ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 429

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
1 december 2021


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2021/2101 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2021 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren ( 1 )

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2021/2102 van de Raad van 28 juni 2021 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte

15

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte

17

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2103 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, krachtens artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad

65

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2104 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, krachtens artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad

72

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2105 van de Commissie van 28 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de vaststelling van een methode voor verslaglegging over sociale uitgaven

79

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2106 van de Commissie van 28 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de vaststelling van de gemeenschappelijke indicatoren en de gedetailleerde elementen van het scorebord voor herstel en veerkracht

83

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2107 van de Commissie van 26 november 2021 tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan ( 1 )

92

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2108 van de Commissie van 29 november 2021 tot 323e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al Qaida

97

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2109 van de Commissie van 30 november 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704 met het oog op het aanbrengen van administratieve wijzigingen in de toelating van de Unie voor de biocidefamilie INSECTICIDES FOR HOME USE ( 1 )

99

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2110 van de Commissie van 30 november 2021 tot wijziging van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest ( 1 )

108

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/2111 van de Raad van 25 november 2021 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, over de oprichting van een Werkgroep visserij en de vaststelling van zijn reglement van orde

146

 

*

Besluit (EU) 2021/2112 van de Raad van 25 november 2021 tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland

151

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/2113 van de Commissie van 30 november 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek El Salvador afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

152

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2021 van het Gespecialiseerd Comité dat is opgericht bij artikel 8, lid 1, punt p), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, van 29 oktober 2021 betreffende de wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid [2021/2114]

155

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit (GBVB) 2021/2059 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 november 2021 tot bevestiging van de machtiging voor de militaire operatie van de Europese Unie in het Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED IRINI) (EUNAVFOR MED IRINI/5/2021) ( PB L 422 van 26.11.2021 )

192

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/1


RICHTLIJN (EU) 2021/2101 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 november 2021

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Transparantie is van essentieel belang voor een goede werking van de interne markt. In haar mededelingen van 27 oktober 2015, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2016 — Tijd voor verandering”, en van 16 december 2014, met als titel “Het werkprogramma van de Commissie voor 2015 — Een nieuwe start”, heeft de Commissie de noodzaak om tegemoet te komen aan de roep van de burgers van de Unie om rechtvaardigheid en transparantie en de noodzaak voor de Unie om zich als mondiaal rolmodel op te stellen, als prioriteit aangeduid. Het is van essentieel belang dat er bij inspanningen om de transparantie te vergroten sprake is van wederkerigheid tussen concurrenten.

(2)

Het Europees Parlement drong in zijn resolutie van 26 maart 2019 (3) aan op een ambitieuze openbare verslaglegging per land als middel om de transparantie van ondernemingen te vergroten en het openbaar toezicht te verbeteren. Parallel met de Raadswerkzaamheden ter bestrijding van ontwijking van vennootschapsbelasting, moet er meer openbaar toezicht komen op de vennootschapsbelasting die betaald wordt door multinationale ondernemingen die actief zijn binnen de Unie, om ervoor te zorgen dat zij zich transparanter en verantwoordelijker opstellen en daarmee bijdragen aan het welzijn van onze samenleving. Dergelijk toezicht is eveneens noodzakelijk voor een beter onderbouwd publiek debat over met name de mate waarin bepaalde in de Unie opererende multinationale ondernemingen de belastingwetgeving naleven, en over de gevolgen van het naleven van de belastingwetgeving voor de reële economie. Ook het algemeen economisch belang zou zijn gebaat bij gemeenschappelijke regels inzake vennootschapsbelastingstechnische transparantie, en wel doordat die regels in de hele Unie gelijkwaardige waarborgen ter bescherming van investeerders, schuldeisers en andere derden in het algemeen bieden, en aldus helpen het vertrouwen van de burgers van de Unie in de billijkheid van de nationale belastingstelsels terug te winnen. Dit openbaar toezicht kan worden bereikt door middel van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, ongeacht waar de uiteindelijke moederonderneming van de multinationale groep gevestigd is.

(3)

Openbare verslaglegging per land vormt een doeltreffend en passend instrument om de transparantie met betrekking tot de activiteiten van multinationale ondernemingen te vergroten en het publiek in staat te stellen het effect van deze activiteiten op de reële economie te beoordelen. Ook stelt het aandeelhouders beter in staat de door ondernemingen genomen risico’s naar behoren te evalueren, zorgt het ervoor dat investeringsstrategieën worden gebaseerd op nauwkeurige informatie en geeft het besluitvormers meer mogelijkheden om de doeltreffendheid en de effecten van nationale wetgeving te beoordelen. Het openbaar toezicht moet worden uitgeoefend zonder het investeringsklimaat in de Unie of het concurrentievermogen van ondernemingen van de Unie, kleine en middelgrote ondernemingen als bepaald in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) inbegrepen, te benadelen.

(4)

Openbare verslaglegging per land zou naar verwachting ook positieve gevolgen hebben voor het recht van werknemers op informatie en raadpleging, zoals bedoeld in Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en, doordat er meer kennis over de activiteiten van ondernemingen beschikbaar wordt, voor de kwaliteit van de dialoog binnen ondernemingen.

(5)

Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013 werd in Richtlijn 2013/34/EU een evaluatieclausule ingevoegd. Bij die evaluatieclausule werd de Commissie opgedragen de mogelijkheid te onderzoeken om voor grote ondernemingen in andere bedrijfssectoren de verplichting in te voeren om jaarlijks een verslaglegging per land op te stellen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en met de resultaten van aanverwante Europese initiatieven.

(6)

De Unie heeft openbare verslaglegging per land al ingevoerd in de bankensector door Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), alsmede in de winningsindustrie en in de houtkap door Richtlijn 2013/34/EU.

(7)

Met de door deze richtlijn vastgestelde invoering van openbare verslaglegging per land is de Unie een wereldleider geworden als het om het bevorderen van financiële transparantie en transparantie van het bedrijfsleven gaat.

(8)

Transparantere financiële verslaglegging zal gunstig zijn voor iedereen, want het maatschappelijk middenveld zal zo nauwer betrokken raken, werknemers zullen beter worden geïnformeerd en beleggers zullen minder risicomijdend worden. Bovendien zullen ondernemingen profiteren van betere relaties met belanghebbende partijen, wat dankzij een duidelijker risicoprofiel en een betere reputatie op zijn beurt leiden zal tot grotere stabiliteit en een gemakkelijkere toegang tot financiering.

(9)

In haar mededeling van 25 oktober 2011, met als titel “Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen”, heeft de Commissie maatschappelijk verantwoord ondernemen gedefinieerd als de verantwoordelijkheid die ondernemingen dragen voor de effecten van hun activiteiten op de samenleving. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet door ondernemingen worden aangestuurd. De overheid kan een ondersteunende rol spelen door middel van een slimme mix van vrijwillige beleidsmaatregelen en, waar nodig, aanvullende regelgeving. Ondernemingen kunnen verder gaan dan loutere naleving van de wet en maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen door sociale, ecologische, ethische, consument- of mensenrechtengerelateerde aspecten te integreren in hun bedrijfsstrategie en -activiteiten.

(10)

Het publiek moet zicht kunnen krijgen op alle activiteiten van een groep ondernemingen indien zij bepaalde soorten entiteiten heeft die in de Unie zijn gevestigd. Ingeval een groep uitsluitend via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten binnen de Unie uitoefent, moeten die dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming openbaar en toegankelijk maken. Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is of de uiteindelijke moederonderneming de dochterondernemingen of bijkantoren niet alle vereiste informatie verstrekt, stellen die dochterondernemingen en bijkantoren een verslag op, dat zij toegankelijk maken, met daarin alle informatie over de winstbelasting waarover zij beschikken, c.q. die zij verkregen of verworven hebben, en een verklaring dat hun uiteindelijke moederonderneming niet de benodigde informatie beschikbaar heeft gesteld. Echter, om redenen van evenredigheid en doeltreffendheid moet de verplichting om het verslag inzake de winstbelasting te publiceren en toegankelijk te maken beperkt blijven tot middelgrote en grote in de Unie gevestigde dochterondernemingen en tot in de Unie opgerichte bijkantoren van een vergelijkbare grootte. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU moet daarom worden uitgebreid tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die buiten de Unie is gevestigd onder een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de ondernemingsvormen in de lijst van bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU. Bijkantoren die gesloten zijn als bedoeld in artikel 37, punt k), van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (7), moeten niet langer onder de verslagleggingsverplichtingen van onderhavige richtlijn vallen.

(11)

Multinationale groepen en, in voorkomend geval, bepaalde op zichzelf staande ondernemingen moeten een verslag inzake informatie over de winstbelasting openbaar maken indien hun inkomsten, gemeten naar de geconsolideerde inkomsten van de groep of de inkomsten van de op zichzelf staande onderneming, over twee opeenvolgende boekjaren een bepaalde omvang overschrijden. Anderzijds dient deze verplichting te eindigen ingeval die inkomsten over een periode van twee opeenvolgende boekjaren het relevante bedrag niet langer overschrijden. In dergelijke gevallen dient de multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming nog verplicht te zijn te rapporteren over het eerste boekjaar volgend op het laatste boekjaar waarin haar inkomsten het relevante bedrag nog overschreden. De multinationale groep of de op zichzelf staande onderneming dient opnieuw aan de verslagleggingsverplichtingen te worden onderworpen zodra haar inkomsten het relevante bedrag opnieuw over een periode van twee opeenvolgende boekjaren overschrijden. Gezien de brede waaier aan stelsels voor financiële verslaglegging waaraan financiële overzichten kunnen voldoen, moet “inkomsten” voor het bepalen van het toepassingsgebied dezelfde betekenis hebben als “netto-omzet” voor ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen en moeten zij worden begrepen conform het nationale stelsel voor financiële verslaglegging van die lidstaat. Artikel 43, lid 2, punt c), van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (8) en artikel 66, lid 2, van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad (9) bevatten definities voor het bepalen van de netto-omzet van respectievelijk een kredietinstelling en een verzekeringsonderneming. Voor andere ondernemingen moeten de inkomsten worden beoordeeld volgens het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan hun financiële overzichten worden opgesteld. Voor de inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet echter een andere definitie van “inkomsten” van toepassing zijn.

(12)

Om dubbele verslaglegging voor de banksector te voorkomen, moeten de uiteindelijke moederondernemingen en de op zichzelf staande ondernemingen die onder Richtlijn 2013/36/EU vallen en die in hun verslag overeenkomstig artikel 89 van die richtlijn melding maken van al hun activiteiten en, in voorkomend geval, van alle activiteiten van hun verbonden ondernemingen die in hun geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen, met inbegrip van activiteiten die niet onder de bepalingen in deel drie, titel I, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen, van de verslagleggingsvereisten in deze richtlijn worden vrijgesteld.

(13)

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet, indien van toepassing, een lijst bevatten van alle dochterondernemingen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, die zijn gevestigd in de Unie of in fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in bijlage I en, indien van toepassing, in bijlage II bij de toepasselijke versie van de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied. Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moet de uiteindelijke moederonderneming kunnen uitgaan van de lijst van dochterondernemingen de ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming zijn opgenomen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet ook informatie verstrekken over alle activiteiten van de verbonden ondernemingen van de groep, geconsolideerd in de financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming, of, afhankelijk van de omstandigheden, over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming. De informatie moet beperkt zijn tot wat nodig is om daadwerkelijk openbaar toezicht mogelijk te maken, zodat de openbaarmaking geen aanleiding geeft tot disproportionele risico’s of nadelen voor de betrokken ondernemingen wat betreft concurrentievermogen of verkeerde interpretaties. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet uiterlijk twaalf maanden na de balansdatum toegankelijk worden gemaakt. Eventuele kortere termijnen voor de publicatie van financiële overzichten mogen niet van toepassing zijn op het verslag inzake informatie over de winstbelasting. De door deze richtlijn ingevoerde bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2013/34/EU in verband met jaarlijkse financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten.

(14)

Om te voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan, moeten ondernemingen het recht hebben om de informatie op te stellen volgens de verslagleggingsinstructies in bijlage III, afdeling III, delen B en C, bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (11) wanneer zij overeenkomstig deze richtlijn een verslag inzake informatie over de winstbelasting opstellen. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet vermelden welk verslagleggingstelsel is gevolgd. Het verslag inzake informatie over de winstbelasting zou daarnaast een algemene commentaar met uitleg kunnen bevatten voor het geval er op groepsniveau aanzienlijke discrepanties bestaan tussen de bedragen van toerekenbare belastingen en van de betaalde belastingen, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

(15)

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de gegevens vergelijkbaar zijn. Met het oog daarop moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gemeenschappelijk model en formaten voor elektronische verslaglegging vast te stellen — die machineleesbaar moeten zijn — voor het opstellen van het verslag inzake informatie over de winstbelasting krachtens deze richtlijn. Bij het vaststellen van dat gemeenschappelijk model en die formaten voor verslaglegging moet de Commissie rekening houden met de vooruitgang die is geboekt op het gebied van digitalisering en toegankelijkheid van door ondernemingen bekendgemaakte informatie, vooral wat betreft de ontwikkeling van het centraal Europees toegangspunt, zoals voorgesteld in haar mededeling van 24 september 2020 met titel als “Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen — Een nieuw actieplan”. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(16)

Om ervoor te zorgen dat burgers over voldoende gedetailleerde informatie beschikken om in staat te zijn beter te beoordelen in hoeverre multinationale ondernemingen in de lidstaten tot het welzijn van de samenleving bijdragen, moet de informatie naar lidstaat worden uitgesplitst. Daarnaast moet de informatie over de activiteiten van multinationale ondernemingen ook gedetailleerde informatie bevatten over fiscale jurisdicties in derde landen die specifieke uitdagingen opleveren. Voor alle andere activiteiten in derde landen moet de informatie worden verstrekt op geaggregeerde basis, tenzij de onderneming meer gedetailleerde cijfers wil presenteren.

(17)

Voor bepaalde fiscale jurisdicties moet sterk in detail worden getreden. In het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet informatie steeds afzonderlijk worden bekendgemaakt voor elke jurisdictie die is opgenomen in de bijlagen bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied (13), en de latere bijwerkingen daarvan die tweemaal per jaar specifiek worden goedgekeurd, doorgaans in februari en oktober, en in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. Bijlage I bij deze conclusies van de Raad bevat de “EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied” en bijlage II de “Stand van zaken van de samenwerking met de EU in verband met de gedane toezeggingen van coöperatieve jurisdicties inzake de toepassing van de beginselen van goed fiscaal bestuur”. Wat bijlage I betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld, zijn opgenomen in de lijst. Wat bijlage II betreft, moet rekening worden gehouden met de jurisdicties die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag inzake informatie over de winstbelasting moet worden opgesteld en op 1 maart van het voorgaande boekjaar in die bijlage zijn vermeld.

(18)

Onmiddellijke openbaarmaking van de gegevens die in het verslag inzake informatie over de winstbelasting moeten worden opgenomen, kan in bepaalde gevallen bijzonder nadelig zijn voor de handelspositie van een onderneming. Daarom zouden de lidstaten ondernemingen moeten kunnen toestaan de openbaarmaking van specifieke gegevens een beperkt aantal jaren uit te stellen, mits zij dat uitstel duidelijk meedelen en motiveren in het verslag, en hun motivering documenteren. De door ondernemingen weggelaten informatie moet in een later verslag openbaar worden gemaakt. Informatie in verband met fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied mag nooit worden weggelaten.

(19)

Om de transparantie en de verantwoordelijkheid van vennootschappen ten opzichte van investeerders, schuldeisers, andere derden en het grote publiek te versterken en passende governance te garanderen, moeten de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uiteindelijke moederonderneming of van de op zichzelf staande onderneming die in de Unie is gevestigd en die verplicht is het verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken, collectief verantwoordelijk zijn voor de naleving van de verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Aangezien de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van dochterondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en waarover een buiten de Unie gevestigde uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent, of de persoon (personen) die voor bijkantoren met de openbaarmakingsformaliteiten is (zijn) belast, mogelijk maar over een beperkte kennis beschikt (beschikken) van de inhoud van het door de uiteindelijke moederonderneming opgestelde verslag inzake informatie over de winstbelasting of mogelijk slechts beperkt in staat is (zijn) die informatie of dat verslag van de uiteindelijke moederonderneming te verkrijgen, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren er naar beste kennis en vermogen op toe te zien dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting van de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming opgesteld en openbaar gemaakt wordt op een wijze die strookt met deze richtlijn, of dat de dochteronderneming of het bijkantoor alle beschikbare, verkregen of verworven informatie overeenkomstig deze richtlijn heeft opgesteld, bekendgemaakt en toegankelijk gemaakt. Indien de informatie of het verslag onvolledig is, dient het tot de verantwoordelijkheid van deze leden of deze personen te behoren een verklaring bekend te maken dat de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming niet de nodige informatie beschikbaar heeft gesteld.

(20)

Om ervoor te zorgen dat het publiek weet heeft van de reikwijdte en de naleving van de door onderhavige richtlijn in Richtlijn 2013/34/EU ingevoegde verslagleggingsverplichtingen, moeten de lidstaten voorschrijven dat de wettelijke auditoren en de wettelijke auditkantoren aangeven of een onderneming verplicht was een verslag inzake informatie over de winstbelasting te publiceren, en zo ja, of dit verslag werd gepubliceerd.

(21)

De verplichtingen voor de lidstaten om in sancties te voorzien en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat die sancties worden gehandhaafd krachtens Richtlijn 2013/34/EU, geldt voor inbreuken op de op grond van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen inzake de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren.

(22)

Met deze richtlijn wordt beoogd de transparantie van vennootschappen en de transparantie van en het openbaar toezicht op informatie over de winstbelasting van vennootschappen te vergroten door het bestaande wettelijke kader betreffende de verplichtingen voor vennootschappen en ondernemingen met betrekking tot de publicatie van verslagen aan te passen om de belangen zowel van deelnemers als van derden te beschermen in de zin van artikel 50, lid 2, punt g) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zoals het Hof van Justitie met name heeft geoordeeld in zaak C-97/96, Verband deutscher Daihatsu-Händler (14), spreekt artikel 50, lid 2, punt g), VWEU van de bescherming van de belangen van “derden” in het algemeen, zonder daarbij onderscheid te maken of bepaalde categorieën uit te zonderen. De term “derden” heeft dus niet alleen betrekking op investeerders en schuldeisers maar bestrijkt ook andere belanghebbende derden, onder wie concurrenten en het grote publiek. Bovendien kan het verwezenlijken van de vrijheid van vestiging, een taak die artikel 50, lid 1, VWEU in zeer ruime bewoordingen aan de instellingen toevertrouwt, niet door artikel 50, lid 2, VWEU worden ingeperkt. Aangezien deze richtlijn alleen verplichtingen om verslagen inzake informatie over de winstbelasting te publiceren betreft, en niet over de harmonisatie van belastingen gaat, vormt artikel 50, lid 1, VWEU de juiste rechtsgrondslag.

