ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 181

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
7 juli 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2022/1165 van de Raad van 27 juni 2022 inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende het goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië

1

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake goederenvervoer over de weg

4

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1166 van de Commissie van 6 juli 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1480/2004 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot goederen die van oorsprong zijn uit gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en die worden binnengebracht in gebieden waarover de regering wel feitelijk het gezag uitoefent

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1167 van de Commissie van 6 juli 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

14

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2022/1168 van de Raad van 4 juli 2022 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Islamitische Republiek Mauritanië

18

 

*

Besluit (EU) 2022/1169 van de Raad van 4 juli 2022 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Senegal

20

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Nr. 280/21/COL van 13 december 2021 tot wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door de invoering van nieuwe richtsnoeren betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang [2022/1170]

22

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 ( PB L 435 van 6.12.2021 )

35

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2022/576 van de Raad van 8 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren ( PB L 111 van 8.4.2022 )

36

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad ( PB L 182 van 29.6.2013 )

37

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong ( PB L 174 van 3.6.2020 )

38

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/716 van de Commissie van 6 mei 2022 betreffende de goedkeuring van een slimme dieselverwarmer voor gebruik in personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen met een conventionele verbrandingsmotor of bepaalde vormen van hybride elektrische aandrijving als innoverende technologie overeenkomstig Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 133 van 10.5.2022 )

39

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/1


BESLUIT (EU) 2022/1165 VAN DE RAAD

van 27 juni 2022

inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende het goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 2 juni 2022 heeft de Raad machtiging verleend tot het openen van onderhandelingen met de Republiek Moldavië over een Overeenkomst betreffende het goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië (“de overeenkomst”).

(2)

Op 15 juni 2022 werden de onderhandelingen met succes afgerond.

(3)

Door de belangrijke verstoringen van de vervoerssector in de Republiek Moldavië ten gevolge van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne moeten vervoerders uit de Republiek Moldavië alternatieve doorvoerroutes over de weg door de Europese Unie vinden, evenals nieuwe markten voor de uitvoer van hun goederen.

(4)

Aangezien vergunningen in het kader van het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van ministers van Verkeer binnen het International Transport Forum en de bestaande bilaterale overeenkomsten met de Republiek Moldavië niet de nodige flexibiliteit bieden aan exploitanten van vervoer over de weg uit de Republiek Moldavië om hun vervoersactiviteiten via en met de Europese Unie uit te breiden en te plannen, is het van cruciaal belang het goederenvervoer over de weg te liberaliseren voor bilateraal vervoer en doorvoer.

(5)

Gezien de buitengewone en unieke omstandigheden die tot de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst nopen en overeenkomstig de Verdragen, is het passend dat de Unie tijdelijk de relevante gedeelde bevoegdheid uitoefent die haar bij de Verdragen is toebedeeld. Alle gevolgen van dit besluit voor de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten moeten strikt in de tijd worden beperkt. De Unie mag de bevoegdheid die zij op basis van dit besluit en de overeenkomst uitoefent, derhalve uitsluitend tijdens de toepassingsperiode van de overeenkomst uitoefenen. Dientengevolge zal de uitoefening door de Unie van de aldus uitgeoefende gedeelde bevoegdheid ophouden zodra de overeenkomst ophoudt van toepassing te zijn. Onverminderd andere maatregelen van de Unie en onder voorbehoud van de naleving van die maatregelen van de Unie, zullen de lidstaten overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) die bevoegdheid daarna weer uitoefenen. Voorts zij eraan herinnerd dat, zoals bepaald in het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het aan het VWEU gehechte Protocol nr. 25 betreffende de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden, de uitoefening van de bevoegdheid door de Unie in dit besluit enkel betrekking heeft op de door dit besluit en de overeenkomst geregelde materie en niet op het gehele gebied. De uitoefening van de bevoegdheid door de Unie uit hoofde van dit besluit laat de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten met betrekking tot lopende of toekomstige onderhandelingen over internationale overeenkomsten met andere derde landen op dat gebied, of de ondertekening of sluiting van dergelijke overeenkomsten, onverlet.

(6)

Daarom moet de overeenkomst, die in de tijd beperkt is maar kan worden verlengd, onder voorbehoud van een besluit van het bij de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité dat moet volgen op de vaststelling van een besluit van de Raad tot vaststelling van het standpunt van de Unie ter zake, dringend worden ondertekend namens de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(7)

De overeenkomst betreffende het goederevervoer moet voorlopig worden toegepast overeenkomstig artikel 12, zodat het gunstige effect ervan op het goederenvervoer zich zo spoedig mogelijk laat voelen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst betreffende het goederenvervoer over de weg tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië wordt hierbij goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting ervan (1).

Artikel 2

1.   De uitoefening van de bevoegdheid door de Unie op grond van dit besluit en de overeenkomst is beperkt tot de toepassingsperiode van de overeenkomst. Onverminderd andere maatregelen van de Unie en onder voorbehoud van de naleving van die maatregelen van de Unie, houdt de Unie, nadat die toepassingsperiode is afgelopen, onmiddellijk op die bevoegdheid uit te oefenen en oefenen de lidstaten hun bevoegdheid weer uit overeenkomstig artikel 2, lid 2, VWEU.

2.   De uitoefening van de bevoegdheid door de Unie op grond van dit besluit en de overeenkomst laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake eventuele lopende of toekomstige onderhandelingen over internationale overeenkomsten inzake goederenvervoer over de weg met andere derde landen, en met de Republiek Moldavië voor de periode nadat de overeenkomst is opgehouden van toepassing te zijn, of de ondertekening of sluiting van dergelijke overeenkomsten, onverlet.

3.   De in lid 1 bedoelde uitoefening van de bevoegdheid door de Unie heeft enkel betrekking op de door dit besluit en de overeenkomst geregelde materie.

4.   Dit besluit en de overeenkomst laten de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten op het gebied van goederenvervoer over de weg met betrekking tot andere materie dan de door dit besluit en de overeenkomst geregelde materie, onverlet.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 4

In afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures wordt de overeenkomst met ingang van de datum van de ondertekening ervan voorlopig toegepast, overeenkomstig artikel 12 van de overeenkomst.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PANNIER-RUNACHER


(1)  Zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad.


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/4


OVEREENKOMST tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake goederenvervoer over de weg

DE EUROPESE UNIE,

hierna “de Unie” genoemd,

enerzijds,

en

DE REPUBLIEK MOLDAVIË,

anderzijds,

hierna afzonderlijk “partij” en gezamenlijk “de partijen” genoemd,

ZICH BEWUST VAN de belangrijke verstoringen waarmee de vervoerssector in de Republiek Moldavië wordt geconfronteerd als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne,

ERKENNENDE dat de essentiële vervoersroutes door Oekraïne onbeschikbaar zijn voor uitvoer uit Moldavië en dat de toeleveringsketens en de voedselzekerheid dringend moeten worden beschermd door gebruik te maken van alternatieve routes vanuit de Republiek Moldavië via het grondgebied van de Europese Unie,

GELEID DOOR DE WENS de Moldavische samenleving en economie te ondersteunen door ondernemers van goederenvervoer over de weg uit de Unie en Moldavië waar nodig toe te staan vrachtvervoer te verrichten naar en over Moldavisch grondgebied, en door de Republiek Moldavië in staat te stellen haar economische en vervoerspatronen verder aan te passen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog voor de internationale markten,

VASTSTELLEND dat het huidige systeem, dat gebaseerd is op een beperkt aantal vergunningen van de lidstaten, Moldavische ondernemers van goederenvervoer over de weg niet de nodige flexibiliteit biedt om hun activiteiten naar en met de Unie uit te breiden,

VASTBESLOTEN er in de toekomst voor te zorgen dat de voorwaarden voor markttoegang voor goederenvervoer over de weg tussen de partijen die momenteel beschikbaar zijn voor ondernemers van goederenvervoer over de weg die in een van de partijen zijn gevestigd, in geen geval restrictiever zullen zijn dan de huidige situatie,

VASTBESLOTEN de Moldavische economie te helpen door de doorvoer en het bilaterale internationale vervoer tussen de Unie en de Republiek Moldavië te liberaliseren, teneinde het noodzakelijke goederenvervoer mogelijk te maken en beide partijen dezelfde wederzijdse rechten te verlenen om doorvoer en bilateraal internationaal vervoer tussen die grondgebieden te verrichten,

ER NOTA VAN NEMEND dat in bijlage X bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (hierna “de Associatieovereenkomst” genoemd), de Republiek Moldavië zich ertoe verbindt zijn wetgeving inzake wegvervoer geleidelijk in overeenstemming te brengen met de in die bijlage genoemde Uniewetgeving en internationale instrumenten,

GELEID DOOR DE WENS de bepalingen van deze overeenkomst te onderwerpen aan het hoofdstuk over geschillenbeslechting van de Associatieovereenkomst,

ERKENNENDE dat het onmogelijk is te anticiperen op de duur van de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog voor de vervoerssector en de infrastructuur in Oekraïne, die ook gevolgen heeft voor Moldavische vervoersondernemers, om welke reden de partijen uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van deze overeenkomst overleg zullen plegen in het gemengd comité om na te gaan of het nodig is de overeenkomst te verlengen,

ERKENNENDE dat de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) ervoor zal zorgen dat het vervoer in het kader van deze overeenkomst de arbeidsomstandigheden van bestuurders en eerlijke concurrentie eerbiedigt en de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doelstellingen

1.   Deze overeenkomst heeft tot doel het goederenvervoer over de weg tussen en over het grondgebied van de Europese Unie en de Republiek Moldavië tijdelijk te vergemakkelijken door aanvullende rechten inzake doorvoer en vervoer van goederen tussen de partijen te verlenen aan exploitanten die in een van de partijen zijn gevestigd, naar aanleiding van de ernstige gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor de wegvervoerssector in de Republiek Moldavië.

2.   Deze overeenkomst mag niet zodanig worden uitgelegd dat zij tot gevolg heeft dat de toegang tot de markt van internationale wegvervoersdiensten tussen de partijen wordt beperkt of dat de voorwaarden voor toegang tot die markt anderszins worden verstrengd in vergelijking met de situatie op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing op doorvoer en internationaal vervoer van goederen over de weg tussen de partijen voor rekening van derden en doet geen afbreuk aan de toepassing van de regels die zijn vastgesteld in het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van ministers van Verkeer in het kader van het International Transport Forum. Goederenvervoer over de weg binnen een lidstaat van de Europese Unie of tussen lidstaten van de Europese Unie valt buiten het toepassingsgebied van deze overeenkomst. Doorvoer over het grondgebied van de andere partij voor goederenvervoer tussen derde landen valt niet onder deze overeenkomst.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1.

“partij van vestiging”: de partij waar een ondernemer van goederenvervoer over de weg is gevestigd;

2.

