ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 211

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
12 augustus 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1391 van de Commissie van 26 juli 2022 tot verlening van een toelating van de Unie voor de biocidefamilie Lactic acid based products — CID Lines NV ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2022/1392 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 wat International Accounting Standard 12 betreft ( 1 )

78

 

*

Verordening (EU) 2022/1393 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten ( 1 )

83

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1394 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea of Taiwan, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

86

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1395 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit Rusland en Turkije

127

 

*

Verordening (EU) 2022/1396 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven wat betreft de aanwezigheid van ethyleenoxide in levensmiddelenadditieven ( 1 )

182

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1397 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot niet-schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 ingestelde definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China

185

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1391 VAN DE COMMISSIE

van 26 juli 2022

tot verlening van een toelating van de Unie voor de biocidefamilie “Lactic acid based products — CID Lines NV”

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 april 2019 heeft CID Lines NV overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ingediend voor de toelating van een biocidefamilie met als naam “Lactic acid based products — CID Lines NV”, behorende tot de productsoorten 1, 2, 3 en 4 als omschreven in bijlage V bij die verordening, tezamen met de schriftelijke bevestiging dat de bevoegde autoriteit van België ermee heeft ingestemd de aanvraag te beoordelen. De aanvraag is in het biocidenregister geregistreerd onder zaaknummer BC-RC051007-54.

(2)

“Lactic acid based products — CID Lines NV” bevat L-(+)-melkzuur als werkzame stof; die stof is opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen voor de productsoorten 1, 2, 3 en 4, als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Op 23 juni 2021 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) ingediend.

(4)

Op 16 december 2021 heeft het agentschap bij de Commissie een advies (2) ingediend, dat in overeenstemming met artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van “Lactic acid based products — CID Lines NV” en het definitieve beoordelingsrapport betreffende de biocidefamilie bevat.

(5)

In het advies wordt geconcludeerd dat “Lactic acid based products — CID Lines NV” een biocidefamilie is als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt s), van Verordening (EU) nr. 528/2012, dat de biocidefamilie in aanmerking komt voor een toelating van de Unie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening en dat de biocidefamilie, onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken, voldoet aan de in artikel 19, leden 1 en 6, van die verordening gestelde voorwaarden.

(6)

Op 11 januari 2022 heeft het agentschap, in overeenstemming met artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen.

(7)

De Commissie sluit zich aan bij het advies van het agentschap en acht het daarom passend om voor “Lactic acid based products — CID Lines NV” een toelating van de Unie te verlenen.

(8)

In zijn advies beveelt het agentschap aan dat de vergunninghouder een test van de stabiliteit bij opslag op lange termijn moet uitvoeren als voorwaarde voor de toelating. De Commissie is het eens met deze aanbeveling en is van mening dat het voorleggen van de resultaten van die test een voorwaarde moet zijn die aan het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie is verbonden overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012. De Commissie is ook van mening dat het feit dat gegevens moeten worden verstrekt nadat de toelating is verleend, geen invloed heeft op de conclusie over de naleving van de voorwaarde van artikel 19, lid 1, punt d), van die verordening op basis van de bestaande gegevens.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan CID Lines NV wordt een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0027740-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie “Lactic acid based products — CID Lines NV”, onder voorbehoud van overeenstemming met de voorwaarden van bijlage I en de in bijlage II opgenomen samenvatting van de productkenmerken van het biocide.

De toelating van de Unie is geldig van 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2032.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Advies van het ECHA van 29 november 2021 over de toelating van de Unie voor “Lactic acid based products — CID Lines NV” (ECHA/BPC/299/2021), https://echa.europa.eu/bpc-opinions-on-union-authorisation


BIJLAGE I

VOORWAARDEN (EU-0027740-0000)

De vergunninghouder voert een test uit van de stabiliteit op lange termijn bij omgevingstemperatuur van “Lactic acid based products — CID Lines NV” in de commerciële verpakkingen waarin de producten van de familie op de markt zullen worden aangeboden. Vóór en na de opslag moeten alle relevante eigenschappen worden bepaald.

Uiterlijk op 1 maart 2023 dient de houder van de toelating de resultaten van de test in bij het agentschap.


BIJLAGE II

Samenvatting van de productkenmerken van een biocide familie

Lactic acid based products — CID LINES NV

Productsoort 1 — Menselijke hygiëne (Desinfecteermiddelen)

Productsoort 2 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt (Desinfecteermiddelen)

Productsoort 3 — Dierhygiëne (Desinfecteermiddelen)

Productsoort 4 — Voeding en diervoeders (Desinfecteermiddelen)

Toelatingsnummer: EU-0027740-0000

Toelatingsnummer in R4BP: EU-0027740-0000

DEEL I

EERSTE INFORMATIENIVEAU

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE

1.1.   Familienaam

Naam

Lactic acid based products — CID LINES NV

1.2.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 01 — Menselijke hygiëne

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

PT 03 — Dierhygiëne

PT 04 — Voeding en diervoeders

1.3.   Toelatingshouder

Naam en adres van de toelatingshouder

Naam

CID LINES NV

Adres

Waterpoortstraat 2, 8900 Ieper België

Toelatingsnummer

EU-0027740-0000

Toelatingsnummer in R4BP

EU-0027740-0000

Toelatingsdatum

1 september 2022

Vervaldatum

31 augustus 2032

1.4.   Fabrikant(en) van de biociden

Naam van de fabrikant

CID LINES NV

Adres van de fabrikant

Waterpoortstraat 2, 8900. Ieper België

Productielocatie

Waterpoortstraat 2, 8900 Ieper België

1.5.   Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)

Werkzame stof

L-(+)-melkzuur

Naam van de fabrikant

Purac Biochem bv

Adres van de fabrikant

Arkelsedijk 46, 4206 Gorinchem Nederland

Productielocatie

Arkelsedijk 46, 4206 Gorinchem Nederland


Werkzame stof

L-(+)-melkzuur

Naam van de fabrikant

Jungbunzlauer S.A.

Adres van de fabrikant

Z.I. et Portuaire, B.P. 32, 67390 Marckolsheim Frankrijk

Productielocatie

Z.I. et Portuaire, B.P. 32, 67390 Marckolsheim Frankrijk

2.   SAMENSTELLING EN FORMULERING VAN DE BIOCIDEFAMILIE

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de familie

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

2,0

70,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,0

12,0

Natriumlaurylethersulfaat

Alcoholen, C12-14, geëthoxyleerd, sulfaten, natriumzouten

Niet-werkzame stof

68891-38-3

500-234-8

0,0

8,4

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Niet-werkzame stof

97489-15-1

307-055-2

0,0

2,25

C6 alkylglucoside

Hexyl D-glucoside

Niet-werkzame stof

54549-24-5

259-217-6

0,0

2,4

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

0,0

5,0

Methaansulfonzuur

Methaansulfonzuur

Niet-werkzame stof

75-75-2

200-898-6

0,0

19,5

Zwavelzuur

Zwavelzuur

Niet-werkzame stof

7664-93-9

231-639-5

0,0

10,5

Butyldiglycol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

0,0

10,0

2.2.   Soort(en) formulering

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

SL — Met water mengbaar concentraat

WI — Doekjes

DEEL II

TWEEDE INFORMATIENIVEAU — META-SPC(“s)

META-SPC 1

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 1

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 1

Identificatiecode

Meta SPC 1: Ready to use hygienic handwash (PT1)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-1

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 01 — Menselijke hygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 1

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,0

5,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

4,0

4,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 1

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 1

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 1

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 1.

Gebruik # 1 — Hygiënisch handwasmiddel voor beroepsmatig gebruik

Productsoort

PT 01 — Menselijke hygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevsns

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Voedingsmiddelen- en diervoederindustrie, openbare ruimten en keukens:

Hygiënisch handwasmiddel

Toepassingsmethode(n)

Methode: -

Gedetailleerde beschrijving:

-

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 10 ml onverdund product (d.w.z. 4 keer drukken voor beide handen samen)

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

10 ml onverdund product aanbrengen (d.w.z. 4 keer drukken voor beide handen samen) en uw handen minstens 1 minuut wassen volgens de aanbevolen handwasprocedure, voordien spoelen en afdrogen.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

50 ml, 75 ml, 100 ml, 150 ml, 500 ml, 1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 1

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene aanwijzingen voor de meta-SPC 1

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene aanwijzingen voor de meta-SPC 1

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene aanwijzingen voor de meta-SPC 1

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1) VAN DE META-SPC 1

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Uw handen wassen met schoon, stromend water bij kamertemperatuur

Kraan dichtdraaien

10 ml onverdund product aanbrengen en uw handen minstens 1 minuut wassen volgens de aanbevolen handwasprocedure, voordien spoelen en afdrogen.

Alleen voor beroepsmatig gebruik

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

/

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 1

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenosan Hand Scrub

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0001 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

4,0

META-SPC 2

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 2

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 2

Identificatiecode

Meta SPC 2: Ready to use Algaecide

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-2

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 2

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

2,0

2,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,6

0,9

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 2

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 2

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige oogirritatie.

Veiligheidsaanbevelingen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden.

Buiten het bereik van kinderen houden.

Lees aandachtig en volg alle instructies op.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Bij huidirritatie:Een arts raadplegen.

Bij aanhoudende oogirritatie:Een arts raadplegen.

Verontreinigde kleding uittrekken.En wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 2

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 2.

Gebruik # 1 — Gebruiksklaar algicide voor beroepsmatig gebruik

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Algen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Buiten

Openbare ruimten: Gebruiksklaar algicide, op harde/niet-poreuze oppervlakken zonder voorafgaande reiniging.

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door borstelen, spuiten (lage druk) of gieten

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en eencellige groenwieren en blauwwieren (cyanobacteriën):

Met onverdund product bij 20-25 °C

In 3 uur contacttijd

100 ml/m2

Dit biocide is niet bestemd voor gebruik op oppervlakken die in contact komen met voedingsmiddelen en diervoeders.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 3.

Gebruik # 2 — Gebruiksklaar algicide voor niet-beroepsmatig gebruik

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Algen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Buiten

Openbare ruimten: Gebruiksklaar algicide, op harde/niet-poreuze oppervlakken zonder voorafgaande reiniging.

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door borstelen, spuiten (lage druk) of gieten

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en eencellige groenwieren en blauwwieren (cyanobacteriën):

Met onverdund product bij 20-25 °C

In 3 uur contacttijd

100 ml/m2

Dit biocide is niet bestemd voor gebruik op oppervlakken die in contact komen met voedingsmiddelen en diervoeders.

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l

1 kg, 5 kg, 10 kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 2

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (2) VAN DE META-SPC 2

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Gebruiksaanwijzingen naleven

Voor optimale desinfectie moeten de te desinfecteren oppervlakken genoeg bevochtigd zijn om ze gedurende de benodigde contacttijd nat te houden. De volgende veiligheidsaanbeveling wordt op het productetiket aangebracht: “Zorg ervoor dat de oppervlakken volledig bevochtigd zijn”.

De benodigde contacttijd naleven vóór elke nabehandeling (bv. de oppervlakken afborstelen).

Oplossing van 100 ml/m2 gebruiken

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

/

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid met water afspoelen. Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Met water spoelen. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende 5 minuten.Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 2

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

RTU Algaecide

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0002 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

2,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,6

META-SPC 3

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 3

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 3

Identificatiecode

Meta SPC 3: concentrated algaecide and hard surface disinfection in food industry

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-3

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

PT 04 — Voeding en diervoeders

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 3

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 3

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

70,0

70,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

6,0

6,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 3

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 3

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel.

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

damp niet inademen.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

Beschermende kleding dragen.

gelaatsbescherming dragen dragen.

NA INSLIKKEN:De mond spoelen.GEEN braken opwekken.

BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen.

NA INADEMING:De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Achter slot bewaren.

Inhoud naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval afvoeren in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

verpakking afvoeren naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 3

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 4.

Gebruik # 1 — Geconcentreerd algicide

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Algen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Buiten

Voedingsmiddelen- en diervoederindustrie, openbare ruimten:

Geconcentreerd algicide, op harde/niet-poreuze oppervlakken zonder voorafgaande reiniging.

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten (lage druk) of gieten

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): 0,5 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen eencellige groenwieren en blauwwieren (cyanobacteriën): 100 ml/m2

Product tot 0,5 % in water verdunnen om gebruiksconcentratie te krijgen van 0,35 % melkzuur.

Bij 20-25 °C

In 3 uur contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 5

Gebruik # 2 — Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken in de voedingsmiddelenindustrie (bv. voedselverwerkende machines)

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In voedingsmiddelen-/diervoederindustrie:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (bv. voedselverwerkende machines) zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Spuiten of inweken

Gedetailleerde beschrijving:

Spuiten

Inweken (bad alleen voor eenmalig gebruik bestemd)

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): 4 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij +40 °C:

Product tot 4 % in water verdunnen om gebruiksconcentratie te krijgen van 2,8 % melkzuur.

In 5 seconden contacttijd

100 ml/m2

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 3

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (3) VAN DE META-SPC 3

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Desinfectiecyclus:

Producten vóór gebruik verdunnen in drinkwater.

Laatste spoeling (met drinkwater): indien nodig.

Voor optimale desinfectie moeten de te desinfecteren oppervlakken genoeg bevochtigd zijn om ze gedurende de benodigde contacttijd nat te houden. De volgende veiligheidsaanbeveling wordt op het productetiket aangebracht:“Zorg ervoor dat de oppervlakken volledig bevochtigd zijn”.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het mengen en laden van de geconcentreerde producten.

Beschermende overall dragen (nader te bepalen door de vergunninghouder in de productinformatie).

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: In de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. Indien symptomen: 112/ambulance bellen voor medische hulp. Indien geen symptomen: een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 3

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Concentrated Algaecide

Marktgebied: EU

 

Kenosan Lactic CONC

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0003 1-3

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

70,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

6,0

META-SPC 4

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 4

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 4

Identificatiecode

Meta SPC 4: Concentrated surface disinfectants for sanitary hygiene and kitchens (PT2-PT4)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-4

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

PT 04 — Voeding en diervoeders

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 4

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 4

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

16,0

16,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,0

5,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 4

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 4

Gevarencategorie

Veroorzaakt huidirritatie.

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Bevat eucalyptus globulusolie (CAS-nr. 8000-48-4). Kan een allergische reactie veroorzaken.

Veiligheidsaanbevelingen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden.

Buiten het bereik van kinderen houden.

Lees aandachtig en volg alle instructies op.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE HUID:Met veel water wassen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

Bij huidirritatie:Een arts raadplegen.

Verontreinigde kleding uittrekken.En wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 4

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 6.

Gebruik # 1 — Desinfecteren van harde oppervlakken voor sanitaire hygiëne (niet in de gezondheidszorg), voor beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: andere: gist

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten (NIET in de GEZONDHEIDSZORG):

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (voor sanitaire hygiëne) door spuiten zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten (indien nodig met schoonvegen na afloop van aanbevolen contacttijd)

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 250 ml/m2 verdund product

Verdunning (%): 20 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij kamertemperatuur

Product 20 % in water verdunnen om gebruiksconcentratie te krijgen van 3,2 % melkzuur.

In 15 minuten contacttijd

250 ml/m2 verdund product

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het hanteren van de producten

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 7.

Gebruik # 2 — Desinfecteren van harde oppervlakken voor hygiëne in keukens, voor beroepsmatig gebruik (PT 04)

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

in sector voeding en diervoeders:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (voor algemene hygiëne) door spuiten zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten (indien nodig met schoonvegen na afloop van aanbevolen contacttijd)

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): 20 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij kamertemperatuur

Product 20 % in water verdunnen om gebruiksconcentratie te krijgen van 3,2 % melkzuur.

In 15 minuten contacttijd

100 ml/m2

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het hanteren van de producten.

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 8.

Gebruik # 3 — Desinfecteren van toiletpotten, voor beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze binnenoppervlakken van toiletten, zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door gieten (met borstelen enkel na afloop van aanbevolen contacttijd)

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 250 ml/m2

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij kamertemperatuur:

Met onverdund product (met 16 % melkzuur)

In 5 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

500 ml, 700 ml, 750 ml, 1 l, 1,5 l, 2 l

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

Toilet Duck

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het hanteren van de producten.

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.4.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 9.

Gebruik # 4 — Desinfecteren van toiletpotten, voor niet-beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze binnenoppervlakken van toiletten, zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door gieten (met borstelen enkel na afloop van aanbevolen contacttijd)

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 250 ml/m2

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij kamertemperatuur:

Met onverdund product (met 16 % melkzuur)

In 5 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

500 ml, 700 ml, 750 ml, 1 l, 1,5 l, 2 l

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

Toilet Duck

4.4.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.4.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Contact met de ogen vermijden

Kinderveilige sluiting nodig

Het product moet voorzien zijn van een giettuit. Voorzichtig op de wand van de toiletpot gieten om spatten te vermijden.

Handen wassen na het aanbrengen

4.4.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden

4.4.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 4

4.4.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (4) VAN DE META-SPC 4

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Voor optimale desinfectie moeten de te desinfecteren oppervlakken genoeg bevochtigd zijn om ze gedurende de aanbevolen contacttijd nat te houden. De volgende veiligheidsaanbeveling wordt op het productetiket aangebracht:“Zorg ervoor dat de oppervlakken volledig bevochtigd zijn”.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

/

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden,een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 4

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Sanifresh

Marktgebied: EU

 

Milcho Des

Marktgebied: EU

Kenolens

Marktgebied: EU

Kenolux S100

Marktgebied: EU

SANI-CAL

Marktgebied: EU

Sani Super

Marktgebied: EU

Scrub

Marktgebied: EU

MiQro Sani Des

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0004 1-4

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

16,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,0

META-SPC 5

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 5

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 5

Identificatiecode

Meta SPC 5: Concentrated pre-dips (PT3)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-5

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 5

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 5

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

8,0

8,0

Natriumlaurylethersulfaat

Alcoholen, C12-14, geëthoxyleerd, sulfaten, natriumzouten

Niet-werkzame stof

68891-38-3

500-234-8

8,4

8,4

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Niet-werkzame stof

97489-15-1

307-055-2

2,25

2,25

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 5

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 5

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 5

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 10.

Gebruik # 1 — Speendesinfectie vóór het melken

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik:

Speendesinfectie vóór het melken met geconcentreerd product (te verdunnen vóór desinfectieprocedure), zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door dippen, door spuiten met spuitflacon of spuitinstallatie en door wrijven met handdoek

Gedetailleerde beschrijving:

Door dippen

Door spuiten met spuitflacon of spuitinstallatie

Door wrijven met handdoek geweekt in verdund product

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 5-15 ml

Verdunning (%): 40 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Verdunning: 40 %

Het product verdunnen met drinkwater bij kamertemperatuur.

In 1 minuut contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dosering:

Verdunning: 40 % (met 3,2 % melkzuur) — Het product verdunnen met drinkwater bij kamertemperatuur.

5 ml per koe per behandeling bij aanbrengen door dippen

7,5 ml per koe per behandeling bij aanbrengen met spuitflacon

15 ml per koe per behandeling bij aanbrengen met spuitinstallatie

Bij aanbrengen met handdoek: 10 l werkoplossing bereiden voor 25 handdoeken.

1 handdoek per koe gebruiken.

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 11.

Gebruik # 2 — Wassen/desinfecteren van intacte huid (van de uier van melk- en vleesvee vóór het afkalven en de uier van zeugen vóór het biggen)

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik

Toepassingsmethode(n)

Methode: Spuiten

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 5-20 ml

Verdunning (%): 40 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Verdunning: 40 %

Het product verdunnen met drinkwater bij kamertemperatuur.

In 1 minuut contacttijd

1)

op de uier van melk- en vleesvee vóór het afkalven: 5 ml (1 bespuiting) op elke speen

2)

op de uier van zeugen vóór het biggen: 20 ml

De dieren moeten gedurende ten minste 5 minuten in een staande positie blijven op een schone vloer.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 5

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (5) VAN DE META-SPC 5

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Zie specifieke aanwijzingen voor gebruik

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Chemisch beschermende bril dragen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 5

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenopro Lactic

Marktgebied: EU

 

HCP Foam Concentrate

Marktgebied: EU

Kenopro Lactic

Marktgebied: EU

Reconet+

Marktgebied: EU

Kenopure

Marktgebied: EU

MIROX Pre Lac

Marktgebied: EU

Milchsäure Pre

Marktgebied: EU

Milchsäure Pref

Marktgebied: EU

Lactocid Pre

Marktgebied: EU

Milcho Pre

Marktgebied: EU

Preactive

Marktgebied: EU

Precoop

Marktgebied: EU

Lactipré

Marktgebied: EU

Prelacti

Marktgebied: EU

Prelak

Marktgebied: EU

Power Prep

Marktgebied: EU

Multicleaner

Marktgebied: EU

Kenopure Strong

Marktgebied: EU

Semex Pre

Marktgebied: EU

MEPA Pure

Marktgebied: EU

MEPA Foam

Marktgebied: EU

Eco Lac Foam

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0005 1-5

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

8,0

Natriumlaurylethersulfaat

Alcoholen, C12-14, geëthoxyleerd, sulfaten, natriumzouten

Niet-werkzame stof

68891-38-3

500-234-8

8,4

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Sulfonzuren, C14-17-sec-alkaan, natriumzouten

Niet-werkzame stof

97489-15-1

307-055-2

2,25

META-SPC 6

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 6

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 6

Identificatiecode

Meta SPC 6: Ready to use Pre-dips (PT3)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-6

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 6

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 6

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,25

5,25

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 6

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 6

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 6

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 12.

Gebruik # 1 — Speendesinfectie vóór het melken

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door dippen, door spuiten met spuitflacon of spuitinstallatie, door wrijven met handdoek

Gedetailleerde beschrijving:

Door dippen

Door spuiten met spuitflacon of spuitinstallatie

Door wrijven met handdoek geweekt in verdund product

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën en gisten: Gebruiksklaar, in 1 minuut contacttijd. Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen.

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Gebruiksklaar (met 3,6 % melkzuur)

In 1 minuut contacttijd

Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1000 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dosering:

5 ml per koe per behandeling bij aanbrengen door dippen

7,5 ml per koe per behandeling bij aanbrengen met spuitflacon

15 ml per koe per behandeling bij aanbrengen met spuitinstallatie

1 handdoek per koe bij aanbrengen door wrijven

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 6

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 6

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 6

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 6

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (6) VAN DE META-SPC 6

5.1.   Gebruiksvoorschrift

/

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Chemisch beschermende bril dragen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 6

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenopure R

Marktgebied: EU

 

Kenopure RTU

Marktgebied: EU

HCP Foam RTU

Marktgebied: EU

Kenoxypure RTU

Marktgebied: EU

Kenopurox RTU

Marktgebied: EU

Kenopure Ox RTU

Marktgebied: EU

Kenopure Plus RTU

Marktgebied: EU

Kenopure Extra RTU

Marktgebied: EU

Kenopure oxylac RTU

Marktgebied: EU

Kenoxylac predip RTU

Marktgebied: EU

Kenoxilac predip RTU

Marktgebied: EU

Kenopure H2O2 RTU

Marktgebied: EU

Oxy Kenopure RTU

Marktgebied: EU

Preactive RTU

Marktgebied: EU

Precoop RTU

Marktgebied: EU

Lactipré RTU

Marktgebied: EU

Prelacti RTU

Marktgebied: EU

Prelak RTU

Marktgebied: EU

Power Prep RTU

Marktgebied: EU

Prelacta Foam

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0006 1-6

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

5,25

META-SPC 7

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 7

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 7

Identificatiecode

Meta SPC 7: Ready to use wipes (PT2, PT4)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-7

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

PT 04 — Voeding en diervoeders

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 7

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 7

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

2,0

2,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,6

0,9

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 7

Formulering(en)

WI — Doekjes

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 7

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige oogirritatie.

Veiligheidsaanbevelingen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden.

Buiten het bereik van kinderen houden.

Lees aandachtig en volg alle instructies op.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Bij huidirritatie:Een arts raadplegen.

Bij aanhoudende oogirritatie:Een arts raadplegen.

Verontreinigde kleding uittrekken.En wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 7

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 13.

Gebruik # 1 — Desinfecteren van harde oppervlakken in voedingsmiddelen- en diervoederindustrie, voor beroepsmatig gebruik (PT 04)

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In sector voeding en diervoeders:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken en voorwerpen, met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen: Met voorgeïmpregneerde doekjes bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 14.

Gebruik # 2 — Desinfecteren van harde oppervlakken in sector voeding en diervoeders, voor niet-beroepsmatig gebruik (PT 04)

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In sector voeding en diervoeders:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken en voorwerpen, met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

Doekjes

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 1 doekje per m2

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 15.

Gebruik # 3 — Desinfecteren van harde oppervlakken in de gezondheidszorg, voor beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (wanden/muren, vloeren en andere oppervlakken in binnenruimten, inclusief badkamers en toiletten) met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen: Met voorgeïmpregneerde doekjes bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.4.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 16.

Gebruik # 4 — Desinfecteren van harde oppervlakken in de gezondheidszorg, voor niet-beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten: Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (wanden/muren, vloeren en andere oppervlakken in binnenruimten, inclusief badkamers en toiletten) in gezondheidszorgruimten met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen: Met voorgeïmpregneerde doekjes bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.4.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.4.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.4.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden

4.4.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.4.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

4.5.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 17.

Gebruik # 5 — Desinfecteren van harde oppervlakken (niet in de gezondheidszorg), voor beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (wanden/muren, vloeren en andere oppervlakken in binnenruimten, inclusief badkamers en toiletten) met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen: Met voorgeïmpregneerde doekjes bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.5.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.5.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.5.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.5.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.5.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.6.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 18.

Gebruik # 6 — Desinfecteren van harde oppervlakken (niet in de gezondheidszorg), voor niet-beroepsmatig gebruik (PT 02)

Productsoort

PT 02 — Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Virussen

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (wanden/muren, vloeren en andere oppervlakken in binnenruimten, inclusief badkamers en toiletten) met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Met voorgeïmpregneerde doekjes

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen: Met voorgeïmpregneerde doekjes bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën, gisten en virussen:

Met voorgeïmpregneerde doekjes

bij kamertemperatuur, in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Doos van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met deksel van HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen) met 105 doekjes, 200 doekjes, 280 doekjes, 500 doekjes

4.6.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Gebruiksaanwijzingen naleven

4.6.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.6.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden.

4.6.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 7

4.6.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (7) VAN DE META-SPC 7

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Gebruiksaanwijzingen naleven

Te desinfecteren oppervlakken of materialen eerst grondig reinigen en drogen.

Droog oppervlak desinfecteren met een doekje. Ervoor zorgen dat de oppervlakken volledig bevochtigd blijven gedurende de benodigde contacttijd.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

/

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid met water afspoelen. Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Met water spoelen. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende 5 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp.

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt. Bewaren bij omgevingstemperatuur. Niet opslaan bij een temperatuur lager dan 0 °C en hoger dan 40 °C.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

Buiten het bereik van kinderen en niet-doeldieren/huisdieren houden.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 7

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenopure wipes

Marktgebied: EU

 

EP-460 Wipes

Marktgebied: EU

Sani Wipes

Marktgebied: EU

Lactides Wipes

Marktgebied: EU

Keno Lac Wipes

Marktgebied: EU

KL Wipes

Marktgebied: EU

Kenolux Wipes

Marktgebied: EU

Power Des Wipes

Marktgebied: EU

Keno L Wipes

Marktgebied: EU

Keno Des Wipes

Marktgebied: EU

RĘCZNIKI PAPIEROWE MYJĄCO-DEZYNFEKUJĄCE FARMA

Marktgebied: EU

RĘCZNIKI PAPIEROWE MYJĄCO-DEZYNFEKUJĄCE VITTRA

Marktgebied: EU

Ręczniki myjąco-dezynfekujące AGROD

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0007 1-7

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

2,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,6

META-SPC 8

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 8

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 8

Identificatiecode

Meta SPC 8: Ready to use post-dips by dipping (PT3)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-8

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 8

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 8

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

7,5

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

1,3

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

1,0

3,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 8

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   Gevarenaanduidingen en veiligheidsaanbevelingen van de meta-SPC 8

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 8

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 19.

Gebruik # 1 — Speendesinfectie na het melken door dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik:

Gebruiksklaar speendesinfectiemiddel om te dippen na het melken, zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door dippen

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën en gisten: Gebruiksklaar, in 5 minuten contacttijd. Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen.

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Gebruiksklaar (met 3,6-7,5 % melkzuur afhankelijk van het product in kwestie)

In 5 minuten contacttijd

Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 8

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 8

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 8

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 8

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 8

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (8) VAN DE META-SPC 8

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Het productdirect na elke melkbeurt aanbrengen, twee of drie keer per dag. Ervoor zorgen dat de speen voor drie kwart van haar lengte volledig bedekt is. Dipbeker vullen met de gewenste hoeveelheid product. Niet meer vloeistof gebruikendannodig is. Ga uit van 5 ml per koe per behandeling. Het product5minuten laten inwerken. Het product vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C brengen. Voor optimale speendesinfectie moeten de dieren gedurende ten minste 5 minutenin een staande positie blijven.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Chemisch beschermende bril dragen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 8

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenolac

Marktgebied: EU

 

Kenolac Red

Marktgebied: EU

Kenodip 200

Marktgebied: EU

Stalosan Lac Dip

Marktgebied: EU

HCP Dip

Marktgebied: EU

PEZERK LV PLUS

Marktgebied: EU

MIROX Dip Lac

Marktgebied: EU

Milchsäure Dip

Marktgebied: EU

Milchsäure Tauche

Marktgebied: EU

Lactocid Dip

Marktgebied: EU

GAHERLAC

Marktgebied: EU

Lactidip

Marktgebied: EU

Lacticoop

Marktgebied: EU

Lactactiv

Marktgebied: EU

Laktotop

Marktgebied: EU

Superlac

Marktgebied: EU

MilchsäureFilmdip Super

Marktgebied: EU

MEPA Lac

Marktgebied: EU

Eco Lac

Marktgebied: EU

BluGard Dip

Marktgebied: EU

Blu-Gard Dip

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0008 1-8

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

1,0

7.2.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenolac Forte W

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0009 1-8

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

7,5

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,0

META-SPC 9

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 9

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 9

Identificatiecode

Meta SPC 9: Ready to use post-dips by spraying (PT3)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-9

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 9

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 9

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

7,5

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,5

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,0

3,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 9

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 9

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 9

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 20.

Gebruik # 1 — Speendesinfectie na het melken door spuiten of dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik:

Gebruiksklaar speendesinfectiemiddel om te spuiten of te dippen na het melken, zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: door spuiten of dippen

Gedetailleerde beschrijving:

Door spuiten of dippen

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën en gisten: Gebruiksklaar, in 5 minuten contacttijd. Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen.

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Gebruiksklaar (met 3,6-7,5 % melkzuur afhankelijk van het product in kwestie)

In 5 minuten contacttijd

Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen.

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 9

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 9

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 9

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 9

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 9

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (9) VAN DE META-SPC 9

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Het product direct na elke melkbeurt aanbrengen, twee of drie keer per dag. Ervoor zorgen dat de speen voor drie vierde van haar lengte volledig bedekt is. Dipbeker of spuitflacon vullen met de gewenste hoeveelheid product. Niet meer vloeistof gebruiken dan nodig is.Ga uit van 5 ml per koe per behandeling. Het product 5 minuten laten inwerken.

Het product vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C brengen.

Voor optimale speendesinfectie moeten de dieren gedurende ten minste 5 minuten in een staande positie blijven.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Chemisch beschermende bril dragen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, e Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 9

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenolac SD

Marktgebied: EU

 

HCP Spray

Marktgebied: EU

Lactospray

Marktgebied: EU

Zitzentop

Marktgebied: EU

Lactosilk

Marktgebied: EU

Milchsäure Spray Bühning

Marktgebied: EU

Lacto SP

Marktgebied: EU

Stalosan Lac Spray

Marktgebied: EU

MIROX Spray Lac

Marktgebied: EU

Milchsäure Sprühe

Marktgebied: EU

Lactocid Spray

Marktgebied: EU

Milcho Spray

Marktgebied: EU

GAHERLAC SPRAY

Marktgebied: EU

Lactispray

Marktgebied: EU

Lacticoop Spray

Marktgebied: EU

Lactactiv Spray

Marktgebied: EU

Laktotop Spray

Marktgebied: EU

Superlac Spray

Marktgebied: EU

Robolac

Marktgebied: EU

MEPA Lac SD

Marktgebied: EU

Eco Lac SD

Marktgebied: EU

Lely Quaress Circum

Marktgebied: EU

BluGard Spray

Marktgebied: EU

Blu-Gard Spray

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0010 1-9

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,0

7.2.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenolac Forte SD

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0011 1-9

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

7,5

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

1,3

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,0

META-SPC 10

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 10

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 10

Identificatiecode

Meta SPC 10: Ready to use post-dips by spraying and dipping (PT3)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-10

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 10

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 10

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,05

0,05

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 10

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 10

Gevarencategorie

Ontvlambare vloeistof en damp.

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Bevat menthaan-3-on (CAS-nr. 14073-97-3). Kan een allergische reactie veroorzaken.

Veiligheidsaanbevelingen

Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. — Niet roken.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

In geval van brand:Blussen met water, alcoholbestendig schuim, droge chemische stof of koolstofdioxide.

Op een goed geventileerde plaats bewaren.Koel bewaren.

Inhoud naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval afvoeren in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

verpakking afvoeren naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 10

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 21.

Gebruik # 1 — Speendesinfectie na het melken door spuiten of dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik:

Gebruiksklaar speendesinfectiemiddel om te spuiten of te dippen na het melken, zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten of dippen

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën en gisten: Gebruiksklaar, in 5 minuten contacttijd. Het product vóór gebruik weer op kamertemperatuur laten komen

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Gebruiksklaar (met 3,6 % melkzuur)

In 5 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dosering:

7,5 ml werkoplossing per koe bij aanbrengen met spuitflacon

15 ml werkoplossing per koe bij aanbrengen met spuitinstallatie

15 ml per koe bij bespuiten met robot

2,5-5 ml per koe bij aanbrengen door dippen/schuimen

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 10

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 10

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 10

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 10

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (10) VAN DE META-SPC 10

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Het product direct na elke melkbeurt aanbrengen, twee of drie keer per dag. Ervoor zorgen dat de speen voor drie vierde van haar lengte volledig bedekt is. Dipbeker of spuitflacon vullen met de gewenste hoeveelheid product. Niet meer vloeistof gebruiken dan nodig is.Het product vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C brengen.

Voor optimale speendesinfectie moeten de dieren gedurende ten minste 5 minuten in een staande positie blijven.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Chemisch beschermende bril dragen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 10

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenocool

Marktgebied: EU

 

PEZERK LI PLUS

Marktgebied: EU

Milcho Dip

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0012 1-10

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

0,05

META-SPC 11

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 11

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 11

Identificatiecode

Meta SPC 11: Concentrated Surface and equipment disinfectants (PT3 and PT4)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-11

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 04 — Voeding en diervoeders

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 11

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 11

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

24,0

24,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

12,0

12,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

5,0

5,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 11

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 11

Gevarencategorie

Veroorzaakt huidirritatie.

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE HUID:Met veel water wassen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

Inhoud naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval afvoeren in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

verpakking afvoeren naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 11

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 22.

Gebruik # 1 — Desinfecteren van harde oppervlakken in voedingsmiddelen- en diervoederindustrie

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In voedingsmiddelen-/diervoederindustrie + openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken door spuiten of inweken met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten of onderdompelen

Gedetailleerde beschrijving:

Spuiten

Onderdompelen (bad alleen voor eenmalig gebruik bestemd)

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): 1 % of 3 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij kamertemperatuur:

3 % (met 0,72 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd

1 % (met 0,24 % melkzuur) in 15 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 23.

Gebruik # 2 — Desinfecteren door inweken van uitrusting in voedingsmiddelen- en diervoederindustrie

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Binnen — in voedingsmiddelen-/diervoederindustrie + openbare ruimten:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken (bv. voedselverwerkende machines) door spuiten of inweken zonder voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten of onderdompelen

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 100 ml/m2

Verdunning (%): 8 % of 15 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij +7 °C:

Door inweken: 15 % (met 3,6 % melkzuur) in 30 seconden contacttijd

Door spuiten: 8 % (met 1,92 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 24.

Gebruik # 3 — Desinfecteren van harde oppervlakken voor dierhygiëne

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Diergeneeskundig gebruik:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken door spuiten of inweken met voorafgaande reiniging

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door spuiten of onderdompelen

Gedetailleerde beschrijving:

Spuiten

Onderdompelen (bad alleen voor eenmalig gebruik bestemd)

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij +10 °C: 4 % in 30 minuten contacttijd

Verdunning (%): 4 %

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten bij +10 °C:

4 % (met 0,96 % melkzuur) in 30 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Tijdens desinfectie mogen er geen dieren in de dierenverblijven zijn. Het product wordt gebruikt om stallen van varkens, koeien en pluimvee te desinfecteren. De oppervlakken vóór desinfectie grondig reinigen met een schoonmaakmiddel. Spoelen met zuiver water en overtollig water verwijderen.

Mengen en laden: Verpakking wordt handmatig geopend en in het reservoir geleegd of aangesloten op een pomp die het product in het reservoir van het spuitapparaat pompt, dat daarna met water gevuld wordt om de vereiste gebruiksconcentratie te bereiken. Het product aanbrengen door spuiten of onderdompelen. Genoeg oplossing gebruiken om de oppervlakken gedurende de volledige contacttijd nat te houden. Het is niet nodig gedurende de volledige contacttijd te spuiten.

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 11

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (11) VAN DE META-SPC 11

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Desinfectieprocedures door spuiten: Voor optimale desinfectie moeten de te desinfecteren oppervlakken genoeg bevochtigd zijn om ze gedurende de aanbevolen contacttijd nat te houden. De volgende veiligheidsaanbeveling wordt op het productetiket aangebracht: “Zorg ervoor dat de oppervlakken volledig bevochtigd zijn”.

Producten vóór gebruik verdunnen in drinkwater.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het mengen en laden.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 11

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenosan Lactic

Marktgebied: EU

 

Lacto Des

Marktgebied: EU

Bio Des 100

Marktgebied: EU

Bio Lac

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0013 1-11

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

24,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

12,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

5,0

META-SPC 12

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 12

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 12

Identificatiecode

Meta SPC 12: Inner surface disinfectants by CIP with and without circulation and crate wash (PT4)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-12

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 04 — Voeding en diervoeders

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 12

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 12

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

22,0

22,0

C6 alkylglucoside

Hexyl D-glucoside

Niet-werkzame stof

54549-24-5

259-217-6

2,4

2,4

Methaansulfonzuur

Methaansulfonzuur

Niet-werkzame stof

75-75-2

200-898-6

0,0

10,5

Zwavelzuur

Zwavelzuur

Niet-werkzame stof

7664-93-9

231-639-5

0,0

10,5

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 12

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 12

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel.

Kan bijtend zijn voor metalen.

Veiligheidsaanbevelingen

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren.

damp niet inademen.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

Beschermende kleding dragen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

NA INSLIKKEN:De mond spoelen.GEEN braken opwekken.

BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen.

NA INADEMING:De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden.

Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Achter slot bewaren.

Inhoud naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval afvoeren in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

verpakking afvoeren naar een inzamelingspunt voor gevaarlijk of bijzonder afval in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 12

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 25.

Gebruik # 1 — Desinfecteren van binnenoppervlakken door Cleaning In Place (CIP) met circulatie

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In voedingsmiddelen- en diervoederindustrie:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze binnenoppervlakken door CIP-procedures (met circulatie)

Toepassingsmethode(n)

Methode: CIP-procedures

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: bij +50 °C

Verdunning (%): 1 tot 4 %

Aantal en timing van de toepassing:

Bij +50 °C

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

met voorafgaande reiniging: 2 % (met 0,44 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd/1 % in 30 minuten contacttijd

zonder voorafgaande reiniging: 4 % (met 0,88 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd of 1 % (0,22 % melkzuur) in 30 minuten contacttijd

in melkachtige toestand: 2 % (met 0,44 % melkzuur) in 15 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 26

Gebruik # 2 — Desinfecteren van binnenoppervlakken door CIP (Cleaning In Place) zonder circulatie

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

In voedingsmiddelen- en diervoederindustrie:

Desinfecteren van harde/niet-poreuze binnenoppervlakken door CIP-procedures (zonder circulatie)

Toepassingsmethode(n)

Methode: CIP-procedures

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Bij +50 °C

Verdunning (%): 2 % of 4 %

Aantal en timing van de toepassing:

Bij +50 °C

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

met voorafgaande reiniging: 2 % (met 0,44 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd

zonder voorafgaande reiniging: 4 % (met 0,88 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd of 2 % (met 0,44 % melkzuur) in 30 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 27.

Gebruik # 3 — Krattenwasmachines

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Binnen — in voedingsmiddelen- en diervoederindustrie

voor het desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken in krattenwasmachines

Toepassingsmethode(n)

Methode: Krattenwasmchine

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Bij +50 °C

Verdunning (%): 2 % of 4 %

Aantal en timing van de toepassing:

Bij +50 °C

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

met voorafgaande reiniging: 2 % (met 0,44 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd

zonder voorafgaande reiniging: 4 % (met 0,88 % melkzuur) in 2 minuten contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (hogedichtheidpolyethyleen)

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 12

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (12) VAN DE META-SPC 12

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Producten vóór gebruik verdunnen in drinkwater.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het mengen en laden.

Beschermende overall dragen (nader te bepalen door de toelatinghouder in de productinformatie).

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: In de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. Indien symptomen: 112/ambulance bellen voor medische hulp. Indien geen symptomen: een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 12

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Pho Cid L

Marktgebied: EU

 

Tornax 100

Marktgebied: EU

Tornax Des

Marktgebied: EU

Lacto CIP

Marktgebied: EU

Pho Cid Eco

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0014 1-12

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

22,0

C6 alkylglucoside

Hexyl D-glucoside

Niet-werkzame stof

54549-24-5

259-217-6

2,4

Methaansulfonzuur

Methaansulfonzuur

Niet-werkzame stof

75-75-2

200-898-6

10,5

7.2.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Pho Cid LS

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0015 1-12

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

22,0

C6 alkylglucoside

Hexyl D-glucoside

Niet-werkzame stof

54549-24-5

259-217-6

2,4

Zwavelzuur

Zwavelzuur

Niet-werkzame stof

7664-93-9

231-639-5

10,5

META-SPC 13

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 13

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 13

Identificatiecode

Meta SPC 13: Hard surface disinfectants (PT4)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-13

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 04 — Voeding en diervoeders

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 13

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 13

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

11,0

11,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

4,5

4,5

Methaansulfonzuur

Methaansulfonzuur

Niet-werkzame stof

75-75-2

200-898-6

10,5

19,5

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 13

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 13

Gevarencategorie

Kan bijtend zijn voor metalen.

Veroorzaakt ernstige brandwonden en oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren.

damp niet inademen.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

Beschermende kleding dragen.

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

NA INSLIKKEN:De mond spoelen.GEEN braken opwekken.

BIJ CONTACT MET DE HUID (of het haar):Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Huid met water afspoelen.

NA INADEMING:De persoon in de frisse lucht brengen en ervoor zorgen dat deze gemakkelijk kan ademen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

Gelekte/gemorste stof opnemen om materiële schade te vermijden.

Verontreinigde kleding wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken.

Achter slot bewaren.

Inhoud naar inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval brengen in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

verpakking afvoeren naar gevaarlijk of bijzonder afval brengen in overeenstemming met lokale, regionale, nationale en/of internationale regelgeving

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 13

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 28.

Gebruik # 1 — Desinfecteren van harde oppervlakken (PT 04)

Productsoort

PT 04 — Voeding en diervoeders

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

Sector voeding/diervoeders.

Desinfecteren van harde/niet-poreuze oppervlakken door schuimen

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door schuimen

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: Bij kamertemperatuur, in 30 minuten contacttijd Werkzaam tegen bacteriën en gisten: — met voorafgaande reiniging: 1 % — zonder voorafgaande reiniging: 5 %

Verdunning (%): 1 of 5 %

Aantal en timing van de toepassing:

Bij kamertemperatuur, in 30 minuten contacttijd

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

met voorafgaande reiniging: 1 % (met 0,11 % melkzuur)

zonder voorafgaande reiniging: 5 % (met 0,55 % melkzuur)

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

1 kg, 5 kg, 10 kg, 20 kg, 25 kg, 30 kg, 60 kg, 200 kg, 220 kg, 600 kg, 1 000  kg, 1 100  kg

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 13

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 13

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 13

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 13

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 13

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (13) VAN DE META-SPC 13

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Voor optimale desinfectie moeten de te desinfecteren oppervlakken genoeg bevochtigd zijn om ze gedurende de aanbevolen contacttijd nat te houden.

De volgende veiligheidsaanbeveling wordt op het productetiket aangebracht:“Zorg ervoor dat de oppervlakken volledig bevochtigd zijn”.

Producten vóór gebruik verdunnen in drinkwater.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Handschoenen en veiligheidsbril zijn nodig tijdens het mengen en laden.

Beschermende overall dragen (nader te bepalen door de toelatinghouder in de productinformatie).

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ INADEMING: In de frisse lucht brengen en laten rusten in een houding die het ademen vergemakkelijkt. Indien symptomen: 112/ambulance bellen voor medische hulp. Indien geen symptomen: een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten.Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 13

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Tornax L

Marktgebied: EU

 

Lacto Cid

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0016 1-13

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

11,0

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

4,5

Methaansulfonzuur

Methaansulfonzuur

Niet-werkzame stof

75-75-2

200-898-6

10,5

META-SPC 14

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 14

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 14

Identificatiecode

Meta SPC 14: Ready to use hygienic handrub (PT1)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-14

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 01 — Menselijke hygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 14

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 14

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

2,0

2,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

4,0

4,0

Butyldiglycol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

10,0

10,0

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 14

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 14

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstig oogletsel.

Veiligheidsaanbevelingen

oog/gelaatsbescherming dragen dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Onmiddellijk een arts raadplegen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 14

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 29.

Gebruik # 1 — Hygiënische handgel, voor beroepsmatig gebruik (PT 01)

Productsoort

PT 01 — Menselijke hygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Niet relevant

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Bacteriën

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Wetenschappelijke naam: Geen gegevens

Triviale naam: Gisten

Ontwikkelingsstadia: Geen gegevens

Toepassingsgebied

Binnen

in voedingsmiddelen-/diervoederindustrie; openbare ruimten; keukens.

Hygiënische handgel, op zichtbaar schone handen

Toepassingsmethode(n)

Methode: Door handen te wrijven

Gedetailleerde beschrijving:

/

Dosering(en) en frequentie

Toe te passen dosis: 6 ml product (d.w.z. 3 keer drukken voor beide handen samen)

Verdunning (%): -

Aantal en timing van de toepassing:

Werkzaam tegen bacteriën en gisten:

Gebruiksklaar (met 3,6 % melkzuur)

6 ml (d.w.z. 3 keer drukken voor beide handen samen)

1 minuut contacttijd

Categorie/categorieën gebruikers

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

50 ml, 75 ml, 100 ml, 150 ml, 500 ml, 1 l, 5 l, 10 l, 20 l, 25 l, 30 l, 60 l, 200 l, 220 l, 600 l, 1 000 l, 1 100 l

HDPE (Hoge Dichtheid Polyethyleen)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 14

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

/

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 14

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 14

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

zie algemene gebruiksaanwijzing van de meta-SPC 14

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (14) VAN DE META-SPC 14

5.1.   Gebruiksvoorschrift

6 ml product onverdund aanbrengen. Het product 1 minuut laten inwerken. Goed spoelen na het desinfecteren.

Alleen voor beroepsmatig gebruik

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

/

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

BIJ CONTACT MET DE HUID: Huid onmiddellijk afspoelen met veel water. Daarna verontreinigde kleding uittrekken en wassen alvorens deze opnieuw te gebruiken. Huid blijven afspoelen met water gedurende 15 minuten. Een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ INADEMING: Indien symptomen optreden, een arts raadplegen die contact kan opnemen met het NVCI (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) (NL) of Antigifcentrum (BE).

BIJ CONTACT MET DE OGEN: Onmiddellijk afspoelen met water gedurende een aantal minuten. Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen gedurende ten minste 15 minuten. Onmiddellijk 112/ambulance bellen voor medische hulp.

NA INSLIKKEN: Onmiddellijk de mond spoelen. Iets te drinken geven indien de blootgestelde persoon kan slikken. GEEN braken opwekken. 112/ambulance bellen voor medische hulp

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

De bezitter van dit afvalproduct draagt de volledige verantwoordelijkheid om de verpakking en inhoud als gevaarlijk afval te verwijderen. Inhoud niet afvoeren naar het riool en waterlopen. Veilig verwijderen in overeenstemming met lokale en nationale regelgeving.

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele, goed geventileerde plaats. Verpakking gesloten houden als ze niet wordt gebruikt.

Houdbaarheid van het product: 2 jaar.

6.   OVERIGE INFORMATIE

/

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 14

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Kenosan Hand Rub

Marktgebied: EU

Toelatingsnummer

EU-0027740-0017 1-14

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

L-(+)-melkzuur

 

Werkzame stof

79-33-4

201-196-2

3,6

Natriumlaurylsulfaat

Zwavelzuur, mono-C12-14-alkylesters, natriumzouten

Niet-werkzame stof

85586-07-8

287-809-4

2,0

Isopropanol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

4,0

Butyldiglycol

2-(2-butoxyethoxy)ethanol

Niet-werkzame stof

112-34-5

203-961-6

10,0


(1)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 1.

(2)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 2.

(3)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 3.

(4)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 4.

(5)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 5.

(6)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 6.

(7)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 7.

(8)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 8.

(9)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 9.

(10)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 10.

(11)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 11.

(12)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 12.

(13)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 13.

(14)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 14.


12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/78


VERORDENING (EU) 2022/1392 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 wat International Accounting Standard 12 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) zijn bepaalde op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties voor jaarrekeningen goedgekeurd.

(2)

Op 7 mei 2021 heeft de International Accounting Standards Board wijzigingen in International Accounting Standard (IAS) 12 Winstbelastingen gepubliceerd. Met die wijzigingen wordt verduidelijkt hoe ondernemingen uitgestelde belastingen op transacties zoals leaseovereenkomsten en verplichtingen voor ontmanteling moeten boeken en wordt beoogd de diversiteit in de rapportage van uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen met betrekking tot leaseovereenkomsten en verplichtingen voor ontmanteling te verminderen.

(3)

Als gevolg van de wijzigingen in IAS 12 Winstbelastingen is ook International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards gewijzigd om de consistentie tussen deze standaarden te waarborgen.

(4)

Na overleg met de European Financial Reporting Advisory Group concludeert de Commissie dat de wijzigingen in IAS 12 Winstbelastingen voldoen aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde criteria voor goedkeuring.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

International Accounting Standard (IAS) 12 Winstbelastingen wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

(2)

International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards wordt gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IAS 12 Winstbelastingen.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2023 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Uitgestelde belasting in verband met activa en verplichtingen die voortvloeien uit één transactie

Wijzigingen in IAS 12

Wijzigingen in IAS 12 Winstbelastingen

De alinea’s 15, 22 en 24 worden gewijzigd. De alinea’s 22A en 98J-98L worden toegevoegd.

