ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 95

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
23 maart 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de deelname van Oekraïne aan Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2021-2025) ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

1

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en de Republiek Moldavië anderzijds over de deelname van de Republiek Moldavië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

18

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Turkije, anderzijds, over de deelname van Turkije aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

33

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, over de deelname van Armenië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

48

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Servië over de deelname van de Republiek Servië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

63

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, over de deelname van Bosnië en Herzegovina aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

79

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en Kosovo anderzijds over de deelname van Kosovo aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ( *1 )

95

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Montenegro, anderzijds, over de deelname van Montenegro aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

110

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Noord-Macedonië, anderzijds, over de deelname van Noord-Macedonië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

126

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en Israël anderzijds over de deelname van Israël aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

143

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en Georgië anderzijds over de deelname van Georgië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

158

 

*

Internationale Overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en de ministerraad van de Republiek Albanië anderzijds over de deelname van Albanië aan het programma van de Unie Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

174

 


 

(*1)   Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/1


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de deelname van Oekraïne aan Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2021-2025) ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie


De Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd), namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna „Euratom” genoemd),

enerzijds,

en

Oekraïne (hierna „Oekraïne” genoemd),

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (hierna „de associatieovereenkomst” genoemd) is bepaald dat de partijen hun samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie moeten ontwikkelen en versterken teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van de wetenschappelijke zelf en hun mogelijkheden te vergroten om op wetenschapsgebied bij te dragen tot de oplossing van nationale en mondiale problemen;

OVERWEGENDE dat de associatieovereenkomst specifiek voorziet in de bevordering van civiel wetenschappelijk onderzoek op het gebied van nucleaire veiligheid en beveiliging, onder meer door gezamenlijke activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en de opleiding en mobiliteit van wetenschappers, en bepaalt dat de samenwerking in de civiele kernenergiesector moet plaatsvinden via de tenuitvoerlegging van specifieke overeenkomsten op dit gebied;

OVERWEGENDE dat in protocol III bij de associatieovereenkomst is bepaald dat de specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Oekraïne aan de verschillende programma’s, met name de verschuldigde financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Oekraïne, op basis van de criteria die in de betrokken programma’s zijn vastgesteld (2);

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, „Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna „het Horizon Europa-programma” genoemd) is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

OVERWEGENDE dat het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2021-2025) ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (hierna „het Euratom-programma” genoemd) is vastgesteld bij Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad (4);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties „Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695 en Verordening (Euratom) 2021/765;

OVERWEGENDE dat de algemene doelstelling van het Euratom-programma erin bestaat onderzoeks- en opleidingsactiviteiten op het gebied van kernenergie uit te voeren, met de nadruk op de voortdurende verbetering van de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming, alsmede op de ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, onder meer in het kader van de energietransitie;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie en Euratom op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, ook in de nucleaire sector, zoals eerder vastgesteld door middel van de overeenkomsten over de deelname van Oekraïne aan Horizon 2020 en het Euratom-programma voor onderzoek en opleiding (2014-2018) en de opvolger daarvan, en talrijke andere internationale overeenkomsten die de betrekkingen tussen de partijen (5) schragen, en erkennende de gemeenschappelijke wens van de partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dat gebied verder te ontwikkelen, te versterken, te stimuleren en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Oekraïne neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma „Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna „het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 van de Raad (6), in de meest recente versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie. Oekraïne neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma voor onderzoek en opleiding van Euratom (het Euratom-programma) dat is vastgesteld bij Verordening (Euratom) 2021/765, in de meest recente versie daarvan.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Besluit (EU) 2021/820 (8) zijn, in de meest recente versies daarvan, van toepassing op de deelname van Oekraïense juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma

1.   Oekraïne neemt deel aan het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in protocol III bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van die programma’s, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de EU (9).

3.   Voordat zij beslist of in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, projecten en activiteiten van Oekraïne die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa;

b)

informatie over de vraag of Oekraïne beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Oekraïense autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Oekraïne is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Oekraïense juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Oekraïne de lijst van de relevante in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Oekraïne gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Oekraïne deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Oekraïne gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Oekraïne en Oekraïense juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Deze overeenkomst verleent Oekraïne geen recht op lidmaatschap van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, noch op deelname aan de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project.

7.   Vertegenwoordigers van Oekraïne hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité en het in artikel 16 van Verordening (Euratom) 2021/765 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Oekraïne betreffen.

De vertegenwoordigers van Oekraïne mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Oekraïne wordt in kennis gesteld van het resultaat.

8.   De in het vorige lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie. De rechten van Oekraïne om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

9.   Vertegenwoordigers van Oekraïne hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Oekraïne betreffen.

10.   Oekraïne kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (10), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

11.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Oekraïne in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité en het in artikel 16 van Verordening (Euratom) 2021/765 bedoelde comité, of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma of het Euratom-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

12.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

13.   Oekraïne neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Oekraïne aangekochte of naar Oekraïne ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Oekraïne geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna „de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Oekraïne of Oekraïense juridische entiteiten aan die programma’s.

2.   De financiële bijdrage van Oekraïne aan elk programma bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage van Oekraïne aan elk van beide programma’s neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling in twee termijnen, die ten laatste in juni en september verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van dat programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor de respectieve programma’s opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan de respectieve programma’s (12).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (13) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van de Commissie voor het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Oekraïne tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Unie voor het respectieve programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4.

7.   De vergoeding voor deelname van Oekraïne bedraagt voor elk programma 4 % van de jaarlijkse aanvankelijke operationele bijdrage aan het respectieve programma, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Oekraïne informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie, Euratom en Oekraïne inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Oekraïne overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Oekraïne of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Regels voor de toepassing van het automatische correctiemechanisme op de operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma

1.   Op de operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma is een automatisch correctiemechanisme van toepassing.

2.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Oekraïne en Oekraïense juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies van het Horizon Europa-programma op basis van mededinging die daadwerkelijk met Oekraïne of Oekraïense juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Oekraïne betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

3.   Indien het in lid 2 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Oekraïne aan dat programma voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Oekraïne verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden, waarbij het bedrag onder deze drempel van 8 % niet wordt meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

4.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme dat van toepassing is op de operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan programma’s, projecten en activiteiten van Oekraïne die equivalent zijn aan het Horizon Europa-programma of het Euratom-programma, overeenkomstig de wetgeving van Oekraïne.

2.   De lijst van equivalente programma’s, projecten of activiteiten van Oekraïne die openstaan voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten is opgenomen in deel I van bijlage II. Oekraïne stelt alles in het werk om zijn in deel II van bijlage II genoemde programma’s, projecten en activiteiten geleidelijk open te stellen voor deelname door in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten.

3.   Op de financiering van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten door Oekraïne is de wetgeving van Oekraïne van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s, -projecten en -activiteiten is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s, projecten en activiteiten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma, en de wetgeving van Oekraïne.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma wordt de deelname van Oekraïne aan die programma’s continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Oekraïne.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU/Euratom-Oekraïne

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU/Euratom-Oekraïne (hierna „het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Oekraïne in het kader van het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, projecten en activiteiten van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, Euratom en Oekraïne, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en Oekraïne organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Oekraïne. Het Gezamenlijk comité EU/Euratom-Oekraïne kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   Deze overeenkomst wordt verlengd en is voor de periode 2026-2027 onder dezelfde voorwaarden van toepassing voor de opvolger van het Euratom-programma, tenzij een van de partijen binnen 3 maanden na de bekendmaking van dat vervolgprogramma in het Publicatieblad van de Europese Unie kennis geeft van haar besluit om deze overeenkomst niet tot dat vervolgprogramma uit te breiden. In geval van een dergelijke kennisgeving is deze overeenkomst met ingang van 1 januari 2026 niet van toepassing op de opvolger van het Euratom-programma.

4.   De Europese Unie of Euratom kan de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot het Horizon Europa-programma of het Euratom-programma opschorten indien Oekraïne de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage aan het respectieve programma niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma of het Euratom-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Europese Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Europese Commissie Oekraïne in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst voor het desbetreffende programma door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Oekraïne van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig de eerste alinea van dit lid wordt opgeschort, komen in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures in het kader van het desbetreffende programma die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die in het kader van het desbetreffende programma zijn aangegaan met in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

De Commissie, handelend namens de Europese Unie en Euratom, stelt Oekraïne onmiddellijk in kennis zodra zij het volledige bedrag van de voor het desbetreffende programma verschuldigde financiële bijdrage heeft ontvangen. De opschorting van dat programma wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Oekraïne weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures in het kader van het desbetreffende programma die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

5.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe.

De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

6.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 5 wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de in artikel 3, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde jaarlijkse financiële bijdrage voor elk van beide programma’s voor het jaar N waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N voor het Horizon Europa-programma wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De operationele bijdrage van het jaar N voor het Euratom-programma wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst. De vergoeding voor deelname die voor het jaar N wordt betaald als onderdeel van de financiële bijdrage voor elk van beide programma’s, wordt niet aangepast of gecorrigeerd.

c)

na het jaar waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, worden de aanvankelijke operationele bijdragen die voor elk van beide in artikel 3, lid 1, bedoelde programma’s zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8. Wat het Horizon Europa-programma betreft, worden deze bijdragen automatisch gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging van deze overeenkomst.

7.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

8.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Gedaan te Kiev op twaalf oktober tweeduizend eenentwintig, in tweevoud, een in het Engels en een in het Oekraïens, zijnde beiden teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Voor de Europese Commissie, namens de Europese Unie en Euratom,

Josep BORRELL

Vicevoorzitter van de Europese Commissie

Voor Oekraïne,

Serhii SHKARLET

Minister van Onderwijs en Wetenschap van Oekraïne


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in protocol III bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de algemene beginselen voor deelname van Oekraïne aan EU-programma’s.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Verordening (Euratom) 2018/1563 (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 81).

(5)  De Overeenkomst betreffende samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne op het gebied van beheerste kernfusie (PB L 322 van 27.11.2002, blz. 40), de Overeenkomst betreffende samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne inzake nucleaire veiligheid (PB L 322 van 27.11.2002, blz. 33) en de Overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het kabinet van ministers van Oekraïne (PB L 261 van 22.9.2006, blz. 27).

(6)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(8)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(9)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(10)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  Dit omvat met name met betrekking tot het Horizon Europa-programma de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(13)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma (2021-2027) en het programma voor onderzoek en opleiding van Euratom (2021-2025)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Oekraïne

1.

De financiële bijdragen van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma staan los van elkaar. De financiële bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma respectievelijk het Euratom-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma respectievelijk het Euratom-programma.

2.

De in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst bedoelde vergoeding voor deelname voor elk van beide programma’s wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Oekraïne voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma respectievelijk het Euratom-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënten die voor de bovenstaande berekening worden gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, zijn 0,07 voor het Horizon Europa-programma en 0,21 voor het Euratom-programma voor onderzoek en opleiding.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing van de financiële bijdrage aan elk in artikel 3, lid 1, bedoeld programma met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor het jaar N plaats in het jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor dat programma voor het jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N voor het respectieve programma zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld; en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het respectieve programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage aan dit programma voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma of het Euratom-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor elk van de respectieve programma’s voor het jaar N door van de operationele bijdrage van Oekraïne het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van het jaar N die zijn gefinancierd uit de goedgekeurde begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Indien vastleggingskredieten afkomstig van externe bestemmingsontvangsten van het jaar N die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het respectieve programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Oekraïne aan dit programma verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door de voor het jaar N aangepaste verdeelsleutel toe te passen op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Oekraïne die van toepassing is op het Horizon Europa-programma

1.

Voor de berekening van de in artikel 4 van deze overeenkomst bedoelde automatische correctie, die uitsluitend op het Horizon Europa-programma van toepassing is, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Oekraïense entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (1);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (2), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N worden in het jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie voor het jaar N berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan juridische entiteiten van Oekraïne of Oekraïense juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van het jaar N; en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Oekraïne voor het jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van de subsidies op basis van mededinging voor vastleggingskredieten van het jaar N; en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor het jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Oekraïne aan elk programma, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Oekraïne aan elk programma, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma van toepassing is

1.

De Commissie deelt Oekraïne zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar voor elk respectief programma als bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze overeenkomst, de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de definitief goedgekeurde Uniebegroting van het jaar in kwestie voor de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de deelname van Oekraïne aan het Horizon Europa-programma respectievelijk het Euratom-programma, indien van toepassing, het bedrag aan externe bestemmingskredieten die niet voortvloeien uit de financiële bijdrage van andere donoren op die begrotingsonderdelen;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst voor elk respectievelijk programma;

c.

vanaf het jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma en het Euratom-programma, de uitvoering van vastleggingskredieten voor begrotingsjaar N en het niveau van vrijmaking voor elk respectief programma;

d.

uitsluitend wat het Horizon Europa-programma betreft en voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Oekraïense juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Wat elk van beide programma’s betreft, zal de Commissie op basis van haar ontwerpbegroting zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie verstrekken voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

De Commissie doet Oekraïne in april en juli van elk begrotingsjaar een verzoek tot storting in verband met de bijdrage van Oekraïne in het kader van elk van beide in artikel 3, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde programma’s.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Oekraïne uiterlijk zestig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfden van zijn voor de respectieve programma’s verschuldigde bijdrage moet betalen.

3.

In afwijking van lid 2 wordt de financiële bijdrage voor 2021 opgesplitst in tranches die worden verdeeld over meerdere verzoeken tot storting volgens het volgende betalingsschema:

50 % van de financiële bijdrage voor 2021 moet in 2022 worden betaald;

50 % van de financiële bijdrage voor 2021 moet in 2023 worden betaald.

De overeenkomstige bedragen worden opgenomen in het verzoek tot storting van het desbetreffende jaar.

3.

Het verzoek tot storting dat elk jaar in april wordt gedaan kan ook aanpassingen omvatten van de door Oekraïne betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma voor onderzoek en innovatie of het programma voor onderzoek en opleiding van Euratom, waaraan Oekraïne heeft deelgenomen.

4.

Wat het Horizon Europa-programma betreft, zal vanaf 2023 en in elk jaar daarna in de verzoeken tot storting ook rekening worden gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage voor het Horizon Europa-programma van toepassing is.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 voor het Horizon Europa-programma door Oekraïne betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Oekraïne.

5.

