ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 335

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
29 december 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen

1

 

*

Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen

36

 

*

Verordening (EU) 2022/2578 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een marktcorrectiemechanisme om de burgers van de Unie en de economie te beschermen tegen buitensporig hoge prijzen

45

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2579 van de Commissie van 10 juni 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die een onderneming overeenkomstig artikel 8 bis van die richtlijn in de vergunningsaanvraag moet verstrekken ( 1 )

61

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie van 17 juni 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere vaststelling van de informatie die moet worden verstrekt in de vergunningaanvraag van kredietinstellingen, en tot nadere vaststelling van belemmeringen voor de effectieve uitoefening van toezichtstaken door bevoegde autoriteiten ( 1 )

64

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2581 van de Commissie van 20 juni 2022 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor de toepassing van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verstrekking van informatie in aanvragen voor vergunningen van kredietinstellingen ( 1 )

86

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit Nr. 2/2022 van het EPO-comité dat is opgericht bij de Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, van 30 november 2022 met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde voor geschillenbeslechting [2022/2582]

103

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816 ( PB L 135 van 22.5.2019 )

112

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2417 van de Raad van 26 juli 2022 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië betreffende het goederenvervoer over de weg ( PB L 318 van 12.12.2022 )

113

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2435 van de Raad van 26 juli 2022 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne betreffende het goederenvervoer over de weg ( PB L 319 van 13.12.2022 )

114

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag ( PB L 173 van 30.6.2022 )

115

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/1


VERORDENING (EU) 2022/2576 VAN DE RAAD

van 19 december 2022

inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne, zonder aanleiding of grond, en de ongekende beperking van aardgasleveringen van de Russische Federatie aan de lidstaten vormen een gevaar voor de voorzieningszekerheid van de Unie en haar lidstaten. Tegelijk hebben de inzet van de gastoevoer als wapen en de manipulatie van de markten door de Russische Federatie door opzettelijke verstoringen van de gasstromen de energieprijzen in de Unie omhoog doen schieten, waardoor niet alleen de economie van de Unie in gevaar komt maar ook de voorzieningszekerheid ernstig wordt ondermijnd.

(2)

De Unie moet krachtig en verenigd optreden om haar burgers en economie te beschermen tegen buitensporige en gemanipuleerde marktprijzen en te waarborgen dat gas over de grenzen heen blijft stromen naar alle consumenten die er behoefte aan hebben, ook in situaties van gasschaarste. Om de afhankelijkheid van de levering van aardgas vanuit de Russische Federatie te verminderen en de buitensporige prijzen te verlagen, is een beter gecoördineerde aankoop van gas bij externe leveranciers van cruciaal belang.

(3)

Volgens artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan de Raad, op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen. Die ernstige moeilijkheden zijn er: het grote risico van een volledige stopzetting van de gastoevoer vanuit Rusland en de extreme stijging van de energieprijzen waardoor de economie van de Unie wordt ondermijnd.

(4)

In haar mededeling van 18 mei 2022 getiteld “REPowerEU-plan” kondigde de Commissie aan dat ze samen met de lidstaten een EU-Energieaankoopplatform zou oprichten voor de gezamenlijke aankoop van gas, vloeibaar aardgas (lng) en waterstof. Die aankondiging werd bekrachtigd door de Europese Raad van 30 en 31 mei 2022. Als onderdeel van het REPowerEU-plan presenteerde de Commissie ook de EU-strategie inzake externe betrokkenheid op energiegebied. Daarin wordt uitgelegd hoe de Unie een wereldwijde, schone en rechtvaardige energietransitie ondersteunt om voor duurzame, zekere en betaalbare energie te zorgen, onder meer door diversificatie van de energievoorziening in de Unie, met name door met bestaande of nieuwe gasleveranciers te onderhandelen over politieke toezeggingen om de gasleveringen te vergroten en aldus de Russische gasleveringen aan Europa te vervangen.

(5)

Het EU-Energieaankoopplatform kan een cruciale rol spelen bij het streven naar wederzijds voordelige partnerschappen die bijdragen tot de voorzieningszekerheid en leiden tot lagere invoerprijzen voor gas dat van derde landen wordt gekocht, waarbij het collectieve gewicht van de Unie ten volle wordt benut. Intensievere internationale contacten met gasleveranciers (van zowel leidinggas als lng) en toekomstige leveranciers van groene waterstof zijn daartoe van essentieel belang. Vooral een veel sterkere samenwerking met en tussen de lidstaten ten opzichte van derde landen via het EU-Energieaankoopplatform zou het collectieve gewicht van de Unie doeltreffender maken.

(6)

Indien er ernstige problemen bij het waarborgen van de voorzieningszekerheid blijven voortduren, moet gezamenlijke aankoop ertoe bijdragen dat ondernemingen in alle lidstaten en in de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap gelijker toegang hebben tot nieuwe of aanvullende gasbronnen en dat lagere prijzen worden gewaarborgd voor diegenen die individueel gas kopen via de dienstverlener, ten voordele van de eindgebruikers.

(7)

Gezamenlijke aankoop zou kunnen leiden tot een gunstigere behandeling of steun voor de levering van duurzaam gas, zoals biomethaan en waterstof, voor zover die veilig in het gassysteem kunnen worden ingebracht, en voor de levering van gas dat anders zou worden afgeblazen of afgefakkeld. Bij gebrek aan een formele wettelijke verplichting in de relevante rechtspraak zullen ondernemingen die contracten sluiten op grond van deze verordening, in staat zijn om het rapportagekader van het Oil and Gas Methane Partnership 2.0 van de VN te gebruiken om de methaanuitstoot in de toeleveringsketen van de Unie te meten, te melden en te controleren.

(8)

Het nieuwe mechanisme dat in het kader van deze verordening is ontwikkeld, moet bestaan uit twee fasen. Eerst zouden aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen die in de Unie zijn gevestigd, hun vraag naar gas bundelen via een door de Commissie gecontracteerde dienstverlener. Daardoor zouden gasleveranciers een offerte kunnen doen op basis van grote gezamenlijke volumes, in plaats van de vele kleinere offertes voor afnemers die hen individueel benaderen. Daarna kunnen aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen die in de Unie zijn gevestigd, afzonderlijk of op gecoördineerde wijze met anderen, koopcontracten voor gas sluiten met aardgasleveranciers of -producenten die aan de gezamenlijke vraag voldoen.

(9)

Als de ernstige problemen bij het waarborgen van de voorzieningszekerheid aanhouden, moeten bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop ertoe bijdragen dat ondernemingen in alle lidstaten gelijker toegang hebben tot nieuwe of aanvullende gasbronnen en dat lagere prijzen worden gewaarborgd voor ondernemingen die gas kopen via de dienstverlener, ten voordele van de eindgebruikers. De mogelijkheid van een zeer beperkte vorm van gezamenlijke aankoop van gas voor balanceringsdoeleinden is al een eerste keer vermeld in het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof. Dat voorstel dateert echter van voor de aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne. Bovendien werd geen gedetailleerd concept opgenomen in dat voorstel, dat alleen betrekking had op de zeer specifieke behoeften van transmissiesysteembeheerders wat betreft balanceringsenergie. Aangezien er een onmiddellijke en veel uitgebreidere oplossing nodig is voor het probleem van ontbrekende structuren voor gecoördineerde gasaankoop, is het aangewezen een tijdelijke, versnelde oplossing voor te stellen.

(10)

Bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop zou derhalve de solidariteit van de Unie bij de aankoop en distributie van gas kunnen versterken. In een geest van solidariteit moet gezamenlijke aankoop voornamelijk ondernemingen ondersteunen die vroeger uitsluitend of hoofdzakelijk gas van Russische leveranciers kochten, door die ondernemingen te helpen zich bij andere aardgasleveranciers of -producenten te bevoorraden onder gunstige voorwaarden als gevolg van bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop.

(11)

Bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop moeten in de huidige noodsituatie bijdragen tot het bijvullen van de Europese gasopslaginstallaties indien de meeste daarvan na deze winter uitgeput zouden zijn. Die maatregelen moeten er bovendien toe bijdragen dat gas op meer gecoördineerde wijze en in een geest van solidariteit wordt aangekocht.

(12)

Het is derhalve noodzakelijk om dringend en op tijdelijke basis over te gaan tot snelle bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop. Er zou snel een dienstverlener kunnen worden aangesteld, zodat de vraag kan worden gebundeld. De door de Commissie gecontracteerde dienstverlener zou alleen enkele basisfuncties hebben en de procedure die hij opzet, zou alleen verplichte elementen met betrekking tot deelname aan de bundeling van de vraag bevatten, maar nog geen verplichte coördinatie van de contractuele voorwaarden of de verplichting bindende offertes voor de aankoop van gas via de dienstverlener in te dienen.

(13)

Aan aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen mag geen verplichting worden opgelegd om gas via de dienstverlener te kopen door gasleveringscontracten of memoranda van overeenstemming te sluiten met gasleveranciers of -producenten die voldoen aan de gezamenlijke vraag. Aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen worden echter sterk aangemoedigd om onderzoek te doen naar samenwerkingsvormen die verenigbaar zijn met het mededingingsrecht en om een beroep te doen op de dienstverlener om de voordelen van gezamenlijke aankoop ten volle te benutten. Er zou derhalve een mechanisme tussen de dienstverlener en de deelnemende bedrijven kunnen worden ontwikkeld waarbij de belangrijkste voorwaarden worden vastgelegd waaronder de deelnemende ondernemingen zich ertoe verbinden gas te kopen dat aan de gezamenlijke vraag voldoet.

(14)

Voor de Commissie en de lidstaten is het belangrijk dat zij een duidelijk beeld hebben van de geplande en gesloten gasleveringscontracten in de hele Unie, zodat zij kunnen beoordelen of de doelstellingen van voorzieningszekerheid en energiesolidariteit worden bereikt. Daarom moeten ondernemingen of autoriteiten van de lidstaten de Commissie en de lidstaten waarin die ondernemingen zijn gevestigd, in kennis stellen van grote geplande gasaankopen van meer dan 5 TWh/jaar. Het gaat dan met name om basisinformatie over nieuwe of verlengde contracten. De Commissie moet de mogelijkheid krijgen aanbevelingen te doen aan de aardgasbedrijven of autoriteiten van de betrokken lidstaten, met name wanneer verdere coördinatie de werking van gezamenlijke aankopen zou kunnen verbeteren of wanneer het uitschrijven van een aanbesteding voor de aankoop van gas of geplande gasaankopen negatieve gevolgen kan hebben voor de voorzieningszekerheid, de interne markt of energiesolidariteit. Het doen van een aanbeveling mag de aardgasbedrijven of de autoriteiten van de betrokken lidstaten in de tussentijd niet beletten de onderhandelingen voort te zetten.

(15)

De lidstaten moeten de Commissie helpen bij het beoordelen of de betrokken gasaankopen de voorzieningszekerheid in de Unie verbeteren en voldoen aan het beginsel van energiesolidariteit. Er moet een ad-hocstuurgroep worden opgericht met vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie, die helpt bij de coördinatie van deze beoordeling.

(16)

De procedure voor het bundelen van de vraag met het oog op gezamenlijke aankoop moet worden uitgevoerd door een geschikte dienstverlener. De Commissie moet derhalve via een aanbestedingsprocedure overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (1) een dienstverlener contracteren die in staat is om een geschikt informatietechnologie-instrument (“IT-instrument”) te ontwikkelen en de procedure voor het bundelen van de vraag op te zetten. Om de exploitatiekosten te dekken, kan een vergoeding worden gevraagd van de deelnemers aan de gezamenlijke aankoop.

(17)

Bij de toewijzing van toegangsrechten voor levering aan ondernemingen die de vraag bundelen, moet de dienstverlener methoden toepassen die geen onderscheid maken tussen kleinere en grotere deelnemers van de vraagbundeling en die eerlijk zijn ongeacht de door individuele ondernemingen gevraagde gasvolumes. De dienstverlener moet bijvoorbeeld toegangsrechten toewijzen in verhouding tot de gasvolumes die individuele ondernemingen hebben aangegeven te kopen voor de gegeven leveringstermijn en bestemming. Dit kan relevant zijn in gevallen waarin het aanbod de vraag op de markt van de Unie onvoldoende dekt.

(18)

De bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop van aardgas zijn complexe processen waarbij rekening moet worden gehouden met verschillende elementen, niet alleen prijzen maar ook volumes, leveringspunten en andere parameters. Daarom moet de geselecteerde dienstverlener beschikken over de nodige ervaring met het beheren en bundelen van aankopen van aardgas of met bijbehorende diensten op Unieniveau. De bundeling van de vraag en de aankoop van aardgas zijn ook van cruciaal belang om de levering van gas te verzekeren en het beginsel van energiesolidariteit in de Unie te waarborgen.

(19)

De bescherming van commercieel gevoelige informatie is van het grootste belang wanneer informatie ter beschikking wordt gesteld aan de Commissie, de leden van de ad-hocstuurgroep of de dienstverlener die het IT-instrument voor bundeling van de vraag beheert. De Commissie moet daarom doeltreffende instrumenten toepassen om deze informatie tegen ongeoorloofde toegang en cyberbeveiligingsrisico’s te beschermen. Alle persoonsgegevens die in het kader van de bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop kunnen worden verwerkt, moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(20)

Een gezamenlijke aankoop kan verschillende vormen aannemen. Hij kan worden verricht via aanbestedingen of veilingen die worden georganiseerd door de dienstverlener die de vraag van aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen bundelt, teneinde ze mogelijkerwijs af te stemmen op de offertes van aardgasleveranciers of -producenten, door middel van een IT-instrument.

(21)

Een van de doelstellingen van de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop is vermindering van het risico van onnodige prijsstijgingen als gevolg van biedingen op dezelfde gastranche door verschillende ondernemingen. Of gewaarborgd kan worden dat de voordelen van gezamenlijke aankoop de eindverbruikers ten volle bereiken, hangt uiteindelijk af van de beslissingen van de ondernemingen zelf. Grote ondernemingen moeten zich terughoudend opstellen, ook al kunnen zij het gas tegen hogere prijzen verkopen. Ondernemingen die door een gezamenlijke aankoop profiteren van lagere aankoopprijzen voor gas, moeten dat voordeel doorberekenen aan de consumenten. De doorberekening van lagere prijzen zou een belangrijke indicator voor het succes van gezamenlijke aankopen zijn; dat is van cruciaal belang voor consumenten.

(22)

Bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop moeten worden opengesteld voor aardgasbedrijven en in de Unie gevestigde ondernemingen die gas verbruiken. Met name industriële verbruikers die intensief gas gebruiken in hun productieprocessen, zoals producenten van meststoffen, staal, keramiek en glas, kunnen ook baat hebben bij een gezamenlijke aankoop, doordat zij daardoor hun vraag kunnen bundelen, contracten voor gas- en lng-ladingen kunnen sluiten en het aanbod naargelang van hun specifieke behoeften kunnen structureren. Bij de organisatie van de gezamenlijke aankoop moeten transparante regels gelden voor deelname aan de aankoop en ter waarborging van de openheid ervan.

(23)

Het ook openstellen van vraagbundeling en gezamenlijke aankoop voor de Westelijke Balkan en de drie geassocieerde oostelijke partnerlanden is een uitgesproken politieke doelstelling van de Unie. Daarom moeten ondernemingen die zijn gevestigd in de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap de mogelijkheid krijgen deel te nemen aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankopen die bij deze verordening zijn vastgesteld, mits de nodige regelingen zijn getroffen.

(24)

De afhankelijkheid van de Unie van gas dat vanuit de Russische Federatie wordt geleverd, moet worden verminderd. Ondernemingen die onder zeggenschap staan van de Russische Federatie of een Russische natuurlijke of rechtspersoon, of ondernemingen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen die zijn vastgesteld op grond van artikel 215 VWEU, of die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van andere natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die onderworpen zijn aan dergelijke beperkende maatregelen, moeten derhalve worden uitgesloten van deelname aan gezamenlijke aankopen en van het organiseren van de procedure van gezamenlijke aankopen.

(25)

Om te voorkomen dat de doelstelling om te diversifiëren en minder afhankelijk te zijn van het uit de Russische Federatie geleverde gas in gevaar wordt gebracht door deelname aan bundeling van de vraag en gezamenlijke aankopen van ondernemingen of andere lichamen die onder zeggenschap staan van Russische natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen die in de Russische Federatie zijn gevestigd, moet ook deelname van deze entiteiten worden uitgesloten.

(26)

Bovendien mag aardgas uit de Russische Federatie niet onder gezamenlijke aankoop vallen. Te dien einde mag aardgas dat via bepaalde plekken de lidstaten of de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap binnenkomt, niet gezamenlijk worden aangekocht, aangezien aardgas uit de Russische Federatie waarschijnlijk via die plekken zijn weg vindt naar de lidstaten of de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap.

(27)

Deelnemers aan de gezamenlijke aankoop van gas kunnen financiële garanties nodig hebben als een van de ondernemingen het uiteindelijke contractvolume niet zou kunnen betalen. De lidstaten of andere belanghebbenden kunnen de deelnemers aan een gezamenlijke aankoop financiële steun verlenen, met inbegrip van garanties. Financiële steun moet worden verleend overeenkomstig de staatssteunregels van de Unie, waaronder de tijdelijke kaderregeling voor crisissteun die de Commissie op 23 maart 2022 heeft vastgesteld, en die is gewijzigd op 28 oktober 2022, indien van toepassing.

(28)

Het vullen van gasopslaginstallaties is essentieel om de voorzieningszekerheid in de Unie te waarborgen. Door de daling van de aardgastoevoer vanuit de Russische Federatie kunnen de lidstaten problemen ondervinden bij het vullen van de opslaginstallaties om de gasleveringszekerheid voor de winter van 2023/2024 te waarborgen, zoals voorgeschreven in Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad (4). De lidstaten zouden die problemen kunnen verkleinen door een beroep te doen op de dienstverlener om de vraag te bundelen. Binnen de grenzen van het mededingingsrecht zou met name een gecoördineerd vul- en opslagbeheer met het oog op het volgende vulseizoen kunnen worden ondersteund, waarbij buitensporige prijspieken als gevolg van onder meer het ongecoördineerd vullen van opslagplaatsen worden vermeden.

(29)

Om te waarborgen dat gezamenlijke aankoop bijdraagt tot het vullen van gasopslaginstallaties conform de tussentijdse vuldoelstellingen van Verordening (EU) 2022/1032, moeten de lidstaten passende maatregelen treffen om te garanderen dat aardgasbedrijven en bedrijven die gas verbruiken en die onder hun jurisdictie vallen, de door de dienstverlener georganiseerde procedure als een mogelijk middel aanwenden om de vuldoelstellingen te halen.

(30)

Volgens Verordening (EU) 2022/1032 moeten de lidstaten ten laatste op 1 november 2023 hun gasopslaginstallaties voor 90 % hebben gevuld. Die vuldoelstelling ligt hoger dan die voor 1 november 2022 (80 %). Gezamenlijke aankoop kan de lidstaten helpen die nieuwe doelstelling te halen. Daarbij moeten de lidstaten van binnenlandse ondernemingen verlangen dat zij een beroep doen op de dienstverlener om de vraag tot een voldoende groot gasvolume te bundelen, zodat het risico dat hun gasopslaginstallaties niet gevuld raken, wordt verkleind. De lidstaten moeten van hun bedrijven verlangen dat zij volumes die overeenkomen met ten minste 15 % van de vuldoelstelling voor volgend jaar opnemen in de procedure voor de bundeling van de vraag, wat overeenkomt met ongeveer 13,5 miljard m3 voor de hele Unie. Lidstaten die op hun grondgebied niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken, moeten aan de procedure voor de bundeling van de vraag deelnemen met volumes die overeenkomen met 15 % van hun verplichting inzake lastenverdeling krachtens artikel 6 quater van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(31)

Bundeling van de vraag en gezamenlijke aankoop omvatten geen voorschriften inzake het beheer van gasopslaginstallaties, inclusief strategische gasopslaginstallaties, en laten Verordening (EU) 2017/1938 en Verordening (EU) 2022/1032onverlet.

(32)

Om de gezamenlijke aankoop doeltreffend te benutten en om gasovereenkomsten te sluiten met leveranciers die gas aan de dienstverlener aanbieden, moeten ondernemingen de mogelijkheid hebben de aankoopvoorwaarden, zoals volume, gasprijs, leveringspunten en termijnen, te coördineren binnen de grenzen van het Unierecht. Bedrijven die deel uitmaken van een consortium voor gasaankopen, moeten echter garanderen dat de direct of indirect uitgewisselde informatie beperkt blijft tot wat strikt noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken, conform artikel 101 VWEU. Bovendien moeten de bepalingen inzake transparantie en governance in deze verordening ervoor zorgen dat de contracten van het consortium voor aankopen de voorzieningszekerheid of de energiesolidariteit niet in gevaar brengen, met name als lidstaten direct of indirect bij de aankoopprocedure betrokken zijn.

(33)

Hoewel er meer dan één consortium voor gasaankopen kan worden gevormd, zou de meest effectieve optie de oprichting van één enkel consortium voor gasaankopen zijn dat zoveel mogelijk ondernemingen bevat om de vraag via de dienstverlener te bundelen en dat zo is ontworpen dat het verenigbaar is met het mededingingsrecht van de Unie. Bovendien moet de bundeling van krachten in één consortium voor gasaankopen de onderhandelingspositie van de Unie op de markt versterken en gunstige voorwaarden mogelijk maken die nauwelijks zouden kunnen worden verkregen door kleinere ondernemingen of in geval van een meer versnipperd optreden.

(34)

De oprichting en uitvoering van consortia voor gasaankopen uit hoofde van deze verordening moet geschieden conform de mededingingsregels van de Unie, zoals van toepassing in het licht van de huidige uitzonderlijke marktomstandigheden. De Commissie heeft aangegeven dat zij bereid is om ondernemingen te begeleiden bij het opzetten van een consortium voor gasaankopen en om overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (6) een besluit te nemen over de niet-toepasselijkheid van de artikelen 101 en 102 VWEU indien relevante waarborgen worden opgenomen en geëerbiedigd. De Commissie heeft ook verklaard dat zij bereid is informele richtsnoeren te verstrekken voor zover de deelnemende ondernemingen in eventuele andere consortia worden geconfronteerd met onzekerheid over de toetsing van een of meer elementen van hun gezamenlijke aankoopregeling aan de mededingingsregels van de Unie.

(35)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de maatregelen met betrekking tot de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop niet verder dan wat nodig is om het doel ervan te bereiken, aangezien die maatregelen zullen worden uitgevoerd op vrijwillige basis, met slechts een beperkte uitzondering wat betreft de verplichte deelname aan de bundeling van de vraag voor het vullen van gasopslaginstallaties, en particuliere ondernemingen partij blijven bij de gasleveringscontracten die in het kader van de gezamenlijke aankoop worden gesloten.

(36)

Om de opnamecapaciteit van lng-installaties in de Unie en het gebruik van gasopslaginstallaties te optimaliseren, zijn betere transparantieregelingen en een georganiseerde markt nodig die de secundaire handel in gasopslagcapaciteit en capaciteit van lng-installaties vergemakkelijken, vergelijkbaar met de regelingen voor het transport van gas via pijpleidingen. Dat is vooral belangrijk in tijden van nood en als gasstromen worden verlegd van leidinggas uit de Russische Federatie naar lng. De voorstellen van de Commissie voor een richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof en voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof bevatten bepalingen in die zin. Frontloaden van die bepalingen als onderdeel van de crisisrespons is van cruciaal belang om lng-installaties en gasopslaginstallaties efficiënter en met de nodige transparantie te gebruiken. Wat betreft een transparantieplatform voor heel Europa, moet het voor de lidstaten mogelijk zijn de bestaande Unietransparantieplatforms voor lng-installaties en gasopslaginstallaties te gebruiken om een snelle uitvoering van deze verordening te waarborgen. Wat het secundaire boekingsplatform betreft, moeten de beheerders van lng-installaties en gasopslaginstallaties hun bestaande platforms kunnen gebruiken door deze te verrijken met de nodige functionaliteiten.

(37)

Met betrekking tot langetermijnboekingen van gastransportcapaciteit voorzien de bestaande regels voor congestiebeheer in “use-it-or-lose-it”-procedures. Die procedures zijn echter langzaam aangezien het ten minste zes maanden duurt voor er enig resultaat merkbaar is, en er zijn de zware administratieve procedures van de nationale regelgevende instanties voor nodig. Die regels moeten derhalve worden aangescherpt en vereenvoudigd om de beheerders van gassystemen instrumenten te verschaffen waarmee ze snel kunnen reageren op veranderende gasstromen en eventuele congestie kunnen aanpakken. De nieuwe regels zouden er met name voor kunnen zorgen dat ongebruikte langetermijncapaciteit die anders onbenut zou blijven, sneller op de markt wordt gebracht waardoor pijpleidingen efficiënter worden gebruikt.

(38)

De transmissiesysteembeheerders moeten de beschikbare informatie over het gebruik van het transmissienet door de netgebruikers analyseren en bepalen of er sprake is van onderbenutting van de geboekte vaste capaciteit. Een dergelijke onderbenutting moet worden gedefinieerd als de situatie waarin een netgebruiker de afgelopen 30 dagen gemiddeld minder dan 80 % van de geboekte vaste capaciteit heeft gebruikt of aangeboden op de markt. In geval van onderbenutting moet de transmissiesysteembeheerder de beschikbare capaciteit bekendmaken voor de volgende maandelijkse veiling en die vervolgens veilen. Als alternatief moeten de nationale regelgevende instanties kunnen besluiten om in plaats daarvan een “use-it-or lose-it”-mechanisme voor vaste day-aheadcapaciteit te gebruiken. In dit laatste geval moet het mechanisme van toepassing zijn op alle interconnectiepunten, ongeacht of er sprake is van congestie.

(39)

Bedrijven die gas kopen of gas leveren aan vooraf bepaalde bestemmingen via gezamenlijke aankopen, moeten de transportcapaciteit van de plaats van levering van gas tot de bestemming verzekeren. De voor de interne markt geldende regels, met inbegrip van de gasnetcodes, moeten daarbij helpen. De nationale regelgevende instanties, transmissiesysteembeheerders, beheerders van lng-installaties en gasopslaginstallaties en boekingsplatforms moeten nagaan hoe het infrastructuurgebruik op betaalbare wijze kan worden verbeterd door mogelijkheden te onderzoeken om nieuwe transportcapaciteitsproducten te ontwikkelen die interconnectiepunten, lng-installaties en gasopslaginstallaties binnen de EU met elkaar verbinden, met inachtneming van de toepasselijke internemarktregels, met name Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie (7).

(40)

De buitengewone crisisomstandigheden leiden tot veranderingen in de stromingspatronen in de Europese gasnetten, met buitengewoon hoge congestieopbrengsten op bepaalde interconnectiepunten in de Unie tot gevolg, maar in overleg met de bevoegde regelgevende instanties van de getroffen lidstaten zou er binnen de bestaande regels enige flexibiliteit kunnen worden gevonden, zo nodig met de hulp van de Commissie.

(41)

De invasie van Oekraïne door de Russische Federatie heeft voor grote onzekerheid en verstoringen op de Europese aardgasmarkten gezorgd. Die onzekerheid over de levering en de daaruit voortvloeiende marktverwachtingen hebben zich de voorbije maanden vertaald in extreem hoge en volatiele aardgasprijzen. Dat heeft op zijn beurt de marktdeelnemers extra onder druk gezet en de goede werking van de energiemarkten in de Unie ondermijnd.

(42)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) bevat regels ter waarborging van de goede werking van handelsplatforms waarop ook energiegerelateerde grondstoffenderivaten worden verhandeld. Die richtlijn bepaalt dat de lidstaten moeten eisen dat een gereglementeerde markt over mechanismen beschikt om een billijke en ordelijke werking van de financiële markten te garanderen. Dergelijke mechanismen zijn echter niet bedoeld om de dagelijkse prijsontwikkeling te beperken en zijn er niet in geslaagd perioden van uitzonderlijke volatiliteit op de markten voor gas- en elektriciteitsderivaten te voorkomen.

(43)

Gezien de moeilijkheden waarmee marktdeelnemers worden geconfronteerd op de handelsplatforms waar energiegerelateerde grondstoffenderivaten worden verhandeld en aangezien dringend moet worden gewaarborgd dat markten voor energiederivaten hun rol blijven vervullen bij het voorzien in de indekkingsbehoeften van de reële economie, is het passend van handelsplatforms waar energiegerelateerde grondstoffenderivaten worden verhandeld te verlangen dat zij tijdelijke mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit instellen om buitensporige prijsschommelingen doeltreffender te beteugelen. Om te waarborgen dat dergelijke mechanismes van toepassing zijn op de meest relevante contracten, moeten zij van toepassing zijn op energiegerelateerde derivaten met een looptijd van maximaal twaalf maanden.

(44)

Handelsplatforms die energiegerelateerde grondstoffenderivaten aanbieden, laten vaak verschillende energiebedrijven uit alle lidstaten deelnemen. Die energiebedrijven zijn sterk afhankelijk van derivaten die op dergelijke handelsplatforms worden verhandeld om cruciale gas- en elektriciteitsleveringen in de hele Unie te verzekeren. Buitensporige prijsschommelingen op handelsplatforms waar energiegerelateerde grondstoffenderivaten worden verhandeld, hebben dus gevolgen voor de activiteiten van energiebedrijven in de hele Unie en uiteindelijk ook negatieve gevolgen voor de eindverbruikers. Daarom moet in een geest van solidariteit tussen de lidstaten worden gezorgd voor een gecoördineerde invoering en toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit, zodat exploitanten die essentieel zijn voor de voorzieningszekerheid in alle lidstaten worden beschermd tegen grote prijsschommelingen die nadelig zijn voor de voortzetting van hun activiteiten en ook nadelig zouden zijn voor de eindverbruikers.

(45)

De mechanismes voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit moeten ervoor zorgen dat buitensporige prijsschommelingen binnen een handelsdag vermeden worden. Die mechanismes moeten gebaseerd zijn op de met regelmatige tussenpozen waargenomen marktprijs. Gezien de grote verscheidenheid aan instrumenten op de markten voor energiederivaten en de typische kenmerken van de handelsplatforms die met die instrumenten verband houden, moeten de mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit worden aangepast aan de specifieke kenmerken van die instrumenten en markten. De handelsplatforms moeten derhalve prijslimieten opstellen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van elk relevant energiegerelateerd grondstoffenderivaat, het liquiditeitsprofiel van de markt voor dat derivaat en zijn volatiliteitsprofiel.

(46)

Bij het bepalen van de openingsprijs met het oog op de vaststelling van de eerste referentieprijs op een handelsdag moet het handelsplatform zich baseren op de methode die het gewoonlijk toepast om de prijs te bepalen waartegen een specifiek energiegerelateerd grondstoffenderivaat aan het begin van de handelsdag voor het eerst wordt verhandeld. Bij het bepalen van de openingsprijs na een eventuele onderbreking van de handel tijdens de handelsdag dient het handelsplatform de methode toe te passen die het het meest geschikt acht om te waarborgen dat de reguliere handel wordt hervat.

(47)

Handelsplatforms moeten het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit kunnen uitvoeren door het op te nemen in hun bestaande handelsonderbrekers die reeds overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU zijn ingesteld, of als een aanvullend mechanisme daarop.

(48)

Om transparantie te waarborgen bij de werking van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit dat zij invoeren, moeten de handelsplatforms ongeacht wanneer zij een wijziging toepassen, zonder onnodige vertraging een beschrijving van de algemene kenmerken ervan bekendmaken. Om een billijke en ordelijke handel te waarborgen, mag van de handelsplatforms echter niet worden verlangd dat zij alle technische parameters bekendmaken van het mechanisme dat zij invoeren.

(49)

Indien uit de door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) verzamelde informatie over de toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de volatiliteit door handelsplatforms waar energiegerelateerde grondstoffenderivaten in de Unie worden verhandeld, blijkt dat het mechanisme consistenter moet worden toegepast om buitensporige prijsvolatiliteit in de Unie doelmatiger te beheersen, moet de Commissie eenvormige voorwaarden voor de toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit vaststellen, zoals de frequentie waarmee de prijslimieten worden verlengd, of de maatregelen die moeten worden genomen als de handel die prijslimieten overschrijdt. De Commissie moet rekening kunnen houden met de specifieke kenmerken van elk energiegerelateerd grondstoffenderivaat, het liquiditeitsprofiel van de markt voor dat derivaat en het volatiliteitsprofiel ervan.

(50)

Om handelsplatforms voldoende tijd te geven om het in deze verordening gespecificeerde mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit op degelijke wijze in te voeren, moeten ze tot en met 31 januari 2023 de tijd krijgen om dat mechanisme in te stellen. Om te verzekeren dat handelsplatforms reeds vóór de invoering van het mechanisme buitensporige prijsschommelingen kunnen aanpakken, moeten ze beschikken over een voorlopig mechanisme waarmee in grote lijnen dezelfde doelstelling kan worden bereikt als met het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit.

(51)

De verplichtingen en beperkingen die door de mechanismes voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit aan handelsplatforms en handelaren worden opgelegd, gaan niet verder dan wat nodig is om energiebedrijven in staat te stellen deel te blijven nemen aan gas- en elektriciteitsmarkten en te voldoen aan hun indekkingsbehoeften, en aldus bij te dragen aan de energievoorzieningszekerheid voor eindverbruikers.

(52)

Met het oog op een efficiënte toepassing van de mechanismes voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit moeten de bevoegde autoriteiten toezicht houden op de toepassing door handelsplatforms en daarover regelmatig verslag uitbrengen aan de ESMA. Met het oog op een consistente toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit moeten de bevoegde autoriteiten er ook voor zorgen dat verschillen in de toepassing van die mechanismes door handelsplatforms naar behoren worden gemotiveerd.

(53)

Om eventuele verschillen in de toepassing van de mechanismes voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit tussen de lidstaten aan te pakken, en op basis van de door de bevoegde autoriteiten ingediende verslagen, moet de ESMA het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten coördineren en alle geconstateerde verschillen in de wijze van toepassing van het mechanisme door handelsplatforms in de verschillende rechtsgebieden van de Unie documenteren.

(54)

Gezien de ongekende daling van de aardgastoevoer vanuit de Russische Federatie en het aanhoudende risico op nog meer plotselinge verstoringen van de voorziening, wordt de Unie geconfronteerd met de dringende noodzaak om haar gasvoorziening te diversifiëren. De lng-markt voor Europa is echter nog in opkomst en de nauwkeurigheid van de prijzen op die markt is moeilijk in te schatten. Om een nauwkeurige, objectieve en betrouwbare raming van de prijs voor lng-leveringen aan de Unie te verkrijgen, moet het bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) alle lng-marktgegevens verzamelen die nodig zijn om een dagelijkse lng-prijsraming vast te stellen.

(55)

De prijsraming moet worden uitgevoerd op basis van alle transacties met betrekking tot lng-leveringen aan de Unie. Het ACER moet de bevoegdheid krijgen om die marktgegevens te verzamelen bij alle deelnemers die betrokken zijn bij lng-leveringen aan de Unie. Al die deelnemers moeten worden verplicht al hun lng-marktgegevens, zo goed als technologisch mogelijk is, in bijna-realtime te rapporteren aan het ACER, hetzij na het sluiten van een transactie, hetzij na het doen van een bieding of offerte om een transactie aan te gaan. De prijsraming van het ACER moet de meest volledige dataset omvatten, waaronder transactieprijzen en, vanaf 31 maart 2023, prijzen van biedingen en offertes voor lng-leveringen aan de Unie. De dagelijkse publicatie van die objectieve prijsraming en van het verschil dat is vastgesteld in vergelijking met andere referentieprijzen op de markt in de vorm van een lng-benchmark, effent de weg voor het vrijwillige gebruik ervan door marktdeelnemers als de referentieprijs in hun contracten en transacties. Zodra de lng-prijsraming en de lng-benchmark zijn vastgesteld, kunnen die ook een referentietarief worden voor derivatencontracten die worden gebruikt om de prijs van lng of het prijsverschil tussen de lng-prijs en andere gasprijzen in te dekken. Gezien de dringende noodzaak om de lng-prijsraming in te voeren, moet de eerste raming uiterlijk 13 januari 2023 worden gepubliceerd.

(56)

De huidige bevoegdheden die aan het ACER zijn verleend bij Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 (11) (samen “Remit” genoemd), volstaan niet om een volledige en uitgebreide dataset van alle lng-leveringen in de Unie te creëren. Een dergelijke uitgebreide en volledige dataset voor dagelijkse prijsraming is echter noodzakelijk opdat de Unie, in een geest van solidariteit, haar aanbestedingsbeleid voor de internationale lng-invoer kan beheren, met name tijdens de huidige crisissituatie. Relevante gegevens en informatie over lng-contracten zijn ook nodig om de prijsontwikkelingen te monitoren en de kwaliteit van de gegevens te controleren en te waarborgen. Met dit ad-hocinstrument moet het ACER alle marktgegevens kunnen verzamelen die nodig zijn voor een uitgebreide en representatieve raming van de prijs van lng-leveringen aan de Unie.

(57)

Hoewel de vaststelling van een dagelijkse lng-prijsraming en een permanente lng-benchmark in een later stadium moet worden opgenomen in een uitgebreidere herziening van de Remit, vereist de huidige crisissituatie nu al dringende maatregelen om de ernstige problemen bij de aanvoer en nauwkeurige prijsstelling van lng-leveringen aan de Unie tijdelijk aan te pakken totdat een dergelijke herziening kan worden goedgekeurd volgens de gewone wetgevingsprocedure.

(58)

Om de prijstransparantie en planningszekerheid op de invoermarkt voor lng onmiddellijk te vergroten, moet worden gespecificeerd dat de relevante dataset informatie moet bevatten over de prijzen en de hoeveelheden van voltooide lng-transacties, prijzen en hoeveelheden van biedingen en offertes met betrekking tot lng-leveringen naar de Unie, en de prijsformule in het langetermijncontract waaruit de prijs wordt afgeleid, indien van toepassing.

(59)

Aan een rapportageverplichting onderworpen lng-marktdeelnemers moeten worden gedefinieerd als marktdeelnemers die zich bezighouden met de aankoop of verkoop van lng-ladingen die bestemd zijn voor levering in de Unie. Die lng-marktdeelnemers moeten onderworpen zijn aan de verplichtingen en verbodsbepalingen die van toepassing zijn op marktdeelnemers uit hoofde overeenkomstig de Remit.

(60)

Het ACER moet, in samenwerking met de Commissie, een breed mandaat krijgen voor het specificeren van de kwaliteit en de inhoud van de marktgegevens die het verzamelt om een dagelijkse prijsraming voor lng-leveringen in de Unie vast te stellen. Het moet ook over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikken om het gewenste transmissieprotocol te kiezen. Met het oog op de hoogst mogelijke kwaliteit van de te rapporteren marktgegevens moet het ACER de bevoegdheid krijgen om alle parameters van de aan het ACER te rapporteren marktgegevens te specificeren. Die parameters moeten betrekking hebben op, zonder beperkt te zijn tot, de referentie-eenheden waarin prijsgegevens worden gerapporteerd, de referentie-eenheden waarin hoeveelheidsgegevens worden gerapporteerd, de transactietermijnen of de bied- en laatgegevens voorafgaand aan de transactie, alsmede de transmissieprotocollen die moeten worden gebruikt om de vereiste gegevens aan het ACER door te geven.

(61)

Het ACER moet ook de methode vaststellen die het gebruikt om een dagelijkse lng-prijsraming en lng-benchmark te verstrekken, alsmede de procedure voor een periodieke evaluatie van deze methode.

(62)

De krachtens deze verordening gepubliceerde prijsraming moet de lidstaten en andere marktdeelnemers meer transparantie bieden over de gangbare prijs van in Europa ingevoerd lng. Meer prijstransparantie moet de lidstaten en in de Unie gevestigde particuliere entiteiten op hun beurt in staat stellen op een meer geïnformeerde en gecoördineerde wijze te werk te gaan bij het aankopen van lng op de wereldmarkten, met name wanneer er een beroep wordt gedaan op de dienstverlener. Door meer coördinatie bij het aankopen van lng moeten de lidstaten kunnen voorkomen dat ze elkaar overbieden of dat ze prijzen bieden die niet in overeenstemming zijn met de gangbare marktprijs. Daarom zijn de krachtens deze verordening gepubliceerde prijsramingen en benchmarkspreads van cruciaal belang met het oog op meer solidariteit tussen de lidstaten bij de aankoop van beperkte lng-leveringen.

(63)

De verplichting voor marktdeelnemers om het ACER informatie over lng-transacties te verstrekken is noodzakelijk en evenredig met het oog op de doelstelling om het ACER in staat te stellen een lng-benchmark vast te stellen, met name omdat zij in overeenstemming is met de bestaande verplichtingen van de marktdeelnemers uit hoofde van de Remit en het ACER om gevoelige bedrijfsinformatie vertrouwelijk te behandelen.

(64)

Naast de handelsonderbreker en de lng-benchmark zijn er nog andere interventies beschikbaar, zoals een tijdelijke dynamische prijscorridor, zoals verzocht in de conclusies van de Europese Raad van 20 en 21 oktober 2022, rekening houdend met de volgende waarborgen: deze moet van toepassing zijn op aardgastransacties op het door Gasunie Transport Services B.V. geëxploiteerde virtuele handelspunt Title Transfer Facility (TTF), andere gashandelshubs in de Unie moeten via een tijdelijke dynamische prijscorridor aan de gecorrigeerde TTF-spotmarktprijs kunnen worden gekoppeld, en de over-the-counter gashandel moet onverlet blijven, de gasleveringszekerheid van de Unie mag er niet door in gevaar komen, en een en ander moet afhangen van de vooruitgang die wordt geboekt met het verwezenlijken van de gasbesparingsdoelstelling, mag niet leiden tot een algehele toename van het gasverbruik, moet zodanig zijn ontworpen dat marktgebaseerde gasstromen binnen de EU er niet door verhinderd worden, moet de stabiliteit en ordelijke werking van de markten voor energiederivaten onverlet laten, en de gasmarktprijzen op de verschillende georganiseerde markten in de Unie in aanmerking nemen.

(65)

Verordening (EU) 2017/1938 biedt de lidstaten reeds de mogelijkheid om gedurende een noodsituatie de gaslevering aan bepaalde cruciale gasgestookte energiecentrales te laten prevaleren, gezien het belang van die centrales om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen en onevenwichtigheden op het net te voorkomen. De cruciale gasgestookte energiecentrales en de daarmee samenhangende gasvolumes kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de gasvolumes die beschikbaar zijn in het kader van solidariteit tijdens een noodsituatie. In dat verband moeten de lidstaten in afwijking van artikel 13, leden 1, 3 en 8, van Verordening (EU) 2017/1938 tijdelijk om solidariteitsmaatregelen in noodsituaties kunnen verzoeken, ook wanneer ze niet in staat zijn de kritieke gasvolumes veilig te stellen die nodig zijn om de voortzetting van de elektriciteitsproductie in cruciale gasgestookte energiecentrales te waarborgen. Om dezelfde reden moeten lidstaten die solidariteit verstrekken ook het recht hebben ervoor te zorgen dat bij het verstrekken van solidariteit aan een andere lidstaat leveringen aan hun door solidariteit beschermde afnemers of andere essentiële diensten, zoals stadsverwarming, en de exploitatie van hun cruciale gasgestookte energiecentrales niet in gevaar komen.

