ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
65e jaargang |
|
|
III Andere handelingen |
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/1 |
VERORDENING (EU) 2022/1264 VAN DE COMMISSIE
van 20 juli 2022
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van fludioxonil in of op bepaalde producten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor fludioxonil zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 is een aanvraag voor invoertoleranties ingediend voor fludioxonil, dat in de Verenigde Staten wordt gebruikt op suikerbiet en in Guatemala, Honduras en Colombia op bananen. De aanvrager voert aan dat het toegestane gebruik van die stof op dergelijke gewassen in die landen leidt tot residugehalten die de in Verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde MRL’s overschrijden en dat hogere MRL’s nodig zijn om handelsbelemmeringen voor de invoer van die gewassen te vermijden. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de betrokken lidstaat de aanvraag geëvalueerd en is het evaluatieverslag bij de Commissie ingediend. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvraag en het evaluatieverslag beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico’s voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft een met redenen omkleed advies over de voorgestelde MRL’s uitgebracht (2). Zij heeft dat advies naar de aanvrager, de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt. |
(5) |
De EFSA heeft geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de volledigheid van de ingediende gegevens was voldaan en dat de door de aanvrager gevraagde wijzigingen van de MRL’s op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. In haar conclusie heeft de EFSA rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stof. Uit de levenslange blootstelling aan de stof via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stof kunnen bevatten, is gebleken dat er geen risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname wordt overschreden. Bovendien heeft de EFSA geconcludeerd dat geen acute referentiedosis hoeft te worden vastgesteld vanwege het lage acute toxiciteitsprofiel van de werkzame stof. |
(6) |
Op grond van het met redenen omklede advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de voorgestelde wijzigingen van de MRL’s aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Reasoned opinion on the setting of import tolerances for fludioxonil in sugar beet roots and bananas. EFSA Journal 2021;19(11):6919. Wetenschappelijke verslagen van de EFSA, online beschikbaar op: http://www.efsa.europa.eu
BIJLAGE
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt de kolom voor fludioxonil vervangen door:
“Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
Codenummer |
Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL’s gelden (1) |
Fludioxonil (R) (F) |
||||
0100000 |
FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN |
|
||||
0110000 |
Citrusvruchten |
10 |
||||
0110010 |
Grapefruits/pompelmoezen |
|
||||
0110020 |
Sinaasappelen |
|
||||
0110030 |
Citroenen |
|
||||
0110040 |
Limoenen/lemmetjes |
|
||||
0110050 |
Mandarijnen |
|
||||
0110990 |
Overige (2) |
|
||||
0120000 |
Noten |
|
||||
0120010 |
Amandelen |
0,01 (*1) |
||||
0120020 |
Paranoten |
0,01 (*1) |
||||
0120030 |
Cashewnoten |
0,01 (*1) |
||||
0120040 |
Kastanjes |
0,01 (*1) |
||||
0120050 |
Kokosnoten |
0,01 (*1) |
||||
0120060 |
Hazelnoten |
0,01 (*1) |
||||
0120070 |
Macadamianoten |
0,01 (*1) |
||||
0120080 |
Pecannoten |
0,01 (*1) |
||||
0120090 |
Pijnboompitten |
0,01 (*1) |
||||
0120100 |
Pistaches |
0,2 |
||||
0120110 |
Walnoten |
0,01 (*1) |
||||
0120990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0130000 |
Pitvruchten |
5 |
||||
0130010 |
Appelen |
|
||||
0130020 |
Peren |
|
||||
0130030 |
Kweeperen |
|
||||
0130040 |
Mispels |
|
||||
0130050 |
Loquats/Japanse mispels |
|
||||
0130990 |
Overige (2) |
|
||||
0140000 |
Steenvruchten |
|
||||
0140010 |
Abrikozen |
5 |
||||
0140020 |
Kersen (zoet) |
5 |
||||
0140030 |
Perziken |
10 |
||||
0140040 |
Pruimen |
5 |
||||
0140990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0150000 |
Besvruchten en kleinfruit |
|
||||
0151000 |
|
|
||||
0151010 |
Tafeldruiven |
5 |
||||
0151020 |
Wijndruiven |
4 |
||||
0152000 |
|
4 |
||||
0153000 |
|
5 |
||||
0153010 |
Bramen/braambessen |
|
||||
0153020 |
Dauwbramen |
|
||||
0153030 |
Frambozen (geel en rood) |
|
||||
0153990 |
Overige (2) |
|
||||
0154000 |
|
|
||||
0154010 |
Blauwe bessen |
4 |
||||
0154020 |
Veenbessen |
4 |
||||
0154030 |
Aalbessen (rood, wit en zwart) |
4 |
||||
0154040 |
Kruisbessen (geel, groen en rood) |
4 |
||||
0154050 |
Rozenbottels |
0,01 (*1) |
||||
0154060 |
Moerbeien (wit en zwart) |
0,01 (*1) |
||||
0154070 |
Azaroles/Middellandse Zeemispels |
0,01 (*1) |
||||
0154080 |
Vlierbessen |
4 |
||||
0154990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0160000 |
Diverse vruchten met |
|
||||
0161000 |
|
0,01 (*1) |
||||
0161010 |
Dadels |
|
||||
0161020 |
Vijgen |
|
||||
0161030 |
Tafelolijven |
|
||||
0161040 |
Kumquats |
|
||||
0161050 |
Carambola’s |
|
||||
0161060 |
Kaki’s/Japanse persimoenen |
|
||||
0161070 |
Jambolans/djamblangs |
|
||||
0161990 |
Overige (2) |
|
||||
0162000 |
|
|
||||
0162010 |
Kiwi’s (geel, groen, rood) |
15 |
||||
0162020 |
Lychees |
0,01 (*1) |
||||
0162030 |
Passievruchten/maracuja’s |
0,01 (*1) |
||||
0162040 |
Woestijnvijgen/cactusvruchten |
0,01 (*1) |
||||
0162050 |
Sterappelen |
0,01 (*1) |
||||
0162060 |