Oekraïne betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst voor elk van beide programma’s overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Oekraïne op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage voor een programma betaalt Oekraïne achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(2)  Internationale organisaties worden alleen als niet-interventiekosten beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten en activiteiten van Oekraïne

Deel 1

Programma’s van Oekraïne die openstaan voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten

De volgende programma’s van Oekraïne staan open voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten:

Oproepen tot mededinging van de Oekraïense nationale onderzoeksstichting

Concurrerende selectie van wetenschappelijke en technische (experimentele) ontwikkelingen onder staatstoezicht, goedgekeurd bij besluit van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen van Oekraïne

Concurrerende selectie van wetenschappelijke en wetenschappelijk-technische werken en projecten die worden gefinancierd door het externe instrument voor bijstand van de Europese Unie met het oog op de vervulling van de verplichtingen van Oekraïne in het kader van het kaderprogramma van de Europese Unie inzake wetenschappelijk onderzoek en innovatie “Horizon 2020”

Concurrerende selectie van het Oekraïense startersfonds

Deel 2

Programma’s waarvoor Oekraïne zich ertoe verbindt deze geleidelijk open te stellen voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten

De volgende programma’s van Oekraïne worden geleidelijk opengesteld voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten

Stichting van de president van Oekraïne ter ondersteuning van onderwijs, wetenschap en sport


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Oekraïne woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Oekraïne woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Oekraïne zal het recht op toegang tot Oekraïne en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Oekraïne administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Oekraïne stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Oekraïne woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Oekraïne woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Oekraïne aangewezen bevoegde Oekraïense autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Oekraïense autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Oekraïense autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Oekraïense autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Oekraïense autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Oekraïense autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Oekraïense strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Oekraïense natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Oekraïense autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Oekraïne een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Oekraïense autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Oekraïense autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Oekraïne. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Oekraïne is aangewezen. De regering van Oekraïne maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Oekraïne wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig de Oekraïense wetgeving en procedurele voorschriften.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Oekraïne uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Oekraïne zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige uitvoering.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Oekraïne wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Oekraïne wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/18


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie enerzijds en de Republiek Moldavië anderzijds over de deelname van de Republiek Moldavië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie, enerzijds,

en

de Republiek Moldavië,

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in protocol I bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1), inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië over de algemene beginselen voor deelname van de Republiek Moldavië aan programma’s van de Unie (2) is bepaald dat de specifieke bepalingen en voorwaarden voor de deelname van de Republiek Moldavië aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië, op grond van de criteria die door deze programma’s zijn bepaald (3);

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (4);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen organisaties voor onderzoek in innovatie, waaronder universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   De Republiek Moldavië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (5), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Besluit (EU) 2021/820 (7) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Moldavische juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   De Republiek Moldavië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in meest recente versies van protocol I bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië over de algemene beginselen voor deelname van de Republiek Moldavië aan programma’s van de Unie, alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (8).

3.   Voordat zij beslist of in de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s en projecten van de Republiek Moldavië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa;

b)

informatie over de vraag of de Republiek Moldavië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Moldavische autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten de Republiek Moldavië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Moldavische juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan de Republiek Moldavië de lijst van de relevante in de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten verstrekt, en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in de Republiek Moldavië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. De Republiek Moldavië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen de Republiek Moldavië en Moldavische juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die de Republiek Moldavië betreffen.

De vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in deze comités. De Republiek Moldavië wordt van de uitkomst in kennis gesteld.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van de Republiek Moldavië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die de Republiek Moldavië betreffen.

9.   De Republiek Moldavië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (9), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van de Republiek Moldavië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   De Republiek Moldavië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in de Republiek Moldavië aangekochte of naar de Republiek Moldavië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in de Republiek Moldavië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van de Republiek Moldavië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van de Republiek Moldavië en Moldavische juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling in twee termijnen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (11).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (12) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van de Republiek Moldavië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. In afwijking daarvan is de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp tegen marktprijzen in 2019. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt de Republiek Moldavië informatie over haar financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die de Republiek Moldavië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van de Republiek Moldavië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Automatisch correctiemechanisme

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van de Republiek Moldavië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van de Republiek Moldavië en Moldavische juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met de Republiek Moldavië of Moldavische juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door de Republiek Moldavië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van de Republiek Moldavië voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan de Republiek Moldavië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van de Republiek Moldavië in het kader van het automatisch correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden; het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s en projecten van de Republiek Moldavië overeenkomstig de nationale wetgeving die in de Republiek Moldavië van toepassing is.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en projecten van de Republiek Moldavië.

3.   Voor de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door de Republiek Moldavië geldt de nationale wetgeving die in de Republiek Moldavië van toepassing is op de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s en -projecten. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s en projecten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de nationale wetgeving die van toepassing is in de Republiek Moldavië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op, de evaluatie van en de verslaglegging over het Horizon Europa-programma wordt de deelname van de Republiek Moldavië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en de Republiek Moldavië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Republiek Moldavië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Republiek Moldavië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Moldavië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van de Republiek Moldavië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s en projecten van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatisch correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang, en

d)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en de Republiek Moldavië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de door de regering van de Republiek Moldavië aangewezen nationale autoriteit organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van de Republiek Moldavië. Het Gezamenlijk comité EU-Moldavië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast overeenkomstig de respectieve interne procedures en wetgeving van beide Partijen. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien de Republiek Moldavië de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat zij haar interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien de Republiek Moldavië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie de Republiek Moldavië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief; die opschorting wordt 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door de Republiek Moldavië van kracht.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in de Republiek Moldavië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij de Republiek Moldavië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van de Republiek Moldavië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe.

De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd, en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Roemeens, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 27 oktober 2021 in twee originelen in de Roemeense en de Engelse taal.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de Republiek Moldavië,

Natalia GAVRILIȚA

Premier


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

(2)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 619.

(3)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als een memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in protocol I inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië over de algemene beginselen voor deelname van de Republiek Moldavië aan programma’s van de Unie.

(4)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(7)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(8)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(9)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(12)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van de Republiek Moldavië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van de Republiek Moldavië

1.

De financiële bijdrage van de Republiek Moldavië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die de Republiek Moldavië voor haar deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,10.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1).Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van de Republiek Moldavië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van de Republiek Moldavië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van de Republiek Moldavië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Moldavische entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van de Republiek Moldavië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie voor het jaar N berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan de Republiek Moldavië of Moldavische juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van de Republiek Moldavië voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van de Republiek Moldavië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van de Republiek Moldavië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van de Republiek Moldavië van toepassing is

1.

De Commissie deelt de Republiek Moldavië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van de Republiek Moldavië aan het Horizon Europa onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Moldavische juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan de Republiek Moldavië een verzoek tot storting van haar bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat de Republiek Moldavië uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfde van haar bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de ondertekening van deze overeenkomst een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door de Republiek Moldavië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan de Republiek Moldavië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door de Republiek Moldavië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door de Republiek Moldavië.

4.

De Republiek Moldavië betaalt haar financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien de Republiek Moldavië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief. Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt de Republiek Moldavië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Lijst van equivalente programma’s en projecten van de Republiek Moldavië

De programma’s en projecten in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalenten aan programma’s en projecten van het Horizon Europa-programma in de Republiek Moldavië beschouwd:

staatsprogramma’s;

programma’s voor technologieoverdracht en innovatie;

bilaterale en multilaterale programma’s;

postdoctorale programma’s.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in de Republiek Moldavië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in de Republiek Moldavië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   De Republiek Moldavië zal het recht op toegang tot de Republiek Moldavië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van de Republiek Moldavië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde Moldavische autoriteiten stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in de Republiek Moldavië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in de Republiek Moldavië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de Moldavische regering aangewezen bevoegde Moldavische autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Moldavische autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Moldavische autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Moldavische autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Moldavische autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Moldavische autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Moldavisch strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Moldavische natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Moldavische autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst de Republiek Moldavië een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Moldavische autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Moldavische autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in de Republiek Moldavië. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van de Republiek Moldavië is aangewezen. De regering van de Republiek Moldavië maakt haar aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in de Republiek Moldavië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van Moldavië.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in de Republiek Moldavië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort evenwel tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de Republiek Moldavië.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in de Republiek Moldavië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in de Republiek Moldavië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/33


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Turkije, anderzijds, over de deelname van Turkije aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van de Republiek Turkije (hierna “Turkije” genoemd), vertegenwoordigd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, directoraat voor EU-aangelegenheden,

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de op 26 februari 2002 in Brussel ondertekende kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan elk afzonderlijk programma, waaronder de financiële bijdrage, worden vastgesteld bij een overeenkomst tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Turkije;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (2);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Turkije neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (3), in de meest recente versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Besluit (EU) 2021/820 (5) zijn, in de meest recente versies daarvan, van toepassing op de deelname van Turkse juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Turkije neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Turkije gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (6).

3.   Voordat zij beslist of in Turkije gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, projecten of delen daarvan van Turkije die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa;

b)

informatie over de vraag of Turkije beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Turkse autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Turkije is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Turkse juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Turkije de lijst van de relevante in Turkije gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Turkije gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Turkije deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Turkije en Turkse juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

5.   Vertegenwoordigers van Turkije hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Turkije betreffen.

De vertegenwoordigers van Turkije mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Turkije wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

6.   De rechten van Turkije om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

7.   Vertegenwoordigers van Turkije hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Turkije betreffen.

8.   Turkije kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (7), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

9.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Turkije in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

10.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

11.   Turkije neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Turkije aangekochte of naar Turkije ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Turkije geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Turkije aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Turkije of Turkse juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling in twee termijnen, die ten laatste in juni en augustus verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (9).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis zijn toegewezen (10), komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Turkije tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Turkije informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Turkije inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Turkije overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Turkije of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Turkije voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Turkije en Turkse juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Turkije of Turkse juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4,

en

b)

de bijbehorende, door Turkije betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Turkije voor het jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Turkije verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Turkije in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s, projecten of delen daarvan van Turkije overeenkomstig de toepasselijke regelgeving van Turkije.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten of delen daarvan van Turkije.

3.   De financiering door Turkije van in de Unie gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de toepasselijke regelgeving van Turkije betreffende de werking van programma’s, projecten of delen daarvan voor onderzoek en innovatie. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s, projecten of delen daarvan wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de toepasselijke regelgeving van Turkije.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Turkije aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Turkije.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Turkije

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Turkije (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Turkije” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Turkije is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Turkije in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, projecten of delen daarvan van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

d)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Turkije, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Turkije, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Turkije kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Turkije komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de nationale autoriteit van Turkije organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Turkije voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Turkije. Het Gezamenlijk comité EU-Turkije kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Turkije de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Turkije in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Turkije van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Turkije gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Turkije gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Turkije daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Turkije weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

4.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe.

De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

5.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel wordt opgezegd, komen de partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd;

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst;

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging van deze overeenkomst.

6.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

7.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Turks, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 27 oktober 2021 in twee exemplaren in het Engels en twee exemplaren in het Turks.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris

voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de regering van de Republiek Turkije,

Faruk KAYMAKCİ,

Ambassadeur

Directeur voor EU-aangelegenheden en viceminister van Buitenlandse Zaken


(1)  PB L 61 van 2.3.2002, blz. 29.

(2)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(5)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(6)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(7)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(10)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van de Republiek Turkije aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Turkije

1.

De financiële bijdrage van Turkije aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Turkije voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,07.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor het jaar N plaats in het jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in het jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1).Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Turkije het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Turkije verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Turkije

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Turkse entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in het jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Turkije aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie voor het jaar N berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan juridische entiteiten van Turkije of Turkse juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Turkije voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor het jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Turkije, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Turkije, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Turkije van toepassing is

1.

De Commissie deelt Turkije zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Turkije aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf het jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Turkse juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Turkije een verzoek tot storting in verband met zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Turkije uiterlijk zestig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfden van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de datum waarop deze overeenkomst voor het eerst rechtsgevolgen heeft, een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Turkije betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Turkije heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Turkije betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Turkije.

4.

Turkije betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Turkije op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Turkije achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties worden alleen als niet-interventiekosten beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten of delen daarvan van Turkije

De programma’s, projecten of delen daarvan van Turkije in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma beschouwd:

Academische steun voor onderzoek en ontwikkeling (ARDEB — Directoraat financieringsprogramma’s voor academisch onderzoek);

Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de industrie (TEYDEB — Directoraat subsidieprogramma’s voor technologie en innovatie);

Personeelsbeheer (BİDEB — Afdeling studiebeurzen en subsidieprogramma’s voor wetenschap).


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Turkije woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Turkije woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Turkije zal het recht op toegang tot Turkije en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 3, daarvan, of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 3, van deze overeenkomst, of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Turkije administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Turkije stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Turkije woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Turkije woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Turkije aangewezen bevoegde Turkse autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Turkse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Turkse autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Turkse autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Turkse autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Turkse autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Turkse strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Turkse natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Turkse autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met OLAF te faciliteren, is het aangewezen contactpunt voor Turkije de fraudebestrijdingscoördinatiedienst (AFCOS) van Turkije.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Turkse autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Turkse autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Turkije. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Turkije is aangewezen. De regering van Turkije maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Turkije wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig de Turkse wetgeving en procedurele voorschriften.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Turkije uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Turkije zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige uitvoering.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Turkije wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Turkije wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/48


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, over de deelname van Armenië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van de Republiek Armenië (hierna “Armenië” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Armenië aan EU-programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Armenië aan de verschillende programma’s, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming (2) tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Armenië op grond van de criteria die door deze programma’s zijn bepaald;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij het Horizon 2020-programma, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Armenië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de meest recente versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de meest recente versies daarvan, van toepassing op de deelname van Armeense juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Armenië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Armenië aan EU-programma’s, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Armenië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (7).

3.   Voordat zij beslist of in Armenië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s van Armenië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa;

b)

informatie over de vraag of Armenië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de autoriteiten van Armenië bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Armenië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Armeense juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Armenië de lijst van de relevante in Armenië gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Armenië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Armenië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Armenië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Armenië en Armeense juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Armenië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Armenië betreffen.

De vertegenwoordigers van Armenië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Armenië wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Armenië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Armenië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Armenië betreffen.