“ondernemer van goederenvervoer over de weg”: een natuurlijke of rechtspersoon die goederenvervoer met een commercieel oogmerk verricht en die in een partij is gevestigd, in overeenstemming met de wetgeving van die partij, en van diezelfde partij toestemming heeft gekregen om met motorvoertuigen of combinaties van voertuigen internationaal goederenvervoer voor rekening van derden te verrichten;

3.

“voertuig”: een in een van de partijen geregistreerd motorvoertuig of een combinatie van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een van de partijen is geregistreerd, uitsluitend gebruikt voor vervoer van goederen;

4.

“doorvoer”: het vervoer van voertuigen, zonder goederen te laden of te lossen, op het grondgebied van een partij, door een in de andere partij gevestigde ondernemer van goederenvervoer over de weg;

5.

“bilateraal internationaal vervoer”: beladen ritten met een voertuig van het grondgebied van de partij van vestiging naar het grondgebied van de andere partij en omgekeerd, met of zonder doorvoer over het grondgebied van een derde land.

Artikel 4

Toegang tot wegvervoersdiensten

Ondernemers van goederenvervoer over de weg hebben het recht het volgende goederenvervoer over de weg te verrichten:

a)

beladen ritten met een voertuig waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich op het grondgebied van twee verschillende partijen bevinden, met of zonder doorvoer over het grondgebied van een derde land;

b)

beladen ritten met een voertuig van het grondgebied van de partij van vestiging naar het grondgebied van dezelfde partij, met doorvoer via het grondgebied van de andere partij;

c)

beladen ritten met een voertuig van of naar het grondgebied van de partij van vestiging naar een derde land met doorvoer over het grondgebied van de andere partij;

d)

lege ritten met een voertuig, in combinatie met de in de punten a), b) en c) bedoelde ritten.

Artikel 5

Duur

1.   Deze overeenkomst is van toepassing tot en met 31 maart 2023.

2.   Uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst plegen de partijen overleg om na te gaan of de overeenkomst moet worden verlengd. Hiertoe plegen de partijen overleg in het in artikel 6, lid 2, bedoelde gemengd comité.

Artikel 6

Gemengd comité

1.   Er wordt een gemengd comité opgericht. Het houdt toezicht op en volgt de toepassing en uitvoering van deze overeenkomst en toetst regelmatig de werking van de overeenkomst in het licht van de doelstellingen.

2.   Het gemengd comité wordt bijeengeroepen op verzoek van een van de medevoorzitters. Het wordt eveneens uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst bijeengeroepen om te beoordelen of het nodig is deze overeenkomst voort te zetten overeenkomstig artikel 5, lid 2, en een daartoe strekkend besluit vast te stellen. Het gemengd comité neemt een besluit over deze voortzetting, met inbegrip van de duur ervan, in voorkomend geval, overeenkomstig lid 5 van dit artikel.

3.   Het gemengd comité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. De vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie mogen de vergaderingen van het gemengd comité als waarnemer bijwonen.

4.   Het gemengd comité wordt om beurt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de Republiek Moldavië.

5.   Het gemengd comité neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

6.   Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Geschillenbeslechting (1)

Wanneer tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpretatie en toepassing van deze overeenkomst, zijn de bepalingen van titel V, hoofdstuk 14, van de Associatieovereenkomst op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 8

Naleving van verplichtingen

1.   Elke partij draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de naleving van alle bepalingen van deze overeenkomst.

2.   Elke partij ziet erop toe dat alle nodige maatregelen worden genomen om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van de naleving ervan op alle overheidsniveaus en door personen die overheidsgezag uitoefenen. Elke partij handelt te goeder trouw om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze overeenkomst worden verwezenlijkt.

3.   Deze overeenkomst is een specifieke overeenkomst in de zin van artikel 458, lid 1, van de Associatieovereenkomst. Een partij kan passende maatregelen in verband met deze overeenkomst nemen in geval van een bijzonder ernstige en substantiële schending van een van de in artikel 2, lid 1, van de Associatieovereenkomst als essentiële elementen omschreven verplichtingen, die een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid en een onmiddellijke reactie vereist. Dergelijke passende maatregelen worden genomen overeenkomstig artikel 455 van de Associatieovereenkomst.

Artikel 9

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Elke partij kan passende vrijwaringsmaatregelen nemen indien zij van oordeel is dat vervoersactiviteiten door ondernemers van goederenvervoer over de weg van de andere partij een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Vrijwaringsmaatregelen worden genomen met volledige inachtneming van het internationaal recht, zijn evenredig en, wat hun reikwijdte en duur betreft, beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de situatie te verhelpen of het evenwicht van deze overeenkomst te handhaven. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.

2.   Alvorens in overleg te treden, stelt de betrokken partij de andere partij in kennis van de genomen maatregelen en verstrekt zij alle relevante informatie.

3.   De partijen plegen onmiddellijk overleg in het gemengd comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.

4.   Alle uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen worden opgeschort zodra de in gebreke blijvende partij opnieuw voldoet aan de bepalingen van deze overeenkomst of wanneer het gevaar voor de verkeersveiligheid ophoudt te bestaan.

Artikel 10

Territoriale toepassing

1.   Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Republiek Moldavië.

2.   De toepassing van deze overeenkomst wordt tijdelijk opgeschort in de gebieden waarover de regering van de Republiek Moldavië niet feitelijk het gezag uitoefent. De toepassing ervan kan worden hervat na een besluit van de Associatieraad of een besluit van het gemengd comité waarin wordt bevestigd dat de Republiek Moldavië in staat is deze overeenkomst volledig na te leven.

Artikel 11

Beëindiging

1.   Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze overeenkomst te beëindigen. De overeenkomst wordt twee weken na deze kennisgeving beëindigd, tenzij de kennisgevende partij een latere datum aangeeft waarop deze kennisgeving van kracht wordt. In het laatste geval mag de datum uiterlijk twee maanden na de datum van de kennisgeving vallen.

2.   Ondernemers van goederenvervoer over de weg wier voertuig zich na het verstrijken van deze overeenkomst op het grondgebied van de andere partij bevindt, mogen over het grondgebied van die partij reizen om terug te keren naar het grondgebied van de partij waar zij gevestigd zijn.

3.   Voor alle duidelijkheid: de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving is de datum waarop de kennisgeving aan de andere partij wordt bezorgd.

4.   Het verstrijken van deze overeenkomst, overeenkomstig artikel 5, of de beëindiging ervan, overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel, mag niet tot gevolg hebben dat de voorwaarden voor toegang tot de markt voor wegvervoersdiensten tussen de partijen worden verstrengd ten opzichte van de situatie op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Bij gebreke van een latere overeenkomst tussen de partijen zijn de rechten op toegang tot de markt die zijn vastgesteld in de op die dag bestaande bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Moldavië opnieuw van toepassing vanaf de datum waarop deze overeenkomst verstrijkt of wordt beëindigd.

Artikel 12

Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

1.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag waarop de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat zij hun respectieve interne wettelijk procedures die voor dit doel nodig zijn, hebben voltooid.

2.   Niettegenstaande lid 1 komen de Unie en de Republiek Moldavië overeen deze overeenkomst vanaf de dag van ondertekening voorlopig toe te passen.

3.   Voor de toepassing van de relevante bepalingen van deze overeenkomst worden verwijzingen in die bepalingen naar “de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst” begrepen als “de datum van voorlopige toepassing van deze overeenkomst” overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

Gedaan in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Съставено в Лион на двадесет и девети юни две хиляди двадесет и втора година.

Hecho en Lyon, el veintinueve de junio de dos mil veintidós.

V Lyonu dne dvacátého devátého června dva tisíce dvacet dva.

Udfærdiget i Lyon, den niogtyvende juni to tusind og toogtyve.

Geschehen zu Lyon am neunundzwanzigsten Juni zweitausendzweiundzwanzig.

Kahe tuhande kahekümne teise aasta juunikuu kahekümne üheksandal päeval Lyonis.

Έγινε στη Λυών, στις είκοσι εννέα Ιουνίου δύο χιλιάδες είκοσι δύο.

Done at Lyon on the twenty-ninth day of June in the year two thousand and twenty two.

Fait à Lyon, le vingt-neuf juin deux mille vingt-deux.

Arna dhéanamh i Lyon, an naoú lá is fiche de Mheitheamh sa bhliain dhá mhíle fiche a dó.

Sastavljeno u Lyonu dvadeset i devetog lipnja godine dvije tisuće dvadeset i druge.

Fatto a Lione, addi ventinove giugno duemilaventidue.

Lionā, divi tūkstoši divdesmit otrā gada divdesmit devītajā jūnijā.

Priimta du tūkstančiai dvidešimt antrų metų birželio dvidešimt devintą dieną Lione.

Kelt Lyonban, a kétezerhuszonkettedik év június havának huszonkilencedik napján.

Magħmul f’Lyon, fid-disgħa u għoxrin jum ta’ Ġunju fis-sena elfejn u tnejn u għoxrin.

Gedaan te Lyon, negenentwintig juni tweeduizend tweeëntwintig.

Sporządzono w Lyonie dnia dwudziestego dziewiątego czerwca roku dwa tysiące dwudziestego drugiego.

Feito em Lião, em vinte e nove de junho de dois mil e vinte e dois.

Întocmit la Lyon, la douăzeci și nouă iunie două mii douăzeci și doi.

V Lyone dvadsiateho deviateho júna dvetisícdvadsaťdva

V Lyonu, devetindvajsetega junija dva tisoč dvaindvajset.

Tehty Lyonissa kahdentenakymmenentenäyhdeksäntenä päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhattakaksikymmentäkaksi.

Som skedde i Lyon den tjugonionde juni tjugohundratjugotvå.

Image 1


(1)  Om twijfel te voorkomen, mogen noch dit artikel, noch deze overeenkomst aldus worden uitgelegd dat daaraan rechten kunnen worden ontleend of dat ze verplichtingen bevatten waarop rechtstreeks een beroep kan worden gedaan bij de rechterlijke instanties van de partijen.


VERORDENINGEN

7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1166 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2022

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1480/2004 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot goederen die van oorsprong zijn uit gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en die worden binnengebracht in gebieden waarover de regering wel feitelijk het gezag uitoefent

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 866/2004 van de Raad van 29 april 2004 inzake een regeling op grond van artikel 2 van Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte (1), en met name artikel 4, lid 12,

Na raadpleging van het Line Regulation Committee,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1480/2004 van de Commissie (2) voorziet in specifieke regels met betrekking tot goederen die van oorsprong zijn uit gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en die worden binnengebracht in gebieden waarover de regering wel feitelijk het gezag uitoefent, onder meer met betrekking tot fytosanitaire controle van en verslaglegging over planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (3). Daartoe bevat artikel 3 van die verordening verwijzingen naar die richtlijn.

(2)

Richtlijn 2000/29/EG is ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (4), die de grondslag vormt voor de voorschriften van de Unie inzake beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten. Die verordening verleent de Commissie de bevoegdheid om een lijst op te stellen van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (5) bevat een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, met onder meer de planten, plantaardige producten en andere materialen die voorheen in bijlage V, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG waren opgenomen.

