ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 15

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

65e jaargang
24 januari 2022


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/89 van de Commissie van 21 januari 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methoden die moeten worden gebruikt om de toereikende specifieke opslagcapaciteit te berekenen ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/90 van de Commissie van 21 januari 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de nadere elementen van een risicogebaseerd Uniemechanisme voor de selectie van te inspecteren schepen ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/91 van de Commissie van 21 januari 2022 tot vaststelling van de criteria om te bepalen of een schip beperkte hoeveelheden afval produceert en zijn afval op duurzame en milieuvriendelijke wijze beheert overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/92 van de Commissie van 21 januari 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methoden en rapporteringsvorm die van toepassing zijn op de monitoringgegevens inzake passief opgevist afval ( 1 )

16

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/1831 van de Commissie van 24 oktober 2019 tot vaststelling van een vijfde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie ( PB L 279 van 31.10.2019 )

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

24.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/89 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2022

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methoden die moeten worden gebruikt om de toereikende specifieke opslagcapaciteit te berekenen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (1), en met name artikel 7, lid 4, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 7, lid 4, punten a) en b), van Richtlijn (EU) 2019/883 voorziet in een uitzondering op de algemene verplichting om al het aan boord meegevoerde afval in de aanloophaven af te geven voor schepen die aan boord over voldoende specifieke opslagcapaciteit beschikken voor alle afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven.

(2)

De toepassing van de in deze verordening vastgestelde berekeningsmethode moet de lidstaten in staat stellen op geharmoniseerde wijze de uitzonderingen toe te passen op de algemene verplichting om al het aan boord meegevoerde afval af te geven, als het schip over voldoende opslagcapaciteit beschikt.

(3)

De berekeningsmethode mag niet worden toegepast op afvalverwijdering in het kader van bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (“Marpol-Verdrag”). Zoals bepaald in bijlage II bij het Marpol-Verdrag wordt de verwijdering van afval geregeld door dat verdrag en moet dergelijk afval worden afgegeven in de haven waar vracht wordt gelost en voordat nieuwe vracht wordt geladen, of mag dit afval onder bepaalde voorwaarden op zee worden geloosd. Afhankelijk van de substantie, moeten ladingresiduen die onder bijlage II bij het Marpol-Verdrag vallen vóór vertrek worden afgegeven, overeenkomstig de procedures en controles die zijn vastgesteld in de voorschriften 13 en 16 van die bijlage. Ladingresiduen die onder bijlage II bij het Marpol-Verdrag vallen en die stoffen van categorie X, drijvende persistente stoffen met hoge viscositeit van categorie Y en stollende of hoogviskeuze stoffen van categorie Y bevatten, moeten worden voorgewassen en afgegeven in een havenontvangstvoorziening zoals vastgesteld in de voorschriften 13 en 16 van bijlage II bij het Marpol-Verdrag.

(4)

De berekeningsmethode mag niet worden toegepast op passief opgevist afval. Aan boord is er voor dit soort afval niet altijd een specifieke opslagplaats beschikbaar en de afgifte van al het passief opgevist afval wordt gestimuleerd door het kostendekkingssysteem van artikel 8, lid 2, punt d), van Richtlijn (EU) 2019/883.

(5)

Om eenvormige voorwaarden te scheppen voor de toepassing van de vrijstellingen van de afvalafgifteverplichting als bedoeld in artikel 7, lid 4, punten a) en b), van Richtlijn (EU) 2019/883, is het essentieel dat de lidstaten een geharmoniseerde methode toepassen. Op grond van Richtlijn (EU) 2019/883 vastgestelde uitvoeringshandelingen moeten derhalve de vorm van uitvoeringsverordeningen aannemen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten berekenen de toereikende specifieke opslagcapaciteit voor de toepassing van artikel 7, lid 4, punten a) en b), en artikel 9 van Richtlijn (EU) 2019/883 aan de hand van de in bijlage I bij deze verordening beschreven methode.

2.   Om de overeenkomstig bijlage 2 bij Richtlijn (EU) 2019/883 verstrekte informatie te verifiëren, door middel van een raming van de productie van verschillende soorten afval aan boord, houden de lidstaten rekening met de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde afvalproductievolumes.