9.   Armenië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (8), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Armenië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Armenië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Armenië aangekochte of naar Armenië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Armenië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Armenië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Armenië of Armeense juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van twee jaarlijkse betalingen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (10).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis zijn toegewezen (11), komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Armenië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Armenië informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Armenië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Armenië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Armenië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Armenië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Armenië en Armeense juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Armenië of Armeense juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Armenië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Armenië voor het jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Armenië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Armenië in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden, waarbij het bedrag onder deze drempel van 8 % niet wordt meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s van Armenië overeenkomstig de wetgeving van Armenië.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s van Armenië.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Armenië is de wetgeving van Armenië van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wetgeving van Armenië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Armenië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Armenië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Armenië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Armenië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Armenië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Armenië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Armenië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, maatregelen, projecten, acties of delen daarvan van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Armenië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Armenië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Armenië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Armenië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de nationale autoriteit van Armenië organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Armenië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Armenië. Het Gezamenlijk comité EU-Armenië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Armenië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Armenië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Armenië van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Armenië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Armenië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Armenië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Armenië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

4.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

5.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel wordt opgezegd, komen de partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd; en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst;

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging van deze overeenkomst.

6.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

7.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Armeens, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 12 november 2021 in twee originelen, in het Engels en in het Armeens.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Signe RATSO

Open innovatie en hoofdonderhandelaar voor Adjunct-directeur-generaal de Associatie Horizon Europa Directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie

Voor de Republiek Armenië,

Anna AGHADJANIAN

Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van de Republiek Armenië bij het Koninkrijk België, hoofd van de missie van de Republiek Armenië bij de Europese Unie


(1)  PB L 174 van 13.6.2014, blz. 3.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië over de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Armenië aan EU-programma’s.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Armenië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van armenië

1.

De financiële bijdrage van Armenië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Armenië voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,05.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor het jaar N plaats in het jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in het jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1).Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor het jaar N door van de operationele bijdrage van Armenië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van het jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Armenië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van armenië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

„subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Armeense entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem „eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

„niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in het jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Armenië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan juridische entiteiten van Armenië of Armeense juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van het jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Armenië voor het jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor het jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Armenië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Armenië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Armenië van toepassing is

1.

De Commissie deelt Armenië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Armenië aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf het jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Armeense juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Armenië een verzoek tot storting in verband met zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Armenië uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfden van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de ondertekening van deze overeenkomst een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Armenië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Armenië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Armenië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Armenië.

4.

Armenië betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Armenië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Armenië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties worden alleen als niet-interventiekosten beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en acties van Armenië

De programma’s in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma in Armenië beschouwd:

[…]


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Armenië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Armenië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Armenië zal het recht op toegang tot Armenië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feitenwaardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Armenië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Armenië stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Armenië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Armenië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Armenië aangewezen bevoegde Armeense autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Armeense autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Armeense autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Armeense autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Armeense autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Armeense autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Armeense strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Armeense natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Armeense autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Armenië een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Armeense autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Armeense autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Armenië. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Armenië is aangewezen.

De regering van Armenië maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Armenië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig de Armeense wetgeving en procedurele voorschriften.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Armenië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Armenië zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige uitvoering.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Armenië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Armenië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/63


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Republiek Servië over de deelname van de Republiek Servië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van de Republiek Servië (hierna “Servië” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië aan communautaire programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Servië aan elk afzonderlijk programma, waaronder de financiële bijdrage, worden vastgesteld bij overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming (2) tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Servië;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan een belangrijke rol hebben gespeeld inzake samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten die wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksmiddelen mogelijk maken. Dit heeft waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling opgeleverd, waardoor de kans op succes voor het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen is vergroot;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Servië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de meest recente versies daarvan, van toepassing op de deelname van Servische juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Servië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Servië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (7).

3.   Voordat zij beslist of in Servië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s of acties van Servië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Servië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Servische autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Servië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Servische juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Servië de lijst van de relevante in Servië gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Servië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Servië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Servië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Servië en Servische juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Servië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Servië betreffen.

De vertegenwoordigers van Servië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Servië wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Servië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Servië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Servië betreffen.

9.   Servië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (8), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Servië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Servië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Servië aangekochte of naar Servië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Servië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Servië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Servië of Servische juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van twee jaarlijkse betalingen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (10).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis zijn toegewezen (11), komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Servië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Servië informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Servië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Servië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Servië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Servië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Servië en Servische juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Servië of Servische juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Servië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Servië voor het jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Servië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Servië in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s en acties van Servië overeenkomstig de wetgeving van Servië.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en acties van Servië.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Servië is de wetgeving van Servië van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s en -acties is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s en acties wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wetgeving van Servië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Servië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Servië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Servië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Servië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Servië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Servië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Servië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s en acties van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Servië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Servië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Servië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Servië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de nationale autoriteit van Servië organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Servië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Servië. Het Gezamenlijk comité EU-Servië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Servië kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Servië de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Servië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Servië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Servië van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Servië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Servië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Servië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Servië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd;

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst; en

de Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Servisch, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 6 december 2021, en te Belgrado op 1 december 2021.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de regering van de Republiek Servië,

Branko RUŽIĆ

Eerste viceminister-president en minister van Onderwijs, Wetenschap en Technologische Ontwikkeling


(1)  PB L 192 van 22.7.2005, blz. 29.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië aan communautaire programma’s.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Servië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Servië

1.

De financiële bijdrage van Servië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Servië voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,45.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor het jaar N plaats in het jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in het jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor het jaar N door van de operationele bijdrage van Servië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van het jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in het jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Servië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van het jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Servië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Servische entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in het jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Servië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Servië of Servische juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Servië voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor het jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Servië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Servië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Servië van toepassing is

1.

De Commissie deelt Servië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Servië aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf het jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Servische juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Servië een verzoek tot storting in verband met zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Servië uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfden van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de datum waarop deze overeenkomst voor het eerst rechtsgevolgen heeft, een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Servië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Servië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Servië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Servië.

4.

Servië betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Servië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Servië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties worden alleen als niet-interventiekosten beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en acties van Servië

De Servische programma’s en acties volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma beschouwd:

O&O&I-programma’s en -acties gepubliceerd door het:

Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Technologische ontwikkeling;

Servisch innovatiefonds;

Wetenschapsfonds van de Republiek Servië;

Ministerie van Economie;

Ministerie van Landbouw, Bosbeheer, Milieu en Waterbeheer;

Ministerie van Milieubescherming.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Servië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Servië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Servië zal het recht op toegang tot Servië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Servië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Servië stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Servië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Servië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Servië aangewezen bevoegde Servische autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Servische autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Servische autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Servische autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Servische autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Servische autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Servische strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Servische natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Servische autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met OLAF te faciliteren, is het aangewezen contactpunt voor Servië de fraudebestrijdingscoördinatiedienst (AFCOS) van Servië.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Servische autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Servische autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Servië. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Servië is aangewezen. De regering van Servië maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Servië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van de Servië.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Servië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Servië zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige tenuitvoerlegging.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Servië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Servië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/79


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, over de deelname van Bosnië en Herzegovina aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

Bosnië en Herzegovina (hierna “Bosnië en Herzegovina” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake de algemene beginselen voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan communautaire programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan elk afzonderlijk programma, waaronder de financiële bijdrage, worden vastgesteld bij een overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming (2) tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Bosnië en Herzegovina;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan een belangrijke rol hebben gespeeld inzake samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten die wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksmiddelen mogelijk maken. Dit heeft waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling opgeleverd, waardoor de kans op succes voor het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen is vergroot;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Bosnië en Herzegovina neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten (7) aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Bosnië en Herzegovina neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake de algemene beginselen voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (8).

3.   Voordat zij beslist of in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s of projecten van Bosnië en Herzegovina die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Bosnië en Herzegovina beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Bosnië en Herzegovina is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een juridische entiteit van Bosnië en Herzegovina die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Bosnië en Herzegovina de lijst van de relevante in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Bosnië en Herzegovina gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Bosnië en Herzegovina deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Bosnië en Herzegovina en de in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Bosnië en Herzegovina hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Bosnië en Herzegovina betreffen.

De vertegenwoordigers van Bosnië en Herzegovina mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités.

Bosnië en Herzegovina wordt in kennis gesteld van het resultaat. De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Bosnië en Herzegovina om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Bosnië en Herzegovina hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Bosnië en Herzegovina betreffen.

9.   Bosnië en Herzegovina kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (9), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Bosnië en Herzegovina in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Bosnië en Herzegovina neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Bosnië en Herzegovina aangekochte of naar Bosnië en Herzegovina ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Bosnië en Herzegovina geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Bosnië en Herzegovina aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Bosnië en Herzegovina en in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van twee jaarlijkse betalingen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (11).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis zijn toegewezen (12), komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Bosnië en Herzegovina tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Bosnië en Herzegovina informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Bosnië en Herzegovina inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Bosnië en Herzegovina overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Bosnië en Herzegovina of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Bosnië en Herzegovina en de in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Bosnië en Herzegovina of in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Bosnië en Herzegovina betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina voor het jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Bosnië en Herzegovina verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Bosnië en Herzegovina in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s of projecten van Bosnië en Herzegovina overeenkomstig de wetgeving van Bosnië en Herzegovina.

2.   De lijst van equivalente programma’s of projecten van Bosnië en Herzegovina die openstaan voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten is opgenomen in bijlage II.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Bosnië en Herzegovina is de wetgeving van Bosnië en Herzegovina van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s of -projecten is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s of projecten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wetgeving van Bosnië en Herzegovina.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Bosnië en Herzegovina aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Bosnië en Herzegovina.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Bosnië en Herzegovina

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Bosnië en Herzegovina (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s of projecten van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld; en

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang;

e)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Bosnië en Herzegovina, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de regering van Bosnië en Herzegovina organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten. Het Gezamenlijk comité EU-Bosnië en Herzegovina kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Bosnië en Herzegovina kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Bosnië en Herzegovina de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Bosnië en Herzegovina de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Bosnië en Herzegovina in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Bosnië en Herzegovina van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met de in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Bosnië en Herzegovina daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd; en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels, het Bosnisch, het Kroatisch en het Servisch, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 6 december 2021 en te Sarajevo op 22 december 2021.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor Bosnië en Herzegovina,

Ankica GUDELJEVIĆ

Minister van Civiele Aangelegenheden van Bosnië en Herzegovina


(1)  PB L 192 van 22.7.2005, blz. 9.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake de algemene beginselen voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan communautaire programma’s.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  Onder juridische entiteiten word verstaan: elke natuurlijke of rechtspersoon in de zin van artikel 2, lid 16, van het programma Horizon Europa. De term juridische entiteiten verwijst niet rechtstreeks of onrechtstreeks naar de twee entiteiten waaruit Bosnië en Herzegovina bestaat: de Federatie van Bosnië en Herzegovina en de Republika Srpska.

(8)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(9)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(12)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Bosnië en Herzegovina aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Bosnië en Herzegovina

1.

De financiële bijdrage van Bosnië en Herzegovina aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Bosnië en Herzegovina voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepast verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coefficient

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,09.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor het jaar N plaats in het jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in het jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor het jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor het jaar N door van de operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor het jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van het jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in het jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van het jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in het jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Bosnië en Herzegovina aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie voor het jaar N berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Bosnië en Herzegovina of in Bosnië en Herzegovina gevestigde juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor het jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Bosnië en Herzegovina, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Bosnië en Herzegovina van toepassing is

1.

De Commissie deelt Bosnië en Herzegovina zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Bosnië en Herzegovina aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf het jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van juridische entiteiten van Bosnië en Herzegovina, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Bosnië en Herzegovina een verzoek tot storting in verband met zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Bosnië en Herzegovina uiterlijk 45 dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan, zes twaalfden van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen negentig dagen na de datum waarop deze overeenkomst voor het eerst rechtsgevolgen heeft, een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Bosnië en Herzegovina betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Bosnië en Herzegovina heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Bosnië en Herzegovina betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Bosnië en Herzegovina.

4.

Bosnië en Herzegovina betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Bosnië en Herzegovina op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Bosnië en Herzegovina achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties worden alleen als niet-interventiekosten beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s of projecten van Bosnië en Herzegovina

De programma’s, projecten, acties en activiteiten in de volgende niet-uitputtende lijst in Bosnië en Herzegovina worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma beschouwd:

[…]


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Bosnië en Herzegovina woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Bosnië en Herzegovina woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Bosnië en Herzegovina zal het recht op toegang tot Bosnië en Herzegovina en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Bosnië en Herzegovina stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Bosnië en Herzegovina woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Bosnië en Herzegovina woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina aangewezen bevoegde autoriteit van Bosnië en Herzegovina. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde autoriteiten van Bosnië en Herzegovina aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde autoriteit van Bosnië en Herzegovina met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het strafrecht van Bosnië en Herzegovina, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan natuurlijke of rechtspersonen van Bosnië en Herzegovina die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Bosnië en Herzegovina regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Bosnië en Herzegovina een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Bosnië en Herzegovina worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De autoriteiten van Bosnië en Herzegovina werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Bosnië en Herzegovina. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina is aangewezen. De Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Bosnië en Herzegovina wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van de Bosnië en Herzegovina.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Bosnië en Herzegovina uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Bosnië en Herzegovina zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige tenuitvoerlegging.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Bosnië en Herzegovina wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Bosnië en Herzegovina wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/95


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie enerzijds en Kosovo (*1) anderzijds over de deelname van Kosovo aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van Kosovo (hierna “Kosovo” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Kosovo inzake de algemene beginselen voor de deelname van Kosovo aan EU-programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Kosovo aan elk afzonderlijk programma, waaronder met name de verschuldigde financiële bijdrage, moeten worden vastgesteld bij een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Kosovo;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (2);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan zeer nuttig zijn gebleken voor de samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten, waarmee is gezorgd voor wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksbronnen, en dat zij waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling hebben geboden door de kans op succes bij het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen te vergroten;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Kosovo neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (3), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Besluit (EU) 2021/820 (5) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Kosovaarse juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Kosovo neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Kosovo over de algemene beginselen voor deelname van Kosovo aan programma’s van de Unie, alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Kosovo gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (6).

3.   Voordat zij beslist of in Kosovo gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, van Kosovo die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Kosovo beschikt over een screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Kosovaarse autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Kosovo is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Kosovaarse juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie; voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Kosovo de lijst van de relevante in Kosovo gevestigde juridische entiteiten verstrekt, en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Kosovo gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Kosovo deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Kosovo gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Kosovo en Kosovaarse juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Kosovo hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Kosovo betreffen.

