samenwerkingsplatform voor GOT’s die aanzienlijke kosten met zich mee zou kunnen brengen, stelt eu-LISA het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis alvorens tot de upgrade over te gaan.

6.   Uiterlijk twee jaar na de ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s:

a)

dient eu-LISA bij de Commissie een verslag in over de technische werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met inbegrip van de niet-gevoelige beveiligingsaspecten ervan en maakt het dat verslag openbaar;

b)

voert de Commissie op basis van het in punt a) bedoelde verslag een algemene evaluatie uit van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en legt ze een algemene-evaluatieverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Elk jaar na de indiening van het in punt a) van de eerste alinea bedoelde verslag dient eu-LISA bij de Commissie een verslag in over de technische werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met inbegrip van de niet-gevoelige beveiligingsaspecten ervan en maakt het dat verslag openbaar.

Elke vier jaar na de voorlegging van het in punt b) van de eerste alinea bedoelde algemene-evaluatieverslag en op basis van de door eu-LISA overeenkomstig de tweede alinea ingediende verslagen, voert de Commissie een algemene evaluatie uit van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en legt ze een algemene-evaluatieverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad.

7.   Binnen 18 maanden na de datum van ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s dient de Commissie, na raadpleging van Europol en de in artikel 12 bedoelde adviesgroep, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de noodzaak, haalbaarheid, geschiktheid en kosteneffectiviteit van een mogelijke koppeling tussen het samenwerkingsplatform voor GOT’s en Siena wordt beoordeeld. Dat verslag bevat ook voorwaarden, technische specificaties en procedures om een beveiligde en efficiënte verbinding te waarborgen. Waar passend, gaat dat verslag vergezeld van de nodige wetgevingsvoorstellen, die een bevoegdheidsverlening aan de Commissie kunnen bevatten om de technische specificaties van een dergelijke koppeling vast te stellen.

8.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, Eurojust, Europol, het EOM, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie verstrekken eu-LISA en de Commissie de informatie die nodig is om het in lid 4 van dit artikel bedoelde verslag en het in lid 6 van dit artikel bedoelde algemene-evaluatieverslag van de Commissie op te stellen. Zij verstrekken het secretariaat van het GOT-netwerk ook de informatie die nodig is om het in artikel 10, punt e), bedoelde jaarverslag op te stellen. De in de eerste en in de tweede zin van dit lid bedoelde informatie mag de werkmethoden niet in gevaar brengen noch informatie bevatten waardoor bronnen, namen van personeelsleden of onderzoeken worden onthuld.

9.   eu-LISA verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 6 bedoelde algemene evaluatie te kunnen uitvoeren.

Artikel 27

Kosten

De kosten in verband met de oprichting en werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s komen ten laste van de algemene begroting van de Unie.

Artikel 28

Ingebruikneming

1.   De Commissie stelt de datum van ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s vast, nadat zij zich ervan heeft vergewist dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 6, punten a) tot en met g), bedoelde uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld;

b)

eu-LISA heeft, met betrokkenheid van de lidstaten, het samenwerkingsplatform voor GOT’s met succes uitgebreid getest aan de hand van anonieme testgegevens.

Die datum mag in geen geval later zijn dan 7 december 2025.

2.   Wanneer de Commissie de datum van ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s overeenkomstig lid 1 heeft vastgesteld, deelt zij die datum mee aan de lidstaten, Eurojust, Europol, het EOM en OLAF. De Commissie brengt ook het Europees Parlement op de hoogte.

3.   Het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie tot vaststelling van de datum van ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s nemen het samenwerkingsplatform voor GOT’s in gebruik met ingang van de door de Commissie overeenkomstig lid 1 vastgestelde datum van ingebruikneming.

Artikel 29

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 30

Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1726

Verordening (EU) 2018/1726 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende lid ingevoegd:

“4 ter.   Het Agentschap is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het operationele beheer, met inbegrip van technische ontwikkelingen, van het samenwerkingsplatform voor gemeenschappelijke onderzoeksteams (“het samenwerkingsplatform voor GOT’s”).”

.

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 8 quater

Taken in verband met het samenwerkingsplatform voor GOT’s

Het Agentschap verricht met betrekking tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s:

a)

de taken die bij Verordening (EU) 2023/969 van het Europees Parlement en de Raad (*1) aan het Agentschap zijn opgedragen;

b)

taken in verband met opleiding in het technische gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s voor het secretariaat van het GOT-netwerk, met inbegrip van het verstrekken van opleidingsmateriaal.

(*1)  Verordening (EU) 2023/969 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een samenwerkingsplatform ter ondersteuning van de werking van gemeenschappelijke onderzoeksteams en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 132 van 17.5.2023, blz. 1).”."

3)

In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Het Agentschap volgt de ontwikkelingen op onderzoeksgebied die van belang zijn voor het operationeel beheer van SIS II, het VIS, Eurodac, het EES, het Etias, DubliNet, Ecris-TCN, het e-Codex-systeem, het samenwerkingsplatform voor GOT’s en andere grootschalige IT-systemen als bedoeld in artikel 1, lid 5.”

.

4)

Aan artikel 19, lid 1, punt f septies), wordt het volgende punt toegevoegd:

“viii)

het samenwerkingsplatform voor GOT’s op grond van artikel 26, lid 6, van Verordening (EU) 2023/969;”.

5)

In artikel 27, lid 1, wordt het volgende punt ingevoegd:

“d quinquies)

de adviesgroep voor het samenwerkingsplatform voor GOT’s;”.

Artikel 31

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 10 mei 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 30 maart 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 april 2023.

(2)  PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.

(3)  Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1).

(4)  ETS nr. 182.

(5)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 34.

(6)  Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).

(7)  Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727, wat betreft het bij Eurojust bewaren, analyseren en opslaan van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten (PB L 148 van 31.5.2022, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(9)  Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).

(10)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(11)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(12)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(13)  Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20).

(14)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(15)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(16)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(17)  PB C 12 van 13.1.2018, blz. 1.


RICHTLIJNEN

17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/21


RICHTLIJN (EU) 2023/970 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 mei 2023

ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 11 van het VN-Verdrag van 18 december 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, dat alle lidstaten hebben geratificeerd, bepaalt dat de staten die partij zijn alle passende maatregelen moeten nemen om onder meer te voorzien in het recht op gelijke beloning, met inbegrip van uitkeringen, en op gelijke behandeling met betrekking tot gelijkwaardige arbeid, alsmede op gelijke behandeling bij de beoordeling van de kwaliteit van de arbeid.

(2)

In artikel 2 en artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen neergelegd als een van de essentiële waarden van de Unie.

(3)

Uit hoofde van de artikelen 8 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dient de Unie er in al haar beleidskeuzen en bij elk optreden naar te streven de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen op te heffen, de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen, en discriminatie op grond van geslacht te bestrijden.

(4)

Krachtens artikel 157, lid 1, VWEU moet elke lidstaat ervoor zorgen dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast. Artikel 157, lid 3, VWEU voorziet in de vaststelling door de Unie van maatregelen om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (het “beginsel van gelijke beloning”).

(5)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof van Justitie”) heeft geoordeeld dat de reikwijdte van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen niet kan worden beperkt tot discriminatie die verband houdt met het behoren tot het ene dan wel het andere geslacht (3). Gelet op zijn doelstelling en op de aard van de rechten die het beoogt te beschermen, geldt het beginsel ook voor discriminatie op grond van genderverandering.

(6)

Het is in sommige lidstaten momenteel mogelijk om zich wettelijk te laten registreren met een derde, vaak neutrale genderaanduiding. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de relevante nationale voorschriften die uitvoering geven aan een dergelijke erkenning op het gebied van arbeid en beloning.

(7)

Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) verbiedt elke discriminatie op grond van onder meer geslacht. In artikel 23 van het Handvest wordt bepaald dat de gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning.

(8)

In artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt onder meer bepaald dat eenieder, zonder enige achterstelling, recht heeft op gelijke beloning voor gelijke arbeid, vrije keuze van beroep, rechtmatige en gunstige arbeidsomstandigheden en een rechtvaardige beloning welke hem een menswaardig bestaan verzekert.

(9)

Zowel het beginsel van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen als het beginsel van gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid is opgenomen in de Europese pijler van sociale rechten, die gezamenlijk door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd.

(10)

In Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt bepaald dat wat betreft gelijke arbeid of arbeid waaraan gelijke waarde wordt gekend directe en indirecte discriminatie op grond van geslacht ten aanzien van alle elementen en voorwaarden van beloning moet worden afgeschaft. Met name wanneer voor de vaststelling van de beloning gebruik wordt gemaakt van een systeem voor functie-indeling, moet dit systeem berusten op identieke genderneutrale criteria die zodanig zijn opgesteld dat elke discriminatie op grond van geslacht is uitgesloten.

(11)

Volgens de evaluatie van 2020 van de relevante bepalingen van Richtlijn 2006/54/EG wordt de toepassing van het beginsel van gelijke beloning belemmerd door het gebrek aan transparantie in loonstelsels, het gebrek aan rechtszekerheid betreffende het begrip “gelijkwaardige arbeid” en procedurele belemmeringen voor slachtoffers van discriminatie. Werknemers beschikken niet over de informatie die zij nodig hebben om met succes een vordering tot gelijke beloning in te stellen, in het bijzonder informatie over de beloningsniveaus voor categorieën werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten. Volgens het verslag zullen door meer transparantie gendervooroordelen en discriminerende praktijken in de beloningsstructuren van een onderneming of een organisatie aan het licht kunnen komen. Werknemers, werkgevers en sociale partners zouden dan, aldus het verslag, op passende wijze actie kunnen ondernemen om de toepassing van het recht op gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (het “recht op gelijke beloning”) te waarborgen.

(12)

Na een grondige evaluatie van het bestaande kader inzake gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid en na een breed en inclusief raadplegingsproces heeft de Commissie in haar mededeling van 5 maart 2020, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” aangekondigd dat zij bindende maatregelen inzake beloningstransparantie zou voorstellen.

(13)

De economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie hebben een onevenredig negatief effect op vrouwen en gendergelijkheid gehad, en het banenverlies is vaak geconcentreerd in laagbetaalde, door vrouwen gedomineerde sectoren. De COVID-19-pandemie heeft de aandacht gevestigd op de voortdurende structurele onderwaardering van werk dat overwegend door vrouwen wordt gedaan en heeft de grote sociaal-economische waarde van het werk van vrouwen in eerstelijnsdiensten aangetoond, zoals gezondheidszorg, schoonmaak, kinderopvang, sociale zorg en residentiële zorg voor ouderen en andere afhankelijke volwassenen, wat in schril contrast staat met de geringe zichtbaarheid en erkenning ervan.

(14)

De gevolgen van de COVID-19 pandemie zullen daarom de genderongelijkheden en de genderloonkloof verder vergroten, tenzij bij het herstel gendergevoelig te werk wordt gegaan. Door die gevolgen is het daarom nog dringender geworden om de kwestie van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid aan te pakken. Het versterken van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning door middel van verdere maatregelen is van bijzonder belang om ervoor te zorgen dat de vooruitgang die is geboekt bij het aanpakken van de beloningsverschillen niet in het gedrang komt.

(15)

De genderloonkloof in de Unie blijft bestaan; deze bedroeg in 2020 13 %, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten, en is de afgelopen tien jaar slechts minimaal afgenomen. De genderloonkloof wordt veroorzaakt door verschillende factoren, zoals genderstereotypen, de instandhouding van het “glazen plafond” en de “plakkende vloer”, horizontale segregatie, met inbegrip van de oververtegenwoordiging van vrouwen in laagbetaalde dienstverleningsbanen, en een ongelijke verdeling van zorgtaken. Bovendien wordt de genderloonkloof deels veroorzaakt door directe en indirecte beloningsdiscriminatie op grond van gender. Al die elementen zijn structurele belemmeringen die complexe uitdagingen vormen bij het streven naar hoogwaardige banen en gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid, en hebben langetermijngevolgen, zoals een pensioenkloof en de feminisering van armoede.

(16)

Het algemene gebrek aan transparantie over beloningsniveaus binnen organisaties heeft tot gevolg dat beloningsdiscriminatie en vooroordelen op grond van gender onopgemerkt blijven of in vermeende gevallen moeilijk te bewijzen zijn. Er zijn daarom bindende maatregelen nodig om de beloningstransparantie te verbeteren, om organisaties te stimuleren hun beloningsstructuur te herzien teneinde gelijke beloning van vrouwen en mannen die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, te waarborgen, en om slachtoffers van discriminatie in staat te stellen hun recht op gelijke beloning uit te oefenen. Dergelijke bindende maatregelen moeten worden aangevuld met bepalingen om de bestaande rechtsbegrippen, zoals “beloning” en “gelijkwaardige arbeid”, te verduidelijken, en met maatregelen om de handhavingsmechanismen en de toegang tot de rechter te verbeteren.

(17)

De toepassing van het beginsel van gelijke beloning moet worden versterkt door directe en indirecte beloningsdiscriminatie uit te bannen. Dit belet werkgevers niet om werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, verschillend te betalen mits dit gebeurt op basis van criteria die objectief, genderneutraal en vrij van vooroordelen zijn, zoals prestaties en bekwaamheid.

(18)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle werknemers, met inbegrip van deeltijdwerkers, werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, personen die een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau hebben, alsook werknemers in leidinggevende functies die een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding hebben in de zin van de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten en/of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie (5). Op voorwaarde dat zij voldoen aan de relevante criteria, kunnen huishoudelijk personeel, oproepwerkers, gelegenheidswerkers, werknemers die werken op basis van een vouchersysteem, platformwerkers, werknemers in een beschermde werkomgeving, stagiairs en jongeren met een leercontract onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Of er sprake is van een arbeidsverhouding moet worden bepaald aan de hand van de feiten die verband houden met de daadwerkelijke uitvoering van het werk en niet aan de hand van de beschrijving van de arbeidsverhouding door de betrokken partijen.

(19)

Een belangrijk element om beloningsdiscriminatie uit te bannen is beloningstransparantie voorafgaand aan indiensttreding. Deze richtlijn moet derhalve ook van toepassing zijn op sollicitanten.

(20)

Om factoren die slachtoffers van beloningsdiscriminatie op grond van gender verhinderen hun recht op gelijke beloning uit te oefenen en om werkgevers te helpen de eerbiediging van dat recht te waarborgen, moeten de kernbegrippen die verband houden met gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid, zoals “beloning” en “gelijkwaardige arbeid”, worden verduidelijkt overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Dit moet de toepassing van die begrippen vergemakkelijken, met name voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

(21)

Het beginsel van gelijke beloning moet in acht worden genomen met betrekking tot loon, salaris en alle andere voordelen, in geld of in natura, die werknemers direct of indirect met betrekking tot hun dienstbetrekking van hun werkgever ontvangen. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie (6) moet het begrip beloning niet alleen betrekking hebben op het salaris, maar ook op aanvullende of variabele componenten van de beloning. Tot aanvullende of variabele componenten moeten worden gerekend alle voordelen in geld of in natura die de werknemer direct of indirect bovenop het gewone basis- of minimumloon of -salaris ontvangt. Dergelijke aanvullende of variabele componenten kunnen bestaan uit maar zijn niet beperkt tot bonussen, overwerkvergoeding, reisfaciliteiten, huisvestings- en voedingstoelage, opleidingsvergoeding, ontslagvergoeding, wettelijk ziekengeld, wettelijk voorgeschreven vergoedingen en bedrijfspensioenen. Het begrip beloning moet alle krachtens de wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten en/of praktijk in elke lidstaat verschuldigde beloningselementen omvatten.

(22)

Om een eenvormige presentatie van de krachtens deze richtlijn vereiste informatie te waarborgen, moeten de beloningsniveaus worden uitgedrukt in brutojaarloon en het overeenkomstige bruto-uurloon. Het moet mogelijk zijn de beloningsniveaus te berekenen op basis van de voor de werknemer vermelde concrete beloning, ongeacht of deze jaarlijks, maandelijks, per uur of anderszins is vastgesteld.

(23)

De lidstaten mogen niet worden verplicht nieuwe organen op te richten voor de toepassing van deze richtlijn. Zij moeten de daaruit voortvloeiende taken kunnen overdragen aan gevestigde organen, met inbegrip van de sociale partners, overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk, op voorwaarde dat de lidstaten de in deze richtlijn vastgelegde verplichtingen nakomen.

(24)

Om werknemers te beschermen en hun eventuele angst voor represailles bij de toepassing van het beginsel van gelijke beloning weg te nemen, moeten ze zich kunnen laten vertegenwoordigen. Het kan hierbij gaan om vakbonden of andere werknemersvertegenwoordigers. Bij afwezigheid van werknemersvertegenwoordigers, moeten werknemers zich kunnen laten vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger naar keuze. De lidstaten moeten rekening kunnen houden met hun nationale situatie en de verschillende rollen op het gebied van werknemersvertegenwoordiging.

(25)

Artikel 10 VWEU bepaalt dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden streeft naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Artikel 4 van Richtlijn 2006/54/EG bepaalt dat directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht met betrekking tot beloning verboden is. Beloningsdiscriminatie op grond van gender waarbij het geslacht van het slachtoffer een cruciale rol speelt, kan in de praktijk vele verschillende vormen aannemen. Er kunnen nog andere gronden voor discriminatie of ongelijkheid een rol spelen, wanneer de werknemer behoort tot een of meer groepen die bescherming genieten tegen discriminatie op grond van geslacht, enerzijds, en ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, als beschermd uit hoofde van Richtlijn 2000/43/EG van de Raad (7) of Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (8), anderzijds. Vrouwen met een handicap, vrouwen van ongeacht welk ras of etnische afkomst, waaronder Romavrouwen, en jonge of oudere vrouwen behoren tot groepen die te maken kunnen krijgen met intersectionele discriminatie. Deze richtlijn moet derhalve verduidelijken dat het in geval van beloningsdiscriminatie op grond van gender mogelijk moet zijn rekening te houden met een dergelijke combinatie, teneinde elke vorm van twijfel die in dit verband binnen het bestaande rechtskader bestaat, weg te nemen, en de nationale rechtbanken, organen voor gelijke behandeling en andere bevoegde instanties in staat te stellen elke vorm van benadeling als gevolg van intersectionele discriminatie naar behoren in aanmerking te nemen, met name voor materiële en procedurele doeleinden, onder meer om het bestaan van discriminatie te erkennen, de geschikte referentiepersoon te bepalen, de evenredigheid te beoordelen en, in voorkomend geval, het compensatie- of sanctieniveau vast te stellen.

Een intersectionele aanpak is belangrijk om de genderloonkloof te begrijpen en aan te pakken. Deze verduidelijking mag het toepassingsgebied van de verplichtingen van werkgevers op het gebied van maatregelen inzake beloningstransparantie uit hoofde van deze richtlijn niet wijzigen. Van werkgevers mag met name niet worden verlangd dat ze gegevens verzamelen over andere beschermde gronden dan geslacht.

(26)

Om het recht op gelijke beloning te eerbiedigen, moeten werkgevers beschikken over beloningsstructuren die waarborgen dat er tussen werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten geen op gender gebaseerde beloningsverschillen bestaan die niet worden gerechtvaardigd op basis van objectieve, genderneutrale criteria. Dergelijke beloningsstructuren moeten het mogelijk maken de waarde van verschillende banen binnen dezelfde organisatiestructuur te vergelijken en kunnen worden gebaseerd op bestaande richtsnoeren van de Unie met betrekking tot genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling, of op indicatoren of genderneutrale modellen. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie moet de waarde van arbeid worden beoordeeld en vergeleken op basis van objectieve criteria, waaronder onderwijs-, beroeps- en opleidingsvereisten, vaardigheden, inspanningen, verantwoordelijkheid en arbeidsomstandigheden, ongeacht verschillen in werkpatronen. Om de toepassing van het begrip gelijkwaardige arbeid te vergemakkelijken, met name voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, moeten de te hanteren objectieve criteria vier factoren omvatten: vaardigheden, inspanningen, verantwoordelijkheid en arbeidsomstandigheden. In de bestaande richtsnoeren van de Unie worden die factoren aangemerkt als fundamenteel en toereikend om de in een organisatie uitgevoerde taken te evalueren, ongeacht de economische sector waartoe de organisatie behoort.

