ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 109

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
8 april 2022


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2022/562 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 wat betreft maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE)

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2022/563 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië

6

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Barbados tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

13

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/564 van de Commissie van 19 november 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/565 van de Commissie van 7 april 2022 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van 3-nitroöxypropanol als toevoegingsmiddel in diervoeding voor melkkoeien en fokkoeien (vergunninghouder: DSM Nutritional Products Ltd, in de Unie vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o.) ( 1 )

32

 

*

Verordening (EU) 2022/566 van de Commissie van 7 april 2022 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van flutianil in of op bepaalde producten betreft ( 1 )

35

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2022/567 van de Raad van 4 april 2022 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van operationele richtsnoeren voor het functioneren van het Forum voor het maatschappelijk middenveld

48

 

*

Besluit (EU) 2022/568 van de Raad van 4 april 2022 betreffende het namens de Unie in te nemen standpunt in het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering, dat is ingesteld bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, over de vaststelling van het reglement van orde van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering

52

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/569 van de Raad van 4 april 2022 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van DNA-gegevens in Italië

58

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/570 van de Raad van 4 april 2022 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Italië

60

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/571 van de Raad van 4 april 2022 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Italië

62

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/572 van de Raad van 4 april 2022 betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Griekenland

64

 

*

Besluit (GBVB) 2022/573 van de Raad van 7 april 2022 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2019/538 ter ondersteuning van activiteiten van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

66

 

*

Besluit (GBVB) 2022/574 van de Raad van 7 april 2022 voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor

67

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/575 van de Commissie van 6 april 2022 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen in de Unie van mond-en-klauwzeer via zendingen hooi en stro uit derde landen of gebieden te voorkomen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2208 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 2078)  ( 1 )

69

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2278 van de Raad van 20 december 2021 tot schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1387/2013 ( PB L 466 van 29.12.2021 )

73

 

*

Rectificatie van Besluit (GBVB) 2022/338 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden ( PB L 60 van 28.2.2022 )

74

 

*

Rectificatie van Besluit (GBVB) 2022/339 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten ( PB L 61 van 28.2.2022 )

75

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/1


VERORDENING (EU) 2022/562 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 april 2022

tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 wat betreft maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 177,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De recente militaire agressie door de Russische Federatie tegen Oekraïne en het aanhoudend gewapend conflict hebben de veiligheidssituatie in Europa fundamenteel veranderd. Als gevolg van die militaire agressie worden de Unie en vooral de oostelijke regio’s geconfronteerd met een aanzienlijke toestroom van personen. Dit is een extra uitdaging op een moment dat de economieën van de lidstaten nog steeds aan het herstellen zijn van de gevolgen van de COVID-19-pandemie.

(2)

De lidstaten kunnen al een grote verscheidenheid van investeringen in het kader van hun cohesiebeleidsprogramma’s financieren om uitdagingen op gebied van migratie aan te pakken in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”) en het Europees Sociaal Fonds (“ESF”), onder meer in het kader van de aanvullende middelen die beschikbaar zijn gesteld als herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (“React-EU”) om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie. De maatregelen kunnen betrekking hebben op investeringen in sociale inclusie, gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en kinderopvang, onder meer door investeringen in infrastructuur, herstel van achtergestelde stedelijke gebieden, maatregelen om het ruimtelijke en educatieve isolement van migranten te verminderen, en startende bedrijven. De lidstaten kunnen resterende middelen binnen hun programma’s herbestemmen om dergelijke uitdagingen op gebied van migratie aan te pakken. Daarnaast kan het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (“EFMB”) worden gebruikt om voedsel en fundamentele materiële bijstand te verstrekken aan personen, met inbegrip van onderdanen van derde landen, die getroffen worden door de militaire agressie van de Russische Federatie.

(3)

Hoewel de extra middelen die in het kader van React-EU beschikbaar worden gesteld, al van een aantal flexibele uitvoeringsregelingen kunnen gebruikmaken, is het nodig om het gebruik van middelen van het EFRO, het ESF en het EFMB uit het meerjarig financieel kader 2014-2020 flexibeler te maken. Gezien het feit dat de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne urgent moet worden aangepakt, moeten de uitgaven voor concrete acties om die problemen aan te pakken beschikbaar zijn vanaf de datum waarop die militaire agressie aanving. Voorts moet de flexibiliteit in de wijze waarop het EFRO en het ESF voor dergelijke concrete acties kunnen worden gebruikt, worden vergroot, zodat de beschikbare middelen in het kader van de programma’s snel kunnen worden gebruikt, mits die betrokken concrete actie in overeenstemming is met het, waar nodig gewijzigde, operationele programma. Die flexibiliteit moet een aanvulling vormen op de mogelijkheden voor de aanvullende financiering van concrete acties waarin reeds is voorzien. Ook moet worden voorzien in vereenvoudigde rapportageregelingen betreffende de gegevens van deelnemers aan die concrete acties.

(4)

Om ervoor te zorgen dat getroffen personen onverwijld in aanmerking kunnen komen voor bijstand in het kader van het EFMB, is het passend de lidstaten toe te staan bepaalde elementen van door het EFMB ondersteunde operationele programma’s te wijzigen zonder dat daarvoor een besluit van de Commissie vereist is.

(5)

De steun in het kader van het cohesiebeleid moet met name complementair zijn met maatregelen die worden gefinancierd uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie om het effect van de beschikbare financiering zo groot mogelijk te maken.

(6)

De lidstaten zijn op ongekende wijze getroffen door de gevolgen van de COVID-19-pandemie. De algehele impact van die pandemie heeft de begrotingen van de lidstaten sterk onder druk gezet als gevolg van de plotse en aanzienlijke stijging van noodzakelijke overheidsinvesteringen in hun gezondheidszorg en andere sectoren van hun economie. Ook dreigde de pandemie de steun aan de meest behoeftigen te verstoren. Dit heeft geleid tot een buitengewone situatie waarvoor specifieke maatregelen nodig waren.

(7)

Om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak, werden Verordening (EU) nr. 1301/2013 (3) en Verordening (EU) nr. 1303/2013 (4) van het Europees Parlement en de Raad gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad (5) met het oog op meer flexibiliteit bij de uitvoering van de programma’s die worden ondersteund door het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds (de “fondsen”) en door het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Aangezien de ernstige negatieve gevolgen van die crisis voor de economieën en samenlevingen van de Unie echter nog zijn toegenomen, werden beide verordeningen opnieuw gewijzigd, bij Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad (6).

Om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de meest behoeftigen, werd Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7) gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/559 van het Europees Parlement en de Raad (8) om specifieke maatregelen voor het EFMB voor de aanpak van de COVID-19-uitbraak in te voeren. Die wijzigingen hebben gezorgd voor uitzonderlijke extra flexibiliteit om de lidstaten in staat te stellen zich op de noodzakelijke respons op de ongekende crisis te concentreren door de mogelijkheid te vergroten om niet-benutte steun uit de fondsen in te zetten en door de procedurele vereisten met betrekking tot de uitvoering van programma’s te vereenvoudigen met het oog op een snelle respons op die crisis. Bij een latere wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bij Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad (9) zijn aanzienlijke extra middelen beschikbaar gesteld als React-EU om bijstand te verlenen ter bevordering van crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie.

Als onderdeel van hetzelfde pakket werd ook Verordening (EU) nr. 223/2014 gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/177 van het Europees Parlement en de Raad (10), zodat de lidstaten deze extra middelen kunnen aanspreken ten behoeve van de meest behoeftigen in het kader van de uitvoering van het EFMB.

(8)

Hoewel de flexibiliteit en extra middelen voor de programmeringsperiode 2014-2020 de lidstaten hebben geholpen bij hun crisisrespons en herstelinspanningen, bleven de opkomst van nieuwe varianten van het coronavirus, met name de Omicron-variant, en de wijdverbreide aanscherping van beperkingen in het laatste kwartaal van 2021 ernstige negatieve gevolgen hebben voor de economieën en samenlevingen van de lidstaten en een normale uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s en de door het EFMB ondersteunde programma’s belemmeren. De recente militaire agressie door de Russische Federatie en de daaruit voortvloeiende migratiestromen hebben deze effecten verergerd en dreigen het herstel van de economie van de Unie verder te ondermijnen. In overeenstemming met de in Verordening (EU) 2020/558 bepaalde mogelijkheid is het daarom nodig te voorzien in een uitzonderlijke verlenging van een van de door die verordening ingevoerde maatregelen, namelijk de optie om een medefinancieringspercentage van 100 % voor het boekjaar 2020/2021 toe te passen op het volgende boekjaar.

(9)

Om de druk op de overheidsbegrotingen als gevolg van de noodzaak om de crisissituatie aan te pakken, te verlichten, de uitvoering van de programma’s te versnellen en de nodige investeringen voor het herstel van regio’s mogelijk te maken, moeten de lidstaten daarom bij wijze van uitzondering de mogelijkheid krijgen om ook voor het boekjaar 2021/2022 een medefinancieringspercentage van 100 % toe te passen bij een door het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds of het EFMB ondersteund programma.

(10)

Om te voldoen aan de betalingsbovengrenzen van het meerjarig financieel kader voor 2022 en 2023, moet voor die jaren een bovengrens worden vastgesteld voor betalingen die voortvloeien uit de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % in het kader van het EFRO, het Cohesiefonds of het ESF. Betalingen die als gevolg van de toepassing van die bovengrenzen niet kunnen worden verricht, moeten door de Commissie zo spoedig mogelijk worden betaald, mits financiering beschikbaar is, hetzij bij de goedkeuring van de rekeningen, hetzij via latere betalingen. Dergelijke uitgestelde betalingen mogen niet van invloed zijn op de goedkeuring van de rekeningen, noch andere gevolgen hebben.

(11)

Aangezien de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % geen wezenlijke gevolgen zal hebben voor de inhoud van de operationele programma’s zelf, is het passend de snelle uitvoering ervan mogelijk te maken zonder dat een besluit van de Commissie tot goedkeuring van de wijziging van de financiële tabellen van het operationele programma door de lidstaten nodig is. Toch moet de lidstaat de herziene financiële tabellen meedelen vóór de indiening van de aanvraag voor de laatste betaling voor het boekjaar. Mogelijke belangrijke wijzigingen, onder meer van de waarden van indicatoren, kunnen worden aangebracht als onderdeel van een latere programmawijziging na het einde van het boekjaar.

(12)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het invoeren van flexibiliteitsmaatregelen op gebied van steunverlening uit de fondsen, niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden dus beter door de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(13)

Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Aangezien de migratieproblemen als gevolg van de recente militaire agressie van de Russische Federatie, evenals de voortdurende crisis van de volksgezondheid vanwege de COVID-19-pandemie dringend moeten worden aangepakt, wordt het passend geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat is gehecht aan het VEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(15)

Aangezien de lidstaten in staat moeten worden gesteld hun programma’s tijdig te wijzigen om in aanmerking te komen voor de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % voor het boekjaar 2021/2022, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 25 bis wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   In afwijking van artikel 60, lid 1, en artikel 120, lid 3, eerste en vierde alinea, kan een medefinancieringspercentage van 100 % worden toegepast op uitgaven die in betalingsaanvragen voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 en eindigt op 30 juni 2022, zijn gedeclareerd voor één of meer prioritaire assen in het kader van een door het EFRO, het ESF of het Cohesiefonds ondersteund programma.

In afwijking van artikel 30, leden 1 en 2, en artikel 96, lid 10, is voor de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programmawijziging vereist. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de herziene financiële tabellen na goedkeuring door het toezichtcomité. Het medefinancieringspercentage van 100 % is alleen van toepassing als de Commissie van de financiële tabellen in kennis is gesteld vóór de indiening, overeenkomstig artikel 135, lid 2, van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 en eindigt op 30 juni 2022.

De totale aanvullende betalingen als gevolg van de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % bedragen hoogstens 5 miljard EUR in 2022 en 1 miljard EUR in 2023.

De Commissie verricht tussentijdse betalingen door het op de betrokken prioritaire assen toepasselijke medefinancieringspercentage toe te passen vóór de in de tweede alinea bedoelde kennisgeving. In afwijking van artikel 135, lid 5, betaalt de Commissie de aanvullende bedragen als gevolg van de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % na ontvangst van alle laatste aanvragen voor tussentijdse betaling voor het boekjaar 2021/2022, waar nodig pro rata om de in de derde alinea vastgestelde maxima in acht te nemen.

In afwijking van artikel 139, lid 7, worden de resterende bedragen als gevolg van de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % die, om de in de derde alinea vastgestelde maxima in acht te nemen, na de goedkeuring van de rekeningen niet kunnen worden betaald, in 2024 of later betaald.”.

2)

Aan artikel 65, lid 10, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van lid 9 komen uitgaven voor concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken met ingang van 24 februari 2022 in aanmerking voor steun.”.

3)

Aan artikel 98 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.   Concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken, kunnen door het EFRO of het ESF worden gefinancierd op basis van de op het andere fonds toepasselijke regels.

In dergelijke gevallen worden die concrete acties geprogrammeerd in het kader van een specifieke prioritaire as van dat andere fonds die bijdraagt tot de overeenkomstige investeringsprioriteiten ervan.

Wanneer gegevens over deelnemers moeten worden gerapporteerd voor concrete acties in het kader van de in de tweede alinea bedoelde specifieke prioritaire as, worden die gegevens op gefundeerde ramingen gebaseerd en tot het totale aantal ondersteunde personen en het aantal kinderen jonger dan 18 jaar beperkt.

Dit lid is niet van toepassing op programma’s in het kader van de doelstelling Europese territoriale samenwerking.”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014

Verordening (EU) nr. 223/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 9, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De eerste en de tweede alinea zijn ook van toepassing om elementen te wijzigen van een operationeel programma dat de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aanpakt.”.