3.   Naast de in bijlage II bij deze verordening vermelde afvalproductievolumes kunnen de lidstaten een van de of de beide hierna genoemde criteria gebruiken om een raming te maken van de productie van verschillende soorten afval aan boord:

a)

historische gegevens over geproduceerd afval, gebaseerd op de voor dat schip beschikbare formulieren voor afvalvooraanmelding en afvalontvangstbewijzen;

b)

inspecties aan boord om informatie te verzamelen over eerdere afvalproductievolumes, nadere gegevens over het afvalbeheer aan boord en over de specifieke uitrusting of het handelsgebied die een impact hebben op het werkelijke afvalproductievolume.

Artikel 2

De in bijlage I bij deze verordening beschreven methode voor het berekenen van de toereikende specifieke opslagcapaciteit is niet van toepassing op de volgende soorten afval:

a)

afvalsoorten uit hoofde van bijlage II bij het Marpol-Verdrag;

b)

passief opgevist afval.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116.


BIJLAGE I

Methode om te berekenen of de specifieke afvalopslagcapaciteit toereikend is

1.

Er wordt gebruikgemaakt van een wiskundige berekening van de geraamde hoeveelheden afval aan boord in verhouding tot de maximale specifieke opslagcapaciteit.

2.

De gebruikte afvalcapaciteit (UWC), geraamd op het tijdstip van verzending van de afvalvooraanmelding naar de aanloophaven en uitgedrukt als percentage van de maximale specifieke opslagcapaciteit, mag niet hoger liggen dan een vooraf bepaalde drempel.

3.

De UWC wordt berekend met de volgende formule:

Image 1

4.

De UWC moet voldoen aan de volgende voorwaarde:

UWC (%) < drempel

waarbij

A = de geschatte hoeveelheid afval die aan boord moet worden gehouden op het tijdstip van vertrek uit de aanloophaven (uitgedrukt in m3);

M = de maximale specifieke opslagcapaciteit (uitgedrukt in m3);

De drempel is de in tabel 1 vermelde waarde voor een bepaald type afval en de volgende aanloophaven.

Tabel 1

Drempels

Volgende aanloophaven

Bijlage I bij het Marpol-Verdrag

Bijlage IV bij het Marpol-Verdrag

Bijlage V bij het Marpol-Verdrag

Bijlage VI bij het Marpol-Verdrag

De volgende aanloophaven is een EU-haven of behoort tot de “aanvullende groep geselecteerde havens”

50 %

50 %

25 %

75 %

De volgende aanloophaven is geen EU-haven of behoort niet tot de “aanvullende groep geselecteerde havens”

25 %

50 %

20 %

25 %

5.

Voor de berekeningsmethode van de toereikende specifieke opslagcapaciteit voor afval geldt het volgende:

a)

De aanloophaven, zoals vermeld in het formulier voor afvalvooraanmelding als vastgesteld in bijlage 2 bij Richtlijn (EU) 2019/883, is de haven waar het schip naartoe vaart en waarnaar de afvalvooraanmelding wordt verzonden, overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883;

b)

De volgende aanloophaven is de haven die na vertrek wordt aangedaan, zoals vermeld in punt 2.5 van het formulier voor afvalvooraanmelding als vastgesteld in bijlage 2 bij Richtlijn (EU) 2019/883;

c)

De hoeveelheid die is vermeld in de zesde kolom “geraamde hoeveelheid afval die zal ontstaan tussen de aanmelding en de volgende aanloophaven” van punt 3 van het formulier voor afvalvooraanmelding in bijlage 2 bij Richtlijn (EU) 2019/883, is het afval dat wordt geproduceerd en bestemd is om te worden verwijderd in een havenontvangstvoorziening. Hoeveelheden die wettelijk mogen worden geloosd, worden niet in de gerapporteerde waarde opgenomen.

6.

De “aanvullende groep geselecteerde havens” omvat de havens die voor de toepassing van de in tabel 1 vastgestelde drempels als EU-havens worden beschouwd. Tot die groep behoren alle havens in: IJsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van Man, de Kanaaleilanden en Gibraltar) en de Russische havens in de Oostzee.

7.

Gedurende de eerste twee jaar van toepassing van deze verordening kan de in de derde alinea van deze bijlage berekende UWC voor de volgende soorten ladingresiduen als indicatief worden beschouwd:

a)

Marpol bijlage I — Olie Oliehoudend tankwaswater;

b)

Marpol bijlage I — Olie Verontreinigd ballastwater;

c)

Marpol bijlage V — Vuilnis Ladingresiduen (HME);

d)

Marpol bijlage V — Vuilnis Ladingresiduen (niet-HME).


BIJLAGE II

Tabel 1

Afvalproductievolumes voor de bijlagen I, IV en V bij het Marpol-Verdrag (1)

Soort afval

Geproduceerd volume

Oorsprong

Behandeling aan boord

Met olie verontreinigd lenswater

0,01-13 m3 per dag, grotere schepen genereren grotere hoeveelheden.

