ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 33

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
15 februari 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/199 van de Commissie van 2 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van uitsluitingsvoorzieningen bij de Noordzeevisserij op kever

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/200 van de Commissie van 2 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde technische maatregelen inzake maaswijdten en de totale maximumlengte voor bepaalde boomkorren in de Noordzee

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die verordening

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/202 van de Commissie van 14 februari 2022 tot rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen ( 1 )

41

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 van de Commissie van 14 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

46

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/199 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van uitsluitingsvoorzieningen bij de Noordzeevisserij op kever

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 voorziet in op regionaal niveau vastgestelde technische maatregelen voor de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat.

(2)

Indien lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van een visserijtak van mening zijn dat alternatieve maatregelen verenigbaar zijn met de bescherming van jonge exemplaren door het gebruik van alternatieve selectiviteitsvoorzieningen voor die welke op regionaal niveau zijn vastgesteld en die zijn opgenomen in deel B van de bijlagen V tot en met XI bij Verordening (EU) 2019/1241, kan de Commissie dergelijke maatregelen middels gedelegeerde handelingen vaststellen op basis van een door die lidstaten ingediende gezamenlijke aanbeveling.

(3)

Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2019/1241 kunnen lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van een visserijtak bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling indienen met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 2, van die verordening bedoelde technische maatregelen met betrekking tot de grootteselectieve en soortselectieve kenmerken van vistuig. De lidstaten die een dergelijke aanbeveling indienen, moeten wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekken waaruit blijkt dat die maatregelen leiden tot selectiviteitskenmerken voor specifieke soorten of combinaties van soorten die ten minste gelijkwaardig zijn aan de selectiviteitskenmerken van het vistuig in deel B van de bijlagen V tot en met X en in deel A van bijlage XI bij die verordening.

(4)

België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden (de Scheveningengroep) hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Noordzeevisserij. Na raadpleging van de adviesraad voor de Noordzee heeft de Scheveningengroep op 26 februari 2020 een gezamenlijke aanbeveling bij de Commissie ingediend op basis van artikel 15 van Verordening (EU) 2019/1241, waarin een gedelegeerde handeling wordt voorgesteld tot wijziging van deel B van bijlage V bij die verordening om het gebruik van een soortselectieve voorziening in de Noordzeevisserij op kever toe te staan als alternatief voor het sorteerrooster met een maximumafstand tussen de staven van 35 mm dat in deel B van bijlage V bij die verordening als basismaatregel voor die gerichte visserij is vastgesteld.

(5)

De deskundigengroep Visserij is op 30 september 2021 geraadpleegd over de gezamenlijke aanbeveling. Het Europees Parlement heeft de vergadering bijgewoond als waarnemer.

(6)

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft geconcludeerd (2) dat het gebruik van een uitsluitingsvoorziening waarschijnlijk zou leiden tot lagere bijvangstcijfers (in gewicht en aantal) en een gehandhaafd of verbeterd exploitatiepatroon voor bijvangstsoorten die groter worden dan kever (zoals gadoïden) in vergelijking met het gebruik van het sorteerrooster. Het WTECV heeft opgemerkt dat exemplaren van minder dan 15 cm slechts een klein deel van de totale bijvangst uitmaken en concludeerde dat de bijvangsten in de visserij op kever bijgevolg aanzienlijk lager zouden zijn met de uitsluiter dan met het sorteerrooster.

(7)

Verordening (EU) 2019/1241 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Aangezien de kevervisserij plaatsvindt van september tot en met december, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 september 2021. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 van de Raad wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.

(2)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2786172/STECF+PLEN+20-03.pdf


BIJLAGE

In deel B, punt 1.4, van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 wordt de negende vermelding van de tabel als volgt gewijzigd:

Maaswijdte

Geografische gebieden

Voorwaarden

“Ten minste 16 mm

Hele gebied

Gerichte visserij op kleine pelagische soorten die niet elders in de tabel zijn vermeld.

Gerichte visserij op kever. Er wordt een van de volgende voorzieningen aangebracht:

1)

een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven;

2)

een uitsluitingsvoorziening (*1), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de uitsluitingsvoorziening heeft een maaswijdte van ten hoogste 70 mm en wordt gemonteerd met een houder uit pvc of soortgelijke flexibele materialen;

ii)

wanneer een doek wordt gemonteerd binnenin de uitsluitingsvoorziening, in de dwarsdoorsnede van de kegel/buis van die voorziening, moet dat doek zijn gemaakt van pvc of een soortgelijk flexibel materiaal en zo groot zijn dat het niet meer dan 75 % beslaat van het oppervlak van de dwarsdoorsnede waar het is aangebracht, en

iii)

in het uiteinde van de uitsluitingsvoorziening wordt een ontsnappingsopening van ten minste 50 ×50 cm aangebracht.

Gerichte visserij op noordzeegarnalen en ringsprietgarnalen. Er wordt een zeeflap of een sorteerrooster aangebracht, overeenkomstig de op nationaal of regionaal niveau vastgestelde voorschriften.


(*1)  “Uitsluitingsvoorziening”: een kegelvormige netvoorziening die aan de volgende criteria voldoet:

1)

ze wordt vóór de kuil aangebracht op zodanige wijze dat de voorkant of basis van de kegel aan de volledige omtrek van de trawl is bevestigd vóór de kuil of tunnel;

2)

ze loopt af naar een uiteinde waar ze is vastgemaakt aan de bodem van de trawl;

3)

waar het uiteinde van de uitsluitingsvoorziening en de kuil samenkomen, is een ontsnappingsopening gemaakt;

4)

ze maakt het mogelijk dat kever erdoorheen kan en in de kuil wordt gehouden, terwijl bijvangsten van vis worden vrijgelaten door ze naar de uitgangsopening te leiden.


15.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/200 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde technische maatregelen inzake maaswijdten en de totale maximumlengte voor bepaalde boomkorren in de Noordzee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 zijn technische maatregelen op regionaal niveau vastgesteld voor de Noordzee.

(2)

België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden (“de Scheveningengroep”) hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Op 7 mei en 21 juni 2021 heeft de Scheveningengroep overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1241 gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie ingediend, waarin zij een gedelegeerde handeling voorstelt tot vaststelling van bepaalde wijzigingen van de huidige bepalingen in bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241. De Scheveningengroep heeft beide gezamenlijke aanbevelingen ter raadpleging toegezonden aan de adviesraad voor pelagische bestanden (Pelac) en de adviesraad voor de Noordzee (NSAC).

(3)

In de gezamenlijke aanbeveling van 7 mei 2021 werd voorgesteld deel B van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 te wijzigen om de toepassing van de afwijking van de maaswijdte van 90 mm in het Skagerrak, die momenteel geldt voor alle gesleept vistuig, met inbegrip van boomkorren en zegens, te beperken tot bordentrawls. In de aanbeveling werd ook voorgesteld de afwijking betreffende het gebruik van de maaswijdte van 90 mm in het Kattegat te beperken tot de visserij met bordentrawls of zegens.

(4)

Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en heeft geconcludeerd (3) dat de voorgestelde wijziging haar voornaamste doel bereikt, namelijk alle dubbelzinnigheid in de huidige regelgeving wegnemen, en bevestigt dat vaartuigen die zegennetten of boomkorren gebruiken, in het Skagerrak geen maaswijdte van 90 mm mogen gebruiken. De voorgestelde wijziging zal jonge exemplaren beter beschermen doordat de afwijking van de maaswijdte van 90 mm niet langer beschikbaar zal zijn voor boomkorren en zegennetten in het Skagerrak en voor boomkorren in het Kattegat. Bijgevolg is de gezamenlijke aanbeveling in overeenstemming met de doelstellingen en streefdoelen van Verordening (EU) 2019/1241, meer bepaald dat de vangsten van mariene soorten die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot een minimum moeten worden beperkt. De voorgestelde maatregel moet daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

(5)

In de gezamenlijke aanbeveling van 21 juni 2021 werd voorgesteld een totale maximumlengte voor boomkorren van 24 m in te voeren, met behoud van de strengere beperkingen voor boomkorren in bepaalde geografische gebieden zoals reeds vastgesteld in Verordening (EU) 2019/1241.

(6)

Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en heeft geconcludeerd (4) dat het, zonder de voorgestelde beperking tot 24 m, voor vissers mogelijk is om de boom langer te maken, waardoor de impact op de zeebodem en de verstoring van de bentische habitat groter kunnen worden. Daarom staat het WTECV achter een wijziging van de bepalingen van Verordening (EU) 2019/1241 waarbij de maximumlengte van de boom of de totale boomlengte, dat wil zeggen de som van de lengten van elke boom, niet meer dan 24 m mag bedragen. Volgens het WTECV zal deze wijziging verdere negatieve gevolgen voor de mariene habitats en het milieu voorkomen, in lijn met de doelstellingen van Verordening (EU) 2019/1241. Op die manier wordt gezorgd voor een beschermingsniveau dat op zijn minst gelijkwaardig is aan wat momenteel van kracht is. De voorgestelde maatregel moet daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241.

(7)

Aangezien in beide gezamenlijke aanbevelingen wijzigingen van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 worden voorgesteld, voorziet deze gedelegeerde verordening in alle door de Scheveningengroep aanbevolen maatregelen.

(8)

De maatregelen in deze verordening, die van toepassing zijn op de Uniewateren, strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en houden rekening met de in artikel 494, lid 3, van die overeenkomst bedoelde beginselen. Zij doen geen afbreuk aan maatregelen die van toepassing zijn in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

(9)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2019/1241 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  STECF-21-05, blz. 25.

(4)  STECF PLEN-21-02, blz. 59-62.


BIJLAGE

Deel B van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel van punt 1 wordt vervangen door:

“1.

Basisnormen voor maaswijdten van gesleept vistuig (*1)

(*1)  Bij het vissen met boomkorren mag de maximumlengte van de boom of de totale boomlengte, dat wil zeggen de som van de lengten van elke boom, niet meer dan 24 meter bedragen of niet kunnen worden uitgebreid tot een lengte van meer dan 24 meter. De lengte van een boom wordt gemeten tussen de uiterste punten, met inbegrip van alle toebehoren. Dit laat meer specifieke maatregelen die voor bepaalde gebieden van de Noordzee zijn vastgesteld, onverlet.”."

2)

Punt 1.1 wordt vervangen door:

“1.1.

Onverminderd de aanlandingsverplichting gebruiken vaartuigen een maaswijdte van ten minste 120 mm, of van ten minste 90 mm in het Skagerrak wanneer zij met bordentrawls vissen, of van ten minste 90 mm in het Kattegat wanneer zij met bordentrawls of zegens vissen (*2)  (*3).

(*2)  Bij het vissen in de deelsectoren Skagerrak en Kattegat met bordentrawls met een maaswijdte van minder dan 120 mm wordt een bovenpaneel met ruitvormige mazen met een maaswijdte van ten minste 270 mm of een bovenpaneel met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 140 mm aangebracht. Als alternatief mag in de deelsector Kattegat in de periode van 1 oktober tot en met 31 december een paneel met vierkante mazen van ten minste 120 mm worden aangebracht."

(*3)  Bij het vissen in de deelsector Kattegat met zegens met een maaswijdte van minder dan 120 mm wordt een bovenpaneel met ruitvormige mazen met een maaswijdte van ten minste 270 mm of een bovenpaneel met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 140 mm aangebracht. Als alternatief mag in de periode van 1 augustus tot en met 31 oktober een paneel met vierkante mazen van ten minste 120 mm worden aangebracht.”."


(*1)  Bij het vissen met boomkorren mag de maximumlengte van de boom of de totale boomlengte, dat wil zeggen de som van de lengten van elke boom, niet meer dan 24 meter bedragen of niet kunnen worden uitgebreid tot een lengte van meer dan 24 meter. De lengte van een boom wordt gemeten tussen de uiterste punten, met inbegrip van alle toebehoren. Dit laat meer specifieke maatregelen die voor bepaalde gebieden van de Noordzee zijn vastgesteld, onverlet.”.

(*2)  Bij het vissen in de deelsectoren Skagerrak en Kattegat met bordentrawls met een maaswijdte van minder dan 120 mm wordt een bovenpaneel met ruitvormige mazen met een maaswijdte van ten minste 270 mm of een bovenpaneel met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 140 mm aangebracht. Als alternatief mag in de deelsector Kattegat in de periode van 1 oktober tot en met 31 december een paneel met vierkante mazen van ten minste 120 mm worden aangebracht.

(*3)  Bij het vissen in de deelsector Kattegat met zegens met een maaswijdte van minder dan 120 mm wordt een bovenpaneel met ruitvormige mazen met een maaswijdte van ten minste 270 mm of een bovenpaneel met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 140 mm aangebracht. Als alternatief mag in de periode van 1 augustus tot en met 31 oktober een paneel met vierkante mazen van ten minste 120 mm worden aangebracht.”.”


