ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 75

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
14 maart 2023


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/573 van de Commissie van 10 maart 2023 tot wijziging van de bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Argentinië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee alsmede vers vlees en vleesproducten van pluimvee en vederwild is toegestaan ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/574 van de Commissie van 13 maart 2023 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de identificatie van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

7

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2023/575 van de Raad van 9 maart 2023 tot machtiging van Polen om in het belang van de Europese Unie de wijziging van het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee te ratificeren

15

 

*

Besluit (EU) 2023/576 van de Raad van 9 maart 2023 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van dat comité en de voortzetting van de overeenkomst

17

 

*

Besluit (GBVB) 2023/577 van de Raad van 13 maart 2023 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2021/509 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit

23

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2022 van het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer, dat is ingesteld bij de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, van 21 november 2022 betreffende de technische en procedurele specificaties voor het gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) door het Verenigd Koninkrijk, de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de administratieve samenwerking uit hoofde van artikel 6 van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, en het bedrag en de voorwaarden van de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de algemene begroting van de Unie met betrekking tot de kosten die uit het gebruik van het IMI voortvloeien [2023/578]

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/573 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2023

tot wijziging van de bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Argentinië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee alsmede vers vlees en vleesproducten van pluimvee en vederwild is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, en artikel 232, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen, gebieden, of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van respectievelijk zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee alsmede vers vlees en vleesproducten van pluimvee en vederwild is toegestaan.

(5)

Op 3 maart 2023 heeft Argentinië de diensten van de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI). Die uitbraak bevindt zich in de provincie Rio Negro, Argentinië, en is op 28 februari 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd.

(6)

In de lijsten van derde landen, gebieden of zones daarvan in deel 1, afdeling B, van bijlage XIV en deel 1, afdeling A, van bijlage XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 is bepaald dat de binnenkomst in de Unie uit Argentinië van zendingen vers vlees en vleesproducten van pluimvee en vederwild is toegestaan. Bovendien zijn krachtens deel 1, afdeling A, van bijlage XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 momenteel geen risicobeperkende behandelingen voor de binnenkomst in de Unie van zendingen vleesproducten van pluimvee en vederwild uit dat derde land vereist.

(7)

Gezien het risico op het binnenbrengen van HPAI in de Unie door de binnenkomst van zendingen vers vlees en vleesproducten van pluimvee en vederwild uit Argentinië, en bij gebrek aan garanties die regionalisatie van dat derde land mogelijk maken, mag de binnenkomst in de Unie van dergelijke zendingen niet langer worden toegestaan. Bovendien moet risicobeperkende behandeling D overeenkomstig bijlage XXVI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 verplicht zijn voor de binnenkomst in de Unie van zendingen vleesproducten van pluimvee en vederwild uit dat derde land.

(8)

De gegevens voor Argentinië in de lijsten van derde landen, gebieden of zones daarvan in de tabel in deel 1 van bijlage XIV en in de tabel in deel 1, afdeling A, van bijlage XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie in dat derde land.

(9)

Voorts hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van acht uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in de staten Florida (1), Illinois (1), Nebraska (1), Pennsylvania (4) en Virginia (1), Verenigde Staten, die tussen 21 februari 2023 en 28 februari 2023 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd.

(10)

Naar aanleiding van die recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza hebben de veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten controlegebieden met een straal van ten minste 10 km rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken.

(11)

De Verenigde Staten hebben de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op hun grondgebied en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie en ter bescherming van de diergezondheidsstatus van de Unie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van de Verenigde Staten beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza, niet langer worden toegestaan.

(12)

Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza in een pluimveebedrijf in het graafschap Leicestershire in Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 27 oktober 2022 was bevestigd.

(13)

Het Verenigd Koninkrijk heeft ook informatie ingediend over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza te voorkomen. Naar aanleiding van voornoemde uitbraak van die ziekte heeft het Verenigd Koninkrijk met name een ruimingsbeleid ingevoerd om de verspreiding van die ziekte te beheersen en te beperken, en heeft het ook de vereiste reiniging en ontsmetting voltooid na de uitvoering van het ruimingsbeleid in het besmette pluimveebedrijf op zijn grondgebied.

(14)

De Commissie heeft de door het Verenigd Koninkrijk ingediende informatie geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza in een pluimveebedrijf voorbij is en dat er geen risico meer bestaat in verband met de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit het gebied van het Verenigd Koninkrijk waaruit de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten als gevolg van die uitbraak was opgeschort.

(15)

De bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in Argentinië en in de Verenigde Staten ten aanzien van HPAI moeten de wijzigingen die bij deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden aangebracht, met spoed in werking treden.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen V, XIV en XV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

afdeling B van deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk wordt de rij voor zone GB-2.223 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.223

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

27.10.2022

1.3.2023”

ii)

in de gegevens voor de Verenigde Staten worden de volgende rijen voor de zones US-2.417 tot en met US-2.424 toegevoegd na de rij voor zone US-2.416:

US

Verenigde Staten

US-2.417

BPP, BPR, DOC, DOR, SP, SR, POU-LT20, HEP, HER, HE-LT20

N, P1

 

21.2.2023

 

US-2.418

N, P1

 

23.2.2023

 

US-2.419

N, P1

 

23.2.2023

 

US-2.420

N, P1

 

24.2.2023

 

US-2.421

N, P1

 

24.2.2023

 

US-2.422

N, P1

 

24.2.2023

 

US-2.423

N, P1

 

27.2.2023

 

US-2.424

N, P1

 

28.2.2023”

 

b)

deel 2 wordt als volgt gewijzigd: in de gegevens voor de Verenigde Staten worden de volgende beschrijvingen van de zones US-2.417 tot en met US-2.424 toegevoegd na de beschrijving van zone US-2.416:

“Verenigde Staten

US-2.417

State of Nebraska — Lincoln 01

Lincoln County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 100.8387664°W 41.2235670°N)

US-2.418

State of Pennsylvania — Lancaster 15

Lancaster County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 76.0163232°W 40.2416586°N)

US-2.419

State of Virginia — Alexandria 01

Alexandria County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 77.0623573°W 38.8954575°N)

US-2.420

State of Illinois — Wayne 01

Wayne County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 88.6714315°W 38.4922958°N)

US-2.421

State of Pennsylvania — Chester 01

Chester County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 76.0065041°W 39.8780320°N)

US-2.422

State of Pennsylvania — Lancaster 16

Lancaster County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 76.0523464°W 40.2478762°N)

US-2.423

State of Pennsylvania — Lancaster 17

Lancaster County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 76.0242330°W 40.2422203°N)

US-2.424

State of Florida — Miami-Dade 01

Miami-Dade County: A circular zone of a 10 km radius starting with North point (gps coordinates: 80.3743439°W 25.8137553°N)”

2)

In bijlage XIV wordt deel 1, afdeling B, als volgt gewijzigd:

i)

de gegevens voor Argentinië worden vervangen door:

AR

Argentinië

AR-0

POU, RAT, GBM

P1

 

28.2.2023”

 

ii)

in de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk worden de rijen voor zone GB-2.223 vervangen door:

GB

Verenigd Koninkrijk

GB-2.223

POU, RAT

N, P1

 

27.10.2022

1.3.2023

GBM

P1

 

27.10.2022

1.3.2023”

iii)

in de gegevens voor de Verenigde Staten worden de volgende rijen voor de zones US-2.417 tot en met US-2.424 toegevoegd na de rijen voor zone US-2.416:

US

Verenigde Staten

US-2.417

POU, RAT

N, P1

 

21.2.2023

 

GBM

P1

 

21.2.2023

 

US-2.418

POU, RAT

N, P1

 

23.2.2023

 

GBM

P1

 

23.2.2023

 