Aangezien niet alle factoren even relevant zijn voor een specifieke functie, moet de werkgever elke van de vier factoren wegen op basis van de relevantie van die criteria voor de baan of functie in kwestie. Er kan ook rekening worden gehouden met aanvullende criteria, indien deze relevant zijn en kunnen worden gerechtvaardigd. In voorkomend geval moet de Commissie, in overleg met het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE), de bestaande richtsnoeren van de Unie kunnen actualiseren.

(27)

De nationale loonvormingssystemen verschillen en kunnen gebaseerd zijn op collectieve arbeidsovereenkomsten en/of door de werkgever vastgestelde elementen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verschillende nationale loonvormingssystemen.

(28)

Een geschikte referentiepersoon is een belangrijke parameter om te bepalen of arbeid als gelijkwaardig kan worden beschouwd. Met behulp van een referentiepersoon kunnen werknemers aantonen dat zij minder gunstig werden behandeld dan een referentiepersoon van een ander geslacht die gelijke of gelijkwaardige arbeid verricht. Voortbouwend op de ontwikkelingen die de definitie van directe en indirecte discriminatie in Richtlijn 2006/54/EG met zich mee heeft gebracht, moeten werknemers, bij gebrek aan een reële referentiepersoon, de mogelijkheid hebben gebruik te maken van een hypothetische referentiepersoon om aan te tonen dat zij niet op dezelfde wijze zijn behandeld als een hypothetische referentiepersoon van een ander geslacht zou zijn behandeld. Dit zou een belangrijke belemmering wegnemen voor mogelijke slachtoffers van beloningsdiscriminatie op grond van gender, met name op arbeidsmarkten met uitgesproken gendersegregatie, waar de verplichting om een referentiepersoon van het andere geslacht te vinden het bijna onmogelijk maakt om een vordering tot gelijke beloning in te dienen.

Bovendien mag werknemers niet worden belet gebruik te maken van ander feitelijk materiaal dat op vermeende discriminatie kan wijzen, zoals statistieken of andere beschikbare informatie. Dit zou het mogelijk maken om ongelijkheden inzake beloning op grond van gender doeltreffender aan te pakken in door gendersegregatie gekenmerkte sectoren en beroepen, vooral in door vrouwen gedomineerde sectoren zoals de zorgsector.

(29)

Het Hof heeft verduidelijkt dat de vergelijking om te beoordelen of werknemers zich in een vergelijkbare situatie bevinden, niet noodzakelijkerwijs beperkt is tot situaties waarin mannen en vrouwen voor dezelfde werkgever werken (9). Ook werknemers die niet voor dezelfde werkgever werken, kunnen zich in een vergelijkbare situatie bevinden, wanneer de vaststelling van de beloningsvoorwaarden is toe te schrijven aan één bron en die voorwaarden gelijk en vergelijkbaar zijn. Dit kan het geval zijn wanneer de relevante beloningsvoorwaarden zijn vastgelegd in wetten of overeenkomsten inzake beloning die van toepassing zijn op meerdere werkgevers, of wanneer die voorwaarden centraal zijn vastgelegd voor meer dan één organisatie of bedrijf binnen een holding of conglomeraat. Voorts heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat de vergelijking niet beperkt is tot werknemers die tegelijkertijd met de eiser in dienst zijn (10). Bovendien moet, bij de uitvoering van de eigenlijke beoordeling, worden erkend dat een verschil in beloning verklaarbaar kan zijn door factoren die geen verband houden met het geslacht.

(30)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er training en specifieke instrumenten en methoden beschikbaar worden gesteld om werkgevers te ondersteunen en te begeleiden bij de beoordeling van wat als gelijkwaardige arbeid wordt beschouwd. Dit moet de toepassing van dat begrip vergemakkelijken, met name voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Rekening houdend met het nationale recht, de nationale collectieve arbeidsovereenkomsten en/of de nationale praktijk, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen de ontwikkeling van specifieke instrumenten en methoden toe te vertrouwen aan de sociale partners of deze in samenwerking met of na raadpleging van de sociale partners te ontwikkelen.

(31)

Systemen voor functiewaardering en -indeling die niet op genderneutrale wijze worden gebruikt, kunnen, met name wanneer zij uitgaan van traditionele genderstereotypen, leiden tot beloningsdiscriminatie op grond van gender. Aldus gebruikt dragen ze bij tot de verdieping en de bestendiging van de loonkloof door banen die door mannen, respectievelijk vrouwen, worden gedomineerd, verschillend te waarderen in situaties waarin de verrichte arbeid gelijkwaardig is. Genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling daarentegen zijn wel doeltreffend om een transparant beloningssysteem in te voeren en directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht uit te sluiten. Deze systemen detecteren indirecte beloningsdiscriminatie die voortvloeit uit de onderwaardering van arbeid die doorgaans door vrouwen wordt verricht. Ze doen dit door banen die inhoudelijk anders zijn ingevuld, maar gelijkwaardig zijn, te meten en te vergelijken en ondersteunen op die manier het beginsel van gelijke beloning.

(32)

Het gebrek aan informatie over de beoogde beloningsschaal van een functie leidt tot een informatieasymmetrie die de onderhandelingspositie van sollicitanten beperkt. Transparantie moet potentiële werknemers in staat stellen met kennis van zaken een besluit te nemen over het verwachte salaris, zonder dat de onderhandelingspositie van de werkgever of de werknemer om buiten de opgegeven schaal te onderhandelen op enigerlei wijze wordt beperkt. Voorts zou transparantie ervoor zorgen dat de basis voor de beloningsvorming uitdrukkelijk is vastgelegd, geen vooroordelen op grond van gender bevat, en dat de onderwaardering van vaardigheden en ervaring in de beloning wordt verhinderd. Transparantie zou ook intersectionele discriminatie aanpakken, wanneer de beloningsvorming niet transparant is en discriminerende praktijken op verschillende discriminatiegronden mogelijk maakt. Sollicitanten moeten informatie ontvangen over de aanvangsbeloning of de bandbreedte daarvan op een wijze die geïnformeerde en transparante onderhandelingen over de beloning waarborgt, zoals in een gepubliceerde vacature, voorafgaand aan het sollicitatiegesprek, of anderszins vóór het aangaan van een arbeidsovereenkomst. De informatie moet worden verstrekt door de werkgever of op een andere manier, bijvoorbeeld door de sociale partners.

(33)

Om te verhinderen dat de genderloonkloof die in de loop der tijd gevolgen heeft voor individuele werknemers, blijft bestaan, moeten werkgevers ervoor zorgen dat vacatures en functiebenamingen genderneutraal zijn en dat aanwervingsprocedures op niet-discriminerende wijze worden gevoerd, teneinde het recht op gelijke beloning niet te ondermijnen. Werkgevers mag het niet worden toegestaan informatie in te winnen of proactief informatie proberen te verkrijgen over de huidige beloning of de eerdere beloningsgeschiedenis van een sollicitant.

(34)

Maatregelen inzake beloningstransparantie moeten het recht van werknemers op gelijke beloning beschermen en tegelijkertijd de eventuele kosten en administratieve lasten voor werkgevers in de mate van het mogelijke beperken, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. In voorkomend geval moeten de maatregelen worden afgestemd op de omvang van de werkgevers, rekening houdend met hun personeelsbestand. Het aantal werknemers dat als criterium moet gelden voor de vraag of een werkgever beloningsrapportage als bedoeld in deze richtlijn moet indienen, wordt vastgelegd volgens de bepalingen in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie inzake kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (11).

(35)

Werkgevers moeten werknemers de criteria ter beschikking stellen die worden gebruikt voor het bepalen van de beloningsniveaus en van de beloningsontwikkeling. Beloningsontwikkeling verwijst naar het proces van de overgang van een werknemer naar een hoger beloningsniveau. Criteria met betrekking tot beloningsontwikkeling kunnen onder andere betrekking hebben op individuele prestaties, de ontwikkeling van vaardigheden en anciënniteit. Bij de uitvoering van deze verplichting moeten de lidstaten er in het bijzonder op toezien dat zij buitensporige administratieve lasten voor micro- en kleine ondernemingen vermijden. De lidstaten moeten als mitigatiemaatregel ook kant-en-klare modellen ter beschikking kunnen stellen om micro- en kleine ondernemingen te helpen aan de verplichting te voldoen. De lidstaten moeten werkgevers die micro- en kleine ondernemingen zijn, kunnen vrijstellen van de verplichting met betrekking tot beloningsontwikkeling, bijvoorbeeld door ze toe te staan de criteria voor beloningsontwikkeling beschikbaar te stellen op verzoek van de werknemers.

(36)

Alle werknemers moeten het recht hebben om desgevraagd informatie te krijgen over hun individuele beloningsniveau en over het gemiddelde beloningsniveau, uitgesplitst naar geslacht, voor de categorie van werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten. Zij moeten ook de mogelijkheid hebben om de informatie te ontvangen via werknemersvertegenwoordigers of via een orgaan voor gelijke behandeling. Werkgevers moeten de werknemers jaarlijks over dat recht informeren, evenals over de stappen die moeten worden ondernomen om dat recht uit te oefenen. Werkgevers kunnen ook op eigen initiatief ervoor kiezen om dergelijke informatie te verstrekken zonder dat werknemers daarom hoeven te vragen.

(37)

Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat personen met een handicap de nodige toegang hebben tot de informatie die op grond van deze richtlijn wordt verstrekt aan sollicitanten en werknemers. Dergelijke informatie moet aan die personen worden verstrekt rekening houdend met hun specifieke handicap, in een formaat en in een passende vorm van bijstand en ondersteuning om hun toegang tot en begrip van de informatie te waarborgen. Dit kan inhouden dat informatie wordt verstrekt op een begrijpelijke manier die zij kunnen waarnemen, in lettertypen van voldoende grootte, met voldoende contrast of een ander formaat dat aangepast is aan het soort handicap. Indien relevant is Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (12) van toepassing.

(38)

Werkgevers met ten minste 100 werknemers moeten regelmatig rapporteren over de beloning, zoals bepaald in deze richtlijn. Die informatie moet op passende en transparante wijze door de toezichtsorganen van de lidstaten worden bekendgemaakt. Werkgevers kunnen die verslagen op hun website publiceren of op een andere manier openbaar maken, bijvoorbeeld door de informatie in hun bestuursverslag op te nemen, indien van toepassing in het bestuursverslag dat is opgesteld uit hoofde van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (13). Werkgevers die aan de vereisten van die richtlijn zijn onderworpen, kunnen ervoor kiezen om de informatie over beloning samen met andere personeelsaangelegenheden in hun bestuursverslag op te nemen. Om de beloningstransparantie van werknemers zo groot mogelijk te maken, kunnen de lidstaten de frequentie van de rapportage verhogen of regelmatige beloningsrapportage verplicht stellen voor werkgevers met minder dan 100 werknemers.

(39)

Beloningsrapportage moet de werkgevers in staat stellen hun structuren en beleid op het gebied van beloning te evalueren en er toezicht op te houden, zodat zij proactief het beginsel van gelijke beloning kunnen naleven. Rapportage en gezamenlijke beloningsevaluaties dragen bij aan een groter bewustzijn van vooroordelen op grond van gender in beloningsstructuren en van beloningsdiscriminatie, en dragen bij tot het op een doeltreffende en systematische manier aanpakken van dergelijke vooroordelen en discriminatie, wat ten goede komt aan alle werknemers die bij dezelfde werkgever in dienst zijn. Tegelijkertijd moeten de naar geslacht uitgesplitste gegevens de bevoegde overheidsinstanties, werknemersvertegenwoordigers en andere belanghebbenden helpen om toezicht te houden op de genderloonkloof over de sectoren (horizontale segregatie) en functies (verticale segregatie) heen. Werkgevers kunnen bij de gepubliceerde gegevens een toelichting over eventuele beloningsverschillen volgens gender of een eventuele genderloonkloof voegen. Wanneer de verschillen in gemiddelde beloning van vrouwelijke en mannelijke werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, niet kunnen worden gerechtvaardigd op grond van objectieve en genderneutrale criteria, moet de werkgever maatregelen nemen om de ongelijkheden op te heffen.

(40)

Om de lasten voor de werkgevers te verminderen, kunnen de lidstaten hun nationale overheidsdiensten opdracht geven de nodige gegevens te verzamelen en te koppelen, zodat de beloningsverschillen tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers per werkgever kunnen worden berekend. Het is mogelijk dat voor het verzamelen van dergelijke gegevens de gegevens van verschillende overheidsinstanties, zoals belastinginspectiediensten en socialezekerheidsdiensten, moeten worden gekoppeld; dit zou mogelijk zijn als administratieve gegevens beschikbaar zijn die de gegevens van de werkgevers, op het niveau van de onderneming of de organisatie, vergelijkt met de gegevens van de werknemers, op individueel niveau) onder meer wat voordelen in geld en in natura betreft. De lidstaten kunnen die informatie niet alleen verzamelen voor werkgevers die onder de beloningsrapportageverplichting uit hoofde van deze richtlijn vallen, maar ook voor werkgevers die niet onder de verplichting vallen en vrijwillig rapporteren. Indien de lidstaat de vereiste informatie bekendmaakt, vervalt de beloningsrapportageverplichting voor de werkgevers waarop de administratieve gegevens betrekking hebben, op voorwaarde dat het met de rapportageverplichting beoogde resultaat wordt bereikt.

(41)

Om de informatie over de genderloonkloof op organisatieniveau breed beschikbaar te maken, moeten de lidstaten het krachtens deze richtlijn aangewezen toezichtsorgaan opdracht geven de van de werkgevers ontvangen gegevens over de loonkloof te verzamelen zonder dat dit een extra last voor de werkgevers met zich meebrengt. Het toezichtsorgaan moet die gegevens openbaar maken, onder meer door ze op een gemakkelijk toegankelijke website bekend te maken, zodat de gegevens van individuele werkgevers, sectoren en regio's van de betrokken lidstaat kunnen worden vergeleken.

(42)

De lidstaten kunnen werkgevers erkennen die niet onder de rapportageverplichtingen van deze richtlijn vallen en die vrijwillig rapporteren over hun beloning, bijvoorbeeld door middel van een label voor beloningstransparantie, teneinde goede praktijken met betrekking tot de in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen te bevorderen.

(43)

Gezamenlijke beloningsevaluaties moeten aanleiding geven tot toetsing en herziening van beloningsstructuren in organisaties met ten minste 100 werknemers waar ongelijkheden inzake beloning blijken te bestaan. De gezamenlijke beloningsevaluatie moet worden uitgevoerd indien werkgevers en de betrokken werknemersvertegenwoordigers het er niet eens over zijn dat het verschil van ten minste 5 % in gemiddeld beloningsniveau tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers in een bepaalde categorie van werknemers kan worden gerechtvaardigd op grond van objectieve, genderneutrale criteria, indien de werkgever een dergelijke rechtvaardiging niet aandraagt of indien de werkgever een dergelijk verschil in beloningsniveau niet binnen zes maanden na de datum van indiening van de beloningsrapportage heeft verholpen. De gezamenlijke beloningsevaluatie moet worden uitgevoerd door de werkgevers in samenwerking met de werknemersvertegenwoordigers. Waar geen werknemersvertegenwoordigers zijn, moeten deze met het oog op de gezamenlijke beloningsevaluatie door de werknemers worden aangewezen. Gezamenlijke beloningsevaluaties moeten binnen een redelijke termijn leiden tot de opheffing van beloningsdiscriminatie op grond van gender, in het bijzonder door corrigerende maatregelen te treffen.

(44)

Elke verwerking of bekendmaking van informatie uit hoofde van deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (14). Er moeten specifieke waarborgen worden toegevoegd om te voorkomen dat informatie van een identificeerbare werknemer op directe of indirecte wijze wordt verstrekt. Werknemers mag niet worden belet hun beloning vrijwillig bekend te maken met het oog op de handhaving van het beginsel van gelijke beloning.

(45)

Het is belangrijk dat de sociale partners bij collectieve onderhandelingen besprekingen voeren over en bijzondere aandacht besteden aan gelijke beloning. Hierbij moeten de verschillende kenmerken van de in de Unie bestaande nationale systemen voor sociale dialoog en collectieve onderhandelingen in acht worden genomen, net als de autonomie en de contractuele vrijheid van de sociale partners en hun rol als vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers. Daarom moeten de lidstaten, in overeenstemming met hun nationale systeem en praktijken, passende maatregelen nemen om de sociale partners ertoe te stimuleren de nodige aandacht aan gelijke beloning te besteden, waaronder mogelijkerwijs besprekingen op het passende niveau van de collectieve onderhandelingen, maatregelen om het recht op collectieve onderhandelingen in verband met de betrokken aangelegenheden te stimuleren en onnodige beperkingen op de uitoefening ervan weg te nemen en de ontwikkeling van genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling.

(46)

Alle werknemers moeten over de nodige procedures beschikken om de uitoefening van hun recht op toegang tot de rechter te vergemakkelijken. Nationale wetgeving die in het gebruik van bemiddeling voorziet of de tussenkomst van een orgaan voor gelijke behandeling verplicht stelt of koppelt aan prikkels of sancties, mag partijen niet beletten hun recht op toegang tot de rechter uit te oefenen.

(47)

Het is van cruciaal belang dat organen voor gelijke behandeling, naast andere belanghebbenden, worden betrokken bij de daadwerkelijke toepassing van het beginsel van gelijke beloning. De bevoegdheden en taken van de nationale organen voor gelijke behandeling moeten daarom adequaat zijn om beloningsdiscriminatie op grond van gender, met inbegrip van in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen op het gebied van beloningstransparantie of andere aangelegenheden, volledig te bestrijken. Om procedurele en kostengerelateerde belemmeringen voor werknemers die hun recht op gelijke beloning willen uitoefenen, uit de weg te ruimen, moeten organen voor gelijke behandeling, alsook verenigingen, organisaties en werknemersvertegenwoordigers of andere rechtspersonen die er belang bij hebben dat de gelijkheid van mannen en vrouwen wordt gewaarborgd, in staat worden gesteld personen te vertegenwoordigen. Zij moeten werknemers kunnen bijstaan door namens of ter ondersteuning van hen te handelen, zodat werknemers die het slachtoffer zijn geworden van discriminatie daadwerkelijk een vordering kunnen instellen met betrekking tot de vermeende inbreuk op hun rechten en het beginsel van gelijke beloning.

(48)

Het instellen van vorderingen namens of ter ondersteuning van meerdere werknemers is een manier om procedures te faciliteren die anders wegens procedurele en financiële belemmeringen of angst voor represailles niet zouden zijn ingeleid. Deze methode is ook faciliterend wanneer werknemers te maken krijgen met discriminatie op meerdere, moeilijk te onderscheiden gronden. Collectieve vorderingen bieden de mogelijkheid om systemische discriminatie aan het licht te brengen en zowel het recht op gelijke beloning als gendergelijkheid in de brede samenleving zichtbaar te maken. De mogelijkheid van collectief verhaal kan de proactieve naleving van maatregelen inzake beloningstransparantie stimuleren door groepsdruk te creëren, door werkgevers bewuster te maken en hun bereidheid om preventief op te treden te vergroten, en door de systemische aard van beloningsdiscriminatie aan te pakken. De lidstaten kunnen besluiten kwalificatiecriteria vast te stellen voor vertegenwoordigers van werknemers die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures over vorderingen inzake gelijke beloning om ervoor te zorgen dat deze vertegenwoordigers voldoende gekwalificeerd zijn.

(49)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat organen voor gelijke behandeling voldoende middelen toegewezen krijgen om hun taken in verband met beloningsdiscriminatie op grond van geslacht doeltreffend en adequaat uit te voeren. Indien de taken aan meer dan één orgaan worden toegewezen, moeten de lidstaten de goede coördinatie van die taken waarborgen. Dit omvat bijvoorbeeld de toewijzing van bedragen die als boetes worden geïnd, aan de organen voor gelijke behandeling zodat zij hun taken op het gebied van handhaving van het recht op gelijke beloning doeltreffend kunnen uitvoeren, onder meer door vorderingen wegens beloningsdiscriminatie in te stellen of slachtoffers bij het instellen van zulke vorderingen bij te staan en te ondersteunen.