15.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/7


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/201 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2021

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 1, en artikel 62, lid 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) zijn de eisen vastgesteld voor het ontwerp en de productie van burgerluchtvaartuigen en de motoren, propellers en onderdelen die daarin moeten worden gemonteerd.

(2)

Overeenkomstig punt 3.1, b), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 moeten erkende ontwerp- en productieorganisaties, naargelang het type van de activiteiten en de grootte van de organisatie, een beheersysteem toepassen en onderhouden dat garandeert dat aan de essentiële eisen van die bijlage wordt voldaan, de veiligheidsrisico’s beheren en streven naar voortdurende verbetering van dat systeem.

(3)

Overeenkomstig bijlage 19 “Veiligheidsbeheer” bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (het “Verdrag van Chicago”), moeten de bevoegde autoriteiten van erkende organisaties die burgerluchtvaartuigen ontwerpen en produceren, alsook de motoren, propellers en onderdelen die daarin worden geïnstalleerd, eisen dat zij een veiligheidsbeheersysteem invoeren.

(4)

Volgens Verordening (EU) nr. 748/2012 moeten erkende ontwerp- en productieorganisaties reeds voldoen aan bepaalde elementen van het beheersysteem; dat beheersysteem bevat echter niet alle in bijlage 19 bij het Verdrag van Chicago vastgestelde normen en aanbevolen praktijken voor een dergelijk veiligheidsbeheersysteem. De ontbrekende elementen van het beheersysteem moeten derhalve aan de bestaande eisen worden toegevoegd.

(5)

Om een evenredige uitvoering en samenhang met de aanpak voor organisaties voor permanente luchtwaardigheid die actief zijn in de general aviation te garanderen, hoeven ontwerp- en productieorganisaties waarvoor geen goedkeuring is vereist uit hoofde van Verordening (EU) nr. 748/2012, niet te voldoen aan alle elementen van het beheersysteem.

(6)

Alle organisaties, met inbegrip van organisaties die hun hoofdvestiging buiten de Unie hebben, moeten reeds een verplicht en vrijwillig voorvallenmeldingssysteem opzetten als zij producten en onderdelen ontwerpen en produceren overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012. Verordening (EU) nr. 748/2012 moet echter worden gewijzigd om te waarborgen dat het voorvallenmeldingssysteem in overeenstemming is met de beginselen van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(7)

Daarnaast moeten de eisen voor het Agentschap met betrekking tot de taken in verband met ontwerpcertificering, toezicht en handhaving worden gewijzigd.

(8)

Erkende ontwerporganisaties moeten een voldoende lange overgangsperiode krijgen om te kunnen voldoen aan de nieuwe regels en procedures die bij deze verordening worden ingevoerd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn gebaseerd op Advies nr. 04/2020 (4), dat het Agentschap heeft opgesteld overeenkomstig artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

(10)

Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie (5) is de eis ingevoerd dat elke toekomstige houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig erop moet toezien dat het programma voor blijvende structurele integriteit geldig blijft gedurende de volledige operationele levensduur van het vliegtuig. Met name is punt h) toegevoegd aan punt 21.A.101 in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012, waardoor bepaalde toekomstige houders moeten voldoen aan certificeringsspecificaties die zorgen voor een veiligheidsniveau dat minstens gelijkwaardig is aan de punten 26.300, 26.320 en 26.330 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie (6). Er is echter een foute verwijzing gemaakt: punt 26.320 bestaat niet. Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 8 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4.   In afwijking van punt 21.B.433, d), 1 en 2, van bijlage I (deel 21) mag een ontwerporganisatie die houder is van een geldig goedkeuringscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21), tot en met 7 maart 2025, eventuele bevindingen van niet-naleving in verband met de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie (*1) rectificeren.

Als de organisatie na 7 maart 2025 dergelijke bevindingen niet heeft afgesloten, wordt het goedkeuringscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of geschorst.

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die verordening (PB L 33, van …,blz. 7).”."

2)

Bijlage I (deel 21) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 7 maart 2023, met uitzondering van artikel 2, dat van toepassing is met ingang van 7 maart 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

(4)  https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie van 21 december 2020 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, de vervaardiging van onderdelen die moeten worden gebruikt tijdens het onderhoud, en de inachtneming van aspecten van verouderende luchtvaartuigen tijdens de certificering (PB L 145 van 28.4.2021, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18).


BIJLAGE I

Bijlage I (deel 21) wordt als volgt gewijzigd:

1)

De inhoudsopgave wordt vervangen door:

Inhoudsopgave

21.1

Bevoegde autoriteit

21.2

Toepassingsgebied

SECTIE A — TECHNISCHE EISEN

SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN

21.A.1

Toepassingsgebied

21.A.2

Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat

21.A.3A

Meldingssysteem

21.A.3B

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

21.A.4

Coördinatie tussen ontwerp en productie

21.A.5

Administratie

21.A.6

Handboeken

21.A.7

Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.9

Toegang en onderzoek

SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.A.11

Toepassingsgebied

21.A.13

Aanvaardbaarheid

21.A.14

Bewijs van bekwaamheid

21.A.15

Aanvraag

21.A.19

Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen

21.A.20

Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen

21.A.21

Eisen voor de afgifte van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat

21.A.31

Typeontwerp

21.A.33

Onderzoek en tests

21.A.35

Vliegproeven

21.A.41

Typecertificaat

21.A.44

Verplichtingen van de houder

21.A.47

Overdraagbaarheid

21.A.51

Duur en blijvende geldigheid

21.A.62

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

21.A.65

Blijvende structurele integriteit van vliegtuigstructuren

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D — WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.A.90A

Toepassingsgebied

21.A.90B

Standaardwijzigingen

21.A.90C

Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.91

Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

21.A.92

Aanvaardbaarheid

21.A.93

Aanvraag

21.A.95

Eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen

21.A.97

Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen

21.A.101

Typecertificeringsbasis, certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieueisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

21.A.108

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

21.A.109

Verplichtingen en EPA-markering

SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

21.A.111

Toepassingsgebied

21.A.112A

Aanvaardbaarheid

21.A.112B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.113

Aanvraag om een aanvullend typecertificaat

21.A.115

Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen in de vorm van een aanvullend typecertificaat

21.A.116

Overdraagbaarheid

21.A.117

Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

21.A.118A

Verplichtingen en EPA-markering

21.A.118B

Duur en blijvende geldigheid

21.A.120B

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.121

Toepassingsgebied

21.A.122

Aanvaardbaarheid

21.A.124

Aanvraag

21.A.124A

Wijzen van naleving

21.A.125A

Afgifte van een akkoordverklaring

21.A.125B

Bevindingen en opmerkingen

21.A.125C

Duur en blijvende geldigheid

21.A.126

Productiecontrolesysteem

21.A.127

Proeven: luchtvaartuigen

21.A.128

Proeven: motoren en propellers

21.A.129

Verplichtingen van de productieorganisatie

21.A.130

Conformiteitsverklaring

SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.131

Toepassingsgebied

21.A.133

Aanvaardbaarheid

21.A.134

Aanvraag

21.A.134A

Wijzen van naleving

21.A.135

Afgifte van een erkenning als productieorganisatie

21.A.139

Productiebeheersysteem

21.A.143

Productieorganisatiehandboek

21.A.145

Middelen

21.A.147

Wijzigingen in het productiebeheersysteem

21.A.148

Wijzigingen van vestigingsplaats

21.A.149

Overdraagbaarheid

21.A.151

Erkenningsvoorwaarden

21.A.153

Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

21.A.158

Bevindingen en opmerkingen

21.A.159

Duur en blijvende geldigheid

21.A.163

Bevoegdheden

21.A.165

Verplichtingen van de houder

SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.A.171

Toepassingsgebied

21.A.172

Aanvaardbaarheid

21.A.173

Classificatie

21.A.174

Aanvraag

21.A.175

Taal

21.A.177

Amendement of wijziging

21.A.179

Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

21.A.181

Duur en blijvende geldigheid

21.A.182

Identificatie van het luchtvaartuig

SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN

21.A.201

Toepassingsgebied

21.A.203

Aanvaardbaarheid

21.A.204

Aanvraag

21.A.207

Amendement of wijziging

21.A.209

Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

21.A.211

Duur en blijvende geldigheid

SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

21.A.231

Toepassingsgebied

21.A.233

Aanvaardbaarheid

21.A.234

Aanvraag

21.A.235

Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie

21.A.239

Ontwerpbeheersysteem

21.A.243

Handboek

21.A.245

Middelen

21.A.247

Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

21.A.249

Overdraagbaarheid

21.A.251

Erkenningsvoorwaarden

21.A.253

Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

21.A.258

Bevindingen en opmerkingen

21.A.259

Duur en blijvende geldigheid

21.A.263

Bevoegdheden

21.A.265

Verplichtingen van de houder

SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.301

Toepassingsgebied

21.A.303

Overeenstemming met toepasselijke vereisten

21.A.305

Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken

21.A.307

Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M — REPARATIES

21.A.431A

Toepassingsgebied

21.A.431B

Standaardreparaties

21.A.432A

Aanvaardbaarheid

21.A.432B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.432C

Aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp

21.A.433

Eisen voor de goedkeuring van een reparatieontwerp

21.A.435

Classificatie en goedkeuring van reparatieontwerpen

21.A.439

Productie van reparatieonderdelen

21.A.441

Uitvoering van een reparatie

21.A.443

Beperkingen

21.A.445

Niet-gerepareerde schade

21.A.451

Verplichtingen en EPA-markering

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES

21.A.601

Toepassingsgebied

21.A.602A

Aanvaardbaarheid

21.A.602B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.603

Aanvraag

21.A.604

ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)

21.A.605

Vereisten inzake gegevens

21.A.606

Eisen voor de afgifte van een ETSO-autorisatie

21.A.607

Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie

21.A.608

Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)

21.A.609

Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties

21.A.610

Goedkeuring voor een afwijking

21.A.611

Ontwerpwijzigingen

21.A.619

Duur en blijvende geldigheid

21.A.621

Overdraagbaarheid

SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING

21.A.701

Toepassingsgebied

21.A.703

Aanvaardbaarheid

21.A.707

Aanvraag van een vliegvergunning

21.A.708

Vluchtvoorwaarden

21.A.709

Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

21.A.710

Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

21.A.711

Afgifte van een vliegvergunning

21.A.713

Wijzigingen

21.A.715

Taal

21.A.719

Overdraagbaarheid

21.A.723

Duur en blijvende geldigheid

21.A.725

Verlenging van de vliegvergunning

21.A.727

Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.801

Identificatie van producten

21.A.803

Behandeling van de identificatiegegevens

21.A.804

Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken

21.A.805

Identificatie van kritieke onderdelen

21.A.807

Identificatie van ETSO-artikelen

SECTIE B — PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN

21.B.10

Toezichtsdocumentatie

21.B.15

Informatie aan het Agentschap

21.B.20

Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

21.B.25

Beheersysteem

21.B.30

Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

21.B.35

Wijzigingen in het beheersysteem

21.B.55

Administratie

21.B.65

Opschorting, beperking en intrekking

SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.B.70

Certificeringsspecificaties

21.B.75

Bijzondere voorwaarden

21.B.80

Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

21.B.82

Certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig

21.B.85

Aanduiding van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

21.B.100

Niveau van betrokkenheid

21.B.103

Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D — WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.B.105

Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

21.B.107

Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat

SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

21.B.109

Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een aanvullend typecertificaat

21.B.111

Afgifte van een aanvullend typecertificaat

SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.115

Wijzen van naleving

21.B.120

Initiële certificeringsprocedure

21.B.125

Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

21.B.135

Behoud van de akkoordverklaring

21.B.140

Wijziging van een akkoordverklaring

SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.215

Wijzen van naleving

21.B.220

Initiële certificeringsprocedure

21.B.221

Toezichtsbeginselen

21.B.222

Toezichtsprogramma

21.B.225

Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

21.B.240

Wijzigingen in het productiebeheersysteem

SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.B.320

Onderzoek

21.B.325

Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid

21.B.326

Bewijs van luchtwaardigheid

21.B.327

Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN

21.B.420

Onderzoek

21.B.425

Afgifte van geluidscertificaten

SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

21.B.430

Initiële certificeringsprocedure

21.B.431

Toezichtsbeginselen

21.B.432

Toezichtsprogramma

21.B.433

Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

21.B.435

Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M — REPARATIES

21.B.450

Typecertificeringsbasis en milieueisen voor een goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie

21.B.453

Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES

21.B.480

Afgifte van een ETSO-autorisatie

SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING

21.B.520

Onderzoek

21.B.525

Afgifte van een vliegvergunning

SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

Aanhangsels

Aanhangsel I — EASA-formulier 1 — Certificaat van vrijgave

Aanhangsel II — EASA-formulieren 15a en 15c — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

Aanhangsel III — EASA-formulier 20a — Vliegvergunning

Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b — Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

Aanhangsel V — EASA-formulier 24 — Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 — Bewijs van luchtwaardigheid

Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 — Geluidscertificaat

Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 — Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 — Bewijs van vrijgave voor gebruik

Aanhangsel X — EASA-formulier 55 — Certificaat erkenning als productieorganisatie

Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 — Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie

Aanhangsel XII — Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven.”.

