ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 208

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
10 augustus 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1386 van de Commissie van 9 augustus 2022 tot verlenging van een afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor bootzegens voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) in bepaalde territoriale wateren van Italië (Toscane en Ligurië)

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1387 van de Commissie van 9 augustus 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

5

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1388 van de Commissie van 23 juni 2022 betreffende bezwaren waarover geen overeenstemming is bereikt met betrekking tot de voorwaarden voor toelating van het biocide Pat’Appât Souricide Canadien Foudroyant, doorverwezen door Frankrijk en Zweden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4220)  ( 1 )

7

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 208/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1386 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2022

tot verlenging van een afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor bootzegens voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) in bepaalde territoriale wateren van Italië (Toscane en Ligurië)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (1), en met name artikel 13, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 4 oktober 2011 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 988/2011 (2) vastgesteld, waarbij voor de eerste maal een tot en met 31 maart 2014 geldende afwijking van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad werd verleend wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor bootzegens voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) in bepaalde territoriale wateren van Italië (Toscane en Ligurië). Die afwijking werd verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2407 van de Commissie (3), die op 31 maart 2018 verstreek. De afwijking werd nog eens verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1634 van de Commissie (4), die op 31 maart 2021 is verstreken.

(2)

Op 10 maart 2021 ontving de Commissie van Italië een verzoek om die afwijking te verlengen en bootzegens te mogen gebruiken voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) in de Italiaanse territoriale wateren die gelegen zijn in de regio’s Toscane en Ligurië.

(3)

Italië heeft actuele wetenschappelijke en technische argumenten voor de vernieuwing van die afwijking ingediend.

(4)

Italië heeft per besluit (5) op 14 oktober 2021 overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 het beheersplan (“het Italiaanse beheersplan”) vastgesteld.

(5)

Het verzoek heeft betrekking op visserijactiviteiten die reeds door Italië zijn toegestaan, en betreft vaartuigen met een geregistreerde visserijactiviteit van meer dan vijf jaar die worden ingezet volgens het Italiaanse beheersplan (“het beheersplan”) dat op 14 oktober 2021 overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is vastgesteld.

(6)

Het verzoek geldt voor 117 vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 14 m en een totale inspanning van 5 886,9 kW, en conform artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 garandeert het beheersplan dat de visserijinspanning niet verder zal toenemen.

(7)

Die vaartuigen zijn opgenomen in een lijst die overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 aan de Commissie is meegedeeld.

(8)

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de door Italië gevraagde verlenging van de afwijking en het daarmee verband houdende ontwerpbeheersplan onderzocht tijdens zijn plenaire vergadering van 22 tot en met 26 maart 2021 (6).

(9)

De algemene beoordeling van het WTECV is positief en het ontwerpbeheersplan bevat de belangrijkste elementen ter onderbouwing van het verzoek. De informatie over de biologie en ecologie, de vloot en de visserijinspanning is goed gepresenteerd. Italië werd verzocht om een aantal kwesties die verdere verduidelijking behoeven, te onderzoeken, met name inzake de locatie van de visserijactiviteiten, de drempel voor de activering van de vrijwaringsmaatregelen en de timing van de beheersmatige reactie. Om deze kwesties aan te pakken, stemden de Italiaanse autoriteiten ermee in om de vereiste aanvullende gegevens te verstrekken. De door Italië gevraagde afwijking voldoet aan de voorwaarden van artikel 13, leden 5 en 9, van Verordening (EG) nr. 1967/2006.

(10)

De door Italië gevraagde verlenging van de afwijking betreft een beperkt aantal vaartuigen, en door specifieke geografische factoren als de beperkte omvang die het continentale plat ter plaatse heeft, en de ruimtelijke spreiding van de doelsoorten over het gebied wordt de omvang van de visgronden beperkt.

(11)

Voor deze visserij kan geen ander vistuig worden ingezet aangezien alleen bootzegens beschikken over de technische kenmerken die voor deze soort visserij vereist zijn.