Condensatie en lekkages in de machinekamer; grootte van het schip.

De hoeveelheid kan met 65 tot 85 % worden verminderd door een olie-waterscheider te gebruiken en de waterfractie in zee te lozen.

Oliehoudende residuen (slib)

0,01 tot 0,03 m3 slib per ton zware stookolie.

0 en 0,01 m3 per ton gasolie.

Type brandstof; brandstofverbruik.

Verdamping kan de hoeveelheid slib tot 75 % (2) verminderen.

Verbranding kan de hoeveelheid slib met 99 % of meer verminderen.

Tankwaswater (residuen)

20 tot honderden m3

Aantal tankreinigingen; grootte van de laadcapaciteit.

Na bezinking mag de waterfractie op zee worden geloosd.

Huishoudelijk afvalwater

0,01 tot 0,06 m3 per persoon per dag. Huishoudelijk afvalwater wordt soms gemengd met ander afvalwater. De totale hoeveelheid varieert van 0,04 tot 0,45 m3 per dag per persoon.

Aantal personen aan boord; type toiletten; duur van de reis; aard van de behandeling: de exploitatie van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of een verwerkings- en ontsmettingssysteem levert verschillende hoeveelheden afval op.

Gezuiverd afvalwater van zuiveringsinstallaties wordt vaak op zee geloosd indien dit is toegestaan op grond van Marpol bijlage IV.

Kunststoffen

0,001 tot 0,008 m3 per persoon per dag.

Aantal personen aan boord.

Vaak niet verbrand.

Vuile kunststoffen (kunststoffen die in contact zijn geweest met voedsel) worden vaak als afzonderlijke afvalstroom behandeld.

Voedselrestanten

0,001 tot 0,003 m3 per persoon per dag.

Aantal personen aan boord; voorzieningen.

Waar dit is toegestaan op grond van bijlage V van Marpol, worden voedselrestanten vaak op zee geloosd.

Huishoudelijk afval

0,001 tot 0,02 m3 per persoon per dag.

Aantal personen aan boord; aard van de gebruikte producten.

 

Bak- en braadolie

0,01 tot 0,08 liter per persoon per dag.

Aantal personen aan boord; aard van de bereide levensmiddelen.

Bak- en braadolie wordt soms nog steeds in de slibtank gegoten, hoewel dat niet is toegestaan.

Verbrandingsas

0,004 en 0,06 m3 per maand.

Gebruik van verbrandingsinstallaties; kosten voor het gebruik van verbrandingsinstallaties.

De verbrandingsinstallatie wordt niet voor alle soorten afval gebruikt, meestal voor papier, soms voor olieslib.

Operationeel afval

0,001 tot 0,1 m3 per persoon per dag.

Grootte van het schip; soort vracht.

 

Ladingresiduen

0,001-2 % van de lading.

Vrachttype.

Grootte van het schip.

 


Tabel 2

Afvalproductievolumes voor bijlage VI bij het Marpol-Verdrag betreffende afvalstoffen (systemen voor de reiniging van uitlaatgassen — EGCS)

Type EGCS

Coëfficiënt

Eenheid

Voorbeelden

(motor van 10 MW of een verbruik van 40 t zware stookolie per dag)

Constructeur 1

Hoeveelheid slib in een open lus

0,1

kg/MWh

0,1 × 10 MW × 24 = 24 kg/dag

Hoeveelheid slib in een gesloten lus (DAF- BOTU)

3,5 -7,0

kg/MWh, afhankelijk van

SFOC, MCR en brandstofkwaliteit

3,5 × 10 MW × 24 = 840 kg/dag

Hoeveelheid slib in een gesloten lus (BOTU-M)

3,0

l/MWh/S%, afhankelijk van SFOC, MCR en brandstofkwaliteit

3,0 × 10 MW × 24 × S2,5 % = 1800 l/dag

Constructeur 2

Hoeveelheid slib in een gesloten lus

2,5 -3,0

kg/verbruikte t HFO

2,5 × 40 t/dag = 100 kg/dag

NB: De hoeveelheid slib van het systeem voor de reiniging van uitlaatgassen is ook afhankelijk van de specifieke installatiekenmerken: daarom moet de door de fabrikant verstrekte handleiding voor het systeem voor de reiniging van uitlaatgassen worden geraadpleegd. Informatie in de tabellen die door belanghebbende ondernemingen zijn verstrekt.