2)

Punt 21.A.1 wordt vervangen door:

21.A.1   Toepassingsgebied

In dit subdeel worden de algemene rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.”.

3)

Punt 21.A.3A wordt vervangen door:

21.A.3A   Meldingssysteem

a)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*1) en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag heeft ingediend voor of houder is van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of elke andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend:

1.

een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van voorvalmeldingen opzetten en onderhouden om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig punt 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren. Als de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt, kan één enkel systeem worden opgezet om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het meldingssysteem omvat:

i)

meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de blijvende luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk dat valt onder het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven;

ii)

fouten, bijna-ongevallen en gevaren die niet onder punt i) vallen;

2.

aan bekende exploitanten van het product, onderdeel of uitrustingsstuk en, op verzoek, aan elke persoon die op grond van andere uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen is gemachtigd, informatie verstrekken over het overeenkomstig punt 1 opgezette systeem en over de wijze waarop meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere in punt 1, i), vermelde voorvallen moeten worden verstrekt;

3.

aan het Agentschap melding maken van alle gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen waarvan hij op de hoogte is en die verband houden met een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat valt onder het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven, en die hebben geleid of zouden kunnen leiden tot een onveilige toestand.

b)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 v en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een certificaat erkenning als productieorganisatie krachtens subdeel G van deze sectie, of die een product, onderdeel of uitrustingsstuk produceert krachtens subdeel F van deze sectie:

1.

een systeem opzetten en onderhouden voor het verzamelen en beoordelen van voorvalmeldingen, met inbegrip van meldingen van fouten, bijna-ongevallen en gevaren, om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig de punten 2 en 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren. Voor organisaties waarvan de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt, kan één enkel systeem worden opgezet om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;

2.

aan de verantwoordelijke houder van de ontwerpgoedkeuring melding maken van alle gevallen waarin producten, onderdelen of uitrustingsstukken door de productieorganisatie zijn vrijgegeven en waarin vervolgens mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens zijn vastgesteld, en samen met de houder van de ontwerpgoedkeuring onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;

3.

aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en aan het Agentschap melding maken van de afwijkingen die overeenkomstig punt 21.A.3A, b), 2, zijn vastgesteld en die tot een onveilige toestand zouden kunnen leiden;

4.

als de productieorganisatie optreedt als leverancier van een andere productieorganisatie, eveneens aan die andere organisatie melding maken van alle gevallen waarin zij producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan die organisatie heeft vrijgegeven en waarin vervolgens eventuele afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens zijn vastgesteld.

c)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen beschermt elke natuurlijke of rechtspersoon bij een melding overeenkomstig de punten a), 3), en b), 2), 3) en 4), op passende wijze de vertrouwelijkheid van de melder en van de in de melding genoemde persoon (personen).

d)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen maakt elke natuurlijke of rechtspersoon de in de punten a), 3), en b), 3), bedoelde meldingen in een vorm en op een wijze die door respectievelijk het Agentschap of de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, en verzendt hij die zo spoedig mogelijk en in elk geval niet meer dan 72 uur nadat de natuurlijke of rechtspersoon heeft vastgesteld dat het voorval tot een mogelijk onveilige toestand kan leiden, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dat verhinderen.

e)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, als een volgens punt a), 3), of punt b), 3), gemeld voorval het gevolg is van een tekortkoming in het ontwerp of de productie, stelt de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, een onderzoek in naar de reden van de tekortkoming en maakt aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en het Agentschap melding van de resultaten van dat onderzoek en de maatregelen die hij of zij voornemens is te treffen of voor te stellen om die tekortkoming te verhelpen.

f)

Als het Agentschap oordeelt dat een maatregel dient te worden getroffen om de tekortkoming te verhelpen, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, de desbetreffende gegevens bij de bevoegde autoriteit op haar verzoek indienen.

(*1)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).”."

4)

Punt 21.A.5 wordt vervangen door:

21.A.5   Administratie

Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, vliegvergunning, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:

a)

zetten, als zij een product, onderdeel of uitrustingsstuk ontwerpen of wijzigen of repareren, een systeem voor het bijhouden van gegevens op en onderhouden de relevante ontwerpinformatie/-gegevens; die informatie/gegevens worden ter beschikking van het Agentschap gesteld om de informatie/gegevens te verstrekken die nodig zijn om de blijvende luchtwaardigheid van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk, de blijvende geldigheid van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de naleving van de toepasselijke milieubeschermingseisen te waarborgen;

b)

bewaren, als zij een product, onderdeel of uitrustingsstuk produceren, de details van het productieproces die belangrijk zijn voor de conformiteit van het product, onderdeel of uitrustingsstuk met de toepasselijke ontwerpgegevens en de aan hun partners en leveranciers opgelegde eisen, en stellen die gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de permanente luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk te waarborgen;

c)

met betrekking tot vliegvergunningen:

1.

bewaren de documenten die zijn opgesteld om de vluchtomstandigheden vast te stellen en te rechtvaardigen, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig te waarborgen;

2.

bewaren, als zij een vliegvergunning afgeven op grond van de bevoegdheid van erkende organisaties, de bijbehorende documenten, met inbegrip van inspectierapporten en documenten ter ondersteuning van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden en de afgifte van de vliegvergunning zelf, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op de organisatie, teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig te waarborgen;

d)

bewaren de gegevens van de in punt 21.A.139, c), 21.A.145, b), 21.A.145, c), 21.A.239, c), 21.A.245, a), of 21.A.245, e), 1), vermelde bekwaamheden en kwalificaties van het personeel dat betrokken is bij de volgende functies:

1.

ontwerp of productie;

2.

onafhankelijk toezicht op de naleving van de relevante eisen door de organisatie;

3.

veiligheidsbeheer;

e)

bewaren gegevens over de machtiging van personeelsleden, als zij personeel in dienst hebben dat:

1.

de bevoegdheden van de erkende organisatie uitoefent overeenkomstig punt 21.A.163 en/of 21.A.263, naargelang het geval;

2.

de onafhankelijke taak verricht van toezicht op de naleving door de organisatie van de relevante eisen overeenkomstig punt 21.A.139, e), en/of punt 21.A.239, e), naargelang het geval;

3.

de onafhankelijke verificatietaak verricht van het aantonen van de naleving overeenkomstig punt 21.A.239, d), 2).”.

5)

Het volgende punt 21.A.9 wordt ingevoegd:

21.A.9   Toegang en onderzoek

Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat, vliegvergunning, erkenning als ontwerporganisatie, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:

a)

verlenen de bevoegde autoriteit toegang tot alle faciliteiten, producten, onderdelen en uitrustingsstukken, documenten, gegevens, processen, procedures of enig ander materiaal met het oog op het beoordelen van verslagen, het uitvoeren van inspecties of het uitvoeren of bijwonen van vlieg- en grondproeven, indien nodig, om na te gaan of de organisatie de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen initieel en blijvend naleeft;

b)

treffen maatregelen om te waarborgen dat de bevoegde autoriteit de in punt a) bepaalde toegang krijgt, ook ten aanzien van partners, leveranciers en subcontractanten van de natuurlijke of rechtspersoon.”.

6)

In punt 21.A.44 wordt punt a) vervangen door:

“a)

de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.62 en 21.A.65, en moet hiervoor blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig 21.A.13;”.

7)

Punt 21.A.47 wordt vervangen door:

21.A.47   Overdraagbaarheid

Een typecertificaat, een beperkt typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is de in punt 21.A.44 bepaalde verplichtingen na te komen en daartoe zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 heeft aangetoond.”.

8)

In punt 21.A.109 wordt punt a) vervangen door:

“a)

de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21.A.108;”.

9)

In punt 21.A.118A wordt punt a), 1, vervangen door:

“1.

die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21.A.120B;”.

10)

Het volgende punt 21.A.124A wordt ingevoegd:

21.A.124A   Wijzen van naleving

a)

Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

b)

Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.

De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.”.

11)

De titel van punt 21.A.125A wordt vervangen door:

21.A.125A

Afgifte van een akkoordverklaring”.

12)

Punt 21.A.125B wordt vervangen door:

21.A.125B   Bevindingen en opmerkingen

a)

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.125 moet de houder van een akkoordverklaring:

1.

de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsmede de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

2.

een corrigerend actieplan opstellen;

3.

aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.

b)

De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.125 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.

c)

De houder van de akkoordverklaring houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.125, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.”.

13)

Punt 21.A.125C wordt vervangen door:

21.A.125C   Duur en blijvende geldigheid

a)

De akkoordverklaring wordt afgegeven voor een beperkte periode, die in geen geval langer mag zijn dan één jaar. Ze blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

1.

de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke eisen van deze bijlage;

2.

de productieorganisatie en haar partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

3.

de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig de akkoordverklaring;

4.

de akkoordverklaring is door de bevoegde autoriteit niet ingetrokken op grond van punt 21.B.65, is niet door de productieorganisatie ingeleverd en de duur ervan is nog niet verstreken.

b)

In geval van inlevering, intrekking of verloop moet de akkoordverklaring worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.”.

14)

In punt 21.A.126 wordt punt b) als volgt gewijzigd:

a)

punt 5 wordt vervangen door:

“5.

materialen en onderdelen die worden tegengehouden omdat ze afwijken van typeontwerp of productiespecificaties, en die in aanmerking moeten worden genomen voor installatie in het eindproduct, worden onderworpen aan een goedgekeurde ontwerp- en fabricagebeoordelingsprocedure. De materialen en onderdelen die door deze procedure bruikbaar worden bevonden, moeten naar behoren worden geïdentificeerd en opnieuw gecontroleerd als een nabewerking of reparatie noodzakelijk is. Materialen en onderdelen die als gevolg van deze procedure worden afgekeurd, moeten dusdanig worden gekenmerkt en geborgen dat ze niet kunnen worden verwerkt in het eindproduct;”;

b)

punt 6 wordt geschrapt.

15)

Punt 21.A.129 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

21.A.129

Verplichtingen van de productieorganisatie”;

b)

punt e) wordt vervangen door:

“e)

voldoen aan subdeel A van deze sectie.”;

c)

punt f) wordt geschrapt.

16)

Het volgende punt 21.A.134A wordt ingevoegd:

21.A.134A   Wijzen van naleving

a)

Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

b)

Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.

De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.”.

17)

De titel van punt 21.A.135 wordt vervangen door:

21.A.135

Afgifte van een erkenning als productieorganisatie”.

18)

Punt 21.A.139 wordt vervangen door:

21.A.139   Productiebeheersysteem

a)

De productieorganisatie dient een productiebeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het kwaliteitsbeheer bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.

b)

Het productiebeheersysteem:

1.

is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

2.

wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.145, c), 1), benoemde beheerder.

c)

Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:

1.

een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;

2.

essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.145, c), 2);

3.

een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;

4.

een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:

i)

het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;

ii)

het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.147;

iii)

de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;

5.

veiligheid in de organisatie bevorderen door:

i)

opleiding en vorming;

ii)

communicatie;

6.

overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.

d)

Als onderdeel van het aspect kwaliteitsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:

1.

garanderen dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt geproduceerd door de organisatie of door haar partners, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, zodat de organisatie de in punt 21.A.163 beschreven voorrechten kan uitoefenen;

2.

in voorkomend geval binnen het toepassingsgebied van de erkenning controleprocedures vaststellen, toepassen en in stand houden voor:

i)

de uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;

ii)

de evaluatieaudit en beheersing van leveranciers en onderaannemers;

iii)

het verifiëren dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen en uitrustingen, met inbegrip van door de kopers van producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

iv)

identificatie en traceerbaarheid;

v)

fabricageprocessen;

vi)

inspectie en proeven, met inbegrip van vliegproeven;

vii)

kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;

viii)

beheersing van niet-conforme artikelen;

ix)

coördinatie inzake luchtwaardigheid met de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring;

x)

het bijhouden en bewaren van gegevens;

xi)

de bekwaamheid en kwalificaties van personeel;

xii)

de afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;

xiii)

behandeling, opslag en verpakking;

xiv)

interne kwaliteitsaudits en eruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;

xv)

werk dat binnen de erkenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd op een andere plaats dan de goedgekeurde faciliteiten;

xvi)

werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar vóór de levering, om het luchtvaartuig in een gebruiksveilige toestand te houden;

xvii)

afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden;

3.

specifieke bepalingen opnemen in de controleprocedures voor kritieke onderdelen.

e)

De productieorganisatie moet als onderdeel van het productiebeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het productiebeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21.A.145, c), 2), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.145, c), 1), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.

f)

Als de productieorganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, mag het productiebeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.”.