De vertegenwoordigers van Kosovo mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in deze comités.

Kosovo wordt van de uitkomst in kennis gesteld.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Kosovo om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Kosovo hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Kosovo betreffen.

9.   Kosovo kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (7), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Kosovo in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Kosovo neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Kosovo aangekochte of naar Kosovo ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Kosovo geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Kosovo aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Kosovo en Kosovaarse juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling in twee termijnen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (9).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (10) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Kosovo tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. In afwijking daarvan is de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp tegen marktprijzen in 2019. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Kosovo informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Kosovo inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Kosovo overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Kosovo of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Kosovo voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Kosovo en Kosovaarse juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Kosovo of Kosovaarse juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Kosovo betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Kosovo voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Kosovo verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Kosovo in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, van Kosovo overeenkomstig de wet- en regelgeving van Kosovo.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, van Kosovo.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Kosovo is de wetgeving van Kosovo van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s, -projecten en -acties, of delen daarvan, is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wet- en regelgeving van Kosovo.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Kosovo aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Kosovo.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Kosovo

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Kosovo (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Kosovo” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Kosovo in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang, en

e)

het uitwisseling van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Kosovo, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en Kosovo organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Kosovo. Het Gezamenlijk comité EU-Kosovo kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten of acties, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Kosovo kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Kosovo de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Kosovo de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Kosovo in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Kosovo van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Kosovo gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Kosovo gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Kosovo daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Kosovo weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten en acties, of delen daarvan, waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd;

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels.

Gedaan te Brussel op 7 december 2021 en te Pristina op 23 november 2021.

Voor de Europese Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor Kosovo,

Arbërie NAGAVCI

Minister van Onderwijs, Wetenschap, Technologie en Innovatie


(*1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(1)  Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Kosovo* inzake de algemene beginselen voor de deelname van Kosovo aan EU-programma’s (PB L 195 van 27.7.2017, blz. 3).

(2)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(5)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(6)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(7)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(10)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Kosovo aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening Van De Financiële Bijdrage Van Kosovo

1.

De financiële bijdrage van Kosovo aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Kosovo voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,09.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1).Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Kosovo het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Kosovo verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische Correctie Van De Operationele Bijdrage Van Kosovo

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die entiteiten uit Kosovo zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Kosovo aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Kosovo of aan juridische entiteiten uit Kosovo is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Kosovo voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Kosovo, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Kosovo, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Kosovo van toepassing is

1.

De Commissie deelt Kosovo zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Kosovo aan het Horizon Europa onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van juridische entiteiten uit Kosovo, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Kosovo een verzoek tot storting van zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Kosovo uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfde van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de dag waarop deze overeenkomst rechtsgevolgen begint te hebben een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in het verzoek tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Kosovo betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Kosovo heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Kosovo betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Kosovo.

4.

Kosovo betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Kosovo op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Kosovo achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten en acties, of delen daarvan, van Kosovo

De programma’s, projecten, acties en activiteiten in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan programma’s, projecten, acties en activiteiten van Horizon Europa in Kosovo beschouwd:

1.   Mobiliteitsbeurzen voor de korte termijn

Geregeld bij administratieve instructie nr. 28/2016 van het Ministerie van Onderzoek, Wetenschap, Technologie en Innovatie (Ministry of Education, Science, Technology and Innovation, MESTI) (1)

Met deze regeling wordt het korte verblijf van Kosovaarse onderzoekers in academische en onderzoeksinstituten buiten Kosovo ondersteund, alsook de deelname van Kosovaarse onderzoekers in internationale conferenties buiten Kosovo.

2.   Subsidieregeling voor kleinschalig onderzoek

Geregeld bij administratieve instructie nr. 26/2016 van MESTI (2)

Met deze regeling worden Kosovaarse onderzoeksentiteiten gefinancierd voor kleinschalige onderzoeksprojecten die tussen de zes en twaalf maanden duren. De totale waarde van de subsidie is maximaal 10 000 EUR. Een vereiste voor deze regeling is de betrokkenheid van internationale deskundigen als adviseurs.

3.   Financiële steun voor wetenschappelijke publicaties

Geregeld bij administratieve instructie nr. 27/2016 van MESTI (3)

Met deze regeling wordt voorzien in maximaal 3 000 EUR aan financiering voor het publiceren van wetenschappelijke monografieën. Momenteel kunnen zowel natuurlijke als rechtspersonen die in Kosovo actief zijn van deze regeling gebruikmaken.

4.   Financiële steun voor publicaties in tijdschriften met impactfactor

Geregeld bij administratieve instructie nr. 1/2017 van MESTI (4)

Met deze regeling wordt voorzien in financiering voor het publiceren van artikelen over in Kosovo verricht onderzoek in tijdschriften die te vinden zijn via Web of Science en Scopus. 80 % van de publicatiekosten wordt gedekt.


(1)  https://masht.rks-gov.net/uploads/2017/01/28-ua-masht-nr-28-per-grandet-afatshkurta-te-mobiliteteve-rotated.pdf

(2)  https://masht.rks-gov.net/uploads/2017/01/ua-per-aplikim-ne-projektet-e-vogla-shkencore-rotated-1.pdf

(3)  https://masht.rks-gov.net/uploads/2016/12/rotated-1.pdf

(4)  https://masht.rks-gov.net/uploads/2017/08/1-2017-ua-per-publikime-dhe-botime-shkencore-rotated.pdf


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Kosovo woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Kosovo woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Kosovo zal het recht op toegang tot Kosovo en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Kosovo administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Kosovo stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Kosovo woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Kosovo woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Kosovo aangewezen bevoegde autoriteit van Kosovo. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde autoriteiten van Kosovo aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de autoriteiten van Kosovo kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Kosovaarse autoriteiten overeenkomstig de Kosovaarse wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het Kosovaarse recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Kosovaarse autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde autoriteit van Kosovo met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan de Europese Commissie of het OLAF in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Kosovaarse strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Kosovaarse natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Kosovo regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Kosovo een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Kosovo worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Kosovaarse autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Kosovo. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de Kosovaarse autoriteit die daartoe door de regering van Kosovo is aangewezen. De regering van Kosovo maakt haar aangewezen autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Kosovo wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van Kosovo.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Kosovo uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van Kosovo.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Kosovo wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Kosovo wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/110


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, enerzijds, en Montenegro, anderzijds, over de deelname van Montenegro aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van Montenegro (hierna “Montenegro” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in protocol 8 bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, over de algemene beginselen voor deelname van Montenegro aan communautaire programma’s (1) is bepaald dat de specifieke bepalingen en voorwaarden voor de deelname van Montenegro aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage, worden vastgesteld bij overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming (2) tussen de Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en Montenegro;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan een belangrijke rol hebben gespeeld inzake samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten die wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksmiddelen mogelijk maken. Dit heeft waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling opgeleverd, waardoor de kans op succes voor het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen is vergroot;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren; maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Montenegro neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Montenegrijnse juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Montenegro neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in protocol 8 bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, over de algemene beginselen voor deelname van Montenegro aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Montenegro gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (7).

3.   Voordat zij beslist of in Montenegro gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan van Montenegro die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Montenegro beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Montenegrijnse autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Montenegro is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Montenegrijnse juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie; voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Montenegro de lijst van de relevante in Montenegro gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Montenegro gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Montenegro deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Montenegro gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Montenegro en Montenegrijnse juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Montenegro hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Montenegro betreffen.

De vertegenwoordigers van Montenegro mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Montenegro wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Montenegro om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Montenegro hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Montenegro betreffen.

9.   Montenegro kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (8), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Montenegro in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Montenegro neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Montenegro aangekochte of naar Montenegro ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Montenegro geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Montenegro aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Montenegro of Montenegrijnse juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van twee jaarlijkse betalingen, die ten laatste in mei en juli verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (10).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis zijn toegewezen (11), komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Montenegro tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Montenegro informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma.

Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Montenegro inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Montenegro overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Montenegro of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Montenegro voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Montenegro en Montenegrijnse juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Montenegro of Montenegrijnse juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Montenegro betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Montenegro voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Montenegro verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Montenegro in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan van Montenegro overeenkomstig de wet- en regelgeving van Montenegro.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan van Montenegro.

3.   De financiering door Montenegro van in de Unie gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de wet- en regelgeving van Montenegro betreffende de werking van programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan voor onderzoek en innovatie. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wet- en regelgeving van Montenegro.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Montenegro aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Montenegro.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Montenegro

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Montenegro (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Montenegro” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Montenegro in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisseling van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Montenegro, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de voor wetenschap en onderzoek verantwoordelijke nationale autoriteit van Montenegro organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Montenegro. Het Gezamenlijk comité EU-Montenegro kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Montenegro kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Montenegro de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Montenegro de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Montenegro in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Montenegro van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Montenegro gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Montenegro gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Montenegro daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Montenegro weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd; en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

8.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Montenegrijns, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 6 december 2021, en te Podgorica op 3 december 2021.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de regering van Montenegro,

Vesna BRATIĆ

Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport


(1)  PB L 108 van 29.4.2010, blz. 1.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in protocol 8 bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, over de algemene beginselen voor deelname van Montenegro aan programma’s van de Unie.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Montenegro aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Montenegro

1.

De financiële bijdrage van Montenegro aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Montenegro voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,18.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Montenegro het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Montenegro verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Montenegro

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Montenegrijnse entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Montenegro aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend.

b)

Met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Montenegro of Montenegrijnse juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Montenegro voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Montenegro, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Montenegro, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Montenegro van toepassing is

1.

De Commissie deelt Montenegro zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Montenegro aan het Horizon Europa onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Montenegrijnse juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Montenegro een verzoek tot storting in verband met zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Montenegro uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfden van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de datum waarop deze overeenkomst voor het eerst rechtsgevolgen heeft, een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Montenegro betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Montenegro heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Montenegro betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Montenegro.

4.

Montenegro betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig deel III van deze bijlage. Indien Montenegro op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Montenegro achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, projecten, acties, activiteiten of delen daarvan van Montenegro

De Montenegrijnse programma’s, projecten, acties en activiteiten in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma beschouwd:

het programma voor kenniscentra;

subsidies voor de financiering van wetenschappelijke onderzoeksprojecten;

samenwerkingsprogramma voor innovatie 2019-2024;

pre-acceleratieprogramma voor startende ondernemingen.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Montenegro woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Montenegro woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Montenegro zal het recht op toegang tot Montenegro en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Montenegro administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Montenegro stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Montenegro woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Montenegro woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Montenegro aangewezen bevoegde Montenegrijnse autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Montenegrijnse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Montenegrijnse autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Montenegrijnse autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Montenegrijnse autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Montenegrijnse autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Montenegrijnse strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Montenegrijnse natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Montenegrijnse autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Montenegro een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Montenegrijnse autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Montenegrijnse autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Montenegro. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Montenegro is aangewezen. De regering van Montenegro maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Montenegro wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van de Montenegro.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Montenegro uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Montenegro zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige tenuitvoerlegging.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Montenegro wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Montenegro wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/126


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Noord-Macedonië, anderzijds, over de deelname van Noord-Macedonië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de regering van de Republiek Noord-Macedonië (hierna “Noord-Macedonië” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat het “Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan communautaire programma’s (1) bepaalt dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Noord-Macedonië aan elk afzonderlijk programma, met name de financiële bijdrage, worden vastgesteld bij overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming (2) tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Noord-Macedonië;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan een belangrijke rol hebben gespeeld inzake samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten die wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksmiddelen mogelijk maken. Dit heeft waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling opgeleverd, waardoor de kans op succes voor het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen is vergroot;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Noord-Macedonië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de meest recente versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de meest recente versies daarvan, van toepassing op de deelname van juridische entiteiten van Noord-Macedonië aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Noord-Macedonië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de algemene beginselen voor deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst, de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen en andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma, in de meest recente versies daarvan.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (7).

3.   Voordat zij beslist of in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van Noord-Macedonië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Noord-Macedonië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de autoriteiten van Noord-Macedonië bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering in of overname door een entiteit die buiten Noord-Macedonië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, van een juridische entiteit van Noord-Macedonië die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie, voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Noord-Macedonië de lijst van de relevante in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Noord-Macedonië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Noord-Macedonië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Noord-Macedonië en juridische entiteiten van Noord-Macedonië deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Noord-Macedonië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Noord-Macedonië betreffen.

De vertegenwoordigers van Noord-Macedonië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Noord-Macedonië wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Noord-Macedonië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Noord-Macedonië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Noord-Macedonië betreffen.

9.   Noord-Macedonië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (8), in de meest recente versie daarvan, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Noord-Macedonië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Noord-Macedonië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Noord-Macedonië aangekochte of naar Noord-Macedonië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Noord-Macedonië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Noord-Macedonië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Noord-Macedonië en juridische entiteiten van Noord-Macedonië aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van één jaarlijkse betaling, die ten laatste in mei verschuldigd is.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (10).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (11) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Noord-Macedonië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Noord-Macedonië informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Noord-Macedonië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Noord-Macedonië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Noord-Macedonië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Noord-Macedonië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Noord-Macedonië en juridische entiteiten van Noord-Macedonië in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Noord-Macedonië of juridische entiteiten van Noord-Macedonië zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Noord-Macedonië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Noord-Macedonië voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Noord-Macedonië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Noord-Macedonië in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van Noord-Macedonië overeenkomstig de binnenlandse wet- en regelgeving van Noord-Macedonië.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van Noord-Macedonië.

3.   De financiering door Noord-Macedonië van in de Unie gevestigde juridische entiteiten is onderworpen aan de wetgeving van Noord-Macedonië betreffende de werking van programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan voor onderzoek en innovatie. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s, maatregelen, projecten en instrumenten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de binnenlandse wet- en regelgeving van Noord-Macedonië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Noord-Macedonië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Noord-Macedonië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Noord-Macedonië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Noord-Macedonië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Noord-Macedonië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisselen van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Noord-Macedonië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de bevoegde nationale autoriteit van Noord-Macedonië organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Noord-Macedonië. Het Gezamenlijk comité EU-Noord-Macedonië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Noord-Macedonië kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Noord-Macedonië de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Noord-Macedonië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Noord-Macedonië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Noord-Macedonië van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met de in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Noord-Macedonië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Noord-Macedonië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd;

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Macedonisch, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschillen in interpretatie prevaleert de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 6 december 2021, en te Skopje op 30 november 2021.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de regering van Noord-Macedonië,

Mila CAROVSKA

Ministerie van Onderwijs en Wetenschap


(1)  PB L 192 van 22.7.2005, blz. 23.

