ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 56

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

66e jaargang
23 februari 2023


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/402 van de Commissie van 22 februari 2023 tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilie CMIT/MIT SOLVENT BASED overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/403 van de Commissie van 8 februari 2023 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de verstrekking van informatie voor summiere aangiften bij binnenbrengen en veiligheidsrisicoanalyses bij de binnenkomst van goederen, en tot toevoeging van Oekraïne aan de lijst van landen in de verbintenissen van de borg voor douanevervoer ( 1 )

18

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2023/404 van de Raad van 20 februari 2023 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat betreft de wijziging van bijlage XLIV bij die overeenkomst

21

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/405 van de Raad van 20 februari 2023 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, wat de Republiek Kameroen betreft

26

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/2583 van de Raad van 19 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2278 houdende schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten ( PB L 340 van 30.12.2022 )

29

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2571 van de Raad van 24 november 2022 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-overeenkomst (richtlijn audiovisuele mediadiensten) ( PB L 331 van 27.12.2022 )

30

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1904 van de Raad van 6 oktober 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren ( PB L 259 I van 6.10.2022 )

31

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie ( PB L 435 van 6.12.2021 )

32

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen ( PB L 322 van 16.12.2022 )

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/402 VAN DE COMMISSIE

van 22 februari 2023

tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 14 juni 2017 heeft Dow Europe GmbH (de aanvrager) overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (het agentschap) een aanvraag ingediend voor een toelating van de Unie voor een biocidefamilie met als naam “CMIT/MIT SOLVENT BASED”, behorende tot productsoort 6 als omschreven in bijlage V bij die verordening, voor conservering van luchtvaartbrandstof, ruwe olie en middendestillaatbrandstof, tezamen met de schriftelijke bevestiging dat de bevoegde autoriteit van Frankrijk ermee heeft ingestemd de aanvraag te beoordelen. De aanvraag is in het biocidenregister geregistreerd onder zaaknummer BC-NN032576-24. Op 16 april 2020 heeft de aanvrager de aanvraag ingetrokken wat het gebruik van “CMIT/MIT SOLVENT BASED” in luchtvaartbrandstoffen betreft. Op 31 oktober 2020 heeft de aanvrager het verzoek overgedragen aan Nutrition & Biosciences Netherlands B.V.

(2)

De biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” omvat producten voor de conservering van ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (midden- en lichte destillaatbrandstoffen) die 5-chloor-2-methylisothiazol-3(2H)-on en 2-methylisothiazol-3(2H)-on (“C(M)IT/MIT”) bevatten als werkzame stof, die zijn opgenomen in de EU-lijst van goedgekeurde werkzame stoffen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Op 28 augustus 2019 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling bij het agentschap ingediend.

(4)

Op 7 april 2020 heeft het agentschap bij de Commissie zijn advies (2) ingediend dat overeenkomstig artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van “CMIT/MIT SOLVENT BASED” en het definitieve beoordelingsrapport betreffende de biocidefamilie bevat.

(5)

In het advies wordt geconcludeerd dat “CMIT/MIT SOLVENT BASED” een biocidefamilie is als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt s), van Verordening (EU) nr. 528/2012, dat de biocidefamilie in aanmerking komt voor een toelating van de Unie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening en dat de biocidefamilie, onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide, voldoet aan de in artikel 19, leden 1 en 6, van die verordening gestelde voorwaarden. Het advies bevatte een minderheidsstandpunt van het door Duitsland benoemde lid, dat concludeerde dat het gebruik van “CMIT/MIT SOLVENT BASED” als conserveermiddel in brandstoffen in strijd is met de nationale wetgeving van die lidstaat (10e federale verordening inzake emissiebeheersing, § 2 (1) en (2)), die verbiedt dat brandstoffen voor motorvoertuigen voor de weg additieven bevatten met chloor- of broomverbindingen en dat additieven die chloor of broom bevatten in de handel worden gebracht, aangezien deze verbindingen tijdens de verbranding van brandstof de vorming van dioxinen veroorzaken.

(6)

Op 15 januari 2021 heeft het agentschap, in overeenstemming met artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen.

(7)

Voor de aanpak van de in het minderheidsstandpunt over het advies geuite kwestie inzake de vorming van dioxinen, heeft de Commissie het agentschap op 24 juli 2020 overeenkomstig artikel 75, lid 1, punt g), van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht advies uit te brengen met een raming van de hoeveelheid gevormde dioxinen en de totale bijdrage aan de dioxine-emissies als gevolg van het gebruik van de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” in brandstoffen voor het vervoer over de weg en over water. De Commissie heeft het agentschap ook verzocht het niveau van de risico’s voor het milieu en de menselijke gezondheid vanwege de blootstelling aan dioxinen via het milieu als gevolg van het gebruik van de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” te verduidelijken.

(8)

Op 5 juli 2021 heeft het agentschap het gevraagde advies bij de Commissie ingediend (3), waarin werd geconcludeerd dat, hoewel de mogelijke gevolgen van het gebruik van C(M)IT/MIT als conserveermiddel in olie en brandstof niet kunnen worden verwaarloosd, het niet mogelijk is conclusies te trekken over de omvang van de potentiële bijdrage van het gebruik van C(M)IT/MIT in brandstoffen met betrekking tot de blootstelling aan dioxinen, noch over de mogelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu van chlooradditieven zoals C(M)IT/MIT in brandstoffen.

(9)

De doelstellingen van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (“Verdrag van Stockholm”) (4) en Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tegen persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s), waaronder dioxinen. De Commissie is van mening dat de weigering van de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” niet zou leiden tot een significante daling van de dioxine-emissies ten opzichte van een verlening van de toelating, aangezien de lidstaten toestaan dat dezelfde of soortgelijke chloorhoudende additieven momenteel op grond van de overgangsmaatregelen van Verordening (EU) nr. 528/2012 op de markt worden aangeboden of kunnen worden toegelaten op grond van nationale toelatingen die zijn verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012. Als gevolg van de ambities van de Europese Green Deal (6) en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“Europese klimaatwet” (8))) om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, zal de totale hoeveelheid brandstof die mogelijk met de biocidefamilie kan worden behandeld en in motoren of verwarmingssystemen kan worden verbrand, de komende decennia naar verwachting aanzienlijk afnemen. Bijgevolg zal de mogelijke vorming van dioxinen in verband met het gebruik van de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” dienovereenkomstig afnemen, hetgeen zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag van Stockholm en Verordening (EU) 2019/1021.

(10)

Op 16 november 2021 heeft Denemarken de Commissie overeenkomstig artikel 44, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht om de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” niet toe te passen op zijn grondgebied, op grond van de in artikel 37, lid 1, punten a) en c), van die verordening genoemde redenen, aangezien de aanwezigheid van gehalogeneerde organische verbindingen zoals C(M)IT/MIT in brandstof kan leiden tot de vorming van dioxinen tijdens de verbranding van brandstof, alternatieven voor brandstofconservering zonder gehalogeneerde verbindingen beschikbaar zijn en conserveermiddelen voor brandstoffen niet worden gebruikt door raffinaderijen of benzinestations in Denemarken.