(12)

Zoals vermeld in overweging 9 heeft het WTECV verzocht om aanvullende gegevens over de ruimtelijke spreiding van visserijactiviteiten met betrekking tot de spreiding van zeegrashabitats. Italië verstrekte deze aanvullende gegevens, waarin wordt bevestigd waar de visserij plaatsvindt en dat die visgronden niet overlappen met Posidonia-velden. Wat de gevolgen voor de zeebodem betreft, is bovendien bij de waarnemingen aan boord tijdens de visseizoenen gebleken dat bootzegens enkel goed werken op een schone zeebodem van zand of modder. Rekening houdend met het bovenstaande werd geconcludeerd dat de visserij met bootzegens geen significante impact heeft op beschermde habitats en zeer selectief is, aangezien de trek van de zegennetten in de waterkolom plaatsvindt en de zeebodem daarbij niet wordt beroerd. Verzameling van materiaal op de zeebodem zou de doelsoorten immers schade toebrengen en de selectie van de beviste soorten vrijwel onmogelijk maken als gevolg van de zeer geringe omvang van deze vissen.

(13)

De betrokken visserijactiviteiten voldoen aan de eisen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1967/2006, aangezien het beheersplan de visserij boven beschermde habitats uitdrukkelijk verbiedt.

(14)

De betrokken visserijactiviteiten vormen geen belemmering voor ander vistuig dan trawls, zegens of soortgelijke sleepnetten.

(15)

Bovendien heeft de visserij geen significante gevolgen voor het mariene milieu omdat de bootzegens zeer selectief vistuig zijn en de zeebodem niet raken.

(16)

De voorschriften van artikel 8, lid 1, punt h), van Verordening (EG) nr. 1967/2006, zoals vervangen bij artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (7) en deel B, punt 1, van bijlage IX bij die verordening, zijn niet van toepassing aangezien deze betrekking hebben op trawlers.

(17)

Italië heeft een afwijking van de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgelegde minimummaaswijdte toegestaan op grond van de naleving van artikel 9, lid 7, van die verordening: de betrokken visserijen zijn van zeer selectieve aard, hebben een verwaarloosbaar effect op het mariene milieu en vallen niet onder artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1967/2006.

(18)

Hoewel artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 geschrapt werd bij Verordening (EU) 2019/1241, staat deel B, punt 4, van bijlage IX bij die verordening toe dat afwijkingen van de minimummaaswijdten van toepassing blijven op basis van bepaalde, in artikel 15, lid 5, van die verordening bedoelde voorwaarden. Dergelijke afwijkingen moesten op 14 augustus 2019 al van kracht zijn, mogen niet tot een afzwakking van de selectiviteitsnormen leiden, met name wat een toename van de vangsten van jonge exemplaren betreft, en moeten gericht zijn op het bereiken van de doelstellingen en streefdoelen van de artikelen 3 en 4 van die verordening. De gevraagde verlenging voldoet aan de genoemde voorwaarden.

(19)

De betrokken visserijactiviteiten vinden plaats op zeer korte afstand van de kust in ondiepe wateren binnen de strook van drie zeemijl, zodat de activiteiten van andere vaartuigen niet worden gehinderd.

(20)

In het beheersplan zijn voorschriften voor de activiteiten van de bootzegens vastgesteld om ervoor te zorgen dat de vangsten van de in bijlage IX bij Verordening (EU) 2019/1241 genoemde soorten tot een minimum beperkt blijven. Volgens punt 6 van het Italiaanse beheersplan is de visserij op Aphia minuta bovendien beperkt tot een visseizoen dat elk jaar loopt van 1 november tot en met 31 maart en tot maximaal 60 dagen per boot per visseizoen.

(21)

Bootzegens zijn zeer selectief en zijn niet gericht op koppotigen.

(22)

Overeenkomstig artikel 13, lid 9, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 bevat het beheersplan monitoringmaatregelen voor de visserijactiviteiten.

(23)

De betrokken visserijactiviteiten voldoen aan artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (8).

(24)

De gevraagde verlenging van de afwijking moet derhalve worden toegestaan voor een periode van drie jaar.