(66)

Er moet een bovengrens worden vastgesteld voor de kritieke gasvolumes die in elke lidstaat nodig zijn om de elektriciteitsvoorzieningszekerheid te waarborgen, teneinde onnodige of onrechtmatige solidariteitsverzoeken of ongerechtvaardigde beperkingen van de solidariteit aan een lidstaat in nood te voorkomen. De in de Winter Outlook van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (“ENTSB-E”) gebruikte methode biedt een basis voor het bepalen van het kritieke gasvolume voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid en voor die begrenzing. De door het ENTSB-E berekende kritieke gasvolumes voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid weerspiegelen de gasvolumes die absoluut nodig zijn om de pan-Europese toereikendheid van elektriciteit te waarborgen met gebruikmaking van alle marktbronnen, altijd ervan uitgaande dat gas op de laatste plaats in de merit order staat. De ENTSB-E-methode is gebaseerd op een groot aantal worstcasescenario’s op het gebied van klimaat en gedwongen niet-beschikbaarheid. Het feit dat de ENTSB-E-methode geen rekening houdt met warmte-krachtkoppeling, belet de lidstaten niet om installaties voor stadsverwarming van beschermde afnemers te beschouwen als beschermd overeenkomstig de definitie in Verordening (EU) 2017/1938. Voor lidstaten zonder aanzienlijke opslagcapaciteit die voor hun elektriciteitsopwekking uitsluitend afhankelijk zijn van lng-leveringen, moeten de kritieke gasvolumes voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid dienovereenkomstig worden aangepast. Het kritieke gasvolume voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid kan lager zijn dan het historische niveau van het gas dat wordt verbruikt voor elektriciteitsopwekking, aangezien de toereikendheid van elektriciteit op andere manieren kan worden gerealiseerd, onder meer door leveringen tussen de lidstaten.

(67)

Dit sluit echter niet uit dat de feitelijke minimumgasvolumes die worden verlangd door een lidstaat die om solidariteit verzoekt of door een solidariteit verstrekkende lidstaat hoger kunnen zijn dan de door het ENTSB-E gemodelleerde waarden om een elektriciteitscrisis te voorkomen. In dergelijke gevallen moet de om solidariteit verzoekende lidstaat of de solidariteit verstrekkende lidstaat de in deze verordening vastgestelde maximumwaarden kunnen overschrijden mits hij kan rechtvaardigen dat dit noodzakelijk is om een elektriciteitscrisis te voorkomen, zoals gevallen waarin een beroep moet worden gedaan op frequentieherstelreserves en alternatieve brandstoffen, of in uitzonderlijke scenario’s waarmee in de Winter Outlook van het ENTSB-E geen rekening is gehouden, met name vanwege de hydrologische niveaus of onverwachte ontwikkelingen. Een kritiek gasvolume voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid omvat per definitie al het gas dat nodig is om een stabiele elektriciteitsvoorziening te waarborgen, en omvat derhalve de elektriciteit die nodig is voor zowel de productie en het transport van gas, als cruciale sectoren van kritieke infrastructuur en installaties die van cruciaal belang zijn voor de werking van militaire, nationale veiligheids- en humanitaire hulpdiensten.

(68)

De door de uitbreiding van de solidariteitsbescherming tot kritieke gasvolumes aan de marktdeelnemers opgelegde beperkingen zijn noodzakelijk om de gasvoorzieningszekerheid te waarborgen in een situatie van verminderde gaslevering en een toegenomen vraag tijdens het winterseizoen. Die beperkingen zijn gebaseerd op bestaande maatregelen in respectievelijk Verordening (EU) 2017/1938 en Verordening (EU) 2022/1369 (12) en zijn erop gericht die maatregelen in de huidige omstandigheden doeltreffender te maken.

(69)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om rekening te houden met de mogelijk langdurige schade aan industriële installaties bij het prioriteren van de vraag die moet worden verminderd of ingeperkt om solidariteit te kunnen bieden aan een andere lidstaat.

(70)

Bepaalde afnemers, waaronder huishoudens en afnemers die essentiële sociale diensten verlenen, zijn bijzonder gevoelig voor de negatieve effecten van verstoringen van de gaslevering. Daarom is bij Verordening (EU) 2017/1938 een solidariteitsmechanisme tussen de lidstaten ingesteld om de gevolgen van een ernstige noodsituatie binnen de Unie te beperken en de gastoevoer naar door solidariteit beschermde afnemers te waarborgen. In bepaalde gevallen zou ook het verbruik van gas door beschermde afnemers als niet-essentieel kunnen worden beschouwd. De beperking van dit soort verbruik dat de behoeften duidelijk overschrijdt, zou de doelstellingen van Verordening (EU) 2017/1938 niet ondermijnen, met name omdat gastekorten als gevolg van verbruik voor niet-essentiële doeleinden tot ernstige schade in andere particuliere of commerciële sectoren zouden kunnen leiden. De lidstaten moeten daarom de mogelijkheid hebben ook gasbesparingen te realiseren door het niet-essentiële verbruik van beschermde afnemers in specifieke omstandigheden te beperken, voor zover het daadwerkelijk haalbaar is om dat te beperken zonder gevolgen voor het essentiële verbruik. Beperkingsmaatregelen van de lidstaten moeten echter strikt beperkt blijven tot niet-essentieel verbruik en mogen in geen geval het basisverbruik van beschermde afnemers beperken noch hen verhinderen om hun woning adequaat te verwarmen.

(71)

De lidstaten en hun bevoegde autoriteiten moeten vrij kunnen bepalen welke beperkingsmaatregelen van toepassing zijn en welke activiteiten overeenkomen met niet-essentieel verbruik, zoals verwarming buitenshuis, verwarming van particuliere zwembaden en andere aanvullende particuliere faciliteiten. Dankzij de mogelijkheid om niet-essentieel verbruik te beperken, moeten de lidstaten de waarborgen kunnen versterken en ervoor kunnen zorgen dat gas wordt geleverd aan andere essentiële sectoren, diensten en industrieën, zodat deze hun activiteiten tijdens een crisis kunnen voortzetten.

(72)

Elke maatregel om het niet-essentiële verbruik van beschermde afnemers te beperken, moet noodzakelijk en evenredig zijn, en moet met name van toepassing zijn in situaties waarin een crisis is afgekondigd op grond van artikel 11, lid 1, en artikel 12 van Verordening (EU) 2017/1938 of waarin een Unie-alarm is afgekondigd op grond van Verordening (EU) 2022/1369. Ondanks de toepassing van maatregelen tot beperking van niet-essentieel verbruik moeten beschermde afnemers bescherming blijven genieten tegen afsluiting. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat dergelijke maatregelen geen beperking inhouden van de bescherming die vereist is voor kwetsbare afnemers van wie het huidige verbruik als essentieel moet worden beschouwd onverminderd de onderbreking van leveringen om technische redenen.

(73)

Het staat de lidstaten vrij te beslissen of en hoe zij een onderscheid maken tussen essentieel en niet-essentieel verbruik door beschermde afnemers. Een lidstaat die om solidariteitsmaatregelen verzoekt en die besluit dit onderscheid niet te maken, mag niet worden verplicht om vóór het solidariteitsverzoek aan te tonen dat het niet-essentiële verbruik verminderd kan worden. Een solidariteit verstrekkende lidstaat mag niet worden verplicht een onderscheid te maken tussen essentiële en niet-essentiële afnemers om het voor de solidariteitsmaatregelen beschikbare gasvolume te bepalen.

(74)

In noodgevallen moeten de lidstaten en de Unie de gasstromen binnen de interne markt veiligstellen. Dit betekent dat maatregelen op nationaal niveau geen aanleiding mogen geven tot problemen met de voorzieningszekerheid in een andere lidstaat en dat de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur te allen tijde veilig en technisch mogelijk moet blijven. Het huidige wetgevingskader voorziet niet in een procedure voor het doeltreffend oplossen van conflicten tussen twee lidstaten over maatregelen die een negatieve invloed hebben op grensoverschrijdende stromen. Aangezien de gas- en elektriciteitsnetten van de Unie onderling verbonden zijn, zou dit niet alleen tot ernstige problemen op het gebied van de voorzieningszekerheid kunnen leiden, maar ook de eenheid van de Unie ten aanzien van derde landen kunnen verzwakken. In afwijking van artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1938 moet de Commissie daarom de bevoegdheid worden verleend om de nationale maatregelen te evalueren en zo nodig binnen een redelijke termijn tot arbitrage over te gaan. Daartoe moet de Commissie om wijziging van dergelijke nationale maatregelen kunnen verzoeken wanneer zij bedreigingen voor de gasvoorzieningszekerheid van andere lidstaten of de Unie constateert. Gezien de uitzonderlijke aard van de huidige energiecrisis moet het besluit van de Commissie worden nageleefd zonder vertraging die de gasvoorziening van de Unie zou kunnen belemmeren. Daarom moeten bemiddelingsprocedures voor de periode waarin deze verordening van toepassing is, worden opgeschort om de werking van de interne markt veilig te stellen.

(75)

Het beginsel van energiesolidariteit is een algemeen beginsel van het Unierecht (13) dat geldt voor alle lidstaten, en niet alleen voor aangrenzende lidstaten. Bovendien is efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, met inbegrip van grensoverschrijdende transmissiecapaciteit en lng-installaties, belangrijk om de gasvoorzieningszekerheid in een geest van solidariteit veilig te stellen. In tijden waarin de gasvoorziening op Unie-, regionaal of nationaal niveau is verstoord en er in aanzienlijke mate wordt overgeschakeld van pijpleidinggas via naar lng, moeten lidstaten in een ernstige crisissituatie niet alleen kunnen profiteren van leveringsmogelijkheden via naburige pijpleidingen, maar ook van leveringen uit landen die over een lng-installatie beschikken. Sommige lidstaten moeten in staat zijn solidariteit te verstrekken aan andere lidstaten, ook al zijn ze niet rechtstreeks verbonden via een gaspijpleiding of via een derde land of andere lidstaten, op voorwaarde dat de om solidariteit verzoekende lidstaat alle marktgebaseerde maatregelen in zijn noodplan heeft uitgeput, met inbegrip van lng-aankopen op de wereldmarkt. Daarom moet de solidariteitsverplichting worden uitgebreid tot niet-verbonden lidstaten met lng-installaties, en moet bij het opleggen van verplichtingen aan exploitanten rekening worden gehouden met de verschillen tussen de markten en infrastructuur voor leidinggas en lng, met inbegrip van lng-vaartuigen en -tankers, en met een gebrek aan handhavingsbevoegdheden met betrekking tot lng-activa zoals lng-tankers, en moet worden voorzien in mogelijkheden om te schakelen tussen aardgas en lng wanneer er op het grondgebied van een solidariteit verstrekkende lidstaat geen installatie voor het vloeibaar maken van gas aanwezig is.

(76)

Een lidstaat met lng-faciliteiten mag, wanneer hij solidariteit verstrekt aan een andere lidstaat, niet verantwoordelijk worden gesteld voor knelpunten of andere mogelijke problemen die zich kunnen voordoen buiten zijn eigen grondgebied, of het gevolg zijn van een gebrek aan handhavingsbevoegdheden met betrekking tot lng-vaartuigen en -tankers die eigendom zijn van een exploitant van een derde land, wanneer dergelijke knelpunten of andere problemen invloed kunnen hebben op de werkelijke gasstroom en uiteindelijk kunnen verhinderen dat het benodigde gasvolume de om solidariteit verzoekende lidstaat bereikt. Als de solidariteit verstrekkende lidstaat geen handhavingsbevoegdheden heeft, mag hij niet aansprakelijk worden gesteld voor het niet omruilen van een LNG-lading voor aardgas.

(77)

Voor de toepassing van het beginsel van energiesolidariteit is bij Verordening (EU) 2017/1938 een solidariteitsmechanisme ingevoerd dat de samenwerking en het vertrouwen tussen de lidstaten in geval van een ernstige crisis moet versterken. Om de uitvoering van het solidariteitsmechanisme te vergemakkelijken, zijn de lidstaten krachtens artikel 13, lid 10, van Verordening (EU) 2017/1938 verplicht overeenstemming bereiken over een aantal technische, juridische en financiële aspecten in hun bilaterale regelingen.

(78)

Ondanks een wettelijke verplichting om uiterlijk op 1 december 2018 bilaterale solidariteitsregelingen te sluiten, zijn slechts enkele van dergelijke regelingen afgerond, waardoor de uitvoering van de wettelijke verplichting om in noodsituaties solidariteitssteun te verlenen, in gevaar komt. Het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof bevatte een eerste model voor een solidariteitsovereenkomst. Aangezien dat model echter is ontwikkeld vóór de invasie van Oekraïne door de Russische Federatie, is het, gelet op de huidige situatie van extreme gasschaarste en exploderende prijzen en de dringende noodzaak om reeds voor de komende winter over tijdelijke standaardregels te beschikken, passend om een tijdelijk kader van standaardregels te creëren voor het verstrekken van de vereiste solidariteitsmaatregelen in afwijking van artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2017/1938 die doeltreffend en snel uitvoerbaar zijn, die niet afhankelijk zijn van lange bilaterale onderhandelingen en die zijn aangepast aan de huidige situatie van buitensporige prijzen en sterk schommelende gasprijzen. Er moeten met name duidelijkere standaardregels worden ingevoerd voor de compensatie van de kosten van het geleverde gas en, vanuit solidariteit tussen de lidstaten, voor de beperking van potentiële extra kosten die de solidariteit verstrekkende lidstaat eventueel in rekening brengt. De regels inzake solidariteitsmaatregelen uit hoofde van artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1938 moeten van toepassing blijven, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

(79)

De solidariteit moet in beginsel worden verstrekt op basis van een billijke compensatie die rechtstreeks door de om solidariteit verzoekende lidstaat of zijn gedelegeerde entiteiten wordt betaald. De compensatie moet de gasprijs, de werkelijke/potentiële opslagkosten, het grensoverschrijdend transport of de daaraan verbonden kosten dekken. De compensatie moet billijk zijn, zowel voor de om solidariteit verzoekende als voor de solidariteit verstrekkende lidstaten.

(80)

De huidige crisis leidt tot prijsniveaus en regelmatige prijspieken die veel verder gaan dan de situatie van een mogelijke voorzieningscrisis ten tijde van de vaststelling van Verordening (EU) 2017/1938. Bij het bepalen van het compensatiebedrag voor solidariteit verstrekkende lidstaten moet daarom rekening worden gehouden met de dagelijkse prijsvolatiliteit die de gasmarkt momenteel kenmerkt als gevolg van de bestaande gascrisis. Op basis van solidariteit en om te vermijden dat de prijs wordt bepaald in extreme marktomstandigheden, zou het problematisch zijn om de standaardprijs van de solidariteitsmaatregel te baseren op de schommelende dagelijkse marktprijs. De gasprijs moet de gemiddelde day-aheadmarktprijs van de dag voorafgaand aan het solidariteitsverzoek in de solidariteit verstrekkende lidstaat weerspiegelen. Daarmee rekening houdend is de compensatie nog steeds gebaseerd op de “marktprijs”, zoals bepaald in Aanbeveling (EU) 2018/177 van de Commissie (14). De gemiddelde day-aheadmarktprijs wordt minder beïnvloed door de volatiliteit en de zeer hoge spotmarktprijzen in crisissituaties, en beperkt als zodanig mogelijke averechtse prikkels.

(81)

Zoals benadrukt in Aanbeveling (EU) 2018/177, kunnen de kosten van de schade die is geleden door de ondernemingen waaraan beperkingen zijn opgelegd, alleen worden gedekt door compensatie indien ze niet zijn verrekend in de gasprijs die moet worden betaald door de om solidariteit verzoekende lidstaat, en de lidstaat zou niet tweemaal compensatie moeten betalen voor dezelfde kosten. Gelet op de uitzonderlijke omstandigheden met ongekend hoge gasprijzen mag een solidariteit ontvangende lidstaat niet automatisch worden verplicht andere kosten die in de solidariteit verstrekkende lidstaat ontstaan, zoals schadevergoedingen of kosten van gerechtelijke procedures, volledig te dekken, tenzij in een solidariteitsovereenkomst anders is overeengekomen. De ervaring heeft geleerd dat de verplichting voor de ontvangende lidstaat om het volledige financiële risico te dragen voor alle directe of indirecte compensatiekosten die kunnen voortvloeien uit de verstrekking van solidariteitsmaatregelen, een belangrijke belemmering vormt voor het sluiten van solidariteitsovereenkomsten. De onbeperkte aansprakelijkheid moet daarom worden verminderd in de standaardregels voor solidariteitsovereenkomsten, zodat de nog uitstaande overeenkomsten zo spoedig mogelijk kunnen worden gesloten, aangezien die overeenkomsten een hoeksteen vormen van Verordening (EU) 2017/1938 en het beginsel van energiesolidariteit van de Unie weerspiegelen. Voor zover de compensatie van indirecte kosten niet meer dan 100 % van de gasprijs bedraagt, gerechtvaardigd is en niet door de gasprijs wordt gedekt, moeten die kosten door de ontvangende lidstaat worden gedekt.

Bedragen de gevraagde kosten echter meer dan 100 % van de gasprijs, dan moet de Commissie na raadpleging van de relevante bevoegde autoriteiten een billijke kostencompensatie vaststellen en derhalve de mogelijkheid hebben na te gaan of de beperking van de kostencompensatie passend is. De Commissie moet daarom in individuele gevallen een andere compensatie dan in Verordening (EU) 2017/1938 kunnen toelaten, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de zaak, inclusief maatregelen om gas te besparen en de vraag naar gas te verminderen, en het beginsel van energiesolidariteit. Bij de beoordeling moet de Commissie de nodige aandacht besteden aan het vermijden van buitensporige indirecte kosten als gevolg van beperking of loskoppeling van afnemers van gas.

(82)

De regels van deze verordening met betrekking tot de betaling van compensatie voor solidariteitsmaatregelen tussen lidstaten laten de beginselen van schadevergoeding uit hoofde van het nationale constitutionele recht onverlet.

(83)

Het sluiten van solidariteitsregelingen met naburige lidstaten, zoals vereist krachtens artikel 13, lid 10, van Verordening (EU) 2017/1938, is het geschiktste instrument om uitvoering te geven aan de verplichting om solidariteitsmaatregelen te treffen krachtens artikel 13, leden 1 en 2, van die verordening. Het moet de lidstaten derhalve worden toegestaan af te wijken van de in deze verordening vastgestelde standaardregels voor compensatie, indien zij in een solidariteitsovereenkomst andere regels overeenkomen. De lidstaten moeten met name de mogelijkheid behouden om bilateraal aanvullende compensatie overeen te komen ter dekking van andere kosten, zoals de volledige kosten die voortvloeien uit een verplichting om compensatie te betalen in de solidariteit verstrekkende lidstaat, ook voor de schade die is geleden door ondernemingen waaraan beperkingen zijn opgelegd. In bilaterale solidariteitsovereenkomsten kunnen dergelijke kosten worden opgenomen in de compensatie indien het nationale rechtskader voorziet in de verplichting om een schadevergoeding te betalen aan de ondernemingen waaraan beperkingen zijn opgelegd, met inbegrip van compensatie voor de economische schade, bovenop de gasprijs.

(84)

Als een laatste redmiddel mag het standaardsolidariteitsmechanisme alleen in werking worden gesteld door een om solidariteit verzoekende lidstaat indien de markt niet in staat is de benodigde gasvolumes aan te bieden, met inbegrip van lng en de volumes die op vrijwillige basis worden aangeboden door niet-beschermde afnemers, om te voldoen aan de vraag van de door solidariteit beschermde afnemers. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1938 zijn de lidstaten verplicht alle maatregelen in hun noodplan te hebben uitgeput, met inbegrip van de gedwongen beperkingen tot op het niveau van de door solidariteit beschermde afnemers.

(85)

Gezien het dringende karakter en de gevolgen van een mogelijke activering van het solidariteitsmechanisme moet nauw worden samengewerkt tussen de betrokken lidstaten, de Commissie en de bevoegde crisismanagers die door de lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 2017/1938. Het verzoek moet daarom tijdig aan alle partijen worden meegedeeld en een minimumaantal elementen bevatten dat de solidariteit verstrekkende lidstaten in staat stelt onverwijld te reageren. Het antwoord van de solidariteit verstrekkende lidstaat moet informatie bevatten over gasvolume dat aan de om solidariteit verzoekende lidstaat kan worden geleverd, met inbegrip van de volumes die kunnen worden vrijgemaakt wanneer niet-marktgebaseerde maatregelen worden toegepast. De lidstaten kunnen aanvullende technische en coördinatieregelingen overeenkomen die een tijdige reactie op een solidariteitsverzoek vergemakkelijken. Bij het verstrekken van solidariteit moeten de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten de operationele veiligheid en betrouwbaarheid van het netwerk waarborgen.

(86)

De om solidariteit verzoekende lidstaat moet solidariteit van meerdere lidstaten kunnen ontvangen. Het standaardsolidariteitsmechanisme mag alleen in werking worden gesteld wanneer de solidariteit verstrekkende lidstaat geen bilaterale regeling met de om solidariteit verzoekende lidstaat heeft gesloten. In geval van een bilaterale regeling tussen de om solidariteit verzoekende en de solidariteit verstrekkende lidstaat moet die regeling prevaleren en tussen hen van toepassing zijn.

(87)

De Commissie moet de toepassing van het standaardsolidariteitsmechanisme kunnen monitoren en, indien dat nodig wordt geacht, de matching van verzoeken om solidariteit kunnen vergemakkelijken. Daartoe moet de Commissie voorzien in een interactief platform, dat als model moet dienen en het mogelijk moet maken voortdurend en in real time verzoeken om solidariteit in te dienen en deze te koppelen aan de respectieve beschikbare volumes.

(88)

De lidstaten en de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap kunnen voor de toepassing van solidariteitsmaatregelen ook vrijwillige regelingen sluiten.

(89)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (15).

(90)

Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijk, maar beter op Unieniveau kan worden verwezenlijk, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden tijdelijke regels vastgesteld voor:

a)

het versneld opzetten van een dienst voor het bundelen van de vraag en gezamenlijk aankopen van gas door in de Unie gevestigde ondernemingen;

b)

secundaireboekings- en transparantieplatforms voor lng-installaties en voor gasopslaginstallaties, en

c)

congestiebeheer in gastransmissienetten.

2.   Bij deze verordening worden tijdelijke mechanismen ingevoerd om de burgers en de economie te beschermen tegen buitensporig hoge prijzen, door middel van een tijdelijk mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit in het geval van buitensporige prijsbewegingen en een door het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) te ontwikkelen ad-hocbenchmark voor lng.

3.   Bij deze verordening worden tijdelijke maatregelen vastgesteld om in geval van een gasnoodsituatie het gas eerlijk over de grenzen heen te verdelen, gasleveringen voor de meest cruciale afnemers veilig te stellen en grensoverschrijdende solidariteitsmaatregelen te waarborgen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)

“aardgasbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van vloeibaar aardgas (lng), en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

2)

“lng-installatie”: terminal die wordt gebruikt voor het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van lng, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem, met uitsluiting van alle gedeelten van de lng-terminals die voor opslag worden gebruikt;

3)

“gasopslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van lng-installaties dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

4)

“dienstverlener”: een in de Unie gevestigde onderneming die door de Commissie via een aanbestedingsprocedure overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 is gecontracteerd om de gezamenlijke aankoop te organiseren en de in artikel 7 van deze verordening vastgestelde opgesomde taken te vervullen;

5)

“IT-instrument”: een IT-instrument aan de hand waarvan de dienstverlener optreedt door de vraag van aardgasbedrijven en ondernemingen die gas verbruiken, te bundelen en offertes van aardgasleveranciers of -producenten aan te vragen om aan die gebundelde vraag tegemoet te komen;

6)

“handel in lng”: biedingen, aanbiedingen of transacties voor de aankoop of verkoop van lng:

a)

die levering in de Unie specificeren, of

b)

die leiden tot levering in de Unie, of

c)

waarbij één tegenpartij het lng in een terminal in de Unie hervergast;

7)

“lng-marktgegevens”: registraties van biedingen, aanbiedingen of transacties voor de handel in lng met de bijbehorende informatie als gespecificeerd in artikel 21, lid 1;

8)

“lng-marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht de plaats van oprichting of woonplaats, die zich bezighoudt met de handel in lng;

9)

“lng-prijsraming”: de bepaling van een dagelijkse referentieprijs voor de handel in lng volgens een door het ACER vast te stellen methode;

10)

“lng-benchmark”: de bepaling van een spread tussen de dagelijkse lng-prijsraming en de dagelijkse afwikkelingsprijs voor het TTF Gas Futures front month-contract die ICE Endex Markets B.V. dagelijks vaststelt;

11)

“handelsplatform”: een van de volgende begrippen:

a)

“gereglementeerde markt” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU;

b)

“multilaterale handelsfaciliteit” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 22, van Richtlijn 2014/65/EU;

c)

“georganiseerde handelsfaciliteit” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 23, van Richtlijn 2014/65/EU;

12)

“energiegerelateerd grondstoffenderivaat”: een grondstoffenderivaat, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (16), dat op een handelsplatform wordt verhandeld met als onderliggende waarde elektriciteit of gas en waarvan de looptijd niet langer is dan twaalf maanden;

13)

“bevoegde autoriteit”: tenzij anders bepaald, een bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 26, van Richtlijn 2014/65/EU;

14)

“kritiek gasvolume voor de elektriciteitsvoorzieningszekerheid”: het maximale gasverbruik dat in de elektriciteitssector nodig is om de toereikendheid te waarborgen in een worstcasescenario als gesimuleerd in de wintertoereikendheidsbeoordeling op grond van artikel 9 van Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (17);

15)

“beschermde afnemer”: een beschermde afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2017/1938;

16)

“door solidariteit beschermde afnemer”: een door solidariteit beschermde afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6), van Verordening (EU) 2017/1938.

HOOFDSTUK II

BETERE COÖRDINATIE VAN GASAANKOPEN

AFDELING 1

Coördinatie van gasaankopen in de Unie

Artikel 3

Transparantie en informatie-uitwisseling

1.   In de Unie gevestigde aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen of autoriteiten van de lidstaten die voornemens zijn een aanbesteding uit te schrijven voor de aankoop van gas of de onderhandelingen te openen met aardgasproducenten of -leveranciers van derde landen over de aankoop van gas met een volume van meer dan 5 TWh/jaar, stellen uitsluitend ter wille van een betere coördinatie de Commissie en, indien van toepassing, de lidstaat waarin die ondernemingen gevestigd zijn in kennis van de sluiting van een gasleveringscontract of memorandum van overeenstemming of van de uitschrijving van een aanbesteding voor de aankoop van gas.

De in de eerste alinea bedoelde kennisgeving wordt minstens zes weken voor de voorgenomen sluiting of uitschrijving gedaan, of binnen een kortere termijn voor zover de onderhandelingen korter voor de datum van ondertekening van het contract worden geopend, maar wel uiterlijk twee weken op voorhand. Deze kennisgeving bevat uitsluitend de volgende basisinformatie:

a)

de identiteit van de contractpartner of -partners of het voorwerp van de aanbesteding voor de aankoop van gas;

b)

de betrokken volumes;

c)

de betrokken data, en

d)

in voorkomend geval, de dienstverlener die deze aankopen of aanbestedingen namens een lidstaat organiseert.

2.   Indien de Commissie van oordeel is dat verdere coördinatie met betrekking tot het uitschrijven van een aanbesteding voor de aankoop van gas of geplande gasaankopen van in de Unie gevestigde aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen of van autoriteiten van de lidstaten de werking van gezamenlijke aankopen zouden kunnen verbeteren of dat het uitschrijven van een aanbesteding voor de aankoop van gas of geplande gasaankopen negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor de interne markt, de voorzieningszekerheid of de energiesolidariteit, kan de Commissie de in de Unie gevestigde aardgasbedrijven of gasverbruikende ondernemingen of de autoriteiten van de lidstaten aanbevelen passende maatregelen te overwegen. In dat geval stelt de Commissie, indien van toepassing, de lidstaat waar de onderneming is gevestigd daarvan in kennis.

3.   Voordat de Commissie een in lid 2 bedoelde aanbeveling doet, brengt zij de in artikel 4 bedoelde ad-hocstuurgroep daarvan op de hoogte.

4.   Een entiteit die overeenkomstig de lid 1 informatie verstrekt aan de Commissie, mag aangeven of er een gedeelte van de informatie, commerciële of andere, waarvan de bekendmaking schade zou toebrengen aan de activiteiten van de betrokken partijen, vertrouwelijk behandeld moet worden en of de verstrekte informatie gedeeld kan worden met andere lidstaten.

5.   Verzoeken om vertrouwelijke behandeling in het kader van dit artikel houden geen beperking in van de toegang van de Commissie zelf tot vertrouwelijke informatie. De Commissie garandeert dat de toegang tot vertrouwelijke informatie strikt beperkt blijft tot de Commissiediensten die absoluut over deze informatie moeten kunnen beschikken. De vertegenwoordigers van de Commissie behandelen dergelijke informatie met de nodige vertrouwelijkheid.

6.   Onverminderd artikel 346 VWEU wordt vertrouwelijke informatie alleen met de Commissie en andere bevoegde autoriteiten uitgewisseld wanneer zulks noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening. De uitgewisselde informatie wordt beperkt tot hetgeen relevant is voor en evenredig is met het doel van die uitwisseling. Bij een dergelijke uitwisseling van informatie wordt de vertrouwelijkheid van die informatie gewaarborgd, worden de veiligheids- en de commerciële belangen van de onder deze verordening vallende entiteiten beschermd en wordt gebruikgemaakt van doeltreffende instrumenten om de gegevens fysiek te beschermen. Alle servers en gegevens bevinden zich fysiek en worden opgeslagen op het grondgebied van de Unie.

Artikel 4

Ad-hocstuurgroep

1.   Er wordt een ad-hocstuurgroep opgericht om de coördinatie van de vraagbundeling en gezamenlijke aankopen te vergemakkelijken.

2.   De Commissie richt de ad-hocstuurgroep op binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze verordening. De groep wordt samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en van de Commissie. De vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap kunnen op uitnodiging van de Commissie aan de ad-hocstuurgroep deelnemen voor aangelegenheden van wederzijds belang. De ad-hocstuurgroep wordt voorgezeten door de Commissie.

3.   De ad-hocstuurgroep stelt binnen een maand na haar oprichting met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn reglement van orde vast.

4.   De Commissie raadpleegt de ad-hocstuurgroep over de op grond van artikel 3, lid 2, door de Commissie verstrekte ontwerpaanbeveling, met name met betrekking tot de vraag of de betrokken gasaankopen of een aanbesteding voor de aankoop van gas de voorzieningszekerheid in de Unie vergroten en verenigbaar zijn met het beginsel van energiesolidariteit.

5.   De Commissie stelt de ad-hocstuurgroep in kennis van de gevolgen van de deelname van de ondernemingen aan de door de dienstverlener georganiseerde gezamenlijke aankoop voor de voorzieningszekerheid in de Unie en de energiesolidariteit, indien van toepassing.

6.   Wanneer vertrouwelijke informatie aan hen wordt toegezonden overeenkomstig artikel 3, lid 6, behandelen de leden van de ad-hocstuurgroep dergelijke informatie met de nodige vertrouwelijkheid. De uitgewisselde informatie wordt beperkt tot de informatie die relevant is voor en evenredig is met het doel van die uitwisseling.

AFDELING 2

Bundeling van de vraag en gezamenlijke aankopen

Artikel 5

Tijdelijk dienstencontract met een dienstverlener

1.   In afwijking van artikel 176 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 sluit de Commissie via een aanbestedingsprocedure op grond van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 een contract met een in de Unie gevestigde entiteit, die als dienstverlener optreedt om de in artikel 7 van deze verordening genoemde taken uit te voeren.

2.   Het dienstencontract met de geselecteerde dienstverlener bepaalt de eigendom van de door de dienstverlener verkregen informatie en voorziet in de eventuele overdracht van die informatie aan de Commissie bij de beëindiging of afloop van het dienstencontract.

3.   De Commissie stelt in het dienstencontract de praktische aspecten vast inzake de activiteiten van de dienstverlener, waaronder het gebruik van het IT-instrument, de beveiligingsmaatregelen, de valuta of valuta’s, de betalingsregeling en de aansprakelijkheid.

4.   Het dienstencontract met de dienstverlener doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om controles en audits van die contractant te verrichten. Daartoe krijgt de Commissie volledige toegang tot de informatie waarover de dienstverlener beschikt.

5.   De Commissie kan de dienstverlener verzoeken alle informatie te verstrekken die nodig is voor de uitvoering van de in artikel 7 vastgestelde taken en om haar in staat te stellen na te gaan of de aardgasbedrijven en gasverbruikende bedrijven hun verplichtingen uit hoofde van artikel 10.

Artikel 6

Criteria voor de selectie van de dienstverlener

1.   De dienstverlener wordt door de Commissie geselecteerd op basis van de volgende toelatingscriteria:

a)

de dienstverlener is gevestigd en heeft zijn operationele zetel op het grondgebied van een lidstaat;

b)

de dienstverlener heeft ervaring met grensoverschrijdende transacties;

c)

de dienstverlener mag niet:

i)

het voorwerp uitmaken van door de Unie krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, met name beperkende maatregelen die de Unie heeft vastgesteld naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, of met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen;

ii)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, of

iii)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van de Russische Federatie of haar regering of van een Russische natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam met zetel in Rusland.

2.   Onverminderd andere zorgvuldigheidsverplichtingen, worden contractuele verplichtingen tussen de Commissie en de dienstverlener vastgesteld om ervoor te zorgen dat de dienstverlener bij de uitvoering van zijn taken overeenkomstig artikel 7 niet op directe of indirecte wijze tegoeden of economische middelen beschikbaar stelt van of ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

a)

het voorwerp uitmaken van door de Unie krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, met name beperkende maatregelen die de Unie heeft vastgesteld naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, of met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen;

b)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, of

c)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van de Russische Federatie of haar regering of van een Russische natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam met zetel in Rusland.

3.   De dienstverlener maakt geen deel uit van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat actief is in de productie of levering van aardgas zoals bedoeld in artikel 2, punt 20), van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (18), met uitzondering van een entiteit die ontvlochten is in de zin van hoofdstuk IV van die richtlijn.

4.   De Commissie stelt haar selectie- en gunningscriteria vast met inachtneming van onder meer de volgende in de aanbesteding te specificeren criteria:

a)

ervaring met het opzetten en organiseren van aanbestedings- of veilingprocessen voor aardgas of aanverwante diensten, zoals transportdiensten, met behulp van specifieke IT-instrumenten;

b)

ervaring met het afstemmen van aanbestedings- of veilingprocessen op verschillende behoeften, zoals geografische focus of timing;

c)

ervaring met de ontwikkeling van IT-instrumenten om de vraag van meerdere deelnemers te bundelen en te koppelen aan het aanbod;

d)

de kwaliteit van de beveiliging van het informatiesysteem, met name op het gebied van gegevensbescherming en internetbeveiliging, en

e)

de mogelijkheid om de deelnemers te identificeren en te accrediteren, zowel wat de juridische entiteit als de financiële draagkracht betreft.

Artikel 7

Taken van de dienstverlener

1.   De dienstverlener organiseert de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop en met name:

a)

bundelt de vraag van aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen met de steun van het IT-instrument;

b)

vraagt offertes van aardgasleveranciers of -producenten aan om, ondersteund door het IT-instrument, tegemoet te komen aan de gebundelde vraag;

c)

verleent toegangsrechten voor levering, rekening houdend met een evenredige verdeling tussen kleinere en grotere deelnemers van aangeboden gasvolumes over de aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen die deelnemen aan de bundeling van de vraag. Wanneer de gebundelde vraag groter is dan de ontvangen leveringsaanbiedingen, staat de toewijzing van toegangsrechten in verhouding tot de vraag die de deelnemende ondernemingen tijdens de fase van bundeling van de vraag voor een bepaalde levertijd en locatie hebben aangegeven;

d)

verifieert, accrediteert en registreert de gebruikers van het IT-instrument, en

e)

verleent aan de gebruikers van het IT-instrument alle ondersteunende diensten, met inbegrip van diensten om het sluiten van contracten te faciliteren, of aan de Commissie, alle ondersteunende diensten die nodig zijn voor de correcte uitvoering van de verrichtingen waarin het in artikel 5 bedoelde dienstencontract voorziet.

2.   De voorwaarden omtrent de taken van de dienstverlener, met name voor registratie van gebruikers, publicatie en rapportage, worden in het in artikel 5 bedoelde dienstencontract vastgelegd.

Artikel 8

Deelname aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop

1.   Deelname aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop staat open en is transparant voor alle aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen die in de Unie zijn gevestigd, ongeacht het gevraagde volume. Aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen worden uitgesloten van deelname als leverancier, producent of aankoper aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankopen indien zij:

a)

het voorwerp uitmaken van door de Unie krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, met name beperkende maatregelen die de Unie heeft vastgesteld naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, of met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen;

b)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, of

c)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van de Russische Federatie of haar regering of van een Russische natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam met zetel in Rusland.

2.   Er worden contractuele verplichtingen vastgesteld om ervoor te zorgen dat geen tegoeden of economische middelen die uit de deelname aan het door de dienstverlener georganiseerde gezamenlijke aankoopproces voortvloeien, direct of indirect ter beschikking worden gesteld van of ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die:

a)

het voorwerp uitmaken van door de Unie krachtens artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen, met name beperkende maatregelen die de Unie heeft vastgesteld naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, of met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen;

b)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, of

c)

direct of indirect eigendom zijn of onder zeggenschap staan van, of handelen namens of onder leiding van de Russische Federatie of haar regering of van een Russische natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam met zetel in Rusland.

3.   De lidstaten of andere belanghebbenden kunnen aan partijen die aan het door de dienstverlener georganiseerde proces van gezamenlijke aankoop deelnemen liquiditeitssteun, met inbegrip van garanties, verlenen, met inachtneming van de staatssteunregels. Dit kan garanties omvatten ter dekking van zekerheidsbehoeften of ter dekking van het risico van extra kosten na insolventie van andere kopers in het kader van dezelfde gezamenlijke aankoopovereenkomst.

4.   Aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen die in de partijen van de Energiegemeenschap zijn gevestigd, kunnen deelnemen aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop op voorwaarde dat de nodige maatregelen of regelingen zijn getroffen die hun deelname aan de bundeling van de vraag en de gezamenlijke aankoop op grond van deze afdeling mogelijk maken.

Artikel 9

Van gezamenlijke aankoop uitgesloten aardgasleveringen

Aardgasleveringen vanuit de Russische Federatie vallen niet onder de gezamenlijke aankoop, met inbegrip van aardgasleveringen die de lidstaten of verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap via de volgende entrypunten binnenkomen:

a)

Greifswald

b)

Lubmin II

c)

Imatra

d)

Narva

e)

Värska

f)

Luhamaa

g)

Sakiai

h)

Kotlovka

i)

Kondratki

j)

Wysokoje

k)

Tieterowka

l)

Mozyr

m)

Kobryn

n)

Sudzha (RU)/Oekraïne

o)

Belgorod (RU)/Oekraïne

p)

Valuyki (RU)/Oekraïne

q)

Serebryanka (RU)/Oekraïne

r)

Pisarevka (RU)/Oekraïne

s)

Sokhranovka (RU)/Oekraïne

t)

Prokhorovka (RU)/Oekraïne

u)

Platovo (RU)/Oekraïne

v)

Strandzha 2 (BG)/Malkoclar (TR)

Artikel 10

Verplicht beroep op de dienstverlener

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen de onder hun jurisdictie vallende aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen deelnemen aan het door de dienstverlener georganiseerde proces voor het bundelen van de vraag als een van de mogelijke middelen om de in artikel 6 bis en artikel 20 van Verordening (EU) 2017/1938 bedoelde vuldoelstellingen te halen.

2.   Lidstaten die over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken verplichten de onder hun jurisdictie vallende aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen om deel te nemen aan de door het dienstverlener georganiseerde proces voor het bundelen van de vraag met volumes die gelijk minstens zijn aan 15 % van het totale volume dat nodig is om te voldoen aan de in artikel 6 bis en artikel 20 van Verordening (EU) 2017/1938 bedoelde grensoverschrijdende vuldoelstellingen.

3.   Lidstaten die niet over ondergrondse gasopslaginstallaties beschikken verplichten de onder hun jurisdictie vallende aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen om deel te nemen aan de door het dienstverlener georganiseerde proces voor het bundelen van de vraag met volumes die gelijk minstens zijn aan 15 % van de volumes die overeenstemmen met de in artikel 6 quater en artikel 20 van Verordening (EU) 2017/1938 bedoelde grensoverschrijdende vuldoelstellingen.

4.   De aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen die verplicht zijn aan de vraagbundeling deel te nemen, kunnen beslissen na de bundelingsprocedure het gas niet aan te kopen. Het aangekochte gas mag voor andere doeleinden dan het aanvullen van voorraden worden gebruikt.

Artikel 11

Consortium voor gasaankopen

Aardgasbedrijven en gasverbruikende ondernemingen die deelnemen aan de door de dienstverlener georganiseerde bundeling van de vraag kunnen, op transparante wijze, elementen van de voorwaarden van het aankoopcontract coördineren of gebruikmaken van gezamenlijke aankoopcontracten om betere voorwaarden te bedingen bij hun leveranciers, mits zij voldoen aan het Unierecht, met inbegrip van het mededingingsrecht van de Unie, met name de artikelen 101 en 102 VWEU, zoals door de Commissie kan worden gespecificeerd in een besluit overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1/2003, alsook aan het transparantievereiste uit hoofde van artikel 3 van deze verordening.

AFDELING 3

Maatregelen om het gebruik van lng-installaties, gasopslaginstallaties en pijpleidingen te bevorderen

Artikel 12

Secundair boekingsplatform voor gebruikers van lng-installaties en gasopslaginstallaties

Gebruikers van lng-installaties en gasopslaginstallaties die hun gecontracteerde capaciteit wensen door te verkopen op de secundaire markt, als gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (19), hebben het recht dat te doen. Uiterlijk op 28 februari 2023 zetten beheerders van lng-installaties en gasopslaginstallaties, afzonderlijk of op regionaal niveau, een transparant en niet-discriminerend boekingsplatform op of gebruiken een bestaand platform voor gebruikers van lng-installaties en gasopslaginstallaties om hun gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt door te verkopen.

Artikel 13

Transparantieplatforms voor lng-installaties en gasopslaginstallaties

1.   Uiterlijk op 28 februari 2023 publiceren beheerders van lng-installaties en gasopslaginstallaties op transparante en gebruikersvriendelijke wijze alle overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 715/2009 vereiste informatie over respectievelijk een Europees lng-transparantieplatform en een Europees transparantieplatform voor opslag. Regelgevende instanties kunnen die beheerders verzoeken aanvullende informatie die relevant is voor systeemgebruikers te publiceren.

2.   Lng-installaties die overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG zijn vrijgesteld van de regels inzake de toegang voor derden en beheerders van gasopslaginstallaties in het kader van de in artikel 33, lid 3, van die richtlijn bedoelde regeling voor de toegang van derden op basis van onderhandelingen maken definitieve infrastructuurtarieven uiterlijk op 31 januari 2023 openbaar.

Artikel 14

Doeltreffender gebruik van transmissiecapaciteit

1.   Transmissiesysteembeheerders bieden onderbenutte gecontracteerde vaste capaciteit op interconnectiepunten en virtuele interconnectiepunten aan als maandcapaciteitsproduct en als dagcapaciteits- en within-day-capaciteitsproduct voor die maand in geval van onderbenutting overeenkomstig lid 2.

2.   Gecontracteerde vaste capaciteit wordt als onderbenut beschouwd als een netgebruiker de voorgaande kalendermaand op een interconnectiepunt of een virtueel interconnectiepunt gemiddeld minder dan 80 % van de geboekte vaste capaciteit heeft gebruikt of aangeboden. De transmissiesysteembeheerder monitort de ongebruikte capaciteit en stelt de netgebruiker uiterlijk vóór de kennisgeving van de hoeveelheid capaciteit die zal worden aangeboden voor de komende doorlopende maandcapaciteitsveiling overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 in kennis van de hoeveelheid capaciteit die op het betrokken interconnectiepunt of virtueel interconnectiepunt moet worden ingetrokken.

3.   De hoeveelheid capaciteit die moet worden aangeboden is gelijk aan het verschil tussen de gemiddelde benuttingsgraad in de voorgaande kalendermaand en 80 % van de vaste capaciteit die voor een periode van meer dan een maand is gecontracteerd.

4.   Beschikbare capaciteit die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459 op een veiling wordt aangeboden, heeft bij de toewijzing van capaciteit voorrang op onderbenutte capaciteit die op grond van het in lid 2 bedoelde veiling is opgenomen.

5.   Indien de door de transmissiesysteembeheerder aangeboden onderbenutte capaciteit wordt verkocht, wordt deze aan de oorspronkelijke houder van de gecontracteerde capaciteit onttrokken. De oorspronkelijke houder mag de ingetrokken vaste capaciteit op afschakelbare basis gebruiken.