(11)

Op 12 december 2021 heeft Duitsland de Commissie overeenkomstig artikel 44, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht de voorwaarden van de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” op zijn grondgebied aan te passen op basis van de in artikel 37, lid 1, punten a) en c), van die verordening genoemde gronden, zodat het gebruik ervan voor de conservering van brandstoffen voor motorvoertuigen die bestemd zijn voor gebruik op de weg en niet op het spoor niet wordt toegestaan, behalve voor onderzoek, ontwikkeling of analyse overeenkomstig de nationale wetgeving zoals vastgesteld in de 10e federale verordening inzake emissiebeheersing (9) in combinatie met de Duitse wet inzake het wegverkeer (Straßenverkehrsgesetz) (10).

(12)

Op 15 juli 2022 heeft België de Commissie overeenkomstig artikel 44, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 verzocht om de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” niet toe te passen op zijn grondgebied, op grond van de in artikel 37, lid 1, punten a) en c), van die verordening genoemde redenen, aangezien die lidstaat van oordeel is dat de aanwezigheid van gehalogeneerde organische verbindingen zoals C(M)IT/MIT in brandstof kan leiden tot de vorming van dioxinen tijdens de verbranding van brandstof, dat de vorming van dioxinen tot een minimum moet worden beperkt en, waar mogelijk, in België volledig moet worden teruggedrongen, en dat alternatieven voor brandstofconservering zonder gehalogeneerde verbindingen beschikbaar zijn.

(13)

De Commissie is van oordeel dat het verzoek van Duitsland om de voorwaarden aan te passen en de verzoeken van België en Denemarken om de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” overeenkomstig artikel 44, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 op de respectieve grondgebieden van die lidstaten niet toe te passen, gerechtvaardigd kunnen worden geacht uit hoofde van de bescherming van het milieu en de bescherming van de gezondheid en het leven van mensen overeenkomstig artikel 37, lid 1, punten a) en c), van die verordening, aangezien de aanwezigheid in brandstof van gehalogeneerde organische verbindingen, zoals C(M)IT/MIT, tijdens de verbranding van brandstof kan leiden tot de vorming van dioxinen.

(14)

Daarom mag de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” niet worden toegelaten voor gebruik in België en Denemarken en mag zij in Duitsland niet worden gebruikt voor de conservering van brandstoffen voor motorvoertuigen die bestemd zijn voor gebruik op de weg en niet op het spoor, behalve voor onderzoek, ontwikkeling of analyse.

(15)

De Commissie is het derhalve eens met het advies van het agentschap en acht het passend een toelating van de Unie te verlenen voor “CMIT/MIT SOLVENT BASED”, met de overeenkomstig artikel 44, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 gevraagde aanpassingen voor België, Duitsland en Denemarken.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan Nutrition & Biosciences Netherlands B.V. wordt een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0023657-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED”, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde samenvatting van de productkenmerken van het biocide.

De vergunning van de Unie is echter niet van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, op het grondgebied van het Koninkrijk België of op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland voor de conservering van brandstoffen voor motorvoertuigen die bestemd zijn voor gebruik op de weg en niet op het spoor, behalve voor onderzoek, ontwikkeling of analyse.

De toelating van de Unie is geldig van 15 maart 2023 tot en met 28 februari 2033.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Advies van het agentschap van 5 maart 2020 over de toelating van de Unie voor het biocide “CMIT-MIT Solvent Based” (ECHA/BPC/246/2020); https://echa.europa.eu/bpc-opinions-on-union-authorisation

(3)  Comité voor biociden: advies over een verzoek overeenkomstig artikel 75, lid 1, punt g), van Verordening (EU) nr. 528/2012 betreffende de beoordeling van dioxine-emissies ten gevolge van het gebruik van de biocidefamilie “CMIT/MIT SOLVENT BASED” in brandstoffen die worden gebruikt in het vervoer over de weg en per schip (ECHA/BPC/283/2021).

(4)  Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 3).

(5)  Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 45).

(6)  Een Europese Green Deal — Europese Commissie (europa.eu)

(7)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(8)  Europese klimaatwet (europa.eu)

(9)  Zehnte Verordnung zur Durchführung des Bundes-Immissionsschutzgesetzes.

(10)  Straßenverkehrsgesetz.


BIJLAGE

Samenvatting van de productkenmerken van een biocide familie

CMIT/MIT SOLVENT BASED

Productsoort 6 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag (Conserveermiddelen)

Toelatingsnummer: EU-0023657-0000

Toelatingsnummer in R4BP: EU-0023657-0000

DEEL I

EERSTE INFORMATIENIVEAU

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE

1.1.   Familienaam

Naam

CMIT/MIT SOLVENT BASED

1.2.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 06 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag

1.3.   Toelatingshouder

Naam en adres van de toelatingshouder

Naam

MC (Netherlands) 1 B.V.

Adres

Willem Einthovenstraat 4, 2342BH Oegstgeest Nederland

Toelatingsnummer

EU-0023657-0000

Toelatingsnummer in R4BP

EU-0023657-0000

Toelatingsdatum

15 maart 2023

Vervaldatum

28 februari 2033

1.4.   Fabrikant(en) van de biociden

Naam van de fabrikant

Specialty Electronic Materials Switzerland GmbH

Adres van de fabrikant

Im Ochsensand, 9470 Buchs Zwitserland

Productielocatie

Im Ochsensand, 9470 Buchs Zwitserland


Naam van de fabrikant

AD Productions BV

Adres van de fabrikant

Markweg Zuid 27, 4794 SN Heijningen Nederland

Productielocatie

Markweg Zuid 27, 4794 SN Heijningen Nederland

1.5.   Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)

Werkzame stof

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

Naam van de fabrikant

Jiangsu FOPIA Chemicals Co., Ltd (Specialty Electronic Materials Switzerland GmbH)

Adres van de fabrikant

Touzeng Village, Binhuai Town, 224555 Binhai County, Yancheng City, Jiangsu China

Productielocatie

Touzeng Village, Binhuai Town, 224555 Binhai County, Yancheng City, Jiangsu China

2.   SAMENSTELLING EN FORMULERING VAN DE BIOCIDEFAMILIE

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de familie

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

 

Werkzame stof

55965-84-9

 

10,8

12,1

Butyl carbitol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

0,0

89,2

2.2.   Soort(en) formulering

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

DEEL II

TWEEDE INFORMATIENIVEAU — META-SPC(“s)

META-SPC 1

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 1

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 1

Identificatiecode

Meta SPC KATHON FP

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-1

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 06 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 1

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

 

Werkzame stof

55965-84-9

 

10,8

12,1

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 1

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 1

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel.

Kan een allergische huidreactie veroorzaken.

Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Bijtend voor de luchtwegen.

Veiligheidsaanbevelingen

Damp niet inademen.

Verontreinigde werkkleding mag de werkruimte niet verlaten.

Voorkom lozing in het milieu.

Beschermende handschoenen/beschermende kleding/oogbescherming dragen.

Specifieke behandeling vereist (zie aanvullende eerstehulpinstructies op dit etiket).

NA INSLIKKEN:De mond spoelen. GEEN braken opwekken.

BIJ CONTACT MET DE HUID: met veel water wassen.

BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar): verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen.

NA INADEMING: de persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een Vergiftigingencentrum of dokter raadplegen.

Verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Gelekte/gemorste stof opruimen.

Bij huidirritatie of uitslag: een arts raadplegen.

Achter slot bewaren.

Inhoud naar een erkende faciliteit in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en internationale regelgevingen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 1

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 1. Gebruik # 1 — Conservering van ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (middel en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %

Productsoort

PT 06 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Conservering van ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (middel en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: gungi/schimmels

Triviale naam: schimmels

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Wetenschappelijke naam: fungi/gist

Triviale naam: gist

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Wetenschappelijke naam: bacteriën

Triviale naam: bacteriën

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Toepassingsgebied

Binnen

De biocidenfamilie wordt aanbevolen voor de bestrijding van micro-organismen in ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (midden- en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %.

De biocidenfamilie mag niet worden gebruikt voor de conservering van vliegtuigbrandstoffen, nafta’s, alkenen/olefinen en aromaten (eenvoudige en complexere structuren).

Toepassingsmethode(n)

Methode: laden van biocide in de mengtank met ontwaterde ruwe oliën of geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen)

Gedetailleerde beschrijving:

Het biocide wordt in één enkele dosis toegevoegd op het moment van vervaardiging, opslag of verzending.

Het biocide in de eindgebruiksvloeistof doseren op een punt om te zorgen voor adequate menging met behulp van geautomatiseerde meting of door handmatig te gieten met behulp van een veilig meetdoseersysteem.

Het biocide mag niet zoals geleverd worden toegediend in een lege brandstoftank. Brandstoftanks die met biocide worden behandeld, moeten minstens 10 % vol zijn om te zorgen voor goede homogenisering van het biocide, wat helpt bij de effectiviteit van de behandeling.

Brandstoftanks en reservoirs moeten regelmatig worden afgetapt om deze te ontdoen van water. Na de behandeling moeten dode micro-organismen en ander afval van de behandelde brandstof dat zich op de bodem van de tank heeft geaccumuleerd worden afgetapt. Filters moeten ook regelmatig worden gecontroleerd en onderzocht op opbouw van gesuspendeerde vaste stoffen. Wanneer periodiek onderhoud wordt uitgevoerd, moeten tanks worden gecontroleerd op microbiële groei.

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Conservering voor opslag gedurende middellange en lange tijd en curatieve behandeling 50-100 ppm v/v biocide zoals geleverd. Geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen) en ontwaterde ruwe oliën — Middellangetermijn-/langetermijnconservering: 50 tot 150 ppm v/v van biocide zoals geleverd — Curatieve behandeling: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd

Verdunning (%): —

Aantal en timing van de toepassing:

Ontwaterde ruwe oliën

Middellangetermijn-/langetermijnconservering:

50 tot 150 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,75 — 2,25 ppm v/v CMIT/MIT), contacttijd moet 1 tot vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Curatieve behandeling:

Bacteriën: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (3 — 6 ppm v/v CMIT/MIT) De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Fungi (gisten/schimmels): 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (6 ppm v/v CMIT/MIT). De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen)

Middellangetermijn-/langetermijnconservering:

50 tot 150 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,75 — 2,25 ppm v/v CMIT/MIT), contacttijd moet 1 tot vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Curatieve behandeling

Bacteriën: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (3 — 6 ppm v/v CMIT/MIT) De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Fungi (gisten/schimmels): 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (6 ppm v/v CMIT/MIT). De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Herhalen indien noodzakelijk wanneer verontreiniging wordt gedetecteerd.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Flacons: 5 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Emmers (pails): 20 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Emmers (pails): 25 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Vaten: 215 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Vaten: 220 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Vervoercontainer voor stortgoed (IBC): 1000 l nominaal,, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1) VAN DE META-SPC 1

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg alle meegeleverde instructies.

Respecteer de gebruiksvoorwaarden van het product (concentratie, contacttijd, temperatuur, pH etc.)

Voor conservering tijdens middellangetermijn-/langetermijnopslag moet de contacttijd 1 tot vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosering. Voor curatieve behandeling wordt het biocide-effect bereikt na 1-drie dagen.

Producten mogen alleen worden gebruikt voor middellangetermijn- of langetermijnopslag of voor curatieve behandeling. Niet gebruiken bij systemen met een hoge omloopsnelheid.

Regelmatig de residuele concentratie van de werkzame stof (zowel in de brandstof- als in de waterige fasen) tussen brandstofoverdrachten controleren om ervoor te zorgen dat er geen verontreiniging optreedt tussen behandelingen. De keuze van intervallen tussen behandelingen is gebaseerd op de controle van de residuele concentraties van de werkzame stof.

Microbiologische tests om de geschiktheid van de conservering aan te tonen (zowel in de brandstof- als in de waterige fasen) moeten door de gebruiker van het product worden uitgevoerd om de effectieve dosis van het conserveringsmiddel voor de specifieke matrix/locatie of het specifieke systeem te bepalen. Indien nodig de fabrikant van het conserveringsproduct raadplegen.

Niet toegelaten voor gebruik in het Koninkrijk Denemarken en in het Koninkrijk België.

Alleen van toepassing in de Bondsrepubliek Duitsland: Gebruik de producten niet voor het conserveren van brandstoffen voor niet-spoorgebonden motorvoertuigen op de weg, behalve voor onderzoek, ontwikkeling of analyse.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Voor conservering tot een dosis van 6 ppm bedraagt de maximale hoeveelheid behandelde ontwaterde ruwe olie of geraffineerde producten die dagelijks worden geleegd, per locatie 15 000 m3.

Voor conservering tot een dosis van 3 ppm bedraagt de maximale hoeveelheid behandelde ontwaterde ruwe olie of geraffineerde producten die dagelijks worden geleegd, per locatie 35 000 m3.

Bij het hanteren van het biocide:

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen die voldoen aan de eisen van de Europese norm EN 374 (handschoenmateriaal te specificeren door de toelatinghouder in de productinformatie) en een beschermende overall (ten minste type 6 EN13034), tijdens de producthanteringsfase.

Draag een chemische veiligheidsbril die voldoet aan de eisen van de Europese norm EN 166 tijdens de producthanteringsfase.

De volgende technische en organisatorische maatregelen dienen genomen te worden:

regelmatige reiniging van de apparatuur en werkruimte;.

het gebruik van een doseerpomp voor handmatig laden;

Minimalisatie van handmatige fasen;

voldoende ventilatie tijdens het aanbrengen van het product.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

NA INSLIKKEN: De mond spoelen. GEEN braken opwekken. Bij onwel voelen een ANTIGIFCENTRUM of arts raadplegen.

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid met water afspoelen (of afdouchen). Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

NA INADEMING: De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

Bij huidirritatie of uitslag: Een arts raadplegen

Houd de container of het etiket beschikbaar.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Alleen in industriële rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) lozen.

Gooi ongebruikt product, de bijbehorende verpakking en al het andere afval weg, in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.