(23)

Om ervoor te zorgen dat de interne markt ten volle functioneert en er voor multinationale ondernemingen van de Unie en die van derde landen een gelijk speelveld bestaat, moet de Commissie blijven zoeken naar mogelijkheden voor meer rechtvaardigheid en fiscale transparantie. Met name moet de Commissie binnen het kader van de evaluatieclausule nagaan of, onder meer, volledige splitsing deze richtlijn doeltreffender zou maken.

(24)

Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25)

Deze richtlijn komt tegemoet aan de bezorgdheid die belanghebbende partijen hebben uitgesproken in verband met de noodzaak om iets te doen aan verstoringen op de interne markt zonder afbreuk te doen aan het concurrentievermogen van de Unie. Zij mag geen onnodige administratieve lasten voor ondernemingen veroorzaken. In het kader van deze richtlijn staat de omvang van de openbaar te maken informatie in het algemeen in verhouding tot de doelstellingen van grotere bedrijfstransparantie en meer openbaar toezicht. Deze richtlijn eerbiedigt derhalve de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(26)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(27)

Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2013/34/EU

Richtlijn 2013/34/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   De coördinatiemaatregelen die in de artikelen 48 bis tot en met 48 sexies en artikel 51 worden voorgeschreven, zijn ook van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt, maar een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar is met een van de in bijlage I genoemde ondernemingsvormen. Artikel 2 is van toepassing op deze bijkantoren voor zover de artikelen 48 bis tot en met 48 sexies en artikel 51 van toepassing zijn op dergelijke bijkantoren.”.

2)

Na artikel 48 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

“HOOFDSTUK 10 BIS

VERSLAG INZAKE INFORMATIE OVER DE WINSTBELASTING

Artikel 48 bis

Definities betreffende de verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting

1.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1)

“uiteindelijke moederonderneming”: een onderneming die de geconsolideerde financiële overzichten opstelt van het grootste geheel van ondernemingen;

2)

“geconsolideerde financiële overzichten”: de door een moederonderneming van een groep opgestelde financiële overzichten waarin de activa, de passiva, het eigen vermogen, de baten en de lasten worden gepresenteerd als die van één economische eenheid;

3)

“fiscale jurisdictie”: een jurisdictie van een staat of van een niet-staat die fiscale autonomie heeft wat de vennootschapsbelasting betreft;

4)

“op zichzelf staande onderneming”: onderneming die geen deel uitmaakt van een groep als gedefinieerd in artikel 2, punt 11.

2.   Voor de toepassing van artikel 48 ter van deze richtlijn heeft “inkomsten” dezelfde betekenis als:

a)

“netto-omzet”, voor ondernemingen die onder het recht van een lidstaat vallen die de op basis van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor jaarrekeningen niet toepassen, of

b)

“inkomsten” als gedefinieerd door of in de zin van het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan de financiële overzichten worden opgesteld, voor andere ondernemingen.

Artikel 48 ter

Ondernemingen en bijkantoren die een verslag inzake informatie over de winstbelasting moeten opstellen

1.   De lidstaten verplichten de onder hun nationaal recht vallende uiteindelijke moederondernemingen waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op hun balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens hun geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van deze twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken.

De lidstaten bepalen dat een uiteindelijke moederonderneming niet langer aan in de eerste alinea bedoelde verslagleggingsverplichtingen onderworpen is wanneer de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

De lidstaten verplichten de onder hun nationaal recht vallende op zichzelf staande ondernemingen waarvan de totale inkomsten op hun balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens hun jaarlijkse financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van de meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken.

De lidstaten bepalen dat een op zichzelf staande onderneming niet langer aan in de derde alinea bedoelde verslagleggingsverplichtingen onderworpen is wanneer de totale inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

2.   De lidstaten bepalen dat de regel in lid 1 niet van toepassing is op op zichzelf staande ondernemingen of uiteindelijke moederondernemingen en hun verbonden ondernemingen indien die ondernemingen, inclusief hun bijkantoren, zijn gevestigd of een vaste inrichting of permanente bedrijfsactiviteit hebben op het grondgebied van één enkele lidstaat en in geen enkel andere fiscale jurisdictie.

3.   De lidstaten bepalen dat de regel in lid 1 van dit artikel niet van toepassing is op op zichzelf staande ondernemingen en uiteindelijke moederondernemingen indien die ondernemingen of hun verbonden ondernemingen, overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (*1), een verslag openbaar maken dat informatie bevat over al hun activiteiten en, in het geval van uiteindelijke moederondernemingen, over alle activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen.

4.   De lidstaten verplichten respectievelijk in artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde middelgrote en grote dochterondernemingen die onder hun nationaal recht vallen en onder zeggenschap staan van een uiteindelijke moederonderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt en waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, om met betrekking tot het laatste van die meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting betreffende die uiteindelijke moederonderneming te publiceren en toegankelijk te maken.

Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is, verzoekt de dochteronderneming haar uiteindelijke moederonderneming om alle informatie te verstrekken die zij nodig heeft om zich van haar verplichtingen uit hoofde van de eerste alinea te kwijten. Indien de uiteindelijke moederonderneming niet alle vereiste informatie verstrekt, zorgt de dochteronderneming voor het opstellen, de publicatie en de toegankelijkheid van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, dat alle informatie bevat waarover zij beschikt c.q. die zij verkregen of verworven heeft, en een verklaring dat haar uiteindelijke moederonderneming de nodige informatie niet beschikbaar heeft gesteld.

De lidstaten bepalen dat middelgrote en grote dochterondernemingen niet langer aan de in dit lid beschreven verslagleggingsverplichtingen onderworpen zijn wanneer de totale geconsolideerde inkomsten van de uiteindelijke moederonderneming op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten minder dan 750 000 000 EUR bedroegen.

5.   De lidstaten verplichten bijkantoren die op hun grondgebied zijn opgericht door niet onder het recht van een lidstaat vallende ondernemingen, om met betrekking tot het laatste van de meest recente twee opeenvolgende boekjaren een verslag inzake informatie over de winstbelasting betreffende de uiteindelijke moederonderneming of de in de zesde alinea, punt a), bedoelde op zichzelf staande onderneming bedoeld in de zesde alinea, punt a), te publiceren en toegankelijk te maken.

Indien die informatie of dat verslag niet beschikbaar is, verzoekt (verzoeken) de persoon (personen) die is (zijn) belast met de in artikel 48 sexies, lid 2, bedoelde openbaarmakingsformaliteiten de uiteindelijke moederonderneming of de in de zesde alinea, punt a), van dit lid bedoelde op zichzelf staande onderneming om alle informatie die hij (zij) nodig heeft (hebben) om zich van zijn (hun) verplichtingen te kwijten.

Indien niet alle vereiste informatie wordt verstrekt, zorgt het bijkantoor voor het opstellen, de publicatie en de toegankelijkheid van een verslag inzake informatie over de winstbelasting, dat alle informatie bevat waarover het beschikt c.q. die het verworven of verkregen heeft, en een verklaring om aan te geven dat de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming de nodige informatie niet beschikbaar heeft gesteld.

De lidstaten bepalen dat de in dit lid beschreven verslagleggingsverplichtingen alleen van toepassing zijn op bijkantoren met een netto-omzet die in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren de op grond van artikel 3, lid 2, omgezette drempelwaarde heeft overschreden.

De lidstaten bepalen dat een bijkantoor dat onderworpen is aan de in dit lid bedoelde verslagleggingsverplichtingen niet langer aan deze verplichtingen is onderworpen, wanneer zijn netto-omzet in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren minder dan de op grond van artikel 3, lid 2, omgezette drempelwaarde bedroeg.

De lidstaten bepalen dat de regels van dit lid alleen van toepassing zijn op een bijkantoor indien aan de volgende criteria is voldaan:

a)

de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht, is hetzij een verbonden onderneming van een groep waarvan de uiteindelijke moederonderneming niet onder het recht van een lidstaat valt en waarvan de totale geconsolideerde inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar geconsolideerde financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, hetzij een op zichzelf staande onderneming waarvan de totale inkomsten op haar balansdatum voor elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren blijkens haar financiële overzichten meer bedroegen dan 750 000 000 EUR, en

b)

de in punt a) van deze alinea bedoelde uiteindelijke moederonderneming heeft geen middelgrote of grote dochteronderneming als bedoeld in lid 4.

De lidstaten bepalen dat een bijkantoor niet langer aan de in dit lid bedoelde verslagleggingsverplichtingen is onderworpen wanneer gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet langer aan het in punt a) bepaalde criterium wordt voldaan.

6.   De lidstaten passen de regels van de leden 4 en 5 van dit artikel niet toe indien een niet onder het recht van een lidstaat vallende uiteindelijke moederonderneming of op zichzelf staande onderneming een verslag inzake informatie over de winstbelasting heeft opgesteld op een wijze die strookt met artikel 48 quater, en aan de volgende criteria is voldaan:

a)

het verslag wordt gratis, in een elektronische, machineleesbare vorm voor het publiek toegankelijk gemaakt:

i)

op de website van die uiteindelijke moederonderneming of die op zichzelf staande onderneming;

ii)

in ten minste een van de officiële talen van de Unie;

iii)

niet later dan twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, en

b)

het verslag vermeldt de naam en het hoofdkantoor van een enkele onder het recht van een lidstaat vallende dochteronderneming of de naam en het adres van een enkel onder het recht van een lidstaat vallend bijkantoor die, respectievelijk dat, overeenkomstig artikel 48 quinquies, lid 1, een verslag heeft gepubliceerd.

7.   De lidstaten schrijven voor dat dochterondernemingen of bijkantoren die niet onder de bepalingen van de leden 4 en 5 van dit artikel vallen, een verslag inzake informatie over de winstbelasting publiceren en toegankelijk maken indien die dochterondernemingen of bijkantoren slechts dienen om de verslagleggingsverplichtingen in dit hoofdstuk te omzeilen.

Artikel 48 quater

Inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting

1.   Het uit hoofde van artikel 48 ter vereiste verslag inzake informatie over de winstbelasting omvat informatie over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming of uiteindelijke moederonderneming, inclusief de activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in de financiële overzichten van het betrokken boekjaar zijn geconsolideerd.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie omvat:

a)

de naam van de uiteindelijke moederonderneming of de op zichzelf staande onderneming, het betrokken boekjaar, de voor het opstellen van het verslag gebruikte munteenheid en, indien van toepassing, de lijst van alle dochterondernemingen die in de geconsolideerde financieel overzichten van de uiteindelijke moederonderneming zijn opgenomen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, gevestigd in de Unie of in fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied;

b)

een korte beschrijving van de aard van haar activiteiten;

c)

het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

d)

inkomsten, die worden berekend als:

i)

de som van de netto-omzet, overige bedrijfsopbrengsten, opbrengsten uit deelnemingen, exclusief van verbonden ondernemingen ontvangen dividenden, opbrengsten uit andere effecten en vorderingen die tot de vaste activa behoren, overige rentebaten en soortgelijke opbrengsten, als genoemd in de bijlagen V en VI bij deze richtlijn, of

ii)

de inkomsten als gedefinieerd door het stelsel voor financiële verslaglegging op basis waarvan de financiële overzichten worden opgesteld, exclusief waardecorrecties en van verbonden ondernemingen ontvangen dividenden;

e)

het bedrag van de winst of het verlies vóór winstbelasting;

f)

het bedrag van de toerekenbare winstbelasting tijdens het betrokken boekjaar, te berekenen als de belastinglasten van het lopende jaar die in de betrokken fiscale jurisdictie zijn erkend met betrekking tot de belastbare winsten of verliezen van het boekjaar door ondernemingen en bijkantoren;

g)

het bedrag van de winstbelasting betaald op kasmiddelenbasis, te berekenen als het bedrag van de winstbelasting die ondernemingen en bijkantoren in de betrokken fiscale jurisdictie tijdens het betrokken boekjaar hebben betaald, en

h)

het bedrag van de gecumuleerde winst aan het eind van het betrokken boekjaar.

Voor de toepassing van punt d) omvatten de inkomsten transacties met verbonden partijen.

Voor de toepassing van punt f) hebben de belastinglasten van het lopende jaar alleen betrekking op de activiteiten van een onderneming in het relevante boekjaar en omvatten deze geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingverplichtingen.

Voor de toepassing van punt g) omvatten de betaalde belastingen de door andere ondernemingen betaalde bronbelastingen in verband met betalingen aan ondernemingen en bijkantoren binnen een groep.

Voor de toepassing van punt h) wordt onder gecumuleerde winst de som verstaan van de winsten van voorgaande boekjaren en het betrokken boekjaar, over de uitkering waarvan nog geen beslissing is genomen. Wat betreft bijkantoren is de gecumuleerde winst de winst van de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht.

3.   De lidstaten staan toe dat de in lid 2 van dit artikel opgesomde informatie wordt gerapporteerd op basis van de verslagleggingsinstructies bedoeld in afdeling III, delen B en C, van bijlage III bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (*2).

4.   De in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde informatie wordt gepresenteerd aan de hand van een gemeenschappelijk model en machineleesbare formaten voor elektronische verslaglegging. De Commissie stelt dat gemeenschappelijk model en die formaten voor elektronische verslaglegging vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft de in lid 2 of lid 3 bedoelde informatie voor elke lidstaat afzonderlijk weer. Indien een lidstaat meerdere fiscale jurisdicties omvat, wordt de informatie op het niveau van de lidstaat geaggregeerd.

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft ook de in lid 2 of lid 3 van dit artikel genoemde informatie afzonderlijk weer voor elke fiscale jurisdictie die op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, is opgenomen in bijlage I bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied, en verstrekt deze informatie afzonderlijk voor elke fiscale jurisdictie die, op 1 maart van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld en op 1 maart van het voorgaande boekjaar is opgenomen in bijlage II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied.

Het verslag inzake informatie over de winstbelasting geeft ook de in lid 2 of lid 3 bedoelde informatie voor andere fiscale jurisdicties op geaggregeerde basis weer.

De informatie wordt aan elke betrokken fiscale jurisdictie toegewezen op basis van vestiging, het bestaan van een vaste inrichting of permanente bedrijfsactiviteiten die, vanwege de activiteiten van de groep of de op zichzelf staande onderneming, in die fiscale jurisdictie onderworpen kunnen zijn aan winstbelastingen.

Indien de activiteiten van meerdere verbonden ondernemingen binnen één fiscale jurisdictie aan winstbelasting onderworpen kunnen zijn, is de aan die fiscale jurisdictie toegewezen informatie de som van de informatie over die activiteiten van elke verbonden onderneming en hun bijkantoren in die fiscale jurisdictie.

Informatie over een bepaalde activiteit wordt niet gelijktijdig aan meer dan één fiscale jurisdictie toegewezen.

6.   De lidstaten kunnen toestaan dat een of meer specifieke gegevens die anderszins overeenkomstig lid 2 of lid 3 openbaar moeten worden gemaakt, tijdelijk uit het verslag worden weggelaten indien de openbaarmaking ervan bijzonder nadelig zou zijn voor de handelspositie van de ondernemingen waarop het verslag betrekking heeft. Alle weglatingen worden in het verslag duidelijk aangegeven, met een terdege gemotiveerde uitleg over de redenen daarvoor.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle op grond van de eerste alinea weggelaten informatie maximaal vijf jaar na de datum van de oorspronkelijke weglating openbaar wordt gemaakt in een later verslag inzake informatie over de winstbelasting.

De lidstaten zorgen ervoor dat in lid 5 van dit artikel bedoelde informatie in verband met fiscale jurisdicties die zijn opgenomen in de bijlagen I en II bij de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied nooit mag worden weggelaten.

7.   Het verslag inzake informatie over de winstbelasting kan, waar toepasselijk op groepsniveau, een algemene commentaar met uitleg bevatten voor eventuele materiële discrepanties tussen de overeenkomstig lid 2, punten f) en g), openbaar gemaakte bedragen, in voorkomend geval rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

8.   De in het verslag inzake informatie over de winstbelasting gebruikte munteenheid is de munteenheid waarin de geconsolideerde financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming of de jaarlijkse financiële overzichten van de op zichzelf staande onderneming worden gepresenteerd. De lidstaten mogen niet eisen dat dit verslag in een andere munteenheid wordt gepubliceerd dan de munteenheid die in de financiële overzichten wordt gebruikt.

In het geval vermeld in artikel 48 ter, lid 4, tweede alinea, is de in het verslag inzake informatie over de winstbelasting gebruikte munteenheid evenwel die waarin de dochteronderneming haar jaarlijkse financiële overzichten publiceert.

9.   Lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd mogen de drempel van 750 000 000 EUR in de nationale munteenheid omzetten. Bij die omzetting passen die lidstaten de wisselkoers toe die op 21 december 2021 in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. Die lidstaten mogen de drempel met maximaal 5 % vermeerderen of verminderen om ronde bedragen in de nationale munteenheid te verkrijgen.

De in artikel 48 ter, leden 4 en 5, genoemde drempelwaarden worden omgezet in een bedrag van dezelfde waarde in de nationale munteenheid van de betrokken derde landen door toepassing van de wisselkoers op 21 december 2021, afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

10.   Het verslag inzake informatie over de winstbelasting vermeldt of het overeenkomstig lid 2 dan wel overeenkomstig lid 3 van dit artikel is opgesteld.

Artikel 48 quinquies

Publicatie en toegankelijkheid

1.   Het verslag inzake informatie over de winstbelasting en de verklaring die zijn bedoeld in artikel 48 ter van deze richtlijn, worden gepubliceerd binnen twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld als voorgeschreven bij elke lidstaat overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 28 van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (*3) en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn (EU) 2017/1132.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting en de verklaring die overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de ondernemingen worden gepubliceerd, in ten minste een van de officiële talen van de Unie gratis en uiterlijk twaalf maanden na de balansdatum van het boekjaar waarover het verslag wordt opgesteld, toegankelijk worden gemaakt voor het publiek, op de website van:

a)

de onderneming indien artikel 48 ter, lid 1, van toepassing is;

b)

de dochteronderneming of een verbonden onderneming indien artikel 48 ter, lid 4, van toepassing is, of

c)

het bijkantoor, de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht of een verbonden onderneming indien artikel 48 ter, lid 5, van toepassing is.

