ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
65e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/1 |
BESLUIT (EU) 2022/1958 VAN DE RAAD
van 13 oktober 2022
inzake de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Noord-Macedonië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en d), en artikel 79, lid 2, punt c), in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 73, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet, als de omstandigheden vereisen dat grensbeheerteams van het permanente korps van de Europese Grens- en kustwacht worden ingezet in een derde land waar de teamleden uitvoerende bevoegdheden zullen uitoefenen, de Unie op grond van artikel 218 van het Verdrag betreffende de Europese Unie een statusovereenkomst sluiten met het desbetreffende derde land. |
(2) |
Op 29 juli 2022 heeft de Raad de Commissie machtiging verleend om met de Republiek Noord-Macedonië onderhandelingen te openen over een overeenkomst inzake operationele activiteiten die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië uitvoert (de “overeenkomst”). |
(3) |
De onderhandelingen zijn met succes afgerond met de parafering van de overeenkomst. |
(4) |
Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (2); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit noch bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over dit besluit of het dit in zijn interne recht zal omzetten. |
(6) |
De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend en de aangehechte verklaring inzake IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein moet namens de Unie worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Noord-Macedonië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië (de “overeenkomst”) wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting ervan (3).
Artikel 2
De aan dit besluit gehechte verklaring wordt namens de Unie goedgekeurd.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
P. BLAŽEK
(1) Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
(2) Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(3) De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.
VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND, HET KONINKRIJK NOORWEGEN, DE ZWITSERSE BONDSSTAAT EN HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN
De partijen bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Noord-Macedonië inzake operationele activiteiten die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië uitvoert, nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop die landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.
Het is daarom wenselijk dat de autoriteiten van IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein enerzijds, en de Republiek Noord-Macedonië anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten inzake de uitvoering van operationele activiteiten door het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië, die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Noord-Macedonië inzake operationele activiteiten die het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Noord-Macedonië uitvoert.
VERORDENINGEN
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/4 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1959 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2022
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot vaststelling van een model voor het sluiten van liquiditeitscontracten voor aandelen van instellingen die tot de handel op een mkb-groeimarkt toegelaten financiële instrumenten uitgeven
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 13, lid 13, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 13, lid 12, van Verordening (EU) nr. 596/2014 bepaalt dat uitgevende instellingen van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een mkb-groeimarkt, een liquiditeitscontract voor hun aandelen mogen sluiten indien dergelijke contracten in overeenstemming zijn met onder meer de in artikel 13, lid 2, van die verordening bepaalde voorwaarden voor de vaststelling van geaccepteerde marktpraktijken. Deze voorwaarden zorgen ervoor dat liquiditeitscontracten de werking van de marktkrachten en de goede interactie tussen de vraag- en aanbodkrachten in grote mate veilig stellen, een positieve impact hebben op de liquiditeit en doeltreffendheid van de markt en geen risico’s voor de integriteit van betrokken markten meebrengen. Het erin vervatte model voor liquiditeitscontracten dat bedoeld is om de naleving van de voorwaarden te waarborgen, bepaalt welke elementen een liquiditeitscontract ten minste moet bevatten, zowel wat betreft transparantie jegens de markt als wat betreft de prestatie van de liquiditeitsbepalingen. Het staat partijen vrij aanvullende bepalingen toe te voegen om de specifieke kenmerken van het individuele geval te weerspiegelen, overeenkomstig de contractvrijheid van de partijen. |
(2) |
De middelen van een uitgevende instelling van financiële instrumenten die tot de handel op een mkb-groeimarkt zijn toegelaten en die zijn toegewezen voor de uitvoering van een liquiditeitscontract voor de aandelen van die uitgevende instelling, moeten onmiddellijk identificeerbaar zijn. Het liquiditeitscontract moet daarom voorzien in de opening van een aparte liquiditeitsrekening. Een dergelijke aparte liquiditeitsrekening is nodig om de uitvoering van het liquiditeitscontract te monitoren en ervoor te zorgen dat de handel voor de doeleinden van het liquiditeitscontract gescheiden is van andere handelsactiviteiten die door de liquiditeitsverschaffer worden uitgevoerd, waardoor het risico op belangenconflicten tot een minimum wordt beperkt. Deze liquiditeitsrekening moet worden voorzien van een bedrag aan middelen in contanten en aandelen staan dat in het liquiditeitscontract moet worden gespecificeerd. Deze middelen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van het liquiditeitscontract. |
(3) |
De aan het liquiditeitscontract toegewezen middelen (“limieten voor middelen”) moeten in verhouding staan tot de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 vastgestelde doelstellingen. Om dezelfde reden moeten voor de handel door de liquiditeitsverschaffer prijs- en volumelimieten gelden, die, samen met de limieten voor middelen, het risico dat de liquiditeitsverschaffing tot kunstmatige veranderingen in de aandelenkoers leidt, tot een minimum beperken en tegelijk de reguliere handel in niet-liquide aandelen stimuleren. |
(4) |
In het kader van eerdere geaccepteerde marktpraktijken met betrekking tot liquiditeitscontracten hebben de bevoegde autoriteiten de gemiddelde handelsomzet van op mkb-groeimarkten genoteerde aandelen geanalyseerd. Uit die analyse is gebleken dat de limieten voor middelen moeten afhangen van het liquiditeitsprofiel van de betrokken aandelen (liquide vs. illiquide) en rekening moeten houden met de handelsactiviteit op de betrokken markt. Op basis van die analyse is het passend dat het liquiditeitscontract limieten voor middelen invoert die worden vastgesteld als een percentage van de gemiddelde dagelijkse omzet voor het betrokken aandeel, waarbij dit percentage wordt gekalibreerd op basis van het liquiditeitsprofiel van het aandeel en begrensd wordt om negatieve gevolgen van het liquiditeitscontract voor de marktintegriteit en de ordelijke werking van de markt te vermijden. Om een effectieve liquiditeitsvoorziening mogelijk te maken wanneer de gemiddelde dagelijkse omzet laag is, moet voor de middelen van het liquiditeitscontract één drempel gelden. |
(5) |
Prijslimieten moeten ervoor zorgen dat de handelsactiviteit van de liquiditeitsverschaffer in het kader van het liquiditeitscontract niet tot kunstmatige veranderingen in de aandelenkoersen leidt wanneer er een onafhankelijk handelsbelang beschikbaar is. |
(6) |
Volumelimieten moeten ervoor zorgen dat de door de liquiditeitsverschaffer verrichte transacties een maximumpercentage van de gemiddelde dagelijkse omzet voor illiquide en liquide aandelen niet overschrijden. Het is passend dat de berekening van een dergelijke gemiddelde dagelijkse omzet wordt gebaseerd op de 20 handelsdagen voorafgaand aan de handelsdag. Een dergelijke berekening geeft op passende wijze de handel in het betrokken aandeel weer, omdat het een beeld op middellange termijn oplevert dat het effect van de handelspieken over één of enkele handelssessies absorbeert. |
(7) |
Om het risico op marktmisbruik te beperken moet de liquiditeitsverschaffer onder normale marktomstandigheden handelsorders aan beide zijden van het orderboek invoeren, behalve in uitzonderlijke gevallen die de normale werking van de markt hinderen. Om dezelfde reden moeten orders van grote omvang en bilateraal overeengekomen transacties binnen het toepassingsgebied van het liquiditeitscontract vallen, op voorwaarde dat aan bepaalde voorwaarden voor de uitvoering van dergelijke orders is voldaan en deze transacties in uitzonderlijke situaties plaatsvinden. Dergelijke uitzonderlijke situaties kunnen zich voordoen wanneer, op een bepaald tijdstip, de verhouding tussen de middelen in contanten en de aandelen waarover de liquiditeitsverschaffer beschikt, hem niet in staat stelt in het kader van het contract liquiditeit te verschaffen. |
(8) |
Het liquiditeitscontract moet vereisen dat de liquiditeitsverschaffer zijn liquiditeitscontract uitvoert onafhankelijk van de uitgevende instelling van het betrokken aandeel en van de handelsbeslissingen van andere tradingafdelingen, -groepen of -eenheden binnen de liquiditeitsverschaffer, die handelsactiviteiten verrichten op dat aandeel of op financiële instrumenten waarvan de prijs of de waarde afhankelijk is of een effect heeft op de koers of de waarde van het betrokken aandeel. Een dergelijke onafhankelijkheid van de liquiditeitsverschaffer is noodzakelijk om risico’s voor de marktintegriteit te vermijden. |
(9) |
Om risico’s voor de integriteit en ordelijke werking van de betrokken mkb-groeimarkt te vermijden, moet de variabele beloning van de liquiditeitsverschaffer worden beperkt. Om een gelijk speelveld te waarborgen, moeten dergelijke limieten bovendien op consistente wijze van toepassing zijn op alle liquiditeitscontracten die worden gesloten door uitgevende instellingen van financiële instrumenten die tot de handel op een mkb-groeimarkt zijn toegelaten. De maximumlimieten voor het variabele deel van de beloning moeten echter worden vastgesteld op een redelijk percentage van de totale beloning om de liquiditeitsverschaffer ertoe aan te zetten het contract naar behoren uit te voeren, zonder zo substantieel te zijn dat gedrag wordt gestimuleerd dat een risico kan vormen voor de integriteit en ordelijke werking van de betrokken markt. |
(10) |
Transparantie met betrekking tot de liquiditeitscontracten waarborgt de marktintegriteit en de beleggersbescherming. Om andere marktdeelnemers in staat te stellen met kennis van zaken een besluit te nemen over de aandelen die onder het liquiditeitscontract vallen, moet het liquiditeitscontract transparantieverplichtingen bevatten die betrekking hebben op de verschillende stadia van het verstrekken van liquiditeit, namelijk vóór de inwerkingtreding van het liquiditeitscontract, tijdens de looptijd en na de beëindiging ervan. In dit verband moet een partij worden aangewezen die belast zal zijn met de transparantieverplichtingen. Om het voor het publiek gemakkelijker te maken informatie over de betrokken aandelen te verzamelen, moet de uitgevende instelling die partij zijn en moet zij de relevante informatie op haar website publiceren. |
(11) |
Deze verordening is gebaseerd op het ontwerp van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten bij de Commissie heeft ingediend. |
(12) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de Stakeholdergroep effecten en markten, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Model voor een liquiditeitscontract
Voor het sluiten van een liquiditeitscontract als bedoeld in artikel 13, lid 12, van Verordening (EU) nr. 596/2014 gebruiken uitgevende instellingen van financiële instrumenten die tot de handel op een of meer mkb-groeimarkten zijn toegelaten, het model in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Model voor een liquiditeitscontract
LIQUIDITEITSCONTRACT
Het huidige liquiditeitscontract (“het contract”) wordt gesloten op [datum]
tussen
[naam van de onderneming],
een onderneming met een aandelenkapitaal van […] [EUR/nationale valuta], met maatschappelijke zetel te [adres], ingeschreven in het ondernemingsregister van [stad/land] onder het nummer […], vertegenwoordigd door […],
(“uitgevende instelling”)
en
[naam van de onderneming], een onderneming met een aandelenkapitaal van […] [EUR/nationale valuta], met maatschappelijke zetel te [adres], vergund door de [nationale bevoegde autoriteit], referentienummer […] en ingeschreven in het ondernemingsregister van [stad/land] onder het nummer […], vertegenwoordigd door […],
(“liquiditeitsverschaffer”)
(hierna gezamenlijk “de partijen” te noemen);
De partijen zijn als volgt overeengekomen:
1. DEFINITIES
In dit contract [en in alle wijzigingen daarvan] hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:
(a) |
“markt”: de mkb-groeimarkt waarop de aandelen van de uitgevende instelling tot notering en verhandeling zijn toegelaten en waarop het contract wordt uitgevoerd, d.w.z. [naam van de mkb-groeimarkt(en)]; |
(b) |
“aandelen”: het aandelenkapitaal van de uitgevende instelling van [EUR/nationale valuta], […], toegelaten tot notering en verhandeling op de markt en verdeeld in […] aandelen met een nominale waarde van […] met de volgende ISIN(s): […]; |
(c) |
“liquiditeitsrekening”: een aparte rekening [nummer …] die door de liquiditeitsverschaffer op naam van de uitgevende instelling is geopend; |
(d) |
“gemiddelde dagomzet”: de totale omzet voor de betrokken aandelen gedeeld door 20, waarbij de totale omzet voor de betrokken aandelen wordt berekend door voor elke transactie die in de voorafgaande 20 handelsdagen op de betrokken mkb-groeimarkt is uitgevoerd, het aantal tussen kopers en verkopers uitgewisselde aandelen te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs die op die transactie van toepassing is; |
(e) |
“liquide aandelen”: aandelen met een liquide markt als bedoeld in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie (1); |
(f) |
“illiquide aandelen”: aandelen waarvoor geen liquide markt bestaat in de zin van de artikelen 1 en 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567; |
2. VERPLICHTINGEN VAN DE LIQUIDITEITSVERSCHAFFER
2.1. Vergunning
De liquiditeitsverschaffer verklaart en garandeert aan de uitgevende instelling dat hij van de [nationale bevoegde autoriteit] de vereiste vergunningen heeft verkregen om de activiteit van [financiële dienst] uit te oefenen en dat hij als marktlid geregistreerd is. De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe de door de bevoegde autoriteit afgegeven vergunning en het lidmaatschap van/op de markt gedurende de gehele looptijd van het contract in stand te houden.
[Aanvullende verplichtingen]
2.2. Onafhankelijkheid van de liquiditeitsverschaffer
2.2.1. |
Bij de uitvoering van dit contract handelt de liquiditeitsverschaffer onafhankelijk van de uitgevende instelling. |
2.2.2. |
De liquiditeitsverschaffer beschikt over maatregelen om ervoor te zorgen dat de handelsbeslissingen met betrekking tot dit contract onafhankelijk blijven van de handelsbeslissingen van andere tradingafdelingen, -groepen of -eenheden binnen de liquiditeitsverschaffer die zich bezighouden met handelsactiviteiten met de aandelen of met financiële instrumenten waarvan de prijs of de waarde afhankelijk is van of van invloed is op de prijs of de waarde van de aandelen die onder het mandaat van de liquiditeitsverschaffer vallen uit hoofde van dit contract, met inbegrip van handelsorders ontvangen van cliënten, portefeuillebeheer of orders die voor eigen rekening zijn geplaatst. |
2.2.3. |
De liquiditeitsverschaffer zorgt voor passende interne structuren en controles die waarborgen dat het in het kader van dit contract met de handel belaste personeel onafhankelijk is van andere tradingafdelingen, -groepen of -eenheden die zich bezighouden met handelsactiviteiten die door de liquiditeitsverschaffer worden uitgevoerd. |
2.3. Belangenconflicten
De liquiditeitsverschaffer beschikt over passende maatregelen om belangenconflicten die uit de uitvoering van dit contract voortvloeien, te voorkomen en te beheren.
2.4. De liquiditeitsrekening
2.4.1. |
De liquiditeitsverschaffer opent een liquiditeitsrekening met middelen in contanten en/of aandelen die door de uitgevende instelling zijn toegewezen voor de uitvoering van het liquiditeitscontract. |
2.4.2. |
De liquiditeitsverschaffer registreert alle in het kader van dit contract verrichte transacties, en alleen die transacties, op de liquiditeitsrekening. |
2.4.3. |
De liquiditeitsverschaffer gebruikt de aan de liquiditeitsrekening toegewezen middelen uitsluitend om zijn verplichtingen uit hoofde van dit liquiditeitscontract na te komen. |
2.4.4. |
De liquiditeitsverschaffer mag de liquiditeitsrekening niet overdisponeren met betrekking tot contanten of aandelen en zorgt ervoor dat deze middelen in overeenstemming zijn met de in punt 3.3, tweede alinea, bedoelde drempels. |
2.4.5. |
De liquiditeitsverschaffer sluit de liquiditeitsrekening af wanneer het contract is verstreken of beëindigd, nadat hij op de liquiditeitsrekening aangehouden contanten of aandelen onmiddellijk heeft overgemaakt naar de door de uitgevende instelling aangewezen rekening(en). |
2.5. Koop- en verkooporders
2.5.1. |
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe orders in te voeren om de aandelen op de markt te kopen en te verkopen met als enig doel de liquiditeit ervan te vergroten en de regelmaat van de handel in die aandelen te verbeteren of koersschommelingen die niet door de huidige markttendens worden gerechtvaardigd, te vermijden. De liquiditeitsverschaffer voert handelsorders in aan beide zijden van het orderboek. |
2.5.2. |
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe geen orders in te voeren die tot misleiding van derden kunnen leiden. |
2.5.3. |
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe de marktprijzen niet te wijzigen als er een handelsbelang bestaat bij onafhankelijke tradingafdelingen, -groepen of -eenheden die betrokken zijn bij andere handelsactiviteiten binnen de liquiditeitsverschaffer of door onafhankelijke derden. Voor kooporders verbindt de liquiditeitsverschaffer zich ertoe orders met betrekking tot de aandelen te plaatsen tegen een prijs die niet hoger is dan de hoogste onafhankelijke biedorder in het boek of, indien deze hoger is, de laatste onafhankelijke transactie. Voor verkooporders verbindt de liquiditeitsverschaffer zich ertoe orders met betrekking tot de aandelen te plaatsen tegen een prijs die niet lager is dan de laagste onafhankelijke laatorder in het boek of, indien deze lager is, de laatste onafhankelijke transactie. |
2.5.4. |
De in punt 2.5.1 bedoelde verplichting om handelsorders aan beide zijden van het orderboek in te voeren, is in geen van de volgende omstandigheden van toepassing:
|
2.6. Dagelijkse handelsactiviteit
2.6.1. |
De liquiditeitsverschaffer mag, wanneer hij handelt, de volgende dagelijkse volumes niet overschrijden:
Indien de liquiditeitsverschaffer met het in punt a) bedoelde volume niet in staat zou zijn daadwerkelijk liquiditeit te verschaffen, kan hij één enkele harde drempel toepassen van 20 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale valuta die wordt bepaald door toepassing van de referentiewisselkoers van de euro van de Europese Centrale Bank per 31 december van het voorgaande jaar. |
2.6.2. |
Grote orders en bilateraal overeengekomen transacties als bedoeld in artikel 4, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2)
en in artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 (3)
vallen binnen het toepassingsgebied van dit liquiditeitscontract, op voorwaarde dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:
Onder de in de punten a), b) en c) gestelde voorwaarden mag de liquiditeitsverschaffer de in punt 2.6.1 vastgestelde limieten voor die handelsdag overschrijden. |
2.7. Bijhouden van gegevens
2.7.1. |
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe gedurende vijf jaar een adequate administratie bij te houden van orders en transacties in verband met het contract. |
2.7.2. |
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe gedurende vijf jaar de documentatie te bewaren waaruit blijkt dat ingevoerde orders afzonderlijk en individueel worden ingegeven zonder dat orders van andere cliënten of van zijn eigen handelsactiviteit voor eigen rekening worden geaggregeerd, en deze documentatie te verifiëren door middel van een compliance- of een andere internecontrolefunctie. |
2.8. Audit en naleving
De liquiditeitsverschaffer garandeert dat hij over nalevings- en auditmiddelen beschikt om de naleving van het toepasselijke wetgevingskader en de in dit contract vastgelegde voorwaarden te allen tijde te monitoren en te waarborgen.