Laat ongebruikt product niet op de grond, in waterlopen, in leidingen (bijv. gootsteen, toiletten) of via de riolering lozen.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Houdbaarheid: 24 maanden

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 1

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

KATHON FP 1.5 Biocide

Marktgebied: EU

 

BLUECIDE 832

Marktgebied: EU

BIOCIDA CARBURANTE DIESEL-BIODIESEL

Marktgebied: EU

T2642

Marktgebied: EU

XC85957

Marktgebied: EU

BIOSTOP 15 GL

Marktgebied: EU

C 412 GP 10

Marktgebied: EU

SPEC-AID 8Q700

Marktgebied: EU

Predator 9015

Marktgebied: EU

FuelClear M15

Marktgebied: EU

MIRECIDE-KW/615

Marktgebied: EU

BIOC41770A

Marktgebied: EU

Bactron B1770

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0023657-0001 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

 

Werkzame stof

55965-84-9

 

11,3

META-SPC 2

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 2

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 2

Identificatiecode

Meta SPC KATHON HP

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-2

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 06 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 2

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

 

Werkzame stof

55965-84-9

 

10,8

12,1

Butyl carbitol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

87,9

89,2

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 2

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 2

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel.

Kan een allergische huidreactie veroorzaken.

Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Bijtend voor de luchtwegen.

Veiligheidsaanbevelingen

Damp niet inademen.

Verontreinigde werkkleding mag de werkruimte niet verlaten.

Beschermende handschoenen die voldoen aan de eisen van de Europese norm EN 374/beschermende kleding van minimaal type 6 EN13034/Chemische veiligheidsbril dragen die voldoet aan de eisen van de Europese norm EN 166 dragen.

Specifieke behandeling vereist (zie aanvullende eerstehulpinstructies op dit etiket).

NA INSLIKKEN: de mond spoelen. GEEN braken opwekken.

BIJ CONTACT MET DE HUID: met veel water wassen.

BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar): verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken. Huid met water afspoelen.

NA INADEMING: de persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een Vergiftigingencentrum of dokter raadplegen.

Verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Bij huidirritatie of uitslag: een arts raadplegen.

Achter slot bewaren.

Inhoud naar een erkende faciliteit in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en internationale regelgevingen.

Voorkom lozing in het milieu.

Gelekte/gemorste stof opruimen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 2

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 2. Gebruik # 1 — Conservering van ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (middel en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %

Productsoort

PT 06 — Conserveermiddelen voor producten tijdens opslag

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Conservering van ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (middel en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: bacteriën

Triviale naam: bacteriën

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Wetenschappelijke naam: fungi/gist

Triviale naam: gist

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Wetenschappelijke naam: fungi/schimmels

Triviale naam: schimmels

Ontwikkelingsstadia: vegetatieve cellen en sporen

Toepassingsgebied

Binnen

De biocidenfamilie wordt aanbevolen voor de bestrijding van micro-organismen in ontwaterde ruwe olie en geraffineerde producten (midden- en lichte destillaatbrandstoffen) met een maximaal watergehalte van 2 %.

De biocidenfamilie mag niet worden gebruikt voor de conservering van vliegtuigbrandstoffen, nafta’s, alkenen/olefinen en aromaten (eenvoudige en complexere structuren).

Toepassingsmethode(n)

Methode: laden van biocide in de mengtank met ontwaterde ruwe oliën of geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen)

Gedetailleerde beschrijving:

Het biocide wordt in één enkele dosis toegevoegd op het moment van vervaardiging, opslag of verzending.

Het biocide in de eindgebruiksvloeistof doseren op een punt om te zorgen voor adequate menging met behulp van geautomatiseerde meting of door handmatig te gieten met behulp van een veilig meetdoseersysteem.

Het biocide mag niet zoals geleverd worden toegediend in een lege brandstoftank. Brandstoftanks die met biocide worden behandeld, moeten minstens 10 % vol zijn om te zorgen voor goede homogenisering van het biocide, wat helpt bij de effectiviteit van de behandeling.

Brandstoftanks en reservoirs moeten regelmatig worden afgetapt om deze te ontdoen van water. Na de behandeling moeten dode micro-organismen en ander afval van de behandelde brandstof dat zich op de bodem van de tank heeft geaccumuleerd worden afgetapt. Filters moeten ook regelmatig worden gecontroleerd en onderzocht op opbouw van gesuspendeerde vaste stoffen. Wanneer periodiek onderhoud wordt uitgevoerd, moeten tanks worden gecontroleerd op microbiële groei.

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen) en ontwaterde ruwe oliën — Middellangetermijn-/langetermijnconservering: 50 tot 150 ppm v/v van biocide zoals geleverd — Curatieve behandeling: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd

Verdunning (%):

Aantal en timing van de toepassing:

Ontwaterde ruwe oliën

Middellangetermijn-/langetermijnconservering:

Bacteriën: 33 tot 200 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,5 — 3 ppm v/v CMIT/MIT),

Fungi (gisten/schimmels): 50 tot 200 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,75 — 3 ppm v/v CMIT/MIT), contacttijd moet 1-vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Curatieve behandeling

Bacteriën: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (3 — 6 ppm v/v CMIT/MIT) De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Fungi (gisten/schimmels): 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (6 ppm v/v CMIT/MIT). De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Geraffineerde producten (middelste en lichte destillaatbrandstoffen)

Middellangetermijn-/langetermijnconservering:

Bacteriën: 33 tot 200 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,5 — 3 ppm v/v CMIT/MIT), contacttijd moet 1-vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Fungi (gisten/schimmels): 50 tot 200 ppm v/v van biocide zoals geleverd (0,75 — 3 ppm v/v CMIT/MIT), contacttijd moet 1-vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Curatieve behandeling

Bacteriën: 200 tot 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (3 — 6 ppm v/v CMIT/MIT) De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Fungi (gisten/schimmels): 400 ppm v/v van biocide zoals geleverd (6 ppm v/v CMIT/MIT). De contacttijd moet 1 tot drie dagen zijn, afhankelijk van de gebruikte dosis.

Herhalen indien noodzakelijk wanneer verontreiniging wordt gedetecteerd.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Flacons: 5 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Emmers (pails): 20 l en 25 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Vaten: 215 l en 220 l nominaal, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

Vervoercontainer voor stortgoed (IBC): 1000 l nominaal,, materiaal van constructie is hogedichtheidpolyethyleen (HDPE)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene gebruiksaanwijzing.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (2) VAN DE META-SPC 2

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg alle meegeleverde instructies.

Respecteer de gebruiksvoorwaarden van het product (concentratie, contacttijd, temperatuur, pH etc.)

Voor conservering tijdens middellangetermijn-/langetermijnopslag moet de contacttijd 1 tot vier weken bedragen, afhankelijk van de gebruikte dosering. Voor curatieve behandeling wordt het biocide-effect bereikt na 1-drie dagen.

Producten mogen alleen worden gebruikt voor middellangetermijn- of langetermijnopslag of voor curatieve behandeling. Niet gebruiken bij systemen met een hoge omloopsnelheid.

Regelmatig de residuele concentratie van de werkzame stof (zowel in de brandstof- als in de waterige fasen) tussen brandstofoverdrachten controleren om ervoor te zorgen dat er geen verontreiniging optreedt tussen behandelingen. De keuze van intervallen tussen behandelingen is gebaseerd op de controle van de residuele concentraties van de werkzame stof.