(25)

Italië moet bij de Commissie bijtijds verslag uitbrengen overeenkomstig het in het Italiaanse beheersplan vervatte toezichtsplan.

(26)

De afwijking moet in de tijd worden beperkt om snel corrigerende beheersmaatregelen te kunnen nemen wanneer het verslag aan de Commissie op een slechte staat van instandhouding van het beviste bestand wijst, en om ruimte te scheppen voor een versterking van de wetenschappelijke basis voor een verbeterd beheersplan.

(27)

Aangezien de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1634 verleende afwijking op 31 maart 2021 is verstreken en het visseizoen jaarlijks op 1 november van start gaat, moet de onderhavige verordening omwille van de juridische continuïteit met ingang van 1 november 2021 van toepassing zijn.

(28)

Om redenen van rechtszekerheid moet deze verordening met spoed in werking treden.

(29)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afwijking

Artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is niet van toepassing in de territoriale wateren van Italië voor de kust van Ligurië en Toscane bij de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) met bootzegens, mits de betrokken vaartuigen:

(a)

geregistreerd zijn bij de directoraten maritieme aangelegenheden (Direzione Marittima) van respectievelijk Genua en Livorno;

(b)

een geregistreerde visserijactiviteit van meer dan vijf jaar hebben en de visserijinspanning niet verder verhogen; en

(c)

een vismachtiging hebben en hun activiteiten uitoefenen in het kader van het door Italië overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 vastgestelde beheersplan.

Artikel 2

Toezichtsplan en rapportage

Italië zendt de Commissie uiterlijk op 1 november 2022 een verslag toe dat is opgesteld overeenkomstig het toezichtsplan dat is vervat in het in artikel 1, punt c), bedoelde beheersplan.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 november 2021 tot en met 31 maart 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 988/2011 van de Commissie van 4 oktober 2011 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor bootzegens voor glasgrondel (Aphia minuta) in bepaalde territoriale wateren van Italië (PB L 260 van 5.10.2011, blz. 15).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2407 van de Commissie van 18 december 2015 tot vernieuwing van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) met bootzegens in bepaalde territoriale wateren van Italië (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 104).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1634 van de Commissie van 30 oktober 2018 tot vernieuwing van de afwijking van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad wat betreft de minimumafstand van de kust en de minimumzeediepte voor de visserij op glasgrondel (Aphia minuta) met bootzegens in bepaalde territoriale wateren van Italië (PB L 272 van 31.10.2018, blz. 35).

(5)  Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana nr. 297 van 15.12.2021, blz. 46.

(6)  Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Verslag van de 66e plenaire vergadering (PLEN-21-01). EUR 28359 EN, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg, 2021, zie: https://stecf.jrc.ec.europa.eu/reports/plenary/-/asset_publisher/oS6k/document/id/2851300

(7)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

(8)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).


10.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 208/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1387 VAN DE COMMISSIE

van 9 augustus 2022

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 14, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op de invoer van bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal (grain oriented electrical sheets, “GOES”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika is een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 van de Commissie (2).

(2)

Op 7 juli 2021 heeft AK Steel Corporation (“de indiener van het verzoek”) (aanvullende Taric (3)-code C044), een in de Verenigde Staten van Amerika (“VS”) gevestigde onderneming waarvan de uitvoer naar de Unie van GOES onderworpen is aan het ad-valoremantidumpingrecht van 22 %, de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij haar naam heeft gewijzigd in “Cleveland-Cliffs Steel Corporation”, gevestigd in Ohio, VS.

(3)

De onderneming heeft de Commissie verzocht te bevestigen dat de naamswijziging niet van invloed is op haar aanspraak op het individuele antidumpingrecht dat onder haar vroegere naam op haar van toepassing was.

(4)

De Commissie heeft de onderneming uitgenodigd een vragenlijst te beantwoorden, die deze op 20 augustus 2021 heeft ingediend. Op 3 januari 2022 heeft zij aanvullende toelichtingen verstrekt.