(1)  Op basis van de studie van het EMSA “The Management of Ship-Generated Waste Inboard Ships” van januari 2017.

(2)  Verdamping van de waterfractie in olieslib is een proces dat zorgvuldig moet worden beheerd en mag alleen worden uitgevoerd om de brandbaarheid van voor verbranding bestemd slib mogelijk te maken.


24.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/90 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2022

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de nadere elementen van een risicogebaseerd Uniemechanisme voor de selectie van te inspecteren schepen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (1), en met name artikel 11, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een effectieve handhaving van de verplichting om afval af te geven aan havenontvangstvoorzieningen is uitermate belangrijk om het zwerfvuil op zee en de lozing van afval door de scheepvaart in het mariene milieu doeltreffend aan te pakken.

(2)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/883 moet een risicogebaseerd selectiemechanisme van de Unie voorzien in uniforme voorwaarden voor de selectie van schepen die worden geïnspecteerd.

(3)

De vaststelling van het risicogebaseerd selectiemechanisme van de Unie moet ervoor zorgen dat de betrokken autoriteiten in de lidstaten over een ondersteunend instrument beschikken om hun inspectieverplichting uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/883 na te komen.

(4)

Om te beoordelen hoe groot het risico is dat een bepaald schip niet aan de verplichtingen van Richtlijn (EU) 2019/883 voldoet, moet rekening worden gehouden met verschillende parameters, die samen een duidelijke indicatie van dat risico geven. Het gaat om de volgende parameters: de niet-naleving of aanwijzingen van niet-naleving van de voorschriften inzake de afgifte van afvalstoffen; de tijd die sinds de laatste inspectie is verstreken; eerdere rapporten van niet-naleving door de betrokken havenautoriteiten; de vorige en de volgende aanloophaven; een eventuele vrijstelling voor dat schip; en de informatie in SafeSeaNet en THETIS-EU.

(5)

Om te waarborgen dat schepen die voor inspectie in aanmerking komen op basis van uniforme voorwaarden worden geselecteerd, is het essentieel dat de lidstaten een geharmoniseerde methode toepassen. De op grond van Richtlijn (EU) 2019/883 vastgestelde uitvoeringshandelingen, moeten derhalve de vorm van uitvoeringsverordeningen aannemen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met het oog op inspecties classificeren de lidstaten de in artikel 3, lid 1, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/883 bedoelde schepen in de volgende risicocategorieën:

a)

risiconiveau 1 (hoog risico),

b)

risiconiveau 2 (middelgroot risico),

c)

risiconiveau 3 (laag risico),

d)

risiconiveau 4 (minimaal risico).

2.   De risicocategorie voor elk schip wordt bepaald op basis van de risicoparameters in tabel 1 van de bijlage.

3.   De in tabel 1 van de bijlage vermelde risicoparameters worden toegepast volgens de in de punten 1 tot en met 4 van de bijlage bedoelde methode.

Artikel 2

Bij de naleving van de inspectieverplichtingen van artikel 11 van Richtlijn (EU) 2019/883 nemen de lidstaten de volgende eisen in acht:

a)

er wordt voorrang gegeven aan de inspectie van schepen met een hogere risicocategorie;

b)

willekeurige selectie van ten minste 1 % van het aantal schepen dat jaarlijks moet worden geïnspecteerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116.


BIJLAGE

Methode:

1.   

De in tabel 1 vermelde risicoparameters worden gebruikt om het risiconiveau van een vaartuig te bepalen.

2.   

Aan elke in tabel 1 vermelde risicoparameter wordt een kleurcode toegekend die een risiconiveau vertegenwoordigt: rood (hoog), oranje (middelgroot) of geel (laag).

3.   

Aan de hand van de criteria in tabel 2 wordt aan een schip een risiconiveau toegekend op basis van de signaleringen voor de risicoparameters in tabel 1.

4.   

Om de in tabel 2 genoemde risiconiveaus toe te wijzen als er verschillende gelijktijdige actieve signaleringen zijn, kunnen de omzettingsfactoren in tabel 3 worden toegepast.

Tabel 1

Risicoparameters

Risicoparameternummer

Risiconiveau van de signalering (kleurcode)

Beschrijving van de risicoparameter

Criteria om een signalering voor de risicoparameter te activeren

Criteria om een signalering voor de risicoparameter te deactiveren

1

Oranje

Niet-naleving van de in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883 vastgestelde regels inzake afvalvooraanmelding.