19)

Punt 21.A.143 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

21.A.143

Productieorganisatiehandboek”;

b)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

i)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“a)

De productieorganisatie moet een handboek van de productieorganisatie (POE) opstellen en bijhouden waarin rechtstreeks of door kruisverwijzing de volgende informatie over het in punt 21.A.139 beschreven productiebeheersysteem wordt verstrekt:”;

ii)

punt 11 wordt vervangen door:

“11.

een beschrijving van het productiebeheersysteem, het beleid, de processen en de procedures zoals bepaald in punt 21.A.139, c);”;

iii)

punt 12 wordt vervangen door:

“12.

een lijst van de in punt 21.A.139, d), 1), vermelde derde partijen;”;

c)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

De eerste versie van het POE moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.”;

d)

het volgende punt c) wordt toegevoegd:

“c)

Het POE dient zo nodig te worden gewijzigd om een actuele beschrijving van de organisatie te blijven bieden. Kopieën van wijzigingen worden aan de bevoegde autoriteit verstrekt.”.

20)

Punt 21.A.145 wordt vervangen door:

21.A.145   Middelen

De productieorganisatie moet aantonen dat:

a)

de faciliteiten, de arbeidsomstandigheden, de uitrusting en het gereedschap, de processen en de bijbehorende materialen, de personeelssterkte en -bekwaamheid en de algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van haar verplichtingen overeenkomstig punt 21.A.165;

b)

met betrekking tot alle noodzakelijke luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens:

1.

zij beschikt over alle gegevens die zij nodig heeft om na te gaan of zij in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens. Die gegevens kunnen afkomstig zijn van het Agentschap en van de houder of aanvrager van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring, en kunnen een vrijstelling van de milieubeschermingseisen omvatten;

2.

zij een procedure heeft opgesteld om te waarborgen dat de luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens correct zijn opgenomen in de productiegegevens;

3.

die gegevens up-to-date worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeel dat toegang tot die gegevens moet hebben om zijn taken te kunnen vervullen;

c)

met betrekking tot management en personeel:

1.

zij een verantwoordelijke manager heeft aangesteld met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle productie volgens de vereiste normen wordt uitgevoerd en dat de productieorganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.139 bedoelde productiebeheersysteem en aan de in punt 21.A.143 bedoelde gegevens en procedures in het POE;

2.

de verantwoordelijke manager een persoon of een groep personen heeft aangesteld en geïdentificeerd die moet waarborgen dat de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage, en dat zijn bevoegdheden zijn omschreven; die persoon of groep van personen is verantwoording verschuldigd aan de verantwoordelijke manager en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem. De persoon of groep personen moet de juiste kennis, achtergrond en ervaring hebben om zijn functies te kunnen vervullen;

3.

het personeel op alle niveaus de passende bevoegdheid heeft om de hen toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen uitoefenen, en dat er binnen de productieorganisatie sprake is van volledige en effectieve coördinatie met betrekking tot kwesties inzake luchtwaardigheid en milieubeschermingsgegevens;

d)

met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig punt 21.A.163 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied van de erkenningsvoorwaarden:

1.

zij beschikken over de juiste kennis, achtergrond (met inbegrip van andere functies in de organisatie) en ervaring om zich van de toegewezen verantwoordelijkheden te kwijten;

2.

zij een bewijs van hun bevoegdheden hebben gekregen.”.

21)

Punt 21.A.147 wordt vervangen door:

21.A.147   Wijzigingen in het productiebeheersysteem

Na de afgifte van een certificaat erkenning als productieorganisatie moet elke wijziging in het productiebeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of de luchtwaardigheids- en milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd alvorens te worden toegepast. De productieorganisatie dient bij de bevoegde autoriteit een erkenningsaanvraag in waaruit blijkt dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.”.

22)

Punt 21.A.157 wordt geschrapt.

23)

Punt 21.A.158 wordt vervangen door:

21.A.158   Bevindingen en opmerkingen

a)

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.225 moet de houder van een certificaat erkenning als productieorganisatie:

1.

de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

2.

een corrigerend actieplan opstellen;

3.

aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.

b)

De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.225 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.

c)

De houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.225, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.”.

24)

Punt 21.A.159 wordt vervangen door:

21.A.159   Duur en blijvende geldigheid

a)

Een certificaat erkenning als productieorganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de productieorganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

1.

de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;

2.

de bevoegde autoriteit mag van de productieorganisatie of een van haar partners, leveranciers of onderaannemers onderzoeken uitvoeren in overeenstemming met punt 21.A.9;

3.

de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig de erkenning;

4.

het certificaat erkenning als productieorganisatie is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de productieorganisatie ingeleverd.

b)

In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.”.

25)

Punt 21.A.165 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten d) tot en met h) worden vervangen door:

“d)

bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of een andere ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

e)

als de houder van een erkenning als productieorganisatie, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, van plan is een certificaat van vrijgave voor gebruik af te geven, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven;

f)

voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven, op grond van de bevoegdheid in punt 21.A.163, e);

g)

voor zover van toepassing, overeenstemming bereiken met de punten 21.A.711, c) en e), alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, op grond van de bevoegdheid in punt 21.A.163, e);

h)

voldoen aan subdeel A van deze sectie.”;

b)

de punten i), j) en k) worden geschrapt.

26)

Punt 21.A.180 wordt geschrapt;

27)

In punt 21.A.181 wordt punt a) als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“a)

Een bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:”;

b)

punt 1 wordt vervangen door:

“1.

het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en”;

c)

punt 4 wordt vervangen door:

“4.

het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.”.

28)

Punt 21.A.210 wordt geschrapt.

29)

In punt 21.A.211 wordt punt a) als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“a)

Een geluidscertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:”;

b)

punt 1 wordt vervangen door:

“1.

het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en”;

c)

punt 4 wordt vervangen door:

“4.

het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.”.

30)

Punt 21.A.239 wordt vervangen door:

21.A.239   Ontwerpbeheersysteem

a)

De ontwerporganisatie dient een ontwerpbeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het ontwerpborgingssysteem bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.

b)

Het ontwerpbeheersysteem:

1.

is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

2.

wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.245, a), benoemde beheerder.

c)

Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:

1.

een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;

2.

essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.245, b);

3.

een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;

4.

een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:

i)

het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;

ii)

het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.243, c), en punt 21.A.247;

iii)

de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;

5.

veiligheid in de organisatie bevorderen door:

i)

opleiding en vorming;

ii)

communicatie;

6.

overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.

d)

Als onderdeel van het aspect ontwerpborging van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:

1.

een systeem vaststellen, toepassen en in stand houden voor de controle van en het toezicht op het ontwerp en de wijzigingen en reparaties van het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken die onder de erkenningsvoorwaarden vallen; het systeem:

i)

moet een luchtwaardigheidsfunctie bevatten om te garanderen dat het ontwerp en de ontwerpwijzigingen van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen;

ii)

moet waarborgen dat de ontwerporganisatie zich naar behoren kwijt van haar verantwoordelijkheden overeenkomstig deze bijlage en de krachtens punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden;

2.

een onafhankelijke verificatiefunctie vaststellen, toepassen en in stand houden op basis waarvan de ontwerporganisatie aantoont dat zij voldoet aan de toepasselijke eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming;

3.

specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem garandeert dat de ontworpen onderdelen of uitrustingsstukken aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures.

e)

De ontwerporganisatie moet als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het ontwerpbeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21.A.245, b), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.245, a), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.

f)

Als de ontwerporganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139, mag het ontwerpbeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.”.

31)

Punt 21.A.243 wordt vervangen door:

21.A.243   Handboek

a)

Als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie een handboek opstellen en aan het Agentschap bezorgen met een beschrijving, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, van de organisatie, haar relevante beleidslijnen, processen en procedures, het soort ontwerpwerkzaamheden en de categorieën producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft, zoals aangegeven in de overeenkomstig punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden en, in voorkomend geval, de raakvlakken met en de controle van haar partners of subcontractanten.

Als vliegproeven worden uitgevoerd, moet een operationeel handboek voor vliegproeven worden opgesteld en aan het Agentschap bezorgd waarin het beleid en de procedures van de organisatie met betrekking tot vliegproeven worden gedefinieerd. Het operationeel handboek voor vliegproeven moet het volgende bevatten:

1.

een beschrijving van de processen van de organisatie voor vliegproeven, met inbegrip van haar betrokkenheid bij het proces voor de afgifte van een vliegvergunning;

2.

het bemanningsbeleid, met inbegrip van de samenstelling, de bekwaamheid, de geldigheid en de vliegtijdbeperkingen, overeenkomstig aanhangsel XII, indien van toepassing;

3.

procedures voor het vervoer van andere personen dan bemanningsleden en voor opleidingen voor vliegproeven, indien van toepassing;

4.

een risico- en veiligheidsbeheerbeleid en de daaraan verbonden methoden;

5.

procedures voor de identificatie van instrumenten en de mee te voeren uitrusting;

6.

een lijst van documenten die moeten worden voorgelegd voor vliegproeven.

b)

Als onderdelen of uitrustingsstukken of wijzigingen aan de producten worden ontworpen door partnerorganisaties of subcontractanten, moet het handboek een verklaring bevatten over de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen en uitrustingsstukken, de in punt 21.A.239, d), 2), voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moet het, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van die partnerorganisaties of subcontractanten bevatten, naargelang nodig is om die verklaring op te stellen.

c)

Het handboek moet naargelang nodig worden aangepast om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van de aanpassingen moeten aan het Agentschap worden bezorgd.

d)

De ontwerporganisatie moet een verklaring opstellen en bijhouden van de kwalificaties en de ervaring van het leidinggevend personeel en van andere personen in de organisatie die verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen die van invloed zijn op de luchtwaardigheid, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming. Zij dient die verklaring in bij de bevoegde autoriteit.”.

32)

Punt 21.A.245 wordt vervangen door:

21.A.245   Middelen

a)

De organisatie stelt een hoofd van de ontwerporganisatie aan met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle ontwerpactiviteiten volgens de vereiste normen worden uitgevoerd en dat de ontwerporganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.239 bedoelde ontwerpbeheersysteem en aan de procedures van het in punt 21.A.243 bedoelde handboek.

b)

Het hoofd van de ontwerporganisatie benoemt en specificeert de bevoegdheden van:

1.

een chef van de luchtwaardigheidsfunctie;

2.

een chef van de onafhankelijke controlefunctie;

3.

afhankelijk van de omvang van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, een andere persoon of groep personen die moet waarborgen dat de organisatie aan de eisen van deze bijlage voldoet.

c)

In afwijking van punt 21.A.245, b), 1), mag de in punt 21.A.239, d), 1), i), vermelde luchtwaardigheidsfunctie worden uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in elk van de volgende gevallen:

1.

als de reikwijdte van de activiteiten of werkzaamheden van de ontwerporganisatie, zoals aangegeven in de krachtens punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden, beperkt is tot kleine wijzigingen en/of kleine reparaties;

2.

gedurende een beperkte periode, als de ontwerporganisatie geen chef van de luchtwaardigheidsfunctie heeft aangewezen en de uitoefening van die functie onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in verhouding staat tot de reikwijdte en het niveau van de activiteiten van de organisatie.

d)

De overeenkomstig punt b) aangewezen persoon of groep van personen:

1.

is verantwoording verschuldigd aan het hoofd van de ontwerporganisatie en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem;

2.

heeft de juiste kennis, achtergrond en ervaring om zijn functies te kunnen vervullen.

e)

De ontwerporganisatie moet waarborgen dat:

1.

de personeelsleden in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren zijn en de juiste bevoegdheden hebben gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen, en dat de voorzieningen, uitrusting en accommodatie geschikt zijn om het personeel in staat te stellen te voldoen aan de voor het product vastgelegde eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming;

2.

er tussen en binnen de afdelingen een volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot alle kwesties inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming.”.

33)

Punt 21.A.247 wordt vervangen door:

21.A.247   Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging van het ontwerpbeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of voor de luchtwaardigheid, de operationele geschiktheid en de milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, worden goedgekeurd door het Agentschap alvorens ze wordt toegepast. De ontwerporganisatie dient bij het Agentschap een erkenningsaanvraag in waarin op basis van de voorgestelde wijzigingen in het handboek wordt aangetoond dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.”.