6.   De netgebruiker behoudt zijn rechten en verplichtingen overeenkomstig het capaciteitscontract totdat de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder wordt geheralloceerd en voor zover de capaciteit door de transmissiesysteembeheerder niet is geheralloceerd.

7.   Alvorens overeenkomstig dit artikel onderbenutte vaste capaciteit aan te bieden, analyseert de transmissiesysteembeheerder op elk interconnectiepunt dat hij exploiteert de potentiële effecten en stelt hij de bevoegde nationale regelgevende instantie daarvan in kennis. In afwijking van de leden 1 tot en met 6 van dit artikel kunnen nationale regelgevende instanties besluiten om voor alle interconnectiepunten, ongeacht of die overbelast zijn, een van de volgende mechanismen in te voeren:

a)

een “use-it-or-lose-it”-mechanisme voor vaste day-aheadcapaciteit overeenkomstig Verordening (EU) 2017/459, rekening houdend met punt 2.2.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009;

b)

een overboekings- en terugkoopregeling overeenkomstig punt 2.2.2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, waarbij ten minste 5 % extra capaciteit wordt geboden ten opzichte van de technische capaciteit op het betrokken interconnectiepunt, of

c)

ten minste aanvankelijk niet-nominale capaciteit op day-ahead- en within-daybasis aanbieden om als afschakelbare capaciteit te worden toegewezen.

De leden 1 tot en met 6 van dit artikel zijn automatisch van toepassing indien een van de alternatieve mechanismen uit hoofde van de eerste alinea niet uiterlijk op 31 maart 2023 wordt toegepast.

8.   Alvorens het in lid 7 bedoelde besluit te nemen, raadpleegt de nationale regelgevende instantie de nationale regelgevende instantie van de aangrenzende lidstaat en houdt zij rekening met de adviezen van die instantie. Indien het entry-exitsysteem betrekking heeft op meer dan één lidstaat waar meer dan één transmissiesysteembeheerder actief is, nemen de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten gezamenlijk een besluit over de toepassing van lid 7.

HOOFDSTUK III

MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN BUITENSPORIGE GASPRIJZEN EN BUITENSPORIGE DAGELIJKSE VOLATILITEIT OP DE MARKTEN VOOR ENERGIEDERIVATEN

AFDELING 1

Tijdelijk intra-day-instrument voor het beheer van buitensporige volatiliteit op de markten voor energiederivaten

Artikel 15

Mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit

1.   Elk handelsplatform waarop energiegerelateerde gondstoffenderivaten worden verhandeld, zet zo snel mogelijk, maar niet later dan 31 januari 2023 voor elk energiegerelateerd grondstoffenderivaat dat op het handelsplatform wordt verhandeld een mechanisme op voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit op basis van een boven- en onderprijsgrens (“prijslimieten”) dat de prijzen definieert waaronder en waarboven geen orders mogen worden uitgevoerd (“mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit”). Handelsplatforms zorgen ervoor dat het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit voor energiegerelateerde grondstoffenderivaten buitensporige prijsbewegingen binnen een handelsdag voorkomt. Bij het opzetten van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit zorgen handelsplatformen er ook voor dat de uitvoering van die maatregelen de vorming van betrouwbare slotkoersen aan het einde van de dag niet in de weg staat.

2.   Voor elk energiegerelateerd grondstoffenderivaat dat op die handelsplatforms wordt verhandeld, bepalen die platforms de toepasselijke berekeningsmethode om de prijslimieten ten opzichte van een referentieprijs te bepalen. De eerste referentieprijs van de dag is gelijk aan de prijs die bij de opening van de desbetreffende handelssessie is bepaald. Daarna is de referentieprijs de laatste marktprijs die met regelmatige tussenpozen wordt genoteerd. In het geval dat de handel tijdens de handelsdag wordt onderbroken, is de eerste referentieprijs na de onderbreking de openingsprijs bij de hervatting van de handel.

3.   De prijslimieten worden uitgedrukt in absolute waarde of in relatieve termen als procentuele afwijking ten opzichte van de referentieprijs. Handelsplatforms passen die berekeningsmethode aan aan de specifieke kenmerken van elk energiegerelateerd grondstoffenderivaat, aan het liquiditeitsprofiel van de markt voor dat derivaat en aan het volatiliteitsprofiel daarvan. Het handelsplatform stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van die methode.

4.   Handelsplatforms herzien de prijslimieten met regelmatige tussenpozen tijdens de handelstijden, op basis van de referentieprijs.

5.   Handelsplatforms maken onverwijld de kenmerken openbaar van het door hen ingestelde mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit, alsook latere wijzigingen daaraan.

6.   Handelsplatforms voeren het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit uit door het op te nemen in hun bestaande handelsonderbrekers die reeds overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU zijn ingesteld of als een aanvullend mechanisme.

7.   Wanneer een handelsplatform voornemens is de berekeningsmethode voor de prijslimieten die van toepassing zijn op een bepaald energiegerelateerd grondstoffenderivaat te wijzigen, stelt het de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van de voorgenomen wijzigingen.

8.   Indien uit de overeenkomstig artikel 16, lid 3, door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) verzamelde informatie blijkt dat verdere samenhang bij de uitvoering van het mechanisme nodig is om te zorgen voor een efficiënter beheer van buitensporige prijsvolatiliteit in de Unie, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van de eenvormige beginselen voor de toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk energiegerelateerd grondstoffenderivaat, het liquiditeitsprofiel van de markt voor dat derivaat en het volatiliteitsprofiel daarvan. Met name kan de Commissie, om de soepele werking van handelsplatforms waarop energiegerelateerde grondstoffenderivaten worden verhandeld te waarborgen, bepalen met welke intervallen de prijslimieten worden herzien of welke maatregelen moeten worden genomen indien de handel die prijslimieten overschrijdt, alsook voorzien in bepalingen om de vorming van betrouwbare slotkoersen te waarborgen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 16

Rol van de bevoegde autoriteiten

1.   De bevoegde autoriteiten houden toezicht op de uitvoering van de mechanismes voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat verschillen in de toepassing van de mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit door in hun lidstaat gevestigde handelsplatforms naar behoren worden gerechtvaardigd door de specifieke kenmerken van de betrokken handelsplatforms of van de betrokken energiegerelateerde grondstoffenderivaten.

2.   Totdat het in artikel 15, lid 1, derde zin, bedoelde mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit is opgezet, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat handelsplatforms passende voorlopige mechanismen invoeren om ervoor te zorgen dat buitensporige volatiliteit in de markten voor energiegerelateerde grondstoffenderivaten wordt beperkt.

3.   De bevoegde autoriteiten brengen binnen drie weken na de in artikel 15, lid 1, genoemde datum en ten minste eenmaal per kwartaal aan de ESMA verslag uit over de toepassing van het mechanisme voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit door handelsplatforms waarop zij toezicht uitoefenen.

Artikel 17

Coördinerende rol van de ESMA

1.   De ESMA coördineert en monitort de toepassing van de mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit op basis van de verslagen die de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 16, lid 3, hebben ingediend.

2.   De ESMA documenteert alle verschillen in de toepassing van de mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit tussen rechtsgebieden in de Unie op basis van de verslagen van de bevoegde autoriteiten. Uiterlijk op 30 juni 2023 dient de ESMA bij de Commissie een verslag in waarin de efficiency van de mechanismen voor de beheersing van de dagelijkse volatiliteit wordt geëvalueerd. Op basis van dat verslag bekijkt de Commissie of een voorstel tot wijziging van deze verordening moet worden ingediend bij de Raad.

AFDELING 2

Het ACER in staat stellen objectieve prijsgegevens te verzamelen en te publiceren

Artikel 18

Taken en bevoegdheden van het ACER om prijsramingen en benchmarks uit te voeren

1.   Bij hoogdringendheid worden dagelijkse lng-prijsramingen verricht en gepubliceerd door het ACER, vanaf uiterlijk 13 januari 2023. Met het oog op de raming van de lng-prijs verzamelt en verwerkt het ACER systematisch lng-marktgegevens over transacties. Bij de prijsraming wordt in voorkomend geval rekening gehouden met regionale verschillen en marktomstandigheden.

2.   Uiterlijk op 31 maart 2023 wordt door het ACER een dagelijkse lng-benchmark opgesteld en gepubliceerd die wordt bepaald door de spread tussen de dagelijkse lng-prijsraming en de afwikkelingsprijs voor het TTF Gas Futures front month-contract die ICE Endex Markets B.V. dagelijks vaststelt. Met het oog op de lng-benchmark verzamelt en verwerkt het ACER systematisch lng-marktgegevens.

3.   In afwijking van artikel 3, lid 4, punt b), van Verordening (EU) nr. 1227/2011, zijn de in die verordening opgenomen verplichtingen en verbodsbepalingen voor marktdeelnemers van toepassing op lng-marktdeelnemers. De bij Verordening (EU) nr. 1227/2011 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 aan ACER verleende bevoegdheden zijn ook van toepassing op lng-marktdeelnemers, ook de bepalingen over vertrouwelijkheid.

Artikel 19

Publicatie van de lng-prijsraming en de lng-benchmark

1.   De lng-prijsraming wordt dagelijks gepubliceerd, uiterlijk om 18.00 uur MET, voor de raming van de prijzen van rechtstreekse transacties. Uiterlijk op 31 maart 2023, bovenop de publicatie van de lng-prijsraming, publiceert het ACER ook dagelijks de lng-benchmark, uiterlijk om 19.00 uur MET, dan wel zo snel als technisch mogelijk.

2.   Voor de toepassing van dit artikel kan het ACER een beroep doen op de diensten van een derde partij.

Artikel 20

Verstrekking van lng-marktgegevens aan het ACER

1.   Lng-marktdeelnemers verstrekken het ACER dagelijks lng-marktgegevens overeenkomstig de specificaties van artikel 21, in een gestandaardiseerd formaat, middels een hoogwaardig transmissieprotocol en zo dicht mogelijk bij realtime als technologisch haalbaar is vóór de publicatie van de dagelijkse lng-prijsraming (18.00 uur MET).

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van het tijdstip waarop lng-marktgegevens moeten worden ingediend vóór de dagelijkse publicatie van de in lid 1 bedoelde lng-prijsraming. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   In voorkomend geval verstrekt het ACER, na raadpleging van de Commissie, richtsnoeren over:

a)

de bijzonderheden van de te rapporteren informatie, naast de huidige bijzonderheden van te rapporteren transacties en fundamentele gegevens uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014, met inbegrip van biedingen en aanbiedingen, en

b)

de procedure, het standaardformaat en het elektronisch formaat en de technische en organisatorische vereisten voor het indienen van gegevens die moeten worden gebruikt om de vereiste lng-marktgegevens te verstrekken.

4.   Lng-marktdeelnemers verstrekken het ACER de vereiste lng-marktgegevens kosteloos en via de door het ACER opgezette rapportagekanalen, waar mogelijk met gebruikmaking van reeds bestaande en beschikbare procedures.

Artikel 21

Kwaliteit van lng-marktgegevens

1.   De lng-marktgegevens omvatten:

a)

de partijen bij het contract, met inbegrip van de aan-/verkoopindicator;

b)

de rapporterende partij;

c)

de transactieprijs;

d)

het contractuele volume;

e)

de waarde van het contract;

f)

het aankomstvenster voor de lng-lading;

g)

de leveringsvoorwaarden;

h)

de leveringspunten;

i)

de tijdstempelinformatie op alle volgende punten:

i)

de datum en het tijdstip waarop de bieding of de aanbieding wordt gedaan;

ii)

de datum en het tijdstip van de transactie;

iii)

de datum en het tijdstip van melding van de bieding, de aanbieding of de transactie;

iv)

de ontvangst van lng-marktgegevens door het ACER.

2.   Lng-marktdeelnemers verstrekken het ACER lng-marktgegevens in de volgende eenheden en valuta’s:

a)

de transactie-, bied- en eenheidsprijzen worden gerapporteerd in de in het contract gespecificeerde valuta en in EUR/MWh en omvatten, indien van toepassing, de toegepaste omrekenings- en wisselkoersen;

b)

de contractuele volumes worden gerapporteerd in de eenheden als gespecificeerd in de contracten en in MWh;

c)

aankomstvensters worden gerapporteerd als leveringsdata, uitgedrukt in UTC-formaat;

d)

een geldige in de lijst van het ACER opgenomen identificatiecode voor het leveringspunt (zoals vermeld in de lijst van lng-installaties die onderworpen zijn aan rapportage op grond van Verordening (EU) nr. 1227/2011 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014); de tijdstempelinformatie wordt gerapporteerd in UTC-formaat;

e)

indien relevant, wordt de prijsformule in het langetermijncontract waarvan de prijs is afgeleid, integraal vermeld.

3.   Het ACER verstrekt richtsnoeren met betrekking tot de criteria op grond waarvan één indiener een aanzienlijk deel van de binnen een bepaalde referentieperiode ingediende lng-marktgegevens voor zijn rekening neemt en hoe die situatie moet worden aangepakt in zijn dagelijkse lng-prijsraming en lng-benchmarks.

Artikel 22

Bedrijfscontinuïteit

Het ACER evalueert, actualiseert en publiceert regelmatig zijn methode voor de raming van de lng-referentieprijzen en voor de vaststelling van de lng-benchmark, alsook de methode die wordt gebruikt voor de rapportage van lng-marktgegevens en de publicatie van zijn lng-prijsramingen en lng-benchmarks, rekening houdend met de standpunten van de partijen die marktgegevens verstrekken.

HOOFDSTUK IV

MAATREGELEN IN GEVAL VAN EEN GASNOODSITUATIE

AFDELING 1

Gassolidariteit voor de elektriciteitsvoorziening, essentiële sectoren en beschermde afnemers

Artikel 23

Uitbreiding van de solidariteitsbescherming tot kritieke gasvolumes voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening

1.   In afwijking van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1938 is een solidariteitsmaatregel uit hoofde van artikel 13, leden 1 en 2, van die verordening alleen van toepassing als de om solidariteit verzoekende lidstaat niet in staat was:

a)

het tekort in de gaslevering aan zijn door solidariteit beschermde afnemers te dekken of, indien een lidstaat tijdelijke maatregelen heeft genomen om het niet-essentiële verbruik van beschermde afnemers te verminderen overeenkomstig artikel 24 van deze verordening, te voorzien in de essentiële volumes van het gasverbruik voor zijn door solidariteit beschermde afnemers;

b)

het kritieke gasvolume voor de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te dekken, ondanks de toepassing van de in artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1938 bedoelde maatregel. De voorwaarden van artikel 13, lid 3, punten b), c) en d), van Verordening (EU) 2017/1938 zijn van toepassing.

2.   De lidstaten die op grond van lid 1 verplicht zijn solidariteit te verstrekken, kunnen het volgende uitsluiten van het solidariteitsaanbod:

a)

leveringen aan hun door solidariteit beschermde afnemers indien deze leveringen deel uitmaken van de essentiële volumes of, indien een lidstaat overeenkomstig artikel 24 tijdelijke maatregelen heeft genomen om het niet-essentiële verbruik van beschermde afnemers te verminderen, leveringen uit de essentiële volumes van het gasverbruik van zijn door solidariteit beschermde afnemers;

b)

leveringen van kritieke gasvolumes voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening;

c)

leveringen van gasvolumes voor de elektriciteit die nodig is voor de productie en het transport van gas, en

d)

gasvolumes die nodig zijn voor de exploitatie van voor de voorzieningszekerheid kritieke infrastructuur als bedoeld in bijlage II, en van andere installaties die van cruciaal belang zijn voor het functioneren van militaire, nationale veiligheids- en humanitaire hulpdiensten.

3.   De in lid 1, punt b), en lid 2, punten b) en d), bedoelde kritieke gasvolumes voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening mogen niet groter zijn dan de in bijlage I vermelde volumes. Indien een lidstaat kan aantonen dat een groter gasvolume nodig is om een elektriciteitscrisis van een lidstaat te voorkomen, kan de Commissie in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek besluiten om de uitsluiting van grotere volumes toe te staan.

4.   Indien lidstaten waarvan het elektriciteitssysteem alleen synchroon gekoppeld is aan het elektriciteitssysteem van een derde land, wordt verzocht solidariteitsmaatregelen te treffen, kunnen zij bij wijze van uitzondering grotere gasvolumes uitsluiten wanneer het elektriciteitssysteem wordt losgekoppeld van het systeem van dat derde land zolang de beheerder van het elektriciteitstransmissiesysteem diensten voor geïsoleerde elektriciteitssystemen of andere diensten nodig heeft om de veilige en betrouwbare werking van het elektriciteitssysteem te waarborgen.

Artikel 24

Vraagreductiemaatregelen met betrekking tot beschermde afnemers

1.   De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering tijdelijke maatregelen nemen om het niet-essentiële verbruik van beschermde afnemers, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 2017/1938, te verminderen, met name wanneer een van de crisisniveaus overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 12 van die verordening of het Unie-alarm uit hoofde van Verordening (EU) 2022/1369 is afgekondigd. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend betrekking hebben op niet-essentieel gebruik van gas en moeten rekening houden met de elementen van artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2022/1369. Dergelijke uitzonderlijke maatregelen mogen alleen worden genomen nadat de bevoegde instanties zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) 2017/1938 de voorwaarden voor het bepalen van dergelijke niet-essentiële gasvolumes hebben beoordeeld.

2.   Als gevolg van de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen wordt het verbruik van kwetsbare afnemers, zoals door de lidstaten gedefinieerd overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2009/73/EG in geen geval verminderd en mogen de lidstaten beschermde afnemers niet loskoppelen als gevolg van de toepassing van lid 1 van dit artikel.

Artikel 25

Waarborgen voor grensoverschrijdende stromen

In het geval dat de Commissie op grond van artikel 12, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EU) 2017/1938 verzoekt om een einde te maken aan onnodige beperkingen van grensoverschrijdende gasstromen of van toegang tot gasinfrastructuur, of aan maatregelen die de gaslevering in een andere lidstaat in gevaar brengen, wijzigt de bevoegde instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) 2017/1938 of de betrokken lidstaat, zoals bedoeld in artikel 12, lid 6, eerste alinea, van die verordening, in plaats van de procedure van artikel 12, lid 6, tweede alinea, van Verordening (EU) 2017/1938 te volgen, haar of zijn maatregelen of neemt zij of hij maatregelen om ervoor te zorgen dat artikel 12, lid 5, van die verordening wordt nageleefd.

AFDELING 2

Regels voor de toepassing van solidariteitsmaatregelen

Artikel 26

Tijdelijke uitbreiding van solidariteitsverplichtingen tot lidstaten met lng-installaties

1.   De verplichting om solidariteitsmaatregelen toe te passen overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1938 geldt niet alleen voor lidstaten die rechtstreeks verbonden zijn met de om solidariteit verzoekende lidstaat, maar ook voor lidstaten met lng-installaties, mits de nodige capaciteit in de relevante infrastructuur, met inbegrip van lng-vaartuigen en -tankers, beschikbaar is.

2.   Artikel 13, leden 2 tot en met 9, van Verordening (EU) 2017/1938 is van toepassing op lidstaten met lng-installaties, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

3.   Lidstaten met lng-installaties die niet rechtstreeks verbonden zijn met een om solidariteit verzoekende lidstaat kunnen bilateraal met andere lidstaten afspraken maken over de nodige technische, juridische en financiële solidariteitsregelingen die van toepassing zijn op het verstrekken van solidariteit.

4.   De standaardregels voor de toepassing van solidariteitsmaatregelen overeenkomstig artikel 27 zijn ook van toepassing op de niet-verbonden lidstaten, voor zover die op het tijdstip van ontvangst van een solidariteitsverzoek geen bilaterale overeenkomst hebben gesloten.

Artikel 27

Standaardregels voor solidariteitsmaatregelen

1.   Als twee lidstaten geen overeenstemming bereiken over de nodige technische, juridische en financiële regelingen overeenkomstig artikel 13, lid 10, van Verordening (EU) 2017/1938 (“solidariteitsovereenkomst”), is de levering van gas uit hoofde van de verplichting van artikel 13, lid 1, van die verordening in geval van een noodsituatie onderworpen aan de voorwaarden van dit artikel.

2.   De compensatie voor de solidariteitsmaatregel mag niet meer bedragen dan de redelijke kosten en omvat, in afwijking van artikel 13, lid 8, van Verordening (EU) 2017/1938, in elk geval:

a)

de prijs voor gas in de solidariteit verstrekkende lidstaat;

b)

de kosten voor opslag en transport, met inbegrip van mogelijke kosten voor het omleiden van lng-ladingen naar het gevraagde interconnectiepunt;

c)

proceskosten voor daarmee verband houdende gerechtelijke of arbitrageprocedures waarbij de solidariteit verstrekkende lidstaat betrokken is;

d)

andere indirecte kosten die niet door de gasprijs worden gedekt, zoals de vergoeding van financiële of andere schade als gevolg van gedwongen afschakeling van afnemers in verband met het verstrekken van solidariteit, mits die indirecte kosten niet hoger zijn dan 100 % van de gasprijs.

3.   Indien een lidstaat overeenkomstig lid 2, punt d), verzoekt om compensatie voor indirecte kosten van meer dan 100 % van de gasprijs, besluit de Commissie na raadpleging van de relevante bevoegde autoriteiten, of een hogere compensatie passend is, rekening houdend met de specifieke contractuele en nationale omstandigheden van het geval en het beginsel van energiesolidariteit.

4.   Tenzij de om solidariteit verzoekende lidstaat en de solidariteit verstrekkende lidstaat een andere prijs overeenkomen, komt de prijs voor het aan de om solidariteit verzoekende lidstaat geleverde gas overeen met de day-aheadmarktprijs in de solidariteit verstrekkende lidstaat op de dag voorafgaand aan het verzoek om solidariteit of de overeenkomstige day-aheadmarktprijs op het dichtstbijzijnde toegankelijke virtuele handelspunt, of op een overeengekomen hub op de dag voorafgaand aan het verzoek om solidariteit.

5.   De compensatie voor de gasvolumes die worden geleverd in het kader van een solidariteitsverzoek overeenkomstig artikel 28 wordt rechtstreeks door de om solidariteit verzoekende lidstaat betaald aan de solidariteit verstrekkende lidstaat of aan de entiteit die beide lidstaten vermelden in hun antwoord op het solidariteitsverzoek en in de bevestiging van ontvangst en van het af te nemen volume.

6.   De lidstaat waaraan het verzoek om een solidariteitsmaatregel is gericht, verstrekt de solidariteitsmaatregelen zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie dagen na het verzoek. Een lidstaat kan alleen weigeren solidariteit te verstrekken aan een om solidariteit verzoekende lidstaat indien hij aantoont dat:

a)

hij niet voldoende gas heeft voor de in artikel 23, lid 2, bedoelde volumes, of

b)

hij niet over voldoende interconnectiecapaciteit beschikt, zoals bepaald in artikel 13, lid 7, van Verordening (EU) 2017/1938, en hij niet in staat is voldoende volumes lng te leveren.

7.   Naast de standaardregels waarin dit artikel voorziet, kunnen lidstaten afspraken maken over technische regelingen en coördinatie van het verstrekken van solidariteit.

8.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de bestaande regelingen voor de veilige en betrouwbare werking van het gassysteem.

Artikel 28

Procedure voor solidariteitsmaatregelen als er geen solidariteitsovereenkomst is gesloten

1.   De lidstaat die om toepassing van de solidariteitsmaatregelen verzoekt, richt een solidariteitsverzoek aan een andere lidstaat; in dat verzoek wordt ten minste de volgende informatie vermeld:

a)

de contactgegevens van de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

b)

de contactgegevens van de betrokken transmissiesysteembeheerders van de lidstaat (indien van toepassing);

c)

de contactgegevens van de derde partij die namens de lidstaat optreedt (indien van toepassing);

d)

de leveringstermijn, het moment van de eerst mogelijke levering en de verwachte duur van de leveringen;

e)

de leverings- en interconnectiepunten;

f)

het gasvolume in kWh voor elk interconnectiepunt;

g)

de gaskwaliteit.

2.   Het solidariteitsverzoek wordt tegelijkertijd gericht aan de lidstaten die potentieel solidariteitsmaatregelen kunnen toepassen, aan de Commissie en aan de overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 2017/1938 aangewezen crisismanagers.

3.   De lidstaten die een solidariteitsverzoek ontvangen, sturen een antwoord waarin zij de in lid 1, punten a), b) en c), bedoelde contactgegevens vermelden en aangeven welk volume en kwaliteit zij aan de interconnectiepunten en op het in lid 1, punten d) tot en met g), bedoelde gevraagde tijdstip kunnen leveren. Het antwoord vermeldt het volume dat het gevolg is van een eventuele beperking of, waar dat strikt noodzakelijk is, de vrijgave van strategische voorraden indien het volume dat met vrijwillige maatregelen kan worden geleverd, ontoereikend is.

4.   Solidariteitsverzoeken worden ten minste 72 uur vóór de aangegeven leveringstermijn ingediend. Solidariteitsverzoeken worden binnen 24 uur beantwoord. De ontvangstbevestiging en het door de om solidariteit verzoekende lidstaat af te nemen volume worden binnen 24 uur na de benodigde leveringstermijn gedaan.

5.   Het verzoek kan worden ingediend voor een periode van één dag of meerdere dagen, en het antwoord komt overeen met de gevraagde duur.

6.   Indien er verscheidene solidariteit verstrekkende lidstaten zijn en er met één of meer daarvan bilaterale regelingen bestaan, prevaleren die regelingen tussen de lidstaten die een bilaterale regeling hebben gesloten. De standaardregels waarin dit artikel voorziet, zijn alleen van toepassing op de andere solidaire lidstaten.

7.   De Commissie kan de uitvoering van solidariteitsovereenkomsten faciliteren, met name door middel van een model dat toegankelijk is op een beveiligd onlineplatform waarmee verzoeken en aanbiedingen in realtime kunnen worden verzonden.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 30

Evaluatie

Uiterlijk 1 oktober 2023 voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening in het licht van de algemene stand van de gasleveringen aan de Unie en brengt zij verslag uit aan de Raad van de belangrijkste bevindingen van die evaluatie. Op basis van dat verslag kan de Commissie voorstellen de geldigheidsduur van deze verordening te verlengen.

Artikel 31

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Na haar inwerkingtreding geldt zij voor een termijn van één jaar.

Artikel 14 wordt van toepassing met ingang van 31 maart 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J. SÍKELA


(1)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(4)  Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17).

(5)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(9)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

(10)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 121).

(12)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(13)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 juli 2021, Duitsland/Polen, C-848/19 P, ECLI:EU:C:2021:598.

(14)  Aanbeveling (EU) 2018/177 van de Commissie van 2 februari 2018 over de elementen die moeten worden opgenomen in de technische, juridische en financiële regelingen tussen de lidstaten voor de toepassing van het solidariteitsmechanisme overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid (PB L 32 van 6.2.2018, blz. 52).

(15)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(16)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(17)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).

(18)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(19)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).


BIJLAGE I

a)

Maximale kritieke gasvolumes voor elektriciteitsvoorzieningszekerheid uit hoofde van artikel 23 voor de periode van december 2022 tot en met maart 2023 (waarden in miljoen kubieke meter) (1)

Lidstaat

December 2022

Januari 2023

Februari 2023

Maart 2023

AT

74,24

196,83

152,20

139,35

BE

399,05

458,77

382,76

398,99

BG

61,49

71,26

61,55

63,29

CY

CZ

17,26

49,64

34,80

28,28

DE

2 090,53

2 419,56

2 090,59

1 863,77

DK

249,48

295,56

254,87

268,09

EE

5,89

5,78

5,00

1,05

EL

209,95

326,68

317,18

232,80

ES

1 378,23

1 985,66

1 597,27

1 189,29

IE

372,76

375,29

364,26

375,74

FI

28,42

39,55

44,66

12,97

FR

876,37

875,58

802,53

771,15

HR

10,95

66,01

59,99

48,85

HU

82,13

133,97

126,44

93,72

IT

2 166,46

3 304,99

3 110,79

2 774,67

LV

89,26

83,56

84,96

66,19

LT

16,13

20,22

18,81

4,21

LU

MT

32,88

34,84

31,43

33,02

NL

684,26

762,31

556,26

480,31

PL

158,14

158,64

136,97

148,64

PT

409,97

415,22

368,54

401,32

RO

130,35

179,35

162,41

159,71

SI

12,98

15,15

13,35

12,80

SK

33,99

47,26

34,80

34,76

SE

18,05

18,61

17,71

15,76

b)

Maximale kritieke gasvolumes voor elektriciteitsvoorzieningszekerheid uit hoofde van artikel 23 voor de periode van april 2023 tot en met december 2023 (waarden in miljoen kubieke meter)

Lidstaat

Maandelijkse waarde

AT

140,66

BE

409,89

BG

64,40

CY

CZ

32,50

DE

2 116,11

DK

267,00

EE

4,43

EL

271,65

ES

1 537,61

IE

372,01

FI

31,40

FR

831,41

HR

46,45

HU

109,06

IT

2 839,23

LV

80,99

LT

14,84

LU

MT

33,03

NL

620,79

PL

150,60

PT

398,76

RO

157,96

SI

13,57

SK

37,70

SE

17,53


(1)  De cijfers in bijlage I, punten a) en b), zijn gebaseerd op gegevens van de wintertoereikendheidsbeoordeling uit hoofde van artikel 9 van Verordening (EU) 2019/941 door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E), behalve voor Malta dat niet over aanzienlijke opslagcapaciteit beschikt en waar de elektriciteitsopwekking volledig afhankelijk is van lng-leveringen. Gezien de specifieke kenmerken van laagcalorisch gas moeten de waarden voor Nederland in deze tabel worden vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor van 37,89 gedeeld door 35,17. Bijlage I , punt a), geeft de individuele maandelijkse volumes weer die door ENTSB-E zijn berekend voor de maanden december 2022 tot en met maart 2023; de cijfers in bijlage 1, punt b), voor de maanden april 2023 tot en met december 2023 geven het gemiddelde weer van de waarden in de periode tussen december 2022 en maart 2023.


BIJLAGE II

Voor de voorzieningszekerheid kritieke infrastructuur overeenkomstig artikel 23, lid 2, punt d)

Sector

Deelsector

I. Energie

1.

Elektriciteit

Infrastructuren en voorzieningen voor elektriciteitsproductie en -transmissie, met het oog op elektriciteitsvoorziening

2.

Olie

Olieproductie, -raffinage, -behandeling, -opslag en -transmissie via pijpleidingen

3.

Gas

Gasproductie, -raffinage, -behandeling, -opslag en -transmissie via pijpleidingen

Lng-terminals

II. Vervoer

4.

Wegvervoer

5.

Spoorvervoer

6.

Luchtvervoer


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/36


VERORDENING (EU) 2022/2577 VAN DE RAAD

van 22 december 2022

tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne en de ongekende beperking van aardgasleveringen van de Russische Federatie aan de lidstaten vormen een gevaar voor de voorzieningszekerheid van de Unie en haar lidstaten. Tegelijk hebben de inzet van de gastoevoer als wapen en de manipulatie van de markten door de Russische Federatie door opzettelijke verstoringen van de gasstromen de energieprijzen in de Unie zeer sterk doen stijgen, waardoor niet alleen de economie van de Unie in gevaar komt maar ook de voorzieningszekerheid ernstig wordt bedreigd. Een snelle inzet van hernieuwbare energiebronnen kan helpen om de gevolgen van de huidige energiecrisis te verzachten en een verdedigingswal opwerpen tegen de acties van Rusland. Hernieuwbare energie kan de Russische inzet van energie als wapen in aanzienlijke mate helpen bestrijden, door de voorzieningszekerheid van de Unie te versterken, de volatiliteit op de markt te verminderen en de energieprijzen te verlagen.

(2)

In de afgelopen maanden hebben de acties van Rusland de situatie op de markt verder verslechterd, met name vanwege het grotere risico dat de Russische gasleveringen aan de Unie in de nabije toekomst volledig worden stopgezet, een situatie die gevolgen heeft gehad voor de voorzieningszekerheid van de Unie. Daardoor is de volatiliteit van de energieprijzen in de Unie sterk toegenomen en zijn de gas- en elektriciteitsprijzen tijdens de zomer tot recordhoogte opgestuwd, wat heeft geleid tot stijgende detailhandelsprijzen voor elektriciteit, die naar verwachting gaandeweg in de meeste consumentencontracten doorsijpelen, waardoor huishoudens en bedrijven hier steeds meer last van ondervinden. De verslechterde situatie op de energiemarkten heeft aanzienlijk bijgedragen tot de algemene inflatie in de eurozone, waardoor de economische groei in de Unie is vertraagd. Los van een eventuele tijdelijke verlaging van de groothandelsprijzen blijft dat risico actueel, en volgend jaar in nog grotere mate, zoals wordt erkend in het noodvoorstel van de Commissie bij de mededeling van de Commissie van 18 oktober 2022 over Noodsituatie op energiegebied — samen voorbereidingen treffen, aankopen doen en de EU beschermen. Europese energiebedrijven kunnen volgend jaar grote moeite hebben om hun gasopslagfaciliteiten te vullen, aangezien het in het licht van de huidige politieke situatie zeer waarschijnlijk is dat er nog minder of zelfs geen pijpleidinggas uit Rusland de Unie zal bereiken. Daarnaast is de doelstelling voor 2023, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad (1), om 90 % van de gasopslagcapaciteit van de Unie te vullen, ten opzichte van 80 % voor deze winter. Ook kunnen onvoorspelbare gebeurtenissen, zoals sabotage van pijpleidingen, en andere verstoringsrisico's tot extra belasting op de gasmarkten leiden. Voorts zijn de vooruitzichten voor het concurrentievermogen van de Europese industrie op het gebied van hernieuwbare-energietechnologie verzwakt door recent beleid in andere delen van de wereld dat gericht is op steun voor en een snellere opschaling van complete waardeketens voor hernieuwbare-energietechnologie.

(3)

In dit verband, en om Europese consumenten en bedrijven minder bloot te stellen aan de negatieve economische en maatschappelijke gevolgen van hoge en volatiele prijzen, om de vereiste vermindering van de vraag naar energie gemakkelijker te verwezenlijken door aardgasleveringen te vervangen door energie uit hernieuwbare bronnen, en verder om de voorzieningszekerheid te vergroten, moet de Unie onmiddellijke en tijdelijke stappen zetten om de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen, met name door middel van gerichte maatregelen die het tempo van de inzet van hernieuwbare energiebronnen in de Unie op de korte termijn kunnen versnellen.

(4)

Die dringende maatregelen zijn geselecteerd vanwege hun aard en hun potentieel om op korte termijn bij te dragen tot de oplossing voor de noodsituatie op energiegebied. Meer in het bijzonder kunnen de lidstaten verschillende van de maatregelen in deze verordening snel uitvoeren teneinde de vergunningsprocedure voor hernieuwbare-energieprojecten te stroomlijnen, zonder dat hun nationale procedures en rechtsstelsels omstandig moeten worden gewijzigd, zodat de inzet van hernieuwbare energiebronnen op korte termijn een sterke impuls krijgen. Sommige van die maatregelen zijn algemeen van aard, zoals de invoering van een weerlegbaar vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten van hoger openbaar belang zijn voor de toepassing van de relevante milieuwetgeving, of de invoering van verduidelijkingen met betrekking tot het toepassingsgebied van bepaalde milieurichtlijnen en de vereenvoudiging van het vergunningskader voor de repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, door de nadruk te leggen op de gevolgen van de wijzigingen of uitbreidingen ten opzichte van het oorspronkelijke project. Andere maatregelen zijn gericht op specifieke technologieën, zoals de aanzienlijk kortere en snellere vergunningverlening voor apparatuur voor zonne-energie op bestaande structuren. Het is passend die noodmaatregelen zo snel mogelijk uit te voeren en zo nodig aan te passen om de huidige uitdagingen gericht aan te pakken.

(5)

Er moeten aanvullende dringende en gerichte maatregelen worden ingevoerd voor specifieke technologieën en voor het soort projecten met het grootste potentieel voor snelle implementatie en met onmiddellijke gevolgen voor de doelstellingen om prijsvolatiliteit te verminderen en de vraag naar aardgas te verlagen zonder de totale vraag naar energie te beperken. Naast de versnelling van de vergunningsprocedures met betrekking tot apparatuur voor zonne-energie op kunstmatige structuren, is het passend de inzet van kleinschalige zonne-energie-installaties, waaronder voor zelfverbruikers van hernieuwbare energie en collectieve zelfverbruikers zoals lokale energiegemeenschappen, te bevorderen en te versnellen, aangezien dat de opties zijn die het minst kosten, het meest toegankelijk zijn en de minste milieu- of andere gevolgen hebben voor een snelle inzet van nieuwe installaties voor hernieuwbare energie. Daarnaast ondersteunen die projecten huishoudens en bedrijven die met hoge energieprijzen te kampen hebben rechtstreeks en beschermen zij consumenten tegen prijsvolatiliteit. De repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen is een optie om de productie van hernieuwbare energie snel op te voeren met het minste effect op de netwerkinfrastructuur en het milieu, ook in het geval van technologieën voor de productie van hernieuwbare energie, zoals windenergie, waarvoor de vergunningsprocedures doorgaans langer zijn. Ten slotte zijn warmtepompen een rechtstreeks hernieuwbaar alternatief voor aardgasketels en hebben zij het potentieel om de vraag naar aardgas tijdens het stookseizoen aanzienlijk te verminderen.

(6)

Gezien de dringende en uitzonderlijke energiesituatie moeten de lidstaten vrijstellingen van bepaalde in de milieuwetgeving van de Unie vastgestelde beoordelingsverplichtingen kunnen invoeren voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en voor energieopslagprojecten en elektriciteitsnetprojecten die nodig zijn voor de integratie van hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem. Om deze vrijstellingen in te kunnen voeren moet aan twee voorwaarden worden voldaan, namelijk dat het project is gelegen in een gebied dat is aangewezen voor hernieuwbare energie of elektriciteitsnetten, en dat voor dit gebied een strategische milieubeoordeling moet zijn uitgevoerd. Daarnaast moeten evenredige risicobeperkende maatregelen of, indien deze niet beschikbaar zijn, compenserende maatregelen worden genomen om de bescherming van soorten te waarborgen.

(7)

Deze verordening moet van toepassing zijn op vergunningsprocedures met een aanvangsdatum binnen de periode van toepassing ervan. Met het oog op de doelstelling van deze verordening, en de hoogdringendheid en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, met name gezien het feit dat een versnelling op korte termijn van het tempo van de inzet van hernieuwbare energie in de Unie de toepassing van de bepalingen van deze verordening op hangende vergunningsprocedures rechtvaardigt, moet de lidstaten worden toegestaan deze verordening, of sommige bepalingen ervan, toe te passen op aanhangige vergunningsprocedures waarvoor de bevoegde instantie nog geen definitief besluit heeft genomen, mits bij de toepassing van die voorschriften de reeds bestaande rechten van derden en hun legitieme verwachtingen naar behoren worden geëerbiedigd. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze verordening evenredig wordt toegepast op aanhangige vergunningsprocedures en de rechten en legitieme verwachtingen van alle belanghebbenden door de verordening op passende wijze worden beschermd.

(8)

Een van de tijdelijke maatregelen is de invoering van een weerlegbaar vermoeden dat hernieuwbare-energieprojecten van hoger openbaar belang zijn en de volksgezondheid en de openbare veiligheid ten goede komen voor de toepassing van de relevante milieuwetgeving van de Unie, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat die projecten grote nadelige milieueffecten hebben die niet kunnen worden beperkt of gecompenseerd. Installaties voor hernieuwbare energie, inclusief warmtepompen of windenergie, zijn van cruciaal belang om de klimaatverandering en de verontreiniging te bestrijden, de energieprijzen te verlagen, de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen te verminderen en de voorzieningszekerheid van de Unie te waarborgen. Door het vermoeden dat installaties voor hernieuwbare energie, inclusief warmtepompen, van hoger openbaar belang zijn en de volksgezondheid en de openbare veiligheid dienen, zouden die projecten, indien nodig, met onmiddellijke ingang kunnen profiteren van een vereenvoudigde beoordeling voor een specifieke afwijking, zoals in de desbetreffende milieuwetgeving van de Unie is bepaald. De lidstaten zouden, rekening houdend van hun specifieke nationale kenmerken, de mogelijkheid moeten krijgen om de toepassing van dit vermoeden te beperken tot bepaalde delen van hun grondgebied of bepaalde technologieën of projecten. De lidstaten kunnen overwegen dit vermoeden toe te passen in hun desbetreffende nationale landschapswetgeving.

(9)

Dit weerspiegelt de belangrijke rol die hernieuwbare energie kan spelen bij de decarbonisatie van het energiesysteem van de Unie, door onmiddellijke oplossingen ter vervanging van op fossiele brandstoffen gebaseerde energie en door de verslechterende situatie op de markt. Om knelpunten in de vergunningsprocedure en de exploitatie van installaties voor hernieuwbare energie weg te nemen, moet bij de planning- en vergunningsprocedure voorrang worden gegeven aan de bouw en de exploitatie van installaties voor energie uit hernieuwbare bronnen en de ontwikkeling van de daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur, als in individuele gevallen rechtmatige belangen worden afgewogen, in ieder geval voor projecten die van algemeen belang worden geacht. Met betrekking tot de bescherming van soorten moet deze prioriteit alleen worden gegeven indien, en voor zover, passende instandhoudingsmaatregelen voor soorten worden getroffen die bijdragen tot het behouden of herstellen van de populaties in een gunstige staat van instandhouding, en voor dit doel voldoende financiële middelen en gebieden ter beschikking worden gesteld.

(10)

Zonne-energie is een belangrijke bron van hernieuwbare energie om een einde te maken aan de afhankelijkheid van de Unie van Russische fossiele brandstoffen en de transitie naar een klimaatneutrale economie te verwezenlijken. Fotovoltaïsche zonne-energie, een van de beschikbare bronnen van elektriciteit die het minst kost, en thermische zonne-energietechnologieën die hernieuwbare verwarming voor een lage prijs per eenheid warmte leveren, kunnen snel worden uitgerold en rechtstreeks aan burgers en bedrijven ten goede komen. In dit verband wordt in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 18 mei 2022 getiteld “EU-strategie voor zonne-energie”, de ontwikkeling van een veerkrachtige industriële waardeketen voor zonne-energie in de Unie ondersteund, onder meer via de alliantie voor de zonne-energiesector die eind 2022 van start gaat. Door de vergunningsprocedures van hernieuwbare-energieprojecten te versnellen en te verbeteren, wordt de uitbreiding van de productiecapaciteit van de Unie voor technologie op het gebied van schone energie ondersteund. De huidige omstandigheden, en vooral de volatiele elektriciteitsprijzen, nopen tot onmiddellijk optreden om de vergunningsprocedures aanzienlijk te versnellen, teneinde te waarborgen dat apparatuur voor zonne-energie sneller kan worden geïnstalleerd op kunstmatige constructies, wat doorgaans minder ingewikkeld is dan constructies op de grond en snel kan helpen de gevolgen van de actuele energiecrisis te mitigeren, mits het net stabiel, betrouwbaar en veilig blijft. Voor die installaties moeten daarom kortere vergunningsprocedures gelden dan voor andere hernieuwbare-energieprojecten.

(11)

De maximumtermijn voor de vergunningsprocedure voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie en de op dezelfde locatie gelegen opslagfaciliteiten en de aansluiting ervan op het net op bestaande en toekomstige kunstmatige constructies die voor andere doeleinden dan zonne-energieproductie zijn opgericht, moet drie maanden bedragen. Voor die installaties moet ook een specifieke vrijstelling van de verplichting tot het uitvoeren van milieueffectbeoordelingen uit hoofde van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) worden ingevoerd, omdat ze doorgaans geen aanleiding tot bezorgdheid in verband met concurrerend gebruik van ruimte of milieueffecten geven. Een investering in kleine gedecentraliseerde zonne-energie-installaties om zelfverbruiker van hernieuwbare energie te worden, is een van doeltreffendste manieren voor een energieverbruiker om de energierekening en blootstelling aan prijsvolatiliteit te verlagen. De lidstaten moet toegestaan worden om bepaalde gebieden of structuren van de toepassing van deze kortere termijn en deze vrijstelling uit te sluiten om bepaalde gerechtvaardigde redenen.