Opname van uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen

Belastbare tijdelijke verschillen

15

Voor alle belastbare tijdelijke verschillen moet een uitgestelde belastingverplichting worden opgenomen, behalve voor zover de uitgestelde belastingverplichting voortvloeit uit:

(a)

de eerste opname van goodwill; dan wel

(b)

de eerste opname van een actief of verplichting in een transactie die:

(i)

geen bedrijfscombinatie is;

(ii)

op het moment van de transactie geen invloed heeft op de commerciële winst of de fiscale winst (het fiscaal verlies), en

(iii)

op het moment van de transactie geen aanleiding geeft tot gelijke belastbare en verrekenbare tijdelijke verschillen.

Eerste opname van een actief of verplichting

22

Bij de eerste opname van een actief of verplichting kan een tijdelijk verschil ontstaan, bijvoorbeeld als een deel van de kostprijs of de volledige kostprijs van een actief niet fiscaal aftrekbaar is. De methode voor de administratieve verwerking van een dergelijk tijdelijk verschil is afhankelijk van de aard van de transactie die heeft geleid tot de eerste opname van het actief of de verplichting:

(a)

in een bedrijfscombinatie neemt een entiteit elke uitgestelde belastingverplichting of -vordering op, wat van invloed is op het bedrag van de goodwill of de winst uit een voordelige koop dat ze opneemt (zie alinea 19);

(b)

als de transactie invloed heeft op de commerciële winst of de fiscale winst, of aanleiding geeft tot gelijke belastbare en verrekenbare tijdelijke verschillen, neemt een entiteit alle uitgestelde belastingverplichtingen of -vorderingen op en neemt zij de daaruit voortvloeiende uitgestelde belastinglasten of -baten op in winst of verlies (zie alinea 59);

(c)

als de transactie geen bedrijfscombinatie is, geen invloed heeft op de commerciële winst noch op de fiscale winst en geen aanleiding geeft tot gelijke belastbare en verrekenbare tijdelijke verschillen, zou een entiteit, als zij niet voldoet aan de vrijstellingsvoorwaarden in de alinea’s 15 en 24, de daaruit voortvloeiende uitgestelde belastingverplichting of -vordering moeten opnemen en de boekwaarde van het actief of de verplichting met hetzelfde bedrag moeten aanpassen. Dergelijke aanpassingen doen echter afbreuk aan de transparantie van jaarrekeningen. Bijgevolg is het een entiteit krachtens deze standaard niet toegestaan om de resulterende uitgestelde belastingverplichting of -vordering op te nemen, noch bij de eerste opname, noch daarna (zie het onderstaande voorbeeld). Voorts neemt een entiteit latere wijzigingen niet op in de niet-opgenomen uitgestelde belastingverplichting of -vordering naarmate het actief wordt afgeschreven.

22A

Een transactie die geen bedrijfscombinatie is, kan leiden tot de eerste opname van een actief en een verplichting en, op het moment van de transactie, geen invloed hebben op de commerciële winst noch op de fiscale winst. Een lessee neemt bijvoorbeeld een leaseverplichting en het bijbehorende bedrag doorgaans op de aanvangsdatum van een leaseovereenkomst op als onderdeel van de kostprijs van een met een gebruiksrecht overeenstemmend actief. Afhankelijk van het toepasselijke belastingrecht kunnen bij de eerste opname van het actief en de verplichting in een dergelijke transactie gelijke belastbare en verrekenbare tijdelijke verschillen ontstaan. De uitzondering waarin de alinea’s 15 en 24 voorzien, is niet van toepassing op dergelijke tijdelijke verschillen en een entiteit neemt alle daaruit voortvloeiende uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen op.

Verrekenbare tijdelijke verschillen

24

Voor alle verrekenbare tijdelijke verschillen moet een uitgestelde belastingvordering worden opgenomen, in zoverre het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee het verrekenbare tijdelijke verschil kan worden verrekend, tenzij de uitgestelde belastingvordering voortvloeit uit de eerste opname van een actief of verplichting in een transactie die:

(a)

geen bedrijfscombinatie is;

(b)

op het moment van de transactie geen invloed heeft op de commerciële winst of de fiscale winst (het fiscaal verlies), en

(c)

op het moment van de transactie geen aanleiding geeft tot gelijke belastbare en verrekenbare tijdelijke verschillen.

Ingangsdatum

98J

Uitgestelde belasting in verband met activa en verplichtingen die voortvloeien uit één transactie, uitgegeven in mei 2021, wijzigde de alinea’s 15, 22 en 24 en voegde alinea 22A toe. Een entiteit moet deze wijzigingen overeenkomstig de alinea’s 98K-98L toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet ze dat feit vermelden.

98K

Een entiteit moet Uitgestelde belasting in verband met activa en verplichtingen die voortvloeien uit één transactie toepassen op transacties die plaatsvinden op of na het begin van de vroegste gepresenteerde vergelijkende periode.

98L

Een entiteit die Uitgestelde belasting in verband met activa en verplichtingen die voortvloeien uit één transactie toepast, moet ook, aan het begin van de vroegste gepresenteerde vergelijkende periode:

(a)

een uitgestelde belastingvordering opnemen — in zoverre het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee het verrekenbare tijdelijke verschil kan worden verrekend — en een uitgestelde belastingverplichting opnemen voor alle verrekenbare en belastbare tijdelijke verschillen in verband met:

(i)

met een gebruiksrecht overeenstemmende activa en leaseverplichtingen, en

(ii)

verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen en de bijbehorende bedragen die zijn opgenomen als onderdeel van de kostprijs van het desbetreffende actief, en

(b)

het cumulatieve effect van de eerste toepassing van de wijzigingen opnemen als een aanpassing van het beginsaldo van ingehouden winsten (of een andere component van het eigen vermogen, al naargelang het geval) op die datum.

Wijzigingen in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

Alinea 39AH wordt toegevoegd. In bijlage B wordt alinea B1 gewijzigd en worden alinea B14 en het kopje toegevoegd.

Ingangsdatum

39AH

Uitgestelde belasting in verband met activa en verplichtingen die voortvloeien uit één transactie, uitgegeven in mei 2021, wijzigde alinea B1 en voegde alinea B14 toe. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2023 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet ze dat feit vermelden.


Bijlage B

Uitzonderingen op de retroactieve toepassing van andere IFRSs

Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

B1

Een entiteit moet de volgende uitzonderingen toepassen:

(g)

overheidsleningen (alinea’s B10 tot en met B12);

(h)

verzekeringscontracten (alinea B13), en

(i)

uitgestelde belasting in verband met leaseovereenkomsten en verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen (alinea B14).

Uitgestelde belasting in verband met leaseovereenkomsten en verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen

B14

De alinea’s 15 en 24 van IAS 12 Winstbelastingen stellen een entiteit in bijzondere omstandigheden vrij van de opname van een uitgestelde belastingvordering of -verplichting. Ondanks deze vrijstelling moet een eerste toepasser op de datum van overgang naar de IFRSs een uitgestelde belastingvordering opnemen — in zoverre het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee het verrekenbare tijdelijke verschil kan worden verrekend — en een uitgestelde belastingverplichting opnemen voor alle verrekenbare en belastbare tijdelijke verschillen in verband met:

(a)

met een gebruiksrecht overeenstemmende activa en leaseverplichtingen, en

(b)

verplichtingen voor ontmanteling, herstel en soortgelijke verplichtingen en de bijbehorende bedragen die zijn opgenomen als onderdeel van de kostprijs van het desbetreffende actief.


12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/83


VERORDENING (EU) 2022/1393 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (2) stelt maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen vast.

(2)

In 2015 heeft het panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de menselijke gezondheid in verband met de aanwezigheid van tetrahydrocannabinol (THC) in melk en andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3). THC, meer bepaald Δ9-THC, is het meeste relevante bestanddeel van de hennepplant Cannabis sativa. De EFSA heeft een acute referentiedosis (ARfD) van 1 μg Δ9-THC/kg lichaamsgewicht vastgesteld.

(3)

Om meer gegevens te verkrijgen over de aanwezigheid van Δ9-THC en andere relevante niet-psychoactieve precursoren in van hennep afgeleide levensmiddelen en levensmiddelen die hennep of van hennep afgeleide ingrediënten bevatten, is Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie (4) vastgesteld.

(4)

Op 7 januari 2020 heeft de EFSA een wetenschappelijk verslag gepubliceerd waarin de acute blootstelling van de mens aan Δ9-THC wordt beoordeeld (5), rekening houdend met de gegevens over de aanwezigheid ervan zoals gegenereerd overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2016/2115. De ARfD van 1 μg/kg lichaamsgewicht werd volgens bepaalde schattingen van de acute blootstelling overschreden. Hoewel in de ramingen van de blootstelling de acute blootstelling aan Δ9-THC in de Unie naar verwachting wordt overschat, vormt de huidige blootstelling aan Δ9-THC een potentieel gezondheidsrisico.

(5)

Daarom moeten maximumgehalten in hennepzaad en van hennepzaad afgeleide producten worden vastgesteld om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen. Aangezien delta-9-tetrahydrocannabinolzuur (Δ9-THCA) via verwerking kan worden omgezet in Δ9-THC, moeten de maximumgehalten worden vastgesteld voor de som van Δ9-THC en Δ9-THCA, uitgedrukt in Δ9-THC equivalenten.

(6)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Om de marktdeelnemers in staat te stellen zich voor te bereiden op de nieuwe regels die bij deze verordening worden ingevoerd, is het passend te voorzien in een redelijke termijn totdat de maximumgehalten van toepassing zijn. Ook moet worden voorzien in een overgangsperiode voor levensmiddelen die vóór de datum van toepassing van deze verordening rechtmatig in de handel zijn gebracht.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

In de bijlage genoemde levensmiddelen die vóór 1 januari 2023 rechtmatig in de handel zijn gebracht, mogen in de handel blijven tot en met de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum van die levensmiddelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

(3)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, EFSA Journal 2015;13(6):4141.

(4)  Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie van 1 december 2016 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 103).

(5)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), Arcella D, Cascio C en Mackay K, 2020. Acute human exposure assessment to tetrahydrocannabinol (Δ9-THC). EFSA Journal 2020;18(1):5953, 41 blz. https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.5953


BIJLAGE

In afdeling 8 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt de volgende vermelding 8.6 toegevoegd:

Levensmiddelen

Maximumgehalte (mg/kg)

“8.6.

Delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC)-equivalenten  (*1)

 

8.6.1

Hennepzaad

3,0

8.6.2

Gemalen hennepzaad, (gedeeltelijk) ontvet hennepzaad en andere van hennepzaad afgeleide/verwerkte producten  (*2), met uitzondering van de in punt 8.6.3 bedoelde producten.

3,0

8.6.3

Hennepzaadolie

7,5


(*1)  Het maximumgehalte heeft betrekking op de som van delta-9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) en delta-9-tetrahydrocannabinolzuur (Δ9-THCA), uitgedrukt als Δ9-THC. Er wordt een factor 0,877 toegepast op het gehalte aan Δ9-THCA en het maximumgehalte heeft betrekking op de som van Δ9-THC + 0,877 × Δ9-THCA (in het geval van de afzonderlijke bepaling en kwantificering van Δ9-THC en Δ9-THCA).

(*2)  Onder van hennepzaad afgeleide/verwerkte producten worden producten verstaan die uitsluitend van hennepzaad zijn afgeleid/verwerkt.”.


12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/86


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1394 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea of Taiwan, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Momenteel is een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China van toepassing dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1077 van de Commissie (2) naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (3) (“het vorige nieuwe onderzoek”). De maatregelen nemen de vorm aan van rechten van 16,3 % tot 16,8 % van de waarde van de ingevoerde goederen.

(2)

De maatregelen zijn bij Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad (4) uitgebreid tot de invoer verzonden uit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea.

(3)

De maatregelen zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2013 van de Raad (5) verder uitgebreid tot de invoer verzonden uit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (6) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(5)

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 30 maart 2021 ingediend door Euroalliages (“de indiener van het verzoek”), een vereniging die alle drie de producenten in de Unie vertegenwoordigt en derhalve meer dan 25 % van de totale productie van silicium in de Unie vertegenwoordigt in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(6)

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijs was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 2 juli 2021 een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) (“het bericht van opening”).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbenden

(8)

In het bericht van opening zijn de belanghebbenden uitgenodigd contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de drie producenten in de Unie die 100 % van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigen, de haar bekende producenten in de VRC en de autoriteiten van het betrokken land, de haar bekende importeurs, gebruikers, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(9)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

1.6.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(10)

Van EUSMET werden opmerkingen ontvangen over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(11)

EUSMET voerde aan dat het niet-vertrouwelijke verzoek om een nieuw onderzoek niet voldeed aan de vereisten van artikel 19, leden 1 en 2, van de basisverordening.

(12)

Dit argument werd verworpen. Naar aanleiding van de opmerkingen van EUSMET heeft de indiener van het verzoek aanvullende inlichtingen verstrekt om de feiten in het verzoek inzichtelijker te maken. Deze aanvullende inlichtingen zijn in het dossier opgenomen zodat de belanghebbenden ze kunnen controleren en EUSMET een redelijk inzicht kan krijgen in de vertrouwelijke inlichtingen overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening.

(13)

De Commissie was daarom van oordeel dat de informatie in de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek voldoende gedetailleerd was om de belanghebbenden in staat te stellen hun recht van verweer tijdens de gehele procedure uit te oefenen.

(14)

In haar opmerkingen over de opening van het onderzoek verzocht EUSMET de Commissie in het stadium van de mededeling van feiten en overwegingen informatie bekend te maken over de hoeveelheden productiefactoren die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt, en de Commissie moet ook het in het verzoek om een nieuw onderzoek bedoelde rapport AlloyConsult openbaar maken.

(15)

EUSMET herhaalde deze twee verzoeken in haar opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen. Zoals uiteengezet in de overwegingen 178 tot en met 181 en 191 zijn beide argumenten verworpen.

1.6.1.   Opmerkingen ten gronde

(16)

EUSMET merkte op dat het verzoek om een nieuw onderzoek onvoldoende bewijsmateriaal bevatte om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen te openen, en dat het onjuiste beweringen bevatte betreffende dumping, voortzetting van de dumping, schade en voortzetting van de schade. EUSMET heeft haar beweringen met de volgende argumenten gestaafd.

(17)

Ten eerste beweerde EUSMET dat er zes maanden zijn verstreken tussen het einde van de termijn voor de indiening van de gegevens en de indiening van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(18)

Met betrekking tot dit argument wees de Commissie erop dat, gezien de tijd die verstrijkt voordat de gegevens uit verschillende bronnen beschikbaar komen en de tijd die nodig is om ze in een verzoek te bundelen, een tijdsverschil van doorgaans enkele maanden tot aan de indiening van het verzoek onvermijdelijk is. In dit geval is het aanvaarden van een tijdsverschil van zes maanden in overeenstemming met de vaste richtsnoeren die de Commissie verstrekt aan klagers.

(19)

Ten tweede voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling uit de VRC buiten beschouwing had gelaten in de berekening van de dumping- en de schademarge.

(20)

Alvorens het nieuwe onderzoek te openen heeft de Commissie de invoer geanalyseerd met en zonder actieve veredeling en in beide gevallen de nodige correcties aangebracht om de normale waarde en de uitvoerprijzen te kunnen vergelijken. De Commissie merkte op dat zowel de door de indiener van het verzoek gebruikte methode als de methode op basis van de regeling actieve veredeling leidt tot de bevinding dat er sprake is van aanzienlijke dumping. De door de indiener van het verzoek gekozen methode kan dus niet tot gevolg hebben dat de opening van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen onwettig is. Het argument moet daarom worden afgewezen.

(21)

Ten derde merkte EUSMET op dat het gebruik van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en de selectie van een representatief land niet in overeenstemming is met de WTO, aangezien dumping niet gaat over landelijke verstoringen, maar over individuele ondernemingen. Bovendien voerde EUSMET aan dat verstoring van de binnenlandse kosten voor basisproducten geen factor is die de vaststelling van de normale waarde uit hoofde van artikel 2.2 van de WTO-Antidumpingovereenkomst toestaat. Bovendien sluit artikel 2, lid 6 bis — door de verplichting alleen gebruik te maken van niet-verstoorde kosten voor basisproducten waarin kosten/prijzen tot uitdrukking komen uit “bronnen” die niet zijn beïnvloed door verstoringen — uit dat de productiekosten voor een exporteur of producent worden berekend op basis van diens administratie, zelfs als die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen en de geregistreerde kosten voor basisproducten weergeeft. Tot slot voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek onvoldoende bewijsmateriaal had verstrekt over het bestaan van verstoringen in de sector siliciummetaal.

(22)

De argumenten van EUSMET over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening konden niet worden aanvaard. Met betrekking tot het argument dat het bestaan van verstoringen niet moet worden onderzocht op landelijk niveau, maar afzonderlijk voor elke producent-exporteur, herinnert de Commissie eraan dat zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, de normale waarde voor elke producent-exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening kan worden vastgesteld met behulp van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land. In dit verband en in reactie op het argument van EUSMET over het gebruik van uitsluitend niet-verstoorde kosten voor basisproducten waarin kosten/prijzen tot uitdrukking komen uit een representatief land dat niet door verstoringen is beïnvloed, merkt de Commissie op dat artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening het gebruik van binnenlandse kosten uitdrukkelijk toestaat indien met zekerheid is vastgesteld dat die niet verstoord zijn. De Commissie heeft dit tijdens het onderzoek beoordeeld. Aangezien geen van de producenten-exporteurs meewerkte, kon in het licht van het beschikbare bewijs evenwel niet worden vastgesteld dat de kosten van de productie en verkoop van silicium niet verstoord waren.

(23)

Ten aanzien van het argument van EUSMET dat verstoringen niet vallen onder de factoren die de vaststelling van de normale waarde uit hoofde van artikel 2.2 van de WTO-Antidumpingovereenkomst toestaan, merkt de Commissie op dat het interne recht niet exact dezelfde bewoordingen hoeft te bevatten als de betrokken overeenkomsten om in lijn te zijn met die overeenkomsten. Bijgevolg is de Commissie van mening dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van de Antidumpingovereenkomst, met inbegrip van de mogelijkheden om de normale waarde vast te stellen als bedoeld in artikel 2.2 daarvan. De Commissie brengt voorts in herinnering dat het WTO-recht zoals dat door de WTO-panels en de Beroepsinstantie is uitgelegd, het gebruik van gegevens van een derde land toestaat, naar behoren gecorrigeerd indien een dergelijke correctie nodig is en wordt gestaafd. Het bestaan van verstoringen van betekenis maakt de kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt voor de berekening van de normale waarde. In deze omstandigheden is in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voorzien in een berekening van productie- en verkoopkosten op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een geschikt representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer.

(24)

Wat het argument inzake het bewijs van het bestaan van verstoringen in de siliciummetaalsector betreft, stelde de Commissie vast dat de indiener van het verzoek voldoende bewijs van verstoringen in die sector heeft geleverd, gebaseerd op het rapport van de Commissie over verstoringen in de VRC (8), alsmede op een specifiekere onafhankelijke studie die in 2018 is uitgevoerd in opdracht van Euroalliages. Hoewel de indiener van het verzoek in het verzoek specifiek verwees naar verstoringen met betrekking tot grondstoffen en elektriciteit, heeft hij ook de uitvoeriger verslagen als bijlage meegezonden. Deze verslagen bevatten uitgebreid bewijs over alle aspecten van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(25)

Ten vierde voerde EUSMET aan dat er een te hoge dumpingmarge was berekend, aangezien de indiener van het verzoek hem welgevallige perioden had geselecteerd voor de berekening van de normale waarde.

(26)

De door de indiener van het verzoek voorgestelde methode is redelijk, aangezien die gebaseerd was op de hem ter beschikking staande gegevens en betrekking had op de periode die is gebruikt voor de berekening van de dumping (d.w.z. oktober 2019 tot en met juni 2020). Dit argument werd daarom van de hand gewezen.

(27)

Ten vijfde merkte EUSMET ten aanzien van de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping op dat het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal uitsluitend was gebaseerd op de analyse van de Chinese prijzen bij uitvoer naar India, Zuid-Korea en Japan, die hoe dan ook onnauwkeurig waren.

(28)

De Commissie merkte op dat de indiener van het verzoek niet alleen rekening hield met de Chinese prijzen bij uitvoer naar andere landen, maar ook verwees naar de uitvoerigere analyse in hoofdstuk VI van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, over de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade. Dat hoofdstuk heeft betrekking op de reservecapaciteit in de VRC en op het volume van de Chinese uitvoer naar de Unie en naar derde landen, zaken die ook relevant zijn voor de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping. De Commissie was derhalve van mening dat de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie toereikend was om te voldoen aan de wettelijke norm om overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen wat betreft de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping. De indiener van het verzoek heeft ook een redelijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs van uitvoer naar derde landen verstrekt. De door EUSMET voorgestelde correcties zouden niet hebben geleid tot een andere conclusie, aangezien de prijzen van uitvoer uit de VRC ook dan nog aanzienlijk onder de normale waarde zouden liggen. Dit argument is derhalve afgewezen.

(29)

Ten zesde voerde EUSMET aan dat de Chinese invoer van silicium in de Unie tussen 2017 en 2020 sneller is gedaald dan het verbruik van silicium in de Unie. Met andere woorden: de Chinese exporteurs konden geen omzet of marktaandeel hebben weggehaald bij de producenten in de Unie.

(30)

De Commissie beschouwde het in het verzoek vermelde bewijs als toereikend bewijs waarover de indiener van het verzoek redelijkerwijs kon beschikken. Volgens het in het verzoek opgenomen en door de Commissie geanalyseerde bewijs zou de invoer uit de VRC op de markt van de Unie bij ontbreken van maatregelen waarschijnlijk toenemen als gevolg van de onbenutte capaciteit in het betrokken land. Dergelijke hoeveelheden tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie naar alle waarschijnlijkheid zouden blijven onderbieden, zouden waarschijnlijk leiden tot voortzetting van de schade voor de bedrijfstak van de Unie. Verder impliceert het bestaan van andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet noodzakelijk dat de gevolgen van de Chinese invoer met dumping voor die bedrijfstak niet aanmerkelijk zouden zijn, met name in het geval van een prospectieve analyse met de nadruk op wat er zou gebeuren mochten de maatregelen worden ingetrokken. Derhalve moet het argument van EUSMET worden afgewezen.

(31)

Ten zevende voerde EUSMET aan dat de analyse van de prijseffecten en de berekeningen van de prijsonderbieding en het prijsbederf in de verzoeken om een nieuw onderzoek niet representatief waren aangezien geen rekening was gehouden met de prijzen van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling. Bovendien merkte EUSMET op dat de berekening van de prijsonderbieding verkeerd was omdat i) de Chinese invoerprijzen van silicium voor aluminiumtoepassingen vergeleken waren met de verkoop van alle siliciummetaal in de Unie, met inbegrip van silicium voor chemische toepassingen, ii) de kosten na invoer niet bij de Chinese invoerprijzen waren opgeteld, iii) geen correctie voor het verschil in handelsstadium was toegepast op de Chinese invoer, hoewel die via handelaren in de Unie terechtkomt, terwijl de verkoop in de Unie normaliter verloopt tussen de producenten in de Unie en de eindgebruikers. Ten slotte voerde EUSMET aan dat de berekeningen van het prijsbederf om dezelfde redenen onjuist was als de berekening van de prijsonderbieding; bovendien waren zij ook gebaseerd op kunstmatig hoge productiekosten waarbij onder meer zonder enige rechtsgrondslag werd uitgegaan van een streefwinst van 15 %.

(32)

De indiener van het verzoek ging in zijn analyse uit van het beste bewijsmateriaal waarover hij op dat moment beschikte, en de Commissie achtte deze analyse voldoende representatief en betrouwbaar en vond dat die voldoende bewijsmateriaal bevatte om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen.

(33)

Ten achtste voerde EUSMET aan dat de bedrijfstak van de Unie geen negatieve gevolgen ondervindt van de Chinese invoer. EUSMET bracht in dat silicium voor chemische toepassingen verschilt van silicium voor aluminiumtoepassingen en dat, waar de verkoop van de bedrijfstak van de Unie vooral silicium voor chemische toepassingen betreft, de invoer uit de VRC in het kader van de normale regeling eerder laagwaardige producten voor de secundaire aluminiummarkt betreft. Derhalve heeft EUSMET de Commissie verzocht een gesegmenteerde schadeanalyse te verrichten voor silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen. Een dergelijk verzoek werd herhaald in de opmerkingen van EUSMET na de mededeling van feiten en overwegingen, maar dit argument moet worden afgewezen. De Commissie verwijst in dit verband naar punt 2.3, waarin de homogeniteit van het product wordt geanalyseerd.

(34)

Ten negende voerde EUSMET aan dat het verbruik in de Unie tussen 2018 en 2020 is gedaald, zowel om cyclische redenen als ten gevolge van de COVID-19-pandemie. EUSMET merkte derhalve op dat de Chinese invoer geen effect had op de daling van het verbruik in de Unie.

(35)

Hoewel de Commissie de analyse van EUSMET inzake de ontwikkeling van het verbruik in de Unie deelde, vond zij niet dat de daling van het verbruik in verband met andere markten de bewering in het verzoek — dat zowel betrekking had op voortzetting als op herhaling van de schade — tenietdeed, waarop zij dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen heeft geopend. Niettemin zal de Commissie, ook indien de daling van het verbruik in de Unie geen verband houdt met de invoer uit de VRC, in een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen analyseren wat de gevolgen voor de verkoop en het marktaandeel zouden zijn als de maatregelen zouden komen te vervallen.

(36)

Ten tiende voerde EUSMET aan dat de daling van het productievolume en de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie niet aan de invoer uit de VRC kan worden toegeschreven, maar veeleer het gevolg is van het besluit van één producent in de Unie om de productie in bepaalde fabrieken tijdelijk stop te zetten. In dezelfde trant argumenteerde EUSMET dat de daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie geen verband houdt met de invoer uit de VRC, die tussen 2017 en het derde kwartaal van 2020 is gedaald, maar veeleer met een daling van de vraag en een toename van de invoer uit derde landen. EUSMET voerde in dit verband voorts aan dat de verkoopprijzen van de Unie, ondanks de Chinese invoer, in de periode 2017-2019 stabiel zijn gebleven en in de eerste drie kwartalen van 2020 zijn gedaald in overeenstemming met een wereldwijde vermindering van de vraag naar silicium. Tegen de achtergrond van een dalende vraag zouden de producenten in de Unie aldus niet in staat zijn hun prijzen te verhogen, ongeacht de invoer van Chinees silicium. Om dezelfde redenen kan de daling van de winstgevendheid niet worden toegerekend aan de invoer uit de VRC.

(37)

Deze argumenten kunnen niet worden aanvaard. De Commissie brengt in herinnering dat het bestaan van maatregelen vaak gepaard gaat met een vermindering van de invoer uit het betrokken land en dat geldende antidumpingmaatregelen vaak een positief effect hebben op de toestand van de bedrijfstak van de Unie. In een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen analyseert de Commissie wat er zou gebeuren als de maatregelen zouden komen te vervallen. Het feit dat de invoer uit de VRC misschien niet de belangrijkste oorzaak van de negatieve ontwikkeling van bepaalde schade-indicatoren is, kan de opening van het onderzoek derhalve niet in de weg staan.

(38)

Ten elfde vermeldde EUSMET enkele belangrijke factoren die van invloed zouden zijn op de bedrijfstak van de Unie en die volgens EUSMET in het nieuwe onderzoek over het hoofd werden gezien of verkeerd werden geïnterpreteerd. Het betreft daarbij de productiestrategie van de bedrijfstak van de Unie en de kosten daarvan, de ontwikkeling van de vraag naar silicium, de toename van de invoer uit derde landen en de gevolgen van de brexit. EUSMET heeft de Commissie verzocht deze factoren in aanmerking te nemen in het nieuwe onderzoek.

(39)

De Commissie achtte de interpretatie van de factoren door de indiener van het verzoek voldoende om het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen. In elk geval heeft de Commissie al deze factoren in aanmerking genomen bij haar analyse in deze verordening ten aanzien van de schade en het belang van de Unie.

(40)

Ten twaalfde voerde EUSMET aan dat de indiener van het verzoek de toekomstige vraag naar silicium te laag en de Chinese productie en capaciteit te hoog heeft ingeschat en de prijseffecten van de invoer uit de VRC heeft overdreven.

(41)

EUSMET heeft evenwel geen inlichtingen verstrekt die de ramingen in het verzoek om een nieuw onderzoek in twijfel zouden trekken. Dit argument kon derhalve niet worden aanvaard.

(42)

Gelet op het bovenstaande was de Commissie van oordeel dat het verzoek voldoende bewijsmateriaal bevatte om het nieuwe onderzoek te openen.

(43)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde EUSMET haar argument dat het gebruik van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar was met de antidumpingovereenkomst, zonder nieuwe argumenten of bewijzen toe te voegen. De Commissie heeft dit argument daarom afgewezen om dezelfde redenen als uiteengezet in de overwegingen 22 tot en met 24.

1.7.   Steekproeven

(44)

In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.7.1.   Steekproef van importeurs

(45)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde inlichtingen te verstrekken.

(46)

Er hebben zich geen niet-verbonden importeurs kenbaar gemaakt.

1.7.2.   Steekproef van producenten in de VRC

(47)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde inlichtingen te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China verzocht mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(48)

Er werden geen reacties ontvangen.

1.8.   Antwoorden op de vragenlijst

(49)

De Commissie heeft de overheid van de VRC (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(50)

De Commissie heeft de bedrijfstak van de Unie een vragenlijst gezonden. Bovendien werden de vragenlijsten voor de bedrijfstak van de Unie, voor niet-verbonden importeurs en voor gebruikers beschikbaar gesteld op de website van DG Handel (9).

(51)

De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door drie producenten in de Unie en drie gebruikers.

1.9.   Verificatie

(52)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende medewerkende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

RW Silicium GmbH, Pocking, Duitsland

FerroAtlántica S.L., Madrid, Spanje

Ferropem, Chambéry, Frankrijk

 

Gebruikers

Wacker Chemie AG, München, Duitsland

Raffmetal SpA, Casto, Italië

Evonik Industries AG, Essen, Duitsland

1.10.   Vervolg van de procedure

(53)

Op 17 juni 2022 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(54)

Waar nodig heeft de Commissie de opmerkingen van de belanghebbenden in overweging genomen.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(55)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en de eerdere nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen, namelijk silicium (“het onderzochte product”), dat momenteel is ingedeeld onder GN-code 2804 69 00.

2.2.   Soortgelijk product

(56)

Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, is met dit nieuwe onderzoek in verband het vervallen van de maatregelen bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysieke, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het onderzochte product van oorsprong uit de VRC;

het product dat in het betrokken land wordt vervaardigd en daar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het door de bedrijfstak van de Unie in de Unie geproduceerde en verkochte product.

(57)

Deze producten worden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de homogeniteit van het product

(58)

EUSMET voerde aan dat silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen geen homogeen product is en dat silicium voor de twee eindtoepassingen niet onderling verwisselbaar is.

(59)

In de eerste plaats wees EUSMET op de verschillende samenstelling, technische en chemische eigenschappen van silicium, en merkte daarbij op dat silicium bestaat uit elementair silicium en bijkomende elementen in verschillende concentraties en niveaus. Bovendien lichtte EUSMET toe dat de bron van elk van de bijkomende elementen gelegen is in de basisgrondstoffen of het productieproces van silicium, zodat het silicium op basis van de verschillende gebruikte grondstoffen een bepaalde chemische samenstelling heeft die specifiek is voor een bepaald gebruik.

(60)

EUSMET voerde aan dat voor verschillende toepassingen in zowel de chemische als de aluminiumsector silicium met een verschillende zuiverheidsgraad nodig is. Gebruikers van silicium voor chemische toepassingen en voor aluminiumtoepassingen kunnen niet hetzelfde materiaal gebruiken en dingen bij leveranciers niet mee naar hetzelfde materiaal. De fungibiliteit en de concurrentie tussen silicium van chemische kwaliteit en silicium dat geschikt is voor de aluminiumsector, zijn derhalve uiterst beperkt.

(61)

EUSMET benadrukte dat de prijs van het in verschillende producten gebruikte silicium wordt beïnvloed door de chemische samenstelling van het gevraagde silicium. Meer in het bijzonder is het silicium waarmee siliconenpolymeren worden vervaardigd over het algemeen het duurst en is silicium dat wordt gebruikt voor secundair aluminium het goedkoopst. EUSMET voerde aan dat dit prijsverschil verband houdt met het feit dat er specifieke hoogwaardige grondstoffen, die ook duurder zijn, nodig zijn voor de productie van silicium met een hogere zuiverheidsgraad.

(62)

EUSMET wees voorts op de verschillen in de distributiekanalen van de verschillende soorten silicium. Aangezien gebruikers in de chemische sector op hun behoeften afgestemd silicium kopen waarbij hun leveranciers aan strenge eisen moeten voldoen, kopen zij rechtstreeks in bij siliciumproducenten. Bovendien kopen gebruikers in de chemische sector silicium op basis van kortetermijn- en langetermijncontracten en niet op de spotmarkt. Gebruikers in de aluminiumsector, en in het algemeen gebruikers van secundair aluminium, betrekken hun silicium daarentegen van handelaren, distributeurs of importeurs. Bovendien vinden de meeste aluminiumgerelateerde verkopen, enkele grote siliciumgebruikers in het segment van het primaire aluminium uitgezonderd, plaats op de spotmarkt.

(63)

Silicium is sinds het oorspronkelijke onderzoek naar de invoer van silicium uit de VRC en in alle daaropvolgende nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen altijd als homogeen product beschouwd. Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening gaat de Commissie bij alle nieuwe onderzoeken, voor zover de omstandigheden niet zijn gewijzigd, op dezelfde wijze te werk als bij het onderzoek dat tot instelling van het recht heeft geleid. In het onderhavige geval heeft EUSMET geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de omstandigheden met betrekking tot de homogene aard van het betrokken product sinds het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen zijn gewijzigd.

(64)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen merkte EUSMET op dat de Commissie in eerdere onderzoeken alleen rekening heeft gehouden met de invoer van siliciummetaal van aluminiumkwaliteit om schade vast te stellen en dat zij dus reeds een gesegmenteerde analyse heeft uitgevoerd. EUSMET voegde daaraan toe dat de Commissie heeft erkend dat silicium van chemische kwaliteit meestal werd ingevoerd via de regeling actieve veredeling (IPP) en dat de invoer in verband met dit marktsegment derhalve was vrijgesteld van de rechten.

(65)

De Commissie merkt in de eerste plaats op dat, overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening, aangezien de omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven, de methode moet worden gebruikt die wordt gebruikt in het onderzoek dat tot het recht heeft geleid (10). In het vorige tussentijdse nieuwe onderzoek werd geen segmentgebaseerde analyse uitgevoerd (11). De Commissie heeft slechts een onderscheid gemaakt tussen twee invoerregelingen voor de vaststelling van de prijsonderbieding en de schademarge.

(66)

Zoals vermeld in overweging 48, heeft geen enkele producent-exporteur aan het onderzoek meegewerkt. Bovendien vormt de invoer door de leden van EUSMET slechts een klein deel van de totale invoer van het betrokken product. Bijgevolg kon de Commissie geen aandeel van silicium voor aluminium en chemie in de totale invoer van het betrokken product vaststellen, noch een verband tussen de gebruikte invoerregeling en de ingevoerde siliciumkwaliteit. Dit argument werd dan ook afgewezen.

3.   DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(67)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van silicium uit de VRC in de Unie voortgezet, al was het marktaandeel ervan kleiner dan tijdens het tijdvak van het vorige nieuwe onderzoek.

(68)

Geen enkele producent uit de VRC heeft medewerking verleend aan het onderzoek. Derhalve heeft de Commissie de autoriteiten van het betrokken land meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de bevindingen met betrekking tot de VRC. De Commissie heeft geen opmerkingen over deze informatie ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(69)

Bijgevolg werden de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek, informatie die in de loop van het nieuwe onderzoek werd verkregen van medewerkende producenten en gebruikers in de Unie, alsook handelsstatistieken van Eurostat over in- en uitvoer.

3.2.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(70)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(71)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(72)

De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. De Commissie heeft geen opmerkingen over deze informatie ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(73)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voorlopig Brazilië had geselecteerd als passend representatief land voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijk geschikte landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(74)

Op 23 februari 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van silicium een rol spelen.

(75)

Bovendien heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, Maleisië aangewezen als nog een mogelijk passend representatief land. De Commissie heeft opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen van de indiener van het verzoek en EUSMET.

(76)

Op 5 april 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Maleisië als het representatieve land. Ook informeerde zij de belanghebbenden dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming PMB Silicon Bhd, een producent van het product in het representatieve land.

(77)

De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van de indiener van het verzoek en EUSMET. EUSMET heeft ook opmerkingen ingediend in reactie op die van de indiener van het verzoek.

3.2.1.   Normale waarde

(78)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(79)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter, voor zover hier van belang, het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(80)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.2.2.   Bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC

(81)

In recente onderzoeken betreffende ferrosilicium (12) en calciumsilicium (13) van oorsprong uit de VRC heeft de Commissie vastgesteld dat er in de metaalsector in de VRC sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De Commissie heeft in die onderzoeken geconcludeerd dat op basis van het beschikbare bewijsmateriaal artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening moest worden toegepast.

(82)

In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, met als gevolg dat er sprake is van een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig marktbeginselen (14).

(83)

De Commissie heeft eveneens geconcludeerd dat er nog steeds sprake was van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (15).

(84)

Ook heeft zij vastgesteld dat de Chinese overheid zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven ook in de prijzen en kosten kan mengen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (16).

(85)

De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. Het planningssysteem van de VRC leidt er eveneens toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig de marktwerking plaatsvindt (17).

(86)

Ook heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (18).

(87)

De Commissie heeft eveneens vastgesteld dat er in de metaalsector sprake was van verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (19), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (20).

(88)

Net als in de vorige onderzoeken betreffende de metaalsector in de VRC is de Commissie in het kader van het onderhavige onderzoek nagegaan of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC.

(89)

De Commissie heeft dit gedaan op basis van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, en in het rapport van de Commissie inzake verstoringen van betekenis in de VRC (21) (“het rapport”), dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector die het onderzochte product omvat.

(90)

De Commissie heeft deze elementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld.

(91)

In het verzoek in de onderhavige zaak werd naar het rapport verwezen, met name naar punt 12.4.2 over uitvoerbeperkingen voor silicium en naar de punten over de elektriciteitsmarkt. De indiener van het verzoek verwees ook naar een auteursrechtelijk beschermde studie van AlloyConsult in het verzoek om een nieuw onderzoek betreffende door de overheid veroorzaakte marktverstoringen in de Chinese sectoren ferrolegeringen en silicium.

(92)

De Chinese overheid heeft nog steeds een bepaald deel van de siliciumsector in handen of heeft hier zeggenschap over in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Door het gebrek aan medewerking van Chinese exporteurs van het onderzochte product kon de exacte verhouding tussen particuliere producenten van silicium en producenten in overheidshanden niet nader worden bepaald.

(93)

De Commissie heeft echter vastgesteld dat een aantal Chinese siliciumproducenten eigendom zijn van de staat. Een van hen is Yunnan Nujiang International Silicon Trade Co, een dochteronderneming van Xiamen ITG Group Corp., Ltd (22). De uiteindelijke meerderheidsaandeelhouder van Xiamen ITG Group is de City of Xiamen State-owned Assets Supervision and Administration Commission (23).

(94)

Evenzo is de Shanghai Puyuan Foreign Economic and Trading Company (24) (SPFC) een volle dochteronderneming van de Shanghai National Nuclear Puyuan Group, die op haar beurt volledig in handen is van de China National Nuclear Corporation (“CNNC”), een van de Chinese staatsondernemingen.

(95)

Uit het onderzoek is verder gebleken dat de Chinese overheid nog steeds een aanzienlijk deel van de elektriciteitssector — elektriciteit is de belangrijkste productiefactor bij de vervaardiging van het onderzochte product — in bezit heeft. Zoals de Commissie in het rapport heeft vastgesteld, wordt de elektriciteitsmarkt in de VRC gekenmerkt door een sterke betrokkenheid van staatsondernemingen in verschillende stadia van de toeleveringsketen, waarbij het volledige transmissienet in handen is van twee staatsondernemingen en de staat ook in de productiefase aanzienlijke bezittingen heeft.

(96)

Ten aanzien van de mogelijkheid van de Chinese overheid om zich via overheidsaanwezigheid in bedrijven te mengen in de prijzen en kosten als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, heeft de Commissie tijdens het onderzoek vastgesteld dat er persoonlijke banden bestonden tussen de Chinese Communistische Partij (CCP) en de ondernemingen die het onderzochte product vervaardigen, en dat de ondernemingen zo waren ingericht dat de CCP zich kon mengen in hun bedrijfsvoering.

(97)

In de ITG Xiamen Group bekleedt het partijcomité van de CCP het hoogste organisatieniveau van de onderneming, op gelijke voet met de raad van bestuur en de raad van toezichthouders en boven het hoger management (25).

(98)

Bovendien bekleedt de voorzitter van de raad van bestuur van de Shanghai National Nuclear Puyuan Group in het SPFC tegelijkertijd de functie van secretaris van het partijcomité, terwijl de algemeen directeur van de onderneming tegelijkertijd functioneert als adjunct-secretaris van het partijcomité (26).

(99)

Uit het onderzoek bleek verder dat zowel publieke als particuliere ondernemingen in de siliciumsector ook zijn onderworpen aan beleidstoezicht. Net als alle andere sectoren in de VRC moeten deze producenten partijopbouwactiviteiten organiseren en nauwe banden met de CCP en haar ideologie onderhouden. De volgende voorbeelden illustreren op treffende wijze de bovengenoemde trend dat de Chinese overheid ook in de siliciumsector steeds meer ingrijpt.

(100)

De ITG Xiamen Group beschrijft op haar website uitgebreide activiteiten op het gebied van partijopbouw. Onder verwijzing naar een vergadering van de CCP-studiegroep van februari 2022 benadrukt de onderneming dat het noodzakelijk is “de juiste richting van de bouw van de speciale economische zone te waarborgen, het alomvattende leiderschap van de partij ten aanzien van de China International Trade Holding Group ten uitvoer te leggen, het alomvattende en strikte bestuur van de partij verder te verdiepen, zich te houden aan het socialisme met Chinese kenmerken, en de koers van secretaris-generaal Xi Jinping onvermoeibaar te volgen” (27).

(101)

De verklaring om trouw te zijn aan de partijleiding van de CCP geldt niet alleen voor de laatste tijd, maar strekt zich ook uit tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de website van SPFC, waarop de conclusies van de vergadering van het partijcomité van de groep op 17 november 2020 staan vermeld: “Wij moeten de ideologische inhoud versterken, het profiel, het actief denken, de zelfdiscipline en het zelfonderzoek aanscherpen, het belang van leren onderkennen, het inzicht vergroten, de studie verdiepen en handelen in de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de Communistische Partij van China (CCP) […] Volgens de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de CCP moest het zwaartepunt van de economische ontwikkeling worden gelegd op de reële economie, en moeten inspanningen worden geleverd om de industriële keten en de toeleveringsketen verder te moderniseren en de ontwikkeling van een modern industrieel systeem te versnellen […] We moeten de geest van de belangrijke toespraken van secretaris-generaal Xi Jinping en de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de CCP bestuderen en ernaar handelen […] en daarbij een sterk politiek, ideologisch en actiebewustzijn aan de dag leggen; in overeenstemming met de integrale inzet van het Centraal Comité van de Partij, de groepsonderneming en CNNC Puyuan moeten we, met het oog op de uitvoering ter plaatse, volledig handelen in de geest van de Vijfde Plenaire Zitting van het 19e Centraal Comité van de Partij […] Leden van het leidend team voor de toeleveringsketen van de CNNC, middenkaders en leden van diverse afdelingen namen deel aan deze uitgebreide studiebijeenkomst. (28)

(102)

Bovendien hanteert de vereniging volgens de werkregels van de brancheorganisatie voor silicium (29), een tak van de Chinese brancheorganisatie voor non-ferrometalen, de basislijn van de CCP als haar eigen richtsnoer (30). Voorts zijn de naleving van de lijn, de beginselen en het beleid van de partij en het bezit van goede politieke capaciteiten een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een post als voorzitter, vicevoorzitter of secretaris-generaal van de organisatie (31).

(103)

Verder werd vastgesteld dat er in de siliciumsector sprake is van discriminerende beleidsmaatregelen die binnenlandse producenten bevoordelen of het anderszins beïnvloeden van de markt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Silicium speelt een belangrijke rol bij de productie van aluminium en halfgeleiders (waarvoor het onderzochte product een basisproduct is), waardoor de siliciumsector op zijn beurt kan worden beschouwd als onderdeel van de strategische opkomende bedrijfstakken (32) die profiteren van een breed scala aan bestaande ondersteunende beleidsmaatregelen.

(104)

De staat mengt zich ook in de markten voor de basisproducten die worden gebruikt voor de productie van silicium, met name de elektriciteitsmarkten. Elektriciteit is een van de voornaamste basisproducten voor de productie van silicium, maar zoals in het rapport wordt geconcludeerd, zijn de elektriciteitsprijzen in de VRC niet marktgebaseerd en zijn ze ook onderhevig aan verstoringen van betekenis (via praktijken als centrale prijsstelling, prijsdifferentiatie en directe stroomafname) (33).

(105)

Hoewel de energiemarkt in de VRC een aantal veranderingen en hervormingen heeft doorgemaakt, zijn een aantal voor het energiesysteem relevante prijzen nog steeds niet marktconform. De overheid erkent dat de prijzen nog steeds grotendeels door de staat worden gecontroleerd: “Het huidige beheer van de elektriciteitsprijzen is nog steeds gebaseerd op overheidsprijzen. Prijscorrecties lopen vaak achter op wijzigingen in de kosten, en het is moeilijk om de kosten van het elektriciteitsverbruik tijdig en op redelijke wijze te weerspiegelen. […] Er is nog geen doeltreffend op concurrentie gebaseerd mechanisme tot stand gebracht voor de verkoop van elektriciteit, markttransacties tussen ondernemingen voor elektriciteitsopwekking en gebruikers zijn beperkt, en het is moeilijk om de markt een bepalende rol te laten spelen bij de toewijzing van middelen” (34).

(106)

Deze door de staat veroorzaakte zwakke markt ligt aan de basis van verdere pogingen om de markt te beheren, wat wordt weerspiegeld in een aantal opeenvolgende administratieve documenten. In november 2020 bracht de NDRC bijvoorbeeld de Kennisgeving inzake de bevordering van de ondertekening van elektriciteitscontracten op middellange tot lange termijn voor 2021 uit (35).

(107)

In het document worden de bevoegde afdelingen van lokale overheden opgedragen om “[…] ernaar te streven dat het bij contract vastgelegde elektriciteitsvolume niet minder bedraagt dan 80 % van het gemiddelde volume in de voorgaande drie jaar”, en wat de prijsstelling betreft om “in de lokale marktregelingen een correctiemechanisme voor afwijkingen vast te stellen […] om het hoofd te bieden aan afwijkingen tussen het bij contract vastgelegde energievolume en de daadwerkelijke uitvoering” en om “het prijsmechanisme van transacties op middellange en lange termijn te verbeteren. Alle lokaliteiten moeten de door de overheid goedgekeurde prijzen voor elektriciteitstransmissie en -distributie strikt toepassen”.

(108)

De kennisgeving bevat ook specifieke bepalingen voor de toepassing, met name via een voortgangsbewakingsmechanisme voor de ondertekening van contracten, of door het toezicht op en de bekendmaking en handhaving van contracten te intensiveren (36).

(109)

Verder bracht de Staatsraad in januari 2021 het Advies van de NDRC over de standaardisering van de tarieven voor de stedelijke water-, elektriciteits- en warmtevoorziening teneinde een hoogwaardige ontwikkeling van de sector te bevorderen uit (37). De kennisgeving bevat specifieke bepalingen betreffende prijsstelling door de overheid: “[…] Voor projecten die onderworpen zijn aan prijsstelling door de overheid of voor overheidsgestuurde prijzen op redelijke wijze de kostenopbouw bepalen, het toezicht op en de toetsing van de kosten versterken, het prijsvormingsmechanisme verbeteren en het prijsniveau wetenschappelijk vaststellen. […]”

(110)

Bij de hoofddoelen van de kennisgeving wordt specifiek verwezen naar het mechanisme voor overheidsinbreng met betrekking tot de prijsstelling, evenals de sectorale differentiatie van prijsstellingsmethoden: “Tegen 2025 moeten duidelijke resultaten worden behaald met betrekking tot het opschonen en standaardiseren van de lasten in de sectoren voor water-, energie-, gas- en warmtevoorziening. Er moet een basis worden gelegd voor een wetenschappelijk, gestandaardiseerd en transparant mechanisme voor prijsvorming, en het mechanisme voor overheidsinbreng moet verder worden verbeterd. Prijsstellingsmethoden die van toepassing zijn op verwante sectoren, methoden voor het toezicht op en de toetsing van de kosten, het prijsgedrag en een uitgebreid standaardpakket aan diensten, evenals de kwaliteit en doeltreffendheid van de levering van water, elektriciteit, warmte en andere producten en diensten, moeten aanzienlijk worden verbeterd”.

(111)

Een andere grondstof die wordt gebruikt voor de vervaardiging van het onderzochte product is steenkool. Zoals in het rapport is vastgesteld, is de kolenmarkt in de VRC onderhevig aan verstoringen, met name als gevolg van subsidiëring (38) en door het beheer van en de controle op de exploitatie van steenkoolbronnen (39).

(112)

In het recente calciumsiliciumonderzoek zijn verdere elementen van overheidsinmenging op de steenkoolmarkt geconstateerd. In mei 2021 brachten de National Energy Administration (NEA) en de NDRC gezamenlijk de Kennisgeving inzake beheersmaatregelen voor de productiecapaciteit van steenkoolmijnen en goedkeuringscriteria uit, met het oog op de regulering van de steenkoolmijncapaciteit en de handhaving van relevante beperkingen, berekend op basis van de kennisgeving (40). In december 2020 publiceerde de NDRC de Kennisgeving inzake het waarborgen van de ondertekening en uitvoering van steenkoolcontracten op middellange en lange termijn in 2021 (41).

(113)

In de kennisgeving komt uitdrukkelijk het doel naar voren om de invloed en het toezicht van de staat in het contractuele proces te vergroten: “Meer ruimte geven aan de rol van de overheid, aandacht schenken aan de versterking van systeemopbouw, transactieregels verbeteren, meer toezicht houden op kredieten, en de betrokken partijen begeleiden om het bewustzijn van de algemene situatie te vergroten, maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen, de uitvoering van contracten te standaardiseren, en de vlotte werking van de steenkoolmarkt te waarborgen.”.

(114)

In de kennisgeving wordt ook opgedragen om “de zelfdiscipline van de industrie te versterken. Alle relevante brancheorganisaties moeten ondernemingen begeleiden om de zelfdiscipline te vergroten, de vereisten van middellange- en langetermijncontracten naar behoren uit te voeren, en de situatie van vraag en aanbod op de markt en de voordelige positie van de sector niet te gebruiken om onevenwichtige contracten te sluiten. Grote ondernemingen moeten een voorbeeldfunctie vervullen, de ondertekening van contracten zelf reguleren, hun bewustzijn om verbintenissen na te komen vergroten, het initiatief nemen tot maatschappelijke verantwoordelijkheid en tot waarborging van de toelevering en stabiele prijzen, en het goed functioneren van de steenkoolmarkt op nationaal niveau bevorderen.”.