(2)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in het protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de algemene beginselen voor deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan communautaire programma’s.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Noord-Macedonië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Noord-Macedonië

1.

De financiële bijdrage van Noord-Macedonië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Noord-Macedonië voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Contribution Key Adjusted = Contribution Key × Coefficient

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,2.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Noord-Macedonië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Noord-Macedonië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Noord-Macedonië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die in Noord-Macedonië gevestigde entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Noord-Macedonië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Noord-Macedonië of in Noord-Macedonië gevestigde juridische entiteiten/juridische entiteiten van Noord-Macedonië is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Noord-Macedonië voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Noord-Macedonië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Noord-Macedonië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Noord-Macedonië van toepassing is

1.

De Commissie deelt Noord-Macedonië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Noord-Macedonië aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van juridische entiteiten van Noord-Macedonië, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Noord-Macedonië een verzoek tot storting van zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Noord-Macedonië uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan, zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de datum waarop deze overeenkomst voor het eerst rechtsgevolgen heeft, een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in het verzoek tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Noord-Macedonië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Noord-Macedonië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Noord-Macedonië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Noord-Macedonië.

4.

Noord-Macedonië betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Noord-Macedonië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Noord-Macedonië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van Noord-Macedonië.

De programma’s, maatregelen, projecten, instrumenten of delen daarvan van Noord-Macedonië in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan het Horizon Europa-programma beschouwd:

Programma voor wetenschappelijke en onderzoeksactiviteiten (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen)

Toewijzing van middelen voor de financiering van wetenschappelijke onderzoeksprojecten van de wetenschappelijke instellingen (universiteiten, onderzoeksinstellingen)

Fonds voor innovatie en technologische ontwikkeling (FITD)

Medegefinancierde subsidies voor de commercialisering van innovatie

Subsidies ter verbetering van de samenwerking tussen de academische wereld en de industrie Medegefinancierde subsidies voor de oprichting, werking en investeringen van acceleratoren voor technologieën/ondernemingen

Programma voor concurrentievermogen, innovatie en ondernemerschap (Ministerie van Economische Zaken)

Ontwikkeling en ondersteuning van de internationalisering van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (ondersteuning en ontwikkeling van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen)

Steun voor het vergroten van het concurrentievermogen van bedrijfsentiteiten van de verwerkende industrie (uitvoering van het industriebeleid)

Medefinanciering van een deel van de kosten voor samenwerkingsprojecten tussen bedrijven in de verwerkende industrie en academische en onderzoeksinstellingen, die betrekking hebben op de verwezenlijking van projecten en de oprichting van partnerschappen voor samenwerking op het gebied van slimme specialisatie, digitale transformatie en vergroening van de verwerkende industrie (uitvoering van het industriebeleid)


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Noord-Macedonië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Noord-Macedonië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Noord-Macedonië zal het recht op toegang tot Noord-Macedonië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Noord-Macedonië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Noord-Macedonië stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Noord-Macedonië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Noord-Macedonië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Noord-Macedonië aangewezen bevoegde autoriteit van Noord-Macedonië. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde autoriteiten van Noord-Macedonië aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de autoriteiten van Noord-Macedonië kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de autoriteiten van Noord-Macedonië overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de autoriteiten van Noord-Macedonië van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde autoriteit van Noord-Macedonië met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het strafrecht van Noord-Macedonië, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan natuurlijke of rechtspersonen van Noord-Macedonië die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Noord-Macedonië regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Noord-Macedonië een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde autoriteiten van Noord-Macedonië worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De autoriteiten van Noord-Macedonië werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Noord-Macedonië. Het bevel van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Noord-Macedonië is aangewezen. De regering van Noord-Macedonië maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Noord-Macedonië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van de Noord-Macedonië.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Noord-Macedonië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Noord-Macedonië zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige tenuitvoerlegging.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Noord-Macedonië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Noord-Macedonië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/143


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie enerzijds en Israël anderzijds over de deelname van Israël aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

De regering van de Staat Israël, hierna “Israël” genoemd,

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in het protocol (1) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst (2) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Staat Israël betreffende de algemene beginselen van de deelname van de Staat Israël aan communautaire programma’s (hierna “het protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst” genoemd), de algemene beginselen worden vastgesteld voor de deelname van Israël aan de programma’s van de Unie, waarbij de specifieke bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van de financiële bijdrage, met betrekking tot dergelijke deelname aan elk afzonderlijk programma (3), worden vastgesteld door de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Israël;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (4);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren; maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomsten bij de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Israël neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (5), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Besluit (EU) 2021/820 (7) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Israëlische juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Israël neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Israël gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (8).

3.   Voordat zij beslist of in Israël gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s, projecten of delen daarvan van Israël die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa;

b)

informatie over de vraag of Israël beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de autoriteiten van Israël bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Israël is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Israëlische juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie; voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Israël de lijst van de relevante in Israël gevestigde juridische entiteiten verstrekt; en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Israël gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Israël deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Israël gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Israël en Israëlische juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Israël hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Israël betreffen.

De vertegenwoordigers van Israël mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Israël wordt in kennis gesteld van het resultaat.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Israël om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Israël hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Israël betreffen.

9.   Israël kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (9), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Israël in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen, en overeenkomstig de wetten en procedures betreffende legale binnenkomst en legaal verblijf in Israël of de Europese Unie, naargelang van het geval, alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Israël aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Israël of Israëlische juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van één jaarlijkse betaling, die ten laatste in mei verschuldigd is.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (11).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (12) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting voor het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Israël tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. Bij wijze van uitzondering wordt de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp van het jaar 2019 tegen marktprijzen. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Israël informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Israël inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Israël overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Israël of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Israël voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Israël en Israëlische juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Israël of Israëlische juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4,

en

b)

de bijbehorende, door Israël betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Israël voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Israël verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Israël in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s en projecten of delen daarvan van Israël overeenkomstig de Israëlische wet- en regelgeving, overheidsrichtlijnen, procedures, voorschriften, programma’s, steunregelingen en -mechanismen, met inbegrip van die welke de werking van dergelijke programma’s, projecten of delen daarvan regelen.

2.   De lijst van equivalente programma’s, projecten of delen daarvan van Israël die openstaan voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten is opgenomen in deel I van bijlage II. Israël neemt de nodige maatregelen om zijn in deel II van bijlage II genoemde programma’s, projecten of delen daarvan geleidelijk open te stellen voor deelname door in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten.

3.   De financiering van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten door Israël is onderworpen aan de Israëlische wet- en regelgeving, overheidsrichtlijnen, procedures, voorschriften, programma’s, steunregelingen en -mechanismen, met inbegrip van die welke de werking van dergelijke programma’s, projecten of delen daarvan regelen. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun relevante programma’s, projecten of delen daarvan wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de Israëlische wet- en regelgeving, overheidsrichtlijnen, procedures, voorschriften, programma’s, steunregelingen en -mechanismen, met inbegrip van die welke de werking van dergelijke programma’s, projecten of delen daarvan regelen.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Israël aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Israël.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Israël

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Israël (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Israël” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Israël is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Israël in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s, projecten of delen daarvan van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang; en

e)

het uitwisseling van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Israël, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Israël, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Israël kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Israël komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de Nationale Autoriteit voor Technologische Innovatie van de Staat Israël organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Israël voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Israël. Het Gezamenlijk comité EU-Israël kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Israël de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Israël in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Israël van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Israël gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Israël gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Israël daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Israël weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

4.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

5.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel wordt opgezegd, komen de partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd; en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging van deze overeenkomst.

6.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

7.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

8.   Overeenkomstig het EU-beleid is deze overeenkomst niet van toepassing op de geografische gebieden die na 5 juni 1967 onder het beheer van de Staat Israël zijn gekomen. Dit standpunt mag niet aldus worden uitgelegd dat het afbreuk doet aan het principiële standpunt van Israël over deze kwestie. De partijen komen derhalve overeen dat de toepassing van deze overeenkomst de status van deze gebieden onverlet laat.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Hebreeuws, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 6 december 2021, wat overeenkomst met 2 tevet 5782 in de Hebreewse kalender.

Voor de Europese Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Namens de regering van de Staat Israël

Haim REGEV

Ambassadeur van de Staat Israël bij de EU en de NAVO


(1)  PB L 129 van 17.5.2008, blz. 40.

(2)  PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.

(3)  Deze overeenkomst heeft dezelfde rechtsgevolgen als het memorandum van overeenstemming dat is opgenomen in het protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst betreffende de algemene beginselen voor de deelname van de Staat Israël aan communautaire programma’s.

(4)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(7)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(8)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(9)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(12)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

voorschriften voor de financiële bijdrage van Israël aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Israël

1.

De financiële bijdrage van Israël aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Israël voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficiënt

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,93.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Israël het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Israël verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Israël

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Israëlische entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Israël aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan juridische entiteiten van Israël of Israëlische juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Israël voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Israël, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Israël, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Israël van toepassing is

1.

De Commissie deelt Israël zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Israël aan het Horizon Europa-programma onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Israëlische juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Israël een verzoek tot storting van zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Israël uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de ondertekening van deze overeenkomst een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in het verzoek tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Israël betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Israël heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Israël betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Israël.

4.

Israël betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Israël op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Israël achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Lijst van equivalente programma’s, projecten of delen daarvan van Israël

I.   Lijst van Israëlische programma’s, projecten of delen daarvan die equivalent zijn aan het Horizon Europa-programma en openstaan voor deelname van in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten (1):

persoonlijke onderzoeksbeurzen verstrekt door het ISF (Israel Science Foundation);

industriële O&O-programma’s van de Nationale Autoriteit voor Technologische Innovatie van de Staat Israël (de “IIA”):

O&O-consortium generieke technologieën (traject 5a van de IIA);

Overdracht van kennis van de academische wereld naar het bedrijfsleven (traject 5d van de IIA);

Samenwerking O&O — IIA-procedure voor de uitvoering van internationale overeenkomsten op het gebied van industrieel O&O:

O&O-samenwerking met multinationale ondernemingen;

Bilaterale programma’s voor parallelle steun;

Israëlisch nationaal programma inzake kwantumtechnologie (Israel National Quantum Initiative):

fonds voor de rechtstreekse financiering van academisch onderzoek (ondersteund in het kader van de subsidies voor persoonlijk onderzoek van het ISF);

consortia op het gebied van kwantumdetectie (ondersteund in het kader van traject 5a van de IIA);

consortia op het gebied van kwantumcommunicatie (ondersteund in het kader van traject 5a van de IIA).

II.   Lijst van Israëlische programma’s, projecten of delen daarvan waarvoor Israël de nodige maatregelen zal nemen om ze geleidelijk open te stellen voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten (1):

oproep op tot het indienen van voorstellen voor O&O in de ruimtevaartsector (ondersteund in het kader van traject 2 van de IIA);

wetenschappelijk onderzoek op het gebied van ruimtevaarttechnologieën (van het Ministerie van Innovatie, Wetenschap en Technologie);

gegevens gebaseerd op UltraSat, een satelliet met breed gezichtsveld voor de detectie van voorbijgaande astronomische gebeurtenissen in het ultraviolette spectrum (van het Israëlische Ruimteagentschap in samenwerking met het Weizmann Institute for Research, het Duitse DESY en NASA).


(1)  Er wordt verduidelijkt dat de deelname van Europese entiteiten aan dergelijke Israëlische programma’s, projecten of delen daarvan onder artikel 5 van de overeenkomst valt.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Israël woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Israël woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Israël zal het recht op toegang tot Israël en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, of de opzegging ervan worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Israël administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Israël stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Israël woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Israël woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Israël aangewezen bevoegde Israëlische autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Israëlische autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Israëlische autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Israëlische autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Israëlische autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Israëlische autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis hebben gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Israëlische strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Israëlische natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Israëlische autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Israël een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Israëlische autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Israëlische autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Israël. Indien de Commissie hierom verzoekt, begint de door de regering van de Staat Israël aangewezen autoriteit de procedure voor de tenuitvoerlegging van de beslissing voor rekening van de Commissie. In dit geval wordt de beslissing van de Commissie, zonder andere formaliteit dan de verificatie van de authenticiteit van de beslissing, aan de Israëlische rechtbank voorgelegd door de autoriteit die de regering van de Staat Israël daartoe heeft aangewezen. Van de aanwijzing geeft zij kennis aan de Commissie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Israël wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig de Israëlische wetgeving en procedurele voorschriften.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Israël uitvoerbaar overeenkomstig de Israëlische wetgeving en procedurele voorschriften.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. De rechterlijke instanties van Israël zijn echter bevoegd voor klachten over onrechtmatige uitvoering.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Israël wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Israël wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/158


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie enerzijds en Georgië anderzijds over de deelname van Georgië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

Georgië,

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in protocol III bij de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1) inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor deelname van Georgië aan programma’s van de Unie (hierna “protocol III” genoemd) is bepaald dat de specifieke bepalingen en voorwaarden voor de deelname van Georgië aan elk bijzonder programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van Georgië, op grond van de criteria die door deze programma’s zijn bepaald;

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (2);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van de associatieovereenkomst inzake Horizon 2020, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Georgië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (3), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Besluit (EU) 2021/820 (5) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Georgische juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Georgië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in meest recente versies van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, van protocol III bij de associatieovereenkomst inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor deelname van Georgië aan programma’s van de Unie, alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Georgië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (6).

3.   Voordat zij beslist of in Georgië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s en projecten van Georgië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Georgië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Georgische autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Georgië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Georgische juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie; voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Georgië de lijst van de relevante in Georgië gevestigde juridische entiteiten verstrekt, en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Georgië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Georgië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Georgië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Georgië en Georgische juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Georgië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Georgië betreffen.

De vertegenwoordigers van Georgië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in deze comités. Georgië wordt van de uitkomst in kennis gesteld.

De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Georgië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Georgië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Georgië betreffen.