(12)

Installaties voor zelfgeproduceerde energie, ook die voor collectieve zelfverbruikers zoals lokale energiegemeenschappen, dragen ook bij tot een lagere totale vraag naar aardgas, tot een weerbaarder systeem en tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van hernieuwbare energie. De installatie van apparatuur voor zonne-energie met een vermogen van minder dan 50 kW, met inbegrip van installaties van zelfverbruikers van hernieuwbare energie, heeft waarschijnlijk geen grote nadelige gevolgen voor het milieu of het net en leveren geen veiligheidsproblemen op. Verder is er voor kleine installaties doorgaans geen capaciteitsuitbreiding op het netaansluitpunt nodig. Gezien de onmiddellijke positieve gevolgen van dergelijke installaties voor verbruikers en de beperkte milieueffecten ervan, is het passend de hiervoor geldende vergunningsprocedure verder te stroomlijnen, mits die installaties de bestaande capaciteit van de aansluiting op het distributienet niet overschrijden, met de invoering van een stilzwijgende instemming van de overheid in de toepasselijke vergunningsprocedure, om de ontwikkeling van die installaties te bevorderen en te versnellen en in staat te stellen op korte termijn de vruchten ervan te plukken. De lidstaten moet toegestaan worden om een lagere drempel dan 50 kW toe te passen vanwege hun interne beperkingen, mits de drempel hoger blijft dan 10,8 kW. In ieder geval kunnen de betrokken instanties of entiteiten tijdens de vergunningsprocedure van een maand aanvragen voor zulke installaties weigeren om redenen die verband houden met de veiligheid, stabiliteit en betrouwbaarheid van het net door middel van een voldoende met redenen omkleed antwoord.

(13)

De repowering van bestaande installaties voor hernieuwbare energie heeft een aanzienlijk potentieel om snel meer hernieuwbare elektriciteit op te wekken, waardoor het gasverbruik kan verminderen. Met repowering kunnen locaties met een groot potentieel voor hernieuwbare energie in gebruik blijven, waardoor minder nieuwe locaties voor hernieuwbare-energieprojecten moeten worden aangewezen. Middels de repowering van installaties voor windenergie met efficiëntere turbines kan de bestaande capaciteit met minder, maar tegelijkertijd met grotere en efficiëntere turbines worden behouden of verhoogd. Repowering heeft meer voordelen, zoals de bestaande netaansluiting, een waarschijnlijk grotere mate van maatschappelijke aanvaarding en kennis van milieueffecten.

(14)

Naar schatting bereikt 38 GW aan onshore-windcapaciteit tussen 2021 en 2025 het einde van de normale operationele levensduur van 20 jaar. Het uitschakelen van deze capaciteit in plaats van het verhogen ervan zou tot een substantiële vermindering van de momenteel beschikbare capaciteit voor hernieuwbare energie leiden, wat de situatie op de energiemarkt verder zou verergeren. Een onmiddellijke vereenvoudiging en versnelling van de vergunningsprocedures voor repowering zijn van cruciaal belang om de capaciteit voor hernieuwbare energie in de Unie te behouden en te verhogen. Daartoe bevat deze verordening extra maatregelen om de vergunningsprocedure voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten verder te stroomlijnen. Met name moet de uiterste termijn van zes maanden voor de vergunningsprocedure voor de repowering van hernieuwbare-energieprojecten alle toepasselijke milieueffectbeoordelingen omvatten. Als een screening of milieueffectbeoordeling nodig is voor de repowering van een installatie voor hernieuwbare energie, of de opwaardering van een daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, moet zij bovendien beperkt blijven tot een beoordeling van de mogelijke aanzienlijke gevolgen van de wijziging of uitbreiding ten opzichte van het oorspronkelijke project.

(15)

Om de repowering van installaties voor hernieuwbare energie te bevorderen en te versnellen, moet onmiddellijk een vereenvoudigde procedure voor netaansluitingen worden opgezet indien de repowering leidt tot een beperkte toename van de totale capaciteit ten opzichte van het oorspronkelijke project.

(16)

Bij de repowering van een zonne-energie-installatie kunnen de doeltreffendheid en de capaciteit toenemen zonder de ingenomen ruimte te vergroten. De gerepowerde installatie zou dus dezelfde impact op het milieu behouden als de originele installatie, zolang de ingenomen ruimte in het proces niet is vergroot en de oorspronkelijk vereiste milieumaatregelen nog altijd worden nageleefd.

(17)

Warmtepomptechnologie is cruciaal voor de productie van hernieuwbare verwarming en koeling van omgevingsenergie, met inbegrip van afvalwaterzuiveringsinstallaties en geothermische energie. Met warmtepompen kunnen ook afvalwarmte en -koude worden gebruikt. Door de snelle inzet van warmtepompen waarmee onvolledig benutte hernieuwbare energiebronnen zoals omgevingsenergie, geothermische energie en afvalwarmte van de industriële en tertiaire sectoren, inclusief datacentra, worden geactiveerd, kunnen op aardgas en op andere fossiele brandstoffen gebaseerde ketels worden vervangen door een hernieuwbare verwarmingsoplossing, en kan tegelijkertijd de energie-efficiëntie stijgen. Hierdoor wordt het gebruik van gas voor verwarming versneld verminderd, in gebouwen en in de industrie. Om de installatie en het gebruik van warmtepompen te versnellen, is het passend gerichte kortere vergunningsprocedures voor dergelijke installaties in te voeren, inclusief een vereenvoudigde procedure voor aansluitingen van kleinere warmtepompen op het elektriciteitsnet, indien er geen veiligheidsoverwegingen zijn, er geen verdere werkzaamheden nodig zijn voor netaansluitingen en er geen sprake is van technische onverenigbaarheid van de systeemonderdelen en tenzij die procedure krachtens nationaal recht niet nodig is. Dankzij een snellere en gemakkelijkere installatie van warmtepompen zal een groter aandeel van hernieuwbare energiebronnen voor verwarming — momenteel goed voor bijna de helft van het energieverbruik van de Unie — ten goede komen aan de voorzieningszekerheid en de moeilijke marktsituatie.

(18)

Bij de toepassing van de termijnen voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie, de repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de inzet van warmtepompen, mag de tijd voor de bouw, de aanleg of de repowering van de installaties, de netaansluitingen daarvan en de bijbehorende noodzakelijke netinfrastructuur, niet worden meegeteld in deze termijnen, tenzij deze samenvalt met andere administratieve stadia van de vergunningsprocedure. Voorts mag de tijd besteed aan de nodige administratieve stadia voor aanzienlijke verbeteringen van het net die vereist zijn om de stabiliteit, de betrouwbaarheid en de veiligheid van het net te waarborgen, evenmin worden meegeteld in die termijnen.

(19)

Om de inzet van hernieuwbare energie verder te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden om de termijnen van de vergunningsprocedure verder te verkorten.

(20)

De bepalingen van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de VN/ECE (“het Verdrag van Aarhus”) met betrekking tot toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden en in het bijzonder de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter blijven van toepassing.

(21)

Het beginsel van energiesolidariteit is een algemeen beginsel van Unierecht, zoals verkondigd door het Europees Hof van Justitie in zijn arrest van 15 juli 2021, in zaak C-848/19 P (3), Duitsland/Polen, en geldt voor alle lidstaten. Via de toepassing van het beginsel van energiesolidariteit kan deze verordening de voordelen van een snellere uitvoering van hernieuwbare-energieprojecten grensoverschrijdend verdelen. De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn gericht tot installaties van hernieuwbare energie in alle lidstaten en omvatten een breed scala aan projecten, inclusief bestaande structuren, nieuwe installaties van apparatuur voor zonne-energie en de repowering van bestaande installaties. Gezien de mate van integratie van de energiemarkten van de Unie zou een toename van het gebruik van hernieuwbare energie in één lidstaat ook gunstig moeten zijn voor de voorzieningszekerheid en de prijzen in andere lidstaten. Hierdoor zou hernieuwbare elektriciteit grensoverschrijdend moeten stromen naar de plaats met de grootste behoefte, en zou goedkoop opgewekte hernieuwbare elektriciteit moeten worden uitgevoerd naar lidstaten waar elektriciteitsproductie duurder is. Daarnaast heeft de nieuw geïnstalleerde capaciteit voor hernieuwbare energie in de lidstaten gevolgen voor de algehele vermindering van de gasvraag in de Unie.

(22)

Krachtens artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan de Raad op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen. In het licht van de recente gebeurtenissen en de recente acties van Rusland vormt het grote risico op een volledige stopzetting van Russische gasleveringen, in combinatie met de onzekere zoektocht naar alternatieven, een significante bedreiging in de vorm van verstoorde energieleveringen, waardoor de energieprijzen verder zullen stijgen en dientengevolge de druk op de economie van de Unie zal toenemen. Daarom is dringend optreden nodig.

(23)

Gezien de omvang van de energiecrisis, de mate van maatschappelijke, economische en financiële gevolgen en de noodzaak om zo snel mogelijk te handelen, moet deze verordening dringend in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De geldigheid is beperkt tot een periode van 18 maanden, met een evaluatieclausule opdat de Commissie, indien nodig, kan voorstellen de geldigheid ervan te verlengen.

(24)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Krachtens het beginsel van evenredigheid overeenkomstig hetzelfde artikel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden tijdelijke noodregels vastgesteld om de vergunningsprocedure die van toepassing is op de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen te versnellen, met bijzondere aandacht voor specifieke hernieuwbare-energietechnologieën of specifieke soorten hernieuwbare-energieprojecten waarmee het tempo van de inzet van hernieuwbare energiebronnen in de Unie op korte termijn kan worden bespoedigd.

Deze verordening is van toepassing op alle vergunningsprocedures met een aanvangsdatum binnen de periode van toepassing ervan en laat de nationale bepalingen tot vaststelling van kortere termijnen dan die van de artikelen 4, 5 en 7 onverlet.

De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op lopende vergunningsprocedures die niet vóór 30 december 2022 hebben geleid tot een definitief besluit, mits dit de vergunningsprocedure verkort en de reeds bestaande wettelijke rechten van derden worden beschermd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4) van toepassing. Daarnaast wordt verstaan onder:

1)

“vergunningsprocedure”:

a)

de procedure die alle relevante administratieve vergunningen voor de bouw, de repowering en de exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, met inbegrip van warmtepompen, en op dezelfde locatie gelegen energieopslagfaciliteiten omvat, alsook de activa die nodig zijn voor de aansluiting ervan op het net, met inbegrip van vergunningen voor aansluiting op het net en milieueffectbeoordelingen, indien vereist, en

b)

die alle administratieve stadia omvat, beginnende met de bevestiging van de ontvangst van de volledige aanvraag door de betrokken instantie en eindigend met de kennisgeving van het definitieve besluit over het resultaat van de procedure door de betrokken instantie;

2)

“apparatuur voor zonne-energie”: apparatuur die zonne-energie omzet in thermische of elektrische energie, met inbegrip van apparatuur voor thermische zonne-energie en fotovoltaïsche apparatuur.

Artikel 3

Hoger openbaar belang

1.   De planning, bouw en exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, de aansluiting ervan op het net, het bijbehorende net zelf of opslagactiva worden geacht van hoger openbaar belang te zijn en de volksgezondheid en de openbare veiligheid te dienen, wanneer rechtmatige belangen in het afzonderlijke geval worden afgewogen voor de toepassing van artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, punt c), van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (5), artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en artikel 9, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). De lidstaten kunnen de toepassing van die bepalingen beperken tot bepaalde delen van hun grondgebied, tot bepaalde soorten technologieën of tot projecten met bepaalde technische kenmerken, overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgelegd in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat bij de plannings- en vergunningsprocedure voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de daarmee verband houdende ontwikkeling van netwerkinfrastructuur wanneer in individuele gevallen rechtmatige belangen worden afgewogen, in ieder geval voor projecten die van hoger openbaar belang worden geacht. Ter zake van beschermde soorten geldt de vorige zin alleen indien en voor zover passende instandhoudingsmaatregelen voor soorten worden getroffen die bijdragen tot het behouden of herstellen van de populaties in een gunstige staat van instandhouding, en voor dat doel voldoende financiële middelen en gebieden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 4

Versnelling van de vergunningsprocedure voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie

1.   De vergunningsprocedure voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie en op dezelfde locatie gelegen energieopslagfaciliteiten, met inbegrip van in gebouwen geïntegreerde zonne-energie-installaties en daken met zonne-energieapparatuur, in bestaande of toekomstige kunstmatige constructies, met uitzondering van oppervlakken van kunstmatige wateren, duurt maximaal drie maanden, mits het primaire doel van dergelijke constructies niet de productie van zonne-energie is. In afwijking van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2011/92/EU en bijlage II, punt 3, a) en b), alleen of in samenhang met punt 13, a), van bijlage II bij die richtlijn, wordt voor dergelijke installaties van apparatuur voor zonne-energie afgezien van de verplichting om, indien van toepassing, te bepalen of voor een project een milieueffectbeoordeling vereist is dan wel van de verplichting om een specifieke milieueffectbeoordeling uit te voeren.

2.   De lidstaten kunnen bepaalde gebieden of constructies uitsluiten van de bepalingen van lid 1 om redenen die verband houden met de bescherming van cultureel of historisch erfgoed, of om redenen die verband houden met nationale defensiebelangen of veiligheid.

3.   Voor de vergunningsprocedure met betrekking tot de installatie van apparatuur voor zonne-energie, inclusief voor zelfverbruikers van hernieuwbare energie met een maximumvermogen van 50 kW wordt de vergunning toegekend geacht indien de bevoegde instanties of entiteiten een maand na de aanvraag nog niet hebben geantwoord, op voorwaarde dat het vermogen van de apparatuur voor zonne-energie het bestaande vermogen van de aansluiting op het distributienet niet overschrijdt.

4.   Indien de toepassing van de in lid 3 van dit artikel bedoelde drempel tot aanzienlijke administratieve lasten of beperkingen voor de exploitatie van het elektriciteitsnet leidt, kunnen de lidstaten een lagere drempel toepassen mits die hoger blijft dan 10,8 kW.

5.   Besluiten die voortvloeien uit de in lid 1 van dit artikel bedoelde vergunningsprocedures worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bestaande verplichtingen.

Artikel 5

Repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen

1.   De vergunningsprocedure voor de repowering van projecten, inclusief de vergunningen met betrekking tot de upgrade van de activa die nodig zijn voor de aansluiting van de projecten op het net als de repowering tot een grotere capaciteit leidt, duurt maximaal zes maanden, inclusief milieueffectbeoordelingen, indien vereist krachtens toepasselijke wetgeving.

2.   Indien de repowering de capaciteit van de installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen niet met meer dan 15 % verhoogt, en zonder afbreuk te doen aan de verplichting om eventuele milieueffecten te beoordelen op grond van lid 3, wordt binnen drie maanden na de aanvraag bij de betrokken entiteit vergunning verleend voor aansluitingen op het transmissienet of het distributienet, tenzij er sprake is van gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen, of technische incompatibiliteit met de systeemonderdelen.

3.   Indien voor de repowering van een installatie voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen of de opwaardering van een daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, moet worden bepaald of voor een project een milieueffectbeoordelingsprocedure dan wel een milieueffectbeoordeling overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2011/92/EU vereist is, wordt die voorafgaande procedure dan wel die milieueffectbeoordeling beperkt tot een beoordeling van de mogelijke aanzienlijke gevolgen van de wijziging of uitbreiding ten opzichte van het oorspronkelijke project.

4.   Indien de repowering van installatie voor zonne-energie geen extra ruimte inneemt en de voor de oorspronkelijke installatie vereiste milieumaatregelen worden nageleefd, wordt het project vrijgesteld van de verplichting om, indien van toepassing, te bepalen of voor het project een milieueffectbeoordeling vereist is op grond van artikel 4 van Richtlijn 2011/92/EU.

5.   Besluiten die voortvloeien uit de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde vergunningsprocedures worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bestaande verplichtingen.

Artikel 6

Versnelling van de vergunningsprocedure voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en de daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het systeem te integreren

De lidstaten kunnen projecten op het gebied van hernieuwbare energie, alsmede energieopslagprojecten en elektriciteitsnetprojecten die nodig zijn om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, vrijstellen van de milieueffectbeoordeling uit hoofde van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2011/92/EU en van de beoordelingen van de bescherming van soorten uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG en uit hoofde van artikel 5 van Richtlijn 2009/147/EG, op voorwaarde dat het project is gelegen in een gebied dat is aangewezen voor hernieuwbare energie of elektriciteitsnetten voor de daarmee verband houdende netwerkinfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, indien de lidstaten een gebied voor hernieuwbare energie of elektriciteitsnetten hebben aangewezen, en het gebied onderworpen is geweest aan een strategische milieubeoordeling overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat, op basis van bestaande gegevens, passende en evenredige risicobeperkende maatregelen worden toegepast om de naleving van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 5 van Richtlijn 2009/147/EG te waarborgen. Wanneer deze maatregelen niet beschikbaar zijn, zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat de exploitant een financiële compensatie betaalt voor programma's ter bescherming van soorten om de staat van instandhouding van de getroffen soorten te waarborgen of te verbeteren.

Artikel 7

Snellere inzet van warmtepompen

1.   De vergunningsprocedure voor de installatie van warmtepompen met een elektrisch vermogen onder 50 MW duurt maximaal één maand, maar in het geval van grondwarmtepompen maximaal drie maanden.

2.   Tenzij er gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zijn, er verdere werkzaamheden nodig zijn voor netaansluitingen of sprake is van technische incompatibiliteit van de systeemonderdelen, wordt na kennisgeving aan de betrokken entiteit vergunning verleend voor aansluitingen op het transmissienet of het distributienet van:

a)

warmtepompen met een maximaal elektrisch vermogen van 12 kW, en

b)

warmtepompen met een maximaal elektrisch vermogen van 50 kW die zijn geïnstalleerd door een zelfverbruiker van hernieuwbare energie, op voorwaarde dat de capaciteit van de hernieuwbare-elektriciteitsopwekkingsinstallatie van de zelfverbruiker van hernieuwbare energie minstens 60 % van de capaciteit van de warmtepomp bedraagt.

3.   De lidstaten kunnen bepaalde gebieden of structuren uitsluiten van de bepalingen van dit artikel om redenen die verband houden met de bescherming van cultureel of historisch erfgoed, of om redenen die verband houden met nationale defensiebelangen of veiligheid.

4.   Besluiten die voortvloeien uit de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde vergunningsprocedures, worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bestaande verplichtingen.

Artikel 8

Termijnen voor de vergunningsprocedure voor de installatie van apparatuur voor zonne-energie, de repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen en de inzet van warmtepompen

Bij de toepassing van de in de artikelen 4, 5 en 7 bedoelde termijnen wordt de volgende tijd niet meegeteld in die termijnen tenzij deze samenvalt met andere administratieve stadia van de vergunningsprocedure:

a)

de tijd voor de bouw, de aanleg of de repowering van de installaties, de netaansluitingen daarvan en, met het oog op stabiliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van het net, de desbetreffende noodzakelijke netinfrastructuur, en

b)

de tijd besteed aan de nodige administratieve stadia voor aanzienlijke verbeteringen van het net die vereist zijn om de stabiliteit, de betrouwbaarheid en de veiligheid van het net te waarborgen.

Artikel 9

Evaluatie

Uiterlijk op 31 december 2023 voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening in het licht van de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid en de energieprijzen, en de noodzaak om hernieuwbare energie sneller uit te rollen. Zij brengt verslag uit aan de Raad over haar belangrijkste bevindingen van die evaluatie. Op basis van dat verslag kan de Commissie voorstellen de geldigheidsduur van deze verordening te verlengen.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor een periode van 18 maanden vanaf haar inwerkingtreding.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 17).

(2)  Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(3)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 juli 2021, Duitsland/Polen, C-848/19 P, ECLI:EU:C:2021:598.

(4)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(5)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(6)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(8)  Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/45


VERORDENING (EU) 2022/2578 VAN DE RAAD

van 22 december 2022

tot vaststelling van een marktcorrectiemechanisme om de burgers van de Unie en de economie te beschermen tegen buitensporig hoge prijzen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De aanvalsoorlog van de Russische Federatie (“Rusland”) tegen Oekraïne, zonder aanleiding of grond en de ongekende beperking van aardgasleveringen van de Rusland aan de lidstaten vormen een gevaar voor de voorzieningszekerheid van de Unie en haar lidstaten. Tegelijk hebben de inzet van de gasvoorziening als wapen en de manipulatie van de markten door Rusland opzettelijke verstoringen van de gasstromen de energieprijzen in de Unie omhoog doen schieten. Het verleggen van aanvoerroutes, met congestie in de Europese gasinfrastructuur tot gevolg, de noodzaak om alternatieve bronnen van gasvoorziening te vinden, en prijsvormingssystemen die niet zijn ingesteld op een aanbodschok, hebben bijgedragen tot de prijsvolatiliteit en scherpe prijsstijgingen. Hogere aardgasprijzen brengen de economie van de Unie in gevaar door een aanhoudend hoge inflatie als gevolg van hogere elektriciteitsprijzen, waardoor de koopkracht van de consument wordt ondermijnd, en door stijgende productiekosten, met name in de energie-intensieve industrie, en vormen een ernstige bedreiging voor de voorzieningszekerheid.

(2)

In 2022 waren de aardgasprijzen uitzonderlijk volatiel en in augustus 2022 stegen sommige benchmarks tot recordhoogtes. Het abnormale niveau van de aardgasprijzen dat in augustus 2022 werd opgetekend, was het gevolg van verschillende factoren, waaronder een krap evenwicht tussen vraag en aanbod als gevolg van de vulling van de opslagen en de beperking van de pijplijnstromen, de vrees voor verdere verstoringen van het aanbod en marktmanipulatie door Rusland, en een prijsvormingsmechanisme dat niet was afgestemd op dergelijke extreme verschuivingen in vraag en aanbod en dat de buitensporige prijsstijging nog verergerde. Waar de prijzen in het voorgaande decennium nog schommelden binnen een bandbreedte van 5 tot 35 EUR/MWh, bereikten de Europese aardgasprijzen nu niveaus die 1 000 % hoger lagen dan de gemiddelde prijzen die voorheen in de Unie waren opgetekend. De prijs van Nederlandse Title Transfer Facility (TTF) Gas Futures (3-maandsproducten/op kwartaalbasis) die op de ICE ENDEX-beurs (2) werden verhandeld lag net onder 350 EUR/MWh en de prijs van het TTF-dagvooruitgas dat op de European Energy Exchange werd verhandeld, steeg tot 316 EUR/MWh. Nooit eerder hadden de gasprijzen niveaus zoals die in augustus 2022 bereikt.

(3)

Door de schade aan de Nord Stream 1-pijpleiding, die waarschijnlijk is veroorzaakt door sabotage in september 2022, is de kans klein dat de gasleveringen van Rusland aan de Unie in de nabije toekomst weer de vooroorlogse niveaus zullen bereiken. De Europese consumenten en bedrijven lopen duidelijk nog altijd het risico dat zich opnieuw gasprijspieken zullen voordoen die schadelijk zijn voor de economie. Onvoorspelbare gebeurtenissen, zoals ongevallen of sabotage van pijpleidingen, die de gasleveringen aan Europa verstoren of de vraag drastisch omhoogdrijven, kunnen de voorzieningszekerheid bedreigen. De spanning op de markt, die veroorzaakt worden door angst voor plotse schaarste, zullen waarschijnlijk ook na deze winter en in de loop van volgend jaar aanhouden, aangezien het waarschijnlijk een of meerdere jaren zal duren om schokken in het aanbod te kunnen opvangen en nieuwe leveringsrelaties en -infrastructuur op te bouwen.

(4)

Er bestaan wel derivaten gekoppeld aan andere virtuele handelspunten (VTP’s), maar de TTF in Nederland wordt doorgaans beschouwd als de “standaard” prijsmaatstaf op de Europese gasmarkten. Dit is het gevolg van de typisch hoge liquiditeit op de TTF, die aan verschillende factoren kan worden toegeschreven, waaronder de ligging ervan, waardoor de TTF in de situatie vóór de oorlog aardgas uit verschillende bronnen kon ontvangen, waaronder aanzienlijke hoeveelheden uit Rusland. Daardoor wordt de TTF op grote schaal gebruikt als referentieprijs in prijsformules voor gasleveringscontracten en als prijsbasis voor afdekkings- of derivatentransacties in de hele Unie, ook in hubs die niet rechtstreeks met de TTF verbonden zijn. Volgens marktgegevens was de TTF-hub goed voor ongeveer 80 % van alle aardgas dat in de Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het “Verenigd Koninkrijk”) samen is verhandeld in de eerste acht maanden van 2022.

(5)

De ontwrichtende veranderingen op de Unie-energiemarkten sinds februari 2022 hebben echter invloed gehad op de werking en doeltreffendheid van de traditionele prijsvormingsmechanismen op de groothandelsmarkt voor gas, met name op de TTF-benchmark. Hoewel de TTF in het verleden een goede maatstaf was voor de gasprijzen in andere regio’s van Europa, is er sinds april 2022 een kloof ontstaan met de prijzen op andere hubs en handelsplaatsen in Europa en met de prijsbeoordelingen die prijsnoteringsbureaus voor de invoer van vloeibaar aardgas (lng) verrichten. Dit is grotendeels toe te schrijven aan het feit dat het gassysteem van Noordwest-Europa specifieke infrastructurele beperkingen kent, zowel wat het transport door de pijpleidingen (west-oost) als de hervergassingscapaciteit van lng betreft. Deze beperkingen waren deels verantwoordelijk voor de algemene stijging van de gasprijzen sinds het begin van de crisis in Europa nadat Rusland energie als wapen begon in te zetten. Het abnormale verschil tussen de TTF en andere regionale hubs in augustus 2022 wijst erop dat de TTF onder de huidige specifieke marktomstandigheden wellicht geen goede maatstaf meer is voor de marktsituatie buiten Noordwest-Europa, waar de markten te kampen hebben met infrastructurele beperkingen. Tijdens perioden van schaarste op de markt van Noordwest-Europa kunnen andere regionale markten buiten Noordwest-Europa betere marktomstandigheden kennen en worden zij derhalve ten onrechte beïnvloed door de koppeling van contracten aan de TTF. Hoewel de TTF nog altijd beantwoordt aan de doelstelling om vraag en aanbod in Noordwest-Europa in evenwicht te brengen, zijn maatregelen nodig om het effect van abnormale perioden van buitensporig hoge prijzen op de TTF op andere regionale markten in de Unie te beperken. Ook in andere hubs kunnen in mindere mate problemen met de prijsvorming bestaan.

(6)

Er zijn verschillende maatregelen voorhanden om de problemen met de huidige prijsvormingsmechanismen aan te pakken. Een mogelijkheid voor Europese bedrijven die het slachtoffer waren van de recente marktverstoringen en de problemen met het prijsvormingssysteem, bestaat erin om opnieuw te onderhandelen over de bestaande op de TTF gebaseerde contracten. Aangezien prijsreferenties die gekoppeld zijn aan TTF Gas Futures, een andere betekenis hebben dan in het verleden en niet noodzakelijk representatief zijn voor de situatie op de gasmarkt buiten Noordwest-Europa, kunnen bepaalde afnemers een oplossing voor de huidige problemen met de prijsvorming en de TTF-benchmark proberen te vinden door opnieuw te onderhandelen met hun contractpartners op basis van expliciete bepalingen in hun contracten of overeenkomstig de algemene beginselen van het contractenrecht.

(7)

In dezelfde lijn kunnen invoerende ondernemingen of lidstaten die namens hen optreden, met internationale partners in contact treden om opnieuw te onderhandelen over bestaande leveringscontracten of nieuwe leveringscontracten overeen te komen met passender prijsformules die zijn aangepast aan de huidige volatiele situatie. Gecoördineerd aankopen via het in het kader van Verordening (EU) 2022/2576 (3) van de Raad gecreëerde IT-instrument kan mogelijkheden opleveren om de prijs van energie-invoer te verlagen, waardoor marktinterventie minder noodzakelijk wordt.

(8)

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) biedt al enkele waarborgen om perioden van extreme volatiliteit te beperken, bijvoorbeeld door te eisen dat gereglementeerde marktdeelnemers zogenaamde kortetermijn-”handelsonderbrekers” op de gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 21 van die richtlijn, opzetten, die extreme prijsstijgingen gedurende bepaalde uren beperken. Het in Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad ingevoerde tijdelijke mechanisme voor de beheersing van dagelijkse volatiliteit draagt bij tot het beperken van extreme volatiliteit van de prijzen op de markten voor energiederivaten binnen één dag. Deze mechanismen werken echter slechts op korte termijn en zijn niet bedoeld om te voorkomen dat de marktprijzen buitensporige niveaus bereiken.

(9)

De vraagreductie is een ander belangrijk element om het probleem van extreme prijspieken aan te pakken. Het verminderen van de vraag naar gas en elektriciteit kan de marktprijzen temperen en zo bijdragen tot het verminderen van de problemen met abnormaal hoge gasprijzen. Deze verordening moet dan ook, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 20-21 oktober 2022, ervoor zorgen dat de activering van het bij deze verordening ingevoerde mechanisme niet leidt tot een algehele toename van het gasgebruik.

(10)

In de zomer van 2022 hebben inspanningen van door de overheid gesubsidieerde entiteiten om gas aan te kopen voor opslag zonder rekening te houden met het effect van deze ongecoördineerde aankopen op de prijzen, bijgedragen tot een stijging van de prijsbenchmarks, met name de TTF-prijzen. Betere coördinatie, in voorkomend geval, tussen lidstaten die via gesubsidieerde entiteiten gas aankopen om ondergrondse gasopslagplaatsen te vullen, is derhalve van belang om extreme prijspieken in de toekomst te voorkomen. Het gebruik van het bij Verordening (EU) 2022/2576 ingestelde gezamenlijke aankoopmechanisme kan in dit verband een belangrijke rol spelen om perioden van buitensporig hoge gasprijzen te beperken.

(11)

Hoewel er al maatregelen bestaan om een aantal van de factoren aan te pakken die tot de problemen met de prijsvorming op de gasmarkten hebben geleid, garanderen die bestaande maatregelen geen onmiddellijke en voldoende zekere oplossing voor de huidige problemen.

(12)

Er moet dus met onmiddellijke ingang een tijdelijk marktcorrectiemechanisme voor aardgastransacties komen op de belangrijkste markten voor TTF-derivaten en andere VTP’s gekoppelde derivaten met een looptijd van tussen een maand en een jaar vooruit, als instrument tegen perioden van buitensporig hoge gasprijzen.

(13)

In zijn conclusies van 20-21 oktober 2022 verzocht de Europese Raad de Commissie dringend een voorstel in te dienen voor een tijdelijke dynamische prijscorridor voor aardgastransacties om episodes van buitensporig hoge gasprijzen onmiddellijk te beperken, rekening houdend met de beschermingsmaatregelen zoals vervat in artikel 23, lid 2, van het Commissievoorstel voor Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad.

(14)

De volgende waarborgen moeten in aanmerking worden genomen bij het ontwerpen van het marktcorrectiemechanisme en moeten daarnaast ook worden gebruikt om ervoor te zorgen dat een mogelijke activering van het marktcorrectiemechanisme wordt beëindigd als de voorwaarden voor activering ervan niet langer van kracht zijn of als zich onbedoelde marktverstoringen voordoen: het mechanisme moet van toepassing zijn op transacties voor aardgas op het virtuele handelspunt van de TTF, dat wordt beheerd door Gasunie Transport Services B.V.; andere handelshubs voor gas in de Unie worden via een dynamische prijscorridor gekoppeld aan de gecorrigeerde TTF-spotprijs; het mechanisme moet de handel die over-the-counter (otc) plaatsvindt onverlet laten, mag de gasleveringszekerheid van de Unie niet in gevaar brengen, moet afhankelijk zijn van de vooruitgang die wordt geboekt bij de verwezenlijking van de gasbesparingsdoelstelling, mag niet leiden tot een algehele toename van het gasverbruik en moet zo worden ontworpen dat het marktgebaseerde gasstromen binnen de Unie niet zal verhinderen, geen afbreuk zal doen aan de stabiliteit en ordelijke werking van de markten voor energiederivaten, en rekening zal houden met de gasmarktprijzen op de verschillende georganiseerde marktplaatsen in de Unie.

(15)

Het marktcorrectiemechanisme moet zodanig worden opgezet dat het aan twee basiscriteria voldoet; het moet fungeren als een doeltreffend instrument tegen perioden van buitengewoon hoge gasprijzen, en het mag alleen worden geactiveerd als de prijzen in vergelijking met de wereldmarkten een uitzonderlijk hoog niveau bereiken, om aanzienlijke marktverstoringen en verstoringen van leveringscontracten te voorkomen, die mogelijk leiden tot ernstige risico’s voor de voorzieningszekerheid.

(16)

De interventie via het marktcorrectiemechanisme moet beperkt blijven tot het aanpakken van de belangrijkste problemen met het prijsvormingssysteem. De TTF-maandvooruit-afwikkelingsprijs voor derivaten is veruit de meest gebruikte benchmark in gasleveringscontracten in de hele Unie, gevolgd door looptijden van twee maanden en een jaar vooruit. Handelsverschuivingen naar aan andere VTP’s gekoppelde derivaten kunnen echter leiden tot verstoringen op de energie- of financiële markten in de Unie, bijvoorbeeld door arbitrage door marktdeelnemers tussen gecorrigeerde en niet-gecorrigeerde derivaten, ten nadele van de consumenten. Derivaten die aan alle VTP’s in de Unie zijn gekoppeld, moeten daarom in beginsel in het marktcorrectiemechanisme worden opgenomen. De toepassing van het mechanisme op derivaten die gekoppeld zijn aan andere VTP’s dan de TTF is echter complex en vereist aanvullende technische voorbereiding. Met het oog op de dringende noodzaak om een marktcorrectiemechanisme voor het belangrijkste derivaat, namelijk TTF, in te voeren, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om door middel van een uitvoeringshandeling de technische details vast te stellen van de toepassing van het marktcorrectiemechanisme op derivaten die gekoppeld zijn aan andere VTP’s en van de selectie van derivaten die gekoppeld zijn aan andere VTP’s die op basis van vooraf vastgestelde criteria kunnen worden uitgesloten.

(17)

Het invoeren van het marktcorrectiemechanisme moet de markt een duidelijk signaal geven dat de Unie geen buitensporig hoge prijzen aanvaardt die het gevolg zijn van onvolmaakte prijsvorming. Het moet marktspelers ook zekerheid bieden met betrekking tot betrouwbare limieten voor de handel in gas, en kan aanzienlijke economische besparingen opleveren voor zowel bedrijven als huishoudens die minder zullen worden blootgesteld aan perioden van buitensporig hoge energieprijzen.

(18)

Het marktcorrectiemechanisme moet een dynamisch veiligheidsplafond invoeren voor de prijs van derivaten van tussen een maand en een jaar vooruit. Dat dynamische veiligheidsplafond moet worden geactiveerd als de TTF-derivatenprijs een vooraf bepaald niveau bereikt en als de prijsverhoging niet overeenkomt met een vergelijkbare stijging op regionaal of mondiaal niveau.

(19)

Een dynamisch veiligheidsplafond moet er daarom voor zorgen dat handelsorders met prijzen die aanzienlijk hoger liggen dan de lng-prijzen in andere delen van de wereld niet worden aanvaard. Er moeten passende benchmarks worden gehanteerd om een referentieprijs vast te stellen die de wereldwijde prijsontwikkeling voor lng volgt. De referentieprijs moet worden gebaseerd op lng-prijsbeoordelingen die representatief zijn voor de situatie op de Europese markt en, vanwege het bijzondere belang van het Verenigd Koninkrijk en Azië als concurrenten op de mondiale lng-markt, op een geschikte benchmark voor het Verenigd Koninkrijk en Azië. In tegenstelling tot leidinggas wordt lng wereldwijd verhandeld. Daarom weerspiegelen lng-prijzen beter de ontwikkeling van de gasprijs op mondiaal niveau en kunnen ze dienen als benchmark om te beoordelen of prijsniveaus in continentale hubs, abnormaal afwijken van de internationale prijzen.

(20)

De in aanmerking genomen steekproef van lng-prijzen moet voldoende ruim zijn, zodat de steekproef zelfs als een specifieke lng-prijs op een bepaalde dag niet voorhanden is, informatief is. Teneinde een representatief pakket van Europese en internationale prijzen samen te stellen en ervoor te zorgen dat de entiteiten die de prijsinformatie verstrekken onderworpen zijn aan de relevante Unie-regelgeving, moeten de prijsbeoordelingen worden geselecteerd door de in het bij Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde register van beheerders en benchmarks opgenomen noteringsbureaus. Aangezien tijdige informatie van essentieel belang is voor het dynamische marktcorrectiemechanisme, mag enkel rekening worden gehouden met prijsinformatie van entiteiten die informatie verstrekken over de dag van publicatie. Om het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators, opgericht bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (6) (ACER) in staat te stellen zijn taken op het gebied van markttoezicht uit hoofde van deze verordening uit te oefenen, en de referentieprijs op tijd te kunnen berekenen, moeten de noteringsbureaus die prijsbeoordelingen publiceren worden verplicht het ACER vóór 21.00 uur MET taxaties aan te leveren, mits deze reeds beschikbaar zijn, zodat het ACER vóór het einde van de dag een referentieprijs kan publiceren; hoewel deze rapportageverplichtingen enkel betrekking hebben op bestaande gegevens, geen aanzienlijke extra belasting vormen voor de noteringsbureaus en vaak voorkomen in regelgeving voor de energie- en financiële markten, moet het ACER waarborgen dat vertrouwelijk wordt omgegaan met de ontvangen informatie, eventuele intellectuele-eigendomsrechten in verband met de informatie beschermen en de informatie uitsluitend gebruiken voor regelgevingsdoeleinden. Het ACER moet richtsnoeren kunnen verstrekken over het formaat waarin deze gegevens moeten worden ingediend.

(21)

Vanwege hun hoge liquiditeit is het wenselijk dat ook rekening wordt gehouden met front-month-derivaten die gelinkt zijn aan het National Balancing Point (NBP) van het Verenigd Koninkrijk. De dagelijkse prijsbeoordeling die overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2022/2576 wordt uitgevoerd door het ACER moet deel uitmaken van het pakket van lng-prijsbeoordelingen.

(22)

Hoewel de benchmarks die in aanmerking worden genomen voor de referentieprijs een goede maatstaf zijn voor de mondiale ontwikkeling van de lng-prijzen, kunnen zij niet gewoonweg in de plaats komen van de prijzen van derivaten. Dit komt voornamelijk doordat de referentieprijs prijzen weerspiegelt op andere locaties dan de TTF en andere VTP’s in de Unie. Er wordt bij die prijzen bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de kosten in verband met mogelijke infrastructuurcongestie bij het overbrengen van het gas van een lng-terminal naar de locatie van de TTF-hub. De TTF-prijzen liggen daarom doorgaans hoger dan de prijzen die voor de referentieprijs in aanmerking worden genomen. Dit verschil bedroeg tussen juni en augustus 2022 gemiddeld ongeveer 35 EUR/MWh. Bovendien is het voor de voorzieningszekerheid van cruciaal belang dat de gecorrigeerde prijs van TTF-derivaten op een niveau wordt vastgesteld dat hoog genoeg is om nog steeds lng-invoer uit andere delen van de wereld aan te trekken. Daarom moet er voor de berekening van de gecorrigeerde prijs van TTF-derivaten een meerprijs voor voorzieningszekerheid worden opgeteld bij de referentieprijs. De formule voor het veiligheidsplafond moet volledig dynamisch zijn, op basis van een dynamisch evoluerend prijzenpakket dat de prijzen op de wereldmarkt weerspiegelt, en een zekere veiligheidsmarge om de voorzieningszekerheid niet in gevaar te brengen. Het dynamisch veiligheidsplafond kan elke dag variëren naargelang van de evolutie van het mondiale prijzenpakket.

(23)

Het veiligheidsplafond mag niet statisch zijn. Het veiligheidsplafond moet op dynamische wijze en op dagbasis worden aangepast. De publicatie van een dagelijkse afwikkelingsprijs zorgt ervoor dat het dynamisch veiligheidsplafond de ontwikkelingen op de lng-markt kan volgen, het prijsvormingsproces op beurzen in stand kan worden gehouden en mogelijke gevolgen voor de ordelijke werking van de derivatenmarkten kunnen worden beperkt. Een dynamisch ontwerp van het veiligheidsplafond zal ook de risico’s voor centrale tegenpartijen verminderen en de gevolgen voor deelnemers aan futuresmarkten, zoals clearingleden en hun cliënten, beperken. Het dynamisch veiligheidsplafond mag de marktprijzen niet onder een bepaalde limiet corrigeren.

(24)

Om het risico te vermijden dat een dynamische biedlimiet voor de prijs van de TTF-derivaten van een maand tot een jaar vooruit leidt tot illegale onderling afgestemde gedragingen tussen aardgasleveranciers of -handelaren, moeten financiële regelgevers, het ACER en mededingingsautoriteiten de markten voor gas- en energiederivaten bijzonder zorgvuldig observeren tijdens periode waarin het marktcorrectiemechanisme wordt geactiveerd.

(25)

Het marktcorrectiemechanisme moet tijdelijk van aard zijn en alleen worden geactiveerd om perioden van uitzonderlijk hoge aardgasprijzen, die ook geen verband houden met de prijzen op andere gasbeurzen, te beperken. Opdat het marktcorrectiemechanisme kan werken, moet worden voldaan aan twee cumulatieve voorwaarden.

(26)

Het marktcorrectiemechanisme mag alleen worden geactiveerd wanneer afwikkelingsprijzen voor front-month-TTF-derivaten een vooraf vastgesteld uitzonderlijk hoog niveau bereiken, zodat wordt gewaarborgd dat het mechanisme markttekorten corrigeert en vraag en aanbod en de normale prijsvorming niet significant verstoort. Als het plafond niet op een voldoende hoog niveau wordt vastgesteld, zou het marktdeelnemers kunnen beletten hun risico’s doeltreffend af te dekken, aangezien de vorming van betrouwbare prijzen voor producten met een leveringsdatum in de toekomst en de werking van de derivatenmarkten kunnen worden geschaad. Indien het mechanisme zou worden geactiveerd om de prijzen kunstmatig te verlagen in plaats van om marktstoringen te corrigeren, zou het ernstige negatieve gevolgen hebben voor marktdeelnemers, inclusief energiebedrijven, die met moeilijkheden bij het voldoen aan margin calls en met liquiditeitsbeperkingen te maken zouden kunnen krijgen, wat tot wanbetalingen kan leiden. Sommige – met name kleinere – marktdeelnemers kan worden belet hun posities af te dekken, waardoor de volatiliteit op spotmarkten verder wordt verergerd en mogelijk hogere prijspieken ontstaan. Gezien de aanzienlijke handelsvolumes zou een dergelijke ontwikkeling een duidelijk risico voor de economie vormen, dat door de opzet van het marktcorrectiemechanisme moet worden voorkomen. Gebeurtenissen uit het verleden, zoals de uitzonderlijke prijsstijging in augustus 2022, moeten als leidraad dienen voor het bepalen van prijsniveaus waarop een marktcorrectiemechanisme in werking moet worden gesteld. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat in augustus 2022 de front-month-prijzen voor TTF-derivaten stegen tot meer dan 180 EUR/MWh. Het marktcorrectiemechanisme moet tot doel hebben abnormale prijzen, zoals die van augustus 2022, te voorkomen.

(27)

Bovendien mag het marktcorrectiemechanisme alleen worden geactiveerd wanneer de TTF-prijzen een niveau bereiken dat aanzienlijk en abnormaal hoog is in vergelijking met lng-prijzen die de trends op de wereldmarkt weerspiegelen. Als de prijzen op de wereldmarkten in hetzelfde tempo en op hetzelfde niveau stijgen als de TTF-prijzen, kan de activering van het marktcorrectiemechanisme de aankoop van leveringen op de wereldmarkten belemmeren, wat kan leiden tot risico’s op het gebied van voorzieningszekerheid. Daarom mag het marktcorrectiemechanisme alleen in werking worden gesteld in situaties waarin de TTF-prijzen aanzienlijk en over een langere periode hoger zijn dan de prijzen op de wereldmarkten. Evenzo moet, indien het verschil met de TTF-prijzen zou afnemen of verdwijnen, het mechanisme worden gedeactiveerd om elk risico voor de voorzieningszekerheid te voorkomen.