2)

In artikel 20 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 ter.   In afwijking van lid 1 kan een medefinancieringspercentage van 100 % worden toegepast op uitgaven die in betalingsaanvragen voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 en eindigt op 30 juni 2022, zijn gedeclareerd.

In afwijking van artikel 9, leden 1, 2 en 3, is voor de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programmawijziging vereist. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de herziene financiële tabellen als bedoeld in deel 5.1 van de in bijlage I opgenomen modellen van operationele programma’s. Het medefinancieringspercentage van 100 % is alleen van toepassing als de Commissie van de financiële tabellen in kennis is gesteld vóór de indiening, overeenkomstig artikel 45, lid 2, van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 en eindigt op 30 juni 2022.”.

3)

Aan artikel 22, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea zijn de uitgaven voor concrete acties om de migratieproblemen als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie aan te pakken subsidiabel vanaf 24 februari 2022.”.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 6 april 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

C. BEAUNE


(1)  Advies van 23 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 april 2022.

(3)  Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling “Investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289).

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons) (PB L 99 van 31.3.2020, blz. 5).

(6)  Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013 en (EU) nr. 1303/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 (PB L 130 van 24.4.2020, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2020/559 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID-19-uitbraak betreft (PB L 130 van 24.4.2020, blz. 7).

(9)  Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft uitzonderlijke extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (React-EU) (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 30).

(10)  Verordening (EU) 2021/177 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat betreft de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de met de COVID-19-uitbraak verband houdende crisis (PB L 53 van 16.2.2021, blz. 1).


BESLUITEN

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/6


BESLUIT (EU) 2022/563 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 april 2022

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen de Europese Unie (de “Unie”) en de Republiek Moldavië (“Moldavië”) blijven zich ontwikkelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en het Oostelijk Partnerschap. Moldavië is in 2009 toegetreden tot het Oostelijk Partnerschap, gevolgd door de onderhandelingen inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (2) (de “associatieovereenkomst”). De associatieovereenkomst, waarin de geleidelijke invoering van een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA, Deep and Comprehensive Free Trade Area) is opgenomen, werd op 27 juni 2014 ondertekend en is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

De economie van Moldavië heeft zwaar te lijden gehad onder de recessie van 2020 als gevolg van de COVID-19-pandemie, onder de langdurige politieke impasse in het land na de presidentsverkiezingen van november 2020, en onder de recente energiecrisis. Die omstandigheden hebben bijgedragen tot het aanzienlijke financieringstekort, de verslechterende externe positie en de toenemende budgettaire behoeften van Moldavië.

(3)

Na de parlementsverkiezingen in juli 2021 heeft de nieuwe Moldavische regering blijk gegeven van een sterke bereidheid om verdere hervormingen door te voeren, met een ambitieus programma getiteld “Moldavië in goede tijden 2021-2025”. Dat programma legt de focus op belangrijke beleidsterreinen zoals hervormingen van het justitiële stelsel, corruptiebestrijding, behoorlijk bestuur en de rechtsstaat.

(4)

Een hernieuwde bereidheid om dergelijke hervormingen door te voeren en een sterke politieke wil hebben de Moldavische autoriteiten ertoe gebracht de uitvoering van de hervormingen aanzienlijk te versnellen. Dat heeft Moldavië ook in staat gesteld de macrofinanciële bijstandsoperatie in het kader van de COVID-19-pandemie op grond van Besluit (EU) 2020/701 van het Europees Parlement en de Raad (3) met succes af te ronden, aangezien alle hervormingsmaatregelen die met de Unie in het memorandum van overeenstemming waren overeengekomen, waren uitgevoerd, met uitzondering van één maatregel, inzake de ontneming van vermogensbestanddelen, waarvoor een ontheffing werd verleend. Daartoe heeft de Commissie het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten geraadpleegd, en geen bezwaren ontvangen.

(5)

Nadat de vaststelling van een nieuw programma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waarover in 2020 was onderhandeld, was vastgelopen, heeft het IMF na de parlementsverkiezingen van juli 2021 opnieuw contact opgenomen met Moldavië en op technisch niveau overeenstemming bereikt over een programma uit hoofde van de uitgebreide kredietfaciliteit en de uitgebreide financieringsfaciliteit ten belope van van 564 miljoen USD. Het nieuwe programma is bij een besluit van het College van Bewindvoerders van het IMF van 20 december 2021 aangenomen. Dat programma is erop gericht het economisch herstel van Moldavië te ondersteunen, een ambitieuze agenda voor bestuur en institutionele hervormingen op te zetten, de transparantie en de verantwoordingsplicht te versterken, de voorspelbaarheid van het overheidsbeleid te verbeteren, de financiële instellingen te versterken en de deregulering te bevorderen.

(6)

Gelet op de verslechterende economische situatie en vooruitzichten heeft Moldavië de Unie in november 2021 om aanvullende macrofinanciële bijstand verzocht.

(7)

Het indicatieve budget van de Unie voor Moldavië in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument bedroeg 518,15 miljoen EUR voor de periode 2014-2020, inclusief begrotingssteun en technische bijstand. In de integrale steunkaders voor de perioden 2014-2017 en 2017-2020 is de prioritaire sector vastgesteld voor de samenwerking met Moldavië die voor de vorige begrotingsperiode door het Europees nabuurschapsinstrument werd gefinancierd. De prioriteiten voor de periode 2021-2027 zullen worden uiteengezet in het nieuwe indicatieve meerjarenprogramma, dat in nauw overleg met alle belanghebbenden is opgesteld.

(8)

Omdat Moldavië onder het ENB valt, moet het worden beschouwd als een land dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(9)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieel instrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, dat gericht is op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, en moet de uitvoering ondersteunen van een beleidsprogramma met krachtige directe aanpassingsmaatregelen en structurele hervormingsmaatregelen die strekken tot verbetering van de betalingsbalans van de begunstigde op korte termijn.

(10)

Aangezien er nog steeds sprake is van een aanzienlijk resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van Moldavië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, wordt de door de Unie aan Moldavië toe te kennen macrofinanciële bijstand in de huidige uitzonderlijke omstandigheden, aangemerkt als een passende reactie op het verzoek van Moldavië om in samenhang met het IMF-programma zijn economische stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de structurele hervormingsagenda van Moldavië ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële regeling met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(11)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor Moldavië en aldus de economische en sociale ontwikkeling van Moldavië ondersteunen.

(12)

De macrofinanciële bijstand van de Unie zal naar verwachting gepaard gaan met de uitvoering van begrotingssteunoperaties in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(13)

De vaststelling van het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van Moldavië, en bij de vaststelling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land om zichzelf te financieren met eigen middelen, met name met de internationale reserves waarover het beschikt. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van multilaterale donoren en met de noodzaak te zorgen voor een billijke lastendeling tussen de Unie en andere donoren, alsook met de reeds bestaande inzet van de andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Moldavië en met de meerwaarde die over het geheel genomen door de betrokkenheid van de Unie wordt geboden.

(14)

Rekening houdend met de resterende externe financieringsbehoeften van Moldavië, met zijn economische ontwikkelingspeil, gemeten naar het inkomen per hoofd van de bevolking en armoedepercentages, met zijn vermogen om zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die het ter beschikking heeft, en met zijn vermogen tot terugbetaling op basis van een analyse van de houdbaarheid van zijn schulden, moet een deel van de bijstand in de vorm van subsidies worden verstrekt.

(15)

De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel in overeenstemming is met de kernbeginselen en -doelstellingen op de verschillende gebieden van het externe optreden, met de maatregelen die met betrekking tot die gebieden zijn vastgesteld en met andere relevante beleidsdomeinen van de Unie.

(16)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet het externe beleid van de Unie jegens Moldavië ondersteunen. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(17)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet Moldavië ondersteunen in zijn engagement met betrekking tot waarden die het land met de Unie deelt, waaronder democratie, de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, en ook in zijn engagement met betrekking tot de beginselen van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel.

(18)

Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn dat Moldavië doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat eerbiedigt en eerbiediging van de mensenrechten garandeert. Daarnaast moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheersystemen voor de overheidsfinanciën en het bestuur en het toezicht in de financiële sector in Moldavië versterken en moeten zij bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van waardige werkgelegenheid en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de EDEO moeten er regelmatig op toezien dat aan die randvoorwaarde is voldaan en dat die doelstellingen worden verwezenlijkt.

(19)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie moet Moldavië passende maatregelen ten uitvoer leggen voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot die bijstand. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles verricht, de Rekenkamer audits uitvoert en het Europees Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden uitoefent.

(20)

De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (als begrotingsautoriteit) onverlet.

(21)

De in de vorm van een subsidie verstrekte bedragen aan macrofinanciële bijstand van de Unie en de bedragen van voorzieningen voor in de vorm van leningen verstrekte macrofinanciële bijstand moeten sporen met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(22)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot die bijstand en hun de relevante documenten daarover verstrekken.

(23)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(24)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet onderworpen zijn aan economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgesteld. Om eenvormige uitvoeringsvoorwaarden te waarborgen en ter wille van de efficiëntie moet de Commissie worden gemachtigd om met de Moldavische autoriteiten onderhandelingen over dergelijke voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet, in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt. Gezien de mogelijk aanzienlijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure als nader omschreven in Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Moldavië moet op de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming en voor het verlagen, schorsen of intrekken van die bijstand de onderzoeksprocedure worden toegepast,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Unie stelt Moldavië macrofinanciële bijstand (de “macrofinanciële bijstand van de Unie”) beschikbaar voor een maximumbedrag van 150 miljoen EUR, teneinde de economische stabilisatie van Moldavië en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. Van dat maximumbedrag wordt ten hoogste 120 miljoen EUR verstrekt in de vorm van leningen en ten hoogste 30 miljoen EUR in de vorm van subsidies. De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald na goedkeuring van de begroting van de Unie voor het betrokken jaar door het Europees Parlement en de Raad. De bijstand draagt bij aan het lenigen van de betalingsbalansbehoeften van Moldavië die in het kader van het IMF-programma zijn vastgesteld.

2.   Met het oog op de financiering van de leningcomponent van de macrofinanciële bijstand van de Unie is de Commissie bevoegd om namens de Unie op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen de nodige middelen te lenen en die aan Moldavië door te lenen. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.   De uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Moldavië, en met de kernbeginselen en -doelstellingen van de economische hervormingen die zijn vastgelegd in de in het kader van het ENB gesloten associatieovereenkomst, met inbegrip van de DCFTA.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, onder meer de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.

4.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor een periode van tweeënhalf jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.   Indien de financieringsbehoeften van Moldavië tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, verlaagt de Commissie, handelend volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, het bedrag van de bijstand of schorst zij die of trekt zij die in.

Artikel 2

1.   Een randvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie is dat Moldavië doeltreffende democratische mechanismen — waaronder een parlementair meerpartijenstelsel — en de rechtsstaat eerbiedigt, en eerbiediging van de mensenrechten garandeert.

2.   Tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie zien de Commissie en de EDEO erop toe dat aan de in lid 1 uiteengezette randvoorwaarde is voldaan.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (6).

Artikel 3

1.   De Commissie bereikt, overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, met de Moldavische autoriteiten overeenstemming over duidelijke voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen moet zijn. Die voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming dat een tijdschema bevat voor het voldoen aan die voorwaarden. Die voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma’s voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door Moldavië met de steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.   De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn er in het bijzonder op gericht de doelmatigheid, transparantie en verantwoording van de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in Moldavië te bevorderen, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het vaststellen van de beleidsmaatregelen wordt ook naar behoren rekening gehouden met vooruitgang op het gebied van het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel, en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De Commissie controleert regelmatig de vooruitgang die bij het bereiken van die doelstellingen is geboekt.

3.   De gedetailleerde financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden vastgelegd in een tussen de Commissie en Moldavië te sluiten leningovereenkomst en subsidieovereenkomst.

4.   De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van Moldavië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en met de Raad.

Artikel 4

1.   Met inachtneming van de in lid 3 vermelde voorwaarden wordt de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie beschikbaar gesteld in drie tranches, die elk bestaan uit een lening- en een subsidiecomponent. De omvang van elke tranche wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.   De in de vorm van een lening verstrekte bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien voorgeschreven, beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EU) 2021/947.

3.   De Commissie besluit tot uitbetaling van de tranches mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 2, lid 1, vastgestelde randvoorwaarde;

b)

een constante bevredigende voortgang bij de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige aanpassingsmaatregelen en structurele hervormingsmaatregelen, ondersteund door een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF;

c)

de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden.

4.   De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de eerste tranche uitbetaald. De derde tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitbetaling van de tweede tranche uitbetaald.

5.   Indien de in lid 3 vermelde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie door de Commissie tijdelijk geschorst of ingetrokken. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor de schorsing of intrekking.

6.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitbetaald aan de Nationale Bank van Moldavië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, waaronder een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het Moldavische ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.   De op de leningcomponent van de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende verrichtingen tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro met dezelfde valutadatum, en mogen de Unie niet blootstellen aan enige looptijdtransformatie, enig valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico.

2.   Indien de omstandigheden dat mogelijk maken en Moldavië daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing is opgenomen en dat in de aan de opgenomen leningen verbonden voorwaarden een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.   De Commissie kan, indien de omstandigheden een gunstiger rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien Moldavië daarom verzoekt, besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de overeenkomstige financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in leden 1 en 4 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen of tot een verhoging van het op de datum van die herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.   Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Moldavië.

5.   De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7).

2.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt onder direct beheer uitgevoerd.