(50)

Geleden schade als gevolg van beloningsdiscriminatie op grond van gender moet volledig worden gecompenseerd, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie (15). De compensatie moet de volledige uitbetaling van achterstallige beloning en daarmee verband houdende bonussen of betalingen in natura, alsook compensatie voor het verlies van kansen, zoals toegang tot bepaalde voordelen afhankelijk van het beloningsniveau, en voor immateriële schade, zoals leed door de onderwaardering van de verrichte werkzaamheden, omvatten. Waar passend kan bij de compensatie rekening worden gehouden met door beloningsdiscriminatie op grond van geslacht veroorzaakte schade die raakvlakken heeft met andere beschermde discriminatiegronden. De lidstaten zullen vooraf geen bovengrens voor dergelijke compensatie vaststellen.

(51)

Naast compensatie moet er ook in andere corrigerende maatregelen worden voorzien. Bevoegde instanties of nationale rechtbanken moeten bijvoorbeeld van een werkgever kunnen eisen structurele of organisatorische maatregelen te nemen om aan zijn verplichtingen op het gebied van gelijke beloning te voldoen. Dergelijke maatregelen kunnen de vorm aannemen van een verplichting om het mechanisme voor beloningsvorming te herzien op basis van een genderneutrale waardering en indeling; om een actieplan op te stellen teneinde de geconstateerde verschillen op te heffen en niet-gerechtvaardigde beloningsverschillen te reduceren; om informatie te verstrekken en werknemers bewuster te maken van hun recht op gelijke beloning; en om de medewerkers van de personeelsdienst verplicht op te leiden op het gebied van gelijke beloning en genderneutrale functiewaardering en -indeling.

(52)

Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie (16) zijn in Richtlijn 2006/54/EG bepalingen opgenomen om in geval van vermoedelijke discriminatie de bewijslast bij de verweerder te leggen. Het is niettemin niet altijd gemakkelijk voor het slachtoffer en de rechter om dit vermoeden vast te stellen. In zaak C-109/88 oordeelde het Hof van Justitie dat wanneer een beloningssysteem wordt gekenmerkt door een volstrekt gebrek aan transparantie, de bewijslast bij de verweerder moet worden gelegd, ongeacht of de werknemer aantoont dat er vermoedelijk sprake is van beloningsdiscriminatie. Bijgevolg moet de bewijslast bij de verweerder worden gelegd indien een werkgever de in deze richtlijn vastgelegde beloningstransparantieverplichtingen niet nakomt, bijvoorbeeld door te weigeren de door de werknemers gevraagde informatie te verstrekken of door in voorkomend geval geen verslag uit te brengen over de genderloonkloof, tenzij de werkgever aantoont dat een dergelijke inbreuk duidelijk onbedoeld en van geringe aard was.

(53)

Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten de nationale regels inzake verjaringstermijnen voor het instellen van vorderingen betreffende vermeende inbreuken op de in deze richtlijn vastgelegde rechten van dien aard zijn dat zij de uitoefening van die rechten in de praktijk niet onmogelijk of uitermate moeilijk maken. Verjaringstermijnen creëren specifieke belemmeringen voor slachtoffers van beloningsdiscriminatie op grond van gender. Daarom moeten er gemeenschappelijke minimumnormen worden vastgesteld. In die normen moeten het begintijdstip en de duur van de verjaringstermijn alsook de omstandigheden voor het opschorten of onderbreken van de termijn worden bepaald, en moet worden vastgelegd dat voor het instellen van vorderingen een verjaringstermijn van ten minste drie jaar geldt. De verjaringstermijnen beginnen niet te lopen voordat de eiser op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verwacht op de hoogte te zijn, van de inbreuk. De lidstaten moeten kunnen besluiten dat verjaringstermijnen niet beginnen te lopen zolang de inbreuk loopt of voor het einde van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding.

(54)

De kosten van een rechtszaak vormen een ernstige belemmering voor slachtoffers van beloningsdiscriminatie op grond van gender om vorderingen in te dienen met betrekking tot vermeende inbreuken op hun recht op gelijke beloning, hetgeen leidt tot onvoldoende bescherming van werknemers en een ontoereikende handhaving van het recht op gelijke beloning. Om die significante procedurele belemmering voor de rechtspleging weg te nemen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de nationale rechtbanken kunnen beoordelen of een in het ongelijk gestelde eiser redelijke gronden had om de vordering in te stellen en, zo ja, of die eiser de kosten van de procedure niet hoeft te dragen. Dit dient met name te gelden wanneer een in het gelijk gestelde verweerder niet heeft voldaan aan de in deze richtlijn vastgelegde verplichtingen inzake beloningstransparantie.

(55)

De lidstaten moeten voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen of op nationale bepalingen die reeds van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn en die betrekking hebben op het recht op gelijke beloning. Dergelijke sancties moeten boetes omvatten; deze kunnen gebaseerd zijn op de bruto-jaaromzet van de werkgever of op de totale loonsom van de werkgever. Er moet rekening worden gehouden met alle andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing kunnen zijn op de omstandigheden van de zaak, bijvoorbeeld wanneer bij de beloningsdiscriminatie naast geslacht nog andere beschermde discriminatiegronden een rol spelen. Het is aan de lidstaten om vast te stellen voor welke inbreuken op de rechten en verplichtingen met betrekking tot gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid boetes de meest geschikte sanctie zijn.

(56)

De lidstaten moeten specifieke sancties voor herhaalde inbreuken op rechten of verplichtingen inzake gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid vaststellen die afgestemd zijn op de ernst van de inbreuk en afschrikkend genoeg zijn om dergelijke inbreuken te ontmoedigen. Zulke sancties kunnen bijvoorbeeld de vorm aannemen van negatieve financiële prikkels, zoals intrekking van door de overheid verleende voordelen of tijdelijke uitsluiting van de verdere verlening van financiële prikkels of van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

(57)

Verplichtingen voor werkgevers uit hoofde van deze richtlijn maken deel uit van de toepasselijke verplichtingen op het gebied van milieu-, sociaal en arbeidsrecht, waarvan de naleving door de lidstaten moet worden gewaarborgd op grond van Richtlijn 2014/23/EU (17), Richtlijn 2014/24/EU (18) en Richtlijn 2014/25/EU (19) van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten. Om met betrekking tot het recht op gelijke beloning aan die verplichtingen voor werkgevers te voldoen, moeten de lidstaten er met name op toezien dat de mechanismen voor beloningsvorming die de ondernemers, bij het uitvoeren van een overheidsopdracht of een concessie gebruiken, in een categorie van werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, geen genderloonkloof tussen werknemers tot gevolg hebben die niet kunnen worden gerechtvaardigd op basis van genderneutrale criteria. Voorts moeten de lidstaten overwegen om van de aanbestedende diensten te eisen dat ze in voorkomend geval sancties en beëindigingsvoorwaarden invoeren om de naleving van het beginsel van gelijke beloning bij de uitvoering van overheidsopdrachten en concessies te waarborgen. Aanbestedende diensten moeten ook rekening kunnen houden met de niet-naleving van het beginsel van gelijke beloning door de inschrijver of een van de onderaannemers van de inschrijver wanneer ze overwegen uitsluitingsgronden toe te passen of wanneer ze besluiten een opdracht niet te gunnen aan de inschrijver met de economisch voordeligste inschrijving.

(58)

De effectieve tenuitvoerlegging van het recht op gelijke beloning vereist een adequate administratieve en rechterlijke bescherming tegen elke nadelige behandeling als reactie op pogingen van werknemers om dat recht uit te oefenen, op klachten tegen de werkgever of op administratieve of gerechtelijke procedures die erop gericht zijn de naleving van dat recht af te dwingen. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie (20) moet de categorie van werknemers die recht hebben op bescherming ruim worden geïnterpreteerd en alle werknemers omvatten tegen wie een werkgever, naar aanleiding van een klacht over discriminatie op grond van geslacht, represaillemaatregelen kan nemen. De bescherming is niet beperkt tot werknemers die klachten hebben ingediend of hun vertegenwoordigers, of tot degenen die voldoen aan bepaalde formele voorwaarden voor de erkenning van een bepaalde hoedanigheid, zoals die van getuige.

(59)

Om de handhaving van het beginsel van gelijke beloning te verbeteren, moet deze richtlijn de bestaande instrumenten en procedures voor de handhaving van de in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen en de bepalingen inzake gelijke beloning van Richtlijn 2006/54/EG versterken.

(60)

Deze richtlijn stelt minimumvereisten vast en laat de bevoegdheid van de lidstaten om voor werknemers gunstigere bepalingen in te voeren of te handhaven derhalve onverlet. Op grond van het bestaande rechtskader verworven rechten moeten van toepassing blijven, tenzij deze richtlijn in voor werknemers gunstigere bepalingen voorziet. De uitvoering van deze richtlijn mag niet worden gebruikt om bestaande rechten die in bestaand Unie- of nationaal recht op dit gebied zijn vastgelegd, te beperken en kan geen geldige grondslag vormen om de rechten van werknemers inzake het beginsel van gelijke beloning te beperken.

(61)

Om te zorgen voor goed toezicht op de uitvoering van het recht op gelijke beloning, moeten de lidstaten een specifiek toezichtsorgaan oprichten of aanwijzen. Dit orgaan, dat deel moet kunnen uitmaken van een bestaand orgaan met soortgelijke doelstellingen, moet specifieke taken krijgen met betrekking tot de uitvoering van de beloningstransparantiemaatregelen waarin deze richtlijn voorziet en moet bepaalde gegevens verzamelen om toezicht te houden op de ongelijkheden inzake beloning en op het effect van de beloningstransparantiemaatregelen. De lidstaten moeten meer dan een orgaan kunnen aanwijzen, op voorwaarde dat de in deze richtlijn vastgelegde toezichts- en analysefuncties door een centraal orgaan worden uitgeoefend.

(62)

Het opstellen van naar geslacht uitgesplitste loonstatistieken en het verstrekken van nauwkeurige en volledige statistieken aan de Commissie (Eurostat) zijn van wezenlijk belang voor de analyse van en het toezicht op de ontwikkeling van de genderloonkloof in de Unie. Krachtens Verordening (EG) nr. 530/1999 (21) van de Raad moeten de lidstaten om de vier jaar structuurstatistieken van lonen op microniveau opstellen, die geharmoniseerde gegevens verstrekken aan de hand waarvan de genderloonkloof kan worden berekend. Zowel de transparantie als het toezicht op en de aandacht voor de genderongelijkheid op het gebied van beloning zouden baat hebben bij jaarlijkse statistieken van hoge kwaliteit. De beschikbaarheid en vergelijkbaarheid van dergelijke gegevens is cruciaal voor de beoordeling van de ontwikkelingen op nationaal niveau en in de hele Unie. De aan de Commissie (Eurostat) toegezonden relevante statistieken moeten worden verzameld voor statistische doeleinden in de zin van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (22).

(63)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een betere en doeltreffendere toepassing van het beginsel van gelijke beloning door de vaststelling van gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor alle ondernemingen en organisaties in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel beperkt deze richtlijn zich tot het vaststellen van minimumnormen en gaat ze niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(64)

De sociale partners spelen een cruciale rol bij het uitwerken van de manier waarop maatregelen inzake beloningstransparantie in de lidstaten worden uitgevoerd, met name in lidstaten waar collectieve onderhandelingen een groot bereik hebben. Daarom moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen de sociale partners met de uitvoering van de hele richtlijn of een deel ervan te belasten, mits de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de met deze richtlijn beoogde resultaten te allen tijde worden gewaarborgd.

(65)

Bij de uitvoering van deze richtlijn moeten de lidstaten vermijden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen erdoor zou kunnen worden belemmerd. De lidstaten moeten dan ook het effect van hun omzettingsmaatregelen op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen beoordelen om ervoor te zorgen dat die ondernemingen, en in het bijzonder de micro-ondernemingen, niet onevenredig worden getroffen, de administratieve lasten te verlichten en de resultaten van die beoordeling bekend te maken.

(66)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (23), en heeft op 27 april 2021 een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld om de toepassing van het in artikel 157 VWEU neergelegde beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (het “beginsel van gelijke beloning”) en het in artikel 4 van Richtlijn 2006/54/EG neergelegde discriminatieverbod te versterken, met name door middel van beloningstransparantie en versterkte handhavingsmechanismen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   De richtlijn is van toepassing op werkgevers in publieke en particuliere sector.

2.   De richtlijn is van toepassing op alle werknemers met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding zoals bepaald door de in elke lidstaat geldende wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten en/of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie.

3.   Voor de toepassing van artikel 5 is deze richtlijn van toepassing op sollicitanten.

Artikel 3

Definities

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

“beloning”: het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die een werknemer direct of indirect (aanvullende of variabele componenten) van zijn of haar werkgever ontvangt met betrekking tot zijn of haar dienstbetrekking;

b)

“beloningsniveau”: het brutojaarloon en het overeenkomstige bruto-uurloon;

c)

“genderloonkloof”: het verschil in gemiddelde beloningsniveaus tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers van een werkgever, uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde beloningsniveau van mannelijke werknemers;

d)

“mediaan beloningsniveau”: het beloningsniveau waarbij de ene helft van de werknemers van een werkgever meer en de andere helft minder verdient;

e)

“mediane genderloonkloof”: het verschil tussen het mediane beloningsniveau van vrouwelijke werknemers en dat van mannelijke werknemers van een werkgever, uitgedrukt als een percentage van het mediane beloningsniveau van mannelijke werknemers;

f)

“kwartielbeloningsschaal”: schaal waarin de werknemers over vier gelijke groepen worden verdeeld op basis van hun beloningsniveau, van laag naar hoog;

g)

“gelijkwaardige arbeid”: arbeid waarvan is vastgesteld dat die gelijkwaardig is, overeenkomstig de in artikel 4, lid 4, bedoelde niet-discriminerende en objectieve genderneutrale criteria;

h)

“categorie van werknemers”: werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, op niet-willekeurige wijze gegroepeerd op basis van de in artikel 4, lid 4, bedoelde niet-discriminerende en objectieve genderneutrale criteria, door de werkgever van de werknemers en, waar van toepassing, in samenwerking met de werknemersvertegenwoordigers overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk.

i)

“directe discriminatie”: de situatie waarin iemand op grond van geslacht minder gunstig wordt behandeld dan een ander wordt, is of zou worden behandeld in een vergelijkbare situatie;

j)

“indirecte discriminatie”: de situatie waarin een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen van een geslacht in vergelijking met personen van het andere geslacht bijzonder benadeelt, tenzij die bepaling, maatstaf of handelwijze objectief wordt gerechtvaardigd op grond van een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn;

k)

“arbeidsinspectie”: orgaan of organen die overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk verantwoordelijk zijn voor controle- en inspectietaken op de arbeidsmarkt, met dien verstande dat, wanneer het nationale recht dit bepaalt, de sociale partners deze taken kunnen uitoefenen;

l)

“orgaan voor gelijke behandeling”: krachtens artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG aangewezen orgaan of organen;

m)

“werknemersvertegenwoordigers”: vertegenwoordigers van de werknemers overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk.

2.   Voor de toepassing van deze richtlijn omvat discriminatie:

a)

intimidatie en seksuele intimidatie in de zin van artikel 2, lid 2, punt a), van Richtlijn 2006/54/EG, alsook elke minder gunstige behandeling op grond van het feit dat iemand dergelijk gedrag afwijst of lijdzaam ondergaat, indien die intimidatie of behandeling verband houdt met of voortvloeit uit de uitoefening van de rechten waarin deze richtlijn voorziet;

b)

iedere opdracht tot het discrimineren van personen op grond van geslacht;

c)

elke minder gunstige behandeling met betrekking tot zwangerschap of zwangerschapsverlof in de zin van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad (24);

d)

elke minder gunstige behandeling in de zin van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad (25), op basis van geslacht, onder meer met betrekking tot vaderschapsverlof, ouderschapsverlof of zorgverlof;

e)

intersectionele discriminatie, inhoudende discriminatie op grond van een combinatie van geslacht en andere discriminatiegrond of -gronden waarvoor de bescherming krachtens Richtlijn 2000/43/EG of 2000/78/EG geldt.

3.   Lid 2, punt e), legt werkgevers geen aanvullende verplichtingen op om in deze richtlijn bedoelde gegevens te verzamelen over andere beschermde discriminatiegronden dan geslacht.

Artikel 4

Gelijke arbeid en gelijkwaardige arbeid

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werkgevers beschikken over beloningsstructuren die gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid waarborgen.

2.   De lidstaten nemen, in overleg met organen voor gelijke behandeling, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er analyse-instrumenten of -methoden beschikbaar worden gesteld die eenvoudig toegankelijk zijn om de beoordeling en vergelijking van de waarde van arbeid te ondersteunen en te begeleiden, overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde criteria. Die instrumenten of methoden stellen werkgevers en/of de sociale partners in staat om gemakkelijk genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling in te voeren en te gebruiken die elke vorm van beloningsdiscriminatie op grond van geslacht uitsluiten.

3.   In voorkomend geval kan de Commissie, in overleg met het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE), Uniebrede richtsnoeren voor genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling actualiseren.

4.   De beloningsstructuren zijn zodanig dat kan worden beoordeeld of werknemers zich ten aanzien van de waarde van arbeid in een vergelijkbare situatie bevinden op basis van objectieve, genderneutrale criteria die zijn overeengekomen met de werknemersvertegenwoordigers, indien dergelijke vertegenwoordigers bestaan. Deze criteria mogen niet direct of indirect gebaseerd zijn op het geslacht van de werknemers. Zij omvatten vaardigheden, inspanningen, verantwoordelijkheid en arbeidsomstandigheden, en, indien van toepassing, alle andere factoren die relevant zijn voor die specifieke baan of functie. Zij worden op objectieve, genderneutrale wijze toegepast, met uitsluiting van directe of indirecte discriminatie op basis van geslacht. Met name relevante soft skills worden niet ondergewaardeerd.

HOOFDSTUK II

BELONINGSTRANSPARANTIE

Artikel 5

Beloningstransparantie vóór indiensttreding

1.   Sollicitanten hebben het recht van de toekomstige werkgever informatie te ontvangen over:

a)

de aanvangsbeloning of de bandbreedte ervan, gebaseerd op objectieve, genderneutrale criteria, voor de betreffende functie; en

b)

indien van toepassing, de relevante bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst die door de werkgever met betrekking tot de functie worden toegepast.

Deze informatie wordt op zodanige wijze verstrekt dat er, voorafgaand aan het sollicitatiegesprek of anderszins, geïnformeerde en transparante onderhandelingen over de beloning worden gevoerd, bijvoorbeeld in een gepubliceerde vacature.

2.   Werkgevers mogen sollicitanten geen vragen stellen over hun beloning in het kader van hun huidige of eerdere arbeidsverhoudingen.

3.   Werkgevers zorgen ervoor dat vacatures en functiebenamingen genderneutraal zijn en dat wervingsprocedures op niet-discriminerende wijze worden gevoerd, teneinde het recht op gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (het “recht op gelijke beloning”) niet te ondermijnen.

Artikel 6

Transparantie van het beleid voor beloningsvorming en beloningsontwikkeling

1.   Werkgevers verschaffen hun werknemers gemakkelijke toegang tot de criteria die worden gebruikt voor het bepalen van de beloning, de beloningsniveaus en de beloningsontwikkeling van de werknemers. Die criteria zijn objectief en genderneutraal.

2.   De lidstaten kunnen werkgevers met minder dan 50 werknemers vrijstellen van de in lid 1 genoemde verplichting inzake beloningsontwikkeling.

Artikel 7

Recht op informatie

1.   Werknemers hebben overeenkomstig de leden 2 en 4 het recht om schriftelijke informatie te vragen en te ontvangen over hun individuele beloningsniveau en de naar geslacht uitgesplitste gemiddelde beloningsniveaus voor categorieën van werknemers die dezelfde of gelijkwaardige arbeid verrichten.

2.   Werknemers kunnen de in lid 1 bedoelde informatie opvragen en ontvangen via hun werknemersvertegenwoordigers, overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk. Zij kunnen de informatie ook opvragen en ontvangen via een orgaan voor gelijke behandeling.

Indien de ontvangen informatie onjuist of onvolledig is hebben werknemers het recht om persoonlijk of via hun werknemersvertegenwoordigers aanvullende en redelijke verduidelijkingen en details met betrekking tot de verstrekte gegevens op te vragen en hierop een gemotiveerd antwoord te ontvangen.

3.   Werkgevers informeren al hun werknemers jaarlijks over het recht om de in lid 1 bedoelde informatie te ontvangen en over de stappen die de werknemer moet doorlopen om dat recht uit te oefenen.

4.   Werkgevers verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie binnen een redelijke termijn, maar in ieder geval binnen twee maanden na de datum waarop het verzoek is ingediend.