Microbiologische tests om de geschiktheid van de conservering aan te tonen (zowel in de brandstof- als in de waterige fasen) moeten door de gebruiker van het product worden uitgevoerd om de effectieve dosis van het conserveringsmiddel voor de specifieke matrix/locatie of het specifieke systeem te bepalen. Indien nodig de fabrikant van het conserveringsproduct raadplegen.

Niet toegelaten voor gebruik in het Koninkrijk Denemarken en in het Koninkrijk België.

Alleen van toepassing in de Bondsrepubliek Duitsland: Gebruik de producten niet voor het conserveren van brandstoffen voor niet-spoorgebonden motorvoertuigen op de weg, behalve voor onderzoek, ontwikkeling of analyse.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Voor conservering tot een dosis van 6 ppm bedraagt de maximale hoeveelheid behandelde ontwaterde ruwe olie of geraffineerde producten die dagelijks worden geleegd, per locatie 15 000 m3.

Voor conservering tot een dosis van 3 ppm bedraagt de maximale hoeveelheid behandelde ontwaterde ruwe olie of geraffineerde producten die dagelijks worden geleegd, per locatie 35 000 m3.

Bij het hanteren van het biocide:

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen die voldoen aan de eisen van de Europese norm EN 374 (handschoenmateriaal te specificeren door de toelatinghouder in de productinformatie) en een beschermende overall (ten minste type 6 EN13034), tijdens de producthanteringsfase.

Draag een chemische veiligheidsbril die voldoet aan de eisen van de Europese norm EN 166 tijdens de producthanteringsfase.

De volgende technische en organisatorische maatregelen dienen genomen te worden:

regelmatige reiniging van de apparatuur en werkruimte;.

het gebruik van een doseerpomp voor handmatig laden;

Minimalisatie van handmatige fasen;

voldoende ventilatie tijdens het aanbrengen van het product.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

NA INSLIKKEN: de mond spoelen. GEEN braken opwekken. Bij onwel voelen een ANTIGIFCENTRUM of arts raadplegen.

BIJ CONTACT MET DE HUID: huid met water afspoelen (of afdouchen). Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

BIJ CONTACT MET DE OGEN: voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

NA INADEMING: de persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

Bij huidirritatie of uitslag: een arts raadplegen

Houd de container of het etiket beschikbaar.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Alleen in industriële rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) lozen.

Gooi ongebruikt product, de bijbehorende verpakking en al het andere afval weg, in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften.

Laat ongebruikt product niet op de grond, in waterlopen, in leidingen (bijv. gootsteen, toiletten) of via de riolering lozen.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Houdbaarheid: drie maanden

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 2

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

KATHON HP 120 Biocide

Marktgebied: EU

 

BLUECIDE 833

Marktgebied: EU

Predator 9000

Marktgebied: EU

FuelClear M68 Pro

Marktgebied: EU

MIRECIDE-KW/615.C

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0023657-0002 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 247-500-7) en 2-methyl-2H-isothiazool-3-on (Einecs-nr. 220-239-6) (mengsel van CMIT/MIT)

 

Werkzame stof

55965-84-9

 

11,3

Butyl carbitol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

88,7


(1)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 1.

(2)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 2.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/403 VAN DE COMMISSIE

van 8 februari 2023

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de verstrekking van informatie voor summiere aangiften bij binnenbrengen en veiligheidsrisicoanalyses bij de binnenkomst van goederen, en tot toevoeging van Oekraïne aan de lijst van landen in de verbintenissen van de borg voor douanevervoer

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 17, eerste alinea, artikel 50, lid 1, eerste alinea, artikel 100, lid 1, en artikel 132, eerste alinea, punten a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de praktische uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 (“het wetboek”) in samenhang met Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (2) is gebleken dat de uitvoeringsverordening op een aantal punten moet worden gewijzigd om deze beter af te stemmen op de behoeften van de marktdeelnemers en de douanediensten, en om rekening te houden met de ontwikkelingen in verband met de naderende uitrol van de releases 2 en 3 van het invoercontrolesysteem (ICS2).

(2)

Artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 voorziet in het gebruik van het douanerisicobeheersysteem voor de uitwisseling van risicogerelateerde informatie tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie, en tussen de douaneautoriteiten onderling, en voor de opslag van dergelijke informatie. Naar aanleiding van de uitrol van de veiligheidsanalysemodellen in ICS2 moet dat artikel worden gewijzigd om de lidstaten en de Commissie ook in staat te stellen specifieke informatie uit te wisselen die nodig is voor veiligheidsrisicoanalyse vóór aankomst met behulp van ICS2.

(3)

Artikel 184 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bevat verplichtingen met betrekking tot de indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen bij de douaneautoriteiten door andere personen dan de vervoerder. Met ingang van de in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie (3) vastgestelde datum voor de uitrol van release 2 van ICS2 zal voor goederen die het douanegebied van de Unie door de lucht binnenkomen, een summiere aangifte bij binnenbrengen moeten worden ingediend via het ICS2-systeem. Daarom moet de vervoerder worden verplicht de douaneautoriteiten te informeren wanneer een postaanbieder in een derde land hem de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet verstrekt.

(4)

Met ingang van de in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 vastgestelde datum voor de uitrol van release 3 van ICS2 zal ook voor goederen die het douanegebied van de Unie via het spoor binnenkomen, een summiere aangifte bij binnenbrengen moeten worden ingediend via het ICS2-systeem. Daarom moet de vervoerder worden verplicht de douaneautoriteiten te informeren indien een persoon die een vrachtbrief afgeeft voor goederen die het douanegebied van de Unie per spoor binnenkomen, hem de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet verstrekt, en moet de persoon die de vrachtbrief afgeeft, worden verplicht de andere partijen bij de desbetreffende vervoersovereenkomst te informeren. Artikel 184 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet derhalve worden gewijzigd.

(5)

De bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03 en deel II, hoofdstukken VI en VII, van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moeten in overeenstemming worden gebracht met de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (4) om rekening te houden met de toetreding van Oekraïne tot die overeenkomst, overeenkomstig Besluit nr. 3/2022 van de Gemengde Commissie EU-CTC (5). Om evenwel de bestaande voorraad formulieren voor de verbintenis van de borg te kunnen opgebruiken, moeten de in de bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03 vastgestelde modellen die geldig zijn op de dag vóór de inwerkingtreding van deze verordening, toepassing blijven vinden tot en met 1 april 2024, mits in punt 1 van die bijlagen de nodige geografische aanpassingen worden aangebracht en in punt 4 van die bijlagen de naam en de woonplaatskeuze van de lasthebber in Oekraïne worden vermeld.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 36 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.   In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel wordt het in artikel 182, lid 1, bedoelde systeem ook gebruikt voor de uitwisseling, verwerking en opslag van specifieke risico-informatie in verband met summiere aangiften bij binnenbrengen.”.

2)

Artikel 184 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 113 bis, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, vermeldt de vervoerder in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de postaanbieder, de postaanbieder in een derde land of de koeriersdienst die de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hem beschikbaar stelt.”;

b)

de volgende leden 6 en 7 worden toegevoegd:

“6.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 112 bis, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, vermeldt de vervoerder en eenieder die een vrachtbrief afgeeft, in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten, samen met de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen.

