ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 471

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
30 december 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus

1

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

AANBEVELINGEN

30.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 471/1


AANBEVELING (EU) 2021/2279 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2021

betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 191 en 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Betrouwbare en correcte beoordeling van en informatie over de milieuprestatie van producten en organisaties is essentieel voor de besluitvorming op milieugebied van een breed scala van actoren.

(2)

Met behulp van de methoden voor de berekening van de milieuvoetafdruk van producten en de milieuvoetafdruk van organisaties (hierna “milieuvoetafdrukmethoden” genoemd) kunnen bedrijven hun milieuprestatie meten en bekendmaken en zo de concurrentie op de markt aangaan op basis van betrouwbare milieugegevens. De methoden bevatten gedetailleerde instructies voor het modelleren en berekenen van de milieueffecten van producten en organisaties. De milieuvoetafdrukmethoden zijn gebaseerd op bestaande, internationaal aanvaarde werkwijzen, indicatoren en regels.

(3)

In 2013 heeft de Commissie Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie (1) aangenomen om het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus te bevorderen. Hierin wordt de lidstaten, bedrijven, particuliere organisaties en de financiële gemeenschap aanbevolen deze methoden te gebruiken en de aanbeveling bevat twee bijlagen waarin de voorgestelde methoden zijn vastgelegd.

(4)

De Commissie heeft een kader vastgesteld om de milieuvoetafdrukmethoden verder te ontwikkelen, waarin via een proefperiode een breed scala aan belanghebbenden hebben deelgenomen, met inbegrip van het bedrijfsleven, en met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

(5)

Tijdens de proefperiode, die van 2013 tot 2018 liep, hebben de belanghebbenden door hun actieve deelname de ontwikkeling van productspecifieke regels (regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie — PEFCR’s) en sectorspecifieke regels (regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector — OEFSR’s) getest; dit heeft geleid tot de voltooiing van 19 PEFCR’s en 2 OEFSR’s.

(6)

De milieuvoetafdrukmethoden werden ook op een aantal technische gebieden geactualiseerd, zoals: 1) toepassing van het materialiteitsbeginsel (“doe iets waar het iets uitmaakt”); 2) de definitie van een benchmark die beantwoordt aan het milieuvoetafdrukprofiel van de gemiddelde productie op de markt, ook representatief product / representatieve organisatie genoemd; 3) overeenkomsten over de modellering van sleutelaspecten betreffende klimaatverandering, elektriciteit, vervoer, infrastructuur en apparatuur, verpakking, einde van de levensduur en landbouw; 4) de opname van normalisering en weging; 5) richtsnoeren over hoe men biodiversiteit kan opnemen als aanvullende milieu-informatie; 6) verbetering van bepaalde effectbeoordelingsmethoden, met bijzondere aandacht voor de toxiciteitsgerelateerde methoden (toxiciteit voor de mens – kankereffecten; toxiciteit voor de mens – andere effecten dan kanker; ecotoxiciteit van zoet water, watergebruik, landgebruik, hulpbronnen en fijn stof); 7) het definiëren van kenmerkende factoren op basis van Reach-gegevens; 8) en een gids over gegevenssets die voldoen aan de in de milieuvoetafdrukmethoden vastgestelde vereisten.

(7)

De resultaten van de proefperiode werden gepresenteerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie uit 2019 over “Sustainable Products in a Circular Economy – Towards an EU Product Policy Framework contribution to the Circular Economy” (Duurzame producten in een circulaire economie – Naar een EU-beleidskader voor producten dat bijdraagt tot de circulaire economie) (2). In datzelfde werkdocument werd ook melding gemaakt van mogelijke toepassingen van de milieuvoetafdrukmethoden in beleidsontwikkeling op EU-niveau. Sinds 2019, en na een verzoek om reacties gericht aan het bedrijfsleven, ging de Commissie voort met de ontwikkeling van nieuwe regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie.

(8)

In de conclusies van de Raad van oktober 2019 (3) werden het testen van de EU-milieuvoetafdrukmethodiek en alle initiatieven ter ondersteuning van de bekendmaking van milieueffecten op basis van het proefproject inzake de milieuvoetafdruk geprezen.