3.   De lidstaten mogen ondernemingen vrijstellen van de toepassing van de regels in lid 2 van dit artikel indien het overeenkomstig lid 1 van dit artikel gepubliceerde verslag inzake informatie over de winstbelasting gelijktijdig gratis voor iedere binnen de Unie gevestigde derde in een machineleesbaar formaat voor elektronische verslaglegging toegankelijk wordt gemaakt op de website van het in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2017/1132 bedoelde register. De website van de in lid 2 van dit artikel bedoelde ondernemingen en bijkantoren bevat informatie over die vrijstelling en een verwijzing naar de website van het betrokken register.

4.   Het in artikel 48 ter, leden 1, 4, 5, 6 en 7, bedoelde verslag, en in voorkomend geval, de in leden 4 en 5 van dat artikel bedoelde verklaring, blijven minstens vijf opeenvolgende jaren toegankelijk op de betrokken website.

Artikel 48 sexies

Verantwoordelijkheid voor het opstellen, publiceren en toegankelijk maken van het verslag inzake informatie over de winstbelasting

1.   De lidstaten bepalen dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 1, bedoelde uiteindelijke moederondernemingen of op zichzelf staande ondernemingen, handelend binnen de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting wordt opgesteld, gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies.

2.   De lidstaten bepalen dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 4, van deze richtlijn bedoelde dochterondernemingen en de persoon (personen) die is (zijn) aangewezen voor het vervullen van de in artikel 41 van Richtlijn (EU) 2017/1132 bedoelde openbaarmakingsformaliteiten voor de bijkantoren als bedoeld in artikel 48 ter, lid 5, van deze richtlijn, handelend binnen de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om er naar hun beste weten en vermogen voor te zorgen dat het verslag inzake informatie over de winstbelasting wordt opgesteld op een wijze die, naargelang het geval, strookt met of in overeenstemming is met artikelen 48 ter en 48 quater, en dat het wordt gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig artikel 48 quinquies.

Artikel 48 septies

Verklaring van de wettelijke auditor

De lidstaten schrijven voor dat, indien de financiële overzichten van een onder het recht van een lidstaat vallende onderneming moeten worden gecontroleerd door een of meer wettelijke auditors of auditkantoren, in het auditverslag wordt aangegeven of de onderneming, met betrekking tot het boekjaar dat voorafging aan het boekjaar waarover de te controleren financiële overzichten zijn opgesteld, uit hoofde van artikel 48 ter verplicht was een verslag inzake informatie over de winstbelasting te publiceren en zo ja, of het verslag in overeenstemming met artikel 48 quinquies is gepubliceerd.

Artikel 48 octies

Aanvangsdatum voor de verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting

De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van de artikelen 48 bis tot en met 48 septies van toepassing zijn uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van het eerste boekjaar dat op of na 22 juni 2024 van start gaat.

Artikel 48 nonies

Evaluatieclausule

Uiterlijk op 22 juni 2027 dient de Commissie een verslag in over de naleving, en het effect, van de verslagleggingsverplichtingen beschreven in de artikelen 48 bis tot en met 48 septies, en, rekening houdend met de situatie op OESO-niveau, de noodzaak om afdoende transparantie te waarborgen en de noodzaak om een concurrerend klimaat voor ondernemingen en particuliere investeringen te behouden en te waarborgen, evalueert en beoordeelt zij met name of de verplichting tot verslaglegging inzake informatie over de winstbelasting als beschreven in artikel 48 ter moet worden uitgebreid naar grote ondernemingen en grote groepen, als omschreven in artikel 3, lid 4 respectievelijk lid 7, en of de bij artikel 48 quater vastgestelde inhoud van het verslag inzake informatie over de winstbelasting met aanvullende gegevens moet worden uitgebreid. In dat verslag beoordeelt de Commissie ook het effect van de presentatie van de fiscale informatie op geaggregeerde basis voor fiscale jurisdicties in derde landen, als bepaald in artikel 48 quater, lid 5, en van de tijdelijke weglating van gegevens, als bepaald in artikel 48 quater, lid 6, op de doeltreffendheid van deze richtlijn.

De Commissie brengt hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(*1)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)."

(*2)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1)."

(*3)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).”."

3)

In artikel 49 wordt het volgende lid ingevoegd:

“3 bis.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*4).

(*4)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 22 juni 2023 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 24 november 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. LOGAR


(1)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 62.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019 (PB C 108 van 26.3.2021, blz. 623) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 28 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 11 november 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 108 van 26.3.2021, blz. 8.

(4)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(5)  Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29).

(6)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(7)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).

(8)  Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

(9)  Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7).

(10)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  Zie de conclusies van de Raad over de herziene EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied en de bijlagen daarbij (PB C 413 I van 12.10.2021, blz. 1).

(14)  Arrest van het Hof van Justitie van 4 december 1997, Verband deutscher Daihatsu-Händler, C-97/96, ECLI:EU:C:1997:581.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/15


BESLUIT (EU) 2021/2102 VAN DE RAAD

van 28 juni 2021

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, leden 5 en 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 december 2016 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen te openen met de Republiek Armenië voor een overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte. De onderhandelingen werden succesvol afgerond met de parafering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte (“de overeenkomst”) op 24 november 2017.

(2)

De ondertekening van de overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing ervan laten de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten onverlet. Dit besluit mag niet zodanig worden geïnterpreteerd dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van de Unie om haar externe bevoegdheid uit te oefenen op gebieden waarop de overeenkomst betrekking heeft en die onder gedeelde bevoegdheid vallen, in zoverre de Unie die bevoegdheid nog niet intern heeft uitgeoefend.

(3)

De overeenkomst moet ondertekend worden en moet voorlopig toegepast worden in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

(4)

Het is passend de te volgen procedure vast te stellen met betrekking tot het standpunt dat namens de Unie ingenomen moet worden over besluiten die het gemengd comité uit hoofde van artikel 27, lid 7, van de overeenkomst neemt en waarbij wetgeving van de Unie wordt opgenomen in bijlage II bij die overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

De overeenkomst wordt overeenkomstig artikel 30, leden 4 en 5, van de overeenkomst voorlopig toegepast in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

Artikel 4

De Commissie is gemachtigd om, na ruim van tevoren te hebben overlegd met de Raad of — naar goeddunken van de Raad — met zijn voorbereidende instanties, het standpunt vast te stellen dat namens de Unie ingenomen moet worden over besluiten die het gemengd comité uit hoofde van artikel 27, lid 7, van de overeenkomst neemt om bijlage II bij de overeenkomst te herzien, voor zover het de opneming van wetgeving van de Unie in die bijlage betreft, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

M. do C. ANTUNES


(1)  Zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/17


OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HAAR LIDSTATEN,

enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte

INHOUDSOPGAVE

Artikel 1: Doel

Artikel 2: Definities

TITEL I: ECONOMISCHE BEPALINGEN

Artikel 3: Toekenning van rechten

Artikel 4: Exploitatievergunning en technische vergunning

Artikel 5: Weigering, intrekking, schorsing of beperking van exploitatievergunningen en technische vergunningen

Artikel 6: Investeringen in luchtvaartmaatschappijen

Artikel 7: Naleving van wet- en regelgeving

Artikel 8: Eerlijke concurrentie

Artikel 9: Commerciële opportuniteiten

Artikel 10: Douanerechten en belastingen

Artikel 11: Gebruikersheffingen

Artikel 12: Passagiers- en goederentarieven

Artikel 13: Statistieken

TITEL II: SAMENWERKING OP REGELGEVINGSGEBIED

Artikel 14: Veiligheid van de luchtvaart

Artikel 15: Beveiliging van de luchtvaart

Artikel 16: Luchtverkeersbeheer

Artikel 17: Milieu

Artikel 18: Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen

Artikel 19: Bescherming van de consument

Artikel 20: Geautomatiseerde boekingssystemen

Artikel 21: Sociale aspecten

TITEL III: INSTITUTIONELE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22: Interpretatie en tenuitvoerlegging

Artikel 23: Gemengd comité

Artikel 24: Geschillenbeslechting en arbitrage

Artikel 25: Vrijwaringsmaatregelen

Artikel 26: Verhouding met andere overeenkomsten

Artikel 27: Wijzigingen

Artikel 28: Beëindiging

Artikel 29: Registratie

Artikel 30: Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

Artikel 31: Authentieke teksten

BIJLAGE I: Overgangsbepalingen

BIJLAGE II: Regels die van toepassing zijn op de burgerluchtvaart

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

IERLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK KROATIË,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna “de EU-Verdragen” genoemd, en lidstaten van de Europese Unie, hierna gezamenlijk “de EU-lidstaten” en afzonderlijk “de EU-lidstaat” genoemd,

en de EUROPESE UNIE,

enerzijds,

en DE REPUBLIEK ARMENIË, hierna “Armenië” genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk de “partijen” genoemd,

de EU-lidstaten en Armenië, als partijen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944, samen met de Europese Unie;

WIJZEND OP de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, gedaan te Luxemburg op 22 april 1996;

DE WENS UITDRUKKEND een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op de doelstelling om de toegang tot de markten van de partijen open te stellen met gelijke concurrentievoorwaarden, non-discriminatie en inachtneming van dezelfde regels, met name op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, concurrentie, sociale aspecten en milieu;

DE WENS UITDRUKKEND de luchtdiensten te verbeteren en een internationaal luchtvaartsysteem te bevorderen op basis van non-discriminatie en open en eerlijke concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen;

DE WENS UITDRUKKEND hun belangen op het gebied van luchtvervoer te bevorderen;

ERKENNEND dat efficiënte luchtverbindingen belangrijk zijn om handel, toerisme, investeringen en sociaal-economische ontwikkeling te bevorderen;

OVEREENKOMEND dat het belangrijk is de regels betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte te baseren op de relevante geldende wetgeving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage II bij deze overeenkomst;

ERKENNEND dat de volledige naleving van de regels van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte de partijen in staat stelt alle voordelen van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte volledig te benutten, met inbegrip van het openstellen van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de consumenten, bedrijfssectoren en werknemers van beide partijen;

ERKENNEND dat de totstandbrenging van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet kan worden bereikt zonder, waar nodig, overgangsmaatregelen vast te stellen, en dat het belangrijk is in dit verband adequate bijstand te verlenen;

GELEID DOOR DE WENS het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer te garanderen en bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen die gericht zijn tegen luchtvaartuigen en die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van luchtvaartuigen nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van de reizigers in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;

VASTBERADEN om de potentiële voordelen van regelgevende samenwerking en harmonisering van hun wet- en regelgeving op het gebied van de burgerluchtvaart zoveel mogelijk te benutten;

ERKENNEND dat concurrerende luchtdiensten en een levensvatbare luchtvervoerssector belangrijke voordelen kunnen opleveren;

DE WENS UITDRUKKEND vrije, eerlijke en onverstoorde concurrentie te bevorderen, erkennende dat subsidies een nadelig effect kunnen hebben op de concurrentie en de basisdoelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen, en erkennende dat de potentiële voordelen mogelijkerwijs niet kunnen worden benut zonder een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschappijen, gekenmerkt door vrije, eerlijke en onverstoorde concurrentie;

VOORNEMENS voort te bouwen op bestaande overeenkomsten en regelingen tussen de partijen, teneinde te zorgen voor openstelling van de markttoegang en zoveel mogelijk voordelen te creëren voor de consumenten, expediteurs, luchtvaartmaatschappijen, luchthavens en hun personeelsleden, de gemeenschap in het algemeen en anderen die daar onrechtstreeks profijt van trekken;

Het belang BEVESTIGEND van bescherming van het milieu bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van internationaal luchtvaartbeleid;

BEVESTIGEND dat er behoefte is aan dringende maatregelen tegen de klimaatverandering en aan een voortzetting van de samenwerking om de broeikasgasemissies van de luchtvaartsector te doen afnemen, op een wijze die in overeenstemming is met multilaterale akkoorden op dit gebied en met name de relevante instrumenten van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (hierna “de ICAO” genoemd) en het in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs van 12 december 2015;

Het belang BEVESTIGEND van de bescherming van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt geboden door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999, en van het bereiken van een passend niveau van consumentenbescherming met betrekking tot luchtdiensten, en erkennende dat er behoefte is aan wederzijdse samenwerking op dit gebied;

ERKENNEND dat de groei aan commerciële mogelijkheden niet mag leiden tot een afzwakking van hun arbeidsnormen, en het belang benadrukkend van de sociale dimensie van de internationale luchtvaart en van een onderzoek naar de gevolgen van de openstelling van markten voor de werknemers, de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden;

EROP WIJZEND dat het belangrijk is de toegang tot kapitaal voor de luchtvaartsector te verbeteren, teneinde het luchtvervoer verder te ontwikkelen;

ERKENNEND dat de mogelijkheid op toetreding van derde landen tot deze overeenkomst voordelen kan inhouden;

DE WENS UITDRUKKEND een overeenkomst inzake luchtvervoer te sluiten, in aanvulling op het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doel

Deze overeenkomst heeft tot doel een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de partijen tot stand te brengen, gebaseerd op geleidelijke openstelling van de markten, liberalisering van de eigendom van en het zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen, eerlijke en gelijke concurrentievoorwaarden, non-discriminatie en gemeenschappelijke regels op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspecten en het milieu. Daartoe worden in deze overeenkomst de tussen de partijen toepasselijke regels uiteengezet. Deze regels omvatten de bepalingen die zijn opgenomen in de in bijlage II genoemde wetgeving.

Artikel 2

Definities

Tenzij anders bepaald, wordt met het oog op de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder:

1)

“overeenkomst”: deze overeenkomst, de bijlagen en aanhangsels daarbij en de eventuele wijzigingen daarvan;

2)

“luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, goederen en post, tegen vergoeding of betaling van huur, met inbegrip van geregelde en niet-geregelde luchtdiensten;

3)

“bepaling van nationaliteit”: de vaststelling dat een luchtvaartmaatschappij die voorstelt om luchtdiensten te exploiteren in het kader van deze overeenkomst beantwoordt aan de in artikel 4 vermelde eisen met betrekking tot eigendom, effectieve zeggenschap en hoofdvestiging;

4)

“bepaling van deugdelijkheid”: de vaststelling dat een luchtvaartmaatschappij die voorstelt om luchtdiensten te exploiteren in het kader van deze overeenkomst over voldoende financiële draagkracht en passende leidinggevende deskundigheid beschikt om dergelijke diensten te exploiteren, en bereid is de wet- en regelgeving en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te leven;

5)

“bevoegde autoriteit”: het overheidsagentschap dat of de overheidsentiteit die verantwoordelijk is voor de administratieve taken uit hoofde van deze overeenkomst;

6)

“verdrag”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944, en omvattende:

a)

iedere wijziging die krachtens artikel 94, punt a), van het verdrag in werking is getreden en die door Armenië en de EU-lidstaat of -lidstaten geratificeerd is, voor zover zij ter zake doet, en

b)

iedere bijlage of iedere wijziging daarvan die is goedgekeurd krachtens artikel 90 van het verdrag, voor zover deze bijlage of wijziging op een gegeven tijdstip voor zowel Armenië als de EU-lidstaat of -lidstaten van kracht is en ter zake doet;

7)

“volledige kosten”: de kosten van de dienstverlening plus een redelijke vergoeding voor vaste beheerskosten;

8)

“internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat;

9)

“hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of het geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij op het grondgebied van het land van de partij waar de belangrijkste financiële functies van en de operationele zeggenschap over de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende luchtwaardigheid, worden uitgeoefend;

10)

“landing voor andere dan verkeersdoeleinden”: een om een andere reden dan voor het aan boord nemen of afzetten van passagiers, bagage, lading of post in het luchtvervoer gemaakte landing;

11)

“passagierstarief”: de prijs die aan de luchtvaartmaatschappijen of hun agenten of aan andere ticketverkopers moet worden betaald voor het vervoer van passagiers via luchtdiensten (met inbegrip van elke andere vervoerswijze die hiermee verband houdt), alsmede de voorwaarden waaronder deze prijs geldt, met inbegrip van vergoedingen aan agentschappen en andere ondersteunende diensten;

12)

“goederentarief”: de prijs die moet worden betaald voor het vervoer van goederen via luchtdiensten (met inbegrip van elke andere vervoerswijze die hiermee verband houdt), alsmede de voorwaarden waaronder deze prijs geldt, met inbegrip van vergoedingen aan agentschappen en andere ondersteunende diensten;

13)

“grondgebied”: wat Armenië betreft, het grondgebied van de Republiek Armenië, en, wat de Europese Unie en de EU-lidstaten betreft, het landoppervlak, de binnenwateren en de territoriale zee van de EU-lidstaten die onder de EU-Verdragen vallen en onderhevig zijn aan de in de EU-Verdragen vastgestelde voorwaarden, alsmede het luchtruim daarboven;

14)

“gebruikersheffing”: een aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor de levering van luchthaven-, luchthavenmilieu-, luchtvaartnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of -diensten, met inbegrip van aanverwante diensten en faciliteiten;

15)

“zelfafhandeling”: situatie waarbij een gebruiker zichzelf rechtstreeks een of meer categorieën afhandelingsdiensten verleent en met derden geen enkel contract, hoe ook genaamd, dat de verlening van dergelijke diensten tot doel heeft, afsluit; voor de toepassing van deze definitie worden gebruikers onderling niet als derden beschouwd als:

a)

de ene een meerderheidsbelang heeft in de andere, of

b)

eenzelfde entiteit in elk van beide een meerderheidsbelang heeft;

16)

“recht van de vijfde vrijheid”: het recht of voorrecht dat door een staat (“de verlenende staat”) aan de luchtvaartmaatschappijen van een andere staat (“de ontvangende staat”) wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te voeren tussen het grondgebied van de verlenende staat en het grondgebied van een derde staat, voor zover dergelijke diensten beginnen of eindigen op het grondgebied van de ontvangende staat;

17)

“derde land”: een land dat geen EU-lidstaat en niet Armenië is.

TITEL I

ECONOMISCHE BEPALINGEN

Artikel 3

Toekenning van rechten

1.   De overgangsbepalingen van bijlage I van deze overeenkomst zijn van toepassing op de in dit artikel vastgestelde rechten.