US-2.419

POU, RAT

N, P1

 

23.2.2023

 

GBM

P1

 

23.2.2023

 

US-2.420

POU, RAT

N, P1

 

24.2.2023

 

GBM

P1

 

24.2.2023

 

US-2.421

POU, RAT

N, P1

 

24.2.2023

 

GBM

P1

 

24.2.2023

 

US-2.422

POU, RAT

N, P1

 

24.2.2023

 

GBM

P1

 

24.2.2023

 

US-2.423

POU, RAT

N, P1

 

27.2.2023

 

GBM

P1

 

27.2.2023

 

US-2.424

POU, RAT

N, P1

 

28.2.2023

 

GBM

P1

 

28.2.2023”

 

3)

In bijlage XV, deel 1, afdeling A, worden de gegevens voor Argentinië vervangen door:

AR

Argentinië

AR-0

C

C

C

C

C

C

C

D

D

D

MPNT (*) MPST

 

AR-1

C

C

C

C

C

C

C

D

D

D

MPNT (*) MPST

 

AR-2

A

A

C

A

A

C

C

D

D

D

MPNT (*) MPST

 


14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/574 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2023

tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de identificatie van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 27, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is bepaald dat een formuleringshulpstof niet mag worden aanvaard voor opname in een gewasbeschermingsmiddel wanneer is vastgesteld dat de residuen ervan, na een toepassing die in overeenstemming is met goede gewasbeschermingspraktijken en rekening houdend met realistische gebruiksomstandigheden, een schadelijk effect hebben op de gezondheid van mens of dier of op het grondwater, dan wel een onaanvaardbaar effect hebben op het milieu, of dat het gebruik ervan, na een toepassing die in overeenstemming is met goede gewasbeschermingspraktijken en rekening houdend met realistische gebruiksomstandigheden, een schadelijk effect heeft op de gezondheid van mens of dier of een onaanvaardbaar effect op planten, plantaardige producten of het milieu.

(2)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten formuleringshulpstoffen die niet worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen, in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden opgenomen. Een eerste lijst van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/383 van de Commissie (2) tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 met de lijst van formuleringshulpstoffen die niet worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen.

(3)

Het is mogelijk dat bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet worden bijgewerkt in het licht van nieuwe technische en wetenschappelijke kennis. Met het oog op een voorspelbare en uniforme uitvoering van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten nauwkeurige regels voor de identificatie van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen worden vastgesteld, die vervolgens in een bijgewerkte versie van die bijlage III kunnen worden opgenomen. Daartoe wordt bij deze verordening een reeks gedetailleerde criteria vastgesteld om te bepalen of een formuleringshulpstof schadelijke of onaanvaardbare effecten kan hebben, als bedoeld in artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, wat ervoor moet zorgen dat formuleringshulpstoffen voldoen aan veiligheidsnormen ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu.

(4)

Formuleringshulpstoffen zijn chemische stoffen die voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt, onder meer in gewasbeschermingsmiddelen. De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik ervan zijn geregeld bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (“Reach”) (3). Formuleringshulpstoffen moeten krachtens die verordening worden geregistreerd, ook wanneer zij bestemd zijn voor gebruik in gewasbeschermingsmiddelen. Zij kunnen worden geïdentificeerd als zeer zorgwekkende stoffen overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of aan beperkingen worden onderworpen overeenkomstig titel VIII van die verordening.

(5)

Een formuleringshulpstof mag niet worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen wanneer die is of moet worden ingedeeld als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorie 1A of categorie 1B. Om een geharmoniseerde gevarenindeling van formuleringshulpstoffen vast te stellen, kunnen de lidstaten of fabrikanten, importeurs of downstreamgebruikers voorstellen voor een geharmoniseerde indeling indienen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(6)

Een formuleringshulpstof mag ook niet worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen wanneer die is geïdentificeerd als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 om andere redenen dan de indeling ervan als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting van categorie 1A of categorie 1B.

(7)

Indien de eigenschappen van formuleringshulpstoffen die in gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, aanleiding geven tot bezorgdheid dat het gebruik ervan in gewasbeschermingsmiddelen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier kan hebben, moeten de lidstaten bijgevolg eerst passende maatregelen nemen overeenkomstig die twee verordeningen, aangezien dergelijke gevaarlijke eigenschappen ook relevant zijn voor alle andere toepassingen van de betrokken stoffen, en vervolgens voorstellen de formuleringshulpstoffen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 op te nemen.

(8)

Daarnaast mag een formuleringshulpstof niet worden aanvaard voor opname in een gewasbeschermingsmiddel indien de formuleringshulpstof overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (5) is geïdentificeerd als een persistente organische verontreinigende stof.

(9)

Indien bovendien is vastgesteld dat een in gewasbeschermingsmiddelen gebruikte formuleringshulpstof hormoonontregelende eigenschappen heeft krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6), zij niet is goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik als conserveermiddel tijdens de opslag, of indien overeenkomstig die verordening beperkingen zijn vastgesteld die gevolgen hebben voor het gebruik ervan in gewasbeschermingsmiddelen, moet het gebruik ervan in die middelen als onaanvaardbaar worden beschouwd.

(10)

Met het oog op de efficiëntie, de consistentie en de voorspelbaarheid met betrekking tot de specifieke beperkingen als bedoeld in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 is het passend te waarborgen dat dergelijke beperkingen ook gelden voor alle stoffen die als formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt of momenteel zo worden gebruikt.

(11)

Ten slotte moeten, om de samenhang met de goedkeuringscriteria voor werkzame stoffen, beschermstoffen en synergistische middelen te handhaven, de criteria voor de goedkeuring van werkzame stoffen die betrekking hebben op de gezondheid van mens en dier en het milieu, zoals bepaald in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, ook van toepassing zijn op formuleringshulpstoffen, voor zover deze niet reeds onder de andere criteria voor het niet aanvaarden van formuleringshulpstoffen vallen.

(12)

Het is noodzakelijk en passend regels vast te stellen voor de procedure die moet worden gevolgd voor de opneming van formuleringshulpstoffen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009. De informatie die de lidstaten daartoe moeten verstrekken, moet worden gespecificeerd. Met het oog op een consistente evaluatie moet door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een technische beoordeling worden uitgevoerd na een kennisgeving van een lidstaat en de indiening van een relevant verslag door die lidstaat over de redenen waarom een formuleringshulpstof aan de criteria van deze verordening zou kunnen voldoen, wanneer de kennisgevende lidstaat geen maatregelen uit hoofde van andere wetgeving van de Unie heeft geïnitieerd of voltooid. Er moet worden verduidelijkt dat de EFSA het recht moet hebben om van de andere lidstaten en, in voorkomend geval, van het Europees Agentschap voor chemische stoffen relevante informatie op te vragen.

(13)

Overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 kan de Commissie de formuleringshulpstoffen te allen tijde herbeoordelen. Daarbij kan zij ook door de lidstaten verstrekte relevante informatie in aanmerking nemen. Daarom wordt het noodzakelijk geacht een procedure vast te stellen aan de hand waarvan de lidstaten de Commissie in kennis kunnen stellen van reeds in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 opgenomen formuleringshulpstoffen die eventueel uit die bijlage moeten worden geschrapt, of van in die bijlage vastgestelde voorwaarden voor formuleringshulpstoffen die eventueel moeten worden gewijzigd.

(14)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om het gebruik van een formuleringshulpstof op hun grondgebied op grond van artikel 81, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 tijdelijk te verbieden of te beperken onder de in dat artikel vastgestelde voorwaarden.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze uitvoeringsverordening worden gedetailleerde regels en criteria vastgesteld voor de identificatie van formuleringshulpstoffen die niet mogen worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen (“onaanvaardbare formuleringshulpstoffen”).