Noord-Amerikaanse persimoenen |
0,01 (*1) |
||||
0162990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0163000 |
|
|
||||
0163010 |
Avocado’s |
1,5 |
||||
0163020 |
Bananen |
2 |
||||
0163030 |
Mango’s |
2 |
||||
0163040 |
Papaja’s |
0,01 (*1) |
||||
0163050 |
Granaatappels |
3 |
||||
0163060 |
Cherimoya’s |
0,01 (*1) |
||||
0163070 |
Guaves |
0,5 |
||||
0163080 |
Ananassen |
7 |
||||
0163090 |
Broodvruchten |
0,01 (*1) |
||||
0163100 |
Doerians |
0,01 (*1) |
||||
0163110 |
Zuurzakken/doerian blanda |
0,01 (*1) |
||||
0163990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0200000 |
GROENTEN, VERS of BEVROREN |
|
||||
0210000 |
Wortel- en knolgewassen |
|
||||
0211000 |
|
5 |
||||
0212000 |
|
|
||||
0212010 |
Cassave/maniok |
0,01 (*1) |
||||
0212020 |
Bataten (zoete aardappelen) |
10 |
||||
0212030 |
Yams |
10 |
||||
0212040 |
Arrowroot/pijlwortel |
0,01 (*1) |
||||
0212990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0213000 |
|
|
||||
0213010 |
Rode bieten |
1 |
||||
0213020 |
Wortels |
1 |
||||
0213030 |
Knolselderij |
0,2 |
||||
0213040 |
Mierikswortels |
1 |
||||
0213050 |
Aardperen/topinamboers |
0,01 (*1) |
||||
0213060 |
Pastinaken |
1 |
||||
0213070 |
Wortelpeterselie |
1 |
||||
0213080 |
Radijzen |
0,3 |
||||
0213090 |
Schorseneren |
1 |
||||
0213100 |
Koolrapen |
0,01 (*1) |
||||
0213110 |
Rapen |
0,01 (*1) |
||||
0213990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0220000 |
Bolgewassen |
|
||||
0220010 |
Knoflook |
0,5 |
||||
0220020 |
Uien |
0,5 |
||||
0220030 |
Sjalotten |
0,5 |
||||
0220040 |
Bosuien/groene uien en stengeluien |
5 |
||||
0220990 |
Overige (2) |
0,5 |
||||
0230000 |
Vruchtgroenten |
|
||||
0231000 |
|
|
||||
0231010 |
Tomaten |
3 |
||||
0231020 |
Paprika’s |
1 |
||||
0231030 |
Aubergines |
0,4 |
||||
0231040 |
Okra’s, okers |
0,01 (*1) |
||||
0231990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0232000 |
|
0,4 |
||||
0232010 |
Komkommers |
|
||||
0232020 |
Augurken |
|
||||
0232030 |
Courgettes |
|
||||
0232990 |
Overige (2) |
|
||||
0233000 |
|
0,3 |
||||
0233010 |
Meloenen |
|
||||
0233020 |
Pompoenen |
|
||||
0233030 |
Watermeloenen |
|
||||
0233990 |
Overige (2) |
|
||||
0234000 |
|
0,01 (*1) |
||||
0239000 |
|
0,01 (*1) |
||||
0240000 |
Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica) |
|
||||
0241000 |
|
|
||||
0241010 |
Broccoli |
0,7 |
||||
0241020 |
Bloemkolen |
0,01 (*1) |
||||
0241990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0242000 |
|
|
||||
0242010 |
Spruitjes |
0,01 (*1) |
||||
0242020 |
Sluitkolen |
2 |
||||
0242990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0243000 |
|
|
||||
0243010 |
Chinese kool/petsai |
10 |
||||
0243020 |
Boerenkolen |
0,01 (*1) |
||||
0243990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0244000 |
|
0,01 (*1) |
||||
0250000 |
Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen |
|
||||
0251000 |
|
|
||||
0251010 |
Veldsla |
20 |
||||
0251020 |
Sla |
40 |
||||
0251030 |
Andijvie |
20 |
||||
0251040 |
Tuinkers en andere kiemen en scheuten |
20 |
||||
0251050 |
Winterkers |
20 |
||||
0251060 |
Raketsla/rucola |
20 |
||||
0251070 |
Rode amsoi |
20 |
||||
0251080 |
Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten) |
20 |
||||
0251990 |
Overige (2) |
20 |
||||
0252000 |
|
|
||||
0252010 |
Spinazie |
30 |
||||
0252020 |
Postelein |
20 |
||||
0252030 |
Snijbiet |
20 |
||||
0252990 |
Overige (2) |
20 |
||||
0253000 |
|
0,01 (*1) |
||||
0254000 |
|
10 |
||||
0255000 |
|
0,02 |
||||
0256000 |
|
20 |
||||
0256010 |
Kervel |
|
||||
0256020 |
Bieslook |
|
||||
0256030 |
Bladselderij/snijselder |
|
||||
0256040 |
Peterselie |
|
||||
0256050 |
Salie |
|
||||
0256060 |
Rozemarijn |
|
||||
0256070 |
Tijm |
|
||||
0256080 |
Basilicum en eetbare bloemen |
|
||||
0256090 |
Laurierblad |
|
||||
0256100 |
Dragon |
|
||||
0256990 |
Overige (2) |
|
||||
0260000 |
Peulgroenten |
|
||||
0260010 |
Bonen (met peul) |
1 |
||||
0260020 |
Bonen (zonder peul) |
0,4 |
||||
0260030 |
Erwten (met peul) |
1 |
||||
0260040 |
Erwten (zonder peul) |
0,3 |
||||
0260050 |
Linzen |
0,05 |
||||
0260990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0270000 |
Stengelgroenten |
|
||||
0270010 |
Asperges |
0,01 (*1) |
||||
0270020 |
Kardoenen |
0,01 (*1) |
||||
0270030 |
Bleekselderij |
1,5 |
||||
0270040 |
Knolvenkel |
1,5 |
||||
0270050 |
Artisjokken |
0,01 (*1) |
||||
0270060 |
Preien |
0,01 (*1) |
||||
0270070 |
Rabarber |
0,7 |
||||
0270080 |
Bamboescheuten |
0,01 (*1) |
||||
0270090 |
Palmharten |
0,01 (*1) |
||||
0270990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0280000 |
Paddenstoelen, mossen en korstmossen |
0,01 (*1) |
||||
0280010 |
Gekweekte paddenstoelen |
|
||||
0280020 |
Wilde paddenstoelen |
|
||||
0280990 |
Mossen en korstmossen |
|
||||
0290000 |
Algen en prokaryote organismen |
0,01 (*1) |
||||
0300000 |
PEULVRUCHTEN |
|
||||
0300010 |
Bonen |
0,5 |
||||
0300020 |
Linzen |
0,4 |
||||
0300030 |
Erwten |
0,4 |
||||
0300040 |
Lupinen/lupinebonen |
0,4 |
||||
0300990 |
Overige (2) |
0,4 |
||||
0400000 |
OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN |
|
||||
0401000 |
Oliehoudende zaden |
|
||||
0401010 |
Lijnzaad |
0,3 |
||||
0401020 |
Pinda’s/aardnoten |
0,01 (*1) |
||||
0401030 |
Papaverzaad/maanzaad |
0,01 (*1) |
||||
0401040 |
Sesamzaad |
0,3 |
||||
0401050 |
Zonnebloemzaad |
0,01 (*1) |
||||
0401060 |
Koolzaad |
0,3 |
||||
0401070 |
Sojabonen |
0,2 |
||||
0401080 |
Mosterdzaad |
0,3 |
||||
0401090 |
Katoenzaad |
0,01 (*1) |
||||
0401100 |
Pompoenzaad |
0,01 (*1) |
||||