Verkeersrechten en routeschema

2.   Elke partij verleent de andere partij op niet-discriminerende basis de hierna vermelde rechten met betrekking tot de exploitatie van internationale luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij:

a)

het recht over haar grondgebied te vliegen zonder te landen;

b)

het recht om op haar grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden;

c)

het recht geregelde en niet-geregelde internationale passagiersvluchten, gecombineerde vluchten en goederenvluchten uit te voeren tussen punten (1) op de volgende routes:

i)

in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie:

 

punten in de Europese Unie — tussenliggende punten op het grondgebied van partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid (2), partijen bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte (3), of lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (4) — punten in Armenië — verdergelegen punten;

ii)

in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit Armenië:

 

punten in Armenië — tussenliggende punten op het grondgebied van partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid, partijen bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte, of lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie — punten in de Europese Unie;

d)

de overige in deze overeenkomst gespecificeerde rechten.

Operationele flexibiliteit

3.   De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze op de in lid 2 gespecificeerde routes:

a)

vluchten in een van beide of in beide richtingen exploiteren;

b)

verschillende vluchtnummers combineren bij één vluchtuitvoering;

c)

tussenliggende en verder gelegen punten en punten op het grondgebied van de partijen bedienen, in om het even welke combinatie en volgorde, volgens de bepalingen van lid 2;

d)

landingen op een punt of punten overslaan;

e)

op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van een van hun luchtvaartuigen naar een ander (“change of gauge”);

f)

een tussenlanding maken op ieder punt binnen of buiten het grondgebied van een partij;

g)

transitvluchten verrichten via het grondgebied van de andere partij;

h)

verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren ongeacht de herkomst van dit verkeer, en

i)

meer dan één punt bedienen op dezelfde vlucht (co-terminalisering).

De bij dit lid voorziene operationele flexibiliteit kan worden uitgeoefend zonder richtings- of geografische beperkingen en zonder verlies van rechten om vervoer te verrichten dat anderszins toelaatbaar is krachtens deze overeenkomst, voor zover:

a)

de diensten van luchtvaartmaatschappijen uit Armenië een punt in Armenië bedienen;

b)

de diensten van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie een punt in de Europese Unie bedienen.

4.   Elke partij verleent luchtvaartmaatschappijen het recht om de frequentie en capaciteit van het door hen aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegingen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de regelmaat van de vluchten, de routes, de herkomst of bestemming van het verkeer of de door de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om redenen die verband houden met douane, techniek, exploitatie, veiligheid van het luchtverkeersbeheer, milieu of volksgezondheid, of tenzij anders bepaald in deze overeenkomst.

5.   De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, binnen het kader van codesharingovereenkomsten, elk punt in een derde land bedienen dat niet is opgenomen in de gespecificeerde routes, voor zover ze geen rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen.

6.   Niets in deze overeenkomst verleent:

a)

de luchtvaartmaatschappijen van Armenië het recht op het grondgebied van een EU-lidstaat tegen vergoeding passagiers, bagage, goederen of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van diezelfde EU-lidstaat;

b)

de luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie het recht in Armenië tegen vergoeding passagiers, bagage, goederen of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt in Armenië.

7.   Bij de uitoefening van hun rechten en plichten uit hoofde van deze overeenkomst maken de partijen geen onderscheid tussen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij, met name op basis van nationaliteit.

8.   Niettegenstaande andere bepalingen van deze overeenkomst heeft elke partij het recht te weigeren internationaal luchtvervoer uit te voeren naar, van of via het grondgebied van een derde land waarmee deze partij geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt.

Artikel 4

Exploitatievergunning en technische vergunning

1.   Bij ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij van een partij, verleent de andere partij zo spoedig mogelijk de exploitatievergunningen en passende technische vergunningen, voor zover:

a)

in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Armenië:

i)

de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich in Armenië bevindt en de maatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van Armenië;

ii)

het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk wordt uitgeoefend en gehandhaafd door Armenië, dat het Air Operator Certificate van de luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven, en de bevoegde autoriteit duidelijk is vermeld, en

iii)

tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust bij Armenië of bij onderdanen van Armenië, of bij beide;

b)

in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:

i)

de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich op het grondgebied van de Europese Unie bevindt en de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van de Europese Unie;

ii)

de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate daadwerkelijk regelgevend toezicht houdt op de luchtvaartmaatschappij, en de bevoegde autoriteit duidelijk is vermeld, en

iii)

tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust bij een of meer lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie of bij hun onderdanen, of bij beide;

c)

de artikelen 14 en 15 worden nageleefd, en

d)

de luchtvaartmaatschappij voldoet aan de in wet- en regelgeving voorgeschreven voorwaarden die gewoonlijk worden toegepast op de exploitatie van internationaal luchtvervoer door de partij die de aanvraag behandelt.

2.   Wanneer de partijen exploitatievergunningen en technische vergunningen afgeven, behandelen zij alle luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op niet-discriminerende wijze.

3.   Als een partij een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangt van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, erkent zij de door de eerste partij gedane vaststellingen met betrekking tot de deugdelijkheid of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof die vaststellingen door haar eigen bevoegde autoriteiten zijn gedaan, en voert zij verder geen onderzoek naar deze kwesties, behalve zoals bepaald in de tweede en derde alinea.

Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke vergunning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een specifieke reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de andere partij gedane vaststelling, de in lid 1 vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende exploitatievergunningen of technische vergunningen niet zijn nageleefd, dient de ontvangende partij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis te stellen en haar bezorgdheid te motiveren. In dat geval mag elke partij om overleg verzoeken, inclusief met vertegenwoordigers van de relevante bevoegde autoriteiten van beide partijen, of aanvullende informatie over deze redenen tot bezorgdheid vragen; op een dergelijk verzoek om overleg moet zo snel als praktisch uitvoerbaar worden ingegaan. Als geen oplossing wordt gevonden, mag elke partij de kwestie voorleggen aan het in artikel 23 bedoelde gemengd comité (“het gemengd comité”).

Dit lid heeft geen betrekking op de erkenning van vaststellingen die verband houden met veiligheidscertificaten of -vergunningen, beveiligingsregelingen of verzekeringsdekking.

Artikel 5

Weigering, intrekking, schorsing of beperking van exploitatievergunningen en technische vergunningen

1.   Elke partij mag de exploitatievergunningen of technische vergunningen weigeren, intrekken, schorsen, aan voorwaarden onderwerpen of beperken of de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze weigeren, schorsen, aan voorwaarden onderwerpen of beperken als:

a)

in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Armenië:

i)

de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet in Armenië bevindt of de maatschappij niet over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van Armenië beschikt;

ii)

het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehandhaafd door Armenië, indien Armenië verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is vermeld, of

iii)

tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust niet bij Armenië of bij onderdanen van Armenië, of niet bij beide;

b)

in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:

i)

de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet op het grondgebied van de Europese Unie bevindt of de luchtvaartmaatschappij geen houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van de Europese Unie;

ii)

het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet wordt uitgeoefend of gehandhaafd door de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate, of de bevoegde autoriteit niet duidelijk is vermeld, of

iii)

tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust niet bij een of meer lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie of bij hun onderdanen, of niet bij beide;

c)

de artikelen 8, 14 en 15 niet zijn nageleefd, of

d)

de luchtvaartmaatschappij de in artikel 7 vermelde wet- en regelgeving of de wet- en regelgeving die normaal wordt toegepast op de exploitatie van internationaal luchtvervoer door de partij die de aanvraag behandelt, niet heeft nageleefd.

2.   Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, punt c) of d), te voorkomen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de andere partij.

3.   Dit artikel houdt geen beperking in van de rechten van de partijen om de exploitatievergunning of technische vergunning van een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere partij te weigeren, in te trekken, te schorsen, aan voorwaarden te onderwerpen of te beperken overeenkomstig artikel 14 of 15.

Artikel 6

Investeringen in luchtvaartmaatschappijen

1.   Niettegenstaande de artikelen 4 en 5, en nadat het gemengd comité overeenkomstig artikel 23, lid 8, heeft gecontroleerd of elke partij of haar onderdelen volgens haar wetgeving een meerderheidsbelang in of feitelijke zeggenschap over een luchtvaartmaatschappij van de andere partij mag verwerven, kunnen de partijen toestaan dat EU-lidstaten of hun onderdanen meerderheidseigenaar worden van of effectieve zeggenschap verwerven over een luchtvaartmaatschappij uit Armenië, of dat Armenië of onderdanen van Armenië meerderheidseigenaar worden van of effectieve zeggenschap verwerven over een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie, overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

2.   Met betrekking tot lid 1 van dit artikel worden investeringen in luchtvaartmaatschappijen door de partijen of hun onderdanen afzonderlijk toegestaan krachtens een voorafgaande beslissing van het gemengd comité, overeenkomstig artikel 23, lid 2.

In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. Artikel 23, lid 11, is niet van toepassing op die beslissing.

Artikel 7

Naleving van wet- en regelgeving

1.   Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het grondgebied van de andere partij binnenkomen of verlaten, moeten zij zich houden aan de op dat grondgebied toepasselijke wet- en regelgeving inzake binnenkomst op en vertrek uit het grondgebied door luchtvaartuigen die internationaal luchtvervoer uitvoeren en inzake de exploitatie van luchtvaartuigen.

2.   Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij moet de wet- en regelgeving die op dat grondgebied geldt met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat grondgebied van passagiers, bemanningen, bagage, goederen of post aan boord van het luchtvaartuig (met inbegrip van de formaliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) door of namens deze passagiers, bemanningen, bagage, goederen en post, van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden nageleefd.

3.   De partijen staan op hun grondgebied toe dat de luchtvaartmaatschappij van de andere partij maatregelen neemt om te garanderen dat alleen personen worden vervoerd die beschikken over de vereiste reisdocumenten voor binnenkomst op hun grondgebied of voor transit via het grondgebied van de andere partij.

Artikel 8

Eerlijke concurrentie

1.   De partijen erkennen dat het hun gezamenlijke doelstelling is een eerlijk concurrentieklimaat te scheppen en aan de bedrijven van beide partijen die actief zijn in de luchtvervoerssector eerlijke en gelijke kansen te bieden om de concurrentie aan te gaan voor de exploitatie van overeengekomen diensten op de gespecificeerde routes. De partijen nemen dan ook alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt bereikt.

2.   De partijen bevestigen dat vrije concurrentie zonder verstoringen belangrijk is om de doelstellingen van deze overeenkomst te helpen bereiken en merken op dat het bestaan van een uitgebreide concurrentiewetgeving en een onafhankelijke concurrentieautoriteit, alsook de gezonde en effectieve handhaving van hun nationale concurrentiewetgeving, belangrijk zijn voor het efficiënt verlenen van luchtvervoersdiensten. Het concurrentierecht van elke partij dat betrekking heeft op de kwesties die onder dit artikel vallen, zoals periodiek gewijzigd, is van toepassing op de activiteiten van de luchtvaartmaatschappijen binnen het rechtsgebied van elke partij. De partijen delen de doelstelling van verenigbaarheid en convergentie van de concurrentiewetgeving en de effectieve toepassing ervan. Ze werken samen indien nodig en als de effectieve toepassing van de concurrentiewetgeving dit rechtvaardigt, met name door hun luchtvaartmaatschappij(en) of andere onderdanen toestemming te geven om, overeenkomstig hun respectieve regels en rechtspraak, relevante informatie mee te delen met betrekking tot een onder de concurrentiewetgeving vallende actie van de concurrentieautoriteiten van de andere partij.

3.   Niets in deze overeenkomst kan de autoriteit en de rechten van de bevoegde concurrentieautoriteiten en de rechtbanken van de partijen (en de Europese Commissie) beïnvloeden, beperken of schaden, en alle vragen met betrekking tot de toepassing van de concurrentiewetgeving blijven onder de exclusieve bevoegdheid van deze autoriteiten en rechtbanken vallen. Alle maatregelen van een partij op grond van dit artikel laten eventuele maatregelen van deze autoriteiten en rechtbanken dus onverlet.

4.   Alle op grond van dit artikel genomen maatregelen vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de partijen en zijn uitsluitend gericht tot de andere partij of de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij die luchtvervoersdiensten leveren naar/van de partijen. Deze maatregelen vallen niet onder de geschillenbeslechtingsprocedure van artikel 24.

5.   De partijen vermijden elke vorm van discriminatie of oneerlijke praktijken die nadelige gevolgen hebben voor de kansen van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij om eerlijke en gelijke concurrentie aan te gaan voor de verlening van luchtvervoerdiensten.

6.   De partijen mogen geen overheidssubsidies of -steun verstrekken aan een bedrijf of daarvoor toestemming geven als dit nadelige gevolgen heeft voor de eerlijke en gelijke kansen van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij om de concurrentie aan te gaan voor de verlening van luchtvervoerdiensten. Dergelijke overheidssubsidies of -steun kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt zijn tot: kruissubsidiëring; vergoeding van bedrijfsverliezen; kapitaalinbreng of dotatie; subsidies; garanties; bevoorrechte leningen of verzekeringen; bescherming tegen faillissement; het afzien van de invordering van verschuldigde bedragen; het afzien van een normale winst op geïnvesteerde overheidsmiddelen; belastingverlaging of -vrijstelling; vergoeding van door overheden opgelegde lasten, en toegang, op discriminerende of niet-commerciële basis, tot luchtvaartnavigatie- of luchthavenfaciliteiten en -diensten, brandstof, grondafhandeling, beveiliging, geautomatiseerde boekingssystemen, slottoewijzing of andere faciliteiten en diensten die nodig zijn voor de exploitatie van luchtdiensten.

7.   Als een partij overheidssubsidies of -steun verstrekt of een bedrijf ondersteunt, moet zij de transparantie van dergelijke maatregelen garanderen met passende middelen, bijvoorbeeld door van de luchtvaartmaatschappij te eisen dat zij deze subsidie of staatssteun duidelijk en afzonderlijk in haar rekeningen vermeldt.

8.   Elke partij verleent de andere partij, op haar verzoek, binnen een redelijke termijn financiële verslagen over de entiteiten die onder haar rechtsbevoegdheid vallen, alsook alle andere informatie waar de andere partij redelijkerwijs om kan verzoeken om de naleving van de bepalingen van dit artikel te waarborgen. Dit kan gedetailleerde informatie over subsidies en steun omvatten. Het is mogelijk dat de partij die toegang tot de informatie vraagt, deze informatie vertrouwelijk moet behandelen.

9.   Onverminderd alle maatregelen die worden genomen door de bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank die bevoegd is voor de toepassing van de in leden 5 en 6 bedoelde regels:

a)

kan een partij, als zij van mening is dat een luchtvaartmaatschappij slachtoffer is van discriminatie of oneerlijke praktijken in de zin van lid 5 of 6 en voor zover dit kan worden bewezen, schriftelijke opmerkingen indienen bij de andere partij. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op centraal, regionaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken. Om het probleem op te lossen, kan een partij bovendien om overleg met de andere partij verzoeken. Dit overleg gaat van start binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek. In de tussentijd wisselen de partijen voldoende informatie uit om een volledig onderzoek van het door een van de partijen gemelde probleem mogelijk te maken;

b)

als de partijen er niet in slagen om het probleem binnen 30 dagen na het begin van het overleg op te lossen of als het overleg niet binnen 30 dagen na de ontvangst van het verzoek betreffende een vermeende inbreuk tegen lid 5 of 6 van start gaat, heeft de partij die om overleg heeft gevraagd het recht om de uit hoofde van deze overeenkomst aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij toegekende rechten te schorsen door de exploitatievergunning van deze luchtvaartmaatschappijen te weigeren, in te trekken of te schorsen, door de uitoefening van die rechten te onderwerpen aan de door haar nodig geachte voorwaarden, door heffingen op te leggen of door andere maatregelen te nemen. Op grond van dit lid genomen maatregelen moeten passend en evenredig zijn en inzake toepassingsgebied en duur beperkt zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is.

10.   Elke partij past de antitrustwetgeving effectief toe overeenkomstig lid 2 en verbiedt luchtvaartmaatschappijen om:

a)

ten aanzien van alle andere luchtvaartmaatschappijen, overeenkomsten te sluiten, besluiten te nemen of feitelijke gedragingen te vertonen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten naar/van deze partij, en die tot doel of als gevolg hebben dat de concurrentie wordt belemmerd, beperkt of verstoord. Dit verbod kan worden opgeheven als die overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen de verlening of verspreiding van de diensten helpen verbeteren of de technische of economische vooruitgang helpen bevorderen, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende winsten wordt voorbehouden aan de consumenten, en zonder: i) aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn; ii) de betrokken ondernemingen de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de desbetreffende diensten de mededinging uit te schakelen, en

b)

misbruik te maken van een dominante positie die gevolgen kan hebben voor de luchtvervoersdiensten naar/van deze partij.

11.   Elke partij wijst de toepassing van de in lid 10 bedoelde antitrustwetgeving exclusief toe aan haar onafhankelijke bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank.

12.   Onverminderd alle maatregelen die worden genomen door de onafhankelijke bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank die bevoegd is voor de toepassing van de in lid 10 bedoelde regels, kan een partij, als zij van oordeel is dat een luchtvaartmaatschappij slachtoffer is van een vermeende inbreuk tegen lid 10 en voor zover dat kan worden bewezen, schriftelijke opmerkingen indienen bij de andere partij. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op centraal, regionaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken. Om het probleem op te lossen, kan een partij bovendien om overleg met de andere partij verzoeken. Dit overleg gaat van start binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek. In de tussentijd wisselen de partijen voldoende informatie uit om een volledig onderzoek van het door een van de partijen gemelde probleem mogelijk te maken.

13.   Als de partijen er niet in slagen om het probleem binnen 30 dagen na het begin van het overleg op te lossen of als het overleg niet binnen 30 dagen na de ontvangst van het verzoek betreffende een vermeende inbreuk tegen lid 10 van start gaat, en voor zover de bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank een schending van de antitrustwetgeving heeft vastgesteld, heeft de partij die om overleg heeft gevraagd het recht om de uit hoofde van deze overeenkomst aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij toegekende rechten te schorsen door de exploitatievergunning van deze luchtvaartmaatschappijen te weigeren, in te trekken of te schorsen, door de uitoefening van die rechten te onderwerpen aan de door haar nodig geachte voorwaarden, door heffingen op te leggen of door andere maatregelen te nemen. Op grond van dit lid genomen maatregelen moeten passend en evenredig zijn en inzake toepassingsgebied en duur beperkt zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is.

