ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 89

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
27 maart 2023


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2023/683 van de Raad van 17 maart 2023 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, met betrekking tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat ervan

1

 

*

Besluit (EU) 2023/684 van de Raad van 20 maart 2023 inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen, en inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland, en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen

3

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2023/670 van de Raad van 21 maart 2023 tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, wat betreft de externe accountants van de Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland ( PB L 84 van 23.3.2023 )

6

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

27.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 89/1


BESLUIT (EU) 2023/683 VAN DE RAAD

van 17 maart 2023

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, met betrekking tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat ervan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (“de overeenkomst”), is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2018/1107 (1) van de Raad en is op 1 augustus 2018 in werking getreden.

(2)

Op grond van artikel 111, lid 1, van de overeenkomst is de samenwerkingsraad opgericht om toezicht te houden op de uitvoering van de overeenkomst. Op grond van artikel 112, lid 2, van de overeenkomst kan de samenwerkingsraad besluiten gespecialiseerde subcomités of lichamen op te richten die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. De samenwerkingsraad bepaalt de samenstelling, de taken en de werking van dergelijke comités of lichamen.

(3)

Zowel de Unie als Irak hebben belangstelling getoond voor de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking om een specifieke dialoog over alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking tussen de Unie en Irak mogelijk te maken en de doeltreffende uitvoering van de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de Unie in Irak te bevorderen.

(4)

De samenwerkingsraad moet een besluit met betrekking tot de oprichting van een gespecialiseerd subcomité ontwikkelingssamenwerking en over de vaststelling van het mandaat ervan aannemen tijdens de derde zitting van de samenwerkingsraad of, in voorkomend geval, vooraf of achteraf via een schriftelijke procedure, overeenkomstig artikel 10, lid 1, van zijn reglement van orde (2).

(5)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad, aangezien het besluit van de samenwerkingsraad bindend zal zijn voor de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de samenwerkingsraad die is opgericht bij de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, met betrekking tot de oprichting van een subcomité ontwikkelingssamenwerking en de vaststelling van het mandaat ervan, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 17 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)  Besluit (EU) 2018/1107 van de Raad van 20 juli 2018 betreffende de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (PB L 203 van 10.8.2018, blz. 1).

(2)  Besluit nr. 1/2013 van de Samenwerkingsraad EU-Irak van 8 oktober 2013 tot vaststelling van zijn reglement van orde en dat van het Samenwerkingscomité (2013/802/EU) (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 68).


27.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 89/3


BESLUIT (EU) 2023/684 VAN DE RAAD

van 20 maart 2023

inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen, en

inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland, en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (1) (“de EU-VS-luchtvervoersovereenkomst”) is op 25 en 30 april 2007 ondertekend na de vaststelling van Besluit 2007/339/EG van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen (2). Zij wordt sinds 30 maart 2008 voorlopig toegepast en werd gesloten door middel van Besluit (EU) 2020/1110 van de Raad (3). Zij is op 29 juni 2020 in werking getreden. Zij werd gewijzigd door het Protocol van 24 juni 2010 tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend op 25 en 30 april 2007 (4) (het “protocol”), dat op 5 mei 2022 in werking is getreden. Het protocol voorziet in de toetreding van derde landen tot de EU-VS-luchtvervoersovereenkomst.

(2)

Via de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn IJsland en Noorwegen volledig geïntegreerde leden van de eengemaakte Europese luchtvaartmarkt. In 2007 hebben zij formeel om toetreding tot de EU-VS-luchtvervoersovereenkomst verzocht. Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van de EU-VS-luchtvervoersovereenkomst heeft het in het kader van die overeenkomst opgerichte Gemengd Comité tijdens zijn vergadering van 16 november 2010 een luchtvervoersovereenkomst tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen (“de toetredingsovereenkomst”) voorgesteld.

(3)

De Commissie heeft onderhandelingen gevoerd over een Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland, en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen (“de aanvullende overeenkomst”).

(4)

Op 2 mei 2011 heeft de Commissie een voorstel vastgesteld voor een besluit van de Raad inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing, van de toetredingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst.

(5)

Op 16 juni 2011 hebben de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, Besluit 2011/708/EU (5) vastgesteld inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de toetredingsovereenkomst (6) en de aanvullende overeenkomst (7). In artikel 3 van dat besluit is bepaald dat zowel de toetredingsovereenkomst als de aanvullende overeenkomst voorlopig toegepast wordt vanaf de datum van ondertekening, die plaatsvond op 21 juni 2011. Sinds die datum worden de twee overeenkomsten voorlopig toegepast.

(6)

In zijn arrest van 28 april 2015 in zaak C-28/12, Commissie tegen Raad (8) (“het arrest”) heeft het Hof van Justitie Besluit 2011/708/EU nietig verklaard op grond van het feit dat de Raad niet rechtsgeldig machtiging kon verlenen voor de ondertekening en de voorlopige toepassing van de toetredingsovereenkomst en van de aanvullende overeenkomst in een besluit dat samen met de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, werd vastgesteld. Het Hof van Justitie heeft de gevolgen van Besluit 2011/708/EU gehandhaafd tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn na de uitspraak van het arrest, van een door de Raad krachtens artikel 218, leden 5 en 8, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen nieuw besluit.

(7)

Ter uitvoering van het arrest moet de Raad een nieuw besluit inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de toetredingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst vaststellen, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde IJsland en ten vierde het Koninkrijk Noorwegen (“de toetredingsovereenkomst”), en van de Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland, en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen (“de aanvullende overeenkomst”), onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomsten (9)1.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de toetredingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

De toetredingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst worden voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Het is van toepassing met ingang van 16 juni 2011.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KULLGREN


(1)  PB L 134 van 25.5.2007, blz. 4.

(2)  Besluit 2007/339/EG van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, van 25 april 2007 inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (PB L 134 van 25.5.2007, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2020/1110 van de Raad van 23 januari 2018 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds (PB L 244 van 29.7.2020, blz. 6).

(4)  PB L 223 van 25.8.2010, blz. 3.

(5)  Besluit 2011/708/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen van 16 juni 2011 inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen; en inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen (PB L 283 van 29.10.2011, blz. 1).

(6)  PB L 283 van 29.10.2011, blz. 3.

(7)  PB L 283 van 29.10.2011, blz. 16.

(8)  Arrest van het Hof (Grote kamer) van 28 april 2015, Europese Commissie tegen Raad van de Europese Unie, C-28/12, ECLI:EU:C:2015:282.

(9)  De tekst van de toetredingsovereenkomst is bekendgemaakt in PB L 283 van 29.10.2011, blz. 3. De tekst van de aanvullende overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 283 van 29.10.2011, blz. 16.


Rectificaties

27.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 89/6


Rectificatie van Besluit (EU) 2023/670 van de Raad van 21 maart 2023 tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, wat betreft de externe accountants van de Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

( Publicatieblad van de Europese Unie L 84 van 23 maart 2023 )

De bekendmaking van Besluit (EU) 2023/670 dient als nietig te worden beschouwd.