34)

Punt 21.A.257 wordt geschrapt.

35)

Punt 21.A.258 wordt vervangen door:

21.A.258   Bevindingen en opmerkingen

a)

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.433 moet de houder van een certificaat erkenning als ontwerporganisatie:

1.

de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

2.

een plan voor corrigerende maatregelen opstellen;

3.

aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van het Agentschap zijn uitgevoerd.

b)

De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.433 met het Agentschap is overeengekomen.

c)

De houder van het certificaat erkenning als ontwerporganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.433, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.”.

36)

Punt 21.A.259 wordt vervangen door:

21.A.259   Duur en blijvende geldigheid

a)

Een certificaat erkenning als ontwerporganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de ontwerporganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

1.

de ontwerporganisatie blijft voldoen aan Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 21.B.433 van deze bijlage met betrekking tot de behandeling van bevindingen;

2.

de houder van de erkenning als ontwerporganisatie of zijn eventuele partners of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

3.

de ontwerporganisatie kan het Agentschap bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat het ontwerpbeheersysteem van de organisatie in het kader van de erkenning voldoende controle en toezicht houdt op het ontwerp van producten en reparaties en wijzigingen daarvan;

4.

het certificaat is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de ontwerporganisatie ingeleverd.

b)

In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan het Agentschap.”.

37)

In punt 21.A.263 wordt in punt c) de inleidende zin vervangen door:

“c)

De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden krachtens punt 21.A.251 en overeenkomstig de relevante procedures van het ontwerpbeheersysteem:”.

38)

Punt 21.A.265 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

vaststellen dat het ontwerp van producten, of wijzigingen of reparaties daarvan, voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen, en geen onveilige kenmerken vertoont;”;

b)

punt h) wordt vervangen door:

“h)

gegevens en informatie aanwijzen die worden afgegeven onder het gezag van de erkende ontwerporganisatie binnen de reikwijdte van de door het Agentschap vastgestelde erkenningsvoorwaarden, met de volgende verklaring: “De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. EASA. 21J.[XXXX]”.”;

c)

het volgende punt i) wordt toegevoegd:

“i)

voldoen aan subdeel A van deze sectie.”.

39)

Punt 21.A.451 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a), 1), i), wordt vervangen door:

“i)

die worden beschreven in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.439, 21.A.441 en 21.A.443;”;

b)

punt b), 1), wordt vervangen door:

“1.

de in punten 21.A.4, 21.A.5 en 21.A.7 beschreven verplichtingen nakomen;”.

40)

In punt 21.A.604 wordt punt a) vervangen door:

“a)

bij wijze van uitzondering op de punten 21.A.9, 21.A.603, 21.A.610 en 21.A.621 zijn de volgende punten van toepassing: 21.A.15, 21.A.20, 21.A.21, 21.A.31, 21.A.33, 21.A.44, 21.A.47, 21.B.75 en 21.B.80, met dien verstande dat een ETSO-autorisatie wordt afgegeven in plaats van een typecertificaat in overeenstemming met punt 21.A.606;”.

41)

Punt 21.A.609 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

voor elk model van elk artikel waarvoor een ETSO-autorisatie is afgegeven, een actuele reeks complete technische gegevens en verslagen opstellen en bijhouden in overeenstemming met punt 21.A.5;”;

b)

punt f) wordt vervangen door:

“f)

voldoen aan de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4 en 21.A.9;”.

42)

Punt 21.A.615 wordt geschrapt.

43)

Punt 21.A.619 wordt vervangen door:

21.A.619   Duur en blijvende geldigheid

a)

Een ETSO-autorisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig voor zover aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

1.

de aanvrager blijft de voorwaarden in acht nemen die zijn vastgesteld op het moment dat de ETSO-autorisatie werd verleend;

2.

de houder van de ETSO-autorisatie blijft voldoen aan de verplichtingen van punt 21.A.609;

3.

de houder van de ETSO-autorisatie of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

4.

er is aangetoond dat het ETSO-artikel tijdens het gebruik geen onaanvaardbare gevaren veroorzaakt;

5.

de ETSO-autorisatie is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd.

b)

In geval van inlevering of intrekking wordt de ETSO-autorisatie teruggezonden aan het Agentschap.”.

44)

Punt 21.A.705 wordt geschrapt.

45)

De titel van punt 21.A.711 wordt vervangen door:

21.A.711

Afgifte van een vliegvergunning”.

46)

Punt 21.A.721 wordt geschrapt.

47)

In punt 21.A.723 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal twaalf maanden en blijft geldig als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

1.

de organisatie blijft voldoen aan de voorwaarden en beperkingen die verbonden zijn aan de vliegvergunning als vermeld in punt 21.A.711, e);

2.

de houder of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

3.

de vliegvergunning is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd;

4.

het luchtvaartuig blijft in hetzelfde register ingeschreven.”.

48)

Punt 21.A.729 wordt geschrapt.

49)

De titel van punt 21.B.103 wordt vervangen door:

21.B.103

Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat”.

50)

De titel van punt 21.B.107 wordt vervangen door:

21.B.107

Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat”.

51)

De titel van punt 21.B.111 wordt vervangen door:

21.B.111

Afgifte van een aanvullend typecertificaat”.

52)

Punt 21.B.150 wordt geschrapt.

53)

Punt 21.B.260 wordt geschrapt.

54)

De titel van punt 21.B.425 wordt vervangen door:

21.B.425

Afgifte van geluidscertificaten”.

55)

De titel van punt 21.B.453 wordt vervangen door:

21.B.453

Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp”.

56)

De punten 21.B.430 en 21.B.445 worden geschrapt.

57)

Sectie B, subdeel J, wordt vervangen door:

SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

21.B.430   Initiële certificeringsprocedure

a)

Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.

b)

Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met het hoofd van de ontwerporganisatie om te garanderen dat die persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.

c)

De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de erkenning als ontwerporganisatie.

d)

De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de erkenning als ontwerporganisatie kan worden afgegeven.

e)

Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet, verleent zij de erkenning als ontwerporganisatie.

f)

Het referentienummer van het certificaat moet op een door het Agentschap vastgestelde wijze worden opgenomen in de erkenning als ontwerporganisatie.

g)

Het certificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. De bevoegdheden en de reikwijdte van de activiteiten die de ontwerporganisatie mag uitvoeren, met inbegrip van eventuele toepasselijke beperkingen, moeten worden gespecificeerd in de aan de erkenning als ontwerporganisatie gehechte erkenningsvoorwaarden.

21.B.431   Toezichtsbeginselen

De bevoegde autoriteit controleert of gecertificeerde organisaties aan de toepasselijke eisen blijven voldoen.

a)

De controle:

1.

moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

2.

moet de betrokken organisaties in kennis stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten;

3.

moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;

4.

moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.433.

b)

De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punt a) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van vroegere toezichtsactiviteiten en de veiligheidsprioriteiten.

c)

De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.

21.B.432   Toezichtsprogramma

a)

De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en in stand houden dat de in punt 21.B.431, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

b)

Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Het omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

1.

beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:

i)

beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

ii)

productaudits van een relevant monster van het ontwerp en de certificering van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken die binnen het werkterrein van de organisatie vallen;

iii)

monsters van de uitgevoerde werkzaamheden;

iv)

onaangekondigde inspecties;

2.

vergaderingen tussen het hoofd van de ontwerporganisatie en de bevoegde autoriteit om te waarborgen dat zij allebei op de hoogte blijven van significante onderwerpen.

c)

De planningscyclus van het toezicht mag niet langer dan 24 maanden duren.

d)

Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de voorafgaande 24 maanden:

1.

de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

2.

de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan punt 21.A.247 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem;

3.

er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

4.

alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals bepaald in punt 21.B.433, d).

Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden als de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punt d), 1 tot en met 4, hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dat systeem heeft goedgekeurd.

e)

De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort als er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

f)

Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

g)

Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de erkenning.

21.B.433   Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

a)

De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

b)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat van de ontwerporganisatie, wat kan leiden tot ongecontroleerde gevallen van niet-naleving en een mogelijk onveilige toestand.

Bevindingen van niveau 1 omvatten ook:

1.

de bevoegde autoriteit na twee schriftelijke verzoeken geen toegang verlenen tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

2.

het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie of het in stand houden van de geldigheid ervan door vervalsing van de ingediende bewijsstukken;

3.

elk bewijs van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de erkenning als ontwerporganisatie;

4.

verzuimen om een hoofd van de ontwerporganisatie aan te stellen overeenkomstig punt 21.A.245, a).

c)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat, voor zover dat niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

d)

Als tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te treffen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Als een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dat schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

1.

In het geval van bevindingen van niveau 1 zal de bevoegde autoriteit:

i)

de organisatie een uitvoeringsperiode van niet meer dan 21 werkdagen toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen;

ii)

het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;

iii)

als de organisatie nalaat een aanvaardbaar plan met corrigerende maatregelen in te dienen of de corrigerende maatregelen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde termijn uit te voeren, onmiddellijk passende maatregelen nemen om de activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, in voorkomend geval, maatregelen nemen om de erkenning van de ontwerporganisatie in te trekken of deze geheel of gedeeltelijk te beperken of op te schorten, afhankelijk van de omvang van niveau 1-bevinding, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

2.

In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:

i)

de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

ii)

het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;

iii)

als de organisatie nalaat een aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voor te leggen of corrigerende maatregelen te treffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, de bevinding verhogen tot niveau 1 en maatregelen treffen als bepaald in punt d), 1).

e)

De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:

1.

voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

2.

als is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c);

3.

als suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.

21.B.435   Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

a)

Na ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het ontwerpbeheersysteem controleert de bevoegde autoriteit of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alvorens goedkeuring te verlenen.

b)

De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie tijdens de wijziging mag werken, tenzij zij oordeelt dat de erkenning van de ontwerporganisatie moet worden geschorst.

c)

Wanneer zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

d)

Als de organisatie een belangrijke wijziging in het ontwerpbeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.

e)

Voor niet-significante wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem neemt de bevoegde autoriteit de beoordeling van dergelijke wijzigingen op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.431. Als een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.433.”.

58)

De titel van punt 21.B.453 wordt vervangen door:

21.B.453

Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp”.

59)

De titel van punt 21.B.480 wordt vervangen door:

21.B.480

Afgifte van een ETSO-autorisatie”.

60)

Aanhangsel VIII wordt vervangen door:

“Aanhangsel VIII

Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52

CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN

1.

Land van vervaardiging

2.

[LIDSTAAT] (1) Een lidstaat van de Europese Unie (2)

3.

Verklaring nr.:

4.

Organisatie

5.

Type luchtvaartuig

6.

Typecertificaat nr.:

7.

Registratie of kenmerking van het luchtvaartuig

8.

Identificatienr. productieorganisatie:

9.

Gegevens motor/propeller (3)

10.

Wijzigingen en/of dienstbulletins (3)

11.

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

12.

Concessies

13.

Uitzonderingen, ontheffingen of afwijkingen (3)

14.

Opmerkingen

15.

Bewijs van luchtwaardigheid

16.

Aanvullende voorschriften

17.

Conformiteitsverklaring

Hierbij wordt verklaard dat dit luchtvaartuig volledig beantwoordt aan het ontwerp waarvoor een typecertificaat is afgegeven en aan de in vakken 9, 10, 11, 12 en 13 genoemde punten.

Het luchtvaartuig kan veilig worden gebruikt.

Het luchtvaartuig is met bevredigend resultaat in vlucht getest.

18.

Getekend

19.

Naam

20.

Datum (dd/mm/jjjj)

21.

Erkenningsnummer van de productieorganisatie

EASA-formulier 52 — Versie 3

(1)

Of “EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

(2)

Schrappen voor niet-EU-lidstaten of het EASA.

(3)

Schrappen wat niet van toepassing is.

Instructies voor het gebruik van de Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

1.1.

Het gebruik van de door de uit hoofde van deel 21, sectie A, subdeel F, producerende fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen wordt beschreven in punt 21.A.130 en de bijhorende aanvaardbare middelen van naleving.

1.2.

Met de krachtens deel 21, sectie A, subdeel G, afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52) wordt beoogd de houder van een toepasselijk certificaat erkenning als productieorganisatie in staat te stellen zijn privilege te laten gelden om een individueel bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig en, desgevraagd, een geluidscertificaat te verkrijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

2.   ALGEMEEN

2.1.

De conformiteitsverklaring moet overeenstemmen met het model, inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

2.2.

De conformiteitsverklaring moet ofwel voorgedrukt ofwel per computer worden gegenereerd; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar worden afgedrukt. Voorgedrukte formuleringen zijn toegestaan overeenkomstig het aangehechte model maar andere certificeringsverklaringen zijn niet toegestaan.