Artikel 9

Commerciële opportuniteiten

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd bijlage II, deel A.

2.   De partijen zijn het erover eens dat de voordelen van deze overeenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt wanneer commerciële exploitanten worden gehinderd in hun bedrijfsvoering. De partijen komen dan ook overeen om dergelijke hinderpalen voor de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen, die commerciële activiteiten belemmeren, concurrentieverstoringen veroorzaken of de totstandbrenging van een gelijk speelveld verhinderen, effectief en wederzijds uit de weg te ruimen.

3.   De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen zijn niet verplicht een plaatselijke partner te hebben.

4.   Het gemengd comité ontwikkelt een proces van samenwerking met betrekking tot bedrijfsvoering en commerciële opportuniteiten, ziet toe op de vooruitgang die wordt geboekt bij het effectief uit de weg ruimen van hinderpalen voor de bedrijfsvoering en beoordeelt regelmatig de ontwikkelingen, waaronder ontwikkelingen in de richting van wetgevende en regelgevende wijzigingen. Overeenkomstig artikel 23 mag een partij verzoeken om een vergadering van het gemengd comité teneinde alle vragen met betrekking tot de toepassing van dit artikel te bespreken.

5.   De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht op het grondgebied van de andere partij kantoren en faciliteiten te openen, indien dergelijke kantoren en faciliteiten nodig zijn voor de verlening van luchtvervoersdiensten en voor de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activiteiten en hebben het recht zowel hun eigen tickets of luchtvrachtbrieven als die van alle andere luchtvaartmaatschappijen te verkopen en af te geven.

6.   De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht om leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te ondersteunen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er te handhaven, overeenkomstig de wet- en regelgeving van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk. Beide partijen zorgen voor de gemakkelijke en snelle verlening van werkvergunningen voor het personeel dat in dienst is bij de in dit artikel bedoelde kantoren, inclusief het personeel dat tijdelijke taken uitvoert gedurende hoogstens 90 dagen, met inachtneming van de relevante geldende wet- en regelgeving.

7.   Onverminderd de tweede alinea heeft elke luchtvaartmaatschappij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht:

a)

haar eigen grondafhandeling te verzorgen (“zelfafhandeling”), of

b)

het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten, met inbegrip van andere luchtvaartmaatschappijen, voor zover deze leveranciers krachtens de wet- en regelgeving van elke partij toegang hebben tot de markt en dergelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt.

Met betrekking tot de rechten uit hoofde van de eerste alinea, punten a) en b), gelden uitsluitend specifieke beperkingen inzake beschikbare ruimte of capaciteit die nodig zijn voor de veilige exploitatie van de luchthaven. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling wordt beperkt, verhinderd of uitgesloten en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveranciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, ziet de desbetreffende partij erop toe dat deze diensten op gelijke en niet-discriminerende basis ter beschikking worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen; de prijzen van dergelijke diensten worden vastgesteld op basis van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.

8.   Elk grondafhandelingsbedrijf, ongeacht of het een luchtvaartmaatschappij betreft of niet, heeft met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht om grondafhandelingsdiensten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen die actief zijn op dezelfde luchthaven, voor zover dit toegestaan is door en in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving.

9.   Elke partij ziet erop toe dat haar procedures, richtsnoeren en regels voor de toekenning van de slots op de luchthavens op haar grondgebied op onafhankelijke, transparante, doeltreffende, niet-discriminerende en tijdige wijze worden toegepast.

10.   Een partij mag de aanmelding van operationele plannen, programma's of dienstregelingen voor krachtens deze overeenkomst geëxploiteerde diensten enkel vereisen om te kunnen nagaan of de uit hoofde van deze overeenkomst verleende rechten in acht worden genomen. Wanneer een partij dergelijke aanmelding vereist, beperkt zij de administratieve lasten procedures voor tussenpersonen en voor de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij tot een minimum.

11.   Elke luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoersdiensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld, of via het internet of elk ander beschikbaar kanaal. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer en bijbehorende diensten te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij converteerbare valuta.

12.   De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, met inbegrip van de aankoop van brandstof en de betaling van luchthavengelden, in lokale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaatschappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere partij te betalen in vrij converteerbare valuta tegen de geldende wisselkoers.

13.   Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op verzoek, op welk ogenblik en welke wijze dan ook, lokale inkomsten om te wisselen in om het even welke vrij converteerbare munteenheid en over te maken. De omwisseling en overmaking dienen onverwijld en zonder beperkingen of belastingen daarop te worden toegestaan tegen de officiële wisselkoers die geldt voor lopende transacties en overmakingen op de datum dat de luchtvaartmaatschappij de eerste aanvraag tot overmaking indient, en worden aan geen enkele heffing onderworpen, met uitzondering van de heffingen die de banken normaal in rekening brengen voor dergelijke omwisselingen en overmakingen.

14.   Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van deze overeenkomst mag een luchtvaartmaatschappij van een partij op het gebied van marketing samenwerkingsregelingen, zoals overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit of codesharingregelingen, sluiten met:

a)

alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen;

b)

alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land, en

c)

een aanbieder van oppervlaktevervoer (op land of op zee) in een willekeurig land,

voor zover i) de exploiterende luchtvaartmaatschappij houder is van de passende verkeersrechten; ii) de luchtvaartmaatschappij waarmee de marketingovereenkomst wordt gesloten houder is van de passende rechten met betrekking tot de onderliggende route, en iii) de overeenkomst voldoet aan de eisen inzake veiligheid en mededinging die gewoonlijk van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten.

15.   Wanneer passagiersvervoer met coöperatieve marketingregelingen wordt verkocht, moet in het verkooppunt of in elk geval bij de check-in of, indien geen check-in vereist is voor een aansluitende vlucht, alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld welke vervoerders elk deel van de dienst zullen uitvoeren.

16.   Wanneer luchtvaartmaatschappijen in eigen naam oppervlaktevervoer van passagiers aanbieden, zijn deze diensten niet onderworpen aan de wet- en regelgeving inzake luchtvervoer.

17.   Niettegenstaande enige andere bepaling van deze overeenkomst is het de luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen zonder beperking toegestaan om in verband met internationaal luchtvervoer gebruik te maken van alle oppervlaktevervoer voor vracht van en naar willekeurige punten op de grondgebieden van de partijen of in derde landen, met inbegrip van het vervoer naar en van alle internationaal erkende luchthavens met douanefaciliteiten, en inclusief, indien van toepassing, het recht op douanevervoer van vracht in het kader van de geldende wet- en regelgeving. Deze vracht heeft, ongeacht of het oppervlaktevervoer dan wel luchtvervoer betreft, toegang tot de douaneprocedures en -faciliteiten op de luchthaven. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun oppervlaktevervoer zelf te verzorgen of hiervoor regelingen te treffen met andere aanbieders van oppervlaktevervoer; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden en op indirecte aanbieders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale vrachtvervoersdiensten kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het oppervlaktevervoer is inbegrepen, voor zover de expediteurs correcte feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk vervoer.

18.   De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht franchising- of brandingovereenkomsten te sluiten met ondernemingen, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde landen, mits de luchtvaartmaatschappijen de vereiste vergunningen hebben en voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wet- en regelgeving die gewoonlijk door de partijen op dergelijke overeenkomsten wordt toegepast, met name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de luchtvaartmaatschappij die de dienst exploiteert.

19.   De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, met het oog op de exploitatie van internationale luchtdiensten, overeenkomsten sluiten voor de terbeschikkingstelling van luchtvaartuigen, met of zonder bemanning, met:

a)

alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen, en

b)

alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land,

mits alle deelnemers aan die overeenkomsten het vereiste gezag hebben en voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wet- en regelgeving die door de partijen op dergelijke overeenkomsten wordt toegepast. Geen van beide partijen eist van de luchtvaartmaatschappij die de luchtvaartuigen ter beschikking stelt dat zij krachtens deze overeenkomst moet beschikken over verkeersrechten voor de routes waarop de luchtvaartuigen zullen worden ingezet. De partijen mogen eisen dat deze overeenkomsten worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten. Als een partij een dergelijke goedkeuring eist, beperkt zij de administratieve lasten van de goedkeuringsprocedures voor de luchtvaartmaatschappijen tot een minimum.

Artikel 10

Douanerechten en belastingen

1.   Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette luchtvaartuigen, voor zover zij aan boord van het luchtvaartuig blijven, op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomstaksen en heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke vergoedingen en rechten die:

a)

worden opgelegd door de nationale of lokale autoriteiten of de Europese Unie, en

b)

niet gebaseerd zijn op de kosten van de verleende dienst.

2.   Worden eveneens op basis van wederkerigheid vrijgesteld van de belastingen, heffingen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1, met uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de dienstverlening:

a)

boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd op het grondgebied van een partij en in redelijke hoeveelheden aan boord worden genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uitgaande luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied;

b)

grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op onderhoud of herstelling van een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van de andere partij;

c)

motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare technische voorraden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van een partij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer gebruikt luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied, en

d)

gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor internationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin dit materiaal wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven dat grondgebied;

3.   Niets in deze overeenkomst verhindert een partij om belastingen, heffingen, taksen of vergoedingen in rekening te brengen voor brandstof die op haar grondgebied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een luchtvaartuig of door een luchtvaartmaatschappij die vluchten exploiteert tussen twee punten op haar grondgebied.

4.   De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig, alsook de in de leden 1 en 2 vermelde benodigdheden, voorraden en reserveonderdelen die normaal worden meegenomen aan boord van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een partij mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere partij op het grondgebied van die andere partij worden uitgeladen; bovendien kan worden vereist dat ze onder toezicht of controle van die autoriteiten blijven tot ze opnieuw worden uitgevoerd of op een andere wijze worden verwijderd overeenkomstig de douaneregels.

5.   De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 gespecificeerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij.

6.   Niets in deze overeenkomst belet een partij om belastingen, heffingen, accijnzen, kosten of lasten in rekening te brengen bij de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord gedurende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied bevindende punten waar in- of uitstappen is toegestaan.

7.   Bagage en vracht in directe transit op het grondgebied van een partij worden vrijgesteld van belastingen, douaneheffingen, vergoedingen en andere vergelijkbare heffingen die niet op de prijs van de dienstverlening zijn gebaseerd.

8.   De verplichting mag worden opgelegd om de in de leden 1 en 2 vermelde apparatuur en benodigdheden onder toezicht of controle van de bevoegde autoriteiten te bewaren.

9.   De bepalingen van deze overeenkomst hebben geen gevolgen voor de belastingen over de toegevoegde waarde (btw).

10.   Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de bepalingen van de tussen EU-lidstaten en Armenië gesloten verdragen inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomsten en kapitaal.

Artikel 11

Gebruikersheffingen

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel A.

2.   Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtvaartnavigatie en luchtverkeersleiding kostengerelateerd en niet-discriminerend zijn. In ieder geval moeten dergelijke gebruikersheffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen.

3.   Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij kunnen worden opgelegd voor het gebruik van luchthavendiensten en -infrastructuur, luchtvaartbeveiliging en bijbehorende infrastructuur en diensten, met uitzondering van de rechten die worden opgelegd voor de levering van de in artikel 9, lid 7, bedoelde diensten, eerlijk, redelijk, en niet ten onrechte discriminerend zijn, geen discriminatie op basis van nationaliteit inhouden en billijk gespreid zijn over de categorieën gebruikers. Onverminderd artikel 16, lid 1, moeten dergelijke gebruikersheffingen in verhouding staan tot de volledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen maken voor het verlenen van de passende luchthaven- en luchtvaartbeveilingsvoorzieningen en -diensten op die luchthaven of op de luchthavens waarop een gemeenschappelijke heffingsregeling van toepassing is, maar mogen ze deze niet overschrijden. Dergelijke gebruikersheffingen mogen een redelijke winst na afschrijving omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikersheffingen worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In ieder geval worden dergelijke gebruikersheffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd.

4.   Elke partij eist dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de luchtvaartmaatschappijen die gebruik maken van de diensten en installaties overleg plegen en de informatie uitwisselen die nodig is om nauwkeurig te kunnen nagaan of de gebruikersheffingen redelijk zijn, overeenkomstig de beginselen van de leden 2 en 3. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikersheffingen, zodat de gebruikers hun mening en opmerkingen kunnen geven alvorens wijzigingen worden doorgevoerd.

Artikel 12

Passagiers- en goederentarieven

1.   Elke partij staat toe dat de luchtvaartmaatschappijen van de partijen hun passagiers- en goederentarieven vrij vaststellen op basis van vrije en eerlijke mededinging.

2.   Elke partij mag op niet-discriminerende basiseisen dat de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hun bevoegde autoriteiten, op vereenvoudigde wijze en uitsluitend voor informatiedoeleinden, in kennis stellen van de passagiers- en goederentarieven voor diensten die op haar grondgebied vertrekken. Deze kennisgeving mag ten vroegste van de luchtvaartmaatschappijen worden gevraagd op het ogenblik dat het passagiers- of goederentarief voor het eerst wordt aangeboden.

3.   De bevoegde autoriteiten kunnen onderling overleg plegen over kwesties als de eisen en procedures voor de aanmelding van passagiers- en goederentarieven en passagiers- en goederentarieven die mogelijkerwijs oneerlijk, onredelijk, discriminerend of gesubsidieerd zijn.

Artikel 13

Statistieken

1.   Elke partij verstrekt de andere partij op niet-discriminerende basis de beschikbare statistieken over luchtdiensten die in het kader van deze overeenkomst worden geëxploiteerd, zoals vereist uit hoofde van hun wet- en regelgeving, en die redelijkerwijze kan worden gevraagd.

2.   De partijen werken samen, ook in het kader van het gemengd comité, teneinde de onderlinge uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van het in het kader van deze overeenkomst geëxploiteerde luchtvervoer, te vergemakkelijken.

TITEL II

SAMENWERKING OP REGELGEVINGSGEBIED

Artikel 14

Veiligheid van de luchtvaart

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel B.

2.   Teneinde te garanderen dat de partijen de bepalingen van dit artikel en de regelgevende eisen en normen van lid 1 toepassen, wordt Armenië vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

De overgang van Armenië naar de naleving van de in bijlage II, deel B, gespecificeerde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer wordt permanent gemonitord en periodiek beoordeeld door de Europese Unie, in samenwerking met Armenië.

Wanneer Armenië denkt te voldoen aan de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, deelt het de Europese Unie mee dat een beoordeling moet worden uitgevoerd.

Wanneer Armenië de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen volledig ten uitvoer heeft gelegd, bepaalt het gemengd comité de precieze status en voorwaarden waaraan Armenië moet voldoen om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en om de status van waarnemer te mogen vervullen.

3.   De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van niet-naleving van de op grond van het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internationaal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de apparatuur te controleren.

4.   De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op elk ogenblik om overleg vragen over de door de andere partij gehanteerde veiligheidsnormen.

5.   De bevoegde autoriteiten van een partij nemen onmiddellijk alle passende maatregelen als zij vaststellen dat:

a)

een luchtvaartuig, product of activiteit niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld op grond van het Verdrag of de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen inzake luchtvervoer, al naargelang van toepassing;

b)

er ernstige vermoedens bestaan dat een luchtvaartuig, product of activiteit niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld op grond van het Verdrag of de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen inzake luchtvervoer, al naargelang van toepassing, of

c)

er ernstige vermoedens bestaan dat de op grond van het Verdrag vastgestelde minimumnormen of, al naargelang van toepassing, de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen, niet daadwerkelijk worden toegepast en gehandhaafd.

6.   Wanneer een partij maatregelen neemt uit hoofde van lid 5 stelt zij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen voor die maatregelen.

7.   Alle overeenkomstig lid 5 door een partij genomen maatregelen worden stopgezet zodra de aanleiding voor het nemen van die maatregelen is weggevallen.

Artikel 15

Beveiliging van de luchtvaart

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel C.

2.   Armenië kan worden onderworpen aan een inspectie van de Europese Commissie overeenkomstig de relevante wetgeving van de Europese Unie inzake beveiliging van de luchtvaart, zoals vermeld in bijlage II, deel C. De partijen stellen het mechanisme vast dat nodig is voor de uitwisseling van informatie over de resultaten van dergelijke beveiligingsinspecties.

3.   Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen, hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen dat hun verplichtingen tegenover elkaar ook de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden omvatten, met name hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide partijen ook partij zijn bij deze verdragen, en alle andere verdragen en protocollen inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart waartoe de partijen zijn toegetreden.

4.   Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere dreigingen tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart te voorkomen.

5.   Voor zover dit niet bepaald is in de in bijlage II, deel C, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, handelen de partijen in hun wederzijdse betrekkingen overeenkomstig de internationale normen voor luchtvaartbeveiliging en de passende aanbevolen praktijken van de ICAO. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveiliging van de luchtvaart.

6.   Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen om de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, screening van passagiers en hun handbagage, screening van ruimbagage, screening en beveiligingscontroles van andere personen dan passagiers, daaronder begrepen bemanningsleden, en de voorwerpen die zij bij zich dragen, screening en beveiligingscontroles van goederen, post, boordbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden en controles van de toegang tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Deze maatregelen worden aangepast aan een eventuele toename van de dreiging tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen worden verplicht de in de leden 1 en 5 vermelde voorschriften inzake beveiliging van de luchtvaart en andere beveiligingsvoorschriften in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij.

7.   Met volle achting en wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit kunnen de partijen beveiligingsmaatregelen treffen met betrekking tot de binnenkomst op hun grondgebied, alsook noodmaatregelen om het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging van de beveiliging; deze maatregelen moeten onverwijld aan de andere partij worden meegedeeld. Iedere partij geeft ook gunstig gevolg aan elk verzoek van de andere partij om bijzondere doch redelijke beveiligingsmaatregelen te nemen, en de eerste partij houdt rekening met de reeds door de andere partij toegepaste beveiligingsmaatregelen en met het door die partij uitgedrukte standpunt. Elke partij erkent echter dat niets in dit artikel een beperking vormt van de bevoegdheid van een partij om een vlucht of vluchten die zij als een bedreiging voor haar veiligheid beschouwt de toegang tot haar grondgebied te ontzeggen. Elke partij stelt de andere partij van tevoren in kennis van de bijzondere beveiligingsmaatregelen die zij wenst in te voeren en die aanzienlijke financiële of operationele gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten die uit hoofde van deze overeenkomst worden verleend, tenzij dit in noodgevallen redelijkerwijs niet mogelijk is. Bovendien mag elke partij verzoeken om een vergadering van het gemengd comité, zoals ingesteld bij artikel 23, om dergelijke beveiligingsmaatregelen te bespreken.