5.   Werknemers wordt niet belet hun beloning bekend te maken ten behoeve van de handhaving van het beginsel van gelijke beloning. De lidstaten nemen in het bijzonder maatregelen om contractuele voorwaarden te verbieden die werknemers beletten informatie over hun beloning bekend te maken.

6.   Werkgevers kunnen eisen dat een werknemer die op grond van dit artikel andere informatie heeft ontvangen dan die welke betrekking heeft op zijn eigen beloning of beloningsniveau, die informatie uitsluitend gebruikt om het recht op gelijke beloning uit te oefenen.

Artikel 8

Toegankelijkheid van informatie

Werkgevers verstrekken alle informatie die op grond van de artikelen 5, 6 en 7 met werknemers of sollicitanten wordt gedeeld, in een vorm die toegankelijk is voor personen met een handicap, rekening houdend met hun specifieke behoeften.

Artikel 9

Rapportage over de loonkloof tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de werkgevers overeenkomstig dit artikel de volgende informatie over hun organisatie verstrekken:

a)

de genderloonkloof;

b)

de genderloonkloof in aanvullende of variabele componenten;

c)

de mediane genderloonkloof;

d)

de mediane genderloonkloof in aanvullende of variabele componenten;

e)

het aandeel vrouwelijke en mannelijke werknemers die aanvullende of variabele componenten ontvangen;

f)

het aandeel vrouwelijke en mannelijke werknemers in elke kwartielbeloningsschaal;

g)

de genderloonkloof tussen werknemers, uitgesplitst naar categorieën van werknemers en naar gewone basislonen en -salarissen, en aanvullende of variabele componenten.

2.   Werkgevers met 250 werknemers of meer verstrekken uiterlijk op 7 juni 2027, en vervolgens elk jaar, de in lid 1 bedoelde informatie betreffende het voorgaande kalenderjaar.

3.   Werkgevers met 150 tot en met 249 werknemers verstrekken uiterlijk op 7 juni 2027, en vervolgens om de drie jaar, de in lid 1 bedoelde informatie betreffende het voorgaande kalenderjaar.

4.   Werkgevers met 100 tot en met 149 werknemers verstrekken uiterlijk op 7 juni 2031, en vervolgens om de drie jaar, de in lid 1 bedoelde informatie betreffende het voorgaande kalenderjaar.

5.   De lidstaten beletten werkgevers met minder dan 100 werknemers niet de in lid 1 beschreven informatie op vrijwillige basis te verstrekken. De lidstaten kunnen, op grond van het nationale recht, werkgevers met minder dan 100 werknemers voorschrijven informatie over de beloning te verstrekken.

6.   De juistheid van de informatie wordt bevestigd door de directie van de werkgever, na raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers. De werknemersvertegenwoordigers hebben toegang tot de door de werkgever toegepaste methoden.

7.   De in lid 1, punten a) tot en met g), van dit artikel bedoelde informatie wordt meegedeeld aan de instantie die belast is met het verzamelen en bekendmaken van deze gegevens op grond van artikel 29, lid 3, punt c). De werkgever kan de in lid 1, punten a) tot en met f), van dit artikel bedoelde informatie op zijn website bekendmaken of op een andere manier openbaar maken.

8.   De lidstaten kunnen de in lid 1, punten a) tot en met f), van dit artikel bedoelde informatie zelf opstellen op basis van administratieve gegevens, zoals gegevens die door de werkgevers aan de belasting- of socialezekerheidsinstanties worden verstrekt. De informatie wordt bekendgemaakt uit hoofde van artikel 29, lid 3, punt c).

9.   Werkgevers verstrekken de in lid 1, punt g), bedoelde informatie aan alle werknemers en de werknemersvertegenwoordigers van hun werknemers. Werkgevers verstrekken de informatie op verzoek aan de arbeidsinspectie en het orgaan voor gelijke behandeling. Ook de informatie over de voorgaande vier jaar wordt, indien beschikbaar, op verzoek verstrekt.

10.   Werknemers, werknemersvertegenwoordigers, arbeidsinspecties en organen voor gelijke behandeling hebben het recht werkgevers te vragen de verstrekte gegevens extra te verduidelijken en te specificeren en in dat verband onder meer eventuele beloningsverschillen op basis van gender toe te lichten. Werkgevers geven binnen een redelijke termijn een gemotiveerd antwoord op dergelijke verzoeken. Indien de beloningsverschillen volgens gender niet worden gerechtvaardigd op basis van objectieve, genderneutrale criteria, verhelpen werkgevers de situatie binnen een redelijke termijn in nauwe samenwerking met de werknemersvertegenwoordigers, de arbeidsinspectie en/of het orgaan voor gelijke behandeling.

Artikel 10

Gezamenlijke beloningsevaluatie

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat werkgevers die onderworpen zijn aan beloningsrapportage uit hoofde van artikel 9, in samenwerking met hun werknemersvertegenwoordigers een gezamenlijke beloningsevaluatie uitvoeren indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

uit de beloningsrapportage blijkt een verschil in het gemiddelde beloningsniveau tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers van ten minste 5 % in een categorie van werknemers;

b)

de werkgever heeft dit verschil in het gemiddelde beloningsniveau niet gerechtvaardigd op basis van objectieve, genderneutrale criteria;

c)

de werkgever heeft dit niet-gerechtvaardigde verschil in gemiddeld beloningsniveau niet binnen zes maanden na de datum van indiening van de beloningsrapportage verholpen.

2.   De gezamenlijke beloningsevaluatie wordt uitgevoerd om beloningsverschillen tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers die niet door objectieve en genderneutrale criteria worden gerechtvaardigd, in kaart te brengen, te verhelpen en te voorkomen, en omvat het volgende:

a)

een analyse van het aandeel vrouwelijke en mannelijke werknemers in elke categorie van werknemers;

b)

informatie over de gemiddelde beloningsniveaus van vrouwelijke en mannelijke werknemers en de aanvullende of variabele componenten voor elke categorie van werknemers;

c)

verschillen in gemiddelde beloningsniveaus tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers in elke categorie van werknemers;

d)

de redenen voor deze verschillen in gemiddelde beloningsniveaus op basis van eventuele objectieve, genderneutrale criteria, zoals gezamenlijk vastgesteld door de werknemersvertegenwoordigers en de werkgever;

e)

het aandeel vrouwelijke en mannelijke werknemers die na hun terugkeer van moederschaps- of vaderschapsverlof, ouderschapsverlof of zorgverlof een loonsverhoging hebben genoten, indien deze zich heeft voorgedaan in de relevante categorie van werknemers tijdens de periode waarin het verlof is opgenomen;

f)

maatregelen om beloningsverschillen aan te pakken indien ze niet op basis van objectieve en genderneutrale criteria worden gerechtvaardigd;

g)

een evaluatie van de doeltreffendheid van maatregelen van eerdere gezamenlijke beloningsevaluaties.

3.   Werkgevers stellen de gezamenlijke beloningsevaluatie ter beschikking aan de werknemers en de werknemersvertegenwoordigers, en delen deze mee aan het toezichtsorgaan op grond van artikel 29, lid 3, punt d). Zij stellen deze op verzoek ter beschikking aan de arbeidsinspectie en het orgaan voor gelijke behandeling.

4.   Bij de uitvoering van de maatregelen die voortvloeien uit de gezamenlijke beloningsevaluatie verhelpt de werkgever binnen een redelijke termijn de niet-gerechtvaardigde beloningsverschillen, in nauwe samenwerking met de werknemersvertegenwoordigers, overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk. De arbeidsinspectie en/of het orgaan voor gelijke behandeling kan worden verzocht deel te nemen aan het proces. De uitvoering van de maatregelen omvat een analyse van de bestaande genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling of de invoering van dergelijke systemen, om ervoor te zorgen dat directe of indirecte beloningsdiscriminatie op grond van geslacht wordt uitgesloten.

Artikel 11

Steun voor werkgevers met minder dan 250 werknemers

De lidstaten verlenen aan werkgevers met minder dan 250 werknemers en aan de betrokken werknemersvertegenwoordigers steun, in de vorm van technische bijstand en training, opdat zij de in deze richtlijn vastgelegde verplichtingen gemakkelijker zouden kunnen nakomen.

Artikel 12

Gegevensbescherming

1.   Voor zover informatie die wordt verstrekt ingevolge maatregelen genomen uit hoofde van artikel 7, 9 of 10 gepaard gaat met de verwerking van persoonsgegevens, wordt deze informatie verstrekt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

2.   Persoonsgegevens die op grond van artikel 7, 9 of 10 worden verwerkt, worden uitsluitend gebruikt voor de toepassing van het beginsel van gelijke beloning.

3.   De lidstaten kunnen besluiten dat, indien de verstrekking van informatie op grond van artikel 7, 9 of 10 zou leiden tot de directe of indirecte bekendmaking van de beloning van een identificeerbare werknemer, alleen de werknemersvertegenwoordigers, de arbeidsinspectie of het orgaan voor gelijke behandeling toegang hebben tot die informatie. De werknemersvertegenwoordigers of het orgaan voor gelijke behandeling geven werknemers advies over een mogelijke vordering uit hoofde van deze richtlijn zonder de concrete beloningsniveaus van individuele werknemers die gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, bekend te maken. Ten behoeve van het toezicht uit hoofde van artikel 29 wordt de informatie zonder beperkingen beschikbaar gesteld.

Artikel 13

Sociale dialoog

Met inachtneming van de autonomie van de sociale partners en overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk nemen de lidstaten toereikende maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners daadwerkelijk worden betrokken bij het proces, door in voorkomend geval op hun verzoek de in deze richtlijn bedoelde rechten en verplichtingen met hen te bespreken.

De lidstaten nemen, zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de sociale partners en rekening houdend met de diversiteit van de nationale praktijken, passende maatregelen om de rol van de sociale partners te bevorderen en stimuleren de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen over maatregelen ter bestrijding van beloningsdiscriminatie en de negatieve gevolgen daarvan voor de waardering van banen die voornamelijk door werknemers van hetzelfde geslacht worden verricht.

HOOFDSTUK III

RECHTSMIDDELEN EN HANDHAVING

Artikel 14

Verdediging van rechten

De lidstaten zorgen ervoor dat werknemers die zich benadeeld achten wegens niet-toepassing van het beginsel van gelijke beloning, na eventuele bemiddeling toegang hebben tot gerechtelijke procedures voor de handhaving van de rechten en verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning. Deze procedures zijn gemakkelijk toegankelijk voor werknemers en voor personen die namens hen handelen, zelfs na beëindiging van de arbeidsverhouding waarbinnen de discriminatie zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 15

Procedures namens of ter ondersteuning van werknemers

De lidstaten zorgen ervoor dat verenigingen, organisaties, organen voor gelijke behandeling, werknemersvertegenwoordigers of andere rechtspersonen die er volgens in het nationale recht vastgelegde criteria een legitiem belang bij hebben dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt gewaarborgd, administratieve of gerechtelijke procedures kunnen instellen wegens een vermeende inbreuk op de rechten en verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning. Zij kunnen optreden namens, of ter ondersteuning van, een werknemer die het vermeende slachtoffer is van een inbreuk op een recht of verplichting met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning, mits die persoon daarmee instemt.

Artikel 16

Recht op compensatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een werknemer die schade heeft geleden als gevolg van een inbreuk op een recht of verplichting met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning, het recht heeft om voor die schade volledige compensatie of reparatie te eisen en te krijgen, zoals bepaald door de lidstaat.

2.   De geleden schade wordt met in lid 1 bedoelde compensatie of reparatie reëel en effectief gecompenseerd of gerepareerd, naargelang hetgeen de lidstaat bepaalt, op een wijze die afschrikkend en evenredig is.

3.   De compensatie of reparatie plaatst de werknemer die schade heeft geleden, in de situatie waarin die persoon zich zou hebben bevonden indien hij of zij niet op grond van geslacht was gediscrimineerd of indien geen inbreuk op de rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning had plaatsgevonden. De lidstaten zorgen ervoor dat de compensatie of reparatie de volledige uitbetaling van achterstallige beloning omvat, alsook daarmee verband houdende bonussen of betalingen in natura, compensatie voor het verlies van kansen, immateriële schade en iedere schade veroorzaakt door andere relevante factoren, waaronder intersectionele discriminatie, evenals rente op achterstallige betalingen.

4.   De compensatie of reparatie wordt niet beperkt doordat er vooraf een maximumbedrag wordt vastgesteld.

Artikel 17

Andere rechtsmiddelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat in geval van een inbreuk op rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning de bevoegde instanties of nationale rechtbanken, overeenkomstig het nationale recht, op verzoek van de eiser en op kosten van de verweerder:

a)

een bevel kunnen uitvaardigen tot beëindiging van de inbreuk;

b)

een bevel kunnen uitvaardigen tot het nemen van maatregelen die ervoor zorgen dat de rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning worden toegepast.

2.   Indien een verweerder niet voldoet aan een op grond van lid 1 uitgevaardigd bevel, zorgen de lidstaten ervoor dat hun bevoegde instanties of nationale rechtbanken, waar gepast, een bevel tot oplegging van een dwangsom kunnen uitvaardigen met het oog op de naleving ervan.

Artikel 18

Verschuiving van de bewijslast

1.   De lidstaten nemen overeenkomstig hun nationale rechtsstelsels passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer werknemers die zich door niet-toepassing van het beginsel van gelijke beloning te hunnen aanzien benadeeld achten, voor een bevoegde instantie of nationale rechtbank feiten aanvoeren die directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, de verweerder dient te bewijzen dat er geen directe of indirecte beloningsdiscriminatie heeft plaatsgevonden.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een werkgever de in de artikelen 5, 6, 7, 9 en 10 vastgelegde beloningstransparantieverplichtingen niet heeft vervuld, het aan die werkgever staat om in administratieve of gerechtelijke procedures inzake vermeende directe of indirecte beloningsdiscriminatie aan te tonen dat van dergelijke discriminatie geen sprake is.

De eerste alinea van dit lid is niet van toepassing wanneer de werkgever aantoont dat de inbreuk op de in de artikelen 5, 6, 7, 9 en 10 vastgelegde verplichtingen onmiskenbaar onopzettelijk en van geringe aard was.

3.   De richtlijn belet de lidstaten niet een gunstigere bewijsregeling in te voeren voor een werknemer die een administratieve procedure of een gerechtelijke procedure instellen wegens een vermeende inbreuk op de rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning.

4.   De lidstaten hoeven lid 1 niet toe te passen op procedures waarin het aan de bevoegde instantie of nationale rechtbank staat om de feiten te onderzoeken.

5.   Dit artikel is niet van toepassing op strafprocedures, tenzij in het nationale recht anders is bepaald.

Artikel 19

Bewijs van gelijke of gelijkwaardige arbeid

1.   Wanneer wordt nagegaan of vrouwelijke en mannelijke werknemers gelijke of gelijkwaardige arbeid verrichten, beperkt de beoordeling of werknemers zich in een vergelijkbare situatie bevinden, zich niet tot situaties waarin vrouwelijke en mannelijke werknemers voor dezelfde werkgever werken, maar wordt zij uitgebreid tot situaties waarin de vaststelling van de beloningsvoorwaarden toe te schrijven is aan één bron. Er is sprake van één bron indien die de beloningselementen bepaalt die relevant zijn voor de vergelijking tussen werknemers.

2.   De beoordeling of werknemers zich in een vergelijkbare situatie bevinden, wordt niet beperkt tot werknemers die tegelijkertijd met de betrokken werknemer in dienst zijn.

3.   Indien geen reële referentiepersoon kan worden vastgesteld, kan ander bewijsmateriaal worden gebruikt om vermeende beloningsdiscriminatie te bewijzen, zoals statistieken of een vergelijking met de wijze waarop een werknemer in een vergelijkbare situatie zou worden behandeld.

Artikel 20

Toegang tot bewijsmateriaal

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat in procedures betreffende een vordering tot gelijke beloning, de bevoegde instanties of nationale rechtbanken de verweerder, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, kunnen gelasten toegang te geven tot relevant bewijsmateriaal waarover de verweerder zeggenschap heeft.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties of nationale rechtbanken bevoegd zijn om toegang te gelasten tot bewijsmateriaal dat vertrouwelijke gegevens bevat, indien zij dat bewijsmateriaal relevant achten voor de vordering tot gelijke beloning. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties of nationale rechtbanken, wanneer zij de toegang tot deze informatie gelasten, over doeltreffende maatregelen beschikken om deze informatie te beschermen, conform de nationale procedurevoorschriften.

3.   Dit artikel belet de lidstaten niet een voor de eiser gunstigere regeling te behouden of in te voeren.

Artikel 21

Verjaringstermijnen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regels die van toepassing zijn op verjaringstermijnen voor het instellen van vorderingen inzake gelijke beloning, het begintijdstip en de duur van de verjaringstermijn alsook de omstandigheden voor het onderbreken of opschorten ervan bepalen. De verjaringstermijnen gaan niet in voordat de eiser op de hoogte is van een inbreuk, of redelijkerwijs kan worden geacht daarvan op de hoogte te zijn. De lidstaten kunnen besluiten dat verjaringstermijnen niet ingaan zolang de inbreuk loopt of voor het einde van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding. Dergelijke verjaringstermijnen bedragen ten minste drie jaar.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat een verjaringstermijn wordt opgeschort of, afhankelijk van het nationale recht, wordt onderbroken zodra een eiser actie onderneemt door een klacht ter kennis te brengen van de werkgever of door een gerechtelijke procedure in te stellen, hetzij rechtstreeks, hetzij via werknemersvertegenwoordigers, de arbeidsinspectie of het orgaan voor gelijke behandeling.

3.   Dit artikel is niet van toepassing op regels inzake de verjaring van vorderingen.

Artikel 22

Gerechtskosten

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een verweerder in het gelijk wordt gesteld in het kader van een vordering wegens beloningsdiscriminatie, de nationale rechtbanken overeenkomstig het nationale recht kunnen beoordelen of de in het ongelijk gestelde eiser gegronde redenen had om de vordering in te stellen en, zo ja, of het passend is niet te eisen dat hij de kosten van de procedure draagt.

Artikel 23

Sancties

1.   De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de rechten en verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die voorschriften worden uitgevoerd en stellen de Commissie onverwijld in kennis van die voorschriften en maatregelen, alsook van latere wijzigingen daarin.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat met de in lid 1 bedoelde sancties een daadwerkelijk afschrikkend effect wordt gewaarborgd ten aanzien van inbreuken op de rechten en verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning. Die sancties omvatten boetes waarvan de vaststelling op het nationale recht is gebaseerd.

3.   Bij de in lid 1 bedoelde sancties wordt rekening gehouden met alle relevante verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de inbreuk, waaronder ook intersectionele discriminatie kan vallen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat er specifieke sancties worden opgelegd in het geval van herhaalde inbreuken op de rechten en verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning.

5.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties waarin uit hoofde van dit artikel is voorzien, in de praktijk daadwerkelijk worden toegepast.

Artikel 24

Gelijke beloning bij overheidsopdrachten en concessies

1.   De passende maatregelen die de lidstaten nemen overeenkomstig artikel 30, lid 3, van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 36, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU, omvatten maatregelen die ervoor zorgen dat ondernemers bij de uitvoering van overheidsopdrachten of concessies voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning.

2.   De lidstaten overwegen van aanbestedende diensten te eisen dat ze in voorkomend geval sancties en beëindigingsvoorwaarden invoeren om de naleving van het beginsel van gelijke beloning bij de uitvoering van overheidsopdrachten en concessies te waarborgen. Wanneer de autoriteiten van de lidstaten handelen in overeenstemming met artikel 38, lid 7, punt a), van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 57, lid 4, punt a), van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 80, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU in samenhang met artikel 57, lid 4, punt a), van Richtlijn 2014/24/EU, kunnen aanbestedende diensten een ondernemer uitsluiten van deelname aan een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten, of daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien zij met alle passende middelen kunnen aantonen dat er inbreuk is gepleegd op de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen omdat beloningstransparantieverplichtingen niet zijn nagekomen of omdat er in een categorie van werknemers een loonkloof van meer dan 5 % bestaat die door de werkgever niet wordt gerechtvaardigd op basis van objectieve en genderneutrale criteria. Dit laat andere rechten of verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/23/EU, 2014/24/EU of 2014/25/EU onverlet.

