ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 192

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
21 juli 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2022/1264 van de Commissie van 20 juli 2022 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van fludioxonil in of op bepaalde producten betreft ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1265 van de Commissie van 20 juli 2022 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen op en de verspreiding binnen het grondgebied van de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1266 van de Commissie van 20 juli 2022 tot verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1267 van de Commissie van 20 juli 2022 tot nadere bepaling van de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten ten behoeve van het markttoezicht en de controle van de productconformiteit overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad

21

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 051/22/COL van 16 februari 2022 betreffende de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 (IJsland) [2022/1268]

23

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/892 van de Commissie van 1 april 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen ( PB L 155 van 8.6.2022 )

30

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/1


VERORDENING (EU) 2022/1264 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2022

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van fludioxonil in of op bepaalde producten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor fludioxonil zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 is een aanvraag voor invoertoleranties ingediend voor fludioxonil, dat in de Verenigde Staten wordt gebruikt op suikerbiet en in Guatemala, Honduras en Colombia op bananen. De aanvrager voert aan dat het toegestane gebruik van die stof op dergelijke gewassen in die landen leidt tot residugehalten die de in Verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde MRL’s overschrijden en dat hogere MRL’s nodig zijn om handelsbelemmeringen voor de invoer van die gewassen te vermijden.

(3)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de betrokken lidstaat de aanvraag geëvalueerd en is het evaluatieverslag bij de Commissie ingediend.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvraag en het evaluatieverslag beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico’s voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft een met redenen omkleed advies over de voorgestelde MRL’s uitgebracht (2). Zij heeft dat advies naar de aanvrager, de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt.

(5)

De EFSA heeft geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de volledigheid van de ingediende gegevens was voldaan en dat de door de aanvrager gevraagde wijzigingen van de MRL’s op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. In haar conclusie heeft de EFSA rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stof. Uit de levenslange blootstelling aan de stof via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stof kunnen bevatten, is gebleken dat er geen risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname wordt overschreden. Bovendien heeft de EFSA geconcludeerd dat geen acute referentiedosis hoeft te worden vastgesteld vanwege het lage acute toxiciteitsprofiel van de werkzame stof.

(6)

Op grond van het met redenen omklede advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de voorgestelde wijzigingen van de MRL’s aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Reasoned opinion on the setting of import tolerances for fludioxonil in sugar beet roots and bananas. EFSA Journal 2021;19(11):6919. Wetenschappelijke verslagen van de EFSA, online beschikbaar op: http://www.efsa.europa.eu


BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt de kolom voor fludioxonil vervangen door:

Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Codenummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL’s gelden (1)

Fludioxonil (R) (F)

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

 

0110000

Citrusvruchten

10

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

 

0110020

Sinaasappelen

 

0110030

Citroenen

 

0110040

Limoenen/lemmetjes

 

0110050

Mandarijnen

 

0110990

Overige (2)

 

0120000

Noten

 

0120010

Amandelen

0,01  (*1)

0120020

Paranoten

0,01  (*1)

0120030

Cashewnoten

0,01  (*1)

0120040

Kastanjes

0,01  (*1)

0120050

Kokosnoten

0,01  (*1)

0120060

Hazelnoten

0,01  (*1)

0120070

Macadamianoten

0,01  (*1)

0120080

Pecannoten

0,01  (*1)

0120090

Pijnboompitten

0,01  (*1)

0120100

Pistaches

0,2

0120110

Walnoten

0,01  (*1)

0120990

Overige (2)

0,01  (*1)

0130000

Pitvruchten

5

0130010

Appelen

 

0130020

Peren

 

0130030

Kweeperen

 

0130040

Mispels

 

0130050

Loquats/Japanse mispels

 

0130990

Overige (2)

 

0140000

Steenvruchten

 

0140010

Abrikozen

5

0140020

Kersen (zoet)

5

0140030

Perziken

10

0140040

Pruimen

5

0140990

Overige (2)

0,01  (*1)

0150000

Besvruchten en kleinfruit

 

0151000

a)

druiven

 

0151010

Tafeldruiven

5

0151020

Wijndruiven

4

0152000

b)

aardbeien

4

0153000

c)

rubussoorten

5

0153010

Bramen/braambessen

 

0153020

Dauwbramen

 

0153030

Frambozen (geel en rood)

 

0153990

Overige (2)

 

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

 

0154010

Blauwe bessen

4

0154020

Veenbessen

4

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

4

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

4

0154050

Rozenbottels

0,01  (*1)

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

0,01  (*1)

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

0,01  (*1)

0154080

Vlierbessen

4

0154990

Overige (2)

0,01  (*1)

0160000

Diverse vruchten met

 

0161000

a)

eetbare schil

0,01  (*1)

0161010

Dadels

 

0161020

Vijgen

 

0161030

Tafelolijven

 

0161040

Kumquats

 

0161050

Carambola’s

 

0161060

Kaki’s/Japanse persimoenen

 

0161070

Jambolans/djamblangs

 

0161990

Overige (2)

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

 

0162010

Kiwi’s (geel, groen, rood)

15

0162020

Lychees

0,01  (*1)

0162030

Passievruchten/maracuja’s

0,01  (*1)

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

0,01  (*1)

0162050

Sterappelen

0,01  (*1)

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

0,01  (*1)

0162990

Overige (2)

0,01  (*1)

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

0163010

Avocado’s

1,5

0163020

Bananen

2

0163030

Mango’s

2

0163040

Papaja’s

0,01  (*1)

0163050

Granaatappels

3

0163060

Cherimoya’s

0,01  (*1)

0163070

Guaves

0,5

0163080

Ananassen

7

0163090

Broodvruchten

0,01  (*1)