(115)

In het bijzonder moet worden gewezen op de duidelijke instructie om bij de ondertekening van contracten geen gebruik te maken van de situatie van vraag en aanbod op de markt. In april 2021 publiceerde de NDRC een bijkomende Kennisgeving inzake de waarborging van het toezicht op en het beheer van steenkoolcontracten op middellange en lange termijn in 2021, die erop gericht is de naleving van verkoopcontracten beter op te volgen en de toelevering van steenkool te waarborgen (met name op basis van de bepalingen van de bovengenoemde Kennisgeving nr. 902). Op grond daarvan moeten de betrokken partijen er met name voor zorgen dat het maandelijkse nalevingspercentage niet minder bedraagt dan 80 % en het nalevingspercentage per kwartaal en per jaar niet minder dan 90 % (42).

(116)

Het overheidsingrijpen komt ook tot uiting in de recente beslissing om de proefperiode voor de exploitatie van gesloten mijnen met een jaar te verlengen teneinde de productie en levering te doen toenemen en de stijging van de grondstofprijzen te doen keren (nadat de productie van de mijnen eerder was opgeschort) (43).

(117)

Zoals blijkt uit de bovenstaande voorbeelden beheert de Chinese overheid de ontwikkeling van de siliciumsector met een brede waaier aan beleidsinstrumenten en richtlijnen, en controleert zij vrijwel elk aspect van de werking van de sector. Deze richtsnoeren en dit ingrijpen van de overheid hebben ook betrekking op de belangrijkste basisproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van het onderzochte product.

(118)

Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van faillissements- en eigendomswetten overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening in de metaalsector geen gevolgen zou hebben voor de fabrikanten van het onderzochte product.

(119)

De metaalsector wordt ook beïnvloed door de verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen.

(120)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de metaalsector niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(121)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van het onderzochte product deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die worden betaald (en die als hun kosten worden geregistreerd) blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is, mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing, en zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(122)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van het onderzochte product ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar zijn alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) eveneens aangetast omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport.

(123)

Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(124)

Noch de Chinese overheid, noch de producenten hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen.

(125)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het betrokken product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren.

(126)

Op grond daarvan, en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten.

(127)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt.

3.2.3.   Representatief land

3.2.3.1.   Algemene opmerkingen

(128)

De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gekozen met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de databank van de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC (44);

productie van het soortgelijke product in dat land (45);

de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land.

Wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, moet, indien van toepassing, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(129)

De Commissie heeft in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt: In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen, en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen.

3.2.3.2.   Een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC

(130)

In de eerste mededeling heeft de Commissie Brazilië en Maleisië aangewezen als landen waar silicium wordt geproduceerd en die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC. Beide landen worden door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als hogere-middeninkomenslanden waarvan bekend was dat de productie van het soortgelijke product er plaatsvond.

(131)

Geen enkele belanghebbende heeft andere mogelijke representatieve landen geïdentificeerd.

3.2.3.3.   Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land

(132)

In de eerste mededeling gaf de Commissie aan dat de door de indiener van het verzoek genoemde producent van silicium in Brazilië, RIMA Industrial, in het kalenderjaar 2020 niet winstgevend was en dat in dit stadium geen andere Braziliaanse producenten waren geïdentificeerd.

(133)

De door EUSMET genoemde producent van silicium in Maleisië, PMB Silicon Bhd, was wel winstgevend in het kalenderjaar 2020. Op basis hiervan heeft de Commissie in de eerste mededeling opgemerkt dat Maleisië een geschikt representatief land kon zijn.

(134)

Na de publicatie van die mededeling heeft de indiener van het verzoek een lijst van siliciumproducenten in Brazilië ingediend, waaruit blijkt dat voor elk van die producenten openbare financiële gegevens beschikbaar zijn.

(135)

In de door de indiener van het verzoek aangeleverde lijst was één producent van silicium in Brazilië vermeld, de onderneming MinasLigas, die in 2020 winstgevend was.

(136)

De Commissie was derhalve op de hoogte van twee winstgevende siliciumproducenten, een in Maleisië en een in Brazilië.

(137)

In de tweede mededeling heeft de Commissie de beschikbare gegevens uit Maleisië en Brazilië over de productiefactoren verder vergeleken. De Commissie concludeerde dat de Maleisische gegevens over de productiefactoren representatiever waren, aangezien er geen sprake was van invoer van steenkool met een middelhoog asgehalte in Brazilië en slechts beperkte hoeveelheden kwarts en houtspaanders werden ingevoerd, en wel tegen niet-representatieve prijzen.

(138)

Derhalve heeft de Commissie de belanghebbenden er met de tweede mededeling van op de hoogte gebracht dat zij voornemens was Maleisië als geschikt representatief land en de onderneming PMB Silicon Bhd overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde.

(139)

De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Maleisië als representatief land en van PMB Silicon Bhd als producent in het representatieve land.

(140)

De Commissie heeft opmerkingen over de tweede mededeling ontvangen van EUSMET, dat achter de keuze van de Commissie voor Maleisië stond, en van de indiener van het verzoek, volgens wie Brazilië als geschikt representatief land moest worden overwogen.

(141)

De indiener van het verzoek betwistte het gebruik van Maleisië als representatief land op basis van de financiële gegevens van de onderneming PMB Silicon Bhd. De indiener voerde daarbij aan dat de onderneming in 2020 verlies heeft geleden, zonder evenwel enig bewijs te leveren.

(142)

In haar opmerkingen van 1 april 2022 verstrekte EUSMET echter ter plaatse gepubliceerde rekeningen over PMB Silicon Bhd waaruit bleek dat zij in 2020 winstgevend was. Dit argument van Euroalliages wordt derhalve afgewezen.

(143)

De indiener van het verzoek betwistte ook de representativiteit van bepaalde openbaar beschikbare gegevens uit Maleisië met betrekking tot bijproducten en verzocht de Commissie opnieuw om voor die factoren voor zover dat passend was Braziliaanse gegevens te gebruiken, en indien dat niet passend was gegevens uit andere landen te gebruiken.

(144)

Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie de gegevens uit Maleisië opnieuw onderzocht, rekening houdend met de opmerkingen van zowel de indiener van het verzoek als EUSMET over deze gegevens. De Commissie concludeerde dat de Maleisische gegevens over de productiefactoren betrouwbaar zijn. De Commissie merkte ook op dat, aangezien bij de berekening van de normale waarde een percentage zou worden gebruikt om de inkomsten uit bijproducten te berekenen, de benchmarks in de tweede mededeling voor bijproducten niet langer zouden worden gebruikt.

(145)

Bovendien merkt de Commissie op dat de indiener van het verzoek heeft toegegeven dat sommige gegevens met betrekking tot Brazilië niet geschikt zijn en dat andere bronnen zouden moeten worden gebruikt. Daarom heeft de Commissie dit argument van de indiener van het verzoek afgewezen.

(146)

Na de bekendmaking van de tweede mededeling merkte de Commissie op dat er een fout was geslopen in de GTA-gegevens over de invoer van houtspaanders in Maleisië. De gegevens waren in EUR en niet in CNY geëxtraheerd, waardoor de prijs per ton onjuist was. Bij analyse bleek echter dat de werkelijke prijs in CNY per ton veel hoger was dan de prijs die door de bedrijfstak van de Unie werd betaald, alsook veel hoger dan de gemiddelde uitvoerprijs per ton in de GTA voor alle landen.

(147)

Aangezien de prijzen van houtspaanders als niet-representatief werden beschouwd en het ontbrak aan een niet-verstoorde internationale prijs voor houtspaanders, was de Commissie van oordeel dat de gemiddelde prijs bij invoer in de Unie in CNY/ton een geschikte benchmark voor deze grondstof was.

(148)

De indiener van het verzoek betwistte ook de bronnen van de gegevens over elektriciteit en loonkosten, die volgens hem “obsolete” waren (46).

(149)

De Commissie heeft deze bronnen opnieuw gecontroleerd en opgemerkt dat de in de tweede mededeling vermelde elektriciteitstarieven nog steeds van kracht zijn. De in de tweede mededeling aangehaalde bron heeft wat de loonkosten betreft evenwel betrekking op het jaar 2016. Daarom heeft de Commissie recentere gegevens gezocht en het verslag met arbeidskostenstatistieken van het departement Statistiek van Maleisië “Salaries and Wages Survey Report 2020” (47), dat in juli 2021 werd gepubliceerd, als geschikte bron van gegevens aangemerkt.

3.2.3.4.   Niveau van sociale en milieubescherming

(150)

Aangezien was vastgesteld dat Maleisië op grond van alle voornoemde factoren het enige passende representatieve land was, hoefde er op grond van alle voorgaande elementen geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

3.2.3.5.   Conclusie

(151)

Gezien bovenstaande analyse voldeed Maleisië aan de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als geschikt representatief land te worden beschouwd.

3.2.4.   Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

(152)

In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld zoals grondstoffen, energie en arbeid die worden gebruikt bij de productie van het onderzochte product, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren.

(153)

Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de GTA om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Daarnaast verklaarde de Commissie dat zij de officiële Maleisische gegevens zou gebruiken om de niet-verstoorde kosten voor arbeid (48) en energie (49) vast te stellen.

3.2.5.   Productiefactoren

(154)

Aan de hand van alle informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek en de informatie die vervolgens door de indiener van het verzoek en de belanghebbenden is verstrekt, zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht:

Tabel 1

Productiefactoren van silicium

Productiefactor

Goederencode in Maleisië

Niet-verstoorde waarde in CNY

Maateenheid

Grondstoffen

Kwarts

2506 10

468,20

Ton

Steenkool met een middelhoog asgehalte

2701 19

437,23

Ton

Houtspaanders

4401 21

412,50

Ton

 

4401 22

412,50

Ton

Elektroden

8545 11

39 692,39

Ton

Arbeid

Arbeid

 

21,92

Arbeidsuur

Energie

Elektriciteit

 

0,53

kWh

3.2.6.   Grondstoffen

(155)

Silicium wordt geproduceerd in elektrische vlamboogovens door siliciumoxide te reduceren met behulp van diverse koolstofhoudende stoffen zoals steenkool en houtspaanders.

(156)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA.

(157)

Een invoerprijs in het representatieve land werd vastgesteld als een gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (50) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO.

(158)

De Commissie besloot de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen.

(159)

De resterende gegevens over de invoer uit de andere landen dan de VRC werden representatief geacht voor alle basisproducten behalve houtspaanders. Zoals vermeld in overweging 146 werd de invoerprijs voor houtspaanders in Maleisië niet representatief geacht en daarom werden in plaats daarvan gegevens over de invoer in de Europese Unie gebruikt.

(160)

Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk door de producenten in de Unie gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(161)

Aangezien de voor deze factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, en aangezien er geen gegevens van medewerkende producenten-exporteurs beschikbaar waren, besloot de Commissie deze kosten bij de verbruiksgoederen op te nemen. De Commissie heeft het percentage van de verbruiksgoederen op de totale grondstofkosten berekend en toegepast op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakt van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het passende representatieve land.

(162)

Voor bijproducten heeft de Commissie het percentage van de inkomsten uit door de bedrijfstak van de Unie gemelde bijproducten op de totale productiekosten berekend en dit percentage in mindering gebracht op de herberekende productiekosten bij gebruikmaking van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het passende representatieve land.

(163)

Normaliter moeten bij deze invoerprijzen ook de prijzen voor binnenlands vervoer worden opgeteld. Gezien de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich opnieuw zou kunnen voordoen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie echter besloten dat een correctie voor binnenlands vervoer niet nodig is. Dergelijke correcties zouden slechts leiden tot een verhoging van de normale waarde en derhalve van de dumpingmarge.

3.2.7.   Arbeid

(164)

De loonkosten in Maleisië worden gepubliceerd door het departement Statistiek van de regering van Maleisië (51) en deze bron werd gebruikt om de lonen in Maleisië te bepalen aan de hand van de informatie die is gepubliceerd voor de gemiddelde loonkosten per werknemer in de verwerkende industrie voor 2020. Volgens het Ministerie van Statistiek bedragen deze kosten 2 542 MYR per maand. Op basis van gemiddeld 186 werkuren per maand kwam de Commissie tot een gemiddeld uurloon van 13,67 MYR.

3.2.8.   Elektriciteit

(165)

De prijzen voor elektriciteit voor ondernemingen (industriële afnemers) in Maleisië worden door de elektriciteitsmaatschappij Tenaga Nasional Berhad (TNB) gepubliceerd (52). De meest recente tarieven werden gepubliceerd op 1 januari 2014 en waren nog steeds van toepassing in het TNO. De Commissie gebruikte de tarieven van de industriële elektriciteitsprijzen in de verbruikscategorie “Tarief E2 — Industrieel piek-/daltarief voor middenspanning” van TNB om de elektriciteitskosten per kWh vast te stellen.

3.2.9.   Vaste productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving

(166)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “[…] De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken.

(167)

Om een niet-verstoorde waarde voor de vaste productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van de vaste productiekosten in de totale productie- en loonkosten vastgesteld op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten te verkrijgen.

3.2.10.   Berekening van de normale waarde

(168)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(169)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het verbruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) bij de productie van silicium. De Commissie heeft de verbruiksratio’s vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid in Maleisië zoals hierboven beschreven.

(170)

Nadat de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie er de vaste productiekosten, de VAA-kosten en de winst, zoals hierboven vermeld, bij opgeteld. De vaste productiekosten werden vastgesteld op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De VAA-kosten en de winst werden bepaald op basis van de jaarrekeningen van PMB Silicon Bhd voor het jaar 2020, zoals vermeld in de gecontroleerde rekeningen van de onderneming (53).

(171)

De Commissie heeft de normale waarde, uitgaande van de niet-verstoorde productiekosten, berekend aan de hand van de volgende percentages:

optelling van de vaste productiekosten, die in totaal 7,6 % van de directe productiekosten uitmaakten;

optelling van de VAA- en de andere kosten, die goed waren voor 17,7 % van de totale productiekosten;

verwijdering van inkomsten uit bijproducten, die goed waren voor 6,97 % van de productiekosten, en

optelling van winst, die 5,05 % van de productiekosten bedroeg.

(172)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde berekend in het stadium af fabriek overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

(173)

Na de mededeling van feiten en overwegingen maakte EUSMET opmerkingen over de methode die werd gebruikt voor de behandeling van inkomsten uit bijproducten, die was gebaseerd op een percentage van de productiekosten in plaats van op een percentage van de productiekosten.

(174)

De in dit geval gebruikte methode is passend, aangezien geen enkele Chinese producent medewerking heeft verleend, en daarom werd de berekening van de normale waarde gebaseerd op het formaat van de verbruiksgegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, waar de inkomsten uit bijproducten werden uitgedrukt als percentage van de productiekosten.

(175)

Bij de simulaties in de indiening van EUSMET wordt de geïndexeerde normale waarde teruggebracht van 122,87 tot 119,92, een daling met iets minder dan 3 procentpunten. De Commissie is van mening dat dit kleine verschil geen wijziging van de verbruiksgegevens van de bedrijfstak van de Unie vereist, waarbij de inkomsten uit bijproducten worden uitgedrukt als percentage van de productiekosten.

(176)

Hoe dan ook heeft de berekening van de normale waarde in een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen tot doel vast te stellen of er sprake is van voortzetting van dumping, en ongeacht de door EUSMET voorgestelde methoden om de inkomsten uit bijproducten aan te pakken, zou de bevinding van voortzetting van dumping niet veranderen.

(177)

Bij de beoordeling van de argumenten van EUSMET met betrekking tot de dumpingberekeningen merkte de Commissie echter op dat er een fout was in de berekening (de inkomsten uit bijproducten waren niet in mindering gebracht op de productiekosten) en dat de normale waarde derhalve te hoog was opgegeven. Dit werd gecorrigeerd en opnieuw aan de belanghebbenden meegedeeld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(178)

EUSMET verzocht hen ook om nadere informatie over de berekening van de normale waarde en met name over de hoeveelheid van de productiefactoren die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt.

(179)

De Commissie heeft informatie over de benchmarks en productiefactoren op 17 juni 2022 in het niet-vertrouwelijke dossier opgenomen (54), als bijlage bij de nota-verbaal die aan de missie van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie is gezonden.

(180)

De Commissie heeft geen enkele belanghebbende in kennis gesteld van de hoeveelheden van elke productiefactor die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie worden gebruikt om één ton silicium te produceren, omdat deze informatie vertrouwelijk is.

(181)

De methode voor de berekening van de normale waarde is duidelijk uitgelegd aan alle belanghebbenden in het informatiedocument, dat in de overwegingen 168 tot en met 172 is weergegeven.

3.3.   Uitvoerprijs

(182)

Bij gebrek aan medewerking van producenten uit de VRC werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van cif-gegevens van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, door 5 % af te trekken als raming van de (zee)vracht- en verzekeringskosten en van de binnenlandse vervoerskosten, op basis van gegevens uit eerdere gevallen.

3.4.   Vergelijking

(183)

De Commissie heeft de door berekening vastgestelde normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening vergeleken met de uitvoerprijs in het stadium af fabriek zoals hierboven vastgesteld.

(184)

De Commissie heeft de normale waarde noch de uitvoerprijs gecorrigeerd voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, aangezien beide zich reeds in het stadium af fabriek bevonden.

3.5.   Dumpingmarge

(185)

Op basis van de beschikbare gegevens berekende de Commissie een dumpingmarge van 26,9 %.

(186)

De Commissie heeft daarom geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING

(187)

Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende bijkomende elementen zijn onderzocht:

(1)

de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC, en

(2)

de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(188)

In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de productiecapaciteit in de VRC geschat op tussen 6 en 8 miljoen ton per jaar, met de toevoeging dat er algemene overeenstemming bestaat over het feit dat de productiecapaciteit in de VRC hoger is dan het totale wereldverbruik. De indiener van het verzoek schatte de Chinese bezettingsgraad op 20 % tot 40 % in 2020. In het verzoek werd er ook op gewezen dat de productiecapaciteit in de VRC in 2014 tussen 3 en 5 miljoen ton per jaar bedroeg, wat wijst op een aanzienlijke stijging van de capaciteit in de VRC in de afgelopen jaren.

(189)

Zelfs bij een voorzichtige benadering, uitgaande van een productiecapaciteit van 6 miljoen ton die voor 40 % wordt benut, zou de VRC een reservecapaciteit van ongeveer 3,6 miljoen ton hebben. Dat is ongeveer zevenmaal het totale verbruik in de Unie.

(190)

In het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie ook een aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC vastgesteld en geconcludeerd dat deze reservecapaciteit inderdaad kan worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen vervallen (55). Er is geen bewijsmateriaal ontvangen dat deze conclusie op losse schroeven zet.

(191)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen betwistte EUSMET de omvang van de reservecapaciteit in de VRC zoals uiteengezet in het verzoek om een nieuw onderzoek. EUSMET heeft verzoeksters opnieuw verzocht om openbaarmaking van het rapport AlloyConsult waarnaar in het verzoek om een nieuw onderzoek wordt verwezen. De Commissie merkt op dat dit verslag auteursrechtelijk beschermd is en dat de open versie van het verzoek om een nieuw onderzoek een toereikende samenvatting van de bevindingen van het verslag vormt.

(192)

EUSMET verwees in plaats daarvan naar een verslag van CRU van april 2021 waarin wordt gesuggereerd dat de nominale capaciteit in de VRC 5 miljoen ton per jaar bedraagt en dat de “operationele capaciteit” 4 miljoen ton per jaar bedraagt.

(193)

EUSMET betwistte ook de bezettingsgraad van 20 % tot 40 %, die is gebaseerd op de geraamde capaciteit van 6 miljoen ton en de productie van 2 miljoen ton zoals vermeld in het verzoek om een nieuw onderzoek.

(194)

EUSMET verstrekte geen ramingen van de productie van silicium in de VRC voor 2020. Uitgaande van de geraamde productie van 2 miljoen ton in het verzoek om een nieuw onderzoek en de geraamde capaciteit van de CRU op 4 miljoen ton, zou uit deze gegevens blijken dat de bezettingsgraad 50 % bedroeg, met een geschatte capaciteit van 2 miljoen ton die voor uitvoer naar de markt van de Unie in gebruik zou kunnen worden genomen.

(195)

De bevindingen van de Commissie met betrekking tot het bestaan van aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC die inderdaad zou kunnen worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, blijven derhalve ongewijzigd.

(196)

EUSMET merkte ook op dat zij in haar opmerkingen van 10 augustus 2021 bewijsmateriaal had verstrekt waaruit blijkt dat de Chinese vraag naar silicium toeneemt en dat deze vraag in de toekomst dus zou worden geleverd uit de reservecapaciteit in de VRC, waardoor de hoeveelheid silicium die aan de markt van de Unie zou kunnen worden geleverd, zou afnemen.

(197)

In de bijdrage van EUSMET van 10 augustus 2021 staat: “Volgens de CRU zal de vraag naar Chinees siliciummetaal de komende jaren in het hoogste tempo toenemen”. Hierbij wordt verwezen naar de “CRU Silicon Metal Market Outlook, april 2021”.

(198)

EUSMET verstrekte geen samenvatting van de CRU Outlook voor april 2021, aangezien het verslag auteursrechtelijk beschermd was.

(199)

Op dit moment wijst al het aan de Commissie verstrekte bewijsmateriaal op de huidige aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, die niet wordt gedekt door de bestaande Chinese vraag. Als de voorspellingen in de CRU dat de vraag naar Chinees siliciummetaal naar verwachting zal stijgen, voorbijgaan, is er geen bewijs dat deze toename de volledige reservecapaciteit in de VRC zou dekken, laat staan de nominale capaciteit.

(200)

De voorspellingen in het CRU-verslag doen derhalve niets af aan onze conclusie dat er in de VRC reservecapaciteit overblijft die aan de Europese Unie zou kunnen worden geleverd indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(201)

Voortzetting van de invoer in de Unie, ondanks de geldende maatregelen, zou erop wijzen dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft en dat de invoer tegen dumpingprijzen zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(202)

De Commissie merkt ook op dat maatregelen tegen ontwijking van kracht blijven ten aanzien van invoer verzonden uit de Republiek Korea en Taiwan (56). Dergelijke inspanningen om de geldende maatregelen te ontwijken wijzen erop dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft voor Chinese producenten-exporteurs.

(203)

Het Verenigd Koninkrijk was de grootste verbruiker van silicium in de Unie. Hoewel het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie gevolgen heeft gehad voor de markt van de Unie, blijft de Unie een aantrekkelijke markt voor Chinese exporteurs. Dat blijkt uit de voortgezette invoer van silicium uit de VRC in de resterende landen van de Unie.

(204)

De Commissie heeft verder onderzocht of de markt van de Unie qua prijs aantrekkelijk was.

(205)

Ten eerste bleek uit het onderzoek, zoals hieronder uiteengezet onder schade en prijsonderbieding, dat de Chinese invoerprijzen, met inbegrip van de antidumpingrechten, die van de producenten in de Unie in het TNO nog steeds met 9,2 % onderboden. Zonder de rechten zou de prijsonderbieding 14,6 % bedragen.

(206)

Ten tweede analyseerde de Commissie de prijzen van de uitvoer uit de VRC naar andere landen, afgeleid uit de GTA voor 2020. In het verzoek om een nieuw onderzoek werden de drie belangrijkste open markten voor Chinees silicium geïdentificeerd: Japan, de Republiek Korea en India. De uitvoer naar deze drie landen vertegenwoordigde in 2020 46 % van de totale Chinese uitvoer van silicium. Volgens de GTA bedroeg de prijs van de uitvoer naar deze landen op fob-niveau (“free-on-board”) in 2020 gemiddeld 1 800 USD per ton.

(207)

Uit dezelfde gegevens uit de GTA voor dezelfde periode bleek dat de gemiddelde prijs van de uitvoer naar de Unie op fob-niveau 1 915 USD per ton bedroeg. Dit wijst erop dat de markt van de Unie qua prijzen aantrekkelijk blijft voor Chinese exporteurs, ondanks de geldende maatregelen.

(208)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen merkte EUSMET op dat de fob-prijs van 1 915 USD per ton voor Chinese uitvoer naar de landen van de Europese Unie hoger was (gecorrigeerd tot EUR) dan de cif-prijs van 1 523 EUR per ton voor Chinese invoer in de Europese Unie zoals vermeld in tabel 4 hieronder.

(209)

De Commissie merkt op dat de gegevens uit de GTA zijn gebaseerd op gegevens die zijn verkregen van de Chinese douaneautoriteit en eenvoudigweg is gebruikt als basis om de uitvoerprijzen naar verschillende bestemmingen te vergelijken. Het mag niet worden gebruikt en is niet geëxtraheerd voor vergelijking met gegevens van Eurostat met betrekking tot de exacte waarde in EUR per ton invoer in de Unie.

(210)

Ten slotte wordt de markt van de Unie nog aantrekkelijker doordat de VS hoge antidumpingrechten toepast op silicium uit de VRC. Australië en Canada hebben ook antidumping- of antisubsidiemaatregelen tegen de invoer van silicium uit de VRC.

4.3.   Conclusie

(211)

Op basis van de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een verhoging van de uitvoer met dumping.

(212)

Op basis van haar bevindingen met betrekking tot de voortzetting van dumping tijdens het TNO en tot de waarschijnlijke ontwikkeling van de Chinese uitvoer indien de maatregelen zouden vervallen, heeft de Commissie geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC zou leiden tot voortzetting van de dumping in aanzienlijke hoeveelheden.

5.   SCHADE

5.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(213)

Het soortgelijke product werd in de beoordelingsperiode vervaardigd door drie producenten in de Unie, waarvan er twee tot dezelfde groep behoorden. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Met het oog op de vertrouwelijkheid worden bijgevolg cijfers met betrekking de bedrijfstak van de Unie in geïndexeerde vorm en/of als orde van grootte gepresenteerd.

(214)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op [120 000 tot 160 000 ton] (57). Het cijfer werd berekend op basis van de antwoorden op de vragenlijst van drie producenten in de Unie, die samen de bedrijfstak van de Unie vormen. Zoals in overweging 8 is vermeld, vertegenwoordigden de drie producenten in de Unie 100 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

5.2.   Verbruik in de Unie

(215)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie toe te voegen aan de invoer uit de VRC en andere derde landen, op basis van gegevens van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(216)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Totaal verbruik in de Unie (orden van grootte)

[500 000 - 550 000 ]

[460 000 - 510 000 ]

[430 000 - 480 000 ]

[450 000 - 500 000 ]

Index

100

88

81

84

Bron: antwoorden op vragenlijst en Eurostat.

(217)

Het verbruik in de Unie is tot 2020 gestaag gedaald en tussen 2020 en het eind van het TNO licht hersteld met 3 procentpunten. Tijdens de beoordelingsperiode liep het totale verbruik in de Unie met 16 % terug.

(218)

De daling van de vraag vloeit deels voort uit de geringere vraag naar silicium dat wordt gebruikt bij de productie van aluminium, als gevolg van de daling van de voertuigproductie in de Unie, waarbij veel aluminiummaterialen worden gebruikt die met silicium worden geproduceerd. De daling in de automobielsector was te wijten aan een marktverzadiging die zich in 2018 voordeed in de meeste geïndustrialiseerde landen, naast een daling in 2020 en het TNO als gevolg van de COVID-19-pandemie. Tijdens de beoordelingsperiode nam ook de vraag naar silicium in de chemische sector af, deels onder invloed van de algemene verstoring van de handelsstromen in 2020 en het TNO als gevolg van de COVID-19-pandemie.

5.3.   Invoer uit het betrokken land

(219)

De Commissie heeft de omvang van de invoer uit de VRC vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het verbruik in de Unie zoals uiteengezet in overwegingen 215-216.

(220)

De invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Omvang van invoer (ton) en marktaandeel

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Omvang van de invoer

76 401

48 379

36 310

29 788

Index

100

63

48

39

Volume van de aan rechten onderhevige invoer

33 416

10 714

10 637

12 017

Index

100

32

32

36

Volume van de invoer uit hoofde van de regeling actieve veredeling

42 985

37 665

25 673

17 771

Index

100

88

60

41

Marktaandeel (orde van grootte)

[12  % tot 18  %]

[8  % tot 13  %]

[5  % tot 10  %]

[4  % tot 9  %]

Index

100

72

59

46

Bron: Eurostat.

(221)

De omvang van de invoer uit het betrokken land is in de beoordelingsperiode gestaag gedaald (met in totaal 61 %), waardoor het marktaandeel ervan in de beoordelingsperiode is gehalveerd.

(222)

De meeste silicium (60 % van het totaal in het TNO) uit de VRC wordt ingevoerd op grond van de regeling actieve veredeling en gebruikt als grondstof, voornamelijk in de chemische industrie. Voor deze invoer worden geen rechten betaald (conventionele noch antidumpingrechten), voor zover de downstreamproducten worden uitgevoerd.

(223)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat er geen concurrentie was tussen de invoer en de productie in de Unie, aangezien 56 % tot 80 % van de invoer van silicium uit de VRC plaatsvond in het kader van de regeling actieve veredeling en dat deze verband hielden met een speciale siliciumkwaliteit die niet in de Unie wordt geproduceerd.

(224)

Zoals geconcludeerd in overweging 65 wordt silicium als een homogeen product beschouwd. Zoals vermeld in overweging 48, hebben geen producenten-exporteurs in de VRC aan het onderzoek meegewerkt en moest de Commissie daarom invoerstatistieken gebruiken. Alle kwaliteiten van het onderzochte product worden onder dezelfde GN-code gerapporteerd en er zijn geen invoergegevens beschikbaar die een differentiatie naar eindgebruik of productsoort mogelijk maken, ongeacht de invoerregeling. Zoals vermeld in overweging 66, kan de Commissie, als gevolg van de niet-medewerking van de producenten-exporteurs aan dit onderzoek, voor het grootste deel van de invoer niet bepalen welke productsoorten (of kwaliteiten van silicium) worden ingevoerd. Dit argument werd dan ook afgewezen.

5.3.1.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(225)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer uit de VRC op basis van gegevens van Eurostat vastgesteld. De gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 4

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Volksrepubliek China

1 786

1 693

1 523

1 532

Index

100

95

85

86

Invoer met betaling van rechten

1 538

1 337

1 311

1 496

Index

100

87

85

97

Invoer volgens de regeling actieve veredeling

1 980

1 795

1 611

1 556

Index

100

91

81

79

Cif-prijzen, grens Unie. Bron: Eurostat.

(226)

De gemiddelde prijs per eenheid daalde tussen 2018 en 2020 met 15 % en steeg in het TNO licht met 1 %. Tijdens de beoordelingsperiode daalde de prijs in totaal met 14 %.

(227)

De invoerprijzen van silicium in het kader van de regeling actieve veredeling daalden in de beoordelingsperiode gestaag, terwijl de aan rechten onderhevige invoer tussen 2018 en 2020 daalde met 15 % en in het TNO met 12 % steeg. De prijzen van silicium dat uit hoofde van de regeling actieve veredeling wordt ingevoerd, lagen tijdens de gehele beoordelingsperiode hoger dan die van de aan rechten onderhevige invoer.

5.3.2.   Prijsonderbieding

(228)

De Commissie stelde de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer uit het betrokken land voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, vastgesteld op cif-basis (kosten, verzekering en vracht), zoals uiteengezet in overweging 182, met de nodige correcties voor conventionele douanerechten en antidumpingrechten (indien van toepassing) en kosten na invoer van 1 %.

(229)

De prijsonderbieding (uitgedrukt als percentage van de omzet van de producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek), waarbij in voorkomend geval het conventionele en het antidumpingrecht op de invoer werden toegepast, bedroeg 9,2 %.

(230)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat de Commissie de berekening van de prijsonderbiedingsmarge had moeten herzien door enerzijds de kosten na invoer in aanmerking te nemen en anderzijds de verkoopprijzen in de Unie aan te passen. EUSMET baseerde dit op de veronderstelling dat 40 % van de invoer uit de VRC voornamelijk afkomstig was van handelaren/importeurs, terwijl de EU-producenten hun producten verkopen aan eindgebruikers in de aluminiumsector. Daarnaast stelde EUSMET vast dat sommige producenten in de Unie interactief verkochten, zodat er een verschil is in het handelsstadium.

(231)

Ten eerste moet eraan worden herinnerd dat, zoals vermeld in overweging 48, geen producenten-exporteurs in de VRC aan het onderzoek hebben meegewerkt. De prijsonderbiedingsmarge werd derhalve vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Ten tweede legt EUSMET in haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen niet uit hoe het type afnemer kan worden vastgesteld op basis van de gegevens op Taric-niveau. Ten derde blijkt uit het bewijsmateriaal in het dossier, in tegenstelling tot wat EUSMET beweert, dat de medewerkende gebruikers een aanzienlijk aantal rechtstreekse aankopen in de VRC hebben gedaan (zonder handelaren en/of distributeurs). Ten vierde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de verkoop tussen ondernemingen, zodat er geen verschil is in het handelsstadium. Daarom ondersteunen de bevindingen van de Commissie tijdens het onderzoek de opmerkingen van EUSMET niet.

(232)

Bovendien werd de in overweging 229 vastgestelde prijsonderbieding vastgesteld op basis van alle invoer uit de VRC. Voor alle duidelijkheid constateerde de Commissie een prijsonderbieding van 9,2 % wanneer de totale invoer in aanmerking werd genomen en van 0,4 % wanneer alleen de invoer tegen betaling van rechten in aanmerking werd genomen.

(233)

De Commissie berekende ook de prijsonderbieding zonder antidumpingrechten. Toen zij de opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen overliep, merkte de Commissie dat in de meegedeelde versie een administratieve fout was geslopen met betrekking tot de totale prijsonderbieding zonder antidumpingrechten (dat wil zeggen dat de rechten in feite niet volledig waren opgeheven). Na correctie van de administratieve fout constateerde de Commissie een prijsonderbieding van 14,6 % wanneer de totale invoer in aanmerking werd genomen en van 13,9 % wanneer alleen de invoer tegen betaling van rechten in aanmerking werd genomen.

(234)

Op basis van het bewijsmateriaal in het dossier en de door de Commissie uitgevoerde prijsanalyse werd het argument van EUSMET inzake de margeinflatie dan ook afgewezen.

5.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(235)

De invoer van silicium uit andere derde landen dan de VRC (tegen betaling van rechten dan wel volgens de regeling actieve veredeling) was voornamelijk afkomstig uit Noorwegen, Brazilië en Maleisië.

(236)

Het volume van de invoer in de Unie evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor de invoer van silicium uit andere derde landen ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 5

Invoer uit derde landen

Land

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Noorwegen

Volume (ton)

136 812

168 827

174 008

185 342

 

Index

100

123

127

135

 

Marktaandeel (orde van grootte)

[21  % tot 26  %]

[35  % tot 40  %]

[38  % tot 43  %]

[39  % tot 44  %]

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 960

1 860

1 809

1 787

 

Index

100

95

92

91

Brazilië

Volume (ton)

64 467

31 721

41 663

43 467

 

Index

100

49

65

67

 

Marktaandeel (orde van grootte)

[10  % tot 15  %]

[5  % tot 10  %]

[9  % tot 14  %]

[9  % tot 14  %]

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 973

1 857

1 567

1 537

 

Index

100

94

79

78

Maleisië

Volume (ton)

0

748

17 713

25 747

 

Index

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

Marktaandeel (orde van grootte)

0  %

[0  % tot 5  %]

[2  % tot 6  %]

[5  % tot 10  %]

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

 

1 594

1 519

1 569

 

Index

 

100

95

98

Overige derde landen

Omvang (ton)

86 527

85 740

53 865

44 843

 

Index

100

99

62

52

 

Marktaandeel (orde van grootte)

[15  % tot 20  %]

[16  % tot 21  %]

[10  % tot 15  %]

[6  % tot 11  %]

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 974

1 662

1 648

1 764

 

Index

100

84

83

89

Totaal van alle derde landen behalve het betrokken land

Volume (ton)

287 805

287 036

287 248

299 399

 

Index

100

100

100

104

 

Marktaandeel (orde van grootte)

[50  % tot 55  %]

[60  % tot 65  %]

[65  % tot 70  %]

[65  % tot 70  %]

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 967

1 800

1 726

1 729

 

Index

100

92

88

88

Bron: Eurostat.

(237)

De invoer uit derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. Aangezien het verbruik in de Unie in dezelfde periode met 16 % daalde nam het marktaandeel van de invoer uit derde landen tussen 2018 en het eind van het TNO met 24 % toe. Het grootste deel van deze invoer was afkomstig uit Noorwegen, Brazilië en Maleisië. Hoewel de invoer uit Noorwegen met 35 % steeg, daalde de invoer uit Brazilië met 33 % en realiseerde de invoer uit Maleisië, die in 2018 niet bestond, in het TNO een marktaandeel van 5 % tot 10 %.

(238)

De prijs van de invoer uit de derde landen in EUR/ton daalde in de betrokken periode gestaag (in totaal met 12 %). In het TNO waren de prijzen van de invoer uit Noorwegen, Brazilië, Maleisië en alle andere derde landen gemiddeld allemaal hoger dan de prijzen van de invoer uit de VRC.

5.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.5.1.   Algemene opmerkingen

(239)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

5.5.1.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(240)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Omvang van de productie in ton (orde van grootte)

[200 000 -240 000 ]

[150 000 -190 000 ]

[110 000 -150 000 ]

[120 000 - 160 000 ]

Index

100

78

66

71

Productiecapaciteit in ton (orde van grootte)

[200 000 - 240 000 ]

[170 000 - 210 000 ]

[170 000 - 210 000 ]

[170 000 - 210 000 ]

Index

100

84

84

83

Bezettingsgraad — Index

100

93

78

86

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(241)

Het productievolume is tussen 2018 en 2020 met 34 % gedaald en in het TNO met 5 % gestegen. Over het geheel genomen daalde het productievolume in de betrokken periode met 29 %, waarbij dit werd afgestemd op de lagere vraag. De ontwikkeling van het productievolume weerspiegelt ook een overaanbod aan het begin van de beoordelingsperiode, wat ook blijkt uit de omvang van de eindvoorraden in 2018 (zie overweging 256), die geleidelijk is afgenomen.

(242)

De productiecapaciteit daalde ook, zij het vooral van 2018 op 2019 (16 %), en bleef vrij stabiel tot het TNO, toen de capaciteit met nog eens 1 % daalde. Aangezien het productievolume sneller daalde dan de productiecapaciteit, nam de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 17 % af.

5.5.1.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(243)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel (ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Verkoopvolume op de markt van de Unie (orde van grootte)

[150 000 - 190 000 ]

[120 000 - 160 000 ]

[100 000 - 140 000 ]

[110 000 - 150 000 ]

Index

100

80

64

71

Marktaandeel (orde van grootte)

[30  % tot 35  %]

[25  % tot 30  %]

[26  % tot 31  %]

[27  % tot 32  %]

Index

100

90

80

85

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(244)

Het verkoopvolume op de markt van de Unie volgde een vergelijkbaar patroon als de productie en daalde tussen 2018 en 2020 gestaag met 36 % om in het TNO te stijgen met 10 %. De verkoop in de Unie daalde in de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 29 %. In dezelfde periode daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 15 %.

5.5.1.3.   Groei

(245)

Terwijl het verbruik met 16 % daalde, nam zowel het productievolume als de verkoop van de bedrijfstak van de Unie met 29 % af, waardoor het marktaandeel met 15 % daalde. De verliezen van de bedrijfstak van de Unie in termen van productievolume en verkoop waren groter dan de inkrimping van de markt.

5.5.1.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(246)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Aantal werknemers — Index

100

88

87

88

Productiviteit (ton/werknemer) — Index

100

88

75

81

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(247)

In overeenstemming met de capaciteitsontwikkeling daalde de werkgelegenheid van 2018 op 2019 met 12 % om tot het eind van het TNO vrij stabiel te blijven. Aangezien de productie nog sneller daalde (29 %), daalde de productiviteit tussen 2018 en het eind van het TNO met 19 %.

5.5.1.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(248)

Ondanks de dalende invoer uit de VRC had de invoer met dumping van 39,4 % een negatief effect op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, waardoor het voor die bedrijfstak ook moeilijk was zich van eerdere dumpingpraktijken te herstellen.

5.5.1.6.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(249)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt — Orden van grootte

[2 000 - 2 200 ]

[1 700 - 1 900 ]

[1 700 - 1 900 ]

[1 700 - 1 900 ]

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt — Index

100

88

85

87

Productiekosten per eenheid — Orden van grootte

[1 800 - 2 000 ]

[1 700 - 1 900 ]

[1 700 - 1 900 ]

[1 700 - 1 900 ]

Productiekosten per eenheid — Index

100

99

92

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(250)

De eenheidsprijs van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde in 2019 met 12 % ten opzichte van 2018 en daalde vervolgens met nog eens 1 procentpunt tussen 2019 en het eind van het TNO.

(251)

In tegenstelling tot de verkoopprijs per eenheid bleven de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie in 2019 stabiel en daalden zij met 5 % tussen 2019 en het eind van het TNO. Dit was deels het gevolg van de beslissing van verschillende producenten om bepaalde ovens te sluiten gelet op het overaanbod als gevolg van de geringere vraag.

(252)

Hierdoor daalde de verkoopprijs tijdens de beoordelingsperiode tweemaal zo sterk (13 %) als de productiekosten (5 %).

5.5.1.7.   Loonkosten

(253)

De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR) — Index

100

92

86

88

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(254)

De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn in de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. De gemiddelde kostenontwikkeling wordt verklaard door de in 2018 aan werknemers betaalde bonussen en door het socialezekerheidsplan dat van toepassing was in de perioden met een lagere output.

5.5.1.8.   Voorraden

(255)

De voorraden van de producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Eindvoorraden (in ton) — Index

100

79

65

9

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie — Index

100

101

98

13

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(256)

De eindvoorraden zijn in de beoordelingsperiode met 91 % gedaald. Deze daling was voornamelijk toe te schrijven aan de grote omvang van de voorraden in 2018 als gevolg van de geringere vraag naar silicium aan het begin van de beoordelingsperiode, waardoor een overaanbod in de Unie was ontstaan.

(257)

Evenzo is de verhouding tussen de eindvoorraden en het productievolume tussen 2018 en het eind van het TNO met 87 % gedaald.

5.5.1.9.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(258)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

Tijdvak nieuw onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet) (orde van grootte)

[5  % tot 10  %]

[-6  % tot -1  %]

[0  % tot 5  %]

[0  % tot 5  %]

Index

100

- 107

38

12

Kasstroom (EUR) — Index

100

-11

104

38

Investeringen (EUR) — Index

100

88

8

41

Rendement van investeringen (orde van grootte)

[70  % tot 75  %]

[-70  % tot -75  %]

[0  % tot 5  %]

[-15  % tot 20  %]

Index

100

- 105

6

-29

Bron: antwoorden op de vragenlijst.

(259)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Nadat de bedrijfstak van de Unie in 2018 winstgevend was, werd hij in 2019 verliesgevend. De gemiddelde winstgevendheid verbeterde in 2019 en 2020 enigszins, maar over het geheel genomen daalde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 88 %.

(260)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom daalde in 2019 met 111 % om in 2020 weer te groeien met 124 % en in het TNO weer met 66 % te dalen. Ondanks de stijging was de kasstroom in het TNO nog steeds 62 % lager dan in 2018, voornamelijk als gevolg van de aanzienlijke daling van de verkoop van één producent in de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(261)

De investeringen daalden tot een zeer laag niveau in 2020 en herstelden licht tijdens het TNO. Over het geheel genomen zijn de investeringen in de beoordelingsperiode meer dan gehalveerd. Ongeveer 70 % tot 80 % van de investeringen heeft betrekking op de vervanging van bepaalde apparatuur door een van de producenten. Meer in het algemeen verminderden de ondernemingen, in reactie op de dalende vraag, hun productiemiddelen in de beoordelingsperiode tot het TNO, toen enige investeringen werden gedaan naar aanleiding van tekenen van herstel van de vraag.

(262)

Het rendement van de investeringen die nodig waren voor de productie van silicium op de totale verkoop van silicium hield gelijke tred met de dalende winsten.

5.6.   Conclusie over schade

(263)

Alle schade-indicatoren, met uitzondering van de voorraadniveaus, ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode negatief. Tegen de achtergrond van een dalende vraag (16 %) nam zowel de verkoop als de productie nog sterker af (29 %). Dit leidde tot een vergelijkbare daling van de capaciteit (17 %) en van de werkgelegenheid (12 %). Aangezien de productie sneller daalde (29 %) dan de capaciteit en de werkgelegenheid, daalden ook de bezettingsgraad en de productiviteit tijdens de beoordelingsperiode.

(264)

In dezelfde periode daalden ook de gemiddelde prijzen per eenheid (13 %). Als gevolg daarvan daalde de winstgevendheid met 88 % ondanks een daling van de productiekosten met 5 %. Naast de winstgevendheid daalden ook de investeringen, de kasstroom en het rendement van investeringen aanzienlijk tijdens de beoordelingsperiode.

(265)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

6.   OORZAKELIJK VERBAND TUSSEN DE SCHADE EN DE INVOER MET DUMPING UIT DE VRC

(266)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren — in het bijzonder invoer uit derde landen — aanmerkelijke schade had kunnen lijden.

(267)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde de invoer uit de VRC van 14 % in 2018 tot 7 % in het TNO. Deze invoer werd ingevoerd tegen prijzen die in het TNO de verkoopprijzen in de Unie met 9,2 % onderboden wanneer de antidumpingrechten in aanmerking werden genomen, of met 14,6 % wanneer de rechten niet in aanmerking werden genomen. Tegen de achtergrond van een krimpende markt tijdens de beoordelingsperiode bleef de invoer uit het betrokken land derhalve druk uitoefenen op de bedrijfstak van de Unie, die gedurende de gehele beoordelingsperiode nauwelijks winstgevend en soms zelfs verlieslijdend was.

(268)

Tegelijkertijd bleef de invoer uit andere landen, zoals Noorwegen en Maleisië, toenemen en steeg hun marktaandeel tussen 2018 en het eind van het TNO van 53 % naar 66 %. De invoer uit deze landen werd verkocht tegen lagere prijzen dan die van de invoer uit de VRC met inbegrip van de rechten, of tegen prijzen rond dat niveau, wat ook bijdroeg tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie. Het effect van de invoer uit derde landen op de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie, met name wat de winstgevendheid betreft, heeft het oorzakelijke verband tussen de schade en de invoer met dumping uit de VRC dan ook enigszins verzwakt.

(269)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, waarbij de invoer uit derde landen het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade enigszins heeft verzwakt.

(270)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen voerde EUSMET aan dat de Commissie bij haar schadebeoordeling een “checklist” -benadering heeft gevolgd en geen rekening heeft gehouden met tegenstrijdig bewijsmateriaal, zoals het bewijsmateriaal dat erop wijst dat de Chinese invoer niet de verklarende kracht van de schade voor de bedrijfstak van de Unie vormde. EUSMET voerde met name aan dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met bewijsmateriaal met betrekking tot het feit dat i) het volume van de Chinese invoer in de beoordelingsperiode daalde, ii) er geen verband was tussen de omvang van de invoer van silicium uit de VRC en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, iii) de daling van de productie, het verkoopvolume, de verkoopprijzen en andere financiële indicatoren van de bedrijfstak van de Unie overeenkwamen met de periode van dalende vraag en prijzen in de Unie en wereldwijd, iv) het grootste deel van de siliciuminvoer uit de VRC in het TNO onder de regeling actieve veredeling viel en in wezen verband hield met de invoer van siliciummetaal van speciale kwaliteit door een EUSMET-lid, v) de Commissie evenmin rekening heeft gehouden met de aanzienlijke invoer van siliciummetaal uit Zuid-Afrika in de Unie in het TNO en vi) de Commissie niet uitlegt hoe de aanzienlijk grotere Noorse invoer tegen prijzen die de prijzen van de EU-producenten onderboden, geen invloed had op de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(271)

Uit overweging 269 blijkt dat de Commissie de verklarende kracht achter de door de producenten in de Unie geleden schade niet aan de Chinese invoer heeft toegeschreven. Evenmin heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC de belangrijkste en enige oorzaak was van de daling van de prijzen in de Unie. Tot slot heeft de Commissie de daling van de vraag in de Unie en wereldwijd niet verwaarloosd, zoals uiteengezet in overweging 218 en duidelijk aangegeven in tabel 2. Niettemin heeft de Commissie feitelijk opgemerkt dat deze Chinese invoer, ondanks een daling in de beoordelingsperiode, in het TNO nog steeds tegen dumpingprijzen plaatsvond en de prijzen van de Unie nog steeds onderbood, hetgeen zeker bijdroeg tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(272)

Hoewel de Commissie het ermee eens is dat het grootste deel van de invoer uit de VRC onder de regeling actieve veredeling viel, betwist zij dat deze producten betrekking hadden op een bepaalde soort silicium dat door één EUSMET-lid werd gebruikt. Zelfs indien wordt aangenomen dat de totale invoer uit EUSMET-leden tijdens het TNO volledig van silicium voor speciale kwaliteit was, zou deze slechts gelijk zijn aan minder dan de helft van de totale invoer uit de VRC in het kader van de regeling actieve veredeling, of minder dan een derde van de totale invoer uit de VRC tijdens het TNO.

(273)

De Commissie heeft het effect van de invoer uit Zuid-Afrika in aanmerking genomen, maar heeft dat wel afzonderlijk gedaan, omdat deze invoer kleiner is dan die uit andere landen zoals Noorwegen, Brazilië en Maleisië, waarvoor gedetailleerde gegevens werden verstrekt. De gevolgen van de invoer uit Zuid-Afrika en uit andere kleine exporterende landen worden nog steeds weergegeven in het geaggregeerde cijfer onder “overige derde landen” in tabel 5.

(274)

Tot slot is de Commissie het met EUSMET eens dat Noorwegen, samen met andere landen, waaronder de VRC, heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode had geleden. De omvang en de prijzen van de invoer uit Noorwegen zijn duidelijk vermeld in tabel 5.

(275)

Concluderend heeft de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 269, de schade toegeschreven aan de invoer van silicium uit zowel de VRC als andere derde landen. In tegenstelling tot wat EUSMET beweert, richtte de Commissie zich op een analyse van de herhaling van schade, zoals beschreven in de overwegingen 276 tot en met 294, waarbij de waarschijnlijke situatie werd vastgesteld waarin de bedrijfstak van de Unie schade zou lijden indien de maatregelen zouden komen te vervallen en de invoer uit de VRC met de huidige prijsonderbiedingsprijzen zou toenemen.

7.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(276)

De Commissie heeft in overweging 265 geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade heeft geleden. Niettemin heeft de Commissie, gezien het dalende volume en het dalende marktaandeel van de Chinese invoer in de beoordelingsperiode, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ook onderzocht of het waarschijnlijk is dat de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade zich zou herhalen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(277)

In dit verband heeft de Commissie het volgende onderzocht: de productie- en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie.