3.   De met de Moldavische autoriteiten te sluiten leningovereenkomst en subsidieovereenkomst bevatten bepalingen die al het volgende verzekeren:

a)

Moldavië gaat regelmatig na of de uit de algemene Unie-begroting verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

b)

de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (8) en (Euratom, EG) nr. 2185/96 (9) van de Raad en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) en, voor de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking met betrekking tot het Europees Openbaar Ministerie, ook overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (11);

c)

het Europees Bureau voor fraudebestrijding wordt uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van onderzoeken, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse waaronder digitale forensische onderzoeken en gesprekken;

d)

de Commissie of haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse;

e)

de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode waarin de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is, audits uit te voeren, met inbegrip van documentaudits en audits ter plaatse, zoals operationele beoordelingen;

f)

de Unie heeft recht op vervroegde terugbetaling van de lening of volledige terugbetaling van de subsidie indien is vastgesteld dat Moldavië met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of een andere onrechtmatige activiteit heeft gepleegd die afbreuk doet aan de financiële belangen van de Unie;

g)

alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Moldavië.

4.   Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie door middel van een operationele beoordeling de deugdelijkheid van de voor de bijstand geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Moldavië.

Artikel 7

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.   De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dat verslag:

a)

wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht;

b)

worden de economische situatie en de vooruitzichten van Moldavië, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen gemaakte vorderingen beoordeeld;

c)

wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid, de actuele economische en budgettaire prestaties van Moldavië en de besluiten van de Commissie tot uitbetaling van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.   Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, bedoelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag achteraf in met een beoordeling van de resultaten en de doelmatigheid van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 6 april 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

C. BEAUNE


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 april 2022.

(2)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

(3)  Besluit (EU) 2020/701 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 betreffende de toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de COVID-19-pandemie (PB L 165 van 27.5.2020, blz. 31).

(4)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(6)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(7)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(8)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(9)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/13


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Barbados tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Barbados tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf zal op 1 september 2022 in werking treden, aangezien de procedure, bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst, op 29 maart 2022 is voltooid.


VERORDENINGEN

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/14


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/564 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2021

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (1), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 347/2013 is een kader vastgesteld voor de selectie, planning en uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang (hierna “PGB’s” genoemd) die vereist zijn om de negen strategische geografische prioritaire energie-infrastructuurcorridors inzake elektriciteit, gas en olie, en de drie Uniebrede energie-infrastructurele prioritaire gebieden voor slimme netwerken, elektriciteitssnelwegen en koolstofdioxidetransportnetwerken tot stand te brengen.

(2)

De lijst van PGB’s wordt om de twee jaar vastgesteld. De meest recente lijst is in 2019 vastgesteld en in 2020 in werking getreden. De lijst moet dus worden vervangen.

(3)

De projecten die worden voorgesteld om in de Unielijst te worden opgenomen, zijn beoordeeld door de in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 347/2013 bedoelde regionale groepen, die hebben bevestigd dat de betrokken projecten aan de criteria van artikel 4 van die verordening voldoen.

(4)

De regionale groepen hebben op vergaderingen op technisch niveau overeenstemming bereikt over de ontwerplijsten van PGB’s. De regionale groep voor olie heeft besloten om, in het licht van de klimaatdoelstellingen en de koolstofneutraliteitsdoelstelling van de Unie, geen ontwerplijst van PGB’s voor olie voor te stellen voor opname in de Unielijst van PGB’s. Nadat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (“ACER”) op 27 oktober adviezen heeft uitgebracht over de consistente toepassing van de beoordelingscriteria en de transregionale kosten-batenanalyse, hebben de besluitvormingsorganen van de regionale groepen de regionale lijsten op 9 november goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt a), van Verordening (EU) nr. 347/2013 hebben de lidstaten op wiens grondgebied de projecten betrekking hebben, hun goedkeuring gegeven aan alle voorgestelde projecten voordat de regionale lijsten zijn vastgesteld.

(5)

Organisaties die de betrokken partijen vertegenwoordigen, met inbegrip van producenten, distributiesysteembeheerders, leveranciers alsmede consumenten- en milieuorganisaties, zijn geraadpleegd over de projecten die zijn voorgesteld om op de Unielijst te worden geplaatst.

(6)

De PGB’s moeten worden ingedeeld overeenkomstig de strategische trans-Europese energie-infrastructuurprioriteiten in de volgorde die in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 347/2013 is vastgesteld.

(7)

De PGB’s op de lijst moeten op zichzelf staan of onderdeel van een cluster van verschillende PGB’s zijn, omdat zij onderling afhankelijk zijn of (potentieel) met elkaar concurreren.

(8)

De Unielijst omvat projecten die zich in verschillende ontwikkelingsstadia bevinden, waaronder voorbereidend haalbaarheidsonderzoek, haalbaarheidsonderzoek, verlening van vergunningen en bouw. Wat betreft PGB’s die zich in een vroeg ontwikkelingsstadium bevinden, kunnen studies nodig zijn om aan te tonen dat deze technisch en economisch haalbaar zijn en dat deze voldoen aan de wetgeving van de Unie, met inbegrip van milieuwetgeving. In dat verband moeten de potentiële negatieve gevolgen voor het milieu adequaat worden vastgesteld, beoordeeld, en voorkomen of beperkt.

(9)

Dat projecten op de Unielijst van PGB’s zijn geplaatst, loopt niet vooruit op de resultaten van de desbetreffende milieubeoordeling en vergunningsprocedure.

(10)

Verordening (EU) nr. 347/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 347/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39.


BIJLAGE

Bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 347/2013 wordt vervangen door:

“BIJLAGE VII

UNIELIJST VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG (“UNIELIJST”),

zoals bedoeld in artikel 3, lid 4

A.   BEGINSELEN DIE ZIJN TOEGEPAST BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE UNIELIJST

1)   Clusters van PGB’s

Sommige PGB’s maken deel uit van een cluster omdat zij onderling afhankelijk zijn of potentieel of daadwerkelijk met elkaar concurreren. De volgende typen clusters van PGB’s worden gehanteerd:

a)

een cluster van onderling afhankelijke PGB’s wordt gedefinieerd als een “Cluster X waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:”. Een dergelijk cluster wordt gevormd om PGB’s vast te stellen die allemaal nodig zijn om hetzelfde grensoverschrijdende knelpunt aan te pakken en die tot synergie leiden als zij samen worden uitgevoerd. In dit geval moeten alle betrokken PGB’s worden uitgevoerd om de voordelen op EU-schaal te bewerkstelligen;

b)

een cluster van potentieel concurrerende PGB’s wordt gedefinieerd als een “Cluster X waarvan een of meer van de volgende PGB’s deel uitmaken:”. Een dergelijk cluster wordt gevormd als niet zeker is wat de omvang van het grensoverschrijdende knelpunt is. In dit geval hoeven niet alle in de clusters opgenomen PGB’s te worden uitgevoerd. Het wordt aan de markt overgelaten of slechts één, verschillende of alle PGB’s worden uitgevoerd, mits de nodige goedkeuringen inzake ruimtelijke ordening, vergunningen e.d. kunnen worden verkregen. Of de PGB’s noodzakelijk zijn, wordt opnieuw beoordeeld in het kader van een daaropvolgend PGB-selectieproces, waarin o.a. naar de benodigde capaciteit wordt gekeken; alsmede

c)

een cluster van concurrerende PGB’s wordt gedefinieerd als een “Cluster X waarvan een van de volgende PGB’s deel uitmaakt:”. Een dergelijk cluster heeft betrekking op één specifiek knelpunt. De omvang van het knelpunt is echter zekerder dan bij een cluster van potentieel concurrerende PGB’s, en slechts één van de PGB’s moet daarom worden uitgevoerd. Het wordt aan de markt overgelaten te bepalen welk PGB wordt uitgevoerd, mits de nodige goedkeuringen inzake ruimtelijke ordening, vergunningen e.d. kunnen worden verkregen. Zo nodig wordt de noodzakelijkheid van de PGB’s opnieuw beoordeeld in het kader van een daaropvolgend PGB-selectieproces.

Voor alle PGB’s gelden dezelfde, bij Verordening (EU) nr. 347/2013 vastgestelde rechten en plichten.

2)   Behandeling van onderstations en compressorstations

Onderstations, rug-aan-rug-elektriciteitsstations en gascompressorstations worden beschouwd als onderdeel van PGB’s indien zij geografisch op transmissielijnen liggen. Onderstations, rug-aan-rug-stations en compressorstations worden beschouwd als op zichzelf staande PGB’s en zijn expliciet opgenomen op de Unielijst indien hun geografische locatie geen deel uitmaakt van transmissielijnen. Hiervoor gelden de bij Verordening (EU) nr. 347/2013 vastgestelde rechten en plichten.

3)   Projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd en projecten die zijn opgegaan in andere PGB’s

a)

Verschillende projecten die deel uitmaken van de bij Verordening (EU) nr. 1391/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/89, Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/540 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/389 vastgestelde Unielijst worden om een of meer van de onderstaande redenen niet meer als PGB’s beschouwd:

het project is al opgeleverd of wordt uiterlijk in maart 2022 opgeleverd, en heeft dus geen baat bij de toepassing van Verordening (EU) nr. 347/2013;

op basis van nieuwe gegevens blijkt dat het project niet aan de algemene criteria voldoet;

een projectontwikkelaar heeft het project niet opnieuw ingediend voor het selectieproces ten behoeve van de onderhavige Unielijst;

een lidstaat op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft, heeft geen goedkeuring verleend, of

het project stond bij het selectieproces lager in de rangorde dan andere PGB-kandidaten.

Deze projecten (met uitzondering van de opgeleverde projecten en de projecten die uiterlijk in maart 2022 worden opgeleverd) kunnen in aanmerking komen om in de volgende Unielijst te worden opgenomen indien de redenen die ertoe hebben geleid dat zij niet op de huidige lijst staan, niet meer van toepassing zijn.

Dergelijke projecten zijn geen PGB’s, maar zijn om redenen van transparantie en duidelijkheid met hun oorspronkelijke PGB-nummers opgenomen in bijlage VII, punt C, als “Projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd”.

b)

Daarnaast zijn sommige projecten die deel uitmaken van de bij Verordening (EU) nr. 1391/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/89 vastgestelde Unielijst tijdens de uitvoering ervan een integraal onderdeel geworden van delen van andere (clusters van) PGB’s.

Dergelijke projecten worden niet meer als onafhankelijke PGB’s beschouwd, maar zijn om redenen van transparantie en duidelijkheid met hun oorspronkelijke PGB-nummers opgenomen in bijlage VII, punt C, als “Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn”.

B.   UNIELIJST VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

1)   Prioritaire corridor offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën (“NSOG”)

Nr.

Omschrijving

1.6

Interconnectie Frankrijk-Ierland tussen La Martyre (FR) en Great Island of Knockraha (IE) (momenteel bekend als “Celtic Interconnector”)

1.19

Een of meer hubs in de Noordzee met interconnectoren naar aangrenzende Noordzeelanden (Denemarken, Duitsland, Nederland) (momenteel bekend als “North Sea Wind Power Hub”)

1.21

Groene waterstofhub persluchtopslag (DK)

2)   Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsverbindingen in West-Europa (“NSI West Electricity”)

Nr.

Omschrijving

2.4

Interconnectie tussen Codrongianos (IT), Lucciana (Corsica, FR) en Suvereto (IT) (momenteel bekend als “SACOI 3”)

2.7

Interconnectie tussen Aquitaine (FR) en het Baskenland (ES) (momenteel bekend als “Biscay Gulf”)

2.9

Interne lijn tussen Osterath en Philippsburg (DE) om de capaciteit in het westelijk grensgebied te vergroten (momenteel bekend als “Ultranet”)

2.10

Interne lijn tussen Brunsbüttel/Wilster en Grοßgartach/Bergrheinfeld-West (DE) om de capaciteit in het noordelijk en het zuidelijk grensgebied te vergroten (momenteel bekend als “Suedlink”)

2.14

Interconnectie tussen Thusis/Sils (CH) en Verderio Inferiore (IT) (momenteel bekend als “Greenconnector”)

2.16

Cluster van interne lijnen in Portugal, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

2.16.1

Interne lijn tussen Pedralva en Sobrado (PT), voorheen aangeduid als Pedralva en Alfena (PT)

2.16.3

Interne lijn tussen Vieira do Minho, Ribeira de Pena en Feira (PT), voorheen aangeduid als Frades B, Ribeira de Pena en Feira (PT)

2.17

Interconnectie Portugal-Spanje tussen Beariz-Fontefría (ES), Fontefría (ES)-Ponte de Lima (PT) (voorheen Vila Fria/Viana do Castelo) en Ponte de Lima-Vila Nova de Famalicão (PT) (voorheen Vila do Conde) (PT), met inbegrip van onderstations in Beariz (ES), Fontefría (ES) en Ponte de Lima (PT)

2.18

Capaciteitsvergroting van pompopslag van elektriciteit in Kaunertal, Tirol (AT)

2.23

Interne lijnen bij de noordelijke grens van België tussen Zandvliet en Lillo-Liefkenshoek (BE), en tussen Liefkenshoek en Mercator, met inbegrip van een onderstation in Lillo (BE) (momenteel bekend als “BRABO II + III”)

2.27

2.27.1

Interconnectie tussen Aragón (ES) en Atlantische Pyreneeën (FR) (momenteel bekend als “Pyrenean crossing 2”)

2.27.2

Interconnectie tussen Navarra (ES) en Landes (FR) (momenteel bekend als “Pyrenean crossing 1”)

2.28

2.28.2

Pompopslag van elektriciteit Navaleo (ES)

2.28.5

Zuiverende pompopslag van waterkracht Velilla del Río Carrión (ES)

2.29

Waterkrachtcentrale Silvermines (IE)

2.30

Pompopslag van elektriciteit Riedl (DE)

2.31

Cluster van interne lijnen in Duitsland, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

2.31.1

Interne lijn tussen Emden-oost en Osterath om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Rijnland te vergroten

2.31.2

Interne lijnen tussen Heide/West en Polsum om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Roergebied te vergroten

2.31.3

Interne lijnen tussen Wilhelmshaven en Uentrop om de capaciteit van Noord-Duitsland naar het Roergebied te vergroten

2.32

Interconnectie tussen Lonny (FR) en Gramme (BE)

2.33

Interconnectie tussen Sicilië (IT) en knooppunt Tunesië (TU) (moment bekend als “ELMED”) (nr. 3.27 op de vierde PGB-lijst)

3)   Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa (“NSI East Electricity”)

Nr.