0163100

Doerians

0,01  (*1)

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

0,01  (*1)

0163990

Overige (2)

0,01  (*1)

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

 

0211000

a)

aardappelen

5

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

 

0212010

Cassave/maniok

0,01  (*1)

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

10

0212030

Yams

10

0212040

Arrowroot/pijlwortel

0,01  (*1)

0212990

Overige (2)

0,01  (*1)

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

0213010

Rode bieten

1

0213020

Wortels

1

0213030

Knolselderij

0,2

0213040

Mierikswortels

1

0213050

Aardperen/topinamboers

0,01  (*1)

0213060

Pastinaken

1

0213070

Wortelpeterselie

1

0213080

Radijzen

0,3

0213090

Schorseneren

1

0213100

Koolrapen

0,01  (*1)

0213110

Rapen

0,01  (*1)

0213990

Overige (2)

0,01  (*1)

0220000

Bolgewassen

 

0220010

Knoflook

0,5

0220020

Uien

0,5

0220030

Sjalotten

0,5

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

5

0220990

Overige (2)

0,5

0230000

Vruchtgroenten

 

0231000

a)

Solanaceae en Malvaceae

 

0231010

Tomaten

3

0231020

Paprika’s

1

0231030

Aubergines

0,4

0231040

Okra’s, okers

0,01  (*1)

0231990

Overige (2)

0,01  (*1)

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

0,4

0232010

Komkommers

 

0232020

Augurken

 

0232030

Courgettes

 

0232990

Overige (2)

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,3

0233010

Meloenen

 

0233020

Pompoenen

 

0233030

Watermeloenen

 

0233990

Overige (2)

 

0234000

d)

suikermais

0,01  (*1)

0239000

e)

andere vruchtgroenten

0,01  (*1)

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

 

0241000

a)

bloemkoolachtigen

 

0241010

Broccoli

0,7

0241020

Bloemkolen

0,01  (*1)

0241990

Overige (2)

0,01  (*1)

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

0242010

Spruitjes

0,01  (*1)

0242020

Sluitkolen

2

0242990

Overige (2)

0,01  (*1)

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

0243010

Chinese kool/petsai

10

0243020

Boerenkolen

0,01  (*1)

0243990

Overige (2)

0,01  (*1)

0244000

d)

koolrabi’s

0,01  (*1)

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

 

0251000

a)

slasoorten

 

0251010

Veldsla

20

0251020

Sla

40

0251030

Andijvie

20

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

20

0251050

Winterkers

20

0251060

Raketsla/rucola

20

0251070

Rode amsoi

20

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

20

0251990

Overige (2)

20

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

 

0252010

Spinazie

30

0252020

Postelein

20

0252030

Snijbiet

20

0252990

Overige (2)

20

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,01  (*1)

0254000

d)

waterkers

10

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

0,02

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

20

0256010

Kervel

 

0256020

Bieslook

 

0256030

Bladselderij/snijselder

 

0256040

Peterselie

 

0256050

Salie

 

0256060

Rozemarijn

 

0256070

Tijm

 

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

 

0256090

Laurierblad

 

0256100

Dragon

 

0256990

Overige (2)

 

0260000

Peulgroenten

 

0260010

Bonen (met peul)

1

0260020

Bonen (zonder peul)

0,4

0260030

Erwten (met peul)

1

0260040

Erwten (zonder peul)

0,3

0260050

Linzen

0,05

0260990

Overige (2)

0,01  (*1)

0270000

Stengelgroenten

 

0270010

Asperges

0,01  (*1)

0270020

Kardoenen

0,01  (*1)

0270030

Bleekselderij

1,5

0270040

Knolvenkel

1,5

0270050

Artisjokken

0,01  (*1)

0270060

Preien

0,01  (*1)

0270070

Rabarber

0,7

0270080

Bamboescheuten

0,01  (*1)

0270090

Palmharten

0,01  (*1)

0270990

Overige (2)

0,01  (*1)

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,01  (*1)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

0,01  (*1)

0300000

PEULVRUCHTEN

 

0300010

Bonen

0,5

0300020

Linzen

0,4

0300030

Erwten

0,4

0300040

Lupinen/lupinebonen

0,4

0300990

Overige (2)

0,4

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

 

0401000

Oliehoudende zaden

 

0401010

Lijnzaad

0,3

0401020

Pinda’s/aardnoten

0,01  (*1)

0401030

Papaverzaad/maanzaad

0,01  (*1)

0401040

Sesamzaad

0,3

0401050

Zonnebloemzaad

0,01  (*1)

0401060

Koolzaad

0,3

0401070

Sojabonen

0,2

0401080

Mosterdzaad

0,3

0401090

Katoenzaad

0,01  (*1)

0401100

Pompoenzaad

0,01  (*1)

0401110

Saffloerzaad

0,01  (*1)

0401120

Bernagiezaad

0,3

0401130

Huttentutzaad

0,3

0401140

Hennepzaad

0,3

0401150

Wonderbonen

0,01  (*1)

0401990

Overige (2)

0,01  (*1)

0402000

Oliehoudende vruchten

0,01  (*1)

0402010

Olijven voor oliewinning

 

0402020

Palmpitten

 

0402030

Palmvruchten

 

0402040

Kapok

 

0402990

Overige (2)

 

0500000

GRANEN

0,01  (*1)

0500010

Gerst

 

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

 

0500030

Mais

 

0500040

Gierst/pluimgierst

 

0500050

Haver

 

0500060

Rijst

 

0500070

Rogge

 

0500080

Sorghum

 

0500090

Tarwe

 

0500990

Overige (2)

 

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

 