De signalering wordt geactiveerd als de afvalvooraanmelding niet is verzonden of als er in die vooraanmelding verplichte informatie ontbreekt.

De signalering wordt toegerekend aan haven A op basis van de afvalvooraanmelding die naar haven A is verzonden. De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

2

Oranje

Door de exploitant, agent of kapitein overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883 verstrekte informatie.

De signalering wordt geactiveerd als uit de geldigheidscontrole van de inhoud van de afvalvooraanmelding blijkt dat het schip mogelijk niet aan de richtlijn voldoet.

De signalering wordt toegerekend aan haven A op basis van de afvalvooraanmelding die naar haven A is verzonden. De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

3

Oranje

Datum van de vorige inspecties die zijn verricht overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2019/883.

De signalering wordt geactiveerd indien het schip de voorafgaande twaalf maanden niet is geïnspecteerd overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2019/883.

Opmerking: Deze signalering mag pas na 28 juni 2022 operationeel zijn.

De signalering wordt gedeactiveerd nadat een inspectie is geregistreerd overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/883.

4

Rood

Bestaande rapporten van inspectie-instanties voor havenontvangstvoorzieningen, havenautoriteiten of andere bevoegde instanties waaruit blijkt dat het schip niet voldoet aan artikel 7 van Richtlijn (EU) 2019/883.

De signalering wordt door inspecteurs van de havenontvangstvoorzieningen handmatig geactiveerd in THETIS-EU.

De signalering wordt gedeactiveerd nadat een inspectie is afgerond (status “geïnspecteerd”) en daarbij geen inbreuken zijn vastgesteld.

5

Oranje

Signalering van inbreuken inzake havenontvangstvoorzieningen

De signalering wordt geactiveerd indien voor het schip de voorbije zes maanden inbreuken zijn vastgesteld in verband met de havenontvangstvoorzieningen, met een relevant rapport in THETIS-EU.

De signalering wordt gedeactiveerd nadat een inspectie is afgerond (status “geïnspecteerd”) en daarbij geen inbreuken zijn vastgesteld.

6

Oranje

Toereikende specifieke opslagcapaciteit

De signalering wordt geactiveerd als de specifieke opslagcapaciteit aan boord op basis van de criteria voor de toepassing van artikel 8, lid 4, punt b), ontoereikend wordt geacht.

De signalering wordt toegerekend aan haven A op basis van de afvalvooraanmelding die naar haven A is verzonden. De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

7

Geel

Volgende aanloophaven

Het risico wordt groter geacht als die haven niet in de EU ligt of niet bekend is. Voor de berekening van deze signalering worden havens in IJsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van Man, de Kanaaleilanden en Gibraltar) en de Russische havens aan de Oostzee als EU-havens beschouwd.

De signalering wordt toegerekend aan haven A op basis van de afvalvooraanmelding die naar haven A is verzonden. De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

8

Geel

Vorige aanloophaven

Het risico wordt groter geacht als het om een haven buiten de EU gaat. Voor de berekening van deze signalering worden havens in IJsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van Man, de Kanaaleilanden en Gibraltar) en de Russische havens aan de Oostzee als EU-havens beschouwd.

De signalering wordt toegerekend aan haven A op basis van de afvalvooraanmelding die naar haven A is verzonden. De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

9

Geel

Signalering vrijstelling

De signalering wordt geactiveerd als een schip een vrijstelling geniet en gedurende twaalf maanden niet is geïnspecteerd om ervoor te zorgen dat ook die schepen aan inspecties worden onderworpen.

De signalering moet in elke haven opnieuw worden beoordeeld.

10

Rood

Signalering incidenttype afval

De signalering wordt geactiveerd als in SafeSeaNet voor dat schip in een vorige haven een incidentrapport van het type “afval” is aangemaakt.

De signalering wordt gedeactiveerd nadat een inspectie is afgerond (status “geïnspecteerd”) en er geen inbreuken zijn vastgesteld of nadat het incident in SafeSeaNet gedeactiveerd is.

Tabel 2

Toewijzing van risiconiveaus op basis van het aantal actieve signaleringen

Criteria voor risiconiveaus

Risiconiveau 1

Een of meer rode signaleringen

Risiconiveau 2

Een of meer (1) oranje signaleringen

Risiconiveau 3

Een of meer gele (1) signaleringen

Risiconiveau 4

Geen actieve signaleringen

Tabel 3

Omrekeningsfactoren voor de combinatie van meerdere gelijktijdige actieve parameters voor de toewijzing van de risiconiveaus van tabel 2

Omrekeningsfactor

Drie gele signaleringen

Eén oranje signalering

Drie oranje signaleringen

Eén rode signalering


(1)  Tot het aantal dat aanleiding geeft tot de toepassing van de omrekeningsfactor.