0401110 |
Saffloerzaad |
0,01 (*1) |
||||
0401120 |
Bernagiezaad |
0,3 |
||||
0401130 |
Huttentutzaad |
0,3 |
||||
0401140 |
Hennepzaad |
0,3 |
||||
0401150 |
Wonderbonen |
0,01 (*1) |
||||
0401990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
0402000 |
Oliehoudende vruchten |
0,01 (*1) |
||||
0402010 |
Olijven voor oliewinning |
|
||||
0402020 |
Palmpitten |
|
||||
0402030 |
Palmvruchten |
|
||||
0402040 |
Kapok |
|
||||
0402990 |
Overige (2) |
|
||||
0500000 |
GRANEN |
0,01 (*1) |
||||
0500010 |
Gerst |
|
||||
0500020 |
Boekweit en andere pseudogranen |
|
||||
0500030 |
Mais |
|
||||
0500040 |
Gierst/pluimgierst |
|
||||
0500050 |
Haver |
|
||||
0500060 |
Rijst |
|
||||
0500070 |
Rogge |
|
||||
0500080 |
Sorghum |
|
||||
0500090 |
Tarwe |
|
||||
0500990 |
Overige (2) |
|
||||
0600000 |
THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB |
|
||||
0610000 |
Thee |
0,05 (*1) |
||||
0620000 |
Koffiebonen |
0,05 (*1) |
||||
0630000 |
Kruidenthee van |
|
||||
0631000 |
|
0,05 (*1) |
||||
0631010 |
Kamille |
|
||||
0631020 |
Hibiscus/roselle |
|
||||
0631030 |
Roos |
|
||||
0631040 |
Jasmijn |
|
||||
0631050 |
Lindebloesem |
|
||||
0631990 |
Overige (2) |
|
||||
0632000 |
|
0,05 (*1) |
||||
0632010 |
Aardbei |
|
||||
0632020 |
Rooibos |
|
||||
0632030 |
Maté |
|
||||
0632990 |
Overige (2) |
|
||||
0633000 |
|
|
||||
0633010 |
Valeriaan |
1 |
||||
0633020 |
Ginseng |
4 |
||||
0633990 |
Overige (2) |
1 |
||||
0639000 |
|
0,05 (*1) |
||||
0640000 |
Cacaobonen |
0,05 (*1) |
||||
0650000 |
Carob/johannesbrood |
0,05 (*1) |
||||
0700000 |
HOP |
0,05 (*1) |
||||
0800000 |
SPECERIJEN |
|
||||
0810000 |
Als specerij gebruikte zaden |
0,05 (*1) |
||||
0810010 |
Anijs |
|
||||
0810020 |
Zwarte komijn |
|
||||
0810030 |
Selderij |
|
||||
0810040 |
Koriander |
|
||||
0810050 |
Komijn |
|
||||
0810060 |
Dille |
|
||||
0810070 |
Venkel |
|
||||
0810080 |
Fenegriek |
|
||||
0810090 |
Nootmuskaat |
|
||||
0810990 |
Overige (2) |
|
||||
0820000 |
Als specerij gebruikte vruchten |
0,05 (*1) |
||||
0820010 |
Piment |
|
||||
0820020 |
Szechuanpeper/anijspeper |
|
||||
0820030 |
Karwij |
|
||||
0820040 |
Kardemom |
|
||||
0820050 |
Jeneverbes |
|
||||
0820060 |
Peperkorrel (groen, wit en zwart) |
|
||||
0820070 |
Vanille |
|
||||
0820080 |
Tamarinde |
|
||||
0820990 |
Overige (2) |
|
||||
0830000 |
Als specerij gebruikte bast |
0,05 (*1) |
||||
0830010 |
Kaneel |
|
||||
0830990 |
Overige (2) |
|
||||
0840000 |
Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken |
|
||||
0840010 |
Zoethout |
1 |
||||
0840020 |
Gember (10) |
|
||||
0840030 |
Geelwortel/kurkuma/koenjit |
1 |
||||
0840040 |
Mierikswortel (11) |
|
||||
0840990 |
Overige (2) |
1 |
||||
0850000 |
Als specerij gebruikte knoppen |
0,05 (*1) |
||||
0850010 |
Kruidnagels |
|
||||
0850020 |
Kappertjes |
|
||||
0850990 |
Overige (2) |
|
||||
0860000 |
Als specerij gebruikte stampers |
0,05 (*1) |
||||
0860010 |
Saffraan |
|
||||
0860990 |
Overige (2) |
|
||||
0870000 |
Als specerij gebruikte zaadrokken |
0,05 (*1) |
||||
0870010 |
Foelie |
|
||||
0870990 |
Overige (2) |
|
||||
0900000 |
SUIKERGEWASSEN |
|
||||
0900010 |
Suikerbiet |
4 |
||||
0900020 |
Suikerriet |
0,01 (*1) |
||||
0900030 |
Wortelcichorei |
0,01 (*1) |
||||
0900990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
1000000 |
PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - LANDDIEREN |
|
||||
1010000 |
Producten afkomstig van |
|
||||
1011000 |
|
|
||||
1011010 |
Spier |
0,02 |
||||
1011020 |
Vet |
0,02 |
||||
1011030 |
Lever |
0,1 |
||||
1011040 |
Nier |
0,1 |
||||
1011050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1011990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1012000 |
|
|
||||
1012010 |
Spier |
0,02 |
||||
1012020 |
Vet |
0,02 |
||||
1012030 |
Lever |
0,1 |
||||
1012040 |
Nier |
0,1 |
||||
1012050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1012990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1013000 |
|
|
||||
1013010 |
Spier |
0,02 |
||||
1013020 |
Vet |
0,02 |
||||
1013030 |
Lever |
0,1 |
||||
1013040 |
Nier |
0,1 |
||||
1013050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1013990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1014000 |
|
|
||||
1014010 |
Spier |
0,02 |
||||
1014020 |
Vet |
0,02 |
||||
1014030 |
Lever |
0,1 |
||||
1014040 |
Nier |
0,1 |
||||
1014050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1014990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1015000 |
|
|
||||
1015010 |
Spier |
0,02 |
||||
1015020 |
Vet |
0,02 |
||||
1015030 |
Lever |
0,1 |
||||
1015040 |
Nier |
0,1 |
||||
1015050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1015990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1016000 |
|
|
||||
1016010 |
Spier |
0,01 (*1) |
||||
1016020 |
Vet |
0,01 (*1) |
||||
1016030 |
Lever |
0,1 |
||||
1016040 |
Nier |
0,1 |
||||
1016050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1016990 |
Overige (2) |
0,01 (*1) |
||||
1017000 |
|
|
||||
1017010 |
Spier |
0,02 |
||||
1017020 |
Vet |
0,02 |
||||
1017030 |
Lever |
0,1 |
||||
1017040 |
Nier |
0,1 |
||||
1017050 |
Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier) |
0,1 |
||||
1017990 |
Overige (2) |
0,02 |
||||
1020000 |
Melk |
0,04 |
||||
1020010 |
Runderen |
|
||||
1020020 |
Schapen |
|
||||
1020030 |
Geiten |
|
||||
1020040 |
Paarden |
|
||||
1020990 |
Overige (2) |
|
||||
1030000 |
Vogeleieren |
0,02 |
||||
1030010 |
Kippen |
|
||||
1030020 |
Eenden |
|
||||
1030030 |
Ganzen |
|
||||
1030040 |
Kwartels |
|
||||
1030990 |
Overige (2) |