Artikel 25

Bescherming tegen represailles en tegen minder gunstige behandeling

1.   Het feit dat werknemers en werknemersvertegenwoordigers hun rechten inzake gelijke beloning hebben uitgeoefend of andere personen hebben ondersteund bij het beschermen van de rechten van die personen, mag geen grond zijn om hen minder gunstig te behandelen.

2.   De lidstaten nemen in hun interne rechtsorde de nodige maatregelen op om werknemers, met inbegrip van werknemers die werknemersvertegenwoordigers zijn, te beschermen tegen ontslag of een andere nadelige behandeling waarmee een werkgever reageert op een klacht binnen de organisatie van de werkgever of op een administratieve of gerechtelijke procedure met het oog op de handhaving van rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning.

Artikel 26

Verhouding tot Richtlijn 2006/54/EG

Hoofdstuk III van de onderhavige richtlijn is van toepassing op procedures inzake rechten of verplichtingen met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2006/54/EG.

HOOFDSTUK IV

HORIZONTALE BEPALINGEN

Artikel 27

Beschermingsniveau

1.   De lidstaten mogen bepalingen invoeren of handhaven die voor werknemers gunstiger zijn dan de bepalingen van deze richtlijn.

2.   De uitvoering van deze richtlijn mag onder geen beding een reden vormen om het beschermingsniveau op de door de richtlijn bestreken terreinen te verlagen.

Artikel 28

Organen voor gelijke behandeling

1.   Onverminderd de bevoegdheden van arbeidsinspecties of andere organen die de rechten van werknemers handhaven, met inbegrip van de sociale partners, zijn de organen voor gelijke behandeling bevoegd voor aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van onderhavige richtlijn vallen.

2.   De lidstaten nemen, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk, actieve maatregelen om te zorgen voor nauwe samenwerking en coördinatie tussen de arbeidsinspecties, de organen voor gelijke behandeling en, indien van toepassing, de sociale partners met betrekking tot het beginsel van gelijke beloning.

3.   De lidstaten voorzien hun organen voor gelijke behandeling van de middelen die zij nodig hebben om hun taken met betrekking tot de eerbiediging van het recht op gelijke beloning op een doeltreffende wijze te vervullen.

Artikel 29

Toezicht en bewustmaking

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het toezicht op en de ondersteuning van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning en de handhaving van alle beschikbare rechtsmiddelen op consistente en gecoördineerde wijze plaatsvinden.

2.   Elke lidstaat wijst een orgaan aan voor het toezicht op en de ondersteuning van de uitvoering van de nationale maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn (“toezichtsorgaan”) en treft de nodige regelingen voor de goede werking ervan. Het toezichtsorgaan kan deel uitmaken van een bestaand orgaan of een bestaande structuur op nationaal niveau. De lidstaten kunnen meer dan een orgaan aanwijzen ten behoeve van bewustmaking en gegevensverzameling, mits de in lid 3, punten b), c) en e), bedoelde toezichts- en analysefuncties door een centraal orgaan worden verzorgd.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de taken van het toezichtsorgaan het volgende omvatten:

a)

de bewustwording bij publieke en particuliere ondernemingen en organisaties, de sociale partners en het publiek vergroten om zo het beginsel van gelijke beloning en het recht op beloningstransparantie te bevorderen, onder meer door intersectionele discriminatie met betrekking tot gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid aan te pakken;

b)

het analyseren van de oorzaken van de genderloonkloof en het ontwikkelen van instrumenten om ongelijkheden inzake beloning te helpen beoordelen, waarbij met name gebruik wordt gemaakt van de analytische werkzaamheden en instrumenten van EIGE;

c)

het verzamelen van krachtens artikel 9, lid 7, van werkgevers ontvangen gegevens, het onverwijld bekendmaken van de in artikel 9, lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde gegevens op een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke manier die het mogelijk maakt om vergelijkingen te maken tussen werkgevers, sectoren en regio's van de betrokken lidstaat, en het toegankelijk maken van, indien beschikbaar, de gegevens van de voorgaande vier jaar;

d)

het verzamelen van de verslagen van de gezamenlijke beloningsevaluaties krachtens artikel 10, lid 3;

e)

het aggregeren van gegevens over het aantal en de soorten klachten over beloningsdiscriminatie die bij de bevoegde instanties, met inbegrip van organen voor gelijke behandeling, en bij nationale rechtbanken aanhangig zijn gemaakt.

4.   Uiterlijk op 7 juni 2028 en vervolgens om de twee jaar verstrekken de lidstaten de in lid 3, punten c), d) en e), bedoelde gegevens in één keer aan de Commissie.

Artikel 30

Collectieve onderhandelingen en collectieve actie

Deze richtlijn doet op geen enkele wijze afbreuk aan het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en te handhaven of om collectieve actie te voeren overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk.

Artikel 31

Statistische gegevens

De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) jaarlijks actuele nationale, onbewerkte gegevens voor de berekening van de genderloonkloof. Die statistische gegevens worden uitgesplitst naar geslacht, economische sector, arbeidstijd (voltijds/deeltijds), economische zeggenschap (publieke/private eigendom) en leeftijd, en worden berekend op jaarbasis.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden met ingang van 31 januari 2028 voor het referentiejaar 2026 toegezonden.

Artikel 32

Verspreiding van informatie

De lidstaten nemen actieve maatregelen om ervoor te zorgen dat de uit hoofde van deze richtlijn door hen vastgestelde bepalingen, samen met de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen, met alle passende middelen onder de aandacht worden gebracht van de betrokkenen op hun grondgebied.

Artikel 33

Uitvoering

De lidstaten kunnen de sociale partners, overeenkomstig het nationale recht en/of de nationale praktijk betreffende de rol van de sociale partners, belasten met de uitvoering van deze richtlijn, op voorwaarde dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de in het kader van deze richtlijn beoogde resultaten te allen tijde te waarborgen. De aan de sociale partners toevertrouwde uitvoeringstaken kunnen het volgende omvatten:

a)

de ontwikkeling van analytische instrumenten of methoden als bedoeld in artikel 4, lid 2;

b)

financiële sancties die gelijkwaardig zijn aan geldboetes, mits deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 34

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 7 juni 2026 aan deze richtlijn te voldoen. Zij geven de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

De lidstaten verstrekken samen met hun kennisgeving aan de Commissie een samenvatting van de resultaten van de beoordeling betreffende de gevolgen van hun omzettingsmaatregelen voor werknemers en voor werkgevers met minder dan 250 werknemers, alsook een verwijzing naar de plaats waar die beoordeling wordt gepubliceerd.

2.   Wanneer lidstaten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking van die bepalingen naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 35

Rapportage en evaluatie

1.   Uiterlijk op 7 juni 2031 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de uitvoering van deze richtlijn en de gevolgen ervan in de praktijk.

2.   Uiterlijk op 7 juni 2033 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze richtlijn. In het verslag worden onder meer de in de artikelen 9 en 10 bedoelde werkgeversdrempels en de in artikel 10, lid 1, bedoelde drempel van 5 % voor de gezamenlijke beloningsevaluatie onderzocht. Indien passend stelt de Commissie wetgevingswijzigingen voor die zij op basis van dat verslag nodig acht.

Artikel 36

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 37

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 10 mei 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)  PB C 341 van 24.8.2021, blz. 84.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 30 maart 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 april 2023.

(3)  Arrest van het Hof van Justitie van 30 april 1996, P v S, C-13/94, ECLI:EU:C:1996:170; Arrest van het Hof van Justitie van 7 januari 2004, K.B., C-117/01, ECLI:EU:C:2004:7; Arrest van het Hof van Justitie van 27 april 2006, Richards, C-423/04, ECLI:EU:C:2006:256; Arrest van het Hof van Justitie van 26 juni 2018, M.B., C-451/16, ECLI:EU:C:2018:492.

(4)  Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).

(5)  Arrest van het Hof van Justitie van 3 juli 1986, Lawrie-Blum, 66/85, ECLI:EU:C:1986:284; arrest van het Hof van Justitie van 14 oktober 2010, Union Syndicale Solidaires Isère, C-428/09, ECLI:EU:C:2010:612; arrest van het Hof van Justitie van 4 december 2014, FNV Kunsten Informatie en Media, C-413/13, ECLI:EU:C:2014:2411; arrest van het Hof van Justitie van 9 juli 2015, Balkaya, C-229/14, ECLI:EU:C:2015:455; arrest van het Hof van Justitie van 17 november 2016, Betriebsrat der Ruhrlandklinik, C-216/15, ECLI:EU:C:2016:883; arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2020, Governo della Repubblica italiana (Status van de Italiaanse vrederechters), C-658/18, ECLI:EU:C:2020:572.

(6)  Bijvoorbeeld arrest van het Hof van Justitie van 9 februari 1982, Garland, C-12/81, ECLI:EU:C:1982:44; arrest van het Hof van Justitie van 9 juni 1982, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groothertogdom Luxemburg, C-58/81, ECLI:EU:C:1982:215; arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1989, Rinner-Kulhn, C-171/88, ECLI:EU:C:1989:328; arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 1990, Kowalska, C-33/89, ECLI: EU:C:1990:265; arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 1992, Böttel, C-360/90, ECLI:EU:C:1992:246; arrest van het Hof van Justitie van 13 februari 1996, Gillespie e.a., C-342/93, ECLI:EU:C:1996:46; arrest van het Hof van Justitie van 7 maart 1996, Freers en Speckmann, C-278/93, ECLI:EU:C:1996:83; arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2004, Alabaster, C-147/02, ECLI:EU:C:2004:192.

(7)  Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).

(8)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).

(9)  Arrest van het Hof van Justitie van 17 september 2002, Lawrence e.a., C-320/00, ECLI:EU:C:2002:498.

(10)  Arrest van het Hof van Justitie van 27 maart 1980, Macarthys Ltd, C-129/79, ECLI:EU:C:1980:103.

(11)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(12)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(14)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(15)  Arrest van het Hof van Justitie van 17 december 2015, Arjona Camacho, C407/14, ECLI:EU:C:2015:831, punt 45.

(16)  Arrest van het Hof van Justitie van 17 oktober 1989, Danfoss, C-109/88, ECLI:EU:C:1989:383.

(17)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

(18)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(19)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(20)  Arrest van het Hof van Justitie van 20 juni 2019, Hakelbracht e.a., C-404/18, ECLI:EU:C:2019:523.

(21)  Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten (PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6).

(22)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

(23)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(24)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).

(25)  Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/45


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/971 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2023

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Cedro di Santa Maria del Cedro”

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Cedro di Santa Maria del Cedro” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen met redenen omklede bezwaarschriften zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Cedro di Santa Maria del Cedro” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam “Cedro di Santa Maria del Cedro” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6. (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2023.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 25 van 24.1.2023, blz. 12.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/46


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/972 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2023

tot toelating van het in de handel brengen van waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) een Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen vastgesteld.

(3)

Op 7 oktober 2019 heeft de onderneming Medika Natura Sdn. Bhd. (“de aanvrager”, oorspronkelijk Orchid Life Sdn. Bhd.) overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 bij de Commissie een aanvraag ingediend om waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen. De aanvrager heeft verzocht om toelating van het gebruik van waterig ethanolextract van Labisia pumila in voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) die bestemd zijn voor de volwassen bevolking, met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, in een maximale gebruikshoeveelheid van 750 mg per dag.

(4)

Daarnaast heeft de aanvrager op 7 oktober 2019 bij de Commissie een verzoek ingediend voor de bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens, namelijk een farmacokinetische studie bij ratten (4), een terugmutatietest met bacteriën (5), een in-vitrotest op chromosoomafwijkingen in zoogdiercellen (6), een micronucleustest met erytrocyten van zoogdieren bij muizen (7), een oraletoxiciteitsstudie met herhaalde toediening (gedurende 90 dagen) bij ratten (8), een oplosbaarheidstest (9), een in-vitromicronucleustest (10) en een chronischetoxiciteitstest gedurende één jaar (11).

(5)

Op 14 april 2020 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) verzocht een beoordeling van waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel uit te voeren.

(6)

Op 28 september 2022 heeft de EFSA overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283 haar wetenschappelijk advies uitgebracht over de veiligheid van een waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 (Safety of an aqueous ethanolic extract of Labisia pumila as a novel food pursuant to Regulation (EU) 2015/2283 (12)).

(7)

De EFSA heeft in haar wetenschappelijk advies geconcludeerd dat waterig ethanolextract (1:1) van de volledige plant van de soort Labisia pumila gemengd met maltodextrine (2:1), dat bij het drogen wordt gebruikt, veilig is voor de doelpopulatie in gehalten van maximaal 350 mg per dag. Dat wetenschappelijk advies bevat daarom voldoende redenen om vast te stellen dat waterig ethanolextract van Labisia pumila, wanneer het wordt gebruikt in voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad die bestemd zijn voor de volwassen bevolking, met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, in een maximale gebruikshoeveelheid van 350 mg per dag, voldoet aan de voorwaarden voor het in de handel brengen ervan overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(8)

De EFSA heeft in haar wetenschappelijk advies ook opgemerkt dat haar conclusie over de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel was gebaseerd op de oplosbaarheidstest en de toxicologische informatie (farmacokinetische studie, genotoxiciteitsstudie en studie van de subchronische en chronische orale toxiciteit), zonder welke zij het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen beoordelen en niet tot haar conclusie had kunnen komen.

(9)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht de rechtvaardiging voor zijn verzoek om gegevensbescherming voor die gegevens en studies nader toe te lichten en zijn claim op het exclusieve recht om daarnaar te verwijzen overeenkomstig artikel 26, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2015/2283 te verduidelijken.

(10)

De aanvrager heeft verklaard dat hij op het moment waarop hij de aanvraag indiende, de exclusieve eigendomsrechten bezat om naar de farmacokinetische studie bij ratten, de terugmutatietest met bacteriën, de in-vitrotest op chromosoomafwijkingen in zoogdiercellen, de micronucleustest met erytrocyten van zoogdieren bij muizen, de oraletoxiciteitsstudie met herhaalde toediening (gedurende 90 dagen) bij ratten, de oplosbaarheidstest, de in-vitromicronucleustest en de chronischetoxiciteitstest gedurende één jaar te verwijzen, en dat derden geen rechtmatige toegang tot die gegevens kunnen hebben, er geen rechtmatig gebruik van kunnen maken noch er rechtmatig naar kunnen verwijzen.

(11)

De Commissie heeft alle door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld en heeft geoordeeld dat de vervulling van de vereisten van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 voldoende is onderbouwd. De farmacokinetische studie bij ratten, de terugmutatietest met bacteriën, de in-vitrotest op chromosoomafwijkingen in zoogdiercellen, de micronucleustest met erytrocyten van zoogdieren bij muizen, de oraletoxiciteitsstudie met herhaalde toediening (gedurende 90 dagen) bij ratten, de oplosbaarheidstest, de in-vitromicronucleustest en de chronischetoxiciteitstest gedurende één jaar moeten daarom overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 worden beschermd. Dienovereenkomstig mag alleen de aanvrager toelating krijgen om gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening waterig ethanolextract van Labisia pumila in de Unie in de handel te brengen.

(12)

Door de toelating van waterig ethanolextract van Labisia pumila en het verwijzen naar de gegevens in het dossier van de aanvrager uitsluitend tot de aanvrager te beperken, wordt evenwel niet verhinderd dat andere aanvragers kunnen vragen om toelating om hetzelfde nieuwe voedingsmiddel in de handel te brengen, op voorwaarde dat hun aanvraag is gebaseerd op rechtmatig verkregen gegevens ter ondersteuning van de toelating.

(13)

De vermelding voor waterig ethanolextract van Labisia pumila als nieuw voedingsmiddel in de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen moet de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2283 bedoelde informatie omvatten. In dat verband moet de consument overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden voor voedingssupplementen die waterig ethanolextract van Labisia pumila bevatten, zoals voorgesteld door de aanvrager en beoordeeld door de EFSA, door middel van een passend etiket worden geïnformeerd dat voedingssupplementen die waterig ethanolextract van Labisia pumila bevatten, alleen mogen worden geconsumeerd door volwassenen, met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.

(14)

Waterig ethanolextract van Labisia pumila moet worden opgenomen in de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470. De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Waterig ethanolextract van Labisia pumila mag in de Unie in de handel worden gebracht.

Waterig ethanolextract van Labisia pumila wordt opgenomen in de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470.

2.   De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Alleen de onderneming Medika Natura Sdn. Bhd. (13) mag het in artikel 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel voor een periode van vijf jaar vanaf 6 juni 2023 in de Unie in de handel brengen, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor dat nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de krachtens artikel 3 beschermde wetenschappelijke gegevens te verwijzen of met instemming van Medika Natura Sdn. Bhd.

Artikel 3

De wetenschappelijke gegevens in het aanvraagdossier die aan de voorwaarden van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 voldoen, worden gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet zonder toestemming van Medika Natura Sdn. Bhd. ten voordele van een volgende aanvrager gebruikt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(4)  Bijlage 48.

(5)  Bijlage 52.

(6)  Bijlage 53.

(7)  Bijlage 54.

(8)  Bijlage 55.

(9)  Bijlage 91.

(10)  Bijlage 92.

(11)  Bijlagen 93, 94, 97 en 98.

(12)  EFSA Journal 2022;20(11):7611.

(13)  Nr. 44B Jalan Bola Tampar 13/14 Section 13, 40100 Shah Alam Selangor, Maleisië.


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) wordt de volgende vermelding ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

Gegevensbescherming

Waterig ethanolextract van Labisia pumila

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

1.

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “waterig ethanolextract van Labisia pumila”.

2.

Op de etikettering van voedingssupplementen die het nieuwe voedingsmiddel bevatten, wordt vermeld dat zij enkel mogen worden geconsumeerd door personen ouder dan 18 jaar, met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.

 

Toegelaten op 6 juni 2023. Deze opname in de Unielijst is gebaseerd op door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke bewijzen en wetenschappelijke gegevens die overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 zijn beschermd.

Aanvrager: Medika Natura Sdn. Bhd., No. 44B Jalan Bola Tampar 13/14 Section 13, 40100 Shah Alam Selangor, Maleisië. Tijdens de periode van gegevensbescherming mag het nieuwe voedingsmiddel waterig ethanolextract van Labisia pumila uitsluitend door Medika Natura Sdn. Bhd. in de Unie in de handel worden gebracht, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor het nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 beschermde wetenschappelijke bewijzen of wetenschappelijke gegevens te verwijzen of met toestemming van Medika Natura Sdn. Bhd.

Einddatum van de gegevensbescherming: 6 juni 2028.”

Voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG voor de volwassen bevolking, met uitzondering van zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven

350 mg/dag

2)

In tabel 2 (Specificaties) wordt de volgende vermelding ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificaties

Waterig ethanolextract van Labisia pumila

Omschrijving/definitie:

Het nieuwe voedingsmiddel is een hydroalcoholisch extract dat wordt verkregen uit een gedroogde volledige plant van de soort Labisia pumila (Blume) Fern.-Vill.

Het productieproces van het nieuwe voedingsmiddel begint met het wassen, drogen en vermalen van de plant Labisia pumila. Het vermalen plantaardige materiaal wordt vervolgens tweemaal geëxtraheerd met een mengsel van water en ethanol (50/50 v/v). Daarna wordt het vloeibare extract geconcentreerd, gemengd met maltodextrine (dat wordt gebruikt om het drogen te bevorderen) in een verhouding van 2:1 en gesproeidroogd.

Kenmerken/samenstelling (met inbegrip van maltodextrine):

 

Deeltjesgrootte: > 90 % door meshnummer 120 (125 μm)

 

Asgehalte: < 10 %

 

In zuur onoplosbare as: < 1 %

 

Vochtgehalte: < 8 %

 

Ethanol: < 1 % (m/m)

 

Galluszuur: 2-10 % (m/m)

 

Koolhydraten: 70-90 g/100 g

 

Eiwitten: < 9 % (m/m)

 

Totaal vetgehalte: < 3 % (m/m)

 

Saponine (als ardisiacripsine A): < 1,5 % (m/m)

Microbiologische criteria:

 

Aeroob kiemgetal: < 1×104 kve/g

 

Gisten en schimmels: < 5×102 kve/g

 

E. coli: niet aangetoond in 10 g

 

S. aureus: niet aangetoond in 10 g

 

Salmonella: niet aangetoond in 25 g

 

P. aeruginosa: niet aangetoond in 10 g

Kve: kolonievormende eenheden.