24.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/91 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2022

tot vaststelling van de criteria om te bepalen of een schip beperkte hoeveelheden afval produceert en zijn afval op duurzame en milieuvriendelijke wijze beheert overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (1), en met name artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de verlaging van de bijdragen als bedoeld in artikel 8, lid 4, van Richtlijn (EU) 2019/883 moeten de criteria in de bijlage worden gebruikt.

(2)

Op basis van de criteria in afdeling 1 van de bijlage kan worden beoordeeld of essentiële inspanningen worden geleverd om afval te beperken. Daarom moeten zij verplicht worden gesteld.

(3)

De aanvullende criteria in afdeling 2 van de bijlage kunnen worden toegepast om het gebruik te stimuleren van specifieke praktijken en apparatuur die ook nuttig kunnen zijn om afval te beperken. Daarom moeten die criteria facultatief worden gesteld.

(4)

Om gelijke voorwaarden te creëren voor de toepassing van de in artikel 8, lid 5, van Richtlijn (EU) 2019/883 vastgestelde verlaging van de bijdragen, is het essentieel dat de lidstaten een geharmoniseerde methode gebruiken. Uitvoeringshandelingen die krachtens Richtlijn (EU) 2019/883 worden vastgesteld, moeten daarom de vorm van uitvoeringsverordeningen aannemen.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De criteria in afdeling 1 van de bijlage moeten door havenontvangstvoorzieningen of havenautoriteiten in aanmerking worden genomen bij de berekening van de verlaging van de bijdrage overeenkomstig artikel 8, lid 5, eerste alinea, punt b), van Richtlijn (EU) 2019/883.

2.   De criteria in afdeling 2 van de bijlage kunnen door havenontvangstvoorzieningen of havenautoriteiten in aanmerking worden genomen bij de berekening van de verlaging van de vergoeding overeenkomstig artikel 8, lid 5, eerste alinea, punt b), van Richtlijn (EU) 2019/883.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116.


BIJLAGE

AFDELING 1

Lijst van verplichte criteria als bedoeld in artikel 1, lid 1

Criteria

Relevante elementen

Desbetreffende bijlage bij het Marpol-Verdrag

Mogelijke controlemiddelen (1)

Scheiding aan boord overeenkomstig Resolutie MEPC.295(71) en gegarandeerde afgifte aan geschikte havenontvangst-voorzieningen die voldoen aan artikel 4, lid 2, punt d), van Richtlijn (EU) 2019/883

Exploitatie en beheer

Bijlage V

Green Award, ISO 21070, Blue Angel, Green Marine, afvalontvangstbewijs, specifiek afvalbeheersplan dat is goedgekeurd door het classificatiebureau van het vaartuig, ISO 14001 Milieuzorgsysteem

Ecologisch duurzaam aankoopbeleid (minder verpakkingsmateriaal door bulkverpakking en het vermijden van plastic voor eenmalig gebruik)

Beheer

Bijlage V

Green Award, ISO 21070, Blue Angel, Green Marine, specifiek afvalbeheersplan dat is goedgekeurd door het classificatiebureau van het vaartuig, ISO 14001 Milieuzorgsysteem

AFDELING 2

Lijst van facultatieve criteria als bedoeld in artikel 1, lid 2

Criteria

Relevante elementen

Desbetreffende bijlage bij het Marpol-Verdrag

Mogelijke controlemiddelen (2)

Gebruik van alternatieve brandstoffen (3) en andere energiebronnen tijdens de reis naar de aanloophaven of op de ligplaats (bv. walstroom, wind, zon)

Ontwerp, technologie en exploitatie van het schip

Bijlage I

Green Award, bunkerafleverings-bonnen, oliejournaal, klassecertificaat of wettelijk voorgeschreven certificatie, Ship Energy Efficiency Management Plan (SEEMP)

Gebruik van een whitebox-systeem < 5ppm (om de lozing van lenswater uit het schip te controleren en te monitoren)

Technologie en werking

Bijlage I

Klassecertificaat, typegoedkeuringsdocumenten

Olieafscheider (OWS) < 5 ppm

Technologie en werking

Bijlage I

Klassecertificaat, typegoedkeuringsdocumenten, Green Award, Clean Shipping Index (CSI), Green Marine, Blue Angel

OWS < 5 ppm + alarmsysteem en automatische stop voor schepen < 10 000  BT

Technologie en werking

Bijlage I

Klassecertificaat, typegoedkeuringsdocumenten, Green Award, CSI, Green Marine, Blue Angel

Het schip gebruikt geen oliefilter-installatie voor lozingen, maar scheidt bilgewater en bezinksel en loost die vervolgens in havenontvangstvoorzieningen.