|
||||
1040000 |
Honing en andere producten van de bijenteelt (7) |
0,05 (*1) |
||||
1050000 |
Amfibieën en reptielen |
0,01 (*1) |
||||
1060000 |
Ongewervelde landdieren |
0,01 (*1) |
||||
1070000 |
In het wild levende gewervelde landdieren |
0,02 |
||||
1100000 |
PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - VIS, VISPRODUCTEN EN ANDERE PRODUCTEN VAN ZOUT- EN ZOETWATERDIEREN (8) |
|
||||
1200000 |
UITSLUITEND VOOR DIERVOEDER GEBRUIKTE PRODUCTEN OF DELEN VAN PRODUCTEN (8) |
|
||||
1300000 |
VERWERKTE VOEDINGSMIDDELEN (9) |
|
||||
Fludioxonil (R) (F)
|
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor MRL’s gelden, zie bijlage I.
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1265 VAN DE COMMISSIE
van 20 juli 2022
tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen op en de verspreiding binnen het grondgebied van de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 30, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Rose Rosettevirus (“het nader omschreven plaagorganisme”) en de vector Phyllocoptes fructiphilus daarvan zijn momenteel niet opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2), noch in de lijst van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen in bijlage IV bij die verordening. Voor zover bekend komen het nader omschreven plaagorganisme en de vector ervan niet op het grondgebied van de Unie voor. |
(2) |
Uit een in 2018 door de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (European and Mediterranean Plant Protection Organization, EPPO) verrichte analyse van het fytosanitaire risico (3) is gebleken dat het nader omschreven plaagorganisme en de schadelijke effecten ervan een belangrijk fytosanitair probleem voor het grondgebied van de Unie zouden kunnen opleveren, met name voor de productie van alle soorten rozen. |
(3) |
Omdat het nader omschreven plaagorganisme een ernstig fytosanitair probleem inhoudt, is Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 van de Commissie (4) tot vaststelling van voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van planten, met uitzondering van zaden, van Rosa spp. (“de nader omschreven planten”) die afkomstig zijn uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven plaagorganisme er voorkomt (Canada, India en de Verenigde Staten), alsook voorschriften voor officiële controles bij het binnenbrengen ervan in de Unie, vastgesteld. Dat uitvoeringsbesluit bepaalt dat het op het grondgebied van de Unie binnenbrengen van het nader omschreven plaagorganisme verboden is, dat onmiddellijk informatie over de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme en van de nader omschreven vector ervan in de Unie moet worden ingediend, en voorziet in regels voor onderzoeken naar de aanwezigheid ervan op het grondgebied van de Unie. |
(4) |
Sinds de vaststelling van dat uitvoeringsbesluit is geen melding gemaakt van onderscheppingen van besmette nader omschreven planten tijdens het binnenbrengen op of het verplaatsen ervan binnen het grondgebied van de Unie. Het gespecificeerde plaagorganisme is zich echter in Canada, India en de Verenigde Staten blijven verspreiden. |
(5) |
De conclusies van de analyse van het EPPO zijn nog steeds geldig. In die analyse werd de kans op binnenkomst en vestiging van het nader omschreven plaagorganisme, en de te verwachten omvang van de verspreiding en de gevolgen ervan in de Unie, en de fytosanitaire risico’s voor het grondgebied van de Unie als groot beschouwd. |
(6) |
Bovendien zijn de in de analyse van de EPPO aangegeven fytosanitaire problemen sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 toegenomen, omdat de nader omschreven planten in steeds grotere hoeveelheden in de Unie worden ingevoerd uit derde landen waar de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme toeneemt. |
(7) |
De Commissie concludeert dat het nader omschreven plaagorganisme voldoet aan de criteria van deel 3, subdeel 2, van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/2031. |
(8) |
Op basis van die feiten wordt geraamd dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat het nader omschreven plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, en er zich vervolgens verspreidt, tenzij de maatregelen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739, die van toepassing zijn tot en met 31 juli 2022 en doeltreffend zijn gebleken om te voorkomen dat het nader omschreven plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, worden gehandhaafd. |
(9) |
Daarom moeten die maatregelen worden opgenomen in deze verordening die met ingang van 1 augustus 2022 van toepassing moet worden om ervoor te zorgen dat het grondgebied van de Unie tegen het nader omschreven plaagorganisme beschermd blijft. |
(10) |
Deze verordening moet tot en met 31 juli 2024 van toepassing zijn. Een dergelijke toepassingsperiode is noodzakelijk om een volledige risicobeoordeling ter bepaling van de status van het nader omschreven plaagorganisme mogelijk te maken. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
“nader omschreven plaagorganisme”: het Rose Rosettevirus; |
b) |
“nader omschreven planten”: planten, met uitzondering van zaden, van Rosa spp. die afkomstig zijn uit Canada, India of de Verenigde Staten; |
c) |
“nader omschreven vector”: Phyllocoptes fructiphilus. |
Artikel 2
Verbodsbepalingen betreffende het nader omschreven plaagorganisme
Het nader omschreven plaagorganisme mag niet worden binnengebracht, verplaatst, gehouden, vermeerderd of vrijgelaten op het grondgebied van de Unie.
