ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
65e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
BESLUITEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/1 |
BESLUIT (EU) 2022/1628 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 september 2022
tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, tot versterking van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds met garanties van de lidstaten en met een specifieke voorziening voor bepaalde financiële verplichtingen in verband met Oekraïne die worden gegarandeerd uit hoofde van Besluit nr. 466/2014/EU en tot wijziging van Besluit (EU) 2022/1201
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 1 september 2017 is een associatieovereenkomst tussen de Unie en Oekraïne (2) in werking getreden, die ook een diepe en brede vrijhandelsruimte omvat. |
(2) |
In het voorjaar van 2014 is Oekraïne begonnen met de uitvoering van een ambitieus hervormingsprogramma waarmee wordt beoogd de economie te stabiliseren en de levensstandaard van de burgers te verhogen. Corruptiebestrijding en grondwettelijke, electorale en justitiële hervormingen behoren tot de topprioriteiten op de agenda. De uitvoering van die hervormingen werd ondersteund door meerdere programma’s voor macrofinanciële bijstand, in het kader waarvan Oekraïne in totaal 6,6 miljard EUR aan bijstand heeft ontvangen in de vorm van leningen. De macrofinanciële noodbijstand, die in het kader van oplopende spanningen aan de grens met Rusland beschikbaar werd gesteld op grond van Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad (3), behelsde 1,2 miljard EUR aan leningen aan Oekraïne en werd uitbetaald in twee tranches van elk 600 miljoen EUR in maart en mei 2022. De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie van maximaal 1 miljard EUR op grond van Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad (4) zorgde voor snelle en dringende steun aan de Oekraïense begroting en werd in twee tranches volledig uitbetaald op 1 en 2 augustus 2022. Die bijstand vormde de eerste fase van de volledige door de Unie geplande buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne van maximaal 9 miljard EUR, die de Commissie in haar mededeling van 18 mei 2022, getiteld “Hulp voor en wederopbouw van Oekraïne”, had aangekondigd en die door de Europese Raad van 23-24 juni 2022 werd bekrachtigd. Dit besluit vormt de tweede fase van de uitvoering van die beoogde buitengewone macrofinanciele bijstand van de Unie. Het legt de basis voor het verstrekken van nog eens maximaal 5 miljard EUR macrofinanciële bijstand aan Oekraïne in de vorm van leningen tegen zeer gunstige voorwaarden. Dit besluit moet snel worden gevolgd door de vaststelling van een verder besluit tot uitvoering van de derde fase van de geplande volledige buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie voor nog eens maximaal 3 miljard EUR zodra het ontwerp van die steun is vastgesteld. |
(3) |
De niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog die Rusland sinds 24 februari 2022 tegen Oekraïne voert, heeft voor Oekraïne geleid tot een verlies aan markttoegang en een drastische daling van de overheidsinkomsten, terwijl de overheidsuitgaven om de humanitaire situatie aan te pakken en de continuïteit van de overheidsdiensten te handhaven, aanzienlijk zijn gestegen. In die zeer onzekere en onstabiele situatie wijzen de beste ramingen van de financieringsbehoeften van Oekraïne door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op een buitengewoon financieringstekort van ongeveer 39 miljard USD in 2022, waarvan ongeveer de helft zou kunnen worden gedekt als de tot dusver toegezegde internationale steun volledig zou worden uitbetaald. De snelle verstrekking door de Unie van de macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van dit besluit wordt, onder de huidige buitengewone omstandigheden, beschouwd als een passende kortetermijnrespons op de aanzienlijke risico’s voor de macrofinanciële stabiliteit van Oekraïne. De verdere buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie ter waarde van maximaal 5 miljard EUR uit hoofde van dit besluit moet de macrofinanciële stabilisatie van Oekraïne ondersteunen, de onmiddellijke veerkracht van het land versterken en ervoor zorgen dat zijn herstelcapaciteit gevrijwaard blijft, en moet aldus bijdragen tot de houdbaarheid van de overheidsschuld van Oekraïne en tot zijn vermogen om uiteindelijk zijn financiële verplichtingen na te komen. |
(4) |
De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie uit hoofde van dit besluit zal aanzienlijk bijdragen aan de voldoening van de financieringsbehoeften van Oekraïne, zoals geraamd door het IMF en andere internationale financiële instellingen, rekening houdend met het vermogen van Oekraïne om zichzelf met eigen middelen te financieren. Bij de vaststelling van het bedrag van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van bilaterale en multilaterale donoren, met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Oekraïne, en met de meerwaarde die over het geheel genomen door de betrokkenheid van de Unie wordt geboden. De verbintenis van de Oekraïense autoriteiten om nauw samen te werken met het IMF bij het ontwerpen en uitvoeren van noodmaatregelen op korte termijn en hun voornemen om met het IMF samen te werken aan een passend economisch programma wanneer de omstandigheden dit toelaten, moeten worden erkend. In augustus 2022 werd formeel om een dergelijk programma verzocht. De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet erop gericht zijn de macrofinanciële stabiliteit en veerkracht in de oorlogsomstandigheden te handhaven. De Commissie moet ervoor zorgen dat de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel in overeenstemming is met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de maatregelen die binnen de verschillende onderdelen van het externe optreden en andere relevante beleidsdomeinen van de Unie zijn genomen. |
(5) |
De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet het externe beleid van de Unie jegens Oekraïne ondersteunen. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten gedurende de hele macrofinanciële bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de consistentie ervan te waarborgen. |
(6) |
Als voorwaarde voor de toekenning van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet worden gesteld dat Oekraïne doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat eerbiedigt, en dat het de naleving van de mensenrechten garandeert. De heersende oorlog, en met name de huidige staat van beleg, mogen, ondanks de machtsconcentratie bij de uitvoerende macht, geen inbreuk maken op die beginselen. |
(7) |
Om te verzekeren dat de financiële belangen van de Unie in verband met de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie op efficiënte wijze worden beschermd, moet Oekraïne passende maatregelen nemen in verband met de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met die bijstand. Daarnaast moet in de leningsovereenkomst worden bepaald dat de Commissie controles verricht, de Rekenkamer audits uitvoert en het Europees Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden uitoefent in overeenstemming met de artikelen 129 en 220 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (5) (het “Financieel Reglement”). |
(8) |
De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet worden gekoppeld aan strenge rapportageverplichtingen en beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. In de huidige oorlogsomstandigheden hebben die strenge rapportageverplichtingen tot doel te waarborgen dat de middelen efficiënt, transparant en verantwoord worden gebruikt. De beleidsvoorwaarden moeten erop gericht zijn de onmiddellijke veerkracht van Oekraïne en de houdbaarheid van zijn schuld op langere termijn te versterken en aldus de risico’s in verband met de terugbetaling van zijn uitstaande en toekomstige financiële verplichtingen te doen afnemen. |
(9) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(10) |
De uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 verstrekte leningen moeten samen een maximale gemiddelde looptijd van 25 jaar hebben. |
(11) |
Aangezien de leningen uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 dezelfde risico’s voor de Uniebegroting met zich meebrengen en samen een maximale gemiddelde looptijd van 25 jaar moeten hebben, moet het totale bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Oekraïne uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201, te weten 6 miljard EUR, worden gedekt door een gemeenschappelijke methode voor het beheer van de financiële en budgettaire gevolgen. Met name moet hetzelfde niveau van budgettaire dekking worden vastgesteld als passende bescherming tegen de mogelijkheid dat Oekraïne op het geplande tijdstip niet in staat blijkt sommige of alle leningen terug te betalen. De uit de Uniebegroting ter beschikking gestelde middelen voor de twee reeksen leningen van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moeten als een geïntegreerde reeks middelen worden beheerd. Een dergelijk beheer zal de veerkracht en flexibiliteit van de Uniebegroting vergroten in reactie op situaties van niet-betaling. Besluit (EU) 2022/1201 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De buitengewone macrofinanciële bijstand uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 vormt voor de Unie een financiële verplichting binnen het totale volume van de garantie voor extern optreden uit hoofde van Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (7). Voor het totale bedrag van maximaal 6 miljard EUR aan buitengewone macrofinanciële bijstandsleningen van de Unie aan Oekraïne moet 9 % van de gestorte voorzieningen beschikbaar zijn in het kader van de garantie voor extern optreden. Het bedrag van de voorzieningen moet worden gefinancierd uit de financiële middelen die zijn geprogrammeerd voor macrofinanciële bijstand op grond van Verordening (EU) 2021/947 voor een totaalbedrag van 540 miljoen EUR. Dat bedrag moet worden vastgelegd en in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds worden gestort binnen het meerjaarlijks financieel kader 2021-2027, vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (8). |
(13) |
Overeenkomstig artikel 210, lid 3, van het Financieel Reglement worden de voorwaardelijke verplichtingen ten laste van de begroting als gevolg van begrotingsgaranties of financiële bijstand houdbaar geacht indien hun geraamde meerjarige evolutie verenigbaar is met de grenzen die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 en het maximum van de jaarlijkse betalingskredieten als bepaald in artikel 3, lid 1, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (9). Om de Unie in staat te stellen Oekraïne op een financieel betrouwbare manier aanzienlijke steun te verlenen in de vorm van nooit eerder geziene bedragen aan buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie, met behoud van de hoge kredietwaardigheid van de Unie en bijgevolg haar vermogen om doeltreffende financiering te verstrekken in het kader van zowel het interne als het externe beleid, is het essentieel de begroting van de Unie adequaat te beschermen tegen het ontstaan van die voorwaardelijke verplichtingen en ervoor te zorgen dat zij financieel houdbaar zijn in de zin van artikel 210, lid 3, van het Financieel Reglement. |
(14) |
Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer moet het gemeenschappelijk voorzieningsfonds worden versterkt met middelen die in verhouding staan tot de risico’s die voortvloeien uit de voorwaardelijke verplichtingen in verband met deze ongekend grote buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie aan één enkele begunstigde. Zonder een dergelijke versterking zou de begroting van de Unie niet in staat zijn om op financieel veilige gronden de ongekend grote bijstand te verlenen die nodig is voor de oorlogsgerelateerde behoeften van Oekraïne. Om de Uniebegroting te beschermen, moeten de buitengewone macrofinanciële-bijstandsleningen van de Unie van maximaal 6 miljard EUR voor 70 % worden gedekt door gestorte voorzieningen (op het niveau van 9 %) die kunnen worden aangevuld met garanties van de lidstaten om budgettaire dekking te bieden voor verliezen van nog eens 61 % van de waarde van de lening. |
(15) |
De middelen uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 staan onder grote druk gezien de algemene uitgavenprioriteiten van de Unie. Daarom is het passend te zoeken naar een alternatieve oplossing voor aanvullende middelen, die geen gevolgen heeft voor de reguliere uitgaven waarin is voorzien in de financiële programmering van het meerjarig financieel kader 2021-2027. |
(16) |
Vrijwillige bijdragen van de lidstaten in de vorm van garanties zijn aangemerkt als een geschikt instrument om bescherming te bieden bovenop de initiële gestorte voorziening. De garanties van de lidstaten moeten vrijwillig worden verstrekt en moeten een passend budgettair vangnet vormen ter ondersteuning van de begroting van de Unie, nadat de voorzieningen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voor financiële verplichtingen uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 volledig zijn opgebruikt of weldra volledig zullen zijn opgebruikt. De bijdragen in het kader van die garanties moeten worden opgenomen in het bedrag van de toegestane financiële aansprakelijkheid, in afwijking van artikel 211, lid 1, eerste alinea, van het Financieel Reglement. Die bedragen moeten in aanmerking worden genomen voor de berekening van de voorziening die voortvloeit uit het in artikel 211, lid 1, van het Financieel Reglement bedoelde voorzieningspercentage, in afwijking van artikel 211, lid 4, tweede alinea, van het Financieel Reglement. |
(17) |
De door de lidstaten verstrekte garanties moeten de buitengewone macrofinanciële-bijstandsleningen uit hoofde van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 dekken (“gedekte MFB”). Die garanties moeten onherroepelijk, onvoorwaardelijk en afroepbaar zijn. Zij moeten ervoor zorgen dat de Unie in staat is de op de kapitaalmarkten of bij de financiële instellingen geleende middelen terug te betalen. Zij mogen alleen worden opgevraagd wanneer voldaan is aan strikte voorwaarden in verband met de toereikendheid van de beschikbare voorzieningen en indien de Unie niet tijdig van Oekraïne een betaling van de uit hoofde van de gedekte MFB toegekende buitengewone macrofinanciële-bijstandsleningen ontvangt om te voldoen aan de financiële verplichtingen van de Unie uit obligaties, of indien het betalingsschema van de uit hoofde van de gedekte MFB verstrekte leningen zou moeten worden gewijzigd. De garanties van de lidstaten moeten worden opgevraagd voor een bedrag dat overeenkomt met het bedrag dat voortvloeit uit verliezen op financiële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van de gedekte MFB, en om het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aan te vullen tot het vereiste niveau van de gestorte voorzieningen. De garanties van de lidstaten mogen pas worden opgevraagd nadat het bedrag van de initiële voorziening die in het kader van de gedekte MFB voor de buitengewone macrofinanciële bijstand is gereserveerd, volledig is opgebruikt of weldra volledig zal zijn opgebruikt. Bedragen die in het kader van de leningsovereenkomsten in verband met buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van de gedekte MFB zijn teruggevorderd, moeten in afwijking van artikel 211, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement worden terugbetaald aan de lidstaten die gevolg hebben gegeven aan garantie-opvragingen. |
(18) |
Indien tijdelijk aan de betaling van de financiële verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit obligaties voor de buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van de gedekte MFB zou worden voldaan met voorzieningen uit het gemeenschappelijk voorzieningsfonds die gereserveerd waren om te voldoen aan andere financiële verplichtingen van de Unie, kunnen de garanties van de lidstaten worden gebruikt om de voorziening van die financiële verplichtingen aan te vullen. |
(19) |
Gezien het uitzonderlijke karakter van de door de garanties gedekte macrofinanciële bijstand is het passend de voorzieningen die worden aangehouden om te voldoen aan de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de macrofinanciële bijstand uit hoofde van de gedekte MFB en de uitbetalingen, na 15 juli 2022, van krachtens Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) gegarandeerde leningen, afzonderlijk te beheren van andere financiële verplichtingen in het kader van de garantie voor extern optreden en het Garantiefonds. Daarom is het passend de voorziening die in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is gereserveerd, uitsluitend te gebruiken voor financiële verplichtingen ten gevolge van de buitengewone macrofinanciële bijstand uit hoofde van de gedekte MFB, en niet de algemene regel van artikel 31, lid 6, van Verordening (EU) 2021/947 toe te passen. Bovendien is het passend om gebruik te maken van de voorziening die in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is gereserveerd voor de leningen die op grond van Besluit nr. 466/2014/EU zijn gegarandeerd en die na 15 juli 2022 uitsluitend zijn uitbetaald voor de financiële verplichtingen uit hoofde van die leningen, en om de regels van het Financieel Reglement toe te passen op de voorziening en niet de algemene regel van artikel 31, lid 8, van Verordening (EU) 2021/947. Daarbij moet de voorziening die met betrekking tot de buitengewone macrofinanciële bijstand wordt gereserveerd uit hoofde van dit besluit, worden uitgesloten van de toepassing van het effectieve voorzieningspercentage, in afwijking van artikel 213 van het Financieel Reglement. |
(20) |
Het relatieve aandeel van de bijdragen van elke lidstaat (verdeelsleutel) in het totale gegarandeerde bedrag moet overeenkomen met het relatieve aandeel van de lidstaten in het totale bruto nationaal inkomen van de Unie. De opvragingen van de garanties moeten pro rata geschieden en met toepassing van die verdeelsleutel. |
(21) |
Het is belangrijk dat de lidstaten zo snel mogelijk hun nationale procedures voor de inwerkingtreding van de garanties afronden. Gezien de urgentie van de situatie mag de tijd die nodig is voor de voltooiing van die procedures de uitbetaling van de dringend noodzakelijke buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van dit besluit niet vertragen. De macrofinanciële-bijstandsleningen uit hoofde van dit besluit zullen snel worden geregeld bij de inwerkingtreding van dit besluit, de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming en de ondertekening van de leningsovereenkomst. |
(22) |
Gezien de moeilijke situatie van Oekraïne als gevolg van de aanvalsoorlog van Rusland en om Oekraïne te ondersteunen op zijn traject naar langetermijnstabiliteit, is het passend af te wijken van artikel 220, lid 5, punt e), van het Financieel Reglement en toe te staan dat de Unie de rentekosten met betrekking tot de leningen uit hoofde van dit besluit kan dekken en de administratieve kosten kan kwijtschelden die anders ten laste van Oekraïne zouden komen. De rentesubsidie moet worden verleend als een instrument dat passend wordt geacht om de doeltreffendheid van de steun te waarborgen in de zin van artikel 220, lid 1, van het Financieel Reglement en moet ten laste komen van de begroting van de Unie gedurende ten minste de periode van het meerjarig financieel kader 2021-2027. De rentesubsidie moet gedurende de periode 2021-2027 ten laste komen van de in artikel 6, lid 2, punt a), eerste streepje, van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde financiële middelen. |
(23) |
Oekraïne moet ieder jaar tegen eind maart om de rentesubsidie en de kwijtschelding van administratieve kosten kunnen verzoeken. Om te voorzien in flexibiliteit bij de terugbetaling van de hoofdsom, moet het ook mogelijk zijn de bijbehorende leningen die namens de Unie zijn aangegaan, door te rollen, in afwijking van artikel 220, lid 2, van het Financieel Reglement. |
(24) |
Gezien de dringende financieringsbehoeften van Oekraïne heeft de Europese Commissie er in juli 2022 mee ingestemd om nog eens 1,59 miljard EUR aan leningen van de Europese Investeringsbank te herbestemmen en uit te betalen aan Oekraïne; die leningen worden gegarandeerd in het kader van het mandaat voor externe leningen 2014-2020 (External Lending Mandate — ELM). Aangezien het hier echter om leningen aan de Oekraïense overheids- en staatsentiteiten gaat, houden zij voor de Uniebegroting hetzelfde risiconiveau in als de macrofinanciële-bijstandsleningen. De Uniebegroting moet derhalve voor die blootstellingen dezelfde voorzorgsbenadering hanteren als voor de macrofinanciële-bijstandsleningen uit hoofde van de gedekte MFB. Dit besluit past daarom een voorzieningspercentage van 70 % toe op de 1,59 miljard herbestemde ELM-leningen en op alle verdere uitbetalingen van ELM-leningen aan Oekraïne. Dat voorzieningspercentage moet van toepassing zijn in plaats van het voorzieningspercentage dat is bepaald bij artikel 31, lid 8, derde zin, van Verordening (EU) 2021/947. De voorziening van 70 % voor de uitbetaling van 1,59 miljard EUR aan ELM-leningen aan Oekraïne zal uit de Uniebegroting worden gefinancierd. |
(25) |
De voorziening voor de respectieve macrofinanciële-bijstandsleningen en ELM-leningen moet om de zes maanden regelmatig worden geëvalueerd, te beginnen op 30 juni 2023 of eerder indien nodig. Daarbij moet met name worden beoordeeld of de situatie in Oekraïne zodanig is geëvolueerd dat een verhoging of verlaging van het voorzieningspercentage gerechtvaardigd is. De Commissie kan het voorzieningspercentage op ad-hocbasis herzien, met name indien dit wordt gerechtvaardigd door een opmerkelijke relevante gebeurtenis. Om ervoor te zorgen dat het voorzieningspercentage toereikend blijft voor de financiële risico’s, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen teneinde het voorzieningspercentage, naargelang het geval, te verhogen of te verlagen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(26) |
Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk Oekraïne buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie verstrekken om met name de economische veerkracht en stabiliteit van dat land te ondersteunen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(27) |
Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken waarin is voorzien door artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
(28) |
In het licht van de situatie in Oekraïne moet dit besluit met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
BUITENGEWONE MACROFINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE
Artikel 1
Terbeschikkingstelling van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie
1. De Unie stelt een bedrag van maximaal 5 000 000 000 EUR buitengewone macrofinanciële bijstand ter beschikking van Oekraïne (de “buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie”), teneinde de macrofinanciële stabiliteit van Oekraïne te ondersteunen. De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie wordt aan Oekraïne verstrekt in de vorm van leningen. De bijstand draagt bij tot het dekken van het financieringstekort van Oekraïne dat in samenwerking met de internationale financiële instellingen is vastgesteld.