(28)

Om volledig in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) 2022/1369van de Raad (7) en de in die verordening opgenomen vraagreductiedoelstellingen, moet de Commissie de activering van het marktcorrectiemechanisme kunnen opschorten indien het negatieve gevolgen heeft voor de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de vrijwillige vraagreductiedoelstellingen van Verordening (EU) 2022/1369, of leidt tot een algehele toename van het gasverbruik met 15 % in één maand of 10 % in twee opeenvolgende maanden ten opzichte van het respectieve gemiddelde verbruik tijdens vergelijkbare maanden in de voorgaande jaren. Om regionale of Uniebrede schommelingen als gevolg van de seizoenen, weersveranderingen en andere factoren zoals de COVID-19-crisis aan te pakken, moet het gasverbruik worden gemeten aan de hand van het verbruik in de vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening, in overeenstemming met de aanpak in Verordening (EU) 2022/1369 en op basis van gegevens over het gasverbruik en de vraagreductie die van de lidstaten zijn ontvangen overeenkomstig die verordening. Het temperende effect dat het marktcorrectiemechanisme op de aardgasprijzen kan hebben, mag er niet toe leiden dat het aardgasverbruik in de Unie kunstmatig wordt gestimuleerd en zo de nodige inspanningen worden geschaad om de vraag naar aardgas te verminderen in overeenstemming met de vrijwillige en verplichte vraagreductiedoelstellingen overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 en de vraagreductiedoelstellingen op grond van Verordening (EU) (EU) 2022/1854 van de Raad (8). De Commissie moet ervoor zorgen dat de activering van het mechanisme de vooruitgang die de lidstaten boeken bij het behalen van hun energiebesparingsdoelstellingen, niet vertraagt.

(29)

Afhankelijk van het niveau van de interventie kan het marktcorrectiemechanisme financiële, contractuele en voorzieningszekerheidsrisico’s met zich meebrengen. Het risiconiveau hangt af van de frequentie waarmee het mechanisme wordt geactiveerd en kan de normale werking van de markt verstoren. Hoe lager de drempel voor een interventie, hoe vaker het mechanisme in werking treedt, en dus hoe waarschijnlijker het is dat het risico werkelijkheid wordt. Daarom moeten de voorwaarden voor de activering van het mechanisme worden vastgesteld op een niveau dat gekoppeld is aan abnormale en buitengewoon hoge niveaus van de TTF-maandvooruitprijs, terwijl er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat het een doeltreffend instrument is tegen perioden van buitensporig hoge gasprijzen die de internationale marktontwikkelingen niet weerspiegelen.

(30)

Het is belangrijk dat het marktcorrectiemechanisme zodanig wordt opgezet dat het niet het fundamentele contractuele evenwicht van gasleveringscontracten wijzigt, maar veeleer situaties van abnormaal marktgedrag aanpakt. Indien de triggers voor de interventie op een zodanig niveau worden vastgesteld dat zij bestaande problemen met de prijsvorming corrigeren en niet bedoeld zijn om het evenwicht tussen vraag en aanbod te verstoren, kan het risico dat het contractuele evenwicht van bestaande contracten via het marktcorrectiemechanisme of de activering ervan wijzigt, tot een minimum worden beperkt.

(31)

Om ervoor te zorgen dat het marktcorrectiemechanisme een onmiddellijk effect heeft, moet de dynamische biedlimiet onmiddellijk en automatisch worden geactiveerd, zonder dat een verder besluit van het ACER of de Commissie nodig is.

(32)

Om ervoor te zorgen dat mogelijke problemen als gevolg van de activering van het marktcorrectiemechanisme in een vroeg stadium worden vastgesteld, moet de Commissie de Europese Autoriteit voor effecten en markten, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9) (ESMA) en het ACER opdracht geven een verslag uit te brengen over mogelijke negatieve effecten van het marktcorrectiemechanisme op de financiële en de energiemarkten en de voorzieningszekerheid.

(33)

Het ACER moet voortdurend monitoren of aan de voorwaarden voor de werking van het marktcorrectiemechanisme is voldaan. Het ACER is de meest geschikte autoriteit om een dergelijk toezicht uit te voeren, omdat het een Uniebreed beeld heeft van de gasmarkten en over de nodige deskundigheid beschikt op het gebied van de werking van de gasmarkten, en het krachtens het Unierecht al een mandaat heeft om toezicht te houden op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten. Het ACER moet daarom de ontwikkeling van de front-month-TTF-afwikkelingsprijs monitoren en deze vergelijken met de referentieprijs, die wordt bepaald door de gemiddelde prijs van aan Europese handelshubs gekoppelde lng-prijsbeoordelingen, om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden die de activering of deactivering van het marktcorrectiemechanisme rechtvaardigen. Zodra aan de voorwaarden voor activering van het marktcorrectiemechanisme is voldaan, moet het ACER onmiddellijk een kennisgeving publiceren op zijn website waarin wordt meegedeeld dat aan de voorwaarden voor de activering van het mechanisme is voldaan. De volgende dag mogen gereglementeerde marktdeelnemers geen orders boven de dynamische biedlimiet aanvaarden en mogen deelnemers aan de TTF-derivatenmarkt geen orders boven de dynamische biedlimiet indienen. Marktdeelnemers en deelnemers aan de TTF-derivatenmarkt moeten de website van het ACER waarop de dagelijkse referentieprijs moet worden gepubliceerd in de gaten houden. Een vergelijkbare dynamische biedlimiet moet worden toegepast op derivaten die aan andere VTP’s zijn gekoppeld onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de uitvoeringshandeling betreffende de toepassing op die derivaten.

(34)

De activering van het marktcorrectiemechanisme kan ongewenste en onvoorzienbare gevolgen hebben voor de economie, met inbegrip van risico’s voor de voorzieningszekerheid en de financiële stabiliteit. Om snel te kunnen reageren op onbedoelde marktverstoringen moeten er op grond van objectieve criteria efficiënte waarborgen worden ingebouwd om te garanderen dat het marktcorrectiemechanisme te allen tijde kan worden opgeschort. Bij onbedoelde marktverstoringen moet de Commissie, op basis van de resultaten van het toezicht van het ACER en concrete aanwijzingen dat er een marktcorrectiegebeurtenis ophanden is, de ESMA, het ACER en, indien passend, het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB-G) en de Groep coördinatie gas, opgericht bij Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (10) om advies kunnen vragen over de gevolgen van een mogelijke marktcorrectiegebeurtenis voor de voorzieningszekerheid, de stromen binnen de Unie en de financiële stabiliteit, zodat de Commissie het door het ACER geactiveerde marktcorrectiemechanisme zo nodig snel kan opschorten door middel van een uitvoeringsbesluit.

(35)

Naast een dagelijkse evaluatie van de vraag of de vereisten voor de dynamische biedlimiet nog steeds gelden, moeten aanvullende waarborgen worden vastgesteld om onbedoelde marktverstoringen te voorkomen.

(36)

De dynamische biedlimiet mag geen invloed hebben op otc transacties, aangezien het toepassen van die limiet op otc transacties ernstige toezichtproblemen zou doen rijzen en tot problemen met de voorzieningszekerheid kan leiden. Er moet echter een mechanisme actief zijn om te beoordelen of de uitsluiting van otc-transacties kan leiden tot aanzienlijke verschuivingen van de handel in TTF-derivaten naar otc-markten, waardoor de stabiliteit van de financiële of de energiemarkten in gevaar komt.

(37)

Het marktcorrectiemechanisme moet automatisch worden gedeactiveerd indien de werking ervan niet langer gerechtvaardigd is door de situatie op de aardgasmarkt. Tenzij er marktverstoringen optreden, mag het mechanisme pas na een bepaalde periode worden gedeactiveerd om frequente activering en deactivering te voorkomen. Het marktcorrectiemechanisme moet daarom na 20 dagen automatisch worden gedeactiveerd indien de dynamische biedlimiet gedurende een bepaalde periode EUR 180/MWh bedraagt. De deactivering van het marktcorrectiemechanisme mag geen beoordeling door het ACER of de Commissie vereisen, maar moet automatisch plaatsvinden wanneer aan de voorwaarden is voldaan.

(38)

Mocht er zich een aanzienlijke afname van de gaslevering voordoen waardoor het gasaanbod ontoereikend wordt voor de resterende gasvraag, kan de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1938 een noodsituatie op regionaal of Unieniveau afkondigen op verzoek van één lidstaat die een noodsituatie heeft afgekondigd, en moet zij dit ook doen indien twee of meer lidstaten een noodsituatie hebben afgekondigd. Om te voorkomen dat het geactiveerd blijven van het marktcorrectiemechanisme leidt tot problemen met de voorzieningszekerheid, moet het mechanisme automatisch worden gedeactiveerd wanneer de Commissie een noodsituatie op regionaal of Unieniveau heeft afgekondigd.

(39)

Het is van cruciaal belang dat het marktcorrectiemechanisme een doeltreffend instrument omvat om het dynamisch veiligheidsplafond op grond van objectieve criteria onmiddellijk en te allen tijde op te schorten indien het dynamisch veiligheidsplafond zou leiden tot ernstige marktverstoringen die de voorzieningszekerheid en de gasstromen binnen de Unie aantasten.

(40)

Aangezien het belangrijk is om alle waarborgen waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van een mogelijke opschorting van het marktcorrectiemechanisme, grondig te beoordelen, moet het marktcorrectiemechanisme door een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden opgeschort. Bij het nemen van een dergelijk besluit, dat zonder onnodige vertraging moet worden genomen, moet de Commissie beoordelen of de toepassing van de dynamische biedlimiet de voorzieningszekerheid van de Unie in gevaar brengt, gepaard gaat met voldoende inspanningen om de vraag te verminderen, marktgebaseerde gasstromen binnen de Unie voorkomt, negatieve gevolgen heeft voor de markten voor energiederivaten, rekening houdt met de gasmarktprijzen op de verschillende georganiseerde markten in de Unie, of bestaande gasleveringscontracten negatief kan beïnvloeden. In dergelijke gevallen moet de Commissie het marktcorrectiemechanisme opschorten door middel van een uitvoeringsbesluit. Aangezien de Commissie snel moet kunnen reageren, mag van haar niet worden verlangd dat zij dan volgens een comitéprocedure haar besluit neemt.

(41)

Het marktcorrectiemechanisme mag de gasvoorzieningszekerheid van de Unie niet in gevaar brengen door prijssignalen te beperken die essentieel zijn voor het aantrekken van de nodige gasleveringen en voor de gasstromen binnen de Unie. Wanneer het marktcorrectiemechanisme wordt geactiveerd, zouden gasleveranciers de leveringen namelijk kunnen stopzetten om de winsten te maximaliseren door vlak na de deactivering van het veiligheidsplafond te verkopen. Indien het mechanisme tot dergelijke risico’s voor de gasleveringszekerheid van de Unie zou leiden, maar er geen noodsituatie op regionaal of Unieniveau wordt afgekondigd, moet de Commissie het mechanisme onmiddellijk opschorten. De elementen waarmee bij de beoordeling van de risico’s voor de voorzieningszekerheid rekening moet worden gehouden, zijn een mogelijke significante afwijking van een van de componenten van de referentieprijs ten opzichte van de historische trend en een aanzienlijke daling van de lng-invoer per kwartaal in de Unie ten opzichte van hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar.

(42)

Aangezien onbeperkte grensoverschrijdende gasstromen binnen de Unie een cruciaal onderdeel van de voorzieningszekerheid in de Unie uitmaken, moet de activering van het marktcorrectiemechanisme ook worden opgeschort indien dat de grensoverschrijdende gasstromen binnen de Unie onnodig beperkt, waardoor de leveringszekerheid van de Unie in gevaar wordt gebracht.

(43)

Het marktcorrectiemechanisme mag er niet toe leiden dat de rol van prijssignalen op de interne gasmarkt van de Unie afneemt en marktgebaseerde gasstromen binnen de Unie worden voorkomen, aangezien het van essentieel belang is dat aardgas blijft stromen naar waar het het hardst nodig is.

(44)

Het marktcorrectiemechanisme mag de aanhoudende goede werking van de markten voor energiederivaten niet onnodig in gevaar brengen. Deze markten spelen een belangrijke rol omdat zij marktdeelnemers in staat stellen hun posities af te dekken teneinde risico’s te beheersen, met name met betrekking tot prijsvolatiliteit. Bovendien kunnen prijsinterventies via het marktcorrectiemechanisme leiden tot aanzienlijke financiële verliezen voor marktdeelnemers op de derivatenmarkten. Gezien de omvang van de gasmarkt in de Unie kunnen dergelijke verliezen niet alleen gevolgen hebben voor de gespecialiseerde derivatenmarkten, maar ook aanzienlijke domino-effecten hebben op andere financiële markten. Prijsinterventies kunnen ook leiden tot een schadelijke toename van margin calls omdat zij onzekerheid creëren. Een aanzienlijke toename van margin calls kan leiden tot aanzienlijke financiële en liquiditeitsverliezen voor marktdeelnemers en bijgevolg tot een wanbetaling van een clearinglid of een eindcliënt. De betrokken marktdeelnemers moeten te goeder trouw handelen en mogen de risicobeheersingsprocedures niet onnodig – d.w.z. in strijd met de normale marktprocedures – wijzigen, aangezien dit zou leiden tot een toename van de margin calls. Daarom moet de Commissie het marktcorrectiemechanisme onmiddellijk opschorten indien het de ordelijke werking van de derivatenmarkt in gevaar brengt, bijvoorbeeld wanneer het leidt tot een aanzienlijke daling van het aantal transacties in TTF-derivatentransacties binnen de Unie of tot een aanzienlijke verschuiving van transacties in TTF-derivaten naar handelsplatformen buiten de Unie. In dit verband is het van belang dat de Commissie rekening houdt met de beschikbare expertise van relevante Unie-organen. De ESMA is een onafhankelijke autoriteit die bijdraagt tot het waarborgen van de stabiliteit van het financiële stelsel van de Unie, met name door stabiele en ordelijke financiële markten, zoals de derivatenmarkten, te bevorderen.

De Commissie moet daarom rekening houden met de verslagen van de ESMA over deze aspecten. Daarnaast moet de Commissie rekening houden met alle adviezen van de Europese Centrale Bank (“ECB”) met betrekking tot de stabiliteit van het financiële stelsel overeenkomstig artikel 127, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) en artikel 25.1 van Protocol 4 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, dat is gehecht aan het VWEU (het “Protocol”). Gezien de volatiliteit van de financiële markten en de mogelijk grote impact van marktinterventies op die markten, is het belangrijk dat de Commissie het marktcorrectiemechanisme snel kan opschorten. Daarom moet het verslag van de ESMA binnen 48 uur na het verzoek van de Commissie of in dringende gevallen nog dezelfde dag worden uitgebracht.

(45)

Het marktcorrectiemechanisme moet zo worden opgezet dat alleen uitzonderlijke stijgingen van de gasprijzen als gevolg van problemen met het prijsvormingsmechanisme worden aangepakt en als zodanig geen gevolgen hebben voor de geldigheid van bestaande gasleveringscontracten. Wanneer het ACER of de Commissie echter constateert dat de activering van het marktcorrectiemechanisme negatieve gevolgen heeft voor bestaande leveringscontracten, moet de Commissie het mechanisme opschorten.

(46)

Bij de opzet en de opschortingsmogelijkheden van het mechanisme moet er rekening mee worden gehouden dat aardgashandelaren de handel in aardgas naar regio’s buiten de Unie kunnen verplaatsen, waardoor het marktcorrectiemechanisme minder doeltreffend wordt. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn als handelaren zich bezig gaan houden met over-the-counter-handel in gas, die minder transparant en minder aan toezicht onderworpen is en waarbij er voor de betrokken partijen grotere risico’s zijn dat verplichtingen niet worden nagekomen. Dit zou ook het geval zijn als handelaren wier afdekkingsmogelijkheden door het marktcorrectiemechanisme kunnen worden beperkt, zouden proberen hun risico’s in andere rechtsgebieden af te dekken, waardoor de clearingtegenpartij de kasmiddelen die aan de derivatenposities ten grondslag liggen, opnieuw in evenwicht moet brengen om de geplafonneerde afwikkelingsprijs weer te geven, wat aanleiding geeft tot margin calls.

(47)

Het ACER, de ESMA, ENTSB-G en de Groep coördinatie gas moeten de Commissie bijstaan in de monitoring van het marktcorrectiemechanisme.

(48)

Bij de uitvoering van haar taken in het kader van deze verordening moet de Commissie ook de mogelijkheid hebben de ECB te raadplegen en haar advies in te winnen, overeenkomstig de rol van de ECB krachtens artikel 127, lid 5, VWEU om bij te dragen aan een goede beleidsvoering ten aanzien van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel, en krachtens artikel 25.1 van het Protocol om adviezen uit te brengen aan en te worden geraadpleegd door onder meer de Commissie omtrent de reikwijdte en de tenuitvoerlegging van de wetgeving van de Unie met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel. Een dergelijke raadpleging moet zo worden georganiseerd dat het marktcorrectiemechanisme zo nodig snel kan worden opgeschort.

(49)

Gezien de dringende noodzaak om de problemen aan te pakken, met name op het gebied van de prijsvorming van TTF-derivaten in de Unie, is een snelle uitvoering van het marktcorrectiemechanisme van cruciaal belang. De ESMA en het ACER moeten een beoordeling uitvoeren van het effect van het marktcorrectiemechanisme (“effectbeoordeling”), om te analyseren of de snelle uitvoering van het marktcorrectiemechanisme kan leiden tot onbedoelde negatieve gevolgen voor de financiële of energiemarkten of voor de voorzieningszekerheid. De effectbeoordeling moet uiterlijk op 1 maart 2023 bij de Commissie worden ingediend. In de effectbeoordeling moeten met name de elementen worden geanalyseerd die noodzakelijk zijn voor de uitvoeringshandeling betreffende de details van de uitvoeringsvoorschriften voor de uitbreiding van het marktcorrectiemechanisme tot derivaten die aan andere VTP’s zijn gekoppeld, en moet worden nagegaan of de belangrijkste elementen van het marktcorrectiemechanisme nog steeds passend zijn in het licht van de ontwikkelingen op de financiële en energiemarkten en op het gebied van de voorzieningszekerheid. Uiterlijk op 23 januari 2023 moeten de ESMA en het ACER een voorlopig gegevensverslag over de invoering van het marktcorrectiemechanisme publiceren. Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling moet de Commissie, indien nodig, onverwijld een wijziging van deze verordening voorstellen om de keuze van de producten die onder het marktcorrectiemechanisme vallen, aan te passen.

(50)

Op basis van de effectbeoordeling of na een marktcorrectiegebeurtenis of een opschortingsbesluit, of in het licht van de ontwikkelingen op de markt of op het gebied van de voorzieningszekerheid kan de Commissie ook andere wijzigingen van deze verordening voorstellen.

(51)

Om de goede werking van de derivatenmarkten, met name de risicobeheersingsprocessen van de centrale clearingtegenpartijen (CTP’s), in stand te houden en de noodzaak van een beroep op aanvullende marges als onderpand tot een minimum te beperken, moet het de partijen worden toegestaan, indien zij dat wensen, posities op de TTF-derivatenmarkt op ordelijke wijze te beperken of te verminderen. De dynamische biedlimiet mag derhalve niet worden toegepast op contracten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gesloten, noch op transacties die marktdeelnemers toelaten posities die voortvloeien uit vóór de inwerkingtreding van deze verordening gesloten TTF-derivatencontracten, te beperken of te verminderen.

(52)

CTP’s spelen een sleutelrol bij het waarborgen van de ordelijke werking van de markten voor TTF-derivaten door het tegenpartijrisico te beperken. Het is daarom noodzakelijk dat de activiteiten van CTP’s, met name bij het beheer van wanbetalingsposities, niet worden belemmerd door het marktcorrectiemechanisme. Daartoe mag de dynamische biedlimiet niet worden toegepast op transacties die worden uitgevoerd in het kader van een door een CTP georganiseerde procedure voor wanbetalingsbeheer.

(53)

Het marktcorrectiemechanisme is noodzakelijk en evenredig voor het bereiken van de doelstelling om buitensporig hoge gasprijzen op de TTF en de aan andere VTP’s gekoppelde derivaten te corrigeren. Alle lidstaten hebben te maken met de indirecte gevolgen van de prijsstijgingen, zoals oplopende energieprijzen en inflatie. De problemen met het prijsvormingssysteem spelen niet in alle lidstaten dezelfde rol, aangezien de prijsstijgingen in bepaalde lidstaten (bijvoorbeeld Midden-Europese lidstaten) representatiever zijn dan in andere lidstaten (bijvoorbeeld lidstaten in de periferie of met andere leveringsmogelijkheden). Om te voorkomen dat een versnipperd optreden de geïntegreerde gasmarkt van de Unie zal verdelen, is een gezamenlijk optreden in een geest van solidariteit noodzakelijk. Dit is ook van cruciaal belang om de voorzieningszekerheid in de Unie te waarborgen. Voorts zorgen gemeenschappelijke waarborgen – waaraan mogelijk meer behoefte is in lidstaten zonder leveringsalternatieven dan in lidstaten met meerdere alternatieven – voor een gecoördineerde aanpak als uitdrukking van de energiesolidariteit. Hoewel de financiële risico’s en voordelen voor de verschillende lidstaten sterk uiteenlopen, vormt het marktcorrectiemechanisme een solidair compromis, waarbij alle lidstaten overeenkomen een bijdrage te leveren aan de marktcorrectie en zich te voegen naar dezelfde limieten voor de prijsvorming, ook al verschillen de mate waarin het prijsvormingsmechanisme slecht functioneert en de financiële gevolgen van de prijzen van derivaten voor de economie van lidstaat tot lidstaat. Het marktcorrectiemechanisme zou de solidariteit van de Unie dus versterken door het voorkomen van buitensporig hoge gasprijzen, die zelfs in geval van korte perioden voor veel lidstaten onhoudbaar zijn. De voorgestelde maatregel zal ertoe bijdragen dat gasleverende bedrijven uit alle lidstaten in een geest van solidariteit gas kunnen kopen tegen redelijke prijzen.

(54)

Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de technische details van de uitvoering van het marktcorrectiemechanisme op aan andere VTP’s gekoppelde derivaten vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(55)

Gezien de volatiele en onvoorspelbare situatie op de aardgasmarkt bij het ingaan van de winterperiode is het belangrijk ervoor te zorgen dat het marktcorrectiemechanisme zo spoedig mogelijk kan worden toegepast indien aan de voorwaarden voor de activering ervan is voldaan. Deze verordening moet derhalve in werking treden op 1 februari 2023. De dynamische biedlimiet moet van toepassing zijn met ingang van 15 februari 2023. De verplichting voor de ESMA en het ACER om een voorlopig gegevensverslag in te dienen, moet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari van toepassing zijn, zodat de vereiste informatie zo snel mogelijk kan worden verzameld,

HEEFT DE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een tijdelijk marktcorrectiemechanisme ingesteld voor orders die worden geplaatst voor de handel in TTF-derivaten en aan andere virtuele handelspunten (VTP’s) gekoppelde derivaten overeenkomstig artikel 9, om perioden van buitensporig hoge gasprijzen in de Europese Unie te beperken als die afwijken van de wereldmarktprijzen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“TTF-derivaat”: een grondstoffenderivaat in de zin van artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12) dat op een gereglementeerde markt wordt verhandeld en waarvan de onderliggende waarde een transactie is op het door Gasunie Transport Services B.V. geëxploiteerde Virtual Trading Point van de Title Transfer Facility (TTF);

2)

“aan andere VTP’s gekoppelde derivaten”: grondstoffenderivaten in de zin van artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 die op een gereglementeerde markt worden verhandeld en waarvan de onderliggende waarde een transactie is op een virtueel gashandelspunt in de Unie;

3)

“virtueel handelspunt” of “VTP”: een niet-fysiek commercieel punt in een entry-exitsysteem waar gassen worden uitgewisseld tussen een verkoper en een koper zonder dat hiervoor transmissie- of distributiecapaciteit moet worden geboekt;

4)

“front-month-TTF-derivaat”: een op een bepaalde gereglementeerde markt verhandeld TTF-derivaat met een looptijd van één maand dat de dichtstbijzijnde vervaldatum heeft;

5)

“front-year-TTF-derivaat”: een op een bepaalde gereglementeerde markt verhandeld TTF-derivaat met een looptijd van twaalf maanden dat de dichtstbijzijnde vervaldatum heeft;

6)

“referentieprijs”: voor zover beschikbaar, de dagelijkse prijs die wordt berekend als het gemiddelde van de prijs die wordt bepaald bij:

de “Northwest Europe Marker”-lng-prijsbeoordeling, gedefinieerd als het dagelijkse gemiddelde van “Daily Spot Northwest Europe Marker (NWE)”, beheerd door Platts Benchmark B.V. (Nederland) en de “Northwest Europe des – half-month 2”, beheerd door Argus Benchmark Administration B.V. (Nederland); met een omrekening van lng-prijsbeoordelingen in Amerikaanse dollars (USD) per miljoen Britse warmte-eenheden (MMBtu) naar EUR per MWh, op basis van de eurowisselkoers van de Europese Centrale (ECB) Bank en een omrekeningskoers van 1 MMBtu tot 0,293071 kilowattuur;

de Mediterranean Marker-lng-prijsbeoordeling, gedefinieerd als het dagelijkse gemiddelde van “Daily Spot Mediterranean Marker (MED)”, beheerd door Platts Benchmark B.V. (Nederland), en het dagelijkse gemiddelde van “Iberian peninsula des - half-month 2”, “Italy des - half-month 2” en “Greece des - half-month 2”, beheerd door Argus Benchmark Administration B.V. (Nederland); met een omrekening van lng-prijsbeoordelingen in USD per MMBtu naar EUR per MWh, op basis van de eurowisselkoers van de ECB en een omrekeningskoers van 1 MMBtu tot 0,293071 kilowattuur;

de Northeast Asia Marker-lng-prijsbeoordeling, gedefinieerd als het dagelijkse gemiddelde van “LNG Japan/Korea DES 2 Half-Month”, beheerd door Platts Benchmark B.V. (Nederland), en “Northeast Asia des (ANEA) - half-month 2”, beheerd door Argus Benchmark Administration B.V. (Nederland); met een omrekening van lng-prijsbeoordelingen in USD per MMBtu naar EUR per MWh, op basis van de eurowisselkoers van de ECB en een omrekeningskoers van 1 MMBtu tot 0,293071 kilowattuur;

de afwikkelingsprijs van front-month-NBP-derivaten, als gepubliceerd door ICE Futures Europe (Verenigd Koninkrijk); met een omrekening van pence sterling per therm naar EUR per MWh, op basis van de eurowisselkoers van de ECB en een omrekeningskoers van 1 therm tot 29,3071 kilowattuur;

de prijs die wordt bepaald bij de dagelijkse prijsbeoordeling die door het ACER wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2022/2576;

7)

“gereglementeerde markt”: “gereglementeerde markt” zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU;

8)

“marktexploitant”: een marktexploitant zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/65/EU.

HOOFDSTUK II

MARKTCORRECTIEMECHANISME

Artikel 3

Prijstoezicht

1.   Het ACER houdt voortdurend toezicht op de ontwikkeling van de referentieprijs en de afwikkelingsprijs van front-month-TTF-derivaten en de afwikkelingsprijs van front-month-derivaten bij aan andere VTP’s gekoppelde derivaten.

2.   Voor de toepassing van lid 1 meldt Platts Benchmark B.V. (Nederland) het ACER elke dag uiterlijk om 21.00 uur (MET) de dagelijkse lng-prijsbeoordelingen van de volgende markers: de “Daily Spot Mediterranean Marker (MED)”, de “Daily Spot Northwest Europe Marker (NEW)” en de “Japan Korea Marker (JKM)”.

3.   Voor de toepassing van lid 1 meldt Argus Benchmark Administration B.V. (Nederland) het ACER elke dag uiterlijk om 21.00 uur (MET) de dagelijkse lng-prijsbeoordelingen van de volgende markers: de “Northwest Europe des – half-month 2”, de “Iberian peninsula des - half-month 2”, de “Italy des - half-month 2”, de “Greece des - half-month 2” en de “Northeast Asia des (ANEA) - half-month 2”.

4.   Het ACER berekent elke dag de dagelijkse referentieprijs op basis van de op grond van lid 1 ontvangen informatie. Het ACER publiceert de dagelijkse referentieprijs elke dag uiterlijk om 23:59 uur (MET) op zijn website.

Artikel 4

Marktcorrectiegebeurtenis

1.   Het marktcorrectiemechanisme voor de afwikkelingsprijs van front-year-TTF-derivaten wordt geactiveerd wanneer er een marktcorrectiegebeurtenis plaatsvindt. Een marktcorrectie wordt geacht zich voor te doen wanneer de door ICE Endex B.V. (Nederland) gepubliceerde afwikkelingsprijs van front-month-TTF-derivaten:

a)

drie werkdagen hoger is dan 180 EUR/MWh; en

b)

gedurende de in punt a) bedoelde periode 35 EUR hoger is dan de referentieprijs.

2.   Na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 9, lid 1, vindt een marktcorrectiegebeurtenis met betrekking tot aan andere VTP’s gekoppelde derivaten ook plaats onder de voorwaarden die in die uitvoeringshandeling zijn vastgesteld op grond van de criteria vastgesteld in artikel 9, lid 2.

3.   Wanneer het ACER constateert dat zich een marktcorrectiegebeurtenis heeft voorgedaan, publiceert het uiterlijk om 23:59 uur (MET) duidelijk en zichtbaar op zijn website een bericht dat zich een marktcorrectiegebeurtenis heeft voorgedaan (“marktcorrectiebericht”) en stelt het de Raad, de Commissie, de ECB en de ESMA van de marktcorrectiegebeurtenis in kennis.

4.   De marktexploitanten op de TTF-derivatenmarkt en de deelnemers aan de TTF-derivatenmarkt houden de website van het ACER dagelijks in het oog.

5.   Vanaf de dag na de publicatie van een marktcorrectiebericht aanvaarden marktexploitanten geen orders, en plaatsen deelnemers aan de TTF-derivatenmarkt geen orders, voor TTF-derivaten die verstrijken in de periode vanaf de vervaldatum van het front-month-TTF-derivaat tot de vervaldatum van het front-year-TTF-derivaat met prijzen van 35 EUR boven de op de voorgaande dag door het ACER gepubliceerde referentieprijs (“dynamische biedlimiet”). Indien de referentieprijs lager is dan 145 EUR/MWh, blijft de dynamische biedlimiet de som van 145 EUR en 35 EUR bedragen.

6.   Na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 9, lid 1, geldt een dynamische biedlimiet voor aan andere VTP’s gekoppelde derivaten onder de voorwaarden die in die uitvoeringshandeling zijn vastgesteld op grond van de criteria vastgesteld in artikel 9, lid 2.

7.   Na activering door het ACER geldt de dynamische biedlimiet gedurende ten minste 20 werkdagen, tenzij deze door de Commissie overeenkomstig artikel 6 wordt opgeschort of overeenkomstig artikel 5, lid 1, wordt gedeactiveerd.

8.   Opdat de Commissie de activering van het marktcorrectiemechanisme door het ACER zo nodig snel kan opschorten door middel van een uitvoeringsbesluit, verzoekt zij, indien er op basis van de resultaten van de monitoring door het ACER overeenkomstig artikel 3, lid 1, van deze verordening, concrete aanwijzingen zijn dat er een marktcorrectiegebeurtenis in de zin van artikel 4, lid 1, punt b), ophanden is, de ECB, de ESMA en, in voorkomend geval, het ENTSB-G en de Groep coördinatie gas onverwijld om een beoordeling van de effecten van een mogelijke marktcorrectiegebeurtenis op de voorzieningszekerheid, de gasstromen binnen de Unie en de financiële stabiliteit. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de prijsontwikkelingen op andere relevante georganiseerde markten, met name in Azië of de Verenigde Staten, zoals weergegeven in de “Joint Japan Korea Marker” of de “Henry Hub Gas Price Assessment”, beide beheerd door Platts Benchmark B.V. (Nederland) en gepubliceerd door S&P Global Inc. (New York).

9.   Nadat de Commissie het effect van de dynamische biedlimiet op het gas- en elektriciteitsverbruik en de vooruitgang bij de verwezenlijking van de vraagreductiedoelstellingen van de artikelen 3 en 5 van Verordening (EU) 2022/1369 en de artikelen 3 en 4 van Verordening (EU) 2022/1854 heeft beoordeeld, kan de Commissie ook een wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 ter aanpassing aan de nieuwe situatie voorstellen.

10.   In geval van een marktcorrectiegebeurtenis verzoekt de Commissie de ECB zo snel mogelijk om advies uit te brengen over het risico van onbedoelde verstoringen voor de stabiliteit en de ordelijke werking van de markten voor energiederivaten.

Artikel 5

Deactivering van het marktcorrectiemechanisme

1.   De dynamische biedlimiet wordt gedeactiveerd na 20 werkdagen vanaf de marktcorrectiegebeurtenis als bedoeld in artikel 4, lid 5, of daarna, indien de referentieprijs gedurende drie opeenvolgende werkdagen lager is dan 145 EUR/MWh.

2.   Wanneer er een noodsituatie op regionaal of Unieniveau is afgekondigd door de Commissie, met name wegens een aanzienlijke verslechtering van de gasleveringssituatie, waarin de gaslevering ontoereikend is om aan de resterende gasvraag te voldoen (“rantsoenering”), overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1938, wordt de dynamische biedlimiet gedeactiveerd.

3.   ACER publiceert onverwijld een bericht op zijn website en stelt de Raad, de Commissie, de ECB en de ESMA ervan in kennis dat een deactiverende gebeurtenis als bedoeld in lid 1 heeft plaatsgevonden (“deactiveringsbericht”).

Artikel 6

Opschorting van het marktcorrectiemechanisme

1.   De ESMA, het ACER, het ENTSB-G en de Groep coördinatie gas monitoren, wanneer het marktcorrectiemechanisme geactiveerd is, voortdurend de effecten van de dynamische biedlimiet op de financiële en energiemarkten en de voorzieningszekerheid.

2.   Op basis van de monitoring bedoeld in lid 1 schort de Commissie het marktcorrectiemechanisme te allen tijde bij uitvoeringsbesluit op indien zich onbedoelde marktverstoringen of duidelijke risico’s op dergelijke verstoringen voordoen die de voorzieningszekerheid, de gasstromen binnen de Unie of de financiële stabiliteit negatief beïnvloeden (“opschortingsbesluit”). Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de vraag of het geactiveerde marktcorrectiemechanisme

a)

de gasleveringszekerheid van de Unie in gevaar brengt. Een element waarmee bij de beoordeling van de risico’s voor de leveringszekerheid rekening moet worden gehouden, is een mogelijke significante afwijking van een van de componenten van de referentieprijs ten opzichte van de historische trend en een aanzienlijke daling van de lng-invoer per kwartaal in de Unie ten opzichte van hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar.

b)

zich voordoet in een periode waarin de verplichte vraagreductiedoelstellingen van artikel 5 van Verordening (EU) 2022/1369 op Unieniveau niet worden gehaald, negatieve gevolgen heeft voor de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de gasbesparingsdoelstelling van artikel 3 van Verordening (EU) 2022/1369, rekening houdend met de noodzaak ervoor te zorgen dat prijssignalen de vraagreductie stimuleren, of leidt tot een totale toename van het gasverbruik met 15 % in één maand of 10 % in twee opeenvolgende maanden ten opzichte van het respectieve gemiddelde verbruik in dezelfde maanden in de vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan 1 februari 2023, op basis van gegevens over gasverbruik en vraagreductie die zijn ontvangen van de lidstaten op grond van artikel 8 van Verordening (EU) 2022/1369;

c)

marktgebaseerde gasstromen binnen de Unie voorkomt volgens de monitoringgegevens van het ACER;

d)

gevolgen heeft voor de stabiliteit en de ordelijke werking van de markten voor energiederivaten, op basis van een verslag van de ESMA over de gevolgen van de activering van het marktcorrectiemechanisme door de ESMA en een eventueel op verzoek van de Commissie door de ECB verstrekt advies ter zake, met name indien dit leidt tot een aanzienlijke daling van het aantal TTF-derivatentransacties binnen de Unie in één maand ten opzichte van dezelfde maand van het voorgaande jaar of tot een aanzienlijke verschuiving van TTF-derivatentransacties naar handelsplatformen buiten de Unie;

e)

leidt tot substantiële verschillen tussen de gasprijzen op de verschillende georganiseerde markten in de Unie en op andere relevante georganiseerde markten, bijvoorbeeld in Azië of de Verenigde Staten, zoals weergegeven in de “Joint Japan Korea Marker” of de “Henry Hub Gas Price Assessment”, beide beheerd door Platts Benchmarks B.V. (Nederland);

f)

gevolgen heeft voor de geldigheid van bestaande gasleveringscontracten, inclusief langlopende gasleveringscontracten.

3.   Een opschortingsbesluit wordt zo snel mogelijk genomen en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Vanaf de dag volgende op die van de publicatie van een opschortingsbesluit, en zo lang als in het opschortingsbesluit is vermeld, is de dynamische biedlimiet niet langer van toepassing.

4.   Het ACER, de ESMA, het ENTSB-G en de Groep coördinatie gas staan de Commissie bij in de taken krachtens de artikelen 4, 5 en 6. Het verslag van de ESMA overeenkomstig lid 2, punt d), van dit artikel wordt op verzoek van de Commissie binnen 48 uur of in dringende gevallen nog dezelfde dag uitgebracht.

5.   Bij de uitvoering van haar taken krachtens de artikelen 4, 5 en 6 kan de Commissie de ECB raadplegen voor advies over ongeacht welke aangelegenheden die verband houden met haar taak uit hoofde van artikel 127, lid 5, VWEU, om bij te dragen aan een goede beleidsvoering ten aanzien van bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Artikel 7

Beroepsgeheim

1.   Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of doorgegeven vertrouwelijke informatie valt onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden inzake het beroepsgeheim.

2.   Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij het ACER of bij iedere autoriteit of onderneming op de markt, of de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de bevoegde autoriteit haar bevoegdheden heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door de bevoegde autoriteit aangestelde accountants en deskundigen.

3.   In informatie die onder het beroepsgeheim valt, mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit inzage worden verleend, tenzij op grond van in het Unierecht of het nationale recht vastgelegde bepalingen.

4.   Alle uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten krachtens deze verordening die betrekking heeft op exploitatie- of bedrijfsomstandigheden en andere economische of persoonlijke zaken, wordt als vertrouwelijk beschouwd en valt onder de vereisten van het beroepsgeheim, tenzij de bevoegde autoriteit op het moment van de mededeling verklaart dat deze informatie kan worden bekendgemaakt of de bekendmaking ervan noodzakelijk is voor gerechtelijke procedures.

Artikel 8

Effectbeoordeling

1.   De ESMA en ACER beoordelen de effecten van het marktcorrectiemechanisme op de financiële markten, de energiemarkten en de voorzieningszekerheid, met name om na te gaan of de belangrijkste elementen van het marktcorrectiemechanisme nog steeds geschikt zijn in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van de financiële markten, de energiemarkten en de voorzieningszekerheid.

2.   De ESMA en het ACER voeren bij de beoordeling van de effecten met name een analyse uit van de criteria vastgesteld in artikel 9, lid 2. Bij de beoordeling wordt met name nagegaan of de beperking tot TTF-derivaten heeft geleid tot arbitrage door marktdeelnemers tussen gecorrigeerde en niet-gecorrigeerde derivaten, met negatieve gevolgen voor de financiële of energiemarkten en ten nadele van de consumenten.

3.   De ESMA en het ACER beoordelen ook of:

a)

de uitsluiting van handel die over-the-counter (otc) plaatsvindt van het toepassingsgebied van deze verordening heeft geleid tot aanzienlijke verschuivingen van de handel in TTF-derivaten naar otc-markten, waardoor de stabiliteit van financiële of energiemarkten in gevaar komt;

b)

het marktcorrectiemechanisme heeft geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal TTF-derivatentransacties binnen de Unie, tot een aanzienlijke verschuiving van TTF-derivatentransacties naar handelsplatformen buiten de Unie;

4.   De ESMA en het ACER beoordelen daarnaast of het volgende moet worden herzien:

a)

elementen die voor de referentieprijs in aanmerking worden genomen;

b)

de in artikel 4, lid 1, vastgestelde voorwaarden;

c)

de dynamische biedlimiet.

5.   De verslagen van de ESMA en het ACER op grond van lid 1 worden uiterlijk op 1 maart 2023 ingediend bij de Commissie. Uiterlijk op 23 januari 2023 publiceren de ESMA en het ACER een voorlopig gegevensverslag over de invoering van het marktcorrectiemechanisme.

Artikel 9

Uitbreiding van het marktcorrectiemechanisme tot derivaten die gekoppeld zijn aan andere VTP’s

1.   Op basis van de in artikel 8, lid 1, bedoelde beoordeling stelt de Commissie uiterlijk op 31 maart 2023 door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel lid 2 van dit artikel de technische details vast van de toepassing van het marktcorrectiemechanisme op derivaten die aan andere VTP’s zijn gekoppeld. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 11, lid 2.

Indien de toepassing van het marktcorrectiemechanisme op derivaten die gekoppeld zijn aan andere VTP’s aanzienlijke negatieve effecten heeft op de financiële of gasmarkten overeenkomstig de criteria van lid 2 van dit artikel, sluit de Commissie bij wijze van uitzondering bepaalde derivaten uit van het toepassingsgebied van het marktcorrectiemechanisme.

2.   De Commissie selecteert de technische details van de uitvoering, alsook de derivaten die verband houden met andere VTP’s, die mogelijk van het toepassingsgebied van het marktcorrectiemechanisme moeten worden uitgesloten, met name op basis van de volgende criteria:

a)

beschikbaarheid van informatie over de prijzen van aan andere VTP’s gekoppelde derivaten;

b)

de liquiditeit van de aan andere VTP’s gekoppelde derivaten;

c)

het effect dat de uitbreiding van het marktcorrectiemechanisme naar aan andere VTP’s gekoppelde derivaten zou hebben op de gasstromen en de voorzieningszekerheid binnen de Unie;

d)

het effect dat de uitbreiding van het marktcorrectiemechanisme naar aan andere VTP’s gekoppelde derivaten zou hebben op de stabiliteit van de financiële markten, rekening houdend met het effect van mogelijke aanvullende marges als onderpand.

Artikel 10

Evaluatie

De Commissie kan zo nodig een wijziging van deze verordening voorstellen om derivaten die otc worden verhandeld op te nemen in het toepassingsgebied van deze verordening, of om de elementen die in aanmerking worden genomen voor de referentieprijs, te herzien, met name door te overwegen een ander gewicht toe te kennen aan die elementen, de voorwaarden voor de activering van het marktcorrectiemechanisme als vastgesteld in artikel 4, lid 1, punten a) en b), en de dynamische biedlimiet. Voordat de Commissie een dergelijk voorstel indient, raadpleegt zij de ECB, de ESMA, het ACER, het ENTSB-G, de Groep coördinatie gas en, indien passend, andere relevante belanghebbenden.

Artikel 11

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2023. Zij is met ingang van dezelfde dag van toepassing voor een periode van één jaar.

2.   Artikel 4 is van toepassing met ingang van 15 februari 2023.

3.   Artikel 8, lid 2, is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

4.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

TTF-derivatencontracten die vóór 1 februari 2023 zijn gesloten;

b)

het kopen en verkopen van TTF-derivaten om TTF-derivatencontracten die vóór 1 februari 2023 zijn gesloten, te beperken of te verminderen;

c)

het kopen en verkopen van TTF-derivaten in het kader van een procedure voor wanbetalingsbeheer door een centrale clearingtegenpartij, met inbegrip van otc-transacties die door de gereglementeerde markt voor clearingdoeleinden zijn geregistreerd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Advies van 2 december 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  ICE Endex is een van de belangrijkste energiebeurzen in Europa. Voor gas voorziet het in een gereguleerde termijn- en optiehandel voor de Nederlandse handelshub TTF.