Artikel 3
Informatie over de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector ervan
De lidstaten zorgen ervoor dat elke persoon op het grondgebied van de Unie die in het bezit is van planten die mogelijk besmet zijn met het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector daarvan, onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector ervan en wordt voorgelicht over de mogelijke gevolgen en risico’s alsook de te nemen bijbehorende maatregelen.
Artikel 4
Onderzoeken
De bevoegde autoriteiten verrichten een jaarlijks onderzoek naar de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme en de nader omschreven vector op de waardplanten op hun grondgebied.
Het onderzoek omvat bemonsteringen en tests en wordt gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen wat betreft de capaciteit om het nader omschreven plaagorganisme en de nader omschreven vector op te sporen.
De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 april in kennis van de resultaten van de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde onderzoeken.
Artikel 5
Eisen voor het binnenbrengen van de nader omschreven planten op het grondgebied van de Unie
1. De nader omschreven planten mogen alleen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat onder de rubriek “Aanvullende verklaring” een officiële verklaring bevat met een van de volgende verklaringen:
a) |
de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een gebied dat vrij is van het nader omschreven plaagorganisme en zijn geregistreerd en gecontroleerd door de nationale plantenziektekundige dienst van het derde land van oorsprong, met vermelding van de naam van het gebied in de rubriek “Plaats van oorsprong”; |
b) |
in geval van voor opplant bestemde nader omschreven planten, dat:
|
c) |
in geval van nader omschreven planten anders dan voor opplant bestemde planten, dat:
|
d) |
in geval van nader omschreven planten in weefselcultuur die niet van oorsprong zijn uit een gebied dat vrij is van het nader omschreven plaagorganisme, dat zij zijn geproduceerd uit moederplanten die zijn getest en vrij zijn bevonden van het nader omschreven plaagorganisme. |
2. De nader omschreven planten mogen alleen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht als zij zodanig zijn verwerkt, verpakt en vervoerd dat besmetting door de nader omschreven vector wordt voorkomen.
Artikel 6
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2024.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).
(3) EPPO (2018), Pest risk analysis for Rose rosette virus and its vector Phyllocoptes fructiphilus, EPPO, Parijs. Te vinden op: https://gd.eppo.int/taxon/RRV000/documents
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 van de Commissie van 16 oktober 2019 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen (PB L 265 van 18.10.2019, blz. 12).
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/17 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1266 VAN DE COMMISSIE
van 20 juli 2022
tot verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”. |
(4) |
De aanvrager heeft ook verzocht om een vergunning voor het gebruik van mononatriumglutamaat in drinkwater. Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet echter niet in de verlening van een vergunning voor het gebruik van “aromatische stoffen” in drinkwater. Daarom mag het gebruik van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als toevoegingsmiddel voor drinkwater niet worden toegestaan. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 10 november 2021 (2) geconcludeerd dat mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu. De EFSA heeft in het advies geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel niet giftig is bij inademing, niet irriterend is voor de huid of de ogen en niet huidallergeen is. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat mononatriumglutamaat doeltreffend bijdraagt tot de smaak van diervoeder. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd, dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(6) |
Uit de beoordeling van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van de stof, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan. |
(7) |
Om een betere controle mogelijk te maken, moeten bepaalde voorwaarden worden vastgesteld. Het is met name van belang dat er een aanbevolen gehalte op het etiket van het toevoegingsmiddel wordt vermeld. Indien dat gehalte wordt overschreden, moet bepaalde informatie op het etiket van de voormengsels worden vermeld. |
(8) |
Het feit dat niet is toegestaan om mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als aromatische stof in drinkwater te gebruiken, sluit het gebruik ervan in mengvoeders die via water worden toegediend niet uit. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2021;19(12):6982.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||||||||||||||||
Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aromatische stoffen. |
||||||||||||||||||||||||||||
2b621i |
Mononatriumglutamaat |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Mononatriumglutamaat Karakterisering van de werkzame stof Mononatrium-L-glutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 Zuiverheid: ≥ 99 % Chemische formule: C5H8NaNO4•H2O CAS-nummer: 6106-04-03 Einecs-nummer: 205-538-1 Analysemethode (1)
|
Alle diersoorten |
— |
— |
— |
|
10.8.2032 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://joint-research-centre.ec.europa.eu/eurl-fa-eurl-feed-additives/eurl-fa-authorisation/eurl-fa-evaluation-reports_en
(2) Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/21 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1267 VAN DE COMMISSIE
van 20 juli 2022
tot nadere bepaling van de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten ten behoeve van het markttoezicht en de controle van de productconformiteit overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (1), en met name artikel 21, lid 9,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een van de doelstellingen van Unietestfaciliteiten is het ondersteunen van de nationale markttoezichtautoriteiten bij hun activiteiten door bij te dragen tot de uitbreiding van de laboratoriumcapaciteit voor specifieke productcategorieën of voor specifieke risico’s in verband met een productcategorie. Met de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten moet er met name voor worden gezorgd dat de Unietestfaciliteiten worden aangewezen wanneer er sprake is van een tekort aan laboratoriumtestcapaciteit. |