(4)

Daarom moet Verordening (EG) nr. 1480/2004 worden gewijzigd om de verwijzingen naar Richtlijn 2000/29/EG te vervangen door verwijzingen naar Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072.

(5)

Ook moeten alle verwijzingen naar de bepalingen betreffende de plantenpaspoorten worden bijgewerkt.

(6)

Aangezien overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 866/2004 op de goederen die de lijn overschrijden, de eisen en controles zoals bedoeld in de fytosanitaire wetgeving van de Unie zoals vastgesteld in bijlage II bij die verordening van toepassing zijn, moeten de inspecties erop gericht zijn na te gaan of de betrokken goederen vrij zijn van de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 vermelde EU-quarantaineorganismen, voldoen aan de drempelwaarden voor de aanwezigheid van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in bijlage IV bij die verordening, en voldoen aan de in bijlage VII bij die verordening vastgestelde voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie.

(7)

Verordening (EG) nr. 1480/2004 moet derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1480/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Fytosanitaire inspectie en verslaglegging

1.   Onafhankelijke fytosanitaire deskundigen die door de Commissie zijn aangesteld en die worden ingezet in het kader van het Bureau voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (TAIEX) en die samenwerken met de Turks-Cypriotische kamer van koophandel voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 866/2004 (“de deskundigen”) inspecteren alle goederen die bestaan uit planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in de delen A en B van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (*1) tijdens het groeiproces, op het moment van oogsten en tijdens de voorbereiding van het op de markt brengen, om na te gaan of zij:

a)

vrij zijn van de in de lijst van bijlage II bij Verordening (EU) 2019/2072 opgenomen EU-quarantaineorganismen,

b)

voldoen aan de drempelwaarden voor de aanwezigheid van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2072,

c)

voldoen aan de in bijlage VII bij die verordening vastgestelde voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie, en

d)

voldoen aan de in bijlage V bij Verordening (EU) 2019/2072 vastgestelde maatregelen om de aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op specifieke voor opplant bestemde planten te voorkomen.

In voorkomend geval inspecteren zij ook alle in bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen om er zeker van te zijn dat zij vrij zijn van de respectieve in bijlage III bij die verordening vermelde ZP-quarantaineorganismen.

2.   Voor aardappelen zullen deze deskundigen nagaan of deze rechtstreeks geteeld zijn uit pootaardappelen die gecertificeerd zijn in één van de lidstaten of uit pootaardappelen die gecertificeerd zijn in een ander land waarvoor de invoer van aardappelen in de Unie niet verboden is op grond van bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072.

3.   Als de deskundigen naar beste vermogen en voor zover mogelijk vaststellen dat de betreffende planten, plantaardige producten en andere onderdelen van de zending aan de voorschriften van de leden 1 en 2 en aan de relevante eisen en controles van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 866/2004 voldoen:

a)

stellen zij een volledig en door ten minste een van de deskundigen naar behoren ondertekend verslag van hun bevindingen op aan de hand van het in bijlage III bij deze verordening opgenomen formulier, en

b)

voegen zij dat verslag, als aanvulling, toe aan het in artikel 2 van deze verordening bedoelde begeleidend document.

De deskundigen zullen geen verslag van de fytosanitaire inspectie afgeven voor voor opplant bestemde planten, waaronder voor opplant bestemde knollen van Solanum tuberosum L.

4.   Vervolgens verzegelen de deskundigen de vrachtwagens of andere vervoersmiddelen zodanig dat de lading niet geopend kan worden totdat de lijn overschreden is.

Pas als aan de punten a) en b) van lid 3 is voldaan, mogen producten waarop dit artikel van toepassing is de lijn overschrijden.

5.   Op het moment van binnenkomst in de gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus feitelijk het gezag uitoefent, wordt de lading onderzocht door de bevoegde autoriteiten. Indien van toepassing zal het verslag van de fytosanitaire inspectie vervangen worden door een plantenpaspoort als bedoeld in artikel 79, lid 1, of artikel 80, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1)."

(*2)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).”."

2)

Het vierde, vijfde en zesde streepje van punt 10 van het model in bijlage III worden vervangen door:

“—

worden geacht vrij te zijn van de in bijlage II vermelde EU-quarantaineorganismen en, waar van toepassing, van de in bijlage III vermelde ZP-quarantaineorganismen, en voldoen aan de drempelwaarden voor de aanwezigheid van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EU) 2019/2072,

in het geval van aardappelen, rechtstreeks geteeld zijn uit pootaardappelen die gecertificeerd zijn in één van de lidstaten of uit pootaardappelen die gecertificeerd zijn in een ander land waarvoor de invoer van aardappelen in de Unie niet verboden is op grond van bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 161 van 30.4.2004, blz. 128.

(2)  Verordening (EG) nr. 1480/2004 van de Commissie van 10 augustus 2004 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot goederen die van oorsprong zijn uit gebieden waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent en die worden binnengebracht in gebieden waarover de regering wel feitelijk het gezag uitoefent (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 3).

(3)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1167 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2022

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   DE PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1187/2008 van de Raad (2) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld op mononatriumglutamaat (“MNG”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China”, “de VRC” of “het betrokken land”) (“het oorspronkelijke onderzoek”).

(2)

Op 21 januari 2015 heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/83 van de Commissie (3) besloten de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde maatregelen te handhaven.

(3)

Op 14 april 2021 heeft de Commissie naar aanleiding van een tweede nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 van de Commissie (4) besloten het niveau van de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/83 van de Commissie bevestigde antidumpingrechten te handhaven.

(4)

De definitieve antidumpingrechten die thans van toepassing zijn, variëren van 33,8 % tot 39,7 %.

1.2.   Verzoek om naamswijziging

(5)

In januari 2019 zou een Chinese producent-exporteur, Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd, zijn naam hebben gewijzigd in Tongliao Meihua Biological Sci-Tech Co. Ltd.

(6)

De onderneming is een van de twee verbonden producenten-exporteurs van de Meihua-groep, samen met Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd die momenteel een individueel recht van 33,8 % geniet onder de aanvullende Taric-code A883. Tongliao Meihua Biological Sci-Tech Co. Ltd heeft daarom verzocht rekening te houden met de naamswijziging voor de toepassing van het bestaande individuele recht van 33,8 %.

(7)

Uit de door Tongliao Meihua Biological Sci-Tech Co. Ltd verstrekte ondersteunende documentatie ter staving van het verzoek bleek echter dat de Meihua-groep een belangrijke structurele reorganisatie onderging die veel verder ging dan een eenvoudige naamswijziging. Daarom werd geoordeeld dat de individuele dumpingmarge die is vastgesteld voor de oorspronkelijke entiteiten (Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd en Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd of “Meihua-groep”) onder aanvullende Taric-code A883 mogelijk niet langer passend is.

(8)

Op basis van het bovenstaande was de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijs was dat de omstandigheden die hebben geleid tot de instelling van de bestaande maatregelen ten aanzien van de twee verbonden producenten-exporteurs van de Meihua-groep tijdens het oorspronkelijke onderzoek waren gewijzigd. Zij concludeerde voorts dat deze wijzigingen van blijvende aard waren.

1.3.   Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(9)

Op basis van de in overweging 8 vermelde informatie heeft de Commissie op 24 januari 2022 op eigen initiatief besloten een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van mononatriumglutamaat van oorsprong uit China overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening en heeft zij in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek bekendgemaakt (“het bericht van opening”) (5). Op 22 maart 2022 is een rectificatie van het bericht van opening van 24 januari 2022 gepubliceerd (6).

(10)

Het gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek was beperkt tot het onderzoek naar dumping door de twee Chinese producenten-exporteurs van Meihua Group, Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd en Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd (aanvullende Taric-code A883).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(11)

Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”).

1.5.   Belanghebbenden

(12)

In het bericht van opening zijn de belanghebbenden uitgenodigd contact met de Commissie op te nemen om aan het nieuwe onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de twee producenten-exporteurs van de Meihua Group, de enige producent in de Unie, en de Chinese overheid specifiek in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(13)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.5.1.   Antwoorden op de vragenlijst

(14)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de twee producenten-exporteurs van de Meihua-groep en naar de autoriteiten van het betrokken land. De Commissie heeft geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen, noch van de twee producenten-exporteurs van de Meihua-groep, noch van de autoriteiten van het betrokken land.

2.   AAN DIT NIEUWE ONDERZOEK ONDERWORPEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(15)

Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijke onderzoek en de volgende nieuwe onderzoeken, zoals vermeld in de overwegingen (2) en (3), namelijk mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 00 (Taric-code 2922420010).

(16)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek en de volgende nieuwe onderzoeken, zoals vermeld in de overwegingen (2) en (3), heeft de Commissie vastgesteld dat het product dat in de VRC wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat op de Chinese binnenlandse markt wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve werden deze producten geacht soortgelijke producten te zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   NIET-MEDEWERKING

(17)

Zoals vermeld in overweging (14), heeft de Commissie op 24 januari 2022 de vragenlijst voor producenten-exporteurs aan de twee bekende Chinese producenten-exporteurs van de Meihua-groep en de vragenlijst over het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening aan de Chinese overheid toegezonden. De Commissie heeft geen antwoord of andere reactie ontvangen van de producenten-exporteurs of van de autoriteiten van het betrokken land.

(18)

Bij brief van 7 april 2022 heeft de Commissie de twee haar bekende Chinese producenten-exporteurs van de Meihua-groep ervan in kennis gesteld dat, bij gebrek aan medewerking en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, conclusies zouden worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens en heeft zij hen verzocht opmerkingen te maken. Van geen van de twee producenten-exporteurs van de Meihua-groep werden opmerkingen ontvangen. Er werd geen verklaring gegeven voor dit gebrek aan medewerking.

(19)

Evenzo heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie ervan in kennis gesteld dat zij voornemens was artikel 18, lid 1, van de basisverordening toe te passen en haar bevindingen met betrekking tot dumping door de twee producenten-exporteurs van de Meihua-groep en het bestaan van verstoringen van betekenis te baseren op de in het dossier beschikbare gegevens. Zij verzocht de missie van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(20)

Gezien het gebrek aan medewerking was de Commissie van oordeel dat de procedure voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek moest worden vastgesteld op basis van de in dit onderzoek beschikbare gegevens. Wat de specifieke situatie van de Meihua-groep betreft, baseerde de Commissie zich op het relevante bewijsmateriaal dat was ingediend in het kader van het verzoek om een naamswijziging, wat heeft geleid tot de opening van het tussentijdse nieuwe onderzoek.

(21)

In haar verzoek om naamswijziging bleek dat een van de producenten-exporteurs binnen de Meihua-groep, namelijk Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd, zijn naam heeft gewijzigd in Tongliao Meihua Biological Sci-Tech Co. Ltd. Op basis van de documentatie ter ondersteuning van de aanvraag tot naamswijziging was de Commissie echter verder van mening dat de wijzigingen binnen de Meihua-groep veel verder gingen dan een naamswijziging.