Omschrijving

3.1

Cluster Oostenrijk-Duitsland, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

3.1.1

Interconnectie tussen St. Peter (AT) en Isar (DE)

3.1.2

Interne lijn tussen St. Peter en Tauern (AT)

3.1.4

Interne lijn tussen Westtirol en Zell-Ziller (AT)

3.10

Cluster Israël-Cyprus-Griekenland (momenteel bekend als “EUROASIA-interconnector”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

3.10.1

Interconnectie tussen Hadera (IL) en Kofinou (CY)

3.10.2

Interconnectie tussen Kofinou (CY) en Korakia op Kreta (EL)

3.11

Cluster van interne lijnen in Tsjechië, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

3.11.1

Interne lijn tussen Vernerov en Vitkov (CZ)

3.11.2

Interne lijn tussen Vitkov en Prestice (CZ)

3.11.3

Interne lijn tussen Prestice en Kocin (CZ)

3.11.4

Interne lijn tussen Kocin en Mirovka (CZ)

3.12

Interne lijn in Duitsland tussen Wolmirstedt en Isarto om de interne transmissiecapaciteit noord-zuid te vergroten (momenteel bekend als “SuedOstLink”)

3.14

Interne versterkingen in Polen (onderdeel van het cluster dat momenteel bekendstaat als “GerPol Power Bridge”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

3.14.2

Interne lijn tussen Krajnik en Baczyna (PL)

3.14.3

Interne lijn tussen Mikułowa en Świebodzice (PL)

3.14.4

Interne lijn tussen Baczyna en Plewiska (PL)

3.22

Cluster Roemenië-Servië (momenteel bekend als “Mid Continental East Corridor”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

3.22.1

Interconnectie tussen Resita (RO) en Pancevo (RS)

3.22.2

Interne lijn tussen Portile de Fier en Resita (RO)

3.22.3

Interne lijn tussen Resita en Timisoara/Sacalaz (RO)

3.22.4

Interne lijn tussen Arad en Timisoara/Sacalaz (RO)

 

 

3.24

Pompopslag van elektriciteit in Amfilochia (EL)

3.28

Interne lijn in Oostenrijk tussen Lienz en Obersielach

4)   Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (“BEMIP Electricity”)

Nr.

Omschrijving

4.4

4.4.2

Interne lijn tussen Ekhyddan en Nybro/Hemsjö (SE)

4.5

4.5.2

Interne lijn tussen Stanisławów en Ostrołęka (PL)

4.6

Pompopslag van elektriciteit in Estland

4.8

Integratie en synchronisatie van het elektriciteitssysteem van de Baltische staten met de Europese netten, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

4.8.1

Interconnectie tussen Tartu (EE) en Valmiera (LV)

4.8.2

Interne lijn tussen Balti en Tartu (EE)

4.8.3

Interconnectie tussen Tsirguliina (EE) en Valmiera (LV)

4.8.4

Interne lijn tussen Viru en Tsirguliina (EE)

4.8.7

Interne lijn tussen Paide en Sindi (EE)

4.8.8

Interne lijn tussen Vilnius en Neris (LT)

4.8.9

Verdere infrastructuuraspecten van de synchronisatie van het elektriciteitssysteem van de Baltische staten met het Europese continentale netwerk

4.8.10

Interconnectie tussen Litouwen en Polen (momenteel bekend als “Harmony Link”)

4.8.13

Nieuw 330kV-onderstation Mūša (LT)

4.8.14

Interne lijn tussen Bitenai en KHAE (LT)

4.8.15

Nieuw 330kV-onderstation Darbėnai (LT)

4.8.16

Interne lijn tussen Darbenai en Bitenai (LT)

4.8.18

Interne lijn tussen Dunowo en Żydowo Kierzkowo (PL)

4.8.19

Interne lijn tussen Piła Krzewina en Żydowo Kierzkowo (PL)

4.8.20

Interne lijn tussen Krajnik en Morzyczyn (PL)

4.8.21

Interne lijn tussen Morzyczyn-Dunowo-Słupsk-Żarnowiec (PL)

4.8.22

Interne lijn tussen Żarnowiec-Gdańsk/Gdańsk Przyjaźń-Gdańsk Błonia (PL)

4.8.23

Synchrone condensatoren voor inertie, spanningsstabiliteit, frequentiestabiliteit en kortsluitvermogen in Litouwen, Letland en Estland

4.10

Cluster Finland-Zweden (momenteel bekend als “derde interconnectie Finland-Zweden”), waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

4.10.1

Interconnectie tussen het noorden van Finland en het noorden van Zweden

4.10.2

Interne lijn tussen Keminmaa en Pyhänselkä (FI)

4.11

Interconnectie tussen Letland en Zweden (momenteel bekend als “LaSGo Link”)

5)   Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa (“NSI West Gas”)

Nr.

Omschrijving

5.19

Connectie van Malta met het Europese gasnet — pijpleidinginterconnectie met Italië te Gela

6)   Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa (“NSI East Gas”)

Nr.

Omschrijving

6.2

6.2.13

Ontwikkeling en versterking van de transmissiecapaciteit van de Slowaaks-Hongaarse interconnector

6.8

Cluster ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur die de gashub van de Balkan mogelijk maakt, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

6.8.1

Interconnectie Griekenland-Bulgarije (momenteel bekend als “IGB”) tussen Komotini (EL) en Stara Zagora (BG) en compressorstation bij Kipi (EL)

6.8.2

Sanering, modernisering en uitbreiding van het Bulgaarse transmissiesysteem

6.8.3

Gasinterconnectie Bulgarije-Servië (momenteel bekend als “IBS”)

6.20

Cluster vergroting opslagcapaciteit in Zuidoost-Europa, waarvan een of meer van de volgende PGB’s deel uitmaken:

6.20.2

Uitbreiding ondergrondse gasreservoirs in Chiren (BG)

6.20.3

Ondergrondse gasreservoirfaciliteit Zuid-Kavala en meet- en regelstation (EL)

en een van de volgende PGB’s:

6.20.4

Opslag in Depomures in Roemenië

6.20.7

Bilciuresti ondergrondse gasopslag

6.24

Capaciteitsvergroting tussen Roemenië en Hongarije (momenteel bekend als “ROHU/BRUA”) om een bidirectionele capaciteit van 4,4 miljard kubieke meter per jaar mogelijk te maken, met inbegrip van nieuwe hulpbronnen uit de Zwarte Zee:

6.24.4

ROHU/BRUA — tweede fase, waaronder:

Uitbreiding van de transmissiecapaciteit in Roemenië van Recas tot Horia in de richting van Hongarije naar 4,4 miljard kubieke meter per jaar en uitbreiding van de compressorstations in Podisor, Bibesti en Jupa

Pijpleiding kust van de Zwarte Zee-Podișor (RO) voor overname van gas uit de Zwarte Zee

Roemeens-Hongaarse bidirectionele stroom: Hongaars gedeelte tweede fase compressorstation in Csanádpalota (HU)

6.26

6.26.1

Cluster Kroatië-Slovenië te Rogatec, waaronder:

Interconnectie Kroatië-Slovenië (Lučko-Zabok-Rogatec)

Compressorstation Kidričevo, tweede fase van de modernisering (SI)

Modernisering van interconnectie Rogatec

6.27

LNG Gdansk (PL)

7)   Prioritaire corridor zuidelijke gascorridor (“SGC”)

Nr.

Omschrijving

7.3

PGB-cluster infrastructuur waarmee nieuw gas uit de gasreserves in de oostelijke Middellandse Zee wordt vervoerd, waaronder:

7.3.1

Pijpleiding van de gasreserves in de oostelijke Middellandse Zee naar het vasteland van Griekenland via Cyprus en Kreta (momenteel bekend als “EastMed Pipeline”), met meet- en regelstation in Megalopoli

en daarvan afhankelijk de volgende PGB’s:

7.3.3

Offshore gaspijpleiding die Griekenland en Italië met elkaar verbindt (momenteel bekend als “Poseidon Pipeline”)

7.3.4

Versterking van de interne transmissiecapaciteit in Italië, waaronder de versterking van de interne transmissiecapaciteit zuid-noord (momenteel bekend als “Adriatica Line”) en de versterking van de interne transmissiecapaciteit in de regio Apulië (Matagiola-Massafra-pijpleiding)

7.5

Ontwikkeling van gasinfrastructuur in Cyprus (momenteel bekend als “Cyprus Gas2EU”)

8)   Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de gasmarkt in het Oostzeegebied (“BEMIP Gas”)

Nr.

Omschrijving

8.2

Cluster modernisering infrastructuur in het oostelijke deel van het Oostzeegebied, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken:

8.2.1

Versterking van de interconnectie Letland-Litouwen

8.2.4

Versterking van de ondergrondse gasreservoirs in Inčukalns (LV)

8.3

Cluster infrastructuur, waarvan de volgende PGB’s deel uitmaken (momenteel bekend als “Baltic Pipe):

8.3.1

Versterking van de interconnectie Nybro-Polen/Denemarken

8.3.2

Interconnectie Polen-Denemarken

9)   Prioritaire corridor olievoorzieningsverbindingen in centraal Oost-Europa (“OSC”)

Er zijn geen olieprojecten ingediend voor de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang.

10)   Prioritair thematisch gebied Invoering van slimme netwerken

Nr.

Omschrijving

10.4

ACON (CZ, SK) (Again COnnected Networks) bevordert de integratie van de Tsjechische en de Slowaakse elektriciteitsmarkten door de efficiëntie van distributienetwerken te verbeteren en de grensoverschrijdende capaciteit op DSB-niveau te verhogen

10.7

Danube InGrid (HU, SK) bevordert de grensoverschrijdende coördinatie van het elektriciteitsnetbeheer, met nadruk op het slimmer verzamelen en uitwisselen van gegevens

10.10

CARMEN (HU, RO) bevordert de efficiëntie van het distributienetwerkbeheer en de kwaliteit van de dienstverlening, en maakt zekere elektriciteitsstromen van nieuwe hernieuwbare opwekking mogelijk

10.11

Gabreta (CZ, DE) verbetert de optimalisering van het systeem door realtime informatie op te vragen en uit te wisselen, het netwerk beter te meten en te monitoren, en biedt meer flexibiliteit en hostingcapaciteit voor hernieuwbare opwekking

10.12

Green Switch (AT, HR, SI) optimaliseert het gebruik van de bestaande infrastructuur en combineert op efficiënte wijze nieuwe technologieën om de hostingcapaciteit te vergroten, integreert nieuwe loads efficiënt en verbetert de kwaliteit en de zekerheid van de voorziening

11)   Prioritair thematisch gebied Elektriciteitssnelwegen

Er zijn geen projecten met dubbele aanduiding als PGB’s met elektriciteitssnelwegen.

12)   Prioritair thematisch gebied Grensoverschrijdend koolstofdioxidenetwerk

Nr.

Omschrijving

12.3

 

12.4

“Northern lights” — een commercieel grensoverschrijdend project voor CO2 -transportverbindingen tussen verschillende Europese afvanginitiatieven (Verenigd Koninkrijk, Ierland, België, Nederland, Frankrijk, Zweden) en transport van de afgevangen CO2 per schip naar een opslaglocatie op het Noors continentaal plat

12.5

Project Athos biedt een infrastructuur voor het vervoer van CO2 uit industriële gebieden in Nederland en is beschikbaar voor aanvullende CO2 van andere landen, zoals Ierland en Duitsland. Het idee is om een vrij toegankelijke, grensoverschrijdende interoperabele structuur voor het transport van grote volumes te ontwikkelen

12.7

Aramis — grensoverschrijdend project voor vervoer en opslag van CO2 (opname van emittenten in het achterland van het Rotterdamse havengebied en opslag naar locatie op het Nederlandse continentale plat)

12.8

Dartagnan — multimodale hub voor de uitvoer van CO2 van Duinkerken en het achterland (emittenten uit het industriële cluster in de omgeving van Duinkerken (FR) met opslag waar mogelijk op het grondgebied van de Noordzeelanden)

12.9

Polen — EU CCS Interconnector (emittenten uit het industriële cluster in de omgeving van Gdansk (PO) met opslag waar mogelijk op het grondgebied van de Noordzeelanden)

C.   LIJSTEN VAN “PROJECTEN DIE NIET MEER ALS PGB’S WORDEN BESCHOUWD” EN VAN “PROJECTEN DIE THANS INTEGRALE DELEN VAN ANDERE PGB’S ZIJN”

1)   Prioritaire corridor offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën (“NSOG”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

1.1.1

1.1.2

1.1.3

1.2

1.3.1

1.3.2

1.4.1

1.4.2

1.4.3

1.5

1.7.1

1.7.2

1.7.3

1.7.4

1.7.5

1.8

1.9.1

1.9.2

1.9.3

1.9.4

1.9.5

1.9.6

1.10.1

1.10.2

1.11.1

1.11.2

1.11.3

1.11.4

1.12.1

1.12.2

1.12.3

1.12.4

1.12.5

1.13

1.14

1.15

1.16

1.17

1.18

1.20

2)   Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsverbindingen in West-Europa (“NSI West Electricity”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

2.1

2.2.1

2.2.2

2.2.3

2.3.1

2.3.2

2.5.1

2.5.2

2.6

2.8

2.11.1

2.11.2

2.11.3

2.12

2.13.1

2.13.2

2.14

2.15.1

2.15.2

2.15.3

2.15.4

2.16.2

2.19

2.20

2.21

2.22

2.24

2.25.1

2.25.2

2.26

2.28.3

2.28.4


Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

2.1

3.1.4

3)   Prioritaire corridor noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa (“NSI East Electricity”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