2.9. Transparantie
De liquiditeitsverschaffer verbindt zich ertoe de uitgevende instelling alle informatie te verstrekken die nodig is om haar in staat te stellen haar transparantieverplichtingen jegens het publiek en [de nationale bevoegde autoriteit] na te komen.
3. VERPLICHTINGEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING
3.1. Onafhankelijkheid van de liquiditeitsverschaffer
De uitgevende instelling oefent geen enkele invloed uit op de liquiditeitsverschaffer met betrekking tot de uitvoering van het liquiditeitscontract.
3.2. Transparantie
3.2.1. |
De uitgevende instelling verstrekt de betrokken [nationale bevoegde autoriteit] op haar verzoek onverwijld een afschrift van dit contract. |
3.2.2. |
De uitgevende instelling verbindt zich ertoe alle volgende informatie op haar website openbaar te maken en regelmatig te actualiseren: [De informatie wordt ook bekendgemaakt op de website van de liquiditeitsverschaffer en/of de website van de markt of op andere wijze].
|
3.3. Limieten voor de voor de uitvoering van het contract toegewezen middelen
De uitgevende instelling wijst middelen in contanten of aandelen op de liquiditeitsrekening toe die evenredig zijn aan en in verhouding staan tot de doelstelling om de liquiditeit te vergroten. Dat bedrag is [XXX en XXX, respectievelijk in contanten en in aandelen],
De uitgevende instelling zorgt ervoor dat de toewijzing van dergelijke middelen de volgende drempels niet overschrijdt:
(a) |
voor niet-liquide aandelen: 500 % van de gemiddelde dagelijkse omzet van het aandeel, met een maximum van 1 miljoen euro; |
(b) |
voor liquide aandelen: 200 % van de gemiddelde dagelijkse omzet van het aandeel, met een maximum van 20 miljoen euro. |
Indien de liquiditeitsverschaffer met de in punt a) vastgestelde drempel van 500 % niet in staat zou zijn daadwerkelijk liquiditeit te verschaffen, kan hij één enkele drempel van 500 000 EUR toepassen.
In de lidstaten die de euro niet als munt hebben, wordt de overeenkomstige waarde in de nationale valuta bepaald door toepassing van de referentiewisselkoers van de euro van de Europese Centrale Bank per 31 december van jaar voorgaand aan dit contract.
3.4. Beloning van de liquiditeitsverschaffer
In het kader van de binnen dit contract verleende diensten verbindt de uitgevende instelling zich tot het betalen aan de liquiditeitsverschaffer van [bedrag] en[percentage] van [beloning, criteria voor het vaststellen van de variabele beloning, die niet meer kan bedragen van 15 % van de totale beloning, en vergoedingen en betalingsfrequentie].
4. TIJDELIJKE OPSCHORTING OF BEPERKING VAN DIT CONTRACT
4.1. [situaties waarin of voorwaarden waaronder de uitvoering van het contract tijdelijk kan worden opgeschort of beperkt]
5. ANDERE CONTRACTVOORWAARDEN
5.1. [Het staat partijen vrij aanvullende bepalingen aan het modelcontract toe te voegen om de specifieke kenmerken van het individuele geval te weerspiegelen, overeenkomstig de contractvrijheid van de partijen (bv. recht dat van toepassing is op het contract, vertrouwelijkheid, duur, beëindiging, verlenging, bevoegdheid en eventuele andere aanvullende bepalingen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van het individuele geval)]
6. VOORLEGGING VAN HET ONTWERPCONTRACT
De uitgevende instelling heeft een ontwerp van dit contract voorgelegd aan [marktexploitant], die instemde met de voorwaarden van het ontwerpcontract. De uitgevende instelling bevestigt hierbij dat de voorwaarden van dit contract identiek zijn aan die van het ontwerpcontract waarmee de [marktexploitant] heeft ingestemd.
Ten blijke waarvan dit contract is gesloten op [dag], [maand] en [jaar].
ONDERTEKEND DOOR
De uitgevende instelling
[naam]
namens deze,
[naam]
De liquiditeitsverschaffer
[naam]
namens deze,
[naam]
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot definities, transparantie, portefeuillecompressie en toezichtmaatregelen voor productinterventie en voor posities (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 90).
(2) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (PB L 87 van 31.3.2017, blz. 387).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1960 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2022
tot vaststelling van de reactievolumes voor de jaren 2023 en 2024 voor de mogelijke toepassing van aanvullende invoerrechten op bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, eerste alinea, punt b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 39 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie (2) is bepaald dat een in artikel 182, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld aanvullend invoerrecht kan worden toegepast op de producten en gedurende de perioden die in bijlage VII bij die uitvoeringsverordening zijn vermeld. Dat aanvullende invoerrecht moet worden toegepast indien de hoeveelheid van een van de in het vrije verkeer gebrachte producten voor een van de in die bijlage vermelde toepassingsperioden hoger is dan het reactievolume voor de invoer in een jaar voor dat product. Er mogen geen aanvullende invoerrechten worden geheven wanneer de invoer de markt van de Unie niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 182, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn de reactievolumes voor de invoer die gelden voor de mogelijke toepassing van aanvullende invoerrechten op bepaalde groenten en fruit, gelijk aan 125 % van de gemiddelde invoer van elk betrokken product tijdens de toepassingsperiode in de drie voorgaande jaren, aangezien geen rekening wordt gehouden met het binnenlandse verbruik. Op basis van de door de lidstaten voor de jaren 2019, 2020 en 2021 meegedeelde gegevens moeten de reactievolumes voor bepaalde groenten en fruit voor de jaren 2023 en 2024 worden vastgesteld. |
(3) |
Ermee rekening houdend dat de in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 vermelde periode van toepassing van de mogelijke aanvullende invoerrechten voor een aantal producten ingaat op 1 januari, moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2023, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de jaren 2023 en 2024 zijn de in artikel 182, lid 1, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde reactievolumes voor de in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 vermelde producten opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.
Zij verstrijkt op 30 juni 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 57).
BIJLAGE
Reactievolumes voor de in bijlage VII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 vastgestelde producten en perioden voor de mogelijke toepassing van aanvullende invoerrechten
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de producten als louter indicatief beschouwd. Voor de toepassing van deze bijlage wordt de werkingssfeer van de aanvullende invoerrechten bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving product |
Toepassingsperiode |
Reactievolume (ton) |
|
2023 |
2024 |
||||
78.0020 |
0702 00 00 |
Tomaten |
1 juni t/m 30 september |
|
105 518 |
78.0015 |
1 oktober |
t/m 31 mei |
689 880 |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
1 mei t/m 31 oktober |
|
59 702 |
78.0075 |
1 november |
t/m 30 april |
36 105 |
||
78.0085 |
0709 91 00 |
Artisjokken |
1 november |
t/m 30 juni |
13 312 |
78.0100 |
0709 93 10 |
Courgettes |
1 januari t/m 31 december |
|
77 645 |
78.0110 |
0805 10 22 0805 10 24 0805 10 28 |
Sinaasappelen |
1 december |
t/m 31 mei |
359 707 |
78.0120 |
0805 22 00 |
Clementines |
1 november |
t/m eind februari |
85 252 |
78.0130 |
0805 21 0805 29 00 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
1 november |
t/m eind februari |
140 254 |
78.0160 |
0805 50 10 |
Citroenen |
1 januari t/m 31 mei |
|
59 771 |
78.0155 |
1 juni t/m 31 december |
|
411 086 |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
16 juli t/m 16 november |
|
81 284 |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
1 januari t/m 31 augustus |
|
323 981 |
78.0180 |
1 september t/m 31 december |
|
63 904 |
||
78.0220 |
0808 30 90 |
Peren |
1 januari t/m 30 april |
|
135 993 |
78.0235 |
1 juli t/m 31 december |
|
27 870 |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
1 juni t/m 31 juli |
|
11 842 |
78.0265 |
0809 29 00 |
Kersen, andere dan zure kersen |
16 mei t/m 15 augustus |
|
47 293 |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
16 juni t/m 30 september |
|
18 937 |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
16 juni t/m 30 september |
|
49 195 |
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1961 VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2022
tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 232, lid 1, en artikel 232, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen. |
(2) |
In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen. |
(3) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan, vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan. |
(4) |
Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen of gebieden, of zones daarvan, waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee en levende producten van pluimvee, respectievelijk van zendingen vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan. |
(5) |
Canada heeft de Commissie in kennis gesteld van negen uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Alberta, Canada, die op 15 september 2022 (2), op 17 september 2022 (1), op 19 september 2022 (1), op 20 september 2022 (2), op 21 september 2022 (1), op 23 september 2022 (1) en op 26 september 2022 (1) door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd. |
(6) |
Daarnaast heeft Canada de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in British Columbia, Canada, die op 12 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(7) |
Verder heeft Canada de Commissie in kennis gesteld van vier uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Manitoba, Canada, die op 15 september 2022 (1), op 18 september 2022 (2) en op 22 september 2022 (1) door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd. |
(8) |
Voorts heeft Canada de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Ontario, Canada, die op 18 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(9) |
Daarnaast heeft Canada de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Saskatchewan, Canada, die op 19 september 2022 en op 26 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd. |
(10) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 22 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich nabij Honington, West Suffolk, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, de andere nabij Easingwold, Hambleton, North Yorkshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk. |
(11) |
Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee nabij Northwold, King’s Lynn and West Norfolk, Norfolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 23 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(12) |
Verder heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 24 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich nabij Hadleigh, Babergh, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, de andere nabij Poulton-le-Fylde, Wyre, Lancashire, Engeland, Verenigd Koninkrijk. |
(13) |
Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee nabij Attleborough, Breckland, Norfolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 27 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(14) |
Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza nabij Selby, Selby, North Yorkshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 28 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(15) |
Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee nabij Lowestoft, East Suffolk, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 29 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(16) |
Verder heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van drie uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 1 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich nabij Bury St Edmunds, West Suffolk, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, de twee andere bevinden zich nabij Attleborough, Breckland, Norfolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk. |
(17) |
Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee nabij Kidsgrove, Newcastle-under-Lyme, Staffordshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk, die op 3 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(18) |
Daarnaast heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van drie uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 4 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich nabij Hadleey, Babergh, Suffolk, Engeland, Verenigd Koninkrijk, de tweede nabij Faringdon, Vale of White Horse, Oxfordshire, Engeland, Verenigd Koninkrijk en de derde nabij Attleborough, Breckland, Engeland, Verenigd Koninkrijk. |
(19) |
De Verenigde Staten hebben de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Merrimack County, in de staat New Hampshire, Verenigde Staten, die op 23 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(20) |
Daarnaast hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in McPherson County, in de staat South Dakota, Verenigde Staten, die op 24 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(21) |
Verder hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van drie uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 27 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich in Ransom County, in de staat North Dakota, Verenigde Staten en twee uitbraken bevinden zich in Sanpete County, in de staat Utah, Verenigde Staten. |
(22) |
Voorts hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 28 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich in Sanpete County, in de staat Utah, Verenigde Staten, de andere bevindt zich in Racine County, in de staat Wisconsin, Verenigde Staten. |
(23) |
Daarnaast hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van vier uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 29 september 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich in York County, in de staat Pennsylvania, Verenigde Staten, twee uitbraken bevinden zich in Sanpete County, in de staat Utah, Verenigde Staten, en één bevindt zich in Dunn County, in de staat Wisconsin, Verenigde Staten. |
(24) |
Verder hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van twee uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 3 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich in Stanislaus County, in de staat Californië, Verenigde Staten, de andere bevindt zich in Tuscola County, in de staat Michigan, Verenigde Staten. |
(25) |
Voorts hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van drie uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee die op 4 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) zijn bevestigd: één uitbraak bevindt zich in Del Norte County, in de staat Californië, Verenigde Staten, één uitbraak bevindt zich in Monterey County, in de staat Californië, Verenigde Staten, en één uitbraak bevindt zich in York County, in de staat Nebraska, Verenigde Staten. |
(26) |
Daarnaast hebben de Verenigde Staten de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Matanuska-Susitna County, in de staat Alaska, Verenigde Staten, die op 5 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(27) |
Verder hebben de Verenigde Staten hebben de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Madison County, Arkansas, Verenigde Staten, die op 7 oktober 2022 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) is bevestigd. |
(28) |
Naar aanleiding van die uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza hebben de veterinaire autoriteiten van Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een controlegebied met een straal van 10 km rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken. |
(29) |
Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten hebben de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op hun grondgebied en de maatregelen die zij hebben genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie en ter bescherming van de diergezondheidsstatus van de Unie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza, niet langer worden toegestaan. |
(30) |
Canada heeft geactualiseerde informatie ingediend over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied in verband met zes uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in pluimveebedrijven in de provincies Alberta (1), Ontario (4), en Quebec (1), Canada, die tussen 28 maart 2022 en 21 april 2022 zijn bevestigd. |
(31) |
Canada heeft ook informatie ingediend over de maatregelen die het heeft genomen om de verdere verspreiding van die ziekte te voorkomen. Naar aanleiding van deze uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza heeft Canada met name een ruimingsbeleid ingevoerd om de verspreiding van die ziekte te beheersen en te beperken, en heeft het ook de vereiste reiniging en ontsmetting voltooid na de uitvoering van het ruimingsbeleid in de besmette pluimveebedrijven op zijn grondgebied. |
(32) |
De Commissie heeft de door Canada ingediende informatie geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in pluimveebedrijven voorbij zijn en dat er geen risico meer bestaat in verband met de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten uit de gebieden van Canada waaruit de binnenkomst in de Unie van pluimveeproducten als gevolg van die uitbraken was opgeschort. |
(33) |
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza in Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. |
(34) |
Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza en het ernstige risico op het binnenbrengen ervan in de Unie, moeten de wijzigingen die door deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden. |
(35) |
Bij Uitvoeringsverordeningen (EU) 2022/588 (4) en (EU) 2022/914 (5) van de Commissie is deel 2 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 gewijzigd door rij US-2.51 respectievelijk rij US-2.210 toe te voegen, waarmee twee getroffen zones worden gedefinieerd in de vermelding voor de Verenigde Staten in die bijlage V. Aangezien fouten zijn ontdekt, moeten de rijen voor zone US-2.51 en voor zone US-2.210 dienovereenkomstig worden gerectificeerd. Die correcties moeten van toepassing zijn vanaf de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/588 voor zone US-2.51 en vanaf de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/914 voor zone US-2.210. |
(36) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1618 van de Commissie (6) zijn deel 1 van bijlage V en deel 1 van bijlage XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 gewijzigd voor de rijen met betrekking tot zone US-2.19 in de vermelding voor de Verenigde Staten. Aangezien een fout is ontdekt, moeten de rijen voor zone US-2.19 in de vermelding voor de Verenigde Staten in deel 1 van bijlage V en deel 1 van bijlage XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 dienovereenkomstig worden gerectificeerd. Die rectificaties moeten van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1618. |
(37) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404
1. |
In deel 2 van bijlage V wordt in de vermelding voor de Verenigde Staten de rij voor zone US-2.51 vervangen door:
|
2. |
In deel 2 van bijlage V wordt in de vermelding voor de Verenigde Staten de rij voor zone US-2.210 vervangen door:
|
3. |
In deel 1 van bijlage V worden in de vermelding voor de Verenigde Staten de rijen voor zone US-2.19 vervangen door:
|
4. |
In deel 1 van bijlage XIV worden in de vermelding voor de Verenigde Staten de rijen voor zone US-2.19 vervangen door:
|
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Echter, artikel 2, lid 1, is van toepassing met ingang van 12 april 2022, artikel 2, lid 2, is van toepassing met ingang van 14 juni 2022 en artikel 2, leden 3 en 4, zijn van toepassing met ingang van 21 september 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/588 van de Commissie van 8 april 2022 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan (PB L 112 van 11.4.2022, blz. 48).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/914 van de Commissie van 10 juni 2022 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan (PB L 158 van 13.6.2022, blz. 27).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1618 van de Commissie van 19 september 2022 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan (PB L 243 van 20.9.2022, blz. 90).