2. Met het oog op de financiering van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie is de Commissie bevoegd om namens de Unie op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen de nodige middelen te lenen en deze aan Oekraïne door te lenen. De uit hoofde van lid 1 van dit artikel en uit hoofde van Besluit (EU) 2022/1201 verstrekte leningen hebben samen een maximale gemiddelde looptijd van 25 jaar.
3. De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie wordt beschikbaar gesteld vanaf de dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming en gedurende de daarin vastgestelde beschikbaarheidsperiode, zelfs indien de in hoofdstuk II, afdeling 1, van dit besluit beschreven garanties nog niet zijn verstrekt.
4. Indien de financieringsbehoeften van Oekraïne tijdens de periode van uitbetaling van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk afnemen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, verlaagt de Commissie het bedrag van de bijstand of schorst of annuleert zij de bijstand.
Artikel 2
Voorwaarde voor de macrofinanciële bijstand van de Unie
1. Als voorwaarde voor de toekenning van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moet worden gesteld dat Oekraïne doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat eerbiedigt, en dat het de naleving van de mensenrechten garandeert.
2. De Commissie ziet gedurende de gehele looptijd van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie toe op de naleving van de in lid 1 genoemde noodzakelijke voorwaarde, met name voordat de uitbetalingen worden verricht, waarbij zij tevens rekening houdt met de omstandigheden in Oekraïne en de gevolgen van de toepassing van de staat van beleg aldaar.
3. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (12).
Artikel 3
Memorandum van overeenstemming
1. De Commissie moet met Oekraïne overeenstemming bereiken over beleidsvoorwaarden die aan de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie moeten worden gekoppeld. De beleidsvoorwaarden worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Die beleidsvoorwaarden worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming.
2. De rapportageverplichtingen die uit hoofde van Besluit (EU) 2022/1201 zijn vastgesteld, worden in het memorandum van overeenstemming opgenomen en waarborgen met name de efficiëntie, transparantie en verantwoording van het gebruik van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie.
3. De financiële voorwaarden voor de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en Oekraïne te sluiten leningsovereenkomst.
4. De Commissie controleert op gezette tijden de naleving van de rapportageverplichtingen en de vooruitgang die geboekt wordt bij de naleving van de in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de resultaten van dat onderzoek.
Artikel 4
Uitbetaling van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie
1. Mits de in lid 3 bedoelde voorwaarden worden nageleefd, stelt de Commissie de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar in tranches die elk bestaan uit een lening. De Commissie stelt het tijdschema voor de uitbetaling van elke tranche vast. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald.
2. De Commissie beheert de uitbetaling van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie op een wijze die strookt met het memorandum van overeenstemming.
3. De Commissie besluit of de tranches worden uitbetaald na beoordeling van de volgende voorwaarden:
a) |
de inachtneming van de in artikel 2, lid 1, vastgestelde voorwaarde; |
b) |
de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde rapportageverplichtingen; |
c) |
voor de tweede en volgende tranches: bevredigende vooruitgang bij de uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden. |
Alvorens het maximumbedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald, gaat de Commissie na of aan alle in het memorandum van overeenstemming vastgestelde beleidsvoorwaarden is voldaan.
4. Indien niet voldaan is aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden, wordt de uitbetaling van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk geschorst of geannuleerd. In die gevallen licht de Commissie het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor de schorsing of annulering.
5. De buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in beginsel uitbetaald aan de Nationale Bank van Oekraïne. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder meer betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het Oekraïense ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden uitbetaald.
Artikel 5
Opnemen en verstrekken van leningen
1. Het opnemen en verstrekken van leningen vindt plaats overeenkomstig artikel 220 van het Financieel Reglement.
2. Indien nodig kan de Commissie, in afwijking van artikel 220, lid 2, van het Financieel Reglement, de namens de Unie aangegane leningen doorrollen (“roll-over”).
Artikel 6
Rentesubsidie
1. In afwijking van artikel 220, lid 5, punt e), van het Financieel Reglement kan de Unie de rentekosten dragen door een rentesubsidie toe te kennen en de administratieve kosten in verband met het opnemen en verstrekken van leningen te dekken, met uitzondering van kosten in verband met vervroegde terugbetaling van de lening, met betrekking tot de leningen uit hoofde van dit besluit.
2. Oekraïne kan de Unie uiterlijk eind maart van elk jaar verzoeken om de rentesubsidie toe te kennen en de administratieve kosten te dekken.
3. De in artikel 6, lid 2, punt a), eerste streepje, van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde financiële middelen worden gebruikt om de kosten van rentebetalingen in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie tijdens de periode van het meerjarig financieel kader 2021-2027 te dekken als rentesubsidie.
Artikel 7
Verstrekking van informatie aan het Europees Parlement en de Raad
De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de ontwikkelingen met betrekking tot de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie, waaronder de uitbetalingen daarvan, en de ontwikkelingen met betrekking tot de in artikel 5, lid 2, bedoelde transacties, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.
Artikel 8
Beoordeling van de uitvoering van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie
Bij de uitvoering van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie, door middel van een operationele beoordeling, nogmaals de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Oekraïne. Die operationele beoordeling kan worden uitgevoerd samen met de operationele beoordeling waarin Besluit (EU) 2022/1201 voorziet.
HOOFDSTUK II
VERSTERKING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VOORZIENINGSFONDS
Artikel 9
Bijdragen in de vorm van garanties door de lidstaten
1. De lidstaten kunnen de voorziening met betrekking tot macrofinanciële bijstand die in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt aangehouden, aanvullen door garanties te verstrekken tot een totaalbedrag van 3 660 000 000 EUR met betrekking tot de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie aan Oekraïne uit hoofde van artikel 1 van dit besluit en Besluit (EU) 2022/1201 (“gedekte MFB”).
2. De bijdragen van de lidstaten worden verstrekt in de vorm van onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garanties, aan de hand van een met de Commissie overeenkomstig artikel 10 te sluiten garantieovereenkomst.
3. Het relatieve aandeel van de bijdrage van de betrokken lidstaat (“bijdragesleutel”) in het in lid 1 bedoelde bedrag komt overeen met het relatieve aandeel van die lidstaat in het totale bruto nationaal inkomen van de Unie, voortvloeiend uit de rubriek “Algemene ontvangsten” van de begroting voor 2022, deel A (“Financiering van de jaarlijkse begroting van de Unie, inleiding”), tabel 4, kolom 1, die is opgenomen in de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2022, zoals definitief vastgesteld op 24 november 2021 (13).
4. De garanties worden voor elke lidstaat van kracht vanaf de datum van inwerkingtreding van de in artikel 10 bedoelde garantieovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat.
Artikel 10
Garantieovereenkomsten
De Commissie sluit een garantieovereenkomst met elke lidstaat die een in artikel 9 bedoelde garantie verstrekt. In die overeenkomst worden de regels voor de garantie vastgesteld, die voor alle lidstaten gelijk zijn, met inbegrip van, met name, bepalingen die:
a) |
de verplichting voor de lidstaten vastleggen om gevolg te geven aan garantie-opvragingen door de Commissie met betrekking tot de gedekte MFB, zodra de totale bedragen van de initiële of later aangevulde voorziening die in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is gereserveerd voor de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de gedekte MFB, volledig zijn opgebruikt of volledig zullen zijn opgebruikt; |
b) |
garanderen dat de garantie-opvragingen pro rata geschieden en met toepassing van de in artikel 9, lid 3, bedoelde bijdragesleutel; |
c) |
vastleggen dat de garantie-opvragingen de Unie in staat stellen de overeenkomstig artikel 1, lid 2, op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen geleende middelen terug te betalen na een niet-betaling door Oekraïne, met inbegrip van gevallen waarin het betalingsschema om welke reden dan ook wordt gewijzigd en gevallen van verwachte niet-betaling; |
d) |
waarborgen dat de garantie-opvragingen kunnen worden gebruikt om het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aan te vullen dat met betrekking tot de gedekte MFB is opgebruikt; |
e) |
garanderen dat een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een garantie-opvraging, aansprakelijk blijft voor het nakomen van die verplichting; |
f) |
betrekking hebben op de betalingsvoorwaarden. |
Artikel 11
Voorziening van de gedekte MFB
1. Voor de gedekte MFB geldt een voorzieningspercentage van 70 % in plaats van de algemene regel van artikel 31, lid 5, derde alinea, van Verordening (EU) 2021/947. Het niveau van de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gestorte voorziening wordt echter gehandhaafd op en, indien opgebruikt, aangevuld, onverminderd artikel 10, punt a), van dit besluit, tot 9 % van de uitstaande verplichting uit hoofde van de gedekte MFB totdat de in artikel 9 bedoelde garanties volledig zijn opgebruikt.
2. Wanneer een beroep wordt gedaan op de in artikel 9 bedoelde garanties, vormen de daaruit voortvloeiende bedragen externe bestemmingsontvangsten voor de terugbetaling van financiële verplichtingen uit hoofde van de gedekte MFB en betalingen aan het gemeenschappelijk voorzieningsfonds overeenkomstig artikel 21, lid 2, punt a), ii), van het Financieel Reglement.
3. In afwijking van artikel 211, lid 1, eerste alinea, tweede zin, van het Financieel Reglement wordt het bedrag van de in artikel 9, lid 1, bedoelde garanties opgenomen in het bedrag van de toegestane financiële verplichtingen. In afwijking van artikel 211, lid 4, tweede alinea, van het Financieel Reglement worden de in lid 2 van dit artikel bedoelde bedragen van de voorziening in aanmerking genomen voor de berekening van de voorziening die voortvloeit uit het voorzieningspercentage met betrekking tot de gedekte MFB.
4. In afwijking van artikel 211, lid 4, punt c), van het Financieel Reglement dragen van Oekraïne met betrekking tot de gedekte MFB teruggevorderde bedragen niet bij aan de voorziening tot het bedrag van de garantie-opvragingen waaraan door de lidstaten gevolg is gegeven overeenkomstig artikel 10, punt a), van dit besluit. Die bedragen worden aan die lidstaten terugbetaald.
Artikel 12
Versterking van de voorziening met betrekking tot bepaalde financiële verplichtingen in Oekraïne die zijn gegarandeerd bij Besluit 466/2014/EU
1. In afwijking van artikel 31, lid 8, derde zin, van Verordening (EU) 2021/947 is het voorzieningspercentage van 70 % van toepassing op leningen die na 15 juli 2022 zijn uitbetaald in het kader van financieringsverrichtingen van de Europese Investeringsbank (EIB) in Oekraïne die vóór 31 december 2021 door de EIB zijn ondertekend en door de Unie zijn gegarandeerd overeenkomstig Besluit nr. 466/2014/EU (“gedekte financiële verplichtingen van het ELM in Oekraïne”) en zijn de artikelen 211, 212 en 213 van het Financieel Reglement van toepassing, onder voorbehoud van de artikelen 13 en 14 van dit besluit.
2. Voor de toepassing van artikel 211, lid 1, tweede alinea, van het Financieel Reglement moet de voorziening uiterlijk op 31 december 2027 het niveau bereiken dat overeenstemt met het voorzieningspercentage dat wordt toegepast op het totale bedrag van uitstaande verplichtingen uit hoofde van gedekte financiële verplichtingen van het ELM in Oekraïne.
Artikel 13
Beoordeling van de toereikendheid van het voorzieningspercentage en de herzieningsprocedure
1. Om de zes maanden, te beginnen op 30 juni 2023, en telkens wanneer de Commissie concludeert dat andere redenen of gebeurtenissen erop wijzen dat dit nodig is, beoordeelt de Commissie of er nieuwe ontwikkelingen zijn die een blijvend en betekenisvol effect kunnen hebben op de toereikendheid van het voorzieningspercentage, met inbegrip van het percentage van de gestorte voorzieningen, als bedoeld in de artikelen 11 en 12. De Commissie stelt, op basis van de gegevens van een periode van ten minste twee jaar, met name vast of er sprake is van een aanhoudende significante wijziging van het kredietrisicoprofiel van die blootstellingen.
2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 16 een gedelegeerde handeling vast te stellen om de artikelen 11 en 12 te wijzigen teneinde het voorzieningspercentage aan te passen, met name om rekening te houden met de in lid 1 bedoelde ontwikkelingen.
Artikel 14
Voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds
1. In plaats van de algemene regel van artikel 31, lid 6, van Verordening (EU) 2021/947 worden de financiële verplichtingen van de gedekte MFB afzonderlijk gedekt van andere financiële verplichtingen in het kader van de garantie voor extern optreden en worden de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gereserveerde voorzieningen met betrekking tot de gedekte MFB uitsluitend gebruikt voor financiële verplichtingen uit hoofde van de gedekte MFB.