(278)

De capaciteit en de reservecapaciteit in de VRC worden besproken in overweging 188. Aangezien de Chinese producenten geen medewerking verleenden, werden de bevindingen van het onderzoek gebaseerd op de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de Chinese productiecapaciteit voor silicium geschat op 6 tot 8 miljoen ton per jaar en werd opgemerkt dat die veel hoger is dan het totale wereldwijde verbruik. Dit bevestigt de conclusie van het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt die kan worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen komen te vervallen.

(279)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wordt besproken in de overwegingen 201 tot en met 204. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek lag de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie ruim boven de gemiddelde invoerprijs van Chinees silicium. Bovendien bleven andere markten gesloten als gevolg van handelsbeschermingsmaatregelen (58), wat erop wijst dat het waarschijnlijk is dat de Chinese uitvoer in grote hoeveelheden met benutting van de reservecapaciteit naar de Unie zou worden geleid indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(280)

De prijzen van de Chinese uitvoer naar de Unie zonder antidumpingrechten zouden een redelijke indicator zijn voor de toekomstige prijzen op de markt van de Unie. Op basis van de gegevens van het TNO, waarbij alleen conventionele rechten worden toegepast, zou de prijsonderbieding 14,6 % bedragen wanneer alle invoer in aanmerking wordt genomen en 13,9 % wanneer alleen rekening wordt gehouden met de invoer waarvoor rechten zijn betaald.

(281)

Door de prijsdruk zou de bedrijfstak van de Unie niet winstgevend kunnen blijven. In plaats daarvan zou de situatie van die bedrijfstak verder verslechteren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Bij ontbreken van maatregelen zou de Chinese invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen namelijk waarschijnlijk een verdere neerwaartse druk op de verkoopprijzen in de markt van de Unie veroorzaken. De bedrijfstak van de Unie zou zeer waarschijnlijk genoodzaakt zijn de verkoopprijzen te verlagen, wat tot een verder verlies van winstgevendheid en op korte termijn zeer waarschijnlijk tot aanzienlijke verliezen zou leiden.

(282)

Als de bedrijfstak van de Unie zou proberen zijn verkoopprijzen te verhogen tot een winstgevend niveau, zou de invoer met dumping, gezien de grote overcapaciteit in de VRC, waarschijnlijk flink aan marktaandeel winnen in de Unie ten nadele van de bedrijfstak van de Unie.

(283)

Terwijl het volume van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode geleidelijk afnam, maakt de aanhoudende invoer tijdens de beoordelingsperiode, ondanks de geldende maatregelen en tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, duidelijk dat de Chinese producenten-exporteurs belang hebben bij de markt van de Unie. Bovendien waren de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar andere landen (d.w.z. 1 800 USD per ton), zoals vermeld in overweging 206, in hetzelfde jaar lager dan de gemiddelde prijzen van de uitvoer naar de Unie (d.w.z. 1 915 USD per ton).

(284)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde EUSMET haar opmerking dat de Commissie de capaciteit en reservecapaciteit in de VRC heeft overschat.

(285)

De Commissie merkte op dat EUSMET in dit verband geen nieuw bewijsmateriaal heeft verstrekt en herhaalde eenvoudigweg haar eerdere argumenten. Zoals uiteengezet in de overwegingen 191 tot en met 195, blijven de bevindingen van de Commissie dat er in de VRC aanzienlijke reservecapaciteit is die zou kunnen worden gebruikt om de markt van de Unie te bevoorraden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, ongewijzigd.

(286)

EUSMET merkte op dat de analyse van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie was gebaseerd op de uitvoerprijzen van Chinees silicium naar de EU en naar andere markten. EUSMET verzocht om de openbaarmaking van deze gegevens.

(287)

Zoals vermeld in overweging 209, heeft de Commissie haar analyses gebaseerd op gegevens uit de GTA, die vrij beschikbaar zijn. De GTA-gegevens zijn gebaseerd op gegevens van de Chinese douaneautoriteiten en zijn eenvoudigweg gebruikt als basis om de uitvoerprijzen naar verschillende bestemmingen te vergelijken.

(288)

EUSMET voerde aan dat de Commissie niet heeft aangetoond dat door het vervallen van de maatregelen de Chinese invoer de markt van de Unie zou overspoelen. Dit was gebaseerd op het feit dat de Chinese invoer in de Unie tijdens het siliciumtekort tussen 2021 en 2022 niet toenam.

(289)

De Commissie was van oordeel dat de situatie na het TNO, en met name de sterke toename van de vraag en het daaruit voortvloeiende aanbodtekort, van tijdelijke aard was. Deze schokken in vraag en aanbod hielden namelijk verband met de COVID-19-pandemie, de Russische agressie tegen Oekraïne en de stijging van de elektriciteitsprijzen (waarvan een deel al vóór de Russische agressie tegen Oekraïne plaatsvond). Er zijn echter geen elementen ter ondersteuning van de argumenten dat deze niet van tijdelijke aard zijn, en EUSMET heeft dit ook niet aangetoond in haar opmerkingen. Voorts merkte de Commissie op dat een situatie waarin de vraag tijdelijk toeneemt, verschilt van een situatie waarin de rechten permanent worden afgeschaft. De reactie van de exporteur op het eerstgenoemde kan niet worden beschouwd als een blauwdruk voor zijn reactie op het laatstgenoemde. Bovendien is de Commissie, op basis van de overwegingen betreffende de Chinese reservecapaciteit en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, nog steeds van oordeel dat de Chinese invoer van silicium in aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie zou komen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(290)

EUSMET voerde verder aan dat de veronderstelling van de Commissie dat de invoer uit de VRC zou toenemen indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, onjuist was omdat: i) de prijsonderbiedingsmarge werd opgedreven, ii) het verschil tussen de verschillende kwaliteiten van het betrokken product niet werd weerspiegeld in de analyse, iii) de Unie niet de belangrijkste Chinese uitvoermarkt was, iv) het Chinese siliciummetaal niet de oorzaak van de schade van de bedrijfstak van de Unie was.

(291)

In de opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen werd geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt om deze argumenten te staven. In het licht van de vier in de voorgaande overwegingen behandelde elementen betreffende de prijsonderbiedingsmarge (zie overweging 234), productdifferentiatie (zie overweging 65), het feit dat de Unie niet de belangrijkste uitvoermarkt voor de VRC is (zie de overwegingen 206 tot en met 210) en het oorzakelijk verband (zie overweging 275), zijn de analyses van de Commissie over de potentiële omvang en de prijseffecten van de Chinese invoer op de markt van de Unie, indien de maatregelen worden ingetrokken, ongewijzigd gebleven.

(292)

EUSMET voerde aan dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met de marktontwikkeling na het TNO en met name met de sterke stijging van de prijzen van silicium in de Unie en het wereldwijde aanbodtekort, ook op het niveau van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de producent in de Unie aanzienlijke winsten zou maken.

(293)

De Commissie was van oordeel dat zowel de prijsontwikkeling als het wereldwijde tekort aan silicium na het TNO tijdelijke trends waren, die grotendeels verband hielden met de COVID-19-pandemie en geopolitieke gebeurtenissen in 2021 en 2022. Uit het door EUSMET verstrekte bewijsmateriaal, met inbegrip van de voorspelde stijging van de vraag naar silicium en de prijzen van silicium, blijkt niet dat het mondiale aanbodtekort of de scherpe prijsstijging van blijvende aard zal zijn.

(294)

Op basis hiervan heeft de Commissie vastgesteld dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen.

8.   BELANG VAN DE UNIE

(295)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

8.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(296)

Drie producenten in de Unie die samen goed zijn voor 100 % van de productie in de Unie hebben aan het onderzoek meegewerkt. Zoals vermeld in overweging 265, lijdt de bedrijfstak van de Unie ondanks de geldende maatregelen aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

(297)

Het volume van de invoer uit de VRC is door de geldende maatregelen goeddeels beteugeld; die invoer vond nog steeds plaats tegen schadeveroorzakende prijzen die de prijzen van de Unie onderboden en derhalve verder bijdroegen tot de precaire situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(298)

Indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, zou de invoer uit de VRC waarschijnlijk toenemen en zou de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie, gezien de reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, nog verder worden aangetast, met een verdere daling van de productie, de verkoop en de werkgelegenheid in de Unie tot gevolg.

(299)

Elke verdere verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zou het risico met zich meebrengen van een afbouw van de productie of zelfs definitieve sluiting van productielocaties in de Unie. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

(300)

Belang van niet-verbonden importeurs

(301)

Er heeft zich geen enkele importeur gemeld na de bekendmaking van het bericht van opening en gedurende het onderzoek.

(302)

Daarom waren er geen indicaties dat de handhaving van de maatregelen voor de importeurs negatieve gevolgen zou hebben die opwegen tegen de positieve gevolgen van de maatregelen.

8.2.   Belang van de gebruikers

(303)

De Commissie heeft antwoorden ontvangen van drie gebruikers — twee uit de chemische sector (Wacker en Evonik, die het consortium EUSMET vormen) en een uit de aluminiumsector (Raffmetal). Bovendien heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de European Aluminium Association, die de gehele waardeketen van de aluminiumindustrie in Europa vertegenwoordigt.

(304)

De European Aluminium Association en Raffmetal steunen de voortzetting van de bestaande maatregelen. Deze gebruikers benadrukten dat silicium een essentieel materiaal is voor de productie van aluminium. De antidumpingmaatregelen hebben enerzijds negatieve gevolgen voor de productiekosten van de gebruikers, maar anderzijds houden ze de productie van silicium in de Unie in stand. Daardoor profiteren de gebruikers van een betrouwbare aanvoer van silicium uit de regio.

(305)

EUSMET is van mening dat de antidumpingmaatregelen niet in stand moeten worden gehouden. Silicium is voor deze gebruikers van groot belang en vertegenwoordigt een groot deel van hun grondstofkosten. Deze gebruikers voeren silicium in uit de VRC en de antidumpingrechten resulteren in hogere productiekosten voor producten op basis van silicium. Verder voerden zij aan dat de maatregelen mogelijk grotere gevolgen hebben voor gebruikers in de chemische sector dan voor gebruikers in de aluminiumsector.

(306)

Uit de informatie van de twee medewerkende gebruikers die chemische producten vervaardigen, blijkt echter dat zij aanzienlijke hoeveelheden invoeren volgens de regeling actieve veredeling en dus in zekere mate zijn vrijgesteld van het antidumpingrecht. Het effect van de maatregelen op een deel van de invoer van deze gebruikers werd derhalve beperkt geacht.

(307)

EUSMET wees voorts op de goede financiële situatie van de producenten in de Unie, met name na het TNO.

(308)

De Commissie merkt op dat de schijnbare verbetering van de financiële situatie van de producenten in de Unie samenvalt met de recente wereldwijd groeiende vraag naar silicium. Een dergelijke marktontwikkeling op korte termijn, die zich in elk geval na het TNO voordoet, kan niet als indicatie voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie worden beschouwd, met name gezien de conclusies in de overwegingen 211, 212 en 294. Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich niet in een stabiele economische situatie bevindt en de invoer met dumping uit de VRC in de toekomst negatieve gevolgen zou hebben indien de maatregelen zouden komen te vervallen, werd het argument afgewezen.

(309)

EUSMET voerde aan dat de vraag naar silicium is toegenomen terwijl het aanbod in de Unie de laatste jaren is geslonken. EUSMET uitte zijn bezorgdheid over de voorzieningszekerheid en met name over het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om volledig aan de vraag in de Unie te voldoen. Dit zou leiden tot een situatie waarin het soortgelijke product in onvoldoende mate beschikbaar is om te voldoen aan de vraag, die snel toeneemt, met name na het TNO. EUSMET wees ook op de hevige concurrentie op de markten voor downstreamproducten, waar de hogere siliciumkosten EUSMET een concurrentienadeel bezorgen ten opzichte van andere producenten in de wereld.

(310)

Uit het onderzoek is echter gebleken dat er verschillende bronnen van silicium bestaan. Ten eerste beschikt de bedrijfstak van de Unie over een reservecapaciteit die weer in gebruik kan worden genomen om in de toekomst aan een groeiende vraag te voldoen. Zoals blijkt uit tabel 2 is er, ook nadat de bedrijfstak van de Unie zijn productie en productiecapaciteit in reactie op het dalende siliciumverbruik enigszins heeft verminderd, nog steeds een aanzienlijke vrije capaciteit (d.w.z. ongeveer 26 % tijdens het TNO) beschikbaar in de Unie voor het geval de vraag weer sterk zou stijgen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de stilgelegde ovens in slechts twee weken tot twee maanden tijd weer in gebruik konden worden genomen, afhankelijk van hoelang ze stil hadden gelegen.

(311)

Bovendien kan silicium worden betrokken uit andere landen, zoals Noorwegen, Maleisië, Brazilië en Bosnië en Herzegovina. Zoals uiteengezet in overweging 236, wordt twee derde van het in de Unie aangekochte silicium ingevoerd uit Noorwegen, Brazilië, Maleisië en een aantal andere landen. De Commissie merkte verder op dat de geldende maatregelen niet hebben geleid tot stopzetting van de Chinese invoer van silicium op de markt van de Unie.

(312)

Kortom, de gebruikers van silicium in de Unie kunnen kiezen uit een gevarieerd aanbod gelet op de combinatie van andere leveranciers en de reservecapaciteit in de Unie. Dit argument kon bijgevolg niet worden aanvaard.

(313)

EUSMET voerde aan dat de maatregelen moesten worden beëindigd, mede gezien het feit dat silicium door de Commissie is ingedeeld als kritieke grondstof (59) (“CRM”) op basis van het economisch belang en het leveringsrisico. EUSMET stelde dat handhaving van de maatregelen de hoeveelheid silicium en de verscheidenheid aan beschikbare bronnen op de markt zou beperken.

(314)

De Commissie is het ermee eens dat silicium een kritieke rol vervult in het industriële ecosysteem in de Unie. Niettemin zou de aanwezigheid van invoer tegen dumpingprijzen op de markt de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk in gevaar brengen en de betrouwbaarheid van de levering van silicium in de Unie op lange termijn in gevaar brengen. Daarom werd het argument afgewezen.

(315)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen was EUSMET het niet eens met de conclusies van de Commissie dat silicium van speciale kwaliteit, dat sommige gebruikers nodig hebben om producten te produceren waarvan de vraag in de toekomst zal toenemen, in voldoende hoeveelheden beschikbaar is op andere markten dan die van de VRC. Bovendien voerde EUSMET aan dat het grootste deel van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling betrekking had op dit speciale silicium dat door een van haar leden werd ingevoerd.

(316)

De Commissie merkte op dat de rechten op de invoer uit de VRC niet buitensporig zijn en dat, indien de gebruikers een speciale soort silicium nodig hebben, dit nog steeds beschikbaar is voor invoer onder eerlijke concurrentievoorwaarden.

(317)

Bovendien heeft, zoals reeds is verduidelijkt in overweging 272, op basis van Eurostat-volumes, het grootste deel van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling betrekking op andere invoer dan die van het EUSMET-lid dat silicium van speciale kwaliteit invoert, zelfs in de veronderstelling dat dit lid alleen silicium van speciale kwaliteit koopt in het kader van de regeling actieve veredeling.

(318)

EUSMET voerde aan dat de regeling actieve veredeling alleen relevant is voor zover goederen worden uitgevoerd en niet kunnen worden gebruikt in het kader van verschillende vrijhandelsovereenkomsten van de EU, waaronder de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Japan. De toegang tot de regeling actieve veredeling vermindert dus niet het concurrentienadeel van de EUSMET-leden.

(319)

De Commissie heeft in overweging 306 vermeld dat bepaalde door EUSMET-leden ingevoerde hoeveelheden alleen onder de regeling actieve veredeling vallen om te benadrukken dat een deel van hun invoer niet aan de rechten was onderworpen en dat deze rechten derhalve een beperkte impact hadden tijdens het TNO. De Commissie is zich ervan bewust dat EUSMET-leden niet alleen via de regeling actieve veredeling kunnen invoeren en dat de residuele invoer in het kader van de reguliere regeling door EUSMET-leden onderworpen is aan de rechten en gevolgen heeft voor de importeurs. Het is echter een feit dat een onderneming die in staat is silicium in het kader van de regeling actieve veredeling in te voeren, de gevolgen van de rechten voor de betrokken gebruikers beperkt, ook al beperkt zij die gevolgen niet voor de gehele ingevoerde hoeveelheid.

(320)

EUSMET merkte op dat de reservecapaciteit van de bedrijfstak van de EU ontoereikend is om aan de groeiende vraag naar silicium in de Unie te voldoen. Bovendien benadrukte EUSMET dat de producenten in de Unie als gevolg van de ontwikkeling van de elektriciteitsprijzen in de Unie niet in staat zullen zijn hun bezettingsgraad te verhogen.

(321)

De reservecapaciteit in de Unie werd als aanzienlijk beschouwd (gemiddeld 26 %, goed voor ongeveer 10 % van het huidige verbruik in de Unie). Bovendien is de invoer van silicium uit andere bronnen, waaronder de VRC, beschikbaar. EUSMET heeft evenmin aangetoond dat de potentiële stijging van de elektriciteitsprijzen niet gepaard zou gaan met de verkoopprijs van silicium, waardoor de bezettingsgraad van de producent in de Unie zou kunnen worden verhoogd. Aangezien elektriciteit een belangrijke kostencomponent in de productie is, is er waarschijnlijk sprake van een correlatie tussen deze twee; dit argument wordt dan ook afgewezen.

(322)

EUSMET voerde aan dat de Commissie ten eerste geen rekening heeft gehouden met de stijging van de vraag voor de periode na het TNO. De Commissie was met name niet van mening dat de vraag naar de speciale siliciumkwaliteit die niet in de Unie wordt geproduceerd en voornamelijk van oorsprong uit de VRC zal zijn, zal toenemen. Ten tweede zou de Commissie het siliciumtekort vlak na het TNO niet in aanmerking hebben genomen. Ten derde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de toegenomen concurrentie waarmee gebruikers in de Unie uit het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) en de VRC worden geconfronteerd. Ten vierde heeft de Commissie geen rekening gehouden met de gevolgen van de sancties voor de Russische uitvoer.

(323)

De Commissie heeft de situatie na het TNO in aanmerking genomen en, zoals geconcludeerd in overweging 293, vastgesteld dat deze van tijdelijke aard was.

(324)

Voorts is de Commissie het met EUSMET eens dat gebruikers in de Unie diversiteit en voorzieningszekerheid nodig hebben om de productie te kunnen voortzetten. Een dergelijke diversiteit en zekerheid zullen echter niet mogelijk zijn als de producenten in de Unie hun activiteiten zouden verlaten als gevolg van de schadelijke invoer van silicium uit de VRC tegen dumpingprijzen.

(325)

Wat de toegenomen concurrentie uit het VK betreft, merkt de Commissie op dat EUSMET niet voldoende informatie heeft verstrekt om het effect van de toegenomen concurrentie uit het VK te meten, zodat dit argument wordt afgewezen.

(326)

Wat de gevolgen van de sancties voor Rusland betreft, merkte de Commissie op dat dit de potentiële bronnen van silicium op de markt van de Unie verder zou verminderen. Niettemin vertegenwoordigde Rusland volgens de gegevens van het TNO slechts 2 % van de totale invoer van silicium in de Unie. Gezien de omvang van de invoer uit Rusland en de beschikbaarheid van andere bronnen op mondiaal niveau was de Commissie van oordeel dat de gevolgen voor de gebruikers van silicium in de lange periode niet aanzienlijk zullen zijn.

(327)

EUSMET benadrukte tot slot dat siliciummetaalproducenten in verschillende landen van de wereld de verkoop aan EUSMET-leden niet willen verhogen vanwege de vrees voor antidumpingmaatregelen.

(328)

Dit argument werd niet gestaafd door feitelijk bewijsmateriaal of het feit dat de leveranciers buiten de Unie zullen weigeren te leveren. De Commissie merkte namelijk op dat de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode aanhield en in sommige gevallen zelfs toenam.

(329)

Per saldo wegen de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie en de gebruikers in de aluminiumsector daarom op tegen de beperkte negatieve gevolgen ervan voor de andere gebruikers.

8.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(330)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van silicium van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

9.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(331)

Op grond van de conclusies inzake voortzetting van dumping, herhaling van schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van silicium uit de VRC worden gehandhaafd.

(332)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(333)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor die de douaneautoriteiten in overweging moeten nemen. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(334)

Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

(335)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(336)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (60). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om het recht te genieten dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(337)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Ook konden zij hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Slechts één belanghebbende, EUSMET, heeft opmerkingen ingediend.

(338)

In haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen verzocht EUSMET om, indien de maatregelen worden bevestigd, de maatregelen te beperken tot een periode van twee jaar, gezien de gewijzigde marktomstandigheden met betrekking tot zowel vraag als aanbod en de grote afhankelijkheid van de Unie van specifieke siliciumsoorten.

(339)

De Commissie merkte echter op dat niets in het TNO een dergelijke conclusie kan staven. Bovendien lijken de ontwikkelingen na het TNO, zoals besproken in de overwegingen 289 en 293, van tijdelijke aard te zijn. Indien er bijzondere omstandigheden zijn die het rechtvaardigen dat de situatie in de toekomst opnieuw wordt beoordeeld, kan overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening om een tussentijds nieuw onderzoek worden verzocht.

(340)

Indien, op basis van artikel 109 van Verordening 2018/1046 (61), een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(341)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht in verband met de in deze verordening vervatte maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op silicium, momenteel ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Datong Jinneng Industrial Silicon Co., Pingwang Industry Garden, Datong, Shanxi

16,3  %

A971

Alle overige ondernemingen

16,8  %

A999

3.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen” van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uiteengezet in lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer van het in lid 1 omschreven product verzonden vanuit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea (Taric-code 2804690010) en tot de invoer van het in lid 1 omschreven product verzonden vanuit Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan (Taric-code 2804690020).

4.   De individuele rechten voor de in lid 2 vermelde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] [onderzocht product] die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

5.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1077 van de Commissie van 1 juli 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 2, in verband met het vervallen van de maatregelen, en van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(4)  Verordening (EG) nr. 42/2007 van de Raad van 15 januari 2007 tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 398/2004 ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van silicium uit de Volksrepubliek China tot de invoer van uit de Republiek Korea verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit de Republiek Korea (PB L 13 van 19.1.2007, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2013 van de Raad van 3 april 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 476/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op de invoer van silicium uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van uit Taiwan verzonden silicium, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Taiwan (PB L 95 van 5.4.2013, blz. 1).

(6)  PB C 331 van 7.10.2020, blz. 13.

(7)  PB C 258 van 2.7.2021, blz. 8.

(8)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(9)  https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2535

(10)  PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1; Verordening (EG) nr. 2200/90 van de Raad van 27 juli 1990 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van siliciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 198 van 28.7.1990, blz. 57).

(11)  PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1.

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909 van de Commissie van 30 juni 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit Rusland en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 208 van 1.7.2020, blz. 2).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811 van de Commissie van 14 oktober 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op calciumsilicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 366 van 15.10.2021, blz. 17).

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 54-60 en 111-115; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 58-63 en 85.

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 61-64; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 44.

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 66-69; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 46-48. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Overeenkomstig het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie worden opgezet (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de noodzakelijke voorwaarden voor de activiteiten van de partijorganisatie scheppen. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Deze regels zijn van algemene toepassing in de hele Chinese economie, in alle sectoren, ook bij producenten van silicium en de leveranciers van de basisproducten daarvoor.

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 70-80; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overwegingen 49-58.

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 81-86; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 59.

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 87-90; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 60.

(20)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/909, overwegingen 91-110; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1811, overweging 61.

(21)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(22)  Zie het jaarverslag 2021 van de Xiamen ITG Group, blz. 261 (http://static.sse.com.cn/disclosure/listedinfo/announcement/c/new/2022-04-21/600755_20220421_2_cFJgASUK.pdf (geraadpleegd op 12 juli 2022).

(23)  http://www.itg.com.cn/en/company/about (geraadpleegd op 12 juli 2022).

(24)  www.ixin.com/company/472df966-2141-41bc-8209-66d37f0c2d88 (geraadpleegd op 27 april 2022), www.shpcoic.org.cn/Site/Home/_InfoShow?Info_ID=6720&Infoitem_ID=60 (geraadpleegd op 27 april 2022).

(25)  www.itgholding.com.cn/en/company/organization (geraadpleegd op 27 april 2022).

(26)  www.puyuan.com (geraadpleegd op 27 april 2022).

(27)  www.itgholding.com.cn/cn/News/Detail/4244 (geraadpleegd op 27 april 2022).

(28)  www.puyuan.com/puyuan/djdt11/971216/index.html (geraadpleegd op 27 april 2022).

(29)  www.siliconchina.org/about/rules/index.html (geraadpleegd op 27 april 2022).

(30)  Zie vorige voetnoot, artikel 3.

(31)  Zie vorige voetnoot, artikel 21.

(32)  Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van strategische en opkomende industrieën van de provincie Fujian (waarin het hoofdkantoor van de ITG Xiamen Group is gevestigd): http://www.qg.gov.cn/zwgk/zcfg/sjfgwj/202112/P020211207803152129885.pdf (geraadpleegd op 28 april 2022). Zie verder bijvoorbeeld de catalogus van vier basisgroepen voor tien strategische sectoren, een beleidsdocument dat in 2016 is gepubliceerd in het kader van de strategie “Made in China 2025”, te raadplegen via: http://www.cm2025.org/show-14-126-1.html (geraadpleegd op 28 april 2022).

(33)  Rapport, hoofdstuk 10, blz. 221-230.

(34)  Opinions on further deepening the reform of the electric power system, gepubliceerd op 15 maart 2015 door het Centraal Comité van de CCP en de Staatsraad (ZhongFa [2015] nr. 9 https://chinaenergyportal.org/en/opinions-of-the-cpc-central-committee-and-the-state-council-on-further-deepening-the-reform-of-the-electric-power-system-zhongfa-2015-no-9/ (geraadpleegd op 8 april 2022).

(35)  https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202012/t20201202_1252094.html (geraadpleegd op 8 april 2022).

(36)  Met name: “Lokale overheidsdepartementen moeten in overleg met de gedetacheerde entiteit van de nationale energie-instantie tijdig verslag uitbrengen aan de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming en de overheidsinstantie voor energie over de ondertekening van contracten voor middellange en lange termijn, evenals over relevante kwesties, en zorgen voor de samenhang van de ondertekening van contracten voor middellange en lange termijn met de spotmarkt voor elektriciteit.”

(37)  http://www.gov.cn/zhengce/content/2021-01/06/content_5577440.htm (geraadpleegd op 8 april 2022).

(38)  Rapport — Hoofdstuk 10.

(39)  Rapport — hoofdstuk 12, blz. 269.

(40)  Beschikbaar op de website van de NEA: www.nea.gov.cn/2021-05/18/c_139953498.htm (geraadpleegd op 13 april 2022).

(41)  NDRC-kennisgeving nr. 902 (2020) https://www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202012/t20201207_1252389.html?code=&state=123 (geraadpleegd op 13 april 2022).

(42)  Kennisgeving 338 (2021); te raadplegen via: www.ndrc.gov.cn/xxgk/zcfb/tz/202104/t20210429_1278643.html (geraadpleegd op 13 april 2022).

(43)  Zie het artikel op de Nasdaq-website (origineel van de Reuters Beijing Newsroom): China grants one-year trial extensions at 15 coal mines to boost output.4 augustus 2021. Te raadplegen via: https://www.nasdaq.com/articles/china-grants-one-year-trial-extensions-at-15-coal-mines-to-boost-output-2021-08-04 (geraadpleegd op 13 april 2022).

(44)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(45)  Als het soortgelijke product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het soortgelijke product in aanmerking worden genomen.

(46)  Niet langer gebruikt of gebruikt; verouderd, achterhaald” (Oxford English Dictionary).

(47)  https://www.dosm.gov.my/v1/index.php (geraadpleegd op 26 april 2022).

(48)  https://bit.ly/3vJD5On (geraadpleegd op 26 april 2022).

(49)  https://www.tnb.com.my/commercial-industrial/pricing-tariffs1 (geraadpleegd op 26 april 2022).

(50)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(51)  https://www.dosm.gov.my/v1/index.php

(52)  https://www.tnb.com.my/commercial-industrial/pricing-tariffs1

(53)  http://www.pmbtechnology.com/investors-relation

(54)  Opgeslagen als bestand t22.003563, TRON-bestanden 171 t.e.m. 176.

(55)  PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1, overweging 66.

(56)  PB L 179 van 5.7.2016, blz. 1, overweging 218.

(57)  Om redenen van vertrouwelijkheid worden de cijfers binnen een zekere bandbreedte weergegeven.

(58)  Australië, Canada en de Verenigde Staten van Amerika hebben antidumping- of antisubsidiemaatregelen van kracht ten aanzien van de invoer van silicium uit de VRC.

(59)  Zie de tweede CRM-lijst (COM(2014) 297 final van 26 mei 2014), de derde lijst (COM(2017) 490 final) en de laatste lijst (COM(2020) 474 final), die in september 2020 werd gepubliceerd.

(60)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(61)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/127


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1395 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit Rusland en Turkije

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Opening van het onderzoek

(1)

Op 24 juni 2021 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit Rusland en Turkije (“de betrokken landen”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 12 mei 2021 is ingediend door de European Steel Association (“Eurofer” of “de klager”). De klacht werd ingediend namens de bedrijfstak van de Unie voor bepaald corrosiebestendig staal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Belanghebbenden

(3)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de autoriteiten van Rusland en Turkije, de haar bekende importeurs en gebruikers, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(4)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. De Commissie heeft op 17 september 2021 een hoorzitting gehouden met een Turkse producent-exporteur.

1.3.   Steekproeven

(5)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.3.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(6)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van de productie en de verkoopvolumes in de Unie zoals door de producenten in de Unie gemeld in het kader van het representativiteitsonderzoek voorafgaand aan de inleiding, daarbij tevens hun geografische locatie in aanmerking nemend. Deze voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie in drie verschillende lidstaten. De steekproef vertegenwoordigde meer dan 23 % van de productie en de verkoop van het soortgelijke product in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de voorlopige steekproef verzocht (3). Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn opmerkingen ingediend.

(7)

Tijdens het controlebezoek bij een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie is geconstateerd dat de onderneming in haar antwoord op de representativiteitsvragenlijst en in haar antwoord op de antidumpingvragenlijst ten onrechte een aanzienlijke hoeveelheid gegevens had opgenomen in verband met producten die buiten het bestek van het onderzoek vallen. Om ervoor te zorgen dat deze situatie geen gevolgen had voor de representativiteit van de steekproef, besloot de Commissie de betrokken onderneming in de steekproef te houden en een extra onderneming in de steekproef op te nemen. De aldus vastgestelde definitieve steekproef bestond uit vier producenten in de Unie die in drie verschillende lidstaten gevestigd zijn en ongeveer 25 % van de geraamde totale productie en verkoop van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de definitieve steekproef verzocht (4). Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn opmerkingen ingediend.

1.3.2.   Steekproef van importeurs

(8)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(9)

Geen van de ondernemingen die binnen de termijn een bijlage bij het bericht van inleiding hebben ingediend, heeft invoer van het betrokken product gerapporteerd. De Commissie besloot af te zien van de steekproef. Er werden geen opmerkingen over dit besluit ontvangen.

1.3.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Rusland

(10)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Rusland verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Permanente Vertegenwoordiging van de Russische Federatie bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(11)

Drie producenten-exporteurs/groepen van producenten-exporteurs in Rusland, die samen ongeveer 98 % van de totale Russische uitvoer van het betrokken product naar de Unie voor hun rekening nemen, verstrekten de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van twee ondernemingen samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de Russische autoriteiten geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef.

(12)

De Commissie heeft opmerkingen over de steekproef ontvangen van PJSC Novolipetsk Steel (“NLMK”). De onderneming wees erop dat er gegronde juridische redenen waren om het onderzoek bij drie in plaats van twee producenten-exporteurs uit te voeren, met name indien een van de oorspronkelijk in de steekproef opgenomen ondernemingen haar medewerking zou intrekken. Een dergelijke intrekking zou de vaststelling van de dumpingmarge voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs bemoeilijken.

(13)

Bovendien wees de onderneming erop dat de Commissie de producent-exporteur PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works in Rusland en zijn dochteronderneming MMK Metalurji Sanayi Ticaret ve Liman İşletmeciliği A.Ş. in Turkije in steekproef had opgenomen. De onderneming voerde aan dat de twee verbonden producenten-exporteurs een deel van hun verkoopkanalen deelden. Dat zou de werklast van de Commissie verlichten en het dus mogelijk maken NLMK in het onderzoek op te nemen.

(14)

Na de opmerkingen van NLMK te hebben onderzocht, achtte de Commissie met name de in overweging 12 aangevoerde argumenten gegrond en besloot zij af te zien van een steekproef met betrekking tot de producenten-exporteurs in Rusland. De Commissie heeft de betrokken onderneming en de Russische autoriteiten van dit besluit in kennis gesteld.

1.3.4.   Steekproef van producenten-exporteurs in Turkije

(15)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Turkije verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van Turkije bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(16)

Acht producenten-exporteurs/groepen van producenten-exporteurs in Turkije, die samen ongeveer 100 % van de totale Turkse uitvoer van het betrokken product naar de Unie voor hun rekening nemen, verstrekten de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie ondernemingen samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Over de voorgestelde steekproef zijn geen opmerkingen ontvangen. De aldus samengestelde definitieve steekproef vertegenwoordigde 62,6 % van de totale Turkse uitvoer van het betrokken product naar de Unie.

1.4.   Individueel onderzoek

(17)

Eén producent-exporteur in Turkije heeft op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. De Commissie besloot dat het te belastend zou zijn geweest dit verzoek te onderzoeken en dat dit de tijdige voltooiing van het onderzoek zou hebben belet. Dit is te wijten aan de complexe bedrijfsstructuur van de onderneming in kwestie. Daarom werd het verzoek om een individueel onderzoek afgewezen.

1.5.   Antwoorden op de vragenlijst

(18)

De Commissie heeft de klager een vragenlijst toegezonden en heeft de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (5), de drie producenten-exporteurs in Rusland en de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije verzocht de desbetreffende vragenlijsten in te vullen, die op de dag van de inleiding van de procedure online beschikbaar zijn gesteld (6).

(19)

De vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de klager, de drie producenten-exporteurs uit Rusland, de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs uit Turkije en de producent-exporteur uit Turkije die om een individueel onderzoek had verzocht, hebben antwoorden op de vragenlijst opgestuurd.

1.6.   Controlebezoeken

(20)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

producenten in de Unie:

Acciaieria Arvedi S.p.A, Cremona, Italië;

ArcelorMittal Poland, Dabrowa Górnicza, Polen;

Marcegaglia Carbon Steel S.p.A, Gazoldo degli Ippoliti, Italië;

U.S. Steel Košice, s.r.o., Košice, Slowakije;

 

met de Russische producenten-exporteurs verbonden handelaren en importeurs:

MMK Steel Trade AG, Lugano, Zwitserland;

NLMK Trading SA, Lugano, Zwitserland;

Severstal Export GmbH (“SSE”), Manno, Zwitserland;

SIA Severstal Distribution (Severstal Distribution Europe, “SDE”), Riga, Letland.

(21)

De Commissie heeft controles op afstand verricht bij de volgende partijen:

 

vereniging van producenten in de Unie:

Eurofer, Brussel, België;

 

producenten-exporteurs in Rusland:

PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works (“MMK”), Magnitogorsk, Rusland;

Novolipetsk Steel (“NLMK”), Lipetsk, Rusland;

PAO Severstal (“PAOS”), Cherepovets, Rusland;

 

met de Russische producenten-exporteurs verbonden binnenlandse handelaren:

LLC Torgovy dom MMK (“TD MMK”), Magnitogorsk, Rusland;

Novolipetsk Steel Service Center LLC (“NSSC”), Lipetsk, Rusland;

Torgovy dom NLMK LLC (“NLMK Shop”), Moskou, Rusland;

JSC Severstal Distribution (Severstal Distribution Russia, “SDR”), Cherepovets, Rusland;

 

producenten-exporteurs in Turkije:

MMK Metalurji Sanayi Ticaret ve Liman İşletmeciliği A.Ş. (“MMK Turkey”), Dortyol, Turkije;

TatMetal Çelik Sanayi ve Ticaret A.Ş.(“Tatmetal”), Istanbul, Turkije;

Tezcan Galvanizli Yapi Elemanlari Sanayi ve Ticaret A.Ş. (“Tezcan”), Kartepe-Kocaeli, Turkije.

1.7.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(22)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (“het onderzoektijdvak” of “OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

(23)

De Turkse vereniging CIB en verschillende producenten-exporteurs waren van mening dat het gekozen onderzoektijdvak en de gekozen beoordelingsperiode een vertekend beeld gaven. Zij achtten deze ongepast, aangezien 2017 een relatief goed jaar was voor de staalsector, terwijl in 2020 de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie voelbaar waren. Zij voerden aan dat de vergelijking van beide eindpunten niet representatief zou zijn voor de prestaties en de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Sommige producenten-exporteurs vroegen met het oog op een betere vergelijking om een analyse op kwartaalbasis.

(24)

De Commissie heeft de argumenten afgewezen omdat zowel de beoordelingsperiode als het onderzoektijdvak passend waren, gelet op de datum van indiening van de klacht en de toepasselijke regels. Hoe dan ook verricht de Commissie haar analyse niet op basis van een vergelijking tussen het basisjaar en het onderzoektijdvak, maar op basis van de ontwikkelingen tijdens de gehele beoordelingsperiode; daarbij houdt zij rekening met factoren die mogelijk van invloed zijn op de markt voor corrosiebestendig staal in de Unie en worden die factoren in het onderzoek meegewogen, zoals onder meer blijkt uit punt 5.

(25)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben CIB en verschillende producenten-exporteurs verklaard het niet eens te zijn met het standpunt van de Commissie. Zij voerden aan dat de Commissie rekening had moeten houden met ontwikkelingen na het onderzoektijdvak, aangezien de prijzen van thermisch verzinkte producten, waar corrosiebestendig staal deel van uitmaakt, en de gemiddelde marge op thermisch verzinkte staalproducten vergeleken met warmgewalst breedband tijdens de eerste acht maanden van 2021 sterk zouden zijn gestegen in de Unie. Tegelijkertijd zouden de productieniveaus van de bedrijfstak van de Unie in 2021 zijn hersteld tot de niveaus van 2019. Onder verwijzing naar het arrest van het Gerecht in de zaak Rusal Armenal ZAO/Raad (7) voerden zij derhalve aan dat deze ontwikkelingen nieuwe feiten vormen op grond waarvan de voorgenomen instelling van een antidumpingrecht kennelijk misplaatst zou zijn, en dat de Commissie met deze feiten rekening moet houden, onder meer door het onderzoektijdvak uit te breiden zodat het 2021 en het eerste kwartaal van 2022 omvat.

(26)

De Commissie heeft dit argument onderzocht. Zij stelde vast dat de stijging van de verkoopprijzen in 2021 op zich geen indicatie is voor een verbetering, van welke omvang ook, van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie merkte immers op dat een prijsstijging slechts een positief effect kan hebben op de situatie van de bedrijfstak in vergelijking met het voorgaande jaar, indien deze stijging aanzienlijk hoger is dan de stijging van de kosten in dezelfde periode. Hiervoor is geen bewijs geleverd. Wat de productie betreft, heeft de Commissie erkend dat bepaalde producenten in 2021 moeilijkheden hebben ondervonden om op bepaalde momenten, met name in het begin van dat jaar, aan de grote marktvraag naar corrosiebestendig staal te voldoen. Zij onderstreepte echter dat deze moeilijkheden tijdelijk waren en beschikte niet over informatie waaruit bleek dat deze moeilijkheden zich in de hele sector zouden hebben voorgedaan. De Commissie concludeerde derhalve dat geen van de door de betrokken partijen aangevoerde argumenten aantoonde dat de nieuwe ontwikkelingen na het onderzoektijdvak ertoe zouden leiden dat de voorgenomen instelling van een antidumpingrecht kennelijk misplaatst zou zijn. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

1.8.   Niet-instelling van voorlopige maatregelen

(27)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening was de uiterste termijn voor de instelling van voorlopige maatregelen 23 februari 2022. Overeenkomstig artikel 19 bis, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie op 26 januari 2022 de belanghebbenden ingelicht over haar voornemen om geen voorlopige maatregelen in te stellen en hen in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie in te dienen en/of om te worden gehoord. Geen enkele partij diende opmerkingen in of verzocht om te worden gehoord.

(28)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de Russische overheid aan dat het feit dat geen voorlopige maatregelen waren ingesteld, betekende dat de bedrijfstak van de Unie stabiel was en er geen interventie van de Commissie nodig was om schade te voorkomen. De Commissie heeft dit argument afgewezen. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen voorlopige rechten worden ingesteld. De Commissie is niet verplicht voorlopige maatregelen in te stellen indien de bedrijfstak van de Unie schade lijdt. Er kunnen dus geen conclusies worden getrokken over de situatie van de bedrijfstak van de Unie wanneer de Commissie besluit geen voorlopige maatregelen in te stellen, maar het onderzoek voort te zetten, zoals zij in dit geval heeft gedaan.

(29)

Aangezien er geen voorlopige antidumpingmaatregelen werden ingesteld, heeft er geen registratie van de invoer plaatsgevonden.

1.9.   Vervolg van de procedure

(30)

De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en controleren van alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen nodig achtte.

(31)

Na de verzamelde en gecontroleerde gegevens te hebben geanalyseerd, heeft de Commissie MMK en PAOS ingelicht over haar voornemen om overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening met betrekking tot bepaalde delen van hun antwoorden gebruik te maken van de beschikbare gegevens. De Commissie heeft de ondernemingen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De redenen voor de gebruikmaking van de beschikbare gegevens en de opmerkingen van de ondernemingen worden behandeld in punt 3.1.2 van deze verordening.

(32)

Bij het vaststellen van de definitieve bevindingen heeft de Commissie de opmerkingen van de belanghebbenden in overweging genomen.

(33)

De Commissie heeft alle belanghebbenden ingelicht over de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was een definitief antidumpingrecht in te stellen op corrosiebestendig staal van oorsprong uit Rusland en Turkije (“mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen over de mededeling van de definitieve bevindingen.

(34)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen hebben de klager, de Russische overheid, alle drie Russische medewerkende producenten-exporteurs, de Turkse overheid, alle drie Turkse medewerkende producenten-exporteurs en de vereniging van Turkse staalexporteurs opmerkingen ingediend. Op verzoek zijn hoorzittingen gehouden met MMK, NLMK, de Turkse overheid, Tezcan en de vereniging van Turkse staalexporteurs. De opmerkingen die de partijen hebben ingediend en/of tijdens de hoorzittingen naar voren hebben gebracht, worden in de desbetreffende delen van deze verordening behandeld.

(35)

Voorts hebben Tezcan en MMK na de individuele aanvullende mededelingen van de definitieve bevindingen verzocht om inschakeling van de raadadviseur-auditeur.

(36)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde CIB aan dat de antidumpingmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening moesten worden geschorst vanwege de veranderingen die zich na het einde van het onderzoektijdvak op de markt hadden voorgedaan. CIB verwees met name naar de forse prijsstijgingen voor corrosiebestendig staal sinds het einde van het onderzoektijdvak, de sterk verbeterde winstgevendheid van bepaalde producenten in de Unie sindsdien, en de sancties tegen Rusland die zouden garanderen dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat.

(37)

Artikel 14, lid 4, bepaalt dat maatregelen alleen mogen worden geschorst wanneer het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade aan de bedrijfstak van de Unie ontstaat. De Commissie beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie na het einde van het onderzoektijdvak zodanig is verbeterd dat het onwaarschijnlijk is dat er opnieuw schade ontstaat. Uit het feit alleen dat de prijzen van corrosiebestendig staal na het onderzoektijdvak zijn gestegen, kan niet worden afgeleid dat de bedrijfstak van de Unie niet langer schade lijdt, zelfs niet indien het argument van CIB dat de winstgevendheid van “bepaalde producenten in de Unie” is gestegen, zou worden aanvaard. De opening van het onderzoek kan immers zelf tot dergelijke gevolgen hebben geleid en deze gevolgen zouden dus snel verdwijnen indien de definitieve maatregelen worden geschorst. De Commissie kan maatregelen alleen schorsen na een zorgvuldige analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Unie na het onderzoektijdvak en van de vermeende wijzigingen in de marktomstandigheden, waarvoor gedetailleerde informatie moet worden verzameld. Deze beoordeling vindt gewoonlijk buiten de onderzoeksprocedure om plaats, met name wanneer dergelijke argumenten in een laat stadium en zonder de nodige bewijzen worden aangevoerd, zoals in casu het geval was.

(38)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de Russische overheid aan dat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening ten aanzien van twee Russische producenten-exporteurs niet gerechtvaardigd was, aangezien de ondernemingen bereidheid tot samenwerking hadden getoond, uitvoerig hadden geantwoord op de vragenlijst en het verzoek om aanvullende informatie, alsmede tussentijdse berekeningen hadden verstrekt en de gevraagde correcties hadden aangebracht. Bovendien wees de Russische overheid erop dat de brieven inzake de toepassing van artikel 18 meer dan een maand na afloop van de controles en toetsingen op afstand waren verzonden.

(39)

De Commissie merkte op dat de redenen voor de toepassing van artikel 18 van de basisverordening afdoende aan de respectieve ondernemingen waren meegedeeld en uitgelegd, nadat alle uit de vragenlijst en de antwoorden op de schriftelijke aanmaningen en tijdens de controles en toetsingen op afstand verzamelde informatie naar behoren was geanalyseerd. Met betrekking tot PAOS wordt de kwestie uitvoerig behandeld in de overwegingen 93 tot en met 109. Met betrekking tot MMK wordt de algemene uiteenzetting van de redenen gegeven in de overwegingen 75 tot en met 90, terwijl de gedetailleerde uiteenzetting, om redenen van vertrouwelijkheid, in de ondernemingsspecifieke mededeling is gegeven. Derhalve heeft de Commissie de argumenten van de Russische overheid betreffende de toepassing van artikel 18 van de basisverordening afgewezen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(40)

Bij het betrokken product gaat het om gewalste platte producten van ijzer of gelegeerd staal of niet-gelegeerd staal; thermisch geplateerd of bekleed met zink en/of aluminium en/of magnesium, al dan niet gelegeerd met silicium; chemisch gepassiveerd; met of zonder aanvullende oppervlaktebehandeling, zoals invetten of verzegelen; bevattende: niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof, niet meer dan 1,1 gewichtspercent aluminium, niet meer dan 0,12 gewichtspercent niobium, niet meer dan 0,17 gewichtspercent titaan en niet meer dan 0,15 gewichtspercent vanadium; opgerold, als op maat gesneden platen en als bandstaal aangeboden, van oorsprong uit Rusland en Turkije, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7210 41 00, ex 7210 49 00, ex 7210 61 00, ex 7210 69 00, ex 7210 90 80, ex 7212 30 00, ex 7212 50 61, ex 7212 50 69, ex 7212 50 90, ex 7225 92 00, ex 7225 99 00, ex 7226 99 30, ex 7226 99 70 (Taric-codes: 7210410020, 7210410030, 7210490020, 7210490030, 7210610020, 7210610030, 7210690020, 7210690030, 7210908092, 7212300020, 7212300030, 7212506120, 7212506130, 7212506920, 7212506930, 7212509014, 7212509092, 7225920020, 7225920030, 7225990022, 7225990023, 7225990041, 7225990092, 7225990093, 7226993010, 7226993030, 7226997013, 7226997093, 7226997094) (“het betrokken product”).

De volgende producten blijven buiten beschouwing:

producten van roestvrij staal, van siliciumstaal en van sneldraaistaal;

producten die enkel warm of koud gewalst zijn.

(41)

Corrosiebestendig staal wordt vervaardigd door rollen, platen en banden gewalst plat staal door onderdompeling in een bad te bekleden met gesmolten metaal of een metaallegering van zink. Het bekledingsmetaal verbindt zich in een metallurgische reactie met de stalen ondergrond en vormt een meerlagenstructuur van legeringen, waardoor een coatinglaag ontstaat die metallurgisch verbonden is met het staal. De oppervlakte van het product wordt vervolgens chemisch gepassiveerd om die tegen vocht te beschermen en om het risico van het ontstaan van corrosieproducten tijdens opslag en vervoer te verkleinen.

(42)

Corrosiebestendig staal vindt voornamelijk toepassing in de bouwsector als verschillende soorten bekledingsmateriaal, maar wordt ook gebruikt voor het vervaardigen van huishoudelijke apparaten, bij het dieptrekken en stampen alsmede voor kleine gelaste buizen.

2.2.   Soortgelijk product

(43)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat in Rusland en Turkije wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en aldaar wordt verkocht.

(44)

De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(45)

Een importeur verzocht corrosiebestendig staal met een dikte van minder dan 0,40 mm (“dunne formaten”) van het onderzoek uit te sluiten. Hij betoogde dat dunne formaten, die arbeidsintensiever en duurder zijn, een apart segment vormen en dat deze in onvoldoende hoeveelheden worden geproduceerd door de bedrijfstak van de Unie. Hij voegde eraan toe dat de uitsluiting van dunne formaten het corrigerende effect van de door de klagers gevraagde maatregelen niet zou verminderen, terwijl de instelling van antidumpingmaatregelen op dunne formaten de gebruikers zou schaden (aangezien zij tot dergelijke producten geen toegang zullen hebben tegen concurrerende prijzen).

(46)

De Commissie achtte de redenen voor het verzoek ongegrond omdat de bedrijfstak van de Unie over het algemeen over productiecapaciteit voor alle vereiste formaten van corrosiebestendig staal beschikt (8). De Commissie stelde ook vast dat alle soorten corrosiebestendig staal, ongeacht het formaat ervan of de plaats van invoer, worden vervaardigd in lijnen voor thermisch verzinken en dezelfde eigenschappen hebben wat betreft hun fysische en technische basiskenmerken, eindgebruik en onderlinge verwisselbaarheid. De Commissie heeft het verzoek om uitsluiting derhalve afgewezen.

(47)

Tezcan, een Turkse producent van onder meer met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal, heeft verzocht dat met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal zou worden uitgesloten van de werkingssfeer van de maatregelen. Volgens die partij vormen producten van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal een apart segment van corrosiebestendig staal dat niet concurreert met producten die door de bedrijfstak van de Unie worden vervaardigd. De partij verklaarde dat producten van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal in de Unie niet “in commercieel levensvatbare hoeveelheden” worden vervaardigd en dat de producent in de Unie die dit product vervaardigt, niet in staat is de hoeveelheid met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal te leveren die nodig is om aan de vraag in de Unie te voldoen.

(48)

De Commissie achtte de redenen voor het verzoek ongegrond omdat de bedrijfstak van de Unie, ook al was er tijdelijk maar een beperkte productie van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal in de Unie, over het algemeen over productiecapaciteit voor met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal beschikt. De Commissie stelde ook vast dat alle soorten corrosiebestendig staal, ongeacht de bekleding, worden vervaardigd in lijnen voor thermisch verzinken. Bovendien hebben met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en corrosiebestendig staal met andere bekledingen dezelfde kenmerken wat betreft hun fysische en technische basiskenmerken, eindgebruik en onderlinge verwisselbaarheid (9). De Commissie heeft het verzoek om uitsluiting derhalve afgewezen.