BIJLAGE
De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage XIV, deel 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
BESLUITEN
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/62 |
BESLUIT (EU) 2022/1962 VAN DE RAAD
van 13 oktober 2022
betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart ten aanzien van de goedkeuring van standaarden betreffende binnenschepen en rivierinformatiediensten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van de Herziene Rijnvaartakte, die op 20 november 1963 is ondertekend in Straatsburg (de “akte”), is op 14 april 1967 in werking getreden. |
(2) |
Op grond van de akte kan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) technische voorschriften voor binnenschepen goedkeuren voor de certificaten die uit hoofde van artikel 22 van de akte zijn afgegeven. |
(3) |
Uit hoofde van de akte kan de CCR haar regelgevingskader voor rivierinformatiediensten (RIS) wijzigen door te verwijzen naar de standaarden die zijn goedgekeurd door het Europees Comité voor de opstelling van standaarden op het gebied van de binnenvaart (Cesni) en die standaarden verplicht te stellen in het kader van de toepassing van de akte. |
(4) |
Het Cesni is op 3 juni 2015 opgericht in het kader van de CCR, met het oog op de ontwikkeling van technische standaarden voor de binnenvaart op diverse gebieden, vooral met betrekking tot schepen, informatietechnologie en bemanningen. |
(5) |
Op het gebied van de binnenvaartsector moet de Unie handelen met het oog op de eenvormige ontwikkeling van in de Unie toegepaste technische voorschriften en specificaties, met name wat binnenschepen en RIS betreft. |
(6) |
Voor een efficiënt en veilig vervoer over de binnenwateren is het belangrijk dat de technische voorschriften voor schepen en RIS zo veel mogelijk verenigbaar en geharmoniseerd zijn ten opzichte van de verschillende rechtsstelsels in Europa. In het bijzonder moeten de lidstaten die ook leden van de CCR zijn, besluiten steunen waarbij de CCR-reglementen worden geharmoniseerd met de regels die in de Unie worden toegepast. |
(7) |
Op de vergadering van 13 oktober 2022 zal het Cesni naar verwachting versie 2023/1 van de Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN 2023/1) en versie 2023/1 van de Europese standaard voor de rivierinformatiediensten (ES-RIS 2023/1) goedkeuren. |
(8) |
In ES-TRIN 2023/1 worden de eenvormige technische voorschriften vastgesteld die nodig zijn om de veiligheid van binnenschepen te verzekeren. De standaard bevat bepalingen met betrekking tot de bouw, inrichting en uitrusting van binnenschepen, speciale bepalingen voor specifieke categorieën van vaartuigen zoals passagiersschepen, duwstellen en containerschepen, bepalingen met betrekking tot de apparatuur van het automatisch identificatiesysteem, bepalingen met betrekking tot de identificatie van vaartuigen, modelcertificaten en het modelregister, overgangsbepalingen en instructies voor de toepassing van de technische standaard. |
(9) |
In bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad (1) wordt verwezen naar de technische voorschriften voor vaartuigen als bepaald in ES-TRIN 2021/1. De Commissie is gemachtigd om die verwijzing in bijlage II bij die richtlijn bij te werken zodat die overeenkomt met de recentste versie van ES-TRIN en om de datum van toepassing daarvan vast te stellen. Daarom zal de vaststelling van ES-TRIN 2023/1 gevolgen hebben voor Richtlijn (EU) 2016/1629. |
(10) |
Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Cesni moet worden ingenomen, aangezien ES-RIS 2023/1 een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Richtlijn (EU) 2016/1629. |
(11) |
ES-RIS 2023/1 stelt uniforme technische specificaties en standaarden vast om RIS te ondersteunen en de interoperabiliteit ervan te waarborgen. De technische specificaties en standaarden van ES-RIS 2023/1 stemmen overeen met de technische specificaties en standaarden die krachtens Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten worden vastgesteld, met name op de volgende gebieden: het systeem voor de elektronische weergave van binnenvaartkaarten en -informatie, elektronische scheepsrapportering, berichten aan de scheepvaart, tracking- en tracingsystemen voor vaartuigen en compatibiliteit van de nodige apparatuur voor het gebruik van RIS. |
(12) |
De technische specificaties voor RIS zijn gebaseerd op de technische beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2005/44/EG en houden rekening met de werkzaamheden die op dat gebied zijn verricht door de betrokken internationale organisaties. |
(13) |
Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Cesni moet worden ingenomen, aangezien ES-RIS 2023/1 een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op de bindende technische specificaties die in het kader van Richtlijn 2005/44/EG zijn vastgesteld. |
(14) |
De CCR zal naar verwachting tijdens een volgende plenaire zitting besluiten tot wijziging van de CCR-reglementen goedkeuren teneinde daarin een verwijzing naar ES-TRIN 2023/1 en ES-RIS 2023/1 op te nemen. Daarom is het ook passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de CCR moet worden ingenomen. |
(15) |
De Unie is geen lid van de CCR, noch van het Cesni. Het standpunt van de Unie moet daarom tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van die organen. |
(16) |
Het voorgestelde standpunt van de Unie is om ES-TRIN 2023/1 en ES-RIS 2023/1 goed te keuren, aangezien daardoor het hoogste veiligheidsniveau in de binnenvaart wordt gefaciliteerd, de technische ontwikkelingen in de sector worden gevolgd en de verenigbaarheid van de voorschriften voor schepen en van rivierinformatiediensten in Europa wordt gewaarborgd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het namens de Unie in het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) in te nemen standpunt ten aanzien van de goedkeuring van de Europese standaarden ES-TRIN 2023/1 en ES-RIS 2023/1 houdt in dat wordt ingestemd met de goedkeuring ervan.
2. Het namens de Unie in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in te nemen standpunt houdt in dat steun wordt verleend aan alle voorstellen die de CCR-reglementen afstemmen op ES-TRIN 2023/1 en ES-RIS 2023/1.
Artikel 2
1. Het in artikel 1, lid 1, opgenomen standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van het Cesni.
2. Het in artikel 1, lid 2, opgenomen standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van de CCR.
Artikel 3
Kleine technische wijzigingen van de in artikel 1 vastgestelde standpunten kunnen worden overeengekomen zonder nader besluit van de Raad.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
P. BLAŽEK
(1) Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 118).
(2) Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 152).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/65 |
BESLUIT (EU) 2022/1963 VAN DE RAAD
van 13 oktober 2022.
tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Tsjechische Republiek
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),
Gezien de voordracht van de Tsjechische regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering. |
(2) |
Op 10 december 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/2157 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld. |
(3) |
In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het aftreden van de heer Josef BERNARD. |
(4) |
De Tsjechische regering heeft de heer Rudolf ŠPOTÁK, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die in een regionaal lichaam is gekozen, Zastupitel Plzeňského kraje (lid van de regionale vergadering van de regio Pilsen), voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, voorgedragen als lid van in het Comité van de Regio’s, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Rudolf ŠPOTÁK, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die in een regionaal lichaam is gekozen, Zastupitel Plzeňského kraje (lid van de regionale vergadering van de regio Pilsen), wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, tot lid van het Comité van de Regio’s benoemd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
P. BLAŽEK
(1) PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.
(2) Besluit (EU) 2019/2157 van de Raad van 10 december 2019 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 78).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/66 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1964 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
houdende wijziging van Besluit (GBVB) 2020/1515 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 19 oktober 2020 Besluit (GBVB) 2020/1515 (1) vastgesteld. |
(2) |
Voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld. |
(3) |
Besluit (GBVB) 2020/1515 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 16, lid 2, van Besluit (GBVB) 2020/1515 wordt vervangen door:
“2. Het financiële referentiebedrag voor de uitgaven van de EVDA gedurende de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 bedraagt 2 417 423,89 EUR.
Het financiële referentiebedrag voor de uitgaven van de EVDA voor de daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2020/1515 van de Raad van 19 oktober 2020 tot oprichting van een Europese Veiligheids- en defensieacademie en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2016/2382 (PB L 348 van 20.10.2020, blz. 1).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/67 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1965 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
ter ondersteuning van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, estrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De landen die hebben deelgenomen aan de conferentie van de Verenigde Naties (VN) over de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, hebben op 20 juli 2001 het actieprogramma van de VN ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten vastgesteld (“het actieprogramma van de VN”). De Algemene Vergadering van de VN heeft op 8 december 2005 het internationaal instrument vastgesteld waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale handvuurwapens en lichte wapens kunnen identificeren en traceren (“het internationaal traceringsinstrument”). In beide internationale instrumenten wordt verklaard dat de staten in voorkomend geval zullen samenwerken met de VN om de effectieve uitvoering van deze instrumenten te ondersteunen. |
(2) |
De Raad heeft op 12 juli 2002 Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB (1) inzake de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens (“small arms and light weapons — SALW”) vastgesteld. |
(3) |
Op 16 december 2005 heeft de Europese Raad de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in SALW en van munitie daarvoor vastgesteld. In die strategie staat dat steun aan het VN-actieprogramma de eerste internationale actieprioriteit is, en wordt opgeroepen tot vaststelling van een juridisch bindend internationaal instrument over de tracering en markering van SALW en munitie daarvoor. |
(4) |
In het licht van de vaststelling van het internationaal traceringsinstrument heeft de Unie Gemeenschappelijk Optreden 2008/113/GBVB van de Raad vastgesteld en uitgevoerd, met de bedoeling de volledige uitvoering van het traceringsinstrument te steunen (2). De Raad heeft de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden positief beoordeeld. |
(5) |
De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/428/GBVB (3) vastgesteld ter ondersteuning van de tweede Toetsingsconferentie van de Verenigde Naties over de uitvoering van het VN-actieprogramma in 2012. |
(6) |
In de op 25-27 september 2015 gelanceerde Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling wordt bevestigd dat de bestrijding van de illegale handel in SALW noodzakelijk is voor de verwezenlijking van vele duurzameontwikkelingsdoelen, waaronder die met betrekking tot vrede, justitie en sterke publieke diensten, armoedebestrijding, economische groei, gezondheid, gendergelijkheid en veilige steden. Daarom hebben alle staten met duurzameontwikkelingsdoel 16.4 toegezegd de illegale stromen van geldmiddelen en wapens aanzienlijk te verminderen. |
(7) |
De Raad heeft op 3 april 2017 Besluit 2017/633/GBVB (4) vastgesteld ter ondersteuning van de derde Toetsingsconferentie van de Verenigde Naties over de uitvoering van het VN-actieprogramma in 2018. De derde Toetsingsconferentie heeft op 30 juni 2018 een slotdocument aangenomen waarin de landen opnieuw hebben toegezegd de omleiding van SALW te voorkomen en te bestrijden. De landen verklaarden opnieuw bereid te zijn de internationale samenwerking voort te zetten en de regionale samenwerking te versterken, door verbetering van coördinatie, overleg, informatie-uitwisseling en operationele samenwerking, met de betrokkenheid van de bevoegde regionale en subregionale organisaties en de voor rechtshandhaving, grenscontrole en uitvoer- en invoervergunningen bevoegde autoriteiten. |
(8) |
In zijn op 24 mei 2018 voorgestelde agenda voor ontwapening, met als titel “Securing our Common Future” (Onze gemeenschappelijke toekomst veiligstellen), heeft de secretaris-generaal van de Verenigde Naties opgeroepen tot het aanpakken van de buitensporige accumulatie van en de illegale handel in conventionele wapens en tot het ondersteunen van nationale benaderingen ten aanzien van handvuurwapens, lichte wapens en munitie daarvoor die wapengeweld en gewapende conflicten in de hand werken. |
(9) |
De Raad heeft op 19 november 2018 de EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, getiteld “Wapens beveiligen, burgers beschermen” (de “EU-SALW-strategie”) aangenomen. Deze strategie bevat de richtsnoeren voor het optreden van de Unie op het gebied van SALW. In de EU-SALW-strategie dient het VN-actieprogramma als mondiaal kader om de dreiging van illegale SALW tegen te gaan en wordt de volledige en effectieve uitvoering ervan op nationaal, regionaal en mondiaal niveau gesteund. |
(10) |
De Raad heeft op 17 december 2018 Besluit 2018/2011/GBVB vastgesteld (5). In de EU-SALW-strategie wordt gesteld dat de Unie genderaspecten stelselmatig zal integreren in de opzet van nieuwe projecten in verband met SALW-beheersing en de strijd tegen vuurwapengeweld in het algemeen en het delen van goede praktijken in dat opzicht. |
(11) |
In het slotdocument van de achtste tweejaarlijkse bijeenkomst in 2022 van staten die zich beraden op de uitvoering van het actieprogramma van de VN, wordt gewezen op:
|
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met het oog op de uitvoering van de EU-SALW-strategie heeft dit besluit tot doel de volledige en doeltreffende uitvoering van het VN-actieprogramma en het internationaal traceringsinstrument te ondersteunen, de internationale, regionale en nationale veiligheid te verbeteren, bij te dragen tot de menselijke veiligheid, en duurzame ontwikkeling te bevorderen door beheersing van SALW.
2. Overeenkomstig lid 1 heeft dit besluit de volgende doelstellingen:
a) |
steun verlenen aan toekomstgerichte mondiale beleidsontwikkelingen in het kader van de vierde Toetsingsconferentie van de Verenigde Naties over de uitvoering van het VN-actieprogramma in 2024; |
b) |
de effectieve nationale en regionale uitvoering van het actieprogramma en het internationaal traceringsinstrument versterken; |
c) |
genderresponsieve beleidsmaatregelen en programma's voor de beheersing van SALW ondersteunen. |
3. In de bijlage bij dit besluit wordt het project nader beschreven.
Artikel 2
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“de hoge vertegenwoordiger”) is belast met de uitvoering van dit besluit.
2. De technische uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project wordt verricht door het Bureau van de Verenigde Naties voor ontwapeningszaken (Unoda).
3. Unoda voert zijn taken uit onder verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. De hoge vertegenwoordiger treft daartoe de nodige regelingen met Unoda.
Artikel 3
1. Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het door de Unie gefinancierde project bedraagt 4 524 465,05 EUR.
2. Voor het beheer van de met het in lid 1 bedoelde referentiebedrag gefinancierde uitgaven gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.
3. De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Daartoe sluit zij de nodige financieringsovereenkomst met Unoda. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat Unoda er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met de omvang ervan.
4. De Commissie streeft ernaar de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden in dit proces en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.
Artikel 4
1. De hoge vertegenwoordiger brengt verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit, op basis van regelmatige inhoudelijke verslagen van Unoda. Die verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.
2. De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van het in artikel 1 bedoelde project.
Artikel 5
1. Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
2. Dit besluit verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding indien er binnen die termijn nog geen financieringsovereenkomst is gesloten.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 1999/34/GBVB (PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1).
(2) Gemeenschappelijk Optreden 2008/113/GBVB van de Raad van 12 februari 2008 ter ondersteuning van het internationaal instrument waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale handvuurwapens en lichte wapens kunnen identificeren en traceren (SALW) in het kader van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor (PB L 40 van 14.2.2008, blz. 16).
(3) Besluit 2011/428/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 betreffende de ondersteuning van de werkzaamheden van het VN-Bureau voor ontwapeningszaken ter uitvoering van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 37).
(4) Besluit (GBVB) 2017/633 van de Raad van 3 april 2017 ter ondersteuning van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (PB L 90 van 4.4.2017, blz. 12).
(5) Besluit (GBVB) 2018/2011 van de Raad van 17 december 2018 ter ondersteuning van gendermainstreaming in beleid, programma's en acties in de strijd tegen handel in en misbruik van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda inzake vrouwen, vrede en veiligheid (PB L 322 van 18.12.2018, blz. 38).
BIJLAGE
PROJECTDOCUMENT TER ONDERSTEUNING VAN HET ACTIEPROGRAMMA VAN DE VERENIGDE NATIES TER VOORKOMING, BESTRIJDING EN UITBANNING VAN DE ILLEGALE HANDEL IN HANDVUURWAPENS EN LICHTE WAPENS IN AL ZIJN ASPECTEN
1. Achtergrond
De aanneming van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (het actieprogramma) in 2001 vormde een keerpunt in de internationale inspanningen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan. Sindsdien is aanzienlijke vooruitgang geboekt met de uitvoering van de bepalingen van het actieprogramma en het bijbehorende traceringsinstrument, het internationaal instrument van 2005 waarmee staten tijdig en op betrouwbare wijze illegale handvuurwapens en lichte wapens kunnen identificeren en traceren (ITI). Bepaalde uitdagingen en obstakels staan de volledige en effectieve uitvoering van beide instrumenten echter nog in de weg.