Deze verordening is van toepassing op aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van aanvragen tot wijziging of verlenging daarvan, die op of na 3 april 2023 zijn ingediend.

Artikel 2

Criteria voor het identificeren van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen

De criteria voor het identificeren van formuleringshulpstoffen die onaanvaardbaar worden geacht voor opneming in een gewasbeschermingsmiddel, zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 3

Beoordeling en kennisgeving van formuleringshulpstoffen

1.   Bij de beoordeling van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen gaan de lidstaten na of formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen op basis van de in de bijlage vastgestelde criteria als onaanvaardbare formuleringshulpstoffen kunnen worden beschouwd.

2.   Met het oog op de in lid 1 bedoelde controle voeren de lidstaten in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis een onafhankelijke, objectieve en transparante beoordeling uit op basis van de informatie die is ingediend in een aanvraagdossier voor de toelating van een gewasbeschermingsmiddel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009, in voorkomend geval met inbegrip van de overeenkomstig titel II van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingediende informatie.

3.   Na de in lid 1 bedoelde controle stelt de lidstaat de andere lidstaten, de Commissie en de EFSA in kennis wanneer hij van oordeel is dat:

a)

de formuleringshulpstof die wordt gebruikt of bedoeld is om te worden gebruikt in een gewasbeschermingsmiddel, kan voldoen aan een of meer van de criteria van de bijlage bij deze verordening en derhalve een onaanvaardbare formuleringshulpstof kan zijn;

b)

in het licht van nieuwe wetenschappelijke en technische kennis de vermelding van een formuleringshulpstof in de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet worden gewijzigd, of

c)

in het licht van nieuwe wetenschappelijke en technische kennis de vermelding van een formuleringshulpstof in de lijst van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet worden geschrapt.

Artikel 4

Inhoud van het formuleringshulpstofverslag

1.   Een kennisgeving overeenkomstig artikel 3, lid 3, gaat vergezeld van een formuleringshulpstofverslag.

2.   Het formuleringshulpstofverslag bevat:

a)

de chemische identiteit van de formuleringshulpstof:

1)

voor een stof, zoals gespecificeerd in punt 2 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006;

2)

voor een preparaat, zoals gespecificeerd voor mengsels in artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008;

b)

de in de bijlage vermelde criteria waaraan volgens de kennisgevende lidstaat is voldaan;

c)

in voorkomend geval, eventuele specifieke gebruiksvoorwaarden die voor de formuleringshulpstof in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten worden vastgesteld.

3.   Wanneer een formuleringshulpstof voldoet aan een of meer van de criteria van de punten 1), 2) en 3) van de bijlage bij deze verordening en is opgenomen in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar de desbetreffende vermelding in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 (d.w.z. het catalogusnummer of het CAS-nummer).

Wanneer een formuleringshulpstof niet in de lijst van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 is opgenomen, maar de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat deze stof moet worden ingedeeld in de in de punten 1), 2) en 3) van de bijlage bij deze verordening bedoelde gevarenklassen, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar het voorstel voor een geharmoniseerde indeling en etikettering dat de lidstaat of een fabrikant, importeur of downstreamgebruiker overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) heeft ingediend.

4.   Wanneer een formuleringshulpstof voldoet aan het criterium van punt 4) van de bijlage bij deze verordening, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar de desbetreffende vermelding in de bijlagen I tot en met V bij Verordening (EU) 2019/1021.

5.   Wanneer een formuleringshulpstof voldoet aan een of meer van de criteria van punt 5) van de bijlage bij deze verordening en is opgenomen in de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde lijst, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar de desbetreffende vermelding in die lijst.

Wanneer een formuleringshulpstof niet is opgenomen in de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde lijst, maar de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat deze stof moet worden geïdentificeerd zoals bedoeld in punt 5) van de bijlage bij deze verordening, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar het ingediende dossier als bedoeld in bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

6.   Wanneer een formuleringshulpstof voldoet aan een of meer van de criteria van de punten 6), 7) en 8) van de bijlage bij deze verordening, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar het overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 vastgestelde advies.

7.   Wanneer een formuleringshulpstof is opgenomen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en de beperking relevant is voor het gebruik in gewasbeschermingsmiddelen, moet in het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar de desbetreffende vermelding in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden opgenomen.

Wanneer het gebruik van een formuleringshulpstof niet is opgenomen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, maar de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat het een risico voor de gezondheid van de mens of voor het milieu vormt dat niet afdoende wordt beheerst en dat moet worden aangepakt overeenkomstig artikel 69, lid 1 of lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, bevat het formuleringshulpstofverslag een verwijzing naar het in bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde dossier dat overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bij het ECHA is ingediend.

8.   Indien de kennisgevende lidstaat van oordeel is dat de stof waarvan kennisgeving is gedaan, voldoet aan het criterium van punt 10) van de bijlage, bevat het formuleringshulpstofverslag de conclusies van de overeenkomstig artikel 3, lid 2, uitgevoerde beoordeling.

9.   In gevallen waarin het formuleringshulpstofverslag informatie bevat die vertrouwelijk is overeenkomstig artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 of de relevante bepalingen inzake vertrouwelijkheid van de in de leden 2 tot en met 8 bedoelde verordeningen, dienen de kennisgevende lidstaten een vertrouwelijke en een niet-vertrouwelijke versie van het formuleringshulpstofverslag in.

Artikel 5

Bekendmaking

De Commissie stelt het formuleringshulpstofverslag onverwijld in elektronische vorm ter beschikking van het publiek.

Artikel 6

Oproep tot het indienen van informatie

1.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is, verzoekt de EFSA alle lidstaten mee te delen of zij gewasbeschermingsmiddelen die de aangemelde formuleringshulpstof bevatten, hebben toegelaten.

2.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is, verplicht de kennisgevende lidstaat — zo nodig ondersteund door de andere lidstaten — de houders van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de formuleringshulpstof bevatten, ertoe om alle voor hen beschikbare informatie en studies over de aangemelde formuleringshulpstof bij de EFSA in te dienen.

De houders van dergelijke toelatingen dienen de informatie en studies vóór het einde van de in lid 4 genoemde periode in.

Artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is van toepassing op de ingediende informatie en studies.

3.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is en de aangemelde formuleringshulpstof is geregistreerd overeenkomstig titel II van Verordening (EG) nr. 1907/2006, kan de kennisgevende lidstaat of het ECHA, in voorkomend geval, de in artikel 36 van die verordening bedoelde personen om informatie verzoeken.

4.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is, geeft de EFSA een termijn van 120 dagen na de bekendmaking van het formuleringshulpstofverslag overeenkomstig artikel 5 om opmerkingen over of gegevens die relevant zijn voor dat verslag in te dienen. Zij maakt de ontvangen opmerkingen of gegevens onverwijld openbaar beschikbaar. De EFSA kan het ECHA verzoeken bij te dragen in het kader van de oproep tot het indienen van gegevens.

Artikel 7

Beoordeling door de EFSA

1.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is, voert de EFSA na een kennisgeving overeenkomstig artikel 3, lid 3, op onafhankelijke, objectieve en transparante wijze en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis een beoordeling uit om na te gaan of de formuleringshulpstof als onaanvaardbaar voor opneming in een gewasbeschermingsmiddel moet worden beschouwd.

2.   De EFSA publiceert de resultaten van haar werkzaamheden met betrekking tot de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde technische beoordeling en actualiseert het formuleringshulpstofverslag binnen twaalf maanden na het einde van de in artikel 6, lid 4, bedoelde periode.

Op verzoek van de EFSA verleent de kennisgevende lidstaat wetenschappelijke bijstand bij de voorbereiding van de technische beoordeling en het geactualiseerde formuleringshulpstofverslag.