In plaats van de algemene regel van artikel 31, lid 8, van Verordening (EU) 2021/947 worden de financiële verplichtingen van de gedekte financiële verplichtingen van het ELM in Oekraïne afzonderlijk gedekt van andere financiële verplichtingen in het kader van het Garantiefonds voor extern optreden en worden de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gereserveerde voorzieningen met betrekking tot de gedekte financiële verplichtingen van het ELM in Oekraïne uitsluitend gebruikt voor financiële verplichtingen uit hoofde van de gedekte MFB.
2. In afwijking van artikel 213 van het Financieel Reglement is het effectieve voorzieningspercentage niet van toepassing op de voorzieningen die in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds zijn gereserveerd voor de gedekte MFB en de gedekte financiële verplichtingen van het ELM in Oekraïne.
3. In afwijking van artikel 213, lid 4, punt a), van het Financieel Reglement vormen overschotten van de in artikel 12, lid 2, van dit besluit bedoelde voorziening externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement voor het programma voor externe bijstand waarvoor Oekraïne in aanmerking komt.
HOOFDSTUK III
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 15
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 16
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 23 september 2022.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 13, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 17
Jaarverslag
1. In het kader van haar jaarverslag dient de Commissie jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een beoordeling in van de uitvoering van hoofdstuk I van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dat verslag:
a) |
wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht; |
b) |
worden de economische situatie en de vooruitzichten van Oekraïne, alsook de naleving van de in artikel 3, leden 1 en 2, bedoelde verplichtingen en voorwaarden beoordeeld; |
c) |
wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde verplichtingen en voorwaarden, de actuele macrofinanciële situatie van Oekraïne en de besluiten van de Commissie tot uitbetaling van de tranches van de buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie. |
2. Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex-postevaluatieverslag in met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide buitengewone macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.
HOOFDSTUK IV
WIJZIGINGEN VAN BESLUIT (EU) 2022/1201 EN SLOTBEPALING
Artikel 18
Wijzigingen van Besluit (EU) 2022/1201
Besluit (EU) 2022/1201 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 2, wordt de tweede zin vervangen door: “De in lid 1 van dit besluit en in Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad (*1) bedoelde leningen hebben samen een maximale gemiddelde looptijd van 25 jaar. (*1) Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 20 september 2022 tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, tot versterking van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds met garanties van de lidstaten en met een specifieke voorziening voor bepaalde financiële verplichtingen in verband met Oekraïne die worden gegarandeerd uit hoofde van Besluit nr. 466/2014/EU, en tot wijziging van Besluit (EU) 2022/1201 (PB L 245 van 21.9.2022, blz. 1).”." |
2) |
Artikel 7 wordt geschrapt. |
Artikel 19
Slotbepaling
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 september 2022.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
M. BEK
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 15 september 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 september 2022.
(2) Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3).
(3) Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 4).
(4) Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2022 tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 186 van 13.7.2022, blz. 1).
(5) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(7) Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
(8) Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
(9) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
(10) Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van investeringsprojecten buiten de Unie (PB L 135 van 8.5.2014, blz. 1).
(11) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(12) Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1629 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2022
tot vaststelling van maatregelen voor de inperking van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr. binnen bepaalde afgebakende gebieden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 28, lid 1, punten d) en e), en artikel 28, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In deel B van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2) is de lijst vastgesteld van EU-quarantaineorganismen die voor zover bekend op het grondgebied van de Unie voorkomen. |
(2) |
Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is in die lijst opgenomen, aangezien bekend is dat het in bepaalde delen van het grondgebied van de Unie voorkomt met significante gevolgen voor planten van Platanus L. (“de gespecificeerde planten”) en voor hout van Platanus L. (“het gespecificeerde hout”), de voornaamste waardplanten voor dat plaagorganisme. |
(3) |
Uit de krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2016/2031 uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme in bepaalde afgebakende gebieden niet langer mogelijk is. |
(4) |
Daarom moeten maatregelen worden vastgesteld voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme binnen die afgebakende gebieden, die bestaan uit het vaststellen van besmette zones en bufferzones. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het beschikbare technische en wetenschappelijke bewijs met betrekking tot de gespecificeerde planten en het gespecificeerde hout. |
(5) |
De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor meer bekendheid bij het grote publiek en de marktdeelnemers die te maken hebben met de inperkingsmaatregelen in de afgebakende gebieden, zodat zij van die maatregelen en van de begrenzing van de afgebakende gebieden op de hoogte zijn. |
(6) |
Indien het gespecificeerde plaagorganisme echter wordt aangetroffen in een bufferzone rond een besmette zone waar maatregelen voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme van toepassing zijn, moet die nieuwe bevinding ertoe leiden dat de bevoegde autoriteit een nieuw gebied afbakent, waar uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme wordt nagestreefd. |
(7) |
Er moeten jaarlijks onderzoeken naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/2031 en in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie (3), om de vroegtijdige opsporing van het gespecificeerde plaagorganisme in gebieden van het grondgebied van de Unie waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, te waarborgen. Die onderzoeken moeten gebaseerd zijn op de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid gepubliceerde onderzoeksrichtsnoeren voor het gespecificeerde plaagorganisme, aangezien daarin rekening wordt gehouden met de meest recente wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening stelt maatregelen vast voor de inperking van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr. binnen afgebakende gebieden waar uitroeiing ervan niet mogelijk is.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“het gespecificeerde plaagorganisme”: Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr.; |
2) |
“de gespecificeerde planten”: planten van het geslacht Platanus L., met uitzondering van zaden; |
3) |
“het gespecificeerde hout”: hout van planten van het geslacht Platanus L.; |
4) |
“het afgebakende inperkingsgebied”: een in de lijst van bijlage I opgenomen gebied waar het gespecificeerde plaagorganisme niet kan worden uitgeroeid; |
5) |
“de onderzoeksrichtsnoeren”: de publicatie “Onderzoeksrichtsnoeren wat betreft Ceratocystis platani” (Pest survey card on Ceratocysis platani) (4) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. |
Artikel 3
Instelling van afgebakende gebieden voor inperking
De bevoegde autoriteiten stellen de afgebakende gebieden voor inperking van het gespecificeerde plaagorganisme in, die bestaan uit een besmette zone en een bufferzone met een breedte van ten minste 1 km rond de besmette zone.
Artikel 4
Maatregelen binnen de afgebakende gebieden voor inperking
1. In de besmette zones zorgen de bevoegde autoriteiten voor:
a) |
de verwijdering van gespecificeerde planten en gespecificeerd hout die met het gespecificeerde plaagorganisme zijn besmet, vóór het volgende groeiseizoen, waarbij passende maatregelen worden toegepast om de verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme via de stronk, het zaagsel, de houtdelen en grondresten op de kaplocatie te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze in passende behandelingsinstallaties worden vernietigd; |
b) |
een verbod op de verplaatsing van gespecificeerd hout dat afkomstig is van de verwijdering van met het gespecificeerde plaagorganisme besmette gespecificeerde planten uit de besmette zone, behalve in gevallen waarin:
|
c) |
een verbod op de opplant van gespecificeerde planten in de respectieve besmette zones, met uitzondering van gespecificeerde planten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme; |
d) |
een verbod op de verwijdering en het vervoer van grond uit een besmette zone naar andere zones, tenzij er eerder een passende behandeling is toegepast om ervoor te zorgen dat de grond vrij is van het gespecificeerde plaagorganisme; |
e) |
het reinigen en ontsmetten van snoeigereedschap en -machines voor en na contact met de gespecificeerde planten of de grond daarvan, en |
f) |
in geval van het snoeien van gespecificeerde planten, de behandeling van snoeiwonden met passende preventieve behandelingen. |
2. In de bufferzones zorgen de bevoegde autoriteiten voor:
a) |
een verbod op de opplant van gespecificeerde planten in de bufferzones, met uitzondering van gespecificeerde planten waarvan bekend is dat zij resistent zijn tegen het gespecificeerde plaagorganisme; |
b) |
het reinigen en ontsmetten van snoeigereedschap en van machines voor- en nadat deze in contact komen met de gespecificeerde planten of de grond daarvan, of met gespecificeerd hout, en |
c) |
in geval van het snoeien van gespecificeerde planten, de behandeling van snoeiwonden met passende preventieve behandelingen. |
3. Wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme in de bufferzone officieel is bevestigd, zijn de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) 2016/2031 van toepassing.
4. Binnen de afgebakende gebieden voor inperking maken de bevoegde autoriteiten het publiek bewust van de dreiging van het gespecificeerde plaagorganisme en de maatregelen die zijn genomen om de verdere verspreiding ervan buiten die gebieden te voorkomen.
De bevoegde autoriteiten stellen het grote publiek en de betrokken marktdeelnemers in kennis van de begrenzing van het afgebakende beperkingsgebied.
Artikel 5
Onderzoeken
1. De bevoegde autoriteiten voeren de in de leden 2 en 3 bedoelde onderzoeken uit, waarbij ze rekening houden met de informatie in de onderzoeksrichtsnoeren.
2. Zij voeren jaarlijks risicogebaseerde onderzoeken uit naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme in de gebieden van het grondgebied van de Unie waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, maar zich wel zou kunnen vestigen.
3. In de bufferzones van de afgebakende gebieden voor inperking voeren zij jaarlijks onderzoeken uit, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, om de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen.
Deze onderzoeken omvatten:
a) |
visueel onderzoek van de gespecificeerde planten om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen, en |
b) |
monsterneming en tests indien de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme wordt vermoed. |
Deze onderzoeken zijn intensiever dan de in lid 2 bedoelde onderzoeken, met een groter aantal visuele onderzoeken en, in voorkomend geval, monsterneming en tests.
Artikel 6
Verslaglegging
De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 april bij de Commissie en de andere lidstaten de resultaten in van de onderzoeken die in het voorgaande kalenderjaar zijn uitgevoerd uit hoofde van:
a) |
artikel 5, lid 2, van deze verordening, waarbij een van de modellen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 wordt gebruikt; |
b) |
artikel 5, lid 3, van deze verordening, waarbij een van de modellen in bijlage II bij deze verordening wordt gebruikt. |
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie van 27 augustus 2020 betreffende het formaat en de instructies voor de jaarlijkse verslagen over de resultaten van de onderzoeken en betreffende het formaat van de meerjarige onderzoekprogramma’s en de praktische regeling, die respectievelijk in de artikelen 22 en 23 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad zijn bepaald (PB L 280 van 28.8.2020, blz. 1).
(4) Pest survey card on Ceratocystis platani, EFSA supporting publication 2021:EN-6822. doi:10.2903/sp.efsa.2021.EN-6822. Online beschikbaar op: https://arcg.is/15CyXW
BIJLAGE I
Lijst van afgebakende gebieden voor inperking als bedoeld in artikel 2
Frankrijk
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
||
|
Besmette zone |
Aude (11) |
100 m ter weerszijde van het kanaal in de volgende gemeenten: Alzonne; Argeliers; Argens-Minervois; Azille; Blomac; Bram; Carcassonne; Castelnaudary; Caux-et-Sauzens; Ginestas; Homps; La Redorte; Lasbordes; Marseillette; Mirepeisset; Montréal; Moussan; Narbonne; Ouveillan; Paraza; Pexiora; Pezens; Puichéric; Roubia; Saint-Martin-Lalande; Saint-Nazaire-d’Aude; Sainte-Eulalie; Sallèle d’Aude; Trèbes; Ventenac-en-Minervois; Villalier; Villedubert; Villemoustaussou; Villepinte; Villesèquelande |
||
Hérault (34) |
100 m ter weerszijde van het kanaal in de volgende gemeenten: Agde; Béziers; Capestang; Cers; Colombiers; Cruzy; Nissan-lez-Ensérune; Olonzac; Poilhes; Portiragnes; Quarante; Vias; Villeneuve-les-Béziers |
||||
Bufferzone |
Aude (11) |
1 km rond de besmette zone in de volgende gemeenten: Alzonne; Argeliers; Argens-Minervois; Arzens; Azille; Badens; Bages; Baraigne; Barbaira; Berriac; Blomac; Bouilhonnac; Bram; Canet; Capendu; Carcassonne; Castelnau d’Aude; Castelnaudary; Caux-et-Sauzens; Conques sur Orbiel; Cuxac d’Aude; Floure; Fonties d’Aude; Ginestas; Gruissan; Homps; La Redorte; Labastide-d’Anjou; Lasbordes; Lézignan Corbières; Marseillette; Mas-Saintes-Puelles; Mirepeisset; Mireval Lauragais; Montferrand; Montréal; Moussan; Narbonne; Ouveillan; Paraza; Pennautier; Pexiora; Peyriac de Mer; Pezens; Port-la-Nouvelle; Puichéric; Raissac d’Aude; Roquecourbe Minervois; Roubia; Rustiques; Saint-Couat d’Aude; Sainte-Eulalie; Sainte-Valière; Saint-Marcel sur Aude; Saint-Martin-Lalande; Saint-Nazaire-d’Aude; Sallèle d’Aude; Sigean; Tourouzelle; Trèbes; Ventenac Cabardès; Ventenac-en-Minervois; Villalier; Villedubert; Villemoustaussou; Villepinte; Villesèquelande |
|||
Hérault (34) |
1 km rond de besmette zone in de volgende gemeenten: Agde; Béziers; Capestang; Cers; Colombiers; Cruzy; Marseillan; Montady; Montels; Montouliers; Nissan-lez-Ensérune; Olonzac; Poilhes; Portiragnes; Quarante; Sauvian; Sérignan; Vias; Villeneuve-les-Béziers |
||||
|
Besmette zone |
Hautes-Pyrénées (65) |
Andrest; Ansost; Artagnan; Aureilhan; Aurensan; Auriébat; Barbachen; Bazet; Bazillac; Bordères-sur-l’Échez; Bours; Caixon; Camalès; Escondeaux; Estirac; Gayan; Gensac; Horgues; Lafitole; Lagarde; Laloubère; Larreule; Liac; Marsac; Maubourguet; Monfaucon; Nouilhan; Odos; Oursbelille; Pujo; Rabastens-de-Bigorre; Saint-Lézer; Sarniguet; Sarriac-Bigorre; Sauveterre; Ségalas; Séméac; Siarrouy; Sombrun; Soues; Talazac; Tarbes; Tostat; Ugnouas; Vic-en-Bigorre; Villenave-près-Marsac |
||
Gers (32) |
Haget |
||||
Bufferzone |
Hautes-Pyrénées (65) |
Castelnau-Rivière-Basse; Caussade-Rivière; Hères; Labatut-Rivière; Villefranque 1 km rond de besmette zone in de volgende gemeenten: Barbazan-Debat; Boulin; Buzon; Castéra-Lou; Chis; Dours; Ibos; Juillan; Lacassagne; Lahitte-Toupières; Lascazères; Lescurry; Louey; Momères; Mingot; Orleix; Orois; Pintac; Saint-Martin; Salles-Adour; Sanous; Sarrouilles; Tarasteix |
|||
Gers (32) |
Armentieux; Jû-Belloc; Ladevèze-Ville; Tieste-Uragnoux 1 km rond de besmette zone in de volgende gemeenten: Beccas; Betplan; Cazeaux-Villecomtal; Malabat; Marciac; Montégut-Arros; Saint-Justin; Sembouès; Villecomtal-Sur-Arros |
||||
Pyrénées-Atlantique (Région Nouvelle-Aquitaine) |