8.   Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te doen, staan de partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.

9.   Elke partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen worden zoveel mogelijk op basis van wederzijds overleg genomen.

10.   Wanneer een partij aannemelijke redenen heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, vraagt zij onmiddellijk om overleg met de andere partij. Dit overleg gaat van start binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek.

11.   Onverminderd artikel 5 wordt de exploitatievergunning van een of meer luchtvaartmaatschappijen van de andere partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of aan voorwaarden onderworpen wanneer niet binnen 30 dagen na de aanvangsdatum van dit overleg, of een langere periode, indien overeengekomen, een bevredigende oplossing wordt gevonden.

12.   Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij onmiddellijk voorlopige maatregelen treffen.

13.   Alle overeenkomstig lid 11 genomen maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit artikel naleeft.

Artikel 16

Luchtverkeersbeheer

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel D, en indien niet voorzien bij het EU-regelgevingskader, minstens aan de relevante normen en aanbevolen praktijken van de ICAO, onder de in dit artikel vermelde voorwaarden.

2.   De partijen werken samen op het gebied van het luchtverkeersbeheer met het doel het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit te breiden tot Armenië, teneinde de huidige veiligheidsnormen en de algehele efficiëntie van de algemene luchtverkeersactiviteiten in Europa te verhogen, de luchtverkeersleidingscapaciteit te optimaliseren, vertragingen tot een minimum te beperken en de milieuefficiëntie te vergroten. Om dit doel te verwezenlijken wordt Armenië met ingang van de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst als waarnemer betrokken bij het Comité voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim en andere organen die verband houden met het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het gemengd comité wordt verantwoordelijk voor het toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer.

3.   Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim op hun respectieve grondgebied te vergemakkelijken:

a)

neemt Armenië alle nodig maatregelen om zijn institutionele en toezichtsstructuren op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten en luchtverkeersbeheer aan te passen aan de eisen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim;

b)

richt Armenië met name een permanente toezichthoudende instantie op die minstens functioneel onafhankelijk is van de verlener(s) van luchtvaartnavigatiediensten;

c)

betrekt de Europese Unie Armenië bij relevante en uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortvloeiende operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruim en interoperabiliteit, met name door:

i)

te onderzoeken of het mogelijk is samen te werken met of deel te nemen aan een bestaand functioneel luchtruimblok of een nieuw op te richten;

ii)

deel te nemen aan de netwerkfuncties van het gemeenschappelijk Europees luchtruim;

iii)

te zorgen voor afstemming op de plannen voor de uitrol van Sesar;

iv)

de interoperabiliteit te versterken, en

d)

neemt Armenië de nodige maatregelen om de prestatieregeling van de Europese Unie toe te passen met als doel de algemene vluchtefficiëntie te optimaliseren, de kosten te beperken en de veiligheid en capaciteit van de bestaande systemen te vergroten.

Artikel 17

Milieu

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel E.

2.   De partijen ondersteunen de noodzaak aan milieubescherming door duurzame ontwikkeling van de luchtvaart te bevorderen. De partijen nemen zich voor samen te werken om na te gaan welke gevolgen de luchtvaart heeft voor het milieu.

3.   De partijen erkennen dat het belangrijk is samen te werken om de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te bestuderen en tot een minimum te beperken, op een wijze die in overeenstemming is met de doelstellingen van deze overeenkomst.

4.   De partijen erkennen dat het belangrijk is de klimaatverandering te bestrijden en derhalve de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart, zowel op nationaal als op internationaal niveau, aan te pakken. Zij komen overeen om intensiever samen te werken met betrekking tot deze kwesties, onder meer via relevante multilaterale akkoorden, met name de tenuitvoerlegging van de mondiale marktgebaseerde maatregel die is overeengekomen op de 39e vergadering van de ICAO, en het gebruik van het mechanisme dat is ingesteld bij artikel 6, lid 4, van de in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs met het oog op de ontwikkeling van mondiale marktgebaseerde maatregelen voor de beperking van broeikasgasemissies van de luchtvaart en alle andere bij dat artikel voorziene aspecten die van bijzonder belang zijn voor de internationale luchtvaart.

5.   De partijen verbinden zich ertoe informatie uit te wisselen en regelmatig rechtstreeks overleg te houden tussen deskundigen teneinde beter samen te werken met het oog op de beperking van de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu; dit heeft onder meer betrekking op:

a)

onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot milieuvriendelijke luchtvaarttechnologie;

b)

innovatie in het luchtverkeersbeheer, teneinde de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te beperken;

c)

onderzoek naar en ontwikkeling van duurzame alternatieve brandstoffen voor de luchtvaart;

d)

kwesties die verband houden met de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu en de beperking van de emissies van de luchtvaart die gevolgen hebben voor het klimaat, en

e)

beperking van en toezicht op geluidsoverlast, teneinde de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te beperken.

6.   Overeenkomstig hun multilaterale milieurechten en -plichten zullen de partijen ook effectief de samenwerking verbeteren, ook op financieel en technologisch gebied, met betrekking tot maatregelen die tot doel hebben de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart aan te pakken.

7.   De partijen erkennen dat het noodzakelijk is passende maatregelen te nemen om de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te voorkomen of te beperken, voor zover deze maatregelen volledig verenigbaar zijn met hun rechten en plichten uit hoofde van het internationaal recht.

Artikel 18

Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen

De partijen bevestigen hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 28 mei 1999 in Montreal is opgesteld (het Verdrag van Montreal).

Artikel 19

Bescherming van de consument

Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel F.

Artikel 20

Geautomatiseerde boekingssystemen

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel A.

2.   Op het grondgebied van een partij opererende verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen (computerised reservation systems, CRS) zijn gerechtigd om hun CRS’en in te voeren, in stand te houden en vrij ter beschikking te stellen van reisbureaus of touroperators wier belangrijkste activiteit bestaat in de distributie van reisproducten op het grondgebied van de andere partij, mits elke CRS voldoet aan de desbetreffende wettelijke voorschriften van de andere partij.

3.   Elke partij schrapt alle bestaande eisen die de vrije toegang van de geautomatiseerde boekingssystemen van een partij tot de markt van de andere partij beperken of op een andere wijze de concurrentie belemmeren. De partijen weerhouden zich ervan dergelijke eisen vast te stellen.

4.   Geen enkele partij mag op haar grondgebied aan de verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen andere eisen met betrekking tot de schermen van die systemen opleggen, of toestemming geven voor de oplegging daarvan, dan die welke aan haar eigen verkopers of andere op haar markt gebruikte geautomatiseerde boekingssystemen worden opgelegd. Geen enkele partij mag verhinderen dat tussen verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen, dienstverleners die gebruik maken van deze systemen en abonnees daarvan, overeenkomsten worden gesloten met betrekking tot de uitwisseling van informatie over reisdiensten, voor zover die overeenkomsten het gemakkelijker maken om uitgebreide en neutrale informatie te verstrekken aan de consumenten of te voldoen aan regelgevende voorschriften inzake neutrale schermen.

5.   De partijen zorgen ervoor dat eigenaars en exploitanten van geautomatiseerde boekingssystemen van een partij die voldoet aan de relevante regelgevende voorschriften van de andere partij dezelfde mogelijkheden krijgen om eigenaar te worden van geautomatiseerde boekingssystemen op het grondgebied van de andere partij als de eigenaars en exploitanten van andere geautomatiseerde boekingssystemen hebben op de markt van die partij.

Artikel 21

Sociale aspecten

1.   Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wetten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel G.

2.   De partijen erkennen dat het belangrijk is rekening te houden met het effect van deze overeenkomst op de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken met betrekking tot arbeidskwesties die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, onder meer wat betreft de gevolgen voor de werkgelegenheid, de fundamentele rechten op de werkplek, de arbeidsomstandigheden, de sociale bescherming en de sociale dialoog.

3.   Via hun wet- en regelgeving en praktijken bevorderen de partijen een hoog niveau van bescherming op het gebied van arbeidsomstandigheden en sociale bescherming in de burgerluchtvaartsector.

4.   De partijen erkennen het belang van de voordelen die ontstaan wanneer aanzienlijke economische winsten van open en concurrerende markten gepaard gaan met hoge arbeidsnormen voor werknemers. De partijen passen deze overeenkomst zodanig toe dat ze bijdraagt tot hoge arbeidsnormen, ongeacht de eigendom of de aard van de betrokken luchtvaartmaatschappijen, en zien erop toe dat de rechten en beginselen in hun respectieve wet- en regelgeving niet worden ondermijnd maar effectief ten uitvoer worden gelegd.

5.   Elke partij verbindt zich ertoe om internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vervat in de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, welke door Armenië zijn geratificeerd, in haar wetgeving en praktijk te bevorderen en effectief ten uitvoer te leggen.

6.   De partijen verbinden zich er ook toe andere internationaal overeengekomen normen en overeenkomsten op sociaal en arbeidsgebied die relevant zijn voor de burgerluchtvaartsector te bevorderen en effectief ten uitvoer te leggen en te handhaven in hun nationale wetgeving.

7.   Elke partij mag vragen dat het gemengd comité bijeenkomt om de door haar belangrijk geachte arbeidskwesties te bespreken.

TITEL III

INSTITUTIONELE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Interpretatie en tenuitvoerlegging

1.   De partijen treffen alle passende algemene en specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

2.   Elke partij is op haar eigen grondgebied verantwoordelijk voor de handhaving van deze overeenkomst.

3.   Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bijstand, met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving van de respectieve partij, met betrekking tot onderzoeken naar mogelijke inbreuken die door de andere partij worden begaan overeenkomstig deze overeenkomst vastgestelde bevoegdheden.

4.   Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die hun krachtens deze overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking tot kwesties die van belang zijn voor de andere partij en de bevoegde autoriteiten of ondernemingen van de andere partij, worden de bevoegde autoriteiten van de andere partij daarvan volledig in kennis gesteld en krijgen zij de gelegenheid opmerkingen te maken alvorens een definitieve beslissing wordt genomen.

5.   Voor zover de bepalingen van deze overeenkomst en de bepalingen van de in bijlage II genoemde besluiten inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van de EU-Verdragen en op grond van de EU-Verdragen genomen handelingen, worden deze bepalingen, wat hun uitvoering en toepassing betreft, in overeenstemming met de toepasselijke uitspraken en besluiten van het Hof van Justitie en de Europese Commissie uitgelegd.

Artikel 23

Gemengd comité

1.   Er wordt een gemengd comité van vertegenwoordigers van de partijen opgericht. Het is verantwoordelijk voor het toezicht op het beheer van deze overeenkomst en het zorgt voor de correcte uitvoering ervan. Het doet aanbevelingen en neemt beslissingen in de gevallen waarin deze overeenkomst uitdrukkelijk voorziet.

2.   Het gemengd comité werkt en neemt besluiten op basis van consensus. De besluiten van het gemengd comité zijn bindend voor de partijen.

3.   Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.

4.   Het gemengd comité komt bijeen wanneer dat nodig is, doch minstens eenmaal per jaar. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering van het gemengd comité te beleggen.

5.   Een partij kan om een vergadering van het gemengd comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.

6.   Met het oog op de correcte toepassing van deze overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van een hunner overleg in het gemengd comité.

7.   Op grond van de bij artikel 3 verleende rechten valideert het gemengd comité bij besluit de door de Europese Unie uitgevoerde beoordeling van de tenuitvoerlegging en toepassing van de bepalingen van de EU-wetgeving, zoals uiteengezet in bijlage I, lid 1, door Armenië.

8.   Overeenkomstig artikel 6 onderzoekt het gemengd comité vragen met betrekking tot investeringen in luchtvaartmaatschappijen van de partijen en of wijzigingen in de feitelijke zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen van de partijen.

9.   Overeenkomstig artikel 14 houdt het gemengd comité toezicht op de geleidelijke uitfasering, tijdens de in bijlage I vermelde overgangsfase, van luchtvaartuigen die in Armenië zijn geregistreerd, worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die onder het regelgevend toezicht van Armenië staan, en niet beschikken over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de in bijlage II, deel B, vermelde EU-wetgeving, teneinde te garanderen dat dergelijke luchtvaartuigen worden uitgefaseerd overeenkomstig bijlage I, lid 7.

10.   Het gemengd comité zorgt ook voor samenwerking door met name:

a)

marktvoorwaarden voor de onder deze overeenkomst vallende luchtdiensten te beoordelen;

b)

een antwoord te geven, met het oog op een effectieve oplossing, op vragen in verband met de bedrijfsvoering en commerciële mogelijkheden zoals bedoeld in artikel 9, die een belemmering kunnen vormen voor de toegang tot de markt en voor de harmonieuze werking van de onder deze overeenkomst vallende luchtdiensten, als middel om te zorgen voor billijke concurrentie, onderlinge afstemming van de regelgeving en vermindering van de regeldruk met betrekking tot de exploitatie van luchtdiensten;

c)

informatie uit te wisselen die gevolgen kan hebben voor de luchtdiensten, bijvoorbeeld over wijzigingen van de wet- en regelgeving en het beleid van de partijen;

d)

mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van deze overeenkomst in overweging te nemen, met inbegrip van aanbevelingen voor wijzigingen van de overeenkomst of van de voorwaarden en procedures voor de toetreding van derde landen tot de overeenkomst;

e)

algemene vragen in verband met investeringen, eigendom en zeggenschap te onderzoeken;

f)

regelgevende samenwerking en wederzijds engagement te ontwikkelen teneinde de wederzijdse erkenning en convergentie van regels en maatregelen tot stand te brengen;

g)

overleg te stimuleren, voor zover nodig, over luchtvervoerskwesties die worden behandeld in internationale organisaties, in het kader van betrekkingen met derde landen en in multilaterale regelingen. In dit verband wordt ook een gezamenlijke aanpak in overweging genomen;

h)

de onderlinge uitwisseling van statistische informatie tussen de partijen te vergemakkelijken, teneinde toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de luchtdiensten die onder deze overeenkomst vallen, en

i)

de sociale gevolgen van de uitvoering van deze overeenkomst te bestuderen en passende antwoorden op terecht bevonden bezwaren te formuleren;

11.   Als het gemengd comité de kwestie niet binnen zes maanden na de doorverwijzing behandelt, kunnen de partijen passende vrijwaringsmaatregelen nemen uit hoofde van artikel 25.

12.   Deze overeenkomst belet de verantwoordelijke autoriteiten van de partijen niet om buiten het gemengd comité samen te werken en besprekingen te voeren, onder meer op het gebied van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtverkeersbeheer, luchtvaartinfrastructuur, mededinging en consumentenbescherming. De partijen houden het gemengd comité op de hoogte van de resultaten van deze samenwerking en besprekingen die een effect kunnen hebben op de toepassing van deze verordening.

Artikel 24

Geschillenbeslechting en arbitrage

1.   Ieder geschil met betrekking tot de toepassing of interpretatie van deze overeenkomst, behalve in het kader van artikel 8 ontstane kwesties, dat niet door een bijeenkomst van het gemengd comité wordt opgelost, kan op verzoek van een partij worden doorverwezen naar arbitrage overeenkomstig de procedures van dit artikel.

2.   Het arbitrageverzoek moet schriftelijk tot de andere partij worden gericht. De klagende partij vermeldt in haar verzoek welke maatregel in het geding is en legt duidelijk uit waarom die maatregel volgens haar onverenigbaar is met deze overeenkomst.

3.   Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt de arbitrage uitgevoerd door een als volgt samen te stellen scheidsgerecht van drie scheidsrechters:

a)

binnen 20 dagen na ontvangst van een verzoek om arbitrage stelt elke partij een scheidsrechter aan. Binnen 30 dagen na hun benoeming wijzen deze twee scheidsrechters gezamenlijk een derde scheidsrechter aan, die als voorzitter van het scheidsgerecht zal optreden;

b)

indien een partij verzuimt een scheidsrechter aan te stellen, of indien de derde scheidsrechter niet wordt aangesteld overeenkomstig punt a), kan elke partij de voorzitter van de ICAO-Raad verzoeken de nodige scheidsrechter of scheidsrechters aan te stellen binnen 30 dagen na ontvangst van dat verzoek. Als de voorzitter van de ICAO-Raad een onderdaan is van Armenië of van een EU-lidstaat gaat de oudste vicevoorzitter van de ICAO-Raad die geen onderdaan is van Armenië of van een EU-lidstaat over tot aanstelling.

4.   Het scheidsgerecht wordt opgericht op de datum waarop de laatste van de drie scheidsrechters zijn aanstelling aanvaardt volgens de door het gemengd comité vast te stellen procedures.

5.   Indien een partij daarom verzoekt, doet het scheidsgerecht binnen tien dagen na zijn oprichting een voorlopige uitspraak over de vraag of het de zaak dringend acht.

6.   Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige verzachtende maatregelen te nemen.

7.   Uiterlijk 90 dagen na de datum van oprichting stelt het scheidsgerecht de partijen in kennis van een tussentijds verslag waarin de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen alsmede de aan zijn bevindingen en aanbevelingen ten grondslag liggende beweegredenen zijn uiteengezet. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn tussentijds verslag. In geen geval mogen de partijen later dan 120 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van het tussentijds verslag.

8.   Een partij kan binnen 14 dagen nadat zij van het verslag in kennis is gesteld het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van het tussentijdse verslag te heroverwegen.

9.   In geval van hoogdringendheid stelt het scheidsgerecht alles in het werk om de partijen binnen 45 dagen, en uiterlijk binnen 60 dagen, na de oprichting in kennis te stellen van zijn tussentijds verslag. Een partij kan binnen zeven dagen nadat zij van het verslag in kennis is gesteld het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van het tussentijds verslag te heroverwegen. Het scheidsgerecht kan het tussentijds verslag naar aanleiding van schriftelijke opmerkingen van de partijen wijzigen, en wanneer het dat zinvol acht, de zaak nader onderzoeken. In de definitieve uitspraak van het scheidsgerecht worden de in de tussentijdse fase naar voren gebrachte argumenten afdoende besproken en wordt duidelijk ingegaan op de vragen en opmerkingen van de partijen.

10.   Het scheidsgerecht stelt de partijen uiterlijk 120 dagen na de oprichting in kennis van zijn definitieve beslissing. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn definitieve beslissing. In geen geval mogen de partijen later dan 150 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van de definitieve beslissing.