(49)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde Tezcan haar verzoek. Tezcan verklaarde dat het ontbreken van productie in de Unie te wijten was aan financieel wanbeheer van de enige producent van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal in de Unie. Tezcan hield staande dat met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en met zink bekleed corrosiebestendig staal — fysisch, chemisch en technisch — volledig verschillende producten zijn, met name op grond van het productieproces van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en bepaalde eigenschappen van AluZinc.

(50)

De Commissie achtte de redenen van Tezcan voor het verzoek ongegrond, omdat de door Tezcan genoemde producent een levensvatbaar bedrijfsplan had en een levensvatbaar onderdeel van de bedrijfstak van de Unie bleef. Ook heeft de Commissie vastgesteld dat alle soorten corrosiebestendig staal, ongeacht de bekleding ervan, worden vervaardigd in lijnen voor thermisch verzinken, hetgeen Tezcan heeft erkend in haar opmerking dat de enige producent van met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal in de Unie één lijn voor thermisch verzinken heeft, maar twee zinkbaden, die kunnen worden verwisseld, al naargelang of de producent met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal dan wel andere producten wil vervaardigen. Bovendien doet het argument dat niet alle bekledingen voor corrosiebestendig staal precies dezelfde eigenschappen hebben, niets af aan het feit dat met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en corrosiebestendig staal met andere bekledingen dezelfde eigenschappen hebben wat betreft hun fysische en technische basiskenmerken, eindgebruik en onderlinge verwisselbaarheid (10). De Commissie heeft het verzoek om uitsluiting derhalve afgewezen.

3.   DUMPING

3.1.   Rusland

3.1.1.   Normale waarde

(51)

Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere medewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale hoeveelheid van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product. Op basis hiervan was de totale verkoop door elke medewerkende producent-exporteur van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief.

(52)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(53)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door iedere medewerkende producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie.

(54)

De Commissie stelde vast dat MMK geen enkele productsoort in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht. Bovendien verkochten alle drie Russische medewerkende producenten-exporteurs bepaalde productsoorten helemaal niet op de binnenlandse markt.

(55)

Verder heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(56)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(57)

In een dergelijke situatie is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

(58)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:

a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van deze productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde prijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(59)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat, afhankelijk van de productsoort, 47 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van MMK, 43 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van NLMK en 24 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van PAOS winstgevend waren en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen in het onderzoektijdvak of als een gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkoop.

(60)

Voor de productsoorten waarvoor de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde berekend als een gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van die productsoort.

(61)

Wanneer er geen verkoop van een productsoort van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(62)

De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) die door de medewerkende producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak werden gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de medewerkende producenten-exporteurs op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak werd gemaakt.

(63)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, zijn de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, zijn de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen.

(64)

De productiekosten werden gecorrigeerd wanneer dit op grond van artikel 2, lid 5, van de basisverordening gerechtvaardigd was. Alle drie medewerkende producenten-exporteurs kochten bepaalde grondstoffen in bij verbonden leveranciers. De Commissie heeft onderzocht of deze grondstoffen tegen een marktconforme prijs waren aangekocht en heeft zo nodig de productiekosten gecorrigeerd teneinde de aan de productie en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten op redelijke wijze weer te geven.

(65)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde NLMK aan dat deze correcties niet gerechtvaardigd waren, met name omdat de Commissie geen rekening had gehouden met het effect van de vrachtkosten die waren inbegrepen in de prijs van de onderzochte grondstoffen die aan NLMK en aan niet-verbonden afnemers onder verschillende leveringsvoorwaarden waren verkocht, hoewel deze informatie beschikbaar was. De Commissie heeft het argument met betrekking tot bepaalde grondstoffen aanvaard en de normale waarde dienovereenkomstig herzien. De herziene berekening werd aan de onderneming meegedeeld.

(66)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde PAOS aan dat de correctie van de grondstofkosten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening onrechtmatig was. De onderneming voerde met name aan dat de Commissie op grond van artikel 2, lid 5, van de basisverordening in twee situaties van de administratie van de onderneming mag afwijken, te weten: a) indien de administratie niet wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van het betrokken land en b) indien de administratie geen redelijk beeld geeft van de kosten in verband met de productie en de verkoop van het onderzochte product. Wat de tweede situatie betreft, verwees de onderneming naar punt 6.97 van het verslag van de WTO-beroepsinstantie in de zaak Oekraïne — Ammoniumnitraat (Rusland) (11), waarin is verklaard dat “de tweede voorwaarde in de eerste zin van artikel 2.2.1.1 [van de WTO-antidumpingovereenkomst] betrekking heeft op de vraag of de door de onderzochte exporteur of producent bijgehouden administratie adequaat en toereikend overeenstemt met dan wel een adequate en toereikende weergave vormt van de door de onderzochte exporteur of producent gemaakte kosten die werkelijk verband houden met de productie en de verkoop van het specifieke onderzochte product”.

(67)

De Commissie merkte op dat punt 6.97 van het verslag van de beroepsinstantie in de zaak Oekraïne — Ammoniumnitraat (Rusland) moet worden gezien in de context van de daaraan voorafgaande punten. Reeds in de zaak EU — Biodiesel (Argentinië) (12) heeft de beroepsinstantie erkend dat de grondstofprijzen tussen verbonden partijen kunnen worden geacht niet marktconform te zijn en bijgevolg kunnen worden verworpen. In punt 6.97 van het verslag van de beroepsinstantie in de zaak Oekraïne — Ammoniumnitraat (Rusland) is voorts verduidelijkt dat de in het verslag van het panel in de zaak EU — Biodiesel (Argentinië) vermelde situaties niet als onbegrensde uitzonderingen mogen worden opgevat, maar per geval moeten worden onderzocht. In het onderhavige geval heeft de Commissie de prijzen van bepaalde grondstoffen die PAOS bij verbonden leveranciers had gekocht, na een gedegen analyse en dus volledig in overeenstemming met de WTO-regels verworpen. De Commissie heeft de door de verbonden leverancier aan PAOS in rekening gebrachte prijzen vergeleken met de prijzen die de verbonden leverancier in rekening bracht aan niet-verbonden afnemers. Op basis hiervan kwam de Commissie tot de bevinding dat de door de verbonden leverancier aan PAOS in rekening gebrachte prijzen niet marktconform waren. Het argument werd derhalve afgewezen.

(68)

Voorts voerde PAOS aan dat de Commissie niet de juiste methode heeft gebruikt bij haar analyse van de vraag of PAOS voor bepaalde grondstoffen een marktconforme prijs heeft betaald aan haar verbonden leveranciers. Volgens de onderneming had de Commissie de prijzen die PAOS bij de aankoop van een grondstof bij haar verbonden leveranciers heeft betaald, moeten vergelijken met de prijzen die onafhankelijke leveranciers in rekening brachten.

(69)

In dit verband merkte de Commissie op dat het vaste praktijk was om bij de analyse van de marktconforme prijs gebruik te maken van de door de verbonden leverancier in rekening gebrachte prijzen. In het onderhavige geval waren de prijzen van de verbonden leverancier bij verkoop aan PAOS en aan niet-verbonden afnemers beschikbaar en gecontroleerd. Daarom achtte de Commissie het passend de gecontroleerde informatie te gebruiken voor haar analyse. Bovendien heeft de onderneming geen andere verklaring voor het prijsverschil gegeven dan de relatie tussen de leverancier en PAOS. Bijgevolg heeft de Commissie het argument afgewezen.

(70)

Tot slot heeft PAOS opmerkingen ingediend over een aantal technische details betreffende de analyse van de marktconforme prijs. Ten eerste maakte de onderneming bezwaar tegen het feit dat financiële baten waren uitgesloten van de berekening van het door de leverancier van steenkool geleden verlies. Ten tweede voerde de onderneming aan dat de Commissie de verschillen in bepaalde door PAOS aangekochte steenkoolkwaliteiten niet correct heeft weergegeven in de prijsvergelijking. Ten derde wees de onderneming op een schrijffout in de berekening van het totale verbruik van steenkool. Ten vierde voerde de onderneming aan dat de Commissie de prijs van ijzerertspellets bij verkoop aan niet-verbonden afnemers ten onrechte heeft vergeleken met de door PAOS in rekening gebrachte wederverkoopprijs voor ijzerertspellets, die uitsluitend met het oog op wederverkoop waren gekocht bij de verbonden leverancier. Ten vijfde voerde de onderneming aan dat de Commissie geen rekening had gehouden met de verschillen in leveringsvoorwaarden en dus in vrachtkosten die in de verkoopprijs van ijzerertspellets waren inbegrepen wanneer deze aan PAOS en aan niet-verbonden afnemers werden geleverd. Wat, ten zesde, de door de Commissie uitgevoerde prijsanalyse voor een brede categorie ijzerertspellets (gefluxt en niet-gefluxt) betreft, voerde de onderneming aan dat bepaalde pellets, waarvoor de informatie niet in de aankooplijst was gespecificeerd, als gefluxt dan wel als niet-gefluxt moesten worden beschouwd.

(71)

De Commissie heeft de argumenten onderzocht en geconcludeerd dat de in overweging 70 beschreven punten twee, drie en vier een wijziging van de berekening van de kostencorrectie rechtvaardigden. In dit verband heeft de Commissie de prijs van de betrokken steenkoolkwaliteit vergeleken met de meest vergelijkbare steenkoolkwaliteit, de schrijffout in de berekening van het totale steenkoolverbruik gecorrigeerd en de verkoopprijs van ijzerertspellets voor het verbruik van PAOS gebruikt voor de analyse van de marktconforme prijs. De gecorrigeerde cijfers werden opnieuw aan de onderneming meegedeeld.

(72)

De Commissie heeft de in overweging 70, onder de punten één, vijf en zes, beschreven argumenten echter om de volgende redenen afgewezen:

de financiële baten werden uitgesloten omdat zij voortkwamen uit rente op verstrekte leningen. De Commissie was dan ook van oordeel dat deze baten geen verband hielden met de productie en verkoop van de grondstof;

de Commissie kon geen rekening houden met de verschillen in vrachtkosten die in de verkoopprijs van transacties onder verschillende leveringsvoorwaarden waren inbegrepen, omdat noch de verbonden leverancier, noch PAOS de gemaakte vrachtkosten hebben gerapporteerd;

de door PAOS verstrekte informatie dat bepaalde soorten ijzerertspellets gefluxt of niet-gefluxt zijn, kon in dit stadium van het onderzoek niet worden geverifieerd. De onderneming heeft evenmin bewijsmateriaal verstrekt ter staving van haar argument.

3.1.2.   Uitvoerprijs

(73)

De Russische medewerkende producenten-exporteurs voerden naar de Unie uit via verbonden ondernemingen die optraden als importeur in de zin van artikel 2, lid 9, van de basisverordening, of via in een derde land gevestigde verbonden handelaren.

(74)

MMK gaf aan corrosiebestendig staal in de Unie te verkopen via MMK Steel Trade, een in Zwitserland gevestigde verbonden handelaar, en via een andere in Zwitserland gevestigde onderneming die volgens de beschrijving van MMK een niet-verbonden handelaar was (“de Zwitserse handelaar”).

(75)

De Commissie heeft informatie opgevraagd over de aard van de betrekkingen tussen de Zwitserse handelaar en MMK. De Commissie heeft in het bijzonder door MMK gepubliceerde openbare documenten geanalyseerd, zoals de geconsolideerde jaarrekening van de MMK-groep (13), mededelingen van transacties met belanghebbenden (14), jaarverslagen en de bijlagen daarbij (15), en onmiddellijk beschikbare informatie in databanken met marktinformatie, zoals Dun & Bradstreet.

(76)

Op grond van de door de onderneming verstrekte informatie en de informatie die de Commissie uit andere bronnen heeft verzameld, is zij tot de conclusie gekomen dat MMK misleidende informatie heeft verstrekt over haar betrekkingen met de Zwitserse handelaar, waardoor het onderzoek werd belemmerd. Om redenen van vertrouwelijkheid is de analyse op basis waarvan de Commissie tot die conclusie is gekomen, alleen aan MMK meegedeeld.

(77)

Bijgevolg had de Commissie geen informatie over de wederverkoopprijzen van transacties aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie voor de verkopen via de Zwitserse handelaar, noch over zijn concrete functies, en was zij dus niet in staat de uitvoerprijs voor een kanaal van de verkopen van de onderneming op de markt van de Unie vast te stellen. Daarom heeft de Commissie de onderneming in kennis gesteld van haar voornemen artikel 18 van de basisverordening toe te passen in verband met de informatie die zij niet had verstrekt.

(78)

De toelichtingen die MMK na de brief inzake artikel 18 heeft gegeven, veranderden niets aan de conclusie van de Commissie dat MMK misleidende informatie had verstrekt over haar betrekkingen met de Zwitserse handelaar, waardoor het onderzoek werd belemmerd. Om redenen van vertrouwelijkheid is de analyse van de opmerkingen van MMK over de voorgenomen toepassing van artikel 18 van de basisverordening alleen aan MMK meegedeeld.

(79)

Bijgevolg bevestigde de Commissie dat artikel 18 van de basisverordening zou worden toegepast op de verkoop op de markt van de Unie via de Zwitserse handelaar. In dit verband heeft de Commissie de vaststelling van de dumpingmarge voor dit verkoopkanaal gebaseerd op de dumpingmarges die zijn berekend voor de verkoop via MMK Steel Trade.

(80)

In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft MMK aangevoerd dat de Commissie een fout heeft gemaakt door artikel 18 van de basisverordening op MMK toe te passen in verband met de Zwitserse handelaar. Dienaangaande voerde de onderneming aan dat de Commissie geen rekening had gehouden met bepaalde door MMK verstrekte documenten en herhaalde zij haar uitleg over de door de Commissie geconstateerde tegenstrijdigheden. Bovendien voerde MMK aan dat de Commissie bij de selectie van de beschikbare gegevens de wettelijke norm van artikel 18 van de basisverordening heeft geschonden door die gegevens te selecteren met het specifieke doel MMK te bestraffen door gebruik te maken van belastende beschikbare gegevens, hetgeen volledig onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van artikel 18 van de basisverordening.

(81)

MMK heeft geen nieuw bewijsmateriaal betreffende de relatie met de Zwitserse handelaar verstrekt. De Commissie had reeds alle informatie zorgvuldig geanalyseerd, met inbegrip van de documenten waarnaar de onderneming verwees. Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat de onderneming geen bewijsmateriaal heeft verstrekt ter ondersteuning van de uitleg bij de tegenstrijdige informatie over de relatie tussen MMK en de Zwitserse handelaar. Bijgevolg bevestigde de Commissie de toepassing van artikel 18 van de basisverordening.

(82)

De Commissie is het niet eens met het argument dat de zij de wettelijke norm van artikel 18 van de basisverordening zou hebben geschonden. Zoals hierboven uiteengezet, was de Commissie niet in staat de uitvoerprijs vast te stellen voor één volledig kanaal van de verkopen van de onderneming op de markt van de Unie, en daarom heeft zij de dumpingmarge voor dit verkoopkanaal gebaseerd op de dumpingmarges die waren berekend voor de verkopen via een verbonden handelaar, MMK Steel Trade, waarvoor zij de uitvoerprijs wel kon vaststellen.

(83)

Deze benadering is volledig in overeenstemming met de desbetreffende WTO-regels en het Unierecht. Volgens het verslag van het WTO-panel in de zaak Verenigde Staten — Antidumpingrechten en compenserende rechten op bepaalde producten en het gebruik van beschikbare gegevens (16) moeten de onderzoekende autoriteiten bij het gebruik van de beschikbare gegevens op onpartijdige en objectieve wijze de beschikbare gegevens selecteren die een redelijke vervanging vormen voor de ontbrekende “noodzakelijke” informatie in de specifieke feiten en omstandigheden van een bepaald geval. Daarbij moeten de onderzoekende autoriteiten rekening houden met alle feiten waarover zij naar behoren beschikken. Bij de selectie van de vervangende gegevens verlangt artikel 6.8 van de WTO-antidumpingovereenkomst niet van de onderzoekende autoriteiten dat zij die gegevens selecteren die “het gunstigst” zijn voor de niet-medewerkende partij. Onderzoekende autoriteiten kunnen rekening houden met de procedurele omstandigheden waarin informatie ontbreekt, maar artikel 6.8 staat niet toe dat vervangende gegevens worden geselecteerd met het oog op bestraffing van een belanghebbende.

(84)

De benadering van de Commissie voldeed volledig aan dit voorschrift. De Commissie heeft op onpartijdige wijze het feitelijke en geverifieerde prijsstellingsgedrag van MMK geselecteerd, zoals dat was waargenomen in een verkoopkanaal waarvoor de Commissie de relevante gegevens kon verifiëren, en heeft dit prijsstellingsgedrag gebruikt als model voor het kanaal waarvoor de gegevens niet waren verstrekt. Zij heeft gebruikgemaakt van een gemiddelde dumpingmarge voor een productsoort die representatief was voor het bekende dumpingpotentieel van de onderneming tijdens het onderzoektijdvak. Aangezien de onderneming ervoor heeft gekozen de gegevens over een groot deel van haar uitvoer niet aan de Commissie te verstrekken, kan het gebruik van een feitelijk en geverifieerd prijsstellingsgedrag van de onderneming tijdens het onderzoektijdvak als model niet als subjectief of bestraffend worden beschouwd. Aldus konden de dumping- en schademarges zo nauwkeurig mogelijk worden berekend gezien het opvallende gebrek aan medewerking van de onderneming, en deze benadering is derhalve in overeenstemming met de door MMK aangehaalde WTO-jurisprudentie. Bijgevolg heeft de Commissie het argument afgewezen.

(85)

Zoals vermeld in overweging 35, verzocht MMK om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur. Tijdens de hoorzitting wees MMK erop dat de Commissie in haar brief inzake artikel 18 had verklaard dat zij artikel 18, lid 3, van de basisverordening zou toepassen. De onderneming verzocht om een verduidelijking van de rechtsgrondslag, aangezien in het algemene informatiedocument alleen artikel 18 van de basisverordening was genoemd. In dit verband voerde de onderneming aan dat de Commissie de bepalingen van artikel 18, lid 3, van de basisverordening had moeten toepassen aangezien MMK op alle verzoeken van de Commissie om noodzakelijke informatie heeft geantwoord, geen misleidende informatie heeft verstrekt en het onderzoek niet heeft belemmerd. Bovendien voerde de onderneming aan dat de Commissie nooit om informatie over de uitvoerprijzen van de Zwitserse handelaar had verzocht. Ten slotte herhaalde MMK dat de Commissie de wettelijke norm van artikel 18 van de basisverordening heeft geschonden bij het gebruik van de beschikbare gegevens.

(86)

De verwijzing naar artikel 18, lid 3, in de brief inzake artikel 18 was inderdaad een kennelijke schrijffout, aangezien in de brief ook stond dat de diensten van de Commissie tot de conclusie waren gekomen dat MMK misleidende informatie had verstrekt en aldus het onderzoek heeft belemmerd, als bedoeld in artikel 18, lid 1, van de basisverordening. Uit de bewoordingen van de brief inzake artikel 18 en de feiten in deze zaak blijkt duidelijk dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor aanvaarding van ontoereikende gegevens overeenkomstig artikel 18, lid 3, van de basisverordening, aangezien de gegevens — de prijzen bij uitvoer naar de eerste onafhankelijke afnemer — niet waren verstrekt en derhalve niet verifieerbaar waren. Bovendien is het duidelijk dat de partij niet naar beste vermogen heeft gehandeld. De Commissie merkte tevens op dat uit het antwoord van MMK op de brief inzake artikel 18 ondubbelzinnig bleek dat MMK zich ervan bewust was dat de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening gerechtvaardigd was in het licht van de omstandigheden en dat de Commissie gebruik zou maken van de beschikbare gegevens. Daarom zette MMK in dat antwoord uiteen welke gegevensreeksen moesten worden gebruikt in plaats van de buiten beschouwing gelaten gegevens.

(87)

Dat de verwijzing naar artikel 18, lid 3, van de basisverordening een schrijffout was, werd bovendien bevestigd door het feit dat in het algemene informatiedocument niet naar artikel 18, lid 3, van de basisverordening werd verwezen.

(88)

Met betrekking tot de in overweging 85 vermelde argumenten inzake de medewerking van de onderneming merkte de Commissie op dat de onderneming de Commissie heeft misleid wat betreft de relatie tussen MMK en de Zwitserse handelaar, aangezien zij bleef aanvoeren dat de ondernemingen niet verbonden waren. Bovendien heeft de onderneming de uitvoerprijzen van de Zwitserse handelaar niet verstrekt, terwijl deze informatie noodzakelijk is voor de vaststelling van de dumpingmarge. De Commissie was van oordeel dat de onderneming ten onrechte heeft aangevoerd dat de Commissie nooit om de uitvoerprijzen van de Zwitserse handelaar had verzocht. In de vragenlijst voor producenten-exporteurs die op de datum van de opening van het onderzoek op de website van DG Handel is gepubliceerd, is aan verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de verkoop van het onderzochte product aan de Unie duidelijk gevraagd bijlage I bij de vragenlijst in te vullen (17). Het feit dat MMK haar relatie met de Zwitserse handelaar voortdurend ontkende en de uitvoerprijzen van de Zwitserse handelaar niet heeft verstrekt, belemmerde derhalve het onderzoek.

(89)

De Commissie bevestigde derhalve haar conclusie dat de feiten onder artikel 18, lid 1, van de basisverordening vallen. Zoals uiteengezet in de overwegingen 82 tot en met 84, heeft de Commissie niettemin op basis van de door de betrokken onderneming verstrekte feitelijke informatie getracht vast te stellen welke beschikbare gegevens een redelijke vervanging zouden vormen voor de ontbrekende noodzakelijke informatie in deze zaak.

(90)

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de raadadviseur-auditeur heeft de Commissie de kwesties die de onderneming tijdens de hoorzitting aan de orde heeft gesteld, zorgvuldig onderzocht en de raadadviseur-auditeur in kennis gesteld van haar conclusies.

(91)

Naast de verduidelijkingen in de overwegingen 81 tot en met 84 en 86 tot en met 89 heeft de Commissie een meer gedetailleerde analyse van de opmerkingen van MMK over de mededeling van de definitieve bevindingen meegedeeld en deze analyse tijdens de hoorzitting om redenen van vertrouwelijkheid alleen aan de onderneming voorgelegd.

(92)

PAOS voerde naar de Unie uit via Severstal Export GmbH, een in Zwitserland gevestigde verbonden handelaar, en SIA Severstal Distribution, een in Letland gevestigde verbonden importeur. SDE is een servicebedrijf dat corrosiebestendig staal aan niet-verbonden afnemers in de Unie verkocht, zowel zonder verwerking als na verdere verwerking.

(93)

SDE heeft in zijn antwoorden op de vragenlijst en de schriftelijke aanmaning geen informatie verstrekt over aankopen en voorraden van corrosiebestendig staal. De onderneming is er bij e-mails van 15 november 2021 en 25 januari 2022 aan herinnerd deze gegevens te verstrekken. Ondanks het verzoek in de schriftelijke aanmaning en de bovengenoemde herinneringen verstrekte de onderneming de ontbrekende informatie pas op de eerste dag van het controlebezoek. De Commissie was derhalve niet in staat de aankoopgegevens vóór het controlebezoek te analyseren, met name om na te gaan of die gegevens strookten met andere delen van de antwoorden op de vragenlijst en de schriftelijke aanmaning. De aankoopgegevens van een verbonden handelaar worden in het algemeen gebruikt om de verkoop van een producent-exporteur aan zijn handelaar of importeur in verband te brengen met de latere wederverkoop, en zijn van cruciaal belang voor de vaststelling van de uitvoerprijs.

(94)

Reeds tijdens het controlebezoek bij SDE heeft de Commissie problemen opgemerkt in verband met de productsoorten die door SDE aan wederverkooptransacties waren toegewezen; de Commissie heeft deze problemen onder de aandacht van de onderneming gebracht. De Commissie stelde een steekproef samen van wederverkooptransacties en controleerde de beschikbare documenten ter ondersteuning van de door de onderneming verstrekte informatie, met inbegrip van de technische specificaties van de verkochte producten. De Commissie heeft bewijsstukken verzameld met betrekking tot een steekproef van twaalf verkoopfacturen. In vier gevallen heeft de Commissie vastgesteld dat de productsoort onjuist was toegewezen. De onderneming stemde ermee in correcties aan te brengen. Zij voerde echter aan dat het te belastend zou zijn om alle mogelijkerwijs betrokken wederverkooptransacties te toetsen aan de technische specificaties die in de verkooporders waren overeengekomen. Daarom stelde de onderneming voor een methode te gebruiken die is gebaseerd op de productsoorten die door PAOS aan SDE zijn verkocht. Dit probleem werd naar behoren vastgelegd in het controleverslag, dat aan de onderneming is toegezonden. De onderneming had de gelegenheid om opmerkingen te maken over mogelijke feitelijke onjuistheden. SDE heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen enig onderdeel van het controleverslag.

(95)

Na het controlebezoek heeft de Commissie de aankoopgegevens die SDE pas tijdens het controlebezoek had verstrekt, vergeleken met de overeenkomstige verkoopgegevens van PAOS. De Commissie constateerde dat de twee gegevensreeksen met betrekking tot de productsoorten nog steeds discrepanties vertoonden.

(96)

De productsoorten die volgens de gerapporteerde gegevens van SDE in het onderzoektijdvak bij PAOS waren aangekocht, maar volgens de gerapporteerde gegevens van PAOS niet aan SDE waren verkocht, maakten ongeveer 30 % uit van de totale door SDE gerapporteerde aangekochte hoeveelheden.

(97)

In plaats van de hele gegevensreeks zonder meer te verwerpen, heeft de Commissie de wederverkooptransacties waaraan de productsoorten correct waren toegewezen, gebruikt om de dumpingmarge van wederverkooptransacties met onjuist toegewezen productsoorten vast te stellen.

(98)

De Commissie concludeerde dat PAOS de nodige informatie niet binnen de gestelde termijnen had verstrekt, waardoor het onderzoek werd belemmerd. De Commissie deelde de onderneming mee dat zij voornemens was artikel 18 van de basisverordening toe te passen voor zover de onderneming had nagelaten informatie te verstrekken.

(99)

In haar opmerkingen over de brief inzake artikel 18 verklaarde de onderneming dat zij alle gegevens had verstrekt, met inbegrip van tussentijdse documenten, wanneer daarom was verzocht. Voorts wees de onderneming erop dat aan de Commissie was uitgelegd hoe productsoorten tot stand komen en dat dit door de Commissie was gecontroleerd. Wanneer de Commissie fouten in de gerapporteerde productsoorten ontdekte, heeft de onderneming correcties aangebracht. PAOS voerde aan dat de informatie over de aankopen niet was gebruikt bij de berekening van de dumping. Voorts wees de onderneming erop dat de Commissie deze kwesties nooit aan de orde heeft gesteld tijdens de toetsingen op afstand en de controlebezoeken. Wat betreft de conclusie van de Commissie dat het niet mogelijk was om de productsoorten die SDE op de markt van de Unie had verkocht, te identificeren, herinnerde de onderneming aan de toelichtingen die zij in haar antwoord op de schriftelijke aanmaning had gegeven. Volgens de onderneming kon SDE aangekochte en verkochte goederen niet per transactie in verband brengen als gevolg van opslagomstandigheden en een discrepantie tussen de mix van geleverde goederen en de mix van verkochte goederen.

(100)

De Commissie betwist niet dat PAOS en SDE uiteindelijk de in de vragenlijst gevraagde informatie hebben verstrekt. Niettemin heeft de laattijdige verstrekking van bepaalde informatie de Commissie ernstig belemmerd in haar vermogen om de gegevens naar behoren te analyseren.

(101)

De informatie over aankopen wordt weliswaar niet rechtstreeks gebruikt bij de berekening van de dumpingmarge, maar dient als hulpmiddel voor de toetsing en controle van de interne consistentie van de informatie die door de producent en zijn verbonden importeur is ingediend en die bij de berekening wordt gebruikt. In dit geval bracht de vergelijking van de verkoopgegevens van PAOS met de aankoopgegevens van SDE gedurende dezelfde periode, het onderzoektijdvak, een onjuiste rapportering van productsoorten door PAOS of SDE aan het licht.

(102)

Bovendien kon de Commissie zich tijdens de toetsingen op afstand en het controlebezoek niet bewust zijn van de omvang van dit probleem, aangezien SDE haar aankoopgegevens pas op de eerste dag van de controle heeft verstrekt en de Commissie dus geen tijd had om de informatie vooraf te analyseren. Niettemin heeft de Commissie er reeds tijdens het controlebezoek op gewezen dat sommige productsoorten onjuist waren gerapporteerd in de steekproef van verkooptransacties die in detail waren geverifieerd.

(103)

Tot slot was het feit dat er geen rechtstreeks verband bestond tussen de verkoopgegevens van PAOS en de wederverkoopgegevens van SDE niet het probleem in kwestie. De Commissie merkte op dat de goederen die door SDE tijdens het onderzoektijdvak waren wederverkocht inderdaad tot op zekere hoogte vóór het onderzoektijdvak waren aangekocht. Het voornaamste probleem was echter dat de productsoorten die SDE volgens de gerapporteerde gegevens tijdens het onderzoektijdvak bij PAOS had gekocht in veel gevallen niet overeenkwamen met productsoorten die PAOS volgens de gerapporteerde gegevens tijdens het onderzoektijdvak aan SDE had verkocht. Als gevolg daarvan kon de Commissie niet bepalen of controleren welke door PAOS geproduceerde productsoorten tijdens het onderzoektijdvak daadwerkelijk door SDE op de markt van de Unie zijn wederverkocht.

(104)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie bevestigd dat artikel 18 van de basisverordening zou worden toegepast op de verkoop van bepaalde productsoorten via SDE op de markt van de Unie.

(105)

Met betrekking tot de verkoop van PAOS aan de Unie via SDE, die als importeur optrad, werd voor transacties waarbij de productsoort correct was geïdentificeerd, de uitvoerprijs derhalve in overeenstemming met artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht. In dat geval zijn correcties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten en verwerkingskosten, en voor winst. De Commissie heeft de beschikbare gegevens gebruikt om de uitvoerprijs en vervolgens de dumpingmarge vast te stellen van de onjuist toegewezen productsoorten die via SDE aan de Unie zijn verkocht.

(106)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde PAOS aan dat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening niet gerechtvaardigd was. De onderneming voerde met name aan dat de door haar verstrekte informatie slechts “niet in alle opzichten ideaal” was en dat deze informatie op tijd was verstrekt, aangezien de Commissie de eerder ontbrekende informatie ruim voor de mededeling van de definitieve bevindingen had ontvangen. Voorts voerde de onderneming aan dat de Commissie contact had moeten opnemen met de onderneming toen zij de discrepanties in de gerapporteerde productsoorten had ontdekt. PAOS voerde aan dat de discrepanties het gevolg waren van het feit dat de producent de werkelijke massa van de zinkbekleding gebruikte (gemeten tijdens de productie), terwijl SDE de nominale massa van de zinkbekleding gebruikte (opgenomen in de productcodes van de onderneming).

(107)

Naast het besluit van de Commissie om artikel 18 van de basisverordening toe te passen, betwistte PAOS ook de selectie van de beschikbare gegevens. De Commissie had de betrokken productsoorten niet de hoogste dumpingmarge mogen toewijzen, die was berekend voor een productsoort die in het OT slechts 0,01 — 0,03 % van de uitvoer van de onderneming vertegenwoordigde, maar had in plaats daarvan de dumpingmarge moeten gebruiken van de, qua verkochte hoeveelheden, meest representatieve productsoort. Als alternatief stelde de onderneming voor dat de Commissie de gemiddelde dumpingmarge van correct gerapporteerde productsoorten zou gebruiken.

(108)

Ten eerste is de Commissie het niet eens met de beoordeling van de onderneming dat de tijdige verstrekking van gegevens slechts “niet in alle opzichten ideaal” was. Het tijdstip waarop de informatie over de aankopen van SDE is verstrekt, maakte het voor de Commissie onmogelijk om eventuele correcties te verifiëren die na de controles en/of toetsingen op afstand zouden zijn aangebracht. Daarom zou het geen gevolgen hebben gehad indien de Commissie contact had opgenomen met de onderneming nadat de discrepanties waren ontdekt. Bovendien is een onjuiste toewijzing van productsoorten niet louter een ongemak. Teneinde een goede vergelijking mogelijk te maken, heeft de Commissie bij de aanvang van het onderzoek productsoorten gedefinieerd op basis van bepaalde kenmerken die van invloed zijn op de kosten en prijzen van corrosiebestendig staal. Zonder correcte productsoorten is het niet mogelijk om de binnenlandse verkoopprijs met de productiekosten te vergelijken met het oog op de vaststelling van de normale waarde per productsoort, noch is het mogelijk om de normale waarde met de uitvoerprijs te vergelijken met het oog op de vaststelling van de dumpingmarge per productsoort. Ten tweede verandert het feit dat de discrepanties enkel zouden voortvloeien uit de verschillende benaderingen van PAOS en SDE met betrekking tot de rapportage van de massa van zinkbekleding, niets aan het feit dat de productsoorten onjuist waren toegewezen. Het was de verantwoordelijkheid van de onderneming om te zorgen voor nauwkeurigheid en consistentie in de rapportage. Bovendien volgt uit de toetsing op afstand dat PAOS in feite drie verschillende benaderingen hanteerde om de massa van de zinkbekleding te bepalen. De verduidelijking die na de mededeling van de definitieve bevindingen werd verstrekt, kon dus niet worden aanvaard. Het argument dat de toepassing van artikel 18 van de basisverordening niet gerechtvaardigd was, werd bijgevolg afgewezen door de Commissie.

(109)

Wat de selectie van de beschikbare gegevens betreft, merkte de Commissie op dat geen van de productsoorten wezenlijk representatiever was voor de totale verkoop van PAOS op de markt van de Unie. De door de onderneming voorgestelde productsoort vertegenwoordigde slechts 1 — 3 % van de uitvoer van de onderneming. Bovendien zou het gebruik van de gemiddelde dumpingmarge van alle correct gerapporteerde productsoorten hetzelfde effect hebben op de totale dumpingmarge als het volledig buiten beschouwing laten van de verkooptransacties met onbekende productsoorten. In het onderhavige geval vertegenwoordigden deze verkooptransacties een grote meerderheid van alle verkopen van PAOS in de Unie. De Commissie was daarom van oordeel dat het gebruik van de hoogste gemiddelde dumpingmarge die voor een productsoort was vastgesteld, het dumpingpotentieel van de onderneming goed weergaf. Bijgevolg heeft de Commissie het argument van PAOS met betrekking tot de selectie van de beschikbare gegevens afgewezen.

3.1.3.   Vergelijking

(110)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

(111)

Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, verpakking, kredietkosten en commissies.

(112)

Op grond van artikel 2, lid 10, punt c), van de basisverordening hebben twee ondernemingen om een correctie voor kortingen verzocht. Aangezien de ondernemingen de waarde van de gevraagde correctie niet in overeenstemming konden brengen met hun boekhouding, heeft de Commissie deze verzoeken afgewezen.

(113)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistte NLMK de door de Commissie gemaakte berekening van bepaalde correcties op de uitvoerprijs. De onderneming voerde aan dat de Commissie de uitvoerprijs van goederen die tijdens het OT zijn verkocht maar door de verbonden handelaar vóór het OT zijn aangekocht, had moeten corrigeren voor de vrachtkosten die de handelaar vóór het OT werkelijk had gemaakt (in plaats van de vrachtkosten te gebruiken die tijdens het OT onder dezelfde leveringsvoorwaarde en voor hetzelfde land van bestemming waren gemaakt). De onderneming voerde met name aan dat de aftrek lager zou zijn geweest indien de Commissie de vóór het OT gemaakte vrachtkosten had gebruikt.

(114)

De Commissie heeft dit argument onderzocht en achtte het ongegrond. Het verschil waarop de onderneming wees, werd immers niet veroorzaakt door het gebruik van tijdens het OT gemaakte vrachtkosten, maar door het feit dat de desbetreffende correctie op de uitvoerprijs niet alleen de vrachtkosten omvatte, maar ook een correctie voor verpakkingskosten. Het argument werd derhalve afgewezen. Om redenen van vertrouwelijkheid is de gedetailleerde analyse van dit argument alleen aan NLMK meegedeeld.

(115)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde PAOS aan dat de Commissie de correctie voor vrachtkosten tussen de onderneming en haar verbonden binnenlandse handelaar of tussen de entrepots van de verbonden handelaar niet had mogen verwerpen, aangezien de kosten in de verkoopprijs zijn inbegrepen. Bovendien voerde de onderneming aan dat de Commissie de correctie voor kortingen niet had mogen verwerpen, omdat de onderneming de aan haar afnemer toegekende korting met de hoogste kortingswaarde tijdens het OT in overeenstemming kon brengen met haar boekhouding.

(116)

Wat de vrachtkosten betreft, merkte de Commissie op dat niet werd betwist of de onderneming en/of haar verbonden handelaar de vrachtkosten daadwerkelijk hebben gemaakt. In het onderhavige geval werd overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening het punt van de verkoop aan de eerste niet-verbonden afnemer — dit was hetzij de vestiging van de producent in geval van rechtstreekse binnenlandse verkoop aan niet-verbonden afnemers, hetzij de vestiging van de verbonden binnenlandse handelaar — beschouwd als het geschikte punt om de prijs af fabriek van de binnenlandse verkoop vast te stellen.

(117)

Wat de correctie voor kortingen betreft, herhaalde de Commissie dat de onderneming bij de toetsing op afstand — behalve voor één afnemer — niet in staat was de gevraagde correctie voor kortingen in overeenstemming te brengen met haar boekhouding. Naar aanleiding van de opmerkingen van de onderneming over de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de Commissie onderzocht in hoeverre de waarde van de aan de betrokken afnemer toegekende kortingen in overeenstemming kon worden gebracht. De Commissie verduidelijkte dat de gevraagde correctie overeenkwam met de waarde in een tussentijds voorbereidend werkblad van de onderneming, maar niet met de boekhouding. Bij andere willekeurig voor toetsing geselecteerde afnemers kwam de gevraagde correctie zelfs niet overeen met het voorbereidend werkblad. Daarop bevestigde de Commissie de verwerping van de correcties.

(118)

Alle drie Russische medewerkende producenten-exporteurs voerden naar de Unie uit via in een derde land gevestigde verbonden handelaren.

(119)

MMK Steel Trade vervulde functies die overeenkomen met die van een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening. Daarom heeft de Commissie de uitvoerprijs gecorrigeerd teneinde een billijke vergelijking mogelijk te maken. De Commissie heeft de VAA-kosten van MMK Steel Trade en een redelijke winst, gebaseerd op de winst van een niet-verbonden importeur, in mindering gebracht op de uitvoerprijs die aan de eerste onafhankelijke afnemer is aangerekend.

(120)

Geen enkele niet-verbonden importeur heeft zich in het kader van het onderhavige onderzoek gemeld. Daarom heeft de Commissie gebruikgemaakt van de winst van een niet-verbonden importeur in de Unie, die is vastgesteld op basis van de bevindingen van een eerder onderzoek naar de invoer van producten die soortgelijk zijn aan het onderzochte product (18). De winst bedroeg 2 %.

(121)

NLMK voerde naar de Unie uit via NLMK Trading SA, een in Zwitserland gevestigde verbonden handelaar. Na een analyse van haar functies werd NLMK Trading geacht functies te vervullen die overeenkomen met die van een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening. Om redenen van vertrouwelijkheid is de analyse van de Commissie alleen aan NLMK meegedeeld.

(122)

Bijgevolg heeft de Commissie de uitvoerprijs gecorrigeerd om een billijke vergelijking te waarborgen. De Commissie heeft de VAA-kosten van NLMK Trading en een redelijke winst, gebaseerd op de winst van een niet-verbonden importeur, in mindering gebracht op de uitvoerprijs die aan de eerste onafhankelijke afnemer is aangerekend.

(123)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde NLMK aan dat de Commissie niet over een rechtsgrondslag beschikte om deze aftrek overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening toe te passen. De aftrek werd echter uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening, zoals vermeld in de overwegingen 121 en 122, en daarom heeft de Commissie het argument afgewezen.

(124)

Bovendien voerde NLMK aan dat de conclusies die de Commissie met betrekking tot haar verbonden onderneming had getrokken voor de uitvoermarkt evenzeer golden voor de binnenlandse markt, d.w.z. de verbonden ondernemingen vervulden vergelijkbare functies voor de verkoop op de binnenlandse markt en voor de uitvoer. Daarop heeft de onderneming de Commissie verzocht de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening te corrigeren ten aanzien van de binnenlandse verkoop via NSSC en NLMK Shop.

(125)

De Commissie merkte op dat artikel 2, lid 1, van de basisverordening, betreffende de vaststelling van de normale waarde, en artikel 2, leden 8 en 9, van de basisverordening, betreffende de vaststelling van de uitvoerprijs, verschillend zijn geformuleerd. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening moet de normale waarde juist aan de hand van de prijs van die binnenlandse verkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer worden vastgesteld. Bij een correctie overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening zou ervan worden uitgegaan dat de relevante verkoop voor de vaststelling van de normale waarde veeleer de verkoop tussen NLMK en NLMK Shop/NSSC zou zijn. Het betreft daarbij echter geen verkoop aan onafhankelijke afnemers. In deze omstandigheden zou een aftrek van de door NLMK Shop/NSSC in rekening gebrachte marge niet in overeenstemming zijn met artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

(126)

De formulering van artikel 2, lid 1, van de basisverordening verschilt van de benadering en de formulering van artikel 2, leden 8 en 9, van de basisverordening. De tweede zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening, betreffende een marge, is namelijk specifiek ingevoerd om ervoor te zorgen dat de marge die door een buiten de Unie gevestigde handelaar wordt aangerekend, bij de berekening van de uitvoerprijs in mindering kan worden gebracht. Anders zou het beroep op een verbonden handelaar juist enkele van de uitvoergerelateerde verschillen kunnen verhullen die de vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs op het niveau af fabriek beoogt op te heffen. Daarentegen zullen goederen op de binnenlandse markt vaak circuleren tussen verbonden ondernemingen of entrepots alvorens te worden verkocht, en voor zover de verkoopkosten en functies van verbonden partijen op de binnenlandse markt elkaar overlappen, is het gerechtvaardigd verbonden ondernemingen als één enkele economische entiteit te behandelen.

(127)

Daarnaast — en onverminderd het bovenstaande — merkte de Commissie op dat NSSC een servicebedrijf is waar door NLMK vervaardigd corrosiebestendig staal verder wordt verwerkt, en dat NSSC dus een verlengstuk is van de productie van NLMK (19). De onderneming is gevestigd in Lipetsk, in de onmiddellijke nabijheid van de fabriek van NLMK. Gezien de integratie van de onderneming in de productieketen van NLMK kan NSSC dus niet worden geacht functies te vervullen die vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening.

(128)

Wat NLMK Shop betreft, herinnerde de Commissie er voorts aan dat NLMK Shop tijdens het onderzoektijdvak betrokken was bij een verwaarloosbaar deel van de verkoop van het soortgelijk product op de binnenlandse markt (minder dan 2 %). Voor zover gerechtvaardigd, zou een eventuele correctie op grond van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening derhalve een verwaarloosbaar effect hebben op de normale waarde en de daaruit voortvloeiende dumpingmarge (een wijziging van de marge met minder dan 0,1 %). Aangezien het definitieve antidumpingrecht van NLMK gebaseerd was op de schademarge, zou een correctie op de binnenlandse verkoop van NLMK via NLMK Shop bovendien geen invloed hebben gehad op het resultaat van het onderzoek.

(129)

Bijgevolg heeft de Commissie het argument afgewezen.

(130)

Zoals vermeld in overweging 92 voerde PAOS, net als SDE, uit naar de Unie via Severstal Export GmbH, een in Zwitserland gevestigde verbonden handelaar. Severstal Export GmbH vervulde functies die overeenkomen met die van een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening. Daarom heeft de Commissie de uitvoerprijs gecorrigeerd teneinde een billijke vergelijking mogelijk te maken. De Commissie heeft de VAA-kosten van Severstal Export GmbH en een redelijke winst, gebaseerd op de winst van een niet-verbonden importeur, in mindering gebracht op de uitvoerprijs die aan de eerste onafhankelijke afnemer is aangerekend.

(131)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde NLMK aan dat haar dumpingmarge op kwartaalbasis moest worden berekend wegens de stijgende tendensen in haar productiekosten, normale waarde en uitvoerprijs tijdens het OT, alsmede gezien de ongelijkmatige verdeling van haar verkoop aan de Unie.

(132)

De Commissie merkte op dat een berekening op kwartaalbasis slechts in zeer specifieke omstandigheden gerechtvaardigd zou zijn, bijvoorbeeld indien de productiekosten in het OT aanzienlijk zouden stijgen en de uitvoer in een deel van het OT zou zijn geconcentreerd en de binnenlandse verkoop in een ander deel. In het onderhavige geval waren de productie en de binnenlandse verkoop gelijkmatig verdeeld over het gehele onderzoektijdvak. Bovendien volgden de eenheidsprijs op de binnenlandse markt (+ 6 – 10 % in het tweede kwartaal, + 10 – 13 % in het derde kwartaal, + 25 — 26 % in het vierde kwartaal) en de productiekosten per eenheid (+ 1 – 4 % in het tweede kwartaal, + 10 — 13 % in het derde kwartaal, + 25 – 26 % in het vierde kwartaal) een soortgelijke tendens gedurende het OT. De prijsstellingsbeslissingen van de onderneming op de markt van de Unie volgden echter een geheel andere tendens. De uitvoerprijs steeg tussen het eerste en het tweede kwartaal met 28 – 32 %, daalde licht in het derde kwartaal, maar bleef groeien en bereikte in het vierde kwartaal + 43 – 47 % van de waarde in het eerste kwartaal. Deze stijging ging niet gelijk op met de productiekosten die tussen het eerste en het tweede kwartaal slechts licht stegen, vervolgens iets sterker stegen in het derde kwartaal en aanzienlijk stegen in het vierde kwartaal. Het was de beslissing van de onderneming om de prijs van haar uitvoer naar de Unie aanzienlijk te verlagen tijdens een kwartaal waarin de uitgevoerde hoeveelheden het meest geconcentreerd waren. De Commissie was derhalve van oordeel dat het verzoek om een berekening op kwartaalbasis in dit geval niet gerechtvaardigd was en heeft het argument dan ook afgewezen.

(133)

Na de in overweging 65 vermelde aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen voerde NLMK aan dat de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt j), van de basisverordening de datum van het contract moest erkennen als de datum waarop de materiële handelsvoorwaarden in het onderhavige geval werden vastgesteld, voor zover het gaat om de uitvoertransacties die worden gebruikt voor de berekening van de dumping. In dit verband verwees de onderneming ook naar een eerder onderzoek (20), waarbij de datum van het contract/van de kooporder in plaats van de factuurdatum werd gebruikt om de materiële handelsvoorwaarden vast te stellen.

(134)

De Commissie merkte op dat artikel 2, lid 10, punt j), van de basisverordening betrekking heeft op de omrekening van valuta en de datum van de gebruikte wisselkoers wanneer ten behoeve van de vergelijking valuta dienen te worden omgerekend. De Commissie merkte op dat deze bepaling niet van toepassing was om vast te stellen welke transacties in de berekening van de dumpingmarge moeten worden opgenomen. Bovendien merkte de Commissie op dat de datum van het contract/van de kooporder in het eerdere onderzoek alleen bepalend was voor de datum van de te gebruiken wisselkoers. Dit is de reikwijdte waarin een mogelijke correctie op grond van artikel 2, lid 10, punt j), van de basisverordening kan worden toegepast. Deze bepaling kan niet worden aangewend om transacties van de dumpingberekening uit te sluiten.

(135)

Bijgevolg heeft de Commissie het argument afgewezen.

3.1.4.   Dumpingmarges

(136)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(137)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 12 tot en met 14 werd afgezien van de samenstelling van een steekproef van Russische producenten-exporteurs en werd het onderzoek uitgevoerd ten aanzien van alle medewerkende ondernemingen.

(138)

Voor alle andere producenten-exporteurs in Rusland heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer uit het betrokken land naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak, zoals vastgesteld op basis van de gegevens uit de databank Surveillance 2 (zie de toelichtingen in overweging 201).

(139)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor ongeveer 98 % van de totale invoer tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan achtte de Commissie het passend de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de medewerkende onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(140)

De definitieve dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn — rekening houdend met de wijzigingen naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen — als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works

36,6  %

Novolipetsk Steel

12,7  %

PAO Severstal

39,8  %

Alle andere ondernemingen

39,8  %

3.2.   Turkije

3.2.1.   Normale waarde

(141)

Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale hoeveelheid van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product. Op basis hiervan was de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief.

(142)

Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten.

(143)

Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie.

(144)

Voor elk van de drie exporteurs was er voor bepaalde productsoorten die tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie zijn uitgevoerd ofwel helemaal geen binnenlandse verkoop, ofwel bedroeg de binnenlandse verkoop van die productsoort minder dan 5 % van het volume en was deze derhalve niet representatief.

(145)

Verder heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(146)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(147)

In een dergelijke situatie is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

(148)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:

a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van deze productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde prijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(149)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat, afhankelijk van de productsoort, 14 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van MMK Turkey, 28 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van Tatmetal en 19 tot 100 % van al de binnenlandse verkoop van Tezcan winstgevend waren en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen in het onderzoektijdvak of als een gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkoop.

(150)

Voor de productsoorten waarvoor de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde berekend als een gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van die productsoort.

(151)

Wanneer er geen verkoop van een productsoort van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden of een productsoort niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was afgezet, berekende de Commissie de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(152)

De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak zijn gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak is gemaakt.

(153)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, zijn de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, zijn de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen.

(154)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde MMK Turkey aan dat de Commissie een fout heeft gemaakt door bij de berekening van de normale waarde een deel van de financiële kosten van de onderneming uit te sluiten van de VAA-kosten.

(155)

Bij de uitgesloten financiële kosten ging het om wisselkoerswinsten/-verliezen die geen werkelijke kosten vormden, maar voortvloeiden uit het wisselkoersverschil tussen de factuurvaluta en de rekenvaluta op de datum van de transactie en de datum van betaling. Zij gaven derhalve niet de werkelijke VAA-kosten in verband met de productie of de verkoop van het onderzochte product weer. Voorts merkte de Commissie op dat zij ten aanzien van alle in de steekproef opgenomen ondernemingen dezelfde benadering hanteerde, ongeacht of zij wisselkoersverliezen of -winsten hadden geboekt. Deze benadering wordt gehanteerd omdat aldus wordt vermeden dat, in extreme gevallen, algemene negatieve VAA-kosten worden verkregen die niet overeenstemmen met de werkelijke VAA-kosten. Derhalve werd dit argument verworpen.

(156)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen gaf Tezcan aan dat er in de berekening van de kosten van een van de grondstoffen een fout was geslopen als gevolg van een dubbele telling van haar beginvoorraden. De Commissie heeft deze fout gecorrigeerd en Tezcan een herziene dumpingberekening doen toekomen. Deze correctie had geen invloed op de dumpingmarge van de onderneming omdat de definitieve dumpingmarges worden uitgedrukt met één cijfer na de komma.