(5)

De Commissie heeft de verstrekte informatie onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de naamswijziging naar behoren bij de bevoegde autoriteiten is geregistreerd en niet heeft geleid tot nieuwe betrekkingen met andere groepen ondernemingen die niet door de Commissie zijn onderzocht.

(6)

De Commissie heeft onder meer de volgende door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsstukken beoordeeld: het wijzigingscertificaat, bewijzen van registratie van de onderneming en gecontroleerde jaarrekeningen. De bedrijfstak van de Unie is over het verzoek geraadpleegd, maar heeft geen opmerkingen gemaakt.

(7)

Deze naamswijziging is dus niet van invloed op de bevindingen in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58, en met name niet op het ad-valoremantidumpingrecht dat op de onderneming van toepassing is.

(8)

De naamswijziging moet gelden met ingang van de datum waarop de onderneming de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat zij haar naam heeft gewijzigd (zoals in overweging 2 vermeld).

(9)

Gezien de constateringen in de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie het passend geacht Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 te wijzigen om de gewijzigde naam van de onderneming waaraan eerder aanvullende Taric-code C044 was toegewezen, in aanmerking te nemen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Artikel 1, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 wordt als volgt gewijzigd:

“AK Steel Corporation, Ohio, Verenigde Staten van Amerika

22,0 %

C044”

wordt vervangen door

“Cleveland-Cliffs Steel Corporation, Ohio, Verenigde Staten van Amerika

22,0 %

C044”

2.   De aanvullende Taric-code C044, die eerder aan AK Steel Corporation was toegewezen, is met ingang van 7 juli 2021 van toepassing op Cleveland-Cliffs Steel Corporation. Alle definitieve rechten die zijn betaald op de invoer van door Cleveland-Cliffs Steel Corporation vervaardigde producten die het bij artikel 1, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 ten aanzien van AK Steel Corporation vastgestelde antidumpingrecht overschrijden, worden terugbetaald of kwijtgescholden overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 augustus 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 van de Commissie van 14 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 10 van 17.1.2022, blz. 17).

(3)  Het geïntegreerde tarief van de Europese Unie.


BESLUITEN

10.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 208/7


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1388 VAN DE COMMISSIE

van 23 juni 2022

betreffende bezwaren waarover geen overeenstemming is bereikt met betrekking tot de voorwaarden voor toelating van het biocide Pat’Appât Souricide Canadien Foudroyant, doorverwezen door Frankrijk en Zweden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 4220)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 36, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 17 juni 2013 overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) een nationale toelating verleend voor het biocide Physalys Expresse (momenteel verhandeld onder de handelsnaam Protect home express). Dit biocide is op 19 november 2015 en 26 februari 2019 opeenvolgend wederzijds erkend door Frankrijk (Pat’Appât Souricide Canadien Foudroyant) en Zweden (Rodicum Express) (hierna samen “het biocide” genoemd), overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad. Het biocide is een rodenticide dat overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012 onder productsoort 14 valt en dat moet worden gebruikt voor de bestrijding van muizen binnenshuis in voorgevulde manipulatiebestendige lokaasdozen door niet-professionele gebruikers. Het bevat de toegelaten werkzame stof alfachloralose. De huidige houder van de toelating voor de biociden is SBM Développement.

(2)

Nederland en Finland hebben Frankrijk in 2019 meegedeeld dat gifcentra, eigenaren van gezelschapsdieren en dierenklinieken in 2018 een aanzienlijke toename hebben gemeld van het aantal gevallen van primaire vergiftiging en doorvergiftiging van katten en honden met symptomen van alfachloralosevergiftiging. In Frankrijk meldden de Franse veterinaire vergiftigingscentra tussen 2017 en 2018 ook een toename van alfachloralosevergiftiging bij gezelschapsdieren, met name bij honden.

(3)

Zweden heeft in 2019 informatie van veterinaire klinieken ontvangen waaruit bleek dat rodenticiden die alfachloralose bevatten, doorvergiftiging van katten hadden veroorzaakt. De kliniek voor kleine dieren van de Zweedse landbouwuniversiteit heeft verklaard dat het aantal meldingen van vermoedelijke vergiftiging van katten met alfachloralose de laatste jaren is toegenomen.