1 km rond de besmette zone in de volgende gemeenten: Castéide-Doat; Labatut; Lamayou; Moncaup; Montaner; Monségur |
||||
|
Besmette zone |
Bouches du Rhône (13) |
Aix-en-Provence; Allauch; Arles; Aubagne; Auriol; Barbentane; Berre-l’Etang; Cabannes; Cadolive; Carry-le-Rouet; Ceyreste; Châteaurenard; Cornillon-Confoux; Cuges-les-Pins; Eygalières; Eyguières; Eyragues; Fuveau; Gémenos; Gignac-la-Nerthe; Grans; Graveson; Gréasque; Istres; Jouques; La Bouilladisse; La Ciotat; La Destrousse; La Fare-les-Oliviers; La Penne-sur-Huveaune; Lamanon; Lambesc; Le Tholonet; Les Pennes-Mirabeau; Maillane; Mallemort; Marignane; Marseille; Martigues; Mas-Blanc-des-Alpilles; Maussane-les-Alpilles; Meyrargues; Meyreuil; Mollégès; Mouriès; Noves; Orgon; Pélissanne; Peyrolles-en-Provence; Plan-de-Cuques; Plan-d’Orgon; Port-de-Bouc; Port-Saint-Louis-du-Rhône; Puyloubier; Rognonas; Roquevaire; Saint-Andiol; Saint-Chamas; Saint-Etienne-du-Grès; Saint-Martin-de-Crau; Saint-Rémy-de-Provence; Saint-Victoret; Salon-de-Provence; Sénas; Simiane-Collongue; Tarascon; Trets; Velaux; Venelles; Ventabren; Verquiéres; Vitrolles |
||
Var (83) |
Cogolin; Draguignan; Hyères; La Garde; La Londe-les-Maures; La Seyne-sur-Mer; Le Beausset; Le Luc; Les Arcs; Pignans; Saint-Cyr-sur-Mer; Saint-Maximin-la-Sainte-Baume; Saint-Tropez; Saint-Zacharie; Toulon |
||||
Vaucluse (84) |
Althen-des-Paluds; Apt; Avignon; Beaumes-de-Venise; Bédarrides; Bonnieux; Cadenet; Caderousse; Camaret-sur-Aigues; Carpentras; Caumont-sur-Durance; Cavaillon; Châteauneuf-de-Gadagne; Châteauneuf-du-Pape; Courthézon; Entraigues-sur-la-Sorgue; Fontaine-se-Vaucluse; Gargas; Gignac; Gigondas; Gordes; Goult; Jonquerettes; Jonquières; La Tour-d’Aigues; Lagnes; Lapalud; Lauris; Le Pontet; Le Thor; L’Isle-sur-la-Sorgue; Loriol-du-Comtat; Lourmarin; Malaucène; Mazan; Mérindol; Modène; Mondragon; Monteux; Morières-lès-Avignon; Oppède; Orange; Pernes-les-Fontaines; Pertuis; Piolenc; Robion; Saignon; Saint-Didier; Saint-Saturnin-lès-Apt; Saint-Saturnin-lès-Avignon; Sarrians; Saumane-de-Vaucluse; Sorgues; Travaillan; Vedène; Velleron; Venasque; Villelaure; Violes |
||||
Bufferzone |
Bouches du Rhône (13) |
Alleins; Aureille; Aurons; Beaurecueil; Belcodène; Bouc-Bel-Air; Boulbon; Cabriès; Carnoux-en-Provence; Cassis; Charleval; Châteauneuf-le-Rouge; Châteauneuf-les-Martigues; Coudoux; Eguilles; Ensuès-la-Redonne; Fontvieille; Fos-sur-Mer; Gardanne; La Barben; La Roque-d’Anthéron; Lançon-Provence; Le Puy-Sainte-Réparade; Le Rove; Les Baux-de-Provence; Mimet; Miramas; Paradou; Peynier; Peypin; Rognac; Rognes; Roquefort-la-Bédoule; Rousset; Saint-Antonin-sur-Bayon; Saint-Cannat; Saintes-Maries-de-la-Mer; Saint-Estève-Janson; Saint-Marc-Jaumegarde; Saint-Mitre-les-Remparts; Saint-Paul-lès-Durance; Saint-Pierre-de-Mézoargues; Saint-Savournin; Sausset-les-Pins; Septèmes-les-Vallons; Vauvenargues; Vernègues |
|||
Var (83) |
Ampus; Bandol; Besse-sur-Issole; Bormes-les-Mimosas; Bras; Brue-Auriac; Cabasse; Carnoules; Carqueiranne; Cavalaire-sur-Mer; Châteaudouble; Collobrières; Evenos; Figanières; Flassans-sur-Issole; Flayosc; Gassin; Gonfaron; Grimaud; La Cadiere-d’Azur; La Crau; La Croix-Valmer; La Farlède; La Mole; La Motte; La Valette-du-Var; Le Cannet-des-Maures; Le Castellet; Le Muy; Le Pradet; Le Revest-les-Eaux; Le Thoronet; Les Mayons; Lorgues; Nans-les-Pins; Ollières; Ollioules; Pierrefeu-du-Var; Plan-d’Aups-Sainte-Baume; Pourcieux; Pourrières; Puget-Ville; Ramatuelle; Rians; Riboux; Rougiers; Sainte-Maxime; Saint-Mandrier-sur-Mer; Sanary-sur-Mer; Seillons-Source-d’Argens; Signes; Six-Fours-les-Plages; Taradeau; Tourves; Trans-en-Provence; Vidauban |
||||
Vaucluse (84) |
Ansouis; Aubignan; Auribeau; Beaumettes; Beaumont-de-Pertuis; Beaumont-du-Ventoux; Bédoin; Blauvac; Bollène; Buoux; Cabrières-d’Avignon; Cairanne; Caromb; Caseneuve; Castellet; Cheval-Blanc; Crestet; Crillon-le-Brave; Cucuron; Entrechaux; Grambois; Joucas; La Bastidonne; La Motte-d’Aigues; La Roque-Alric; La Roque-sur-Pernes; Lacoste; Lafare; Lagarde-d’Apt; Lamotte-du-Rhône; Le Barroux; Le Beaucet; Lioux; Malemort-du-Comtat; Maubec; Ménerbes; Méthamis; Mirabeau; Mormoiron; Mornas; Murs; Puget; Puyvert; Rasteau; Roussillon; Rustrel; Sablet; Saint-Christol; Sainte-Cécile-les-Vignes; Saint-Hippolyte-le-Graveyron; Saint-Léger-du-Ventoux; Saint-Martin-de-Castillon; Saint-Martin-de-la-Brasque; Saint-Pantaléon; Saint-Pierre-de-Vassols; Sannes; Sault; Seguret; Sérignan-du-Comtat; Sivergues; Suzette; Taillades; Uchaux; Vacqueyras; Vaison-la-Romaine; Vaugines; Viens; Villars |
||||
Alpes-de-Haute-Provence (04) |
Simiane-la-Rotonde |
||||
Ardèche (07) |
Bourg-Saint-Andéol; Saint-Just-d’Ardèche; Saint-Marcel-d’Ardèche |
||||
Drôme (26) |
Mollans-sur-Ouvèze; Pierrelatte; Rochegude; Saint-Paul-Trois-Châteaux; Suze-la-Rousse |
||||
Gard (30) |
Aramon; Beaucaire; Chusclan; Codolet; Fourques; Laudun-l’Ardoise; Les Angles; Montfaucon; Pont-Saint-Esprit; Roquemaure; Saint-Alexandre; Saint-Etienne-des-Sorts; Saint-Geniès-de-Comolas; Saint-Gilles; Sauveterre; Vallabrègues; Vénéjan; Villeneuve-lès-Avignon |
BIJLAGE II
Modellen voor de verslaglegging van de resultaten van de uitgevoerde jaarlijkse onderzoeken uit hoofde van artikel 6, punt b)
DEEL A
1. Model voor de verslaglegging van de resultaten van jaarlijkse onderzoeken
2. Instructies voor het invullen van het model
Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel B van deze bijlage niet ingevuld.
Kolom 1: |
vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of alle informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling. |
||||||
Kolom 2: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek. |
||||||
Kolom 3: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek. |
||||||
Kolom 4: |
vermeld de aanpak: inperking (C). Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd. |
||||||
Kolom 5: |
vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig: besmette zone of bufferzone, in afzonderlijke rijen. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de bufferzone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.). |
||||||
Kolom 6: |
vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:
|
||||||
Kolom 7: |
vermeld welke risicogebieden zijn vastgesteld op basis van de biologische eigenschappen van het (de) plaagorganisme(n), de aanwezigheid van waardplanten, ecoklimatologische omstandigheden en risicolocaties. |
||||||
Kolom 8: |
vermeld van de in kolom 7 vermelde risicogebieden, de in het onderzoek opgenomen risicogebieden. |
||||||
Kolom 9: |
vermeld planten, vruchten, zaden, bodem, verpakkingsmateriaal, hout, machines, voertuigen, water, andere, met vermelding van het specifieke geval. |
||||||
Kolom 10: |
vermeld de lijst van onderzochte plantensoorten/-geslachten, met telkens één rij per plantensoort/-geslacht. |
||||||
Kolom 11: |
vermeld de maanden van het jaar waarin het onderzoek is uitgevoerd. |
||||||
Kolom 12: |
vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. |
||||||
Kolommen 13 en 14: |
vermeld de resultaten, indien van toepassing, en verstrek de beschikbare informatie in de desbetreffende kolommen. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster). |
||||||
Kolom 15: |
vermeld voor de bevindingen in de bufferzone de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dat geval in kolom 16 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie. |
DEEL B
1. Model voor de verslaglegging van de resultaten van op statistische gegevens gebaseerde jaarlijkse onderzoeken
2. Instructies voor het invullen van het model
Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel A van deze bijlage niet ingevuld.
Licht de onderliggende aannamen voor de opzet van het onderzoek per plaagorganisme toe. Geef een samenvatting en motivering van:
— |
de doelpopulatie, de epidemiologische eenheid en de inspectie-eenheden; |
— |
de opsporingsmethode en de gevoeligheid van de methode; |
— |
de risicofactor(en), met vermelding van de risiconiveaus en de dienovereenkomstige relatieve risico’s en aandelen van de waardplantpopulatie.
|
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/27 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1630 VAN DE COMMISSIE
van 21 september 2022
tot vaststelling van maatregelen voor de inperking van Grapevine flavescence dorée phytoplasma binnen bepaalde afgebakende gebieden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 28, lid 1, punten d) en e), en artikel 28, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In deel B van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2) is de lijst vastgesteld van EU-quarantaineorganismen die voor zover bekend op het grondgebied van de Unie voorkomen. |
(2) |
Grapevine flavescence dorée phytoplasma (“het gespecificeerde plaagorganisme”) is in die lijst opgenomen, aangezien bekend is dat het in bepaalde delen van het grondgebied van de Unie voorkomt en aanzienlijke gevolgen heeft voor de teelt van planten van Vitis L. (“de gespecificeerde planten”), de belangrijkste gastheer voor dat plaagorganisme. |
(3) |
Er is vastgesteld dat Scaphoideus titanus Ball (“de gespecificeerde vector”) een efficiënte vector van het gespecificeerde plaagorganisme is. Deze vector speelt een belangrijke rol bij de vestiging en verdere verspreiding van Grapevine flavescence dorée phytoplasma (3) op het grondgebied van de Unie, en daarom moeten er maatregelen voor de identificatie en bestrijding van deze vector worden vastgesteld. |
(4) |
Uit de krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2016/2031 uitgevoerde onderzoeken blijkt dat uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme in bepaalde afgebakende gebieden niet langer mogelijk is. |
(5) |
Daarom moeten maatregelen worden vastgesteld voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme binnen die afgebakende gebieden, die bestaan uit het vaststellen van besmette zones en bufferzones. Die maatregelen moeten bestaan uit de vernietiging en verwijdering van de besmette gespecificeerde planten en uit de toepassing van passende behandelingen om de verspreiding van het gespecificeerde plaagorganisme naar de rest van het grondgebied van de Unie te voorkomen. |
(6) |
De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor meer bekendheid bij het publiek, zodat het grote publiek en de professionele marktdeelnemers die te maken hebben met de inperkingsmaatregelen in de afgebakende gebieden, op de hoogte zijn van de voor dat doel toegepaste maatregelen en van de begrenzing van de afgebakende gebieden. |
(7) |
Indien het gespecificeerde plaagorganisme echter wordt aangetroffen in een bufferzone rond een besmette zone waar maatregelen voor de inperking van het gespecificeerde plaagorganisme van toepassing zijn, moet die nieuwe bevinding ertoe leiden dat de bevoegde autoriteit een nieuw gebied afbakent, waar uitroeiing van het gespecificeerde plaagorganisme wordt nagestreefd. |
(8) |
Er moeten jaarlijks onderzoeken naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme en de gespecificeerde vector worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) 2016/2031 en in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie (4), om de vroegtijdige opsporing van het gespecificeerde plaagorganisme in gebieden van het grondgebied van de Unie waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, te waarborgen. Die onderzoeken moeten gebaseerd zijn op de door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid gepubliceerde onderzoeksrichtsnoeren voor het gespecificeerde plaagorganisme en de gespecificeerde vector, aangezien daarin rekening wordt gehouden met de meest recente wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening stelt maatregelen vast voor de inperking van Grapevine flavescence dorée phytoplasma binnen de afgebakende gebieden waar uitroeiing ervan niet mogelijk is.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“het gespecificeerde plaagorganisme”: Grapevine flavescence dorée phytoplasma; |
2) |
“de gespecificeerde planten”: planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden; |
3) |
“de gespecificeerde vector”: Scaphoideus titanus Ball; |
4) |
“het afgebakende gebied voor inperking”: een in de lijst van bijlage I opgenomen gebied waar het gespecificeerde plaagorganisme niet kan worden uitgeroeid; |
5) |
“de onderzoeksrichtsnoeren”: de publicatie “Onderzoeksrichtsnoeren wat betreft flavescence dorée phytoplasma en de vector ervan Scaphoideus titanus” (Pest survey card on flavescence dorée phytoplasma and its vector Scaphoideus titanus) (5) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. |
Artikel 3
Instelling van afgebakende gebieden voor inperking
De bevoegde autoriteiten stellen de afgebakende gebieden voor inperking van het gespecificeerde plaagorganisme in, die bestaan uit een besmette zone en een bufferzone met een breedte van ten minste 2,5 km rond de besmette zone.
Artikel 4
Maatregelen binnen de afgebakende gebieden voor inperking
1. In de besmette zones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de volgende maatregelen worden genomen:
a) |
de gespecificeerde planten waarvan is vastgesteld dat zij met het gespecificeerde plaagorganisme zijn besmet, worden zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor de aanvang van het volgende groeiseizoen, verwijderd en vernietigd; |
b) |
er worden passende behandelingen toegepast om de gespecificeerde vector te bestrijden. |
2. In de bufferzones zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat er bij aanwezigheid van de gespecificeerde vector passende behandelingen worden toegepast om de gespecificeerde vector te bestrijden.
Wanneer de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme in de gespecificeerde planten in de bufferzone officieel is bevestigd, zijn de artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) 2016/2031 van toepassing.
3. Binnen de afgebakende gebieden voor inperking maken de bevoegde autoriteiten het publiek bewust van de dreiging van het gespecificeerde plaagorganisme en de maatregelen die zijn genomen om de verdere verspreiding ervan buiten die gebieden te voorkomen.
De bevoegde autoriteiten stellen het grote publiek en de betrokken professionele marktdeelnemers in kennis van de begrenzing van het afgebakende beperkingsgebied.
Artikel 5
Onderzoeken
1. De bevoegde autoriteiten voeren de in de leden 2 en 3 bedoelde onderzoeken uit, waarbij ze rekening houden met de informatie in de onderzoeksrichtsnoeren.
2. Zij voeren jaarlijks risicogebaseerde onderzoeken uit naar de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme en van de gespecificeerde vector in de gebieden van het grondgebied van de Unie waar het gespecificeerde plaagorganisme voor zover bekend niet voorkomt, maar zich wel zou kunnen vestigen.
3. In de bufferzones van de afgebakende gebieden voor inperking voeren zij jaarlijks onderzoeken uit, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, om de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme en de gespecificeerde vector ervan op te sporen.
Deze onderzoeken omvatten:
a) |
visueel onderzoek van de gespecificeerde planten om het gespecificeerde plaagorganisme op te sporen; |
b) |
monsterneming en tests indien de aanwezigheid van het gespecificeerde plaagorganisme wordt vermoed, en |
c) |
passende vallen om de gespecificeerde vector op te sporen. |
Deze onderzoeken zijn intensiever dan de in lid 2 bedoelde onderzoeken, met een groter aantal visuele onderzoeken en, in voorkomend geval, monsterneming en tests.
Artikel 6
Verslaglegging
De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 april bij de Commissie en de andere lidstaten de resultaten in van de onderzoeken die in het voorgaande kalenderjaar zijn uitgevoerd krachtens:
a) |
artikel 5, lid 2, van deze verordening, waarbij een van de modellen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 wordt gebruikt; |
b) |
artikel 5, lid 3, van deze verordening, waarbij een van de modellen in bijlage II bij deze verordening wordt gebruikt. |
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 september 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(3) EFSA Panel voor de gezondheid van gewassen, 2014. Scientific Opinion on pest categorisation of Grapevine Flavescence Dorée, EFSA Journal 2014; 12(10):3851, 31 blz. doi:10.2903/j.efsa.2014.3851.
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1231 van de Commissie van 27 augustus 2020 betreffende het formaat en de instructies voor de jaarlijkse verslagen over de resultaten van de onderzoeken en betreffende het formaat van de meerjarige onderzoekprogramma’s en de praktische regeling, die respectievelijk in de artikelen 22 en 23 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad zijn bepaald (PB L 280 van 28.8.2020, blz. 1).