(157)

Dezelfde onderneming voerde aan dat de Commissie bij het doorvoeren van wijzigingen in de productiekosten van de onderneming geen rekening had gehouden met de verschillen in de kosten van breedband voor de productie van uitgevoerd en in het binnenland verkocht corrosiebestendig staal, die het gevolg zouden zijn van een regeling inzake de vrijstelling van rechten waarvan de onderneming gebruik heeft gemaakt.

(158)

Uit het onderzoek bleek dat de ingevoerde en in het binnenland aangekochte breedband niet rechtstreeks in verband kan worden gebracht met de vervaardiging van uitgevoerde of in het binnenland verkochte producten en dat een producent-exporteur in het kader van de regeling inzake de vrijstelling van rechten “gelijkwaardige goederen” kan gebruiken in plaats van de in het vergunningscertificaat vermelde ingevoerde goederen. De Commissie kon derhalve niet vaststellen dat er als gevolg van het gebruik van de regeling inzake de vrijstelling van rechten sprake was van een verschil tussen de werkelijke productiekosten van voor uitvoer bestemd corrosiebestendig staal en van voor de binnenlandse markt bestemd corrosiebestendig staal. Derhalve werd dit argument verworpen.

(159)

Ten slotte voerde Tezcan in haar opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen en tijdens een hoorzitting met de diensten van de Commissie aan dat de Commissie bij de berekening van de normale waarde voor de productsoorten die in het OT niet op de binnenlandse markt zijn verkocht, ten onrechte de productiekosten betreffende de voor de binnenlandse markt bestemde producten (“DMCOP”) heeft gebruikt in plaats van de productiekosten betreffende de voor uitvoer naar de EU bestemde producten (“EUCOP”). De onderneming voerde aan dat dit niet strookt met de beschrijving die de Commissie van de methode heeft gegeven in de specifieke mededeling, noch met de “vaste praktijk” van de Commissie en met de rechtspraak de Europese Unie. De onderneming voerde verder aan dat de EUCOP eigenlijk ook hadden moeten worden gebruikt bij de berekening van de normale waarde voor de productsoorten die in het OT “in uiterst beperkte mate” op de binnenlandse markt zijn verkocht.

(160)

De praktijk van de Commissie bestaat erin de normale waarde te berekenen op basis van de DMCOP en de VAA-kosten en winst van transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt. De EUCOP worden alleen gebruikt indien er in het OT geen DMCOP voorhanden zijn voor specifieke productsoorten. Deze praktijk is in overeenstemming met de door Tezcan aangehaalde rechtspraak van het Hof van Justitie, volgens welke “het doel van het aannemen van de normale waarde […] is, de verkoopprijs van een product te bepalen, zoals deze zou zijn, wanneer dit product in het land van oorsprong of van uitvoer zou worden verkocht” (21). In dit onderzoek werden de betrokken productsoorten in het OT voor de binnenlandse markt vervaardigd, maar niet verkocht, d.w.z. zij bleven aan het eind van het onderzoektijdvak in voorraad. De onderneming rapporteerde terecht DMCOP voor deze productsoorten. De Commissie heeft de DMCOP gecontroleerd. In de beschrijving van de methode in de specifieke mededeling moet de verwijzing naar productsoorten “die niet op de binnenlandse markt worden verkocht”, waarvoor de EUCOP moeten worden gebruikt bij de berekening van de normale waarde, worden opgevat als productsoorten “waarvoor geen DMCOP voorhanden waren”. De formulering is een algemene beschrijving van de werkwijze van de Commissie bij de berekening van de normale waarde en is niet toegesneden op ongebruikelijke gevallen waarin er specifieke binnenlandse productiekosten zijn, maar geen verkoop. Deze formulering stemt echter beslist niet overeen met de praktijk van de Commissie, waarbij de door de producent-exporteur aangehaalde en hierboven vermelde rechtspraak wordt gevolgd, aangezien de normale waarde eerst op de kosten en prijzen op de binnenlandse markt moet worden gebaseerd. Het argument werd derhalve afgewezen.

(161)

Zoals vermeld in overweging 35, heeft Tezcan verzocht om tussenkomst van de raadadviseur-auditeur in deze kwestie. Tezcan herhaalde het in overweging 159 beschreven argument en voegde eraan toe dat de Commissie er tijdens de hoorzitting met de diensten van de Commissie mondeling mee had ingestemd dit argument te aanvaarden. De Commissie wenst de situatie te verduidelijken. Tijdens de hoorzitting deelde de Commissie de onderneming mee dat zij het argument en de grondslagen ervan had begrepen en dat zij tot de volgende punten konden overgaan. Niettemin heeft de Commissie de onderneming verzocht het argument schriftelijk in te dienen. Na een nader onderzoek van het argument na de hoorzitting concludeerde de Commissie echter dat het argument niet gegrond was om de in overweging 160 uiteengezette redenen. De Commissie heeft de raadadviseur-auditeur in kennis gesteld van haar verdere overwegingen en conclusies.

3.2.2.   Uitvoerprijs

(162)

Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom was hun uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.2.3.   Vergelijking

(163)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

(164)

Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, kredietkosten, commissies en verpakkingskosten.

(165)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde MMK Turkey aan dat de Commissie sommige binnenlandse vervoerskosten tussen de twee productielocaties van de onderneming ten onrechte als interne vervoerskosten had behandeld. MMK Turkey verstrekte ook bewijsmateriaal waaruit blijkt dat deze kosten niet intern waren. De Commissie achtte het argument gegrond gezien het bewijsmateriaal en deed MMK Turkey een herziene dumpingberekening toekomen. Als gevolg hiervan daalde de dumpingmarge van MMK Turkey van 10,6 % tot 10,5 %.

(166)

Twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs dienden uit hoofde van artikel 2, lid 10, punt b), van de basisverordening een verzoek in voor een correctie voor de terugbetaling van rechten, met als argument dat het bestaan van een regeling voor de terugbetaling van rechten voor bepaalde inputs in het betrokken land inhoudt dat al hun binnenlandse verkoop een indirecte belasting zou omvatten ten opzichte van de uitvoer.

(167)

In Turkije is een invoerrecht van toepassing op warmgewalst breedband, dat een basisproduct is voor de vervaardiging van corrosiebestendig staal. In het kader van de regeling actieve veredeling (inward processing relief, IPR) zijn binnenlandse producenten vrijgesteld van dat recht indien de ingevoerde grondstoffen worden gebruikt voor de productie van eindproducten die uiteindelijk worden uitgevoerd. De twee in de steekproef opgenomen exporteurs voerden aan dat het bedrag aan rechten dat zij zouden hebben betaald als het corrosiebestendig staal op de binnenlandse markt werd verkocht in plaats van te worden uitgevoerd, in aanmerking moest worden genomen met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs.

(168)

Uit het onderzoek bleek echter dat geen van de twee in de steekproef opgenomen exporteurs tijdens het onderzoektijdvak invoerrechten heeft betaald, noch voor de binnenlandse verkoop, noch voor de uitvoer, aangezien zij zich hebben gehouden aan de verplichting tot uitvoer die op elk IPR-certificaat van toepassing is. De prijzen van de uitvoer van corrosiebestendig staal, vervaardigd uit warmgewalst breedband waarvoor geen invoerrecht was betaald, en de prijzen van de binnenlandse verkoop van corrosiebestendig staal, vervaardigd uit warmgewalst breedband waarvoor wel een invoerrecht was betaald, waren dus stellig vergelijkbaar (aangezien de laatstgenoemde situatie zich tijdens het onderzoektijdvak niet heeft voorgedaan). Geen van beide producenten-exporteurs kon met bewijsmateriaal staven dat de prijs van op de binnenlandse markt verkocht corrosiebestendig staal de kosten van de invoerrechten op warmgewalst breedband omvatte in gevallen waarin deze invoerrechten niet daadwerkelijk waren betaald. Dit kan niet zonder meer worden verondersteld. Om deze redenen werd het argument als ongegrond beschouwd en derhalve afgewezen.

(169)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen heeft Tatmetal haar argumenten met betrekking tot de correctie voor de terugbetaling van rechten herhaald, maar heeft zij geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt dat de conclusie van de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 129, kon wijzigen. Daarom wordt dit argument afgewezen.

(170)

Een in de steekproef opgenomen producent verzocht de Commissie de kwartaalmethode toe te passen om zijn individuele dumpingmarge vast te stellen wegens de hoge inflatie in Turkije en de dalende waarde van de Turkse lire.

(171)

De Commissie heeft dit argument onderzocht en vastgesteld dat het gemiddelde inflatiepercentage en de devaluatie van de Turkse lire in het onderzoektijdvak niet van dien aard waren dat kon worden afgeweken van de vaste praktijk van de Commissie om de dumpingmarge op jaarbasis te berekenen. Bovendien vinden bijna alle binnenlandse verkopen van de onderneming en alle aankopen van grondstoffen in US-dollar plaats, zodat de invloed van de wisselkoers op de normale waarde en op de uitvoerprijs vergelijkbaar zou moeten zijn. Bovendien was er geen concentratie van binnenlandse verkoop of uitvoer in een bepaald kwartaal, maar was de verkoop gelijkmatig gespreid over het onderzoektijdvak, met uitzondering van een daling, voor alle drie in de steekproef opgenomen ondernemingen, van de uitvoer in het derde kwartaal waarin gevolgen van de COVID-beperkingen duidelijk voelbaar waren. Het verzoek om een berekening op kwartaalbasis van de dumping werd derhalve afgewezen.

(172)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde Tezcan haar argument dat de dumpingmarge op kwartaalbasis moest worden berekend. De onderneming verstrekte geen nieuw bewijsmateriaal, maar voerde aan dat de Commissie in eerdere onderzoeken — waaronder een aantal tegen Turkije — van deze methode gebruik had gemaakt en dat het inflatiepercentage in Turkije van 12 % en de devaluatie van de Turkse lire ten opzichte van de euro met 37 % in het OT deze benadering zouden rechtvaardigen.

(173)

Voorts voerde de onderneming aan dat aangezien een over twaalf maanden gewogen gemiddelde van de kosten is gehanteerd, terwijl de winstgevendheid van de binnenlandse verkoop per transactie wordt geanalyseerd, sommige transacties als verliesgevend werden behandeld hoewel zij in werkelijkheid winstgevend waren, hetgeen resulteerde in een vertekende dumpingmarge. Volgens de onderneming zouden berekeningen op kwartaalbasis een adequatere dumpingmarge opleveren.

(174)

De Commissie bleef bij het standpunt dat in het onderhavige geval noch het inflatieniveau noch de devaluatie van de Turkse lire een dergelijke benadering rechtvaardigden. De Commissie merkte op dat de inflatiepercentages aanzienlijk hoger waren in de eerdere onderzoeken tegen Turkije die Tezcan heeft aangehaald.

(175)

Evenzo bleef de Commissie bij haar conclusie dat er in dit onderzoek geen sprake was van een concentratie van de binnenlandse verkoop of uitvoer in een bepaald kwartaal waardoor berekeningen op kwartaalbasis gerechtvaardigd zouden zijn. Kwartaalschommelingen van de binnenlandse verkoop en de uitvoer zijn onvermijdelijk, maar de Commissie kan slechts in uitzonderlijke situaties van haar standaardmethode afwijken, bijvoorbeeld in een situatie zoals beschreven in de eerste zin van overweging 132. De Commissie was niet van mening dat de schommeling in het onderhavige geval zo aanzienlijk was dat een berekening op kwartaalbasis gerechtvaardigd was. De Commissie herhaalde dat zij niet kan worden verplicht af te wijken van de in de basisverordening uiteengezette standaardmethode wanneer een producent-exporteur om een andere methode verzoekt die zijn dumpingmarge zou verbeteren.

(176)

Bijgevolg heeft de Commissie bevestigd dat dit argument is afgewezen.

3.2.4.   Dumpingmarges

(177)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Tezcan aan dat, indien de Commissie met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal niet van de productomschrijving zou uitsluiten, zij haar dumpingmarge zonder AluZinc moest herberekenen omdat zij de productie daarvan sinds september 2021 heeft stopgezet. Aldus zou de dumpingmarge van Tezcan de huidige realiteit op passende en toereikende wijze weerspiegelen. Tezcan voegde hieraan toe dat de stopzetting van de productie duidelijk, onbetwist en duurzaam is. Tezcan bracht dit argument ook aan de orde tijdens de hoorzitting met de raadadviseur-auditeur, hoewel het oorspronkelijke verzoek om een hoorzitting beperkt was tot het argument betreffende het gebruik van EUCOP in plaats van DMCOP, en Tezcan pas één dag voor de hoorzitting had verzocht om dit onderdeel toe te voegen en haar presentatie over de kwestie heeft ingediend.

(178)

De Commissie was het niet eens met het argument. Volgens artikel 6, lid 1, van de basisverordening wordt informatie die betrekking heeft op de tijd na het onderzoektijdvak normaliter niet in aanmerking genomen. Volgens de praktijk van de Commissie kunnen gebeurtenissen die betrekking hebben op een periode na het OT alleen in aanmerking worden genomen indien zij duidelijk, onbetwist en duurzaam zijn. Belangrijker is dat, zoals het Gerecht in zaak T-462/04 (22) heeft verduidelijkt, dergelijke gebeurtenissen ertoe zouden moeten leiden dat de voorgenomen instelling van een antidumpingrecht kennelijk misplaatst zou zijn. Dat is in dit onderzoek niet het geval, omdat de Commissie op basis van de door haar geverifieerde gegevens niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat Tezcan in de toekomst geen AluZinc zal produceren. Zelfs indien dit het geval zou zijn geweest, heeft de producent-exporteur geen bewijzen, of zelfs argumenten, aangedragen waaruit blijkt dat de voorgenomen instelling van het antidumpingrecht kennelijk misplaatst was. Daarom heeft de Commissie het argument afgewezen.

(179)

Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(180)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(181)

Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een definitieve dumpingmarge van 8 %. Deze marge werd niet beïnvloed door de kleine wijzigingen in de individuele dumpingmarges van MMK Turkey en Tezcan, zoals beschreven in de overwegingen 156 en 165.

(182)

Voor alle andere producenten-exporteurs in Turkije heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer uit het betrokken land naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak, zoals vastgesteld op basis van de gegevens uit de databank Surveillance 2 (zie de toelichtingen in overweging 201).

(183)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor 100 % van de totale invoer tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan achtte de Commissie het passend de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de in de steekproef opgenomen onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(184)

Op grond hiervan bedragen de definitieve gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

MMK Turkey

10,5  %

Tatmetal

2,4  %

Tezcan

11,0  %

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen

8,0  %

Alle andere ondernemingen

11,0  %

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(185)

Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak vervaardigd door 20 producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(186)

De Russische producenten-exporteurs voerden aan dat met de klagers verbonden staalservicebedrijven het onderzochte product uit Rusland en Turkije invoerden en dat die producenten in de Unie als klagers moeten worden uitgesloten.

(187)

De Russische producenten-exporteurs hebben geen bewijzen verstrekt van invoer uit Rusland en Turkije door producenten in de Unie, noch bewijzen van dergelijke invoer in significante hoeveelheden door met producenten in de Unie verbonden staalservicebedrijven. Tijdens de controlebezoeken is bevestigd dat het argument van de Russische producenten ongegrond was wat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie betreft. De Commissie heeft het argument afgewezen.

(188)

De Russische producenten wezen op banden tussen een van de producenten die de klacht steunen en Turkse exporteurs en riepen de Commissie op de betrokken onderneming uit te sluiten van de omschrijving van bedrijfstak van de Unie.

(189)

In het beginstadium erkende de betrokken onderneming zelf zakelijke belangen te hebben in Turkije (23). De Commissie achtte deze belangen echter onvoldoende om die onderneming van dit onderzoek als producent in de Unie uit te sluiten, omdat die belangen veeleer betrekking hebben op toekomstige plannen. Er was dus geen objectieve reden om deze producent uit te sluiten.

(190)

De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd vastgesteld op 9 797 517 ton, met inbegrip van de productie voor de markt voor intern gebruik. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van de van Eurofer en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontvangen antwoorden op de vragenlijst.

(191)

Zoals in overweging 7 is vermeld, vertegenwoordigden de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie 25 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

4.2.   Vaststelling van de relevante markt van de Unie

4.2.1.   Markt voor intern verbruik en vrije markt

(192)

Om vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of en in welke mate bij de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde soortgelijke product (te weten, intern gebruik en niet-intern gebruik).

(193)

De Commissie heeft vastgesteld dat een aanzienlijk deel van de productie van de producenten in de Unie, ongeveer 22 %, bestemd was voor de markt voor intern gebruik in de Unie. Intern wordt corrosiebestendig staal gebruikt als tussenmateriaal voor de productie van organisch bekleed staal.

(194)

Het onderscheid tussen de markt voor intern verbruik en de vrije markt is in dit geval relevant voor de schadeanalyse. De voor intern gebruik bestemde producten concurreren niet rechtstreeks met de invoer, maar worden eenvoudigweg overgebracht naar de volgende productiefase en/of voor verdere verwerking geleverd tegen interne verrekenprijzen binnen dezelfde onderneming of groepen ondernemingen waaraan een uiteenlopend prijsbeleid ten grondslag ligt. De productie voor de verkoop op de vrije markt concurreert daarentegen rechtstreeks met de invoer van het betrokken product en wordt verkocht tegen vrijemarktprijzen.

(195)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, heeft de Commissie gegevens verzameld over de volledige activiteit inzake corrosiebestendig staal en heeft zij bepaald of de productie voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was.

(196)

De Commissie heeft bepaalde economische indicatoren met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie onderzocht op basis van gegevens voor de vrije markt. Deze indicatoren zijn: verkoopvolume en verkoopprijzen op de markt van de Unie, marktaandeel, groei, uitvoervolume en -prijzen, winstgevendheid, rendement van investeringen, en kasstroom. Waar mogelijk en gerechtvaardigd werden de bevindingen van het onderzoek vergeleken met de gegevens voor de markt voor eigen gebruik, teneinde een volledig beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Unie te schetsen.

(197)

Andere economische indicatoren zouden echter slechts zinvol kunnen worden onderzocht in het kader van de gehele activiteit inzake corrosiebestendig staal, inclusief het interne verbruik van de bedrijfstak van de Unie. Daarbij gaat het om productie, capaciteit, bezettingsgraad, investeringen, voorraden, werkgelegenheid, productiviteit, lonen, en vermogen om kapitaal aan te trekken. Deze zijn afhankelijk van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd is voor intern gebruik dan wel voor verkoop op de vrije markt.

4.2.2.   Statistische gegevens

(198)

Op verzoek van verschillende producenten-exporteurs heeft de Commissie de klager verzocht de in de openbare versie van de klacht verstrekte informatie aan te vullen met gegevens over het volume en de waarde van de invoer. De documenten ter aanvulling van bijlage I-1 bij de klacht zijn ter beschikking gesteld in het dossier (24).

(199)

Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie in de loop van het onderzoek per land van uitvoer voor het kalenderjaar 2020 informatie verstrekt over de samengevoegde bedragen betreffende het invoervolume en de invoerwaarde van het onderzochte product (25).

(200)

De in de twee bovenstaande overwegingen beschreven aanvullende informatie liet de definitieve vaststelling van de invoervolumes in het huidige onderzoek onverlet.

(201)

Tijdens het onderzoek heeft de Commissie de gegevens in de Comext-databank getoetst aan de gegevens in de databank Surveillance 2 (“Surveillance 2”) en daarbij enkele discrepanties op Taric-niveau opgemerkt. De Commissie heeft bij Eurostat naar de kwestie geïnformeerd en vastgesteld dat sommige lidstaten een deel van de betrokken invoer niet in Comext hadden gerapporteerd. Daarom heeft de Commissie besloten zich te baseren op de gegevens van Surveillance 2 om de markt van de Unie, de invoerprijzen en de marktaandelen vast te stellen.

(202)

Aan sommige productsoorten waarop het onderzoek betrekking heeft, werd pas bij de opening van het antiontwijkingsonderzoek in november 2019 een 10-cijferige Taric-code toegewezen (26). Bijgevolg waren er voor de periode 2017-2019 geen gegevens voor die soorten beschikbaar in Surveillance 2. Derhalve heeft de Commissie die volumes vastgesteld op basis van tabel 1 in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1156 (27).

4.3.   Verbruik in de Unie

(203)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van: a) gegevens van Eurofer over de verkoop en het interne gebruik (inclusief interne verkoop) van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie, getoetst aan het volume van de verkoop en het interne gebruik, zoals gerapporteerd door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, en b) de invoer van het onderzochte product in de Unie uit alle derde landen zoals gerapporteerd in Surveillance 2.

(204)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (ton)

 

2017

2018

2019

OT

Totaal verbruik in de Unie

11 494 857

11 062 815

11 306 869

10 691 239

Index (2017 = 100)

100

96

98

93

Markt voor intern gebruik

2 504 391

2 667 375

2 358 802

2 167 741

Index (2017 = 100)

100

107

94

87

Vrije markt

8 990 466

8 395 440

8 948 067

8 523 498

Index (2017 = 100)

100

93

100

95

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Surveillance 2 (gecorrigeerd)

(205)

Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik in de Unie met 7 % afgenomen. In dezelfde periode daalde de vraag op de vrije markt met 5 %, terwijl de vraag op de markt voor intern gebruik met 13 % daalde.

4.4.   Invoer uit de betrokken landen

4.4.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

(206)

De Commissie heeft onderzocht of de invoer van corrosiebestendig staal uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

(207)

Volgens die bepaling wordt de invoer uit meer dan één land uitsluitend cumulatief beoordeeld indien wordt vastgesteld dat:

a)

de dumpingmarge voor het uit elk land ingevoerde product meer dan minimaal is in de zin van artikel 9, lid 3, en de uit elk land ingevoerde hoeveelheid niet te verwaarlozen is, en

b)

een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer gezien de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde producten en het soortgelijke product uit de Unie, opportuun is.

(208)

De dumpingmarges die met betrekking tot de invoer uit elk van de twee betrokken landen zijn vastgesteld, zijn samengevat in de overwegingen 140 en 184. Ze liggen alle boven de de-minimisdrempel als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening.

(209)

De invoer uit elk van de betrokken landen was niet te verwaarlozen in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. Het marktaandeel lag tijdens het onderzoektijdvak op 9,3 % voor de invoer uit Turkije en 3,5 % voor de invoer uit Rusland. Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de Russische overheid aan dat het Russische marktaandeel van 3,5 % onbeduidend was. Dit argument was echter niet onderbouwd.

(210)

De concurrentievoorwaarden tussen de met dumping ingevoerde producten uit Turkije en Rusland onderling en tussen de met dumping ingevoerde producten uit de betrokken landen en het soortgelijke product waren vergelijkbaar tijdens de beoordelingsperiode. Meer specifiek concurreerden de ingevoerde producten op soortgelijke wijze met elkaar en met het in de Unie geproduceerde corrosiebestendig staal, aangezien ze via dezelfde verkoopkanalen worden verkocht aan vergelijkbare categorieën afnemers. Het betrokken product is een basisproduct waarbij de mededinging bijna uitsluitend gebaseerd was op de prijs.

(211)

Aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening werd dus voldaan en de invoer uit Turkije en Rusland werd voor de schadevaststelling cumulatief beoordeeld.

4.4.2.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

(212)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Surveillance 2, zoals toegelicht in punt 4.2.2. Het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen werd vastgesteld door die invoer te vergelijken met het verbruik in de Unie, met inachtneming van de correctie voor de invoer uit de VRC, zoals uiteengezet in overweging 202, die van invloed was op de omvang van de invoer uit de VRC en dus op de totale omvang van de invoer en bijgevolg ook op het verbruik en het marktaandeel.

(213)

De invoer in de Unie uit de betrokken landen ontwikkelde zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 2

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer op de vrije markt

 

2017

2018

2019

OT

Turkije (ton)

84 581

166 295

529 087

796 524

Index (2017 = 100)

100

197

626

942

Marktaandeel (%)

0,9

2,0

5,9

9,3

Index (2017 = 100)

100

211

629

997

Rusland (ton)

112 062

175 772

240 240

300 729

Index (2017 = 100)

100

157

214

268

Marktaandeel (%)

1,2

2,1

2,7

3,5

Index (2017 = 100)

100

168

215

284

Totaal betrokken landen

196 643

342 067

769 327

1 097 253

Index (2017 = 100)

100

174

391

558

Marktaandeel (%)

2,2

4,1

8,6

12,9

Index (2017 = 100)

100

186

393

589

Bron: Surveillance 2 (ton) en Eurofer

(214)

De invoer uit de betrokken landen en het marktaandeel ervan zijn in de beoordelingsperiode meer dan vervijfvoudigd. Het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen in de Unie bedroeg tijdens het onderzoektijdvak 12,9 %. Deze toename vond plaats ondanks het feit dat gedurende het grootste deel van de beoordelingsperiode een vrijwaringsmaatregel van kracht was; krachtens die vrijwaringsmaatregel voerden beide landen het betrokken product immers uit in het kader van het residuele contingent, dat groot genoeg was om deze toegenomen hoeveelheden zonder vrijwaringsrechten op de markt van de Unie toe te laten.

4.4.3.   Prijzen van de invoer uit de betrokken landen en prijsonderbieding/prijsdruk

(215)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Surveillance 2, zoals toegelicht in punt 4.2.2.

(216)

De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit de betrokken landen ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2017

2018

2019

OT

Turkije

659

657

616

564

Index (2017 = 100)

100

100

93

85

Rusland

639

643

598

548

Index (2017 = 100)

100

101

94

86

Totaal betrokken landen

648

650

611

559

Index (2017 = 100)

100

100

94

86

Bron: Surveillance 2

(217)

De gemiddelde invoerprijzen uit de twee betrokken landen zijn tussen 2017 en 2018 stabiel gebleven, maar zijn vervolgens in twee jaar tijd met 14 % gedaald. Tijdens de hele beoordelingsperiode waren de gemiddelde invoerprijzen uit beide betrokken landen (samen of afzonderlijk) constant lager dan de prijzen van de producenten in de Unie (zie tabel 7), en het verschil tussen de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in de EU en de gemiddelde invoerprijzen uit de betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode bijna verdubbeld.

(218)

De Commissie heeft ook de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

1)

de gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen Turkse en de medewerkende Russische producenten in rekening werden gebracht aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor kosten na invoer, en

2)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werden gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek (28).

(219)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(220)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Severstal aan dat er geen rechtsgrondslag of reden is om artikel 2, lid 9, van de basisverordening naar analogie toe te passen teneinde de uitvoerprijs vast te stellen met het oog op de berekening van de prijsonderbieding (en het prijsbederf). Volgens Severstal zou dit in strijd zijn met artikel 3, lid 1, van de basisverordening. De onderneming merkte ook op dat de Commissie reeds in de zaak Hansol Paper (29) door het Gerecht was terechtgewezen voor deze praktijk. Severstal stelde in het bijzonder dat het Gerecht in die zaak heeft geoordeeld dat de Commissie een fout had gemaakt door artikel 2, lid 9, van de basisverordening naar analogie toe te passen bij de vaststelling van de schade, met name “door VAA-kosten en een winstmarge in mindering te brengen voor de wederverkoop van het betrokken product” aan onafhankelijke afnemers, aangezien de aan onafhankelijke afnemers in rekening gebrachte prijzen van het betrokken product — en niet de hypothetisch samengestelde cif-prijzen — “concurreren met het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie en […] schade [toebrengen] aan die bedrijfstak”. Volgens Severstal is dit beginsel bevestigd door het Gerecht in de zaken Giant (30) en CRIA (31) en, laatstelijk, door het Hof van Justitie in de zaak Hansol (32). Severstal was van mening dat de prijzen die haar verbonden handelaren in rekening brengen aan hun niet-verbonden afnemers per definitie betrouwbaar zijn, dat deze prijzen concurreren met die van de bedrijfstak van de Unie en dat zij derhalve moeten worden gebruikt voor de berekening van de prijsonderbieding (en het prijsbederf).

(221)

De Commissie verwierp het argument dat de analoge toepassing van artikel 2, lid 9, voor de vaststelling van de uitvoerprijs met het oog op de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf in strijd is met artikel 3, lid 1, van de basisverordening. Anders dan Severstal aanvoert, heeft het Hof van Justitie in het arrest Hansol (33) de wettigheid van de methode van de Commissie bevestigd met de overweging dat “het de Commissie vrij[stond] om, teneinde een objectieve prijsvergelijking te waarborgen op het moment dat de producten voor het eerst in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht, deze CIF-prijs grens Unie te berekenen door de VAA-kosten en een winstmarge af te trekken van de prijs waarvoor Schades het betrokken product doorverkocht aan onafhankelijke afnemers. Deze toepassing naar analogie van artikel 2, lid 9, van de basisverordening paste namelijk binnen de ruime beoordelingsvrijheid waarover de Commissie beschikt bij de uitvoering van artikel 3, lid 2, van deze verordening en kon op zich dus niet worden beschouwd als een kennelijk onjuiste beoordeling” (34). Aangezien in dit geval de bedrijfstak van de Unie overwegend rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers verkoopt, heeft de door de Commissie gevolgde methode bovendien niet tot een kennelijk onjuist resultaat geleid (35).

(222)

Uit het bovenstaande volgt dat er sprake was van een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 4,2 % tot 7,1 % voor de invoer uit Turkije en van 5 % tot 20,4 % voor de invoer uit Rusland (36). Corrosiebestendig staal is grotendeels een prijsgevoelig basisproduct en dus zijn de prijsonderbiedingsmarges aanzienlijk.

(223)

De Turkse vereniging CIB en enkele producenten-exporteurs hebben de Commissie verzocht ervoor te zorgen dat vergelijkbare producten in aanmerking worden genomen. De methode die tijdens het onderzoek is gebruikt bij de vergelijking van de naar de Unie uitgevoerde soorten van het betrokken product en het in de Unie vervaardigde soortgelijke product, is — zoals uiteengezet in de overwegingen 218 en 219 — voldoende verfijnd om een deugdelijke prijsvergelijking voor de berekening van de prijsonderbieding te waarborgen.

(224)

De Commissie heeft voorts andere prijseffecten in aanmerking genomen, met name het bestaan van een aanzienlijke prijsdruk. Tijdens de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen met 12 % verlaagd, dus met meer dan de daling van de productiekosten (— 7 % tijdens dezelfde periode) (zie tabel 7). Zonder de invoer met dumping zou de bedrijfstak van de Unie in staat zijn geweest zijn prijzen ten minste te verhogen tot een niveau waarop de verkoop zonder verlies kan plaatsvinden. Zo moest de bedrijfstak van de Unie in 2019, toen de grootste toename van de invoer met dumping te zien was, verkopen tegen een prijs die dicht bij de prijs van de invoer met dumping lag, maar met aanzienlijke verliezen. Tijdens het onderzoektijdvak daalden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie parallel met de daling van de productiekosten, maar tot een niveau waarop nauwelijks winst werd gemaakt.

(225)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de daling van de verkoopprijs van 2019 tot het einde van het onderzoektijdvak geringer was dan de daling van de productiekosten, en dat de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak zelfs winst wist te maken. Daardoor zou de vaststelling dat van de betrokken invoer prijsdruk uitging, twijfelachtig zijn.

(226)

De Commissie heeft dit argument afgewezen. Het feit dat de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak een winst van 0,4 % kon behalen, kan niet afdoen aan de conclusie van de Commissie dat de invoer met dumping een aanzienlijke prijsdruk heeft uitgeoefend. Een winstgevendheid die net boven het kostendekkend niveau ligt, kan niet worden beschouwd als een gezonde winst, die zou kunnen worden bereikt in afwezigheid van prijsdruk door de invoer met dumping. Het is duidelijk dat die winstniveaus het resultaat waren van de sterk gestegen invoer van corrosiebestendig staal uit de betrokken landen. Zoals hierboven uiteengezet, is corrosiebestendig staal een basisproduct dat gevoelig is voor prijsconcurrentie. De invoer met dumping kon dus aanzienlijke prijsdruk uitoefenen op de verkoop van de bedrijfstak van de Unie.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(227)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(228)

Zoals vermeld in overweging 6 is gebruikgemaakt van een steekproef voor de vaststelling van de mogelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden als gevolg van de invoer van bepaald corrosiebestendig staal uit Turkije en Rusland.

(229)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit het antwoord van Eurofer op de vragenlijst met betrekking tot alle producenten in de Unie, waar nodig getoetst aan de hand van de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren ging de Commissie uit van de gegevens die de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens werden naar behoren gecontroleerd (37) en bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(230)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden.

(231)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(232)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2017

2018

2019

OT

Productievolume (ton)

10 915 729

10 870 843

10 757 441

9 797 517

Index (2017 = 100)

100

100

99

90

Productiecapaciteit (ton)

12 110 762

12 107 279

13 240 172

13 340 130

Index (2017 = 100)

100

100

109

110

Bezettingsgraad (%)

90

90

81

73

Index (2017 = 100)

100

100

90

81

Bron: Eurofer en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(233)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie was vrij stabiel tussen 2017 en 2019, maar daalde aan het eind van de beoordelingsperiode met 10 %, deels als gevolg van de druk die werd uitgeoefend door de Turkse en Russische invoer, die in het onderzoektijdvak met bijna 330 000 ton steeg ten opzichte van 2019 (tabel 2).

(234)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen heeft de Russische overheid het productievolume van de bedrijfstak van de Unie herberekend op basis van de gegevens in de tabellen 5a, 5b, 9 en 12, en door de cijfers in die tabellen te combineren. Daarbij is de Russische overheid tot de conclusie gekomen dat de Commissie het productievolume van de bedrijfstak van de Unie verkeerd had berekend. De bron van deze tabellen is echter niet dezelfde; met name zijn de in tabel 9 vermelde hoeveelheden afkomstig van de steekproef van de bedrijfstak van de Unie, terwijl de hoeveelheden in de drie andere tabellen afkomstig zijn van de bedrijfstak van de Unie als geheel. Het argument werd derhalve afgewezen.

(235)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie met 10 %. Deze toename is echter theoretisch. De producenten in de Unie gebruiken hun lijnen voor thermisch verzinken voor de productie van corrosiebestendig staal, maar ook van andere producten die buiten het bestek van dit onderzoek vallen. In de loop van de beoordelingsperiode is het aan de productie van corrosiebestendig staal toegewezen aandeel van deze productielijnen bij bepaalde producenten veranderd. De daling van de productie in combinatie met een stijging van de productiecapaciteit heeft tot een drastische daling van de bezettingsgraad geleid.

(236)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de toename van de productiecapaciteit en de gevolgen daarvan voor de bezettingsgraad, met name in 2019, het gevolg waren van foute investeringsbeslissingen. Zoals in overweging 235 is uiteengezet, was die stijging echter slechts theoretisch. De Commissie heeft dit feit in aanmerking genomen bij haar analyse en aan deze negatieve factor in de schadesituatie van de bedrijfstak van de Unie slechts een beperkte relevantie toegekend.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(237)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5 a

Verkoopvolume en marktaandeel op de vrije markt

 

2017

2018

2019

OT

Verkoop op de vrije markt

6 656 755

6 573 138

6 780 245

6 586 657

Index (2017 = 100)

100

99

102

99

Marktaandeel van de verkoop op de vrije markt (%)

74,0

78,3

75,8

77,3

Index (2017 = 100)

100

106

102

104

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(238)

Tijdens de beoordelingsperiode bleef het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt vrij stabiel. Wat het verkoopvolume betreft, kon de bedrijfstak van de Unie aan het einde van de beoordelingsperiode de gevolgen van de sterke stijging van de invoer uit de betrokken landen compenseren dankzij de uitbreiding van de maatregelen tegen de VRC tot met ontwijking gepaard gaande invoer (38), waardoor de bedrijfstak van de Unie een deel van het verkoopvolume kon terugwinnen dat daarvoor verloren was gegaan vanwege de Chinese ontwijkingspraktijken. In combinatie met de daling van het verbruik leidde dit in de beoordelingsperiode zelfs tot een stijging van het marktaandeel.

(239)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de bovenstaande cijfers aantonen dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van het verlies aan verkoopvolume of marktaandeel.

(240)

Hoewel het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie als zodanig inderdaad slechts licht is gedaald en zijn marktaandeel is gestegen gezien de daling van het verbruik, was de Commissie het daar niet mee eens omdat de sterke toename van de laaggeprijsde invoer uit Rusland en Turkije een neerwaartse druk uitoefende op de prijzen, waardoor de bedrijfstak van de Unie niet ten volle kon profiteren van de antidumpingmaatregelen op de invoer van corrosiebestendig staal uit de VRC.

Tabel 5 b

Volume van het interne gebruik en marktaandeel

 

2017

2018

2019

OT

Markt voor intern gebruik

2 504 391

2 667 375

2 358 802

2 167 741

Index (2017 = 100)

100

107

94

87

Aandeel van de markt voor intern gebruik in de totale productie van de Unie (%)

22,9

24,5

21,9

22,1

Index (2017 = 100)

100

107

96

96

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(241)

De markt voor intern gebruik van de bedrijfstak van de Unie (bestaande uit corrosiebestendig staal dat door de bedrijfstak van de Unie wordt bewaard voor downstreamgebruik, met name voor de productie van organisch bekleed staal) in de EU is in de beoordelingsperiode met 13 % gekrompen. Deze krimp is toe te schrijven aan de daling van de vraag naar downstreamproducten van organisch bekleed staal in het tweede deel van de beoordelingsperiode, ondanks de opleving van de sector huishoudelijke apparaten in het laatste kwartaal van 2020 (39). Het marktaandeel van de markt voor intern gebruik ten opzichte van de totale productie in de Unie daalde in de beoordelingsperiode in totaal met 0,8 procentpunt.

4.5.2.3.   Groei

(242)

De bovenstaande cijfers met betrekking tot de productie en, minder uitgesproken, de verkoop op de vrije markt vertonen een dalende trend vanaf 2017. Zoals reeds vermeld in overweging 238, was de toename van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie toe te schrijven aan de registratie van bepaalde invoer uit de VRC bij de opening van het antiontwijkingsonderzoek betreffende die invoer (40), waardoor een eind kwam aan de aanzienlijke invoer uit de VRC en de bedrijfstak van de Unie de aan de invoer uit Rusland en Turkije verloren verkoop voor een deel kon compenseren.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(243)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2017

2018

2019

OT

Aantal werknemers

8 389

8 731

9 751

9 238

Index (2017 = 100)

100

104

116

110

Productiviteit (ton/werknemer)

1 301

1 245

1 103

1 061

Index (2017 = 100)

100

96

85

82

Bron: Eurofer en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(244)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie in verband met de productie van corrosiebestendig staal schommelde tijdens de beoordelingsperiode en steeg met 10 %. Sommige schommelingen zijn echter theoretisch, aangezien zij het resultaat zijn van de methoden die zijn gebruikt om de middelen toe te wijzen uitgaande van een productfamilie die ruimer is dan corrosiebestendig staal (namelijk alle thermisch verzinkte producten).

(245)

De productiviteit van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 18 %. Deze daling is te verklaren door de afname van het productievolume en de methode die is gebruikt voor de vaststelling van het aantal werknemers dat betrokken is bij activiteiten inzake corrosiebestendig staal.

4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(246)

Alle dumpingmarges lagen boven het de-minimisniveau en de meeste waren aanzienlijk hoger. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen.

(247)

Corrosiebestendig staal is reeds het voorwerp geweest van antidumpingonderzoeken. De Commissie stelde vast dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 aanzienlijk werd beïnvloed door de invoer met dumping van corrosiebestendig staal van oorsprong uit de VRC. In augustus 2017 werden voorlopige antidumpingmaatregelen ingesteld op invoer uit de VRC (41) en in februari 2018 werden definitieve maatregelen bevestigd (42).

(248)

Naar aanleiding van een onderzoek naar de ontwijking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de VRC zijn de maatregelen in augustus 2020 uitgebreid tot bepaald enigszins gewijzigd corrosiebestendig staal (43).

(249)

De bedrijfstak van de Unie was zich dus van eerdere dumpingpraktijken aan het herstellen toen het huidige onderzoek is geopend.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(250)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie

 

2017

2018

2019

OT

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt (EUR/ton)

662

674

616

584

Index (2017 = 100)

100

102

93

88

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

622

664

638

578

Index (2017 = 100)

100

107

103

93

Bron: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(251)

Na de instelling van antidumpingmaatregelen tegen Chinese invoer in 2017 konden de producenten in de Unie hun verkoopprijzen in de Unie van 2017 tot 2018 met 2 % verhogen. Vervolgens is de verkoopprijs per eenheid op de vrije markt tussen 2018 en het onderzoektijdvak echter met 14 % gedaald, wat neerkomt op een daling van in totaal 12 % in de beoordelingsperiode.

(252)

De productiekosten per eenheid stegen tussen 2017 en 2018 met 7 %, maar daalden na 2018, wat neerkomt op een daling van in totaal 7 % in de beoordelingsperiode. De prijzen van enkele belangrijke grondstoffen zijn in de tweede helft van de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald.

(253)

In hun opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen wezen CIB en verschillende producenten-exporteurs op het feit dat de daling van de productiekosten van 2019 tot het einde van het onderzoektijdvak sterker was dan de voortdurende daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft echter geconstateerd dat de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode zijn prijzen met 12 % heeft verlaagd, wat meer is dan de daling van de productiekosten (— 7 % tijdens dezelfde periode). De lage prijzen van de bedrijfstak van de Unie hebben, ook tijdens het onderzoektijdvak, de financiële resultaten van de bedrijfstak van de Unie inderdaad sterk beïnvloed, zoals blijkt uit tabel 10.

4.5.3.2.   Loonkosten

(254)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2017

2018

2019

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

32 916

33 372

33 007

31 075

Index (2017 = 100)

100

101

100

94

Bron: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(255)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn aan het einde van de beoordelingsperiode met 6 % gedaald.

4.5.3.3.   Voorraden

(256)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Voorraden

 

2017

2018

2019

OT

Eindvoorraden (ton)

170 054

166 651

173 225

107 317

Index (2017 = 100)

100

98

102

63

Eindvoorraden als percentage van de productie (%)

5,9

5,3

6,0

3,9

Index (2017 = 100)

100

90

101

65

Bron: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(257)

In de beoordelingsperiode zijn de eindvoorraden met 37 % gedaald. De producenten in de Unie houden doorgaans zelf slechts kleine voorraden aan. Dit betekent dat voorraden niet als een belangrijke schade-indicator voor deze bedrijfstak worden beschouwd. Dit wordt ook bevestigd door een analyse van de ontwikkeling van de eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie. Zoals hierboven te zien is, bleef deze indicator tussen 2017 en 2019 relatief stabiel, hoewel hij daarna daalde. In het onderzoektijdvak hebben sommige producenten tijdelijk minder geproduceerd en hun voorraden verkleind in een poging het hoofd te bieden aan hun moeilijke financiële situatie in 2019 en 2020 (zie tabel 9).

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(258)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2017

2018

2019

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

6,2

2,1

-2,6

0,4

Index (2017 = 100)

100

34

-42

6

Kasstroom (EUR)

120 781 208

101 695 104

16 255 709

104 970 075

Index (2017 = 100)

100

84

13

87

Investeringen (EUR)

16 168 844

22 074 194

27 064 986

39 876 721

Index (2017 = 100)

100

137

167

247

Rendement van investeringen (%)

4,1

2,0

-1,1

0,6

Index (2017 = 100)

100

49

-27

16

Bron: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(259)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De totale winstgevendheid daalde van 6,2 % in 2017 naar 0,4 % in het onderzoektijdvak. Deze daling valt samen met de enorme toename van de invoer uit de betrokken landen (zie tabel 2) tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie (zie de tabellen 3 en 7).

(260)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen wezen CIB en verschillende producenten-exporteurs op de positieve ontwikkeling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tussen 2019 en het onderzoektijdvak (2020), en de stijgende tendens in 2020 (44). Bovendien onderstreepten deze partijen dat de winstgevendheid in het onderzoektijdvak niet als representatief kon worden beschouwd vanwege het effect van de COVID-19-maatregelen op de productievolumes aan het begin van 2020 en vanwege de daling in 2020 van het marktaandeel van corrosiebestendig staal voor de automobielsector, dat buiten de productomschrijving van dit onderzoek valt, maar met dezelfde uitrusting wordt geproduceerd.

(261)

De Commissie merkte op dat, zoals vermeld in overweging 24, de keuze van de beoordelingsperiode passend was gezien de datum van indiening van de klacht en de toepasselijke regels, en dat zij haar analyse niet op basis van een vergelijking tussen het basisjaar en het onderzoektijdvak verricht, maar op basis van de ontwikkelingen tijdens de gehele beoordelingsperiode. Schommelingen binnen een periode van twaalf maanden zijn niet ongewoon. Bovendien is bij de analyse van het oorzakelijk verband in de punten 5.2.7 en 5.2.4 van deze verordening ten volle rekening gehouden met het effect van de COVID-19-pandemie en van de ontwikkeling van de vraag in de automobielsector.

(262)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich grotendeels parallel aan de winstgevendheid en het rendement van investeringen. De nettokasstroom bleef in 2017 en 2018 vrij stabiel, kromp in 2019 als gevolg van de verliezen die de producenten in de Unie dat jaar hebben geleden, en herstelde zich vervolgens bijna tot het niveau aan het begin van de beoordelingsperiode.

(263)

Investeringen zijn de nettoboekwaarde van de activa. De netto-investeringen stegen in de beoordelingsperiode voortdurend en zijn in de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld. In het algemeen waren de investeringen gericht op het behoud van de bestaande capaciteit, op kwaliteitsverbetering en op de noodzakelijke vervanging van productiemiddelen. Sommige investeringen hielden verband met aangelegenheden op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu. Een in de steekproef opgenomen producent in de Unie heeft in de tweede helft van de beoordelingsperiode aanzienlijke bedragen geïnvesteerd in de upstreamfase van zijn productie van corrosiebestendig staal.

(264)

CIB en verschillende producenten-exporteurs voerden na de mededeling van de definitieve bevindingen aan dat de toename van de investeringen aantoont dat de bedrijfstak van de Unie geen schade heeft geleden. Het argument werd afgewezen. Hoewel de investeringen in de beoordelingsperiode zijn toegenomen, was het investeringsniveau over het algemeen laag en, zoals reeds vermeld, waren de investeringen in het algemeen beperkt tot de noodzakelijke uitgaven om de activiteiten gaande te houden. De Commissie was derhalve niet van oordeel dat deze positieve ontwikkeling afdoet aan de op andere gebieden vastgestelde schade.

(265)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen, die het afschrijvingsniveau van activa weergeeft. Het daalde voortdurend en werd negatief in 2019, toen de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie over de hele lijn verlies leden. Het werd tijdens het onderzoektijdvak licht positief maar was veel lager dan aan het begin van de beoordelingsperiode.

(266)

De slechte financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode beperkten het vermogen van de bedrijfstak om kapitaal aan te trekken. De bedrijfstak van de Unie is kapitaalintensief en vergt aanzienlijke investeringen. Het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode was te laag om dergelijke aanzienlijke investeringen te dekken.

4.5.4.   Conclusie inzake schade

(267)

Uit de ontwikkeling van de micro- en macro-economische indicatoren tijdens de beoordelingsperiode is gebleken dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde.

(268)

De stijging van de productiecapaciteit (+ 10 %) is theoretisch en vloeit voort uit het feit dat de bedrijfstak van de Unie meer capaciteit aan de productie van corrosiebestendig staal heeft toegewezen als gevolg van een geringere vraag naar andere producten die op dezelfde productielijnen als corrosiebestendig staal worden vervaardigd. Hetzelfde geldt voor de werkgelegenheid (+ 10 %). De investeringen (+ 147 %) vloeien grotendeels voort uit de toewijzing van investeringen in de upstreamfase van de productie van corrosiebestendig staal. De toename van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie (+ 3,2 %) tijdens de beoordelingsperiode is toe te schrijven aan de opening en het resultaat van het antiontwijkingsonderzoek tegen de VRC, waarnaar in overweging 202 is verwezen.

(269)

De bedrijfstak van de Unie heeft ernaar gestreefd de verkoop van corrosiebestendig staal aan niet-verbonden afnemers in de Unie op peil te houden (– 1 %) tegen de achtergrond van een dalend verbruik op de vrije markt (– 6 %). De bedrijfstak van de Unie kon dat echter alleen doen en op de prijsdruk als gevolg van de toenemende invoer met dumping uit de betrokken landen reageren door zijn verkoopprijzen te verlagen. Tijdens de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen sterker verlaagd dan de productiekosten zijn gedaald.

(270)

Dergelijke lage prijzen hadden ernstige gevolgen voor de resultaten van de bedrijfstak van de Unie, die daalden van een winst van 6,2 % in 2017 tot verliezen in 2019 en nagenoeg geen winst aan het eind van de beoordelingsperiode. Andere financiële indicatoren, zoals kasstroom en rendement van investeringen, volgden een soortgelijke trend.

(271)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(272)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de betrokken landen aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren aanmerkelijke schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit de betrokken landen, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de ontwikkeling van de vraag, het interne gebruik, schade door eigen toedoen, de COVID-19-pandemie en de prijzen van warmgewalst breedband.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(273)

De invoer uit de betrokken landen is in de beoordelingsperiode meer dan vervijfvoudigd, van 196 643 ton in 2017 tot meer dan 1 miljoen ton in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van deze invoer steeg van 2,2 % in 2017 tot 13,1 % in het onderzoektijdvak. Deze toenemende invoer vond in de hele beoordelingsperiode plaats tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie, waarbij het verschil in de loop van de tijd groter werd. Met name in 2019 en het onderzoektijdvak, de jaren waarin toename van de invoer uit de betrokken landen het grootst was, stonden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onder druk van de invoer met dumping. De door de invoer uit de betrokken landen uitgeoefende prijsdruk had tot gevolg dat de bedrijfstak van de Unie, om het verlies aan verkoopvolume beperkt te houden, zijn verkoopprijzen sterker moest verlagen dan alleen om de daling van de productiekosten te weerspiegelen. Als gevolg daarvan daalde de winstgevendheid van 6,2 % tot 0,4 % en verslechterden de financiële indicatoren.

(274)

De Turkse vereniging CIB betwistte dat de invoer uit de betrokken landen negatieve gevolgen had met het argument dat deze invoer de prijzen op de markt van de Unie niet bepaalde maar de wereldwijde marktontwikkelingen volgde die door de schommelende prijzen van warmgewalst breedband werden aangestuurd. De Commissie heeft dit argument afgewezen. Gezien de exponentiële toename van de hoeveelheden, met ruwweg 1 miljoen ton in zo’n kort tijdsbestek waarbij het marktaandeel in het onderzoektijdvak steeg tot 12,9 %, hadden de zeer lage prijzen van de invoer uit de betrokken landen wel degelijk een negatief effect op de prijzen die de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt kon krijgen.

(275)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalden CIB en verschillende producenten-exporteurs deze opmerking en wezen zij op marktinformatie die zij aan de Commissie hebben verstrekt, waaruit zou blijken dat zich tijdens de beoordelingsperiode dezelfde prijsontwikkelingen voordeden op de belangrijkste wereldmarkten en voor de bedrijfstak van de Unie.