(9)

Het doel van de Europese Green Deal (4) is sectoren te mobiliseren voor een schone en circulaire economie en hierin wordt onderstreept dat om kopers in staat te stellen duurzamere beslissingen te nemen en het risico van “groenwassen” te beperken betrouwbare, vergelijkbare en verifieerbare informatie nodig is.

(10)

In haar mededeling “Een nieuw actieplan voor een circulaire economie – Voor een schoner en concurrerender Europa” (5) legt de Commissie er de nadruk op dat ondernemingen hun milieuclaims zouden moeten onderbouwen met behulp van de methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuvoetafdruk van producten en van organisaties en zegt zij toe de integratie van deze methoden in de EU-milieukeur te testen.

(11)

In de mededeling “Nieuwe consumentenagenda – De weerbaarheid van de consument versterken met het oog op duurzaam herstel” (6) wordt gesteld dat om meer vrijwillige bedrijfsmaatregelen te stimuleren, de Commissie van plan is samen te werken met marktdeelnemers om hen ertoe aan te moedigen vrijwillige toezeggingen te doen om de milieuvoetafdruk van hun bedrijf aan de consument bekend te maken, hun duurzaamheid te verbeteren en hun impact op het milieu te verkleinen.

(12)

In de conclusies van de Raad van december 2020 wordt gesteld dat het meten en bekendmaken van de milieuvoetafdruk van een product potentieel één onderliggende methode is voor verschillende productbeleidsinstrumenten in de EU en het kader voor duurzame producten, waarbij ook moet worden gekeken naar andere geschikte methoden.

(13)

Het gebruik van de milieuvoetafdrukmethoden wordt al beoogd in het kader van EU-beleid en -wetgeving, zoals de taxonomieverordening (7), het initiatief inzake duurzame batterijen (8) en de “Green Consumption Pledge” (9) (belofte inzake groene consumptie).

(14)

Gezien van deze ontwikkelingen moet Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie worden geactualiseerd zodat de technische ontwikkelingen van de proeffase, met name de ontwikkeling van categorie- en sectorvoorschriften, daarin worden verwerkt en aldus een solide basis bieden voor verdere beleidsontwikkeling en -uitvoering. De aanbeveling moet bedrijven in staat stellen hun milieuprestatie aan de hand van betrouwbare, verifieerbare en vergelijkbare informatie te berekenen en andere actoren (zoals overheden, ngo’s, zakenpartners) in staat stellen toegang tot die informatie te krijgen. Bovendien moet hiermee de ontwikkeling van een Europese milieuvoetafdrukkendatabank sterker worden gestimuleerd.

(15)

Kmo’s beschikken wellicht niet over de deskundigheid en de middelen om op de vraag in te gaan naar informatie over de milieuprestatie gedurende de levenscyclus. Daarom moeten kmo’s bijstand krijgen, niet alleen van de Commissie, maar ook van de lidstaten en van brancheorganisaties.

(16)

Naarmate er nieuwe, internationaal overeengekomen benaderingen ontstaan, wordt verwacht dat deze milieuvoetafdrukmethoden worden geactualiseerd zodat hierin nieuwe indicatoren of modelleringsregels worden verwerkt. Deze aspecten worden besproken in de deskundigengroep van de Commissie over de technische adviesgroep Milieuvoetafdruk. Momenteel worden effecten in verband met biodiversiteit besproken.

(17)

Zoals in het nieuwe actieplan voor de circulaire economie aangekondigd, zal de Commissie de ontwikkeling onderzoeken van een regelgevingskader voor de certificering van de verwijdering van koolstof op basis van een robuuste en transparante koolstofboekhouding om de echtheid van de verwijderingen van koolstof te monitoren en te verifiëren. Dit kader zal worden ontwikkeld in wederzijdse synergie en samenhang met de milieuvoetafdrukmethode en zal waar nodig tot uiting komen in latere actualiseringen van deze aanbeveling.

(18)

Hoewel in deze aanbeveling de nadruk op milieueffecten ligt, spelen in de mondiale context zorgen over economische en sociale effecten, waaronder arbeidsomstandigheden, een steeds belangrijkere rol. De Commissie zal deze ontwikkelingen en andere internationale methodologieën op de voet blijven volgen, alsmede methoden om de milieu-, sociale en economische effecten te analyseren van de toeleveringsketens van producten die in de EU worden afgenomen en die in de hele toeleveringsketen in derde landen effecten hebben.