(4)

Frankrijk en Zweden hebben op 9 december 2019, respectievelijk 17 december 2019, overeenkomstig artikel 48, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 de toelatingen voor het biocide Pat’Appât Souricide Canadien Foudroyant en Rodicum Express gewijzigd om de incidenten van primaire vergiftiging van honden en de doorvergiftiging van katten aan te pakken.

(5)

Frankrijk heeft de toelating gewijzigd om verplicht te stellen dat aanvullende etikettering op het biocide waarop het gevaar voor mensen en niet-doelorganismen duidelijk is aangegeven op het product wordt aangebracht en dat de verplichting om het biocide enkel in lokaasdozen te gebruiken op de verpakking wordt aangegeven.

(6)

Op basis van de aan het Zweedse agentschap voor chemische stoffen verstrekte informatie heeft Zweden de toelating van het product gewijzigd om het gebruik ervan te beperken tot opgeleide professionele gebruikers en de voorwaarden toe te voegen dat het biocide niet mag worden gebruikt in omgevingen waar naar verwachting katten aanwezig zullen zijn en dat dode muizen na gebruik van het biocide moeten worden verzameld. De houder van de toelating heeft de door Zweden aangebrachte wijziging aangevochten, en het Zweedse gerecht voor land- en milieuzaken heeft geconcludeerd dat de beslissing van het Zweedse agentschap voor chemische stoffen om de toelating van producten die alfachloralose bevatten te wijzigen en een beperking met betrekking tot die stoffen uit te vaardigen gegrond was; het beroep werd daarom afgewezen.

(7)

Duitsland en Denemarken hebben op 15 april 2020 overeenkomstig artikel 48, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 bezwaren tegen de wijzigingen van de toelating van het biocide door Frankrijk en Zweden aan de coördinatiegroep doorverwezen.

(8)

Het bezwaar van Duitsland had betrekking op de door Frankrijk getroffen maatregelen die volgens Duitsland niet toereikend waren. Duitsland was van mening dat het gebruik van het biocide zou moeten worden beperkt tot opgeleide professionele gebruikers om de gevallen van doorvergiftiging aan te pakken.

(9)

Het bezwaar van Denemarken heeft betrekking op de beperking van het gebruik tot “opgeleide professionele gebruikers” door Zweden. Volgens Denemarken was de beperking van het gebruik tot opgeleide professionele gebruikers op zijn grondgebied niet gerechtvaardigd. Denemarken deelde mee dat het niet op de hoogte was van doorvergiftigingen in Denemarken en dat er in zijn nationale wetgeving geen definitie van “opgeleide professionele gebruikers” in verband met de chemische bestrijding van muizen bestaat.

(10)

Op 6 juni 2020 heeft het secretariaat van de coördinatiegroep de andere betrokken lidstaten en de houder van de toelating uitgenodigd om schriftelijke opmerkingen over de doorverwijzing in te dienen. De houder van de toelating heeft op 30 juni 2020, 6 juli 2020 en 23 juli 2020 schriftelijke opmerkingen ingediend. De doorverwijzing is op 6 en 23 juli 2020, met deelname van de houder van de toelating, in de coördinatiegroep besproken.

(11)

Aangezien in de coördinatiegroep geen overeenstemming werd bereikt, hebben Frankrijk en Zweden op 21 oktober 2020, respectievelijk 7 augustus 2020, overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de bezwaren waarover geen overeenstemming is bereikt naar de Commissie verwezen en de Commissie een gedetailleerde verklaring doen toekomen van het punt waarover de lidstaten geen overeenstemming hebben kunnen bereiken en van de motivering ter zake.