3.1.3

3.2.1

3.2.3

3.3

3.4

3.5.1

3.5.2

3.6.1

3.6.2

3.7

3.8

3.9

3.11.5

3.13

3.14.1

3.15.1

3.15.2

3.16

3.17

3.18.1

3.18.2

3.19.2

3.19.3

3.20.1

3.20.2

3.21

3.23

3.25

3.26


Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

3.27

2.33

4)   Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (“BEMIP Electricity”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

4.1

4.2

4.4.1

4.5.1

4.5.3

4.5.4

4.5.5

4.7

4.8.6

4.8.11

4.8.12

4.8.17


Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

4.3

4.8.9

4.9

4.8.9

5)   Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in West-Europa (“NSI West Gas”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

5.1.1

5.1.2

5.1.3

5.2

5.3

5.4.1

5.4.2

5.5.1

5.5.2

5.6

5.7.1

5.7.2

5.9

5.12

5.13

5.14

5.15.1

5.15.2

5.15.3

5.15.4

5.15.5

5.16

5.17.1

5.17.2

5.18

5.20

5.21


Projecten die integrale delen van andere PGB’s zijn geworden

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

5.8.1

5.5.2

5.8.2

5.5.2

6)   Prioritaire corridor noord-zuid gasinterconnecties in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa (“NSI East Gas”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

6.2.1

6.2.2

6.3

6.5.1

6.5.3

6.5.4

6.5.5

6.7

6.8.3

6.9.1

6.9.2

6.9.3

6.11

6.12

6.16

6.17

6.19

6.20.1

6.20.5

6.20.6

6.21

6.22.1

6.22.2

6.23

6.24.1

6.25.2


Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

6.1.1

6.2.10

6.1.2

6.2.11

6.1.3

6.2.11

6.1.4

6.2.11

6.1.5

6.2.11

6.1.6

6.2.11

6.1.7

6.2.11

6.1.8

6.2.2

6.1.9

6.2.11

6.1.10

6.2.2

6.1.11

6.2.2

6.1.12

6.2.12

6.2.3

6.2.2

6.2.4

6.2.2

6.2.5

6.2.2

6.2.6

6.2.2

6.2.7

6.2.2

6.2.8

6.2.2

6.2.9

6.2.2

6.5.2

6.5.6

6.6

6.26.1

6.8.4

6.25.4

6.13.1

6.24.4

6.13.2

6.24.4

6.13.3

6.24.4

6.14

6.24.1

6.15.1

6.24.10

6.15.2

6.24.10

6.18

7.3.4

6.24.2

6.24.1

6.24.3

6.24.1

6.24.5

6.24.4

6.24.6

6.24.4

6.24.7

6.24.4

6.24.8

6.24.4

6.24.9

6.24.4

6.25.3

6.24.10

6.26.2

6.26.1

6.26.3

6.26.1

6.26.4

6.26.1

6.26.5

6.26.1

6.26.6

6.26.1

7)   Prioritaire corridor zuidelijke gascorridor (“SGC”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

7.1.1

7.1.2

7.1.3

7.1.5

7.1.7

7.2.1

7.2.2

7.2.3

7.4.1

7.4.2


Projecten die thans integrale delen van andere PGB’s zijn

Oorspronkelijk PGB-nummer van het project

Nummer van het PGB waarin het project thans is geïntegreerd

7.1.6

7.1.3

7.1.4

7.3.3

7.3.2

7.5

8)   Prioritaire corridor voor het interconnectieplan voor de gasmarkt in het Oostzeegebied (“BEMIP Gas”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

8.1.2.1

8.1.2.2

8.1.2.3

8.1.2.4

8.2.3

8.4

8.5

8.6

8.8

9)   Prioritaire corridor olievoorzieningsverbindingen in centraal Oost-Europa (“OSC”)

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

9.1

9.2

9.3

9.4

9.5

9.6

10)   Prioritair thematisch gebied Invoering van slimme netwerken

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

10.1

10.2

10.3

10.5

10.6

10.8

10.9

11)   Prioritair thematisch gebied Elektriciteitssnelwegen

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

1.3

1.5

1.6

1.7

1.8

1.10

1.14

1.15

1.16

1.20

2.13

12)   Prioritair thematisch gebied Grensoverschrijdend koolstofdioxidenetwerk

PGB-nummers van de projecten die niet meer als PGB’s worden beschouwd

12.1

12.2

12.6


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/565 VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2022

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van 3-nitroöxypropanol als toevoegingsmiddel in diervoeding voor melkkoeien en fokkoeien (vergunninghouder: DSM Nutritional Products Ltd, in de Unie vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o.)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor 3-nitroöxypropanol. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van 3-nitroöxypropanol als toevoegingsmiddel in diervoeding voor melkkoeien en fokkoeien, in te delen in de categorie “zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “stoffen met een gunstig effect op het milieu”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 30 september 2021 (2) geconcludeerd dat 3-nitroöxypropanol onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de gezondheid van melkkoeien en fokkoeien, de consumentenveiligheid of het milieu. De EFSA heeft geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel moet worden beschouwd als irriterend voor de ogen en de huid, en dat 3-nitroöxypropanol (3-NOP) schadelijk kan zijn bij inademing, met een mogelijk risico als gevolg van blootstelling bij inademing. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid, en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel, te voorkomen. Bovendien moet het risico van inademing worden tegengegaan door het toevoegingsmiddel in korrelvorm en met een verwaarloosbaar percentage inhaleerbare deeltjes in de handel te brengen. De EFSA heeft geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel de aanmaak van methaan in de darmen van melkkoeien en fokkoeien mogelijk kan reduceren. De EFSA acht specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van 3-nitroöxypropanol blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Daarom moet een vergunning worden verleend voor het gebruik van die stof zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie “zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “stoffen met een gunstig effect op het milieu”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2021;19(11):6905.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: stoffen met een gunstig effect op het milieu. (reductie van de aanmaak van methaan in de darmen)

4c1

DSM Nutritional Products Ltd, in de Unie vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o.

3-nitroöxypropanol

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat met minimaal 10 % 3-nitroöxypropanol

Deeltjes < 50 μm: minder dan 0,5 %

Deeltjes < 10 μm: 0 %

Korrelig poeder

Melkkoeien en fokkoeien

53

80

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

2.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels stellen exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vast voor het omgaan met potentiële risico’s bij inademing, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico’s met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, moeten bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder beschermingsmiddelen voor de ogen, de huid en de ademhaling.

28 april 2032

Karakterisering van de werkzame stof

3-nitroöxypropanol

(Propaan-1,3-diol-mononitraat)

Chemische formule: C3H7NO4

CAS-nr.: 100502-66-7

Analysemethode  (1)

Voor de kwantificering van 3-nitroöxypropanol in het toevoegingsmiddel voor diervoeder, voormengsels en mengvoeders:

hogeprestatievloeistofchromatografie met omgekeerde fase met spectrofotometrische detectie (RP-HPLC)


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/nl/eurl/feed-additives/evaluation-reports


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/35


VERORDENING (EU) 2022/566 VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2022

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat de maximumgehalten aan residuen van flutianil in of op bepaalde producten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor flutianil zijn maximumresidugehalten (MRL’s) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 is een aanvraag voor invoertoleranties ingediend voor flutianil dat in de Verenigde Staten wordt gebruikt op appelen, kersen (zoet), aardbeien, komkommers, courgettes en meloenen. De aanvrager heeft gegevens ingediend waaruit blijkt dat het toegestane gebruik van die stof op dergelijke gewassen in de Verenigde Staten leidt tot residugehalten die de MRL’s in Verordening (EG) nr. 396/2005 overschrijden en dat hogere MRL’s nodig zijn om handelsbelemmeringen voor de invoer van die gewassen te vermijden.

(3)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de betrokken lidstaat waar de aanvraag is ingediend, deze geëvalueerd en is het evaluatieverslag van die lidstaat bij de Commissie ingediend.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvraag en het evaluatieverslag beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico’s voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft een met redenen omkleed advies over de voorgestelde MRL’s uitgebracht (2). Zij heeft dat advies naar de aanvrager, de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt.

(5)

Wat flutianil in meloenen betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat de ingediende gegevens ontoereikend waren om een nieuw MRL vast te stellen. Wat alle andere door de aanvrager gevraagde wijzigingen van de MRL’s betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat de ingediende gegevens toereikend waren om een risicobeoordeling uit te voeren. Zij heeft verder geconcludeerd dat de door de aanvrager gevraagde wijzigingen van de MRL’s op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. In haar conclusie heeft de EFSA rekening gehouden met de meest recente gegevens over de toxicologische eigenschappen van de stof. Noch uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan deze stof via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stof kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname of de acute referentiedosis wordt overschreden.

(6)

Op grond van het met redenen omklede advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de in deze verordening voorgestelde wijzigingen van de MRL’s aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 april 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  De wetenschappelijke verslagen van de EFSA zijn online beschikbaar op http://www.efsa.europa.eu

Reasoned opinion on the setting of import tolerance for flutianil in various crops. EFSA Journal 2021;19(9):6840.


BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt de kolom voor flutianil vervangen door:

Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL’s gelden  (1)

Flutianil

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

 

0110000

Citrusvruchten

0,01  (*1)

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

 

0110020

Sinaasappelen

 

0110030

Citroenen

 

0110040

Limoenen/lemmetjes

 

0110050

Mandarijnen

 

0110990

Overige (2)

 

0120000

Noten

0,01  (*1)

0120010

Amandelen

 

0120020

Paranoten

 

0120030

Cashewnoten

 

0120040

Kastanjes

 

0120050

Kokosnoten

 

0120060

Hazelnoten

 

0120070

Macadamianoten

 

0120080

Pecannoten

 

0120090

Pijnboompitten

 

0120100

Pistaches

 

0120110

Walnoten

 

0120990

Overige (2)

 

0130000

Pitvruchten

 

0130010

Appelen

0,15

0130020

Peren

0,01  (*1)

0130030

Kweeperen

0,01  (*1)

0130040

Mispels

0,01  (*1)

0130050

Loquats/Japanse mispels

0,01  (*1)

0130990

Overige (2)

0,01  (*1)

0140000

Steenvruchten

 

0140010

Abrikozen

0,01  (*1)

0140020

Kersen (zoet)

0,4

0140030

Perziken

0,01  (*1)

0140040

Pruimen

0,01  (*1)

0140990

Overige (2)

0,01  (*1)

0150000

Besvruchten en kleinfruit

 

0151000

a)

druiven

0,15

0151010

Tafeldruiven

 

0151020

Wijndruiven

 

0152000

b)

aardbeien

0,3

0153000

c)

rubussoorten

0,01  (*1)

0153010

Bramen/braambessen

 

0153020

Dauwbramen

 

0153030

Frambozen (geel en rood)

 

0153990

Overige (2)

 

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

0,01  (*1)

0154010

Blauwe bessen

 

0154020

Veenbessen

 

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

 

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

 

0154050

Rozenbottels

 

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

 

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

 

0154080

Vlierbessen

 

0154990

Overige (2)

 

0160000

Diverse vruchten met

0,01  (*1)

0161000

a)

eetbare schil

 

0161010

Dadels

 

0161020

Vijgen

 

0161030

Tafelolijven

 

0161040

Kumquats

 

0161050

Carambola’s

 

0161060

Kaki’s/Japanse persimoenen

 

0161070

Jambolans/djamblangs

 

0161990

Overige (2)

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

 

0162010

Kiwi’s (geel, groen, rood)

 

0162020

Lychees

 

0162030

Passievruchten/maracuja’s

 

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

 

0162050

Sterappelen

 

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 

0162990

Overige (2)

 

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

0163010

Avocado’s

 

0163020

Bananen

 

0163030

Mango’s

 

0163040

Papaja’s

 

0163050

Granaatappels

 

0163060

Cherimoya’s

 

0163070

Guaves

 

0163080

Ananassen

 

0163090

Broodvruchten

 

0163100

Doerians

 

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

 

0163990

Overige (2)

 

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

0,01  (*1)

0211000

a)

aardappelen

 

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

 

0212010

Cassave/maniok

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

0212030

Yams

 

0212040

Arrowroot/pijlwortel

 

0212990

Overige (2)

 

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

0213010

Rode bieten

 

0213020

Wortels

 

0213030

Knolselderij

 

0213040

Mierikswortels

 

0213050

Aardperen/topinamboers

 

0213060

Pastinaken

 

0213070

Wortelpeterselie

 

0213080

Radijzen

 

0213090

Schorseneren

 

0213100

Koolrapen

 

0213110

Rapen

 

0213990

Overige (2)

 

0220000

Bolgewassen

0,01  (*1)

0220010

Knoflook

 

0220020

Uien

 

0220030

Sjalotten

 

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

 

0220990

Overige (2)

 

0230000

Vruchtgroenten

 

0231000

a)

Solanaceae en Malvaceae

0,01  (*1)

0231010

Tomaten

 

0231020

Paprika’s

 

0231030

Aubergines

 

0231040

Okra’s, okers

 

0231990

Overige (2)

 

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

0232010

Komkommers

0,03

0232020

Augurken

0,01  (*1)

0232030

Courgettes

0,03

0232990

Overige (2)

0,01  (*1)

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,01  (*1)

0233010

Meloenen

 

0233020

Pompoenen

 

0233030

Watermeloenen

 

0233990

Overige (2)

 

0234000

d)

suikermais

0,01  (*1)

0239000

e)

andere vruchtgroenten

0,01  (*1)

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

0,01  (*1)

0241000

a)

bloemkoolachtigen

 

0241010

Broccoli

 

0241020

Bloemkolen

 

0241990

Overige (2)

 

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

0242010

Spruitjes

 

0242020

Sluitkolen

 

0242990

Overige (2)

 

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

0243010

Chinese kool/petsai

 

0243020

Boerenkolen

 

0243990

Overige (2)

 

0244000

d)

koolrabi’s

 

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

 

0251000

a)

slasoorten

0,01  (*1)

0251010

Veldsla

 