0610000

Thee

0,05  (*1)

0620000

Koffiebonen

0,05  (*1)

0630000

Kruidenthee van

 

0631000

a)

bloemen

0,05  (*1)

0631010

Kamille

 

0631020

Hibiscus/roselle

 

0631030

Roos

 

0631040

Jasmijn

 

0631050

Lindebloesem

 

0631990

Overige (2)

 

0632000

b)

bladeren en kruiden

0,05  (*1)

0632010

Aardbei

 

0632020

Rooibos

 

0632030

Maté

 

0632990

Overige (2)

 

0633000

c)

wortels

 

0633010

Valeriaan

1

0633020

Ginseng

4

0633990

Overige (2)

1

0639000

d)

alle andere delen van de plant

0,05  (*1)

0640000

Cacaobonen

0,05  (*1)

0650000

Carob/johannesbrood

0,05  (*1)

0700000

HOP

0,05  (*1)

0800000

SPECERIJEN

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

0,05  (*1)

0810010

Anijs

 

0810020

Zwarte komijn

 

0810030

Selderij

 

0810040

Koriander

 

0810050

Komijn

 

0810060

Dille

 

0810070

Venkel

 

0810080

Fenegriek

 

0810090

Nootmuskaat

 

0810990

Overige (2)

 

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

0,05  (*1)

0820010

Piment

 

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 

0820030

Karwij

 

0820040

Kardemom

 

0820050

Jeneverbes

 

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 

0820070

Vanille

 

0820080

Tamarinde

 

0820990

Overige (2)

 

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,05  (*1)

0830010

Kaneel

 

0830990

Overige (2)

 

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

0840010

Zoethout

1

0840020

Gember (10)

 

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

1

0840040

Mierikswortel (11)

 

0840990

Overige (2)

1

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,05  (*1)

0850010

Kruidnagels

 

0850020

Kappertjes

 

0850990

Overige (2)

 

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,05  (*1)

0860010

Saffraan

 

0860990

Overige (2)

 

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,05  (*1)

0870010

Foelie

 

0870990

Overige (2)

 

0900000

SUIKERGEWASSEN

 

0900010

Suikerbiet

4

0900020

Suikerriet

0,01  (*1)

0900030

Wortelcichorei

0,01  (*1)

0900990

Overige (2)

0,01  (*1)

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - LANDDIEREN

 

1010000

Producten afkomstig van

 

1011000

a)

varkens

 

1011010

Spier

0,02

1011020

Vet

0,02

1011030

Lever

0,1

1011040

Nier

0,1

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1011990

Overige (2)

0,02

1012000

b)

runderen

 

1012010

Spier

0,02

1012020

Vet

0,02

1012030

Lever

0,1

1012040

Nier

0,1

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1012990

Overige (2)

0,02

1013000

c)

schapen

 

1013010

Spier

0,02

1013020

Vet

0,02

1013030

Lever

0,1

1013040

Nier

0,1

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1013990

Overige (2)

0,02

1014000

d)

geiten

 

1014010

Spier

0,02

1014020

Vet

0,02

1014030

Lever

0,1

1014040

Nier

0,1

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1014990

Overige (2)

0,02

1015000

e)

paardachtigen

 

1015010

Spier

0,02

1015020

Vet

0,02

1015030

Lever

0,1

1015040

Nier

0,1

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1015990

Overige (2)

0,02

1016000

f)

pluimvee

 

1016010

Spier

0,01  (*1)

1016020

Vet

0,01  (*1)

1016030

Lever

0,1

1016040

Nier

0,1

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1016990

Overige (2)

0,01  (*1)

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

1017010

Spier

0,02

1017020

Vet

0,02

1017030

Lever

0,1

1017040

Nier

0,1

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

1017990

Overige (2)

0,02

1020000

Melk

0,04

1020010

Runderen

 

1020020

Schapen

 

1020030

Geiten

 

1020040

Paarden

 

1020990

Overige (2)

 

1030000

Vogeleieren

0,02

1030010

Kippen

 

1030020

Eenden

 

1030030

Ganzen

 

1030040

Kwartels

 

1030990

Overige (2)

 

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt (7)

0,05  (*1)

1050000

Amfibieën en reptielen

0,01  (*1)

1060000

Ongewervelde landdieren

0,01  (*1)

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

0,02

1100000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - VIS, VISPRODUCTEN EN ANDERE PRODUCTEN VAN ZOUT- EN ZOETWATERDIEREN (8)

 

1200000

UITSLUITEND VOOR DIERVOEDER GEBRUIKTE PRODUCTEN OF DELEN VAN PRODUCTEN (8)

 

1300000

VERWERKTE VOEDINGSMIDDELEN (9)

 

Fludioxonil (R) (F)

(R)

Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: fludioxonil - code 1000000 met uitzondering van 1040000 : som van fludioxonil en de metabolieten daarvan, geoxideerd tot metaboliet 2,2-difluorbenzo[1,3]dioxool-4-carbonzuur, uitgedrukt als fludioxonil

(F)

Vetoplosbaar”


(*1)  Bepaalbaarheidsgrens

(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor MRL’s gelden, zie bijlage I.


21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1265 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2022

tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen op en de verspreiding binnen het grondgebied van de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 30, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Rose Rosettevirus (“het nader omschreven plaagorganisme”) en de vector Phyllocoptes fructiphilus daarvan zijn momenteel niet opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2), noch in de lijst van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen in bijlage IV bij die verordening. Voor zover bekend komen het nader omschreven plaagorganisme en de vector ervan niet op het grondgebied van de Unie voor.