(22)

Ten eerste heeft de indiener van het verzoek de Commissie meegedeeld dat de andere exporteur van de Meihua-groep, namelijk Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd, in 2008 ook zijn naam had gewijzigd. De huidige naam van deze onderneming is Meihua Holdings Group Co. Ltd De indiener van het verzoek legde uit dat Meihua Holdings Group Co. Ltd dit feit niet bij de Commissie heeft aangemeld omdat de Meihua-groep op dat moment haar activiteiten reorganiseerde om een groep van ondernemingen te vormen en het resultaat van deze reorganisatie niet erg duidelijk was, met name voor de verkoopactiviteit. In de documentatie die ter ondersteuning van de aanvraag tot wijziging van de naam werd ingediend, verklaarde de indiener van het verzoek dat Meihua Holdings Group Co. Ltd het betrokken product pas op de binnenlandse markt begon te verkopen.

(23)

In de tweede plaats heeft de indiener van het verzoek daaraan toegevoegd dat Meihua Group International Trading (Hongkong) Limited (hierna “Meihua Hongkong”) in 2012 in de groep is opgenomen en de exportactiviteiten uitoefent. De huidige exporteur van het betrokken product zou derhalve Meihua Hongkong zijn. Volgens de indiener van het verzoek voert Meihua Hongkong MNG uit naar de Unie met gebruikmaking van de aanvullende Taric-code A883.

(24)

Concluderend kan worden gesteld dat Tongliao Meihua Biological Sci-Tech Co. Ltd in 2011 is geïncorporeerd met een andere producent van het betrokken product, Xinjiang Meihua Amino Acid Co. Ltd De indiener van het verzoek heeft verklaard dat Xinjiang Meihua Amino Acid Co. Ltd in 2016 het betrokken product via Meihua Hongkong ook aan de Unie heeft verkocht.

4.   CONCLUSIE EN MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(25)

Om de in de overwegingen (21) tot en met (24) uiteengezette redenen bleek dat de Meihua-groep, waarop het recht van toepassing is, een structurele reorganisatie onderging. Bij deze reorganisatie is een nieuwe entiteit ontstaan, bestaande uit een groep ondernemingen, waaronder een producent-exporteur (Xinjiang Meihua Amino Acid Co. Ltd) en een verbonden handelaar (Meihua Hongkong) die nooit aan de EU zijn gemeld of door de EU zijn onderzocht. Daarom kon de Commissie niet eenvoudigweg aannemen dat de huidige dumpingmarge voor Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd en Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd nog steeds geldig was.

(26)

Gezien het volledige gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs kon de Commissie de werkelijke samenstelling van de entiteiten waarop het oorspronkelijke recht van toepassing was, niet onderzoeken, of het recht nog steeds relevant zou zijn voor de nieuwe organisatiestructuur van de Meihua-groep, dan wel of een nieuwe dumpingberekening gerechtvaardigd zou zijn en zo ja, de hoogte daarvan.

(27)

In die omstandigheden en op basis van de beschikbare gegevens kon de Commissie alleen concluderen dat de Meihua-groep (bestaande uit Tongliao Meihua Bio-Tech Co. Ltd en Hebei Meihua MSG Group Co. Ltd), waaraan een individueel recht op grond van de aanvullende Taric-code A883 is toegekend, als zodanig niet langer bestaat. De groep lijkt uit andere producenten-exporteurs te bestaan. Daarom moeten het bovengenoemde recht en de bovengenoemde aanvullende Taric-code worden geschrapt.

(28)

Om de hierboven genoemde redenen kan de Commissie voor de nieuw opgerichte entiteit geen individueel recht en ondernemingsspecifieke aanvullende Taric-code vaststellen. Voor eventuele uitvoer door de nieuw opgerichte entiteit geldt dan het recht dat geldt voor “alle andere ondernemingen” onder aanvullende Taric-code A999.

(29)

De belanghebbenden zijn hiervan in kennis gesteld en zij hebben de gelegenheid gekregen opmerkingen te maken.

(30)

De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

(31)

Artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 van de Commissie moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(32)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/633 wordt als volgt gewijzigd:

“2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde producten, zijn als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

De VRC

Fujian Province Jianyang Wuyi MSG Co. Ltd.

36,5

A884

De VRC

Alle overige ondernemingen

39,7

A999”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)   PB L 322 van 2.12.2008, blz. 1.

(3)   PB L 15 van 22.1.2015, blz. 31.

(4)   PB L 132 van 19.4.2021, blz. 63.

(5)   PB C 35 van 24.1.2022, blz. 12.

(6)   PB C 129 van 22.3.2022, blz. 18.


BESLUITEN

7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/18


BESLUIT (EU) 2022/1168 VAN DE RAAD

van 4 juli 2022

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Islamitische Republiek Mauritanië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en d), artikel 79, lid 2, punt c), en artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als de omstandigheden vereisen dat grensbeheerteams van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht worden ingezet in een derde land waar de teamleden uitvoerende bevoegdheden zullen uitoefenen, schrijft artikel 73, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende de Europese grens- en kustwacht voor dat tussen de Unie en het desbetreffende derde land op grond van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een statusovereenkomst moet worden gesloten.

(2)

Onderhandelingen moeten worden geopend met het oog op de sluiting van een internationale overeenkomst met de Islamitische Republiek Mauritanië inzake acties van het Europees Grens- en kustwachtagentschap op het grondgebied van de Islamitische Republiek Mauritanië.

(3)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (2). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(4)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap op het grondgebied van de Islamitische Republiek Mauritanië.

Artikel 2

De onderhandelingen worden gevoerd overeenkomstig de in het addendum bij dit besluit opgenomen onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad, en in overleg met de bevoegde werkgroep van de Raad.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(2)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/20


BESLUIT (EU) 2022/1169 VAN DE RAAD

van 4 juli 2022

houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in de Republiek Senegal

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten b) en d), artikel 79, lid 2, punt c), en artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als de omstandigheden vereisen dat grensbeheerteams van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht worden ingezet in een derde land waar de teamleden uitvoerende bevoegdheden zullen uitoefenen, schrijft artikel 73, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende de Europese grens- en kustwacht voor dat tussen de Unie en het desbetreffende derde land op grond van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een statusovereenkomst moet worden gesloten.

(2)

Onderhandelingen moeten worden geopend met het oog op de sluiting van een internationale overeenkomst met de Republiek Senegal inzake acties van het Europees Grens- en kustwachtagentschap op het grondgebied van de Republiek Senegal.

(3)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (2). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(4)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over een statusovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap op het grondgebied van de Republiek Senegal.

Artikel 2

De onderhandelingen worden gevoerd overeenkomstig de in het addendum bij dit besluit opgenomen onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad, en in overleg met de bevoegde werkgroep van de Raad.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(2)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/22


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA Nr. 280/21/COL

van 13 december 2021

tot wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door de invoering van nieuwe richtsnoeren betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang [2022/1170]

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (“DE AUTORITEIT”),

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol 26,

Gezien de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (“de Toezichtovereenkomst”), en met name artikel 24 en artikel 5, lid 2, punt b),

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 24 van de Toezichtovereenkomst geeft de Autoriteit uitvoering aan de staatssteunbepalingen van de EER-overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt b), van de Toezichtovereenkomst maakt de Autoriteit mededelingen en richtsnoeren bekend over aangelegenheden waarop de EER-overeenkomst betrekking heeft, indien die overeenkomst of de Toezichtovereenkomst daarin uitdrukkelijk voorziet of indien de Autoriteit zulks nodig acht.

Op 25 november 2021 heeft de Europese Commissie een herziene mededeling vastgesteld betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (“de richtsnoeren”) (1).

De richtsnoeren zijn ook relevant voor de Europese Economische Ruimte (“de EER”).

Overeenkomstig de homogeniteitsdoelstelling die in artikel 1 van de EER-overeenkomst is vastgesteld, moet een eenvormige toepassing van de EER-staatssteunregels in de hele EER worden gewaarborgd.

Ingevolge punt II onder de titel “Algemeen” van bijlage XV bij de EER-overeenkomst moet de Autoriteit, na overleg met de Europese Commissie, besluiten vaststellen die met de besluiten van de Europese Commissie overeenstemmen.

In de richtsnoeren kan worden verwezen naar bepaalde beleidsinstrumenten van de Europese Unie en naar bepaalde rechtshandelingen van de Europese Unie die niet in de EER-overeenkomst zijn opgenomen. Om een uniforme toepassing van de bepalingen inzake staatssteun en gelijke concurrentievoorwaarden in de gehele EER te waarborgen, zal de Autoriteit bij de beoordeling van de verenigbaarheid van steun met de werking van de EER-overeenkomst in het algemeen dezelfde referentiepunten toepassen als de Europese Commissie.

Na raadpleging van de Europese Commissie,

Na raadpleging van de EVA-staten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De materiële regels op het gebied van staatssteun worden gewijzigd door de invoering van nieuwe richtsnoeren betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Deze richtsnoeren zijn aan dit besluit gehecht en maken er integrerend deel van uit.

2.   De richtsnoeren vervangen de bestaande richtsnoeren voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de werking van de EER-overeenkomst van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (2), met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 2

De ESA past de richtsnoeren toe met indien nodig de volgende aanpassingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het volgende:

a)

een verwijzing naar “lidstaat”/“lidstaten” wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar “EVA-staat”/“EVA-staten” (3), of, in voorkomend geval, “EER-staat”/“EER-staten”;

b)

een verwijzing naar de “Europese Commissie” wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar de “Toezichthoudende Autoriteit van de EVA”;

c)

een verwijzing naar “het Verdrag” of “VWEU” wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar “de EER-overeenkomst”;

d)

een verwijzing naar artikel 107 VWEU of naar delen van dat artikel wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar artikel 61 van de EER-overeenkomst en de overeenkomstige delen van dat artikel;

e)

een verwijzing naar artikel 108 VWEU of naar delen van dat artikel wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar deel 1, artikel 1, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst en de overeenkomstige delen van dat artikel;

f)

“(on)verenigbaar met de interne markt” wordt door de Autoriteit gelezen als “(on)verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst”;

g)

“binnen (of buiten) de Unie” wordt door de Autoriteit gelezen als “binnen (of buiten) de EER”;

h)

“handel binnen de Unie” wordt door de Autoriteit gelezen als “handel binnen de EER”;

i)

indien in de richtsnoeren is bepaald dat zij op alle economische sectoren zullen worden toegepast, past de Autoriteit de richtsnoeren toe op alle economische sectoren of delen van economische sectoren die binnen het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst vallen;

j)

een verwijzing naar mededelingen van de Commissie, bekendmakingen of richtsnoeren wordt door de Autoriteit gelezen als een verwijzing naar de overeenkomstige richtsnoeren van de Autoriteit.