0251020

Sla

 

0251030

Andijvie

 

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

 

0251050

Winterkers

 

0251060

Raketsla/rucola

 

0251070

Rode amsoi

 

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

 

0251990

Overige (2)

 

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

0,01  (*1)

0252010

Spinazie

 

0252020

Postelein

 

0252030

Snijbiet

 

0252990

Overige (2)

 

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,01  (*1)

0254000

d)

waterkers

0,01  (*1)

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

0,01  (*1)

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

0,02  (*1)

0256010

Kervel

 

0256020

Bieslook

 

0256030

Bladselderij/snijselder

 

0256040

Peterselie

 

0256050

Salie

 

0256060

Rozemarijn

 

0256070

Tijm

 

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

 

0256090

Laurierblad

 

0256100

Dragon

 

0256990

Overige (2)

 

0260000

Peulgroenten

0,01  (*1)

0260010

Bonen (met peul)

 

0260020

Bonen (zonder peul)

 

0260030

Erwten (met peul)

 

0260040

Erwten (zonder peul)

 

0260050

Linzen

 

0260990

Overige (2)

 

0270000

Stengelgroenten

0,01  (*1)

0270010

Asperges

 

0270020

Kardoenen

 

0270030

Bleekselderij

 

0270040

Knolvenkel

 

0270050

Artisjokken

 

0270060

Preien

 

0270070

Rabarber

 

0270080

Bamboescheuten

 

0270090

Palmharten

 

0270990

Overige (2)

 

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,01  (*1)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

0,01  (*1)

0300000

PEULVRUCHTEN

0,01  (*1)

0300010

Bonen

 

0300020

Linzen

 

0300030

Erwten

 

0300040

Lupinen/lupinebonen

 

0300990

Overige (2)

 

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,01  (*1)

0401000

Oliehoudende zaden

 

0401010

Lijnzaad

 

0401020

Pinda’s/aardnoten

 

0401030

Papaverzaad/maanzaad

 

0401040

Sesamzaad

 

0401050

Zonnebloemzaad

 

0401060

Koolzaad

 

0401070

Sojabonen

 

0401080

Mosterdzaad

 

0401090

Katoenzaad

 

0401100

Pompoenzaad

 

0401110

Saffloerzaad

 

0401120

Bernagiezaad

 

0401130

Huttentutzaad

 

0401140

Hennepzaad

 

0401150

Wonderbonen

 

0401990

Overige (2)

 

0402000

Oliehoudende vruchten

 

0402010

Olijven voor oliewinning

 

0402020

Palmpitten

 

0402030

Palmvruchten

 

0402040

Kapok

 

0402990

Overige (2)

 

0500000

GRANEN

0,01  (*1)

0500010

Gerst

 

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

 

0500030

Mais

 

0500040

Gierst/pluimgierst

 

0500050

Haver

 

0500060

Rijst

 

0500070

Rogge

 

0500080

Sorghum

 

0500090

Tarwe

 

0500990

Overige (2)

 

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

0,05  (*1)

0610000

Thee

 

0620000

Koffiebonen

 

0630000

Kruidenthee van

 

0631000

a)

bloemen

 

0631010

Kamille

 

0631020

Hibiscus/roselle

 

0631030

Roos

 

0631040

Jasmijn

 

0631050

Lindebloesem

 

0631990

Overige (2)

 

0632000

b)

bladeren en kruiden

 

0632010

Aardbei

 

0632020

Rooibos

 

0632030

Maté

 

0632990

Overige (2)

 

0633000

c)

wortels

 

0633010

Valeriaan

 

0633020

Ginseng

 

0633990

Overige (2)

 

0639000

d)

alle andere delen van de plant

 

0640000

Cacaobonen

 

0650000

Carob/johannesbrood

 

0700000

HOP

0,05  (*1)

0800000

SPECERIJEN

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

0,05  (*1)

0810010

Anijs

 

0810020

Zwarte komijn

 

0810030

Selderij

 

0810040

Koriander

 

0810050

Komijn

 

0810060

Dille

 

0810070

Venkel

 

0810080

Fenegriek

 

0810090

Nootmuskaat

 

0810990

Overige (2)

 

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

0,05  (*1)

0820010

Piment

 

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 

0820030

Karwij

 

0820040

Kardemom

 

0820050

Jeneverbes

 

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 

0820070

Vanille

 

0820080

Tamarinde

 

0820990

Overige (2)

 

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,05  (*1)

0830010

Kaneel

 

0830990

Overige (2)

 

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

0840010

Zoethout

0,05  (*1)

0840020

Gember (10)

0,05  (*1)

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

0,05  (*1)

0840040

Mierikswortel (11)

 

0840990

Overige (2)

0,05  (*1)

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,05  (*1)

0850010

Kruidnagels

 

0850020

Kappertjes

 

0850990

Overige (2)

 

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,05  (*1)

0860010

Saffraan

 

0860990

Overige (2)

 

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,05  (*1)

0870010

Foelie

 

0870990

Overige (2)

 

0900000

SUIKERGEWASSEN

0,01  (*1)

0900010

Suikerbiet

 

0900020

Suikerriet

 

0900030

Wortelcichorei

 

0900990

Overige (2)

 

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - LANDDIEREN

 

1010000

Producten afkomstig van

0,01  (*1)

1011000

a)

varkens

 

1011010

Spier

 

1011020

Vet

 

1011030

Lever

 

1011040

Nier

 

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1011990

Overige (2)

 

1012000

b)

runderen

 

1012010

Spier

 

1012020

Vet

 

1012030

Lever

 

1012040

Nier

 

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1012990

Overige (2)

 

1013000

c)

schapen

 

1013010

Spier

 

1013020

Vet

 

1013030

Lever

 

1013040

Nier

 

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1013990

Overige (2)

 

1014000

d)

geiten

 

1014010

Spier

 

1014020

Vet

 

1014030

Lever

 

1014040

Nier

 

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1014990

Overige (2)

 

1015000

e)

paardachtigen

 

1015010

Spier

 

1015020

Vet

 

1015030

Lever

 

1015040

Nier

 

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1015990

Overige (2)

 

1016000

f)

pluimvee

 

1016010

Spier

 

1016020

Vet

 

1016030

Lever

 

1016040

Nier

 

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1016990

Overige (2)

 

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

1017010

Spier

 

1017020

Vet

 

1017030

Lever

 

1017040

Nier

 

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1017990

Overige (2)

 

1020000

Melk

0,01  (*1)

1020010

Runderen

 

1020020

Schapen

 

1020030

Geiten

 

1020040

Paarden

 

1020990

Overige (2)

 

1030000

Vogeleieren

0,01  (*1)

1030010

Kippen

 

1030020

Eenden

 

1030030

Ganzen

 

1030040

Kwartels

 

1030990

Overige (2)

 

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt (7)

0,05  (*1)

1050000

Amfibieën en reptielen

0,01  (*1)

1060000

Ongewervelde landdieren

0,01  (*1)

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

0,01  (*1)

1100000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG - VIS, VISPRODUCTEN EN ANDERE PRODUCTEN VAN ZOUT- EN ZOETWATERDIEREN (8)

 

1200000

UITSLUITEND VOOR DIERVOEDER GEBRUIKTE PRODUCTEN OF DELEN VAN PRODUCTEN (8)

 

1300000

VERWERKTE VOEDINGSMIDDELEN (9)

 


(*1)  Bepaalbaarheidsgrens

(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL’s gelden, zie bijlage I.”.


BESLUITEN

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/48


BESLUIT (EU) 2022/567 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van operationele richtsnoeren voor het functioneren van het Forum voor het maatschappelijk middenveld

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 43 en 91, artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “Handels- en samenwerkingsovereenkomst”), is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2021/689 van de Raad (1) en is op 1 mei 2021 in werking getreden; zij werd sinds 1 januari 2021 voorlopig toegepast.

(2)

Krachtens artikel 14 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst moet de Partnerschapsraad die is opgericht bij die overeenkomst, de operationele richtsnoeren voor het functioneren van het Forum voor het maatschappelijk middenveld (de “richtsnoeren”) vaststellen.

(3)

Het is dan ook passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Partnerschapsraad moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van de richtsnoeren.

(4)

Teneinde een tijdige vaststelling van de richtsnoeren mogelijk te maken, moet dit besluit in werking treden op de datum waarop het wordt vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst over een overeenkomstig artikel 14 van die overeenkomst te nemen besluit, is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte operationele ontwerprichtsnoeren voor het functioneren van het Forum voor het maatschappelijk middenveld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).


BIJLAGE

RICHTSNOEREN VOOR HET FORUM VOOR HET MAATSCHAPPELIJK MIDDENVELD

in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst

In artikel 14, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “Handels- en samenwerkingsovereenkomst”) is bepaald dat de Partijen het instellen faciliteren van een Forum voor het maatschappelijk middenveld, dat bestaat uit vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt, tenzij anders overeengekomen door de Partijen. Verder bepaalt de Handels- en samenwerkingsovereenkomst dat de Partnerschapsraad operationele richtsnoeren voor het functioneren van het forum vaststelt.

1.   DEELNEMERS

Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst (1) zal het Forum van het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk bijeenbrengen, namelijk vertegenwoordigers van bedrijfs- en werkgeversverenigingen (maar geen individuele particuliere ondernemingen), werknemersverenigingen, de academische wereld en niet-gouvernementele organisaties in verschillende geledingen van de samenleving die relevant zijn voor de gebieden die onder deel twee van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen. De Partijen passen hun respectieve regels en praktijken inzake de registratie van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld toe om een evenwichtige vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties te bevorderen.

Om praktische redenen wordt het aantal fysieke deelnemers aan het Forum voor het maatschappelijk middenveld beperkt tot 60 vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld van beide zijden, tenzij de Partijen anders overeenkomen. Deze vertegenwoordigers zullen de bijeenkomsten van het Forum voor het maatschappelijk middenveld persoonlijk of langs elektronische weg kunnen bijwonen. De Partijen kunnen overeenkomen de bijeenkomst volledig virtueel te houden overeenkomstig artikel 14, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst. Het Forum voor het maatschappelijk middenveld staat open voor andere leden van maatschappelijke organisaties, die zich vooraf als waarnemer laten registreren.

2.   TOEPASSINGSGEBIED

De besprekingen van het Forum voor het maatschappelijk middenveld zullen betrekking hebben op de gebieden die onder deel twee van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen: handel, luchtvaart, wegvervoer, coördinatie van de sociale zekerheid en visa voor korte bezoeken, visserij en overige bepalingen.

3.   TIJDSCHEMA, ORGANISATIE EN AGENDA'S

De Handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het Forum voor het maatschappelijk middenveld ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt, tenzij anders overeengekomen door de Partijen. Het Forum voor het maatschappelijk middenveld komt rondom de vergadering van het Comité voor het handelspartnerschap bijeen, tenzij de Partijen anders overeenkomen. De medevoorzitters van het Comité voor het handelspartnerschap en de gespecialiseerde handelscomités en de medevoorzitters van de gespecialiseerde comités voor energie, het luchtvervoer, de veiligheid van de luchtvaart, het wegvervoer, coördinatie van de sociale zekerheid en visserij zullen aan het forum kunnen deelnemen wanneer in het forum aangelegenheden worden besproken die onder hun bevoegdheid vallen.

Het Forum voor het maatschappelijk middenveld wordt georganiseerd door de Partij die verantwoordelijk is voor het organiseren van de bijeenkomst van het Comité voor het handelspartnerschap, zodat het forum afwisselend zal plaatsvinden in de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, tenzij de Partijen anders overeenkomen. De Partij die het forum organiseert, zorgt voor de locatie en faciliteert de bijeenkomst (bijvoorbeeld door het verstrekken van links voor registratie en virtuele deelname).

De Partijen streven ernaar om, alvorens met de andere Partij overeenstemming te bereiken over een ontwerpagenda, hun respectieve binnenlandse adviesgroepen te raadplegen over mogelijke agendapunten. De Partijen streven ernaar de ontwerpagenda 15 dagen vóór de datum van de bijeenkomst van het Forum voor het maatschappelijk middenveld te publiceren.

De organiserende Partij formuleert in overleg met de andere Partij binnen 30 dagen na de bijeenkomst de resultaten en conclusies van het Forum voor het maatschappelijk middenveld. De resultaten en conclusies van elke bijeenkomst zullen worden gedeeld met de Partnerschapsraad, het Comité voor het handelspartnerschap en de gespecialiseerde comités voor energie, het luchtvervoer, de veiligheid van de luchtvaart, het wegvervoer, coördinatie van de sociale zekerheid en visserij, en zullen openbaar worden gemaakt.

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, tweede zin, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kan de Partnerschapsraad deze richtsnoeren wijzigen, onder meer om kwesties aan te pakken die zich tijdens de toepassing ervan voordoen.


(1)  Het Forum voor het maatschappelijk middenveld staat open voor deelname van onafhankelijke maatschappelijke organisaties die gevestigd zijn op het grondgebied van de Partijen, met inbegrip van leden van de in artikel 13 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde binnenlandse adviesgroepen. Elke Partij zorgt voor een evenwichtige vertegenwoordiging, die niet-gouvernementele organisaties, bedrijfs-, werkgevers- en werknemersverenigingen, die actief zijn op economisch en sociaal gebied en op het gebied van duurzame ontwikkeling, mensenrechten, milieu en andere aangelegenheden omvat.


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/52


BESLUIT (EU) 2022/568 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende het namens de Unie in te nemen standpunt in het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering, dat is ingesteld bij de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, over de vaststelling van het reglement van orde van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds (1) (“de overeenkomst”) is op 10 juni 2016 door de Unie en haar lidstaten ondertekend. Zij wordt sinds 10 oktober 2016 voorlopig toegepast tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Botswana, Lesotho, Namibië, Eswatini en Zuid-Afrika, anderzijds, en sinds 4 februari 2018 tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mozambique, anderzijds.