2.3.

De verklaring mag met een typmachine/computer of met de hand worden ingevuld, in blokletters om de tekst gemakkelijk leesbaar te maken. De conformiteitsverklaringen mogen worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer officiële talen van de lidstaat die ze afgeeft.

2.4.

Een afschrift van de verklaring en alle referentiestukken moeten door de erkende productieorganisatie worden bewaard.

3.   INVULLEN VAN DE CONFORMITEITSVERKLARING DOOR DE OPSTELLER

3.1.

Om van het document een geldige verklaring te maken, moeten alle vakken worden ingevuld.

3.2.

Een conformiteitsverklaring mag niet aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden afgegeven als het ontwerp van het luchtvaartuig en de daarop gemonteerde producten niet zijn goedgekeurd.

3.3.

De in de vakken 9, 10, 11, 12, 13 en 14 in te vullen gegevens mogen een verwijzing zijn naar een apart document dat door de productieorganisatie in haar archieven wordt bewaard, tenzij de bevoegde autoriteit anders beslist.

3.4.

Deze conformiteitsverklaring is niet bedoeld voor artikelen van de uitrusting die gemonteerd zouden moeten zijn teneinde aan de toepasselijke operationele voorschriften te voldoen. Een aantal van die individuele artikelen kunnen evenwel worden opgenomen in vak 10 of in het goedgekeurde typeontwerp. Exploitanten worden derhalve herinnerd aan hun verantwoordelijkheid om de naleving van de toepasselijke operationele voorschriften voor hun eigen particuliere activiteiten te verzekeren.

Vak 1

Vul de naam van de lidstaat van vervaardiging in.

Vak 2

Vermeld de bevoegde autoriteit die de conformiteitsverklaring afgeeft onder haar gezag.

Vak 3

In dit vak moet een uniek serienummer worden voorgedrukt ten behoeve van controle en traceerbaarheid van de verklaring. Voor een computergegenereerd document geldt een uitzondering: het nummer hoeft niet te worden voorgedrukt als de computer is geprogrammeerd om een uniek nummer te produceren en af te drukken.

Vak 4

Vermeld de volledige naam en het adres van de organisatie die de verklaring afgeeft. Dit vak mag voorgedrukt zijn. Logo’s e.d. zijn toegestaan als ze in het vak passen.

Vak 5

Vermeld het luchtvaartuigtype voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijbehorende gegevensblad.

Vak 6

Vermeld referentienummer en datum van afgifte van het typecertificaat voor het desbetreffende luchtvaartuig.

Vak 7

Als het luchtvaartuig geregistreerd is, moet hier het registratieteken worden ingevuld. Als het luchtvaartuig niet geregistreerd is, moet hier een teken worden ingevuld dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvaard wordt en, indien van toepassing, door de bevoegde autoriteit van een derde land.

Vak 8

Vermeld hier het door de productieorganisatie toegewezen identificatienummer ten behoeve van controle, traceerbaarheid en productondersteuning. Soms wordt hiernaar verwezen als “serienummer van de productieorganisatie” of “nummer van de constructeur”.

Vak 9

Schrijf het type motor en propeller voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijhorende gegevensblad. Ook het identificatienummer van de productieorganisatie en de bijbehorende locatie moeten worden vermeld.

Vak 10

Vermeld goedgekeurde wijzigingen in het ontwerp van de definitie van het luchtvaartuig.

Vak 11

Geef een opsomming van alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen (of equivalente voorschriften) en een verklaring omtrent de naleving hiervan, samen met een beschrijving van de wijze van naleving voor het desbetreffende individuele luchtvaartuig, inclusief producten en gemonteerde onderdelen, uitrustingsstukken en apparatuur. Eventuele toekomstige vereisten wat betreft uitvoeringstermijn moeten worden vermeld.

Vak 12

Vermeld goedgekeurde, niet-opzettelijke afwijkingen van het goedgekeurde typeontwerp, waarnaar soms verwezen wordt als “concessies”, “divergenties” of “niet-conforme ontwerpen”.

Vak 13

Uitsluitend overeengekomen vrijstellingen, afstandsverklaringen of derogaties mogen hier worden opgenomen.

Vak 14

Opmerkingen. Eventuele verklaringen, informatie, bijzondere gegevens of beperkingen die van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Als dergelijke informatie of gegevens ontbreken, vul “GEEN” in.

Vak 15

Vermeld “bewijs van luchtwaardigheid” of “beperkt bewijs van luchtwaardigheid”, zoals gevraagd.

Vak 16

Bijkomende vereisten zoals meegedeeld door een importerend land moeten in dit vak worden vermeld.

Vak 17

De conformiteitsverklaring is geldig als alle vakken van dit formulier zijn ingevuld. Een kopie van het testvluchtrapport moet samen met eventueel geregistreerde defecten en rectificatiegegevens worden bewaard door de houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie. Het rapport moet worden ondertekend als voldoende door het geschikte certificeringspersoneel en een lid van de bemanning, bv. de testpiloot of de boordwerkdeskundige tijdens de testvlucht. De uitgevoerde testvluchten gebeuren overeenkomstig het element kwaliteitsbeheer van het productiesysteem, zoals vastgesteld in punt 21.A.139 en met name punt d), 1), vi), teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig conform is met de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt.

De lijst van artikelen die worden verstrekt (of beschikbaar gesteld) om te voldoen aan de aspecten van deze verklaring die betrekking hebben op de veilige exploitatie van het luchtvaartuig, moet worden bewaard door de houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie.

Vak 18

De conformiteitsverklaring mag worden ondertekend door de persoon die daartoe geautoriseerd is door de houder van de erkenning als productieorganisatie in overeenstemming met punt 21.A.145, d). Gebruik van een stempel is niet toegestaan.

Vak 19

Vermeld hier de naam van de ondertekenaar in een leesbare vorm, gedrukt of getypt.

Vak 20

Vermeld hier de datum waarop de conformiteitsverklaring is ondertekend.

Vak 21

Vermeld hier het door de bevoegde instantie verstrekte erkenningsnummer.”.

61)

Aanhangsel X wordt vervangen door:

“Aanhangsel X

Certificaat erkenning als productieorganisatie — EASA-formulier 55

Certificaten erkenning als productieorganisatie waarnaar in subdeel G van bijlage I (deel 21) wordt verwezen

[LIDSTAAT] (1)

Een lid van de Europese Unie (2)

CERTIFICAAT ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

Referentie: [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX

Overeenkomstig de voorlopig van kracht zijnde Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 748/2012 en met inachtneming van de hierna gespecificeerde voorwaarden, certificeert [BEVOEGDE AUTORITEIT VAN DE LIDSTAAT] hierbij:

[NAAM EN ADRES ORGANISATIE]

als een productieorganisatie met erkenning overeenkomstig bijlage I (deel 21), sectie A, van Verordening (EU) nr. 748/2012 voor de productie van de in de bijgaand erkenningsschema vermelde producten, onderdelen en uitrustingsstukken en voor het onder bovenstaande referentienummers afgeven van de bijbehorende certificaten.

VOORWAARDEN:

1.

De erkenning wordt beperkt tot hetgeen is gespecificeerd in de bijgevoegde erkenningsvoorwaarden.

2.

Voor deze erkenning moet worden voldaan aan de in het handboek van de erkende productieorganisatie gespecificeerde procedures.

3.

Deze erkenning is geldig zolang de erkende productieorganisatie blijft voldoen aan bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012.

4.

Behoudens overeenstemming met de voorafgaande voorwaarden, blijft deze erkenning geldig voor een onbepaalde periode tot ze wordt ingeleverd, vervangen, opgeschort of ingetrokken.

Datum van eerste afgifte: …

Datum van deze herziening: …

Herziening nr.: …

Handtekening: …

Voor de bevoegde autoriteit: [IDENTIFICATIE VAN DE BEVOEGDE AUTORITEIT (1)]

EASA-formulier 55 a — Versie 3

(1)

Of “EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

(2)

Schrappen voor niet-EU-lidstaten.

[LIDSTAAT] (1)

Een lid van de Europese Unie (2)

Erkenningsvoorwaarden

TA: [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX

Dit document hoort bij erkenning als productieorganisatie nummer [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX, afgegeven aan:

Naam organisatie:

Rubriek 1. WERKZAAMHEDEN

PRODUCTIE VAN

PRODUCTEN/CATEGORIEËN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor details en beperkingen, zie het handboek van de productieorganisatie, deel XXX.

Rubriek 2. VESTIGINGEN:

Rubriek 3. BEVOEGDHEDEN:

 

De productieorganisatie heeft het recht om, binnen de erkenningsvoorwaarden en in overeenstemming met de procedures van haar handboek, de bevoegdheden beschreven in punt 21.A.163 uit te oefenen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

[alleen toepasselijke tekst]

Voordat het ontwerp van het product is goedgekeurd, mag EASA-formulier 1 uitsluitend voor conformiteitsdoeleinden worden afgegeven.

Een conformiteitsverklaring mag niet worden afgegeven voor een niet goedgekeurd luchtvaartuig.

Onderhoud mag worden uitgevoerd tot conformiteit met de onderhoudsvoorschriften is vereist, in overeenstemming met het handboek van de productieorganisatie, deel XXX.

Vliegvergunningen mogen worden afgegeven overeenkomstig het handboek van de productieorganisatie, deel YYY.

Datum van eerste afgifte:

Handtekening:

Datum van deze herziening:

 

Herziening nr.:

Voor [IDENTIFICATIE BEVOEGDE INSTANTIE (1)]

EASA-formulier 55 b — Versie 3

(1)

Of “EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

(2)

Schrappen voor niet-EU-lidstaten.”.

62)

Aanhangsel XI wordt vervangen door:

“Aanhangsel XI

Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie — EASA-formulier 65

Akkoordverklaring waarnaar in subdeel F van bijlage I (deel 21) wordt verwezen

[LIDSTAAT] (1)

Een lid van de Europese Unie (2)

AKKOORDVERKLARING VOOR PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

[NAAM AANVRAGER]

[HANDELSNAAM (indien verschillend van de naam van de aanvrager)]

[VOLLEDIG POSTADRES AANVRAGER]

Datum (dag, maand, jaar)

Referentie: [CODE LIDSTAAT (2)].21F.XXXX

Geachte heer/mevrouw [naam van de aanvrager],

Uw productiecontrolesysteem is geëvalueerd en blijkt te voldoen aan sectie A, subdelen A en F, van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie.

Daarom gaan wij ermee akkoord, onder de hieronder vermelde voorwaarden, dat het aantonen van de conformiteit van de hieronder genoemde producten, onderdelen en uitrustingsstukken kan geschieden overeenkomstig sectie A, subdeel F, van bijlage I(deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

Aantal eenheden

Artikelnr.

Serienr.

 

 

LUCHTVAARTUIG

ONDERDELEN

De volgende voorwaarden zijn van toepassing op deze akkoordverklaring:

1)

De verklaring is geldig zolang [naam organisatie] blijft voldoen aan sectie A, subdelen A en F, van bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012.

2)

Er moet worden voldaan aan de procedures in het handboek van [naam organisatie] ref./uitgavedatum …

3)

De verklaring vervalt op …

4)

De door [naam organisatie] overeenkomstig punt 21.A.130 van Verordening (EU) nr. 748/2012 afgegeven conformiteitsverklaring moet door de autoriteit die deze akkoordverklaring afgeeft, worden gevalideerd in overeenstemming met de procedure … van het bovengenoemde handboek.

5)

[Naam organisatie] brengt de autoriteit die deze akkoordverklaring afgeeft onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in het productiecontrolesysteem die van invloed kunnen zijn op de inspectie, de conformiteit of de luchtwaardigheid van de in deze akkoordverklaring opgesomde producten en onderdelen.

Voor de bevoegde autoriteit: [IDENTIFICATIE BEVOEGDE AUTORITEIT (1) (2)]

Datum en handtekening

EASA-formulier 65 — Versie 3

(1)

Of “EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

(2)

Schrappen voor niet-EU-lidstaten.”.

(*1)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).”.”


BIJLAGE II

In bijlage I (deel 21) wordt in punt 21.A.101 punt h) vervangen door:

“h)

Voor grote vliegtuigen die onder punt 26.300 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie (*1) vallen, moet de aanvrager voldoen aan certificeringsspecificaties die zorgen voor een veiligheidsniveau dat minstens gelijkwaardig is aan de punten 26.300 en 26.330 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640, behalve voor aanvragers van aanvullende typecertificaten, die niet moeten voldoen aan punt 26.303.


(*1)  Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18).”.”


15.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/41


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/202 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2022

tot rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 8,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 moest de Commissie uiterlijk op 1 januari 2018 de Unielijst vaststellen van de krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (2) toegelaten of aangemelde nieuwe voedingsmiddelen.