Gedaan te Brussel, 13 december 2021.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bente ANGELL-HANSEN

Voorzitter

Verantwoordelijk lid van het College

Högni S. KRISTJÁNSSON

Lid van het College

Stefan BARRIGA

Lid van het College

Melpo-Menie JOSÉPHIDÈS

Medeondertekenaar, directeur van de

Juridische en Uitvoerende Dienst


(1)  C(2021) 8481 final (PB C 528 van 30.12.2021, blz. 10).

(2)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 84/16/COL van 27 april 2016 houdende de honderdeerste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoering van nieuwe richtsnoeren voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de werking van de EER-overeenkomst van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang [2017/267] (PB L 39 van 16.2.2017, blz. 49, en EER-supplement nr. 11 van 16.2.2017, blz. 1).

(3)  Met “EVA-staten” wordt verwezen naar IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang

1.   INLEIDING

1.

Deze mededeling wil handvatten bieden voor de toetsing van overheidsfinanciering voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang aan de staatssteunregels van de Unie.

2.

Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen een zeer aanzienlijke bijdrage leveren tot duurzame economische groei, banen, concurrentiekracht en veerkracht voor het bedrijfsleven en de economie van de Unie, en de open strategische autonomie ervan versterken omdat zij baanbrekende innovatie- en infrastructuurprojecten mogelijk maken via grensoverschrijdende samenwerking en positieve overloopeffecten hebben voor de interne markt en de samenleving als geheel.

3.

Dankzij dit soort projecten kunnen kennis, deskundigheid, financiële middelen en economische spelers uit de hele Unie worden gebundeld, zodat aanzienlijk markt- of systeemfalen of grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor er anders geen oplossing zou komen, worden aangepakt. Zij zijn ontworpen om de krachten van de publieke en de particuliere sector te bundelen voor de uitvoering van grootschalige projecten met aanzienlijke voordelen voor de Unie en haar burgers.

4.

Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen alle beleidsmaatregelen en acties ondersteunen waarmee wordt getracht gemeenschappelijke Europese doelstellingen te verwezenlijken, met name de Europese Green Deal (1), de digitale strategie (2) en het digitale decennium (3), de nieuwe industriestrategie voor Europa (4) en de actualisering ervan (5), de Europese datastrategie (6) en NextGenerationEU (7). Zij kunnen ook bijdragen tot een duurzaam herstel na ernstige economische verstoringen zoals ten gevolge van de COVID-19-pandemie, en inspanningen ondersteunen om de sociale en economische veerkracht van de Unie versterken.

5.

In het licht van de actualisering van de nieuwe industriestrategie en de strategie voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) (8) moeten kmo’s en start-ups kunnen deelnemen aan belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang en er profijt van kunnen trekken. De Commissie zal bij haar beoordeling rekening houden met omstandigheden waaruit blijkt dat het minder waarschijnlijk is dat de aangemelde steun de mededinging buitensporig zal verstoren, bijvoorbeeld vanwege het bedrag ervan.

6.

De uitrol van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang vergt vaak een aanzienlijke bijdrage van de overheid wanneer de markt dit soort projecten anders niet zou financieren. In deze mededeling worden de regels uiteengezet die van toepassing zijn, ingeval overheidsfinanciering van dit soort projecten staatssteun vormt, om staatssteun voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang als verenigbaar met de interne markt aan te merken. De regels moeten er met name voor zorgen dat dergelijke steun de handelsvoorwaarden tussen de lidstaten niet buitensporig verstoort en moeten de gevolgen van dergelijke steun voor het handelsverkeer en de mededinging tot het noodzakelijke minimum beperken.

7.

Volgens artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan steun om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen, als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd. Daarom wordt in deze mededeling het nodige houvast geboden ten aanzien van de criteria die de Commissie zal toepassen bij het beoordelen van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Eerst wordt het toepassingsgebied van deze mededeling afgebakend, om daarna een lijst van criteria te geven die de Commissie voor de toepassing van artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag zal hanteren om de aard en het belang van dit soort projecten te beoordelen. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de Commissie overheidsfinanciering voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang op hun verenigbaarheid met de staatssteunregels zal beoordelen.

8.

Deze mededeling sluit niet uit dat steun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang ook op grond van andere verdragsbepalingen, en met name artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, met de interne markt verenigbaar kan worden verklaard. Die verdragsbepalingen geven echter misschien geen volledig antwoord op omvang, specifieke kenmerken en aspecten van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang. Daarvoor zijn misschien specifieke bepalingen inzake subsidiabiliteit, procedures en verenigbaarheid nodig, zoals in deze mededeling wordt uiteengezet.

2.   TOEPASSINGSGEBIED

9.

De Commissie zal de in deze mededeling uiteengezette beginselen toepassen op belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang in alle economische sectoren.

10.

Deze beginselen zijn niet van toepassing op:

a)

maatregelen in de vorm van steun voor ondernemingen in moeilijkheden, als bepaald in de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (9) of richtsnoeren die deze opvolgen, met uitzondering van ondernemingen die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden maar ondernemingen in moeilijkheden zijn geworden op of na 1 januari 2020 en zolang de tijdelijke kaderregeling (10) wordt toegepast;

b)

maatregelen die ad-hocsteun behelzen voor ondernemingen ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun onrechtmatig en met de interne markt onverenigbaar is verklaard;

c)

steunmaatregelen die op zich of door de daaraan verbonden voorwaarden of financieringswijze een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht vormen (11), met name:

i)

steunmaatregelen waarbij aan de toekenning van de steun de verplichting voor de begunstigde verbonden is om zijn hoofdkantoor in de betrokken lidstaat te hebben of om overwegend in die lidstaat te zijn gevestigd;

ii)

steunmaatregelen waarbij aan de toekenning van de steun de verplichting voor de begunstigde is verbonden om binnenlands geproduceerde goederen of binnenlandse diensten te gebruiken;

iii)

steunmaatregelen die beperkingen stellen aan de mogelijkheden voor de begunstigde om de verkregen resultaten van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (hierna “O&O&I” genoemd) in andere lidstaten te gebruiken.

3.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

11.

Bij het bepalen of een project al dan niet binnen het toepassingsgebied van artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag valt, past de Commissie de in de punten 3.1, 3.2 en 3.3 van deze mededeling bepaalde criteria toe.

3.1.   Definitie van een project

12.

Het steunvoornemen betreft één project dat duidelijk is omschreven wat betreft de doelstellingen en de uitvoeringsvoorwaarden ervan, met inbegrip van alle deelnemers en de financiering ervan (12).

13.

De Commissie kan ook een “geïntegreerd project” als in aanmerking komend beschouwen. Daarbij gaat het om een groep afzonderlijke projecten die zijn opgenomen in een gemeenschappelijke structuur, routekaart of programma die of dat op dezelfde doelstelling is gericht en op een coherente, systemische benadering is gebaseerd. De afzonderlijke onderdelen van het geïntegreerde project mogen betrekking hebben op verschillende niveaus van de leveringsketen, maar moeten complementair zijn en een aanzienlijke toegevoegde waarde hebben in hun bijdrage aan de verwezenlijking van de belangrijke Europese doelstelling (13).

3.2.   Gemeenschappelijk Europees belang

3.2.1.   Algemene cumulatieve criteria

14.

Het project moet een concrete, duidelijke en identificeerbare belangrijke bijdrage aan de doelstellingen of de strategieën van de Unie vertegenwoordigen, en moet een aanzienlijk effect hebben op duurzame groei, doordat het bijvoorbeeld van majeur belang is voor onder meer de Europese Green Deal, de digitale strategie, het digitale decennium en de Europese datastrategie, de nieuwe industriestrategie voor Europa en de actualisering daarvan, NextGenerationEU, de Europese gezondheidsunie (14), de nieuwe Europese onderzoeksruimte voor onderzoek en innovatie (15), het nieuwe actieplan voor een circulaire economie (16) en de doelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraal te worden.

15.

Het project moet aantonen dat het is ontworpen om het op te nemen tegen grote markt- of systemische tekortkomingen waardoor het project bij afwezigheid van steun niet in dezelfde mate of op dezelfde wijze zou worden uitgevoerd, of tegen maatschappelijke uitdagingen die anders niet op gepaste wijze zouden worden aangepakt of verholpen.

16.

Tenzij de aard van het project een kleiner aantal rechtvaardigt (17), moeten doorgaans ten minste vier lidstaten bij het project betrokken zijn en mogen de voordelen ervan niet beperkt blijven tot de financierende lidstaten, maar moeten zij een groter deel van de Unie betreffen. De voordelen van het project moeten duidelijk zijn afgebakend op een concrete en aanwijsbare wijze (18).

17.

Alle lidstaten moeten een reële kans krijgen om deel te nemen aan een nieuw project. De aanmeldende lidstaten moeten aantonen dat alle lidstaten werden ingelicht dat er een nieuw project kon komen, bijvoorbeeld via contacten, allianties, vergaderingen of matchmakingevenementen, ook voor kmo’s en start-ups, en de kans hebben gekregen om deel te nemen.

18.

De voordelen van het project mogen niet beperkt blijven tot de betrokken ondernemingen of sectoren, maar moeten een bredere relevantie hebben en op ruimere schaal in de economie of samenleving van de Unie kunnen worden toegepast via duidelijk, concreet en aanwijsbaar omschreven positieve overloopeffecten (zoals dat ze systemische effecten hebben op meerdere niveaus van de waardeketen of op up- of downstreammarkten, of alternatieve toepassingen bieden in andere sectoren of voor de modale shift).

19.

Het project moet aanzienlijke cofinanciering door de begunstigde behelzen (19).

20.

De lidstaten moeten aantonen of het project in overeenstemming is met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 of andere vergelijkbare methoden (20). Bij de algemene afweging of de positieve effecten van de steun opwegen tegen de negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer zal de Commissie de overeenstemming met dit beginsel als een belangrijke factor in de beoordeling in aanmerking nemen. Investeringen die ernstige afbreuk doen aan milieudoelstellingen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 zullen waarschijnlijk niet voldoende positieve effecten hebben om op te wegen tegen hun negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer. De positieve effecten van een project dat grote markt- of systemische tekortkomingen of maatschappelijke uitdagingen aanpakt die niet op een andere manier kunnen worden aangepakt, worden steeds geval per geval beoordeeld.

3.2.2.   Algemene positieve indicatoren

21.