3.   De EFSA organiseert in voorkomend geval een raadpleging van deskundigen, met inbegrip van deskundigen uit de kennisgevende lidstaat en, indien relevant, de andere lidstaten. In dat geval wordt de in lid 2 bedoelde termijn met een maand verlengd.

4.   De EFSA raadpleegt de lidstaten en de Commissie over haar ontwerp van technische beoordeling en behandelt eventuele opmerkingen die zij vóór de vaststelling ervan heeft ontvangen.

5.   De EFSA stelt het formaat vast van het document waarin de resultaten van haar werkzaamheden worden gerapporteerd, dat delen over de beoordelingsprocedure en de eigenschappen van de betrokken formuleringshulpstof bevat.

6.   Indien nodig wordt in het document van de EFSA waarin de resultaten van haar werkzaamheden worden gerapporteerd, vermeld of voor de aangemelde formuleringshulpstof specifieke gebruiksvoorwaarden moeten worden vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Artikel 8

Opneming van de formuleringshulpstof in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009

1.   Wanneer artikel 4, lid 3, eerste alinea, artikel 4, lid 4, artikel 4, lid 5, eerste alinea, artikel 4, lid 6, of artikel 4, lid 7, eerste alinea, van toepassing is, dient de Commissie binnen zes maanden na de door de lidstaat ingediende kennisgeving een ontwerpverordening in bij het in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde comité, rekening houdend met het formuleringshulpstofverslag.

2.   Wanneer artikel 4, lid 3, tweede alinea, van toepassing is, dient de Commissie binnen zes maanden na de goedkeuring van het desbetreffende advies van het Comité risicobeoordeling van het ECHA een ontwerpverordening in bij het in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde comité.

3.   Wanneer artikel 4, lid 5, tweede alinea, van toepassing is, dient de Commissie binnen zes maanden na de bekendmaking van de bijgewerkte lijst met de aangemelde formuleringshulpstof overeenkomstig artikel 59, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een ontwerpverordening in bij het in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde comité.

4.   Wanneer artikel 4, lid 7, tweede alinea, van toepassing is, dient de Commissie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 een ontwerpverordening in bij het in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde comité.

5.   Wanneer artikel 4, lid 8, van toepassing is, dient de Commissie binnen zes maanden na ontvangst van het document van de EFSA waarin de resultaten van haar werkzaamheden worden gerapporteerd en het geactualiseerde formuleringshulpstofverslag een ontwerpverordening in bij het in artikel 79, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde comité.

6.   De Commissie stelt een verordening vast op basis van artikel 27, lid 2, en, indien nodig, artikel 78, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, waarin wordt bepaald dat:

a)

een formuleringshulpstof wordt opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, in voorkomend geval met inachtneming van voorwaarden en beperkingen;

b)

een formuleringshulpstof niet wordt opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, of

c)

de vermelding van een formuleringshulpstof in de lijst in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt gewijzigd, of

d)

de vermelding van een formuleringshulpstof wordt geschrapt uit de lijst in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Artikel 9

Wijzigingen van nationale lijsten van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen

Onverminderd artikel 81, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wijzigen de lidstaten die door middel van nationale bepalingen lijsten van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen hebben vastgesteld, die lijsten overeenkomstig elke krachtens artikel 8 vastgestelde verordening.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/383 van de Commissie van 3 maart 2021 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad met de lijst van formuleringshulpstoffen die niet worden aanvaard voor opname in gewasbeschermingsmiddelen (PB L 74 van 4.3.2021, blz. 7).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45).

(6)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).


BIJLAGE

Criteria voor de identificatie van een onaanvaardbare formuleringshulpstof

1)   

De formuleringshulpstof is in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld als mutagene stof van categorie 1A of 1B.

2)   

De formuleringshulpstof is in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1A of 1B.

3)   

De formuleringshulpstof is in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld als giftig voor de voortplanting, categorie 1A of 1B.

4)   

De formuleringshulpstof is opgenomen in de bijlagen I tot en met V bij Verordening (EU) 2019/1021.

5)   

De formuleringshulpstof is opgenomen in de in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bedoelde lijst (lijst van stoffen die in aanmerking komen) vanwege de identificatie ervan:

a)

als persistent, bioaccumulerend en toxisch overeenkomstig artikel 57, punt d), van die verordening;

b)

als zeer persistent en zeer bioaccumulerend overeenkomstig artikel 57, punt e), van die verordening, of

c)

als zeer zorgwekkende stof overeenkomstig artikel 57, punt f), van die verordening vanwege hormoonontregelende eigenschappen.

6)   

De formuleringshulpstof is geïdentificeerd als een stof met hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012.

7)   

Er is een besluit vastgesteld om de formuleringshulpstof niet goed te keuren als werkzame stof voor productsoort 6 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012.

8)   

Er is een besluit vastgesteld om de formuleringshulpstof goed te keuren als werkzame stof overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012, met beperkingen die relevant zijn voor gebruik als formuleringshulpstof in gewasbeschermingsmiddelen.

9)   

Het gebruik van een stof als formuleringshulpstof in gewasbeschermingsmiddelen is als beperkt voor gebruik in gewasbeschermingsmiddelen opgenomen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

10)   

De formuleringshulpstof valt onder geen van de punten 1 tot en met 9, maar voldoet, gelet op realistische gebruiksomstandigheden en goede gewasbeschermingspraktijken, niet aan een van de criteria voor de goedkeuring van werkzame stoffen als bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009, wanneer zij als formuleringshulpstof in een gewasbeschermingsmiddel wordt gebruikt.


BESLUITEN

14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/15


BESLUIT (EU) 2023/575 VAN DE RAAD

van 9 maart 2023

tot machtiging van Polen om in het belang van de Europese Unie de wijziging van het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee te ratificeren

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 6, punt a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (2), waarin is bepaald dat alle leden van de internationale gemeenschap de plicht hebben samen te werken voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee.

(2)

De Unie is ook partij bij de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (3).

(3)

De Unie is exclusief bevoegd op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De aldus op intern niveau aan de Unie verleende bevoegdheden omvatten ook de bevoegdheid van de Unie om samen te werken in internationale organisaties, onder meer in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer.

(4)

Polen is verdragsluitende partij bij het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee (het “verdrag”). De Unie is geen partij bij het verdrag. Krachtens artikel 6, lid 9, van de Toetredingsakte van 2003 worden de visserijovereenkomsten die de toetredende lidstaten met derde landen hebben gesloten, met ingang van de datum van toetreding beheerd door de Unie. De Unie dient derhalve alle op grond van het verdrag genomen besluiten in haar rechtsorde uit te voeren.

(5)

De Unie heeft er belang bij een effectieve rol bij de uitvoering van het verdrag te spelen. Een dergelijke handelswijze vergroot ook de samenhang van de op instandhouding gerichte benadering van de Unie in alle oceanen en versterkt haar engagement voor de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden wereldwijd.

(6)

Bij besluit van 11 april 2016 heeft de Raad Polen gemachtigd om in het belang van de Unie te onderhandelen over een wijziging van het verdrag die de deelname van de Unie als volwaardige partij bij het verdrag mogelijk zou maken. Daartoe moest Polen een wijziging van het verdrag voorstellen die het mogelijk maakt dat regionale organisaties voor economische integratie aan het verdrag deelnemen en dat de Unie een partij bij het verdrag wordt.

(7)

Polen heeft in oktober 2016 de depositaris van het verdrag in kennis gesteld van het voorstel voor een dergelijke wijziging van het verdrag.