(2) |
Om een tekort aan laboratoriumcapaciteit te voorkomen, moet ruime toegang tot aanwijzing worden geboden. Om dergelijke toegang te bieden en de transparantie te waarborgen in het aanwijzingsproces, moet worden bepaald welke openbare testfaciliteiten van de lidstaten na oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling als Unietestfaciliteiten moeten worden aangewezen. |
(3) |
Het aanwijzen van testfaciliteiten van de Commissie als Unietestfaciliteiten moet gebeuren door middel van rechtstreekse benoeming door de Commissie. |
(4) |
Vanwege het grote aantal productcategorieën en specifieke risico’s in verband met een productcategorie, moet het bij artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte Unienetwerk voor productconformiteit worden geraadpleegd om ervoor te zorgen dat dergelijke categorieën en de bijbehorende risico’s correct worden geprioriteerd. |
(5) |
Het aanwijzen van de Unietestfaciliteiten moet regelmatig worden geëvalueerd om na te gaan of daarmee een consistent hoog niveau van producttests wordt gewaarborgd en technisch en wetenschappelijk advies van hoge kwaliteit wordt verstrekt. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten
1. Openbare testfaciliteiten van de lidstaten worden als Unietestfaciliteiten aangewezen na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling waarin de voorwaarden voor hun aanwijzing zijn vastgesteld.
2. Testfaciliteiten van de Commissie worden als Unietestfaciliteiten aangewezen door middel van een rechtstreekse benoeming door de Commissie waarin de voorwaarden voor hun aanwijzing zijn vastgesteld.
3. Voordat een testfaciliteit wordt aangewezen, wordt het bij artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte Unienetwerk voor productconformiteit (hierna “het netwerk” genoemd) geraadpleegd over:
a) |
de specifieke productcategorieën en specifieke risico’s in verband met een productcategorie waarvoor de Unietestfaciliteiten moeten worden aangewezen, en |
b) |
de voorwaarden voor het aanwijzen van de Unietestfaciliteiten om voor een consistent hoog niveau van producttests en technisch en wetenschappelijk advies van hoge kwaliteit te zorgen. |
Artikel 2
Evaluatie van de aanwijzing
1. In samenwerking met het netwerk evalueert de Commissie regelmatig de aanwijzing van Unietestfaciliteiten om zich ervan te vergewissen dat de Unietestfaciliteiten voldoen aan de voorwaarden voor de aanwijzing ervan en aan de vereisten van artikel 21, leden 3, 5 en 6, van Verordening (EU) 2019/1020.
2. In het besluit tot aanwijzing van de testfaciliteit wordt een termijn voor de evaluatie van het aanwijzen van een Unietestfaciliteit vastgesteld.
3. Indien een Unietestfaciliteit niet voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing ervan of aan de vereisten van artikel 21, leden 3, 5 en 6, van Verordening (EU) 2019/1020 voldoet, trekt de Commissie, indien van toepassing en na overleg met het netwerk, de aanwijzing in.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
III Andere handelingen
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/23 |
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 051/22/COL
van 16 februari 2022
betreffende de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 (IJsland) [2022/1268]
1. SAMENVATTING
1) |
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (“de Autoriteit”) wil IJsland meedelen dat de Autoriteit, na beoordeling van de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027, tot de bevinding is gekomen dat deze in overeenstemming is met de beginselen in de richtsnoeren inzake regionale steun (“de richtsnoeren”) (1). |
2) |
Dit besluit is de beoordeling door de Autoriteit van de regionale-steunkaart op grond van punt 190 van de richtsnoeren. De goedgekeurde kaart is een integraal onderdeel van de richtsnoeren (2). Met deze kaart is geen staatssteun gemoeid, noch gaat het om een toestemming om dat soort steun toe te kennen. |
3) |
De Autoriteit heeft haar besluit op de volgende overwegingen gebaseerd. |
2. DE PROCEDURE
4) |
Op 1 december 2021 heeft de Autoriteit haar nieuwe richtsnoeren vastgesteld. Deze richtsnoeren formuleren de voorwaarden waarop aan te melden regionale steun als verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst kan worden beschouwd (3). Ook stellen zij de criteria vast om de gebieden te identificeren die voldoen aan de voorwaarden voor verenigbaarheid op grond van artikel 61, lid 3, punten a) en c), van de EER-overeenkomst (4), de zgn. “steungebieden onder a)” en “steungebieden onder c)”. |
5) |
Overeenkomstig punt 150 van de richtsnoeren moet de gebieden die EER-EVA-staten als steungebieden onder a) of onder c) willen aanwijzen, op een regionale-steunkaart worden aangegeven. |
6) |
Overeenkomstig punt 189 van de richtsnoeren moet iedere EER-EVA-staat bij de Autoriteit aanmelding doen van één regionale-steunkaart die van de toepassing is voor de periode tot en met 31 december 2027. Op 27 januari 2022 hebben de IJslandse autoriteiten aanmelding gedaan van de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 (5). |
3. DOOR DE IJSLANDSE AUTORITEITEN AANGEWEZEN IN AANMERKING KOMENDE GEBIEDEN
7) |
In de EU is een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek vastgesteld. Deze nomenclatuur heet NUTS. Deze NUTS-nomenclatuur werkt met drie hiërarchische niveaus, genummerd van 1 tot en met 3. NUTS 1 omvat de grootste eenheden, terwijl NUTS 3 de kleinste eenheden omvat (6). |
8) |
Zoals opgemerkt in voetnoot 30 bij de richtsnoeren, zijn in de EER-EVA-staten territoriale eenheden voor de statistiek afgebakend die vergelijkbaar zijn met de NUTS-nomenclatuur. Omdat de richtsnoeren regionale steun van de Commissie (7) verwijzen naar de NUTS-nomenclatuur, wordt in de richtsnoeren bijgevolg de term territoriale eenheden voor de statistiek gebruikt. De NUTS-nomenclatuur en de territoriale eenheden voor de statistiek in de EER-EVA-staten zijn beschikbaar op de webpagina’s van Eurostat (8). |
9) |
IJsland valt volledig binnen één territoriale eenheid voor de statistiek op niveau 2 (Ísland). Op niveau 3 wordt IJsland verder onderverdeeld in twee territoriale eenheden voor de statistiek. Daarbij gaat het om, respectievelijk, de hoofdstedelijke regio (Höfuðborgarsvæði) en IJsland buiten de hoofdstedelijke regio (Landsbyggð) (9). |