Naast de cumulatieve criteria van onderdeel 3.2.1 zal de Commissie de volgende door de lidstaten voorgestelde elementen als positief aanmerken:

a)

de Commissie of juridische entiteiten waaraan zij haar bevoegdheden heeft gedelegeerd, zoals de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds, zijn betrokken bij het ontwerp van het project;

b)

de Commissie of juridische entiteiten waaraan zij haar bevoegdheden heeft gedelegeerd, zijn betrokken bij de selectie van het project, mits die entiteiten daarbij uitsluitend handelen als een uitvoeringsstructuur;

c)

de Commissie of juridische entiteiten waaraan zij haar bevoegdheden heeft gedelegeerd, en de deelnemende lidstaten zijn betrokken bij de governancestructuur van het project;

d)

het project omvat een groot aantal samenwerkingsvormen qua aantal partners, deelname van organisaties uit verschillende sectoren of deelname van ondernemingen van verschillende grootte, en meer bepaald samenwerkingen tussen grote ondernemingen en kmo’s, met inbegrip van start-ups, in verschillende lidstaten en bevordert de ontwikkeling van achtergestelde gebieden;

e)

het project behelst cofinanciering uit een Uniefonds (21) in direct, indirect of gedeeld beheer;

f)

het project omvat een aanzienlijke bijdrage van onafhankelijke particuliere investeerders (22);

g)

het project pakt een duidelijk geïdentificeerde en aanzienlijke strategische afhankelijkheid aan.

3.2.3.   Specifieke criteria

22.

O&O&I-projecten moeten bijzonder innovatief zijn of qua O&O&I aanzienlijke toegevoegde waarde opleveren in het licht van de huidige stand van de techniek in de betrokken sector (23).

23.

Projecten die een eerste industriële toepassing omvatten, moeten de ontwikkeling mogelijk maken van een nieuw product of een nieuwe dienst met een sterke onderzoeks- en innovatiecomponent of de ontwikkeling van een fundamenteel innovatief productieproces. Regelmatige bijwerkingen zonder innovatieve dimensie van bestaande faciliteiten en de ontwikkeling van nieuwere versies van bestaande producten kwalificeren niet als een eerste industriële toepassing.

24.

Voor de toepassing van deze mededeling wordt met “eerste industriële toepassing” gedoeld op het opschalen van proeffaciliteiten, demonstratie-installaties of de allereerste uitrusting en faciliteiten die de fasen nà de proeflijn — met inbegrip van de testfase en het opschalen van de serieproductie — omvatten, maar niet de massaproductie of de commerciële activiteiten (24). Het einde van de eerste industriële toepassing wordt bepaald aan de hand van onder meer de O&O&I-gerelateerde prestatie-indicatoren die erop wijzen dat met massaproductie kan worden begonnen. Activiteiten betreffende een eerste industriële toepassing kunnen met staatssteun worden gefinancierd op voorwaarde dat de eerste industriële toepassing aansluit op een O&O&I-activiteit en zelf een belangrijke O&O&I-component bevat die integrerend deel uitmaakt van en een noodzakelijk onderdeel is voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het project. De eerste industriële toepassing hoeft niet noodzakelijk te worden uitgevoerd door dezelfde entiteit als die welke de O&O&I-activiteiten verrichtte, zolang die entiteit de rechten verkrijgt om de resultaten van de voorgaande O&O&I-activiteit te gebruiken én de O&O&I-activiteit en de eerste industriële toepassing beide in het project beschreven worden.

25.

Infrastructuurprojecten in de sectoren milieu, energie, vervoer, gezondheid of digitalisering, voor zover zij niet onder de punten 22 en 23 vallen, moeten hetzij van groot belang zijn voor de strategie van de Unie op het gebied van milieu, klimaat, energie (met inbegrip van de voorzieningszekerheid), vervoer, gezondheid, industrie of digitalisering, hetzij een aanzienlijke bijdrage leveren tot de interne markt, onder meer voor die specifieke sectoren, en kunnen na aanleg worden ondersteund tot zij volledig operationeel zijn.

3.3.   Een belangrijk project

26.

Om als belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te kunnen worden aangemerkt, moet een project kwantitatief of kwalitatief belangrijk zijn. Het dient bijzonder groot in omvang of reikwijdte te zijn of een zeer aanzienlijke technologische of financiële risicograad te vertonen, of beide. Om het belang van een project te beoordelen, zal de Commissie rekening houden met de criteria van onderdeel 3.2.

4.   VERENIGBAARHEIDSCRITERIA

27.

Wanneer de Commissie steun ter verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang op grond van artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag op zijn verenigbaarheid met de interne markt onderzoekt, zal zij rekening houden met de in de onderdelen 4.1, 4.2 en 4.3 van deze mededeling bepaalde criteria (25).

28.

De Commissie zal een afwegingstoets uitvoeren in de zin van onderdeel 4.2. om na te gaan of de verwachte positieve effecten van de steun opwegen tegen de eventuele negatieve effecten.

29.

Rekening houdend met de aard van het project kan de Commissie oordelen dat aanzienlijk markt- of systeemfalen of maatschappelijke uitdagingen, alsmede de bijdrage tot een gemeenschappelijk Europees belang, kan worden aangenomen voor de individuele componenten van een geïntegreerd project wanneer het project de in deel 3 beschreven verenigbaarheidscriteria vervult.

4.1.   Noodzaak en evenredigheid van de steun

30.

De steun mag niet de projectkosten subsidiëren die een onderneming sowieso zou moeten maken, noch mag deze een vergoeding zijn voor het normale zakelijke risico van een economische activiteit. De verwezenlijking van het project dient zonder de steun onmogelijk te zijn of enkel mogelijk te zijn op beperktere schaal, met beperktere omvang, of niet snel genoeg, of op een andere manier die de van het project verwachte voordelen aanzienlijk zou beperken (26). Steun zal alleen als evenredig worden beschouwd indien hetzelfde resultaat niet met minder steun zou kunnen worden behaald.

31.

De lidstaten moeten de Commissie afdoende informatie verschaffen over het gesteunde project, alsmede een uitgebreide beschrijving van het nulscenario (counterfactual) dat overeenstemt met de situatie waarin door lidstaten geen steun wordt verleend (27). Het nulscenario kan bestaan in het ontbreken van een alternatief project, indien uit het bewijsmateriaal blijkt dat dit het meest waarschijnlijke nulscenario is, of in een alternatief project waarmee de begunstigden bij hun interne besluitvorming rekening hebben gehouden, en kan betrekking hebben op een alternatief project dat geheel of ten dele buiten de Unie wordt uitgevoerd. Om de geloofwaardigheid van het door de begunstigden voorgestelde nulscenario aan te tonen, wordt de kennisgevende lidstaten verzocht relevante interne documenten van de begunstigden over te leggen, zoals presentaties van de raad van bestuur, analyses, verslagen en studies (28).

32.

Indien er geen alternatief project is, zal de Commissie zich ervan vergewissen dat het steunbedrag niet hoger uitkomt dan het minimum dat voor het gesteunde project noodzakelijk is om voldoende winstgevend te zijn, doordat daarmee bijvoorbeeld een interne opbrengstvoet kan worden behaald die overeenstemt met de sectorale of ondernemingsspecifieke benchmark of hurdle rate. Voor dat doel kan ook worden gebruikgemaakt van normale rendementspercentages die de begunstigden in andere vergelijkbare investeringsprojecten projecten verlangen, van hun kapitaalkosten als geheel of van de rendementspercentages die doorgaans in de betrokken sector zijn waar te nemen. Alle desbetreffende verwachte kosten en baten moeten voor de hele levensduur van het project in aanmerking worden genomen.

33.

Het maximaal toegestane steunpeil zal worden bepaald aan de hand van de vastgestelde financieringskloof afgezet tegen de in aanmerking komende kosten. Indien dit door de analyse van de financieringskloof wordt gerechtvaardigd, kan de steunintensiteit alle in aanmerking komende kosten dekken. Met de financieringskloof wordt het verschil bedoeld tussen de positieve en negatieve kasstromen gedurende de levensduur van de investering, contant gemaakt op basis van een passende disconteringsfactor waarin het rendement tot uiting komt dat de begunstigde verlangt om het project uit te voeren, met name gelet op de daaraan verbonden risico’s. De in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in de bijlage (29).

34.

Wanneer wordt aangetoond (bv. aan de hand van bedrijfsinterne documenten) dat de begunstigde van de steun een duidelijke keuze heeft om óf een project met steun uit te voeren óf een alternatief project zonder steun, zal de Commissie de verwachte netto contante waarde van de investering in het gesteunde project en van het als nulscenario gehanteerde project vergelijken, rekening houdende met de waarschijnlijkheid dat verschillende businessscenario’s kunnen spelen.

35.

Staatssteun ter bevordering van de uitvoering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang mag worden gecumuleerd met Uniefinanciering of andere staatssteun op voorwaarde dat het totale bedrag aan overheidsfinanciering dat voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt toegekend, niet hoger is dan het gunstigste financieringspercentage dat is vastgesteld in de toepasselijke regels in de Uniewetgeving.

36.

De Commissie mag, als aanvullende waarborg dat de staatssteun evenredig blijft en beperkt blijft tot het noodzakelijke, de kennisgevende lidstaat verzoeken een terugvorderingsmechanisme (clawback) (30) ten uitvoer te leggen. Dat mechanisme moet zorgen voor een evenwichtige verdeling van de winst als een project winstgevender is dan in de analyse van de financieringskloof werd voorspeld en mag enkel worden toegepast op de investeringen die op basis van de ex-post liquiditeitscijfers en uitgekeerde staatssteun rendementen behalen die hoger zijn dan de kapitaalkosten van de begunstigden. Dergelijke terugvorderingsmechanismen moeten vooraf duidelijk gedefinieerd worden om de begunstigden financiële voorspelbaarheid te bieden wanneer zij beslissen over hun deelname aan het project. Een dergelijk mechanisme moet zodanig worden ontworpen dat het begunstigden sterke stimulansen blijft geven om hun investeringen en projectprestaties te maximaliseren.

37.

Bij die beoordeling zal de Commissie naar de volgende elementen kijken:

a)

specificering van de beoogde verandering: de lidstaat moet duidelijk specificeren welke gedragswijziging van de staatssteun wordt verwacht: de lancering van een nieuw project, of de uitbreiding van de omvang, de reikwijdte, de uitvoeringssnelheid of van de grensoverschrijdende dimensie van een project. De gedragswijziging moet in kaart worden gebracht door een vergelijking te maken van de verwachte uitkomst en het beoogde activiteitenvolume mét en zonder steun. Het verschil tussen deze beide scenario’s geeft aan welke impact de steunmaatregel heeft en wat het stimulerende effect ervan is;

b)

mate van winstgevendheid: wanneer de uitvoering van een project op zich onvoldoende winstgevend is om door een particuliere onderneming te worden uitgevoerd, maar wel belangrijke voordelen zou opleveren voor de samenleving, is de kans groter dat de steun een stimulerend effect heeft.

38.