(8)

Polen moet derhalve worden gemachtigd om de wijziging van het verdrag te ratificeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Polen wordt gemachtigd tot het ratificeren, in het belang van de Europese Unie, van de wijziging van artikel XVI, lid 4, van het Verdrag voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in het centrale gedeelte van de Beringzee, op grond waarvan regionale organisaties voor economische integratie partij bij dat verdrag kunnen worden.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

G. STRÖMMER


(1)  Goedkeuring van 15 februari 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

(3)  Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).


14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/17


BESLUIT (EU) 2023/576 VAN DE RAAD

van 9 maart 2023

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van dat comité en de voortzetting van de overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg (1) (“de overeenkomst”) is door de Unie ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2022/1158 van de Raad (2) en is sinds 29 juni 2022 voorlopig toegepast.

(2)

Bij artikel 7, lid 1, van de overeenkomst is een gemengd comité opgericht dat de toepassing en uitvoering van deze overeenkomst volgt en er toezicht op houdt en dat de werking van de overeenkomst regelmatig toetst in het licht van haar doelstellingen.

(3)

Artikel 7, lid 6, van de overeenkomst bepaalt dat het gemengd comité zijn reglement van orde moet vaststellen. Om de correcte uitvoering van de overeenkomst te waarborgen, moet het reglement van orde van het gemengd comité worden vastgesteld.

(4)

Zoals bepaald in artikel 6, lid 1, van de overeenkomst, is de overeenkomst van toepassing tot en met 30 juni 2023. Het gemengd comité wordt echter uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst bijeengeroepen om te beoordelen of de overeenkomst moet worden voortgezet.

(5)

Om zowel de Unie als Oekraïne in staat te stellen te blijven profiteren van de positieve effecten van de overeenkomst op het vergemakkelijken van het goederenvervoer over de weg tussen en door Oekraïne en de Unie en op het waarborgen van goed functionerende solidariteitscorridors in de context van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moet deze overeenkomst worden verlengd tot en met 30 juni 2024.

(6)

Het gemengd comité moet een besluit nemen waarbij zijn reglement van orde wordt vastgesteld en een besluit nemen over de noodzaak om de overeenkomst voort te zetten, met inbegrip van de duur van die verlenging.

(7)

Aangezien de besluiten van het gemengd comité bindend zijn voor de Unie, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het gemengd comité moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van dit reglement van orde en de voortzetting van de overeenkomst.

(8)

Het standpunt van de Unie in het gemengd comité moet derhalve gebaseerd zijn op de bjigevoegde ontwerp-besluiten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij artikel 7 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake het goederenvervoer over de weg (“de overeenkomst”) opgerichte gemengd comité met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van dat comité en betreffende de voortzetting van de overeenkomst, met inbegrip van de duur daarvan, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.

Kleine wijzigingen van de ontwerpbesluiten van het gemengd comité kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het gemengd comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

G. STRÖMMER


(1)  PB L 179 van 6.7.2022, blz. 4.

(2)  Besluit (EU) 2022/1158 van de Raad van 27 juni 2022 inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende het goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en Oekraïne (PB L 179 van 6.7.2022, blz. 1).


ONTWERP

BESLUIT NR. 1/2023 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg opgerichte gemengd comité

van …

betreffende de vaststelling van het reglement van orde

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg (1), en met name artikel 7, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt: Op grond van artikel 7, lid 6, van Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake goederenvervoer over de weg (“de overeenkomst”) moet het gemengd comité zijn reglement van orde vaststellen. Het reglement van orde in de bijlage bij dit besluit moet derhalve worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Reglement van orde

Het reglement van orde van het gemengd comité, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt vastgesteld.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité

De medevoorzitters


(1)  PB L 179 van 6.7.2022, blz. 4.


BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET GEMENGD COMITÉ

Artikel 1

Delegatiehoofden

1.   Het gemengd comité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. Elke partij stelt een hoofd en eventueel een adjunct-hoofd van haar delegatie aan. Het hoofd van de delegatie kan worden vervangen door het adjunct-hoofd of door een voor een bepaalde vergadering aangewezen persoon.

2.   Het gemengd comité wordt om beurt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van Oekraïne. Het hoofd van de betrokken delegatie of, bij afwezigheid van die persoon, het adjunct-hoofd of de ter vervanging aangewezen persoon, treedt op als voorzitter.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   Het gemengd comité komt bijeen wanneer dat nodig is. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering te beleggen. Het gemengd comité wordt eveneens uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst bijeengeroepen om te beoordelen of het nodig is deze overeenkomst voort te zetten overeenkomstig artikel 6, lid 2, en een daartoe strekkend besluit vast te stellen.

2.   Het gemengd comité organiseert fysieke bijeenkomsten of vergadert via andere middelen (bv. conference calls of videoconferenties).

3.   De vergaderingen worden zoveel mogelijk beurtelings op een locatie in een lidstaat van de Europese Unie en in Oekraïne gehouden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

4.   De werktaal is Engels.

5.   Zodra de datum en plaats van de vergaderingen door de partijen zijn overeengekomen, worden de vergaderingen bijeengeroepen door de Europese Commissie voor de Europese Unie en door het voor wegvervoer bevoegde ministerie voor Oekraïne.

6.   De vergaderingen van het gemengd comité zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders overeenkomen. Indien nodig kan aan het eind van de vergadering met wederzijdse instemming een persmededeling worden opgesteld.

Artikel 3

Delegaties

1.   De delegatiehoofden stellen elkaar vóór elke vergadering in kennis van de voorgenomen samenstelling van hun delegaties.

2.   Vertegenwoordigers van belanghebbenden uit de wegvervoersector kunnen worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen, of een deel daarvan, bij te wonen, als het gemengd comité hierover overeenstemming bereikt.

3.   Het gemengd comité kan, indien overeengekomen, andere belanghebbende partijen of deskundigen uitnodigen om vergaderingen, of een deel daarvan, bij te wonen teneinde informatie over specifieke onderwerpen te verstrekken.

4.   Waarnemers nemen niet deel aan het besluitvormingsproces van het gemengd comité.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de diensten van de Europese Commissie en een ambtenaar van het voor wegvervoer bevoegde Oekraïense ministerie treden gezamenlijk op als secretarissen van het gemengd comité.

Artikel 5

Agenda van de vergaderingen

1.   De delegatiehoofden stellen in onderling overleg de voorlopige agenda van elke vergadering op. De voorlopige agenda wordt uiterlijk vijftien dagen vóór de vergaderdatum door de secretarissen aan de leden van de delegaties toegezonden.

2.   Elke vergadering van het gemengd comité begint met de goedkeuring van de agenda. Punten die niet op de voorlopige agenda staan, kunnen aan de agenda worden toegevoegd indien het gemengd comité dit beslist.

3.   De delegatiehoofden kunnen de in lid 1 bedoelde termijn inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 6

Notulen

1.   Na elke vergadering van het gemengd comité worden ontwerpnotulen opgesteld. In deze ontwerpnotulen wordt vermeld welke punten zijn besproken en welke besluiten zijn goedgekeurd.

2.   Binnen een maand na de vergadering worden de ontwerpnotulen door het hoofd van de gastdelegatie via de secretarissen van het gemengd comité schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan het andere delegatiehoofd.

3.   Als de notulen worden goedgekeurd, worden ze in tweevoud ondertekend door de delegatiehoofden, waarbij elke partij één origineel exemplaar bijhoudt. De delegatiehoofden kunnen besluiten dat de ondertekening en uitwisseling van elektronische kopieën volstaan om aan deze vereiste te voldoen.

4.   De notulen van de vergaderingen van het gemengd comité zijn openbaar, tenzij een van de partijen anderszins verzoekt.