M/m: massa per massa.”


17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/52


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/973 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2023

tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 232, lid 1, en artikel 232, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten vastgesteld van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan.

(5)

Canada heeft de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) bij pluimvee in de provincies Ontario (1) en Quebec (1), die op 17 april 2023 en 19 april 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd.

(6)

Voorts heeft Chili de Commissie in kennis gesteld van drie uitbraken van HPAI bij pluimvee in de regio’s Valparaíso (2) en Biobío (1), die tussen 18 april 2023 en 20 april 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd.

(7)

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van zes uitbraken van HPAI bij pluimvee in de graafschappen Devon (1), South Yorkshire (1) en Yorkshire (1) in England en in het graafschap Powys (3) in Wales, die tussen 31 maart 2023 en 29 april 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd.

(8)

Naar aanleiding van die recente uitbraken van HPAI hebben de veterinaire autoriteiten van Canada, Chili en het Verenigd Koninkrijk beperkingszones met een straal van ten minste tien kilometer rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van HPAI te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken.

(9)

Canada, Chili en het Verenigd Koninkrijk hebben de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op hun grondgebied en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van HPAI. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie en ter bescherming van de diergezondheidsstatus van de Unie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van Canada, Chili en het Verenigd Koninkrijk beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van HPAI, niet langer worden toegestaan.

(10)

Voorts heeft Canada geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met acht uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven in de provincies British Columbia (4), Ontario (3) en Quebec (1), die tussen 5 april 2022 en 1 december 2022 zijn bevestigd.

(11)

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met 58 uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven in de graafschappen Cumbria (1), Herefordshire (1), Lincolnshire (6), Norfolk (42), North Yorkshire (1), Staffordshire (1) Suffolk (4), Worcestershire (1) en Yorkshire (1) in Engeland, Verenigd Koninkrijk, die tussen 3 september 2022 en 10 maart 2023 zijn bevestigd.

(12)

Bovendien hebben Canada en het Verenigd Koninkrijk ook informatie ingediend over de maatregelen die zij hebben genomen om de verdere verspreiding van HPAI te voorkomen. Naar aanleiding van die uitbraken van die ziekte hebben Canada en het Verenigd Koninkrijk met name een ruimingsbeleid ingevoerd om de verspreiding van die ziekte te beheersen en te beperken, en hebben zij ook de vereiste reiniging en ontsmetting voltooid na de uitvoering van het ruimingsbeleid in de besmette pluimveebedrijven op hun grondgebied.

(13)

De Commissie heeft de door Canada en het Verenigd Koninkrijk ingediende informatie geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de uitbraken van HPAI in pluimveebedrijven voorbij zijn en dat er geen risico meer bestaat in verband met de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de gebieden van Canada en het Verenigd Koninkrijk waaruit de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten als gevolg van die uitbraken was opgeschort.

(14)

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie ten aanzien van HPAI in Canada, Chili en het Verenigd Koninkrijk.

(15)

Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in Canada, Chili en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van HPAI en het ernstige risico op de insleep ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden.

(16)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2023/868 van de Commissie (4) zijn de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 gewijzigd door in de rijen voor zone US-2.278 in die bijlagen de openingsdatum van deze eerder gesloten zone in de vermeldingen voor de Verenigde Staten vast te stellen. Aangezien een fout is vastgesteld met betrekking tot de openingsdatum van zone US-2.278 in de bijlagen V en XIV, moeten de rijen voor zone US-2.278 in die bijlagen dienovereenkomstig worden gerectificeerd. Die rectificatie moet van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2023/868.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404

1.   In deel 1, afdeling B, van bijlage V wordt in de vermelding voor de Verenigde Staten de rij voor zone US-2.278 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.278

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

23.9.2022

31.3.2023”

2.   In deel 1, afdeling B, van bijlage XIV worden in de vermelding voor de Verenigde Staten de rijen voor zone US-2.278 vervangen door:

US

Verenigde Staten

US-2.278

POU, RAT

N, P1

 

23.9.2022

31.3.2023

GBM

P1

 

23.9.2022

31.3.2023”

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van 29 april 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2023/868 van de Commissie van 27 april 2023 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, Chili, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan (PB L 113 van 28.4.2023, blz. 12).


BIJLAGE

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1 wordt afdeling B als volgt gewijzigd:

i)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.8 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.8

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

5.4.2022

21.4.2023”

ii)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.52 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.52

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

3.5.2022

21.4.2023”

iii)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.54 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.54

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

3.5.2022

21.4.2023”

iv)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.65 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.65

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

18.5.2022

21.4.2023”

v)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.148 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.148

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

16.10.2022

21.4.2023”

vi)

in de vermelding voor Canada wordt de rij voor zone CA-2.153 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.153

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

19.11.2022

21.4.2023”

vii)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor de zones CA-2.161 en CA-2.162 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.161

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

29.11.2022

21.4.2023

CA-2.162

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

1.12.2022

21.4.2023”

viii)

in de vermelding voor Canada worden de volgende rijen voor de zones CA-2.184 en CA-2.185 toegevoegd na de rij voor zone CA-2.183:

CA

Canada

CA-2.184

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

17.4.2023

 

CA-2.185

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

19.4.2023”

 

ix)

in de vermelding voor Chili worden de volgende rijen voor de zones CL-2.8, CL-2.9 en CL-2.10 toegevoegd na de rij voor zone CL-2.7:

CL

Chili

CL-2.8

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

18.4.2023

 

CL-2.9

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.4.2023

 

CL-2.10

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.4.2023”

 

x)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.138 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.138

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

3.9.2022

18.4.2023”

xi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.148 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.148

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

19.9.2022

23.4.2023”

xii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.153 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.153

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

24.9.2022

14.4.2023”

xiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.155 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.155

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

27.9.2022

23.4.2023”

xiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor de zones GB-2.159 en GB-2.160 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.159

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

1.10.2022

23.4.2023

GB-2.160

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

1.10.2022

23.4.2023”

xv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.162 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.162

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

4.10.2022

14.4.2023”

xvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.164 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.164

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

4.10.2022

23.4.2023”

xvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.167 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.167

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

6.10.2022

23.4.2023”

xviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.171 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.171

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

9.10.2022

23.4.2023”

xix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.173 en GB-2.174 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.173

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

10.10.2022

23.4.2023

GB-2.174

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

10.10.2022

18.4.2023”

xx)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.176, GB-2.177 en GB-2.178 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.176

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

11.10.2022

19.4.2023

GB-2.177

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

11.10.2022

23.4.2023

GB-2.178

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

11.10.2022

23.4.2023”

xxi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.181 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.181

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

12.10.2022

23.4.2023”

xxii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor de zones GB-2.186, GB-2.187 en GB-2.188 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.186

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GB-2.187

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GB-2.188

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

15.10.2022

19.4.2023”

xxiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.190 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.190

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

16.10.2022

14.4.2023”

xxiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.192 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.192

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

16.10.2022

23.4.2023”

xxv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.196 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.196

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

18.10.2022

23.4.2023”

xxvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor de zones GB-2.199, GB-2.200 en GB-2.201 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.199

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

18.10.2022

23.4.2023

GB-2.200

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

19.10.2022

19.4.2023

GB-2.201

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

19.10.2022

23.4.2023”

xxvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor de zones GB-2.205, GB-2.206 en GB-2.207 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.205

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.10.2022

23.4.2023

GB-2.206

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

21.10.2022

23.4.2023

GB-2.207

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

21.10.2022

19.4.2023”

xxviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.210 en GB-2.111 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.210

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

22.10.2022

19.4.2023

GB-2.211

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

22.10.2022

30.4.2023”

xxix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.214 en GB-2.215 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.214

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

23.10.2022

19.4.2023

GB-2.215

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

23.10.2022

23.4.2023”

xxx)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.221 en GB-2.222 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.221

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

26.10.2022

19.4.2023

GB-2.222

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

26.10.2022

22.4.2023”

xxxi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.225 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.225

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

28.10.2022

23.4.2023”;

xxxii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.228 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.228

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

29.10.2022

22.4.2023”

xxxiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.234 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.234

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

1.11.2022

22.4.2023”

xxxiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.237 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.237

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

2.11.2022

19.4.2023”

xxxv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.239 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.239

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

3.11.2022

23.4.2023”

xxxvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.245 en GB-2.246 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.245

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

6.11.2022

18.4.2023

GB-2.246

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

6.11.2022

19.4.2023”

xxxvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.250 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.250

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

9.11.2022

23.4.2023”

xxxviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.259 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.259

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

16.11.2022

20.4.2023”

xxxix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.263 en GB-2.264 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.263

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.11.2022

16.4.2023

GB-2.264

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.11.2022

30.4.2023”

xl)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.268 en GB-2.269 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.268

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

23.11.2022

19.4.2023

GB-2.269

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

26.11.2022

22.4.2023”

xli)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.276 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.276

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

13.12.2022

16.4.2023”

xlii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.278 en GB-2.279 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.278

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

 

15.12.2022

24.4.2023

GB-2.279

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

 

15.12.2022

13.4.2023”

xliii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.281 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.281

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

20.12.2022

23.4.2023”

xliv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.284 en GB-2.285 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.284

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

30.12.2022

23.4.2023

GB-2.285

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

4.1.2023

18.4.2023”

xlv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.287 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.287

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

10.1.2023

19.4.2023”

xlvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.289 en GB-2.290 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.289

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

12.1.2023

18.4.2023

GB-2.290

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

12.1.2023

18.4.2023”

xlvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.295 en GB-2.296 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.295

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

21.2.2023

27.4.2023

GB-2.296

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

10.3.2023

4.5.2023”

xlviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de volgende rijen voor de zones GB-2.297 tot en met GB-2.302 toegevoegd na de rij voor zone GB-2.296:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.297

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

31.3.2023

 

GB-2.298

N, P1

 

13.4.2023

 

GB-2.299

N, P1

 

13.4.2023

 

GB-2.300

N, P1

 

23.4.2023

 

GB-2.301

N, P1

 

27.4.2023

 

GB-2.302

N, P1

 

29.4.2023”

 

b)

deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de vermelding voor Canada wordt de volgende beschrijving van de zones CA-2.184 en CA-2.185 toegevoegd na de beschrijving van zone CA-2.183:

“Canada

CA-2.184

Quebec- Latitude 45.74, Longitude –72.72

The municipalities involved are:

3 km PZ: Sainte-Hélène-de-Bagot and Saint-Eugene-de-Grantham

10 km SZ: Sainte-Hélène-de-Bagot, Saint-Eugène-de-Grantham, Saint-Germain de-Grantham, Saint-Guillaume, Saint-Hugues, Saint-Liboire, Sait-Nazaire-d’Acton, Saint-Simon-De-Bagot, Saint-Théodore-d’Acton, and Upton

CA-2.185

Ontario- Latitude 43.01, Longitude –80.29

The municipalities involved are:

3 km PZ: Waterford and Wilsonville

10 km SZ: Hagersville, Ohsweken, Simcoe, Townsend, Waterford, and Wilsonville”

ii)

in de vermelding voor Chili wordt de volgende beschrijving van de zones CL-2.8, CL-2.9 en CL-2.10 toegevoegd na de beschrijving van zone CL-2.7:

“Chili

CL-2.8

Valparaíso Region, Province of Quillota, Commune of Hijuelas.

Latitude –32.804 Longitude –71.052

PZ: Communities: Romeral, San Rafael

SZ: Communities: Purehue, Ocoa

CL-2.9

Valparaíso Region, Province of Quillota, Commune of Nogales

Latitude –32,744967 Longitude –71,180022

PZ: Communities: La Peña

SZ: Communities: Melón, Ex asentamiento El Melón, El Chamisal, Pucalán, Los Maquis, Nueva Pucalán, Rosario, El Navío, El Olivo, Garretón

CL-2.10

Biobío Region, Province of Concepción

latitude –36.809390, longitude –72.717702

PZ: Commune of Florida, Communities: Chequén

SZ: Commune of Florida, and part of commune of Tomé (a zone of 26 km2, separated by a highway). Communities: Porvenir, San Lorenzo, San Juan, Bodega, Peninhueque, Roa, Granerillos”

iii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk wordt de volgende beschrijving van de zones GB-2.297 tot en met GB-2.302 toegevoegd na de beschrijving van zone GB-2.296:

“Verenigd Koninkrijk

GB-2.297

near Newton Abbot, Teignbridge, Devon, England, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N50.52 and Long: W3.64

GB-2.298

near Newtown, Powys, Wales, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N52.57 and Long: W3.30

GB-2.299

near Leven, East Riding of Yorkshire, Yorkshire, England, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N53.89 and Long: W0.32

GB-2.300

near Montgomery, Powys, Wales, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N52.58 and Long: W3.24

GB-2.301

near Newtown, Powys, Wales, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N52.57 and Long: W3.29

GB-2.302

near Cantley, Doncaster, South Yorkshire, England, GB

The area contained with a circle of a radius of 10 km, centred on WGS84 dec, coordinates Lat: N53.53 and Long: W0.99”

2)

In bijlage XIV, deel 1, wordt afdeling B als volgt gewijzigd:

i)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.8 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.8

POU, RAT

N, P1

 

5.4.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

5.4.2022

21.4.2023”

ii)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.52 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.52

POU, RAT

N, P1

 

3.5.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

3.5.2022

21.4.2023”

iii)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.54 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.54

POU, RAT

N, P1

 

3.5.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

3.5.2022

21.4.2023”

iv)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.65 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.65

POU, RAT

N, P1

 

18.5.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

18.5.2022

21.4.2023”

v)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.148 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.148

POU, RAT

N, P1

 

16.10.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

16.10.2022

21.4.2023”

vi)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor zone CA-2.153 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.153

POU, RAT

N, P1

 

19.11.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

19.11.2022

21.4.2023”

vii)

in de vermelding voor Canada worden de rijen voor de zones CA-2.161 en CA-2.162 vervangen door:

CA

Canada

CA-2.161

POU, RAT

N, P1

 

29.11.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

29.11.2022

21.4.2023

CA-2.162

POU, RAT

N, P1

 

1.12.2022

21.4.2023

GBM

P1

 

1.12.2022

21.4.2023”

viii)

in de vermelding voor Canada worden de volgende rijen voor de zones CA-2.184 en CA-2.185 toegevoegd na de rij voor zone CA-2.183:

CA

Canada

CA-2.184

POU, RAT

N, P1

 

17.4.2023

 

GBM

P1

 

17.4.2023

 

CA-2.185

POU, RAT

N, P1

 

19.4.2023

 

GBM

P1

 

19.4.2023”

 

ix)

in de vermelding voor Chili worden de volgende rijen voor de zones CL-2.8, CL-2.9 en CL-2.10 toegevoegd na de rijen voor zone CL-2.7:

CL

Chili

CL-2.8

POU, RAT

N, P1

 

18.4.2023

 

GBM

P1

 

18.4.2023

 

CL-2.9

POU, RAT

N, P1

 

20.4.2023

 

GBM

P1

 

20.4.2023

 

CL-2.10

POU, RAT

N, P1

 

20.4.2023

 

GBM

P1

 

20.4.2023”

 

x)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.138 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.138

POU, RAT

N, P1

 

3.9.2022

18.4.2023

GBM

P1

 

3.9.2022

18.4.2023”

xi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.148 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.148

POU, RAT

N, P1

 

19.9.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

19.9.2022

23.4.2023”

xii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.153 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.153

POU, RAT

N, P1

 

24.9.2022

14.4.2023

GBM

P1

 

24.9.2022

14.4.2023”

xiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.155 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.155

POU, RAT

N, P1

 

27.9.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

27.9.2022

23.4.2023”

xiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.159 en GB-2.160 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.159

POU, RAT

N, P1

 

1.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

1.10.2022

23.4.2023

GB-2.160

POU, RAT

N, P1

 

1.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

1.10.2022

23.4.2023”

xv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.162 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.162

POU, RAT

N, P1

 

4.10.2022

14.4.2023

GBM

P1

 

4.10.2022

14.4.2023”

xvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.164 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.164

POU, RAT

N, P1

 

4.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

4.10.2022

23.4.2023”

xvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.167 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.167

POU, RAT

N, P1

 

6.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

6.10.2022

23.4.2023”

xviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.171 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.171

POU, RAT

N, P1

 

9.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

9.10.2022

23.4.2023”

xix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.173 en GB-2.174 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.173

POU, RAT

N, P1

 

10.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

10.10.2022

23.4.2023

GB-2.174

POU, RAT

N, P1

 

10.10.2022

18.4.2023

GBM

P1

 

10.10.2022

18.4.2023”

xx)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.176, GB-2.177 en GB-2.178 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.176

POU, RAT

N, P1

 

11.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

11.10.2022

19.4.2023

GB-2.177

POU, RAT

N, P1

 

11.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

11.10.2022

23.4.2023

GB-2.178

POU, RAT

N, P1

 

11.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

11.10.2022

23.4.2023”

xxi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.181 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.181

POU, RAT

N, P1

 

12.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

12.10.2022

23.4.2023”

xxii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.186 tot en met GB-2.188 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.186

POU, RAT

N, P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GB-2.187

POU, RAT

N, P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

14.10.2022

23.4.2023

GB-2.188

POU, RAT

N, P1

 

15.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

15.10.2022

19.4.2023”

xxiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.190 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.190

POU, RAT

N, P1

 

16.10.2022

14.4.2023

GBM

P1

 

16.10.2022

14.4.2023”

xxiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.192 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.192

POU, RAT

N, P1

 

16.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

16.10.2022

23.4.2023”

xxv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.196 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.196

POU, RAT

N, P1

 

18.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

18.10.2022

23.4.2023”

xxvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.199, GB-2.200 en GB-2.201 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.199

POU, RAT

N, P1

 

18.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

18.10.2022

23.4.2023

GB-2.200

POU, RAT

N, P1

 

19.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

19.10.2022

19.4.2023

GB-2.201

POU, RAT

N, P1

 

19.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

19.10.2022

23.4.2023”

xxvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.205, GB-2.206 en GB-2.207 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.205

POU, RAT

N, P1

 

20.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

20.10.2022

23.4.2023

GB-2.206

POU, RAT

N, P1

 

21.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

21.10.2022

23.4.2023

GB-2.207

POU, RAT

N, P1

 

21.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

21.10.2022

19.4.2023”

xxviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.210 en GB-2.211 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.210

POU, RAT

N, P1

 

22.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

22.10.2022

19.4.2023

GB-2.211

POU, RAT

N, P1

 

22.10.2022

30.4.2023

GBM

P1

 

22.10.2022

30.4.2023”

xxix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.214 en GB-2.215 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.214

POU, RAT

N, P1

 

23.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

23.10.2022

19.4.2023

GB-2.215

POU, RAT

N, P1

 

23.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

23.10.2022

23.4.2023”

xxx)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.221 en GB-2.222 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.221

POU, RAT

N, P1

 

26.10.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

26.10.2022

19.4.2023

GB-2.222

POU, RAT

N, P1

 

26.10.2022

22.4.2023

GBM

P1

 

26.10.2022

22.4.2023”

xxxi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.225 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.225

POU, RAT

N, P1

 

28.10.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

28.10.2022

23.4.2023”

xxxii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.228 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.228

POU, RAT

N, P1

 

29.10.2022

22.4.2023

GBM

P1

 

29.10.2022

22.4.2023”

xxxiii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.234 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.234

POU, RAT

N, P1

 

1.11.2022

22.4.2023

GBM

P1

 

1.11.2022

22.4.2023”

xxxiv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.237 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.237

POU, RAT

N, P1

 

2.11.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

2.11.2022

19.4.2023”

xxxv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.239 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.239

POU, RAT

N, P1

 

3.11.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

3.11.2022

23.4.2023”

xxxvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.245 en GB-2.246 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.245

POU, RAT

N, P1

 

6.11.2022

18.4.2023

GBM

P1

 

6.11.2022

18.4.2023

GB-2.246

POU, RAT

N, P1

 

6.11.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

6.11.2022

19.4.2023”

xxxvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.250 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.250

POU, RAT

N, P1

 

9.11.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

9.11.2022

23.4.2023”

xxxviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.259 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.259

POU, RAT

N, P1

 

16.11.2022

20.4.2023

GBM

P1

 

16.11.2022

20.4.2023”

xxxix)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.263 en GB-2.264 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.263

POU, RAT

N, P1

 