(2)

Uit een in 2018 door de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (European and Mediterranean Plant Protection Organization, EPPO) verrichte analyse van het fytosanitaire risico (3) is gebleken dat het nader omschreven plaagorganisme en de schadelijke effecten ervan een belangrijk fytosanitair probleem voor het grondgebied van de Unie zouden kunnen opleveren, met name voor de productie van alle soorten rozen.

(3)

Omdat het nader omschreven plaagorganisme een ernstig fytosanitair probleem inhoudt, is Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 van de Commissie (4) tot vaststelling van voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van planten, met uitzondering van zaden, van Rosa spp. (“de nader omschreven planten”) die afkomstig zijn uit derde landen waarvan bekend is dat het nader omschreven plaagorganisme er voorkomt (Canada, India en de Verenigde Staten), alsook voorschriften voor officiële controles bij het binnenbrengen ervan in de Unie, vastgesteld. Dat uitvoeringsbesluit bepaalt dat het op het grondgebied van de Unie binnenbrengen van het nader omschreven plaagorganisme verboden is, dat onmiddellijk informatie over de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme en van de nader omschreven vector ervan in de Unie moet worden ingediend, en voorziet in regels voor onderzoeken naar de aanwezigheid ervan op het grondgebied van de Unie.

(4)

Sinds de vaststelling van dat uitvoeringsbesluit is geen melding gemaakt van onderscheppingen van besmette nader omschreven planten tijdens het binnenbrengen op of het verplaatsen ervan binnen het grondgebied van de Unie. Het gespecificeerde plaagorganisme is zich echter in Canada, India en de Verenigde Staten blijven verspreiden.

(5)

De conclusies van de analyse van het EPPO zijn nog steeds geldig. In die analyse werd de kans op binnenkomst en vestiging van het nader omschreven plaagorganisme, en de te verwachten omvang van de verspreiding en de gevolgen ervan in de Unie, en de fytosanitaire risico’s voor het grondgebied van de Unie als groot beschouwd.

(6)

Bovendien zijn de in de analyse van de EPPO aangegeven fytosanitaire problemen sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 toegenomen, omdat de nader omschreven planten in steeds grotere hoeveelheden in de Unie worden ingevoerd uit derde landen waar de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme toeneemt.

(7)

De Commissie concludeert dat het nader omschreven plaagorganisme voldoet aan de criteria van deel 3, subdeel 2, van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/2031.

(8)

Op basis van die feiten wordt geraamd dat er onmiddellijk gevaar dreigt dat het nader omschreven plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, en er zich vervolgens verspreidt, tenzij de maatregelen van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739, die van toepassing zijn tot en met 31 juli 2022 en doeltreffend zijn gebleken om te voorkomen dat het nader omschreven plaagorganisme het grondgebied van de Unie binnendringt, worden gehandhaafd.

(9)

Daarom moeten die maatregelen worden opgenomen in deze verordening die met ingang van 1 augustus 2022 van toepassing moet worden om ervoor te zorgen dat het grondgebied van de Unie tegen het nader omschreven plaagorganisme beschermd blijft.

(10)

Deze verordening moet tot en met 31 juli 2024 van toepassing zijn. Een dergelijke toepassingsperiode is noodzakelijk om een volledige risicobeoordeling ter bepaling van de status van het nader omschreven plaagorganisme mogelijk te maken.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“nader omschreven plaagorganisme”: het Rose Rosettevirus;

b)

“nader omschreven planten”: planten, met uitzondering van zaden, van Rosa spp. die afkomstig zijn uit Canada, India of de Verenigde Staten;

c)

“nader omschreven vector”: Phyllocoptes fructiphilus.

Artikel 2

Verbodsbepalingen betreffende het nader omschreven plaagorganisme

Het nader omschreven plaagorganisme mag niet worden binnengebracht, verplaatst, gehouden, vermeerderd of vrijgelaten op het grondgebied van de Unie.

Artikel 3

Informatie over de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector ervan

De lidstaten zorgen ervoor dat elke persoon op het grondgebied van de Unie die in het bezit is van planten die mogelijk besmet zijn met het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector daarvan, onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht van de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme of de nader omschreven vector ervan en wordt voorgelicht over de mogelijke gevolgen en risico’s alsook de te nemen bijbehorende maatregelen.

Artikel 4

Onderzoeken

De bevoegde autoriteiten verrichten een jaarlijks onderzoek naar de aanwezigheid van het nader omschreven plaagorganisme en de nader omschreven vector op de waardplanten op hun grondgebied.

Het onderzoek omvat bemonsteringen en tests en wordt gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke en technische beginselen wat betreft de capaciteit om het nader omschreven plaagorganisme en de nader omschreven vector op te sporen.

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 april in kennis van de resultaten van de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde onderzoeken.

Artikel 5

Eisen voor het binnenbrengen van de nader omschreven planten op het grondgebied van de Unie

1.   De nader omschreven planten mogen alleen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht als zij vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat onder de rubriek “Aanvullende verklaring” een officiële verklaring bevat met een van de volgende verklaringen:

a)

de nader omschreven planten zijn geproduceerd in een gebied dat vrij is van het nader omschreven plaagorganisme en zijn geregistreerd en gecontroleerd door de nationale plantenziektekundige dienst van het derde land van oorsprong, met vermelding van de naam van het gebied in de rubriek “Plaats van oorsprong”;

b)

in geval van voor opplant bestemde nader omschreven planten, dat:

i)

zij zijn geproduceerd op een productielocatie waar tijdens officiële inspecties sinds het begin van het laatste groeiseizoen noch symptomen van het nader omschreven plaagorganisme, noch van de nader omschreven vector zijn geconstateerd, en dat

ii)