9.   Georgië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (7), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Georgië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Georgië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Georgië aangekochte of naar Georgië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Georgië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Georgië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Georgië en Georgische juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van één jaarlijkse betaling, die ten laatste in mei verschuldigd is.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (9).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (10) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Georgië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Georgië informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Georgië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Georgië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Georgië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Georgië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Georgië en Georgische juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Georgië of Georgië of Georgische juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Georgië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Georgië voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Georgië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Georgië in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s en projecten van Georgië overeenkomstig de wetgeving van Georgië.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en projecten van Georgië.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Georgië is de wetgeving van Georgië van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s en -projecten is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s en projecten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wetgeving van Georgië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Georgië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Georgië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Georgië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Georgië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Georgië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Georgië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Georgië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s en projecten van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang, en

e)

het uitwisseling van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Georgië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Georgië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Georgië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Georgië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en de regering van Georgië organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Georgië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Georgië. Het Gezamenlijk comité EU-Georgië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie en Georgië kunnen deze overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving. De voorlopige toepassing begint op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

4.   Indien Georgië de Commissie, die namens de Europese Unie optreedt, ervan in kennis stelt dat het zijn interne procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst niet zal voltooien, wordt de voorlopige toepassing van deze overeenkomst beëindigd op de dag waarop de Commissie die kennisgeving ontvangt, die voor de toepassing van deze overeenkomst geldt als de dag van stopzetting.

5.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Georgië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Georgië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Georgië van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Georgië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Georgië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Georgië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Georgië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

6.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

7.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 van dit artikel niet langer voorlopig van toepassing is, of overeenkomstig lid 6 van dit artikel wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor gedurende de voorlopige toepassing en/of na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst niet meer van toepassing is of wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing is of wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd, en

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst niet langer voorlopig van toepassing wordt of wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging of de beëindiging van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst.

8.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

9.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Georgisch, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 7 december 2021 in twee originelen in de Engelse en de Georgische taal.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor Georgië,

Dr. Mikheil CHKHENKELI

Minister van Onderwijs en Wetenschap


(1)  PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.

(2)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(5)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(6)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(7)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(10)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Georgië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Georgië

1.

De financiële bijdrage van Georgië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Georgië voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Aangepaste verdeelsleutel = Verdeelsleutel × Coëfficient

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,12.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Georgië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Georgië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Georgië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Georgische entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Georgië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Georgië of Georgische juridische entiteiten is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Georgië voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Georgië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Georgië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Georgië van toepassing is

1.

De Commissie deelt Georgië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Georgië aan het Horizon Europa onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Georgische juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Georgië een verzoek tot storting van zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Georgië uiterlijk dertig dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de ondertekening van deze overeenkomst een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in het verzoek tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Georgië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Georgië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Georgië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Georgië.

4.

Georgië betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Georgië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Georgië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en projecten van Georgië

De programma’s en projecten in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalenten aan programma’s en projecten van Horizon Europa in Georgië beschouwd:

het programma voor fundamenteel onderzoek, beheerd door de nationale wetenschapsstichting van Georgië “Shota Rustaveli”;

het programma voor toegepast onderzoek, beheerd door de nationale wetenschapsstichting van Georgië “Shota Rustaveli”;

onderzoek met deelname van in het buitenland wonende landgenoten, beheerd door de nationale wetenschapsstichting van Georgië “Shota Rustaveli”.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Georgië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Georgië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Georgië zal het recht op toegang tot Georgië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, daarvan, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 5, van deze overeenkomst, de beëindiging van de voorlopige toepassing of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Georgië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Georgië stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Georgië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Georgië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de regering van Georgië aangewezen bevoegde Georgische autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Georgische autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Georgische autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Georgische autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Georgische autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Georgische autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan de Europese Commissie of het OLAF in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Georgische strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Georgische natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Georgische autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Georgië een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Georgische autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Georgische autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Georgië. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de regering van Georgië is aangewezen. De regering van Georgië maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Georgië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van Georgië.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Georgië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van Georgië.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Georgië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Georgië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.


23.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/174


INTERNATIONALE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie enerzijds en de ministerraad van de Republiek Albanië anderzijds over de deelname van Albanië aan het programma van de Unie “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie”


De Europese Commissie (hierna “de Commissie” genoemd) namens de Europese Unie,

enerzijds,

en

de ministerraad van Albanië (hierna “Albanië” genoemd),

anderzijds,

hierna “de Partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma’s (1) is bepaald dat de specifieke voorwaarden voor de deelname van Albanië aan elk afzonderlijk programma, in het bijzonder de verschuldigde financiële bijdrage, moeten worden vastgesteld bij een overeenkomst in de vorm van een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de regering van Albanië (2);

OVERWEGENDE dat het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd), is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (3);

GEZIEN de inspanningen van de Europese Unie om het voortouw te nemen door de krachten te bundelen met haar internationale partners om mondiale uitdagingen aan te pakken in overeenstemming met het actieplan voor mens, planeet en welvaart in de agenda van de Verenigde Naties “Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”, en erkennend dat onderzoek en innovatie belangrijke aanjagers en essentiële instrumenten zijn voor innovatiegedreven duurzame groei, voor het economisch concurrentievermogen en voor de aantrekkelijkheid van de economie;

INSTEMMEND MET de algemene beginselen van Verordening (EU) 2021/695;

MET INACHTNEMING VAN de doelstellingen van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte om een gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische ruimte en een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie tot stand te brengen, de samenwerking tussen universiteiten, de uitwisseling van beste praktijken en aantrekkelijke onderzoeksloopbanen te bevorderen en te faciliteren, de mobiliteit van onderzoekers tussen landen en sectoren te vergemakkelijken, het vrije verkeer van wetenschappelijke kennis en innovatie te bevorderen, de eerbiediging van de academische vrijheid en vrij wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, wetenschapsonderwijs en -communicatie te ondersteunen, en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van deelnemende economieën te bevorderen, evenals het feit dat geassocieerde landen hierbij belangrijke partners zijn;

DE NADRUK LEGGEND op de rol van de Europese partnerschappen, waarmee enkele van de meest dringende uitdagingen van Europa door middel van gezamenlijke onderzoeks- en innovatie-initiatieven worden aangepakt, en aanzienlijk wordt bijgedragen tot de prioriteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en innovatie waarvoor kritische massa en langetermijnvisie nodig zijn, en op het belang van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij die partnerschappen;

OVERWEGENDE dat onderzoek en innovatie in de Westelijke Balkan zeer nuttig zijn gebleken voor de samenwerking en financiering van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten, waarmee is gezorgd voor wederzijdse toegang tot excellentie, kennis, innovatie, netwerken en onderzoeksbronnen, en dat zij waardevolle mogelijkheden voor menselijke ontwikkeling hebben geboden door de kans op succes bij het vinden van gezamenlijke oplossingen voor regionale en mondiale uitdagingen te vergroten;

VOORNEMENS ZIJNDE wederzijds voordelige voorwaarden tot stand te brengen om fatsoenlijke banen te scheppen, de innovatie-ecosystemen van de Partijen te versterken en te ondersteunen door ondernemingen op de markten van de Partijen te helpen innoveren en opschalen, en zowel de toepassing, de uitrol als de toegankelijkheid van innovatie te bevorderen, onder meer door middel van capaciteitsopbouw;

ERKENNEND dat deelname aan elkaars onderzoeks- en innovatieprogramma’s wederzijdse voordelen moet opleveren, maar dat de Partijen zich ook het recht voorbehouden om de deelname aan hun onderzoeks- en innovatieprogramma’s te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen, met name voor acties die verband houden met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

MET INACHTNEMING VAN de gemeenschappelijke doelstellingen, waarden en sterke banden van de Partijen op het gebied van onderzoek en innovatie, zoals eerder vastgesteld door middel van associatieovereenkomsten inzake de opeenvolgende kaderprogramma’s, en met erkenning van de gemeenschappelijke wens van de Partijen om hun betrekkingen en samenwerking op dit gebied te ontwikkelen, te versterken, te bevorderen en uit te breiden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de associatie

1.   Albanië neemt als geassocieerd land deel aan en draagt bij aan alle onderdelen van het programma “Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie” (hierna “het Horizon Europa-programma” genoemd) als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/695 en uitgevoerd door middel van het specifieke programma dat is vastgesteld bij Besluit (EU) 2021/764 (4), in de actuele versies daarvan, en door middel van een financiële bijdrage aan het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

2.   Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Besluit (EU) 2021/820 (6) zijn, in de actuele versies daarvan, van toepassing op de deelname van Albanese juridische entiteiten aan de kennis- en innovatiegemeenschappen.

Artikel 2

Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het Horizon Europa-programma

1.   Albanië neemt deel aan het Horizon Europa-programma overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma’s, alsmede overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst, van de in artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen, en van andere regelgeving met betrekking tot de uitvoering van het Horizon Europa-programma.

2.   Tenzij anders bepaald in de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van die tot uitvoering van artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, mogen in Albanië gevestigde juridische entiteiten deelnemen aan indirecte acties van het Horizon Europa-programma onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, met inbegrip van de eerbiediging van de beperkende maatregelen van de Europese Unie (7).

3.   Voordat zij beslist of in Albanië gevestigde juridische entiteiten in aanmerking komen voor een actie met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie als bedoeld in artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695, kan de Commissie om specifieke informatie of toezeggingen verzoeken, bijvoorbeeld:

a)

informatie over de vraag of in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten toegang hebben gekregen of zullen krijgen tot bestaande en geplande programma’s en projecten van Albanië die equivalent zijn aan de desbetreffende actie van Horizon Europa (hierna “equivalente programma’s” genoemd);

b)

informatie over de vraag of Albanië beschikt over een nationaal screeningmechanisme voor investeringen en waarborgen dat de Albanese autoriteiten bij de Commissie verslag uitbrengen en advies vragen over alle mogelijke gevallen waarbij zij, bij de toepassing van een dergelijk mechanisme, kennis hebben gekregen van een voorgenomen buitenlandse investering of overname door een entiteit die buiten Albanië is gevestigd of waarover vanuit het buitenland zeggenschap wordt uitgeoefend, in een Albanese juridische entiteit die financiering vanuit Horizon Europa heeft ontvangen in het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Europese Unie; voor zover de Commissie na de ondertekening van subsidieovereenkomsten met deze entiteiten aan Albanië de lijst van de relevante in Albanië gevestigde juridische entiteiten verstrekt, en

c)

waarborgen dat geen van de resultaten, technologieën, diensten en producten die door in Albanië gevestigde entiteiten in het kader van de desbetreffende acties zijn ontwikkeld, gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie aan beperkingen worden onderworpen wat betreft de uitvoer daarvan naar de lidstaten van de EU. Albanië deelt gedurende de actie en tot vier jaar na het einde van de actie jaarlijks een bijgewerkte lijst met zaken die aan nationale uitvoerbeperkingen onderworpen zijn.

4.   In Albanië gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) onder bepalingen en voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen en voorwaarden voor in de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten, tenzij beperkingen noodzakelijk zijn om coherentie met de reikwijdte van de deelname te waarborgen in verband met de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

5.   Indien de Europese Unie het Horizon Europa-programma uitvoert door de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen, kunnen Albanië en Albanese juridische entiteiten deelnemen aan de uit hoofde van deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, in overeenstemming met de rechtshandelingen van de Europese Unie die voor de totstandbrenging van die structuren zijn of zullen worden vastgesteld.

6.   Vertegenwoordigers van Albanië hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van het in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 bedoelde comité, zonder stemrecht en enkel voor kwesties die Albanië betreffen.

De vertegenwoordigers van Albanië mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in deze comités. Albanië wordt van de uitkomst in kennis gesteld. De in dit lid bedoelde deelname geschiedt in dezelfde vorm als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie.

7.   De rechten van Albanië om te worden vertegenwoordigd in en deel te nemen aan het Comité Europese onderzoeksruimte en de subgroepen ervan, zijn de rechten die van toepassing zijn op geassocieerde landen.

8.   Vertegenwoordigers van Albanië hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan de raad van beheer van het JRC, zonder stemrecht. Onder die voorwaarde gelden voor die deelname dezelfde regels en procedures als de regels en procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de spreekrechten en de procedures voor de ontvangst van informatie en documentatie met betrekking tot kwesties die Albanië betreffen.

9.   Albanië kan deelnemen aan een consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad (8), in de meest recente versie, en overeenkomstig de rechtshandeling tot oprichting van het ERIC.

10.   Reis- en verblijfkosten van vertegenwoordigers en deskundigen van Albanië in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het comité als bedoeld in artikel 14 van Besluit (EU) 2021/764 of aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het Horizon Europa-programma, worden door de Europese Unie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

11.   De Partijen stellen in het kader van de bestaande bepalingen alles in het werk om het vrij verkeer en verblijf van wetenschappers die aan de onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen, alsook het grensoverschrijdend verlenen van diensten en vervoeren van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

12.   Albanië neemt alle passende maatregelen die nodig zijn ervoor te zorgen dat in Albanië aangekochte of naar Albanië ingevoerde goederen en diensten die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd uit hoofde van subsidieovereenkomsten en/of contracten voor de uitvoering van de activiteiten overeenkomstig deze overeenkomst worden vrijgesteld van in Albanië geldende douanerechten, invoerrechten en andere fiscale heffingen, met inbegrip van btw.

Artikel 3

Financiële bijdrage

1.   De financiële bijdrage van Albanië aan het Horizon Europa-programma en aan de kosten voor het beheer, de uitvoering en het functioneren daarvan in het kader van de algemene begroting van de Europese Unie (hierna “de Uniebegroting” genoemd) is een voorwaarde voor de deelname van Albanië en Albanese juridische entiteiten aan dat programma.

2.   De financiële bijdrage bestaat uit de som van:

a)

een operationele bijdrage, en

b)

een vergoeding voor deelname.

3.   De financiële bijdrage neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling in twee termijnen, die ten laatste in juni en september verschuldigd zijn.

4.   De operationele bijdrage dekt de operationele en ondersteunende uitgaven van het programma en is, zowel wat vastleggingen als wat betalingskredieten betreft, aanvullend aan in de definitieve Uniebegroting voor het Horizon Europa-programma opgenomen bedragen, met inbegrip van kredieten die overeenkomen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van de meest recente versie van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (9) (hierna “het Financieel Reglement” genoemd), en verhoogd met de externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma (10).

De verhoging voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (11) zijn toegewezen, komt overeen met de jaarlijkse kredieten in de documenten bij de ontwerpbegroting van het Horizon Europa-programma.