(12)

Na de doorverwijzingen overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 door Frankrijk en Zweden, heeft Tukes, het Finse agentschap voor veiligheid en chemische stoffen, in mei 2021 de Finse levensmiddelenautoriteit en de Finse vereniging van dierenartsen om advies gevraagd over de effecten van alfachloraloseproducten op gezelschapsdieren en de noodzaak om het gebruik van alfachloraloseproducten te beperken. In dat advies, dat Finland deelde met de Commissie, werd verklaard dat biociden die alfachloralose bevatten, aanzienlijke schade en aanzienlijk lijden veroorzaken bij zowel gezelschapsdieren als in het wild levende dieren, dat er een aanzienlijk aantal gevallen van vergiftiging van gezelschapsdieren bij Tukes en de Finse levensmiddelenautoriteit is gemeld, en dat het aantal gevallen niet is gedaald als gevolg van de reeds door Finland ingevoerde afwijkingen van de toelatingen uit hoofde van artikel 37, lid 1, punten a) tot en met c), van Verordening (EU) nr. 528/2012 in 2019 waarbij het gebruik van de biociden door niet-professionele gebruikers wordt beperkt tot voorgevulde lokaasdozen. De Finse levensmiddelenautoriteit heeft daarom aanbevolen het gebruik en de beschikbaarheid van producten die alfachloralose bevatten, te beperken tot opgeleide professionele gebruikers. Finland heeft de toelatingen voor rodenticiden die alfachloralose bevatten, op 8 december 2021 overeenkomstig artikel 48, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 gewijzigd zodat de producten enkel professioneel mogen worden gebruikt.

(13)

Daarnaast heeft het Zweedse agentschap voor chemische stoffen aanvullende informatie verkregen van de dierenkliniek van de universiteit van Uppsala, Zweden, in de vorm van bloedmonsteranalysen waarmee de aanwezigheid van alfachloralose in het bloed van de vergiftigde dieren werd aangetoond.

(14)

Volgens artikel 19, lid 1, punt b), iii), van Verordening (EU) nr. 528/2012 is een voorwaarde voor de verlening van een toelating dat het biocide noch als zodanig, noch via zijn residuen, onmiddellijke of uitgestelde onaanvaardbare effecten op de gezondheid van dieren, rechtstreeks of via drinkwater, levensmiddelen, diervoeder of lucht, noch via andere, indirecte effecten heeft.

(15)

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 kan toelating worden verleend voor een biocide wanneer niet volledig is voldaan aan de in artikel 19, lid 1, punt b), iii), vastgelegde voorwaarden ingeval het niet-toelaten van het biocide voor de samenleving onevenredig grote negatieve gevolgen zou hebben in verhouding tot het risico voor de gezondheid van mens en dier of het milieu dat aan het gebruik van het biocide is verbonden onder de in de toelating bepaalde voorwaarden. Overeenkomstig artikel 19, lid 5, tweede alinea, mag het gebruik van een overeenkomstig die bepaling toegelaten biocide bovendien slechts worden toegestaan indien passende risicobeperkende maatregelen worden getroffen om minimale blootstelling van mens en het milieu aan dat product te garanderen. Het gebruik van een overeenkomstig dat lid toegelaten biocide moet worden beperkt tot de lidstaten waar aan de voorwaarden van de eerste alinea is voldaan.

(16)

Na de door de lidstaten en de houder van de toelating van het biocide ingediende informatie zorgvuldig te hebben onderzocht, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het biocide niet volledig voldoet aan de voorwaarden van artikel 19, lid 1, punt b), iii), van Verordening (EU) nr. 528/2012, waarbij rekening is gehouden met het advies van de Finse levensmiddelenautoriteit en de Finse vereniging van dierenartsen, alsook met de verslagen van de dierkliniek van de universiteit van Uppsala en de Zweedse vereniging van dierenartsen, waarin werd aangegeven dat het biocide onaanvaardbare effecten op de diergezondheid heeft, en door middel van analytische tests op de vergiftigde dieren werd aangetoond dat een aanzienlijk aantal gevallen van alfachloralosevergiftiging van katten heeft plaatsgevonden.

(17)

Het biocide mag daarom overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 528/2012 alleen worden toegelaten in lidstaten die van oordeel zijn dat het niet-toelaten van het biocide voor de samenleving onevenredig grote negatieve gevolgen zou hebben in verhouding tot het risico voor de gezondheid van mens en dier of het milieu dat aan het gebruik van het biocide is verbonden onder de in de toelating bepaalde voorwaarden.