(5) Pest survey card on flavescence dorée phytoplasma and its vector Scaphoideus titanus, EFSA Supporting publications 2020:EN-1909, 36 blz. doi:10.2903/sp.efsa.2020.EN-1909.
BIJLAGE I
Lijsten van afgebakende gebieden voor inperking als bedoeld in artikel 2
1. Kroatië
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
||||||||||||||||||
1. |
Besmette zone |
Pannonisch Kroatië (de provincies Bjelovar-Bilogora, Virovitica-Podravina, Požega-Slavonija, Brod-Posavina, Osijek-Baranja, Vukovar-Srijem, Karlovac en Sisak-Moslavina) |
|
||||||||||||||||||
Bufferzone |
Pannonisch Kroatië (de provincies Bjelovar-Bilogora, Virovitica-Podravina, Požega-Slavonija, Brod-Posavina, Osijek-Baranja, Vukovar-Srijem, Karlovac en Sisak-Moslavina) |
Kadastrale gemeenten
|
|||||||||||||||||||
2. |
Besmette zone |
Adriatisch Kroatië (de provincie Istrië) |
Kadastrale gemeenten Bačva, Brkač, Brtonigla, Buje, Donja Mirna, Frata, Grožnjan, Kaldir, Karojba, Kaštel, Kaštelir, Kostajnica, Krasica, Kršete, Labinci, Lovrečica, Materada, Motovun, Nova Vas, Novigrad, Petrovija, Savudrija, Sveti Ivan, Sveti Vital, Umag, Višnjan, Vižinada, Završje, Žbandaj. |
||||||||||||||||||
Bufferzone |
Adriatisch Kroatië (de provincie Istrië) |
Kadastrale gemeenten Baderna, Beram, Brdo, Čepić, Dračevac, Funtana, Fuškulin, Gradina, Grdoselo, Kašćerga, Kringa, Kršikla, Kuberton, Kućibreg, Lim, Lovreč, Marčenegla, Merišće, Momjan, Mugeba, Muntrilj, Mušalež, Novaki Motovunski, Oprtalj, Pazin, Poreč, Rakotule, Rovinj, Rovinjsko Selo, Senj, Sovinjak, Sovišćina, Šterna, Tar, Tinjan, Triban, Trviž, Vabriga, Varvari, Vrh, Vrsar, Zamask, Zrenj, Zumesk. |
|||||||||||||||||||
3. |
Besmette zone |
Noord-Kroatië met de stadsregio Zagreb (de provincies Međimurje, Varaždin, Koprivnica-Križevci, Krapina-Zagorje en Zagreb en de stad Zagreb) |
Kadastrale gemeenten
|
||||||||||||||||||
Bufferzone |
Noord-Kroatië met de stadsregio Zagreb (de provincies Međimurje, Varaždin, Koprivnica-Križevci, Krapina-Zagorje en Zagreb en de stad Zagreb) |
Kadastrale gemeenten
|
2. Hongarije
Delen van de bufferzones van afgebakende gebieden voor inperking van Kroatië en Slovenië die zich op het grondgebied van Hongarije bevinden:
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
1. |
Bufferzone |
Comitaat Bács-Kiskun District Baja |
Hercegszántó |
Bufferzone |
Comitaat Baranya District Mohács |
Kölked, Homorúd |
|
2. |
Bufferzone |
Comitaat Zala District Letenye |
Tótszerdahely, Molnári |
3. |
Bufferzone |
Comitaat Zala District Lenti |
Bödeháza, Nemesnép, Lendvajakabfa, Márokföld, Szentgyörgyvölgy |
4. |
Bufferzone |
Comitaat Zala District Lenti |
Lendvadedes |
3. Italië
Delen van de bufferzones van afgebakende gebieden voor inperking van Slovenië die zich op het grondgebied van Italië bevinden:
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen (gedeeltelijk) |
1. |
Bufferzone |
Friuli Venezia Giulia Provincie Gorizia |
Dolegna Del Collio, Gorizia, San Floriano Del Collio, Savogna D’isonzo |
2. |
Bufferzone |
Friuli Venezia Giulia Provincie Trieste |
Duino-Aurisina, Monrupino, Muggia, San Dorligo Della Valle — Dolina, Sgonico, Trieste |
3. |
Bufferzone |
Friuli Venezia Giulia Provincie Udine |
Prepotto |
4. Portugal
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
1. |
Besmette zone |
Noord-Portugal |
Alijó, Amarante, Amares, Baião, Barcelos, Braga, Cabeceiras de Basto, Castelo de Paiva, Celorico de Basto, Cinfães, Esposende, Fafe, Felgueiras, Guimarães, Lousada, Maia, Marco de Canaveses, Monção, Mondim de Basto, Paços de Ferreira, Paredes, Paredes de Coura, Penafiel, Peso da Régua, Ponte de Lima, Póvoa de Lanhoso, Póvoa de Varzim, Ribeira de Pena, Sabrosa, Santa Marta de Penaguião, Santo Tirso, Trofa, Valença, Valongo, Vieira do Minho, Vila do Conde, Vila Nova de Famalicão, Vila Pouca de Aguiar, Vila Real, Vila Verde en Vizela; een deel van het grondgebied van de volgende gemeenten: Arcos de Valdevez, Ponte da Barca, Terras de Bouro en Viana do Castelo. |
Bufferzone |
Noord-Portugal |
Mesão Frio; een deel van het grondgebied van de volgende gemeenten: Arcos de Valdevez, Armamar, Arouca, Boticas, Caminha, Chaves, Carrazeda de Ansiães, Gondomar, Lamego, Matosinhos, Melgaço, Montalegre, Murça, Porto, Ponte da Barca, Resende, Santa Maria da Feira, São João da Pesqueira, Tabuaço, Terras de Bouro, Valpaços, Viana do Castelo, Vila Nova de Cerveira, Vinhais. |
|
Centraal Portugal |
Een deel van het grondgebied van de gemeente Castro Daire. |
5. Slovenië
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
||||||||||
1. |
Besmette zone |
West-Slovenië |
Ankaran, Koper, Izola en Piran, en Sežana, Komen (met uitzondering van de kadastrale gemeente Brestovica — ID 2408) en Renče-Vogrsko. |
||||||||||
Bufferzone |
West-Slovenië |
Brda, Nova Gorica, Miren-Kostanjevica, Šempeter- Vrtojba, Ajdovščina, Vipava, Divača en Hrpelje-Kozina, en de kadastrale gemeente Brestovica (ID 2408) in de gemeente Komen. |
|||||||||||
2. |
Besmette zone |
Zuidoost-Slovenië |
Dolenjske Toplice, Straža, Mirna peč, Novo mesto (met uitzondering van de kadastrale gemeenten Črešnjice — ID 1458 en Herinja vas — ID 1459). |
||||||||||
Bufferzone |
Zuidoost-Slovenië |
Žužemberk, Trebnje, Mirna, Šentrupert, Sevnica, Krško, Brežice, Mokronog-Trebelno, Šmarješke Toplice, Škocjan, Šentjernej, Kostanjevica na Krki, Semič, Črnomelj en Metlika, en de kadastrale gemeenten in de gemeente Novo mesto: Črešnjice (ID 1458) en Herinja vas (ID 1459). |
|||||||||||
3. |
Besmette zone |
Noordoost-Slovenië |
|
||||||||||
Bufferzone |
Noordoost-Slovenië |
|
6. Spanje
Delen van de bufferzones van afgebakende gebieden voor inperking van Portugal die zich op het grondgebied van Spanje bevinden:
Nummer/naam van het afgebakende gebied |
Zone van het afgebakende gebied |
Regio |
Gemeenten of andere administratieve/geografische begrenzingen |
||||||||||||||||||||||||||
1. |
Bufferzone |
Galicië Provincie Pontevedra |
A Cañiza:
Arbo:
Crecente:
Tomiño:
Tui:
As Neves:
Salvaterra do Miño:
Salceda de Caselas:
|
||||||||||||||||||||||||||
Galicië Provincie Orense |
Padrenda: een deel van de landelijke parochies van Crespos (San Xoán), Desteriz (San Miguel), O Condado (Santa María) en Padrenda (San Cibrán). |
BIJLAGE II
Modellen voor de verslaglegging van de resultaten van de uitgevoerde jaarlijkse onderzoeken uit hoofde van artikel 6, punt b)
DEEL A
1. Model voor de verslaglegging van de resultaten van jaarlijkse onderzoeken
2. Instructies voor het invullen van het model
Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel B van deze bijlage niet ingevuld.
Kolom 1 |
: |
vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of alle informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling. |
||||||
Kolom 2 |
: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek. |
||||||
Kolom 3 |
: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek. |
||||||
Kolom 4 |
: |
vermeld de aanpak: inperking (C). Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd. |
||||||
Kolom 5 |
: |
vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig: besmette zone of bufferzone, in afzonderlijke rijen. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.). |
||||||
Kolom 6 |
: |
vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:
|
||||||
Kolom 7 |
: |
vermeld welke risicogebieden zijn vastgesteld op basis van de biologische eigenschappen van het (de) plaagorganisme(n), de aanwezigheid van waardplanten, ecoklimatologische omstandigheden en risicolocaties. |
||||||
Kolom 8 |
: |
vermeld van de in kolom 7 vermelde risicogebieden, de in het onderzoek opgenomen risicogebieden. |
||||||
Kolom 9 |
: |
vermeld planten, vruchten, zaden, bodem, verpakkingsmateriaal, hout, machines, voertuigen, water, andere, met vermelding van het specifieke geval. |
||||||
Kolom 10 |
: |
vermeld de lijst van plantensoorten/-genera die zijn onderzocht met gebruikmaking van één rij per plantensoort/-genus. |
||||||
Kolom 11 |
: |
vermeld de maanden van het jaar waarin het onderzoek is uitgevoerd. |
||||||
Kolom 12 |
: |
vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. |
||||||
Kolommen 13 en 14 |
: |
vermeld de resultaten, indien van toepassing, en verstrek de beschikbare informatie in de desbetreffende kolommen. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster). |
||||||
Kolom 15 |
: |
vermeld voor de bevindingen in de bufferzone de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 16 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie. |
DEEL B
1. Model voor de verslaglegging van de resultaten van op statistische gegevens gebaseerde jaarlijkse onderzoeken
2. Instructies voor het invullen van het model
Indien dit model wordt ingevuld, wordt het model in deel A van deze bijlage niet ingevuld.
Licht de onderliggende aannamen voor de opzet van het onderzoek per plaagorganisme toe. Geef een samenvatting en motivering van:
— |
de doelpopulatie, de epidemiologische eenheid en de inspectie-eenheden; |
— |
de opsporingsmethode en de gevoeligheid van de methode; |
— |
de risicofactor(en), met vermelding van de risiconiveaus en de dienovereenkomstige relatieve risico’s en aandelen van de waardplantpopulatie. |
Kolom 1 |
: |
vermeld de naam van het geografische gebied, het uitbraaknummer of alle informatie waarmee dit afgebakende gebied kan worden geïdentificeerd, en de datum van instelling. |
||||||
Kolom 2 |
: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied voor aanvang van het onderzoek. |
||||||
Kolom 3 |
: |
vermeld de omvang van het afgebakende gebied na het onderzoek. |
||||||
Kolom 4 |
: |
vermeld de aanpak: inperking (C). Voeg zo veel rijen toe als nodig, afhankelijk van het aantal afgebakende gebieden per plaagorganisme en de aanpak die in deze gebieden wordt gehanteerd. |
||||||
Kolom 5 |
: |
vermeld de zone van het afgebakende gebied waar het onderzoek is uitgevoerd, met zoveel rijen als nodig: besmette zone of bufferzone, in afzonderlijke rijen. Vermeld, indien van toepassing, in afzonderlijke rijen het gebied van de besmette zone waar het onderzoek is uitgevoerd (bv. de laatste 20 km aangrenzend aan de bufferzone, rond kwekerijen enz.). |
||||||
Kolom 6 |
: |
vermeld het aantal en de beschrijving van de onderzoeklocaties, door een van de volgende vermeldingen te kiezen:
|
||||||
Kolom 7 |
: |
vermeld de maanden van het jaar waarin de onderzoeken zijn uitgevoerd. |
||||||
Kolom 8 |
: |
vermeld de gekozen doelpopulatie, met de dienovereenkomstige lijst van waardsoorten/-genera en het bestreken gebied. De doelpopulatie wordt omschreven als het geheel van inspectie-eenheden. De omvang daarvan wordt voor landbouwgebieden gewoonlijk in hectaren omschreven, maar kan ook in percelen, velden, kassen enz. worden uitgedrukt. Motiveer de gemaakte keuze in de onderliggende aannames. Vermeld de onderzochte inspectie-eenheden. Onder “inspectie-eenheid” wordt verstaan: planten, delen van planten, producten, materialen, vectoren die zijn onderzocht om de plaagorganismen te identificeren en op te sporen. |
||||||
Kolom 9 |
: |
vermeld de onderzochte epidemiologische eenheden, met vermelding van de beschrijving en de meeteenheid. Onder “epidemiologische eenheid” wordt verstaan: een homogeen gebied waar de interacties tussen het plaagorganisme, de waardplanten en de abiotische en biotische factoren en omstandigheden tot dezelfde epidemiologie zou leiden als het plaagorganisme aanwezig is. Epidemiologische eenheden zijn een onderverdeling van de doelpopulatie die, wat de epidemiologie betreft, homogeen zijn en die ten minste één waardplant omvatten. In sommige gevallen kan de volledige waardpopulatie in een regio/gebied/land als epidemiologische eenheid worden gedefinieerd. Een epidemiologische eenheid kan een NUTS-regio (nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek), stedelijk gebied, bos, rozentuin of landbouwbedrijf zijn, of een gebied dat uit een bepaald aantal hectaren bestaat. De keuze van de epidemiologische eenheden moet in de onderliggende aannames worden verantwoord. |
||||||
Kolom 10 |
: |
vermeld de bij het onderzoek gebruikte methoden en het aantal activiteiten voor elk geval, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet beschikbaar zijn. |
||||||
Kolom 11 |
: |
geef een schatting van de doeltreffendheid van de monsterneming. Onder “doeltreffendheid van de monsterneming” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd. Voor vectoren wordt gekeken naar de doeltreffendheid van de methode voor het vangen van een positieve vector wanneer deze in het onderzoeksgebied aanwezig is. Voor de bodem wordt gekeken naar de doeltreffendheid van het selecteren van een bodemmonster dat het plaagorganisme bevat, wanneer het plaagorganisme in het onderzoeksgebied aanwezig is. |
||||||
Kolom 12 |
: |
onder “gevoeligheid van de methode” wordt verstaan: de waarschijnlijkheid dat de aanwezigheid van een plaagorganisme correct met een methode wordt aangetoond. De gevoeligheid van de methode wordt omschreven als de waarschijnlijkheid dat een daadwerkelijk positieve waard een positief testresultaat geeft. De doeltreffendheid van de monsterneming (d.w.z. de waarschijnlijkheid dat van een besmette plant de besmette delen worden geselecteerd) wordt vermenigvuldigd met de diagnostische gevoeligheid (die wordt gekenmerkt door de visuele inspectie en/of de laboratoriumtest die tijdens het identificatieproces wordt gebruikt). |
||||||
Kolom 13 |
: |
vermeld de risicofactoren in afzonderlijke rijen en voeg zoveel rijen toe als nodig. Vermeld voor elke risicofactor het risiconiveau, het overeenkomstige relatieve risico en het aandeel van de waardpopulatie. |
||||||
Kolom B |
: |
vermeld de bijzonderheden van het onderzoek, afhankelijk van de specifieke wettelijke voorschriften voor elk plaagorganisme. Geef met “n.v.t.” aan wanneer de gegevens van een bepaalde kolom niet van toepassing zijn. De in deze kolommen te verstrekken informatie houdt verband met de informatie in kolom 10 “Opsporingsmethode”. |
||||||
Kolom 18 |
: |
vermeld het aantal locaties met vallen indien dit aantal verschilt van het aantal vallen (kolom 17) (dezelfde val kan bv. op verschillende plaatsen worden gebruikt). |
||||||
Kolom 21 |
: |
vermeld het aantal positieve, negatieve monsters en het aantal monsters met als resultaat niet-bekend. Onder “niet bekend” wordt verstaan: de geanalyseerde monsters waarvan om verschillende redenen geen resultaat kon worden bepaald (bv. onder het detectieniveau, niet-geïdentificeerd of onverwerkt monster, oud monster). |
||||||
Kolom 22 |
: |
vermeld de kennisgevingen van uitbraken van het jaar waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. Het kennisgevingsnummer van de uitbraak hoeft niet te worden vermeld wanneer de bevoegde autoriteit heeft besloten dat het een van de in artikel 14, lid 2, artikel 15, lid 2, of artikel 16 van Verordening (EU) 2016/2031 bedoelde gevallen betreft. Vermeld in dit geval in kolom 25 (Opmerkingen) de reden voor het niet verstrekken van deze informatie. |
||||||
Kolom 23 |
: |
vermeld de gevoeligheid van het onderzoek zoals omschreven in de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures, ISPM) 31. Deze waarde betreffende het behaalde betrouwbaarheidsniveau van de afwezigheid van plaagorganismen wordt berekend op basis van de uitgevoerde onderzoeken (en/of monsternemingen) waarbij de gevoeligheid van de methode en aangenomen prevalentie vaststaan. |
||||||
Kolom 24 |
: |
vermeld de aangenomen prevalentie op basis van een aan het onderzoek voorafgaande raming van de vermoedelijke daadwerkelijke prevalentie van het plaagorganisme in de praktijk. De aangenomen prevalentie wordt als doel van het onderzoek vastgesteld en komt overeen met de afweging die de risicomanagers maken tussen het risico dat het plaagorganisme aanwezig is, en de middelen die voor het onderzoek beschikbaar zijn. Voor een opsporingsonderzoek wordt gewoonlijk een waarde van 1 % vastgelegd. |
RICHTLIJNEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/45 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2022/1631 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2022
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor het gebruik van lood in supergeleidende bismutstrontiumcalciumkoperoxide-kabels en -draden en van lood in de elektrische verbindingen daarvan
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2011/65/EU zijn de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht, geen van de in bijlage II bij die richtlijn opgenomen gevaarlijke stoffen bevat. Die beperking geldt niet voor bepaalde vrijgestelde toepassingen die specifiek zijn voor medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur en die zijn opgenomen in bijlage IV bij die richtlijn. |