20.11.2022

16.4.2023

GBM

P1

 

20.11.2022

16.4.2023

GB-2.264

POU, RAT

N, P1

 

20.11.2022

30.4.2023

GBM

P1

 

20.11.2022

30.4.2023”

xl)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.268 en GB-2.269 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.268

POU, RAT

N, P1

 

23.11.2022

19.4.2023

GBM

P1

 

23.11.2022

19.4.2023

GB-2.269

POU, RAT

N, P1

 

26.11.2022

22.4.2023

GBM

P1

 

26.11.2022

22.4.2023”

xli)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.276 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.276

POU, RAT

N, P1

 

13.12.2022

16.4.2023

GBM

P1

 

13.12.2022

16.4.2023”

xlii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.278 en GB-2.279 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.278

POU, RAT

N, P1

 

15.12.2022

24.4.2023

GBM

P1

 

15.12.2022

24.4.2023

GB-2.279

POU, RAT

N, P1

 

15.12.2022

13.4.2023

GBM

P1

 

15.12.2022

13.4.2023”

xliii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.281 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.281

POU, RAT

N, P1

 

20.12.2022

23.4.2023

GBM

P1

 

20.12.2022

23.4.2023”

xliv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.284 en GB-2.285 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.284

POU, RAT

N, P1

 

30.12.2023

23.4.2023

GBM

P1

 

30.12.2023

23.4.2023

GB-2.285

POU, RAT

N, P1

 

4.1.2023

18.4.2023

GBM

P1

 

4.1.2023

18.4.2023”

xlv)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.287 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.287

POU, RAT

N, P1

 

10.1.2023

19.4.2023

GBM

P1

 

10.1.2023

19.4.2023”

xlvi)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.289 en GB-2.290 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.289

POU, RAT

N, P1

 

12.1.2023

18.4.2023

GBM

P1

 

12.1.2023

18.4.2023

GB-2.290

POU, RAT

N, P1

 

12.1.2023

18.4.2023

GBM

P1

 

12.1.2023

18.4.2023”

xlvii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor de zones GB-2.295 en GB-2.296 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.295

POU, RAT

N, P1

 

21.2.2023

27.4.2023

GBM

P1

 

21.2.2023

27.4.2023

GB-2.296

POU, RAT

N, P1

 

10.3.2023

4.5.2023

GBM

P1

 

10.3.2023

4.5.2023”

xlviii)

in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk worden de volgende rijen voor de zones GB-2.297 tot en met GB-2.302 toegevoegd na de rij voor zone GB-2.296:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.297

POU, RAT

N, P1

 

31.3.2023

 

GBM

P1

 

31.3.2023

 

GB-2.298

POU, RAT

N, P1

 

13.4.2023

 

GBM

P1

 

13.4.2023

 

GB-2.299

POU, RAT

N, P1

 

13.4.2023

 

GBM

P1

 

13.4.2023

 

GB-2.300

POU, RAT

N, P1

 

23.4.2023

 

GBM

P1

 

23.4.2023

 

GB-2.301

POU, RAT

N, P1

 

27.4.2023

 

GBM

P1

 

27.4.2023

 

GB-2.302

POU, RAT

N, P1

 

29.4.2023

 

GBM

P1

 

29.4.2023”

 


17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/74


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/974 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2023

tot verlenging van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor “volantina”-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (1), en met name artikel 13, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 maart 2014 heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 277/2014 van de Commissie (2) voor het eerst een afwijking van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgesteld voor de minimumafstand van de kust en de minimumdiepte voor “volantina”-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen; die verordening liep op 23 maart 2017 af. De afwijking werd verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2383 van de Commissie (3), die op 27 maart 2020 afliep. De afwijking werd nog eens verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/511 van de Commissie (4), die op 27 maart 2023 afliep.

(2)

Op 21 september 2022 ontving de Commissie van Slovenië een verzoek om de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/511 verleende afwijking te verlengen. Slovenië verstrekte het op 18 augustus 2021 goedgekeurde beheersplan (5) en, in lijn met Uitvoeringsverordening (EU) 2022/511, een verslag over de monitoring en uitvoering van het beheersplan waarmee de verlenging van de afwijking werd onderbouwd in het licht van de vereisten van Verordening (EG) nr. 1967/2006 en Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(3)

Tijdens zijn 71e plenaire zitting in november 2022 heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (7) zich gebogen over het verzoek om verdere verlenging van de afwijking en over het uitvoeringsverslag. Het WTECV bevestigde zijn eerdere advies over het plan en concludeerde, in het licht van de door Slovenië verstrekte nieuwe informatie, dat onverminderd wordt voldaan aan de afwijkingsvoorwaarden.

(4)

De door Slovenië gevraagde afwijking is in overeenstemming met artikel 13, leden 5 en 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006.

(5)

Met name zijn er specifieke geografische obstakels, doordat de territoriale wateren van Slovenië op geen enkel punt een diepte van 50 meter bereiken. Zonder afwijking zouden “volantina”-trawlers slechts actief kunnen zijn in een gebied buiten drie zeemijl uit de kust, waar de visgronden aanzienlijk zijn beperkt door de aanwezigheid van commerciële scheepvaartroutes.

(6)

Bovendien waarborgt het Sloveense beheersplan conform artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 dat de visserijinspanning in de toekomst niet zal toenemen. Er zullen alleen vismachtigingen worden afgegeven aan twaalf welbepaalde vaartuigen die reeds door Slovenië gemachtigd zijn om te vissen.

(7)

Overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 heeft het verzoek betrekking op visserijactiviteiten die al door Slovenië zijn toegestaan, en op vaartuigen met een geregistreerde visserijactiviteit van meer dan vijf jaar.

(8)

Deze vaartuigen zijn opgenomen in een lijst die overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aan de Commissie is verstrekt.

(9)

De betrokken visserijactiviteiten zijn in overeenstemming met artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006, aangezien de visserij niet plaatsvindt boven zeegrasvelden van met name Posidonia oceanica of andere mariene fanerogamen.

(10)

Wat betreft het vereiste om bepaalde minimummaaswijdten in acht te nemen, is de gevraagde afwijking in overeenstemming met artikel 8, lid 1, punt h), van Verordening (EG) nr. 1967/2006, zoals vervangen door artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1241 en deel B, punt 1, van bijlage IX bij die verordening, aangezien “volantina”-trawlers geen netten met vierkante mazen van minder 40 mm gebruiken.

(11)

De visserij met de “volantina”-trawl, een gemengde visserij, kan niet met ander vistuig worden uitgeoefend, behalve met de zwaardere “tartana”, die echter kan leiden tot een intensiever contact met de zeebodem en een hogere vangst van demersale soorten, en doorkruist niet de activiteiten van vaartuigen die ander vistuig dan trawls, zegens of soortgelijke sleepnetten gebruiken.

(12)

“Volantina”-trawlers worden overeenkomstig artikel 13, lid 9, punt c), van Verordening (EG) nr. 1967/2006 zo gereguleerd dat de vangsten van de in bijlage IX, deel A, bij Verordening (EU) 2019/1241 genoemde soorten zo gering mogelijk zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat de gemelde vangsten van deze soorten niet verwaarloosbaar zijn, maar concludeerde niettemin dat deze vangsten gezien de beperkte omvang van de “volantina”-visserij in totaal slechts enkele tientallen tonnen bedragen en dus slechts een zeer klein deel uitmaken van de totale vangsten van deze soorten in het noordelijke deel van de Adriatische Zee.

(13)

“Volantina”-trawlers vissen niet gericht op koppotigen. Het WTECV heeft opgemerkt dat koppotigen een waardevolle bijvangst van de “volantina”-visserij zijn, maar concludeerde op basis van het meest recente uitvoeringsverslag van het plan dat de respectieve vangsten van koppotigen gezien de beperkte omvang van de “volantina”-visserij hoogstwaarschijnlijk slechts een zeer klein deel uitmaken van de totale vangsten van deze soort in het ruimere noordelijke deel van de Adriatische Zee.

(14)

Het Sloveense beheersplan omvat maatregelen voor de monitoring van de visserijactiviteiten overeenkomstig artikel 13, lid 9, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 en de artikelen 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (8).

(15)

De Commissie is derhalve van oordeel dat de door Slovenië gevraagde verlenging van de afwijking voldoet aan de voorwaarden van artikel 13, leden 5 en 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006. De gevraagde verlenging van de afwijking moet daarom worden toegestaan.

(16)

Slovenië moet bijtijds verslag uitbrengen bij de Commissie overeenkomstig het in het Sloveense beheersplan vervatte monitoringplan.

(17)

De afwijking moet in de tijd worden beperkt om snel corrigerende beheersmaatregelen te kunnen nemen wanneer het verslag aan de Commissie wijst op een slechte staat van instandhouding van het beviste bestand, en om ruimte te scheppen voor een verbetering van de wetenschappelijke basis voor een verbeterd beheersplan.

(18)

Aangezien de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2383 verleende afwijking op 27 maart 2023 is verstreken, moet de onderhavige verordening omwille van de juridische continuïteit met ingang van 28 maart 2023 van toepassing zijn. Omwille van de rechtszekerheid moet deze verordening met spoed in werking treden.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afwijking

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is niet van toepassing in de territoriale wateren van Slovenië, ongeacht de diepte, tussen 1,5 en 3 zeemijl uit de kust, op “volantina”-trawlers die aan de volgende eisen voldoen:

a)

ze dragen een registratienummer dat is vermeld in het door Slovenië overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgestelde beheersplan, en

b)

ze hebben een geregistreerde activiteit in de visserij van meer dan vijf jaar en voeren de visserijinspanning in de toekomst niet op, en

c)

ze hebben een vismachtiging en oefenen hun activiteiten uit in het kader van het door Slovenië overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aangenomen beheersplan.

Artikel 2

Monitoringplan en rapportage

Slovenië brengt uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verslag uit bij de Commissie overeenkomstig het monitoringplan dat is vervat in het in artikel 1 bedoelde beheersplan.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 28 maart 2023 tot en met 27 maart 2026.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 277/2014 van de Commissie van 19 maart 2014 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor “volantina”-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen (PB L 82 van 20.3.2014, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2383 van de Commissie van 19 december 2017 tot verlenging van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor “volantina”-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen (PB L 340 van 20.12.2017, blz. 32).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/511 van de Commissie van 30 maart 2022 tot verlenging van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor “volantina”-trawlers die in de territoriale wateren van Slovenië vissen (PB L 103 van 31.3.2022, blz. 7).

(5)  Besluit nr. 34200-2/2021/3 van 18.8.2021.

(6)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

(7)  Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Verslag van de 71e plenaire vergadering (STECF-PLEN-22-03), Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2022 (https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/43440856/STECF+PLEN+22-03.pdf/d0acb3d4-6b6a-4067-9d08-0b6004660e25).

(8)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).


BESLUITEN

17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/77


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/975 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2023

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid en het bijbehorende kennisgevingssysteem

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2023) 2817)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 11, lid 1, derde alinea, en punt 8 van bijlage II,

Gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (2), en met name artikel 20,

Gezien Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (3), en met name artikel 28, lid 1,

Gezien Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (4), en met name artikel 26, lid 1,

Na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 van de Commissie (5) stelt de richtsnoeren vast voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG en het bijbehorende kennisgevingssysteem.

(2)

In artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 is bepaald dat wanneer twee of meer verwerkingsverantwoordelijken gezamenlijk de doeleinden en middelen van de verwerking bepalen, zij gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken zijn. De respectieve verantwoordelijkheden van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken kunnen door het EU-recht worden bepaald, met name wat betreft de uitoefening van de rechten van de betrokkene en hun respectieve verplichtingen om de in de artikelen 15 en 16 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde informatie te verstrekken.

(3)

In artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679 is bepaald dat wanneer twee of meer verwerkingsverantwoordelijken gezamenlijk de doeleinden en middelen van de verwerking van persoonsgegevens bepalen, zij als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken worden beschouwd. De respectieve verantwoordelijkheden van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken kunnen door het EU-recht worden bepaald, met name wat betreft de uitoefening van de rechten van de betrokkene en hun respectieve verplichtingen om de in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde informatie te verstrekken.

(4)

De Commissie en de nationale autoriteiten treden op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor de verwerking van gegevens in het Safety Gate/Rapex-systeem.

(5)

De respectieve taken, verantwoordelijkheden en regelingen tussen de Commissie en de nationale autoriteiten als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken uit hoofde van artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 en artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679 moeten worden vastgesteld.

(6)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

1.   De richtsnoeren voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG en het bijbehorende kennisgevingssysteem zijn opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

2.   De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) is uiteengezet in bijlage II bij dit besluit.”.

2)

De bijlage wordt bijlage I.

3)

Bijlage II als opgenomen in de bijlage bij dit besluit wordt toegevoegd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2023.

Voor de Commissie

Didier REYNDERS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.

(3)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(4)  PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/417 van de Commissie van 8 november 2018 tot vaststelling van richtsnoeren voor het beheer van het systeem van de Europese Unie voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex) uit hoofde van artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid en het bijbehorende kennisgevingssysteem (PB L 73 van 15.3.2019, blz. 121).


BIJLAGE

“BIJLAGE II

GEZAMENLIJKE VERWERKINGSVERANTWOORDELIJKHEID VAN HET SYSTEEM VAN DE EUROPESE UNIE VOOR SNELLE UITWISSELING VAN INFORMATIE (RAPEX) UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 12 VAN RICHTLIJN 2001/95/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD (1) (DE RICHTLIJN INZAKE ALGEMENE PRODUCTVEILIGHEID)

1.    Onderwerp en beschrijving van de verwerking

De Safety Gate/Rapex-toepassing is een kennisgevingssysteem voor snelle uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten, de drie landen van de Europese Economische Ruimte/Europese Vrijhandelsassociatie (EER/EVA) (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) en de Commissie over maatregelen tegen gevaarlijke producten die op de markt van de Unie en/of de EER/EVA worden aangetroffen. Het doel van dit kennisgevingssysteem is:

de levering van gevaarlijke producten aan consumenten op de interne markt te voorkomen;

zo nodig corrigerende maatregelen te nemen om dergelijke producten uit de handel te nemen of terug te roepen.

De informatie-uitwisseling heeft betrekking op preventieve en beperkende maatregelen en acties met betrekking tot gevaarlijke producten voor consumenten en beroepsgebruikers, met uitzondering van levensmiddelen, diervoeders, geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Zowel door de nationale autoriteiten gelaste maatregelen als maatregelen die vrijwillig door marktdeelnemers worden genomen, vallen onder het Safety Gate/Rapex-systeem.

2.    Toepassingsgebied van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid

De Commissie en de nationale autoriteiten treden op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor de verwerking van gegevens in het Safety Gate/Rapex-systeem. “Nationale autoriteiten” zijn alle autoriteiten van de lidstaten en autoriteiten van de EVA/EER-landen die zich bezighouden met productveiligheid en die deel uitmaken van het Safety Gate/Rapex-netwerk, zoals markttoezichtautoriteiten die controleren of producten voldoen aan de veiligheidsvereisten, en autoriteiten die toezicht houden op de buitengrenzen.

Voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (3) vallen de volgende verwerkingsactiviteiten onder de verantwoordelijkheid van de Commissie als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens:

1)

De Commissie kan informatie verwerken over maatregelen tegen producten die ernstige risico’s inhouden, die worden ingevoerd in of uitgevoerd uit de Unie en de Europese Economische Ruimte, om deze informatie door te geven aan de Rapex-contactpunten.

2)

De Commissie kan van derde landen, internationale organisaties, bedrijven of andere systemen voor snelle waarschuwing ontvangen informatie over producten van EU- en niet-EU-oorsprong die een risico vormen, verwerken om deze informatie aan de nationale autoriteiten door te geven.

Het is de verantwoordelijkheid van de Commissie ervoor te zorgen dat de verplichtingen en voorwaarden van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot deze activiteiten worden nageleefd.

De volgende verwerkingsactiviteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten, als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van persoonsgegevens:

1)

De nationale autoriteiten kunnen informatie verwerken overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 2001/95/EG en artikel 20 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (4) om de Commissie en andere lidstaten, en de EVA/EER-landen in kennis te stellen van dergelijke informatie.

2)

De nationale autoriteiten kunnen informatie verwerken na hun follow-upactiviteiten met betrekking tot Safety Gate/Rapex-kennisgevingen om de Commissie en andere lidstaten, en de EVA/EER-landen in kennis te stellen van dergelijke informatie.

Het is de verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten ervoor te zorgen dat de verplichtingen en voorwaarden van Verordening (EU) 2016/679 met betrekking tot deze activiteiten worden nageleefd.

3.    Verantwoordelijkheden, taken en relatie van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken ten opzichte van de betrokkenen

3.1.   Categorieën betrokkenen en persoonsgegevens

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken verwerken gezamenlijk de volgende categorieën persoonsgegevens:

a)

De contactgegevens van Safety Gate/Rapex-gebruikers.

De volgende gegevens kunnen worden verwerkt:

voornaam van de Safety Gate/Rapex-gebruikers;

achternaam van de Safety Gate/Rapex-gebruikers;

e-mailadres van de Safety Gate/Rapex-gebruikers;

land van de Safety Gate/Rapex-gebruikers;

voorkeurstaal van de Safety Gate/Rapex-gebruikers.

b)

De contactgegevens van de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend.

Deze auteurs en validateurs zijn onder meer:

nationale Safety Gate/Rapex-contactpunten en inspecteurs van de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten en de EVA/EER-landen of van de nationale autoriteiten die belast zijn met de controles aan de buitengrenzen, die betrokken zijn bij de kennisgevingsprocedure;

personeel van de Commissie, zoals ambtenaren, tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten, stagiairs en externe dienstverleners.

De volgende gegevens kunnen worden verwerkt:

voornaam van de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend;

achternaam van de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend;

naam van de autoriteit die kennisgevingen en reacties aanbrengt of valideert die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend;

adres van de autoriteit die kennisgevingen en reacties aanbrengt of valideert die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend;

e-mailadres van de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend;

telefoonnummer van de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties die via Safety Gate/Rapex zijn ingediend.

c)

Daarnaast kunnen twee soorten persoonsgegevens incidenteel in het systeem worden opgenomen:

i)

Indien nodig voor het traceren van gevaarlijke producten, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt c), van Richtlijn 2001/95/EG, kunnen de contactgegevens van marktdeelnemers (fabrikanten, exporteurs, importeurs, distributeurs of detailhandelaren) persoonsgegevens bevatten die in het systeem zullen worden opgenomen. Dergelijke gegevens worden uitsluitend door de nationale autoriteiten ingevoerd in het Safety Gate/Rapex-systeem, op basis van de informatie die tijdens hun onderzoek is verzameld.

De volgende gegevens kunnen worden verwerkt:

naam van de marktdeelnemers;

adres van de marktdeelnemers;

plaats van de marktdeelnemers;

land van de marktdeelnemers;

contactgegevens van de marktdeelnemers: dit veld kan verwijzen naar de natuurlijke persoon die de fabrikanten of gemachtigde vertegenwoordigers vertegenwoordigt. De lidstaten wordt echter verzocht geen persoonsgegevens in te voeren en de voorkeur te geven aan niet-persoonsgebonden contactgegevens zoals algemene e-mailadressen;

contactadres van marktdeelnemers.

ii)

Indien zij incidenteel in andere documenten zoals testverslagen zijn opgenomen, namen van personen die de tests op gevaarlijke producten hebben uitgevoerd en/of de testverslagen hebben geauthenticeerd. Deze namen worden opgenomen in de bijlagen en zijn niet doorzoekbaar. De lidstaten wordt verzocht dergelijke gegevens vóór de indiening ervan te wissen indien zij niet noodzakelijk worden geacht voor het doel van het systeem.

3.2.   Informatieverstrekking aan betrokkenen

De Commissie verstrekt de in de artikelen 15 en 16 bedoelde informatie en alle mededelingen uit hoofde van de artikelen 17 tot en met 24 en artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1725 in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm, in duidelijke en eenvoudige taal. De Commissie neemt ook passende maatregelen om de nationale autoriteiten bij te staan bij het verstrekken van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en alle mededelingen uit hoofde van de artikelen 19 tot en met 26 en artikel 37 van Verordening (EU) 2016/679 in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm, in duidelijke en eenvoudige taal met betrekking tot de volgende gegevens:

gegevens met betrekking tot Safety Gate/Rapex-gebruikers;

gegevens met betrekking tot de auteurs en validateurs van kennisgevingen en reacties.