Werking

Bijlage I

Oliejournaal, afvalontvangstbewijzen

Afvalwater-verwerkings-systeem conform Resolutie MEPC.227(64) van de Internationale Maritieme Organisatie voor alle schepen, behalve passagiersschepen die actief zijn in speciale zones die vallen onder bijlage IV bij het Marpol-Verdrag

Technologie, exploitatie en beheer

Bijlage IV

EU-conformiteitsverklaring overeenkomstig Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), of klassecertificaat. Daarnaast wordt de werking regelmatig gecontroleerd door een onafhankelijke controleur.

Het schip loost geen afvalwater in zee en geeft alle onbehandeld en/of behandeld afvalwater en/of bezinksel af aan havenontvangst-voorzieningen.

Werking

Bijlage IV

Afvalontvangstbewijzen

Hergebruik en recycling aan boord

Exploitatie en beheer

Bijlage V

ISO 21070, Green Marine, ISO 14001 Milieuzorgsysteem


(1)  Er kunnen extra systemen worden aanvaard waarmee schepen kunnen aantonen dat zij aan de criteria voldoen.

(2)  Er kunnen extra systemen worden aanvaard waarmee schepen kunnen aantonen dat zij aan de criteria voldoen.

(3)  Zoals gedefinieerd in Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146).


24.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/92 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2022

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de methoden en rapporteringsvorm die van toepassing zijn op de monitoringgegevens inzake passief opgevist afval

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (1), en met name artikel 8, lid 7, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Richtlijn (EU) 2019/883 dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat monitoringgegevens inzake het volume en de hoeveelheid van passief opgevist afval worden verzameld en worden gerapporteerd aan de Commissie.

(2)

Het handboek voor afvalstoffenstatistieken (2) van Eurostat biedt richtsnoeren voor de opstelling van degelijke, geharmoniseerde en efficiënte afvalstoffenstatistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) en overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), op basis waarvan die gegevens tussen de lidstaten kunnen worden vergeleken.

(3)

Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziet in een elektronische afvalvooraanmelding, met inbegrip van informatie over passief opgevist afval; er is een specifieke methode vereist voor het verzamelen van informatie over passief opgevist afval van vissersvaartuigen die onder Richtlijn (EU) 2019/883 vallen maar van het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/59/EG zijn uitgesloten.

(4)

Het is niet altijd mogelijk of kosteneffectief om zowel de massa als het volume passief opgevist afval te meten. Daarom moet de lidstaten worden toegestaan de massa af te leiden van het volume of het volume af te leiden van de massa aan de hand van een in het licht van de omstandigheden adequate raming van de dichtheid van passief opgevist afval.

(5)

Om de homogeniteit, kwaliteit en vergelijkbaarheid te waarborgen van de gegevens die in alle lidstaten worden verzameld om het volume en de hoeveelheid passief opgevist afval te monitoren, moeten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/883 vastgestelde uitvoeringshandelingen de vorm van uitvoeringsverordeningen aannemen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De methode voor het verzamelen van gegevens over het volume en de massa passief opgevist afval door de lidstaten moet in overeenstemming zijn met het handboek over afvalstatistieken van Eurostat.

2.   Voor vissersvaartuigen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/59/EG vallen, worden de gegevens over passief opgevist afval verzameld op basis van de overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883 in de afvalvooraanmelding verstrekte informatie.

3.   Voor vissersvaartuigen die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/59/EG vallen, worden de gegevens betreffende passief opgevist afval verzameld op basis van een van de volgende methoden die zijn beschreven in het handboek over afvalstatistieken van Eurostat:

a)

enquêtes;

b)

administratieve of andere bronnen;

c)

statistische schattingsprocedures,

d)

een combinatie van de in de punten a), b), en c) genoemde methoden.

Artikel 2

1.   Passief opgevist afval wordt gerapporteerd overeenkomstig de in tabel 1 van de bijlage vermelde elementen.

2.   Passief opgevist afval kan achtergelaten, verloren of anderszins afgedankt vistuig omvatten, dat afzonderlijk van ander zwerfvuil op zee kan worden gerapporteerd.