zij vóór het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie op het nader omschreven plaagorganisme zijn bemonsterd en getest en op basis van die tests vrij zijn bevonden van het nader omschreven plaagorganisme;

c)

in geval van nader omschreven planten anders dan voor opplant bestemde planten, dat:

i)

zij zijn geproduceerd op een productielocatie waar tijdens officiële inspecties sinds het begin van het laatste groeiseizoen noch symptomen van het nader omschreven plaagorganisme, noch van de nader omschreven vector zijn geconstateerd, en

ii)

dat zij zijn geïnspecteerd en, in geval van aanwezigheid van de nader omschreven vector of symptomen van het nader omschreven plaagorganisme, zijn bemonsterd en getest voordat zij op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht, en op basis van die tests vrij zijn bevonden van het nader omschreven plaagorganisme;

d)

in geval van nader omschreven planten in weefselcultuur die niet van oorsprong zijn uit een gebied dat vrij is van het nader omschreven plaagorganisme, dat zij zijn geproduceerd uit moederplanten die zijn getest en vrij zijn bevonden van het nader omschreven plaagorganisme.

2.   De nader omschreven planten mogen alleen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht als zij zodanig zijn verwerkt, verpakt en vervoerd dat besmetting door de nader omschreven vector wordt voorkomen.

Artikel 6

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

(3)  EPPO (2018), Pest risk analysis for Rose rosette virus and its vector Phyllocoptes fructiphilus, EPPO, Parijs. Te vinden op: https://gd.eppo.int/taxon/RRV000/documents

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1739 van de Commissie van 16 oktober 2019 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het Rose Rosettevirus te voorkomen (PB L 265 van 18.10.2019, blz. 12).


21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1266 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2022

tot verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor mononatriumglutamaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, in te delen in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”.

(4)

De aanvrager heeft ook verzocht om een vergunning voor het gebruik van mononatriumglutamaat in drinkwater. Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet echter niet in de verlening van een vergunning voor het gebruik van “aromatische stoffen” in drinkwater. Daarom mag het gebruik van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als toevoegingsmiddel voor drinkwater niet worden toegestaan.

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 10 november 2021 (2) geconcludeerd dat mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu. De EFSA heeft in het advies geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel niet giftig is bij inademing, niet irriterend is voor de huid of de ogen en niet huidallergeen is. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat mononatriumglutamaat doeltreffend bijdraagt tot de smaak van diervoeder. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd, dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van de stof, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(7)

Om een betere controle mogelijk te maken, moeten bepaalde voorwaarden worden vastgesteld. Het is met name van belang dat er een aanbevolen gehalte op het etiket van het toevoegingsmiddel wordt vermeld. Indien dat gehalte wordt overschreden, moet bepaalde informatie op het etiket van de voormengsels worden vermeld.

(8)

Het feit dat niet is toegestaan om mononatriumglutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187 als aromatische stof in drinkwater te gebruiken, sluit het gebruik ervan in mengvoeders die via water worden toegediend niet uit.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2021;19(12):6982.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aromatische stoffen.

2b621i

Mononatriumglutamaat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Mononatriumglutamaat

Karakterisering van de werkzame stof

Mononatrium-L-glutamaat geproduceerd door fermentatie met Corynebacterium glutamicum KCCM 80187

Zuiverheid: ≥ 99 %

Chemische formule:

C5H8NaNO4•H2O

CAS-nummer: 6106-04-03

Einecs-nummer: 205-538-1

Analysemethode  (1)

 

Voor de identificatie van mononatrium-L-glutamaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

monografie van de Food Chemical Codex over mononatrium-L-glutamaat

 

Voor de kwantificering van mononatrium-L-glutamaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS)

 

Voor de kwantificering van mononatrium-L-glutamaat in voormengsels:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-VIS), zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (bijlage III, deel F)  (2)

Alle diersoorten

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %: 25 mg”.

4.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof moeten worden vermeld op het etiket van het voormengsel indien de op het etiket van het voormengsel vermelde gebruiksconcentraties zouden leiden tot een overschrijding van de in punt 3 vermelde concentratie.

10.8.2032


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://joint-research-centre.ec.europa.eu/eurl-fa-eurl-feed-additives/eurl-fa-authorisation/eurl-fa-evaluation-reports_en

(2)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).


21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1267 VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2022

tot nadere bepaling van de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten ten behoeve van het markttoezicht en de controle van de productconformiteit overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (1), en met name artikel 21, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de doelstellingen van Unietestfaciliteiten is het ondersteunen van de nationale markttoezichtautoriteiten bij hun activiteiten door bij te dragen tot de uitbreiding van de laboratoriumcapaciteit voor specifieke productcategorieën of voor specifieke risico’s in verband met een productcategorie. Met de procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten moet er met name voor worden gezorgd dat de Unietestfaciliteiten worden aangewezen wanneer er sprake is van een tekort aan laboratoriumtestcapaciteit.

(2)

Om een tekort aan laboratoriumcapaciteit te voorkomen, moet ruime toegang tot aanwijzing worden geboden. Om dergelijke toegang te bieden en de transparantie te waarborgen in het aanwijzingsproces, moet worden bepaald welke openbare testfaciliteiten van de lidstaten na oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling als Unietestfaciliteiten moeten worden aangewezen.

(3)

Het aanwijzen van testfaciliteiten van de Commissie als Unietestfaciliteiten moet gebeuren door middel van rechtstreekse benoeming door de Commissie.

(4)

Vanwege het grote aantal productcategorieën en specifieke risico’s in verband met een productcategorie, moet het bij artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte Unienetwerk voor productconformiteit worden geraadpleegd om ervoor te zorgen dat dergelijke categorieën en de bijbehorende risico’s correct worden geprioriteerd.