(18)

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten voor gebruik van het biocide ook passende risicobeperkende maatregelen gelden om minimale blootstelling van dieren en het milieu aan dat biocide te garanderen.

(19)

Alfachloralose is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG opgenomen als werkzame stof die mag worden gebruikt in biociden van productsoort 14, en wordt ingevolge artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 derhalve geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd, onder voorbehoud van de naleving van de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde specificaties en voorwaarden.

(20)

Het Agentschap heeft op 24 december 2019 overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag tot verlenging van de werkzame stof alfachloralose ingediend. De beoordelende bevoegde autoriteit van Polen heeft de Commissie op 15 oktober 2020 geïnformeerd over haar besluit op grond van artikel 14, lid 1, van die verordening dat een volledige beoordeling van de aanvraag voor verlenging noodzakelijk was.

(21)

De goedkeuring van alfachloralose voor gebruik in biociden van productsoort 14 zou dus om redenen buiten de invloed van de aanvrager op 30 juni 2021 vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan zou zijn genomen. Daarom is de vervaldatum van de goedkeuring van alfachloralose bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/333 van de Commissie (3) verlengd tot en met 31 december 2023, zodat de aanvraag kan worden onderzocht.

(22)

Het risico op doorvergiftiging van dieren als gevolg van het gebruik van biociden die alfachloralose bevatten en de risicobeperkende maatregelen die moeten worden getroffen om het risico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, moeten in het kader van de beoordeling van de aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van alfachloralose worden onderzocht, en de lidstaten moeten daar bij de toelating van biociden die alfachloralose bevatten naar behoren rekening mee houden.

(23)

Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat risicobeperkende maatregelen om het risico op gevallen van primaire vergiftiging en doorvergiftiging als gevolg van het gebruik van biociden die alfachloralose bevatten in de vorm waarin zij in de handel worden gebracht, bij wijze van uitzondering en in afwachting van de conclusie van de beoordeling van de aanvraag voor verlening van de toelating van alfachloralose, moeten afhangen van de bijzondere omstandigheden en het beschikbare wetenschappelijk gevalideerde bewijsmateriaal met betrekking tot gevallen van doorvergiftiging in de afzonderlijke lidstaten. Sommige lidstaten kunnen het bijvoorbeeld nodig achten het gebruik van biociden die alfachloralose bevatten te beperken tot opgeleide professionele gebruikers, terwijl andere lidstaten van oordeel kunnen zijn dat aanvullende etiketteringsvoorschriften volstaan.

(24)

De Commissie heeft de houder van de toelating op 15 februari 2022, overeenkomstig artikel 36, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012, in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen in te dienen. De houder van de toelating heeft opmerkingen ingediend, waarmee de Commissie vervolgens rekening heeft gehouden.

(25)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het biocide dat onder het nummer FR-0005286-0000 in het biocidenregister is vermeld voldoet niet volledig aan de voorwaarden van artikel 19, lid 1, punt b), iii), van Verordening (EU) nr. 528/2012.

Het biocide dat onder het nummer FR-0005286-0000 in het biocidenregister is vermeld, mag alleen worden toegelaten in lidstaten die van oordeel zijn dat het niet-toelaten van het biocide voor de samenleving onevenredig grote negatieve gevolgen zou hebben in verhouding tot het risico voor de gezondheid van mens en dier of het milieu dat aan het gebruik van het biocide is verbonden onder de in de toelating bepaalde voorwaarden.

Voor gebruik van het biocide gelden passende risicobeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) nr. 528/2012, die in elke lidstaat worden vastgesteld op basis van de bijzondere omstandigheden en het beschikbare bewijsmateriaal met betrekking tot gevallen van doorvergiftiging in die lidstaat.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 juni 2022.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/333 van de Commissie van 24 februari 2021 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van alfachloralose voor gebruik in biociden van productsoort 14 (PB L 65 van 25.2.2021, blz. 58).