3.   De verplichte en facultatieve elementen voor de rapportage betreffende passief opgevist afval zijn opgenomen in tabel 2 van de bijlage.

4.   Het rapportageformaat voor passief opgevist afval en de aggregatiemethode zijn bepaald in tabel 3 van de bijlage.

Artikel 3

1.   De hoeveelheid passief opgevist afval wordt gerapporteerd in volume en massa.

2.   In voorkomend geval wordt de omzetting van volume (V) naar massa (m) berekend aan de hand van de volgende formule:

m = ρV

waarbij ρ gelijk is aan de geraamde dichtheid van het materiaal (kgm-3) en waarbij de massa en het volume worden uitgedrukt in respectievelijk (kg) en (m3).

Artikel 4

Vanaf 1 januari 2022 rapporteren de lidstaten de gegevens en informatie voor de jaarperioden van 1 januari tot en met 31 december. De verslagen worden elektronisch ingediend binnen twaalf maanden na het einde van het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

De lidstaten rapporteren de voor het jaar 2021 verzamelde gegevens uiterlijk op 30 juni 2022 en, voor zover mogelijk, overeenkomstig de bijlage.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PBJ L 151 van 7.6.2019, blz. 116.

(2)  Manual on waste statistics — A handbook for data collection on waste generation and treatment [editie 2013], Eurostat Methodologieën en werkdocumenten, doi:10.2785/4198.

(3)  Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(5)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).


BIJLAGE

Tabel 1

Passief opgevist afval

Niveau 1

Plastic

Metaal

Rubber

Hout

Textiel

Overige afvalstoffen

Niveau 2

Netten

Boeien

Viskisten

Touwen/snoeren

Flessen en flacons

Verpakkingen

Spanriemen

Schuim

Jerrycans

Olievaten

Glasvezel

Meststof- en veevoederzakken

Andere grote voorwerpen

Olievaten

Draden

Verfblikken

Oliefilters

Andere voorwerpen

Handschoenen

Banden en riemen

Laarzen

Andere voorwerpen

Viskorven

Kratten

Laadborden

Andere voorwerpen

Touwen

Kleding & schoenen

Andere voorwerpen

Glas

Medisch afval

Sanitair afval

Andere voorwerpen


Tabel 2

Verplichte en facultatieve elementen van de rapportage

Verplicht of facultatief

Beschrijving

Te rapporteren overeenkomstige cellen in tabel 3

Verplicht

Totale massa en totaal volume van alle passief opgevist afval.

Cellen in de ko-lommen 1 en 4 van rij 1 (vet gedrukt)

Facultatief

Massa en volume passief opgevist afval, geaggregeerd naar herkomst: ALDFG (*1) en ander zwerfvuil op zee.

Alle cellen in rij 1

Facultatief

Massa en volume passief opgevist afval, geaggregeerd naar materiaalsoort (plastic, metaal, rubber en ander afval).

Alle cellen in de kolommen 1 en 4

Facultatief

Massa en volume van passief opgevist afval, geaggregeerd naar herkomst en materiaalsoort

Alle cellen in tabel 3


Tabel 3

Rapportageformaat voor passief opgevist afval

 

1

2

3

4

5

6

Totale massa (ton)

ALDFG (*2) (ton)

Overig zwerfvuil op zee (ton)

Totaal volume (m3)

ALDFG (*2) (m3)

Overig zwerfvuil op zee (m3)

1

Totaal

A1+A2

A1 = B1+C1+D1+E1

A2 = B2+C2+D2+E2

F1+F2

F1 = G1+H1+I1+J1

F2 = G2+H2+I2+J2

2

Plastic

B1+B2

B1

B2

G1+G2

G1

G2

3

Metaal

C1+C2

C1

C2

H1+H2

H1

H2

4

Rubber

D1+D2

D1

D2

I1+I2

I1

I2

5

Hout, textiel en ander afval

E1+E2

E1

E2

J1+J2

J1

J2


(*1)  Achtergelaten, verloren of anderszins afgedankt vistuig

(*2)  Achtergelaten, verloren of anderszins afgedankt vistuig


Rectificaties

24.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/21


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/1831 van de Commissie van 24 oktober 2019 tot vaststelling van een vijfde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 279 van 31 oktober 2019 )

Op bladzijde 34, bijlage, in de tabel, 10de rij (fosforyltrichloride):

in plaats van:

“233-046-7

10025-87-3

fosforyltrichloride

0,064

0,01

0,12

0,02

-”

lezen:

“233-046-7

10025-87-3

fosforyltrichloride

0,064

0,01

0,13

0,02

-”