(5)

Het aanwijzen van de Unietestfaciliteiten moet regelmatig worden geëvalueerd om na te gaan of daarmee een consistent hoog niveau van producttests wordt gewaarborgd en technisch en wetenschappelijk advies van hoge kwaliteit wordt verstrekt.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Procedures voor de aanwijzing van Unietestfaciliteiten

1.   Openbare testfaciliteiten van de lidstaten worden als Unietestfaciliteiten aangewezen na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling waarin de voorwaarden voor hun aanwijzing zijn vastgesteld.

2.   Testfaciliteiten van de Commissie worden als Unietestfaciliteiten aangewezen door middel van een rechtstreekse benoeming door de Commissie waarin de voorwaarden voor hun aanwijzing zijn vastgesteld.

3.   Voordat een testfaciliteit wordt aangewezen, wordt het bij artikel 29 van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte Unienetwerk voor productconformiteit (hierna “het netwerk” genoemd) geraadpleegd over:

a)

de specifieke productcategorieën en specifieke risico’s in verband met een productcategorie waarvoor de Unietestfaciliteiten moeten worden aangewezen, en

b)

de voorwaarden voor het aanwijzen van de Unietestfaciliteiten om voor een consistent hoog niveau van producttests en technisch en wetenschappelijk advies van hoge kwaliteit te zorgen.

Artikel 2

Evaluatie van de aanwijzing

1.   In samenwerking met het netwerk evalueert de Commissie regelmatig de aanwijzing van Unietestfaciliteiten om zich ervan te vergewissen dat de Unietestfaciliteiten voldoen aan de voorwaarden voor de aanwijzing ervan en aan de vereisten van artikel 21, leden 3, 5 en 6, van Verordening (EU) 2019/1020.

2.   In het besluit tot aanwijzing van de testfaciliteit wordt een termijn voor de evaluatie van het aanwijzen van een Unietestfaciliteit vastgesteld.

3.   Indien een Unietestfaciliteit niet voldoet aan de voorwaarden voor aanwijzing ervan of aan de vereisten van artikel 21, leden 3, 5 en 6, van Verordening (EU) 2019/1020 voldoet, trekt de Commissie, indien van toepassing en na overleg met het netwerk, de aanwijzing in.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1.


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/23


Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 051/22/COL

van 16 februari 2022

betreffende de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 (IJsland) [2022/1268]

1.   SAMENVATTING

1)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (“de Autoriteit”) wil IJsland meedelen dat de Autoriteit, na beoordeling van de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027, tot de bevinding is gekomen dat deze in overeenstemming is met de beginselen in de richtsnoeren inzake regionale steun (“de richtsnoeren”) (1).

2)

Dit besluit is de beoordeling door de Autoriteit van de regionale-steunkaart op grond van punt 190 van de richtsnoeren. De goedgekeurde kaart is een integraal onderdeel van de richtsnoeren (2). Met deze kaart is geen staatssteun gemoeid, noch gaat het om een toestemming om dat soort steun toe te kennen.

3)

De Autoriteit heeft haar besluit op de volgende overwegingen gebaseerd.

2.   DE PROCEDURE

4)

Op 1 december 2021 heeft de Autoriteit haar nieuwe richtsnoeren vastgesteld. Deze richtsnoeren formuleren de voorwaarden waarop aan te melden regionale steun als verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst kan worden beschouwd (3). Ook stellen zij de criteria vast om de gebieden te identificeren die voldoen aan de voorwaarden voor verenigbaarheid op grond van artikel 61, lid 3, punten a) en c), van de EER-overeenkomst (4), de zgn. “steungebieden onder a)” en “steungebieden onder c)”.

5)

Overeenkomstig punt 150 van de richtsnoeren moet de gebieden die EER-EVA-staten als steungebieden onder a) of onder c) willen aanwijzen, op een regionale-steunkaart worden aangegeven.

6)

Overeenkomstig punt 189 van de richtsnoeren moet iedere EER-EVA-staat bij de Autoriteit aanmelding doen van één regionale-steunkaart die van de toepassing is voor de periode tot en met 31 december 2027. Op 27 januari 2022 hebben de IJslandse autoriteiten aanmelding gedaan van de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 (5).

3.   DOOR DE IJSLANDSE AUTORITEITEN AANGEWEZEN IN AANMERKING KOMENDE GEBIEDEN

7)

In de EU is een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek vastgesteld. Deze nomenclatuur heet NUTS. Deze NUTS-nomenclatuur werkt met drie hiërarchische niveaus, genummerd van 1 tot en met 3. NUTS 1 omvat de grootste eenheden, terwijl NUTS 3 de kleinste eenheden omvat (6).

8)

Zoals opgemerkt in voetnoot 30 bij de richtsnoeren, zijn in de EER-EVA-staten territoriale eenheden voor de statistiek afgebakend die vergelijkbaar zijn met de NUTS-nomenclatuur. Omdat de richtsnoeren regionale steun van de Commissie (7) verwijzen naar de NUTS-nomenclatuur, wordt in de richtsnoeren bijgevolg de term territoriale eenheden voor de statistiek gebruikt. De NUTS-nomenclatuur en de territoriale eenheden voor de statistiek in de EER-EVA-staten zijn beschikbaar op de webpagina’s van Eurostat (8).

9)

IJsland valt volledig binnen één territoriale eenheid voor de statistiek op niveau 2 (Ísland). Op niveau 3 wordt IJsland verder onderverdeeld in twee territoriale eenheden voor de statistiek. Daarbij gaat het om, respectievelijk, de hoofdstedelijke regio (Höfuðborgarsvæði) en IJsland buiten de hoofdstedelijke regio (Landsbyggð(9).