7.   Vanaf de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, in de gevallen als bedoeld in artikel 112 bis, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, stelt de persoon die de vrachtbrief afgeeft, de persoon die de vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten, in kennis van de afgifte van deze vrachtbrief.

In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de vrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij die overeenkomst heeft gesloten, in kennis van de afgifte van de vrachtbrief.”.

3)

In deel I (Verbintenis van de borg) van bijlage 32-01 wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

a)

het woord “Oekraïne” wordt ingevoegd na de woorden “de Republiek Turkije”;

b)

voetnoot 3, die volgt op de woorden “de Republiek Turkije”, wordt verplaatst en komt achter de woorden “het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland”.

4)

In deel I (Verbintenis van de borg) van bijlage 32-02 wordt in punt 1 het woord “Oekraïne” ingevoegd na de woorden “de Republiek Turkije”.

5)

In deel I (Verbintenis van de borg) van bijlage 32-03 wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

a)

het woord “Oekraïne” wordt ingevoegd na de woorden “de Republiek Turkije”;

b)

voetnoot 3, die volgt op de woorden “de Republiek Turkije”, wordt verplaatst en komt achter de woorden “het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland”.

6)

In deel II, hoofdstuk VI (Certificaat van doorlopende zekerheid) (TC31 Certificaat van doorlopende zekerheid) (Voorzijde), van bijlage 72-04 wordt in punt 7 het woord “Oekraïne” ingevoegd na het woord “Turkije”.

7)

In deel II, hoofdstuk VII (Certificaat van ontheffing van zekerheidstelling) (TC33 Certificaat van ontheffing van zekerheidstelling) (Voorzijde), van bijlage 72-04 wordt in punt 6 het woord “Oekraïne” ingevoegd na het woord “Turkije”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punten 3), 4) en 5), en de derde alinea van dit artikel 2 zijn evenwel van toepassing vanaf de datum waarop Oekraïne tot de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer toetreedt.

De formulieren die zijn gebaseerd op de modellen in de bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03 en in deel II, hoofdstukken VI en VII, van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, in de versie die van toepassing was op de dag vóór de inwerkingtreding van deze verordening, mogen tot en met 1 april 2024 verder worden gebruikt, mits de nodige geografische aanpassingen worden aangebracht en de woonplaatskeuze en de naam van de lasthebber worden vermeld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 februari 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168.).

(4)  Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijk regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2).

(5)  Besluit nr. 3/2022 van de Gemengde Commissie EU-CTC van 29 september 2022 tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer [2022/1983] (PB L 272 van 20.10.2022, blz. 36).


BESLUITEN

23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/21


BESLUIT (EU) 2023/404 VAN DE RAAD

van 20 februari 2023

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat betreft de wijziging van bijlage XLIV bij die overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 83, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (“de overeenkomst”) is op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In de preambule van de overeenkomst erkennen de partijen hun wens te streven naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderingsproces van Oekraïne om zo bij te dragen tot geleidelijke economische integratie en verdieping van de politieke associatie, alsook tot de verwezenlijking van economische integratie door een uitgebreide aanpassing van de regelgeving.

(3)

In artikel 1, lid 2, punt d), van de overeenkomst wordt verwezen naar de doelstelling om de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de Uniewetgeving.

(4)

Op grond van artikel 459, lid 1, van de overeenkomst voeren de partijen de steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken zij samen om de financiële belangen van de Europese Unie en van Oekraïne te beschermen, zoals beschreven in bijlage XLIII bij de overeenkomst. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse administratieve en juridische bijstand op de terreinen waarop de overeenkomst van toepassing is.

(5)

Op grond van artikel 459, lid 2, stemt Oekraïne zijn wetgeving ook geleidelijk af op de bepalingen van bijlage XLIV bij de overeenkomst.

(6)

Artikel 474 van de overeenkomst bevat een algemene verbintenis van Oekraïne om zijn wetgeving geleidelijk af te stemmen op de EU-wetgeving, op basis van de verbintenissen die onder meer in titel VI van de overeenkomst worden genoemd. De in titel VI van de overeenkomst genoemde verbintenissen betreffende het geleidelijk afstemmen van de Oekraïense wetgeving op de EU-wetgeving omvatten de bescherming van de financiële belangen van de EU en van Oekraïne in de context van financiële bijstand die wordt verleend via de desbetreffende financieringsmechanismen en -instrumenten van de EU om de doelstellingen van de overeenkomst te verwezenlijken, rekening houdend met de behoeften van Oekraïne, de capaciteit per sector en de vooruitgang bij de hervormingen.

(7)

Op grond van artikel 463, leden 1 en 3, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Met name kan de Associatieraad de bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen, rekening houdend met de ontwikkeling van de EU-wetgeving en toepasselijke normen die worden vastgesteld in internationale instrumenten die de partijen relevant achten.

(8)

Sinds de afronding van de onderhandelingen over de overeenkomst werd de EU-wetgeving betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie, waarvan bepalingen in bijlage XLIV bij de overeenkomst zijn opgenomen, vervangen door Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (2) en bijgevolg zijn ook de verplichtingen van Oekraïne in het kader van de uitvoering van de overeenkomst gewijzigd. Die wijzigingen van de EU-wetgeving moeten tot uiting komen in bijlage XLIV bij de overeenkomst, die bijgevolg dient te worden gewijzigd.

(9)

De Associatieraad moet derhalve bijlage XLIV bij de overeenkomst wijzigen en de uitvoeringstermijn van de in die bijlage genoemde bepalingen aanpassen om rekening te houden met de nieuwe wijzigingen in de EU-wetgeving.

(10)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad, wat betreft de wijziging van bijlage XLIV bij de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad die is opgericht bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat betreft de wijziging van bijlage XLIV bij die overeenkomst, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van de Associatieraad.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.

(2)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2023 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE

van …

wat betreft de wijziging van bijlage XLIV bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds

DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, en met name artikel 463,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (“de overeenkomst”) op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In de preambule van de overeenkomst erkennen de partijen hun wens te streven naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderingsproces van Oekraïne om zo bij te dragen tot geleidelijke economische integratie en verdieping van de politieke associatie, alsook tot de verwezenlijking van economische integratie door een uitgebreide aanpassing van de regelgeving.

(3)

In artikel 1, lid 2, punt d), van de overeenkomst wordt verwezen naar de doelstelling om de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de Uniewetgeving.

(4)

Op grond van artikel 459, lid 1, van de overeenkomst voeren de partijen de steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken zij samen om de financiële belangen van de Europese Unie en van Oekraïne te beschermen, zoals beschreven in bijlage XLIII bij de overeenkomst. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse administratieve en juridische bijstand op de terreinen waarop de overeenkomst van toepassing is.

(5)

Op grond van artikel 459, lid 2, van de overeenkomst stemt Oekraïne zijn wetgeving ook geleidelijk af op de bepalingen van bijlage XLIV bij de overeenkomst.