(19)

Deze aanbeveling vervangt Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

1.1.

In deze aanbeveling wordt een lans gebroken voor het gebruik van de milieuvoetafdrukmethoden in relevante beleidsmaatregelen en regelingen die betrekking hebben op het meten en/of bekendmaken van de milieuprestatie van allerlei producten (zowel goederen als diensten) en organisaties gedurende hun levenscyclus.

1.2.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten en tot particuliere en openbare organisaties die de milieuprestatie van hun product of organisatie gedurende de levenscyclus meten en/of bekendmaken aan belanghebbenden uit de particuliere en openbare sector en de civiele samenleving in de EU, of die voornemens zijn dat te doen.

1.3.

Deze aanbeveling is niet van toepassing op de uitvoering van verplichte EU-wetgeving die in een specifieke methodologie voor de berekening van de milieuprestatie van producten of organisaties tijdens hun levenscyclus voorziet. In EU-wetgeving of -beleid kan evenwel naar deze aanbeveling worden verwezen als een methode voor de berekening van de milieuprestatie van producten of organisaties tijdens hun levenscyclus.

2.   DEFINITIES

In deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a)

de milieuvoetafdrukmethode voor producten (hierna “PEF” genoemd): algemene methode voor het meten en bekendmaken van het potentiële milieueffect van een product gedurende zijn levenscyclus, zoals vastgesteld in bijlage I;

b)

de milieuvoetafdrukmethode voor organisaties (hierna “OEF” genoemd): algemene methode voor het meten en bekendmaken van het potentiële milieueffect van een organisatie gedurende haar levenscyclus, zoals vastgesteld in bijlage III;

c)

de milieuvoetafdruk van een product: resultaat van een PEF-onderzoek op basis van de PEF-methode;

d)

de milieuvoetafdruk van een organisatie: resultaat van een OEF-onderzoek op basis van de OEF-methode;

e)

regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (hierna “PEFCR’s” genoemd): productcategoriespecifieke, op de levenscyclus gebaseerde regels die een aanvulling vormen op algemene methodologische richtsnoeren voor een PEF-onderzoek doordat zij bijkomende specificatie op het niveau van een specifieke productcategorie verschaffen. Als er PEFCR’s bestaan, moeten deze worden gebruikt voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een product dat tot die productcategorie behoort;

f)

regels voor de milieuvoetafdruk van een organisatiesector (hierna “OEFSR’s” genoemd): sectorspecifieke, op de levenscyclus gebaseerde regels die een aanvulling vormen op algemene methodologische richtsnoeren voor een OEF-onderzoek doordat zij bijkomende specificatie op het niveau van een specifieke sector verschaffen. Als er OEFSR’s bestaan, moeten deze worden gebruikt voor de berekening van de milieuvoetafdruk van een organisatie die tot die sector behoort;

g)

milieuprestatie gedurende de levenscyclus: gekwantificeerde meting van de mogelijke milieueffecten, rekening houdend met alle relevante fasen in de levenscyclus van een product of organisatie, vanuit het perspectief van de toeleveringsketen;

h)

bekendmaking van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus: elke openbaarmaking van informatie over de milieuprestatie gedurende de levenscyclus, onder meer aan zakenpartners, investeerders, overheidsinstanties of consumenten;

i)

organisatie: een bedrijf, vennootschap, firma, onderneming, autoriteit of instelling, dan wel een deel of een combinatie daarvan, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, privaat- of publiekrechtelijk, met een eigen functie- en administratiestructuur;

j)

regeling: initiatief met of zonder winstoogmerk dat wordt genomen door particuliere bedrijven of een vereniging daarvan, door een publiek-privaat partnerschap of door gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties en dat het meten of bekendmaken van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus voorschrijft;

k)

branchevereniging: organisatie die op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau particuliere ondernemingen die lid zijn van de organisatie of particuliere ondernemingen die tot een sector behoren, vertegenwoordigt;

l)

financiële wereld: alle actoren die financiële diensten verlenen (met inbegrip van financieel advies), waaronder banken, investeerders en verzekeringsmaatschappijen.