10)

De op IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 aangewezen gebieden zijn de gebieden die de niveau 3-regio Landsbyggð(10) omvatten.

11)

Op basis van bevolkingsgegevens per 1 januari 2018 bedraagt de bevolkingsdichtheid van IJsland 3,48 inwoners per km2. Landsbyggð is aanzienlijk minder dichtbevolkt dan Höfuðborgarsvæði. De bevolkingsdichtheid in Landsbyggð bedraagt 1,27 inwoners per km2 en die in Höfuðborgarsvæði 225,87 inwoners per km2 (op basis van de bevolkingsgegevens per 1 januari 2018) (11).

12)

Landsbyggð heeft een oppervlakte van 99 258 km2. Op basis van de meest recente gegevens van het IJslandse bureau voor de statistiek (Hagstofan) bedroeg het inwonersaantal 132 264 per 1 januari 2021. Dit stemt overeen met een bevolkingsdichtheid van 1,33 inwoners per km2 (12).

13)

De als bijlage I aan dit besluit gehechte grafische weergave stelt Landsbyggð voor. Voorts bevat bijlage II een lijst van die kleinere eenheden waaruit deze niveau 3-regio bestaat (13).

4.   BEOORDELING

14)

Het aandeel regionale steun dat voor de periode 2022-2027 beschikbaar is, wordt voor elke EER-EVA-staat vermeld in bijlage I bij de richtsnoeren. Heel IJsland wordt in bijlage I geïdentificeerd als vooraf vastliggende steungebieden onder c).

15)

De IJslandse autoriteiten mogen deze toewijzing gebruiken om op hun regionale-steunkaart steungebieden onder c) aan te wijzen. De regels om die gebieden aan te wijzen, zijn te vinden in de punten 168 en 169 van de richtsnoeren.

16)

Volgens punt 168 van de richtsnoeren mogen EER-EVA-staten steungebieden onder c) aanwijzen als vooraf vastliggende steungebieden onder c). Daarnaast biedt punt 169 ruimte voor een flexibele benadering waarbij andere gebieden worden opgenomen. Omdat IJsland in bijlage I volledig als vooraf vastliggend steungebied onder c) is ingedeeld, hadden de IJslandse autoriteiten op hun regionale-steunkaart IJsland in zijn geheel als steungebied onder c) kunnen aanwijzen.

17)

Zoals in punt 9) aangegeven, valt IJsland volledig binnen één territoriale eenheid voor de statistiek op niveau 2 (Ísland). Op niveau 3 wordt IJsland verder onderverdeeld in twee territoriale eenheden voor de statistiek. Daarbij gaat het om, respectievelijk, de hoofdstedelijke regio (Höfuðborgarsvæði) en IJsland buiten de hoofdstedelijke regio (Landsbyggð).

18)

Bij het aanwijzen van de in aanmerking komende gebieden op de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 hebben de IJslandse autoriteiten de niveau 3-regio Landsbyggð opgenomen en de niveau 3-regio Höfuðborgarsvæði uitgesloten. Aangezien de opgenomen niveau 3-regio Landsbyggð binnen die vooraf vastliggende steungebieden uit bijlage I bij de richtsnoeren valt, concludeert de ESA dat de aanwijzing van Landsbyggð als steungebied onder c) op de IJslandse regionale-steunkaart 2022-2027 in overeenstemming is met de richtsnoeren.

19)

Overeenkomstig voetnoot 65 bij de richtsnoeren moeten ook dunbevolkte en zeer dunbevolkte gebieden op de regionale-steunkaart worden aangegeven. “Zeer dunbevolkte gebieden” worden in punt 19, 32), omschreven als “territoriale eenheden voor de statistiek op niveau 2 met minder dan 8 inwoners per km2 of delen van die territoriale eenheden voor de statistiek die door de betrokken EER-EVA-staat in overeenstemming met punt 169 zijn aangewezen”. Landsbyggð kwalificeert dus als een zeer dunbevolkt gebied.

5.   STEUNINTENSITEITEN

20)

Overeenkomstig punt 151 van de richtsnoeren moet de regionale-steunkaart de maximale steunintensiteiten aangeven die in de aanmerking komende gebieden van toepassing zijn gedurende de geldigheidsduur van de goedgekeurde kaart.

21)

Voor regionale investeringssteun gelden de maximale steunintensiteiten. De op grond van de richtsnoeren toegelaten maximale steunintensiteiten worden vermeld in afdeling 7.4 van de richtsnoeren.

22)

Punt 182, 1), van de richtsnoeren bepaalt dat de steunintensiteit voor dunbevolkte gebieden niet hoger mag liggen dan 20 %. Voorts volgt uit punt 186 dat de steunintensiteit mag worden verhoogd met maximaal 20 procentpunten voor kleine ondernemingen of met maximaal 10 procentpunten voor middelgrote ondernemingen. Zoals evenwel vermeld in voetnoot 85 bij de richtsnoeren, zullen de verhoogde steunintensiteiten voor kleine en middelgrote ondernemingen niet gelden voor steun ten behoeve van grote investeringsprojecten (14).

23)

De IJslandse autoriteiten hebben een maximale steunintensiteit van 20 % voor grote ondernemingen aangemeld. Deze steunintensiteit wordt verhoogd met 20 procentpunt voor kleine ondernemingen en 10 procentpunt voor middelgrote ondernemingen. Deze verhoogde steunintensiteiten zijn echter niet van toepassing op steun ten behoeve van grote investeringsprojecten (15).