5.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt gebaseerd op een verdeelsleutel die wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto binnenlands product (bbp) van Albanië tegen marktprijzen en het bbp van de Europese Unie tegen marktprijzen. De toe te passen bbp’s tegen marktprijzen worden door de daarvoor bestemde diensten van de Commissie vastgesteld op basis van de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor begrotingsberekeningen in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de betaling verschuldigd is. In afwijking daarvan is de aanvankelijke operationele bijdrage voor 2021 gebaseerd op het bbp tegen marktprijzen in 2019. In bijlage I is bepaald hoe deze verdeelsleutel wordt aangepast.

6.   De aanvankelijke operationele bijdrage wordt berekend door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel op de aanvankelijke vastleggingskredieten die zijn opgenomen in de definitieve begroting van de Europese Unie voor het Horizon Europa-programma van het desbetreffende jaar, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel.

7.   De vergoeding voor deelname bedraagt 4 % van de aanvankelijke jaarlijkse operationele bijdrage, zoals berekend overeenkomstig de leden 5 en 6 van dit artikel, en wordt overeenkomstig bijlage I ingefaseerd. De vergoeding voor deelname wordt achteraf niet aangepast of gecorrigeerd.

8.   De aanvankelijke operationele bijdrage voor een jaar N kan met terugwerkende kracht in een of meer daaropvolgende jaren naar boven of naar beneden worden bijgesteld op basis van de vastlegging van vastleggingskredieten in de begroting van dat jaar N, verhoogd overeenkomstig lid 4 van dit artikel, van de uitvoering van de vastleggingen door middel van juridische verbintenissen en van de vrijmakingen ervan. Bijlage I bevat nadere bepalingen voor de uitvoering van dit artikel.

9.   De Europese Unie verstrekt Albanië informatie over zijn financiële deelname, die is opgenomen in de informatie met betrekking tot de begroting, boekhouding, prestaties en evaluatie die is voorgelegd aan de begrotings- en kwijtingsautoriteiten van de Europese Unie met betrekking tot het Horizon Europa-programma. Die informatie wordt verstrekt met inachtneming van de regels van de Europese Unie en Albanië inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming en laat de informatie die Albanië overeenkomstig bijlage III moet ontvangen, onverlet.

10.   Alle bijdragen van Albanië of betalingen van de Europese Unie en de berekening van verschuldigde of te ontvangen bedragen, worden in euro’s verricht.

Artikel 4

Mechanisme voor automatische correctie

1.   Er is een automatisch correctiemechanisme van de aanvankelijke operationele bijdrage van Albanië voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, van toepassing, dat in het jaar N+2 wordt berekend. Dit mechanisme wordt gebaseerd op de prestaties van Albanië en Albanese juridische entiteiten in de onderdelen van het Horizon Europa-programma die door middel van subsidies op basis van mededinging worden gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

Het bedrag van de automatische correctie wordt berekend op basis van het verschil tussen:

a)

het aanvankelijke bedrag aan juridische verbintenissen voor subsidies op basis van mededinging die daadwerkelijk met Albanië of Albanese juridische entiteiten zijn aangegaan en die gefinancierd zijn uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, en

b)

de bijbehorende, door Albanië betaalde operationele bijdrage voor het jaar N, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, met uitzondering van de niet-interventiekosten die zijn gefinancierd uit vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde bedrag, of dat nu positief of negatief is, meer dan 8 % van de bijbehorende aanvankelijke operationele bijdrage, zoals aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, bedraagt, wordt de aanvankelijke operationele bijdrage van Albanië voor jaar N gecorrigeerd. Het door of aan Albanië verschuldigde bedrag als aanvullende bijdrage of verlaging van de bijdrage van Albanië in het kader van het automatische correctiemechanisme, is het bedrag waarmee de drempel van 8 % wordt overschreden. Het bedrag onder deze drempel van 8 % wordt niet meegerekend in de aanvullende bijdrage die verschuldigd is of wordt gecompenseerd.

3.   Bijlage I bevat gedetailleerde voorschriften met betrekking tot het automatische correctiemechanisme.

Artikel 5

Wederkerigheid

1.   In de Europese Unie gevestigde juridische entiteiten kunnen deelnemen aan aan Horizon Europa equivalente programma’s en projecten van Albanië overeenkomstig de wetgeving van Albanië.

2.   Bijlage II bevat een niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en projecten van Albanië.

3.   Op de financiering van in de Unie gevestigde juridische entiteiten door Albanië is de wetgeving van Albanië van toepassing waarin de uitvoering van onderzoeks- en innovatieprogramma’s en/of -projecten is geregeld. Indien geen financiering wordt verstrekt, kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten met hun eigen middelen deelnemen.

Artikel 6

Open wetenschap

De Partijen bevorderen en stimuleren openwetenschapspraktijken in hun programma’s en projecten wederzijds, overeenkomstig de voorschriften van het Horizon Europa-programma en de wetgeving van Albanië.

Artikel 7

Toezicht, evaluatie en verslaglegging

1.   Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer van de Europese Unie met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het Horizon Europa-programma wordt de deelname van Albanië aan dat programma continu gemonitord op basis van partnerschap tussen de Commissie en Albanië.

2.   Bijlage III bevat de voorschriften inzake goed financieel beheer, met inbegrip van financiële controle, invordering en andere fraudebestrijdingsmaatregelen met betrekking tot financiering van de Europese Unie in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 8

Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Albanië

1.   Hierbij wordt het Gezamenlijk comité voor onderzoek en innovatie EU-Albanië (hierna “het Gezamenlijk comité EU-Albanië” genoemd) opgericht. Het Gezamenlijk comité EU-Albanië is onder andere belast met:

a)

het beoordelen, evalueren en herzien van de uitvoering van deze overeenkomst, met name wat betreft:

i)

de deelname aan en prestaties van de juridische entiteiten van Albanië in het kader van het Horizon Europa-programma;

ii)

de mate waarin deelname aan de programma’s en projecten van een Partij (wederzijds) openstaat voor de in elke Partij gevestigde juridische entiteiten;

iii)

de uitvoering van het mechanisme voor financiële toewijzing en het automatische correctiemechanisme overeenkomstig de artikelen 3 en 4;

iv)

de uitwisseling van informatie en bestudering van eventuele vragen over de exploitatie van resultaten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

b)

op verzoek van een van de Partijen, het bespreken van de door de Partijen toegepaste of geplande beperkingen van de toegang tot hun respectieve onderzoeks- en innovatieprogramma’s, met name voor acties in verband met hun strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid;

c)

het onderzoeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en ontwikkeld;

d)

het samen bespreken van de toekomstige oriëntaties en prioriteiten van beleid met betrekking tot onderzoek en innovatie, en het plannen van onderzoek van gemeenschappelijk belang, en

e)

het uitwisseling van informatie, onder meer over nieuwe wetgeving, besluiten of nationale onderzoeks- en innovatieprogramma’s die relevant zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

2.   Het Gezamenlijk comité EU-Albanië, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en Albanië, stelt zijn reglement van orde vast.

3.   Het Gezamenlijk comité EU-Albanië kan besluiten om op ad-hocbasis een werkgroep of adviesorgaan van deskundigen op te zetten, die/dat kan bijdragen tot de uitvoering van deze overeenkomst.

4.   Het Gezamenlijk comité EU-Albanië komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en, indien dat vanwege bijzondere omstandigheden nodig is, op verzoek van een van de Partijen. De Europese Unie en het voor wetenschap verantwoordelijke ministerie van Albanië organiseren de vergaderingen beurtelings en treden beurtelings als gastheer op.

5.   Het Gezamenlijk comité EU-Albanië voert zijn werkzaamheden doorlopend uit door middel van de uitwisseling van relevante informatie via alle communicatiemiddelen, met name met betrekking tot de deelname en prestaties van de juridische entiteiten van Albanië. Het Gezamenlijk comité EU-Albanië kan zijn taken met name schriftelijk uitvoeren wanneer dat nodig is.

Artikel 9

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de Partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van hun interne daartoe vereiste procedures.

2.   Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Zij blijft van kracht zolang dat nodig is voor de afronding van alle projecten, acties en activiteiten, of delen daarvan, die vanuit het Horizon Europa-programma worden gefinancierd, van alle acties die nodig zijn om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen, en van alle financiële verplichtingen tussen de Partijen die voortvloeien uit de uitvoering van deze overeenkomst.

3.   De Europese Unie kan de toepassing van deze overeenkomst opschorten indien Albanië de in het kader van deze overeenkomst verschuldigde financiële bijdrage niet of slechts ten dele betaalt.

Indien de niet-betaling de uitvoering en het beheer van het Horizon Europa-programma aanzienlijk in gevaar brengt, verzendt de Commissie een formele aanmaningsbrief. Indien binnen twintig werkdagen na de formele aanmaningsbrief geen betaling is verricht, stelt de Commissie Albanië in kennis van de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst door middel van een formele kennisgevingsbrief, die 15 dagen na ontvangst van deze kennisgeving door Albanië van kracht wordt.

Indien de toepassing van deze overeenkomst wordt opgeschort, komen in Albanië gevestigde juridische entiteiten niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingsprocedures die nog niet zijn afgerond op het moment dat de opschorting van kracht wordt. Een aanbestedingsprocedure wordt geacht te zijn voltooid wanneer als gevolg van die procedure juridische verbintenissen zijn aangegaan.

De opschorting laat de juridische verbintenissen die zijn aangegaan met in Albanië gevestigde juridische entiteiten voordat de opschorting van kracht werd, onverlet. Deze overeenkomst blijft van toepassing op dergelijke juridische verbintenissen.

Zodra de Europese Unie het volledige verschuldigde bedrag van de financiële bijdrage heeft ontvangen, stelt zij Albanië daarvan in kennis. De opschorting wordt onmiddellijk na deze kennisgeving opgeheven.

Vanaf de datum waarop de opschorting wordt opgeheven, komen juridische entiteiten van Albanië weer in aanmerking voor aanbestedingsprocedures die vóór en na die datum van start zijn gegaan en waarvoor de uiterste termijn voor het indienen van aanvragen nog niet is verstreken.

4.   Elk van beide Partijen kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving van zijn voornemen daartoe. De opzegging wordt drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht. De datum waarop de opzegging van kracht wordt, is de opzeggingsdatum voor de toepassing van deze overeenkomst.

5.   Indien deze overeenkomst overeenkomstig lid 4 wordt opgezegd, komen de Partijen overeen dat:

a)

projecten, acties, activiteiten of delen daarvan waarvoor na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en voordat deze overeenkomst wordt opgezegd juridische verbintenissen zijn aangegaan, onder de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid;

b)

de jaarlijkse financiële bijdrage voor het jaar N waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, volledig wordt betaald overeenkomstig artikel 3. De operationele bijdrage van het jaar N wordt aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst. De betaalde vergoeding voor deelname voor het jaar N wordt niet aangepast of gecorrigeerd;

c)

de aanvankelijke operationele bijdragen die zijn betaald voor de jaren waarin deze overeenkomst van toepassing was, na het jaar waarin deze overeenkomst wordt opgezegd, worden aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 8, en automatisch worden gecorrigeerd overeenkomstig artikel 4 van deze overeenkomst.

De Partijen regelen in onderlinge overeenstemming eventuele andere gevolgen van de opzegging van deze overeenkomst.

6.   Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden gewijzigd met wederzijdse instemming van de Partijen. Bij de inwerkingtreding van de wijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

7.   De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Deze overeenkomst wordt in tweevoud opgesteld in het Engels en het Albanees, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van verschil in interpretatie tussen deze talen geldt de Engelse tekst.

Gedaan te Brussel op 1 februari 2022 en te Tirana op 9 februari 2022.

Voor de Commissie, namens de Europese Unie,

Mariya GABRIEL

Commissaris voor Innovatie, Onderzoek, Cultuur, Onderwijs en Jeugd

Voor de ministerraad van Albanië,

Evis KUSHI

Minister van Onderwijs en Sport


(1)  PB L 192 van 22.7.2005, blz. 2.

(2)  Deze overeenkomst vormt een memorandum van overeenstemming in de zin van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Albanië aan communautaire programma’s en heeft dezelfde rechtsgevolgen.

(3)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU (PB L 167 I van 12.5.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2021/819 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende het Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking) (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 61).

(6)  Besluit (EU) 2021/820 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 betreffende de strategische innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021-2027: Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren, en tot intrekking van Besluit nr. 1312/2013/EU (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 91).

(7)  De beperkende maatregelen van de EU worden vastgesteld op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(10)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(11)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.


BIJLAGE I

Voorschriften voor de financiële bijdrage van Albanië aan het Horizon Europa-programma (2021-2027)

I.   Berekening van de financiële bijdrage van Albanië

1.

De financiële bijdrage van Albanië aan het Horizon Europa-programma wordt jaarlijks vastgesteld evenredig aan en als aanvulling op het bedrag dat elk jaar in de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die nodig zijn voor het beheer, de uitvoering en het functioneren van het Horizon Europa-programma, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst.

2.

De vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst wordt als volgt ingefaseerd:

2021: 0,5 %;

2022: 1 %;

2023: 1,5 %;

2024: 2 %;

2025: 2,5 %;

2026: 3 %;

2027: 4 %.

3.

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van deze overeenkomst wordt de aanvankelijke operationele bijdrage die Albanië voor zijn deelname aan het Horizon Europa-programma moet betalen voor de respectieve begrotingsjaren berekend door de verdeelsleutel aan te passen.

De verdeelsleutel wordt als volgt aangepast:

Contribution Key Adjusted = Contribution Key × Coefficient

De coëfficiënt die in de bovenstaande berekening wordt gebruikt om de verdeelsleutel aan te passen, is 0,1.

4.

Overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst vindt de eerste aanpassing met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor jaar N plaats in jaar N+1, wanneer de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N naar boven of naar beneden wordt bijgesteld met het verschil tussen:

a)

een aangepaste bijdrage die wordt berekend door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de som van:

i.

de vastleggingen in de begroting die zijn gedaan voor vastleggingskredieten die in jaar N zijn toegestaan uit hoofde van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie en voor vastleggingskredieten die overeenstemmen met vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld, en

ii.

eventuele vastleggingskredieten op basis van externe bestemmingsontvangsten die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma en die aan het einde van het jaar N beschikbaar waren (1). Voor externe bestemmingsontvangsten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (2) aan Horizon Europa zijn toegewezen, worden de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering gebruikt om de aangepaste bijdrage te berekenen;

b)

en de aanvankelijke operationele bijdrage voor jaar N.