Om daadwerkelijke of potentiële, rechtstreekse of indirecte verstoringen van het internationale handelsverkeer aan te pakken, kan de Commissie rekening houden met het feit dat buiten de Unie gevestigde concurrenten — al dan niet rechtstreeks — voor vergelijkbare projecten in de voorbije drie jaar steun met een gelijkwaardige intensiteit hebben ontvangen of deze zullen ontvangen. Wanneer verstoringen van het internationale handelsverkeer zich echter waarschijnlijk pas na meer dan drie jaar voordoen, kan, gelet op het specifieke karakter van de betrokken sector, de referentieperiode dienovereenkomstig worden verlengd. Voor zover mogelijk, zal de betrokken lidstaat de Commissie voldoende informatie verschaffen om haar in staat te stellen de situatie te beoordelen, met name wat betreft de noodzaak rekening te houden met het concurrentievoordeel dat een concurrent in een derde land geniet. Indien de Commissie niet over bewijsmateriaal betreffende de toegekende of voorgenomen steun beschikt, kan zij haar besluit ook op indirect bewijsmateriaal baseren. De Commissie kan ook passende maatregelen nemen ten aanzien van verstoringen van de mededinging door van buiten de Unie ontvangen subsidies.

39.

Voor het vergaren van bewijsmateriaal kan de Commissie gebruikmaken van haar onderzoeksbevoegdheden (31).

40.

De keuze van het steuninstrument moet ook gebeuren met het oog op het marktfalen of ander belangrijk systeemfalen waarvoor dit een oplossing probeert te bieden. Wanneer bijvoorbeeld het onderliggende probleem onvoldoende toegang tot externe financiering is, dienen lidstaten normaal gesproken gebruik te maken van steun in de vorm van liquiditeitssteun, zoals een lening of garantie (32). Wanneer het ook nodig is om de onderneming in bepaalde mate in het risico te doen delen, dient een terugbetaalbaar voorschot normaal gesproken het te kiezen steuninstrument te zijn. Terugbetaalbare steuninstrumenten zullen over het algemeen als een positieve indicator worden beschouwd.

41.

De selectie van begunstigden via een concurrerende, transparante en niet-discriminerende procedure zal als een positieve aanwijzing worden beschouwd.

4.2.   Voorkoming van ongewenste concurrentieverstoringen en afwegingstoets

42.

De lidstaten moeten het bewijs leveren dat de voorgenomen steunmaatregel het geschikte beleidsinstrument is om de doelstelling van het project te verwezenlijken. Een steunmaatregel zal alleen als geschikt worden beschouwd indien dezelfde uitkomst niet met andere, minder verstorende beleidsinstrumenten of andere, minder verstorende soorten steuninstrumenten kan worden behaald.

43.

Wil de steun verenigbaar zijn, dan moeten de negatieve effecten van de steunmaatregel in termen van mededingingsdistorsies en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten beperkt zijn en moeten de positieve effecten ervan in termen van bijdrage aan de doelstelling van gemeenschappelijk Europees belang opwegen tegen die negatieve effecten.

44.

Bij de beoordeling van de negatieve effecten van de steunmaatregel zal de Commissie haar analyse toespitsen op de voorzienbare gevolgen die de steun kan hebben op de concurrentie tussen ondernemingen op de betrokken productmarkten, met inbegrip van upstream- of downstreammarkten, en het risico op overcapaciteit.

45.

De Commissie zal het risico op marktafscherming en marktdominantie nagaan. Projecten waarbij het om de bouw van infrastructuur gaat (33), moeten voldoen aan de beginselen van open en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur en niet-discriminerende prijsstelling en netwerkexploitatie, met inbegrip van de beginselen die zijn vastgelegd in het Unierecht (34).

46.

De Commissie zal een beoordeling maken van de potentiële negatieve effecten op het handelsverkeer, met inbegrip van het risico op een subsidiewedloop tussen lidstaten, die zich kunnen voordoen met name wat betreft de keuze van een locatie.

47.

In haar beoordeling van de mogelijke negatieve gevolgen voor het handelsverkeer zal de Commissie nagaan of de steun afhankelijk is van de verplaatsing van een productieactiviteit of een productieactiviteit of enige andere activiteit van de begunstigde onderneming van een andere partij bij de EER-overeenkomst naar het grondgebied van de steunverlenende lidstaat. Een dergelijke voorwaarde lijkt schadelijk te zijn voor de interne markt, ongeacht het aantal arbeidsplaatsen dat daadwerkelijk verloren is gegaan bij de aanvankelijke vestiging van de begunstigde in de EER, en wordt waarschijnlijk niet gecompenseerd door positieve effecten.

4.3.   Transparantie

48.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de volgende informatie wordt bekendgemaakt in de “Transparency Award Module” van de Commissie of op een uitgebreide staatssteunwebsite op nationaal of regionaal niveau:

a)

de volledige tekst van het besluit tot individuele steunverlening en de uitvoeringsbepalingen ervan, of een link daarnaar;

b)

de identiteit van de steunverlenende autoriteit of autoriteiten;

c)

de naam en de identificatiecode van iedere begunstigde, met uitzondering van bedrijfsgevoelige en andere vertrouwelijke informatie in naar behoren gerechtvaardigde gevallen en na instemming van de Commissie overeenkomstig de mededeling van de Commissie over het ambtsgeheim in staatssteunbesluiten (35);

d)

het steuninstrument (36), het steunelement en, indien verschillend, het nominale bedrag van de aan iedere begunstigde toegekende steun, uitgedrukt in hele bedragen, in nationale valuta;

e)

de datum van de toekenning van de steun en de datum van bekendmaking;

f)

het type begunstigde (kmo/grote onderneming/start-up);

g)

de regio waar de begunstigde gevestigd is (op NUTS 2-niveau of lager);

h)

de voornaamste economische bedrijfstak waarin de begunstigde actief is (op NACE-groepsniveau);

i)

de doelstelling van de steun.

49.

Het vereiste om informatie bekend te maken geldt voor individuele steunverleningen van meer dan 100 000 EUR. Dit soort informatie moet worden bekendgemaakt nadat het besluit tot steunverlening is genomen, moet ten minste tien jaar worden bewaard en moet zonder beperkingen beschikbaar zijn voor het brede publiek (37).

5.   AANMELDING, VERSLAGLEGGING EN TOEPASSING

5.1.   Aanmeldingsverplichting

50.

Overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag moeten lidstaten de Commissie van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen op de hoogte brengen, met inbegrip van steun voor een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang.

51.

Lidstaten die bij hetzelfde belangrijke project van gemeenschappelijk Europees belang zijn betrokken, wordt verzocht om, voor zover mogelijk, bij de Commissie een gemeenschappelijke aanmelding in te dienen, die een gezamenlijke verklaring bevat waarin het project wordt beschreven en wordt aangetoond dat het in aanmerking komt.

5.2.   Doorlichting achteraf en verslaglegging

52.

Over de tenuitvoerlegging van het project moet op regelmatige tijdstippen verslag worden gedaan. In voorkomend geval kan de Commissie vragen dat een doorlichting achteraf wordt uitgevoerd.

5.3.   Toepassing

53.

De Commissie zal de in deze mededeling uiteengezette beginselen toepassen met ingang van 1 januari 2022.

54.

Zij zal de in deze mededeling vervatte beginselen toepassen op alle aangemelde steunprojecten ten aanzien waarvan zij een besluit moet nemen op of na 1 januari 2022, zelfs indien de projecten vóór die datum zijn aangemeld.

55.

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (38) zal de Commissie in het geval van niet-aangemelde steun de in deze mededeling uiteengezette beginselen toepassen indien de steun werd toegekend op of na 1 januari 2022, en in alle overige gevallen de regels die van toepassing waren op het tijdstip dat de steun werd toegekend.

(1)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal” (COM(2019) 640 final van 11 december 2019).

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020) 67 final van 19 februari 2020).

(3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (COM(2021) 118 final van 9 maart 2021).

(4)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” (COM(2020) 102 final van 10 maart 2020).

(5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” (COM(2021) 350 final van 5 mei 2021).

(6)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een Europese datastrategie” (COM(2020) 66 final van 19 februari 2020).

(7)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020) 456 final van 27 mei 2020).

(8)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” (COM(2020) 103 final van 10 maart 2020).

(9)  Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1). Zoals uiteengezet in punt 23 van die richtsnoeren, kan een onderneming in moeilijkheden, aangezien haar bestaan zelf in het gedrang is, niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd.

(10)  Mededeling van de Commissie “Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak” (PB C 91 I van 20.3.2020, blz. 1) en de wijzigingen ervan.

(11)  Zie bv. zaak C-156/98, Duitsland/Commissie, ECLI:EU:C:2000:467, punt 78, en zaak C-333/07, Régie Networks/Rhone Alpes Bourgogne, ECLI:EU:C:2008:764, punten 94-116.

(12)  In het geval van onderzoek en ontwikkeling, moeten twee of meer projecten, wanneer ze niet duidelijk van elkaar te scheiden zijn, en met name wanneer ze onafhankelijk van elkaar geen kansen op technologisch succes hebben, als één project worden beschouwd.

(13)  Hierna worden de begrippen “één project” en “geïntegreerd project” kortweg “project” genoemd.

(14)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Bouwen aan een Europese gezondheidsunie: de veerkracht van de EU bij grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid versterken” (COM(2020) 724 final van 11 november 2020).

(15)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie” (COM(2020) 628 final van 30 september 2020).

(16)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa” (COM(2020) 98 final van 11 maart 2020).

(17)  Een kleiner aantal lidstaten, maar niet minder dan twee, kan in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld als het project betrekking heeft op onderling verbonden onderzoeksinfrastructuur of TEN-E en TEN-T-projecten die van fundamenteel transnationaal belang zijn omdat ze deel uitmaken van een fysiek verbonden grensoverschrijdend netwerk of die van wezenlijk belang zijn om grensoverschrijdende verkeersleiding of interoperabiliteit te versterken, of wanneer het project wordt gefinancierd met EU-midden waarbij volgens de wettelijke bepalingen inzake samenwerking tussen de lidstaten een lager aantal deelnemende lidstaten is vereist. Hoe dan ook moeten projecten op transparante wijze worden ontworpen in overeenstemming met punt 17.

(18)  Louter het feit dat het project door ondernemingen in verschillende landen wordt uitgevoerd of dat onderzoeksinfrastructuur nadien wordt gebruikt door ondernemingen die in verschillende landen zijn gevestigd, is niet voldoende om een project als een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang aan te merken. De Unierechter heeft het beleid van de Commissie bevestigd om een project slechts als van gemeenschappelijk Europees belang in de zin van artikel 107, lid 3, punt b), te beschouwen wanneer het project deel uitmaakt van een transnationaal Europees programma dat door de regeringen van verschillende lidstaten gezamenlijk wordt gesteund, of ook nog wanneer het een onderdeel vormt van een initiatief waartoe verschillende lidstaten in onderling overleg hebben besloten om het hoofd te bieden aan een gemeenschappelijke dreiging; gevoegde zaken C-62/87 en 72/87, Exécutif regional wallon en SA Glaverbel/Commissie, ECLI:EU:C:1988:132, punt 22.

(19)  Wanneer de Commissie de omvang van de medefinanciering beoordeelt, zal zij rekening houden met de specifieke kenmerken van bepaalde sectoren en van kmo’s. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan de Commissie oordelen dat de steun zelfs zonder aanzienlijke cofinanciering door de begunstigde gerechtvaardigd is.