Effectieve beheersing van handvuurwapens draagt niet enkel bij tot betere nationale en menselijke veiligheid, maar is ook bevorderlijk voor duurzame ontwikkeling, zoals erkend door de staten in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, die het kader vormt voor een alomvattende mondiale beleidsvorming en programmering. Illegale wapenstromen spelen een centrale rol bij het ontketenen, verergeren en in stand houden van gewapende conflicten, alomtegenwoordig geweld, misdrijven en terrorisme. Deze stromen hebben met name in conflictsituaties negatieve gevolgen voor het werk van het personeel van humanitaire en vredesoperaties en bemoeilijken het sluiten van vredesakkoorden.
Het actieprogramma en het ITI blijven het universele kader om het handvuurwapenprobleem aan te pakken. Alle VN-lidstaten hebben over dat kader overeenstemming bereikt en hebben zich daarbij verbonden tot het verbeteren van hun nationale wetgeving en beleidsmaatregelen inzake hand-vuurwapens, in- en uitvoercontroles, voorraadbeheer, markering en tracering en tot samenwerking en het bieden van hulp. De afgelopen decennia hebben zich echter nieuwe uitdagingen in verband met de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens voorgedaan, onder meer ontwikkelingen in de productie, de technologie en het ontwerp ervan, waardoor de doeltreffendheid van sommige bepalingen van het actieprogramma en het ITI zou kunnen worden ondermijnd.
De achtste tweejaarlijkse bijeenkomst van staten (BMS8) van juni 2022 en de in 2024 geplande vierde toetsingsconferentie (RevCon4) bieden de staten de gelegenheid om de balans op te maken van resterende lacunes, nieuwe uitdagingen aan te pakken en remediërende en corrigerende beleids- en operationele maatregelen te nemen zodat zij de mondiale beleidsagenda en de doeltreffendheid van het actieprogramma en het ITI kunnen versterken.
Van toezeggingen naar actie
Ondanks de lovenswaardige vooruitgang op mondiaal beleidsniveau zijn er nog krachtige nationale en regionale maatregelen nodig voor het uitvoeren van de mondiale toezeggingen en regionale instrumenten waarover de staten overeenstemming hebben bereikt. Aangezien er wereldwijd naar schatting één miljard vuurwapens in omloop zijn (1), blijft de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens een dringende taak.
Er wordt nog steeds veel om internationale bijstand (2) verzocht. Er is behoefte aan betere, duurzame en voorspelbare bijstandsmechanismen om aan de eisen te voldoen en te zorgen voor een betere beheersing en regulering van handvuurwapens en lichte wapens. Om ervoor te zorgen dat veel staten hun politieke toezeggingen inzake de beheersing van handvuurwapens, waaronder die in het kader van de Agenda 2030 voor ontwikkeling, volledig nakomen, is internationale bijstand nodig.
In veel staten ontbreekt het nog steeds aan nationale coördinatiemechanismen en in veel landen waar ze wel bestaan, zijn ze maar zwak. Deze mechanismen zijn essentieel voor de harmonisatie van nationale beleidsmaatregelen en programma’s, de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van en het toezicht op alomvattende nationale beleidsmaatregelen, strategieën en programma’s om de problemen met handvuurwapens aan te pakken. Het aantal nationale actieplannen met betrekking tot handvuurwapens en lichte wapens blijft klein en waar er wel bestaan, worden er geen middelen voor toegewezen of zijn ze niet in bredere nationale ontwikkelings- en veiligheidskaders geïntegreerd. Het verzamelen van gegevens blijft in veel staten een grote uitdaging, wat het traceren en kwantitatief monitoren van de uitvoeringsinspanningen ondermijnt. Waar gegevens wel beschikbaar zijn, blijft het moeilijk nationale gegevens te harmoniseren en uit te splitsen. Hoewel er relatief gezien vooruitgang is geboekt op het gebied van markering, worden er voortdurend veel verzoeken om bijstand ontvangen voor voorraadbeheer, registratie, overdrachtscontroles en tracering (3). Tracering maakt deel uit van het kader van de duurzameontwikkelingsdoelen (SDG’s) en dus belemmeren lage succespercentages in dit kader met name de verwezenlijking van de Agenda 2030 (4).
Sinds de zesde tweejaarlijkse bijeenkomst van staten in 2016 is er wereldwijd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het versterken van de verbanden tussen de beheersing van handvuurwapens en gendergelijkheid. Het unieke, diepmaatschappelijke karakter van de kwestie van handvuurwapens noodzaakt tot een alomvattende integratie van genderperspectieven in alle dimensies van de beheersing van handvuurwapens. Uit de nationale verslagen die de lidstaten bij het Unoda hebben ingediend, blijkt dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt met de uitvoering van gendergerelateerde bepalingen: het aandeel staten die nu gender in overweging nemen bij de beheersing van handvuurwapens is tussen 2018 en 2022 van 40 % naar 63 % gestegen (5).
Besluit (GBVB) 2018/2011 van de Raad van 17 december 2018 ter ondersteuning van gendermainstreaming in beleid, programma’s en acties in de strijd tegen handel in en misbruik van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid (VVV), waarbij de activiteiten van de EU werden ontplooid in Afrika, Azië en de Stille Oceaan, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. De intensiteit en de geografische uitvoering van dergelijke inspanningen lopen echter sterk uiteen en slechts 24 % van de staten zou naar geslacht en leeftijd uitgesplitste gegevens verzamelen met betrekking tot handvuurwapens (6). Zonder de voordelen van nauwkeurige, gedetailleerde en empirisch onderbouwde informatie over de verschillende risico’s die handvuurwapens inhouden voor vrouwen, mannen, meisjes en jongens en hun specifieke veiligheidsbehoeften, zullen interventies op het gebied van de beheersing van handvuurwapens waarschijnlijk genderblind blijven, wat de doeltreffende beleids- en programmaontwikkelingen en de verwezenlijking van SDG 5 belemmert. Verdere vooruitgang op dit gebied zal ook ten goede komen aan de uitvoering van de VVV-agenda, aangezien het nieuwe VVV-monitoringkader een indicator bevat voor het aantal landen dat gender in overweging neemt bij de uitvoering van het actieprogramma inzake handvuurwapens en lichte wapens, waartoe dit project zal bijdragen.
De sterk verschillende gedaanten van het handvuurwapenprobleem overal ter wereld en de uitdagingen op nationaal niveau met betrekking tot de verspreiding van illegale handvuurwapens en lichte wapens zijn een weerspiegeling van unieke combinaties van omstandigheden en contexten. Vooruitgang bij de uitvoering kan derhalve slechts in beperkte mate een gezamenlijke, wereldwijd gecoördineerde inspanning zijn en moet veeleer gebaseerd zijn op nationale en regionale verantwoordelijkheid en prioriteiten. De staten zijn op de zevende tweejaarlijkse bijeenkomst van staten over het actieprogramma (BMS7) dan ook overeengekomen te overwegen vrijwillige nationale en regionale streefdoelen vast te stellen in overeenstemming met de bepalingen van het actieprogramma en daarbij rekening te houden met de verschillende nationale en regionale contexten met het oog op grotere nationale en regionale verantwoordelijkheid en de meetbaarheid van het uitvoeringsproces (7). Die streefdoelen moeten betrekking hebben op maatregelen van nationale actieplannen of strategieën inzake handvuurwapens en lichte wapens, waaronder regionale routekaarten, en moeten meetbaar zijn en afgestemd worden op het actieprogramma, het ITI en de in de Agenda 2030 overeengekomen doelstellingen en streefdoelen. Bovendien moeten de nationale inspanningen op het gebied van de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens worden afgestemd op eventuele andere nationale kaders die betrekking hebben op veiligheid, gender-gelijkheid en ontwikkeling.
De staten zullen zich tot het VN-secretariaat richten voor sturing en bijstand bij de uitvoering van deze nieuwe op streefdoelen gebaseerde aanpak, wat uiteindelijk ook een unieke kans biedt voor meer op maat gesneden verzoeken om internationale bijstand en toewijzing van middelen (8). De recente trends bij de uitwerking van regionale routekaarten/actieplannen en -programma’s zijn een uitstekend voorbeeld van hoe het bepalen van streefdoelen kan helpen vooruitgang te boeken bij de uitvoering en waarborgt dat die inspanningen gecoördineerd worden ondersteund.
Voortbouwen op eerdere projecten en successen om de weg te effenen
De Europese Unie en haar lidstaten hebben de afgelopen jaren ter ondersteuning van het actieprogramma waardevolle financiële bijdragen geleverd aan het Bureau van de Verenigde Naties voor ontwapeningszaken (Unoda) en zijn regionale centra, en hebben zo de voorbereiding van toetsingsconferenties in het kader van het actieprogramma gesteund (9); operationele aspecten zoals een verbeterd voorraadbeheer in Afrika gefinancierd (10); en onlangs ook gendermainstreaming in beleid, programma’s en acties in de strijd tegen handel in en misbruik van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid gesteund (11).
Een van de tastbare resultaten van die projecten was de goedkeuring van een toekomstgericht slotdocument tijdens de derde toetsingsconferentie (12), mogelijk gemaakt door deskundigen-besprekingen, regionaal overleg en een sponsoringprogramma dat een bredere en billijkere deelname van vertegenwoordigers van staten en het maatschappelijk middenveld aan de conferentie garandeerde. In Afrika werden de operationele en technische capaciteiten opgedreven, wat concreet een versterking van de fysieke beveiliging en het voorraadbeheer in Burkina Faso, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria en Tsjaad inhield. In het kader van het lopende project inzake gender en handvuurwapensbeheersing zijn in landen over de hele wereld nationale capaciteiten opgebouwd ter ondersteuning van genderresponsieve beheersing van handvuurwapens, zijn vertegenwoordigers van regionale en subregionale organisaties op dit gebied opgeleid en zijn de synergieën tussen de inspanningen op het gebied van handvuurwapensbeheersing en de uitvoering van de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid aanzienlijk verbeterd.
Met dit projectvoorstel wordt voortgebouwd op die eerdere projecten en hun successen en wordt een nieuwe, drieledige aanpak geïntroduceerd om de doeltreffende uitvoering van het actie-programma en het ITI te bevorderen.
Met dit nieuwe project zullen het Unoda en zijn regionale centra ervoor kunnen zorgen dat de mondiale beleidsvorming en de nationale en regionale uitvoering op elkaar worden afgestemd en dat er verder transregionaal wordt geleerd.
2. Doelstellingen, activiteiten en resultaten van het project
Het hoofddoel van het project is de internationale, regionale en nationale veiligheid te verbeteren, bij te dragen tot de verwezenlijking van de menselijke veiligheid en duurzame ontwikkeling door de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens te bevorderen.
Dit zal worden bereikt door middel van een transversale aanpak, ter ondersteuning van de werkzaamheden met betrekking tot 1) toekomstgerichte mondiale beleidsontwikkelingen in het kader van de vierde toetsingsconferentie; 2) effectieve nationale en regionale uitvoering van het actieprogramma en het ITI, en bijzondere aandacht voor 3) genderresponsieve beleidslijnen en programma’s inzake de beheersing van handvuurwapens.
Tegelijkertijd zullen de drie pijlers het actieprogramma en het ITI versterken als universele mondiale kaders voor de beheersing van handvuurwapens en ervoor zorgen dat ze relevant en doeltreffend blijven.
Resultaten voor alle drie de pijlers:
— |
De samenwerking met regionale en subregionale organisaties wordt opgevoerd, waardoor een meer gestroomlijnde aanpak van beleids- en uitvoeringsinspanningen op subregionaal, regionaal en mondiaal niveau mogelijk wordt. |
— |
Op alle niveaus is er meer betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, met name vrouwenorganisaties en actoren op het gebied van jeugdzaken. |
3. Beschrijving van de strategieën van de projectpijlers
3.1 Vorderingen maken met mondiale beleidsmaatregelen en toezeggingen in het kader van de vierde VN-toetsingsconferentie (RevCon4) van het actieprogramma inzake hand-vuurwapens van 2024.
3.1.1 Resultaten
— |
De relevantie en doeltreffendheid van het actieprogramma/ITI worden gewaarborgd en vergroot. |
— |
De RevCon4 over het actieprogramma wordt goed ondersteund en omvat een breed scala aan belanghebbenden. |
— |
De nationale verslaglegging door de staten in het kader van het actieprogramma en het ITI wordt versterkt, onder meer als kader voor gegevensverzameling voor SDG-subdoel 16.4 (13) en indicator 16.4.2 (14). |
3.1.2 Activiteiten
Virtuele rondetafelgesprekken met deskundigen over de ontwikkeling van actiegerichte aanbevelingen in verband met de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens ter ondersteuning van RevCon4.
Tijdens een reeks virtuele rondetafelgesprekken met deskundigen worden verschillende onderwerpen besproken en onderzocht om de relevantie en doeltreffendheid van het actie-programma en het ITI te waarborgen. De thema’s van de rondetafelgesprekken worden bepaald op basis van de resultaten van BMS8 (d.w.z. geselecteerd uit de prioritaire gebieden van het BMS8-slotdocument voor verdere actie en behandeling tijdens RevCon4). De voorgedragen voorzitter van RevCon4 wordt uitgenodigd voor alle rondetafelgesprekken met deskundigen. Deze activiteit wordt uitgevoerd in samenwerking met UNIDIR. Alle rondetafelbijeenkomsten met deskundigen worden virtueel gehouden. De belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van elk rondetafelgesprek worden ter bespreking voorgelegd op alle regionale bijeenkomsten.
Inhoudelijke en inclusieve voorbereidingen voor RevCon4
Regionale bijeenkomsten zullen de deelnemende staten en de respectieve regionale organisaties een forum bieden om regiospecifieke uitdagingen in verband met handvuurwapens en lichte wapens in kaart te brengen en regionale prioriteiten voor RevCon4 te bespreken. De voorgedragen voorzitter van RevCon4 wordt uitgenodigd voor alle regionale bijeenkomsten.
Andere regio’s en regionale organisaties organiseren doorgaans een voorbereidende vergadering voor RevCon4, zoals de Europese Unie, de Arabische Liga, het Stille Oceaangebied en de OVSE. Het project hoeft dan ook geen betrekking op deze regio’s te hebben. Op verzoek kan het Unoda deelnemen aan/betrokken zijn bij elk van die regionale bijeenkomsten om de bevindingen van de rondetafelgesprekken met deskundigen te presenteren. Deze activiteit wordt eind 2023 / begin 2024 uitgevoerd door het Unoda en zijn regionale centra, met substantiële steun van UNIDIR. Alle activiteiten vinden fysiek plaats.
De volgende vijf regionale bijeenkomsten worden voorgesteld:
Landen uit subregio’s |
Regionale organisaties |
Regionaal centrum |
Plaats |
West-Afrika en Centraal-Afrika |
AU, CEEAC, Ecowas, RECSA, Uemoa, G5-Sahel |
Unrec |
Lomé, Togo |
Oost-Afrika en Zuidelijk Afrika |
AU, EAC, SADC, IGAD, RECSA, Sarcom |
Unrec |
Lomé, Togo |
Caribisch gebied |
Caricom |
UN-LiREC |
Virtueel |
Latijns-Amerika |
Mercosur, OAS, SICA |
UN-LiREC |
Virtueel |
Asean en Zuid-Aziatische Staten |
Asean, SAARC |
UNRCPD |
Bangkok, Thailand |
Sponsorprogramma voor deelnemers uit ontwikkelingslanden of zwaar getroffen landen om RevCon4 bij te wonen
Vanwege een gebrek aan middelen is het voor veel ontwikkelingslanden moeilijk om zich op de toetsingsconferenties van het actieprogramma te laten vertegenwoordigen door hun hoge ambtenaren die zich hoofdzakelijk met de problematiek van handvuurwapens en lichte wapens bezighouden. Door middel van een sponsoringprogramma zou een geselecteerde groep van meest getroffen landen ook kunnen deelnemen, wat een verrijking zou zijn voor de beraadslagingen in RevCon4. Dit zou tevens een uitgelezen kans bieden om te netwerken en kan synergieën creëren met nevenevenementen en andere activiteiten in de marge van RevCon4.
De EDEO keurt de deelnemers goed op aanbeveling van het Unoda en zijn regionale centra. In principe moeten geselecteerde ambtenaren van nationale autoriteiten worden aangewezen als nationale contactpunten voor het actieprogramma. Andere selectiecriteria zijn onder meer genderoverwegingen, tijdige indiening van een nationaal verslag, actieve deelname aan regionale bijeenkomsten en/of aan rondetafeldiscussies.
Acties om het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij de beheersing van handvuurwapens
De activiteiten omvatten onderzoek en pleitbezorging, mediacampagnes, sponsorprogramma’s en workshops. De activiteiten worden uitgevoerd door het International Action Network on Small Arms (IANSA), in samenwerking met het Unoda en zijn regionale centra, om de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij RevCon4 te ondersteunen.