3.   GEBRUIK VAN DE PEF- EN OEF-METHODEN IN BELEIDSMAATREGELEN VAN DE LIDSTATEN

De lidstaten zouden:

3.1.

waar passend, de PEF-methode of de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s moeten gebruiken voor vrijwillige beleidsmaatregelen die betrekking hebben op het meten of bekendmaken van de milieuprestatie van producten of organisaties gedurende de levenscyclus en tegelijk moeten waarborgen dat zulke beleidsmaatregelen geen hinderpalen voor het vrije verkeer van goederen in de EU opwerpen;

3.2.

informatie over de milieuprestatie gedurende de levenscyclus of claims op basis van het gebruik van de PEF-methode of de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s als geldig moeten beschouwen in het kader van nationale regelingen die betrekking hebben op het meten of bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende de levenscyclus;

3.3.

inspanningen moeten doen om de beschikbaarheid van hoogwaardige levenscyclusgegevens te vergroten door maatregelen te nemen om nationale databanken te ontwikkelen, bij te houden en beschikbaar te stellen en bij te dragen aan het invoeren van gegevens in bestaande openbare databanken, op basis van de in de milieuvoetafdrukmethoden vastgestelde vereisten voor gegevenssets. De verschillende databanken moeten coherent zijn met elkaar;

3.4.

moeten bijdragen aan de inspanningen van de Commissie op het gebied van de beschikbaarheid van hoogwaardige EF-conforme datasets;

3.5.

kmo’s bijstand moeten verlenen en instrumenten moeten verschaffen om hen te helpen de milieuprestatie van hun producten of organisatie gedurende de levenscyclus te meten, te verbeteren en bekend te maken op basis van de PEF- of de OEF-methode, van PEFCR’s en OEFSR’s. Hierbij zouden overheden overlapping met bestaande instrumenten moeten vermijden wanneer deze geschikt zijn voor hun doel;

3.6.

het gebruik van de OEF-methode en waar van toepassing de bijbehorende OEFSR’s voor het meten of bekendmaken van de milieuprestatie van overheidsorganisaties gedurende de levenscyclus moeten aanmoedigen;

3.7.

het gebruik van PEF- en OEF-methoden op internationaal niveau moeten bevorderen en ondersteunen, ook in multilaterale fora of met betrekking tot regelingen over de meting of bekendmaking van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus. Hierbij zouden overheden moeten overwegen aan kmo’s in EU-partnerlanden bijstand te verlenen en instrumenten te verstrekken voor de meting en verbetering van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus van alle tussenproducten of halffabricaten die zij produceren.

4.   GEBRUIK VAN DE PEF- EN OEF-METHODEN DOOR BEDRIJVEN EN ANDERE PARTICULIERE ORGANISATIES

Bedrijven en andere particuliere organisaties die besluiten de milieuprestatie van hun producten of organisatie gedurende de levenscyclus te meten en bekend te maken, zouden:

4.1.

de PEF-methode en de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s moeten gebruiken voor het meten of bekendmaken van de milieuprestatie van hun producten of organisatie gedurende de levenscyclus;

4.2.

moeten bijdragen aan het actualiseren van openbare databanken en hierin hoogwaardige levenscyclusgegevens moeten invoeren, overeenkomstig de in de milieuvoetafdrukmethoden vastgestelde vereisten voor gegevenssets; moeten bijdragen aan de inspanningen van de Commissie op het gebied van de beschikbaarheid van hoogwaardige EF-conforme datasets;

4.3.

moeten overwegen ondernemingen, hoofdzakelijk kmo’s, te helpen om in hun toeleveringsketen informatie te verstrekken op basis van de PEF en OEF of PEFCR’s en OEFSR’s en om de milieuprestatie van hun organisatie en producten gedurende de levenscyclus te verbeteren.