5.   De delegatiehoofden kunnen de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn inkorten en in onderling overleg een datum vaststellen voor de goedkeuring als bedoeld in lid 3 als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 7

Schriftelijke procedure

Indien nodig en naar behoren gemotiveerd, kunnen besluiten van het gemengd comité volgens de schriftelijke procedure worden vastgesteld. Daartoe stellen de delegatiehoofden elkaar in kennis van de ontwerpmaatregelen waarover het gemengd comité wordt gevraagd een besluit vast te stellen; dit kan vervolgens worden bevestigd via briefwisseling. De partijen kunnen echter vragen dat het gemengd comité wordt bijeengeroepen om de kwestie te bespreken.

Artikel 8

Beraadslagingen

1.   Het gemengd comité neemt besluiten op basis van consensus tussen de partijen.

2.   Besluiten van het gemengd comité dragen het opschrift “Besluit”, gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een beschrijving van het onderwerp.

3.   De besluiten van het gemengd comité worden ondertekend door de delegatiehoofden en als aanhangsel bij de notulen gevoegd.

4.   De besluiten van het gemengd comité worden door de partijen uitgevoerd overeenkomstig hun eigen interne procedures.

5.   De besluiten van het gemengd comité kunnen door de partijen in hun officiële publicatiebladen worden bekendgemaakt. Elke partij houdt één origineel exemplaar van de besluiten bij.

Artikel 9

Werkgroepen

1.   Het gemengd comité kan werkgroepen oprichten om zich te laten bijstaan bij de uitvoering van zijn taken. De taakomschrijving van een werkgroep moet overeenkomstig artikel 7, lid 5, van de overeenkomst door het gemengd comité worden goedgekeurd en worden opgenomen in de bijlage bij het besluit tot oprichting van de werkgroep.

2.   De werkgroepen bestaan uit vertegenwoordigers van de partijen.

3.   De werkgroepen werken onder het gezag van het gemengd comité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. Zij nemen geen besluiten, maar kunnen aanbevelingen doen aan het gemengd comité.

4.   Het gemengd comité kan te allen tijde besluiten bestaande werkgroepen op te heffen, hun taakomschrijving te wijzigen of nieuwe werkgroepen op te richten om het comité bij te staan bij de uitvoering van zijn taken.

Artikel 10

Kosten

1.   Elke partij draagt zelf de kosten voor haar deelname aan de vergaderingen van het gemengd comité en de werkgroepen, zowel wat personeelsuitgaven, reis- en verblijfkosten als kosten voor post en telecommunicatie betreft.

2.   Andere uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

Artikel 11

Wijziging van het reglement van orde

Het gemengd comité kan zijn reglement van orde te allen tijde wijzigen door middel van een krachtens artikel 7, lid 5, van de overeenkomst genomen besluit.


14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/23


BESLUIT (GBVB) 2023/577 VAN DE RAAD

van 13 maart 2023

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2021/509 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name artikel 28, lid 1, artikel 41, lid 2, artikel 42, lid 4, en artikel 30, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, gesteund door de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2022 is de Raad overeengekomen dat het totale financiële maximum van de Europese Vredesfaciliteit (de “faciliteit”) tussen 2024 en 2027 geleidelijk moet worden verhoogd met 2 000 miljoen EUR (in prijzen van 2018). Bij deze verhoging moet het voor 2023 overeengekomen maximum voor betalingen in acht worden genomen. De Raad heeft ook onderkend dat de ontwikkeling van het internationale veiligheidsklimaat verdere verhogingen van het totale financiële maximum van de faciliteit tot 2027 zou kunnen vereisen. Elke verdere verhoging moet door de Raad met eenparigheid van stemmen worden bepaald en moet worden vastgelegd in een wijziging van Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1). Het totaal van alle verhogingen van het financiële maximum van de faciliteit tot 2027 mag niet meer bedragen dan 5 500 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

(2)

In zijn conclusies van 15 december 2022 verwees de Europese Raad nogmaals naar de mondiale dimensie van de faciliteit verwelkomde hij het akkoord in de Raad van 12 december 2022 dat de financiële houdbaarheid ervan waarborgt.

(3)

In het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, dat de Raad op 21 maart 2022 heeft goedgekeurd, wordt opgeroepen tot een nieuwe beoordeling, tussen nu en 2023, van de omvang en de definitie van de gemeenschappelijke kosten om de solidariteit te vergroten en de deelname aan militaire missies en operaties te stimuleren, alsook van de kosten van de oefenoperaties, mede gelet op de voorstellen betreffende de snel inzetbare EU-capaciteit. De financiering van de subsidiabele kosten van de militaire crisisbeheersingsoefening van de EU in 2023 (MILEX 2023) met een bedrag van maximaal 5 000 000 EUR laat toekomstige besluiten over de financiering van gemeenschappelijke kosten onverlet.

(4)

Uit de ervaring die sinds de vaststelling van Besluit (GBVB) 2021/509 is opgedaan, blijkt dat meer flexibiliteit nodig is bij de inning en het gebruik van financiële bijdragen van de lidstaten en bij het gebruik ervan door de faciliteit, met name door de ontvangst en het gebruik van vervroegde bijdragen toe te staan en door het gebruik van vroegtijdige financiering voor steunmaatregelen op basis van de goedkeuring van het comité van de faciliteit uit te breiden. Bijdragen die een lidstaat verkiest vooraf te betalen, hebben geen invloed op het bedrag van de bijdragen die door die lidstaat of door andere lidstaten verschuldigd zijn, noch op het vermogen van de faciliteit om haar doelstellingen te verwezenlijken. Dergelijke vervroegde bijdragen kunnen niet voor een specifiek doel worden bestemd.

(5)

Daarnaast moet er meer flexibiliteit worden ingebouwd door het gebruik van vroegtijdige financiering voor steunmaatregelen waarvoor toestemming van het comité van de faciliteit is vereist, uit te breiden. Bijdragen aan vroegtijdige financiering door een lidstaat zullen niet worden gebruikt voor de financiering van steunmaatregelen waarvan die lidstaat zich overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Besluit (GBVB) 2021/509 onthoudt.

(6)

Besluit (GBVB) 2021/509 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2021/509 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Het financiële maximum voor de uitvoering van de faciliteit voor de periode 2021-2027 bedraagt 7 979 000 000 EUR in lopende prijzen.”

.

2)

Aan artikel 4 wordt het volgende punt toegevoegd:

“g)

“oefenoperatie”: een militaire GVDB-oefenoperatie van de Unie of het militaire onderdeel van een civiele GVDB-oefenoperatie, uitgevoerd in overeenstemming met het beleid inzake oefenoperaties van de Europese Unie in het kader van het GBVB.”.

3)

In artikel 17 wordt het volgende lid ingevoegd:

“3 bis.   In afwijking van lid 3 van dit artikel kan elke beheerder het comité voorstellen om in de titels van de begroting die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, voor een bepaald jaar extra vastleggingskredieten op te nemen in verband met betalingen die zijn gefinancierd met vervroegde bijdragen, als bedoeld in artikel 29, lid 15, om te voorzien in onvoorziene uitvoeringsbehoeften. De in de begroting opgenomen extra vastleggingskredieten worden afgetrokken van de jaarlijkse financiële maxima voor de komende jaren.”

.

4)

In artikel 26 wordt lid 8 vervangen door:

“8.   De bijdragen van de lidstaten in een bepaald jaar mogen hun respectieve aandeel in het in artikel 25, lid 2, bedoelde betalingsmaximum niet overschrijden. Deze limiet is niet van toepassing op extra bijdragen krachtens lid 7 van dit artikel die het gevolg zijn van onthouding van de vaststelling van steunmaatregelen, noch op vervroegde bijdragen als bedoeld in artikel 29, lid 15.”

.