(20)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13). Maatregelen die identiek zijn aan de maatregelen die in het kader van de herstel-en veerkrachtplannen door de Raad zijn goedgekeurd, worden geacht in overeenstemming te zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, aangezien dit reeds is gecontroleerd.

(21)  Centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere instanties van de Unie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten staat, vormt geen staatssteun. Staatssteun kan worden gecumuleerd met financiering uit een Uniefonds mits aan de voorwaarde van punt 35 is voldaan.

(22)  Een inbreng van materiële en immateriële activa, maar ook van gronden, moet tegen marktprijs worden verrekend.

(23)  Dit kan in voorkomend geval betekenen dat geleidelijk vorderingen worden gemaakt in de richting van de huidige stand van de techniek, waarbij een deelnemend project duidelijk en geloofwaardig het doel heeft dit te overtreffen en beschrijft hoe het dit zal doen.

(24)  Beperkte verkopen die in de specifieke sector nodig zijn in verband met de testfase, met inbegrip van de verkoop van monsters en verkoop voor feedback of certificering, vallen niet onder het begrip “commerciële activiteiten”.

(25)  Volgens het Hof van Justitie beschikt de Commissie over een discretionaire bevoegdheid wanneer het erom gaat belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang op hun verenigbaarheid te beoordelen. Gevoegde zaken C-62/87 en 72/87, Exécutif regional wallon en SA Glaverbel/Commissie, ECLI:EU:C:1988:132, punt 21.

(26)  De steunaanvraag moet plaatsvinden vóór de aanvang van de werkzaamheden, d.w.z. vóór hetzij de start van de bouwwerkzaamheden van de investering, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd.

(27)  Voor projecten door kmo’s kan het nulscenariobestaan in het ontbreken van een alternatief project als bedoeld in punt 32.

(28)  Indien de verstrekte informatie onder het ambtsgeheim valt, moet deze worden behandeld overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het EG-Verdrag (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(29)  In het geval van een geïntegreerd project moeten de in aanmerking komende kosten worden uitgesplitst op het niveau van elk van de afzonderlijke projecten.

(30)  Voor projecten van kmo’s hoeft niet in een terugvorderingsmechanisme te worden voorzien tenzij in uitzonderlijke omstandigheden, met name op basis van de voor dergelijke projecten aangemelde steunbedragen.

(31)  Zie artikel 25 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(32)  Steun in de vorm van garanties moet in de tijd beperkt zijn, terwijl voor steun in de vorm van leningen aflossingstermijnen moeten gelden.

(33)  Voor alle duidelijkheid zij erop gewezen dat proeflijnen niet als infrastructuur worden beschouwd.

(34)  Wanneer het project energie-infrastructuur behelst, moet het onderworpen zijn aan de tarief- en toegangsregulering en de ontbundelingseisen overeenkomstig interne-marktwetgeving.

(35)  C(2003) 4582 (PB C 297 van 9.12.2003, blz. 6).

(36)  Subsidie/rentesubsidie; Lening/terugbetaalbaar voorschot/terugbetaalbare subsidie; Garantie; Belastingvoordeel of belastingvrijstelling; Risicofinanciering; Overige. Indien de steun wordt verleend via meerdere steuninstrumenten, moet het steunbedrag per instrument worden vermeld.

(37)  Deze informatie moet worden bekendgemaakt binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun. In het geval van onrechtmatige steun zullen lidstaten ervoor moeten zorgen dat deze informatie achteraf wordt bekendgemaakt binnen zes maanden vanaf de datum van het besluit van de Commissie. Deze informatie moet beschikbaar worden gesteld in een formaat waarmee de gegevens kunnen worden doorzocht, geëxtraheerd en gemakkelijk op internet kunnen worden bekendgemaakt, bv. in CSV- of XML-formaat.

(38)  Mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22).


BIJLAGE

SUBSIDIABELE KOSTEN

a)

Haalbaarheidsstudies, met inbegrip van voorbereidende technische studies, en de kosten voor het verkrijgen van de voor de uitvoering van het project vereiste vergunningen.

b)

Kosten van apparatuur en uitrusting (met inbegrip van installaties en vervoermiddelen) voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens een goede boekhoudpraktijk, als in aanmerking komende kosten beschouwd.

c)

Kosten van de verwerving (of bouw) van gebouwen, infrastructuur en gronden voor zover en voor zolang zij voor het project worden gebruikt. Wanneer deze kosten worden bepaald ten opzichte van de commerciële overdrachtswaarde of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten — in plaats van de afschrijvingskosten — dient de financieringskloof — vooraf of achteraf — te worden verminderd met de restwaarde van de grond, het gebouw of de infrastructuur.

d)

Kosten van andere materialen, leveranties en dergelijke producten die voor het project nodig zijn.

e)

Kosten verbonden aan de verkrijging, validering en verdediging van octrooien en andere immateriële activa. Kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden ingekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt.

f)

Personeelskosten en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten) die rechtstreeks uit O&O&I-activiteiten voortvloeien, met inbegrip van met de eerste industriële toepassing verband houdende O&O&I-activiteiten, of die, in het geval van een infrastructuurproject, bij de bouw van de infrastructuur worden gemaakt.

g)

In het geval van steun voor een project voor de eerste industriële toepassing zijn kapitaaluitgaven en exploitatiekosten opgenomen in de mate en voor de periode waarin zij voor het project worden gebruikt, zolang de industriële toepassing aansluit op een O&O&I-activiteit en deze zelf een belangrijke O&O&I-component bevat die integrerend deel uitmaakt van en een noodzakelijk onderdeel is voor de succesvolle tenuitvoerlegging van het project. De exploitatiekosten moeten op die component van het project betrekking hebben.

h)

Andere kosten kunnen, indien dat gerechtvaardigd is, worden geaccepteerd en wanneer deze onlosmakelijk verband houden met de uitvoering van het project, met uitsluiting van exploitatiekosten die niet onder punt g) vallen.


Rectificaties

7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/35


Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013

( Publicatieblad van de Europese Unie L 435 van 6 december 2021 )

Bladzijden 150 tot en met 152, bijlage III, tabel, de regel betreffende GLMC 8 wordt als volgt gelezen:

 

 

GLMC 8

Minimumaandeel landbouwareaal dat gewijd is aan niet-productieve oppervlakten of elementen 1

Minimumaandeel van ten minste 4 % van het bouwland op bedrijfsniveau dat bestemd is voor niet-productieve gebieden en elementen, met inbegrip van braakliggend land.

Ingeval een landbouwer zich er in het kader van een uitgebreide ecoregeling overeenkomstig artikel 31, lid 6, toe verbindt ten minste 7 % van zijn bouwland te bestemmen voor niet-productieve arealen of elementen, braakliggend land inbegrepen, wordt het aan de naleving van deze GLMC-norm toe te rekenen aandeel beperkt tot 3 %.

Minimumaandeel van ten minste 7 % van het bouwland op bedrijfsniveau indien dit ook vanggewassen of stikstofbindende gewassen omvat die geteeld worden zonder gebruikmaking van gewasbeschermingsmiddelen, waarvan 3 % braak ligt of niet-productieve elementen zijn. De lidstaten dienen voor vanggewassen de wegingsfactor 0,3 te hanteren.

Behoud van landschapselementen

Verbod op het snoeien van heggen en bomen in de vogelbroedperiode

Facultatief, maatregelen om invasieve plantensoorten te voorkomen

Instandhouding van niet-productieve kenmerken en oppervlakte ter verbetering van de biodiversiteit op boerderijen


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/36


Rectificatie van Verordening (EU) 2022/576 van de Raad van 8 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren

( Publicatieblad van de Europese Unie L 111 van 8 april 2022 )

Bladzijde 66, bijlage XXIV, in de titel:

in plaats van:

“BIJLAGE XXIV

LIJST VAN GOEDEREN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 sexies bis, lid 4, punt a)”,

lezen:

“BIJLAGE XXIV

LIJST VAN GOEDEREN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 sexies bis, lid 5, punt a)”.


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/37


Rectificatie van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 182 van 29 juni 2013 )

1.

Bladzijde 27, artikel 2, punt 2:

in plaats van:

“2.

“deelneming”: de al dan niet in effecten belichaamde rechten in het kapitaal van andere ondernemingen, die, door het scheppen van een duurzame band met die andere ondernemingen, ertoe strekken de eigen bedrijfsuitoefening van de onderneming die deze rechten bezit, te bevorderen. […]”,

lezen:

“2.

“deelneming”: de al dan niet in certificaten belichaamde rechten in het kapitaal van andere ondernemingen, die, door het scheppen van een duurzame band met die andere ondernemingen, ertoe strekken de eigen bedrijfsuitoefening van de onderneming die deze rechten bezit, te bevorderen. […]”.

2.

Bladzijde 34, artikel 12, lid 9;

Bladzijde 60, bijlage III, onder C, III, punt 5;

Bladzijde 61, bijlage III, onder D, III (titel) en punt 3;

Bladzijde 63, bijlage IV, onder C, III, punt 5;

Bladzijde 64, bijlage IV, onder D, III (titel) en punt 3;

Bladzijde 66, bijlage V, punten 10 en 12;

Bladzijde 67, bijlage VI, punten 8 en 10:

Het woord “effecten” wordt vervangen door het woord “beleggingen”.

3.

Bladzijde 66, bijlage V, punt 10;

Bladzijde 67, punt 8:

Het woord “vorderingen” wordt vervangen door het woord “leningen”.


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/38


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong

( Publicatieblad van de Europese Unie L 174 van 3 juni 2020 )

Bladzijde 451, hoofdstuk 3, titel:

in plaats van:

Diergezondheidsvoorschriften voor vers vlees van pluimvee en in gevangenschap levende vogels ”,

lezen:

Diergezondheidsvoorschriften voor vers vlees van pluimvee en vederwild ”.

Bladzijde 453, hoofdstuk 3, afdeling 2, titel:

in plaats van:

SPECIFIEKE DIERGEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR VERS VLEES VAN IN GEVANGENSCHAP LEVENDE VOGELS ”,

lezen:

SPECIFIEKE DIERGEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR VERS VLEES VAN VEDERWILD ”.


7.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 181/39


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/716 van de Commissie van 6 mei 2022 betreffende de goedkeuring van een slimme dieselverwarmer voor gebruik in personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen met een conventionele verbrandingsmotor of bepaalde vormen van hybride elektrische aandrijving als innoverende technologie overeenkomstig Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 133 van 10 mei 2022 )

Bladzijde 35, artikel 4:

in plaats van:

“eco-innovatiecode 37”,

lezen:

“eco-innovatiecode 38”.

Bladzijde 39, bijlage, punt 3, formule 5:

in plaats van:

Image 2
”,

lezen

Image 3
”.

Bladzijde 40, bijlage, punt 4, formule 6:

in plaats van:

Image 4
”,

lezen:

Image 5
”.

Bladzijde 40, bijlage, punt 4, formule 7:

in plaats van:

Image 6
”,

Lezen:

Image 7
”.