(2)

Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering is opgericht bij artikel 50, lid 1, van de overeenkomst.

(3)

Op grond van artikel 50, lid 2, punt f), van de overeenkomst dient het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering zijn eigen reglement van orde vast te stellen.

(4)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering ingenomen moet worden, aangezien het besluit over de vaststelling van zijn reglement van orde rechtsgevolgen zal hebben voor de Unie.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering over de vaststelling van zijn reglement van orde moet gebaseerd zijn op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van dat comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie ingenomen moet worden in het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering dat is ingesteld bij artikel 50 van de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, over de vaststelling van zijn reglement van orde, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van dat comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 250 van 16.9.2016, blz. 3.


Ontwerp

BESLUIT Nr. [...] VAN HET SPECIAAL COMITÉ VOOR DOUANE EN HANDELSBEVORDERING

van …

met betrekking tot zijn reglement van orde

HET SPECIAAL COMITÉ VOOR DOUANE EN HANDELSBEVORDERING,

Gezien de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds (“de overeenkomst”), ondertekend op 10 juni 2016 in Kasane, en met name artikel 50, lid 2, punt f),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Het reglement van orde van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Dit besluit treedt in werking op ….

Gedaan te ….

 


BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET SPECIAAL COMITÉ VOOR DOUANE EN HANDELSBEVORDERING

HOOFDSTUK I

ORGANISATIE

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

1.   Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering, dat is opgericht overeenkomstig artikel 50 van de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds (“de overeenkomst”), voert zijn taken uit overeenkomstig artikel 50 van de overeenkomst.

2.   De verwijzing naar “de partijen” in dit reglement van orde komt overeen met de definitie in artikel 104 van de overeenkomst.

3.   Zoals bepaald in artikel 50, lid 1, van de overeenkomst bestaat het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering uit vertegenwoordigers van de partijen.

4.   Zoals bepaald in artikel 50, lid 4, van de overeenkomst wordt het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering beurtelings voorgezeten door een ambtenaar van de Europese Commissie en door een ambtenaar van de SADC-EPO-staten. De eerste vergadering van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering wordt gezamenlijk voorgezeten door een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de SADC-EPO-staten.

5.   De eerste voorzitterschapsperiode vangt aan op de datum van de eerste vergadering van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering komt eenmaal per jaar of op verzoek van een van de partijen bijeen. De vergaderingen worden beurtelings gehouden in Brussel en in een van de SADC-EPO-staten, tenzij de partijen anders overeenkomen.

2.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden vergaderingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering bijeengeroepen door de partij die het voorzitterschap bekleedt, na overleg met de andere partij.

Artikel 3

Waarnemers

Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering kan besluiten om op ad-hocbasis waarnemers uit te nodigen, en bepalen welke agendapunten voor die waarnemers zullen openstaan.

Artikel 4

Secretariaat

1.   De partij die als gastheer voor de vergadering van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering optreedt, treedt op als secretariaat.

2.   Wanneer de vergadering via elektronische middelen plaatsvindt, treedt de partij die het voorzitterschap bekleedt op als secretariaat.

HOOFDSTUK II

WERKING

Artikel 5

Documenten

Wanneer de besprekingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering gebaseerd zijn op schriftelijke ondersteunende documenten, worden die door het secretariaat van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering genummerd en als document van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering verspreid.

Artikel 6

Kennisgeving en agenda voor de vergaderingen

1.   Uiterlijk 30 dagen vóór een vergadering stelt het secretariaat de partijen van de bijeenroeping ervan op de hoogte en vraagt het om input voor de agenda. Als een dringende aangelegenheid en/of onvoorziene omstandigheden besproken moeten worden, kan de vergadering op korte termijn bijeengeroepen worden.

2.   Het secretariaat van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Die wordt uiterlijk 14 dagen voor de vergadering door het secretariaat aan de voorzitter en de leden van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering toegezonden.

3.   De voorlopige agenda bevat punten waarvoor het secretariaat van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering van een partij een verzoek tot plaatsing op de agenda heeft ontvangen.

4.   De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan, als agendapunt worden opgenomen.

5.   De voorzitter van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering kan met instemming van alle partijen deskundigen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie over specifieke onderwerpen te verstrekken.

Artikel 7

Verslag van de vergadering

Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt het verslag van elke vergadering opgesteld door het secretariaat van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering en aangenomen aan het eind van iedere vergadering.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

1.   Het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering stelt besluiten of aanbevelingen bij consensus vast in de in de overeenkomst genoemde gevallen of wanneer die bevoegdheid door de Gezamenlijke Raad of het Handels- en ontwikkelingscomité aan dat comité is verleend.

2.   Wanneer het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering krachtens de overeenkomst gemachtigd is besluiten of aanbevelingen vast te stellen, of wanneer die bevoegdheid door de Gezamenlijke Raad of het Handels- en ontwikkelingscomité aan dat comité is verleend, worden de desbetreffende handelingen in het verslag van de vergaderingen voorzien van het opschrift “Besluit” dan wel “Aanbeveling”. Het secretariaat van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering voorziet de vastgestelde besluiten en aanbevelingen van een volgnummer, vermeldt de datum van vaststelling en geeft een beschrijving van het onderwerp. In elk besluit en in elke aanbeveling wordt de datum van inwerkingtreding vermeld.

3.   In gevallen waarin een SADC-EPO-staat niet aanwezig is, worden de besluiten en/of aanbevelingen van de vergadering door het secretariaat meegedeeld aan het lid dat de vergadering niet kon bijwonen. Die SADC-EPO-staat verstrekt binnen 10 kalenderdagen na verzending van de besluiten en/of aanbevelingen een schriftelijk antwoord, waarin hij de besluiten en/of aanbevelingen aangeeft waarmee hij niet akkoord is, vergezeld van de redenen daarvoor. Als een dergelijk schriftelijk antwoord niet binnen 10 kalenderdagen is verstrekt, worden de besluiten en/of aanbevelingen geacht te zijn vastgesteld. Wanneer de SADC-EPO-staat die de vergadering niet heeft bijgewoond, niet akkoord gaat met bepaalde besluiten en/of aanbevelingen, is de procedure van lid 4 van toepassing.

4.   In de periode tussen twee vergaderingen kan het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering, indien beide partijen daarmee instemmen, besluiten of aanbevelingen vaststellen volgens de schriftelijke procedure. De schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota’s tussen vertegenwoordigers van de partijen.

5.   Besluiten en aanbevelingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering worden geauthenticeerd door een authentieke kopie te maken, die door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en door een vertegenwoordiger van de SADC-EPO-staten wordt ondertekend.

Artikel 9

Openbaarheid

1.   De vergaderingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

2.   Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van de besluiten en aanbevelingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Uitgaven

1.   Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met de deelname aan de vergaderingen van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering.

2.   Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen, het verstrekken van tolkdiensten en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.

Artikel 11

Wijziging van het reglement van orde

Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij schriftelijk besluit van het Speciaal Comité voor douane en handelsbevordering overeenkomstig artikel 8.


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/58


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/569 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van DNA-gegevens in Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ mag met de in dat besluit geregelde verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (3) is bepaald dat op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een proefrun, moet worden gecontroleerd of er is voldaan aan de in overweging 1 bedoelde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ.

(3)

Overeenkomstig artikel 36, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ heeft Italië het secretariaat-generaal van de Raad meegedeeld op welke nationale DNA-analysedossiers de artikelen 2 tot en met 6 van dat besluit van toepassing zijn, alsmede wat de voorwaarden zijn voor geautomatiseerde bevraging ervan als bedoeld in artikel 3, lid 1, van dat besluit.

(4)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadswerkgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(5)

Italië heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van DNA-gegevens ingevuld.

(6)

Italië heeft met Duitsland en Oostenrijk een succesvolle proefrun uitgevoerd.

(7)

Er is een evaluatiebezoek aan Italië gebracht, waarover het Duits-Oostenrijkse evaluatieteam een verslag heeft opgesteld dat aan de betrokken Raadswerkgroep is toegezonden.

(8)

Aan de Raad is een algemeen evaluatieverslag voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van DNA-gegevens zijn samengevat.

(9)

De Raad is op 9 december 2021, na akte te hebben genomen van de instemming van alle door Besluit 2008/615/JBZ gebonden lidstaten, tot de conclusie gekomen dat Italië de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(10)

Italië moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van DNA-gegevens, overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd worden persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(11)

Artikel 33 van Besluit 2008/615/JBZ geeft de Raad uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit, met name wat betreft het ontvangen en verstrekken van persoonsgegevens uit hoofde van dat besluit.

(12)

Nu er is voldaan aan de voorwaarden en de procedure voor het doen aanvangen van de uitoefening van deze uitvoeringsbevoegdheden moet er een uitvoeringsbesluit betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van DNA-gegevens in Italië worden vastgesteld dat deze lidstaat in staat moet stellen overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Besluit 2008/615/JBZ persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(13)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken en Ierland, die derhalve deelnemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, dat uitvoering geeft aan Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging en vergelijking van DNA-gegevens is Italië gerechtigd, overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 9 april 2022 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Advies uitgebracht op 24 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/60


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/570 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ mag met de in dat besluit geregelde verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (3) is bepaald dat op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een proefrun, moet worden gecontroleerd of er is voldaan aan de in overweging 1 bedoelde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ.

(3)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadswerkgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

Italië heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van dactyloscopische gegevens ingevuld.

(5)

Italië heeft met Duitsland en Oostenrijk een succesvolle proefrun uitgevoerd.

(6)

Er is een evaluatiebezoek aan Italië gebracht, waarover het Duits-Oostenrijkse evaluatieteam een verslag heeft opgesteld dat aan de betrokken Raadswerkgroep is toegezonden.

(7)

Aan de Raad is een algemeen evaluatieverslag voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van dactyloscopische gegevens zijn samengevat.

(8)

De Raad is op 9 december 2021, na akte te hebben genomen van de instemming van alle door Besluit 2008/615/JBZ gebonden lidstaten, tot de conclusie gekomen dat Italië de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

Italië moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd worden persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Artikel 33 van Besluit 2008/615/JBZ geeft de Raad uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit, met name wat betreft het ontvangen en verstrekken van persoonsgegevens uit hoofde van het besluit.

(11)

Nu er volgens de voorgeschreven procedure is voldaan aan de voorwaarden voor het doen aanvangen van de uitoefening van deze uitvoeringsbevoegdheden, moet er een uitvoeringsbesluit betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Italië worden vastgesteld om die lidstaat in staat te stellen overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken en Ierland, die derhalve deelnemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, dat uitvoering geeft aan Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens is Italië gerechtigd, overeenkomstig artikel 9 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 9 april 2022 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Advies uitgebracht op 24 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/62


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/571 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ mag met de in dat besluit geregelde verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (3) is bepaald dat op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een proefrun, moet worden gecontroleerd of er is voldaan aan de in overweging 1 bedoelde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ.

(3)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadswerkgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

Italië heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens ingevuld.

(5)

Italië heeft met Nederland een succesvolle proefrun uitgevoerd.

(6)

In Italië heeft een evaluatiebezoek plaatsgevonden en het Nederlands-Portugese evaluatieteam heeft daarover een verslag opgesteld dat aan de betrokken Raadswerkgroep is toegezonden.

(7)

Aan de Raad is een algemeen evaluatieverslag voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens zijn samengevat.

(8)

De Raad is op 9 december 2021, na akte te hebben genomen van de instemming van alle door Besluit 2008/615/JBZ gebonden lidstaten, tot de conclusie gekomen dat Italië de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

Italië moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd zijn persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Artikel 33 van Besluit 2008/615/JBZ geeft de Raad uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit, met name wat betreft het ontvangen en verstrekken van persoonsgegevens uit hoofde van dat besluit.

(11)

Nu er volgens de voorgeschreven procedure is voldaan aan de voorwaarden voor het doen aanvangen van de uitoefening van deze uitvoeringsbevoegdheden, moet er een uitvoeringsbesluit betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Italië worden vastgesteld om die lidstaat in staat te stellen overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ persoonsgegevens te ontvangen en verstrekken.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken en Ierland, die derhalve deelnemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, dat uitvoering geeft aan Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens is Italië gerechtigd, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 9 april 2022 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Advies uitgebracht op 24 maart 2022.

(3)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/64


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/572 VAN DE RAAD

van 4 april 2022

betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Griekenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (1), en met name artikel 33,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Besluit 2008/615/JBZ mag met de in dat besluit geregelde verstrekking van persoonsgegevens pas worden begonnen nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken lidstaten de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van dat besluit in het nationale recht zijn verwerkt.

(2)

In artikel 20 van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (3) is bepaald dat op basis van een evaluatieverslag dat is gebaseerd op een vragenlijst, een evaluatiebezoek en een proefrun, moet worden gecontroleerd of er is voldaan aan de in de eerste overweging bedoelde voorwaarde met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling van gegevens overeenkomstig hoofdstuk 2 van Besluit 2008/615/JBZ.

(3)

Overeenkomstig hoofdstuk 4, punt 1.1, van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ stelt de betrokken Raadswerkgroep een vragenlijst op voor elke vorm van geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, en beantwoordt een lidstaat de desbetreffende vragenlijst zodra hij van oordeel is dat hij aan de voorwaarden voor het uitwisselen van gegevens in een bepaalde gegevenscategorie voldoet.

(4)

Griekenland heeft de vragenlijst over gegevensbescherming en de vragenlijst over de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens ingevuld.

(5)

Griekenland heeft met Nederland een succesvolle proefrun uitgevoerd.

(6)

In Griekenland heeft een evaluatiebezoek plaatsgevonden en het Nederlands-Cypriotische evaluatieteam heeft daarover een verslag opgesteld, dat aan de betrokken Raadswerkgroep is toegezonden.