(276)

De Commissie heeft dit argument afgewezen. Ten eerste zijn de verkoopprijzen in de Unie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 12 % gedaald, terwijl de prijzen van de betrokken landen met 14 % zijn gedaald. Aangezien de prijzen van de invoer in 2017 al ver onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lagen, had — zoals vermeld in overweging 274 — de grote omvang van de invoer tegen zeer lage prijzen uit de betrokken landen een negatief effect op de prijzen die de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt kon krijgen. Ten tweede merkte de Commissie op dat sommige prijsontwikkelingen in de verstrekte gegevens misschien voor een deel vergelijkbaar zijn, maar dat het uiteindelijke prijsniveau dat niet was en dat de prijzen op elk van deze belangrijke markten dus worden vastgesteld op basis van de specifieke dynamiek en omstandigheden die op die markt aanwezig zijn. Het feit dat de Commissie had vastgesteld dat het betrokken product een basisproduct is, zoals de betrokken partijen hebben aangegeven, doet niets af aan deze conclusie.

(277)

Verscheidene partijen voerden aan dat er geen correlatie bestond tussen de invoer uit Rusland en Turkije en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. De Commissie heeft dit argument afgewezen. De Commissie erkende dat de bedrijfstak van de Unie in het eerste deel van de beoordelingsperiode kon profiteren van relatief goede marktomstandigheden en de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC. Tussen 2018 en 2019, toen de stijging op jaarbasis van de invoer uit Rusland en Turkije het grootst was, werd de bedrijfstak van de Unie echter verlieslatend. De slechte financiële situatie duurde voort in het onderzoektijdvak, na een verdere stijging van de invoer uit de betrokken landen in absolute en relatieve cijfers. Er was dus een duidelijk correlatie tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(278)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de bedrijfstak van de Unie tussen 2018 en 2019, toen de stijging op jaarbasis van de invoer uit Rusland en Turkije het grootst was, zijn verkoopvolumes in de Unie met iets meer dan 200 000 ton wist te verhogen.

(279)

De Commissie merkte echter op dat deze stijging in absolute cijfers neerkwam op minder dan de helft van de stijging van de invoer uit de betrokken landen en dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie vanaf 2018 sterk achteruitging en de bedrijfstak van de Unie in 2019 verliesgevend werd vanwege de prijzen die golden op een door invoer met dumping overspoelde markt.

(280)

Verscheidene partijen verklaarden dat de invoer uit Turkije en Rusland nooit hoeveelheden heeft bereikt die schadelijk konden zijn, onder meer omdat deze onder het niveau van het residuele contingent van de vrijwaringscontingenten voor staal in de Unie lagen. De Commissie heeft dit argument afgewezen. Antidumpingmaatregelen dienen een ander doel dan vrijwaringsmaatregelen. De vrijwaringsmaatregelen voor staal vormen geen beletsel voor de instelling van antidumpingmaatregelen binnen de contingenten waarvoor geen vrijwaringsrechten gelden en die, zoals vermeld in overweging 214, inderdaad ruim genoeg zijn om aanzienlijke invoervolumes mogelijk te maken voordat het vrijwaringsrecht wordt toegepast. Zoals vermeld in de overwegingen 213 en 214, was de invoer uit elk van de betrokken landen bovendien niet te verwaarlozen in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. De invoer met dumping uit de betrokken landen was dan ook aanzienlijk genoeg om de producenten in de Unie aanmerkelijke schade te berokkenen.

(281)

Sommige partijen vroegen de Commissie om de gegevens voor 2021 te analyseren en verklaarden dat het sterke herstel van de producenten in de Unie in dat jaar aantoonde dat de invoer uit de betrokken landen niet de oorzaak was van eventuele aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie had geleden. De Commissie heeft het argument afgewezen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening, waarin is bepaald dat informatie die betrekking heeft op na het onderzoektijdvak volgende perioden normaal niet in aanmerking worden genomen.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Invoer uit derde landen

(282)

De invoer uit andere derde landen ontwikkelde zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Invoer uit derde landen

Land

 

2017

2018

2019

OT

Zuid-Korea

Volume (ton)

143 873

180 993

209 248

248 890

Index (2017 = 100)

100

126

145

173

Marktaandeel (%)

1,6

2,2

2,3

2,9

Index (2017 = 100)

100

135

146

182

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

703

729

685

626

Index (2017 = 100)

100

104

97

89

Taiwan

Volume (ton)

69 919

87 803

140 334

184 158

Index (2017 = 100)

100

126

201

263

Marktaandeel (%)

0,8

1,0

1,6

2,2

Index (2017 = 100)

100

134

202

278

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

624

675

656

624

Index (2017 = 100)

100

108

105

100

India

Volume (ton)

232 677

126 651

194 355

169 040

Index (2017 = 100)

100

54

84

73

Marktaandeel (%)

2,6

1,5

2,2

2,0

Index (2017 = 100)

100

58

84

77

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

683

689

639

573

Index (2017 = 100)

100

101

94

84

Tunesië

Volume (ton)

0

29 901

82 426

85 436

Index (2017 = 100)

 

100

276

2 286

Marktaandeel (%)

0

0,4

0,9

1,0

Index (2017 = 100)

 

100

225

250

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

 

648

600

570

Index (2017 = 100)

 

100

93

88

Oekraïne

Volume (ton)

19 501

30 165

25 434

19 140

Index (2017 = 100)

100

155

130

98

Marktaandeel (%)

0,2

0,4

0,3

0,2

Index (2017 = 100)

100

166

131

104

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

635

645

593

538

Index (2017 = 100)

100

102

93

85

China

Volume (ton) (45)

1 557 192

903 775

668 707

245

Index (2017 = 100)

100

58

43

0

Marktaandeel (%)

17,3

10,8

7,5

0,0

Index (2017 = 100)

100

62

43

0

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

597

478

860

896

Index (2017 = 100)

100

80

144

150

Andere derde landen

Volume (ton)

113 906

120 947

77 991

132 678

Index (2017 = 100)

100

106

68

116

Marktaandeel (%)

1,3

1,4

0,9

1,6

Index (2017 = 100)

100

114

69

123

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

658

691

687

599

Index (2017 = 100)

100

105

99

87

Totaal van alle derde landen behalve de betrokken landen

Volume (ton)

2 137 068

1 480 235

1 398 494

839 588

Index (2017 = 100)

100

69

65

39

Marktaandeel (%)

23,8

17,6

15,6

9,9

Index (2017 = 100)

100

74

66

41

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

636

695

655

603

Index (2017 = 100)

100

109

103

95

Bron: Surveillance 2 (gecorrigeerd)

(283)

Tijdens de beoordelingsperiode schommelde het marktaandeel van de invoer uit alle andere landen. Over het geheel genomen daalde het marktaandeel van 23,8 % in 2017 tot 9,9 % in het onderzoektijdvak; deze ontwikkeling werd deels beïnvloed door de instelling van handelsbeschermingsmaatregelen tegen corrosiebestendig staal van oorsprong uit de VRC.

(284)

In het onderzoektijdvak was de invoer uit andere derde landen goed voor 839 588 ton (waarvan 72 % afkomstig was van Zuid-Korea, Taiwan en India). Het grootste deel van deze invoer kwam de Unie binnen tegen prijzen die hoger waren dan de prijzen bij invoer uit de betrokken landen.

(285)

Zoals in de overwegingen 247 en 248 is vermeld, had de bedrijfstak van de Unie tijdens een deel van de beoordelingsperiode nog steeds te lijden onder de invoer met dumping uit de VRC. Sommige partijen verklaarden dat er geen bewijs was dat de met ontwijking gepaard gaande invoer uit de VRC in 2020 de markt van de Unie niet bleef binnenkomen en verzochten daarom om bekendmaking van de Taric-gegevens (46). Gezien het tijdstip waarop de antiontwijkingsprocedure tegen de VRC liep en de registratie die vanaf de opening van dat onderzoek van toepassing was, was de Commissie van oordeel dat de invoer uit de VRC niet de oorzaak was van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak van de onderhavige procedure heeft geleden. De belangrijkste reden daarvoor is dat er tijdens het onderzoektijdvak, waarin de bedrijfstak van de Unie volgens de vaststellingen van de Commissie aanmerkelijke schade bleef lijden, vrijwel geen corrosiebestendig staal uit de VRC werd ingevoerd.

(286)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verscheidene producenten-exporteurs aan dat de daling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in 2018 en 2019 te wijten was aan het feit dat de in 2017 behaalde winstgevendheid hoofdzakelijk het gevolg was van de instelling van antidumpingrechten op Chinees corrosiebestendig staal en dat de daling van de winstgevendheid in 2018 en 2019 ten opzichte van dat niveau van 2017 werd veroorzaakt door de invoer met ontwijking van Chinees corrosiebestendig staal. Dit argument werd ook door de Turkse overheid aangevoerd.

(287)

Wat ten eerste de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in 2017 betreft, merkte de Commissie op dat de winstgevendheid in 2017 boven de minimale nagestreefde winst van 6 % lag, wat suggereerde dat i) na een periode van oneerlijke concurrentie uit de VRC die tot aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie had geleid, de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in dat jaar niet aanmerkelijk werd beïnvloed door de Chinese dumping op de markt van de Unie, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de opening van een antidumpingonderzoek tegen Chinees corrosiebestendig staal in december 2016; en ii) de uit de betrokken landen ingevoerde hoeveelheden nog niet van dien aard waren dat zij de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijk beïnvloedden. Het ontbreken van oneerlijke handelsverstoringen betekent echter geenszins dat de winstgevendheid excessief was, zoals de betrokken partijen leken te suggereren, temeer daar het niveau op een bescheiden 6,2 % lag. Wat de gevolgen van de invoer met ontwijking uit de VRC in 2018 en 2019 betreft, heeft de Commissie deze niet “zonder meer naast zich neergelegd”, zoals CIB en verschillende producenten-exporteurs stelden, maar heeft zij erkend dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds de invloed ervan ondervond. In tegenstelling tot de ontwikkeling van de invoer uit de betrokken landen is die invoer als gevolg van het antiontwijkingsonderzoek echter sterk in omvang afgenomen in 2018 en 2019, toen de invoer zich al op een lager niveau bevond dan de invoer uit de betrokken landen. In het onderzoektijdvak werd vrijwel geen corrosiebestendig staal meer uit de VRC ingevoerd.

(288)

De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat de gevolgen van de invoer uit andere derde landen geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en Turkije en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.2.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(289)

Het volume en de prijzen van de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 12

Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2017

2018

2019

OT

Volume van de uitvoer (ton)

708 037

657 417

812 594

748 774

Index (2017 = 100)

100

93

115

106

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

608

672

600

589

Index (2017 = 100)

100

110

99

97

Bron: Eurofer (volume) en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (eenheidsprijzen)

(290)

Het volume van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 6 % toe. De extra uitvoer (van ongeveer 40 000 ton in het onderzoektijdvak in vergelijking met het begin van de beoordelingsperiode) is beperkt in vergelijking met het verlies van meer dan 93 000 ton aan verkoop op de markt van de Unie in dezelfde periode. Afgezien van de hogere prijzen in 2018 zijn de uitvoerprijzen van de producenten in de Unie in dezelfde periode vrij stabiel gebleven. De producten die door de bedrijfstak van de Unie worden uitgevoerd, bestaan over het algemeen uit goedkoper corrosiebestendig staal en hebben dan ook aanzienlijk lagere gemiddelde prijzen dan de producten die in de Unie worden verkocht. De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie kon de negatieve ontwikkelingen, zowel wat volume als wat de prijzen op de markt van de Unie betreft, voor een zeer klein deel compenseren door de vaste kosten en de andere kosten te spreiden.

(291)

Sommige producenten-exporteurs schreven een eventueel verlies van marktaandeel van de producenten in de Unie op de markt van de Unie voor corrosiebestendig staal toe aan het feit dat de bedrijfstak van de Unie zich meer is gaan richten op uitvoermarkten, die voor sommige partijen niet winstgevend waren. De Commissie heeft het argument afgewezen. De door de producenten in de Unie uitgevoerde hoeveelheden waren beperkt in vergelijking met de totale in de Unie verkochte hoeveelheden en vertegenwoordigden ongeveer 12 % van hun totale verkoopvolume. Zoals vermeld in overweging 290 was de extra uitvoer in absolute termen beperkt, terwijl de prijzen vrij stabiel en in overeenstemming met de productmix waren.

(292)

De Commissie concludeerde dat de gevolgen van de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie voor de door de producenten in de Unie geleden schade, indien daarvan al sprake was, marginaal waren.

5.2.3.   Ontwikkeling van de vraag in het algemeen

(293)

Zoals blijkt uit punt 4.3 kende het verbruik op de vrije markt in de beoordelingsperiode een daling. Op basis daarvan kwam de Commissie tot de conclusie dat de ontwikkeling van het verbruik op de vrije markt niet kon hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(294)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de Russische overheid aan dat de daling van het verbruik de belangrijkste reden was voor de daling van de productie van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft herhaald dat de daling van het verbruik het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en Turkije en de schade die de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak heeft geleden, echter niet bleek af te zwakken, gezien de toename van het volume en het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen en het effect daarvan op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Terwijl het verbruik in de beoordelingsperiode met 467 000 ton daalde, steeg de invoer uit de betrokken landen met bijna het dubbele.

5.2.4.   Ontwikkeling van de vraag in de automobielsector

(295)

Sommige partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie slecht presteerde als gevolg van problemen en een geringere vraag in de automobielsector. Dit argument kon in het huidige onderzoek niet worden bevestigd. Integendeel, uit het onderzoek bleek dat de producenten in de Unie corrosiebestendig staal leverden aan verschillende industriële sectoren die niet tot de automobielsector behoren. Aangezien thermisch verzinkte producten die doorgaans in de automobielsector worden gebruikt, buiten het bestek van het onderzoek vallen, is het zo dat indien een deel van de bedrijfstak van de Unie negatief werd beïnvloed door een baisse in de automobielsector, dit te wijten was aan producten die geen soortgelijk product zijn en bijgevolg niet in de huidige analyse zijn meegenomen. Het argument werd afgewezen.

(296)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de lagere vraag in die sector, waarvoor de producten op dezelfde productielijnen worden vervaardigd, de vaste kosten zou hebben doen stijgen en bijgevolg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie negatief zou hebben beïnvloed.

(297)

De Commissie erkende dat bepaalde producenten in de Unie op de productlijnen voor corrosiebestendig staal ook producten vervaardigen die in de automobielsector worden gebruikt. Zij verduidelijkte echter dat de analyse in het huidige onderzoek, met inbegrip van de kostenanalyse, alleen ziet op de productgroep waarop het onderzoek betrekking heeft. De micro-indicatoren zijn alleen verzameld op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten. Uit de gecontroleerde productiekosten van deze partijen, en met name hun vaste kosten, blijkt niet dat zij een dergelijke herverdeling hebben doorgevoerd. Deze herverdeling van de productiecapaciteit is immers slechts doorgevoerd bij een klein aantal niet in de steekproef opgenomen producenten. De ontwikkeling in andere productgroepen dan corrosiebestendig staal had dus geen invloed op de micro-indicatoren en had, zoals vermeld in het informatiedocument en ook in deze verordening, een weerslag op slechts twee macro-indicatoren, namelijk productiecapaciteit (tabel 4) en werkgelegenheid (tabel 6).

(298)

Het argument werd derhalve afgewezen.

5.2.5.   Intern gebruik

(299)

De producenten in de Unie gebruiken het onderzochte product voor de productie van organisch bekleed staal.

(300)

Zoals blijkt uit tabel 1 nam het interne verbruik in de beoordelingsperiode met 13 % af. De daling vond vooral plaats in het tweede deel van de beoordelingsperiode als gevolg van de negatieve groei in sommige staalverbruikende sectoren. Niettemin is het interne gebruik in relatieve termen, d.w.z. als percentage van de productie in de Unie, tamelijk stabiel gebleven.

(301)

De Commissie concludeerde dat het effect van de ontwikkeling van het interne verbruik op de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zo die er al was, marginaal was.

5.2.6.   Schade door eigen toedoen

(302)

Sommige partijen voerden aan dat de investeringen in de productie van thermisch verzinkte producten voor de automobielsector er op een ongelegen moment kwamen en een bron waren van de door de producenten in de Unie geleden schade. Zoals in overweging 295 is uiteengezet, heeft het argument betrekking op investeringen in een product dat buiten het bestek van dit onderzoek valt. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

(303)

Sommige partijen voerden aan dat de op een ongelegen moment gedane investeringen hebben geleid tot een productiecapaciteit die veel groter was dan het verbruik in de Unie en een bron waren van de door de producenten in de Unie geleden schade. De Commissie heeft het argument afgewezen. Zoals in overweging 263 is opgemerkt, investeerden de producenten in de Unie niet om de productiecapaciteit voor corrosiebestendig staal als zodanig te verhogen. Ook wordt in overweging 235 opgemerkt dat de verhogingen van de productiecapaciteit voor corrosiebestendig staal theoretisch waren en daarom in dit specifieke geval niet als een aanwijzing van aanmerkelijke schade werden beschouwd. Dit argument werd na de mededeling van de definitieve bevindingen opnieuw aangevoerd, doch zonder onderbouwing met nieuw bewijsmateriaal of een motivering, en werd daarom afgewezen.

(304)

Sommige partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie zichzelf schade had toegebracht, omdat met producenten in de Unie verbonden staalservicebedrijven het onderzochte product invoerden. Het argument was niet onderbouwd en werd derhalve afgewezen. Er zij op gewezen dat veel producenten in de Unie geen verbonden staalservicebedrijven hebben die zich met invoer bezighouden. Het merendeel van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft geen verbonden staalservicebedrijven van deze soort. Eventuele invoer door staalservicebedrijven die verbonden zijn met producenten in de Unie bleek het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en Turkije en de schade die de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak heeft geleden niet af te zwakken, gezien de toename van het volume van de invoer uit de betrokken landen, het effect daarvan op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en het effect van andere factoren die in dit punt zijn geanalyseerd.

5.2.7.   COVID-19-pandemie

(305)

Sommige partijen schreven de schade toe aan de wegens de COVID-19-pandemie gelaste stilleggingen in de Unie, waardoor de vaste kosten van de staalproducenten in de Unie zouden zijn gestegen gezien de lagere productievolumes. Het argument, dat na de mededeling van de definitieve bevindingen opnieuw werd aangevoerd, werd afgewezen. De vanwege de COVID-19-pandemie gelaste stilleggingen in de 14 lidstaten waar producenten in de Unie gevestigd zijn, liepen uiteen qua duur en reikwijdte. Sommige staalproducenten in de Unie zijn namelijk nauwelijks door stilleggingen getroffen en konden essentiële bedrijven blijven bedienen tijdens de pandemie; hun totale productie verschilde in 2020 niet significant ten opzichte van 2019 (47).

(306)

Deze partijen waren van mening dat de bedrijfstak van de Unie marktaandeel had verloren door de lagere volumes die voor verkoop beschikbaar waren als gevolg van de lagere bezettingsgraad en door de verminderde productie als gevolg van de stilleggingen van fabrieken vanwege de COVID-19-pandemie of onbenutte capaciteit. De Commissie was het hier niet mee eens. In een context van dalend verbruik (zie tabel 1) won de invoer met dumping aan marktaandeel ten opzichte van de bedrijfstak van de Unie, die over het algemeen in staat was de markt verder te bedienen.

(307)

Verscheidene partijen verklaarden dat de invoer uit Turkije en Rusland een gat in de markt van de Unie vulde dat het gevolg was van de vanwege de COVID-19-pandemie gelaste stilleggingen van de productie in de Unie, waardoor tekorten ontstonden. De Commissie heeft dit argument afgewezen. De Commissie merkte op dat de toename van de invoer uit de betrokken landen, zowel qua volume als qua marktaandeel, grotendeels in 2018 en 2019 had plaatsgevonden, d.w.z. vóór de COVID-19-pandemie. Voorts hadden de vanwege de COVID-19-pandemie gelaste stilleggingen van de productie over het algemeen beperkte gevolgen, zoals uiteengezet in overweging 305, en verschilden deze gevolgen voor de producenten in de Unie. In elk geval kunnen stilleggingen vanwege de COVID-19-pandemie nooit een rechtvaardiging vormen voor dumpingpraktijken van de betrokken landen. Deze argumenten werden na de mededeling van de definitieve bevindingen opnieuw aangevoerd, doch zonder onderbouwing met nieuw bewijsmateriaal of een motivering, en werden daarom afgewezen.

(308)

CIB en verschillende producenten-exporteurs voerden ook aan dat uit de analyse op kwartaalbasis die zij hadden verricht van de prijzen en kosten in de klacht (zie overweging 260), zou blijken dat de bedrijfstak van de Unie met name in het eerste kwartaal van 2020 zwaar verliesgevend was. Dit zou het argument bevestigen dat de verplichte stilleggingen van fabrieken in de Unie de oorzaak waren van de slechte winstgevendheid in het onderzoektijdvak (en niet de invoer met dumping).

(309)

De Commissie merkte op dat de door deze partijen zelf verrichte analyse van deze specifieke gegevens in de klacht al een dramatische verslechtering van de winstgevendheid tussen het derde en vierde kwartaal van 2019 uitwees (van 1,22 % tot – 1,96 %), d.w.z. vóór de COVID-19-pandemie, en ook een zeer uitgesproken verbetering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in het tweede kwartaal van 2020 tot een niveau (– 0,45 %) dat vergelijkbaar is met het niveau dat in het derde kwartaal van 2020 zou zijn bereikt — terwijl de partijen benadrukten dat de stilleggingen vanaf maart 2020 zijn begonnen (48). De Commissie was van oordeel dat zowel de sterke daling van de winstgevendheid in het laatste kwartaal van 2019, d.w.z. vóór de verplichte stilleggingen van fabrieken vanwege de COVID-19-pandemie, als de sterke verbetering van de winstgevendheid in het tweede kwartaal van 2020 in tegenspraak zijn met het argument dat deze analyse een bevestiging zou vormen voor het argument over de gevolgen van de verplichte stilleggingen. Het argument werd derhalve niet overtuigend onderbouwd geacht.

(310)

De Russische overheid verklaarde dat bepaalde in een studie samengevatte bevindingen in verband met COVID-19 de oorzaak waren van de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak (49). Deze bevindingen hebben betrekking op het trage herstel van de eurozone in vergelijking met de VRC, het effect van kortstondige bevoorradingstekorten op de be- en verwerkende industrie en de verschillen tussen sectoren wat het herstel na COVID-19 betreft. Het argument wordt afgewezen om de in overweging 306 uiteengezette redenen en op grond van de aard van de studie, die gericht is op sectoren die geen verband houden met corrosiebestendig staal.

5.2.8.   Prijzen van warmgewalst breedband

(311)

Sommige partijen verklaarden dat de producenten in de Unie te lijden hadden onder een scheve verhouding tussen kosten en opbrengsten als gevolg van de prijsschommelingen voor warmgewalst breedband, dat volgens marktinformatie in de tweede helft van 2020 duurder is geworden. De meeste producenten in de Unie zijn verticaal geïntegreerd en de prijs van warmgewalst breedband op de vrije markt had geen invloed op hun productiekosten voor corrosiebestendig staal. De Commissie heeft het argument afgewezen.

5.2.9.   Concurrentiesituatie van de bedrijfstak van de Unie

(312)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de Russische overheid aan dat de toename van het marktaandeel van de Republiek Korea en Taiwan aantoonde dat de bedrijfstak van de Unie niet voldoende concurrerend was.

(313)

De Commissie merkte op dat een toegenomen aanwezigheid van invoer geen indicatie is voor de concurrentiesituatie van een binnenlandse bedrijfstak. Voorts stelde de Commissie vast dat de absolute omvang van de invoer uit deze twee landen en vooral de stijging van deze invoer in de beoordelingsperiode beperkt was in vergelijking met die van de betrokken landen. Het argument werd derhalve afgewezen.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(314)

In het licht van de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie een oorzakelijk verband vastgesteld tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit Rusland en Turkije. De toename van de invoer met dumping uit de betrokken landen viel samen met een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie. De laaggeprijsde invoer uit Turkije en Rusland nam exponentieel toe en belette de bedrijfstak van de Unie de verkoopprijzen en -volumes te verhogen na het antiontwijkingsonderzoek betreffende de invoer uit de VRC. Wat de prijzen betreft, zorgde de invoer met dumping uit de betrokken landen voortdurend voor onderbieding van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en in elk geval voor aanzienlijke prijsdruk, waardoor de bedrijfstak van de Unie ervan werd weerhouden zijn prijzen vast te stellen op een duurzaam niveau dat noodzakelijk was om redelijke winstmarges te kunnen behalen.

(315)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en het schadelijke effect van de invoer met dumping. Zij stelde vast dat factoren zoals de ontwikkeling van het interne gebruik en bepaalde investeringen niet hebben bijgedragen tot de geleden schade. Het effect van factoren zoals de invoer uit andere derde landen, de uitvoer door de producenten van de Unie, de ontwikkeling van de vraag, de COVID-19-pandemie en de prijzen van warmgewalst breedband was over het geheel genomen beperkt.

(316)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de betrokken landen de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade.

6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(317)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen.

6.1.   Schademarge

(318)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een streefwinst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening.

(319)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer vanuit het aan een onderzoek onderworpen land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Deze winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(320)

De klager verklaarde dat de nagestreefde winst ten minste gelijk moest zijn aan die in de vorige zaak betreffende corrosiebestendig staal (VRC) (7,4 %). Een producent uit de Unie stelde 15 % voor. Sommige partijen voerden aan dat de door de klager voorgestelde winst te hoog was.

(321)

De Commissie stelde vast dat de bedrijfstak van de Unie in 2017 een gemiddelde winst van 6,2 % kon behalen. Hoewel er nog geen antidumpingmaatregelen waren ingesteld op de invoer van corrosiebestendig staal uit de VRC, was de omvang van de invoer met dumping uit de VRC in 2017 al afgenomen als gevolg van de opening van het antidumpingonderzoek in december 2016. Bovendien was de invoer uit Rusland en Turkije in dat jaar nog betrekkelijk gering (zie tabel 2).

(322)

De Commissie heeft ook de jaren voorafgaand aan de beoordelingsperiode geanalyseerd, maar die werden niet geschikt bevonden vanwege de toevloed van invoer met dumping uit de VRC die gevolgen had voor de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft nota genomen van de nagestreefde winst die is gehanteerd in de vorige zaak betreffende corrosiebestendig staal (VRC), die evenwel van 2008 dateert.

(323)

Daarom heeft de Commissie besloten dat de gemiddelde gewogen winst van 6,2 % die in 2017 werd behaald, de meest geschikte basis was voor de berekening van de nagestreefde winst in de onderhavige zaak.

(324)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hebben twee producenten in de Unie bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat hun niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode onder normale mededingingsvoorwaarden hoger zou zijn geweest. Op basis van het bewijsmateriaal van de ondernemingen, dat met de rapportage-instrumenten en boekhoudsystemen van de ondernemingen in overeenstemming kon worden gebracht, heeft de Commissie de argumenten aanvaard. Om dit in de nagestreefde winst tot uiting te laten komen, berekende de Commissie het verschil tussen de uitgaven voor investeringen, O & O en innovatie (“IOI”) onder normale mededingingsvoorwaarden, zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en geverifieerd door de Commissie, en de werkelijke IOI-uitgaven tijdens de beoordelingsperiode. Deze verschillen, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroegen 0,02 % en 0,35 %. Deze percentages werden bij de basiswinst van 6,2 % opgeteld, waardoor de uiteindelijke nagestreefde winst tussen 6,20 % en 6,55 % varieerde.

(325)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal (gebaseerd op de boekhoudsystemen van de ondernemingen, hun rapportage-instrumenten en hun prognoses) heeft de Commissie de extra kosten vastgesteld op een bedrag tussen 3,05 en 38,78 EUR per ton.

(326)

Deze kosten omvatten de toekomstige aanvullende kosten om te voldoen aan het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS). De EU-ETS is een hoeksteen van het EU-beleid om te voldoen aan multilaterale milieuovereenkomsten. Deze extra kosten werden berekend op basis van de gemiddelde geraamde extra EU-emissierechten die tijdens de periode van toepassing van de maatregelen (2022-2026) zullen moeten worden aangekocht. Bij de extra kosten is ook rekening gehouden met indirecte CO2-kosten als gevolg van een stijging van de elektriciteitsprijzen in de periode 2022 tot 2026 in verband met het EU-ETS, en de verwachte prijzen van EU-emissierechten.

(327)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de nagestreefde winstmarge (zie overweging 324) toe te passen op de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

(328)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat de productiekosten die waren gebruikt als basis voor de berekening van een geen schade veroorzakende prijs, te hoog waren vanwege de herverdeling van productielijnen bij bepaalde producenten, zoals vermeld in overweging 235. Dit argument was niet onderbouwd. Zoals vermeld in overweging 295, hebben de kostengegevens die in dit onderzoek, alsmede bij de berekening van een geen schade veroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie, zijn gebruikt in elk geval alleen betrekking op de kosten in verband met de productie van het soortgelijke product, en zijn de micro-indicatoren alleen verzameld en gebruikt op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten. De Commissie bevestigde dat de in de overwegingen 235 en 244 bedoelde herverdeling een klein aantal niet in de steekproef opgenomen producenten betreft en derhalve alleen van invloed is op de betrokken macro-indicatoren, zoals naar behoren is toegelicht. Het argument wordt derhalve afgewezen.

(329)

De Commissie bepaalde vervolgens de schademarge aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende Russische producenten-exporteurs en de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, niet schadelijke prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(330)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistte Severstal om dezelfde redenen als vermeld in overweging 220 de correcties voor VAA-kosten en winst die naar analogie van artikel 2, lid 9, waren toegepast op de verkoopprijzen van haar verbonden handelaren in de Unie.

(331)

Zoals opgemerkt in overweging 221, heeft het Hof van Justitie de wettigheid bevestigd van de analoge toepassing van artikel 2, lid 9, om de uitvoerprijs vast te stellen met het oog op de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf (50). Daarom werd dit argument afgewezen.

(332)

De schademarge voor “andere medewerkende ondernemingen” en voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overwegingen 138 en 182).

6.2.   Conclusie inzake het niveau van de maatregelen

(333)

Na bovenstaande beoordeling moeten de definitieve antidumpingrechten overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Definitief antidumpingrecht

Rusland

PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works

36,6  %

37,4  %

36,6  %

Novolipetsk Steel

12,7  %

10,3  %

10,3  %

PAO Severstal

39,8  %

31,3  %

31,3  %

Alle andere ondernemingen

39,8  %

37,4  %

37,4  %

Turkije

MMK Turkey

10,5  %

13,8  %

10,5  %

Tatmetal

2,4  %

10,1  %

2,4  %

Tezcan

11,0  %

13,7  %

11,0  %

Andere medewerkende ondernemingen

8,0  %

12,5  %

8,0  %

Alle andere ondernemingen

11,0  %

13,8  %

11,0  %

7.   BELANG VAN DE UNIE

(334)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen vast te stellen. Het belang van de Unie is vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(335)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit 20 producenten in 14 lidstaten en stelt 9 237 mensen tewerk. De meerderheid van de producenten in de Unie steunde de klacht. Geen van de producenten heeft bezwaar gemaakt tegen de opening van het onderzoek.

(336)

Zoals werd geconcludeerd in de punten 4.5.4 en 5.3, is de situatie van de bedrijfstak van de Unie als gevolg van invoer met dumping uit Rusland en Turkije verslechterd.

(337)

De ten aanzien van de invoer uit Rusland en Turkije ingestelde antidumpingmaatregelen zullen naar verwachting tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie leiden en de bedrijfstak van de Unie in staat stellen om winstniveaus te bereiken die houdbaar zijn voor deze kapitaalintensieve bedrijfstak. Bijgevolg zullen de producenten in de Unie zich naar verwachting van de geleden schade herstellen, blijven investeren en hun toezeggingen nakomen, met inbegrip van die op sociaal en milieugebied.

(338)

Als er geen maatregelen worden ingesteld, zou dit zware verliezen voor de bedrijfstak van de Unie tot gevolg hebben, zou de levensvatbaarheid ervan in gevaar komen en zou dat mogelijk leiden tot de sluiting van productiefaciliteiten en tot ontslagen. Het uitblijven van maatregelen zou kunnen leiden tot afhankelijkheid van leveringen uit derde landen.

(339)

De producent-exporteur Tezcan verklaarde dat de invoer van staal al wordt gecontroleerd via vrijwaringsmaatregelen voor staal en vanaf 2023 ook zal worden gecontroleerd door de monitoring in het kader van het CBAM (51). Andere partijen, waaronder de Turkse overheid, wezen eveneens op de beschermende maatregelen waarvan de producenten in de Unie reeds profiteren. Al deze argumenten worden afgewezen: het huidige antidumpingonderzoek heeft betrekking op een afzonderlijke kwestie die nog niet door een bestaande maatregel wordt aangepakt.

(340)

Derhalve concludeert de Commissie dat de instelling van maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs

(341)

Geen enkele importeur heeft aan het onderzoek medewerking verleend.

(342)

De Turkse vereniging CIB wees op bevoorradingstekorten die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor de importeurs in de Unie. De Commissie achtte dit argument ongegrond omdat importeurs en toeleveringsketens, afgezien van de overvloedige productie in de Unie, ook een beroep kunnen doen op de invoer uit talrijke landen. Bovendien betekent de instelling van antidumpingmaatregelen niet dat de invoer uit de betrokken landen wordt verboden. Het niveau van de maatregelen mag de Turkse en Russische staalproducenten er niet van weerhouden hun corrosiebestendig staal in de Unie en aan de importeurs in de Unie tegen billijke prijzen te verkopen. Het argument werd afgewezen.

(343)

CIB voerde ook aan dat de maatregelen negatieve gevolgen zouden hebben voor importeurs in de Unie omdat importeurs nog steeds moeilijkheden ondervinden om van de COVID-19-pandemie te herstellen. Zij heeft geen bewijs ter onderbouwing van dit argument overgelegd en daarom werd het argument afgewezen. Door het gebrek aan medewerking van importeurs kon de Commissie niet nagaan of de importeurs slecht presteerden of niet in staat waren eventuele prijsverhogingen door te berekenen.

7.3.   Belang van de gebruikers

(344)

Geen enkele gebruiker heeft aan het onderzoek medewerking verleend.

(345)

De Vereniging van Europese Automobielfabrikanten heeft een verzoek ingediend om de autofabrikanten in de Unie vrij te stellen van alle maatregelen die hun concurrentievermogen negatief zouden beïnvloeden. De Commissie stelde vast dat het product waarop dit onderzoek betrekking heeft vrijwel niet door de automobielsector wordt gebruikt en dat eventuele gevolgen van de maatregelen in die sector derhalve slechts van geringe betekenis zouden zijn.

(346)

Partijen die de belangen van de producenten-exporteurs behartigen, wezen op bevoorradingstekorten die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor gebruikers in de Unie. De partijen voerden aan dat de producenten in de Unie het moeilijk hadden hun activiteiten te hervatten en niet in staat waren te voldoen aan een groeiende vraag van afnemers, met name wat betreft dunne materialen, smalle materialen, met Galvalume beklede materialen en breedband lichter dan 10 ton, die de producenten in de Unie normaal gesproken niet bereid zouden zijn te leveren. Het argument was niet onderbouwd en werd om de in overweging 342 uiteengezette redenen afgewezen.

(347)

De Turkse vereniging CIB vroeg om geen maatregelen in te stellen omdat de Commissie in het onderzoek van 2007 naar synthetische stapelvezels van polyesters (52) tot de bevinding was gekomen dat maatregelen niet in het belang van de Unie waren, onder meer vanwege de lage winstmarges van gebruikers en hun moeilijkheden om prijsverhogingen door te berekenen, alsmede bevoorradingsproblemen. Het argument werd afgewezen. Het gedeelte van het argument betreffende de bevoorradingsproblemen wordt afgewezen om de in overweging 342 uiteengezette redenen.

(348)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat het gebruik van alternatieve bevoorradingsbronnen, die, zoals in die overweging wordt vermeld, ruim voorhanden zijn, zou leiden tot hogere aankoopprijzen van corrosiebestendig staal voor de gebruikers. De Commissie herinnerde eraan dat antidumpingmaatregelen ten doel hebben een einde te maken aan de invoer van oneerlijk geprijsde producten op de markt van de Unie, zodat voor alle marktdeelnemers een gelijk speelveld wordt hersteld. Dezelfde partijen trokken ook de beschikbaarheid van de in overweging 342 vermelde alternatieve bronnen in twijfel, omdat de Amerikaanse importeurs wereldwijd de hoogste bieders zijn. De Commissie merkte op dat de invoer uit andere landen dan de betrokken landen in het onderzoektijdvak goed was voor een marktaandeel van 9,9 %, ondanks de oneerlijke concurrentie op de markt van de Unie vanuit de betrokken landen, die een marktaandeel van 12,9 % hadden. Op grond hiervan werd het argument afgewezen.

(349)

Zoals reeds vermeld, hebben geen gebruikers de vragenlijst voor gebruikers beantwoord en derhalve konden bij hen geen gegevens worden ingewonnen over de winstgevendheid van gebruikers. In bijlage U-1 bij de klacht verstrekten de klagers een berekening waaruit bleek dat corrosiebestendig staal in een toepassing in de bouwsector een verwaarloosbaar deel van de kosten van het eindproduct uitmaken. Volgens Eurofer zou dat ook gelden voor andere downstreamsegmenten (53).

(350)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden CIB en verschillende producenten-exporteurs aan dat deze informatie ontoereikend was, maar zij hebben geen zinvolle alternatieve studie naar de weerslag van de kosten voor gebruikers voorgelegd. Net als de Russische overheid voerden zij aan dat de prijzen van corrosiebestendig staal na het onderzoektijdvak sterk zouden zijn gestegen en dat deze meest recente prijsstijging “noodzakelijkerwijs” zware gevolgen zou hebben voor gebruikers.

(351)

De Commissie herinnerde eraan dat de relevante effectbeoordeling voor gebruikers in het kader van de analyse van het belang van de Unie moet bestaan in de beoordeling van het eventuele effect van het antidumpingrecht op hen, en niet van het effect van eventuele prijsstijgingen om andere redenen. Er hebben geen gebruikers medewerking verleend aan het onderzoek en de Commissie was derhalve niet in staat na te gaan welk effect de ontwikkelingen na het onderzoektijdvak hadden op de situatie van de gebruikers. Op grond hiervan werd het argument afgewezen.

7.4.   Anderen factoren

(352)

Sommige partijen verklaarden dat de staalproducenten in de Unie consequent probeerden hun oligopolie op de markt van de Unie te handhaven en de internationale concurrentie uit te schakelen. Zij merkten op dat de producenten in de Unie reeds een aanzienlijk aandeel van de vrije markt bedienden, terwijl dat aandeel de volumes voor intern gebruik niet omvatte, en vreesden voor een monopolie.

(353)

De Commissie achtte het argument dat er sprake is van een oligopolie ongegrond, aangezien er — zoals in overweging 335 is vermeld — 20 bekende producenten zijn die tot meer dan 10 verschillende groepen behoren en er aanzienlijke hoeveelheden uit derde landen worden ingevoerd. Wegens het ontbreken van bewijs van concurrentievervalsende praktijken is het huidige marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie irrelevant voor de onderbouwing van deze argumenten betreffende een oligopolie, laat staan een monopolie. De Commissie verwijst naar haar recente werkdocument (54), waarin zij opmerkt dat “in de recente consolidatiegolf de controle op concentraties ertoe heeft bijgedragen dat op de Europese staalmarkten een levendige concurrentie is behouden, wat in het voordeel werkt van de vele downstreamindustrieën die staal verbruiken, afhankelijk zijn van betaalbare materialen om wereldwijd te concurreren en werkgelegenheid bieden aan miljoenen Europeanen. Door concurrentieverstorende concentraties (bv. Tata Steel/ThyssenKrupp) te verbieden of concentraties toe te staan waaraan voorwaarden zoals structurele afstotingen (bv. ArcelorMittal/Ilva) zijn verbonden, heeft de concentratiecontrole ervoor gezorgd dat Europese staalafnemers niet met minder keuze, hogere prijzen of minder innovatie blijven zitten”. Het argument werd derhalve afgewezen.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(354)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat het instellen van maatregelen ten aanzien van de invoer van corrosiebestendig staal van oorsprong uit Rusland en Turkije niet in het belang van de Unie zou zijn.

8.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(355)

In het licht van de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie, en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, moeten definitieve antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping van het betrokken product. Antidumpingrechten moeten in overeenstemming met de regel van het laagste recht worden vastgesteld.

(356)

De Commissie merkte op dat de EU na de opening van het onderzoek, als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne, opeenvolgende sanctiepakketten tegen Rusland heeft aangenomen die ook gevolgen hadden voor staalproducten en/of de staalondernemingen die het onderzochte product na het onderzoektijdvak produceren en uitvoeren. Het laatste sanctiepakket dat betrekking heeft op het onderzochte product en/of de producenten-exporteurs omvat een verbod op de invoer van corrosiebestendig staal. Dit verbod is op 16 maart 2022 in werking getreden (55). Aangezien deze sancties verband houden met de militaire agressie en de onderliggende geopolitieke situatie, zijn de reikwijdte, de modulering en/of de duur ervan niet te voorspellen. Bovendien hebben antidumpingmaatregelen een geldigheidsduur van vijf jaar. Gezien bovengenoemde onzekerheden en het feit dat de Raad de precieze reikwijdte en duur van de sancties op elk moment kan wijzigen, was de Commissie van mening dat deze sancties niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies in deze procedure.

(357)

Gelet op het voorgaande moeten de definitieve antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:

Land

Onderneming

Definitief antidumpingrecht

Rusland

PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works

36,6  %

Novolipetsk Steel

10,3  %

PAO Severstal

31,3  %

Alle andere ondernemingen

37,4  %

Turkije

MMK Metalurji Sanayi Ticaret ve Liman İşletmeciliği A.Ş.

10,5  %

TatMetal Çelik Sanayi ve Ticaret A.Ş

2,4  %

Tezcan Galvanizli Yapi Elemanlari Sanayi ve Ticaret A.Ş.

11,0  %

Andere medewerkende ondernemingen

8,0  %

Alle andere ondernemingen

11,0  %

(358)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op het betrokken product van oorsprong uit de betrokken landen en geproduceerd door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(359)

Een onderneming die specifiek in deze verordening is genoemd en die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (56). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(360)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

(361)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De bedrijven met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur presenteren aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(362)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(363)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

9.   SLOTBEPALINGEN

(364)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (57) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(365)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 (58) heeft de Commissie voor een periode van drie jaar vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie (59) is de vrijwaringsmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2024. Het betrokken product is een van de productcategorieën die onder de vrijwaringsmaatregel vallen. Zodra de in het kader van de vrijwaringsmaatregel vastgestelde tariefcontingenten worden overschreden, zou bijgevolg zowel het douanerecht bij contingentoverschrijding als het antidumpingrecht op dezelfde invoer verschuldigd zijn. Aangezien een dergelijke cumulatie van antidumpingmaatregelen met vrijwaringsmaatregelen een groter effect op de handel kan hebben dan wenselijk, heeft de Commissie besloten te voorkomen dat het antidumpingrecht en het douanerecht bij contingentoverschrijding voor het betrokken product gedurende de duur van de instelling van het vrijwaringsrecht gelijktijdig worden toegepast.

(366)

Dit betekent dat in gevallen waarin het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding op het betrokken product van toepassing wordt en dit recht het niveau van de in de onderhavige verordening vastgestelde antidumpingrechten overschrijdt, uitsluitend het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding wordt geïnd. Gedurende de periode waarin de vrijwarings- en de antidumpingrechten gelijktijdig van toepassing zijn, wordt de inning van de krachtens de onderhavige verordening ingestelde rechten geschorst. Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding op het betrokken product van toepassing wordt en dit recht wordt vastgesteld op een lager niveau dan het niveau van de antidumpingrechten in de onderhavige verordening, wordt het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd naast het verschil tussen dat recht en de hogere krachtens de onderhavige verordening ingestelde antidumpingrechten. Het gedeelte van het bedrag aan niet-geïnde antidumpingrechten wordt geschorst.

(367)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte producten van ijzer of gelegeerd staal of niet-gelegeerd staal; thermisch geplateerd of bekleed met zink en/of aluminium en/of magnesium, al dan niet gelegeerd met silicium; chemisch gepassiveerd; met of zonder aanvullende oppervlaktebehandeling, zoals invetten of verzegelen; bevattende: niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof, niet meer dan 1,1 gewichtspercent aluminium, niet meer dan 0,12 gewichtspercent niobium, niet meer dan 0,17 gewichtspercent titaan en niet meer dan 0,15 gewichtspercent vanadium; opgerold, als op maat gesneden platen en als bandstaal aangeboden, van oorsprong uit Rusland en Turkije, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7210 41 00, ex 7210 49 00, ex 7210 61 00, ex 7210 69 00, ex 7210 90 80, ex 7212 30 00, ex 7212 50 61, ex 7212 50 69, ex 7212 50 90, ex 7225 92 00, ex 7225 99 00, ex 7226 99 30, ex 7226 99 70 (Taric-codes: 7210410020, 7210410030, 7210490020, 7210490030, 7210610020, 7210610030, 7210690020, 7210690030, 7210908092, 7212300020, 7212300030, 7212506120, 7212506130, 7212506920, 7212506930, 7212509014, 7212509092, 7225920020, 7225920030, 7225990022, 7225990023, 7225990041, 7225990092, 7225990093, 7226993010, 7226993030, 7226997013, 7226997093, 7226997094).

De volgende producten blijven buiten beschouwing:

i)

producten van roestvrij staal, van siliciumstaal en van sneldraaistaal;

ii)

producten die enkel warm of koud gewalst zijn.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Land

Onderneming

Definitief antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Rusland

PJSC Magnitogorsk Iron and Steel Works

36,6  %

C217

Novolipetsk Steel

10,3  %

C216

PAO Severstal

31,3  %

C218

Alle andere ondernemingen

37,4  %

C999

Turkije

MMK Metalurji Sanayi Ticaret ve Liman İşletmeciliği A.Ş.

10,5  %

C865

TatMetal Çelik Sanayi ve Ticaret A.Ş

2,4  %

C866

Tezcan Galvanizli Yapi Elemanlari Sanayi ve Ticaret A.Ş.

11,0  %

C867

Andere medewerkende ondernemingen, opgenomen in de bijlage

8,0  %

 

Alle andere ondernemingen

11,0  %

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing wordt op gewalste platte producten van ijzer of gelegeerd staal of niet-gelegeerd staal; thermisch geplateerd of bekleed met zink en/of aluminium en/of magnesium, al dan niet gelegeerd met silicium; chemisch gepassiveerd; met of zonder aanvullende oppervlaktebehandeling, zoals invetten of verzegelen; bevattende: niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof, niet meer dan 1,1 gewichtspercent aluminium, niet meer dan 0,12 gewichtspercent niobium, niet meer dan 0,17 gewichtspercent titaan en niet meer dan 0,15 gewichtspercent vanadium; opgerold, als op maat gesneden platen en als bandstaal aangeboden, als bedoeld in artikel 1, lid 1, en dit recht hoger is dan het overeenkomstige ad-valoremantidumpingrecht als vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitsluitend het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd.

2.   Gedurende de periode waarin het bepaalde in lid 1 van toepassing is, wordt de inning van de krachtens de onderhavige verordening ingestelde rechten geschorst.

3.   Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing wordt op gewalste platte producten van ijzer of gelegeerd staal of niet-gelegeerd staal; thermisch geplateerd of bekleed met zink en/of aluminium en/of magnesium, al dan niet gelegeerd met silicium; chemisch gepassiveerd; met of zonder aanvullende oppervlaktebehandeling, zoals invetten of verzegelen; bevattende: niet meer dan 0,5 gewichtspercent koolstof, niet meer dan 1,1 gewichtspercent aluminium, niet meer dan 0,12 gewichtspercent niobium, niet meer dan 0,17 gewichtspercent titaan en niet meer dan 0,15 gewichtspercent vanadium; opgerold, als op maat gesneden platen en als bandstaal aangeboden, als bedoeld in artikel 1, lid 1, en dit recht wordt vastgesteld op een lager niveau dan het antidumpingrecht als vermeld in artikel 1, lid 2, wordt het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd naast het verschil tussen dat recht en het hogere antidumpingrecht als vermeld in artikel 1, lid 2.

4.   Het gedeelte van het bedrag aan overeenkomstig lid 3 niet-geïnde antidumpingrechten wordt geschorst.

5.   De in de leden 2 en 4 bedoelde schorsingen zijn van tijdelijke aard en gelden voor de periode waarin het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing is.

Artikel 3

Artikel 1, lid 2, kan worden gewijzigd om nieuwe producenten-exporteurs uit Turkije toe te voegen en hen te onderwerpen aan het passende gewogen gemiddelde antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen. Een nieuwe producent-exporteur toont met bewijs aan dat:

a)

hij de in artikel 1, lid 1, beschreven goederen van oorsprong uit Turkije tijdens het onderzoektijdvak (1 januari 2020 tot en met 31 december 2020) niet heeft uitgevoerd;

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zijn, en

c)

hij het betrokken product daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om na het verstrijken van het onderzoektijdvak een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB C 245 van 24.6.2021, blz. 21.

(3)  Mededeling in het dossier t21.005164 van 6 juli 2021.

(4)  Mededeling in het dossier t21.007177 van 21 oktober 2021.

(5)  De drie aanvankelijk in de steekproef opgenomen producenten in de Unie is gevraagd de vragenlijst in te vullen op het moment van de bevestiging van de voorlopige steekproef op 6 juli 2021, terwijl de producent in de Unie die aan de steekproef is toegevoegd (zie overweging 7) is gevraagd dit op 21 oktober 2021 te doen.

(6)  Vragenlijsten voor producenten in de Unie, producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers waren beschikbaar op https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2531

(7)  Arrest van het Gerecht van 25 januari 2017, Rusal Armenal ZAO/Raad, T-512/09 RENV, ECLI:EU:T:2017:26, punt 130.

(8)  In het niet-vertrouwelijke document t21.005520 heeft de klager een lijst van negen producenten in de Unie verstrekt, alsmede pagina’s uit onlinecatalogussen waaruit blijkt dat die producenten corrosiebestendig staal met een dikte van minder dan 0,40 mm kunnen vervaardigen.

(9)  In het niet-vertrouwelijke document t21.005520 heeft de klager voorbeelden verstrekt, geschraagd met de toepasselijke EU-normen, waaruit blijkt dat met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en corrosiebestendig staal met andere bekledingen in de bouw als alternatief voor elkaar kunnen worden gebruikt.

(10)  In het niet-vertrouwelijke document t22.003396 heeft de klager voorbeelden verstrekt, geschraagd met de toepasselijke EU-normen, waaruit blijkt dat met AluZinc bekleed corrosiebestendig staal en corrosiebestendig staal met andere bekledingen verwisselbaar zijn als zij worden gebruikt in bepaalde metalen raamwerken, dakbedekking en gevelbekleding.

(11)  Verslag van de beroepsinstantie, DS493 — Oekraïne — Antidumpingmaatregelen voor ammoniumnitraat (Rusland), punt 6.97.

(12)  Verslag van het panel, DS473 — EU — Biodiesel (Argentinië), punt 7.232.

(13)  PJSC MMK en dochterondernemingen. Geconsolideerde jaarrekeningen van het jaar dat eindigde op 31 december 2012, 2013 en 2014. Beschikbaar op https://mmk.ru/en/investor/results-and-reports/financial-results/ (laatst geraadpleegd op 25 oktober 2021).