24)

De plafonds voor steunintensiteiten die de IJslandse autoriteiten hebben bepaald, zoals beschreven in punt 23), zijn in overeenstemming met de in punt 22) beschreven bepalingen. Zij zijn dus in overeenstemming met de richtsnoeren.

6.   LOOPTIJD EN HERZIENING

25)

Overeenkomstig punt 189 van de richtsnoeren hebben de IJslandse autoriteiten één regionalesteunkaart aangemeld die van toepassing is voor de periode tot en met 31 december 2027.

26)

Uit punt 194 van de richtsnoeren volgt dat een tussentijdse evaluatie van regionalesteunkaarten in 2023 zal worden uitgevoerd. De Autoriteit zal nadere bijzonderheden over deze evaluatie meedelen tegen juni 2023.

7.   CONCLUSIE

27)

Op grond van de bovenstaande beoordeling komt de Autoriteit tot de bevinding dat de IJslandse regionalesteunkaart 2022-2027 in overeenstemming is met de in de richtsnoeren geformuleerde beginselen. De goedgekeurde kaart is een integraal onderdeel van de richtsnoeren.

28)

De bijlagen I en II zijn een integraal onderdeel van dit besluit.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA,

Arne RØKSUND

Voorzitter

Verantwoordelijk lid van het College

Stefan BARRIGA

Lid van het College

Árni PÁLL ÁRNASON

Lid van het College

Melpo-Menie JOSÉPHIDÈS

Medeondertekenaar, directeur van de Juridische en Uitvoerende Dienst


(1)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 269/21/COL van 1 december 2021 tot invoering van herziene richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor 2022-2027 [2022/1047] (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 79).

(2)  Punt 190 van de richtsnoeren.

(3)  Punt 2 van de richtsnoeren.

(4)  Ibidem.

(5)  Deze aanmelding is geregistreerd als document nr. 1265806. De twee bijlagen daarbij zijn geregistreerd als document nr. 1265808 en nr. 1265810.

(6)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1755 van de Commissie van 8 augustus 2019 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 270 van 24.10.2019, blz. 1).

(7)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 153 van 29.4.2021, blz. 1).

(8)  https://ec.europa.eu/eurostat/web/nuts/nuts-maps. Weblink toegevoegd en voor het laatst gecontroleerd op 8 februari 2022.

(9)  Document nr. 1265806, blz. 2.

(10)  Ibidem.

(11)  Ibidem.

(12)  Document nr. 1265806, blz. 3 en 4.

(13)  Deze bijlagen zijn gebaseerd op documenten nr. 1265808 en nr. 1265810.

(14)  De term “groot investeringsproject” wordt in punt 19, 18), van de richtsnoeren omschreven als een initiële investering met in aanmerking komende kosten van meer dan 50 miljoen EUR.

(15)  Document nr. 1265806, blz. 3.


BIJLAGE I

Grafische weergave

Image 1


BIJLAGE II

Lijst kleinere eenheden

Akrahreppur

5 706

Akraneskaupstaður

3 000

Akureyrarbær

6 000

Árneshreppur

4 901

Ásahreppur

8 610

Bláskógabyggð

8 721

Blönduósbær

5 604

Bolungarvíkurkaupstaður

4 100

Borgarbyggð

3 609

Dalabyggð

3 811

Dalvíkurbyggð

6 400

Eyja- og Miklaholtshreppur

3 713

Eyjafjarðarsveit

6 513

Fjallabyggð

6 250

Fjarðabyggð

7 300

Fljótsdalshreppur

7 505

Flóahreppur

8 722

Grindavíkurbær

2 300

Grímsnes- og Grafningshreppur

8 719

Grundarfjarðarbær

3 709

Grýtubakkahreppur

6 602

Helgafellssveit

3 710

Hrunamannahreppur

8 710

Húnavatnshreppur

5 612

Húnaþing vestra

5 508

Hvalfjarðarsveit

3 511

Hveragerðisbær

8 716

Hörgársveit

6 515

Ísafjarðarbær

4 200

Kaldrananeshreppur

4 902

Kjósarhreppur

1 606

Langanesbyggð

6 709

Múlaþing

7 400

Mýrdalshreppur

8 508

Norðurþing

6 100

Rangárþing eystra

8 613

Rangárþing ytra

8 614

Reykhólahreppur

4 502

Reykjanesbær

2 000

Skaftárhreppur

8 509

Skagabyggð

5 611

Skeiða- og Gnúpverjahreppur

8 720

Skorradalshreppur

3 506

Skútustaðahreppur

6 607

Snæfellsbær

3 714

Strandabyggð

4 911

Stykkishólmsbær

3 711

Suðurnesjabær

2 510

Súðavíkurhreppur

4 803

Svalbarðshreppur

6 706

Svalbarðsstrandarhreppur

6 601

Sveitarfélagið Árborg

8 200

Sveitarfélagið Hornafjörður

8 401

Sveitarfélagið Skagafjörður

5 200

Sveitarfélagið Skagaströnd

5 609

Sveitarfélagið Vogar

2 506

Sveitarfélagið Ölfus

8 717

Tálknafjarðarhreppur

4 604

Tjörneshreppur

6 611

Vestmannaeyjabær

8 000

Vesturbyggð

4 607

Vopnafjarðarhreppur

7 502

Þingeyjarsveit

6 612


Rectificaties

21.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/30


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/892 van de Commissie van 1 april 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 155 van 8 juni 2022 )

Bladzijde 12, artikel 10 bis, lid 4:

in plaats van:

“Bijlage VI”,

lezen:

“Bijlage VII”.

Bladzijde 13, artikel 10 ter, lid 4:

in plaats van:

“Bijlage VII”,

lezen:

“Bijlage VIII”.