3.1.3 Resultaten
— In 2023 werden vier (4) virtuele rondetafelgesprekken met deskundigen gehouden
De rondetafelgesprekken bevatten actiegerichte aanbevelingen die de staten in het slotdocument van RevCon4 in 2024 zouden kunnen opnemen. De belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de rondetafelgesprekken werden gebundeld in één kort document dat in aanloop naar RevCon4 werd gepubliceerd. Het document werd beschikbaar gesteld in het Engels en vertaald in het Arabisch, het Frans en het Spaans.
— Er werden vijf (5) tweedaagse regionale conferenties gehouden om regeringen en organisaties van welbepaalde regio’s bij te staan bij de voorbereidingen voor RevCon4
De nationale verslagen werden op de agenda van de regionale bijeenkomsten geplaatst en er werd bijstand verleend aan de delegaties die tijdens de bijeenkomsten hun nationale verslagen wensten op te stellen en/of in te dienen. Wegens lage rapportagepercentages in de regio’s van Azië en de Stille Oceaan werd na de regionale bijeenkomst een speciale eendaagse nationale rapportageworkshop gehouden om de rapportagepercentages in de regio voor RevCon4 te verhogen. De bevindingen en aanbevelingen van de rondetafelgesprekken met deskundigen (activiteit 1.3.1) werden tijdens de bijeenkomsten gepresenteerd en besproken.
— Er namen vijftien (15) gesponsorde deelnemers deel aan RevCon4
De reis naar en het verblijf tijdens RevCon4 (niet voor de Voorbereidende Commissie eerder in 2024) werd voor maximaal 15 deelnemers gesponsord. Daarnaast werd ook een deelnemer uit elk regionaal centrum (Unrec, UN-LiREC, UNRCPD) gesponsord om RevCon4 in New York bij te wonen.
3.1.4 De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld werd versterkt door het volgende:
i. |
Er werd voor maatschappelijke organisaties een verslag over de resultaten van BMS8 opgesteld en verspreid als input voor de voorbereidingen voor RevCon4. |
ii. |
Voor de Mondiale Actieweek tegen Vuurwapengeweld werd een campagne opgezet met RevCon4 als centraal thema. |
iii. |
In de aanloop naar de conferentie werd een gids voor het maatschappelijk middenveld over RevCon4 opgesteld en verspreid, waarin wordt uiteengezet hoe het maatschappelijk middenveld kan bijdragen aan de voorbereidingen en de eigenlijke RevCon4. |
iv. |
Tot tien (10) vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld woonden RevCon4 bij en namen actief deel aan evenementen die in de marge van RevCon4 werden georganiseerd door middel van een sponsoringprogramma. |
v. |
Er werd een voorbereidende workshop over RevCon4 gehouden voor deelnemende maatschappelijke organisaties. Voor deze tweedaagse activiteit kwamen IANSA-leden in het weekend voor de conferentie fysiek bijeen in New York. |
vi. |
Er werden tot drie (3) briefingdocumenten over pleitbezorging voor IANSA-leden opgesteld en verspreid inzake thematische onderwerpen in verband met kwesties die in het actieprogramma/ITI onvoldoende aan bod komen. De documenten werden online beschikbaar gesteld in het Engels met vertalingen in het Frans en het Spaans. Papieren exemplaren werden beschikbaar gesteld op RevCon4. |
3.2 Zorgen voor de volledige en doeltreffende uitvoering van het actieprogramma/ITI op basis van nationale en regionale prioriteiten, streefdoelen, strategieën en actieplannen
3.2.1 Resultaten
— |
De volledige en doeltreffende uitvoering van de toezeggingen die de staten in het kader van het actieprogramma en het ITI hebben gedaan, wordt versterkt. |
— |
De door de staten op BMS7 overeengekomen vaststelling van nationale en regionale streefdoelen is aan de gang. |
3.2.2 Activiteiten
Upgrade van het Mosaic-beoordelingsinstrument (online en papieren versie) om staten in staat te stellen zichzelf te beoordelen op het gebied van de uitvoering van het actieprogramma/ITI
Het Mosaic-beoordelingsinstrument stelt staten in staat om (zelf)beoordelingen uit te voeren over de mate waarin het actieprogramma/ITI en andere kaders voor de beheersing van handvuurwapens op nationaal niveau worden uitgevoerd. Het zal staten helpen lacunes in hun nationale systemen voor de beheersing van handvuurwapens in kaart te brengen en te bepalen aan welke gebieden er prioritair moet worden gewerkt om de nationale vermogens te versterken en ervoor te zorgen dat het actieprogramma/ITI volledig en doeltreffend wordt uitgevoerd.
De bevindingen van de beoordelingen kunnen de basis vormen voor de ontwikkeling van nationale en regionale actieplannen, strategieën, routekaarten en/of streefdoelen en ervoor zorgen dat die gebaseerd zijn op de bepalingen die zijn overeengekomen in belangrijke mondiale overeenkomsten inzake handvuurwapens en lichte wapens. Het Mosaic-beoordelingsinstrument kan ook helpen bij het verzamelen en opmaken van informatie die moet worden opgenomen in nationale verslagen over de uitvoering van het actieprogramma/ITI en kan de ontwikkeling van projectvoorstellen voor fondsenwerving vergemakkelijken.
Het Mosaic-beoordelingsinstrument maakt het gemakkelijker de nationale systemen voor de beheersing van handvuurwapens af te wegen tegen de gebieden die onder de Mosaic-modules van de reeksen 2, 3, 4, 5 en 6 vallen, en bestrijkt derhalve de volledige levenscyclus van handvuurwapens, met inbegrip van horizontale kwesties zoals gender en jeugd. (15) Het is de bedoeling dat een dergelijk instrument niet alleen door de nationale autoriteiten wordt gebruikt, maar ook door een breder scala aan belanghebbenden, waaronder regionale en maatschappelijke organisaties. Het zal het werk van de regionale centra van het Unoda rechtstreeks ten goede komen en kan worden gebruikt tijdens verkennende missies in het kader van de Saving Lives Entity (SALIENT) (16). Om ervoor te zorgen dat deze entiteiten de nationale inspanningen voor het gebruik van het Mosaic-beoordelingsinstrument kunnen ondersteunen, wordt een gebruikershandleiding uitgewerkt en beschikbaar gesteld.
Deze activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met UNIDIR.
Staten ondersteunen bij het opvoeren van hun inspanningen voor de uitvoering van het actieprogramma/ITI
In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied uitgevoerd door UN-LiREC
— |
Consolidatie van een routekaart inzake handvuurwapens en lichte wapens voor Centraal-Amerikaanse staten (2022-2024), waarbij alle geïnteresseerde lidstaten van het Sistema de la Integración Centroamericana (SICA) (Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama) worden betrokken om de uitvoering van internationale, regionale en subregionale instrumenten met betrekking tot handvuurwapens en lichte wapens te versterken en de illegale verspreiding van wapens en munitie in de subregio terug te dringen (17). De activiteiten omvatten subregionale seminars, workshops, werksessies (redactie- en thematische vergaderingen). Centraal-Amerikaanse staten zullen in de aanloop naar RevCon4 het politieke momentum kunnen creëren om vooruitgang te boeken met een nieuw subregionaal initiatief met duidelijke doelstellingen en indicatoren. Het consolidatieproces van het routekaartinitiatief wordt uitgevoerd in samenwerking met de afdeling Openbare Veiligheid van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en zal een aanvulling vormen op de activiteiten die zijn omschreven in Besluit (GBVB) 2022/847 van de Raad van 30 mei 2022. UN-LiREC zal het proces samen met de OAS kunnen sturen en kunnen voortbouwen op haar deskundigheid in het kader van de Caribische routekaart inzake vuurwapens. Alle activiteiten worden gecoördineerd met de subregionale organisatie SICA. |
— |
Er worden cursussen georganiseerd over de bestrijding van wapen- en munitiehandel (CTAM) en over het onderscheppen van handvuurwapens, munitie en onderdelen en componenten (ISAAPC) in de Zuid- en Centraal-Amerikaanse staten. |
In Azië-Stille Oceaan uitgevoerd door UNRCPD.
— |
Ondersteuning bij de oprichting en opleiding van nationale contactpunten voor het actieprogramma. Tot op heden hebben slechts 17 landen een nationaal contactpunt voor de uitvoering van het actieprogramma/ITI in de regio Azië-Stille Oceaan aangewezen en gemeld. In het kader van deze activiteit zal UNRCPD de oprichting van nationale contactpunten, waar deze nog niet bestaan, ondersteunen en de capaciteit van bestaande contactpunten en nationale coördinatiemechanismen versterken door middel van een speciale regionale workshop. Deze activiteit wordt in 2023 uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de nationale contactpunten tijdig voor RevCon4 worden aangewezen. Deze activiteit vindt virtueel plaats. |
— |
Mosaic-beoordelingen in geselecteerde staten om lacunes en mogelijkheden voor een versterkte uitvoering en de vaststelling van nationale en regionale prioriteiten, streefdoelen en actieplannen in kaart te brengen. Deze activiteit vindt plaats met fysieke aanwezigheid. |
— |
Bijstand aan de staten in de regio Azië-Stille Oceaan bij de uitvoering van het actieprogramma/ITI. Er kan bijstand worden verleend voor verschillende aspecten van de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens, waaronder wet- en regelgevingsaspecten, ontwerp en beheer van de beheersing van handvuurwapens en/of operationele ondersteuning. Subregionale benaderingen kunnen hier ook onder vallen (bv. op het gebied van grensbeveiliging). Alle activiteiten zijn genderresponsief en inclusief. Het kan gaan om operationele ondersteuning, opleidingen, workshops, vergaderingen, gegevensverzameling of onderzoeksactiviteiten. De belangrijkste begunstigden zijn nationale autoriteiten en/of veiligheidsdiensten en strijdkrachten. Zolang de uitvoering van het project loopt, beantwoordt UNRCPD verzoeken om bijstand van landen. Voorrang wordt gegeven aan verzoeken om bijstand die voortvloeien uit de andere activiteiten in het kader van dit project, met name de Mosaic-beoordeling, of die via nationale verslagen zijn meegedeeld. Bijstand kan fysiek en/of virtueel worden verleend. |
In Afrika uitgevoerd door Unrec.
— |
Mosaic-beoordelingen in geselecteerde staten om lacunes en mogelijkheden voor een versterkte uitvoering en de vaststelling van nationale en regionale prioriteiten, streefdoelen en actieplannen in kaart te brengen. Deze activiteit vindt plaats met fysieke aanwezigheid. |
— |
Bijstand aan staten in Afrika bij de uitvoering van het actieprogramma/ITI. Er kan bijstand worden verleend voor verschillende aspecten van de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens, waaronder wet- en regelgevingsaspecten, ontwerp en beheer van de beheersing van handvuurwapens en/of operationele ondersteuning. Subregionale benaderingen kunnen hier ook onder vallen (bv. op het gebied van grensbeveiliging). Alle activiteiten zijn genderresponsief en inclusief. Het kan gaan om operationele ondersteuning, opleidingen, workshops, vergaderingen, gegevensverzameling of onderzoeksactiviteiten. De belangrijkste begunstigden zijn nationale autoriteiten en/of veiligheidsdiensten en strijdkrachten. Zolang de uitvoering van het project loopt, beantwoordt Unrec verzoeken om bijstand van landen. Voorrang wordt gegeven aan verzoeken om bijstand die voortvloeien uit de andere activiteiten in het kader van dit project, met name de Mosaic-beoordeling, of die via nationale verslagen zijn meegedeeld. Bijstand kan fysiek en/of virtueel worden verleend. |
Acties om het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij de beheersing van handvuurwapens, waaronder:
— |
Jaarlijkse campagnes - het IANSA en de ertoe behorende organisaties organiseren jaarlijkse campagneactiviteiten voor evenementen zoals de Mondiale Actieweek tegen Vuurwapen-geweld, de Internationale Jongerendag, de Afrika-amnestiemaand, de Internationale Dag van de Vrede, de Dag van het Afrikaanse Kind, de Internationale Wapenvernietigingsdag, “Wear Orange”, de Internationale Vrouwendag, en de 16 Dagen van Activisme tegen Gendergeweld. |
— |
Capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld op het gebied van beheersing van handvuurwapens en lichte wapens - ontwikkelen van beleidsmateriaal en organiseren van leermogelijkheden voor IANSA-leden, waaronder webinars en presentaties, om de kennis van het actieprogramma/ITI en andere internationale/regionale/subregionale instrumenten die relevant zijn voor de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens bij het maatschappelijk middenveld te beoordelen en te verbeteren, teneinde het in staat te stellen de beheersing van handvuurwapens te bepleiten en te bevorderen. |
— |
Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, pleitbezorging en outreach-programma voor het vaststellen van nationale en regionale doelen, actieplannen en/of routekaarten - in overleg en samenwerking met het Unoda en zijn regionale centra ondersteunt het IANSA de leden van zijn netwerk bij besprekingen met ambtenaren en bevordert het de ontwikkeling door staten van nationale en regionale streefdoelen en prioriteiten voor de uitvoering van het actieprogramma/ITI. |
— |
Subsidieprogramma voor de duurzame betrokkenheid van geselecteerde IANSA-leden - het IANSA zet een subsidieprogramma voor IANSA-leden op om lokale organisaties in staat te stellen programmawerkzaamheden uit te voeren. Het IANSA zet een proces op om het subsidieprogramma te faciliteren op basis van duidelijk omschreven selectiecriteria, die door het Unoda worden goedgekeurd. |
— |
Pleitbezorging voor nationale verslaglegging - het IANSA en zijn leden, in overleg met het Unoda, pleiten consequent voor regelmatige en alomvattende verslaglegging over het actieprogramma/ITI door middel van een constructieve dialoog met nationale autoriteiten en parlementsleden. Deze activiteiten worden uitgevoerd door het International Action Network on Small Arms (IANSA), in samenwerking met het Unoda en zijn regionale centra en ondersteunen de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de volledige en doeltreffende uitvoering van het actieprogramma/ITI. |
3.2.3 Resultaten
Het Mosaic-beoordelingsinstrument werd als volgt verbeterd:
— |
De ontwikkeling van een Mosaic-beoordelingsinstrument, waarmee de nationale controle op handvuurwapens werd versterkt, de uitvoering van het actieprogramma werd ondersteund, en de vaststelling van streefdoelen, evenals de ontwikkeling van actieplannen en routekaarten werd onderbouwd, en verzoeken om internationale bijstand werden gefaciliteerd. Het Mosaic-beoordelingsinstrument bouwt voort op de eerder ontwikkelde bètaversie van het ISACS-beoordelingsinstrument, dat beperkt was tot reeks 5 van de internationale normen voor controle op handvuurwapens (ISACS). |
— |
Een papieren versie van het instrument werd beschikbaar gesteld in het Arabisch, het Engels, het Frans, het Portugees en het Spaans. Er werd ook een onlineversie in het Engels beschikbaar gesteld. |
— |
Ontwikkeling en publicatie van een gebruikershandleiding voor het Mosaic-beoordelings-instrument in het Engels, met vertalingen in het Arabisch, het Frans, het Portugees en het Spaans. |
— |
In de marge van de regionale bijeenkomsten ter voorbereiding van RevCon4 werden gecombineerde valideringsoefeningen/opleidingssessies met betrekking tot het Mosaic-beoordelingsinstrument uitgevoerd met regionale en subregionale organisaties en mechanismen. |
In Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied
— |
Er werden tot acht (8) seminars/workshops/werksessies/vergaderingen gehouden, fysiek en virtueel, ter ondersteuning van de consolidatie van een routekaart inzake handvuurwapens en lichte wapens voor Centraal-Amerikaanse staten (2022-2024). In het eerste jaar van de activiteiten werd het document van de ONTWERP-routekaart geconsolideerd, terwijl de klemtoon in het tweede jaar lag op de aanvang van de ontwikkeling van nationale strategieën (nationale actieplannen (NAP’s) of soortgelijke initiatieven) en de uitvoering van in het subregionale initiatief/de routekaart vastgestelde activiteiten. |
— |
UN-LiREC gaf twee (2) ISAAPC-cursussen en vier (4) CTAM-cursussen in geselecteerde Centraal-Amerikaanse en Zuid-Amerikaanse staten. |
In Azië en de Stille Oceaan
— |
Er werd een speciale regionale workshop gehouden. De regionale workshop was toegespitst op de rol en taken van een nationaal contactpunt, met name de coördinatie met nationale entiteiten, het indienen van nationale verslagen en het bieden van sturing bij beleid en programmatie in verband met de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens. De workshop was gebaseerd op Mosaic-module 03.40 inzake nationale coördinatiemechanismen voor de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens. |
— |
Mosaic-beoordelingen werden in maximaal twee (2) geselecteerde staten fysiek uitgevoerd. |
— |
Tot vier (4) staten in de regio Azië-Stille Oceaan kregen bijstand bij de uitvoering van het actieprogramma/ITI. |
In Afrika
— |
Mosaic-beoordelingen werden in maximaal twee (2) geselecteerde staten fysiek uitgevoerd. |
— |
Tot vier (4) staten in Afrika kregen bijstand bij de uitvoering van het actieprogramma/ITI. |
3.2.4 De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld werd versterkt door het volgende:
i. |
Er werden campagneactiviteiten en -materiaal ontwikkeld, en kleine beurzen werden verstrekt aan lokale en nationale organisaties van IANSA-leden voor activiteiten die tijdens die campagnes werden uitgevoerd. |
ii. |
Er werd beleidsmateriaal ontwikkeld en er werden leermogelijkheden voor IANSA-leden georganiseerd. |
iii. |
Er werd een programma voor betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en pleitbezorging opgesteld met betrekking tot het vaststellen van nationale en regionale streefdoelen, actieplannen en/of routekaarten. |
iv. |
Er werd een subsidieprogramma voor de duurzame betrokkenheid van geselecteerde IANSA-leden opgezet. |
v. |
Er werd bij nationale autoriteiten en parlementsleden gepleit voor verbetering van de nationale verslaglegging. |
3.3 Voldoen aan de aanhoudende vraag naar versterking en verdieping van gender-mainstreaming in beleid en -programma’s voor de beheersing van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid
3.3.1 Resultaten
— |
De duurzame strategische en operationele capaciteit om gender bij een breed scala van belangrijke stakeholders in de beheersing van handvuurwapens te integreren, wordt verder uitgebreid en verdiept. |
— |
De synergieën en uitvoerbare verbanden met aanvullende beleidskaders en -agenda’s, met name de Agenda 2030, de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid, Our Common Agenda (onze gemeenschappelijke agenda) en resoluties van de Algemene Vergadering over vrouwen en ontwapening, worden verder versterkt. |
3.3.2 Activiteiten
Alle activiteiten bouwen voort op de resultaten van de het vorige door de EU gefinancierde project, zijnde Besluit (GBVB) 2018/2011 van de Raad van 17 december 2018 ter ondersteuning van gendermainstreaming in beleid, programma’s en acties in de strijd tegen handel in en misbruik van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid.