10) |
De op IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 aangewezen gebieden zijn de gebieden die de niveau 3-regio Landsbyggð) (10) omvatten. |
11) |
Op basis van bevolkingsgegevens per 1 januari 2018 bedraagt de bevolkingsdichtheid van IJsland 3,48 inwoners per km2. Landsbyggð is aanzienlijk minder dichtbevolkt dan Höfuðborgarsvæði. De bevolkingsdichtheid in Landsbyggð bedraagt 1,27 inwoners per km2 en die in Höfuðborgarsvæði 225,87 inwoners per km2 (op basis van de bevolkingsgegevens per 1 januari 2018) (11). |
12) |
Landsbyggð heeft een oppervlakte van 99 258 km2. Op basis van de meest recente gegevens van het IJslandse bureau voor de statistiek (Hagstofan) bedroeg het inwonersaantal 132 264 per 1 januari 2021. Dit stemt overeen met een bevolkingsdichtheid van 1,33 inwoners per km2 (12). |
13) |
De als bijlage I aan dit besluit gehechte grafische weergave stelt Landsbyggð voor. Voorts bevat bijlage II een lijst van die kleinere eenheden waaruit deze niveau 3-regio bestaat (13). |
4. BEOORDELING
14) |
Het aandeel regionale steun dat voor de periode 2022-2027 beschikbaar is, wordt voor elke EER-EVA-staat vermeld in bijlage I bij de richtsnoeren. Heel IJsland wordt in bijlage I geïdentificeerd als vooraf vastliggende steungebieden onder c). |
15) |
De IJslandse autoriteiten mogen deze toewijzing gebruiken om op hun regionale-steunkaart steungebieden onder c) aan te wijzen. De regels om die gebieden aan te wijzen, zijn te vinden in de punten 168 en 169 van de richtsnoeren. |
16) |
Volgens punt 168 van de richtsnoeren mogen EER-EVA-staten steungebieden onder c) aanwijzen als vooraf vastliggende steungebieden onder c). Daarnaast biedt punt 169 ruimte voor een flexibele benadering waarbij andere gebieden worden opgenomen. Omdat IJsland in bijlage I volledig als vooraf vastliggend steungebied onder c) is ingedeeld, hadden de IJslandse autoriteiten op hun regionale-steunkaart IJsland in zijn geheel als steungebied onder c) kunnen aanwijzen. |
17) |
Zoals in punt 9) aangegeven, valt IJsland volledig binnen één territoriale eenheid voor de statistiek op niveau 2 (Ísland). Op niveau 3 wordt IJsland verder onderverdeeld in twee territoriale eenheden voor de statistiek. Daarbij gaat het om, respectievelijk, de hoofdstedelijke regio (Höfuðborgarsvæði) en IJsland buiten de hoofdstedelijke regio (Landsbyggð). |
18) |
Bij het aanwijzen van de in aanmerking komende gebieden op de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 hebben de IJslandse autoriteiten de niveau 3-regio Landsbyggð opgenomen en de niveau 3-regio Höfuðborgarsvæði uitgesloten. Aangezien de opgenomen niveau 3-regio Landsbyggð binnen die vooraf vastliggende steungebieden uit bijlage I bij de richtsnoeren valt, concludeert de ESA dat de aanwijzing van Landsbyggð als steungebied onder c) op de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 in overeenstemming is met de richtsnoeren. |
19) |
Overeenkomstig voetnoot 65 bij de richtsnoeren moeten ook dunbevolkte en zeer dunbevolkte gebieden op de regionale-steunkaart worden aangegeven. “Zeer dunbevolkte gebieden” worden in punt 19, 32), omschreven als “territoriale eenheden voor de statistiek op niveau 2 met minder dan 8 inwoners per km2 of delen van die territoriale eenheden voor de statistiek die door de betrokken EER-EVA-staat in overeenstemming met punt 169 zijn aangewezen”. Landsbyggð kwalificeert dus als een zeer dunbevolkt gebied. |
5. STEUNINTENSITEITEN
20) |
Overeenkomstig punt 151 van de richtsnoeren moet de regionale-steunkaart de maximale steunintensiteiten aangeven die in de aanmerking komende gebieden van toepassing zijn gedurende de geldigheidsduur van de goedgekeurde kaart. |
21) |
Voor regionale investeringssteun gelden de maximale steunintensiteiten. De op grond van de richtsnoeren toegelaten maximale steunintensiteiten worden vermeld in afdeling 7.4 van de richtsnoeren. |
22) |
Punt 182, 1), van de richtsnoeren bepaalt dat de steunintensiteit voor dunbevolkte gebieden niet hoger mag liggen dan 20 %. Voorts volgt uit punt 186 dat de steunintensiteit mag worden verhoogd met maximaal 20 procentpunten voor kleine ondernemingen of met maximaal 10 procentpunten voor middelgrote ondernemingen. Zoals evenwel vermeld in voetnoot 85 bij de richtsnoeren, zullen de verhoogde steunintensiteiten voor kleine en middelgrote ondernemingen niet gelden voor steun ten behoeve van grote investeringsprojecten (14). |
23) |
De IJslandse autoriteiten hebben een maximale steunintensiteit van 20 % voor grote ondernemingen aangemeld. Deze steunintensiteit wordt verhoogd met 20 procentpunt voor kleine ondernemingen en 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen. Deze verhoogde steunintensiteiten zijn echter niet van toepassing op steun ten behoeve van grote investeringsprojecten (15). |
24) |
De plafonds voor steunintensiteiten die de IJslandse autoriteiten hebben bepaald, zoals beschreven in punt 23), zijn in overeenstemming met de in punt 22) beschreven bepalingen. Zij zijn dus in overeenstemming met de richtsnoeren. |
6. LOOPTIJD EN HERZIENING
25) |
Overeenkomstig punt 189 van de richtsnoeren hebben de IJslandse autoriteiten één regionalesteunkaart aangemeld die van toepassing is voor de periode tot en met 31 december 2027. |
26) |
Uit punt 194 van de richtsnoeren volgt dat een tussentijdse evaluatie van regionalesteunkaarten in 2023 zal worden uitgevoerd. De Autoriteit zal nadere bijzonderheden over deze evaluatie meedelen tegen juni 2023. |
7. CONCLUSIE
27) |
Op grond van de bovenstaande beoordeling komt de Autoriteit tot de bevinding dat de IJslandse regionalesteunkaart 2022-2027 in overeenstemming is met de in de richtsnoeren geformuleerde beginselen. De goedgekeurde kaart is een integraal onderdeel van de richtsnoeren. |
28) |
De bijlagen I en II zijn een integraal onderdeel van dit besluit. |
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA,
Arne RØKSUND
Voorzitter
Verantwoordelijk lid van het College
Stefan BARRIGA
Lid van het College
Árni PÁLL ÁRNASON
Lid van het College
Melpo-Menie JOSÉPHIDÈS
Medeondertekenaar, directeur van de Juridische en Uitvoerende Dienst
(1) Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 269/21/COL van 1 december 2021 tot invoering van herziene richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor 2022-2027 [2022/1047] (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 79).