Safety Gate/Rapex-gebruikers worden over hun rechten geïnformeerd via de privacyverklaring in Safety Gate/Rapex.

De nationale autoriteiten nemen passende maatregelen om alle in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en alle mededelingen uit hoofde van de artikelen 19 tot en met 26 en artikel 37 van Verordening (EU) 2016/679 in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm te verstrekken, in duidelijke en eenvoudige taal met betrekking tot de volgende gegevens:

informatie over rechtspersonen die een natuurlijke persoon identificeren;

namen en andere gegevens van personen die de tests op gevaarlijke producten hebben uitgevoerd en/of de testverslagen hebben geauthenticeerd.

De informatie wordt schriftelijk, ook elektronisch, verstrekt.

De nationale autoriteiten gebruiken het door de Commissie verstrekte model voor een privacyverklaring bij het nakomen van hun verplichtingen ten aanzien van de betrokkenen.

3.3.   Afhandeling van verzoeken van betrokkenen

De betrokkenen kunnen hun rechten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 respectievelijk Verordening (EU) 2016/679 uitoefenen met betrekking tot en jegens elk van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken behandelen de verzoeken van betrokkenen volgens de daartoe door de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken vastgestelde procedure. De gedetailleerde procedure voor de uitoefening van de rechten van de betrokkenen wordt toegelicht in de privacyverklaring.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken werken samen en verlenen elkaar op verzoek snelle en efficiënte bijstand bij de afhandeling van verzoeken van betrokkenen.

Indien een gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke een verzoek van een betrokkene ontvangt dat niet onder zijn verantwoordelijkheid valt, zendt hij het verzoek onverwijld, en uiterlijk binnen zeven kalenderdagen na ontvangst ervan, door naar de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke die daadwerkelijk verantwoordelijk is voor dat verzoek. De verantwoordelijke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke verstuurt binnen nog eens drie werkdagen een ontvangstbevestiging aan de betrokkene en stelt de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke die het verzoek in eerste instantie heeft ontvangen, hier tegelijkertijd van in kennis.

In antwoord op een verzoek van een betrokkene om toegang tot persoonsgegevens mag geen enkele gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke gezamenlijk verwerkte persoonsgegevens openbaar maken of anderszins beschikbaar stellen zonder eerst de andere relevante gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke te hebben geraadpleegd.

4.    Andere verantwoordelijkheden en taken van gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken

4.1.   Beveiliging van de verwerking

Iedere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke neemt passende technische en organisatorische maatregelen om:

a)

de veiligheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de gezamenlijk verwerkte persoonsgegevens te waarborgen en te beschermen, overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (5) en de desbetreffende rechtshandeling van de EU-lidstaat/het EVA/EER-land;

b)

persoonsgegevens in zijn bezit te beschermen tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking, verlies, gebruik, openbaarmaking, verkrijging of toegang;

c)

te voorkomen dat de persoonsgegevens openbaar worden gemaakt of inzage daarin wordt gegeven aan anderen dan de tevoren overeengekomen ontvangers of verwerkers.

Iedere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke neemt passende technische en organisatorische maatregelen om de beveiliging van de verwerking te waarborgen op grond van artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1725 respectievelijk artikel 32 van Verordening (EU) 2016/679.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken verlenen elkaar snel en efficiënt bijstand in geval van beveiligingsincidenten, met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens.

4.2.   Beheer van beveiligingsincidenten, met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken behandelen beveiligingsincidenten, met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens, overeenkomstig hun interne procedures en de toepasselijke wetgeving.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken verlenen elkaar met name snelle en efficiënte bijstand als vereist om de opsporing en behandeling te vereenvoudigen van alle beveiligingsincidenten, met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens, die verband houden met de gezamenlijke verwerking.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken stellen elkaar in kennis van:

a)

alle potentiële of feitelijke risico’s voor de beschikbaarheid, de vertrouwelijkheid en/of de integriteit van de persoonsgegevens die gezamenlijk worden verwerkt;

b)

alle beveiligingsincidenten die verband houden met de gezamenlijke verwerking;

c)

alle inbreuken in verband met persoonsgegevens (d.w.z. alle inbreuken op de beveiliging die leiden tot onbedoelde of onrechtmatige vernietiging, schade of wijziging van, alsmede tot ongeoorloofde openbaarmaking van of inzage in de persoonsgegevens die gezamenlijk worden verwerkt), de waarschijnlijke gevolgen van de inbreuken in verband met persoonsgegevens, de beoordeling van het risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, alsmede alle maatregelen die zijn genomen om de inbreuken in verband met persoonsgegevens aan te pakken en het risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen te beperken;

d)

alle inbreuken op de technische en/of organisatorische waarborgen van de gezamenlijke verwerking.

Elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor alle beveiligingsincidenten, met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens, die het gevolg zijn van de niet-nakoming van de verplichtingen van die gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke uit hoofde van respectievelijk dit besluit, Verordening (EU) 2018/1725 en Verordening (EU) 2016/679.

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken documenteren de beveiligingsincidenten (met inbegrip van inbreuken in verband met persoonsgegevens) en stellen elkaar onverwijld en uiterlijk 48 uur nadat zij kennis hebben gekregen van een beveiligingsincident (met inbegrip van een inbreuk in verband met persoonsgegevens), daarvan in kennis.

De voor een inbreuk in verband met persoonsgegevens verantwoordelijke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke documenteert die inbreuk in verband met persoonsgegevens en stelt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis. Hij doet dit onverwijld en, waar mogelijk, uiterlijk 72 uur nadat hij kennis heeft gekregen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, tenzij het onwaarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. De verantwoordelijke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke informeert de andere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van deze kennisgeving.

De voor de inbreuk in verband met persoonsgegevens verantwoordelijke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke deelt die inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkenen mee indien het waarschijnlijk is dat die inbreuk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. De verantwoordelijke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke stelt de andere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken van deze mededeling in kennis.

4.3.   Lokalisatie van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die met het oog op het kennisgevingsproces via het Safety Gate/Rapex-systeem worden verzameld, worden opgeslagen en verzameld in de Safety Gate/Rapex-toepassing die door de Commissie wordt beheerd, om ervoor te zorgen dat de toegang tot de toepassing beperkt blijft tot duidelijk geïdentificeerde personen en dat de in de toepassing opgeslagen gegevens dus goed beschermd zijn.

Persoonsgegevens die met het oog op de verwerking worden verzameld, worden uitsluitend op het grondgebied van de EU/EER verwerkt en verlaten dat grondgebied niet, tenzij zij in overeenstemming zijn met artikel 45, 46 of 49 van Verordening (EU) 2016/679 of met artikel 47, 48 of 50 van Verordening (EU) 2018/1725.

Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2001/95/EG staat de toegang tot Safety Gate/Rapex open voor kandidaat-lidstaten, derde landen of internationale organisaties, in het kader van een overeenkomst tussen de EU en die landen of internationale organisaties, overeenkomstig de in deze overeenkomsten vastgestelde regelingen. Geselecteerde informatie uit het Safety Gate/Rapex-systeem kan worden uitgewisseld. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.

4.4.   Ontvangers

Toegang tot persoonsgegevens wordt alleen verleend aan bevoegd personeel en contractanten van de Commissie en nationale autoriteiten met het oog op het beheer en de werking van het Safety Gate/Rapex-systeem, waarmee de verwerking wordt vergemakkelijkt. Voor deze toegang gelden ID- en wachtwoordvereisten, als volgt:

Safety Gate/Rapex staat alleen open voor de Commissie en voor gebruikers die specifiek zijn aangewezen door de autoriteiten van de EU-lidstaten en de EVA/EER-landen, alsook voor de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot gebruikers in Noord-Ierland;

toegang tot de verzamelde persoonsgegevens op Safety Gate/Rapex wordt alleen verleend aan de aangewezen en gemachtigde gebruikers van de toepassing die een gebruikersidentificatie/wachtwoord hebben. Toegang tot de aanvraag en toekenning van een wachtwoord is alleen mogelijk als de bevoegde nationale autoriteit daarom verzoekt, onder het algemene toezicht van het Safety Gate/Rapex-team;

toegang tot de verzamelde persoonsgegevens wordt verleend aan de personeelsleden van de Commissie die verantwoordelijk zijn voor deze verwerking en voor bevoegd personeel volgens het “need-to-know”-beginsel. Deze personeelsleden zijn gehouden aan statutaire, en waar nodig, aanvullende regels inzake vertrouwelijkheid.

De personen die toegang hebben tot de verzamelde persoonsgegevens zijn:

a)

personeel en contractanten van de Commissie;

b)

aangewezen contactpunten en inspecteurs van de markttoezichtautoriteiten van de EU-lidstaten en de EVA/EER-landen, alsook van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot gebruikers in Noord-Ierland;

c)

geïdentificeerde inspecteurs van de autoriteiten die belast zijn met de controles aan de buitengrenzen van de EU-lidstaten en de EVA/EER-landen.

De personen die toegang hebben tot alle verzamelde persoonsgegevens en die de mogelijkheid hebben deze op verzoek te wijzigen, zijn:

a)

leden van het Safety Gate/Rapex-team van de Commissie;

b)

leden van de Safety Gate/Rapex-helpdesk van de Commissie.

Een lijst van alle Safety Gate/Rapex-contactpunten (door de nationale autoriteiten in de EU/EER-landen aangewezen gebruikers) met hun contactgegevens (achternaam, voornaam, naam van de autoriteit, adres van de autoriteit, telefoon, fax, e-mail) is beschikbaar op de openbare Europa-website Safety Gate (6). Het gebruikersbeheer op nationaal niveau wordt gecontroleerd door de nationale Safety Gate/Rapex-contactpunten via de Safety Gate/Rapex-toepassing.

Alle gebruikers hebben toegang tot de inhoud van kennisgevingen met de status “EC gevalideerd”. Alleen nationale Safety Gate/Rapex-gebruikers hebben toegang tot het ontwerp van hun kennisgevingen (vóór indiening bij de EC). Personeelsleden van de Commissie en gemachtigde personen hebben toegang tot kennisgevingen met de status “door de EC ingediend”.

Elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke stelt alle andere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in kennis van alle doorgiften van persoonsgegevens aan ontvangers in derde landen of internationale organisaties.

5.    Specifieke verantwoordelijkheden van de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken

De Commissie waarborgt en is verantwoordelijk voor de volgende handelingen:

a)

beslissen over de middelen voor en de vereisten en doeleinden van de verwerking;

b)

registratie van de verwerking;

c)

vergemakkelijken van de uitoefening van de rechten van betrokkenen;

d)

behandelen van verzoeken van betrokkenen;

e)

waar nodig en evenredig, beslissen om de toepassing van de rechten van de betrokkenen te beperken of daarvan af te wijken;

f)

privacy door ontwerp en privacy door standaardinstellingen waarborgen;

g)

de rechtmatigheid, de noodzaak en de evenredigheid van het doorzenden en overdragen van persoonsgegevens vaststellen en beoordelen;

h)

waar nodig, voorafgaand overleg plegen met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

i)

waarborgen dat de tot het verwerken van de persoonsgegevens gemachtigde personen zich ertoe hebben verbonden vertrouwelijkheid in acht te nemen of door een passende wettelijke verplichting van vertrouwelijkheid zijn gebonden;

j)

op verzoek samenwerken met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming bij de uitvoering van zijn taken.

De nationale autoriteiten waarborgen en zijn verantwoordelijk voor de volgende handelingen:

a)

registratie van de verwerking;

b)

ervoor zorgen dat de persoonsgegevens die worden verwerkt, toereikend, juist en ter zake dienend zijn en beperkt zijn tot wat noodzakelijk is voor het beoogde doel;

c)

zorgen voor een transparante informatieverstrekking aan en communicatie met de betrokkenen over hun rechten;

d)

vergemakkelijken van de uitoefening van de rechten van betrokkenen;

e)

alleen een beroep doen op verwerkers die voldoende garanties bieden om passende technische en organisatorische maatregelen te treffen op zodanige wijze dat de verwerking voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) 2016/679 en de bescherming van de rechten van de betrokkene wordt gewaarborgd;

f)

de verwerking door de verwerker regelen door middel van een overeenkomst of rechtshandeling krachtens het Unierecht of het lidstatelijke recht overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) 2016/679;

g)

waar nodig een voorafgaande raadpleging verrichten van de nationale toezichthoudende autoriteit;

h)

waarborgen dat de tot het verwerken van de persoonsgegevens gemachtigde personen zich ertoe hebben verbonden vertrouwelijkheid in acht te nemen of door een passende wettelijke verplichting van vertrouwelijkheid zijn gebonden;

i)

op verzoek samenwerken met de nationale toezichthoudende autoriteit bij de uitvoering van hun taken.

6.    Duur van de verwerking

Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken mogen persoonsgegevens niet langer bewaren of verwerken dan nodig is voor de uitvoering van de overeengekomen doeleinden en verplichtingen als vastgesteld in dit besluit, d.w.z. gedurende de tijd die nodig is om het doel van de verzameling of verdere verwerking te vervullen. Meer bepaald:

a)

De contactgegevens van de gebruikers van de Safety Gate/Rapex-toepassing worden in het systeem bewaard zolang zij gebruikers zijn. Bij berichtgeving dat een bepaalde persoon niet langer een gebruiker van het systeem is, worden diens contactgegevens onmiddellijk uit de toepassing gewist.

b)

De contactgegevens van de inspecteurs van de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten en de EVA/EER-landen, alsmede van de inspecteurs die belast zijn met de controle aan de buitengrenzen, die in kennisgevingen en reacties worden verstrekt, worden in het systeem bewaard gedurende een periode van vijf jaar na de validering van de kennisgeving of reactie.

c)

Persoonsgegevens van andere natuurlijke personen die mogelijk in het systeem zijn opgenomen, worden bewaard in een vorm die identificatie mogelijk maakt gedurende dertig jaar vanaf het moment van invoering van de informatie in Safety Gate/Rapex, wat overeenkomt met de geraamde maximale levenscyclus van productcategorieën zoals elektrische apparaten of motorvoertuigen.

Legitieme verzoeken van betrokkenen om hun gegevens af te schermen, aan te passen of te wissen, worden door de Commissie binnen een maand na ontvangst van het verzoek ingewilligd.

7.    Aansprakelijkheid voor niet-naleving

De Commissie is aansprakelijk voor niet-naleving overeenkomstig hoofdstuk VIII van Verordening (EU) 2018/1725.

De autoriteiten van de EU-lidstaten zijn aansprakelijk voor niet-naleving overeenkomstig hoofdstuk VIII van Verordening (EU) 2016/679.

8.    Samenwerking tussen gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken

Elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke verleent de andere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken op verzoek snelle en efficiënte bijstand bij de uitvoering van dit besluit, met inachtneming van alle toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) 2018/1725 respectievelijk Verordening (EU) 2016/679 en andere toepasselijke gegevensbeschermingsregels.

9.    Geschillenbeslechting

De gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken streven ernaar geschillen die voortvloeien uit of verband houden met de interpretatie of toepassing van dit besluit, in der minne te schikken.

Indien zich op enig moment een vraag, geschil of meningsverschil tussen de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken met betrekking tot of in verband met dit besluit voordoet, stellen de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken alles in het werk om dit door middel van overleg op te lossen.

Alle geschillen worden bij voorkeur op operationeel niveau beslecht zodra zij zich voordoen en bij voorkeur door de contactpunten die zijn bedoeld in punt 10 van deze bijlage en worden opgesomd op de openbare Europa-website Safety Gate.

Het overleg heeft tot doel de maatregelen die zijn genomen om het gerezen probleem op te lossen, te evalueren en, voor zover praktisch uitvoerbaar, erover tot overeenstemming te komen, en de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken onderhandelen daartoe te goeder trouw met elkaar. Elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke reageert binnen zeven werkdagen na een verzoek om minnelijke schikking. De termijn voor het bereiken van een minnelijke schikking bedraagt dertig werkdagen vanaf de datum van het verzoek.

Indien het geschil niet in der minne kan worden beslecht, kan elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke zich op de volgende wijze aan bemiddeling en/of een gerechtelijke procedure onderwerpen:

a)

in geval van bemiddeling wijzen de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken gezamenlijk een door elk van hen aanvaardbare bemiddelaar aan, die de beslechting van het geschil binnen twee maanden na voorlegging van het geschil moet faciliteren;

b)

in geval van een gerechtelijke procedure wordt de zaak voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

10.    Contactpunten voor samenwerking tussen de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken

Elke gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke wijst één contactpunt aan, waarmee andere gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken contact opnemen met betrekking tot vragen, klachten en informatieverstrekking die binnen het toepassingsgebied van dit besluit vallen.

Een gedetailleerde lijst van alle door de Commissie en de nationale autoriteiten in de EU/EER-landen aangewezen contactpunten met hun contactgegevens (achternaam, voornaam, naam van de autoriteit, adres van de autoriteit, telefoon, fax, e-mail) is beschikbaar op de openbare Europa-website Safety Gate.


(1)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).

(2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(4)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(5)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).

(6)  https://ec.europa.eu/safety/consumers/consumers_safety_gate/menu/documents/Safety_Gate_contacts.pdf


17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/87


BESLUIT (EU) 2023/976 VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE AFWIKKELINGSRAAD

van 22 maart 2023

inzake kwijting voor de uitvoering van de begroting en afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (“GAR”) voor het begrotingsjaar 2021 (SRB/AD/2023/02)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE GEMEENSCHAPPELIJKE AFWIKKELINGSRAAD,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (1), en met name artikel 50, lid 1, punt b), en artikel 63, lid 8, van de GAM-verordening,

Gezien de artikelen 97, 98 en 99 van het financieel reglement van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad van 17 januari 2020,

Gezien de definitieve jaarrekeningen van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad betreffende het begrotingsjaar 2021 zoals goedgekeurd op 29 juni 2022 (de “definitieve jaarrekeningen 2021”),

Gezien het jaarverslag van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad betreffende het begrotingsjaar 2021 zoals goedgekeurd op 30 mei 2022 (het “jaarverslag 2021”),

Gezien het verslag van de Europese Rekenkamer over de jaarrekeningen van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad betreffende het begrotingsjaar 2021, vergezeld van de antwoorden van de GAR (het “jaarverslag van de Rekenkamer 2021”),

Gezien het door Mazars Réviseurs d’Enterprises opgestelde verslag betreffende de definitieve jaarrekeningen 2021, met inbegrip van controleverklaringen van 17 juni 2022 (het “auditverslag van Mazars 2021”),

Gezien het verslag van de Rekenkamer (opgesteld overeenkomstig artikel 92, lid 4, van Verordening (EU) nr. 806/2014) over eventuele gerelateerde verplichtingen die voortvloeien uit de verrichting door de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, de Raad en de Commissie van hun taken uit hoofde van de GAM-verordening betreffende het begrotingsjaar 2021 (het “verslag van de Rekenkamer over gerelateerde verplichtingen 2021”),

Gezien het jaarlijkse interneauditverslag 2021 van 15 januari 2022,

Gezien het werkprogramma 2021van de GAR,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

1.   De voorzitter van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting betreffende het begrotingsjaar 2021.

2.   De afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad betreffende het begrotingsjaar 2021 goed te keuren.

3.   Zijn opmerkingen in onderstaande motie neer te leggen.

4.   De voorzitter van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad opdracht te geven de Raad, de Commissie en de Rekenkamer in kennis te stellen van dit besluit en zorg te dragen voor bekendmaking daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie (L-serie) en op de website van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad.

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt ondertekend.

Voor de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Jan Marc BERK

Lid van de plenaire vergadering


(1)  PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1.


Rectificaties

17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/89


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1104 van de Commissie van 1 juli 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 68/2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 177 van 4 juli 2022 )

Bladzijde 23, bijlage tot vervanging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 68/2013, deel C, de tabel, punt 1.12.12, tweede kolom, als gerectificeerd op bladzijde 139 van PB L 16 van 18.1.2023:

in plaats van:

Bierborstel”,

lezen:

Bierbostel”.

Bladzijde 43, bijlage tot vervanging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 68/2013, deel C, de tabel, punt 6.6.5, tweede kolom, als gerectificeerd op bladzijde 159 van PB L 16 van 18.1.2023:

in plaats van:

Hooi”,

lezen:

Voorgedroogd kuilvoer”.