5)

Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Vroegtijdige financiering

1.   De faciliteit beschikt over een systeem van minimumdeposito’s voor vroegtijdige financiering van snelle-reactieoperaties van de Unie, spoedeisende maatregelen als bedoeld in artikel 58 en, na voorafgaande toestemming van het comité, individuele steunmaatregelen, voor het geval er onvoldoende middelen beschikbaar zijn en niet tijdig aan de behoeften kan worden voldaan volgens de gebruikelijke procedure voor het innen van bijdragen. De minimumdeposito’s worden beheerd door de betrokken beheerders.

2.   Het bedrag van de minimumdeposito’s wordt, na voorstellen van de beheerder, door het comité vastgesteld en zo nodig herzien.

3.   Voor de vroegtijdige financiering van minimumdeposito’s:

a)

betalen de lidstaten hun bijdragen vooraf aan de faciliteit, of

b)

wanneer de Raad besluit tot uitvoering van een snelle-reactieoperatie van de Unie waaraan de lidstaten bijdragen, een dringende maatregel goedkeurt of wanneer het comité toestemming geeft voor het gebruik van een systeem van minimumdeposito’s voor individuele steunmaatregelen krachtens lid 1, en het gebruik van een minimumdeposito daarvoor noodzakelijk is, betalen de lidstaten hun bijdragen binnen tien dagen na het verzenden van het verzoek ten belope van het referentiebedrag van de snelle-reactieoperatie of van de toegestane kosten van de spoedeisende maatregel of individuele steunmaatregel, tenzij de Raad anders besluit.”

.

6)

In artikel 29 wordt lid 9 vervangen door:

“9.   Ieder deel van de vervroegde bijdragen aan minimumdeposito’s dat wordt besteed, wordt aangevuld door de bijdrage van de betrokken lidstaten in het volgende gewone verzoek om bijdragen te verhogen, tenzij deze lidstaten hun bijdrage reeds van tevoren hebben aangevuld. Indien het noodzakelijk is een beroep te doen op een minimumdeposito en de betrokken lidstaten hun bijdragen niet in de tussentijd hebben aangevuld, betalen zij het benodigde bedrag, in voorkomend geval, binnen tien dagen, krachtens artikel 28, lid 3, punt b).”

.

7)

Aan artikel 29 wordt het volgende lid toegevoegd:

“15.   Naast de betalingen die zijn gedaan naar aanleiding van een overeenkomstig dit artikel gedaan verzoek om bijdragen, kan een lidstaat, vrijwillig en in overleg met de verantwoordelijke beheerder, in een bepaald begrotingsjaar vervroegde bijdragen betalen. In dat geval geeft de lidstaat die de vervroegde bijdrage heeft verstrekt, in overleg met de verantwoordelijke beheerder aan in verband met welke boekjaren dat bedrag in mindering zal worden gebracht op zijn toekomstige bijdragen.”

.

8)

Aan artikel 73 wordt het volgende lid toegevoegd:

“9.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire crisisbeheersingsoefening van de EU in 2023 (MILEX 23) bedraagt 5 000 000 EUR. Naast de gemeenschappelijke kosten die in aanmerking komen voor oefenoperaties overeenkomstig artikel 45, komen de volgende extra kosten voor het verlenen van steun aan de hoofdkwartieren en troepenmacht die aan de oefenoperatie deelnemen, bij wijze van uitzondering voor die oefenoperatie in aanmerking:

a)

vervoerskosten, zoals aangegeven in bijlage IV voor de EU-gevechtsgroep, onder meer voor de strategische hulpmiddelen, en binnen het gesimuleerde operatiegebied, tijdelijke kazernes en tijdelijke accommodatie;

b)

werkzaamheden betreffende inzet/tijdelijke infrastructuur: uitgaven die essentieel zijn voor de aan de oefenoperatie deelnemende hoofdkwartieren en troepenmacht om hun doel te bereiken;

c)

identificatiemiddelen: specifieke identificatiemiddelen zoals identiteitskaarten van de “Europese Unie”, badges, penningen, vlaggen met de kleuren van de Unie of andere tekens ter identificatie van de troepenmacht of het hoofdkwartier (uitgezonderd kleding, hoofddeksels of uniformen);

d)

lopende kosten: extra kosten voor diensten die essentieel zijn voor de directe ondersteuning van het inzetten op toegangspunten via de lucht en/of via zee, logistieke gebieden en verzamelgebieden.”

.

9)

Bijlage I wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

JAARLIJKSE FINANCIËLE MAXIMA

De jaarlijkse kredieten worden toegestaan binnen de grenzen van de volgende bedragen, onverminderd artikel 17, leden 3 en 3 bis, en behoudens artikel 73, lid 2:

Lopende prijzen, in miljoen EUR

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Lopende prijzen

399

591

980

1 800

1 375

1 400

1 434

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PEHRSON


(1)  Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

14.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 75/26


BESLUIT nr. 1/2022 VAN HET GESPECIALISEERD COMITÉ VOOR HET WEGVERVOER, DAT IS INGESTELD BIJ DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,

van 21 november 2022

betreffende de technische en procedurele specificaties voor het gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) door het Verenigd Koninkrijk, de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de administratieve samenwerking uit hoofde van artikel 6 van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, en het bedrag en de voorwaarden van de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de algemene begroting van de Unie met betrekking tot de kosten die uit het gebruik van het IMI voortvloeien [2023/578]

HET GESPECIALISEERD COMITÉ VOOR HET WEGVERVOER,

Gezien de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (1) (“de Handels- en samenwerkingsovereenkomst”), en met name artikel 7, leden 5 en 6, van afdeling 2 van deel A van bijlage 31,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zoals uiteengezet in artikel 6, lid 1, punt a), van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst moet een in de andere partij gevestigde exploitant een detacheringsverklaring indienen bij de bevoegde autoriteiten van de partij of, in het geval van de Unie, van de lidstaat waarin de bestuurder is gedetacheerd, waarbij ze vanaf 2 februari 2022 gebruik moeten maken van een meertalig standaardformulier in de openbare interface die verbonden is met het Informatiesysteem interne markt (“IMI”), dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2). Een bevoegde autoriteit kan elke in het IMI geregistreerde instantie zijn waaraan op nationaal, regionaal of lokaal niveau specifieke verantwoordelijkheden zijn toegewezen in verband met de toepassing van bepaalde wettelijke bepalingen.

(2)

Zoals uiteengezet in artikel 6, lid 1, punt c), tweede alinea, van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kan via het IMI ook om bijstand worden verzocht van de bevoegde autoriteiten van de partij van vestiging of, in het geval van de Unie, van de lidstaat van vestiging indien de exploitant de gevraagde documentatie niet binnen acht weken na de datum van het verzoek indient.

(3)

Derde landen kunnen het IMI gebruiken als aan de voorwaarden van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1024/2012 is voldaan en op voorwaarde dat derde landen die toegang tot het IMI krijgen, deelnemen in de exploitatiekosten van het IMI.

(4)

Zoals uiteengezet in artikel 7, lid 5, van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst moet het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer de technische en procedurele specificaties voor het gebruik van het IMI door het Verenigd Koninkrijk vaststellen. Die specificaties zijn nodig om de aansluiting van exploitanten en bevoegde autoriteiten op het IMI mogelijk te maken, zodat exploitanten hun detacheringsverklaringen kunnen indienen en bevoegde autoriteiten kunnen deelnemen aan de in de overwegingen 1 en 2 beschreven administratieve samenwerking. De Unie heeft die specificaties ingevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2179 van de Commissie (3).