Brancheverenigingen zouden:

4.4.

het gebruik van de PEF- en de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s onder hun leden moeten bevorderen;

4.5.

moeten bijdragen aan het actualiseren van openbare databanken en hierin hoogwaardige levenscyclusgegevens moeten invoeren, overeenkomstig de in de milieuvoetafdrukmethoden vastgestelde vereisten voor gegevenssets; moeten bijdragen aan de inspanningen van de Commissie op het gebied van de beschikbaarheid van hoogwaardige EF-conforme datasets;

4.6.

vereenvoudigde instrumenten en deskundigheid moeten verschaffen om kmo-leden te helpen de milieuprestatie van hun producten of organisatie gedurende de levenscyclus te berekenen op basis van de PEF- of de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s;

4.7.

het gebruik van PEF- en OEF-methoden op internationaal niveau moeten bevorderen en ondersteunen, ook in multilaterale fora of met betrekking tot regelingen over de meting of bekendmaking van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus.

5.   GEBRUIK VAN DE PEF- EN OEF-METHODEN EN DE BIJBEHORENDE PEFCR’S EN OEFSR’S IN HET KADER VAN REGELINGEN MET BETREKKING TOT HET METEN OF BEKENDMAKEN VAN DE MILIEUPRESTATIE GEDURENDE DE LEVENSCYCLUS

5.1

Regelingen met betrekking tot het meten of bekendmaken van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus zouden gebruik moeten maken van de PEF- en de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s/OEFSR’s als referentiemethode voor de meting of bekendmaking van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende de levenscyclus.

6.   GEBRUIK VAN DE PEF- EN OEF-METHODEN EN DE BIJBEHORENDE PEFCR’S/OEFSR’S DOOR DE FINANCIËLE WERELD

De leden van de financiële wereld zouden in voorkomende gevallen:

6.1.

het gebruik moeten bevorderen van op basis van de PEF- of de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s berekende gegevens over de milieuprestatie voor de beoordeling van het financiële risico met betrekking tot de milieuprestatie gedurende de levenscyclus;

6.2.

het gebruik moeten bevorderen van gegevens op basis van OEF-onderzoeken in hun beoordeling van de prestatieniveaus voor de milieucomponent van duurzaamheidsindexen;

6.3.

het gebruik van PEF- en OEF-methoden op internationaal niveau moeten bevorderen en ondersteunen, ook in multilaterale fora of met betrekking tot regelingen over de meting of bekendmaking van de milieuprestatie gedurende de levenscyclus.

7.   VERIFICATIE

7.1.

Indien PEF- en OEF-onderzoeken aan derden worden bekendgemaakt, moeten deze onderzoeken worden geverifieerd volgens de voorschriften van de PEF- en OEF-methoden en eventuele specifieke vermeldingen in PEFCR’s en OEFSR’s.

8.   VERSLAGLEGGING OVER DE UITVOERING VAN DE AANBEVELING

8.1.

De lidstaten worden verzocht de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van de maatregelen die zij in het licht van deze aanbeveling hebben genomen. De eerste informatie moet een jaar na de vaststelling van deze aanbeveling worden verstrekt. De verstrekte informatie moet betrekking hebben op:

a)

de wijze waarop de PEF- en de OEF-methode en de bijbehorende PEFCR’s en OEFSR’s in een beleidsinitiatief of beleidsinitiatieven worden gebruikt;

b)

het aantal producten en organisaties dat onder het initiatief valt;

c)

stimulansen met betrekking tot de milieuprestatie gedurende de levenscyclus;

d)

initiatieven met betrekking tot de ontwikkeling van hoogwaardige levenscyclusgegevens;

e)

de bijstand die aan kmo’s wordt verleend om informatie over de milieuprestatie gedurende de levenscyclus te verstrekken en om hun milieuprestatie gedurende de levenscyclus te verbeteren;

f)

eventuele problemen of knelpunten die zijn geconstateerd bij het gebruik van de methoden.

9.   INTREKKING VAN EERDERE AANBEVELINGEN

Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie wordt hierbij ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken aanbeveling worden beschouwd als verwijzingen naar deze aanbeveling.

Gedaan te Brussel, 15 december 2021

Voor de Commissie

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)  Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie van 9 april 2013 over het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 124 van 4.5.2013, blz. 1).

(2)  SWD(2019) 91 final.

(3)  https://www.consilium.europa.eu/media/40928/st12791-en19.pdf

(4)  COM(2019) 640 final.

(5)  COM(2020) 98 final.

(6)  COM(2020) 696 final.

(7)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(8)  COM(2020) 798 final.

(9)  https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/working_document_for_the_green_consumption_pledges_0.pdf