(3)  Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 betreffende meer solidariteit door betere coördinatie van gasaankopen, betrouwbare prijsbenchmarks en grensoverschrijdende gasuitwisselingen (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(5)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

(7)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB L 261 I van 7.10.2022, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(10)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(12)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/61


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/2579 VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2022

tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die een onderneming overeenkomstig artikel 8 bis van die richtlijn in de vergunningsaanvraag moet verstrekken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 8 bis, lid 6, tweede alinea, in samenhang met artikel 8 bis, lid 6, eerste alinea, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 8 bis van Richtlijn 2013/36/EU moeten beleggingsondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, punt 1, b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) een vergunning als kredietinstelling aanvragen. Die ondernemingen moeten de bevoegde autoriteiten voldoende informatie verstrekken om hen in staat te stellen een alomvattende beoordeling van de aanvragende kredietinstellingen uit te voeren.

(2)

De lijst van gegevens die entiteiten in de aanvraag moeten verstrekken om de in artikel 8 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vergunning te verkrijgen, moet worden gespecificeerd in een verordening. Deze informatie moet de identificatiegegevens en de historische informatie van de aanvragende kredietinstelling omvatten, waaronder de bestaande vergunningen, de voorgestelde activiteiten, de huidige financiële situatie, het programma van werkzaamheden en het aanvangskapitaal.

(3)

Met het oog op de consistentie en de harmonisatie van de voor de vergunningsaanvraag van de kredietinstelling vereiste informatie moet deze verordening verwijzen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie (3) betreffende de informatie die voor de vergunning van kredietinstellingen moet worden verstrekt, de vereisten voor aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen en de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichthoudende bevoegdheden. Zij moet tot doel hebben het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot beleggingsondernemingen die als kredietinstelling worden aangemerkt.

(4)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt een type kredietinstelling vastgesteld dat deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van het publiek in ontvangst neemt en voor eigen rekening kredieten verleent, naast een ander type dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt. Wat anders is, is dat kredietinstellingen waarvan de bedrijfsactiviteiten het in ontvangst nemen van deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van het publiek en het verlenen van kredieten voor eigen rekening omvatten, moeten voldoen aan de vereisten van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580.

(5)

In de lijst van informatievereisten die in deze verordening voor de aanvragende kredietinstellingen is opgenomen, moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het bedrijfsmodel van de beleggingsondernemingen en met eventuele vroegere vergunningen die door een bevoegde autoriteit zijn verleend.

(6)

Het is mogelijk dat de bevoegde autoriteiten de gevraagde informatie moeten uitbreiden om de aanvragende kredietinstelling grondig te kunnen beoordelen, rekening houdend met de vele verschillende bedrijfsmodellen en rechtsvormen die aanvragende instellingen kunnen aannemen. Deze verordening moet de bevoegde autoriteiten in staat stellen van een beleggingsonderneming aanvullende informatie te verlangen bij de beoordeling van de aanvraag voor een kredietinstelling.

(7)

De bevoegde autoriteit kan overwegen van bepaalde informatievereisten af te zien in het licht van de omvang, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de betrokken aanvragende kredietinstelling en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel en de uitvoeringslasten voor de instellingen. Dit mag echter geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om een alomvattende beoordeling te verrichten van de aanvraag voor een kredietinstelling.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdersgroep bankwezen ingewonnen (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte van de vereiste informatie

1.   Een vergunningsaanvraag voor een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 voldoet aan de vereisten betreffende kredietinstellingen die zijn neergelegd in de artikelen 3 tot en met 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen aanvullende informatie verlangen, mits die informatie evenredig is en relevant is voor de beoordeling van de vergunning.

3.   Tenzij de bevoegde autoriteit anders verlangt, is de aanvrager niet verplicht de in lid 1 bedoelde informatie te verstrekken indien deze informatie reeds in het bezit is van de bevoegde autoriteit, ook indien deze informatie bij een andere bevoegde autoriteit is opgevraagd en verkregen, mits de aanvrager verklaart dat die informatie juist en volledig is op de datum van indiening van de aanvraag.

4.   Een aanvragende kredietinstelling mag uit de aanvraag informatie weglaten die uitsluitend relevant is voor activiteiten die niet in de informatie over het programma van werkzaamheden zijn vermeld overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580, mits de aanvrager in de aanvraag aangeeft welke informatie is weggelaten, en deze bepaling aanhaalt als basis voor de weglating.

5.   Na beoordeling van de in de aanvraag verstrekte informatie kan de bevoegde autoriteit van de aanvrager verlangen dat hij aanvullende informatie of toelichting verstrekt, wanneer zij dit nodig acht om na te gaan of aan alle vergunningsvereisten is voldaan.

6.   De aanvragende kredietinstelling zorgt ervoor dat de in de aanvraag ingediende informatie actueel is, om de volledigheid en nauwkeurigheid van de informatie over de situatie van de aanvragende kredietinstelling te garanderen.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie van 17 juni 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ten aanzien van de informatie die moet worden verstrekt in de vergunningaanvraag van kredietinstellingen en ten aanzien van het melden van belemmeringen voor de effectieve uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden (PB L 335 van 7.10.2022, blz. 64).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/64


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/2580 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2022

tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere vaststelling van de informatie die moet worden verstrekt in de vergunningaanvraag van kredietinstellingen, en tot nadere vaststelling van belemmeringen voor de effectieve uitoefening van toezichtstaken door bevoegde autoriteiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 8, lid 2, punten a) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De informatie die in een vergunningaanvraag van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU moet worden verstrekt, moet zodanig gedetailleerd en volledig zijn dat de bevoegde autoriteit kan beoordelen of een aanvragende kredietinstelling voldoet aan de vereisten die zijn vastgelegd in de artikelen 10 tot en met 14 van die richtlijn en in het interne recht.

(2)

De informatie die in een vergunningaanvraag van een kredietinstelling wordt verstrekt moet, vanaf het moment van indiening van de aanvraag tot aan de vergunningverlening en de aanvang van de activiteiten, waarheidsgetrouw, nauwkeurig, volledig en actueel zijn. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van alle wijzigingen ten opzichte van de in de oorspronkelijke aanvraag verstrekte informatie, en de bevoegde autoriteiten moeten kunnen nagaan of er vóór aanvang van de activiteiten sprake is geweest van wijzigingen of actualiseringen. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten een volledig beeld van de aanvragende kredietinstelling hebben, moet het de bevoegde autoriteiten zijn toegestaan om waar nodig te vragen om specifieke toelichtingen of aanvullende informatie met betrekking tot een vergunningaanvraag van een kredietinstelling.

(3)

Omwille van de efficiëntie en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten kunnen afzien van de eis tot verstrekking van informatie waarover zij reeds beschikken of tot verstrekking van informatie over activiteiten die de aanvragende kredietinstelling, mocht haar een vergunning worden verleend, niet zal ondernemen.

(4)

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling moet een beschrijving van de aanvragende kredietinstelling bevatten alsook informatie over eventuele eerdere zakelijke activiteiten van de aanvragende kredietinstelling en haar dochterondernemingen, en over vergunningen, registraties of andere machtigingen die zij bezit, die nog moeten worden goedgekeurd, of die zijn geweigerd of ingetrokken.

(5)

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling moet een werkprogramma bevatten met een beschrijving van de werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd indien de vergunning wordt verleend, met inbegrip van de in bijlage I van Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden.

(6)

Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten het algemene risicoprofiel van een aanvragende kredietinstelling kunnen beoordelen, om alle betrokken belanghebbenden, onder wie met name deposanten, te beschermen, en om de stabiliteit te waarborgen van de financiële markten waarop de aanvragende kredietinstelling actief zal zijn, moet een vergunningaanvraag van een kredietinstelling informatie bevatten over de organisatiestructuur, bedrijfsonderdelen en doelmarkten van de aanvragende kredietinstelling, met vermelding van de geografische spreiding van de bedrijfsactiviteiten. Daarnaast moeten aanvragende kredietinstellingen in hun aanvraag informatie verstrekken over hun eventuele deelname aan een depositogarantiestelsel zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).

(7)

Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de financiële soliditeit van aanvragende kredietinstellingen kunnen beoordelen, moet een vergunningaanvraag van een kredietinstelling financiële informatie over de aanvragende kredietinstelling bevatten, naargelang het geval ook op individueel, geconsolideerd en gesubconsolideerd niveau. Om diezelfde reden moeten de bevoegde autoriteiten de kwaliteit, herkomst en samenstelling van het aanvangskapitaal van de aanvragende kredietinstelling kunnen beoordelen, evenals het vermogen van de aanvragende kredietinstelling om te voldoen aan de prudentiële vereisten. Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling moet daarom informatie bevatten over het bedrag aan uitgegeven of uit te geven kapitaal en over de samenstelling van het eigen vermogen, en moet, indien van toepassing, bewijs bevatten dat het aanvangskapitaal vóór aanvang van de activiteiten volledig zal worden betaald. Om te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten kunnen beoordelen of het aanvangskapitaal uit rechtmatige activiteiten is verkregen, moet de vergunningaanvraag van een kredietinstelling ook informatie bevatten over de herkomst van dat aanvangskapitaal.

(8)

Het is noodzakelijk erop toe te zien dat de aanvragende kredietinstelling van begin af aan onder gezonde en prudente bedrijfsvoering en solide governance valt, overeenkomstig de voorschriften waaraan een kredietinstelling in termen van doorlopend toezicht moet voldoen. Op grond van de in een vergunningaanvraag van een kredietinstelling verstrekte informatie moeten de bevoegde autoriteiten derhalve de reputatie, eerlijkheid, integriteit, onafhankelijkheid van geest en beschikbare tijd van alle leden van het leidinggevend orgaan van een aanvragende kredietinstelling kunnen beoordelen, evenals de individuele en gezamenlijke kennis, vaardigheden en ervaring van de leden van het leidinggevend orgaan. Aan de hand van de in een vergunningaanvraag van een kredietinstelling verstrekte informatie moeten de bevoegde autoriteiten ook de reputatie, eerlijkheid, integriteit, kennis, vaardigheden en ervaring van de hoofden van de internecontrolefuncties en van de financieel directeur kunnen beoordelen, in bepaalde gevallen waarin zij niet reeds als lid van het leidinggevend orgaan zijn beoordeeld. Ook moeten de bevoegde autoriteiten met die informatie de geschiktheid kunnen beoordelen van de hoofden van de internecontrolefuncties en van de financieel directeur van kredietinstellingen die significant zijn in de zin van artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU wanneer die kredietinstellingen geen deel uitmaken van een groep, wel deel uitmaken van een groep en de consoliderende kredietinstelling zijn, of deel uitmaken van een groep en de consoliderende kredietinstelling geen significante kredietinstelling in de zin van artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU is, mochten die personen niet tot het leidinggevend orgaan behoren.

(9)

Het is noodzakelijk om de transparantie van de aandeelhoudersstructuur van de aanvragende kredietinstelling te waarborgen en om te voorkomen dat criminelen en hun medeplichtigen een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling kunnen aanhouden of daar de uiteindelijk begunstigden van kunnen zijn. Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling moet daarom informatie bevatten over de personen en entiteiten die een gekwalificeerde deelneming in die kredietinstelling hebben of, indien aan de aanvragende kredietinstelling een vergunning wordt verleend, zullen krijgen. Om diezelfde reden alsook in gevallen waarin geen enkele persoon of andere entiteit een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling heeft of, indien aan de aanvragende kredietinstelling een vergunning wordt verleend, zal krijgen, moeten vergunningaanvragen van kredietinstellingen informatie bevatten over de personen die de twintig grootste aandeelhouders of vennoten zijn of, indien aan de aanvragende kredietinstelling een vergunning wordt verleend, zullen zijn, en over alle personen die nauwe banden met de kredietinstelling onderhouden of in geval van vergunningverlening zullen onderhouden.

(10)

Ter beoordeling van met de aanvragende kredietinstelling verband houdende gebeurtenissen in het verleden en ter beoordeling van de geschiktheid van haar aandeelhouders en vennoten evenals van de leden van het leidinggevend orgaan, moet de aanvragende kredietinstelling de bevoegde autoriteiten voorzien van alle informatie over veroordelingen uit het verleden en over lopende strafrechtelijke onderzoeken, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken en overige handelingen van rechterlijke aard van de aanvragende kredietinstelling, haar aandeelhouders en leden, en van de leden van het beheersorgaan.

(11)

De bevoegde autoriteiten moeten kunnen beoordelen of er factoren zijn die de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken zouden kunnen belemmeren, daarbij rekening houdend met alle relevante informatie, omstandigheden en situaties en met inachtneming van de in Richtlijn 2013/36/EU beschreven aspecten inzake de geografische aanwezigheid, groepsstructuur en toezichtsregelingen.

(12)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (EBA) aan de Commissie heeft voorgelegd.

(13)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de technische ontwerpreguleringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen.

(14)

Om de bevoegde autoriteiten en de aanvragende kredietinstellingen voldoende tijd te gunnen om aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften te voldoen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van …,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Informatie over de identiteit van de aanvragende kredietinstelling

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat alle onderstaande informatie over de identiteit van de aanvragende kredietinstelling:

a)

indien van toepassing, de naam en de contactgegevens van de persoon met wie over de aanvraag contact moet worden opgenomen;

b)

de naam en contactgegevens van de (eventuele) belangrijkste professionele adviseur die betrokken was bij de opstelling van de aanvraag;

c)

de huidige naam, de handelsnaam en het logo van de aanvragende kredietinstelling, en de geplande veranderingen ten aanzien van die namen of het logo, indien van toepassing;

d)

de rechtsvorm van de aanvragende kredietinstelling;

e)

de datum en het rechtsgebied van oprichting of vestiging van de aanvragende kredietinstelling;

f)

het adres van de statutaire zetel van de aanvragende kredietinstelling en, indien hiervan verschillend, van haar hoofdkantoor en haar hoofdvestiging;

g)

indien zij verschillen van de onder punt a) vermelde contactgegevens, de contactgegevens van de aanvragende kredietinstelling,

h)

wanneer de aanvragende kredietinstelling in een centraal register, handelsregister, vennootschapsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van dat register en het registratienummer van de aanvragende kredietinstelling of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen;

i)

de identificatiecode voor juridische entiteiten (Legal Entity Identifier, “LEI”) van de aanvragende kredietinstelling, indien beschikbaar;

j)

de datum waarop het boekjaar van de aanvragende kredietinstelling afloopt;

k)

het internetadres van de aanvragende kredietinstelling, indien beschikbaar;

l)

de statuten van de aanvragende kredietinstelling of soortgelijke oprichtingsakten en, indien van toepassing, een bewijs van inschrijving in het register dat bij wet van de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad is aangewezen (4).

Artikel 2

Informatie over de geschiedenis van de aanvragende kredietinstelling

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat een samenvatting van de geschiedenis van de aanvragende kredietinstelling en van de dochterondernemingen daarvan, met daarin alle onderstaande informatie:

a)

gegevens over licenties, vergunningen, registraties of andere machtigingen van de aanvragende kredietinstelling of dochterondernemingen daarvan voor het verrichten van activiteiten in de financiële sector, verleend door een overheidsinstantie of andere entiteit met een publieke taak in een lidstaat of derde land en behorende tot een of meer van de onderstaande categorieën:

i)

de licentie, vergunning, registratie of machtiging is verleend;

ii)

de aanvraag voor een dergelijke licentie, vergunning, registratie of machtiging loopt of is afgewezen;

iii)

de licentie, vergunning, registratie of machtiging is ingetrokken;

iv)

nadat een licentie, vergunning, registratie of machtiging is aangevraagd of verleend, heeft de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan besloten die aanvraag stop te zetten of afstand te doen van die licentie, vergunning, registratie of machtiging;

b)

gegevens over significante gebeurtenissen in het heden of verleden die verband houden met de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan en waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die van belang zijn voor de vergunningverlening, met inbegrip van de volgende kwesties:

i)

of de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan ooit onderworpen is geweest aan surseance van betaling, aan een herstructurering of sanering met gevolgen voor haar schuldeisers, maatregelen die opschorting van de betalingen, opschorting van executiemaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen kunnen behelzen, aan een ontbinding, aan een liquidatieprocedure zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), of aan curatele, insolventie of een soortgelijke procedure;

ii)

of de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan ooit onderworpen is geweest aan een administratieve sanctie, aan een civielrechtelijke of bestuursrechtelijke uitspraak, aan arbitrage of een andere rechterlijke uitspraak of beslissing ter beslechting van een geschil, of aan een uitspraak inzake een gepleegd strafbaar feit die heeft geleid tot een veroordeling van de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan en die niet is vernietigd en waartegen geen beroep aanhangig is of kan worden ingesteld, met uitzondering van administratieve sancties die zijn opgelegd krachtens de artikelen 65, 66 of 67 van Richtlijn 2013/36/EU en van strafrechtelijke veroordelingen, waarvoor geldt dat ook informatie wordt verstrekt over uitspraken waartegen nog beroep loopt, met inbegrip van:

1)

niet uitgevoerde vonnissen of uitspraken;

2)

met rechtspersonen of natuurlijke personen getroffen schikkingen, met betrekking tot de geldbedragen die met die schikkingen gemoeid zijn of tot de omstandigheden waaronder die schikkingen zijn getroffen, in kwesties die verband houden met financiële sector;

3)

strafrechtelijke veroordelingen of civielrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties of andere civielrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregelen van een autoriteit in de financiële sector of een andere autoriteit, wegens;

fraude, bedrog, corruptie, witwassen, terrorismefinanciering of een ander financieel misdrijf, of verzuim om passende beleidsmaatregelen en procedures te treffen voor het voorkomen van dergelijke gebeurtenissen;

inbreuken op wetgeving of regelgevingseisen die verband houden met de financiële sector of met consumentenbescherming;

het onbevoegd verrichten van gereglementeerde activiteiten;

4)

overige formele klachten die tegen de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan zijn ingediend door haar klanten of voormalige klanten en die door een niet-rechterlijke derde partij in het voordeel van de klager zijn opgelost;

iii)

de vraag of de aanvragende kredietinstelling of een dochteronderneming daarvan ten tijde van de aanvraag verwikkeld is in een procedure, een strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk onderzoek, of betrokken is bij een andere in de onderdelen van punt b) vermelde gebeurtenis;

c)

informatie over de in punt b), ii), vermelde gebeurtenissen, met inbegrip van de naam en het adres van de betrokken burgerlijke of strafrechtbank of burgerlijke of bestuursrechtelijke autoriteit, de datum van de gebeurtenis, het geldbedrag in kwestie, de uitkomst van de procedure en een toelichting op de omstandigheden van de gebeurtenis die aanleiding waren tot de procedure;

d)

de voor de berekening van de toepasselijke vergoedingen benodigde elementen, indien op grond van het Unierecht of het interne recht een door de aanvragende kredietinstelling te betalen aanvraag- of toezichtsvergoeding wordt berekend op basis van de activiteiten of de kenmerken van de aanvragende kredietinstelling;

e)

bewijs dat de in punt d) bedoelde vergoedingen zijn betaald.

Artikel 3

Werkprogramma van de aanvragende kredietinstelling

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat een werkprogramma van de aanvragende kredietinstelling, met inbegrip van:

a)

een lijst met werkzaamheden die de aanvragende kredietinstelling voornemens is te verrichten, waaronder de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden;

b)

een beschrijving van de afstemming tussen het programma van werkzaamheden (het ondernemingsplan) en de voorgestelde activiteiten.

Een aanvragende kredietinstelling hoeft in de aanvraag geen informatie op te nemen die uitsluitend betrekking heeft op werkzaamheden die niet in het werkprogramma worden vermeld, op voorwaarde dat de instelling in de aanvraag aangeeft welke informatie is weggelaten en als grondslag daarvoor deze bepaling noemt.

Artikel 4

Financiële informatie over de aanvragende kredietinstelling

Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat alle onderstaande financiële informatie:

a)

prognoses over de aanvragende kredietinstelling op individueel en, waar van toepassing, op geconsolideerd en gesubconsolideerd niveau, met vermelding van het aandeel van de kredietinstelling, aan de hand van een basisscenario en een stressscenario, met inbegrip van:

i)

de verwachte boekhoudkundige plannen voor de eerste drie jaar nadat de vergunning als kredietinstelling is verleend of, afhankelijk van de nationale wetgeving, nadat met de werkzaamheden is begonnen, met daarin per uitgevoerde activiteit een beschrijving van de bedrijfsonderdelen, indien van toepassing per land of betrokken geografisch gebied, bestaande uit:

1)

de te verwachten balansposities;

2)

de te verwachten winst-en-verliesrekeningen of de resultaatrekeningen, met een specificatie van de vaste en variabele kosten en een indicatie van de mate van gevoeligheid van het bedrijf voor belangrijke indicatoren, waaronder volume, prijs, geografie en blootstelling, en een toelichting op de maatregelen om de blootstelling aan die risico’s te verkleinen;

3)

het verwachte kasstroomoverzicht, indien van toepassing;

ii)

de aannames voor de planning van de in punt i) bedoelde ramingen, evenals toelichtingen op de cijfers in de plannen, en in het bijzonder de aannames die ten grondslag liggen aan het stressscenario;

iii)

berekeningen van de eigenvermogensvereisten en kapitaalbuffers van de aanvragende kredietinstelling, zoals bedoeld in Richtlijn 2013/36/EU en in deel drie van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6), van de liquiditeitsvereisten als bedoeld in deel zes van die verordening, en van de hefboomratiovereisten als bedoeld in deel zeven van die verordening, voor de eerste drie jaar nadat de vergunning als kredietinstelling is verleend;

iv)

het financieringsprofiel, met vermelding van alle financieringsbronnen, de mate van diversificatie, en de aan de financiering verbonden voorwaarden;

v)

een samenvatting van het interne beoordelingsproces van de liquiditeitstoereikendheid, op individueel niveau en, indien van toepassing, op geconsolideerd, gesubconsolideerd en individueel niveau, waaruit blijkt dat de liquide middelen van de aanvragende kredietinstelling toereikend zijn om te kunnen voldoen aan de individuele liquiditeitsvereisten;

b)

wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen van de aanvragende kredietinstelling, op individueel niveau en, indien van toepassing, op geconsolideerd en gesubconsolideerd niveau, die zijn goedgekeurd door de wettelijke auditor of het auditkantoor en ten minste de laatste drie aan de aanvraag voorafgaande boekjaren bestrijken of, wanneer de aanvragende kredietinstelling nog geen drie jaar actief is, de periode sinds het begin van die activiteit, met inbegrip van:

i)

de balans;

ii)

de winst-en-verliesrekeningen of de resultaatrekeningen;

iii)

het kasstroomoverzicht;

iv)

de jaarverslagen, financiële bijlagen en alle overige documenten die bij het bevoegde register of de bevoegde autoriteit zijn ingediend en, indien van toepassing, een verslag van de auditor van de aanvragende kredietinstelling dat de laatste drie aan de aanvraag voorafgaande boekjaren bestrijkt of, wanneer de aanvragende kredietinstelling nog geen drie jaar actief is, de periode sinds het begin van die activiteit;

v)

wanneer de rekeningen zijn opgesteld op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis, het aandeel van de aanvragende kredietinstelling;

c)

een overzicht van de schulden die door de aanvragende kredietinstelling voorafgaand aan haar werkzaamheden als kredietinstelling zijn of naar verwachting worden aangegaan, indien van toepassing met inbegrip van de naam van de leningverstrekkers, de looptijden en voorwaarden van die schulden, de bestemming van de opbrengsten en, indien de leningverstrekker geen onder toezicht staande financiële instelling is, informatie over de herkomst van de middelen die zijn of naar verwachting zullen worden geleend;

d)

een overzicht van de zekerheidsrechten, garanties of vergoedingen die door de aanvragende kredietinstelling voor aanvang van haar werkzaamheden als kredietinstelling zijn of naar verwachting zullen worden verleend;

e)

wanneer beschikbaar, informatie over de kredietbeoordeling van de aanvragende kredietinstelling en de algemene beoordeling van de groep;

f)

wanneer de aanvragende kredietinstelling of de moederonderneming daarvan uit hoofde van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet voldoen aan de delen twee tot en met zes of aan deel acht van die verordening, een analyse van de reikwijdte van het geconsolideerde toezicht, met informatie over welke groepsentiteiten onder de reikwijdte van het geconsolideerd toezicht zullen vallen, en een analyse van de gevolgen van de in deel één, titel II, genoemde ontheffingen, afwijkingen, uitsluitingen of specifieke methoden of behandelingen;

g)

een overzicht van de onderstaande kaders en beleidsmaatregelen van de aanvragende kredietinstelling:

i)

het risicobeheerskader, waarin de strategie op hoog niveau van de aanvragende kredietinstelling voor het bepalen en beheren van risico’s voor haar bedrijf wordt toegelicht, waaronder de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering, en waarin de strategie voor het beheren van die risico’s wordt geschetst, met een verklaring over de risicotolerantie en de risicobereidheid, en maatregelen om de geschatte risico’s in overeenstemming te brengen met de risicobereidheid;

ii)

het beleid voor liquiditeitsrisicobeheer;

iii)

het beleid inzake concentratie en diversificatie van financiering;

iv)

het beleid voor zekerhedenbeheer;

v)

het depositobeleid;

vi)

het beleid voor kredieten en leningen;

vii)

het beleid voor concentratierisico’s;

viii)

het voorzieningenbeleid;

ix)

het dividenduitkeringsbeleid;

x)

het beleid voor handelsportefeuilles;

h)

een beschrijving van de procedure van de aanvragende kredietinstelling voor het opstellen van een herstelplan, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 32, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), en indien van toepassing een groepsherstelplan, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 33, van die richtlijn;

i)

een verklaring of bevestiging dat de aanvragende kredietinstelling zich vóór of uiterlijk op de datum van vergunningverlening aansluit bij een depositogarantiestelsel dat overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2014/49/EU officieel erkend is in de lidstaat waarin de aanvraag is ingediend en dat zij de naam van het depositogarantiestelsel vermeldt;

j)

institutionele protectiestelsels, zoals bedoeld in artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij de aanvragende kredietinstelling zich heeft aangesloten of voorstelt zich aan te sluiten.

Artikel 5

Informatie over het programma van werkzaamheden, de organisatiestructuur, internecontrolesystemen en de auditors van de aanvragende kredietinstelling

1.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat onderstaande informatie over het programma van werkzaamheden (het ondernemingsplan), de organisatiestructuur, de internecontrolesystemen en de auditors van de aanvragende kredietinstelling:

a)

het programma van werkzaamheden voor ten minste de eerste drie jaar nadat de vergunning als kredietinstelling is verleend of, afhankelijk van het interne recht, nadat met de werkzaamheden is begonnen, met daarin, aan de hand van een basisscenario en een stressscenario, informatie over de voorgenomen bedrijfsactiviteiten en over de structuur en organisatie van de aanvragende kredietinstelling, bestaande uit de volgende elementen:

i)

een overzicht van de geografische spreiding van de werkzaamheden die de aanvragende kredietinstelling voornemens is te verrichten in de lidstaat van herkomst, andere lidstaten of derde landen, onder meer via bijkantoren of dochterondernemingen of door rechtstreekse dienstverlening, en van de uitbreidingsplannen voor de toekomst;

ii)

een toelichting op de oorspronkelijke en aanhoudende levensvatbaarheid van het bedrijfsmodel;

iii)

een overzicht van de doelmarkten, de segmentering van de klantenkring, producten en diensten, en leveringskanalen zoals bijkantoren, internet, post, kantoren en dochterondernemingen;

iv)

een overzicht van de organisatie en structuur van de groep waarvan de aanvragende kredietinstelling deel uitmaakt, met een beschrijving van de werkzaamheden van de entiteiten binnen de groep en vermelding van de moederondernemingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings binnen de groep;

v)

een overzicht van alle waarschijnlijke risicofactoren van zakelijke en regelgevende aard, waaronder de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering, en een toelichting op de wijze waarop deze risico’s zullen worden gemonitord en beheerst;

vi)

vermelding van de eventuele noodzaak van een uitvoeringsplan dat de periode bestrijkt totdat de aanvragende kredietinstelling volledig operationeel is en, indien beschikbaar, de samenvatting van dat plan;

vii)

een overzicht van de algemene strategie van de aanvragende kredietinstelling, met strategische doelstellingen en geconstateerde concurrentievoordelen, en van de redenen voor haar oprichting, plus een motivatie van het besluit tot voortzetting van de bedrijfsactiviteiten waarvoor zij een vergunning aanvraagt;

b)

informatie over de organisatie, structuur en governanceregelingen van de aanvragende kredietinstelling, met een organisatieschema en alle onderstaande elementen:

i)

een beschrijving van de in artikel 74, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde regelingen, procedures en mechanismen van de aanvragende kredietinstelling;

ii)

het mandaat van het leidinggevend orgaan;

iii)

een beschrijving van de personele, technische en juridische middelen die voor de diverse geplande werkzaamheden zijn vrijgemaakt, onder meer voor werkzaamheden op IT-, commercieel en juridisch gebied en voor de internecontrole- en compliancefuncties;

iv)

een beschrijving van de interacties tussen de diverse functies van de aanvragende kredietinstelling;

v)

de naam van alle betalings-, clearing- of afwikkelingssystemen waarbij de aanvragende kredietinstelling zich tijdens het eerste operationele jaar direct of indirect wil aansluiten;

c)

de volgende informatie over het kader voor interne controle:

i)

een overzicht van de interne organisatie van de compliancefunctie, de risicobeheerfunctie en interneauditfunctie, inclusief de daarvoor uitgetrokken budgettaire en personele middelen, plus een toelichting op de wijze waarop de aanvragende kredietinstelling aan de wettelijke en prudentiële vereisten zal voldoen, waaronder vereisten inzake de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor de internecontrolefuncties, en een beschrijving van de systemen en procedures voor compliance, interne controle en risicobeheer van de instelling en van de rapportagelijnen naar het leidinggevend orgaan;

ii)

een overzicht van de onderstaande beleidslijnen en procedures voor kwesties die verband houden met de overeenkomstig artikel 3 vastgestelde werkzaamheden:

1)

klokkenluidersbeleid;

2)

beleid inzake belangenconflicten;

3)

beleid inzake de afhandeling van klachten;

4)

beleid inzake marktmisbruik;

5)

beleid ter bevordering van de diversiteit van het leidinggevend orgaan;

6)

beloningsbeleid voor personeelsleden wier beroepswerkzaamheden van wezenlijke invloed zijn op het risicoprofiel van de aanvragende kredietinstelling;

iii)

een overzicht van de systemen en beleidslijnen voor het beoordelen en beheren van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering zoals aangegeven in de in artikel 4, punt g, i), bedoelde strategie op hoog niveau, waaronder een overzicht van de belangrijkste procedures die zijn ingesteld om het risico tegen te gaan dat de aanvragende kredietinstelling wordt gebruikt voor het faciliteren van financiële misdrijven;

d)

een beschrijving van de middelen voor interne audits en een overzicht van de methodiek en het interneauditplan voor de eerste drie jaar nadat de vergunning als kredietinstelling is verleend;

e)

een overzicht van de onderstaande beleidsmaatregelen en plannen van de aanvragende kredietinstelling:

i)

het interneauditbeleid;

ii)

het beleid inzake productgovernance;

iii)

het beleid inzake consumentenbescherming;

iv)

het plan en beleid voor bedrijfscontinuïteit, waaronder een overzicht van de beschikbare systemen voor back-up en herstel en van de plannen om de beschikbaarheid van essentieel personeel te waarborgen in situaties waarin de bedrijfscontinuïteit op het spel staat;

f)

de volgende informatie over de organisatie van de werkzaamheden en activiteiten van de aanvragende kredietinstelling:

i)

een overzicht van uitbestedingen buiten en binnen de groep ter ondersteuning van de werkzaamheden of internecontroleactiviteiten van de aanvragende kredietinstelling, met inbegrip van informatie over alle onderstaande punten:

1)

de uitbestedingspartner;

2)

de banden tussen de uitbestedingspartner en de aanvragende kredietinstelling;

3)

de locatie van de uitbestedingspartner;

4)

de onderbouwing van de uitbesteding;

5)

de personele middelen van de uitbestedingspartner;

6)

het systeem voor interne controle van de aanvragende kredietinstelling waarmee de uitbesteding wordt beheerd;

7)

de noodplannen voor het geval de uitbestedingspartner geen continuïteit van dienstverlening kan bieden;

8)

de niet-uitbestede functies met betrekking tot uitbestede activiteiten;

ii)

een overzicht van de toezichtsverantwoordelijkheden en van de regelingen, systemen en controles voor elke uitbestede functie die cruciaal of belangrijk is voor het beheer en de werkzaamheden van de aanvragende kredietinstelling;

iii)

een overzicht van de overeenkomsten en regelingen inzake het dienstverleningsniveau voor elke uitbestede functie die cruciaal of belangrijk is voor het beheer en de werkzaamheden van de aanvragende kredietinstelling;

iv)

een beschrijving van de IT-infrastructuur van de aanvragende kredietinstelling, waaronder de systemen die worden of zullen worden gebruikt, de regelingen voor de hosting daarvan, de organisatie van haar IT-afdeling, IT-structuur, IT-strategie en IT-governance, haar beleid en procedures voor IT-beveiliging, en de bestaande of in te voeren systemen en controles voor online bankdiensten.

2.   In een vergunningaanvraag van een kredietinstelling worden naam, adres en contactgegevens van de wettelijke auditors of het auditkantoor van de aanvragende kredietinstelling vermeld.

Artikel 6

Informatie over het kapitaal van de aanvragende kredietinstelling bij vergunningverlening

1.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat bewijs van het door de aanvragende kredietinstelling geplaatste kapitaal, gestort en nog niet gestort kapitaal, en vermeldt de met het aanvangskapitaal overeenstemmende soorten en bedragen aan eigen vermogen.

2.   Wanneer het aanvangskapitaal ten tijde van de indiening van de vergunningaanvraag van een kredietinstelling nog niet volledig is gestort, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling het plan en de uitvoeringstermijn die moeten waarborgen dat het aanvangskapitaal volledig is gestort voordat de vergunning voor de aanvang van de activiteiten als kredietinstelling ingaat.

3.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat een toelichting op de beschikbare financieringsbronnen van het eigen vermogen en, indien beschikbaar, bewijs voor de beschikbaarheid van die financieringsbronnen, bestaande uit:

a)

een samenvatting van het gebruik van particuliere financiële middelen, met inbegrip van de beschikbaarheid en de herkomst daarvan;

b)

een samenvatting van de toegang tot financiële markten, met inbegrip van informatie over de uitgegeven of uit te geven financiële instrumenten;

c)

een samenvatting van de overeenkomsten of contracten die met betrekking tot het eigen vermogen zijn gesloten, met daarin ten aanzien van middelen die zijn of naar verwachting zullen worden geleend: de naam van de leningverstrekkers, de details van de verstrekte faciliteiten, de bestemming van de opbrengsten en, indien de leningverstrekker geen onder toezicht staande financiële instelling is, informatie over de herkomst van de middelen die zijn of naar verwachting zullen worden geleend;

d)

de identiteit van de betalingsdienstaanbieder waarvan gebruik is gemaakt voor het overmaken van de financiële middelen naar de aanvragende kredietinstelling.

4.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat een beoordeling van de hoogte, samenstelling en verdeling van het intern kapitaal dat de aanvragende kredietinstelling toereikend acht om de aard en de omvang van de risico’s te dekken waaraan de aanvragende kredietinstelling zal of zou kunnen worden blootgesteld, en een analyse, met inbegrip van prognoses, waaruit blijkt dat de kapitaalmiddelen toereikend zullen zijn om te voldoen aan de eigenvermogensvereisten nadat aan de kredietinstelling een vergunning is verleend, alsook gedurende een daaropvolgende periode van ten minste drie jaar van ernstige maar aannemelijke stress.

In het stressscenario en de methodiek als bedoeld in de eerste alinea, wordt rekening gehouden met het scenario en de methodiek die zijn gebruikt bij de meest recente jaarlijkse stresstest voor toezichtsdoeleinden die de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU eventueel heeft uitgevoerd; deze informatie wordt zowel ten aanzien van de aanvragende kredietinstelling op individuele basis als ten aanzien van de geconsolideerde situatie verstrekt, indien van toepassing.

Artikel 7

Informatie over de feitelijke leiding van de aanvragende kredietinstelling

1.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat over ieder voorgedragen of benoemd lid van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling de in bijlage I bedoelde informatie.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit de aanvragende kredietinstelling beschouwt als significante instelling wat betreft haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar werkzaamheden als bedoeld in artikel 76, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling ten aanzien van de hoofden van de internecontrolefuncties en de financieel directeur, voor zover die geen deel uitmaken van het leidinggevend orgaan, de in bijlage I opgenomen informatie, met uitzondering van de informatie zoals bedoeld in punt 1, f) en g), en de punten 2, 4 en 5 van die bijlage.

3.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat een beschrijving van de bevoegdheden, de individuele taken, plichten en vervangers van de voorgedragen of benoemde leden van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling en, indien het een aanvragende kredietinstelling als bedoeld in lid 2 betreft, van de hoofden van de internecontrolefuncties en de financieel directeur die geen deel uitmaken van het leidinggevend orgaan.

4.   In dit artikel wordt verstaan onder:

a)

“financieel directeur”: de persoon die de algehele verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van de financiële middelen, voor de financiële planning en voor de financiële verslaglegging;

b)

“controlefunctie”: een functie die onafhankelijk van de gecontroleerde bedrijfseenheid wordt uitgeoefend en in het kader waarvan verantwoordelijkheid wordt gedragen voor het verstrekken van een objectieve beoordeling van de risico’s van de kredietinstelling en de analyse of rapportage dienaangaande, met inbegrip van de risicobeheerfunctie, de compliancefunctie en de interneauditfunctie;

c)

“hoofden van de internecontrolefuncties”: de personen op het hoogste hiërarchische niveau die belast zijn met het feitelijk beheer van het dagelijks functioneren van de onafhankelijke risicobeheer-, compliance- en auditfuncties.

Artikel 8

Informatie over aandeelhouders of vennoten met een gekwalificeerde deelneming in de aanvragende kredietinstelling

1.   Een vergunningaanvraag van een kredietinstelling bevat de in punt 1 van bijlage II bedoelde informatie over alle natuurlijke en rechtspersonen en andere entiteiten die een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling hebben of, indien de vergunning wordt verleend, zullen krijgen, alsook informatie over hun deelneming.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde persoon een natuurlijk persoon is, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling de in bijlage II, punt 2, bedoelde informatie, in aanvulling op de in lid 1 bedoelde informatie.

3.   Wanneer de in lid 1 bedoelde persoon een rechtspersoon is dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid die op eigen naam de gekwalificeerde deelneming heeft of zal hebben, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling de in bijlage II, punt 3, bedoelde informatie in aanvulling op de in lid 1 bedoelde informatie.

4.   Wanneer er sprake is van een bestaande trust of er een trust wordt opgericht nadat iemand heeft ingeschreven op het aandelenkapitaal van de aanvragende kredietinstelling, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling de in bijlage II, punt 4, bedoelde informatie in aanvulling op de in lid 1 bedoelde informatie.

5.   Wanneer een persoon een gekwalificeerde deelneming in een aanvragende kredietinstelling heeft of, indien de vergunning wordt verleend, zal krijgen en lid is van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid, waarbij de gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling wordt behandeld als een activum van die entiteit, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling de volgende informatie:

a)

de identiteit van alle leden van die entiteit, plus de in bijlage II, punt 2, bedoelde informatie indien die leden natuurlijke personen zijn, of de in bijlage II, punt 3 bedoelde informatie indien die leden rechtspersonen zijn;

b)

een samenvatting van de voorwaarden van een of meer op de entiteit van toepassing zijnde overeenkomsten.

Artikel 9

Informatie over de twintig grootste aandeelhouders of vennoten van de aanvragende kredietinstelling, niet zijnde de aandeelhouders of vennoten met een gekwalificeerde deelneming

Wanneer geen enkele persoon of andere entiteit een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling heeft of, indien de vergunning wordt verleend, zal krijgen, bevat de vergunningaanvraag van een kredietinstelling:

a)

het in bijlage II, punt 1, a), bedoelde schema;

b)

de in de lijst in bijlage II, punt 1, b), bedoelde informatie;

c)

een lijst met de twintig grootste aandeelhouders of vennoten van de aanvragende kredietinstelling, naargelang het geval;

d)

een lijst met alle aandeelhouders of vennoten, indien de kredietinstelling minder dan twintig aandeelhouders of vennoten telt;

e)

informatie over de vraag of de in punt c) of d) bedoelde aandeelhouders of vennoten onder toezicht van een bevoegde autoriteit staan.

Artikel 10

Aanvullende informatie

1.   De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat een vergunningaanvraag van een kredietinstelling naast de in de artikelen 1 tot en met 9 bedoelde informatie aanvullende informatie bevat, mits die informatie aan beide onderstaande voorwaarden voldoet:

a)

de aanvullende informatie is nodig om te kunnen verifiëren of is voldaan aan alle vergunningsvoorwaarden die door de lidstaat overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU zijn vastgesteld;

b)

de hoeveelheid vereiste informatie staat in verhouding tot het doel van de in punt a) bedoelde verificatie en de informatie is voor die verificatie van belang.

2.   Na beoordeling van de in de vergunningaanvraag van een kredietinstelling verstrekte informatie kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen de aanvragende kredietinstelling verplichten aanvullende informatie of nadere toelichtingen te verschaffen indien die autoriteiten dat noodzakelijk achten om te kunnen verifiëren of aan alle vergunningsvoorschriften is voldaan.

3.   De informatie in een vergunningaanvraag van een kredietinstelling moet tot op het moment van vergunningverlening waarheidsgetrouw, nauwkeurig en volledig zijn. De aanvrager stelt de bevoegde autoriteit op de hoogte van alle wijzigingen ten opzichte van de in de oorspronkelijke aanvraag verstrekte informatie. De bevoegde autoriteiten kunnen informatie vereisen om na te gaan of er na de indiening van de aanvraag en vóór aanvang van de activiteiten sprake is geweest van wijzigingen.

Artikel 11

Ontheffing

Als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan, kunnen de bevoegde autoriteiten afzien van de eis tot verstrekking van een deel van of alle in de artikelen 1 tot en met 9 bedoelde informatie:

a)

de bevoegde autoriteit beschikt reeds over de informatie en de informatie is op aan de datum waarop de vergunning wordt verleend, nog steeds waarheidsgetrouw, nauwkeurig, volledig en actueel, hetgeen door de aanvragende kredietinstelling wordt bevestigd;

b)

van het vereiste om informatie te verstrekken kan worden afgezien overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 12

Mogelijke belemmeringen voor doeltreffend toezicht

Bij de beoordeling of er sprake is van mogelijke belemmeringen voor juist toezicht als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU, nemen de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie in overweging en houden rekening met:

a)

de wisselwerking met de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op de natuurlijke of rechtspersonen met wie de kredietinstelling nauwe banden heeft of, indien de vergunning wordt verleend, zal hebben, moeilijkheden in verband met de toepassing van die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of moeilijkheden bij het verkrijgen van informatie van de autoriteiten in die derde landen of van die personen;

b)

de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling met de autoriteit die eventueel toezicht houdt op de personen die nauwe banden met de kredietinstelling hebben;

c)

de complexiteit en transparantie van de structuur van de groep waartoe de kredietinstelling behoort of van de persoon of personen met nauwe banden;

d)

de locatie van de leden van de groep waartoe de kredietinstelling behoort of van de persoon of personen met nauwe banden;

e)

de werkzaamheden die door de leden van de groep waartoe de kredietinstelling behoort of door de persoon of personen met nauwe banden zijn of zullen worden verricht.

Artikel 13

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van ….

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(4)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).

(5)  Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15).

(6)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).


BIJLAGE I

Informatie over de feitelijke leiding van de aanvragende kredietinstelling

1.   