(2) Punt 190 van de richtsnoeren.
(3) Punt 2 van de richtsnoeren.
(4) Ibidem.
(5) Deze aanmelding is geregistreerd als document nr. 1265806. De twee bijlagen daarbij zijn geregistreerd als document nr. 1265808 en nr. 1265810.
(6) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1755 van de Commissie van 8 augustus 2019 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 270 van 24.10.2019, blz. 1).
(7) Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 153 van 29.4.2021, blz. 1).
(8) https://ec.europa.eu/eurostat/web/nuts/nuts-maps. Weblink toegevoegd en voor het laatst gecontroleerd op 8 februari 2022.
(9) Document nr. 1265806, blz. 2.
(10) Ibidem.
(11) Ibidem.
(12) Document nr. 1265806, blz. 3 en 4.
(13) Deze bijlagen zijn gebaseerd op documenten nr. 1265808 en nr. 1265810.
(14) De term “groot investeringsproject” wordt in punt 19, 18), van de richtsnoeren omschreven als een initiële investering met in aanmerking komende kosten van meer dan 50 miljoen EUR.
(15) Document nr. 1265806, blz. 3.
BIJLAGE I
Grafische weergave
BIJLAGE II
Lijst kleinere eenheden
Akrahreppur |
5 706 |
Akraneskaupstaður |
3 000 |
Akureyrarbær |
6 000 |
Árneshreppur |
4 901 |
Ásahreppur |
8 610 |
Bláskógabyggð |
8 721 |
Blönduósbær |
5 604 |
Bolungarvíkurkaupstaður |
4 100 |
Borgarbyggð |
3 609 |
Dalabyggð |
3 811 |
Dalvíkurbyggð |
6 400 |
Eyja- og Miklaholtshreppur |
3 713 |
Eyjafjarðarsveit |
6 513 |
Fjallabyggð |
6 250 |
Fjarðabyggð |
7 300 |
Fljótsdalshreppur |
7 505 |
Flóahreppur |
8 722 |
Grindavíkurbær |
2 300 |
Grímsnes- og Grafningshreppur |
8 719 |
Grundarfjarðarbær |
3 709 |
Grýtubakkahreppur |
6 602 |
Helgafellssveit |
3 710 |
Hrunamannahreppur |
8 710 |
Húnavatnshreppur |
5 612 |
Húnaþing vestra |
5 508 |
Hvalfjarðarsveit |
3 511 |
Hveragerðisbær |
8 716 |
Hörgársveit |
6 515 |
Ísafjarðarbær |
4 200 |
Kaldrananeshreppur |
4 902 |
Kjósarhreppur |
1 606 |
Langanesbyggð |
6 709 |
Múlaþing |
7 400 |
Mýrdalshreppur |
8 508 |
Norðurþing |
6 100 |
Rangárþing eystra |
8 613 |
Rangárþing ytra |
8 614 |
Reykhólahreppur |
4 502 |
Reykjanesbær |
2 000 |
Skaftárhreppur |
8 509 |
Skagabyggð |
5 611 |
Skeiða- og Gnúpverjahreppur |
8 720 |
Skorradalshreppur |
3 506 |
Skútustaðahreppur |
6 607 |
Snæfellsbær |
3 714 |
Strandabyggð |
4 911 |
Stykkishólmsbær |
3 711 |
Suðurnesjabær |
2 510 |
Súðavíkurhreppur |
4 803 |
Svalbarðshreppur |
6 706 |
Svalbarðsstrandarhreppur |
6 601 |
Sveitarfélagið Árborg |
8 200 |
Sveitarfélagið Hornafjörður |
8 401 |
Sveitarfélagið Skagafjörður |
5 200 |
Sveitarfélagið Skagaströnd |
5 609 |
Sveitarfélagið Vogar |
2 506 |
Sveitarfélagið Ölfus |
8 717 |
Tálknafjarðarhreppur |
4 604 |
Tjörneshreppur |
6 611 |
Vestmannaeyjabær |
8 000 |
Vesturbyggð |
4 607 |
Vopnafjarðarhreppur |
7 502 |
Þingeyjarsveit |
6 612 |
Rectificaties
21.7.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/30 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/892 van de Commissie van 1 april 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 155 van 8 juni 2022 )
Bladzijde 12, artikel 10 bis, lid 4:
in plaats van:
“Bijlage VI”,
lezen:
“Bijlage VII”.
Bladzijde 13, artikel 10 ter, lid 4:
in plaats van:
“Bijlage VII”,
lezen:
“Bijlage VIII”.