(7)

Aan de Raad is een algemeen evaluatieverslag voorgelegd, waarin de resultaten van de vragenlijst, het evaluatiebezoek en de proefrun betreffende de uitwisseling van voertuigregistratiegegevens zijn samengevat.

(8)

De Raad is op 9 december 2021, na akte te hebben genomen van de instemming van alle door Besluit 2008/615/JBZ gebonden lidstaten, tot de conclusie gekomen dat Griekenland de algemene bepalingen inzake gegevensbescherming van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ volledig heeft uitgevoerd.

(9)

Griekenland moet derhalve, met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ gerechtigd zijn persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

(10)

Artikel 33 van Besluit 2008/615/JBZ geeft de Raad uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit, met name wat betreft het ontvangen en verstrekken van persoonsgegevens uit hoofde van dat besluit.

(11)

Nu er volgens de voorgeschreven procedure is voldaan aan de voorwaarden voor het doen aanvangen van de uitoefening van deze uitvoeringsbevoegdheden, moet er een uitvoeringsbesluit betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens in Griekenland worden vastgesteld om die lidstaat in staat te stellen overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ persoonsgegevens te ontvangen en verstrekken.

(12)

Besluit 2008/615/JBZ is bindend voor Denemarken en Ierland, die derhalve deelnemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, dat uitvoering geeft aan Besluit 2008/615/JBZ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de geautomatiseerde bevraging van voertuigregistratiegegevens is Griekenland gerechtigd, overeenkomstig artikel 12 van Besluit 2008/615/JBZ, met ingang van 9 april 2022 persoonsgegevens te ontvangen en te verstrekken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Luxemburg, 4 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  Advies uitgebracht op 24 maart 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/66


BESLUIT (GBVB) 2022/573 VAN DE RAAD

van 7 april 2022

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2019/538 ter ondersteuning van activiteiten van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 april 2019 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2019/538 (1) ter ondersteuning van activiteiten van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld.

(2)

Op 9 februari 2022 heeft de OPCW, die verantwoordelijk is voor de technische uitvoering van de in artikel 1 van Besluit (GBVB) 2019/538 bedoelde projecten, verzocht om verlenging van de uitvoeringsperiode van het besluit met twaalf maanden, tot en met 30 april 2023. De gevraagde verlening zal de OPCW in staat stellen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de uitvoering van bepaalde projectactiviteiten op te vangen.

(3)

De voortzetting van de uitvoering van de in artikel 1 van Besluit (GBVB) 2019/538 bedoelde projecten tot en met 30 april 2023 heeft geen gevolgen voor de financiële middelen.

(4)

Besluit (GBVB) 2019/538 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Besluit (GBVB) 2019/538 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Dit besluit verstrijkt op 30 april 2023.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 7 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J. DENORMANDIE


(1)  Besluit (GBVB) 2019/538 van de Raad van 1 april 2019 ter ondersteuning van activiteiten van de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) in het kader van de uitvoering van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 93 van 2.4.2019, blz. 3).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/67


BESLUIT (GBVB) 2022/574 VAN DE RAAD

van 7 april 2022

voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 11 mei 2017 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2017/809 (1) vastgesteld, dat voor de in artikel 1 van dat besluit bedoelde projecten voorziet in een uitvoeringsperiode van 36 maanden vanaf de datum van de sluiting van de in artikel 3, lid 3, van dat besluit bedoelde financieringsovereenkomst.

(2)

Op 16 juni 2020 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2020/795 (2) tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor vastgesteld. Hiermee werd de uitvoeringsperiode van het besluit verlengd tot en met 10 augustus 2021.

(3)

Op 21 juni 2021 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2021/1025 (3) tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor vastgesteld. Hiermee werd de uitvoeringsperiode van het besluit verlengd tot en met 25 april 2022.

(4)

Op 15 februari 2022 heeft het Bureau van de Verenigde Naties voor ontwapeningszaken (Unoda), dat verantwoordelijk is voor de technische uitvoering van de in artikel 1 van Besluit (GBVB) 2017/809 bedoelde projecten, verzocht om een verlenging van de uitvoeringsperiode van dat besluit met nog eens tien maanden. De verlenging zou Unoda in staat stellen bijstand te blijven verlenen aan de lidstaten van de Verenigde Naties bij de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, verder bij te dragen aan een lopende algehele evaluatie, bijstand te blijven verlenen aan het bij Resolutie 1540 (2004) opgerichte Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties tot aan het einde van het mandaat van het comité (dat tot en met 30 november 2022 is verlengd), en de verliezen als gevolg van de projecten die wegens de COVID-19-pandemie niet zijn uitgevoerd, te beperken.

(5)

De voortzetting van de in artikel 1 van Besluit (GBVB) 2017/809 bedoelde projecten heeft tot en met 25 februari 2023 geen gevolgen voor de financiële middelen.

(6)

Besluit (GBVB) 2017/809 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Besluit (GBVB) 2017/809 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Dit besluit verstrijkt op 25 februari 2023.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 7 april 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

J. DENORMANDIE


(1)  Besluit (GBVB) 2017/809 van de Raad van 11 mei 2017 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor (PB L 121 van 12.5.2017, blz. 39).

(2)  Besluit (GBVB) 2020/795 van de Raad van 16 juni 2020 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor (PB L 193 van 17.6.2020, blz. 14).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/1025 van de Raad van 21 juni 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/809 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor (PB L 224 van 24.6.2021, blz. 22).


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/69


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/575 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2022

betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen in de Unie van mond-en-klauwzeer via zendingen hooi en stro uit derde landen of gebieden te voorkomen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2208

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 2078)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 261, lid 1, punt b),

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 128, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Mond-en-klauwzeer (MKZ) is een ernstige, zeer besmettelijke virusziekte bij vee, die aanzienlijke economische gevolgen kan hebben voor de landbouwsector en die zich via besmet plantaardig materiaal, waaronder hooi en stro, snel kan verspreiden.

(2)

Hooi en stro zijn de enige plantaardige materialen waarvoor beperkingen bij de binnenkomst in de Unie van zendingen daarvan waren vastgesteld in Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie (3), die tot en met 20 april 2021 van toepassing was. Meer bepaald was uitsluitend de binnenkomst in de Unie toegestaan van zendingen hooi en stro uit derde landen of gebieden die in de lijst in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 136/2004 zijn opgenomen. Gezien het risico op verspreiding van MKZ via die materialen is het passend dat dergelijke beperkingen in het Unierecht vastgelegd blijven worden.

(3)

Het nieuwe wetgevingskader voor diergezondheid dat bij Verordening (EU) 2016/429 is vastgesteld en met ingang van 21 april 2021 van toepassing is, moet zorgen voor een soepele overgang van de voorschriften die zijn vastgesteld in reeds bestaande handelingen van de Unie, met inbegrip van de handelingen betreffende de binnenkomst in de Unie van plantaardig materiaal, aangezien die doeltreffend zijn gebleken. In afwachting van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) waarin de risico’s voor de diergezondheid van het binnenbrengen in de Unie van MKZ en andere ziekten van categorie A, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie (4), via zendingen hooi en stro uit derde landen of gebieden worden geanalyseerd, moeten daarom het doel en de essentie van die reeds bestaande regels in de in dit besluit vastgestelde regels worden behouden.

(4)

Het is derhalve noodzakelijk in dit besluit een lijst vast te stellen van derde landen of gebieden waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen hooi en stro is toegestaan. In een dergelijke lijst moet rekening worden gehouden met de lijst in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 136/2004 en de lijst in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (5) van derde landen of gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen hoefdieren is toegestaan vanwege hun gunstige diergezondheidssituatie onder andere ten aanzien van MKZ. Om het handelsverkeer niet te verstoren en omwille van de duidelijkheid moet er ook een afzonderlijke lijst zijn van derde landen of gebieden waaruit de binnenkomst in de Unie is toegestaan van zendingen strokorrels die voor verbranding in een installatie bestemd zijn.

(5)

Om te voorkomen dat zendingen voor verbranding bestemde strokorrels in contact komen met dieren die vatbaar zijn voor MKZ, moeten in dit besluit ook strikte, risicobeperkende maatregelen voor de levering van dergelijke zendingen aan het bedrijf van bestemming in de Unie worden vastgesteld. Dergelijke zendingen moeten onder de bijzondere regeling van artikel 210, punt a), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) worden geplaatst en het vervoer ervan moet overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie (7) via het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) zoals bedoeld in artikel 131 van Verordening (EU) 2017/625, worden gemonitord, en zij moeten rechtstreeks vanuit de grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie aan het bedrijf van bestemming in de Unie worden geleverd, waar zij zullen worden verbrand.

(6)

De GN-codes voor hooi en stro zijn vastgelegd in hoofdstuk 12 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/632 van de Commissie (8) en moeten daarom in dit besluit in aanmerking worden genomen.

(7)

Om redenen van vereenvoudiging en juridische duidelijkheid moet Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2208 van de Commissie (9), die momenteel de invoer in de Unie van zendingen hooi en stro uit Groot-Brittannië en van de Kroon afhankelijke gebieden toestaat, worden ingetrokken en moeten Groot-Brittannië en van de Kroon afhankelijke gebieden in de lijst in deel 1 van de bijlage bij dit besluit worden opgenomen.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In dit besluit worden noodmaatregelen vastgesteld voor de binnenkomst in de Unie van zendingen hooi en stro uit derde landen en gebieden.

Artikel 2

Voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van zendingen hooi en stro

1.   Van zendingen stro (GN-code ex 1213 00 00) zoals bedoeld in hoofdstuk 12 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/632, of hooi (GN-code: ex 1214 90) zoals bedoeld in hoofdstuk 12 van die bijlage, wordt de binnenkomst in de Unie alleen toegestaan indien dergelijke zendingen afkomstig zijn uit derde landen of gebieden die in de lijst in deel 1 van de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.

2.   In afwijking van lid 1 wordt de binnenkomst in de Unie van zendingen strokorrels die bestemd zijn voor verbranding in een installatie, toegestaan mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn afkomstig uit derde landen of gebieden die in de lijst in deel 2 van de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen;

b)

zij worden bij binnenkomst in de Unie onder de bijzondere regeling van artikel 210, punt a), van Verordening (EU) nr. 952/2013 geplaatst; het vervoer ervan wordt gemonitord overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666 via het geautomatiseerde informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) zoals bedoeld in artikel 131 van Verordening (EU) 2017/625; en zij worden rechtstreeks vanuit de grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie aan het bedrijf van bestemming in de Unie geleverd, waar zij zullen worden verbrand.

Artikel 3

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2208 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 april 2022.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming in de Unie (PB L 255 van 4.10.2019, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/632 van de Commissie van 13 april 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijsten van aan officiële controles aan grenscontroleposten onderworpen dieren, producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, samengestelde producten en hooi en stro, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2007 van de Commissie en Beschikking 2007/275/EG van de Commissie (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 24).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2208 van de Commissie van 22 december 2020 tot indeling van het Verenigd Koninkrijk als derde land waaruit de invoer van zendingen hooi en stro in de Unie is toegestaan (PB L 438 van 28.12.2020, blz. 21).


BIJLAGE

Deel 1 — Lijst van derde landen of grondgebieden waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen hooi en stro is toegestaan zoals bedoeld in artikel 2, lid 1,

ISO-code van het derde land of gebied

Naam van het derde land of gebied

AU

Australië

CA

Canada

CH

Zwitserland

CL

Chili

GB

Verenigd Koninkrijk (1)

GG

Guernsey

GL

Groenland

IM

Man

IS

IJsland

JE

Jersey

NZ

Nieuw-Zeeland

RS

Servië (2)

US

Verenigde Staten

*

Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

Deel 2 — Lijst van derde landen of grondgebieden waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen strokorrels is toegestaan zoals bedoeld in artikel 2, lid 2,

ISO-code van het derde land of gebied

Naam van het derde land of gebied

UA

Oekraïne


(1)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, gelden vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk in deel 1 van deze bijlage niet voor Noord-Ierland.

(2)  Voor de toepassing van de in artikel 1 bedoelde noodmaatregelen hebben de verwijzingen naar Servië in deze bijlage geen betrekking op Kosovo*.


Rectificaties

8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/73


Rectificatie van Verordening (EU) 2021/2278 van de Raad van 20 december 2021 tot schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1387/2013

( Publicatieblad van de Europese Unie L 466 van 29 december 2021 )

1)

Bladzijde 159, bijlage, vermelding van volgnummer 0.8148, kolom “Voorgenomen datum voor verplichte herziening”:

in plaats van:

“01.12.2022”,

lezen:

“31.12.2022”.

2)

Bladzijde 215, bijlage, vermelding van volgnummer 0.7103, kolom “Omschrijving”:

in plaats van:

“… van de soort gebruikt voor warmtecamera’s of IP-netwerkcamera’s (1)”,

lezen:

“… van de soort gebruikt voor warmtecamera’s of IP-netwerkcamera’s”.


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/74


Rectificatie van Besluit (GBVB) 2022/338 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering aan de Oekraïense strijdkrachten van militaire uitrusting en platforms die zijn ontworpen om te doden

( Publicatieblad van de Europese Unie L 60 van 28 februari 2022 )

Bladzijde 3, artikel 4, lid 4), punt n):

in plaats van:

“n)

het Centrum voor logistiek en aanbesteding voor defensie van Letland;”,

lezen:

“n)

het Ministerie van Defensie van Letland en het Centrum voor logistiek en aanbesteding voor defensie van Letland;”.


8.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/75


Rectificatie van Besluit (GBVB) 2022/339 van de Raad van 28 februari 2022 betreffende een steunmaatregel in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 61 van 28 februari 2022 )

Bladzijde 3, artikel 4, lid 4, punt p):

in plaats van:

“p)

het Centrum voor logistiek en aanbesteding voor defensie van Letland;”,

lezen:

“p)

het Ministerie van Defensie van Letland en het Centrum voor logistiek en aanbesteding voor defensie van Letland;”.