Versterking van de component beheersing van handvuurwapens in de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid
Dit houdt onder meer in dat het Unoda zich blijft inzetten voor het netwerk van contactpunten voor vrouwen, vrede en veiligheid om de beheersing van handvuurwapens in nationale actieplannen, strategieën en uitvoeringsinspanningen inzake vrouwen, vrede en veiligheid te bevorderen. Hier wordt verder op ingezet tijdens de uitvoering van het project, in een fysiek en/of virtueel formaat.
Steun aan staten ter versterking van genderresponsieve beleidsmaatregelen en programma’s inzake de beheersing van handvuurwapens
In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied uitgevoerd door UN-LiREC
— |
Opleiding over gendermainstreaming in de beheersing van handvuurwapens in Midden- en Zuid-Amerikaanse staten - de cursussen zijn bedoeld voor nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de beheersing en regulering van handvuurwapens, burgerveiligheid en het voorkomen en verminderen van geweld tegen vrouwen/gendergerelateerd geweld. |
— |
Reeks webinars over de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens en gender in de aanloop naar RevCon4 - de onderwerpen variëren en worden vastgesteld in coördinatie met Centraal- en Zuid-Amerikaanse staten en in overeenstemming met de voorbereidingen en resultaten van RevCon4. |
In Azië-Stille Oceaan uitgevoerd door UNRCPD.
— |
Harmonisatie van de uitvoering van convergerende agenda’s inzake beheersing van handvuurwapens en gendergelijkheid - dit houdt in dat landen in Azië en de Stille Oceaan met verstreken, bestaande of geplande nationale actieplannen inzake vrouwen, vrede en veiligheid worden aangesproken om de uitvoering van convergerende agenda’s met initiatieven op het gebied van beheersing van handvuurwapens te verbeteren. Het initiatief onderzoekt ook synergieën met andere kaders voor gendergelijkheid, met name het Spotlight-initiatief. |
— |
Regionaal seminar over de universalisering van het WHV in de regio Azië-Stille Oceaan en de convergentie met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid - in 2013 hebben de staten het WHV aangenomen, een multilateraal verdrag dat specifiek de internationale handel in conventionele wapens regelt. Het WHV is ook het eerste juridisch bindende wapenverdrag waarin het verband tussen wapenhandel en gendergerelateerd geweld wordt erkend. De uitvoering van het WHV stelt de staten ook in staat hun toezeggingen inzake wapenuitvoer in het actieprogramma van 2001 na te komen. Het aantal staten van de regio Azië-Stille Oceaan dat tot het WHV is toegetreden, blijft laag, maar dankzij de recente toetreding van China en de Filipijnen is in die regio een gunstig politiek momentum ontstaan dat de universalisering van het verdrag bevordert. De workshop bouwt voort op de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en parlementsleden in het kader van het vorige project, waarin het WHV als een belangrijk prioritair gebied werd aangemerkt. De workshop wordt uitgevoerd in samenwerking met belangrijke partners, waaronder VN-agentschappen, regionale en internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld. De workshop wordt virtueel gehouden. |
In Afrika uitgevoerd door Unrec.
— |
Regionale workshops over gendermainstreaming in de beheersing van handvuurwapens om van gedachten te wisselen over gendergerelateerde uitdagingen en prioriteiten - er worden regionale workshops gehouden voor West-Afrika, Centraal-Afrika, Oost-Afrika en Zuidelijk Afrika. Deze workshops worden uitgevoerd in samenwerking met regionale organisaties en belangrijke partners en vinden plaats met fysieke aanwezigheid. |
— |
Integratie van de beheersing van handvuurwapens in bredere inspanningen op het gebied van gendergelijkheid, ontwikkeling en veiligheid door middel van een reeks webinars met deskundigen op het gebied van gendergerelateerd geweld (GBV), conflictgerelateerd seksueel geweld (CRSV), betrokkenheid van jongeren, humanitaire kwesties en bijstand aan intern ontheemden en vluchtelingen, om meer de aandacht te vestigen op de onderliggende oorzaken en gevolgen van de verspreiding van, de handel in en het misbruik van handvuurwapens en op de noodzaak om wapenbeheersing te koppelen aan en/of op te nemen in andere agenda’s. Het doel van de webinarreeks is een multidimensionale aanpak te ontwikkelen om gewapend geweld te voorkomen en terug te dringen en concrete banden tot stand te brengen tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de beheersing van handvuurwapens en andere stakeholders. De webinarreeks wordt in samenwerking met belangrijke partners verwezenlijkt en wordt virtueel georganiseerd. |
Acties om het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij de beheersing van handvuurwapens, waaronder:
— |
Verslag inzake gendermainstreaming en handvuurwapens en lichte wapens over resultaten en geleerde lessen in het kader van het door de EU gefinancierde project (GBVB) 2018/2011, met inbegrip van een overzicht en beoordeling van de door het IANSA en zijn leden uitgevoerde activiteiten en aanbevelingen voor verdere betrokkenheid. Dit verslag dient als input voor andere gendergerelateerde activiteiten in het kader van dit project. |
— |
Virtuele workshops, opleidingen en evenementen over gendermainstreaming in de beheersing van handvuurwapens voor het maatschappelijk middenveld - in samenwerking met het Unoda en zijn regionale centra organiseert het IANSA gedurende de hele uitvoerings-periode van het project virtuele workshops, opleidingen en evenementen over gender en beheersing van handvuurwapens voor een breed, mondiaal publiek. |
— |
Voorstellen van het maatschappelijk middenveld voor meer synergieën met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid. Een toolkit opstellen met voorstellen van IANSA-leden voor betere synergieën tussen de agenda inzake beheersing van handvuurwapens en de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid, waarbij de nadruk wordt gelegd op pleitbezorgings-technieken, regio-overschrijdende berichtenuitwisseling en beleidsuitvoering die in alle regio’s kunnen worden toegepast. De toolkit wordt op grote schaal verspreid, onder meer tijdens activiteiten die worden georganiseerd door het IANSA en/of het Unoda en zijn regionale centra. De bovengenoemde activiteiten worden uitgevoerd door het IANSA, in verbinding/ samenwerking met het Unoda en zijn regionale centra, ter ondersteuning van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het gendermainstreamen van beleid en programma’s voor de beheersing van handvuurwapens, in overeenstemming met de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid. |
3.3.3 Resultaten
Wapenbeheersing en ontwapening, ook wat handvuurwapens betreft, werden bevorderd in de werkzaamheden en netwerken van de Verenigde Naties inzake vrouwen, vrede en veiligheid, onder meer op het gebied van conflictgerelateerd seksueel geweld. (18)
De capaciteit van staten voor genderresponsieve beleidsmaatregelen en -programma’s inzake handvuurwapens werd als volgt versterkt:
|
In Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied
|
|
In Azië en de Stille Oceaan
|
|
In Afrika
|
3.3.4 De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de beheersing van handvuurwapens wordt versterkt door het volgende:
i. |
Opstelling en verspreiding van een verslag over de resultaten en de geleerde lessen in het kader van het door de EU gefinancierde project (GBVB) 2018/2011. |
ii. |
Er werden virtuele workshops, opleidingen en evenementen over gendermainstreaming in de beheersing van handvuurwapens voor het maatschappelijk middenveld georganiseerd. |
iii. |
Er werd een toolkit opgesteld en verspreid, waarin de voorstellen van IANSA-leden voor betere synergieën tussen de agenda inzake beheersing van handvuurwapens en de agenda voor vrouwen, vrede en veiligheid waren gebundeld. |
4. Bewustmaking, pleitbezorging, contacten en partnerschappen
Het Unoda en zijn uitvoerende partners zullen een blijvend effect sorteren door middel van doeltreffende bewustmaking, pleitbezorging, contacten en partnerschappen.
Het Unoda zal zich beijveren voor de verspreiding van informatie en de resultaten van de voorgestelde activiteiten onder een zo breed mogelijk publiek. In het kader van alle relevante acties zal voorts via contacten met de media, nevenevenementen en webinstrumenten worden gezorgd voor outreach. Het Unoda en het IANSA zullen het hele jaar door socialemediacampagnes ontwikkelen en eraan deelnemen.
Het Unoda en het IANSA zullen gebruikmaken van een zo breed mogelijke waaier aan communicatie-instrumenten, waaronder een webpagina, persmededelingen, bepaalde sociale media-instrumenten, nevenevenementen en informele briefings. De uitvoering van alle acties zal worden gevolgd via monitoring- en evaluatie-instrumenten, waaronder deelnemersenquêtes en regelmatige vergaderingen van de ter zake bevoegde werkgroep.
Het Unoda zal de nodige maatregelen treffen opdat de Uniebijdrage aan de actie voldoende zichtbaar is. Die maatregelen worden getroffen aan de hand van de Handleiding communicatie en zichtbaarheid van de Commissie voor het externe optreden van de Europese Unie (Commission’s Communications and Visibility Manual for European Union External Actions).
Tijdens de uitvoering van het project wordt de coördinatie met een breed scala van partners, met inbegrip van de partners die worden gesteund door andere besluiten van de Raad van de EU, gewaarborgd.
Het Unoda blijft zich actief inzetten voor het informele coördinatiemechanisme inzake gender en handvuurwapens en lichte wapens, dat in 2019 in het kader van het lopende project is ingesteld.
5. Looptijd
De totale duur van het project, met inbegrip van alle activiteiten in het kader van de drie pijlers ervan, wordt geraamd op 36 maanden.
6. Verslaglegging
Het Unoda stelt regelmatig verslagen op, in overeenstemming met de na onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst.
7. Totale kosten
De totale van de EU gevraagde financiering voor de uitvoering van fase II bedraagt XXX EUR.
(1) https://www.smallarmssurvey.org/database/global-firearms-holdings
(2) https://smallarms.un-arm.org/international-assistance
(3) Presentatie van het Unoda tijdens de BMS7 met als titel “Programme of Action on SALW. International Tracing Instrument. Trends, Challenges and Opportunities. Data from 2020 National Reports”, https://documents.unoda.org/wp-content/uploads/2021/07/BMS7-UNODA-Trends-challenges-opportunities.pdf
(4) SDG-indicator 16.4.2: Aandeel van in beslag genomen, aangetroffen of afgegeven wapens waarvan de illegale herkomst of context in overeenstemming met internationale instrumenten is getraceerd of vastgesteld door een bevoegde autoriteit.
(5) Presentatie van het Unoda tijdens de BMS7 met als titel “Programme of Action on SALW. International Tracing Instrument. Trends, Challenges and Opportunities. Data from 2020 National Reports”.
(6) https://smallarms.un-arm.org/statistics
(7) https://undocs.org/A/CONF.192/BMS/2021/1, punt 50. Zie ook punten 51, 52, 57 en 58.
(8) https://www.undocs.org/A/74/187
(9) Besluit 2011/428/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 en Besluit (GBVB) 2017/633 van de Raad van 3 april 2017.
(10) Besluit 2014/912/GBVB van de Raad van 15 december 2014.
(11) Besluit (GBVB) 2018/2011 van de Raad van 17 december 2018.
(12) https://meetings.unoda.org/section/poa-revcon3-2018_documents
(13) 1.1.1.1.1.SDG-subdoel 16.4: Tussen nu en 2030 ongewettigde financiële en wapenstromen aanzienlijk indijken, het herstel en de teruggave van gestolen goederen versterken en alle vormen van georganiseerde misdaad bestrijden.
(14) SDG-indicator 16.4.2: Aandeel van in beslag genomen, aangetroffen of afgegeven wapens waarvan de illegale herkomst of context in overeenstemming met internationale instrumenten is getraceerd of vastgesteld door een bevoegde autoriteit.
(15) www.un.org/disarmament/mosaic
(16) www.un.org/disarmament/salient
(17) De SICA-staten Belize en de Dominicaanse Republiek maken beide deel uit van de Caribische routekaart inzake vuurwapens; de deelname van Nicaragua moet nog worden bevestigd.
(18) Participatie, conflictpreventie, bescherming en hulpverlening en herstel.
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/82 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1966 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit 2013/34/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 17 januari 2013 Besluit 2013/34/GBVB (1) betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 23 maart 2020 Besluit (GBVB) 2020/434 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van EUTM Mali werd aangepast en verlengd tot en met 18 mei 2024. |
(3) |
De VN-Veiligheidsraad pleit er in zijn Resolutie 2640 (2022) onder meer voor dat de Europese Unie, en met name haar speciale vertegenwoordiger voor de Sahel en haar missies EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali, binnen hun respectieve mandaten, haar inspanningen ter ondersteuning van de Malinese autoriteiten bij de hervorming van de veiligheidssector en het herstel van het gezag en de aanwezigheid van de staat op het gehele Malinese grondgebied voortzet. |
(4) |
Naar aanleiding van de holistische strategische evaluatie van EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali heeft het Politiek en Veiligheidscomité aanbevolen het mandaat van EUTM Mali, dat loopt tot en met 18 mei 2024, aan te passen aan de politieke en veiligheidssituatie in Mali. |
(5) |
Besluit 2013/34/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 van Besluit 2013/34/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Lid 3 wordt vervangen door: “3. Met het oog op de in lid 2, punt a), vermelde doelstelling verstrekt EUTM Mali de Malinese strijdkrachten militair advies en onderwijs, tenzij het PVC besluit die activiteiten te schorsen. Indien het PVC besluit dat de condities voldoen, verstrekt EUTM Mali de Malinese strijdkrachten tevens opleiding, met inbegrip van opleiding voorafgaand aan de inzet, en mentorschap, door middel van niet-uitvoerende begeleiding tot op het tactische niveau, zodat EUTM Mali de activiteiten van de Malinese strijdkrachten kan volgen en hun prestaties en optreden kan monitoren, onder meer wat de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht betreft.”. |
2) |
De volgende leden worden toegevoegd: “7. EUTM Mali zet, met de beschikbare middelen en vermogens en in het kader van het bestaande mandaat, vanuit Mali gerichte activiteiten voort in Niger en Burkina Faso, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de politieke context en de behoeften die door de autoriteiten zijn aangegeven, totdat specifieke oplossingen zijn vastgesteld om de continuïteit en de bestendigheid van de operaties te waarborgen. 8. EUTM Mali ondersteunt de inspanningen op het gebied van strategische communicatie om de waarden en het optreden van de Unie te bevorderen en schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door buitenlandse troepen in Mali aan het licht te brengen.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19).