(2) |
De categorieën elektrische en elektronische apparatuur (EEA) waarop Richtlijn 2011/65/EU van toepassing is, zijn opgenomen in de lijst in bijlage I bij die richtlijn. |
(3) |
Lood is opgenomen in de lijst in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU als stof waarvoor beperkingen gelden. |
(4) |
Op 25 maart 2019 heeft de Commissie een overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2011/65/EU ingediende aanvraag ontvangen voor een in de lijst in bijlage IV bij die richtlijn op te nemen vrijstelling voor het gebruik van lood in bismutstrontiumcalciumkoperoxide-supergeleiders voor gebruik in kabels en draden en van lood in gerelateerde elektrische verbindingen met andere EEA-onderdelen (“de gevraagde vrijstelling”). Met lood gedoteerd BSCCO kan worden gebruikt om supergeleidende magnetische circuits voor medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur te creëren. |
(5) |
Bij de beoordeling van de gevraagde vrijstelling zijn belanghebbenden geraadpleegd overeenkomstig artikel 5, lid 7, van Richtlijn 2011/65/EU. De tijdens die raadplegingen ontvangen opmerkingen zijn openbaar gemaakt op een daartoe bestemde website. |
(6) |
Soldeer dat lood bevat, wordt gebruikt om supergeleidende draden en kabels met andere EEA-onderdelen te verbinden. Er is momenteel geen loodvrij alternatief beschikbaar op de markt dat voldoende betrouwbaarheid biedt voor toepassingen waarvoor eigenschappen zoals plastische vervormbaarheid en lage elektrische weerstand bij lage temperaturen vereist zijn. |
(7) |
Bij de beoordeling van het verzoek om vrijstelling, dat een technische en wetenschappelijke beoordeling (2) omvatte, is geconcludeerd dat de toevoeging van lood aan BSCCO technische en functionele voordelen oplevert die niet mogelijk zijn zonder lood te gebruiken. Die technische en functionele voordelen zijn een hogere resolutie van beelden voor medische diagnose of voor onderzoek en innovatie alsook een stabielere werking van de desbetreffende toepassingen. De toevoeging van lood aan BSCCO maakt het mogelijk efficiëntere en betrouwbaardere apparatuur te produceren, wat de gezondheidszorg en innovatie ten goede komt. |
(8) |
Het is momenteel niet mogelijk om lood in supergeleidend materiaal en gerelateerd soldeer te vervangen of te verwijderen en toch dezelfde technische prestaties te behouden, en dat zal naar verwachting ook in de nabije toekomst niet mogelijk zijn. De gevraagde vrijstelling is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) en zwakt de door die verordening geboden milieu- en gezondheidsbescherming niet af. |
(9) |
Het is derhalve passend de gevraagde vrijstelling te verlenen. |
(10) |
De technische voordelen van met lood gedoteerd BSCCO kunnen op het gebied van medische diagnostiek en onderzoek tot verbeteringen en innovatie leiden. De duur van de vrijstelling zal hoogstwaarschijnlijk geen negatieve gevolgen voor de innovatie hebben. De vrijstelling moet derhalve overeenkomstig artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2011/65/EU worden verleend met een lange geldigheidsduur. |
(11) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2023 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2023.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
(2) Study to assess seven exemption requests relating to Annex III and IV to Directive 2011/65/EU (Studie ter beoordeling van zeven verzoeken tot vrijstelling betreffende de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2011/65/EU).
(3) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
In bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU wordt de volgende vermelding toegevoegd:
“48. |
Lood in supergeleidende bismutstrontiumcalciumkoperoxide (BSCCO)-kabels en -draden en lood in elektrische verbindingen met die draden Vervalt op 30 juni 2027.”. |
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/48 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2022/1632 VAN DE COMMISSIE
van 12 mei 2022
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor het gebruik van lood in bepaalde apparaten voor magnetischeresonantiebeeldvorming
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name artikel 5, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2011/65/EU zijn de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht, geen van de in bijlage II bij die richtlijn opgenomen gevaarlijke stoffen bevat. Die beperking geldt niet voor bepaalde vrijgestelde toepassingen die specifiek zijn voor medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur en die zijn opgenomen in bijlage IV bij die richtlijn. |
(2) |
De categorieën elektrische en elektronische apparatuur waarop Richtlijn 2011/65/EU van toepassing is, zijn opgenomen in de lijst in bijlage I bij die richtlijn. |
(3) |
Lood is opgenomen in de lijst in bijlage II bij Richtlijn 2011/65/EU als stof waarvoor beperkingen gelden. |
(4) |
De Commissie heeft bij Gedelegeerde Richtlijn 2014/7/EU (2) een vrijstelling verleend voor het gebruik van lood in soldeer, in coatings op de aansluiting van elektrische en elektronische onderdelen en printplaten, en op verbindingen van elektrische draden, afschermingen en omhullingen van connectoren voor gebruik in bepaalde medische apparatuur voor magnetischeresonantiebeeldvorming (MRI) (“de vrijstelling”) door die toepassingen in bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU op te nemen. De vrijstelling zou op 30 juni 2020 vervallen. |
(5) |
Op 12 december 2018 — dat wil zeggen binnen de in artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2011/65/EU vastgestelde termijn — heeft de Commissie een aanvraag om verlenging van de vrijstelling (“het verlengingsverzoek”) ontvangen. Overeenkomstig die bepaling blijft de vrijstelling geldig tot een besluit over het verlengingsverzoek is vastgesteld. |
(6) |
Bij de beoordeling van het verlengingsverzoek zijn belanghebbenden geraadpleegd overeenkomstig artikel 5, lid 7, van Richtlijn 2011/65/EU. De tijdens die raadplegingen ontvangen opmerkingen zijn openbaar gemaakt op een daartoe bestemde website. |
(7) |
Bij de beoordeling van het verlengingsverzoek, dat een technische en wetenschappelijke beoordeling omvatte (3), is geconcludeerd dat MRI-apparaten van het oude ontwerp afhankelijk zijn van MRI-onderdelen die lood bevatten en dat zij slechts in zeer beperkte mate compatibel zijn met nieuwe loodvrije MRI-onderdelen. Bij de beoordeling is eveneens geconcludeerd dat er al loodvrije modellen van niet-geïntegreerde MRI-spoelen beschikbaar zijn. De technische ontwikkeling van en de goedkeuringsprocedure voor loodvrije oplossingen voor MRI-apparaten met geïntegreerde spoelen vergen echter meer tijd. |
(8) |
Het gebruik van lood in niet-geïntegreerde MRI-spoelen van het nieuwe ontwerp en in toekomstige loodvrije MRI-apparaten met geïntegreerde spoelen moet met vermelding van specifieke data van de vrijstelling worden uitgesloten. |
(9) |
Het niet verlenen van een verlenging kan wegens een gebrek aan compatibele onderdelen of herontwerpopties tot de voortijdige afdanking van MRI-apparaten leiden. Dat zou tot een aanbodtekort van MRI-apparatuur kunnen leiden, wat negatieve gevolgen voor de gezondheidszorg zou hebben. |
(10) |
De vervanging houdt als geheel voor het milieu, de gezondheid en de veiligheid van de consument waarschijnlijk meer nadelen dan voordelen in voor het milieu, de gezondheid en de veiligheid van de consument. De vrijstelling is in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) en zwakt de door die verordening geboden milieu- en gezondheidsbescherming derhalve niet af. |
(11) |
Het is derhalve passend de verlenging van de vrijstelling te verlenen. |
(12) |
Om ervoor te zorgen dat de gezondheidsdiensten over compatibele MRI-apparatuur kunnen beschikken en dat er voldoende tijd is voor de ontwikkeling van loodvrije alternatieven, moet de vrijstelling overeenkomstig artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2011/65/EU worden verlengd, met een herzien toepassingsgebied, voor de maximale periode van zeven jaar tot en met 30 juni 2027. Gezien de resultaten van de lopende inspanningen om een betrouwbare vervangende stof te vinden, is het onwaarschijnlijk dat de duur van de vrijstelling negatieve gevolgen voor de innovatie zal hebben. |
(13) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2023 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2023.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 12 mei 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
(2) Gedelegeerde Richtlijn 2014/7/EU van de Commissie van 18 oktober 2013 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor lood in soldeer, in coatings op de aansluiting van elektrische en elektronische onderdelen en printplaten en op verbindingen van elektrische draden, afschermingen en omhullingen van connectoren voor gebruik in a) magnetische velden binnen een straal van 1 m rond het isocentrum van de magneet in medische apparatuur voor magnetischeresonantiebeeldvorming, evenals voor patiëntmonitoren die binnen die straal moeten worden gebruikt, of b) magnetische velden binnen een afstand van 1 m van de buitenoppervlakken van cyclotronmagneten of magneten voor stralenbundeltransport en stralenbundelcontrole in deeltjestherapie (PB L 4 van 9.1.2014, blz. 57).
(3) Study to assess seven exemption requests relating to Annex III and IV to Directive 2011/65/EU (Pack 18) (Studie ter beoordeling van zeven verzoeken tot vrijstelling betreffende de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2011/65/EU (Pack 18)).
(4) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
Aan vermelding 27 in bijlage IV bij Richtlijn 2011/65/EU worden de volgende punten c) en d) toegevoegd:
|
Vervalt op 30 juni 2027.”. |
BESLUITEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/52 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1633 VAN DE RAAD
van 20 september 2022
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 van de Raad tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Bulgarije om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Naar aanleiding van een verzoek van Bulgarije op 7 augustus 2020 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 (2) financiële bijstand aan Bulgarije toegekend in de vorm van een lening van maximaal 511 000 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, en met een beschikbaarheidsperiode van 18 maanden, als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaaleconomische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen. |
(2) |
De lening diende door Bulgarije te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343. |
(3) |
Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Bulgarije nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot herhaalde plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Bulgarije in verband met de in artikel 3, punt b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 bedoelde maatregel. |
(4) |
De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Bulgarije in 2020, 2021 en 2022 heeft getroffen om de uitbraak en de sociaaleconomische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. In 2020 had Bulgarije een overheidstekort van 4,0 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 24,7 % van het bbp, die stegen tot respectievelijk 4,1 % en 25,1 % eind 2021. Volgens de voorjaarsprognose 2022 van de Commissie zal Bulgarije tegen het einde van 2022 een overheidstekort van 3,7 % van het bbp en een schuld van 25,3 % van het bbp hebben. Het bbp van Bulgarije zal in 2022 naar verwachting met 2,1 % toenemen. |
(5) |
Op 23 juni 2022 heeft Bulgarije de Unie om 460 170 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht in aanvulling op zijn in 2020, 2021 en 2022 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaaleconomische gevolgen daarvan voor werknemers. Bulgarije heeft met name de in overweging 6 bedoelde werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen verder verlengd en gewijzigd. |
(6) |
De verlengde loonkostensubsidie wordt verstrekt aan ondernemingen die als gevolg van de COVID-19-uitbraak ten minste 30 % van hun inkomsten zijn misgelopen door beperkingen van hun activiteiten tussen 13 maart 2020 en 31 december 2020. De werknemers moeten hun baan behouden zolang aan de maatregel wordt deelgenomen en nadien gedurende een gelijke periode. De maandelijkse loonkostensubsidie voor de in aanmerking komende ondernemingen bedraagt tussen 50 % en 60 % van het maandelijks brutoloon (inclusief de sociale premies van de werkgevers) van de werknemers, afhankelijk van de omvang van de inkomstendaling. Deze maatregel is een verlenging van de in artikel 3, punt b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 beschreven maatregel, waarin wordt voorzien door Besluit nr. 151 van 3 juli 2020 van de ministerraad zoals gewijzigd bij Besluit nr. 278 van 12 oktober 2020, Besluit nr. 416 van 30 december 2020, Besluit nr. 93 van 18 maart 2021, Besluit nr. 213 van 1 juli 2021, Besluit nr. 322 van 7 oktober 2021, Besluit nr. 482 van 30 december 2021 en Besluit nr. 40 van 31 maart 2022 (3). |
(7) |
Bulgarije voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Bulgarije heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 1 015 050 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging, aangezien zij ook verband houdt met de verlenging of wijziging van bestaande nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Bulgarije bestrijken. Bulgarije is voornemens 43 880 000 EUR van de extra uitgaven met eigen middelen te financieren. |
(8) |
De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Bulgarije geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen waarvan sprake is in het verzoek van 23 juni 2022. |
(9) |
Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Bulgarije te helpen het hoofd te bieden aan de sociaaleconomische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen. |
(10) |
Aangezien de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 vermelde beschikbaarheidsperiode is verstreken, is een nieuwe beschikbaarheidsperiode voor de extra financiële bijstand nodig. De bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 toegekende beschikbaarheidsperiode voor financiële bijstand moet met 21 maanden worden verlengd en bijgevolg moet de totale beschikbaarheidsperiode 39 maanden bedragen vanaf de eerste dag nadat Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 van kracht is geworden. |
(11) |
Bulgarije en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden. |
(12) |
Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen. |
(13) |
Bulgarije moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Bulgarije die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd. |
(14) |
Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Bulgarije en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Bulgarije mag de volgende maatregelen financieren:
|
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4 1. Bulgarije stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd. 2. Wanneer de in artikel 3 bedoelde maatregelen zijn gebaseerd op geplande overheidsuitgaven en onderworpen zijn aan een uitvoeringsbesluit tot wijziging van dit besluit, stelt Bulgarije de Commissie zes maanden vanaf de vaststelling van dat wijzigingsuitvoeringsbesluit, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.”. |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije.
Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 september 2022.
Voor de Raad
De voorzitter
M. BEK
(1) PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1343 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Bulgarije om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 10).
(3) Bekendgemaakt in Staatsblad nr. 60 van 7 juli 2020, gewijzigd en aangevuld in Staatsblad nr. 89 van 16 oktober 2020, aangevuld in Staatsblad nr. 110 van 29 december 2020, gewijzigd in Staatsblad nr. 2 van 8 januari 2021, gewijzigd en aangevuld in Staatsblad nr. 24 van 23 maart 2021, gewijzigd en aangevuld in Staatsblad nr. 56 van 6 juli 2021, gewijzigd en aangevuld in Staatsblad nr. 85 van 12 oktober 2021, aangevuld in Staatsblad nr. 97 van 19 november 2021, gewijzigd in Staatsblad nr. 1 van 4 januari 2022, gewijzigd in Staatsblad nr. 27 van 5 april 2022.
AANBEVELINGEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/56 |
AANBEVELING (EU) 2022/1634 VAN DE COMMISSIE
van 16 september 2022
inzake interne waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid en transparantie over eigendom in de mediasector
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Onafhankelijke mediadiensten spelen een unieke rol op de interne markt. Zij vormen een snel veranderende en economisch belangrijke sector en bieden tegelijkertijd toegang tot een veelheid aan standpunten en betrouwbare informatiebronnen voor zowel burgers als bedrijven, waardoor zij een functie van algemeen belang als “publieke waakhond” vervullen. |
(2) |
Mediadiensten spelen een cruciale rol in democratische samenlevingen, aangezien zij informatie verstrekken die een publiek goed is. Om een dergelijke essentiële maatschappelijke rol te vervullen en te gedijen op de markt, moeten aanbieders van mediadiensten hun diensten vrij en onafhankelijk kunnen aanbieden op een markt die open en transparant is en ruimte biedt aan een veelheid aan media-actoren en -standpunten. |
(3) |
Aanbieders van mediadiensten genieten niet alleen bescherming uit hoofde van de regels van de Unie inzake de interne markt, maar ook uit hoofde van artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna “het Handvest” genoemd), aangezien zij belangrijk zijn voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Artikel 11 van het Handvest bepaalt ook dat de vrijheid en de pluriformiteit van de media moeten worden geëerbiedigd en dat het recht op vrijheid van meningsuiting de vrijheid omvat om informatie te ontvangen en te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht de grenzen van de lidstaten. Bovendien heeft de goede werking van de interne markt voor mediadiensten rechtstreekse gevolgen voor de rechtsstaat en de democratie, twee fundamentele waarden van de Unie die zijn verankerd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. |
(4) |
Door het verlies aan reclame-inkomsten in de afgelopen tien jaar, met name als gevolg van de toename van de onlineverspreiding van mediacontent en de verandering van consumptiegewoonten, zijn financiële middelen aan de traditionele mediasector onttrokken, wat gevolgen heeft voor de duurzaamheid ervan, en op zijn beurt voor de kwaliteit en diversiteit van de aangeboden content. Deze trend wijst erop dat de markt er niet in slaagt om te zorgen voor een duurzaam rendement voor onafhankelijk nieuws en kwaliteitsjournalistiek, wat collectieve goederen zijn, en om desinformatie tegen te gaan. |
(5) |
Zoals uiteengezet in het actieplan voor Europese democratie (1) heeft de Commissie een reeks initiatieven voorgesteld om de vrijheid en pluriformiteit van de media te ondersteunen. Zij heeft een aanbeveling over het waarborgen van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals in de Europese Unie (2) goedgekeurd. Ook heeft zij een voorstel voor een richtlijn (3) en een aanbeveling (4) bekendgemaakt betreffende de bescherming van personen die deelnemen aan publieksparticipatie tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”). Voorts heeft de Commissie verschillende acties uitgevoerd om het herstel en de transformatie van de media- en audiovisuele sector te ondersteunen, als onderdeel van het actieplan voor de media en de audiovisuele sector (5). De Commissie houdt ook nauwlettend toezicht op de omzetting en uitvoering van belangrijke wetgevingsteksten voor de mediasector, met name de richtlijn audiovisuele mediadiensten (6) en de auteursrechtrichtlijn (7). |
(6) |
De Commissie heeft een wetgevingsvoorstel ingediend voor een verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten in de interne markt (Europese wet inzake mediavrijheid). Dat voorstel voorziet in een reeks waarborgen in het Unierecht om de pluriformiteit van de media en de redactionele onafhankelijkheid op de interne markt te beschermen. Deze aanbeveling vergezelt de voorgestelde verordening als een instrument met onmiddellijke ingang om de redactionele onafhankelijkheid en de transparantie van media-eigendom te bevorderen. |
(7) |
Tegelijkertijd heeft de Commissie, als aanvulling op de wetgeving en zoals benadrukt in het actieplan voor Europese democratie, zelfreguleringsinitiatieven van de mediasector zelf actief ondersteund. Deze aanbeveling maakt deel uit van deze inspanningen. |
(8) |
De mediasector heeft een lange traditie van zelfregulering en heeft een aantal initiatieven op dit gebied genomen. Voortbouwend op deze initiatieven en rekening houdend met de diversiteit van de rechtstradities en -benaderingen in de lidstaten, kunnen vrijwillige praktijken worden vastgesteld die door aanbieders van mediadiensten kunnen worden gevolgd om hun veerkracht te vergroten en beter bestand te zijn tegen politieke en economische druk. De sector zou een discussie over dergelijke vrijwillige praktijken kunnen aangaan en het aan de aanbieders van mediadiensten overlaten om vrij te beslissen welke praktijken aan hun individuele behoeften en bedrijfsmodellen kunnen beantwoorden, met name rekening houdend met de specifieke behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (8). |
(9) |
Burgers moeten kunnen vertrouwen op de informatie die zij ontvangen om hun democratische rechten uit te oefenen. Zij moeten toegang hebben tot een veelheid aan standpunten en betrouwbare informatiebronnen om hun eigen mening te vormen en bij te dragen aan de democratische processen. Toegang tot betrouwbare informatie is even belangrijk om bedrijven in staat te stellen met kennis van zaken beslissingen te nemen. |
(10) |
Europese aanbieders van mediadiensten worden steeds vaker blootgesteld aan ongepaste inmenging in individuele redactionele beslissingen, onder meer van particuliere eigenaren en aandeelhouders, met negatieve gevolgen voor de redactionele vrijheid, het vermogen om onafhankelijk nieuws te verstrekken en dus voor de beschikbaarheid van betrouwbare informatie voor het mediapubliek. Uit de monitor voor de pluriformiteit van de media van 2022 blijkt dat er in verschillende lidstaten een hoog risico bestaat op ongepaste commerciële invloed en invloed van eigenaren (9). In het digitale tijdperk is het, vanwege de toegenomen mogelijkheid om gemakkelijk toegang te krijgen tot informatie die wordt verstrekt door in andere lidstaten gevestigde aanbieders van mediadiensten, van essentieel belang om goede praktijken op EU-niveau te bevorderen om ervoor te zorgen dat burgers en bedrijven in de Unie onafhankelijke en diverse nieuws- en actualiteitscontent ontvangen om hun mening te vormen en geïnformeerde keuzes te maken en zo bij te dragen tot een publieke ruimte op de interne markt. |
(11) |
Redactionele onafhankelijkheid beschermt redacteuren en journalisten tegen belangenconflicten en helpt hen om ongepaste inmenging en druk te weerstaan. Daarom is dit een voorwaarde voor de productie en verspreiding van onbevooroordeelde informatie en een essentieel aspect van mediavrijheid. Het maakt het mogelijk onafhankelijke en pluralistische mediadiensten aan te bieden en te ontvangen door burgers en bedrijven in de hele Unie. Dit is met name van belang voor aanbieders van mediadiensten die nieuws- en actualiteiteninhoud aanbieden, ongeacht het formaat ervan (met inbegrip van documentaires of tijdschriften over dergelijke kwesties). Daarom zijn de aanbevelingen met betrekking tot vrijwillige maatregelen inzake redactionele onafhankelijkheid tot dergelijke aanbieders gericht. |
(12) |
In dit verband hebben sommige aanbieders van mediadiensten al maatregelen, normen of mechanismen op het gebied van corporate governance ingevoerd, zoals redactionele handvesten of codes of ethische commissies om de redactionele onafhankelijkheid te beschermen. In sommige nieuwsmedia hebben journalisten inspraak over de selectie van hun hoofdredacteur of zelfs over veranderingen in media-eigendom. In bepaalde mediabedrijven hebben journalisten de status van aandeelhouder en kunnen zij deelnemen aan de strategische besluitvorming en de verdeling van de economische winst. In enkele lidstaten zijn sommige van deze bedrijfsmaatregelen wettelijk verplicht voor specifieke soorten aanbieders van mediadiensten (10). Deze en andere voorbeelden van waarborgen moeten worden gebruikt als inspiratiebron voor vrijwillige maatregelen en als basis voor voortdurend overleg onder leiding van belanghebbenden over de wijze waarop de bescherming van de redactionele onafhankelijkheid kan worden verbeterd. |
(13) |
Hoewel het legitiem is voor particuliere media-eigenaren om de redactionele richting voor de lange termijn te kiezen en te bepalen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat redacteuren onafhankelijk nieuws en actualiteit kunnen brengen in hun dagelijkse werkzaamheden. Redacteuren moeten immers individuele redactionele beslissingen baseren op journalistiek onderzoek en journalistieke beoordeling en op de relevantie van de informatie voor de lezers. Ook moeten zij vrijelijk kritische standpunten kunnen uiten zonder angst voor vergelding. Er is behoefte aan een evenwichtige, door de sector geleide aanpak om de redactionele onafhankelijkheid te bevorderen en tegelijkertijd de legitieme rechten en belangen van particuliere eigenaren van aanbieders van mediadiensten te erkennen vanuit het oogpunt van zowel de vrijheid van het bedrijfsleven als hun eigen vrijheid van meningsuiting. |
(14) |
Zelfregulering in de media en normen voor journalistieke ethiek zijn doeltreffende instrumenten om journalisten mondiger te maken en hen te helpen ongepaste druk, ook van politieke en commerciële aard, te weerstaan, waardoor het vertrouwen van het publiek in de media wordt versterkt (11). De toepassing van journalistieke normen in de hele Unie kan echter worden verbeterd. De monitor voor de pluriformiteit van de media van 2022 wijst op de tekortkomingen bij de doeltreffende uitvoering van zelfregulering (12). |
(15) |
Bovendien zijn, zoals blijkt uit het door de Unie gefinancierde project “Mediaraden in het digitale tijdperk”, in slechts iets meer dan de helft van de lidstaten media- of persraden actief (13). In die lidstaten verschillen zij wat betreft hun omvang, reikwijdte van de activiteiten en soort juridische identiteit of erkenning op grond van het nationale recht, hetgeen van invloed kan zijn op hun daadwerkelijke rol. In de lidstaten waar nog geen media- of persraden zijn opgericht, ontbreekt het vertegenwoordigers van de mediagemeenschap vaak aan stimulansen om deze op te richten. |
(16) |
In deze aanbeveling wordt aan aanbieders van mediadiensten een niet-uitputtende en niet-cumulatieve catalogus van vrijwillige maatregelen en strategieën voorgesteld om het onafhankelijke proces van de productie van nieuwscontent te waarborgen. De aanbevolen maatregelen hebben betrekking op belangrijke elementen van dat proces, te beginnen met de voorwaarden voor onafhankelijke creatie van redactionele content, door journalisten in staat te stellen deel te nemen aan cruciale beslissingen voor de werking van mediakanalen, tot strategieën om de stabiliteit van de productie van nieuwscontent op lange termijn te waarborgen. |
(17) |
Niets in deze aanbeveling, die per definitie niet-bindend is, mag worden uitgelegd als een aantasting van het vrij verrichten van diensten op de interne markt of de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de persvrijheid, of als inmenging in de redactionele vrijheid of de vrijheid van ondernemerschap. De interne waarborgen mogen geenszins worden geacht media-eigenaren hun rol te ontnemen bij het vaststellen van strategische doelstellingen en het bevorderen van de groei en de financiële levensvatbaarheid van hun bedrijven. Bovendien moet worden erkend dat aanbieders van mediadiensten en journalisten een leidende rol spelen bij de ontwikkeling van interne waarborgen en zelfreguleringsinstrumenten. |
(18) |
Deze aanbeveling is gebaseerd op uitwisselingen met betrokken belanghebbenden, met name journalisten, mediabedrijven en hun verenigingen. Zij bouwt voort op de besprekingen op het Europees forum voor nieuwsmedia (14), met name de tweede editie van 29 november 2021, waarop de transformatie van de mediasector en de daarmee samenhangende uitdagingen werden besproken (15). Ook wordt rekening gehouden met de bestaande initiatieven van de sector, waaronder het Journalism Trust Initiative (JTI) van Verslaggevers zonder Grenzen en de partners daarvan, die tot doel hebben een gezondere informatieruimte te bevorderen die wordt ondersteund door sectoriële normen. |
(19) |
De aanbevolen maatregelen bouwen voort op initiatieven die nieuwe bedrijfsmodellen en samenwerkingsverbanden testen, zoals die welke worden gefinancierd in het kader van de actie “Partnerschappen voor journalistiek” die door het programma Creatief Europa wordt ondersteund (16). Zij bouwen ook voort op de financiële steunregelingen en prioriteiten die zijn uiteengezet in het actieplan voor de media en de audiovisuele sector, als onderdeel van de inspanningen op EU-niveau ter ondersteuning van een industrieel ecosysteem voor nieuwsmedia. Voorts hebben bepaalde aanbieders van mediadiensten hun toevlucht genomen tot bestuursstructuren waarin entiteiten zonder winstoogmerk, zoals trusts of stichtingen, hun kapitaal geheel of gedeeltelijk in handen hebben en in sommige gevallen een belangrijke rol spelen bij de benoeming van de raden van bestuur en de hoofdredacteuren, die worden geacht de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder op lange termijn te waarborgen. Andere bestuursmechanismen met soortgelijke doelstellingen zijn onder meer journalistieke aandeelhouderschapsovereenkomsten waarbij leden van het redactioneel personeel of hun vertegenwoordigende organen een deel van de aandelen controleren of de mogelijkheid hebben om de toetreding van een nieuwe meerderheidsaandeelhouder die de redactionele onafhankelijkheid kan aantasten, te weigeren. Op basis hiervan verwijzen de aanbevolen maatregelen naar mogelijke benaderingen die aanbieders van mediadiensten kunnen overwegen om hun duurzaamheid en daarmee hun weerbaarheid tegen politieke en marktdruk te vergroten, waarbij zij erop wijzen dat zij, als marktdeelnemers, het best geplaatst blijven om bedrijfsmodellen te ontwikkelen die aansluiten bij hun doelstellingen en capaciteiten, afhankelijk van de marktsegmenten waarop zij zich richten. |
(20) |
Deze aanbeveling heeft ook tot doel de transparantie van media-eigendom in de hele Unie verder te bevorderen. Momenteel worden de lidstaten middels internationale normen (17) en mediawetgeving van de Unie aangemoedigd sectorspecifieke maatregelen te nemen om de transparantie van media-eigendom te vergroten. In het bijzonder wordt in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (18) erkend dat de lidstaten de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten kunnen verplichten informatie over hun eigendomsstructuur, met inbegrip van informatie over hun uiteindelijk begunstigden, toegankelijk te maken in overeenstemming met de algemene regels inzake transparantie betreffende de uiteindelijk begunstigden van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (19). In de aanbeveling van de Raad van Europa van 2018 over mediapluriformiteit en transparantie van media-eigendom worden de lidstaten opgeroepen kaders op te zetten voor de openbaarmaking van nauwkeurige en actuele informatie over directe eigendom en de uiteindelijk begunstigden van mediabedrijven. Bovendien cofinanciert de Commissie de ontwikkeling van de Euromedia Ownership Monitor, die tot doel heeft een doorzoekbare en schaalbare databank op te zetten om gratis en gebruiksvriendelijke informatie over media-eigendom in de hele Unie te verstrekken. |
(21) |
Maatregelen ter verbetering van de transparantie van media-eigendom ten opzichte van het grote publiek zouden belangrijk zijn in het licht van de specifieke aard van mediadiensten als publiek goed (20). Aangezien de media een rol spelen bij het rapporteren over en het ter verantwoording roepen van politieke en economische belangen, is transparantie van media-eigendom een noodzakelijk onderdeel van elk ecosysteem dat tot doel heeft onderzoeksjournalistiek, mediadiversiteit en het vertrouwen van het publiek in mediaberichtgeving te bevorderen. Belanghebbenden hebben in de raadplegingen ter voorbereiding van deze aanbeveling gewezen op het gebrek aan mediaspecifieke informatie over transparantie. |
(22) |
Uit het bovenstaande volgt dat een alomvattende aanpak van de transparantie van media-eigendom passend is. Het zou de beschikbaarheid bevorderen van informatie over media-eigendom (of de uitoefening daarvan) door de overheid, een overheidsinstelling, een staatsbedrijf of een ander overheidsorgaan, over de belangen, banden of activiteiten van eigenaren in andere media- of niet-mediabedrijven en over alle andere belangen die van invloed kunnen zijn op de strategische besluitvorming van het mediabedrijf of zijn redactionele lijn. Het is ook passend de publicatie aan te bevelen van informatie over veranderingen in eigendom van of zeggenschap over de media, gezien het belang van actuele informatie over de eigendomsstructuur voor de afnemers van de diensten. De aanbevolen aanpak moet worden aangepast afhankelijk van het type mediakanaal en de aard van de eigendom ervan. Met name in het geval van mediakanalen die eigendom zijn van journalisten, moet alleen informatie beschikbaar worden gesteld over de eigenaren met een leidinggevende rol, bijvoorbeeld leden van de raad van bestuur. |
(23) |