(6)

Artikel 474 van de overeenkomst bevat een algemene verbintenis van Oekraïne om zijn wetgeving geleidelijk in af te stemmen op de EU-wetgeving, op basis van de verbintenissen die onder meer in titel VI van de overeenkomst worden genoemd. De in titel VI van de overeenkomst genoemde verbintenissen betreffende het geleidelijk afstemmen van de Oekraïense wetgeving op de EU-wetgeving omvatten de bescherming van de financiële belangen van de EU en van Oekraïne in de context van financiële bijstand die wordt verleend via de desbetreffende financieringsmechanismen en -instrumenten van de EU om de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken, rekening houdend met de behoeften van Oekraïne, de capaciteit per sector en de vooruitgang bij de hervormingen.

(7)

Op grond van artikel 463, leden 1 en 3, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Met name kan de Associatieraad de bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen, rekening houdend met de ontwikkeling van de EU-wetgeving en toepasselijke normen die worden vastgesteld in internationale instrumenten die de partijen relevant achten.

(8)

Sinds de afronding van de onderhandelingen over de overeenkomst werd het EU-acquis betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie, waarvan bepalingen in bijlage XLIV zijn opgenomen, vervangen door Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (2) en bijgevolg zijn ook de verplichtingen van Oekraïne in het kader van de uitvoering van de overeenkomst gewijzigd. Die wijzigingen van de EU-wetgeving moeten tot uiting komen in bijlage XLIV bij de overeenkomst, die bijgevolg dient te worden gewijzigd.

(9)

De Associatieraad moet derhalve bijlage XLIV bij de overeenkomst wijzigen en de uitvoeringstermijn van de in die bijlage genoemde bepalingen aanpassen om rekening te houden met de nieuwe wijzigingen in de EU-wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XLIV bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te …,

Voor de Associatieraad

De voorzitter


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.

(2)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).


BIJLAGE

“BIJLAGE XLIV BIJ TITEL VI

FINANCIËLE SAMENWERKING, MET BEPALINGEN INZAKE FRAUDEBESTRIJDING

Oekraïne verbindt zich ertoe zijn wetgeving geleidelijk at te stemmen op de volgende EU-wetgeving binnen het aangegeven tijdschema:

Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (1):

artikel 3 — Fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

artikel 4 — Andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

artikel 6 — Aansprakelijkheid van rechtspersonen;

artikel 7 — Sancties met betrekking tot natuurlijke personen;

artikel 9 — Sancties met betrekking tot rechtspersonen;

artikel 12 — Verjaringstermijnen voor strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

Tijdschema: de bepalingen moeten uiterlijk op 31 december 2023 zijn omgezet.


(1)  PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/26


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2023/405 VAN DE RAAD

van 20 februari 2023

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, wat de Republiek Kameroen betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 33, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   INLEIDING EN PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 (de “IOO-verordening”) is een systeem van de Unie vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(2)

Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie (ook wel “aanmerking” genoemd) van niet-meewerkende derde landen, de stappen ten aanzien van die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van die lijst, de bekendmaking van die lijst en eventuele noodmaatregelen.

(3)

Op 24 maart 2014 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU (2) tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, vastgesteld.

(4)

Overeenkomstig artikel 32 van de IOO-Verordening heeft de Commissie bij besluit van 17 februari 2021 (3) (“het besluit van 17 februari 2021”) de Republiek Kameroen (“Kameroen”) in kennis gesteld van de mogelijkheid dat zij wordt aangemerkt als een land dat de Commissie als niet-meewerkend derde land beschouwt.

(5)

In haar besluit van 17 februari 2021 heeft de Commissie de informatie opgenomen over de essentiële feiten en overwegingen die aan een dergelijke aanmerking ten grondslag liggen.

(6)

Het besluit van 17 februari 2021 is ter kennis gebracht van Kameroen, samen met een brief waarin het land wordt verzocht in nauwe samenwerking met de Commissie een actieplan uit te voeren om de geconstateerde tekortkomingen in het kader van de IOO-verordening te verhelpen.

(7)

Met haar besluit van 17 februari 2021 heeft de Commissie een dialoog met Kameroen geopend.

(8)

De Commissie heeft Kameroen met name verzocht alle nodige maatregelen te nemen om de acties die zijn vervat in het door de Commissie voorgestelde actieplan uit te voeren en de uitvoering daarvan te beoordelen.

(9)

Kameroen heeft de gelegenheid gekregen om te reageren op het besluit van 17 februari 2021 en op andere door de Commissie meegedeelde informatie ter zake, en om bewijsmateriaal in te dienen om de in dat besluit geopperde feiten te weerleggen of aan te vullen. Kameroen kon gebruikmaken van zijn recht om aanvullende informatie te vragen of te verstrekken.

(10)

De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle desbetreffende informatie. De mondelinge en schriftelijke reacties van Kameroen op het besluit van 17 februari 2021 werden in overweging en in aanmerking genomen en Kameroen en de Commissie hielden een virtuele vergadering om desbetreffende zaken te bespreken. Kameroen werd mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte gehouden van de overwegingen van de Commissie.

(11)

Op basis van de verzamelde informatie concludeerde de Commissie dat de in het besluit van 17 februari 2021 beschreven aandachtspunten en tekortkomingen niet voldoende waren aangepakt door Kameroen. Bovendien concludeerde de Commissie dat de maatregelen die waren voorgesteld in het actieplan, niet ten volle waren uitgevoerd.

(12)

Daarom heeft de Commissie op 5 januari 2023 een uitvoeringsbesluit vastgesteld waarbij Kameroen is aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van IOO-visserij (het “uitvoeringsbesluit van 5 januari 2023”).

(13)

Op basis van het onderzoek dat de Commissie heeft verricht en de dialoog die zij heeft gevoerd, met inbegrip van de briefwisseling en de vergaderingen, en de redenen die ten grondslag liggen aan het besluit van 17 februari 2021 en het uitvoeringsbesluit van 5 januari 2023, dient Kameroen op de lijst te worden geplaatst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij.

2.   AANMERKING VAN KAMEROEN ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(14)

In het besluit van 17 februari 2021 heeft de Commissie de taken van Kameroen geanalyseerd en heeft zij beoordeeld of het land zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat is nagekomen. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de criteria die zijn opgenomen in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening.

(15)

In lijn met de bevindingen in het besluit van 17 februari 2021 en rekening houdend met de desbetreffende door Kameroen verstrekte informatie, het voorgestelde actieplan en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen, heeft de Commissie beoordeeld of Kameroen zijn verplichtingen is nagekomen.

(16)

De voornaamste tekortkomingen die door de Commissie zijn geconstateerd, hadden betrekking op het niet-nakomen van diverse uit het internationaal recht voortvloeiende verplichtingen; met name was er geen toereikend en bijgewerkt rechtskader vastgesteld, bestonden er geen duidelijke en transparante registratie- en vergunningsprocedures en was er sprake van een gebrek aan een doeltreffende en adequate monitoring van vissersvaartuigen. De vastgestelde tekortkomingen hielden meer in het algemeen verband met de vastgestelde voorwaarden voor de registratie van vissersvaartuigen en de controle daarvan uit hoofde van het internationaal recht. Ook werd een gebrek aan consistentie vastgesteld met aanbevelingen en resoluties van relevante instanties, zoals het internationale actieplan tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organization — FAO) van de Verenigde Naties (IAP-IOO) en de vrijwillige FAO-richtsnoeren over de prestaties van de vlaggenstaat. Het gebrek aan consistentie van de Kameroense procedures met niet-bindende aanbevelingen en resoluties is echter slechts als ondersteunend bewijsmateriaal in aanmerking genomen en niet als grond voor de aanmerking.