(2) Besluit (GBVB) 2020/434 van de Raad van 23 maart 2020 tot wijziging van Besluit 2013/34/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 89 van 24.3.2020, blz. 1).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/84 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1967 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/1693 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 20 september 2016 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2016/1693 (1) vastgesteld. |
(2) |
De in artikel 2, lid 2, en artikel 3, leden 3 en 4, van Besluit (GBVB) 2016/1693 vervatte beperkende maatregelen zijn van toepassing tot en met 31 oktober 2022. Op basis van een evaluatie van dat besluit dienen de beperkende maatregelen te worden verlengd tot en met 31 oktober 2023. |
(3) |
Besluit (GBVB) 2016/1693 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 6 van Besluit (GBVB) 2016/1693 wordt lid 5 vervangen door:
“5. De in artikel 2, lid 2, en artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde maatregelen gelden tot en met 31 oktober 2023.”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad van 20 september 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB (PB L 255 van 21.9.2016, blz. 25).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/85 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1968 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
betreffende een militaire bijstandsmissie van de Europese Unie ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Ukraine)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In zijn conclusies van 24 februari 2022 veroordeelde de Europese Raad in de krachtigste bewoordingen de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne. Hij herhaalde zijn onwrikbare steun voor de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen. |
(2) |
De Europese Raad eiste in zijn conclusies van 24 februari, 24-25 maart en 30-31 mei 2022 dat Rusland zijn militaire agressie op het grondgebied van Oekraïne onmiddellijk staakt, alle strijdkrachten en militaire uitrusting onmiddellijk en onvoorwaardelijk terugtrekt uit het gehele grondgebied van Oekraïne, en de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen volledig eerbiedigt. |
(3) |
De Europese Raad verklaarde in zijn conclusies van 23-24 juni 2022 voorts dat de Unie vastbesloten blijft verdere militaire steun te verlenen om Oekraïne te helpen zijn inherente recht op zelfverdediging tegen de Russische agressie uit te oefenen en zijn territoriale integriteit en soevereiniteit te verdedigen. Daartoe riep de Europese Raad de Raad ertoe op snel werk te maken van het verder opvoeren van de militaire steun. |
(4) |
Bij brief van 30 september 2022 verzochten de minister van buitenlandse zaken en de minister van defensie van Oekraïne de Unie gezamenlijk om militaire steun aan Oekraïne, bevestigden zij dat de huidige behoeften van Oekraïne basis- en collectieve militaire opleiding omvatten, alsmede gespecialiseerde militaire opleiding van personeel op het gebied van geneeskunde, logistiek, chemische, biologische en radiologische bescherming, engineering-ondersteuning, cyberbeveiliging en cyberdefensie, en opleiding van instructeurs inzake verbonden wapens, onverminderd andere gebieden die in de toekomst van belang kunnen zijn, en toonden zij zich ingenomen met de dringende instelling daartoe van een militaire bijstandsmissie van de Unie ter ondersteuning van Oekraïne. |
(5) |
Op 10 oktober 2022 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan een crisisbeheersingsconcept voor een mogelijke niet-uitvoerende missie van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) voor militaire bijstand ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Ukraine), met een aanvankelijke looptijd van twee jaar vanaf het ogenblik waarop zij van start gaat. |
(6) |
Het strategische doel van EUMAM Ukraine moet erin bestaan bij te dragen aan de versterking van het militaire vermogen van de Oekraïense strijdkrachten (Ukraine’s Armed Forces — UAF) om operaties met het oog op de verdediging van de Oekraïense territoriale integriteit binnen de internationaal erkende grenzen van het land, de effectieve uitoefening van zijn soevereiniteit en de bescherming van de burgers in Oekraïne, kracht bij te zetten en doeltreffend uit te voeren. |
(7) |
EUMAM Ukraine komt onder de geïntegreerde EU-aanpak ter ondersteuning van Oekraïne te vallen, die voorziet in militaire steunmaatregelen in het kader van de Europese Vredesfaciliteit (European Peace Facility — EPF) opgericht bij Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1) om de UAF militair materieel te leveren. EUMAM Ukraine zal samenwerken met de delegatie van de Unie in Kyiv en met de civiele GVDB-missie EUAM Ukraine opgericht bij Besluit 2014/486/GVDB van de Raad (2). |
(8) |
In antwoord op het verzoek van Oekraïne om militaire steun moet EUMAM Ukraine de UAF individuele, collectieve en gespecialiseerde opleiding aanbieden, de Territorial Defence Forces van de UAF opleiden, en de activiteiten van de lidstaten coördineren en synchroniseren ter ondersteuning van de verstrekking van opleiding aan de UAF. |
(9) |
De opzet van EUMAM Ukraine moet schaalbaar, modulair en flexibel zijn, zodat haar activiteiten snel kunnen worden aangepast aan de situatie in Oekraïne en aan de veranderende en langetermijnbehoeften van de UAF. |
(10) |
Gezien de uitzonderlijke omstandigheden als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en zolang die omstandigheden voortduren, moet EUMAM Ukraine actief zijn op het grondgebied van de lidstaten, als tijdelijke maatregel, in overeenstemming met artikel 42, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), tot de Raad anders besluit. |
(11) |
Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) moet onder de verantwoordelijkheid van de Raad en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) de politieke controle over EUMAM Ukraine uitoefenen, er strategische leiding aan geven en de passende besluiten nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. |
(12) |
De Overeenkomst van de Unie inzake de status van de strijdkrachten (EU-SOFA) (3) moet van toepassing zijn op door de Unie geleide eenheden en personeelsleden van EUMAM Ukraine die op het grondgebied van de lidstaten worden ingezet. De status van het UAF-personeel dat deelneemt aan de organisatie van, of dat gebruikmaakt van, door EUMAM Ukraine verstrekte opleiding, moet worden vastgesteld in regelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de opleiding organiseren en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne. EUMAM Ukraine kan ook regelingen treffen met de bevoegde autoriteiten van Oekraïne over de voorwaarden waaronder het UAF-personeel bij EUMAM Ukraine zal worden ondergebracht. |
(13) |
EUMAM Ukraine moet op uitnodiging openstaan voor deelname van gelijkgestemde derde staten, indien de Unie en die derde staten overeenstemming bereiken over de deelname en deze wordt aanvaard door het PVC. |
(14) |
Krachtens artikel 41, lid 2, VEU en overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509, komen de operationele uitgaven die voortvloeien uit dit besluit, dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste van de lidstaten. |
(15) |
Gezien de unieke behoeften van EUMAM Ukraine en de specifieke voorwaarden om haar tot stand te brengen, die te maken hebben met de omvang van de opleiding en de snelheid waarmee deze aan Oekraïne moet worden verstrekt, moet worden bepaald dat bepaalde bijkomende kosten, naast de kosten die overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 als gemeenschappelijke kosten worden aangemerkt, als gemeenschappelijke kosten voor EUMAM Ukraine zullen worden beschouwd. Rekening houdend met de buitengewone omstandigheden zal voor EUMAM Ukraine de uitzonderlijke gemeenschappelijke financiering van goederen die nodig zijn om de UAF-deelnemers aan de opleiding en de opleidingsactiviteiten te ondersteunen, de Unie in staat stellen de nodige middelen vrij te maken om Oekraïne het vereiste niveau van steun te bieden. |
(16) |
Gezien de urgentie moeten munitie en uitrusting of platforms die zijn ontworpen om te doden zo snel mogelijk worden gefinancierd uit een specifieke EPF-steunmaatregel ter aanvulling van EUMAM Ukraine. Alle andere uitrusting, met inbegrip van persoonlijke opleidingspakketten, moet in het kader van een andere steunmaatregel worden verstrekt. Steunmaatregelen in het kader van de Europese Vredesfaciliteit zouden ook kunnen voorzien in gespecialiseerde uitrusting en, indien Oekraïne daarom verzoekt, onderhoud en reparatie van militaire uitrusting die in het kader van de Europese Vredesfaciliteit aan Oekraïne is gedoneerd. |
(17) |
Om zo efficiënt mogelijk tegemoet te komen aan de behoeften van Oekraïne, moet EUMAM Ukraine haar activiteiten coördineren met gelijkgestemde internationale partners die militaire steun, met name militaire opleiding, verlenen aan de UAF, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De Unie voert een militaire bijstandsmissie uit ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Ukraine).
2. Het strategische doel van EUMAM Ukraine bestaat erin bij te dragen aan de versterking van het militaire vermogen van de Oekraïense strijdkrachten (Ukraine’s Armed Forces — UAF) om operaties kracht bij te zetten en doeltreffend uit te voeren, om Oekraïne in staat te stellen zijn territoriale integriteit te verdedigen binnen de internationaal erkende grenzen van het land, zijn soevereiniteit effectief uit te oefenen en de burgers in Oekraïne te beschermen.
3. Om de in lid 2 bedoelde doelstelling te verwezenlijken, verstrekt EUMAM Ukraine:
a) |
individuele en collectieve opleiding aan UAF-personeel op basis-, hoger en gespecialiseerd niveau: in het bijzonder voor lagere leidinggevenden van sectie-/groeps- en pelotonniveau tot op compagnie, bataljon- en brigadeniveau, met inbegrip van operationele opleiding; en voorbereiding van compagnieën, bataljons en brigades in collectieve manoeuvres en tactieken tot op brigadeniveau, met inbegrip van advies over de planning, voorbereiding en uitvoering van schietoefeningen met scherpe munitie; |
b) |
gespecialiseerde opleiding aan UAF-personeel; |
c) |
opleiding aan de Territorial Defence Forces van de UAF; |
d) |
coördinatie en synchronisatie van de activiteiten van de lidstaten ter ondersteuning van de verstrekking van opleiding aan de UAF. |
4. Het internationaal humanitair recht, de mensenrechten, de bescherming van burgers — ook tegen gendergeweld —, evenals de agenda’s voor “Vrouwen, vrede en veiligheid”, “Jongeren, vrede en veiligheid” en “Kinderen in gewapende conflicten” worden volledig geïntegreerd in de operationele planning, opleiding en rapportage van EUMAM Ukraine.
5. Totdat de Raad anders besluit en dit besluit dienovereenkomstig wijzigt, opereert EUMAM Ukraine met de toestemming van de EU-lidstaten op hun grondgebied.
6. De door EUMAM Ukraine verstrekte opleiding kan op verschillende plaatsen in de hele Unie plaatsvinden, afhankelijk van de uitdrukkelijke instemming van de gastlidstaat. De opleiding wordt aangepast aan de veranderende en langeretermijnbehoeften van de UAF.
7. Het mandaat van EUMAM Ukraine is niet-uitvoerend van aard.
Artikel 2
Aanwijzing van het hoofdkwartier
1. Wat het commando en de controle van EUMAM Ukraine betreft, is het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (Military Planning and Conduct Capability — MPCC) het operationele hoofdkwartier dat tevens zorgt voor de algemene coördinatie en synchronisatie op strategisch niveau binnen het kader van EUMAM Ukraine.
2. In dit kader wordt op operationeel niveau een multinationaal opleidingscommando voor verbonden wapens (Combined Arms Training Command — CAT-C) opgericht op basis van een bestaande en reeds volledig operationele nationale commando- en controlestructuur in een aangrenzende lidstaat waar de integratie van de opleidingscomponenten zal plaatsvinden teneinde samengestelde eenheden te creëren.
3. Een andere lidstaat stelt een multinationaal bijzonder opleidingscommando ter beschikking, dat het commando voert over opleidingsactiviteiten op zijn grondgebied. Dat multinationale bijzonder opleidingscommando wordt opgericht op basis van een bestaande nationale commando- en controlestructuur, om het opleidingsaanbod verder te verbeteren in volledige coördinatie met het CAT-C.
4. De taken van het CAT-C en het multinationale bijzonder opleidingscommando, alsook andere opleidingscommando’s die in de lidstaten van de Unie zijn opgericht, worden nader omschreven in de relevante planningsdocumenten overeenkomstig de vastgestelde voorschriften voor militaire commandovoering en militaire controle in de Unie.
Artikel 3
Benoeming van de EU-missiecommandant
De directeur van het MPCC is missiecommandant van EUMAM Ukraine.
Artikel 4
Planning en aanvang van EUMAM Ukraine
Het besluit over de aanvang van EUMAM Ukraine wordt door de Raad vastgesteld na goedkeuring van het missieplan voor EUMAM Ukraine, waaronder de inzetregels.
Artikel 5
Politieke controle en strategische leiding
1. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, de politieke controle en de strategische leiding over EUMAM Ukraine uit. De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 VEU. Onder deze machtiging vallen de bevoegdheden om de planningsdocumenten van EUMAM Ukraine, waaronder het missieplan, en de commandostructuur te wijzigen. Die machtiging omvat voorts de bevoegdheden om besluiten te nemen over de benoeming van de commandanten van de EU, namelijk de commandant voor de opleiding inzake verbonden wapens, de commandant voor bijzondere opleiding en alle andere EU-opleidingscommandanten. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUMAM Ukraine blijft berusten bij de Raad.
2. Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.
3. Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de EU (EU Military Committee — EUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van EUMAM Ukraine. Het PVC kan, naargelang het geval, de EU-commandanten op zijn vergaderingen uitnodigen.
Artikel 6
Militaire leiding
1. Het EUMC controleert of EUMAM Ukraine, onder verantwoordelijkheid van de EU-missiecommandant, correct wordt uitgevoerd.
2. Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de EU-missiecommandant. Het kan, naargelang het geval, de EU-commandanten op zijn vergaderingen uitnodigen.
3. De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt met de EU-missiecommandant.
Artikel 7
Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie
1. De HV draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en zorgt er tevens voor dat het consistent is met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de militaire steunmaatregelen ter ondersteuning van Oekraïne die uit de Europese Vredesfaciliteit worden gefinancierd.
2. Onverminderd de bevelslijn zorgt de EU-missiecommandant voor nauwe samenwerking en coördinatie met het hoofd van de delegatie van de Unie in Oekraïne en met de commandant van de EU-missie EUAM Ukraine. De EU-missiecommandant zorgt, ondersteund door de in artikel 2, lid 2, bedoelde EU-bevel- en controlestructuur, voor nauwe samenwerking en coördinatie met de Oekraïense autoriteiten op de passende niveaus.
3. EUMAM Ukraine coördineert haar activiteiten met de bilaterale activiteiten van de lidstaten ter ondersteuning van Oekraïne, alsook met andere gelijkgestemde internationale partners, met name de Verenigde Staten van Amerika (VS), het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK), Canada, de internationale donorcoördinatiecel (International Donor Coordination Cell — IDCC) en het EUCOM-controlecentrum voor Oekraïne.
Artikel 8
Deelname van derde staten
1. Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, kunnen derde staten worden uitgenodigd aan EUMAM Ukraine deel te nemen.
2. De Raad machtigt het PVC om derde staten uit te nodigen bijdragen te leveren en om, op aanbeveling van de EU-missiecommandant en van het EUMC, de passende besluiten betreffende aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.
3. De nadere regelingen voor de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die op grond van artikel 37 VEU en overeenkomstig de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gesloten. Indien de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelname van die derde staat aan crisisbeheersingsmissies van de Unie hebben gesloten, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in het kader van EUMAM Ukraine.
4. Derde staten die belangrijke militaire bijdragen aan EUMAM Ukraine leveren, hebben bij de dagelijkse aansturing van EUMAM Ukraine dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.
5. De Raad machtigt hierbij het PVC de passende besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien derde staten aanzienlijke militaire bijdragen leveren.
Artikel 9
Status van door de Unie geleide eenheden en personeel
De overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten (EU-SOFA) is van toepassing op door de Unie geleide eenheden en personeelsleden die op het grondgebied van de lidstaten worden ingezet.
Artikel 10
Status van het personeel van Oekraïne
De status van het UAF-personeel dat deelneemt aan de organisatie van, of dat gebruikmaakt van, een door EUMAM Ukraine verstrekte opleiding, wordt vastgesteld in regelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de opleiding organiseren en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne. EUMAM Ukraine en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne kunnen regelingen treffen over de voorwaarden waaronder het UAF-personeel bij EUMAM Ukraine zal worden ondergebracht.
Artikel 11
Financiële regelingen
1. De gemeenschappelijke kosten van EUMAM Ukraine worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509.
2. Overeenkomstig artikel 44, lid 6, van Besluit (GBVB) 2021/509 zijn de volgende specifieke regels van toepassing op EUMAM Ukraine:
a) |
de in artikel 2, leden 2 en 3, bedoelde EU-bevel- en controlestructuur wordt gefinancierd overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een hoofdkwartier van de missiestrijdkrachten, ongeacht de locatie; |
b) |
de volgende bijkomende kosten worden gezamenlijk gefinancierd door de Europese Vredesfaciliteit:
|
3. De in lid 2 bedoelde persoonlijke opleidingspakketten worden niet langer als gemeenschappelijke kosten beschouwd zodra zij in het kader van een EPF-steunmaatregel zijn verstrekt.
4. De in lid 2 genoemde elementen kunnen door een lidstaat worden geleverd; in dat geval betaalt EUMAM Ukraine die lidstaat voor die leveringen overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op betalingen aan de leveranciers van EUMAM Ukraine. Als alternatief kunnen dergelijke elementen door EUMAM Ukraine worden aangeschaft.
5. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUMAM Ukraine voor de periode van twee jaar na de aanvang ervan bedraagt 106 700 000 EUR. Het in artikel 51, lid 2, van Besluit (GBVB) 2021/509 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30 % voor vastleggingen en 30 % voor betalingen.
Artikel 12
Projectcel
1. EUMAM Ukraine kan beschikken over een projectcel om projecten vast te stellen en uit te voeren. Waar passend coördineert en faciliteert EUMAM Ukraine projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd op gebieden die verband houden met het mandaat van EUMAM Ukraine en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan, en waar passend verstrekt EUMAM Ukraine advies bij die projecten.
2. Onder voorbehoud van lid 3 is de EU-missiecommandant gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die als consistente aanvulling op andere acties van EUMAM Ukraine zijn aangemerkt. In dat geval treft de EU-missiecommandant met de betrokken staten een regeling voor met name de specifieke procedures voor de behandeling van klachten van derden over schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van de EU-missiecommandant bij de besteding van de middelen die door deze staten ter beschikking zijn gesteld.