Bijgevolg wordt met deze aanbeveling beoogd een hoge mate van transparantie van media-eigendom in de hele Unie te bevorderen door middel van vrijwillige maatregelen die zowel rechtstreeks door aanbieders van mediadiensten als door de lidstaten kunnen worden genomen, onverminderd de horizontale regels inzake eigendomstransparantie op Unieniveau uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 en de openbaarmakingsregels voor ondernemingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (21), alsook de bestaande systemen van gekoppelde registers op Unieniveau. |
(24) |
Om de follow-up van deze aanbeveling te bevorderen, zal de Commissie een regelmatige dialoog met de lidstaten en de vertegenwoordigers van aanbieders van mediadiensten en journalisten in de relevante fora, met name het Europees forum voor nieuwsmedia, faciliteren. De Commissie zal nauwlettend toezien op de maatregelen van de lidstaten en de relevante maatregelen volgen die de aanbieders van mediadiensten in het kader van de aanbeveling hebben genomen. Daartoe moet de lidstaten worden verzocht de Commissie de relevante informatie te verstrekken waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij deze verstrekken, zodat de Commissie kan toezien op de naleving van de relevante delen van de tot hen gerichte aanbeveling. De bevindingen van de monitoring kunnen worden meegenomen in het overleg onder leiding van de belanghebbenden, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
AFDELING I
Doel van de aanbeveling
1) |
Onverminderd de bestaande en toekomstige regels van de Unie wordt in deze aanbeveling:
|
AFDELING II
Interne waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid
2) |
Bij het nemen van maatregelen om de onafhankelijkheid van individuele redactionele beslissingen te waarborgen, worden aanbieders van mediadiensten aangemoedigd onderstaande catalogus in overweging te nemen. |
3) |
Deze catalogus dient als inspiratiebron voor de aanbieders van mediadiensten. De mogelijke keuze van waarborgen moet gebaseerd zijn op hun uitvoerbaarheid en evenredigheid, rekening houdend met de omvang van de aanbieders van mediadiensten en de aard van de aangeboden mediadiensten. |
4) |
Aanbieders van mediadiensten worden ook aangemoedigd zich te houden aan zelfreguleringsstelsels en initiatieven van de journalistiek en de mediasector ter bevordering van redactionele normen en normen voor betrouwbare en ethische journalistiek. |
Waarborgen om de onafhankelijkheid en integriteit van redacteuren te garanderen
5) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd interne regels vast te stellen om de redactionele integriteit en onafhankelijkheid te beschermen tegen ongepaste politieke en zakelijke belangen die van invloed kunnen zijn op individuele redactionele beslissingen. Wanneer dergelijke interne regels bestaan, wordt aangemoedigd dat zij volledig worden erkend en bekrachtigd door de eigenaars en het management van het mediabedrijf. |
6) |
Dergelijke interne regels kunnen worden verzameld in handvesten, codes of andere redactionele richtsnoeren en beleidsdocumenten. Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om deze, voor zover mogelijk, op hun websites openbaar te maken en toegankelijk te maken, ook voor personen met een handicap. |
Redactionele integriteit
7) |
De in punt 5 bedoelde interne regels van aanbieders van mediadiensten kunnen betrekking hebben op de volgende aspecten:
|
Redactionele onafhankelijkheid
8) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om mechanismen op te zetten die de leden van het redactioneel personeel in staat stellen hun redactionele onafhankelijkheid te beschermen tegen elke vorm van ongepaste inmenging. Mogelijke maatregelen zijn onder meer:
|
Interne organen of structuren
9) |
Om de uitvoering van beleid of interne regels inzake redactionele integriteit en onafhankelijkheid te ondersteunen, worden aanbieders van mediadiensten aangemoedigd passende interne onafhankelijke organen of structuren op te zetten, waaronder:
|
10) |
De regels voor de werking van die organen en structuren, voor zover deze bestaan, alsmede informatie over hun activiteiten, moeten in passende mate, voor zover mogelijk, openbaar en toegankelijk zijn, ook voor personen met een handicap. |
Waarborgen ter bevordering van de deelname van journalisten aan de besluitvorming van mediabedrijven
11) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om de betrokkenheid van leden van het redactioneel personeel of hun vertegenwoordigende organen bij het bestuur en de besluitvorming te bevorderen. Deze betrokkenheid kan de vorm aannemen van informatierechten, raadplegingsrechten, participatierechten of een combinatie daarvan; dit laat artikel 16 van het Handvest onverlet. |
12) |
Met name in de volgende gevallen kunnen informatierechten worden overwogen:
|
13) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd ervoor te zorgen dat de leden van het redactioneel personeel of hun vertegenwoordigende organen worden geraadpleegd over de benoeming van de hoofdredacteur. Het management en het redactioneel personeel worden aangemoedigd overeenstemming te bereiken over de toepasselijke raadplegingsprocedure. |
14) |
Indien verenigbaar met de toepasselijke nationale regels die in overeenstemming zijn met het Unierecht, kunnen de leden van het redactioneel personeel de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan het beheer van de aanbieder van mediadiensten door een of meer vertegenwoordigers in de raad van bestuur te kiezen. |
Waarborgen ter verbetering van de duurzaamheid van aanbieders van mediadiensten en langetermijninvesteringen in de productie van content
15) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om het delen van kennis te bevorderen en beste praktijken uit te wisselen in de relevante fora met het oog op de ontwikkeling van strategieën om hun duurzaamheid en veerkracht op lange termijn te vergroten. De Commissie zal een dergelijke dialoog binnen het Europees forum voor nieuwsmedia faciliteren. |
16) |
Uit de besprekingen tot dusver is gebleken dat op verschillende gebieden relevante innovatieve acties kunnen worden onderzocht, waaronder:
|
17) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om beleid te ontwikkelen dat transparantie en een eerlijk gebruik van donaties waarborgt. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de bekendmaking van donateurs boven een bepaalde drempel of op regels inzake donaties van personen of instanties waarvan de donatie de redactionele onafhankelijkheid in gevaar zou kunnen brengen. |
18) |
Aanbieders van mediadiensten worden ook aangemoedigd om mogelijkheden te verkennen voor structurele samenwerking, ook over de grenzen heen, om de kansen te benutten die de interne markt op Europees niveau biedt en een groter publiek te bereiken. Evenzo worden aanbieders van mediadiensten aangemoedigd om gestructureerde partnerschappen te verkennen, bijvoorbeeld met het oog op het bundelen en benutten van gegevens en het versterken van hun innovatiecapaciteit. |
19) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd om professionele onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor hun journalisten en andere mediaprofessionals te bevorderen, met inbegrip van bij- en omscholing. Dit kan gebeuren in samenwerking met zelfregulerende instanties in de media, beroepsorganisaties en -verenigingen, alsook onderwijsinstellingen. |
AFDELING III
Transparantie van media-eigendom
20) |
Aanbieders van mediadiensten worden aangemoedigd ervoor te zorgen dat gedetailleerde, volledige en actuele informatie over hun eigendom gemakkelijk en rechtstreeks toegankelijk is voor het publiek, ook, voor zover mogelijk, voor personen met een handicap. Met name wordt aanbevolen dat aanbieders van mediadiensten zorgen voor toegang tot de informatie met betrekking tot:
|
21) |
De lidstaten worden aangemoedigd actie te ondernemen om Aanbeveling CM/Rec(2018)1 van het Comité van ministers aan de lidstaten inzake mediapluriformiteit en transparantie van media-eigendom doeltreffend uit te voeren. De lidstaten worden met name aangemoedigd om een relevante nationale regelgevende autoriteit of instantie te belasten met de ontwikkeling en het onderhoud van een specifieke onlinedatabank voor media-eigendom, met uitgesplitste gegevens over verschillende soorten media, ook op regionaal en/of lokaal niveau, waartoe het publiek gemakkelijk, snel en doeltreffend kosteloos toegang zou hebben, en met het opstellen van regelmatige verslagen over de eigendom van mediadiensten die onder de jurisdictie van een bepaalde lidstaat vallen. |
22) |
De lidstaten en hun nationale regelgevende autoriteiten of instanties worden aangemoedigd om regelmatig beste praktijken op het gebied van transparantie van media-eigendom uit te wisselen. Dergelijke uitwisselingen moeten met name gericht zijn op het identificeren en bevorderen van de meest doeltreffende maatregelen of instrumenten om de transparantie van media-eigendom te vergroten en de administratieve samenwerking op dit gebied te verbeteren. |
AFDELING IV
Toezicht en slotbepalingen
23) |
Om toezicht mogelijk te maken op de maatregelen en acties die zijn ondernomen om gevolg te geven aan deze aanbeveling, moeten de lidstaten — 18 maanden na de vaststelling ervan en vervolgens op verzoek — de Commissie alle relevante informatie over de in afdeling III genoemde maatregelen en acties verstrekken. |
24) |
De Commissie zal met de lidstaten en belanghebbenden, met name met vertegenwoordigers van aanbieders van mediadiensten en journalisten, in relevante fora, met name het Europees forum voor nieuwsmedia, overleg plegen over de maatregelen en acties die zijn genomen om gevolg te geven aan deze aanbeveling. |
25) |
Indien nodig zal de Commissie overwegen een nieuwe aanbeveling vast te stellen ter vervanging van deze aanbeveling, rekening houdend met de door de medewetgevers vastgestelde Europese wet inzake mediavrijheid, alsook besprekingen met de lidstaten en belanghebbenden. In geval van overlapping tussen de bepalingen van deze aanbeveling en de verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten in de interne markt (Europese wet inzake mediavrijheid), zoals uiteindelijk vastgesteld door de medewetgevers, zullen de desbetreffende bepalingen van deze aanbeveling niet langer van toepassing zijn wanneer de bepalingen van die verordening van toepassing worden. |
Deze aanbeveling is gericht tot in de Unie gevestigde aanbieders van mediadiensten en, wat de in afdeling III genoemde acties betreft, tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 september 2022.
Voor de Commissie
Thierry BRETON
Lid van de Commissie
(1) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende het actieplan voor Europese democratie (COM(2020) 790 final).
(2) Aanbeveling (EU) 2021/1534 van de Commissie van 16 september 2021 over het waarborgen van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals in de Europese Unie (PB L 331 van 20.9.2021, blz. 8).
(3) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (COM(2022) 177 final).
(4) Aanbeveling (EU) 2022/758 van de Commissie van 27 april 2022 over de wijze waarop journalisten en mensenrechtenverdedigers die betrokken zijn bij publieke participatie kunnen worden beschermd tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) (PB L 138 van 17.5.2022, blz. 30).
(5) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Europese media in het digitale decennium: actieplan ter ondersteuning van het herstel en de transformatie” (COM(2020) 784 final).
(6) Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).
(7) Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).
(8) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(9) Volledige verslag van de monitor voor de pluriformiteit van de media (2022), blz. 67.
(10) Bijvoorbeeld in Frankrijk (wet nr. 2016-1524, de zogenaamde “Loi Bloche”) en in Portugal (wet nr. 1/99 van 13 januari).
(11) Aanbeveling CM/Rec(2018)1 van het Comité van ministers aan de lidstaten inzake pluriformiteit van de media en transparantie inzake media-eigendom.
(12) Monitor voor de pluriformiteit van de media (2022) (volledig verslag), blz. 82.
(13) R.A. Harder en P. Knapen, Media Councils in the Digital Age: An inquiry into the practices of media self-regulatory bodies in the media landscape today, vzw Vereniging van de Raad voor de Journalistiek, Brussel, 2021.
(14) Het Europees forum voor nieuwsmedia is door de Commissie opgericht in het kader van het actieplan voor de media en de audiovisuele sector om de samenwerking met belanghebbenden op het gebied van mediagerelateerde kwesties te versterken.
(15) Zie de opnamen en samenvatting van het evenement: https://digital-strategy.ec.europa.eu/en/library/european-news-media-forum-industrial-transformation-glance
(16) Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34).
(17) Aanbeveling CM/Rec(2018)1 van het Comité van ministers aan de lidstaten inzake pluriformiteit van de media en transparantie inzake media-eigendom.
(18) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
(19) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(20) Zie Raad van Europa: “Transparantie van media-eigendom kan bijdragen tot een doeltreffende mediapluriformiteit door eigendomsstructuren achter de media — die het redactionele beleid kunnen beïnvloeden — onder de aandacht te brengen van het publiek en de regelgevende instanties”, preambule van Aanbeveling CM/Rec(2018)1 van het Comité van ministers aan de lidstaten over mediapluriformiteit en transparantie van media-eigendom. Zie ook het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector: “Transparantie over de media-eigendom consolideert en bevordert het vertrouwen dat de daarmee samenhangende macht door de respectieve eigenaren niet zal worden misbruikt om hun eigen politieke, economische en maatschappelijke belangen te bevorderen, maar dat die daarentegen wordt gebruikt om het algemeen belang te bevorderen, namelijk om mediagerelateerde factchecks uit te voeren”, zie M. Cappello (ed.), Transparency of media ownership, IRIS Special, Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, Straatsburg, 2021.
(21) Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(22) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/66 |
BESLUIT Nr. 1/2022 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ZWITSERLAND
van 6 september 2022
tot wijziging van de tabellen III en IV van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, zoals gewijzigd [2022/1635]
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 (1), zoals gewijzigd bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 26 oktober 2004 tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (2) (hierna “de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 7 van Protocol nr. 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Protocol nr. 2 bij de overeenkomst, hebben de Unie en de Zwitserse Bondsstaat, als overeenkomstsluitende partijen, het Gemengd Comité de binnenlandse referentieprijzen voor 2021 verstrekt van alle grondstoffen waarvoor prijscompenserende maatregelen worden toegepast. Uit die prijzen blijkt dat de feitelijke prijssituatie met betrekking tot die grondstoffen op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is veranderd. |
(2) |
De binnenlandse referentieprijzen en de prijsverschillen voor agrarische grondstoffen die zijn opgenomen in tabel III van Protocol nr. 2 bij de overeenkomst moeten daarom worden geactualiseerd en de basisbedragen voor de agrarische grondstoffen in tabel IV van dat protocol moeten worden aangepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Protocol nr. 2 bij de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
a) |
Tabel III wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit. |
b) |
In tabel IV wordt punt b) vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2022.
Gedaan te Brussel, 6 september 2022.
Voor het Gemengd Comité
De voorzitter
p.p. Rita ADAM
Hoofd van de missie
BIJLAGE I
“Tabel III
Binnenlandse referentieprijzen van de Europese Unie en Zwitserland
Agrarische grondstof |
Binnenlandse referentieprijs Zwitserland |
Binnenlandse referentieprijs EU |
Artikel 4, lid 1 Toegepast door Zwitserland Verschil referentieprijs Zwitserland/EU |
Artikel 3, lid 3 Toegepast door de EU Verschil referentieprijs Zwitserland/EU |
CHF per 100 kg nettogewicht |
CHF per 100 kg nettogewicht |
CHF per 100 kg nettogewicht |
EUR per 100 kg nettogewicht |
|
Zachte tarwe |
51,80 |
23,54 |
28,25 |
0,00 |
Harde tarwe |
— |
— |
1,20 |
0,00 |
Rogge |
42,80 |
18,50 |
24,30 |
0,00 |
Gerst |
— |
— |
— |
— |
Mais |
— |
— |
— |
— |
Meel van zachte tarwe |
91,60 |
46,68 |
44,90 |
0,00 |
Vollemelkpoeder |
629,60 |
323,59 |
306,00 |
0,00 |
Mageremelkpoeder |
420,10 |
260,22 |
159,90 |
0,00 |
Boter |
1 128,35 |
409,97 |
718,40 |
0,00 |
Witte suiker |
— |
— |
— |
— |
Eieren |
— |
— |
38,00 |
0,00 |
Verse aardappelen |
40,05 |
17,05 |
23,00 |
0,00 |
Plantaardig vet |
— |
— |
170,00 |
0,00 ” |
BIJLAGE II
“b) |
Basisbedragen voor de agrarische grondstoffen die bij de berekening van de agrarische elementen in aanmerking worden genomen:
|
Rectificaties
22.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 245/70 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2022/1032 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag
( Publicatieblad van de Europese Unie L 173 van 30 juni 2022 )
Bladzijde 27, artikel 1, punt 2), in het nieuwe artikel 6 quinquies, lid 1, punt b):
in plaats van:
“b) |
met ingang van 2023: zoals vastgesteld op grond van artikel 6 bis, lid 4.”, |
lezen:
“b) |
met ingang van 2023: zoals vastgesteld op grond van artikel 6 bis, lid 7.”. |