11.   In geval van hoogdringendheid stelt het scheidsgerecht alles in het werk om de partijen binnen 60 dagen na de oprichting in kennis te stellen van zijn definitieve beslissing. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn definitieve beslissing. In geen geval mogen de partijen later dan 75 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van de definitieve beslissing.

12.   De partijen kunnen binnen tien dagen nadat de beslissing is genomen om toelichting verzoeken; toelichtingen worden binnen 15 dagen na het verzoek gegeven.

13.   Als het scheidsgerecht een schending van deze overeenkomst vaststelt en de verantwoordelijke partij zich niet aan de definitieve beslissing van het scheidsgerecht houdt of niet binnen 40 dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing van het scheidsgerecht met de andere partij overeenstemming bereikt over een voor beide partijen aanvaardbare oplossing, dan kan de andere partij de toepassing van vergelijkbare uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten schorsen of, indien nodig, de toepassing van deze overeenkomst volledig schorsen tot de verantwoordelijke partij voldoet aan de definitieve beslissing van het scheidsgerecht of tot de partijen overeenstemming hebben bereikt over een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.

Artikel 25

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan zij passende vrijwaringsmaatregelen nemen. De werkingssfeer en de duur van deze vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze overeenkomst te herstellen. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.

2.   Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daarvan in kennis via het gemengd comité en verstrekt zij alle relevante informatie.

3.   De partijen plegen onmiddellijk overleg in het gemengd comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.

4.   Onverminderd artikel 4, lid 1, punt c), en artikel 5, lid 1, punt c), mag de betrokken partij geen vrijwaringsmaatregelen nemen binnen één maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 2 van dit artikel, tenzij de in lid 3 voorgeschreven overlegprocedure vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd.

5.   De betrokken partij stelt het gemengd comité onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante inlichtingen.

6.   De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden stopgezet zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de bepalingen van deze overeenkomst.

Artikel 26

Verhouding met andere overeenkomsten

1.   Tijdens de periode van voorlopige toepassing op grond van artikel 30 worden de bilaterale overeenkomsten en regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten die bestaan op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst geschorst, tenzij anders bepaald in lid 2 van dit artikel.

2.   Niettegenstaande de leden 1 en 3 en voor zover er geen onderscheid op basis van nationaliteit wordt gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie:

a)

mogen op het tijdstip van de ondertekening van deze overeenkomst bestaande rechten en in bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten vastgelegde gunstiger bepalingen of behandelingen inzake eigendom, verkeersrechten, capaciteit, frequentie, type of verandering van luchtvaartuig, codesharing en tarifiëring, die niet onder deze overeenkomst vallen of die, wat de vrijheid voor de betrokken luchtvaartmaatschappijen betreft, gunstiger of flexibeler zijn dan in het kader van deze overeenkomst, verder worden uitgeoefend;

b)

moeten geschillen tussen de partijen met betrekking tot de vraag of de bepalingen of behandelingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten gunstiger of flexibeler zijn, worden beslecht in het kader van het bij artikel 24 voorziene mechanisme voor geschillenbeslechting. Geschillen die betrekking hebben op de verhouding tussen tegenstrijdige bepalingen of behandelingen moeten eveneens worden beslecht in het kader van het bij artikel 24 voorziene mechanisme voor geschillenbeslechting.

3.   Vanaf haar inwerkingtreding op grond van artikel 30 en met inachtneming van lid 2 van dit artikel, heeft deze overeenkomst voorrang op de relevante bepalingen van de bilaterale overeenkomsten en regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten die bestaan op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst.

4.   Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij tijdig overleg in het gemengd comité op grond van artikel 23 om te bepalen of deze overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden herzien.

Artikel 27

Wijzigingen

1.   Alle wijzigingen van deze overeenkomst kunnen door de partijen worden overeengekomen op grond van overleg overeenkomstig artikel 23. De wijzigingen worden van kracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 30.

2.   Als een van de partijen de bepalingen van deze overeenkomst wenst te wijzigen, moet ze het gemengd comité daarvan in kennis stellen.

3.   Het gemengd comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, bij consensus beslissen de bijlagen bij deze overeenkomst te wijzigen.

4.   Deze overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied vast te stellen of bestaande wetgeving te wijzigen, voor zover de partijen het niet-discriminatiebeginsel en de bepalingen van deze overeenkomst in acht nemen.

5.   Wanneer een van de partijen nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied overweegt, stelt zij de andere partij daar — voor zover mogelijk en passend — van in kennis. Op verzoek van een van de partijen kan overleg plaatsvinden in het gemengd comité.

6.   Elke partij stelt de andere partij regelmatig en zo snel mogelijk in kennis van goedgekeurde nieuwe wetgeving of wijzigingen van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied. Op verzoek van een partij organiseert het gemengd comité binnen 60 dagen na deze kennisgeving een gedachtewisseling over de gevolgen die de nieuwe wetgeving of de wijziging van bestaande wetgeving heeft voor de goede werking van deze overeenkomst.

7.   Naar aanleiding van de in lid 6 bedoelde gedachtewisseling zal het gemengd comité:

a)

een beslissing nemen waarbij bijlage II wordt herzien, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;

b)

een beslissing nemen waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in overeenstemming met deze overeenkomst, of

c)

andere maatregelen aanbevelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, teneinde de goede werking van deze overeenkomst te waarborgen.

Artikel 28

Beëindiging

Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving wordt tegelijk ook naar de ICAO en het secretariaat van de Verenigde Naties gestuurd.

Deze overeenkomst houdt op te bestaan om middernacht GMT aan het einde van het verkeersseizoen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie dat één jaar na de datum van schriftelijke mededeling van de beëindiging van kracht is, tenzij de mededeling in onderlinge overeenstemming tussen de partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is verstreken.

Artikel 29

Registratie

Deze overeenkomst en alle wijzigingen daarvan worden, zodra ze in werking zijn getreden, geregistreerd bij de ICAO-Raad, overeenkomstig artikel 83 van het ICAO-verdrag, en bij het secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

Artikel 30

Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

1.   Deze overeenkomst dient door de partijen te worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun eigen procedures. De instrumenten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de depositaris, die de andere partij daarvan in kennis stelt.

2.   De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.

3.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de depositaris aan de partijen heeft meegedeeld dat hij het laatste bekrachtigings- of goedkeuringsinstrument heeft ontvangen.

4.   Niettegenstaande lid 3 komen de partijen overeen om deze overeenkomst voorlopig toe te passen, zoals uiteengezet in lid 5, overeenkomstig hun toepasselijke interne procedures en binnenlandse wetgeving.

5.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de depositaris aan de partijen heeft meegedeeld dat hij het volgende heeft ontvangen:

a)

de kennisgeving van de Europese Unie dat zij de voor de Europese Unie en haar lidstaten relevante en voor dit doel noodzakelijke procedures heeft voltooid, en

b)

het door Armenië neergelegde bekrachtigings- of goedkeuringsinstrument, zoals vermeld in lid 1.

Artikel 31

Authentieke teksten

Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Armeense taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Wanneer er verschillen zijn tussen de taalversies beslist het gemengd comité over de te gebruiken taalversie.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Съставено в Брюксел на петнадесети ноември две хиляди двадесет и първа година.

Hecho en Bruselas, el quince de noviembre de dos mil veintiuno.

V Bruselu dne patnáctého listopadu dva tisíce dvacet jedna.

Udfærdiget i Bruxelles den femtende november to tusind og enogtyve.

Geschehen zu Brüssel am fünfzehnten November zweitausendeinundzwanzig.

Kahe tuhande kahekümne esimese aasta novembrikuu viieteistkümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα πέντε Νοεμβρίου δύο χιλιάδες είκοσι ένα.

Done at Brussels on the fifteenth day of November in the year two thousand and twenty one.

Fait à Bruxelles, le quinze novembre deux mille vingt et un.

Arna dhéanamh sa Bhruiséil, an cúigiú lá déag de mhí na Samhna sa bhliain dhá mhíle fiche agus a haon.

Sastavljeno u Bruxellesu petnaestog studenoga godine dvije tisuće dvadeset prve.

Fatto a Bruxelles, addì quindici novembre duemilaventuno.

Briselē, divi tūkstoši divdesmit pirmā gada piecpadsmitajā novembrī.

Priimta du tūkstančiai dvidešimt pirmų metų lapkričio penkioliktą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-huszonegyedik év november havának tizenötödik napján.

Magħmul fi Brussell, fil-ħmistax-il jum ta’ Novembru fis-sena elfejn u wieħed u għoxrin.

Gedaan te Brussel, vijftien november tweeduizend eenentwintig.

Sporządzono w Brukseli dnia piętnastego listopada roku dwa tysiące dwudziestego pierwszego.

Feito em Bruxelas, em quinze de novembro de dois mil e vinte e um.

Întocmit la Bruxelles la cincisprezece noiembrie două mii douăzeci și unu.

V Bruseli pätnásteho novembra dvetisícdvadsaťjeden.

V Bruslju, dne petnajstega novembra leta dva tisoč enaindvajset.

Tehty Brysselissä viidentenätoista päivänä marraskuuta vuonna kaksituhattakaksikymmentäyksi.

Som skedde i Bryssel den femtonde november år tjugohundratjugoett.

Կատարված՝ Բրյուսելում երկու հազար քսանմեկ թվականի նոյեմբերի տասնհինգին:

Image 1

Image 2

Image 3

Image 4

Image 5

Image 6

Image 7

Image 8

 


(1)  De verwijzing naar punten in dit artikel moet worden opgevat als een verwijzing naar internationaal erkende luchthavens.

(2)  Zie de conclusies van de Raad van 16 juni 2003, samen met de mededeling van de Commissie over het Europees nabuurschapsbeleid van 12 mei 2004, door de Raad bekrachtigd in zijn conclusies van 14 juni 2004.

(3)  Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) (1) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3) (1 Op grond van Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999).

(4)  De Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat.


BIJLAGE I

OVERGANGSBEPALINGEN

1.   

Onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie wordt geëvalueerd of Armenië voldoet aan alle in bijlage II vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, met uitzondering van de in bijlage II, deel C, vermelde wetgeving inzake beveiliging van de luchtvaart; deze evaluatie moet worden gevalideerd door een besluit van het gemengd comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

2.   

Niettegenstaande artikel 3 hebben de overeengekomen rechten en gespecificeerde routes van deze overeenkomst tot het ogenblik van de vaststelling van het in lid 1 vermelde besluit geen betrekking op het recht voor de luchtvaartmaatschappijen om andere rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen dan die welke zijn verleend uit hoofde van bilaterale overeenkomsten tussen de Republiek Armenië en EU-lidstaten, met inbegrip van dergelijke rechten voor de luchtvaartmaatschappijen uit Armenië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie.

Na de vaststelling van het in lid 1 vermelde besluit hebben de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, met inbegrip van dergelijke rechten voor de luchtvaartmaatschappijen uit Armenië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 3.

3.   

Onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie wordt geëvalueerd of Armenië voldoet aan alle in bijlage II, deel C, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van beveiliging van de luchtvaart; deze evaluatie moet worden gevalideerd door een besluit van het gemengd comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd. Ondertussen past Armenië document 30 van de Europese Burgerluchtvaartconferentie toe.

4.   

Bij de vaststelling van het in lid 3 vermelde besluit wordt het vertrouwelijke deel van de beveiligingswetgeving, zoals vermeld in bijlage II, deel C, ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit van Armenië, voor zover een overeenkomst wordt gesloten over de uitwisseling van gevoelige beveiligingsinformatie, inclusief EU-gerubriceerde informatie.

5.   

De geleidelijke toepassing door Armenië van de volledige, in bijlage II vermelde EU-wetgeving inzake luchtvervoer kan regelmatig worden geëvalueerd. Deze evaluaties worden uitgevoerd door de Europese Commissie, in samenwerking met Armenië.

6.   

Vanaf de datum van het in lid 1 vermelde besluit, past Armenië regels voor de afgifte van exploitatievergunningen toe die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. De bepalingen van artikel 4, lid 3, welke betrekking hebben op de wederzijdse erkenning van de deugdelijkheids- of nationaliteitvaststelling door de bevoegde autoriteiten van Armenië, worden door de bevoegde autoriteiten van de Europese Unie toegepast nadat het gemengd comité heeft bevestigd dat Armenië dergelijke regels met betrekking tot de afgifte van exploitatievergunningen volledig toepast.

7.   

Onverminderd een beslissing van het gemengd comité of een beslissing overeenkomstig artikel 25, kan de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in het Armeense luchtvaartregister zijn ingeschreven en worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die onder regelgevend toezicht van Armenië staan en die niet beschikken over een typecertificaat dat door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) is afgegeven overeenkomstig de relevante EU-wetgeving in bijlage II, deel B, tot uiterlijk 1 januari 2023 overeenkomstig de toepasselijke nationale eisen van Armenië worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde Armeense autoriteiten, voor zover de luchtvaartuigen voldoen aan de op grond van het verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen. Dergelijke luchtvaartuigen genieten geen rechten uit hoofde van deze overeenkomst en worden niet ingezet op routes naar, van of in de Europese Unie.


BIJLAGE II

(Wordt regelmatig geactualiseerd)

REGELS DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BURGERLUCHTVAART

De regelgevende eisen en normen van de toepasselijke bepalingen van de volgende besluiten moeten worden nageleefd overeenkomstig deze overeenkomst, tenzij anders gespecificeerd in deze bijlage of in bijlage I. Zo nodig worden specifieke aanpassingen voor elke afzonderlijke handeling in deze bijlage vermeld:

A.   MARKTTOEGANG EN BIJBEHORENDE KWESTIES

Nr. 1008/2008

Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Toepasselijke bepalingen: artikel 2, artikel 23, lid 1, artikel 24, bijlage I en hoofdstuk II, overeenkomstig lid 6 van bijlage I bij deze overeenkomst.

Nr. 785/2004

Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie van 6 april 2010

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 8.

Nr. 2009/12

Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11.

Nr. 96/67

Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9, de artikelen 11 tot en met 21 en de bijlage; voor de toepassing van artikel 20, lid 2, wordt “de Commissie” gelezen als “het gemengd comité”.

Nr. 80/2009

Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11 en de bijlagen.

B.   VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART

De veiligheid van de burgerluchtvaart en de EASA-basisverordening

Nr. 216/2008

Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009

Verordening (EG) nr. 1108/2009

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1, 2 en 3 (alleen het eerste lid) en de bijlage

Verordening (EU) nr. 6/2013 van de Commissie van 8 januari 2013

Verordening (EU) 2016/4 van de Commissie van 5 januari 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 68, met uitzondering van artikel 65, artikel 69, lid 1, tweede alinea, artikel 69, lid 4, bijlagen I tot en met VI.

Nr. 319/2014

Verordening (EU) nr. 319/2014 van de Commissie van 27 maart 2014 inzake de vergoedingen en rechten die worden geheven door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 593/2007

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 17 en de bijlage.

Nr. 646/2012

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 646/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boeten en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 25.

Nr. 104/2004

Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 7, en de bijlage.

Vluchtuitvoeringen

Nr. 965/2012

Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie van 14 augustus 2013

Verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie van 27 januari 2014

Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie van 29 januari 2014

Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014

Verordening (EU) 2015/140 van de Commissie van 29 januari 2015

Verordening (EU) 2015/1329 van de Commissie van 31 juli 2015

Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015

Verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie van 11 december 2015

Verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie van 22 juli 2016

Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie van 1 maart 2017

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9 bis, de bijlagen I tot en met VIII.

Bemanningen

Nr. 1178/2011

Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012

Verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie van 27 januari 2014

Verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie van 13 maart 2014

Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie van 17 maart 2015

Verordening (EU) 2016/539 van de Commissie van 6 april 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met IV.

Onderzoek naar ongevallen

Nr. 996/2010

Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG, gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 23, met uitzondering van artikel 7, lid 4, en artikel 19 (ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 376/2014).

Nr. 2012/780

Besluit 2012/780/EU van de Commissie van 5 december 2012 inzake toegangsrechten tot het bij artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5.

Initiële luchtwaardigheid

Nr. 748/2012

Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie van 8 januari 2013

Verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie van 27 januari 2014

Verordening (EU) 2015/1039 van de Commissie van 30 juni 2015

Verordening (EU) 2016/5 van de Commissie van 5 januari 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en bijlage I.

Permanente luchtwaardigheid

Nr. 1321/2014

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/1088 van de Commissie van 3 juli 2015

Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie van 16 september 2015

Verordening (EU) 2017/334 van de Commissie van 27 februari 2017

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV.

Aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties

Nr. 2015/640

Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5 en de bijlagen.

Luchtvaartterreinen

Nr. 139/2014

Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met IV.

Luchtvaartmaatschappijen uit derde landen

Nr. 452/2014

Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, en bijlagen 1 en 2.

Luchtverkeersbeheerdiensten en luchtvaartnavigatiediensten

Nr. 2015/340

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met IV.

Nr. 2017/373

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheer-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en de bijlagen.

Melding van voorvallen

Nr. 376/2014

Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, leden 2 tot en met 4, artikel 11, leden 1 en 7, artikel 13, met uitzondering van artikel 13, lid 9; de artikelen 14 tot en met 16; artikel 21 en bijlagen I tot en met III.

Nr. 2015/1018

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën

Toepasselijke bepalingen: artikel 1 en bijlagen I tot en met V.

Normaliseringsinspecties

Nr. 628/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspecties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 26.

Lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan om veiligheidsredenen een exploitatieverbod is opgelegd in de Europese Unie

Nr. 2111/2005

Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 13, de artikelen 15 en 16 en de bijlage.

Nr. 473/2006

Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, bijlagen A tot en met C.

Nr. 474/2006

Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot opstelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, als laatstelijk gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/963 van de Commissie van 16 juni 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 en 2, de bijlagen I en II.

Technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart

Nr. 3922/91

Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006

Verordening (EG) nr. 1900/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006

Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie van 11 december 2007

Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, met uitzondering van artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 2 (tweede zin), de artikelen 12 en 13, en bijlagen I tot en met III

C.   BEVEILIGING VAN DE LUCHTVAART

Nr. 300/2008

Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15, artikel 18, artikel 21 en de bijlage.

Nr. 272/2009

Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie van 9 april 2010

Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie van 22 juli 2011

Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie van 10 november 2011

Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie van 19 maart 2013

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 en 2 en de bijlage.