3. In geen geval wordt de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk gesteld voor handelingen of nalatigheden van de EU-missiecommandant in verband met de besteding van de middelen van die staten.
4. Het PVC fiatteert de aanvaarding van een financiële bijdrage van derde staten voor de projectcel.
Artikel 13
Vrijgeven van informatie
1. De HV is gemachtigd de bij dit besluit betrokken derde staten, waar passend en in overeenstemming met de behoeften van EUMAM Ukraine, gerubriceerde EU-informatie te verstrekken die ten behoeve van EUMAM Ukraine is gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (4):
a) |
tot het niveau waarin is voorzien in de toepasselijke tussen de Unie en de betrokken derde staat gesloten overeenkomst voor de beveiliging van informatie, of |
b) |
in andere gevallen, tot het niveau “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL”. |
2. De HV is tevens gemachtigd om, naargelang de operationele behoeften van EUMAM Ukraine, gerubriceerde EU-informatie tot op het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUMAM Ukraine is gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan Oekraïne, de VS, het VK, Canada en de IDCC. Daartoe worden de nodige regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne en de IDCC opgesteld.
3. De HV is bevoegd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUMAM Ukraine die onder de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (5) vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken.
4. De HV kan de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde bevoegdheden, alsmede de bevoegdheid om de in lid 2 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personeel van de Europese Dienst voor extern optreden of aan EU-commandanten.
Artikel 14
Inwerkingtreding en beëindiging
1. Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan. Het is van toepassing tot twee jaar na de opstart van EUMAM Ukraine.
2. Zes maanden na de opstart van EUMAM Ukraine voert het PVC een strategische beoordeling uit van EUMAM Ukraine en het mandaat ervan. Tijdig vóór het verstrijken van dit besluit wordt een strategische evaluatie van EUMAM Ukraine uitgevoerd.
3. Dit besluit wordt ingetrokken met ingang van de datum van sluiting van de in artikel 2, leden 2 en 3, bedoelde EU-bevel- en controlestructuur overeenkomstig de plannen die zijn goedgekeurd voor de beëindiging van EUMAM Ukraine, en onverminderd de in Besluit (GBVB) 2021/509 vastgestelde procedures voor de controle en het afleggen van rekening en verantwoording over EUMAM Ukraine.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).
(2) Besluit 2014/486/GVDB van de Raad van 22 juli 2014 betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42).
(3) Akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie betreffende de status van de militairen en leden van het burgerpersoneel die bij de instellingen van de Europese Unie gedetacheerd zijn, van de hoofdkwartieren van de strijdkrachten die ter beschikking van de Europese Unie kunnen worden gesteld in het kader van de voorbereiding en de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 17, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en van der militairen en leden van het burgerpersoneel van de lidstaten die aan de Europese Unie beschikbaar zijn gesteld om in dit kader op te treden (EU-SOFA) (PB C 321 van 31.12.2003, blz. 6).
(4) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(5) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/92 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1969 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/489 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 2 april 2020 is de Raad overeengekomen een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) te benoemen voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan. |
(2) |
Op 2 april 2020 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2020/489 (1) vastgesteld tot benoeming van Miroslav Lajčák tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (de “SVEU”) voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan. Het mandaat van de SVEU is achtereenvolgens verlengd, laatstelijk bij Besluit (GBVB) 2022/1240 van de Raad (2), en verstrijkt op 31 augustus 2024. |
(3) |
Naar aanleiding van de tijdelijke overdracht van bepaalde taken van EULEX Kosovo aan de SVEU voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan moeten er extra middelen aan de SVEU worden toegewezen. Het financieel referentiebedrag moet daarom dienovereenkomstig worden aangepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 5, lid 1, van Besluit (GBVB) 2020/489 wordt de derde alinea vervangen door:
“Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2024 bedraagt 5 200 000 EUR.”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2020/489 van de Raad van 2 april 2020 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan (PB L 105 van 3.4.2020, blz. 3).
(2) Besluit (GBVB) 2022/1240 van de Raad van 18 juli 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2020/489 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan (PB L 190 van 19.7.2022, blz. 131).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/93 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1970 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 12 augustus 2010 Besluit 2010/452/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/736/GBVB van de Raad (2) ingestelde Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (“EUMM Georgia”) verlengd werd. |
(2) |
De Raad heeft op 3 december 2020 Besluit (GBVB) 2020/1990 (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van EUMM Georgia verlengd werd tot en met 14 december 2022. |
(3) |
De Republiek Armenië en de Republiek Azerbeidzjan hebben op 6 oktober 2022, tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap in Praag, hun gehechtheid bevestigd aan het Handvest van de Verenigde Naties en aan de verklaring van Alma-Ata van 21 december 1991, waarbij beide staten elkaars territoriale integriteit en soevereiniteit erkend hebben. Beide staten hebben bovendien in beginsel ingestemd met de inzet van een civiele GVDB-missie van de EU langs hun gemeenschappelijke grens om bij te dragen aan het herstellen van vrede en veiligheid in het gebied, wederzijds vertrouwen tot stand te brengen en de internationale grens tussen de twee staten af te bakenen. |
(4) |
In een op 22 september 2022 door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ontvangen brief heeft de minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Armenië de Unie uitgenodigd daartoe een civiele GVDB-waarnemingsmissie in Armenië in te zetten. |
(5) |
Om een snelle tijdelijke inzet van EU-waarnemers te waarborgen moet die taak aan EUMM Georgia toevertrouwd worden. Het gaat om een tijdelijke taak die in beginsel niet langer dan twee maanden zal duren. |
(6) |
Besluit 2010/452/GBVB moet dienovereenkomstig gewijzigd worden. |
(7) |
EUMM Georgia zal uitgevoerd worden in een situatie die mogelijk zal verslechteren en die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag genoemde doelstellingen van het externe optreden van de Unie in de weg kan staan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In Besluit 2010/452/GBVB wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 3 bis
1. EUMM Georgia neemt in de regio rond de internationale grens tussen de Republiek Armenië en de Republiek Azerbeidzjan de situatie waar, analyseert die en brengt er verslag over uit, teneinde bij te dragen aan het herstellen van vrede en veiligheid in het gebied, wederzijds vertrouwen tot stand te brengen en de internationale grens tussen de twee staten af te bakenen.
2. Zes weken na de inzet wordt door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) een strategische beoordeling verricht, onder meer wat de mogelijke voortzetting, aanpassing of beëindiging van die taak betreft.
3. Die taak eindigt wanneer de Raad daartoe besluit.”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit 2010/452/GBVB van de Raad van 12 augustus 2010 inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 213 van 13.8.2010, blz. 43).
(2) Gemeenschappelijk Optreden 2008/736/GBVB van de Raad van 15 september 2008 inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 248 van 17.9.2008, blz. 26).
(3) Besluit (GBVB) 2020/1990 van de Raad van 3 december 2020 tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 411 van 7.12.2020, blz. 1).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/95 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1971 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/338 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 februari 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/338 (1) vastgesteld, waarbij een steunmaatregel met een financieel referentiebedrag van 450 000 000 EUR werd ingesteld ter financiering van de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden. |
(2) |
Op 23 maart 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/471 (2) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/338 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 900 000 000 EUR. |
(3) |
Op 13 april 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/636 (3) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/338 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 1 350 000 000 EUR. |
(4) |
Op 23 mei 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/809 (4) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/338 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 1 840 000 000 EUR. |
(5) |
Op 21 juli 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/1285 (5) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/338 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 2 330 000 000 EUR. |
(6) |
In het licht van de aanhoudende gewapende agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne moet het financiële referentiebedrag met nog eens 490 000 000 EUR worden verhoogd. |
(7) |
Besluit (GBVB) 2022/338 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2022/338 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 3 vervangen door: “3. Ter verwezenlijking van de in lid 2 genoemde doelstelling wordt met de steunmaatregel de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden, gefinancierd, alsook het onderhoud en de reparatie van in het kader van de EPF geschonken militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden, door militair personeel op militaire locaties, in gemengde vormen van civiel-militaire samenwerking of in fabrieken, zoals gevraagd door Oekraïne.”. |
2) |
In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door: “1. Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met de steunmaatregel bedraagt 2 820 000 000 EUR.”. |
3) |
In artikel 2 wordt lid 3 vervangen door: “3. Overeenkomstig artikel 29, lid 5, van Besluit (GBVB) 2021/509 kan de beheerder voor steunmaatregelen na de vaststelling van dit besluit verzoeken om bijdragen tot en met 2 820 000 000 EUR. De door de beheerder voor steunmaatregelen gevraagde middelen worden uitsluitend gebruikt voor uitgaven binnen de grenzen die door het bij Besluit (GBVB) 2021/509 opgerichte comité zijn goedgekeurd in de gewijzigde begroting voor 2022 en in de begrotingen voor de daaropvolgende jaren behorend bij de steunmaatregel.”. |
4) |
In artikel 2 wordt lid 4 vervangen door: “4. Uitgaven in verband met de uitvoering van de steunmaatregel komen vanaf 1 januari 2022 tot en met een door de Raad vast te stellen datum in aanmerking voor financiering. De maximale subsidiabele uitgaven die vóór 11 maart 2022 zijn gedaan, bedragen 450 000 000 EUR. Vanaf 21 juli 2022 komt een bedrag van 980 000 000 EUR beschikbaar. Uitgaven in verband met onderhoud en reparatie komen vanaf 17 oktober 2022 in aanmerking voor financiering.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2022/338 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan (PB L 60 van 28.2.2022, blz. 1).
(2) Besluit (GBVB) 2022/471 van de Raad van 23 maart 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/338 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden (PB L 96 van 24.3.2022, blz. 43).
(3) Besluit (GBVB) 2022/636 van de Raad van 13 april 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/338 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden (PB L 117 van 19.4.2022, blz. 34).
(4) Besluit (GBVB) 2022/809 van de Raad van 23 mei 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/338 van de Raad betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden (PB L 145 van 24.5.2022, blz. 40).
(5) Besluit (GBVB) 2022/1285 van de Raad van 21 juli 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/338 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden (PB L 195 van 22.7.2022, blz. 93).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/97 |
BESLUIT (GBVB) 2022/1972 VAN DE RAAD
van 17 oktober 2022
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/339 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 februari 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/339 (1) vastgesteld, waarbij een steunmaatregel met een financieel referentiebedrag van 50 000 000 EUR werd ingesteld ter financiering van de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van niet-dodelijke uitrusting en niet-dodelijk materieel, zoals persoonlijk beschermingsmateriaal, eerstehulptrommels en brandstof. |
(2) |
Op 23 maart 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/472 (2) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/339 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 100 000 000 EUR. |
(3) |
Op 13 april 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/637 (3) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/339 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 150 000 000 EUR. |
(4) |
Op 23 mei 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/810 (4) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/339 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 160 000 000 EUR. |
(5) |
Op 21 juli 2022 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2022/1284 (5) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2022/339 werd gewijzigd en het financiële referentiebedrag werd verhoogd tot 170 000 000 EUR. |
(6) |
In het licht van de aanhoudende gewapende agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne moet het financiële referentiebedrag ter financiering van de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van niet-dodelijke uitrusting en niet-dodelijk materieel, zoals persoonlijk beschermingsmateriaal, eerstehulptrommels en brandstof, met nog eens 10 000 000 EUR worden verhoogd. |
(7) |
Besluit (GBVB) 2022/339 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2022/339 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 3 vervangen door: “3. Ter verwezenlijking van de in lid 2 genoemde doelstelling wordt met de steunmaatregel de levering van niet-dodelijke uitrusting en niet-dodelijk materieel aan de Oekraïense strijdkrachten gefinancierd, zoals persoonlijk beschermingsmateriaal, eerstehulptrommels en brandstof, alsook het onderhoud en de reparatie van in het kader van de EPF geschonken niet-dodelijke uitrusting en niet-dodelijk materieel, zoals gevraagd door Oekraïne.”. |
2) |
In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door: “1. Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met de steunmaatregel bedraagt 180 000 000 EUR.”. |
3) |
In artikel 2 wordt lid 3 vervangen door: “3. Overeenkomstig artikel 29, lid 5, van Besluit (GBVB) 2021/509 kan de beheerder voor steunmaatregelen na de vaststelling van dit besluit verzoeken om bijdragen tot en met 180 000 000 EUR. De door de beheerder voor steunmaatregelen gevraagde middelen worden uitsluitend gebruikt voor uitgaven binnen de grenzen die door het bij Besluit (GBVB) 2021/509 opgerichte comité zijn goedgekeurd in de gewijzigde begroting voor 2022 en in de begrotingen voor de daaropvolgende jaren behorend bij de steunmaatregel.”. |
4) |
In artikel 2 wordt lid 4 vervangen door: “4. Uitgaven in verband met de uitvoering van de steunmaatregel komen vanaf 1 januari 2022 tot en met een door de Raad vast te stellen datum in aanmerking voor financiering. De maximale subsidiabele uitgaven die vóór 11 maart 2022 zijn gedaan, bedragen 50 000 000 EUR. Vanaf 21 juli 2022 komt een bedrag van 20 000 000 EUR beschikbaar. Uitgaven in verband met onderhoud en reparatie komen vanaf 17 oktober 2022 in aanmerking voor financiering.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
(1) Besluit (GBVB) 2022/339 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten (PB L 61 van 28.2.2022, blz. 1).
(2) Besluit (GBVB) 2022/472 van de Raad van 23 maart 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/339 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten (PB L 96 van 24.3.2022, blz. 45).
(3) Besluit (GBVB) 2022/637 van de Raad van 13 april 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/339 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten (PB L 117 van 19.4.2022, blz. 36).
(4) Besluit (GBVB) 2022/810 van de Raad van 23 mei 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/339 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten (PB L 145 van 24.5.2022, blz. 42).
(5) Besluit (GBVB) 2022/1284 van de Raad van 21 juli 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2022/339 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten (PB L 195 van 22.7.2022, blz. 91).
18.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 270/99 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1973 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2022
inzake de erkenning van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993 voor wat betreft het systeem voor de opleiding en diplomering van zeevarenden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 7109)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 20, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn (EU) 2022/993 mogen lidstaten, door middel van een officiële verklaring, door derde landen afgegeven passende vaarbevoegdheids- en/of bekwaamheidsbewijzen erkennen wanneer de derde landen in kwestie door de Commissie zijn erkend. Die derde landen moeten voldoen aan alle vereisten van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie over de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (het STCW-verdrag). |
(2) |
Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zijn de in artikel 20 van Richtlijn (EU) 2022/993 uiteengezette voorwaarden van toepassing wanneer een lidstaat bewijzen wil erkennen die door het Verenigd Koninkrijk aan zeevarenden zijn afgegeven. |
(3) |
De Commissie is op 1 januari 2021 door Denemarken, Ierland, Malta en Nederland, op 4 januari 2021 door Duitsland, op 12 januari 2021 door Noorwegen en op 19 januari 2021 door Bulgarije en Cyprus schriftelijk verzocht om het Verenigd Koninkrijk te erkennen. Bij Uitvoeringsbesluit C(2021) 1553 van 26 maart 2021 tot inleiding van de beoordeling van het opleidings- en diplomeringssysteem voor zeevarenden van het Verenigd Koninkrijk met het oog op de erkenning overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), is de Commissie begonnen met de beoordeling van het opleidings- en diplomeringssysteem in het Verenigd Koninkrijk om na te gaan of het Verenigd Koninkrijk voldoet aan alle eisen van het STCW-verdrag en of passende maatregelen zijn genomen om fraude met vaarbevoegdheidsbewijzen te voorkomen. |
(4) |
De beoordeling was gebaseerd op de resultaten van een feitenonderzoek door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid. Als gevolg van de COVID-19-pandemie werd de inspectie tussen 1 en 11 juni 2021 op afstand gestart en tussen 11 en 15 oktober 2021 voltooid aan de hand van het gebruikelijke veldwerk ter plaatse. De inspectie bracht aan het licht dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk op verschillende gebieden maatregelen moesten nemen, onder meer met betrekking tot de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen, de verlenging van de geldigheid van vaarbevoegdheidsbewijzen en de opleidingsfaciliteiten. In januari 2022 hebben de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een vrijwillig actieplan met corrigerende maatregelen ingediend om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. |
(5) |
Op basis van de resultaten van de inspectie, het door het Verenigd Koninkrijk ingediende vrijwillige actieplan met corrigerende maatregelen en alle beschikbare informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk maatregelen hebben genomen om ervoor te zorgen dat het systeem van het Verenigd Koninkrijk voor de opleiding en diplomering van zeevarenden voldoet aan de eisen van het STCW-verdrag. De Commissie heeft ook geconcludeerd dat passende maatregelen zijn genomen om fraude met vaarbevoegdheidsbewijzen te voorkomen. |
(6) |
De lidstaten hebben een verslag gekregen met de resultaten van de evaluatie. |
(7) |
Het is derhalve passend het Verenigd Koninkrijk te erkennen voor de toepassing van artikel 20 van Richtlijn (EU) 2022/993. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 20 van Richtlijn (EU) 2022/993 wordt het Verenigd Koninkrijk erkend voor wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2022.
Voor de Commissie
Adina VĂLEAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 27.6.2022, blz. 45.
(2) Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33).