(5)

Zoals uiteengezet in artikel 7, lid 6, van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst moet elke partij deelnemen in de exploitatiekosten van het IMI. Het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer moet de door elke partij te dragen kosten vaststellen. Daarom moeten het bedrag en de voorwaarden van de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de algemene begroting van de Unie worden vastgesteld met betrekking tot de kosten die voortvloeien uit het gebruik van het IMI. De financiële bijdrage bestaat uit twee delen: jaarlijkse onderhoudskosten (jaarlijkse bijdrage) en ontwikkelingskosten (eenmalige betaling);

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene functies

1.   De Unie waarborgt dat de meertalige openbare interface die met het IMI is verbonden, exploitanten in het Verenigd Koninkrijk met name de volgende technische functies biedt:

a)

een account aanmaken voor beveiligde toegang tot de voor de exploitant gereserveerde ruimte;

b)

gebruikersactiviteiten adequaat registreren;

c)

de gegevens van de exploitant, de gemachtigde gebruikers, de vervoersmanager en de gedetacheerde bestuurders in de account registreren;

d)

de detacheringsverklaringen beheren:

i)

de in artikel 6, lid 1, punt a), van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde informatie registreren;

ii)

een detacheringsverklaring indienen die de in punt i) bedoelde informatie bevat en betrekking heeft op een periode van ten minste één dag en ten hoogste zes maanden;

iii)

de informatie in de detacheringsverklaring wijzigen om die actueel te houden;

iv)

een afschrift van een detacheringsverklaring in elektronisch formaat en in een afdrukbaar formaat downloaden;

v)

de detacheringsverklaring vernieuwen;

vi)

de detacheringsverklaring intrekken;

e)

de op grond van artikel 6, lid 1, punt c), van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst ingediende verzoeken om informatie ontvangen en beantwoorden;

f)

alle documenten die zijn verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de staat van vestiging openen en bekijken;

g)

communiceren met de bevoegde instanties van de staat waar de detachering heeft plaatsgevonden;

h)

in kennis worden gesteld van de sluiting van het verzoek door de bevoegde instanties van de staat van ontvangst.

2.   De Unie waarborgt dat de meertalige openbare interface die met het IMI is verbonden, ook de technische functies biedt die een of meer bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in staat stellen om:

a)

detacheringsverklaringen te ontvangen;

b)

documenten op te vragen volgens de in artikel 6, lid 1, punt c), van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst vastgestelde procedure;

c)

het eindresultaat van de beoordeling van de naleving van de detacheringsregels door de exploitant in het systeem in te voeren en het verzoek in het IMI af te sluiten.

3.   De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk kunnen elke in het IMI geregistreerde instantie zijn waaraan op nationaal, regionaal of lokaal niveau specifieke verantwoordelijkheden zijn toegewezen in verband met de toepassing van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst. De bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk worden in het IMI geregistreerd door het IMI-contactpunt in het Verenigd Koninkrijk als bedoeld in artikel 4, lid 2, van dit besluit.

4.   De Unie is gerechtigd de toegang van het Verenigd Koninkrijk tot het IMI te beëindigen als het niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 23, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1024/2012.

Artikel 2

Functies met betrekking tot verzoeken om documenten

1.   De openbare interface stelt de bevoegde autoriteit van de staat waar de detachering heeft plaatsgevonden, in staat de exploitant te verzoeken documenten te verstrekken als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt c), eerste alinea, van afdeling 2 van deel A van bijlage 31 bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst over een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de datum van het verzoek. De met het IMI verbonden openbare interface stelt de exploitant in staat de gevraagde documenten in een of meer keren te verstrekken.

2.   Als de exploitant wordt verzocht een of meer aanvullende documenten te verstrekken die niet in het in lid 1 bedoelde verzoek waren opgenomen, berekent de openbare interface de termijn van acht weken voor het verstrekken van documenten vanaf de datum van het verzoek om de aanvullende documenten.

3.   De exploitant moet via de openbare interface geïnformeerd kunnen worden als de staat van ontvangst de staat van vestiging om bijstand verzoekt.

4.   Elk document dat door de bevoegde instantie van de staat van vestiging wordt geüpload naar aanleiding van een verzoek om bijstand van de bevoegde instantie van de staat van ontvangst overeenkomstig deel A, afdeling 2, artikel 6, lid 1, punt c), tweede alinea, van bijlage 31 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst, moet zichtbaar zijn in de account van de exploitant.

5.   Via de openbare interface kan de exploitant in kennis worden gesteld van de afsluiting van het verzoek om documenten, met vermelding van het definitieve resultaat, zodra de bevoegde autoriteiten de gevraagde documenten hebben gecontroleerd.

6.   Verzoeken om documenten die niet door de verzoekende bevoegde autoriteit van de staat van ontvangst zijn afgesloten, worden 24 maanden na de datum van het verzoek automatisch afgesloten.

Artikel 3

Functies in verband met het bewaren van gegevens

1.   De met het IMI verbonden openbare interface maakt het mogelijk alle in die openbare interface opgeslagen gegevens en accounts van de exploitanten te verwijderen wanneer die gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld en verwerkt. De openbare interface biedt de mogelijkheid de exploitant een herinnering te sturen om de persoonsgegevens van de bestuurder te controleren en desgevallend te verwijderen.

2.   De openbare interface maakt het mogelijk de via die interface ingediende detacheringsverklaringen automatisch te verwijderen na de in deel A, afdeling 2, artikel 6, lid 5, van bijlage 31 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde periode van 24 maanden.

3.   Als de exploitant documenten heeft ingediend als onderdeel van een verzoek om documenten, blijven de gevraagde documenten niet langer beschikbaar dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld en niet langer dan twaalf maanden na de afsluiting van het verzoek.

Artikel 4

Gebruik van het IMI

1.   Het Verenigd Koninkrijk gebruikt het bij de IMI-verordening ingestelde IMI voor de uitwisseling van informatie, waaronder persoonsgegevens, met de bevoegde autoriteiten.

2.   Het Verenigd Koninkrijk wijst een IMI-contactpunt aan voor de in artikel 2 bedoelde administratieve samenwerking en stelt de Commissie en het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer daarvan in kennis.

Artikel 5

Bedrag en voorwaarden van de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk

1.   Het Verenigd Koninkrijk draagt jaarlijks bij aan de operationele en onderhoudskosten van het IMI. De jaarlijkse bijdrage geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Voor het eerste jaar wordt ze betaald binnen 20 dagen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Voor de volgende jaren wordt ze uiterlijk op 31 december van het voorgaande jaar betaald. Het bedrag van de bijdrage voor het eerste jaar wordt vastgesteld op 86 204 EUR en wordt daarna elk jaar herzien overeenkomstig de evolutie van het Europees indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP). De Europese Commissie deelt het herziene bedrag schriftelijk aan het Verenigd Koninkrijk mee.

2.   Het Verenigd Koninkrijk draagt bij aan de totale ontwikkelingskosten van de openbare interface die met het IMI is verbonden. Het gaat om een eenmalige bijdrage van 232 835 EUR. De eenmalige ontwikkelingskosten worden binnen 20 dagen na de datum van inwerkingtreding van dit besluit betaald.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde bijdragen worden in euro overgemaakt op de in euro luidende bankrekening van de Commissie die in de debetnota is vermeld.

4.   In geval van een aanzienlijke wijziging van de totale kosten van het IMI als gevolg van technologische aanpassingen of om andere redenen, stelt het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer op verzoek van een van de medevoorzitters van het comité een nieuw besluit vast over de financiële bijdrage van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Londen, 21 november 2022.

Het Gespecialiseerd Comité voor het wegvervoer,

De medevoorzitters

Jean-Louis COLSON

Katherine MACDIVITT


(1)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

(2)  Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (“de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2179 van de Commissie van 9 december 2021 betreffende de functies van de met het Informatiesysteem interne markt verbonden openbare interface inzake de detachering van bestuurders in het wegvervoer (PB L 443 van 10.12.2021, blz. 68).