(17)

In het uitvoeringsbesluit van 5 januari 2023 heeft de Commissie Kameroen daarom aangemerkt als niet-meewerkend derde land op grond van de IOO-verordening.

(18)

Gezien de mogelijke beperkingen waarmee Kameroen als ontwikkelingsland wordt geconfronteerd, dient opgemerkt te worden dat de ontwikkelingsstatus en de globale prestaties van het land op het gebied van visserij niet worden geschaad door het algemene ontwikkelingsniveau van Kameroen.

(19)

Gezien het besluit van 17 februari 2021 en het uitvoeringsbesluit van 5 januari 2023 en gezien de dialoog die de Commissie met Kameroen heeft gevoerd alsook het resultaat daarvan, wordt geconcludeerd dat de door Kameroen in het kader van zijn verplichtingen als vlaggenstaat ondernomen stappen ontoereikend zijn om te voldoen aan de artikelen 91, 92, 94, 117 en 118 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

(20)

Kameroen heeft zich daarom niet gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggenstaat dient te vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

3.   VASTSTELLING VAN EEN LIJST VAN NIET-MEEWERKENDE DERDE LANDEN

(21)

Gezien de conclusies met betrekking tot Kameroen dient dat land overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening te worden toegevoegd aan de lijst van niet-meewerkende derde landen die is opgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU. Dit besluit moet derhalve worden gewijzigd.

(22)

De opneming van Kameroen in de lijst van landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij, leidt tot toepassing van de maatregelen die zijn vastgelegd in artikel 38 van de IOO-verordening. Overeenkomstig artikel 38, lid 1, van de IOO-verordening is het verboden visserijproducten in te voeren die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een niet-meewerkend derde land voeren. Voor Kameroen moet dat verbod gelden voor alle bestanden en soorten die zijn gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van de IOO-verordening, aangezien het gebrek aan passende maatregelen tegen IOO-visserij dat heeft geleid tot de aanmerking van Kameroen als niet-meewerkend derde land, niet beperkt blijft tot een bepaald bestand of een bepaalde soort.

(23)

Opgemerkt wordt dat IOO-visserij onder meer visbestanden uitdunt, habitats in zeegebieden vernietigt, de instandhouding en het duurzame gebruik van mariene rijkdommen ondermijnt, de concurrentie verstoort, de voedselveiligheid in gevaar brengt, in regel zijnde vissers benadeelt en kustgemeenschappen verzwakt. Gezien de omvang van de problemen van IOO-visserij wordt het noodzakelijk geacht dat de Unie de acties ten aanzien van Kameroen als niet-meewerkend derde land onverwijld uitvoert. Daarom moet dit besluit in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(24)

Overeenkomstig artikel 34, lid 1, van de IOO-verordening dient de Raad Kameroen, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, van de lijst van niet-meewerkende derde landen te schrappen indien dat land aantoont dat de situatie die de opneming in de lijst rechtvaardigde, is verholpen. Bij het nemen van een dergelijk besluit tot schrapping dient ook in aanmerking te worden genomen of Kameroen concrete maatregelen heeft vastgesteld die een blijvende verbetering van de situatie kunnen bewerkstelligen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Republiek Kameroen wordt toegevoegd aan de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU van de Raad van 24 maart 2014 tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 43).

(3)  Besluit van de Commissie van 17 februari 2021 betreffende de kennisgeving aan de Republiek Kameroen van de mogelijkheid dat het land wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (PB C 59 I van 19.2.2021, blz. 1).


Rectificaties

23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/29


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/2583 van de Raad van 19 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2278 houdende schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 340 van 30 december 2022 )

1.

Bladzijde 15, in de bijlage tot vervanging van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/2278, in de tabel, de lijn betreffende serienummer 0.3227, in de kolom “CN code”:

in plaats van:

“2846 90 30

2846 90 40

2846 90 50

2846 90 60

2846 90 90”,

lezen:

“2846 90 30

2846 90 40

2846 90 50

2846 90 60

2846 90 70

2846 90 90”.

2.

Bladzijde 201, in de bijlage tot vervanging van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/2278, in de tabel, de lijn betreffende serienummer 0.7029, in de kolom “CN code”:

in plaats van:

“ex 8505 11 00”,

lezen:

“ex 8505 11 10”.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/30


Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2571 van de Raad van 24 november 2022 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) en Protocol 37 (houdende de lijst bedoeld in artikel 101) bij de EER-overeenkomst (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 331 van 27 december 2022 )

1.

In de inhoudsopgave en op bladzijde 1, in de titel:

in plaats van:

“… van 24 november 2022 …”,

lezen:

“… van 24 oktober 2022 …”.

2.

In de slotformule, plaats en datum:

in plaats van:

“Gedaan te Luxemburg, 24 november 2022.”,

lezen:

“Gedaan te Luxemburg, 24 oktober 2022.”.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/31


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1904 van de Raad van 6 oktober 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

( Publicatieblad van de Europese Unie L 259 I van 6 oktober 2022 )

Bladzijde 50, bijlage VII, tabel van de vervangen bijlage XXIII, onder GN-code 3920 10:

in plaats van:

“platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van polymeren van propyleen zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager, onbewerkt, alleen aan het oppervlak bewerkt of alleen vierkant of rechthoekig versneden (m.u.v. zelfklevende producten, en vloerbedekking en wand- en plafondbekleding als bedoeld bij post 3918)”,

lezen:

“platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van polymeren van ethyleen zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager, onbewerkt, alleen aan het oppervlak bewerkt of alleen vierkant of rechthoekig versneden (m.u.v. zelfklevende producten, en vloerbedekking en wand- en plafondbekleding als bedoeld bij post 3918)”.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/32


Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 435 van 6 december 2021 )

Bladzijde 290, artikel 1, punt 32), a), i), in het nieuwe punt a), i), van artikel 119:

in plaats van:

“i)

de vermelding “alcoholvrij” indien het effectief alcoholvolumegehalte van het product ten hoogste 0,5 % bedraagt, of”,

lezen:

“i)

de vermelding “gedealcoholiseerd” indien het effectief alcoholvolumegehalte van het product ten hoogste 0,5 % bedraagt, of”.


23.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 56/33


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 322 van 16 december 2022 )

Bladzijde 26, overweging 37, derde alinea, voorlaatste zin:

in plaats van:

“Een onderneming voldoet daarom aan de duurzaamheidsrapporteringsvereisten van de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU door te rapporteren overeenkomstig de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden.”,

lezen:

“Een onderneming zou daarom aan de duurzaamheidsrapporteringsvereisten van Richtlijn 2013/34/EU voldoen door te rapporteren overeenkomstig de duurzaamheidsrapporteringsstandaarden.”.