De Unie berekent vanaf het jaar N+2 en elk jaar daarna totdat alle in het kader van vastleggingskredieten uit het jaar N gefinancierde budgettaire vastleggingen, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, zijn betaald of vrijgemaakt, en ten laatste drie jaar na het einde van het Horizon Europa-programma, een aanpassing van de operationele bijdrage voor jaar N door van de operationele bijdrage van Albanië het bedrag af te trekken dat wordt verkregen door de aangepaste verdeelsleutel voor jaar N toe te passen op de vrijmakingen van elk jaar op vastleggingen van jaar N die zijn gefinancierd uit de begroting van de Unie of uit vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld.

Als de bedragen uit externe bestemmingsontvangsten in jaar N (die de vastleggingskredieten en, voor bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad, de jaarlijkse indicatieve bedragen in de MFK-programmering omvatten) die niet voortvloeien uit financiële bijdragen van andere donoren aan het Horizon Europa-programma worden geannuleerd, wordt de operationele bijdrage van Albanië verminderd met het bedrag dat wordt verkregen door toepassing van de aangepaste verdeelsleutel van jaar N op het geannuleerde bedrag.

II.   Automatische correctie van de operationele bijdrage van Albanië

1.

Voor de berekening van de automatische correctie als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, gelden de volgende regels:

a)

“subsidies op basis van mededinging”: door middel van oproepen tot het indienen van voorstellen toegekende subsidies, waarvan de eindbegunstigden kunnen worden geïdentificeerd wanneer de automatische correctie wordt berekend. Financiële steun aan derden in de zin van artikel 204 van het Financieel Reglement is uitgesloten;

b)

indien een juridische verbintenis met een consortium wordt aangegaan, zijn de bedragen die worden gebruikt om de aanvankelijke bedragen van de juridische verbintenis vast te stellen de cumulatieve bedragen die zijn toegewezen aan begunstigden die Albanese entiteiten zijn, overeenkomstig de indicatieve verdeling van de begroting van de subsidieovereenkomst;

c)

alle bedragen van juridische verbintenissen in het kader van subsidies op basis van mededinging worden vastgesteld met behulp van het elektronische systeem “eCorda” van de Europese Commissie en worden op de tweede woensdag van februari van het jaar N+2 opgenomen;

d)

“niet-interventiekosten”: andere kosten van het programma dan subsidies op basis van mededinging, met inbegrip van ondersteunende uitgaven, programmaspecifiek beheer en andere acties (3);

e)

de bedragen die aan internationale organisaties worden toegewezen als juridische entiteiten die de eindbegunstigde zijn (4), worden beschouwd als niet-interventiekosten.

2.

Het mechanisme wordt als volgt toegepast:

a)

automatische correcties voor het jaar N in verband met de betaling van vastleggingskredieten voor het jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst worden in jaar N+2 toegepast op basis van gegevens uit eCorda over het jaar N en het jaar N+1 als bedoeld in deel II, punt 1, c), van deze bijlage, nadat eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst zijn toegepast op de bijdrage van Albanië aan het Horizon Europa-programma. Het in aanmerking te nemen bedrag is het bedrag van subsidies op basis van mededinging waarvoor gegevens beschikbaar zijn wanneer de correctie wordt berekend;

b)

met ingang van het jaar N+2 en tot en met 2029 wordt het bedrag van de automatische correctie voor het jaar N berekend door het verschil te nemen tussen:

i.

het totale bedrag van de subsidies op basis van mededinging dat aan Albanië of juridische entiteiten van Albanië is toegewezen als vastleggingen voor begrotingskredieten van jaar N, en

ii.

het bedrag van de aangepaste operationele bijdrage van Albanië voor jaar N, vermenigvuldigd met de verhouding tussen:

A.

het bedrag van subsidies op basis van mededinging uit de vastleggingskredieten voor jaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en

B.

het totaal van alle goedgekeurde vastleggingskredieten in de begroting voor jaar N, met inbegrip van niet-interventiekosten.

III.   Betaling van de financiële bijdrage van Albanië, betaling van de aanpassingen van de operationele bijdrage van Albanië, en betaling van de automatische correctie die op de operationele bijdrage van Albanië van toepassing is

1.

De Commissie deelt Albanië zo spoedig mogelijk en uiterlijk bij de ondertekening van het eerste verzoek tot storting van het begrotingsjaar de volgende informatie mee:

a.

de bedragen aan vastleggingskredieten in de Uniebegroting die voor het desbetreffende jaar zijn goedgekeurd voor de begrotingsonderdelen waar de deelname van Albanië aan het Horizon Europa onder valt, in voorkomend geval verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst;

b.

het bedrag van de vergoeding voor deelname als bedoeld in artikel 3, lid 7, van deze overeenkomst;

c.

vanaf jaar N+1 van de uitvoering van het Horizon Europa-programma: de uitvoering van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar N, verhoogd overeenkomstig artikel 3, lid 4, van deze overeenkomst, en de hoogte van de vrijmaking;

d.

voor het deel van het Horizon Europa-programma waarvoor dergelijke informatie nodig is om de automatische correctie te berekenen: het niveau van de vastleggingen ten behoeve van Albanese juridische entiteiten, uitgesplitst naar het desbetreffende jaar van begrotingskredieten en het daarmee samenhangende niveau van de totale vastlegging.

Op basis van haar ontwerpbegroting verstrekt de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het begrotingsjaar een raming van informatie voor het volgende jaar uit hoofde van de punten a) en b).

2.

Uiterlijk in april en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Albanië een verzoek tot storting van zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst.

In elk verzoek tot storting moet zijn bepaald dat Albanië uiterlijk 45 dagen nadat het verzoek tot storting is gedaan zes twaalfde van zijn bijdrage moet betalen.

Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen zestig dagen na de dag waarop deze overeenkomst rechtsgevolgen begint te hebben een enkel verzoek tot storting.

3.

Vanaf 2023 en in elk jaar daarna wordt in de verzoeken tot storting ook rekening gehouden met het bedrag van de automatische correctie die op de in het jaar N-2 betaalde operationele bijdrage van toepassing is.

Het verzoek tot storting wordt ten laatste in april gedaan en kan ook aanpassingen omvatten van de door Albanië betaalde financiële bijdrage voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het vorige kaderprogramma of de vorige kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waaraan Albanië heeft deelgenomen.

Voor elk van de begrotingsjaren 2028, 2029 en 2030 is het bedrag dat voortvloeit uit de automatische correctie die wordt toegepast op de in 2026 en 2027 door Albanië betaalde operationele bijdragen of uit de overeenkomstig artikel 3, lid 8, van deze overeenkomst gedane aanpassingen verschuldigd aan of door Albanië.

4.

Albanië betaalt zijn financiële bijdrage in het kader van deze overeenkomst overeenkomstig punt III van deze bijlage. Indien Albanië op de vervaldatum niet heeft betaald, stuurt de Commissie een aanmaningsbrief.

Bij te late betaling van de financiële bijdrage betaalt Albanië achterstandsrente op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum.

De rentevoet voor op de vervaldatum niet voldane schuldvorderingen is het door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringsoperaties toegepaste percentage dat geldt op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, vermeerderd met anderhalf procentpunt.


(1)  Dit omvat met name de middelen uit het herstelinstrument voor de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).

(2)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23.

(3)  Andere acties omvatten met name aanbestedingen, prijzen, financiële instrumenten, directe acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, contributies (OESO, Eureka, Ipeec, IEA enz.), deskundigen (beoordelaars, toezichthouders op projecten) enz.

(4)  Internationale organisaties zouden alleen als niet-interventiekosten worden beschouwd als zij eindbegunstigden zijn. Dat is niet van toepassing als een internationale organisatie een project coördineert (toewijzing van middelen aan andere coördinatoren).


BIJLAGE II

Niet-uitputtende lijst van equivalente programma’s en projecten van Albanië

De Albanese programma’s en projecten in de volgende niet-uitputtende lijst worden als equivalent aan programma’s en projecten van Horizon Europa beschouwd:

het nationale programma voor onderzoek en ontwikkeling.


BIJLAGE III

Goed financieel beheer

Bescherming van financiële belangen en terugvordering

Artikel 1

Evaluaties en controles

1.   De Europese Unie heeft het recht om, overeenkomstig de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Unie en zoals bepaald in desbetreffende overeenkomsten en/of contracten, technische, wetenschappelijke, financiële of andere evaluaties en controles uit te voeren in de gebouwen en op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Albanië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Albanië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn. Die evaluaties en controles kunnen worden uitgevoerd door functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, of door andere personen die daartoe door de Europese Commissie zijn gemachtigd.

2.   De functionarissen van de instellingen en organen van de Europese Unie, met name van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer, en de andere door de Europese Commissie gemachtigde personen hebben passende toegang tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle informatie die nodig is om deze controles uit te voeren, met inbegrip van het recht om een fysieke of digitale kopie en uittreksels van documenten of de inhoud van een gegevensdrager te verkrijgen die de gecontroleerde natuurlijke of rechtspersoon of de gecontroleerde derde in zijn bezit heeft.

3.   Albanië zal het recht op toegang tot Albanië en tot de gebouwen en op de terreinen van de in lid 2 bedoelde functionarissen en andere personen niet weigeren of op enige wijze belemmeren vanwege de uitvoering van hun in dit artikel bedoelde taken.

4.   De evaluaties en controles kunnen ook na de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 3, daarvan, of de opzegging van deze overeenkomst worden uitgevoerd onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen of organen van de Europese Unie en in de relevante overeenkomsten en/of contracten met betrekking tot eventuele juridische verbintenissen tot besteding van de begroting van de Europese Unie die de Europese Unie vóór de datum waarop de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 9, lid 3, van deze overeenkomst, of de opzegging van deze overeenkomst van toepassing wordt, is aangegaan.

Artikel 2

Bestrijding van onregelmatigheden en fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad

1.   De Europese Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn gemachtigd om op het grondgebied van Albanië administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, te verrichten. Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de toepasselijke handelingen van een of meer instellingen van de Unie.

2.   De bevoegde autoriteiten van Albanië stellen de Europese Commissie of het OLAF binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elk vermoeden waarvan zij kennis hebben gekregen in verband met een onregelmatigheid, fraude of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.   Controles en verificaties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd op de terreinen van natuurlijke personen of andere juridische entiteiten die in Albanië woonachtig of gevestigd zijn en die financiering van de Europese Unie ontvangen, alsook van in Albanië woonachtige of gevestigde derden die bij de besteding van de middelen van de Unie betrokken zijn.

4.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Europese Commissie of het OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de ministerraad van Albanië aangewezen bevoegde Albanese autoriteit. De aangewezen autoriteit wordt tijdig in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Albanese autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

5.   Op verzoek van de Albanese autoriteiten kunnen de controles en verificaties ter plaatse samen met de Europese Commissie en het OLAF worden uitgevoerd.

6.   Functionarissen van de Commissie en het OLAF hebben toegang tot alle informatie en documentatie over de desbetreffende verrichtingen die nodig zijn voor de passende uitvoering van controles en verificaties ter plaatse, met inbegrip van computergegevens. Zij mogen met name kopieën maken van relevante documenten.

7.   Wanneer de persoon, entiteit of andere derde zich verzet tegen een controle of verificatie ter plaatse, staan de Albanese autoriteiten overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving de Europese Commissie of het OLAF bij om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. Die steun omvat het nemen van passende voorzorgsmaatregelen uit hoofde van het nationale recht, met name ter bescherming van bewijsstukken.

8.   De Europese Commissie of het OLAF stelt de Albanese autoriteiten van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. De Europese Commissie of het OLAF stelt de bevoegde Albanese autoriteit met name zo spoedig mogelijk in kennis van elk feit of vermoeden met betrekking tot een onregelmatigheid waarvan de Europese Commissie of het OLAF in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen.

9.   Onverminderd de toepassing van het Albanese strafrecht, kan de Europese Commissie overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie administratieve maatregelen en sancties opleggen aan Albanese natuurlijke of rechtspersonen die deelnemen aan de uitvoering van een programma of activiteit.

10.   Met het oog op een goede uitvoering van dit artikel wisselen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Albanese autoriteiten regelmatig informatie uit, en plegen zij overleg indien een van de Partijen bij deze overeenkomst daarom verzoekt.

11.   Om doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling met het OLAF te faciliteren, wijst Albanië een contactpunt aan.

12.   Bij de informatie-uitwisseling tussen de Europese Commissie of het OLAF en de bevoegde Albanese autoriteiten worden de vertrouwelijkheidseisen naar behoren in acht genomen. Persoonsgegevens die in de uitgewisselde informatie zijn opgenomen, worden beschermd overeenkomstig de toepasselijke regels.

13.   De Albanese autoriteiten werken samen met het Europees Openbaar Ministerie om het in staat te stellen daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden overeenkomstig de toepasselijke wetgeving te onderzoeken, te vervolgen en voor de rechter te brengen.

Artikel 3

Invordering en tenuitvoerlegging

1.   Besluiten van de Europese Commissie waarbij een geldelijke verplichting wordt opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen die geen staten zijn met betrekking tot vorderingen uit hoofde van het Horizon Europa-programma zijn uitvoerbaar in Albanië. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door de nationale autoriteit die daartoe door de ministerraad van Albanië is aangewezen. De ministerraad van Albanië maakt zijn aangewezen nationale autoriteit bekend aan de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 4 heeft de Europese Commissie het recht dergelijke uitvoerbare beslissingen rechtstreeks ter kennis te brengen van in Albanië wonende personen en aldaar gevestigde juridische entiteiten. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens het recht en de procedurevoorschriften van Albanië.

2.   Arresten en beschikkingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de toepassing van een arbitragebeding in een contract of overeenkomst met betrekking tot programma’s, activiteiten, acties of projecten van de Unie zijn in Albanië uitvoerbaar op dezelfde wijze als de in lid 1 bedoelde besluiten van de Europese Commissie.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de rechtsgeldigheid van het in lid 1 bedoelde besluit van de Commissie te toetsen en de tenuitvoerlegging ervan te schorsen. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van Albanië.

Artikel 4

Communicatie en uitwisseling van informatie

De instellingen en organen van de Europese Unie die betrokken zijn bij de uitvoering van het Horizon Europa-programma of bij het toezicht op dat programma, hebben het recht rechtstreeks te communiceren met in Albanië wonende natuurlijke personen of aldaar gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen en met in Albanië wonende of gevestigde derden die betrokken zijn bij de besteding van middelen van de Unie, onder meer via systemen voor elektronische informatie-uitwisseling. Die personen, entiteiten en derden kunnen alle informatie en documentatie die zij moeten indienen op grond van de wetgeving van de Europese Unie die van toepassing is op het programma van de Unie en op grond van de contracten of overeenkomsten die voor de uitvoering van dat programma zijn gesloten rechtstreeks bij de instellingen en organen van de Europese Unie indienen.