(2)

De Unielijst van de krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 toegelaten of aangemelde nieuwe voedingsmiddelen werd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (3) vastgesteld.

(3)

De Commissie heeft in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 fouten geconstateerd. Er zijn rectificaties noodzakelijk om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten duidelijkheid en rechtszekerheid te verschaffen, en zo te zorgen voor een juiste uitvoering en een juist gebruik van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen.

(4)

Het nieuwe voedingsmiddel “kruid Cistus incanu L. Pandalis” is overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 258/97 onder bepaalde gebruiksvoorwaarden toegelaten door de bevoegde autoriteit van Tsjechië. In de specificaties voor dit nieuwe voedingsmiddel is ten onrechte niet vermeld dat het nieuwe voedingsmiddel bestaat uit de gedroogde en gesneden bovengrondse delen (jonge scheuten met houtachtige delen) van Cistus incanus L. Pandalis Bovendien werd in de specificaties ten onrechte gedetailleerde informatie over de samenstelling van het nieuwe voedingsmiddel toegevoegd die de aanvrager had ingediend als aanvullende informatie, maar die niet was opgenomen in het advies van de Tsjechische bevoegde autoriteit en niet nodig is voor de veiligheidsbeoordeling of de karakterisering van het product. Die informatie moet dus worden geschrapt. Daarom moeten de specificaties van de vermelding voor “kruid Cistus incanus L. Pandalis” in tabel 2 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 worden gecorrigeerd.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1318 van de Commissie (4) is de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen gerectificeerd om daarin het nieuwe voedingsmiddel “calcium-L-methylfolaat” op te nemen dat, hoewel het in januari 2008 door de Ierse bevoegde autoriteit onder bepaalde gebruiksvoorwaarden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 was toegelaten, per abuis niet in de Unielijst was opgenomen toen de initiële lijst werd opgesteld. In de gebruiksvoorwaarden van “calcium-L-methylfolaat” in voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), die in de Unielijst waren opgenomen, werden zuigelingen en peuters ten onrechte uitgesloten van de beoogde groep van gebruikers, terwijl de oorspronkelijke toelating dat gebruik wel toestond. Daarom moet de vermelding voor “calcium-L-methylfolaat” in tabel 1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 worden gerectificeerd.

(6)

De in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1318 vastgestelde grenswaarden voor kwik (≤ 1,0 mg/kg) en platina (≤ 2 mg/kg) voor “calcium-L-methylfolaat” verwijzen naar de grenswaarden in de specificaties van dit nieuwe voedingsmiddel dat bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/571 van de Commissie (6) is toegelaten als bron van folaat in volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding, bewerkte levensmiddelen op basis van granen en babyvoeding. De specificatiegrenzen van ≤ 1,5 mg/kg voor kwik en ≤ 10 mg/kg voor platina werden oorspronkelijk echter ook in 2008 door de Ierse bevoegde autoriteit goedgekeurd op basis van een gunstig advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid over de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel (7). Tabel 2 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gerectificeerd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1318 van de Commissie van 9 augustus 2021 tot rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen, van Beschikking 2008/968/EG tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van arachidonzuurrijke olie van Mortierella alpina als een nieuw voedselingrediënt en van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/484 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van lacto-N-tetraose als nieuw voedingsmiddel (PB L 286 van 10.8.2021, blz. 5).

(5)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/571 van de Commissie van 20 januari 2021 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de lijst van stoffen die mogen worden toegevoegd aan volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, babyvoeding en bewerkte levensmiddelen op basis van granen (PB L 120 van 8.4.2021, blz. 1).

(7)  EFSA Journal (2004)135;1-20.


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gerectificeerd:

1)

De vermelding voor “calcium-L-methylfolaat” wordt vervangen door:

a)

in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen)

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

Calcium-L-methylfolaat

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten (uitgedrukt als foliumzuur)

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “calcium-L-methylfolaat””

 

Voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 609/2013

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 609/2013

Bewerkte levensmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 609/2013

Voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG

Overeenkomstig Richtlijn 2002/46/EG

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 verrijkte levensmiddelen

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006

en

b)

in tabel 2 (Specificaties):

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificaties

Calcium-L-methylfolaat

Omschrijving:

Het nieuwe voedingsmiddel wordt geproduceerd door chemische synthese op basis van foliumzuur.

Het is een wit tot lichtgeel, bijna reukloos kristallijn poeder, weinig oplosbaar in water en zeer moeilijk oplosbaar of onoplosbaar in de meeste organische oplosmiddelen.

Definitie:

Chemische formule: C20H23CaN7O6

Systematische naam: N-{4-[[((6S)-2-amino-1,4,5,6,7,8-hexahydro-5-methyl-4-oxo-6-pteridinyl)methyl]amino]benzoyl}-L-glutaminezuur, calciumzout

CAS-nummers: 129025-21-4 (calciumzout met L-5-MTHF/Ca2+ in een niet-gespecificeerde verhouding) en 151533-22-1 (calciumzout met L-5-MTHF/Ca2+ in een gespecificeerde verhouding 1:1)

Moleculair gewicht: 497,5 dalton

Synoniemen: L-methylfolaat, calcium; L-5-methyltetrahydrofoliumzuur, calciumzout [(L-5-MTHF-Ca)]; (6S)-5-methyltetrahydrofoliumzuur, calciumzout [(6S)-5-MTHF-Ca]; (6S)-5-methyl-5,6,7,8-tetrahydropteroyl-L-glutaminezuur, calciumzout, en L-5-methyltetrahydrofoliumzuur (L-5-MTHF) zonder het gespecificeerde kation.

Structuurformule:

Image 1

Kenmerken:

Zuiverheid: > 95 % (droge stof)

Watergehalte: ≤ 17,0 %

Calcium (op watervrije en oplosmiddelvrije basis): 7,0-8,5 %

Calcium-D-methylfolaat (6R, αS-isomeer): ≤ 1,0 %

Andere folaten en aanverwante stoffen: ≤ 2,5 %

Ethanol: ≤ 0,5 %

Verontreinigingen:

Zuigelingen en peuters

Algemene bevolking, met uitzondering van zuigelingen en peuters

Lood: ≤ 1 mg/kg

Lood: ≤ 1 mg/kg

Boor: ≤ 10 mg/kg

Boor: ≤ 10 mg/kg

Cadmium ≤ 0,5 mg/kg

Cadmium ≤ 0,5 mg/kg

Kwik: ≤ 1,0 mg/kg

Kwik: ≤ 1,5 mg/kg

Arseen: ≤ 1,5 mg/kg

Arseen: ≤ 1,5 mg/kg

Platina: ≤ 2 mg/kg

Platina: ≤ 10 mg/kg

Microbiologische criteria:

Totaal aantal levensvatbare aerobe kiemen: ≤ 1 000  kve/g

Totaal kiemgetal gisten en schimmels: ≤ 100 kve/g

Kve: kolonievormende eenheden.”.

2)

De vermelding voor “kruid Cistus incanus L. Pandalis” in tabel 2 (Specificaties) wordt vervangen door:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificaties

Kruid Cistus incanus L. Pandalis

Omschrijving:

Kruid Cistus incanus L. Pandalis; soort uit de familie Cistaceae die voorkomt in het Middellandse Zeegebied (het schiereiland Chalcidice).

Het nieuwe voedingsmiddel bestaat uit de gedroogde en gesneden bovengrondse delen (jonge scheuten met houtige delen) van Cistus incanus L. Pandalis”


15.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/46


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/203 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2022

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 62, leden 14 en 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) zijn gemeenschappelijke technische voorschriften vastgesteld voor het ontwerp en de productie van burgerluchtvaartuigen, motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen.

(2)

Overeenkomstig bijlage II, punt 3.1, b), van Verordening (EU) 2018/1139 moeten erkende organisaties die burgerluchtvaartuigen, motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen ontwerpen en produceren, naargelang het type van de activiteiten en de grootte van de organisatie, een beheersysteem toepassen dat garandeert dat aan de essentiële eisen van die bijlage wordt voldaan, de veiligheidsrisico’s beheren en streven naar voortdurende verbetering van dat systeem.

(3)

Overeenkomstig bijlage 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (“het Verdrag van Chicago”), moeten bevoegde autoriteiten eisen dat erkende ontwerp- en productieorganisaties een veiligheidsbeheersysteem toepassen.

(4)

Om te voldoen aan de in bijlage 19 bij het Verdrag van Chicago vastgestelde internationale normen en aanbevolen praktijken van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) moet derhalve een beheersysteem worden ingevoerd voor alle erkende ontwerp- en productieorganisaties die onder bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vallen.

(5)

Alle erkende ontwerp- en productieorganisaties moeten een systeem voor de melding van voorvallen opzetten. De bepalingen van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 moeten derhalve worden gewijzigd om te garanderen dat het systeem voor de melding van voorvallen wordt opgezet als onderdeel van het beheersysteem van de organisaties en dat de voorschriften worden afgestemd op die van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(6)

Een toereikende overgangsperiode moet de ontwerp- en productieorganisaties in staat stellen de bij deze verordening ingevoerde nieuwe regels en procedures na te leven.

(7)

Bijgevolg moet Verordening (EU) nr. 748/2012 worden gewijzigd.

(8)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie (4) is punt 21.B.325, c), vervangen, teneinde te bepalen in welke gevallen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast het bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt 21.B.325, a) of b), ook een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft, al naargelang deel-M of deel-ML van Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (5) van toepassing was op het luchtvaartuig in kwestie. In de vastgestelde tekst is echter onvoldoende rekening gehouden met nieuwe luchtvaartuigen. Bijgevolg moet Verordening (EU) nr. 748/2012 worden gerectificeerd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met Advies nr. 04/2020 (6) dat het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft ingediend overeenkomstig artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies dat het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft opgesteld overeenkomstig artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 9 worden de volgende leden toegevoegd:

“5.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.225, d), 1 en 2, mag een productieorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21) tot 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203- van de Commissie (*1).

Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

6.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.125, d), 1 en 2, mag een organisatie die zonder erkenning producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceert en houder is van een geldige, overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven akkoordverklaring, tot 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 corrigeren.

Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt de akkoordverklaring geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203- van de Commissie van 14 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid (PB L 33 van 15.2.2022, blz. 46).”."

2)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Ze is van toepassing met ingang van 7 maart 2023, met uitzondering van artikel 2, dat van toepassing is met ingang van 7 maart 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie van 21 december 2020 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, de vervaardiging van onderdelen die moeten worden gebruikt tijdens het onderhoud, en de inachtneming van aspecten van verouderende luchtvaartuigen tijdens de certificering (PB L 145 van 28.4.2021, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(6)  https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions


BIJLAGE I

Deel 21 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 21.1 wordt vervangen door:

“21.1.   Bevoegde autoriteit

In deze bijlage wordt verstaan onder “bevoegde autoriteit”:

a)

voor sectie A, subdeel A,

1.

voor ontwerporganisaties, het Agentschap;

2.

voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (“het Verdrag van Chicago”), de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

3.

voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

b)

voor sectie A, subdelen B, D, E, J, K, M, O en Q, het Agentschap;

c)

voor sectie A, subdelen F en G:

1.

voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of, voor wat subdeel G betreft, artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

2.

voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

d)

voor sectie A, subdelen H en I, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd:

e)

voor sectie A, subdeel P:

1.

voor in een lidstaat geregistreerde luchtvaartuigen, de door de lidstaat van registratie aangewezen autoriteit;

2.

voor niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften voor identificatieaanduidingen uitvaardigde;

3.

voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden in verband met de veiligheid van het ontwerp, het Agentschap.”.

2)

Het volgende punt 21.2 wordt toegevoegd:

“21.2.   Toepassingsgebied

In sectie A van deze bijlage worden de algemene bepalingen vastgesteld betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.

In sectie B van deze bijlage worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van de certificering, en de eisen inzake het administratieve en beheersysteem waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van sectie A van deze bijlage.”.

3)

Punt 21.B.5 wordt geschrapt.

4)

De volgende punten 21.B.10 en 21.B.15 worden toegevoegd:

“21.B.10   Toezichtsdocumentatie

De bevoegde autoriteit verstrekt alle wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

21.B.15   Informatie aan het Agentschap

a)

Binnen dertig dagen nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat weet heeft gekregen van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan, stelt zij het Agentschap daarvan in kennis.

b)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat alle veiligheidsrelevante informatie die voortvloeit uit de krachtens artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 376/2014 in de nationale gegevensbank opgeslagen voorvalmeldingen, zo snel mogelijk aan het Agentschap.”.