(14)  De bekendmaking van “Making of an interested-party transaction by the Issuer”. Beschikbaar op https://mmk.ru/en/about/corporate-governance/disclosure-of-information/essential-facts/ Op 4 april 2022 was deze webpagina van de onderneming niet beschikbaar. De documenten zijn nog steeds voor het publiek beschikbaar op het onlineportaal van het Corporate Information Disclosure Centre van LLC Interfax, https://e-disclosure.ru/portal/company.aspx?id=9&attempt=1 (laatst geraadpleegd op 4 april 2022).

(15)  Bijlagen bij het jaarverslag van MMK voor het jaar 2017. Beschikbaar op https://mmk.ru/en/investor/results-and-reports/annual-reports/ (laatst geraadpleegd op 4 april 2022).

(16)  Verslag van het panel, VS — Antidumping- en compenserende rechten (Korea), WT/DS539/R, punt 7.36. Zie tevens het verslag van de beroepsinstantie, VS — Koolstofstaal (India), WT/DS436/AB/R, punt 4.421.

(17)  Inleiding, punt 5), van de vragenlijst voor de producenten-exporteurs in Rusland (blz. 7). Beschikbaar op https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-history?caseId=2531 (laatst geraadpleegd op 10 juni 2022).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24, overweging 569).

(19)  Hoewel de onderneming niet bij elke wederverkooptransactie afzonderlijk heeft aangegeven of het om een zuivere wederverkoop dan wel om een wederverkoop na verwerking ging, kan uit een eenvoudige vergelijking van PCN’s en hoeveelheden die door NLMK aan NSSC zijn verkocht en die door NSSC aan niet-verbonden afnemers zijn wederverkocht, worden opgemaakt dat het slechts bij ongeveer een derde van de door NSSC wederverkochte hoeveelheden onverwerkte goederen betrof die in het OT bij NLMK waren aangekocht. De overige twee derden werden verkocht uit de voorraad of na een verwerking, waardoor de productsoort veranderde.

(20)  Overweging 71 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1328 van de Commissie van 29 juli 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie (PB L 210 van 4.8.2016, blz. 1).

(21)  Arrest van het Hof van Justitie van 5 oktober 1988, Silver Seiko Limited e.a./Raad van de Europese Gemeenschappen, 273/85 en 107/86, ECLI:EU:C:1988:466, punt 16.

(22)  Arrest van het Gerecht van 17 december 2008, HEG Ltd en Graphite India Ltd/Raad van de Europese Unie, T-462/04, ECLI:EU:T:2008:586, punt 64.

(23)  t21.005086.

(24)  De documenten ter aanvulling van bijlage I-1 bij de klacht zijn gevoegd bij mededeling in het dossier t21.006245 van 8 september 2021 (ter inzage van de belanghebbenden).

(25)  Mededeling in het dossier t22.001059 van 4 februari 2022 (ter inzage van de belanghebbenden).

(26)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1948 van de Commissie van 25 november 2019 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/186 van de Commissie ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer (PB L 304 van 26.11.2019, blz. 10).

(27)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1156 van de Commissie van 4 augustus 2020 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/186 is ingesteld op bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd corrosiebestendig staal (PB L 255 van 5.8.2020, blz. 36). De methode voor de vaststelling van de cijfers in tabel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1156 wordt onder die tabel in detail beschreven. Daarbij is een beroep gedaan op Uitvoeringsverordening (EU) 2018/186 van de Commissie, Eurostat en ramingen van de bedrijfstak.

(28)  De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verkochten het soortgelijke product meestal rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de EU. Ongeveer 5 % van deze verkoop in de EU verliep via verbonden verkoopmaatschappijen en deze verkoop vond plaats tegen prijzen die vergelijkbaar waren met die van de rechtstreekse verkoop aan onafhankelijke afnemers.

(29)  Arrest van het Gerecht van 2 april 2020, Hansol Paper Co. Ltd/Commissie, T-383/17, ECLI:EU:T:2020:139, punten 200-203.

(30)  Arrest van het Gerecht van 27 april 2022, Giant Electric Vehicle Kunshan Co. Ltd/Commissie, T-242/19, ECLI:EU:T:2022:259.

(31)  Arrest van het Gerecht van 4 mei 2022, China Rubber Industry Association (CRIA) en China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemicals Importers & Exporters (CCCMC)/Commissie, T-30/19 en T-72/19, ECLI:EU:T:2022:266, punten 128-131.

(32)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2022, Commissie/Hansol Paper, C-260/20 P, ECLI:EU:C:2022:370, punt 101.

(33)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2022, Commissie/Hansol Paper, C-260/20 P, ECLI:EU:C:2022:370.

(34)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2022, Commissie/Hansol Paper, C-260/20 P, ECLI:EU:C:2022:370, punt 105.

(35)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2022, Commissie/Hansol Paper, C-260/20 P, ECLI:EU:C:2022:370, punt 99.

(36)  Aangezien de producenten in de Unie overwegend rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de EU verkopen, achtte de Commissie de vastgestelde prijsonderbiedingsmarges voldoende representatief.

(37)  De door Eurofer verstrekte antwoorden op de vragenlijst werden op afstand getoetst.

(38)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1156.

(39)  Zie de analyse van de staalverbruikende sectoren in de Unie in het verslag van Eurofer, getiteld “Economic and steel market outlook 2021-2022, second quarter 2021 report” van mei 2021, beschikbaar op https://www.eurofer.eu/publications/economic-market-outlook/economic-and-steel-market-outlook-2021-2022-second-quarter/

(40)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1948.

(41)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1444 van de Commissie van 9 augustus 2017 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (C/2017/5512) (PB L 207 van 10.8.2017, blz. 1).

(42)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/186 van de Commissie van 7 februari 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald corrosiebestendig staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 34 van 8.2.2018, blz. 16).

(43)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1156.

(44)  Op basis van de gegevens in de klacht berekende CIB de kosten en prijzen van de bedrijfstak van de Unie op kwartaalbasis en de daaruit voortvloeiende winst vanaf het derde kwartaal van 2019 tot het laatste kwartaal van het onderzoektijdvak (t21.007886 en t22.003104).

(45)  Uitsluitend voor 2020 gebaseerd op volumes uit Surveillance 2.

(46)  Op 4 februari 2022 heeft de Commissie middels mededeling in het dossier t22.001509 per land van uitvoer voor het kalenderjaar 2020 informatie verstrekt over de samengevoegde bedragen betreffende het invoervolume en de invoerwaarde van het onderzochte product.

(47)  Zie voor een voorbeeld de niet-vertrouwelijke documenten in t21.005684 (Marcegaglia Carbon Steel S.p.A).

(48)  Opmerkingen van CIB, t21.006224, tabel onder punt 34.

(49)  De bevindingen zijn te vinden in de studie “Impacts of the COVID-19 pandemic on EU industries”, die op verzoek van de Commissie industrie, onderzoek en energie (ITRE) van het Europees Parlement is uitgevoerd en beschikbaar is op https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2021/662903/IPOL_STU(2021)662903_EN.pdf

(50)  Zie ook het arrest van het Gerecht van 22 september 2021, PAO Severstal/Commissie, T-753/16, ECLI:EU:T:2021:612, punt 272.

(51)  Met het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (“CBAM”) wordt beoogd vanaf 2023 nieuwe verplichtingen op te leggen aan buitenlandse producenten die bepaalde producten (waaronder staal) naar de EU uitvoeren.

(52)  Besluit 2007/430/EG van de Commissie van 19 juni 2007 tot beëindiging van de antidumpingprocedure ten aanzien van de invoer van synthetische stapelvezels van polyesters (PSF) van oorsprong uit Maleisië en Taiwan en tot vrijgeving van de bedragen die in de vorm van voorlopige antidumpingrechten als zekerheid zijn gesteld (PB L 160 van 21.6.2007, blz. 30).

(53)  Zie onder meer de opmerkingen van Eurofer in t21.007474.

(54)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Towards Competitive and Clean European Steel”, SWD(2021) 353 final, 5 mei 2021, blz. 4-5.

(55)  Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB L 229 van 31.7.2014, blz. 1), als gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/428 (PB L 87 I van 15.3.2022, blz. 13). Zie https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A02014R0833-20220413 voor de geconsolideerde versie van Verordening (EU) nr. 833/2014, die alle wijzigingen met betrekking tot het sanctiepakket bevat.

(56)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(57)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(58)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).

(59)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie van 24 juni 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie teneinde de vrijwaringsmaatregel ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten te verlengen (PB L 225 I van 25.6.2021, blz. 1).


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Turkse producenten-exporteurs

Land

Naam

Aanvullende Taric-code

Turkije

Atakaş Çelik Sanayi Ve Ticaret A.Ş.

C868

Turkije

Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş.

C606

Turkije

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikaları T.A.Ş.

C869

Turkije

Erdemir Çelik Servis Merkezi San. ve T. A.Ş.

C870

Turkije

Tosyalı Toyo Çelik A.Ş.

C871

Turkije

Yildizdemir Çelik San.A.Ş.

C872


12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/182


VERORDENING (EU) 2022/1396 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven wat betreft de aanwezigheid van ethyleenoxide in levensmiddelenadditieven

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 14,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (3) zijn de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmiddelenadditieven vastgesteld.

(2)

De specificaties van levensmiddelenadditieven kunnen worden bijgewerkt overeenkomstig de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij op aanvraag van een lidstaat of een belanghebbende partij.

(3)

Ethyleenoxide is een belangrijke chemische stof met meerdere toepassingen, onder meer als steriliserend middel en als grondstof bij de vervaardiging van diverse producten. Ethyleenoxide is echter een tot bezorgdheid aanleiding gevende stof die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) als kankerverwekkend, mutageen en giftig voor de voortplanting is ingedeeld. De stof is noch overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) goedgekeurd als biocide, noch overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (6) als werkzame stof voor gebruik in gewasbeschermingsmiddelen.

(4)

Volgens Verordening (EU) nr. 231/2012 mag ethyleenoxide niet voor sterilisatiedoeleinden in levensmiddelenadditieven worden gebruikt. Er bestaat echter geen gekwantificeerde grenswaarde voor het gehalte aan ethyleenoxide ten aanzien van alle levensmiddelenadditieven. Overeenkomstig die verordening is alleen voor levensmiddelenadditieven bij de productie waarvan ethyleenoxide wordt gebruikt, een grenswaarde van maximaal 0,2 mg/kg ethyleenoxide vastgelegd. Die grenswaarde werd voor het eerst vastgesteld bij Richtlijn 2003/95/EG van de Commissie (7), op basis van het advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 6 mei 2002 (8), waarin werd geconcludeerd dat de geschatte innames uit de weinige levensmiddelenadditieven bij de vervaardiging waarvan ethyleenoxide wordt gebruikt, weliswaar zeer gering zijn, maar dat de innames uit voedselbronnen zo laag mogelijk moeten zijn, aangezien ethyleenoxide zowel genotoxisch als kankerverwekkend is.

(5)

Onlangs zijn er in RASFF verscheidene kennisgevingen ingediend met betrekking tot ethyleenoxide dat is aangetroffen in een aantal levensmiddelen, en met name in een aantal levensmiddelenadditieven die voor de vervaardiging van uiteenlopende levensmiddelen worden gebruikt. Op basis van die kennisgevingen en van de informatie betreffende de door de lidstaten uitgevoerde officiële controles zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2246 van de Commissie (9) maatregelen vastgesteld ten aanzien van goederen van niet-dierlijke oorsprong die uit bepaalde derde landen de Unie binnenkomen, teneinde de gezondheid van de mens te beschermen gezien het mogelijke risico op contaminatie met ethyleenoxide. Wat levensmiddelenadditieven betreft, kan de handhaving van het Unierecht echter problematisch zijn, omdat het moeilijk is vast te stellen of de aanwezigheid van ethyleenoxide het gevolg is van het gebruik ervan bij de sterilisatie van de levensmiddelenadditieven in strijd met Verordening (EU) nr. 231/2012 dan wel of aan die aanwezigheid enige andere reden ten grondslag ligt.

(6)

Om deze moeilijkheden te voorkomen en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te waarborgen, moet daarom worden bepaald dat niet voor alle levensmiddelenadditieven een toelating voor ethyleenoxide, ongeacht de oorsprong ervan, wordt verleend. Daartoe moet specifiek voor levensmiddelenadditieven een maximumresidugehalte voor ethyleenoxide worden vastgesteld op de bepaalbaarheidsgrens in die producten, dat wil zeggen op de gevalideerde laagste residuconcentratie die momenteel in het kader van routinemonitoring op basis van gevalideerde controlemethoden kan worden gekwantificeerd en gerapporteerd. Om de samenhang met Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (10) te garanderen, met name met de daarin vastgestelde grenswaarden voor de grondstoffen die worden gebruikt voor de productie van levensmiddelenadditieven, moeten de residuen van ethyleenoxide in dezelfde bewoordingen worden gedefinieerd als in die verordening.

(7)

Aangezien de wijziging van de specificaties naar verwachting geen negatief effect op de menselijke gezondheid zal hebben, is een veiligheidsbeoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 niet nodig.

(8)

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2003/95/EG van de Commissie van 27 oktober 2003 tot wijziging van Richtlijn 96/77/EG tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 71).

(8)  Advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 17 april 2002 over onzuiverheden van ethyleenoxide in levensmiddelenadditieven.

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2246 van de Commissie van 15 december 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 453 van 17.12.2021, blz. 5).

(10)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De inleidende tekst “Opmerking: Ethyleenoxide mag niet voor sterilisatiedoeleinden in levensmiddelenadditieven worden gebruikt” wordt vervangen door:

“Ethyleenoxide mag niet voor sterilisatiedoeleinden in levensmiddelenadditieven worden gebruikt.

Het residugehalte voor ethyleenoxide in de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen levensmiddelenadditieven, inclusief mengsels van levensmiddelenadditieven, bedraagt maximaal 0,1 mg/kg (som van ethyleenoxide en 2-chloorethanol, uitgedrukt als ethyleenoxide (*1)), ongeacht de oorsprong ervan.

(*1)  d.w.z. ethyleenoxide + 0,55* 2-chloorethanol.”;."

2)

In de vermeldingen voor E 431, polyoxyethyleen(40)stearaat, E 432, polyoxyethyleensorbitaanmonolauraat (polysorbaat 20), E 433, polyoxyethyleensorbitaanmonoöleaat (polysorbaat 80), E 434, polyoxyethyleensorbitaanmonopalmitaat (polysorbaat 40), E 435, polyoxyethyleensorbitaanmonostearaat (polysorbaat 60), E 436, polyoxyethyleensorbitaantristearaat (polysorbaat 65), E 1209, polyvinylalcohol-polyethyleenglycol-entcopolymeer, en E 1521, polyethyleenglycol, wordt onder de specificatie “Zuiverheid” de rij “Ethyleenoxide” geschrapt.


(*1)  d.w.z. ethyleenoxide + 0,55* 2-chloorethanol.”;.”


BESLUITEN

12.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 211/185


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1397 VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2022

tot niet-schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 ingestelde definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 14, lid 4,

Na raadpleging van het bij artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 29 september 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 (2) (“de oorspronkelijke verordening”) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten polyvinylalcohol (“PVA”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het betrokken product”) die in de Unie worden ingevoerd.

(2)

Na de instelling van de maatregelen voerden tien partijen (3) aan dat na het onderzoektijdvak (“OT”) (1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019) een tijdelijke wijziging van de marktverhoudingen had plaatsgevonden en voerden zij aan dat de definitieve maatregelen in het licht van die wijzigingen moesten worden geschorst overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 (“de basisverordening”).

(3)

Op 3 september 2021 heeft de Commissie besloten de schorsingsverzoeken verder te onderzoeken en heeft zij de belanghebbenden in de Unie verzocht informatie te verstrekken over het zogeheten “OT van het schorsingsonderzoek” (d.w.z. de periode na het OT van juli 2020 tot en met juni 2021) om de eventuele gevolgen van de vermeende gewijzigde omstandigheden op de markt van de Unie te onderzoeken en te beoordelen.

(4)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten vier belanghebbenden (Carbochem, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem) het door de Commissie gekozen OT van het schorsingsonderzoek.

(5)

Volgens hen had het OT van het schorsingsonderzoek in oktober 2020 moeten beginnen en ook de maanden juli en augustus 2021 moeten bestrijken, aangezien de Commissie in de vragenlijst om gegevens voor die maanden had verzocht.

(6)

De Commissie heeft het eerste schorsingsverzoek op 17 juni 2021 ontvangen en heeft het schorsingsonderzoek op 3 september 2021 geopend, waarbij zij de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek selecteerde, toen de vermeende wijzigingen van de marktverhoudingen zich zouden hebben voorgedaan.

(7)

Wat de maanden juli en augustus 2021 betreft, heeft de Commissie om gegevens over deze maanden verzocht om ook informatie te verzamelen over de marktontwikkeling na het OT van het schorsingsonderzoek. Niet alle medewerkende partijen beschikten echter over dergelijke gegevens. Niettemin heeft de Commissie, voor zover beschikbaar, de gegevens voor juli en augustus 2021 in aanmerking genomen, zoals vermeld in overweging 53.

(8)

Het argument werd daarom afgewezen.

(9)

Informatie over de vermeende tijdelijke wijziging in de marktomstandigheden werd ontvangen van twee producenten in de Unie en tien belanghebbenden, waaronder gebruikers, importeurs en verenigingen. Ook de producenten in de Unie hebben de gevraagde informatie met betrekking tot bepaalde schade-indicatoren verstrekt.

(10)

Op 20 mei 2022 heeft de Commissie haar voornemen bekendgemaakt om de maatregelen niet op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening te schorsen. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

2.   ONDERZOEK NAAR GEWIJZIGDE MARKTVERHOUDINGEN

(11)

In artikel 14, lid 4, van de basisverordening is bepaald dat antidumpingmaatregelen in het belang van de Unie mogen worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat ten gevolge van de schorsing opnieuw schade zal ontstaan. Hieruit volgt dat antidumpingmaatregelen uitsluitend kunnen worden geschorst als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de bedrijfstak van de Unie niet langer aanmerkelijke schade lijdt en het onwaarschijnlijk is dat dergelijke schade zich opnieuw zal voordoen.

2.1.   Bevindingen van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek

(12)

Uit het onderzoek dat tot de definitieve verordening heeft geleid, is gebleken dat de invoer uit China in de beoordelingsperiode (2016-juni 2019) met 53 % is gestegen tot een marktaandeel van [30 %-35 %] in het OT (juli 2018-juni 2019), tegenover 22 % in 2016. Tegelijkertijd is de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterd en liet deze voor alle belangrijke indicatoren een negatieve ontwikkeling zien: productie (–12 %), verkoop in de EU (–27 %), marktaandeel (gedaald van [35 %-40 %] tot [25 %-30 %]) en winstgevendheid (gedaald van [–0,5 % tot –5 %] tot [–10 % tot –15 %] in het OT). Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit China.

2.2.   Analyse van wijzigingen van de marktverhoudingen tijdens het OT van het schorsingsonderzoek

(13)

De vermeende tijdelijke wijzigingen van de marktverhoudingen na het OT bestonden uit verstoringen in de toeleveringsketen van de belangrijkste grondstof vinylacetaatmonomeer (“VAM”), in combinatie met een aanzienlijke stijging van de kosten van zeevervoer, wat leidde tot een wereldwijde schaarste van het betrokken product en aanzienlijke prijsstijgingen.

(14)

Op basis van de analyse van de opmerkingen die van de verschillende partijen zijn ontvangen naar aanleiding van het verzoek om nadere informatie van de Commissie, die werd getoetst aan de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens, concludeerde de Commissie dat er inderdaad sprake was van tijdelijke verstoringen in de mondiale toeleveringsketen met betrekking tot VAM. Deze verstoringen werden voornamelijk veroorzaakt door de winterstormen in februari 2021 in Texas. Door deze gebeurtenis werd elke grote Amerikaanse producent van VAM gedwongen de productie tijdelijk stop te zetten en zich voor zijn leveringen op overmacht te beroepen, waardoor in de eerste helft van 2021 een wereldwijd tekort aan VAM en dus aan PVA ontstond. Uit de analyse bleek dat het belangrijkste probleem voor de levering van PVA inderdaad het verdwijnen van alternatieve leveringsbronnen (voornamelijk de VS en Japan) was, zoals uiteengezet in punt 2.3.2. In de tussentijd is de situatie echter genormaliseerd en in de loop van 2022 wordt een terugkeer naar normale productievolumes verwacht.

(15)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten Ahlstrom-Munksjö, Carbochem, Cepi, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem de conclusie van de Commissie met betrekking tot het herstel van de normale productievolumes van VAM.

(16)

De partijen voerden aan dat het VAM-tekort tot op heden aanhoudt, aangezien de Amerikaanse producenten zich voor de levering van VAM volgens sommige publicaties nog steeds op overmacht beroepen, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de normale productievolumes zullen worden hersteld.

(17)

Dit argument moest worden afgewezen. Ten eerste heeft de Commissie de gevolgen van de winterstormen in Texas geanalyseerd als een van de belangrijkste redenen voor de gewijzigde marktverhoudingen die in de schorsingsverzoeken worden genoemd. Uit het onderzoek is gebleken dat de gevolgen van de winterstormen in 2021 inmiddels bijna volledig zijn verdwenen. Uit gegevens van een van de grootste VAM-producenten in de VS bleek dat zijn productie in het tweede kwartaal van 2021 weer normaal was en in het derde kwartaal van 2021 boven het niveau van voor de storm lag. Ten tweede heeft de door de partijen genoemde verklaring van overmacht betrekking op gebeurtenissen die zich na het OT van het schorsingsonderzoek hebben voorgedaan en gevolgen hebben gehad voor individuele producenten voor specifieke gebeurtenissen, maar die geen algemene wijziging van de marktverhoudingen inhouden.

(18)

Door gebruikers werd ook aangevoerd dat China na de instelling van maatregelen zijn productie van PVA heeft verminderd. Deze vermindering zou te wijten zijn aan een tekort aan VAM in China als gevolg van beleidswijzigingen van de Chinese overheid, waaronder het beleid inzake dubbele energiecontrole en beleid tot inperking van de vervuiling en tot energiebesparing met het oog op de Olympische Winterspelen van 2022. VAM wordt niet alleen gebruikt voor de productie van PVA, maar is een standaard chemisch product dat veel toepassingen kent. De gebruikers voerden aan dat de VAM-prijzen vanwege het tekort zodanig stegen dat het voor de Chinese producenten winstgevender was om zich te richten op de productie en verkoop van VAM, in plaats van VAM om te zetten in PVA.

(19)

De in het kader van het onderzoek verzamelde gegevens ondersteunden deze bewering echter niet. De Chinese prijzen bij uitvoer naar de EU zijn tijdens het OT van het schorsingsonderzoek niet significant gewijzigd ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek, zoals uiteengezet in punt 2.3.2. Bovendien merkte de Commissie bij de analyse van de totale uitvoervolumes van PVA uit China op dat de uitgevoerde hoeveelheden tijdens het OT van het schorsingsonderzoek gelijk bleven ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek (zie tabel 1). Alleen de uitvoer naar de Unie daalde, maar deze daling werd gecompenseerd door een even grote toename van de uitvoer naar Korea, Maleisië, Singapore en Vietnam. Het vermeende VAM-tekort had derhalve geen gevolgen voor de productiecapaciteit van de Chinese producenten voor PVA, en de verminderde uitvoervolumes naar de Unie waren voornamelijk het gevolg van de antidumpingrechten op de invoer van PVA uit China.

Tabel 1

Uitvoer van PVA uit China (ton)

Land van bestemming

OT

OT schorsingsonderzoek

EU-27

53 602

31 300

Brazilië

6 075

6 097

Canada

2 626

2 903

India

16 421

19 651

Indonesië

8 412

7 472

Zuid-Korea

5 957

13 788

Maleisië

5 304

12 950

Pakistan

9 106

11 095

Singapore

3 828

5 120

Thailand

3 557

3 071

Turkije

8 111

7 984

Verenigde Staten

3 973

3 589

Vietnam

4 416

6 293

TOTAAL

131 388

131 313

Bron: Global Trade Atlas

(20)

De gebruikers verwezen naar problemen met toeleveringsketens in verband met de COVID-19-pandemie. Het gebrek aan zeecontainers heeft inderdaad geleid tot hogere tarieven voor de scheepvaart, met name vanuit China en over de Atlantische Oceaan, waardoor de mondiale transportketens gedeeltelijk werden verstoord.

(21)

Ten slotte voerden importeurs en gebruikers aan dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds niet in staat is om aan de volledige vraag naar PVA in de Unie te voldoen. De Commissie merkte op dat de bedrijfstak van de Unie zijn productie na de instelling van de maatregelen weliswaar begon te verhogen, maar inderdaad niet in staat is geweest om tijdens het OT van het schorsingsonderzoek aan de volledige vraag in de Unie te voldoen, deels vanwege zijn eerdere inkrimping van de capaciteit en het wereldwijde tekort aan VAM. Dit is hoe dan ook geen nieuwe omstandigheid, aangezien de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek al niet in staat was voldoende te leveren voor het volledige verbruik van PVA in de Unie. De leveringscapaciteit van de Unie behoort echter niet tot de marktverhoudingen met het oog op schorsing van de maatregelen.

(22)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden Ahlstrom-Munksjö, Carbochem, Cepi, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem aan dat de Commissie weigerde het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om aan de Europese vraag te voldoen als gewijzigde omstandigheid in aanmerking te nemen, terwijl de Commissie wel uitdrukkelijk aanvaardde dat dit onvermogen om te leveren een rechtstreeks gevolg was van het VAM-tekort.

(23)

Zoals uiteengezet in overweging 21, was de bedrijfstak van de Unie al vóór het tekort aan VAM niet in staat om aan de volledige vraag in de Unie te voldoen en heeft de bedrijfstak zijn productieniveaus tijdens het OT van het schorsingsonderzoek niet aanzienlijk verlaagd, zoals uiteengezet in de overwegingen 36 en 37. Integendeel: uit tabel 2 blijkt duidelijk dat het verminderde aanbod op de markt van de Unie in feite te wijten was aan een aanzienlijke daling van de invoer, niet aan een productietekort van de bedrijfstak van de Unie. Dit kan derhalve niet worden beschouwd als een wijziging van de marktomstandigheden die een schorsing van de bestaande maatregelen rechtvaardigt. Dit argument werd dan ook afgewezen.

2.3.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek

(24)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek omvatte een evaluatie van de belangrijkste economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode gevolgen hadden voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(25)

In zijn opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Ahlstrom-Munksjö aan dat de Commissie de situatie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek had vergeleken met de situatie in 2016, terwijl zij deze had moeten vergelijken met het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

(26)

Dit argument moest worden afgewezen. De Commissie heeft de situatie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek wel degelijk vergeleken met de situatie in het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Daarnaast heeft zij een aantal indicatoren vergeleken met de situatie van de bedrijfstak van de Unie in 2016, vóór de toename van de schadeveroorzakende invoer met dumping uit China.

2.3.1.   Verbruik in de Unie

(27)

Het verbruik op de vrije markt lag tijdens het OT van het schorsingsonderzoek 52 % lager dan in het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Deze daling kan worden toegeschreven aan de daling van de invoer, aangezien de verkoop van de bedrijfstak van de Unie stabiel bleef, zoals uiteengezet in punt 2.3.4. Het verbruik voor intern gebruik werd niet door deze ontwikkelingen beïnvloed en bleef stabiel.

2.3.2.   Invoer uit het betrokken land en uit derde landen

Tabel 2

Invoer uit China en derde landen

 

OT

3e kw. 2020

4e kw. 2020

1e kw. 2021

2e kw. 2021

2e hj. 2020

1e hj. 2021

OT schorsingsonderzoek

Invoer uit China (ton)

53 930

6 668

650

6 250

6 994

7 318

13 244

20 562

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100 (4)

100

49

5

46

52

27

49

38

Invoer uit andere derde landen (ton)

60 623

2 186

1 217

6 292

3 956

3 403

10 248

13 651

Index OT = 100

100

14

8

42

26

11

34

23

Bron: Comext-databank

(28)

De invoer uit de belangrijkste landen van uitvoer, namelijk China, Taiwan, Japan en de VS, daalde tijdens het OT van het schorsingsonderzoek aanzienlijk ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Qua volume was de daling van de invoer uit de VS het grootst.

(29)

Uit de analyse van de situatie bleek dat deze sterke daling van de invoer te wijten was aan een combinatie van factoren. Op mondiaal niveau viel de daling van de invoer samen met de wereldwijde problemen met toeleveringsketens door de COVID-19-pandemie. Voor China viel de daling van de invoer echter samen met de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van PVA uit China, aangezien het totale volume van de Chinese uitvoer naar alle andere bestemmingen stabiel bleef, zoals uiteengezet in punt 2.2. Wat de VS betreft, werd de daling van de invoer verergerd door het tekort aan VAM als gevolg van de winterstormen.

(30)

Al deze factoren leidden ertoe dat minder geproduceerde PVA voor uitvoer beschikbaar was, waarbij de grootste daling zich voordeed in de tweede helft van 2020. Het aanvankelijke herstel in de eerste helft van 2021 werd vervolgens opnieuw beïnvloed door de winterstormen in de VS. Maar omdat de schade door de winterstorm in de VS in 2021 van zeer beperkte duur was, is het daaruit voortvloeiende tekort aan VAM reeds aan het verdwijnen. Volgens informatie die door producenten in de Unie is verstrekt, is de VAM-productie in de VS zich vanaf de eerste helft van 2022 aan het herstellen van de winterstorm.

(31)

Ondanks de aanzienlijke daling (met 62 %) bleef de invoer uit China na het OT aanzienlijk. Bovendien lagen de gemiddelde prijzen bij invoer uit China slechts 2 % hoger dan in het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Zij zijn gemiddeld nog steeds 4 % lager dan de geen schadeveroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie (5), zoals die was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek. Bovendien zijn de gemiddelde invoerprijzen van de invoer uit China zonder de antidumpingrechten gemiddeld 38 % lager dan de geen schadeveroorzakende prijs.

Tabel 3

Prijzen van de invoer uit de VRC

 

OT

3e kw. 2020

4e kw. 2020

1e kw. 2021

2e kw. 2021

2e hj. 2020

1e hj. 2021

OT schorsingsonderzoek

Prijs van de invoer uit de VRC (EUR/ton)

1 498

1 370

1 346

1 393

1 835

1 368

1 627

1 535

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100

100

91

90

93

122

91

109

102

Bron: Comext-databank

(32)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Ahlstrom-Munksjö aan dat de invoer uit China na de instelling van de maatregelen bijna volledig was stopgezet, en dat PVA-gebruikers in de Unie pas gedwongen waren opnieuw producten van oorsprong uit de VRC te kopen toen problemen met de levering van VAM een tekort aan PVA hadden veroorzaakt. Daarom kon de bedrijfstak van de Unie naar zijn mening niet in een precaire toestand verkeren als gevolg van de invoer van PVA uit China.

(33)

Allereerst verduidelijkte de Commissie dat de vaststelling of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de vastgestelde schade en de invoer in kwestie als zodanig geen relevante factor is in de huidige procedure. Als de bedrijfstak van de Unie niet in staat is de hervatting van de invoer tegen lage prijzen het hoofd te bieden, is het onwaarschijnlijk dat de huidige maatregelen zouden worden geschorst, aangezien een dergelijke schorsing de situatie van de bedrijfstak van de Unie alleen maar zou kunnen verergeren. Daarom heeft de Commissie niet geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich als gevolg van de huidige invoer uit China in een precaire situatie bevindt.

(34)

Ten tweede was de daling van de invoer uit China een verwacht gevolg van de antidumpingrechten. De Chinese productiecapaciteit is echter nog steeds beschikbaar en er is in de Unie nog steeds vraag naar invoer uit China. Gebruikers van PVA in de Unie kopen nog steeds aanzienlijke hoeveelheden PVA uit China, zoals in overweging 31 is benadrukt, maar tegen eerlijke prijzen. Bovendien zijn de gebruikers ondanks de antidumpingrechten nog steeds winstgevend, zoals uiteengezet in overweging 66. Dit wijst erop dat de antidumpingrechten hun beoogde effect hebben. Dit argument werd dan ook afgewezen.

2.3.3.   Productie en productiecapaciteit

(35)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich tijdens het OT van het schorsingsonderzoek als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

OT

3e kw. 2020

4e kw. 2020

1e kw. 2021

2e kw. 2021

2e hj. 2020

1e hj. 2021

OT schorsingsonderzoek

Productievolume (ton)

[80 000 - 90 000 ]

[15 000 - 20 000 ]

[15 000 - 20 000 ]

[20 000 - 25 000 ]

[20 000 - 25 000 ]

[30 000 - 40 000 ]

[40 000 - 50 000 ]

[80 000 - 90 000 ]

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100

100

75

90

102

113

83

108

95

Productiecapaciteit (ton)

[100 000 -120 000 ]

[20 000 - 30 000 ]

[20 000 - 30 000 ]

[20 000 - 30 000 ]

[20 000 - 30 000 ]

[50 000 -60 000 ]

[50 000 -60 000 ]

[100 000 - 120 000 ]

Index OT = 100

100

100

100

100

100

100

100

100

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(36)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daalde in het OT van het schorsingsonderzoek met 5 % in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek, terwijl de capaciteit niet veranderde. Een analyse op kwartaalbasis laat echter een genuanceerder beeld zien.

(37)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daalde in het eerste kwartaal van het OT van het schorsingsonderzoek nog steeds, aangezien dit samenviel met het laatste kwartaal vóór de instelling van de maatregelen, zodat de bedrijfstak van de Unie nog steeds onder druk stond van de invoer met dumping uit China. Vanaf oktober 2020, na de instelling van de antidumpingrechten, begon het productievolume opnieuw te stijgen totdat het in de tweede helft van het OT van het schorsingsonderzoek een niveau bereikte dat 8 % hoger lag dan het volume tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

2.3.4.   Verkoopvolume

(38)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie heeft zich tijdens het OT van het schorsingsonderzoek als volgt ontwikkeld.

Tabel 5

Verkoopvolume en verkoopprijzen

 

OT

3e kw. 2020

4e kw. 2020

1e kw. 2021

2e kw. 2021

2e hj. 2020

1e hj. 2021

OT schorsingsonderzoek

Totaal verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

[40 000 - 50 000 ]

[5 000 - 10 000 ]

[5 000 - 10 000 ]

[10 000 - 15 000 ]

[10 000 - 15 000 ]

[15 000 - 20 000 ]

[25 000 - 30 000 ]

[40 000 - 50 000 ]

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100

100

77

80

119

118

79

118

99

Verkoopprijzen van producenten in de Unie (EUR/ton)

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100

100

98

100

100

105

99

103

101

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

1,5 -2,5

Index OT oorspronkelijk onderzoek = 100

100

76

74

85

92

75

88

83

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(39)

De verkoop in de EU bleef qua volume relatief stabiel op het niveau van het oorspronkelijke OT. Hetzelfde geldt voor de verkoopprijzen. De gemiddelde prijs voor PVA van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek was 1 % hoger dan in het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Maar zoals voor het productievolume al is opgemerkt, gingen zowel de hoeveelheden als de prijzen in de eerste helft van het OT van het schorsingsonderzoek in de richting van een aanzienlijk lagere trend dan in het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Toen vervolgens de antidumpingrechten in werking traden, begonnen beide opnieuw te stijgen om in het laatste kwartaal een niveau te bereiken dat respectievelijk 18 % en 5 % hoger was dan in het OT van het oorspronkelijke onderzoek.

(40)

De productiekosten voor PVA gingen in de eerste twee kwartalen van het OT van het schorsingsonderzoek omlaag en volgden daarmee de wereldwijde dalende trend van VAM-prijzen. Vanaf het derde kwartaal, dat samenviel met de in punt 2.3.2 vermelde leveringsproblemen voor VAM in de VS, begonnen de productiekosten echter opnieuw te stijgen en wel met 14 % ten opzichte van het tweede kwartaal van het OT van het schorsingsonderzoek, waarmee zij de opwaartse trend van de VAM-prijzen volgden.

(41)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten Ahlstrom-Munksjö, Carbochem, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem de conclusies van de Commissie met betrekking tot de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(42)

Ahlstrom-Munksjö voerde aan dat de prijzen bij uitvoer uit China meer zijn gestegen dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, terwijl de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie tegelijkertijd aanzienlijk zijn gedaald. Volgens Ahlstrom-Munksjö leidde deze daling tot een stijging van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie met 18 %.

(43)

Deze analyse is kennelijk onjuist. Ten eerste stegen de prijzen van de invoer uit China in het OT van het schorsingsonderzoek met slechts één procentpunt meer dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en onderboden zij desondanks de geen schadeveroorzakende prijs van de bedrijfstak van de Unie, zelfs als de antidumpingrechten werden meegerekend. Ten tweede bleek uit de analyse per kwartaal van de productiekosten per eenheid dat deze na een aanvankelijke daling in de eerste twee kwartalen van het OT van het schorsingsonderzoek opnieuw begonnen te stijgen (en daarmee de opwaartse trend van de VAM-prijzen volgden). De productiekosten lagen in het laatste kwartaal van het OT van het schorsingsonderzoek 21 % hoger dan in het eerste kwartaal, terwijl de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode met slechts 7 % stegen. Dit stelde de bedrijfstak van de Unie in staat weer winstgevend te worden, maar bevestigt ook dat deze opwaartse trend zeer recent was (hij betrof alleen het laatste kwartaal), en niet krachtig genoeg om de nagestreefde winst te bereiken, zoals uiteengezet in overweging 49.

(44)

Het argument werd derhalve afgewezen.

(45)

Carbochem, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem voerden aan dat de Commissie haar beoordeling enerzijds heeft gebaseerd op de gegevens die de producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt, maar anderzijds geen rekening heeft gehouden met de informatie die door de medewerkende gebruikers was verstrekt over de door de bedrijfstak van de Unie toegepaste prijs.

(46)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie zoals vastgesteld door de Commissie wordt berekend op basis van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek. De medewerkende gebruikers hebben alleen informatie verstrekt over prijsoffertes voor specifieke PVA-kwaliteiten aan specifieke afnemers. Deze offertes kunnen niet als representatief voor de gehele markt worden beschouwd en kunnen daarom niet worden gebruikt als ijkpunten voor de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie of de gemiddelde prijs bij invoer uit China.

(47)

Daarom werd dit argument afgewezen.

2.3.5.   Winstgevendheid

(48)

De winstgevendheid van de producenten in de Unie heeft zich tijdens het OT van het schorsingsonderzoek als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Winstgevendheid

 

OT

3e kw. 2020

4e kw. 2020

1e kw. 2021

2e kw. 2021

2e hj. 2020

1e hj. 2021

OT schorsingsonderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

–10  % tot –15  %

–10  % tot –15  %

0  % tot 5  %

5  % tot 10  %

0  % tot 5  %

–5  % tot 0  %

2  % tot 7  %

–2  % tot 3  %

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(49)

De bedrijfstak van de Unie werd tijdens het OT van het schorsingsonderzoek winstgevend. Hoewel dit een duidelijke verbetering is ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek, toen de bedrijfstak van de Unie een omzetverlies van [–10 % tot –15 %] leed, ligt de winstgevendheid van de Unie nog steeds ver onder de nagestreefde winst (6 %). De stijging van de verkoopprijzen werd tot op zekere hoogte gecompenseerd door de stijging van de productiekosten als gevolg van de hogere grondstofprijzen en een vertraagde prijscorrectie als gevolg van de contractuele overeenkomsten met afnemers.

(50)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistten Ahlstrom-Munksjö en Cepi de conclusies van de Commissie met betrekking tot de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(51)

Ahlstrom-Munksjö voerde aan dat de bedrijfstak van de Unie, ondanks de naar verluidt aanzienlijke invoervolumes uit China, in staat was zijn winstgevendheid aanzienlijk te verbeteren.

(52)

De Commissie heeft niet betwist dat de bedrijfstak van de Unie zijn winstgevendheid dankzij de antidumpingrechten heeft verhoogd. Zoals uiteengezet in overweging 49, ligt de door de bedrijfstak van de Unie behaalde winst echter nog steeds ver onder de nagestreefde winst zoals die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

2.3.6.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(53)

De analyse op kwartaalbasis van het OT van het schorsingsonderzoek en de ontwikkelingen daarna wijzen niet op een blijvende verbetering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie. In het tweede halfjaar van het OT van het schorsingsonderzoek is het productievolume weliswaar met 8 %, en het verkoopvolume met 18 % gestegen in vergelijking met het OT van het oorspronkelijke onderzoek. Dit was echter slechts van korte duur, aangezien de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vanaf het vierde kwartaal opnieuw begon te dalen. Dit kan worden verklaard door de aanzienlijke prijsstijging van VAM en de daaruit voortvloeiende stijging van de productiekosten voor PVA, terwijl de PVA-prijzen niet onmiddellijk de stijging van de productiekosten volgden. Uit gegevens voor de periode na het OT van het schorsingsonderzoek die tijdens het onderzoek zijn verzameld, blijkt dat de VAM-prijzen in de periode van april 2021 tot en met september 2021 met 57 % zijn gestegen en de productiekosten voor PVA met 28 %, terwijl de PVA-prijzen slechts met 26 % stegen.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID DAT OPNIEUW SCHADE ZAL ONTSTAAN

(54)

Tijdens het OT van het schorsingsonderzoek daalde de verkoop van de producenten in de Unie aan niet-verbonden partijen in de Unie met 1 % licht in vergelijking met het OT, terwijl de verkoopprijzen met 1 % stegen. In vergelijking met het referentiejaar van de beoordelingsperiode (te weten 2016) lag het verkoopvolume in de EU echter nog steeds 28 % lager. De bezettingsgraad daalde met 5 %, terwijl de capaciteit niet veranderde. Toch daalden de productievolumes en de bezettingsgraad tijdens het OT van het schorsingsonderzoek met 20 % in vergelijking met 2016.

(55)

Tegelijkertijd bleven de invoervolumes uit China in het OT van het schorsingsonderzoek aanzienlijk. Bovendien zijn, in weerwil van de beweringen, zowel de productiecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs als hun prijsgedrag niet significant veranderd ten opzichte van de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek.

(56)

Zoals uiteengezet in de punten 2.2 en 2.3 is het Chinese productievolume tijdens het OT van het schorsingsonderzoek gelijk gebleven ten opzichte van het OT van het oorspronkelijke onderzoek, en liggen de Chinese invoerprijzen nog steeds onder de geen schadeveroorzakende prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(57)

Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie heeft geprofiteerd van de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van PVA uit China, waardoor de bedrijfstak van de Unie tot op zekere hoogte zijn verkoopprijzen op de markt van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek kon verhogen, zoals blijkt uit de positieve trend van bepaalde indicatoren zoals verkoopvolume, verkoopprijzen en winstgevendheid. Deze tekenen van herstel waren echter niet sterk genoeg en hebben zich tot dusver slechts in een korte periode voorgedaan. De Commissie heeft ook rekening gehouden met het prijsbeleid van de Chinese producenten-exporteurs tijdens het OT van het schorsingsonderzoek en met de mogelijkheid van een plotselinge hervatting van een toename van de invoer van PVA uit China, aangezien het vermeende VAM-tekort, zoals uiteengezet in punt 2.3, geen gevolgen had voor de Chinese productiecapaciteit en de niveaus van de uitvoer uit China.

(58)

Daarom kan niet worden geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat zonder maatregelen opnieuw schade zal ontstaan indien de maatregelen worden geschorst. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal niet is gebleken dat de marktverhoudingen tijdelijk zodanig waren gewijzigd dat het onwaarschijnlijk was dat door de schorsing opnieuw schade zou ontstaan.

(59)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Ahlstrom-Munksjö aan dat het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT van het schorsingsonderzoek met slechts 1 % is gedaald ten opzichte van het oorspronkelijke OT, terwijl het in de eerste helft van 2021 met 18 % is gestegen ten opzichte van het oorspronkelijke OT. Volgens de onderneming is dit in tegenspraak met de conclusie van de Commissie dat waarschijnlijk opnieuw schade zal ontstaan als de rechten niet meer zouden gelden.

(60)

De Commissie was het niet met dit standpunt eens. De eerste helft van het OT van het schorsingsonderzoek onderging de invloed van de COVID-19-pandemie en het VAM-tekort. In de tweede helft wist de bedrijfstak van de Unie, die profiteerde van de maatregelen, zijn productie zodanig te verhogen dat aan de vraag in de Unie werd voldaan. Hoewel dit een duidelijk teken van herstel is, is uit het onderzoek gebleken dat: i) de Chinese producenten-exporteurs een aanzienlijke reservecapaciteit hebben die nog steeds beschikbaar is, en reeds in aanzienlijke hoeveelheden naar de EU uitvoeren, zelfs nu er rechten van toepassing zijn, ii) hun prijzen de prijzen van de Unie nog steeds onderboden, zelfs wanneer de antidumpingrechten werden meegerekend, iii) de markt van de Unie aantrekkelijk is voor de Chinese producenten vanwege de prijsniveaus en de aanzienlijke vraag, en iv) de stijging van de VAM-prijzen negatieve gevolgen heeft voor de productiekosten en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. Rekening houdend met al deze elementen concludeerde de Commissie dat de schade, ook als daar momenteel geen sprake van zou zijn, zich als gevolg van de schorsing hoogstwaarschijnlijk opnieuw zou voordoen.

(61)

Het argument werd derhalve afgewezen.

(62)

Cepi voerde aan dat een tijdelijke schorsing van de rechten de duidelijk positieve winstgevendheidstrend van de bedrijfstak van de Unie niet zou omkeren, mede gezien de prijsstijgingen na het OT van het schorsingsonderzoek. De onderneming merkte op dat de Commissie in het geval van gewalste platte aluminiumproducten, hoewel de bedrijfstak van de Unie het streefniveau van winstgevendheid nog niet had bereikt, niettemin is overgegaan tot de tijdelijke schorsing van het recht, omdat zij erkende dat een dergelijke schorsing de positieve trends van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk niet zou omkeren (6).

(63)

De Commissie was het niet eens met deze analyse. In het onderzoek naar gewalste platte aluminiumproducten was de situatie van de bedrijfstak van de Unie na het OT aanzienlijk verbeterd, zodat in de periode na het OT niet langer sprake was van dezelfde aanmerkelijke schade die tijdens het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld. In die zaak steeg de verkoop van de producenten in de Unie aan niet-verbonden partijen in de Unie in het eerste halfjaar van 2021 met meer dan 55 % ten opzichte van het onderzoektijdvak en werd voor 2022 een verdere stijging verwacht. In de huidige procedure daarentegen heeft de PVA-bedrijfstak van de Unie niet te kampen met een daling van de verkoophoeveelheid, maar met een aanzienlijke prijsverlaging als gevolg van de invoer met dumping uit China. Een eventuele verdere stijging van de winstgevendheid zou alleen het gevolg kunnen zijn van een daling van de productiekosten (wat gezien de stijgende grondstoffenprijzen onwaarschijnlijk is) of van een terugkeer van de verkoopprijzen naar geen schadeveroorzakende niveaus.

(64)

Bovendien zou de schorsing van de antidumpingrechten Chinese PVA in staat stellen de markt van de Unie te betreden tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderbieden, zoals uiteengezet in overweging 31. Deze prijsdruk zou de prijzen van de bedrijfstak van de Unie verder naar beneden dwingen en dus een onmiddellijk negatief effect hebben op zijn winstgevendheid. Dit argument werd dan ook afgewezen.

4.   CONCLUSIE

(65)

De instelling van de maatregelen ten aanzien van de invoer van PVA uit China is duidelijk ten goede gekomen aan de PVA-bedrijfstak van de Unie die actief is op de vrije markt. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie zich ten minste gedeeltelijk van de schadeveroorzakende dumping herstellen. De situatie van de bedrijfstak van de Unie blijft echter fragiel en, zoals hierboven uiteengezet, zal de schade zich zonder de maatregelen waarschijnlijk opnieuw voordoen tijdens een mogelijke periode waarin de huidige maatregelen worden geschorst.

(66)

De Commissie merkte ook op dat, ondanks de vermeende negatieve gevolgen voor de gebruikers van PVA, uit de tijdens de schorsingsanalyse verzamelde gegevens blijkt dat op één uitzondering na alle negen gebruikers en importeurs die hebben meegewerkt en de vragenlijst inzake schorsing hebben ingevuld, na de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van PVA uit China winstgevend zijn gebleven.

(67)

In hun opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen betwistten Ahlstrom-Munksjö, Carbochem, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem de conclusies van de Commissie over de gevolgen van de antidumpingrechten voor de gebruikers van PVA.

(68)

Carbochem, Far Polymers, Gamma Chimica en Jeniuschem voerden aan dat de marges van de importeurs en gebruikers van PVA afkomstig zijn van de verkoop van voorraden PVA die vóór de inwerkingtreding van de antidumpingrechten waren aangekocht.

(69)

De in het kader van het onderzoek verzamelde informatie ondersteunt deze conclusie echter niet. In het laatste kwartaal vóór de instelling van de maatregelen namen de uit China ingevoerde hoeveelheden niet toe. Integendeel, die invoer daalde met 51 % (zie tabel 2). Bovendien bevestigden de partijen in hun eigen opmerkingen dat zij de stijging van de PVA-prijzen konden doorberekenen aan hun afnemers, zoals reeds was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in de huidige procedure werd bevestigd. Het argument werd derhalve afgewezen.

(70)

Ahlstrom-Munksjö voerde aan dat de Commissie het belang van de Unie niet naar behoren heeft geanalyseerd.

(71)

Dit argument moest worden afgewezen. Enerzijds concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk opnieuw schade zou lijden indien de maatregelen zouden worden geschorst. Anderzijds werd in het onderzoek geconcludeerd dat de productie van VAM (en PVA) zich weer naar normale niveaus beweegt, dat de Chinese producenten-exporteurs ondanks de antidumpingrechten nog steeds tegen concurrerende prijzen uitvoeren en dat de gebruikers van PVA in de Unie de prijsstijging aan hun afnemers konden doorberekenen en winstgevend bleven. Daarom heeft de Commissie geconstateerd dat er geen redenen waren om te concluderen dat het schorsen van de antidumpingrechten in het belang van de Unie was.

(72)

Om die reden is de conclusie van de Commissie dat momenteel niet aan de voorwaarden voor schorsing van de antidumpingmaatregelen op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening wordt voldaan. Dit besluit laat het recht van de Commissie onverlet om in de toekomst op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening een besluit te nemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er is niet voldaan aan de voorwaarden voor schorsing van het bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 van de Commissie ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 van de Commissie van 25 september 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 315 van 29.9.2020, blz. 1).

(3)  Carbochem Srl, Cordial Adhesives B.V., EOC Belgium NV, FAR Polymers Srl, Gamma Chimica SpA, Grünig KG, Jeniuschem SpA, Solutia Europe SPRL, Wacker Chemie AG, Wegochem Europe B.V.

(4)  Voor een zinvolle vergelijking wordt de driemaandelijkse index berekend op ¼ van het jaarlijkse volume in het OT, en worden de halfjaarindexen berekend op ½ van hetzelfde volume.

(5)  Na correcties voor douanerechten, antidumpingrechten en kosten na invoer.

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1788 van de Commissie van 8 oktober 2021 tot schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1784 ingestelde definitieve antidumpingrechten op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 359 van 11.10.2021, blz. 105).