De volgende persoonsgegevens en informatie over de goede reputatie, eerlijkheid, integriteit, kennis, vaardigheden en ervaring, en bijzonderheden en informatie over de onafhankelijkheid van geest en beschikbare tijd van de persoon:

a)

volledige naam en, indien verschillend, de naam bij geboorte;

b)

geslacht, geboorteplaats en -datum, adres en contactgegevens, nationaliteit en persoonlijk identificatienummer of een kopie van een ID-kaart of gelijkwaardig document;

c)

gegevens over de functie die de persoon bekleedt of zal bekleden, met vermelding of het een uitvoerende of niet-uitvoerende functie betreft, de ingangsdatum of geplande ingangsdatum en de duur van het mandaat, en een beschrijving van de voornaamste taken en verantwoordelijkheden van de persoon;

d)

een curriculum vitae met bijzonderheden over onderwijs en ervaring (waaronder beroepservaring, academische kwalificaties, andere relevante opleidingen), met vermelding van de naam en de aard van alle organisaties waarvoor de persoon heeft gewerkt, en de aard en duur van de vervulde functies, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan eventuele activiteiten binnen de reikwijdte van de beoogde functie met betrekking tot ervaring in het bankwezen of als leidinggevende;

e)

een lijst van referentiepersonen met hun contactgegevens, bij voorkeur van werkgevers in de bancaire of financiële sector, met vermelding van hun volledige naam, instelling, functie, telefoonnummer, e-mailadres, de aard van de beroepsmatige banden en informatie aangaande de vraag of er sprake is of was van niet-beroepsmatige banden met deze persoon;

f)

geschiedenis, met inbegrip van:

i)

strafbladen en relevante informatie over strafrechtelijke onderzoeken en procedures, relevante civielrechtelijke of bestuursrechtelijke zaken en tuchtmaatregelen, met inbegrip van uitsluiting als bedrijfsleider of faillissement, insolventie of soortgelijke procedures in de vorm van een officieel attest of, bij ontstentenis daarvan, een betrouwbare informatiebron betreffende het ontbreken van strafrechtelijke veroordelingen, onderzoeken of procedures;

ii)

een verklaring waaruit blijkt of er een strafrechtelijke procedure aanhangig is of dat de persoon of een organisatie waarover hij of zij de leiding heeft als schuldenaar betrokken is geweest bij een insolventie- of vergelijkbare procedure;

iii)

informatie over onderzoeken, handhavingsprocedures of sancties door een toezichthoudende autoriteit waarbij de persoon direct of indirect betrokken is geweest;

iv)

informatie over weigering van registratie, vergunning, lidmaatschap of licentie om handel te drijven, zaken te doen of een beroep uit te oefenen, of intrekking, herroeping of beëindiging van een registratie, vergunning, lidmaatschap of licentie, of uitsluiting door een toezichthoudende of overheidsinstantie of een beroepsvereniging;

informatie over ontslag uit een dienstbetrekking of vertrouwensfunctie, vertrouwensrelatie of soortgelijke situatie of het gegeven dat de persoon is verzocht om een dergelijke functie neer te leggen, met uitzondering van ontslag wegens boventalligheid;

informatie over of door een andere bevoegde autoriteit een reputatiebeoordeling is uitgevoerd naar de persoon als verwerver of als persoon die leiding geeft aan de activiteiten van een instelling, met vermelding van de identiteit van die autoriteit, de datum van de beoordeling en informatie over de resultaten van die beoordeling, en de toestemming van de persoon, indien vereist, om die informatie op te vragen en te verwerken en de verstrekte informatie te gebruiken voor de geschiktheidsbeoordeling;

informatie over of de persoon door een autoriteit van een andere, niet-financiële, sector is beoordeeld, met vermelding van de identiteit van die autoriteit en informatie over de resultaten van de beoordeling;

g)

een beschrijving van alle financiële en niet-financiële belangen die aanleiding kunnen zijn voor een belangenconflict, waaronder maar niet uitsluitend:

i)

financiële belangen, waaronder verleende of ontvangen leningen, participaties, garanties of zekerheidsrechten, en niet-financiële belangen of relaties, onder wie nauwe verwanten zoals een echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner, ongehuwd samenwonende, kind, ouder of iemand anders met wie de persoon woonruimte deelt, tussen enerzijds de persoon of diens naaste familieleden of een onderneming waarbij de persoon nauw betrokken is en anderzijds de aanvragende kredietinstelling, de moederonderneming of dochterondernemingen daarvan, met inbegrip van leden van het leidinggevend orgaan, het hoofd van de internecontrolefunctie of de financieel directeur, of personen met een gekwalificeerde deelneming in de aanvragende kredietinstelling;

ii)

of de persoon al dan niet zaken doet of een zakelijke relatie onderhoudt of in de afgelopen twee jaar heeft onderhouden met een van de in punt f, i) vermelde personen of verwikkeld is in een gerechtelijke procedure waarbij een van die personen partij is;

iii)

of de persoon en diens naaste familieleden belangen hebben die tegenstrijdig zijn aan de belangen van de aanvragende kredietinstelling, haar moederonderneming of haar dochterondernemingen;

iv)

of de persoon wordt voorgedragen namens een belangrijke aandeelhouder of vennoot met een gekwalificeerde deelneming en, indien dat het geval is, de identiteit van die aandeelhouder of vennoot;

v)

financiële verplichtingen jegens de aanvragende kredietinstelling, haar moederonderneming of haar dochterondernemingen;

vi)

in de afgelopen twee jaar beklede functies met nationale of lokale politieke invloed;

vii)

wanneer er een wezenlijk belangenconflict wordt geconstateerd, een verklaring over de wijze waarop dat conflict afdoende is beperkt of verholpen, met inbegrip van een verwijzing naar het betreffende onderdeel van het beleid van de instelling inzake belangenconflicten of naar speciale regelingen voor het beheersen of beperken van conflicten;

h)

gegevens waaruit blijkt dat de persoon voldoende tijd voor het mandaat kan vrijmaken, met inbegrip van:

i)

de tijd die de persoon per jaar en per maand naar schatting minimaal aan de vervulling van zijn of haar taken binnen de aanvragende kredietinstelling zal besteden;

ii)

een lijst met mandaten met een hoofdzakelijk commercieel karakter die de persoon uitoefent en antwoord op de vraag of artikel 91, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU van toepassing is;

iii)

een toelichting op eventuele synergieën tussen de ondernemingen, indien de regels inzake bevoorrechte telling van toepassing zijn;

iv)

een lijst met mandaten voor het verrichten van hoofdzakelijk niet-commerciële activiteiten of die louter worden ingesteld voor het beheer van de economische belangen van de betrokkene;

v)

de omvang van de ondernemingen of organisaties waarin de in punt iv) bedoelde mandaten worden bekleed, met vermelding van de totale activa, of de onderneming al dan niet beursgenoteerd is, en het aantal werknemers van die ondernemingen of organisaties;

vi)

een lijst met extra verantwoordelijkheden die verband houden met de in dit punt g), v), bedoelde mandaten, waaronder het voorzitten van een comité;

vii)

het aantal dagen per jaar dat naar schatting aan elk mandaat wordt besteed;

viii)

het aantal vergaderingen per jaar dat naar schatting aan elk mandaat wordt besteed.

2.   

Een beschrijving van de comités van het leidinggevend orgaan die op het moment van de vergunningaanvraag als kredietinstelling zijn gepland, met vermelding van de leden en bevoegdheden daarvan.

3.   

De uitkomsten van alle door de aanvragende kredietinstelling naar personen uitgevoerde geschiktheidsbeoordelingen, waaronder de volgende informatie:

a)

de desbetreffende notulen van de raad;

b)

de beoordeling of het document van geschiktheid;

c)

een verklaring of de persoon volgens de beoordeling over de vereiste ervaring beschikt en, zo dat niet het geval is, gegevens over het voorgeschreven opleidingsprogramma, met vermelding van de inhoud en de aanbieder van dat programma en de datum waarop dat zal zijn doorlopen.

4.   

Een verklaring inzake het algehele oordeel over de collectieve geschiktheid van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling, met de desbetreffende notulen van de raad of de verslagen of documenten over de geschiktheidsbeoordeling.

5.   

Een beschrijving van de wijze waarop bij het kiezen van de leden van het leidinggevend orgaan rekening is gehouden met de verscheidenheid aan kwaliteiten en competenties.


BIJLAGE II

Informatie waarmee de bevoegde autoriteiten de aandeelhouders of vennoten met een gekwalificeerde deelneming kunnen beoordelen

1.   

Informatie over de identiteit en participatie van alle personen en entiteiten die een gekwalificeerde deelneming in de kredietinstelling hebben of, in het geval van vergunningverlening aan de aanvragende kredietinstelling, krijgen, plus andere informatie die van belang is voor de beoordeling van geschiktheid, waaronder alle onderstaande informatie:

a)

een schema van de aandeelhoudersstructuur van de aanvragende kredietinstelling, met specificatie van het kapitaal en de stemrechten van de instelling;

b)

de namen van alle personen en entiteiten die een gekwalificeerde deelneming hebben of krijgen, waarbij per persoon of entiteit het volgende wordt vermeld:

i)

het aantal en soort aandelen of andere deelnemingen waarop is of wordt ingeschreven;

ii)

de nominale waarde van die aandelen of andere deelnemingen;

iii)

betaalde of te betalen premies;

iv)

op dergelijke aandelen of andere deelnemingen berustende zekerheidsrechten of bezwaringen, met inbegrip van de identiteit van de partijen met zekerheidsrecht;

v)

door die personen of entiteiten gedane toezeggingen om te waarborgen dat de aanvragende kredietinstelling aan de geldende prudentiële vereisten zal voldoen, indien van toepassing;

c)

bijzonderheden over de financiële of zakelijke redenen van de in punt b) bedoelde personen of entiteiten voor het bezitten van die deelneming en bijzonderheden over de strategie ten aanzien van de deelneming, waaronder de periode gedurende welke die personen of entiteiten voornemens zijn de deelneming aan te houden en een eventueel voornemen om het niveau van de deelneming in de nabije toekomst te verhogen, te verlagen of gelijk te houden;

d)

bijzonderheden over de intenties van de personen of entiteiten ten aanzien van de aanvrager en de invloed die deze personen of entiteiten van plan zijn uit te oefenen over de aanvragende kredietinstelling, ook met betrekking tot het dividendbeleid, bijzonderheden inzake de strategische ontwikkeling en de toewijzing van middelen van de aanvragende kredietinstelling, en bijzonderheden omtrent de vraag of die personen of entiteiten wel of niet voornemens zijn op te treden als actieve minderheidsaandeelhouders, en de redenen voor dat voornemen;

e)

informatie over de bereidheid van de in punt b) bedoelde personen of entiteiten om de aanvragende kredietinstelling met extra eigen middelen te ondersteunen indien dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van haar activiteiten of in geval van financiële moeilijkheden;

f)

de inhoud van voorgenomen overeenkomsten van aandeelhouders of vennoten met andere aandeelhouders of vennoten met betrekking tot de aanvragende kredietinstelling;

g)

een analyse van de vraag of de gekwalificeerde deelneming van invloed zal zijn op het vermogen van de aanvragende kredietinstelling om de bevoegde autoriteiten van tijdige en nauwkeurige informatie te voorzien, mede vanwege de nauwe banden van de in punt b) bedoelde personen of entiteiten met de aanvragende kredietinstelling;

h)

de identiteit van alle leden van het leidinggevend orgaan of de directie die leiding zullen geven aan de activiteiten van de aanvragende kredietinstelling en die door die aandeelhouders of vennoten zijn benoemd of voorgedragen, samen met de in bijlage I, punt 1, a) tot en met f), genoemde gegevens, voor zover niet al eerder verstrekt;

i)

een toelichting op de financieringsbronnen voor een eventuele voorgestelde verwerving van aandelen of van andere deelnemingen in de aanvragende kredietinstelling, in voorkomend geval daaronder begrepen:

i)

nadere gegevens over het gebruik van particuliere financiële middelen, met inbegrip van de beschikbaarheid en de herkomst daarvan;

ii)

nadere gegevens over de wijze van betaling van de voorgenomen verwerving en over het netwerk dat voor de overdracht van middelen wordt aangewend;

iii)

nadere gegevens over de toegang tot kapitaalbronnen en financiële markten, met inbegrip van informatie over de uit te geven financiële instrumenten;

iv)

informatie over het gebruik van geleende middelen, met inbegrip van de naam van de leningverstrekkers en informatie over de verleende faciliteiten, zoals looptijden, termijnen, zekerheidsrechten en garanties, alsmede informatie over de inkomstenbron die zal worden gebruikt om deze leningen af te lossen;

v)

informatie over financiële regelingen met andere personen die aandeelhouder of vennoot van de aanvragende kredietinstelling zijn of worden;

vi)

informatie over activa die zullen worden verkocht om bij te dragen aan de financiering van de voorgenomen participatie, zoals de verkoopvoorwaarden, de prijs, de taxatie en nadere gegevens over de specifieke kenmerken van die activa, met vermelding van het tijdstip en de wijze van verwerving.

Voor de toepassing van punt i) iv) geldt dat de aanvragende kredietinstelling de bevoegde autoriteiten inlicht over de herkomst van de geleende middelen indien de leningverstrekker geen kredietinstelling of een financiële instelling met een vergunning voor kredietverlening is.

2.   

De volgende informatie over natuurlijke personen die een gekwalificeerde deelneming in de aanvragende kredietinstelling hebben of, in het geval van vergunningverlening aan de aanvragende kredietinstelling, een gekwalificeerde deelneming zullen krijgen:

a)

hun persoonsgegevens, waaronder al het volgende:

i)

namen en, indien verschillend, namen bij geboorte;

ii)

geboorteplaats en -datum;

iii)

nationaliteit;

iv)

persoonlijk nationaal identificatienummer, indien beschikbaar;

v)

adres en contactgegevens;

vi)

een kopie van een officieel identiteitsbewijs;

b)

een gedetailleerd curriculum vitae met vermelding van relevante scholing en opleiding, de beroepservaring met het verwerven en beheren van deelnemingen in bedrijven, en de beroepswerkzaamheden of andere taken die momenteel worden verricht;

c)

een verklaring met de volgende informatie over de natuurlijke persoon en de ondernemingen die de afgelopen tien jaar door die persoon zijn geleid of onder zijn zeggenschap stonden en waarvan de aanvragende kredietinstelling na gedegen onderzoek op de hoogte is:

i)

informatie over strafrechtelijke veroordelingen of procedures waarin de persoon of onderneming in het ongelijk is gesteld en die niet zijn vernietigd, met inachtneming van nationale wettelijke vereisten betreffende de openbaarmaking van veroordelingen die uit het strafblad zijn verwijderd;

ii)

informatie over civiel- of bestuursrechtelijke besluiten ten aanzien van de persoon of onderneming die van belang zijn voor de beoordeling van de geschiktheid of in andere opzichten van belang zijn voor de vergunningverlening aan de aanvragende kredietinstelling, en over wegens inbreuken op wet- en regelgeving opgelegde administratieve sancties of maatregelen, waaronder uitsluiting als bedrijfsleider, indien die niet zijn vernietigd en waartegen geen beroep aanhangig is of kan worden ingesteld, met uitzondering van administratieve sancties die zijn opgelegd krachtens de artikelen 65, 66 of 67 van Richtlijn 2013/36/EU en van strafrechtelijke veroordelingen, waarvoor geldt dat ook informatie wordt verstrekt over uitspraken waartegen nog beroep loopt;

iii)

faillissements-, insolventie- of soortgelijke procedures;

iv)

lopende strafrechtelijke onderzoeken;

v)

civiel- of bestuursrechtelijke onderzoeken, handhavingsprocedures, sancties of andere handhavingsbesluiten tegen de persoon of onderneming met betrekking tot zaken die voor de vergunningverlening aan de aanvragende kredietinstelling of voor een goed en prudent beheer van die aanvragende kredietinstelling redelijkerwijs van belang kunnen worden beschouwd;

vi)

wanneer deze kunnen worden verkregen, een officieel certificaat of een gelijkwaardig ander document waaruit blijkt dat zich met betrekking tot de persoon of onderneming een of meer van de in dit punt c), i) tot en met v), genoemde gebeurtenissen heeft voorgedaan;

vii)

weigering van registratie, vergunning, lidmaatschap of licentie om handel te drijven, zaken te doen of een beroep uit te oefenen;

viii)

intrekking, herroeping of beëindiging van een registratie, vergunning, lidmaatschap of licentie om handel te drijven, zaken te doen of een beroep uit te oefenen;

ix)

uitsluiting door een regelgevende instantie of overheidsinstantie of een beroepsvereniging;

x)

een leidinggevende functie binnen een entiteit die onderworpen is aan een strafrechtelijke veroordeling, een civiel- of bestuursrechtelijke sanctie, of een andere civiel- of bestuursrechtelijke maatregel die relevant is voor de door een autoriteit uitgevoerde beoordeling van de geschiktheid of vergunningsprocedure of voor een lopend onderzoek, telkens naar wangedrag zoals fraude, oneerlijkheid, corruptie, witwassen, terrorismefinanciering of andere financiële misdrijven of het niet-invoeren van adequate beleidsmaatregelen en procedures ter voorkoming van dergelijke gebeurtenissen, uitgevoerd ten tijde van het vermeende gedrag, met details over die gevallen en de eventuele betrokkenheid daarbij;

xi)

ontslag uit een dienstbetrekking of vertrouwensfunctie, verwijdering uit een vertrouwensrelatie (behoudens beëindiging van de betreffende relatie door tijdsverloop) en vergelijkbare situaties;

d)

wanneer de reputatie van de betrokken persoon reeds door een andere toezichthoudende autoriteit is beoordeeld, de identiteit van die autoriteit en het resultaat van die beoordeling;

e)

de huidige financiële positie van de persoon, met inbegrip van nadere gegevens betreffende inkomstenbronnen, activa en passiva, en verleende of ontvangen zekerheidsrechten en garanties;

f)

een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de persoon en van de ondernemingen die door de persoon worden geleid of onder zijn zeggenschap staan;

g)

financiële informatie, met inbegrip van kredietbeoordelingen en publiek beschikbare verslagen over de ondernemingen die door de persoon worden geleid of onder zijn zeggenschap staan;

h)

een beschrijving van de financiële belangen van de persoon, waaronder krediettransacties, verleende of ontvangen garanties en zekerheidsrechten, en van de niet-financiële belangen van de persoon, waaronder nauwe of familiebanden met een of meer van de volgende natuurlijke of rechtspersonen:

i)

andere huidige aandeelhouders of vennoten in de aanvragende kredietinstelling;

ii)

personen die gemachtigd zijn stemrechten van de aanvragende kredietinstelling uit te oefenen in één of in een combinatie van de volgende gevallen:

stemrechten die een derde houdt, met wie deze persoon een overeenkomst heeft gesloten die hen verplicht, door een onderling afgestemde uitoefening van hun stemrechten, een duurzaam gemeenschappelijk beleid inzake het beheer van de betrokken uitgevende instelling te voeren;

stemrechten die een derde houdt uit hoofde van een overeenkomst die met deze persoon is gesloten en waarin een tijdelijke en betaalde overdracht van deze stemrechten is geregeld;

stemrechten verbonden aan aandelen die bij deze persoon als zekerheid in onderpand zijn gegeven, mits de persoon zeggenschap over de stemrechten heeft en zijn of haar voornemen kenbaar maakt om deze stemrechten uit te oefenen;

stemrechten verbonden aan aandelen waarvan deze persoon het vruchtgebruik heeft;

stemrechten die in het bezit zijn van, of in de zin van de eerste vier streepjes van dit punt ii) kunnen worden uitgeoefend door een onderneming die onder de zeggenschap van deze persoon staat;

stemrechten verbonden aan bij deze persoon in bewaring gegeven aandelen die deze persoon bij gebreke van specifieke instructies van de aandeelhouders naar eigen goeddunken kan uitoefenen;

stemrechten die een derde bezit in eigen naam voor rekening van deze persoon;

stemrechten die deze persoon of entiteit, als gevolmachtigde, bij gebreke van specifieke instructies van de aandeelhouders naar eigen goeddunken kan uitoefenen;

iii)

personen die overeenkomstig de nationale wetgeving lid zijn van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of van de directie van de aanvragende kredietinstelling;

iv)

de aanvragende kredietinstelling of een ander lid van de groep waartoe zij behoort;

i)

voor zover de in punt h) genoemde betrekkingen aanleiding voor een belangenconflict zijn, de beoogde methoden voor het beheersen van dat conflict;

j)

een beschrijving van eventuele banden met politiek prominente personen zoals bedoeld in artikel 3, punt 9, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (1);

k)

andere belangen of activiteiten van de persoon die kunnen botsen met die van de aanvragende kredietinstelling en beoogde methoden voor het beheersen van deze belangenconflicten.

3.   

Informatie over rechtspersonen die een gekwalificeerde deelneming in de aanvragende kredietinstelling hebben of, in het geval van vergunningverlening aan de aanvragende kredietinstelling, een gekwalificeerde deelneming zullen krijgen:

a)

de naam van de rechtspersoon;

b)

wanneer de rechtspersoon in een centraal register, handelsregister, vennootschapsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van het register waarin de rechtspersoon is opgenomen, het registratienummer of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen en een kopie van het bewijs van inschrijving;

c)

de adressen van de statutaire zetel van de rechtspersoon en, indien hiervan verschillend, van het hoofdkantoor en van de hoofdvestiging van de rechtspersoon;

d)

contactgegevens;

e)

bedrijfsdocumenten of overeenkomsten die op de rechtspersoon van toepassing zijn en een samenvatting met de belangrijkste juridische kenmerken van de rechtsvorm van de rechtspersoon;

f)

of de rechtspersoon ooit is gereglementeerd of nog gereglementeerd wordt door een bevoegde autoriteit in de financiële sector of door een andere overheidsinstantie;

g)

de informatie bedoeld in:

i)

punt 2, f), wat de rechtspersoon betreft;

ii)

punt 2, d), wat de rechtspersoon betreft;

iii)

punt 2, g) en i), wat betreft de rechtspersoon, personen die feitelijk leidinggeven aan het bedrijf van de rechtspersoon, of ondernemingen die onder zeggenschap van de rechtspersoon staan;

iv)

punt 2, c), wat betreft de rechtspersoon, ondernemingen die onder zeggenschap van de rechtspersoon staan, en aandeelhouders die invloed van betekenis op de rechtspersoon uitoefenen;

h)

een beschrijving van de financiële belangen, waaronder krediettransacties en verleende of ontvangen garanties en zekerheidsrechten, van de rechtspersoon, van de personen die feitelijk leiding geven aan het bedrijf van de rechtspersoon of, indien van toepassing, van de groep waartoe de rechtspersoon behoort, evenals van de personen die feitelijk leiding geven aan het bedrijf van de rechtspersoon, alsmede van de niet-financiële belangen van deze rechtspersoon, waaronder begrepen nauwe of familiebanden met een of meer van de volgende natuurlijke of rechtspersonen:

i)

andere huidige aandeelhouders of vennoten in de aanvragende kredietinstelling;

ii)

personen die gemachtigd zijn stemrechten van de aanvragende kredietinstelling uit te oefenen in één of in een combinatie van de volgende gevallen:

stemrechten die een derde houdt, met wie deze persoon een overeenkomst heeft gesloten die hen verplicht, door een onderling afgestemde uitoefening van hun stemrechten, een duurzaam gemeenschappelijk beleid inzake het beheer van de betrokken uitgevende instelling te voeren;

stemrechten die een derde houdt uit hoofde van een overeenkomst die met deze persoon is gesloten en waarin een tijdelijke en betaalde overdracht van deze stemrechten is geregeld;

stemrechten verbonden aan aandelen die bij deze persoon als zekerheid in onderpand zijn gegeven, mits de persoon of entiteit zeggenschap over de stemrechten heeft en zijn voornemen kenbaar maakt om stemrechten uit te oefenen;

stemrechten verbonden aan aandelen waarvan deze persoon het vruchtgebruik heeft;

stemrechten die in het bezit zijn van, of in de zin van de eerste vier streepjes van dit punt ii) kunnen worden uitgeoefend door een onderneming die onder de zeggenschap van deze persoon staat;

stemrechten verbonden aan bij deze persoon in bewaring gegeven aandelen die deze persoon bij gebreke van specifieke instructies van de aandeelhouders naar eigen goeddunken kan uitoefenen;

stemrechten die een derde bezit in eigen naam voor rekening van deze persoon;

stemrechten die deze persoon, als gevolmachtigde, bij gebreke van specifieke instructies van de aandeelhouders naar eigen goeddunken kan uitoefenen;

iii)

politiek prominente personen, als gedefinieerd in artikel 3, punt 9, van Richtlijn (EU) 2015/849;

iv)

personen die overeenkomstig de nationale wetgeving lid zijn van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of de directie van de aanvragende kredietinstelling;

v)

de aanvragende kredietinstelling of een ander lid van de groep waartoe zij behoort;

i)

voor zover de in punt h) genoemde betrekkingen aanleiding voor een belangenconflict zijn, de beoogde methoden voor het beheersen van zulke conflicten;

j)

een lijst met alle personen die het bedrijf van de rechtspersoon feitelijk leiden, hun naam, geboortedatum en -plaats, adres, contactgegevens, nationaal identificatienummer indien beschikbaar en gedetailleerd curriculum vitae met vermelding van relevante scholing en opleiding, eerdere beroepservaring en huidige beroepsactiviteiten of andere relevante functies, samen met de in punt 2, c) en d), met betrekking tot elk van die personen bedoelde informatie;

k)

de aandeelhoudersstructuur van de rechtspersoon, met vermelding van de identiteit van alle aandeelhouders die invloed van betekenis uitoefenen, en hun respectieve aandeel in het kapitaal en de stemrechten, en informatie over eventuele aandeelhoudersovereenkomsten;

l)

wanneer de rechtspersoon deel uitmaakt van een groep, een gedetailleerd organisatieschema van de groepsstructuur, informatie over het aandeel in het kapitaal en de stemrechten van aandeelhouders met invloed van betekenis op de entiteiten van de groep en informatie over de activiteiten die de entiteiten van de groep momenteel uitoefenen;

m)

wanneer de rechtspersoon deel uitmaakt van een groep, informatie over de betrekkingen tussen alle kredietinstellingen, verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of beleggingsondernemingen binnen de groep en met andere groepsentiteiten, alsmede de namen van de toezichthoudende autoriteiten;

n)

wanneer de rechtspersoon deel uitmaakt van een groep, vermelding van alle kredietinstellingen, verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of beleggingsondernemingen binnen de groep, de namen van de betrokken bevoegde autoriteiten, evenals een analyse van de prudentiële consolidatiekring van de kredietinstelling en de groep, waaronder informatie over de groepsentiteiten die onder de vereisten inzake geconsolideerd toezicht zouden vallen en over de niveaus binnen de groep waarop deze vereisten op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis van toepassing zouden zijn;

o)

jaarrekeningen op individueel niveau en, waar van toepassing, op geconsolideerd en gesubconsolideerd groepsniveau, over de laatste drie boekjaren indien de rechtspersoon gedurende dat tijdvak actief is geweest of een kortere periode gedurende welke de rechtspersoon actief is geweest en waarover jaarrekeningen zijn opgesteld en, indien van toepassing, goedgekeurd door de wettelijke auditor of het auditkantoor zoals omschreven in artikel 2, de punten 2 en 3, van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), met inbegrip van elk van de volgende elementen:

i)

de balans;

ii)

de winst-en-verliesrekening of de resultatenrekening;

iii)

de jaarverslagen, financiële bijlagen en alle andere documenten die zijn geregistreerd bij het register of de bevoegde autoriteit van de rechtspersoon, daaronder begrepen de in de jaarverslagen als relevant aangeduide financiële bijlagen en andere geregistreerde documenten, en de bij de planning gebruikte aannames, ten minste in een basisscenario en een stressscenario;

p)

wanneer de rechtspersoon zijn hoofdkantoor in een derde land heeft, alle onderstaande informatie:

i)

wanneer de rechtspersoon onder toezicht staat van een autoriteit in de financiële sector van een derde land, een bewijs van goede reputatie of, indien niet beschikbaar, een gelijkwaardig document van de autoriteit van dat derde land betreffende de rechtspersoon;

ii)

wanneer de rechtspersoon onder toezicht staat van een autoriteit in de financiële sector van een derde land en wanneer door die autoriteit dergelijke verklaringen worden afgegeven, een verklaring van de autoriteit van dat derde land dat er geen belemmeringen of beperkingen zijn voor de verstrekking van de benodigde informatie voor de uitoefening van het toezicht op de aanvragende kredietinstelling;

iii)

algemene informatie over het voor de rechtspersoon geldende regelgevingskader van het betrokken derde land, met inbegrip van informatie over de mate waarin de regelgeving voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in dat derde land in overeenstemming is met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force;

q)

wanneer de rechtspersoon een instelling voor collectieve belegging is:

i)

de identiteit van de deelnemers onder wier zeggenschap de instelling voor collectieve belegging staat of die hierin een deelneming hebben op grond waarvan deze deelnemers de besluitvorming door de instelling voor collectieve belegging kunnen blokkeren;

ii)

nadere gegevens over het investeringsbeleid en eventuele beperkingen op investeringen;

iii)

de namen en functies van de personen die individueel of als comité verantwoordelijk zijn voor de investeringsbeslissingen van de instelling voor collectieve belegging, evenals een kopie van de beheerovereenkomst of, indien van toepassing, van het mandaat van het comité;

iv)

een uitvoerige beschrijving van het toepasselijke wettelijk antiwitwaskader en van de antiwitwasprocedures van de instelling voor collectieve belegging;

v)

een uitvoerige beschrijving van de prestaties van voormalige deelnemingen van de instelling voor collectieve belegging in andere kredietinstellingen, verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of beleggingsondernemingen, waarbij vermeld wordt of deze deelnemingen door een bevoegde autoriteit waren goedgekeurd en, zo ja, de identiteit van de autoriteit wordt aangegeven;

r)

wanneer de persoon een staatsinvesteringsfonds is:

i)

de naam van de overheidsinstantie die belast is met het vaststellen van het investeringsbeleid van het staatsinvesteringsfonds;

ii)

nadere gegevens over het investeringsbeleid van het staatsinvesteringsfonds en eventuele beperkingen op investeringen;

iii)

de namen en functies van de individuele personen die verantwoord zijn voor de investeringsbesluiten van het staatsinvesteringsfonds;

iv)

nadere informatie over eventuele invloed die de in punt i) bedoelde overheidsinstantie uitoefent op de dagelijkse activiteiten van het staatsinvesteringsfonds en de aanvragende kredietinstelling.

4.   

Voor de toepassing van dit punt 3 omvat een groep de leden van de entiteit en de dochterondernemingen van die leden. De volgende informatie over inschrijvingen uit hoofde van trustregelingen:

a)

de identiteit van alle trustees die activa zullen beheren in overeenstemming met het trustdocument en van alle personen die begunstigde of insteller van het trustvermogen zijn en, indien van toepassing, hun respectieve aandelen in de verdeling van de inkomsten die met het trustvermogen worden gegenereerd;

b)

een kopie van de oprichtingsakten of statuten van de trust;

c)

een beschrijving van de belangrijkste juridische kenmerken en het functioneren van de trust;

d)

de financieringsmethode van de trust en de middelen die de financiële soliditeit van de trust voor de ondersteuning van de aanvrager waarborgen, en in het bijzonder:

i)

een beschrijving van het investeringsbeleid van de trust en van eventuele beperkingen ten aanzien van beleggingen, met informatie over de factoren die van invloed zijn op de investeringsbesluiten en de exitstrategie met betrekking tot de aanvragende kredietinstelling;

ii)

informatie over vroegere en bestaande beleggingen door entiteiten uit de financiële sector en de dienaangaande bedrijfsresultaten met betrekking tot de trust;

iii)

vermelding en overzicht van financieringsbronnen en, indien beschikbaar, de jaarrekeningen van de trust.


(1)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(2)  Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/86


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2581 VAN DE COMMISSIE

van 20 juni 2022

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor de toepassing van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verstrekking van informatie in aanvragen voor vergunningen van kredietinstellingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie (2) bepaalt welke informatie aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt in vergunningsaanvragen van kredietinstellingen.

(2)

Met het oog op harmonisatie is het belangrijk dat aanvragers van een vergunning als kredietinstelling de voor deze vergunning vereiste informatie op uniforme wijze indienen, en in de hele Unie dezelfde standaardformulieren, templates en procedures gebruiken.

(3)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(4)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

(5)

Om de bevoegde autoriteiten en de aanvragende kredietinstellingen voldoende tijd te verlenen om zich aan de vereisten van deze verordening aan te passen, moet de datum van toepassing ervan worden uitgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Indiening van de aanvraag voor een vergunning als kredietinstelling

1.   Aanvragers van een vergunning als kredietinstelling dienen de in de artikelen 1 tot en met 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 bedoelde informatie bij hun bevoegde autoriteit in door de template in de bijlage bij deze verordening in te vullen.

2.   De bevoegde autoriteiten vermelden op hun website de contactgegevens voor een vergunningsaanvraag als kredietinstelling in te dienen en geven aan of die aanvraag op papier, in elektronische vorm of in beide vormen moet worden ingediend.

Artikel 2

Beoordeling van de volledigheid van een aanvraag voor een vergunning als kredietinstelling

1.   Aanvragen voor een vergunning als kredietinstelling worden geacht volledig te zijn indien die aanvragen alle informatie als voorgeschreven bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 bevatten.

2.   Wanneer de in de aanvraag verstrekte informatie wordt beoordeeld en onvolledig blijkt te zijn, zenden de bevoegde autoriteiten op papier of langs elektronische weg een verzoek aan de betrokken aanvragers, met vermelding van de vereiste nadere informatie, en bieden zij die aanvragers de gelegenheid de aangewezen informatie in te dienen.

3.   Wanneer een aanvraag als volledig wordt beoordeeld, stelt de bevoegde autoriteit de aanvrager daarvan in kennis, samen met de datum van ontvangst van de volledige aanvraag of, in voorkomend geval, de datum van ontvangst van de informatie waarmee de aanvraag is aangevuld.

4.   De bevoegde autoriteiten kunnen van de aanvrager verlangen dat hij aanvullende toelichtingen en gegevens verstrekt voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 3

Aanvragen voor een vergunning als kredietinstelling waarop deze verordening van toepassing is

Deze verordening is van toepassing op aanvragen voor een vergunning als kredietinstelling die zijn ingediend op of na ….

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van ….

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie van 17 juni 2022 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere vaststelling van de informatie die moet worden verstrekt in de vergunningaanvraag van kredietinstellingen, en tot nadere vaststelling van belemmeringen voor de effectieve uitoefening van toezichtstaken door bevoegde autoriteiten (PB L 335 van …, blz. 64).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE

Informatie voor de vergunningsaanvraag

Datum: ……………

Referentienummer: …………..

Naam van de aanvrager:

Adres:

(Contactgegevens van de aangewezen contactpersoon)

Naam:

Telefoonnummer:

E-mail:

Dit is een aanvraag voor een vergunning als kredietinstelling die is ingediend overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580 van de Commissie (1).

Wij verklaren dat de in deze aanvraag verstrekte informatie waarheidsgetrouw, nauwkeurig, volledig en niet misleidend is. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, is de informatie geactualiseerd op de datum van deze aanvraag. Wanneer bepaalde gegevens een datum in de toekomst aangeven, wordt dit uitdrukkelijk in de aanvraag vermeld en verbinden wij ons ertoe indien deze informatie onjuist, onvolledig of misleidend blijkt te zijn, de autoriteit daarvan onverwijld schriftelijk in kennis te stellen.

[Naam van de aanvrager]

Door:…

Naam:

Functie:

Tabel 1

Presentatie van informatie over de aanvragende kredietinstelling (artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580)

1.1.

Contactpersonen voor de aanvraag (artikel 1, punten a) en b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580

Gegevens van de contactpersoon voor de aanvraag

Titel

 

Volledige naam

 

Functie

 

Telefoonnummer

 

Mobiel nummer

 

Fax (indien beschikbaar)

 

E-mailadres

 

Belangrijkste professionele adviseur die betrokken was bij het opstellen van de aanvraag (indien van toepassing)

Titel

 

Volledige naam

 

Functie

 

Telefoonnummer

 

Mobiel nummer

 

Fax (indien beschikbaar)

 

E-mailadres

 

1.2.

Identiteit van de aanvragende kredietinstelling (artikel 1, punten c) tot en met k), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580

Naam van de aanvragende kredietinstelling en elke andere handelsnaam die door de aanvragende kredietinstelling wordt of zal worden gebruikt

 

Voorgestelde plannen (indien van toepassing) om de naam van de aanvragende kredietinstelling te wijzigen en een toelichting bij de voorgestelde wijzigingen

 

Logo

 

Rechtsvorm van de aanvragende kredietinstelling

 

Datum van oprichting of vestiging

 

Rechtsgebied van oprichting of vestiging

 

Adres van de statutaire zetel van de aanvragende kredietinstelling en, indien hiervan verschillend, van het hoofdkantoor en van de hoofdvestiging

 

Contactgegevens van de aanvragende kredietinstelling indien deze verschillen van de in punt 1.1 van deze tabel verstrekte gegevens: telefoon, mobiel nummer, fax (indien beschikbaar) en e-mail

 

Indien de aanvragende kredietinstelling in een centraal register, handelsregister, vennootschapsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, naam van dat register en registratienummer van de aanvragende kredietinstelling of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen;

 

Identificatiecode juridische entiteit (LEI) van de aanvragende kredietinstelling;

 

Datum waarop het boekjaar van de aanvragende kredietinstelling afloopt

 

Internetadres van de aanvragende kredietinstelling, indien beschikbaar

 

1.3.

Oprichtingsakten (artikel 1, punt l), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2580

Bijlage waarin een afschrift wordt verstrekt van de statuten van de aanvragende kredietinstelling of soortgelijke oprichtingsakten en, indien van toepassing, een bewijs van inschrijving in het register dat overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad bij wet van de betrokken lidstaat is aangewezen (2)

 

1.4.

Geschiedenis van de aanvragende kredietinstelling en haar dochterondernemingen (artikel 2, punten a), b) en c), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Bevestiging of de aanvragende kredietinstelling voorheen commerciële of andere activiteiten heeft verricht (ja/nee) (zo ja, vul de overige velden in deel 1.4 van deze tabel in)

 

Gegevens over licenties, vergunningen, registraties of andere machtigingen van de aanvragende kredietinstelling of van een van haar dochterondernemingen voor de uitoefening van activiteiten in de financiëledienstensector, verleend door een overheidsinstantie of een andere entiteit die in een lidstaat of een derde land publieke taken verricht, en behorende tot de categorieën van artikel 2, punt a), i) tot en met iv), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Gegevens over significante gebeurtenissen in het heden of het verleden met betrekking tot de aanvragende kredietinstelling of een van haar dochterondernemingen, waarvan mag worden aangenomen dat die van belang zijn voor de vergunningverlening, met inbegrip van de in artikel 2, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 bedoelde kwesties

 

Informatie over de in de verklaring vermelde gebeurtenissen, met inbegrip van de naam en het adres van de betrokken burgerlijke of strafrechtbank of burgerlijke of bestuursrechtelijke autoriteit, de datum van de gebeurtenis, het geldbedrag in kwestie, de uitkomst van de procedure en een toelichting op de omstandigheden van de gebeurtenis die aanleiding waren tot de procedure

 

1.5.

Toepasselijke vergoedingen (artikel 2, punten d) en e), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Voor de berekening van de toepasselijke vergoedingen benodigde elementen, indien op grond van het Unierecht of het interne recht een door de aanvragende kredietinstelling te betalen aanvraag- of toezichtsvergoeding wordt berekend op basis van de activiteiten of de kenmerken van de aanvragende kredietinstelling

 

Bijlage waarin bewijs te vinden is van betaling van een aanvraagvergoeding, indien van toepassing op grond van het Unie- of nationale recht

 


Tabel 2

Werkprogramma (artikel 3 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Activiteiten (artikel 3 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin het werkprogramma te vinden is, met inbegrip van a) de lijst met werkzaamheden die de aanvragende kredietinstelling voornemens is te verrichten, waaronder de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden, en b) de beschrijving van de afstemming tussen het werkprogramma en de voorgestelde activiteiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 3

Financiële informatie (artikel 4 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

3.1.

Prognoses (artikel 4, punt a), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin prognoses over de aanvragende kredietinstelling, op individueel niveau en, in voorkomend geval, op geconsolideerde groeps- en gesubconsolideerde niveaus, te vinden zijn zoals voorgeschreven bij artikel 4, punt a), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

3.2.

Wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen (artikel 4, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin de wettelijke jaarrekeningen van de aanvragende kredietinstelling, op individueel niveau en, in voorkomend geval, op geconsolideerde groeps- en gesubconsolideerde niveaus, te vinden zijn zoals voorgeschreven bij artikel 4, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

 

3.3.

Schulden (artikel 4, punt c), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Bijlage waarin een overzicht wordt gegeven van alle schulden die de aanvragende kredietinstelling is aangegaan of naar verwachting zal aangaan vóór de aanvang van haar activiteiten als kredietinstelling, zoals voorgeschreven bij artikel 4, punt c), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

3.4.

Zekerheidsrechten, garanties of vergoedingen (artikel 4, punt d), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Bijlage waarin een overzicht fwordt gegeven van de zekerheidsrechten, garanties of vergoedingen die de aanvragende kredietinstelling vóór de aanvang van haar werkzaamheden als kredietinstelling heeft verleend of naar verwachting zal verlenen

 

3.5.

Kredietbeoordeling (artikel 4, punt e), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Indien beschikbaar, informatie over de kredietbeoordeling van de aanvragende kredietinstelling en de algemene beoordeling van de groep

 

3.6.

Geconsolideerd toezicht (artikel 4, punt f), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Bijlage waarin, in voorkomend geval, een analyse te vinden is van de reikwijdte van het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de consolidatievereisten van artikel 4, punt f), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

3.7.

Wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen (artikel 4, punt g), i) tot en met x), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Overzicht van het risicobeheerskader zoals voorgeschreven bij artikel 4, punt g), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Overzicht van het beleid voor liquiditeitsrisicobeheer

 

Overzicht van het beleid inzake concentratie en diversificatie van financiering

 

Overzicht van het beleid voor zekerhedenbeheer

 

Overzicht van het depositobeleid

 

Overzicht van het beleid voor kredieten en leningen

 

Overzicht van het beleid voor concentratierisico’s

 

Overzicht van het voorzieningenbeleid

 

Overzicht van het dividenduitkeringsbeleid

 

Overzicht van het beleid voor handelsportefeuilles

 

3.8.

Procedure voor het opstellen van een herstelplan (artikel 4, punt h), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Beschrijving van de procedure van de aanvragende kredietinstelling voor het opstellen van een herstelplan, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 32, van Richtlijn 2014/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), en indien van toepassing een groepsherstelplan, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 33, van die richtlijn

 

3.9.

Depositogarantiestelsel (artikel 4, punt i), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Een verklaring of bevestiging dat de aanvragende kredietinstelling overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2014/49/EU vóór of uiterlijk op de datum van vergunningverlening deelneemt aan een depositogarantiestelsel dat officieel is erkend in de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend

 

Naam van het depositogarantiestelsel

 

3.10.

Institutioneel protectiestelsel (artikel 4, punt j), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Naam van een institutioneel protectiestelsel, als omschreven in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), dat de aanvragende kredietinstelling is aangegaan of voornemens is aan te gaan

 


Tabel 4

Programma van werkzaamheden, organisatiestructuur, internecontrolesystemen en auditors (artikel 5 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

4.1.

Programma van werkzaamheden (artikel 5, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin het programma van werkzaamheden, zoals voorgeschreven in artikel 5, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening te vinden is2022/2580

 

4.2.

Organisatie, structuur en governanceregelingen (artikel 5, lid 1, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin een beschrijving van de organisatie, structuur en governanceregelingen te vinden is, zoals voorgeschreven bij artikel 5, lid 1, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

4.3.

Kader voor interne controle (artikel 5, lid 1, punt c), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin een overzicht te vinden is van de interne organisatie (inclusief de daarvoor uitgetrokken budgettaire en personele middelen) van de compliance-, risicobeheer- en interneauditfunctie, zoals voorgeschreven bij artikel 5, lid 1, punt c), i), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

 

Overzicht van het klokkenluidersbeleid

 

Overzicht van het beleid inzake belangenconflicten

 

Overzicht van het beleid inzake afhandeling van klachten

 

Overzicht van het beleid inzake marktmisbruik

 

Overzicht van het beleid ter bevordering van diversiteit in het leidinggevend orgaan

 

Overzicht van het beloningsbeleid voor personeelsleden wier beroepswerkzaamheden van wezenlijke invloed zijn op het risicoprofiel van de aanvragende kredietinstelling

 

Overzicht van de systemen en beleidslijnen voor beoordeling en beheer van de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering, waaronder een overzicht van de belangrijkste procedures die zijn ingesteld om het risico tegen te gaan dat de aanvragende kredietinstelling wordt gebruikt voor het faciliteren van financiële misdrijven

 

4.4.