5)

Punt 21.B.20 wordt vervangen door:

“21.B.20   Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

a)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor passende verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

b)

Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de relevante autoriteiten van de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, personen of organisaties die vallen onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

c)

Bij ontvangst van de in punten a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.

d)

De bevoegde autoriteit deelt de overeenkomstig punt c) genomen maatregelen onmiddellijk mee aan alle personen of organisaties die deze uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan in acht moeten nemen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten in zoverre gecombineerd optreden vereist is.”.

6)

punt 21.B.25 wordt vervangen door:

“21.B.25   Beheersysteem

a)

De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:

1.

gedocumenteerde beleidslijnen en procedures om haar organisatie, middelen en methoden voor het vaststellen van de naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan te beschrijven. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

2.

voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;

3.

personeel dat over de nodige kwalificaties beschikt om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring heeft, en een basisopleiding en regelmatige bijscholingen heeft gevolgd om de vaardigheden op peil te houden;

4.

passende faciliteiten en kantoorruimte waarin het personeel zijn taken kan uitvoeren;

5.

een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico’s. De nalevingscontrole omvat een systeem van terugkoppeling van controlebevindingen naar de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit, om te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;

6.

een persoon of groep personen die tegenover de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de functie van nalevingscontrole.

b)

De bevoegde autoriteit wijst voor elk werkterrein, met inbegrip van het beheersysteem, een of meer personen aan die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de desbetreffende taak of taken.

c)

De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan de wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie en bijstand met alle andere betrokken bevoegde autoriteiten uit dezelfde of andere lidstaten, onder meer over:

1.

alle vastgestelde bevindingen en genomen follow-upmaatregelen die het gevolg zijn van het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitvoeren op het grondgebied van een lidstaat, maar gecertificeerd zijn door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap;

2.

informatie die voortvloeit uit verplichte en vrijwillige melding van voorvallen, zoals vereist krachtens punt 21.A.3A.

d)

Een kopie van de procedures met betrekking tot het beheersysteem van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de wijzigingen daarvan wordt met het oog op normalisatie ter beschikking gesteld van het Agentschap.”.

7)

Punt 21.B.30 wordt vervangen door:

“21.B.30   Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

a)

De bevoegde autoriteit kan taken die verband houden met de initiële certificering of het permanente toezicht op producten en onderdelen, evenals taken van natuurlijke of rechtspersonen die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan vallen, toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:

1.

een systeem opzet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/1139. Dat systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

2.

een schriftelijke overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet het volgende stipuleren:

i)

de uit te voeren taken;

ii)

de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

iii)

de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

iv)

de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;

v)

de bescherming van bij de uitvoering van deze taken verkregen informatie.

b)

De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het interne auditproces en het overeenkomstig punt 21.B.25, a), 5), vastgestelde proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s betrekking hebben op alle taken in verband met certificering en permanent toezicht die de gekwalificeerde entiteit in haar naam uitvoert.”.

8)

Punt 21.B.35 wordt vervangen door:

“21.B.35   Wijzigingen in het beheersysteem

a)

De bevoegde autoriteit dient over een systeem te beschikken dat de wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dat systeem stelt de bevoegde autoriteit in staat de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem toereikend en doeltreffend blijft.

b)

De bevoegde autoriteit dient tijdig haar beheersysteem te actualiseren om alle wijzigingen in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan weer te geven, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

c)

De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het Agentschap in kennis van alle wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.”.

9)

Punt 21.B.40 wordt geschrapt.

10)

Punt 21.B.45 wordt geschrapt.

11)

Punt 21.B.55 wordt vervangen door:

“21.B.55   Registratie van gegevens

a)

De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor de registratie van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van passende opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

1.

de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

2.

de opleiding, kwalificaties en autorisatie van zijn personeel;

3.

de taakverdeling, waaronder de bij punt 21.B.30 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

4.

certificeringsprocessen en voortdurend toezicht op gecertificeerde organisaties, met inbegrip van:

i)

de aanvraag van een certificaat, erkenning, autorisatie en akkoordverklaring;

ii)

het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over de beoordelingen, audits en inspecties;

iii)

de afgegeven certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;

iv)

een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;

v)

kopieën van alle formele correspondentie;

vi)

aanbevelingen voor de afgifte of voortzetting van een certificaat, erkenning, autorisatie of akkoordverklaring, nadere informatie over de bevindingen en de maatregelen die door de organisaties zijn genomen om die bevindingen te sluiten, met inbegrip van de datum van sluiting, handhavingsmaatregelen en opmerkingen;

vii)

alle beoordelings-, audit- en inspectieverslagen die door een andere bevoegde autoriteit zijn uitgegeven overeenkomstig punt 21.B.120, d), punt 21.B.221, c), of punt 21.B.431, c);

viii)

kopieën van alle uiteenzettingen, handboeken of handleidingen van de organisatie en van eventuele wijzigingen daarvan;

ix)

kopieën van alle andere documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd;

5.

conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die zij valideert voor organisaties die producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceren zonder een certificaat van erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel F van sectie A van deze bijlage.

b)

De bevoegde autoriteit registreert het volgende:

1.

documenten ter staving van het gebruik van alternatieve wijzen van naleving;

2.

veiligheidsinformatie overeenkomstig punt 21.B.15 en follow-upmaatregelen;

3.

het gebruik van vrijwarings- en flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig artikel 70, artikel 71, lid 1, en artikel 76, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139.

c)

De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen die zij heeft afgegeven.

d)

De in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

e)

Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van het Agentschap.”.

12)

Punt 21.B.60 wordt geschrapt.

13)

Het volgende punt 21.B.65 wordt toegevoegd:

“21.B.65   Opschorting, beperking en intrekking

De bevoegde autoriteit:

a)

zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring schorsen wanneer zij van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van een luchtvaartuig te voorkomen;

b)

zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten, intrekken of beperken indien dergelijke maatregelen vereist zijn overeenkomstig punt 21.B.125, 21.B.225 of 21.B.433;

c)

zal een certificaat van luchtwaardigheid of een geluidscertificaat opschorten of intrekken wanneer wordt aangetoond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van punt 21.A.181, a), of 21.A.211, a);

d)

zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten of geheel of gedeeltelijk beperken indien onvoorzienbare omstandigheden buiten de macht van de bevoegde autoriteit haar inspecteurs beletten toezicht te houden op de planningscyclus.”.

14)

Het volgende punt 21.B.115 wordt toegevoegd:

“21.B.115   Wijzen van naleving

a)

Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

b)

Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

c)

De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.”.

15)

Punt 21.B.120 wordt vervangen door:

“21.B.120   Initiële certificeringsprocedure

a)

Bij ontvangst van een verzoek om afgifte van een akkoordverklaring om de conformiteit van de afzonderlijke producten, onderdelen en uitrustingsstukken aan te tonen, gaat de bevoegde autoriteit na of de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen.

b)

De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de akkoordverklaring.

c)

De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de akkoordverklaring kan worden afgegeven.

d)

Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij de akkoordverklaring af (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI).

e)

In de akkoordverklaring zijn het toepassingsgebied van de overeenkomst, een einddatum en, indien van toepassing, de toepasselijke beperkingen vermeld.

f)

De akkoordverklaring is niet langer dan één jaar geldig.”.

16)

Punt 21.B.125 wordt vervangen door:

“21.B.125   Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

a)

De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

b)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

1.

ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

2.

de akkoordverklaring verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken, en

3.

bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de akkoordverklaring.

c)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

d)

Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

1.

In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om de akkoordverklaring in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

2.

In het geval van niveau 2-bevindingen zal de bevoegde autoriteit:

i)

de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

ii)

het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

iii)

indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt f), 1), i), bepaalde maatregel genomen.

e)

De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of 2 nodig zijn:

1.

voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

2.

wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of punt c);

3.

wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.”.

17)

de punten 21.B.130, 21.B.145 en 21.B.150 worden geschrapt.

18)

Het volgende punt 21.B.215 wordt toegevoegd:

“21.B.215   Wijzen van naleving

a)

Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

b)

Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

c)

De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.”.

19)

Punt 21.B.220 wordt vervangen door:

“21.B.220   Initiële certificeringsprocedure

a)

Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat van erkenning als productieorganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.

b)

Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met de verantwoordelijke beheerder van de aanvrager om te garanderen dat deze persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.

c)

De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van het certificaat van erkenning als productieorganisatie.

d)

De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens het certificaat kan worden afgegeven.

e)

Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij het certificaat van erkenning als productieorganisatie af (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X).

f)

Het referentienummer van het certificaat moet worden opgenomen in EASA-formulier 55, op een door het Agentschap vastgestelde wijze.

g)

Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten en de omvang van de activiteiten die de organisatie mag uitoefenen, met inbegrip van eventuele beperkingen, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde erkenningsvoorwaarden.”

20)

de volgende punten 21.B.221 en 21.B.222 worden toegevoegd:

“21.B.221   Toezichtsbeginselen

a)

De bevoegde autoriteit dient het volgende te controleren:

1.

de naleving van de eisen die van toepassing zijn op organisaties, alvorens het certificaat van erkenning als productieorganisatie af te geven;

2.

de blijvende naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties;

3.

de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn opgelegd overeenkomstig punt 21.B.20, c) en d).

b)

Deze controle:

1.

moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

2.

moet de resultaten van toezichtsactiviteiten meedelen aan de betrokken organisaties;

3.

moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;

4.

moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.225.

c)

De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punten a) en b) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en de veiligheidsprioriteiten.

d)

Als de faciliteiten van een organisatie zich in meer dan één staat bevinden, kan de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, ermee instemmen dat de toezichthoudende taken worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaat (lidstaten) waar de faciliteiten zich bevinden, of door het Agentschap, voor faciliteiten die zich niet bevinden op een grondgebied waarvoor lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago. Elke organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

e)

Voor toezichtactiviteiten die worden verricht in faciliteiten die zich in een andere lidstaat bevinden dan die waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, de bevoegde autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis alvorens ter plaatse een audit of inspectie van de faciliteiten uit te voeren.

f)

De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.

21.B.222   Toezichtsprogramma

a)

De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en instandhouden dat de in punt 21.B.221, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

b)

Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

1.

beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:

i)

beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

ii)

productaudits van een relevant monster van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken die binnen het toepassingsgebied van de organisatie vallen;

iii)

monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en

iv)

onaangekondigde inspecties;

2.

vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van alle belangrijke kwesties.

c)

De planningscyclus van het toezicht mag niet langer duren dan 24 maanden.

d)

Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

1.

de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

2.

de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan de punten 21.A.147 en 21.A.148 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;

3.

er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

4.

alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in punt 21.B.225.

Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punten 1 tot en met 4 hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

e)

De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

f)

Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

g)

Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de goedkeuring.”.

21)

Punt 21.B.225 wordt vervangen door:

“21.B.225   Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

a)

De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

b)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van het certificaat dat de goedkeuringsvoorwaarden bevat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

1.

ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

2.

het certificaat van erkenning als productieorganisatie verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken;

3.

bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, en

4.

het niet aanstellen van een verantwoordelijke manager overeenkomstig punt 21.A.245, a).

c)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

d)

Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

1.

In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat van erkenning als productieorganisatie in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

2.

In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:

i)

de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

ii)

het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

iii)

indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt d), 1, bepaalde maatregel genomen.

e)

De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:

1.

voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld, of

2.

wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c), of

3.

wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.”.

22)

De punten 21.B.230 en 21.B.235 worden geschrapt.

23)

Punt 21.B.240 wordt vervangen door:

“21.B.240   Wijzigingen in het productiebeheersysteem

a)

Bij ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het productiebeheersysteem, gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage alvorens de erkenning af te geven.

b)

De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie mag werken tijdens de beoordeling van een wijziging, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat het certificaat van erkenning als productieorganisatie moet worden geschorst.

c)

Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

d)

Wanneer de organisatie een belangrijke wijziging in het productiebeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.

e)

De bevoegde autoriteit neemt de beoordeling van niet-significante wijzigingen in het productiebeheersysteem op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.221. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.225.”.

24)

De punten 21.B.245 en 21.B.260 worden geschrapt.

25)

De titel van punt 21.B.325 wordt vervangen door:

“21.B.325   Afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid”.

26)

De punten 21.B.330 en 21.B.345 worden geschrapt.

27)

De titel van punt 21.B.525 wordt vervangen door:

“21.B.525   Afgifte van een vliegvergunning”.

28)

De punten 21.B.530 en 21.B.545 worden geschrapt.


BIJLAGE II

Deel 21 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gecorrigeerd:

1)

In punt 21.B.325 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Voor nieuwe luchtvaartuigen en voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), het volgende af:

1.

voor luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a, aanhangsel II);

2.

voor nieuwe luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II);

3.

voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat en onder bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II), als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd.”.