Middelen voor interne audits (artikel 5, lid 1, punt d), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Beschrijving van de middelen voor interne audits en een overzicht van de methodiek en het interneauditplan voor de eerste drie jaar nadat de vergunning als kredietinstelling is verleend, inclusief de audit van geëxternaliseerde diensten

 

4.5.

Beleidsmaatregelen en plannen (artikel 5, lid 1, punt e), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Overzicht van het interneauditbeleid

 

Overzicht van het beleid inzake productgovernance

 

Overzicht van het beleid inzake consumentenbescherming

 

Overzicht van het plan en beleid voor bedrijfscontinuïteit, waaronder een overzicht van de beschikbare systemen voor back-up en herstel en van de plannen om de beschikbaarheid van essentieel personeel te waarborgen in situaties waarin de bedrijfscontinuïteit op het spel staat

 

4.6.

Structuur van -de aanvragende kredietinstelling (artikel 5, lid 1, punt f), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Overzicht van uitbestedingen buiten en binnen de groep ter ondersteuning van de werkzaamheden of internecontroleactiviteiten van de aanvragende kredietinstelling, met inbegrip van de informatie bedoeld in artikel 5, lid 1, punt f), i), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

 

Overzicht van toezichtsverantwoordelijkheden en van de regelingen, systemen en controles voor elke uitbestede functie die cruciaal of belangrijk is voor het beheer en de werkzaamheden van de aanvragende kredietinstelling

 

Overzicht van de overeenkomsten en regelingen inzake het dienstverleningsniveau voor elke uitbestede functie die cruciaal of belangrijk is voor het beheer en de werkzaamheden van de aanvragende kredietinstelling

 

Beschrijving van de IT-infrastructuur van de aanvragende kredietinstelling, waaronder de systemen die worden of zullen worden gebruikt, de regelingen voor de hosting daarvan, de organisatie van haar IT-afdeling, IT-structuur, IT-strategie en IT-governance, haar beleid en procedures voor IT-beveiliging, en de bestaande of in te voeren systemen en controles voor online bankdiensten

 

4.7.

Wettelijke auditors of auditkantoren (artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Naam

 

Adres

 

Contactpunt (naam, telefoonnummer, e-mailadres)

 


Tabel 5

Aanvangskapitaal (artikel 6 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

5.1.

Aanvangskapitaal en eigen vermogen (artikel 6, leden 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin bewijs van het geplaatste, gestorte en nog niet gestorte kapitaal van de aanvragende kredietinstelling te vinden is

 

Beschrijving van de soorten en bedragen van het eigen vermogen die overeenstemmen met het aanvangskapitaal

 

Indien het aanvangskapitaal bij de indiening van de aanvraag niet volledig is gestort, de beschrijving van het plan en de uitvoeringstermijn die moeten waarborgen dat het aanvangskapitaal volledig is gestort voordat de vergunning voor de aanvang van de activiteiten als kredietinstelling ingaat

 

5.2.

Beschikbare financieringsbronnen voor eigen vermogen (artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Toelichting bij de beschikbare financieringsbronnen voor eigen vermogen en bijlage waarin bewijs van de beschikbaarheid van die financieringsbronnen, zoals voorgeschreven bij artikel 6, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580) te vinden is

 

5.3.

Bedragen, samenstelling en verdeling van het intern kapitaal (artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin de beoordeling te vinden is van de bedragen, de samenstelling en de verdeling van het intern kapitaal dat door de aanvragende kredietinstelling toereikend wordt geacht voor het dekken van het soort risico’s en de omvang van de risico’s waaraan de aanvragende kredietinstelling zal of zou kunnen worden blootgesteld, alsmede de analyse voorgeschreven bij artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 


Tabel 6

Feitelijke leiding (artikel 7 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

6.1.

Leden van het leidinggevend orgaan (voor elke persoon een afzonderlijk exemplaar van dit deel van de tabel invullen) (artikel 7, lid 1, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Naam, en indien er verschillen zijn, andere vroegere namen

 

Geslacht

 

Geboorteplaats

 

Geboortedatum

 

Adres

 

Telefoonnummer

 

Mobiel

 

E-mailadres

 

Nationaliteit

 

Persoonlijk identificatienummer of bijlage waarin een kopie van de identiteitskaart of een gelijkwaardig document te vinden is

 

Gegevens over de functie die de persoon bekleedt of zal bekleden, met vermelding of het een uitvoerende of niet-uitvoerende functie betreft, de ingangsdatum of geplande ingangsdatum en de duur van het mandaat, en een beschrijving van de voornaamste taken en verantwoordelijkheden van de persoon

 

Bijlage waarin een curriculum vitae als voorgeschreven in punt 1, d), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580 te vinden is

 

Bijlage waarin een lijst te vinden is van referentiepersonen met hun contactgegevens, bij voorkeur van werkgevers in de bancaire of financiële sector, met vermelding van volledige naam, instelling, functie, telefoonnummer, e-mailadres, de aard van de beroepsmatige banden en informatie aangaande de vraag of er sprake is of was van niet-beroepsmatige banden met deze persoon

 

Bijlage waarin het volgende te vinden is: strafbladen en relevante informatie over strafrechtelijke onderzoeken en procedures, relevante civielrechtelijke of bestuursrechtelijke zaken en tuchtmaatregelen, met inbegrip van uitsluiting als bedrijfsleider of faillissement, insolventie of soortgelijke procedures in de vorm van een officieel attest of, bij ontstentenis daarvan, een betrouwbare informatiebron betreffende het ontbreken van strafrechtelijke veroordelingen, onderzoeken of procedures

 

Bijlage waarin een verklaring te vinden is waaruit blijkt of er een strafrechtelijke procedure aanhangig is of dat de persoon of een organisatie waarover hij of zij de leiding heeft, als schuldenaar betrokken is geweest bij een insolventie- of vergelijkbare procedure

 

Bijlage waarin informatie te vinden is over de aangelegenheden in punt 1, f), iii), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Bijlage waarin een beschrijving te vinden is van alle financiële en niet-financiële belangen die aanleiding kunnen zijn voor een belangenconflict, zoals voorgeschreven in punt 1, g), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Bijlage waarin nadere gegevens te vinden zijn waaruit blijkt dat de persoon voldoende tijd voor het mandaat kan vrijmaken, zoals voorgeschreven in punt 1, h), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Gegevens over de uitkomst van door de aanvragende kredietinstelling naar personen uitgevoerde geschiktheidsbeoordelingen, zoals beschreven in punt 3 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

6.2.

Andere vereiste informatie met betrekking tot leden van het leidinggevend orgaan (artikel 7, lid 1, van en bijlage I, punten 2, 4 en 5, bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Beschrijving van de comités van het leidinggevend orgaan die op het tijdstip van de vergunningaanvraag zijn gepland, met vermelding van de leden en bevoegdheden daarvan

 

Verklaring inzake de algemene beoordeling van de collectieve geschiktheid van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling, met de desbetreffende notulen van de raad of de verslagen of documenten over de geschiktheidsbeoordeling

 

Beschrijving van de wijze waarop bij het kiezen van de leden van het leidinggevend orgaan rekening is gehouden met de verscheidenheid aan kwaliteiten en competenties

 

6.3

Hoofden van internecontrolefuncties en financieel directeur die geen deel uitmaken van het leidinggevend orgaan (voor elke persoon een afzonderlijk exemplaar van dit deel van de tabel invullen) (artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Naam, en indien er verschillen zijn, andere vroegere namen

 

Geslacht

 

Geboorteplaats

 

Geboortedatum

 

Adres

 

Telefoonnummer

 

Mobiel

 

E-mailadres

 

Nationaliteit

 

Persoonlijk identificatienummer of bijlage waarin een kopie van de identiteitskaart of een gelijkwaardig document te vinden is

 

Gegevens over de functie die de persoon bekleedt of zal bekleden, met vermelding of het een uitvoerende of niet-uitvoerende functie betreft, de ingangsdatum of geplande ingangsdatum en de duur van het mandaat, en een beschrijving van de voornaamste taken en verantwoordelijkheden van de persoon

 

Bijlage waarin een curriculum vitae als voorgeschreven in punt 1, d), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580 te vinden is

 

Bijlage waarin een lijst te vinden is van referentiepersonen met hun contactgegevens, bij voorkeur van werkgevers in de bancaire of financiële sector, met vermelding van volledige naam, instelling, functie, telefoonnummer, e-mailadres, de aard van de beroepsmatige banden en informatie aangaande de vraag of er sprake is of was van niet-beroepsmatige banden met deze persoon

 

Bijlage waarin het volgende te vinden is: strafbladen en relevante informatie over strafrechtelijke onderzoeken en procedures, relevante civielrechtelijke of bestuursrechtelijke zaken en tuchtmaatregelen, met inbegrip van uitsluiting als bedrijfsleider of faillissement, insolventie of soortgelijke procedures in de vorm van een officieel attest of, bij ontstentenis daarvan, een betrouwbare informatiebron betreffende het ontbreken van strafrechtelijke veroordelingen, onderzoeken of procedures

 

Bijlage waarin een verklaring te vinden is waaruit blijkt of er een strafrechtelijke procedure aanhangig is of dat de persoon of een organisatie waarover hij of zij de leiding heeft, als schuldenaar betrokken is geweest bij een insolventie- of vergelijkbare procedure

 

Bijlage waarin informatie te vinden is over de aangelegenheden in punt 1, f), iii), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

Gegevens over de uitkomst van door de aanvragende kredietinstelling naar personen uitgevoerde geschiktheidsbeoordelingen, zoals beschreven in punt 3 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

6.4.

Bevoegdheden, taken en volmachten verleend aan leden van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling (artikel 7, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Beschrijving van de bevoegdheden, taken en volmachten die zijn verleend aan de leden van het leidinggevend orgaan van de aanvragende kredietinstelling, en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580, aan de hoofden van de internecontrolefuncties en de financieel directeur die geen deel uitmaken van het leidinggevend orgaan

 


Tabel 7

Aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelneming (artikel 8 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

7.1.

Aandeelhouders en vennoten (natuurlijke en rechtspersonen) (artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin informatie met betrekking tot elke natuurlijke of rechtspersoon met een gekwalificeerde deelneming te vinden is als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

7.2.

Nadere informatie met betrekking tot natuurlijke personen (artikel 8, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Bijlage waarin voor elke natuurlijke persoon met een gekwalificeerde deelneming de aanvullende informatie te vinden is als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

7.3.

Nadere informatie met betrekking tot rechtspersonen of entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid die een gekwalificeerde deelneming op eigen naam hebben of verkrijgen (artikel 8, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin de aanvullende informatie te vinden is met betrekking tot elke rechtspersoon of entiteit zonder rechtspersoonlijkheid die een gekwalificeerde deelneming op eigen naam heeft of verkrijgt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

 

7.4.

Trusts (artikel 8, lid 4, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin de informatie als bedoeld in artikel 8, lid 4, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 te vinden is

 

7.5.

Leden van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid waarbij de deelneming in de aanvragende kredietinstelling zal worden behandeld als een activum van de entiteit (artikel 8, lid 5, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin de informatie als bedoeld in artikel 8, lid 5 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 te vinden is

 


Tabel 8

Twintig grootste aandeelhouders of vennoten (artikel 9 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

8.1.

Aandeelhoudersstructuur (artikel 9 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin een schema te vinden is van de aandeelhoudersstructuur van de aanvragende kredietinstelling, met specificatie van het kapitaal en de stemrechten

 

8.2.

Lijst van namen van alle personen en andere entiteiten met aandeelhouderschap en andere relevante gegevens (artikel 9 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580)

Bijlage waarin een lijst te vinden is met de namen van alle personen en andere entiteiten met een aandelenbezit als bedoeld in artikel 9 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580, met voor elk van deze personen of entiteiten vermelding van het volgende:

het aantal en soort aandelen of andere deelnemingen waarop is of zal worden ingeschreven;

de nominale waarde van die aandelen of andere deelnemingen;

betaalde of te betalen premies;

op dergelijke aandelen of andere deelnemingen berustende zekerheidsrechten of bezwaringen, met inbegrip van de identiteit van de partijen met zekerheidsrecht; alsmede

door die personen of entiteiten gedane toezeggingen om te waarborgen dat de kredietinstelling aan de geldende prudentiële vereisten zal voldoen, indien van toepassing

 


Tabel 9

Vereiste gegevens overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580

Door de bevoegde autoriteit verlangde informatie overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 (vermeld in voorkomend geval in de linkerkolom een beschrijving van de vereiste informatie en in de rechterkolom de informatie)

 

 

 

 


Tabel 10

Vereiste gegevens overeenkomstig artikel 11 van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 [Publications Office, please insert the correct number of the Regulation containing the RTS on authorisation of credit institutions]

10.1.

Weggelaten informatie overeenkomstig artikel 11, punt a), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 (vul eventueel aan met een lijst van de informatie)

 

10.2.

Weggelaten informatie overeenkomstig artikel 11, punt b), van Gedelegeerde Verordening 2022/2580 (vul eventueel aan met een lijst van de informatie)

 


(1)  PB L 335 van …, blz. 64.

(2)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).

(3)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/103


BESLUIT Nr. 2/2022 VAN HET EPO-COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ DE TIJDELIJKE ECONOMISCHE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN GHANA, ENERZIJDS, EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ANDERZIJDS,

van 30 november 2022

met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde voor geschillenbeslechting [2022/2582]

HET EPO-COMITÉ,

Gezien de Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (1) (“de overeenkomst”), ondertekend te Brussel op 28 juli 2016, en met name artikel 59,

Overwegende dat in artikel 59, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat de procedures voor de beslechting van geschillen worden geregeld in het reglement van orde, dat het EPO-comité drie maanden na zijn instelling vaststelt, en dat in artikel 64, lid 2, van de overeenkomst wordt vermeld dat de gedragscode aan dat reglement van orde wordt gehecht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde voor geschillenbeslechting, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt hierbij vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.


(1)  PB L 287 van 21.10.2016, blz. 3.


BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE BESLECHTING VAN GESCHILLEN

A.   DEFINITIES

1.

In hoofdstuk 3 (Procedures voor de beslechting van geschillen) van de Overeenkomst en in dit reglement van orde wordt verstaan onder:

a)

“administratief personeel”: met betrekking tot een panellid, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van een panellid werkzaam zijn;

b)

“adviseur”: een persoon die door een Partij is aangesteld om die Partij in verband met de panelprocedure te adviseren of bij te staan;

c)

“assistent”: een persoon die in het kader van het mandaat van een panellid en onder de leiding en het toezicht van dat panellid voor dat panellid onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;

d)

“klagende Partij”: de Partij die op grond van artikel 49 (Inleiding van de arbitrageprocedure) van de Overeenkomst om de instelling van een panel verzoekt;

e)

“dag”: een kalenderdag;

f)

“panel”: een op grond van artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst ingesteld panel;

g)

“panellid” of “scheidsrechter”: een lid van een panel;

h)

“Partij waartegen de klacht gericht is”: de Partij ten aanzien waarvan wordt gesteld dat zij de betrokken bepalingen heeft geschonden;

i)

“vertegenwoordiger van een Partij”: een persoon in dienst van of aangewezen door een ministerie, een overheidsdienst of een ander overheidsorgaan van een Partij, die de Partij met betrekking tot een geschil op het gebied van de Overeenkomst vertegenwoordigt.

B.   KENNISGEVINGEN

2.

Alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten van:

a)

het panel worden terzelfder tijd aan beide Partijen toegezonden;

b)

een Partij die aan het panel zijn gericht, worden tegelijkertijd aan de andere Partij toegezonden, en

c)

een Partij die aan de andere Partij zijn gericht, worden tegelijk met een kopie aan het panel toegezonden, naargelang het geval.

3.

Alle in punt 2 bedoelde kennisgevingen worden gedaan via e-mail of waar passend via enige andere vorm van telecommunicatie waarbij de verzending wordt geregistreerd. Een dergelijke kennisgeving wordt geacht te zijn afgeleverd op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is.

4.

Alle kennisgevingen worden gericht aan respectievelijk het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie en de hoofddirecteur van het ministerie van Handel en Industrie van Ghana.

5.

Kleine verschrijvingen in verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten in verband met de procedure bij het panel kunnen worden verbeterd door indiening van een nieuw document waarin de wijzigingen duidelijk zijn aangegeven.

6.

Indien de laatste dag waarop een document kan worden ingediend, op een niet-werkdag van de instellingen van de Europese Unie of van de overheid van Ghana valt, eindigt de periode van indiening van het document op de eerstvolgende werkdag.

C.   BENOEMING VAN PANELLEDEN

7.

Indien overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel), lid 3, van de Overeenkomst een panellid door loting wordt aangewezen, stelt de medevoorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij de medevoorzitter uit de Partij waartegen de klacht gericht is, onverwijld in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de loting. De medevoorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij of diens vertegenwoordiger wordt verzocht de loting als bedoeld in artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel), leden 3 en 4, van de Overeenkomst uit te voeren en voert deze uit. De medevoorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij kan deze aanwijzing door loting van het panellid delegeren.

8.

De medevoorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij wijst, binnen vijf dagen na het verstrijken van de in artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel), lid 2, bedoelde termijn, het panellid of de voorzitter door loting aan, indien een van de in artikel 64 (Lijst van scheidsrechters), lid 1, bedoelde sublijsten:

a)

niet is opgesteld, waarbij de aanwijzing plaatsvindt uit de personen die formeel voor de opstelling van die specifieke sublijst zijn voorgedragen door beide Partijen of door een van beide Partijen, of

b)

niet langer ten minste vijf personen bevat, waarbij de aanwijzing plaatsvindt uit de personen die nog op die specifieke sublijst staan.

De medevoorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij kan deze aanwijzing door loting van het panellid delegeren.

9.

De voorzitter van het EPO-comité uit de klagende Partij stelt elke persoon die is aangewezen om als panellid te fungeren schriftelijk van zijn of haar aanstelling in kennis. Elke persoon bevestigt binnen vijf dagen vanaf de datum waarop die persoon over zijn of haar aanstelling werd geïnformeerd, aan beide Partijen of hij of zij beschikbaar is. Voor het bepalen van de datum van instelling van het panel overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel), lid 5, van de Overeenkomst, wordt de datum waarop de panelleden worden aangewezen geacht de datum te zijn waarop de laatste van de drie aangewezen panelleden zijn benoeming heeft aanvaard.

D.   OPDRACHT

10.

Tenzij de Partijen binnen vijf dagen na de datum van instelling van het panel anders overeenkomen, luidt het mandaat van het panel als volgt:

“in het licht van de door de Partijen aangehaalde relevante bepalingen van de overeenkomst de in het verzoek om instelling van het panel bedoelde aangelegenheid onderzoeken, bevindingen doen over de overeenstemming van de maatregel in kwestie met de bepalingen van de overeenkomst als bedoeld in artikel 46 (Werkingssfeer) en een verslag indienen overeenkomstig de artikelen 51 (Tussentijds panelverslag) en 52 (Uitspraken van het arbitragepanel).”.

11.

Indien de Partijen overeenstemming bereiken over een ander mandaat, stellen zij het panel binnen de in punt 10 vastgestelde termijn van het overeengekomen mandaat in kennis.

E.   FUNCTIES VAN HET PANEL

12.

Het panel:

a)

verricht een objectieve beoordeling van de hem voorgelegde aangelegenheid, met inbegrip van een objectieve beoordeling van de feiten van de zaak en de toepasbaarheid van en de overeenstemming met de desbetreffende bepalingen;

b)

vermeldt in zijn beslissingen en verslagen de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen alsmede de beweegredenen die aan de bevindingen en conclusies van het panel ten grondslag liggen, en

c)

dient regelmatig overleg te plegen met de Partijen en voldoende kansen te bieden om tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

13.

Het panel houdt tevens rekening met de relevante interpretaties in de verslagen van panels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en van de Beroepsinstantie die zijn goedgekeurd door het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO.

F.   ORGANISATORISCHE BIJEENKOMST

14.

Tenzij de Partijen anders overeenkomen, komen zij binnen zeven dagen na de datum van instelling van het panel met dat panel bijeen om te beslissen over de aangelegenheden die de Partijen of het panel passend achten, met inbegrip van:

a)

de aan de panelleden te betalen bezoldiging en onkosten, tenzij eerder overeengekomen. De bezoldiging moet in overeenstemming zijn met de WTO-normen;

b)

de aan de assistenten te betalen bezoldiging, tenzij eerder overeengekomen. Het totale bedrag van de bezoldiging van een assistent of de assistenten van elk panellid mag niet meer bedragen dan 50 % van de bezoldiging van dat panellid;

c)

het tijdschema van de procedure, en

d)

ad-hocprocedures voor de bescherming van vertrouwelijke informatie.

15.

De panelleden en de vertegenwoordigers van de Partijen kunnen per telefoon of per videoconferentie aan deze bijeenkomst deelnemen.

G.   SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN

16.

Uiterlijk twintig dagen na de datum van instelling van het panel dient de klagende Partij haar schriftelijke opmerkingen in. De Partij waartegen de klacht gericht is, dient haar schriftelijke opmerkingen uiterlijk 20 dagen na de datum van indiening van de schriftelijke opmerkingen van de klagende Partij in.

H.   WERKING VAN DE COMMISSIE

17.

De voorzitter van het panel zit alle vergaderingen van het panel voor. Het panel kan aan de voorzitter de bevoegdheid tot het nemen van administratieve en procedurele besluiten delegeren.

18.

Tenzij in hoofdstuk 3 (Procedures voor de beslechting van geschillen) van de Overeenkomst of in het reglement van orde anders is bepaald, kan het panel bij zijn werkzaamheden alle mogelijke middelen gebruiken, waaronder telefoon-, fax- en computerverbindingen.

19.

Hoewel alleen panelleden aan de beraadslagingen van het panel mogen deelnemen, kan het panel toestaan dat assistenten van de panelleden de beraadslagingen van het panel bijwonen.

20.

Het opstellen van besluiten en verslagen blijft de exclusieve bevoegdheid van het panel, die niet mag worden gedelegeerd.

21.

Wanneer zich een procedureel vraagstuk voordoet dat niet door de bepalingen van hoofdstuk 3 (Procedures voor de beslechting van geschillen) van de Overeenkomst wordt bestreken, kan het panel na overleg met de Partijen een passende, met die bepalingen verenigbare procedure vaststellen.

22.

Wanneer het panel van oordeel is dat enige andere procedurele termijn dan de in hoofdstuk 3 (Procedures voor de beslechting van geschillen) van de Overeenkomst vastgestelde procedurele termijnen moet worden gewijzigd, of dat een andere procedurele of administratieve aanpassing nodig is, pleegt het eerst overleg met de Partijen en stelt het de Partijen vervolgens schriftelijk in kennis van de redenen voor de wijziging of aanpassing, onder vermelding van de vereiste termijn of de vereiste aanpassing.

I.   VERVANGING

23.

Wanneer een Partij van oordeel is dat een panellid de vereisten van de gedragscode voor panelleden en bemiddelaars (bijlage bij dit reglement van orde) niet naleeft en om die reden moet worden vervangen, stelt zij de andere Partij daarvan in kennis binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de datum waarop zij voldoende bewijs heeft verkregen van de vermeende niet-naleving van de vereisten van die gedragscode door het panellid.

24.

De Partijen voeren binnen vijftien dagen na de in punt 23 bedoelde kennisgeving overleg. Zij stellen het panellid in kennis van zijn vermeende verzuim en kunnen het panellid verzoeken stappen te zetten om de situatie te verbeteren. Indien zij daarover tot overeenstemming komen, kunnen zij het panellid ook uit zijn functie ontzetten en een nieuw panellid aanwijzen overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst.

25.

Indien de Partijen het niet eens worden over de vraag of een panellid dat niet de voorzitter van het panel is, moet worden vervangen, kan elke Partij verzoeken de aangelegenheid voor te leggen aan de voorzitter van het panel, van wie de beslissing definitief is.

Indien de voorzitter van het panel oordeelt dat het panellid niet voldoet aan de vereisten van de gedragscode voor panelleden en bemiddelaars, wordt het nieuwe panellid aangewezen overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst.

26.

Indien de Partijen het niet eens worden over de vraag of de voorzitter moet worden vervangen, kan elke Partij verzoeken die aangelegenheid voor te leggen aan een van de overige personen op de uit hoofde van artikel 64 (Lijst van scheidsrechters) van de Overeenkomst vastgestelde sublijst van voorzitters. De desbetreffende persoon wordt door loting aangewezen door de medevoorzitter van het EPO-comité uit de verzoekende Partij of de vervanger van de voorzitter. Het besluit van de aangewezen persoon over de noodzaak tot vervanging van de voorzitter is definitief.

Indien deze persoon vaststelt dat de voorzitter van het panel niet voldoet aan de vereisten van de gedragscode voor panelleden en bemiddelaars, wordt de nieuwe voorzitter aangewezen overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst.

27.

De termijn voor het verslag of het besluit wordt verlengd met de tijd die nodig is voor de benoeming van het nieuwe panellid.

J.   OPSCHORTING EN BEËINDIGING

28.

Het panel schorst zijn werkzaamheden te allen tijde gedurende een door de Partijen overeengekomen periode van ten hoogste twaalf opeenvolgende maanden wanneer beide Partijen daarom verzoeken. Het panel hervat zijn werkzaamheden vóór het einde van de schorsingsperiode op schriftelijk verzoek van beide Partijen, of aan het einde van de schorsingsperiode op schriftelijk verzoek van een van de Partijen. De verzoekende Partij doet de andere Partij dienovereenkomstig een kennisgeving toekomen. Indien een Partij bij het verstrijken van de schorsingsperiode het panel niet verzoekt zijn werkzaamheden te hervatten, vervalt de bevoegdheid van het panel en wordt de geschillenbeslechtingsprocedure beëindigd. Indien de werkzaamheden van het panel worden geschorst, worden de relevante termijnen in deze afdeling verlengd met hetzelfde aantal dagen als de schorsing van de werkzaamheden heeft geduurd.

K.   HOORZITTINGEN

29.

Op basis van het tijdschema dat is vastgesteld op grond van punt 14, stelt de voorzitter van het panel, na overleg met de Partijen en de overige panelleden, de Partijen in kennis van de datum, het tijdstip en de plaats van de hoorzitting. Tenzij de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt, wordt deze informatie door de Partij op het grondgebied waarvan de hoorzitting plaatsvindt openbaar gemaakt.

30.

Tenzij de Partijen anders overeenkomen, wordt de hoorzitting in Brussel gehouden als Ghana de klagende Partij is en in Accra als de Europese Unie de klagende Partij is. De Partij waartegen de klacht gericht is, draagt de kosten van de logistieke organisatie van de hoorzitting.

31.

Het panel kan aanvullende hoorzittingen organiseren indien de Partijen zulks overeenkomen.

32.

Alle panelleden zijn gedurende de gehele hoorzitting aanwezig.

33.

Tenzij de Partijen anders overeenkomen, kunnen de volgende personen de hoorzitting bijwonen, ongeacht of de hoorzitting openstaat voor publiek:

a)

vertegenwoordigers van een Partij;

b)

adviseurs;

c)

assistenten en administratief personeel;

d)

tolken, vertalers en notulisten van het panel, en

e)

deskundigen, zoals besloten door het panel overeenkomstig artikel 60 (Inlichtingen en technisch advies) van de Overeenkomst.

34.

Uiterlijk vijf dagen vóór de datum van een hoorzitting verstrekt elke Partij het panel en de andere Partij een lijst met de namen van de personen die namens die Partij op de hoorzitting pleidooien of uiteenzettingen zullen houden, en van andere vertegenwoordigers en adviseurs die de hoorzitting zullen bijwonen.

35.

De hoorzitting wordt door het panel op de volgende wijze gevoerd, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de klagende Partij en de Partij waartegen de klacht gericht is, evenveel tijd krijgen toegewezen, zowel voor de pleidooien als de weerleggingen:

Pleidooien

a)

pleidooi van de klagende Partij;

b)

pleidooi van de Partij waartegen de klacht gericht is.

Weerleggingen

a)

repliek van de klagende Partij;

b)

dupliek van de Partij waartegen de klacht gericht is.

36.

Het panel kan op elk moment van de hoorzitting aan beide Partijen vragen stellen.

37.

Het panel ziet erop toe dat van de hoorzitting een proces-verbaal wordt opgemaakt, dat zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan de Partijen wordt verstrekt. De Partijen kunnen opmerkingen maken over het proces-verbaal, die door het panel in overweging kunnen worden genomen.

38.

Binnen tien dagen na de datum van de hoorzitting kan elke Partij aanvullende schriftelijke opmerkingen indienen over alle aspecten die tijdens de hoorzitting aan de orde zijn gekomen.

L.   SCHRIFTELIJKE VRAGEN

39.

Het panel kan op elk moment van de procedure aan een Partij of aan beide Partijen schriftelijk vragen stellen. Van alle vragen die aan een Partij worden gesteld, wordt aan de andere Partij een kopie bezorgd.

40.

Elke Partij verstrekt aan de andere Partij een kopie van haar antwoorden op de vragen van het panel. De andere Partij heeft de gelegenheid om binnen vijf dagen na ontvangst van die kopie schriftelijk opmerkingen in te dienen over de antwoorden van de Partij.

41.

Op verzoek van een Partij of op eigen initiatief kan het panel bij de Partijen relevante informatie inwinnen die zij noodzakelijk en passend acht. De Partijen antwoorden onverwijld en volledig op elk verzoek om dergelijke informatie van het panel.

M.   VERTROUWELIJKHEID

42.

Elke Partij en het panel behandelen informatie die door de andere Partij aan het panel is verstrekt en als vertrouwelijk is aangemerkt, als vertrouwelijk. Wanneer een Partij bij het panel schriftelijk opmerkingen indient die vertrouwelijke informatie bevat, verstrekt zij ook, binnen vijftien dagen, een stuk zonder die vertrouwelijke informatie dat openbaar wordt gemaakt.

43.

Niets in dit reglement van orde belet dat een Partij haar eigen standpunten openbaar maakt voor zover zij, wanneer zij naar door de andere Partij verstrekte informatie verwijst, geen informatie openbaar maakt die door de andere Partij als vertrouwelijk is aangemerkt.

44.

Het panel voert de relevante delen van de zitting achter gesloten deuren wanneer de stukken en pleidooien van een Partij vertrouwelijke informatie bevatten. Wanneer een hoorzitting van het panel in besloten zitting plaatsvindt, respecteren de Partijen het vertrouwelijke karakter van de hoorzitting.

N.   EENZIJDIGE CONTACTEN

45.

Het panel ontmoet een Partij niet of communiceert niet met een Partij in afwezigheid van de andere Partij.

46.

Een panellid bespreekt geen aspecten van de inhoud van de procedure met een of met beide Partijen in afwezigheid van de andere panelleden.

O.   BIJDRAGEN VAN AMICI CURIAE

47.

Tenzij de Partijen binnen vijf dagen na de datum van instelling van het panel anders overeenkomen, kan het panel ongevraagde schriftelijke bijdragen van natuurlijke personen van een Partij of rechtspersonen die op het grondgebied van een Partij gevestigd zijn en die onafhankelijk zijn van de regeringen van de Partijen in ontvangst nemen, op voorwaarde dat deze:

a)

binnen tien dagen na de datum van instelling van het panel door het panel zijn ontvangen;

b)

bondig zijn en, inclusief bijlagen, in elk geval niet meer dan vijftien met dubbele regelafstand getypte bladzijden tellen;

c)

rechtstreeks van belang zijn voor een feitelijke of juridische kwestie die door het panel wordt onderzocht;

d)

een beschrijving bevatten van de persoon die de bijdrage indient, voor een natuurlijke persoon met inbegrip van zijn nationaliteit en voor een rechtspersoon met inbegrip van zijn plaats van vestiging, de aard van zijn activiteiten, zijn rechtsvorm, zijn algemene doelstellingen en zijn financieringsbron;

e)

nadere informatie bevatten over het belang dat de persoon bij de procedure heeft, en

f)

zijn opgesteld in de talen die de Partijen overeenkomstig de punten 54 en 55 van dit reglement van orde hebben gekozen.

48.

De stukken worden verstrekt aan de Partijen, zodat zij hun opmerkingen kunnen indienen. De Partijen kunnen binnen tien dagen na de toezending van de stukken hun opmerkingen aan het panel kenbaar maken.

49.

Het panel vermeldt in zijn verslag alle bijdragen die het overeenkomstig punt 47 heeft ontvangen. Het panel is niet verplicht in zijn verslag op de in de opmerkingen naar voren gebrachte argumenten in te gaan. Indien het panel echter in zijn verslag op deze argumenten ingaat, houdt het ook rekening met eventuele opmerkingen die de Partijen overeenkomstig regel 48 hebben gemaakt.

P.   DRINGENDE GEVALLEN

50.

In dringende gevallen als bedoeld in artikel 52 (Uitspraken van het arbitragepanel), lid 2, van de Overeenkomst past het panel, na overleg met de Partijen, de in dit reglement van orde bedoelde termijnen zo nodig aan, met uitzondering van de in punt 10 bedoelde termijnen. Het panel stelt de Partijen van die aanpassingen in kennis.

51.

Op verzoek van een Partij beslist het panel binnen tien dagen na de instelling ervan of de zaak dringend is.

Q.   KOSTEN

52.

Elke Partij draagt haar eigen kosten die voortvloeien uit deelname aan de panelprocedure.

53.

Onverminderd punt 30 delen de Partijen gezamenlijk en in gelijke mate de kosten in verband met organisatorische aangelegenheden, met inbegrip van de bezoldiging en de onkosten van de panelleden en hun medewerkers.

R.   VERTALING EN VERTOLKING

54.

Tijdens het in artikel 47 (Overleg) van de Overeenkomst bedoelde overleg of tijdens de in artikel 48 (Bemiddeling) van de Overeenkomst bedoelde bemiddeling, en uiterlijk op de in punt 14 van dit reglement van orde bedoelde vergadering, streven de Partijen ernaar overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke werktaal voor de procedure voor het panel.

55.

Indien de Partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een gemeenschappelijke werktaal, dient elke Partij haar schriftelijke stukken in de door haar gekozen taal in. Elke Partij verstrekt tegelijkertijd een vertaling in de door de andere Partij gekozen taal, tenzij haar stukken in een van de werktalen van de WTO zijn opgesteld. De Partij waartegen de klacht gericht is, zorgt voor de vertolking van de mondelinge uiteenzettingen naar de door de Partijen gekozen talen.

56.

De verslagen en besluiten van het panel worden uitgebracht in de door de Partijen gekozen taal of talen. Indien de Partijen het niet eens zijn over een gemeenschappelijke werktaal, worden het tussentijds verslag en het eindverslag van het panel gepresenteerd in een van de werktalen van de WTO.

57.

Elke Partij kan opmerkingen maken over de nauwkeurigheid van een overeenkomstig het reglement van orde gemaakte vertaling van een document.

58.

Elke Partij draagt zelf de kosten die zij maakt in verband met de vertaling van haar schriftelijke stukken. Eventuele kosten voor het vertalen van een uitspraak worden door de Partijen gelijkelijk gedragen.

S.   OVERIGE PROCEDURES

59.

De in dit reglement van orde vastgestelde termijnen worden aangepast overeenkomstig de bijzondere termijnen voor de goedkeuring van een verslag of besluit door het panel in het kader van de procedure van artikel 54 (Redelijke termijn voor naleving), artikel 55 (Onderzoek van maatregelen getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel), artikel 56 (Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving) en artikel 57 (Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na de vaststelling van passende maatregelen) van de Overeenkomst.


BIJLAGE

GEDRAGSCODE

I.   DEFINITIES

1.

In deze gedragscode wordt verstaan onder:

a)

“administratief personeel”: met betrekking tot een panellid, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van een panellid werkzaam zijn;

b)

“assistent”: een persoon die uit hoofde van het mandaat van een panellid voor dat panellid onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;

c)

“kandidaat”: een persoon wiens naam voorkomt op de in artikel 64 (Lijst van scheidsrechters) van de Overeenkomst bedoelde lijst van panelleden en wiens aanwijzing als lid van een panel overeenkomstig artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst wordt overwogen;

d)

“bemiddelaar”: een persoon die overeenkomstig artikel 48 (Bemiddeling) van de overeenkomst als bemiddelaar is aangewezen;

e)

“panellid” of “scheidsrechter”: een lid van een panel.

II.   GRONDBEGINSELEN

2.

Om de integriteit en onpartijdigheid van het mechanisme van geschillenbeslechting te verzekeren, geldt voor iedere kandidaat en ieder panellid dat zij:

a)

zich vertrouwd maken met deze gedragscode;

b)

onafhankelijk en onpartijdig zijn;

c)

directe of indirecte belangenconflicten vermijden;

d)

laakbaar gedrag en de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid vermijden;

e)

de hoogste gedragsnormen in acht nemen, en

f)

waarborgen zich niet te laten beïnvloeden door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, trouw aan een Partij of vrees voor kritiek.

3.

Panelleden mogen noch direct noch indirect verplichtingen aangaan of voordelen accepteren die op welke wijze dan ook de goede uitoefening van hun taken verstoren of lijken te verstoren.

4.

De panelleden gebruiken hun positie als lid van het panel niet om persoonlijke of particuliere belangen te dienen. Panelleden onthouden zich van handelingen die de indruk kunnen wekken dat anderen in een bijzondere positie verkeren waardoor zij invloed op hen kunnen uitoefenen.

5.

De panelleden laten hun gedrag of oordeel niet beïnvloeden door huidige of vroegere financiële, zakelijke, professionele, persoonlijke of sociale relaties of verantwoordelijkheden.

6.

De panelleden gaan geen relaties aan en verwerven geen financiële belangen wanneer daardoor hun onpartijdigheid in het gedrang kan komen of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid wordt gewekt.

III.   VERPLICHTING BEPAALDE GEGEVENS OPENBAAR TE MAKEN

7.

Voorafgaand aan de aanvaarding van hun aanstelling als panellid op grond van artikel 50 (Instelling van het arbitragepanel) van de Overeenkomst maken de kandidaten die gevraagd worden als panellid op te treden alle eventuele belangen, relaties of aangelegenheden openbaar die van invloed kunnen zijn op hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij tijdens de procedure de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken. Daartoe doen de kandidaten alle redelijke inspanningen om zich bewust te worden van dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden, met inbegrip van financiële belangen, professionele belangen, werkgelegenheids- of familiebelangen.

8.

Op grond van de openbaarmakingsplicht uit hoofde van lid 7 blijven de panelleden voortdurend gehouden dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden openbaar te maken wanneer die zich tijdens de procedure voordoen.

9.

De kandidaten of panelleden delen het EPO-comité ter overweging door de Partijen alle aangelegenheden met betrekking tot feitelijke of mogelijke schendingen van deze gedragscode mee, zodra zij zich daarvan bewust worden.

IV.   TAKEN VAN DE PANELLEDEN

10.

Na de aanvaarding van hun aanstelling zijn de panelleden beschikbaar voor de uitoefening van hun taken en oefenen zij hun taken gedurende de gehele procedure nauwgezet, snel en billijk uit.

11.

De panelleden onderzoeken uitsluitend vragen die tijdens de procedure aan de orde worden gesteld en die voor het besluit noodzakelijk zijn, en dragen deze taak niet over aan een andere persoon.

12.

De panelleden nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun assistenten en het administratief personeel bekend zijn met de door de panelleden uit hoofde van de delen II, III, IV en VI van deze gedragscode aangegane verplichtingen en die naleven.

V.   VERPLICHTINGEN VAN VOORMALIGE PANELLEDEN

13.

Voormalige panelleden onthouden zich van handelingen die de schijn kunnen wekken dat zij bij de uitoefening van hun taken niet onpartijdig waren of dat zij voordeel hebben ontleend aan het besluit van het panel.

14.

Voormalige panelleden leven de verplichtingen van deel VI van deze gedragscode na.

VI.   VERTROUWELIJKHEID

15.

Een panellid maakt op geen enkel moment niet-publieke informatie over de procedure, of informatie die is verkregen tijdens de procedure waarvoor hij of zij is aangesteld, openbaar. De panelleden maken dergelijke informatie in geen geval openbaar en gebruiken dergelijke informatie niet om persoonlijk voordeel te verwerven, anderen voordeel te verschaffen of de belangen van anderen in negatieve zin te beïnvloeden.

16.

Een panellid maakt een besluit van het panel of delen daarvan niet openbaar voordat het overeenkomstig hoofdstuk 3 (Procedures voor de beslechting van geschillen) van de Overeenkomst wordt bekendgemaakt.

17.

Een panellid maakt op geen enkel moment informatie openbaar over de beraadslagingen van een panel of over het standpunt van individuele panelleden, en legt geen verklaringen af over de procedure waarvoor hij of zij is aangesteld of over de litigieuze kwesties in de procedure.

VII.   ONKOSTEN

18.

Elk panellid houdt de door hem of haar aan de procedure bestede tijd en de hierbij gemaakte onkosten bij, evenals de tijd en onkosten van zijn of haar assistenten en administratief personeel, en legt hiervan een eindafrekening over.

VIII.   BEMIDDELAARS

19.

Deze gedragscode is van overeenkomstige toepassing op bemiddelaars.


Rectificaties

29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/112


Rectificatie van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816

( Publicatieblad van de Europese Unie L 135 van 22 mei 2019 )

Bladzijde 100, artikel 7, lid 3:

in plaats van:

“3.   De in lid 1 bedoelde lidstatelijke autoriteiten kunnen het ESP gebruiken om gegevens over personen of hun reisdocumenten te doorzoeken in het centrale SIS bedoeld in Verordeningen (EU) 2018/1860 en (EU) 2018/1861.”,

lezen:

“3.   De in lid 1 bedoelde lidstatelijke autoriteiten kunnen het ESP gebruiken om gegevens over personen of hun reisdocumenten te doorzoeken in het centrale SIS bedoeld in Verordening (EU) 2018/1862.”.


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/113


Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2417 van de Raad van 26 juli 2022 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië betreffende het goederenvervoer over de weg

( Publicatieblad van de Europese Unie L 318 van 12 december 2022 )

1)

Inhoudsopgave, in de titel en bladzijde 1, in de titel:

in plaats van:

“… van 26 juli 2022 …”,

lezen:

“… van 5 december 2022 …”.

2)

Bladzijde 3, waar de plaats en de datum van vaststelling worden vermeld:

in plaats van:

“Gedaan te Brussel, 26 juli 2022.”,

lezen:

“Gedaan te Brussel, 5 december 2022.”.


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/114


Rectificatie van Besluit (EU) 2022/2435 van de Raad van 26 juli 2022 inzake de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne betreffende het goederenvervoer over de weg

( Publicatieblad van de Europese Unie L 319 van 13 december 2022 )

1.

In de inhoudsopgave en op bladzijde 5, in de titel:

in plaats van:

“… van 26 juli 2022 …”,

lezen:

“… van 5 december 2022 …”.

2.

Bladzijde 7, in de slotformule, plaats en datum:

in plaats van:

“Gedaan te Brussel, 26 juli 2022.”,

lezen:

“Gedaan te Brussel, 5 december 2022.”.


29.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/115


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag

( Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 30 juni 2022 )

Bladzijde 24, artikel 1, punt 2, in het nieuwe artikel 6 bis, lid 7, eerste alinea:

in plaats van:

“7.   Voor 2023 en de daaropvolgende jaren dient elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties uiterlijk op 15 september van het voorgaande jaar bij de Commissie in geaggregeerde vorm een ontwerpvultraject in met tussentijdse streefdoelen voor februari, mei, juli en september, met inbegrip van technische informatie, voor de ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied heeft. …”,

lezen:

“7.   Voor 2023 en de daaropvolgende jaren dient elke lidstaat met ondergrondse gasopslaginstallaties uiterlijk op 15 september van het voorgaande jaar bij de Commissie in geaggregeerde vorm een ontwerpvultraject in met tussentijdse streefdoelen voor februari, mei, juli en september, met inbegrip van technische informatie, voor de ondergrondse gasopslaginstallaties op zijn grondgebied die een rechtstreekse interconnectie met zijn afzetgebied hebben. …”.