Nr. 1254/2009

Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen, zoals gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/2096 van de Commissie van 30 november 2016

Nr. 18/2010

Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma's op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft

Nr. 2015/1998

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2426 van de Commissie van 18 december 2015

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie van 12 mei 2017

Nr. 2015/8005

Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, punt a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsbesluit C(2017) 3030 van de Commissie van 15 mei 2017

Nr. 72/2010

Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor inspecties door de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/472 van de Commissie van 31 maart 2016

D.   LUCHTVERKEERSBEHEER

Nr. 549/2004

Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (“de kaderverordening”), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 *

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, artikel 6, en de artikelen 9 tot en met 13.

Nr. 550/2004

Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (“de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 *

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 18 en bijlage I.

Nr. 551/2004

Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 *

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9.

Nr. 552/2004

Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (“de interoperabiliteitsverordening”); als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 (*1)

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met V.

Prestaties en tarieven

Nr. 390/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties

Nr. 391/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten

Netwerkfuncties

Nr. 677/2011

Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010, gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 970/2014 van de Commissie van 12 september 2014

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 25 en de bijlagen.

Nr. 255/2010

Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen, gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie van 22 juni 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15 en de bijlagen.

Nr. 2011/4130

Besluit C(2011) 4130 van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de aanstelling van de netwerkbeheerder voor de functie luchtverkeersbeheer (ATM) van het gemeenschappelijk Europees luchtruim

Interoperabiliteit

Nr. 1032/2006

Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met V.

Nr. 1033/2006

Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, als gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 929/2010 van de Commissie van 18 oktober 2010

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie van 8 mei 2013

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2120 van de Commissie van 2 december 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5, en de bijlage.

Nr. 633/2007

Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, gewijzigd bij:

Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie van 22 maart 2011

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, de bijlagen I tot en met IV.

Nr. 29/2009

Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/310 van de Commissie van 26 februari 2015

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met III.

Nr. 262/2009

Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie van 14 december 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met VI.

Nr. 73/2010

Verordening (EU) nr. 73/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1029/2014 van de Commissie van 26 september 2014

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I tot en met X.

Nr. 1206/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijk Europees luchtruim

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met VII.

Nr. 1207/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim, gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1028/2014 van de Commissie van 26 september 2014

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/386 van de Commissie van 6 maart 2017

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met IX.

Nr. 1079/2012

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, als gewijzigd bij:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie van 10 juli 2013

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie van 14 december 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met V.

Sesar

Nr. 219/2007

Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR), als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008

Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014

Toepasselijke bepalingen: artikel 1, leden 1, 2, 5 tot en met 7, de artikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, en de bijlage.

Nr. 409/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeenschappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15.

Nr. 716/2014

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de vaststelling van het gemeenschappelijk proefproject ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europese masterplan voor luchtverkeersbeheer

Luchtruim

Nr. 2150/2005

Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim.

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9 en de bijlage.

Nr. 923/2012

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010, gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015,

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1185 van de Commissie van 20 juli 2016.

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en de bijlage, met inbegrip van de aanhangsels.

Nr. 1332/2011

Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht, gewijzigd bij:

Verordening (EU) 2016/583 van de Commissie van 15 april 2016

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4 en de bijlage.

E.   MILIEU EN GELUID

Nr. 2002/49

Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008

Richtlijn (EU) 2015/996 van de Commissie van 19 mei 2015

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met VI.

Nr. 2003/96

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit

Toepasselijke bepalingen: artikel 14, lid 1, punt b), en artikel 14, lid 2

Nr. 2006/93

Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988)

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5, bijlagen I en II.

Nr. 598/2014

Verordening (EG) nr. 598/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de vaststelling van regels en procedures voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Unie binnen het kader van een evenwichtige aanpak, en tot intrekking van Richtlijn 2002/30/EG

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I en II.

F.   CONSUMENTENBESCHERMING

Nr. 2027/97

Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen, als gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6 en de bijlage.

Nr. 261/2004

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 16.

Nr. 1107/2006

Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I en II.

G.   SOCIALE ASPECTEN

Nr. 89/391

Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, als gewijzigd bij:

Richtlijn 2007/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007

Toepasselijke bepalingen — alleen die welke van toepassing zijn op de burgerluchtvaart: de artikelen 1 tot en met 16.

Nr. 2000/79

Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)

Toepasselijke bepalingen: de artikelen 2 en 3 en de bijlage.

Nr. 2003/88

Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Toepasselijke bepalingen — alleen die welke van toepassing zijn op de burgerluchtvaart: de artikelen 1 tot en met 20 en artikelen 22 en 23.


(*1)  Verordening (EG) nr. 1070/2009 — toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, met uitzondering van artikel 1, lid 4


VERORDENINGEN

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/65


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2103 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, krachtens artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816 (1), en met name artikel 49, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2019/818 is, samen met Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad (2), een kader vastgesteld om ervoor te zorgen dat de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen, visa, politiële en justitiële samenwerking en asiel en migratie interoperabel zijn.

(2)

Dat kader omvat een aantal interoperabiliteitscomponenten die gepaard gaan met de verwerking van aanzienlijke hoeveelheden gevoelige persoonsgegevens. Het is belangrijk dat personen van wie gegevens aan de hand van deze componenten worden verwerkt, hun rechten als betrokkenen daadwerkelijk kunnen uitoefenen, zoals is vereist uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 (3), Richtlijn (EU) 2016/680 (4) en Verordening (EU) 2018/1725 (5) van het Europees Parlement en de Raad.

(3)

Om de uitoefening van het recht op informatie en op toegang tot of rectificatie, wissing of beperking van de verwerking van persoonsgegevens te vergemakkelijken, is bij Verordening (EU) 2019/818 een webportaal opgericht.

(4)

Dit webportaal moet personen van wie gegevens in de detector van meerdere identiteiten zijn verwerkt en die in kennis zijn gesteld van de aanwezigheid van een rode of witte link, in staat stellen de informatie op te vragen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten.

(5)

Om communicatie tussen de portaalgebruiker en de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten te vergemakkelijken, moet het webportaal een model-e-mail bevatten die beschikbaar is in de bij deze verordening vastgestelde talen. Het moet ook een keuzemogelijkheid bieden met betrekking tot de taal of talen die voor een antwoord moeten worden gebruikt.

(6)

Met het oog op een verduidelijking van de respectieve verantwoordelijkheden van het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), de Commissie en de lidstaten met betrekking tot het webportaal moeten deze in deze verordening worden gespecificeerd.

(7)

Met het oog op een veilige en soepele werking van dit webportaal moeten bij deze verordening regels worden vastgesteld met betrekking tot de beveiliging van de informatie op het webportaal. Bovendien moet de toegang tot het webportaal in een logbestand worden vastgelegd om misbruik te voorkomen.

(8)

Aangezien Verordening (EU) 2019/818 voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, kennisgegeven van de omzetting van Verordening (EU) 2019/818 in zijn nationale wetgeving. Denemarken is derhalve door deze verordening gebonden.

(9)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt (6). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (8).

(11)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (10).

(12)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (12).

(13)

Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(14)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 31 maart 2021 een advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Domein en toegang

1.   Het webportaal maakt gebruik van de domeinnaam “europa.eu” van de Europese Unie.

2.   De beschrijving van het webportaal wordt beschikbaar gesteld voor indexering door de voornaamste openbare zoekmachines.

3.   Het webportaal is niet alleen openbaar beschikbaar in de officiële talen van de lidstaten, maar ten minste ook in de volgende talen: Russisch, Arabisch, Japans, Chinees, Albanees, Bosnisch, Macedonisch, Hindi en Turks.

4.   Het webportaal bevat de in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/818 bedoelde informatie en een zoekinstrument voor het opvragen van de contactgegevens van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het aanmaken van een rode of witte link naar aanleiding van de manuele verificatie van meerdere identiteiten. Het webportaal kan ook andere noodzakelijke informatie bevatten die de uitoefening van de in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/818 bedoelde rechten vergemakkelijkt.

5.   Het webportaal is in overeenstemming met de regels, richtsnoeren en informatie van de Europa Web Guide van de Europese Commissie, met inbegrip van de richtsnoeren inzake toegankelijkheid.

6.   Het webportaal voorkomt dat de contactgegevens van de autoriteiten beschikbaar worden gesteld voor zoekmachines en andere automatische instrumenten voor het verzamelen van contactgegevens.

Artikel 2

Belanghebbenden en verantwoordelijkheden

1.   Eu-LISA zorgt voor de ontwikkeling en het technische beheer van het webportaal, zoals bedoeld in artikel 49, lid 5, van Verordening (EU) 2019/818; daarbij gaat het onder meer om het hosten, de werking en het onderhoud van het webportaal.

2.   De Commissie verstrekt eu-LISA de inhoud van het in artikel 1, lid 4, bedoelde webportaal, alsook eventuele noodzakelijke correcties of updates.

3.   De lidstaten verstrekken eu-LISA tijdig de contactgegevens van de autoriteiten die bevoegd zijn om verzoeken als bedoeld in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/818 te beoordelen en te beantwoorden, zodat de inhoud van het webportaal als bedoeld in artikel 49, lid 4, van Verordening (EU) 2019/818 regelmatig kan worden geüpload en bijgewerkt.

4.   De lidstaten stellen eu-LISA voor controle- en onderhoudsdoeleinden een centraal contactpunt ter beschikking.

5.   Eu-LISA beoordeelt de verstrekte contactgegevens en verzoekt alle lidstaten de beschikbare informatie te controleren zodat de lijst kan worden bijgewerkt met eventuele wijzigingen of aanvullingen. Deze controle vindt ten minste éénmaal per jaar plaats.

6.   Met betrekking tot de verwerking van gegevens op het webportaal zijn de autoriteiten van de lidstaten verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 of artikel 3, punt 8, van Richtlijn (EU) 2016/680.

7.   Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens op het webportaal is eu-LISA de verwerker in de zin van artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) 2018/1725.

Artikel 3

Gebruikersinterface

1.   Het webportaal bevat een zoekinstrument waarmee gebruikers de referentie kunnen invoeren van de voor de manuele verificatie van de verschillende identiteiten verantwoordelijke autoriteit als bedoeld in artikel 34, punt d), van Verordening (EU) 2019/818, om de contactgegevens van die autoriteit op te vragen.

2.   Na verificatie van de geldigheid en volledigheid van de ingevoerde gegevens vraagt het webportaal de contactgegevens van die autoriteit op overeenkomstig artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) 2019/818.

3.   Het webportaal biedt de gebruiker de mogelijkheid via een webformulier een verzoek om informatie op te stellen aan de hand van een model-e-mail om de communicatie met de autoriteit die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten te vergemakkelijken. Het model bevat een veld voor het unieke identificatienummer als bedoeld in artikel 34, punt c), van Verordening (EU) 2019/818, zodat die autoriteit de desbetreffende gegevens over de link en de bijbehorende bestanden kan opvragen.

4.   De model-e-mail bevat een gestandaardiseerd verzoek om nadere informatie, dat beschikbaar is in de in artikel 1, lid 3, bedoelde talen. De model-e-mail is opgenomen in de bijlage. De model-e-mail biedt ook een keuzemogelijkheid met betrekking tot de taal of talen die voor een antwoord moeten worden gebruikt; deze bevat ten minste twee door elke lidstaat te kiezen talen. De taal van de model-e-mail kan door de gebruiker worden gekozen.

5.   Na indiening van de ingevulde model-e-mail via het webformulier wordt aan de gebruiker een automatische bevestigingsmail gestuurd, die de contactgegevens bevat van de voor de verdere behandeling van dit verzoek verantwoordelijke autoriteit en die het voor de betrokkene mogelijk maakt zijn rechten uit te oefenen overeenkomstig artikel 48, lid 1, van Verordening (EU) 2019/818.

Artikel 4

Inhoudsbeheer

1.   Op het webportaal zijn de webpagina’s met informatie voor het grote publiek gescheiden van de zoekmachine en de webpagina’s waarmee de gebruiker de contactgegevens kan opvragen van de autoriteit die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten.

2.   Om het beheer van de inhoud door eu-LISA mogelijk te maken, bevat het webportaal een beveiligde beheerinterface. De toegang tot deze interface en de uitgevoerde wijzigingen worden vastgelegd in een logbestand overeenkomstig artikel 7.

3.   De beheerinterface verleent eu-LISA het recht om inhoud aan het webportaal toe te voegen en bestaande inhoud te wijzigen of te verwijderen. Deze interface biedt eu-LISA in geen geval toegang tot gegevens die betrekking hebben op onderdanen van derde landen en in de EU-informatiesystemen zijn opgeslagen.

4.   De oplossing voor het beheer van de inhoud moet voorzien in een faseringssysteem waar alle wijzigingen kunnen worden voorbereid, bekeken en doorgestuurd naar het onlinesysteem voor publicatie op een bepaald tijdstip. De fasering moet ook tools omvatten om het beheer van de inhoud te vergemakkelijken en een voorbeeldweergave van het resultaat van wijzigingen te bekijken.

Artikel 5

Overwegingen in verband met beveiliging

1.   Het webportaal wordt zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de diensten en de onweerlegbaarheid van transacties worden gewaarborgd door ten minste de volgende beveiligingsbeginselen toe te passen:

a)

verdediging in de diepte (gelaagde beveiligingsmechanismen);

b)

positief beveiligingsmodel (definiëren wat toegestaan is en al het overige verwerpen);

c)

veilige foutafhandeling (beveiligde afhandeling van fouten);

d)

het principe van het minste voorrecht;

e)

beveiliging eenvoudig houden (complexe architecturen vermijden wanneer een eenvoudigere aanpak sneller en eenvoudiger zou zijn);

f)

inbraak opsporen en voorkomen (alle voor beveiliging relevante informatie vastleggen in een logbestand en beheren) door proactieve controles toe te passen op de bescherming van de informatie op het webportaal en de contactgegevens van de lidstaten tegen cyberaanvallen en data leakage;

g)

infrastructuur niet vertrouwen (de applicatie moet elke actie die uitgaat van andere systemen authenticeren en toestaan);

h)

diensten niet vertrouwen (geen enkel extern systeem wordt vertrouwd);

i)

voor veilige standaardinstellingen zorgen (software- en besturingssysteemomgevingen moeten worden versterkt overeenkomstig de beste praktijken en normen van de bedrijfstak).

2.   Het webportaal wordt tevens zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de beschikbaarheid en integriteit van de opgeslagen logbestanden wordt gewaarborgd.

3.   Met het oog op beveiliging en gegevensbescherming bevat het webportaal een kennisgeving waarin de gebruikers worden geïnformeerd over de regels voor het gebruik van het webportaal en over de gevolgen van het verstrekken van onjuiste informatie. De kennisgeving bevat een akkoordverklaringsformulier met de regels voor het gebruik van het webportaal, dat door de gebruiker moet worden ingediend voordat hij het webportaal mag gebruiken.

De technische en organisatorische realisatie van het webportaal is in overeenstemming met het veiligheidsplan, het bedrijfscontinuïteitsplan en het uitwijkplan als bedoeld in artikel 42, lid 3, van Verordening (EU) 2019/818.

Artikel 6

Gegevensbescherming en rechten van betrokkenen

1.   Het webportaal voldoet aan de voorschriften inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 en Richtlijn (EU) 2016/680.

2.   Het webportaal bevat een privacyverklaring. De verklaring is toegankelijk via een speciale link. Zij is tevens toegankelijk vanaf elke pagina van het webportaal. De verklaring wordt duidelijk en volledig geformuleerd.

Artikel 7

Logbestanden

1.   Onverminderd de in artikel 48, lid 10, van Verordening (EU) 2019/818 bedoelde schriftelijke documenten wordt alle toegang tot het webportaal vastgelegd in een logbestand met de volgende informatie:

a)

het IP-adres van het door de verzoeker gebruikte systeem;

b)

de datum en het tijdstip van het verzoek;

c)

technische informatie over de omgeving die voor het verzoek is gebruikt, zoals het type apparaat, de versie van het besturingssysteem, het model en de versie van de browser.

2.   De vastgelegde informatie wordt uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden en om het gebruik van het webportaal te monitoren ter voorkoming van misbruik.

3.   Bij toegang tot de beheerinterface van het webportaal worden naast de in lid 1 bedoelde gegevens ook de volgende gegevens in een logbestand vastgelegd:

a)

identificatie van de gebruiker die toegang heeft gekregen tot de beheerinterface;

b)

handelingen op het webportaal (toevoeging, wijziging of verwijdering van inhoud).

4.   Aanvullende anonieme technische informatie kan tijdens het gebruik van het webportaal in een logbestand worden vastgelegd om het gebruik en de prestaties ervan te optimaliseren, zolang dergelijke informatie geen persoonsgegevens bevat.

5.   De overeenkomstig de leden 1 en 3 vastgelegde informatie wordt gedurende ten hoogste twee jaar bewaard.

6.   Eu-LISA houdt logbestanden bij van alle gegevensverwerkingsverrichtingen op het webportaal.

7.   Eu-LISA, de autoriteiten van de lidstaten en de agentschappen van de Unie stellen elk een lijst op van de personeelsleden die naar behoren gemachtigd zijn om toegang te krijgen tot de logbestanden van de gegevensverwerkingsverrichtingen van het webportaal.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 135 van 22.5.2019, blz. 85.

(2)  Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27).

(3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(5)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(6)  Deze verordening valt niet onder de werkingssfeer van de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(8)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(9)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(10)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(11)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(12)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


BIJLAGE

Model-e-mail voor verzoek om informatie

Het model voor de e-mail is als volgt:

 

AAN: < de voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten verantwoordelijke autoriteit waarvan de gegevens via het portaal zijn opgevraagd >

 

VAN: < e-mailadres van de gebruiker >

 

BETREFT: Verzoek om informatie in verband met de detector van meerdere identiteiten [rode link/witte link]: < uniek identificatienummer >

Tekstgedeelte:

Geachte mevrouw, geachte heer,

Ik heb schriftelijk, via een formulier, bericht gekregen over mogelijke verschillen in mijn persoonsgegevens.

Deze mogelijke verschillen in mijn identiteitsgegevens hebben geleid tot de aanmaak van een dossier met referentie < uniek identificatienummer >.

Ik wens graag alle verdere informatie over deze zaak uiterlijk < datum door het portaal te berekenen > in het < taal (1) > op dit e-mailadres te ontvangen.


(1)  Uitklapmenu met door elke lidstaat te bepalen taalopties.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/72


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2104 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, krachtens artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (1), en met name artikel 49, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2019/817 is, samen met Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad (2), een kader vastgesteld om ervoor te zorgen dat de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen, visa, politiële en justitiële samenwerking en asiel en migratie interoperabel zijn.

(2)

Dat kader omvat een aantal interoperabiliteitscomponenten die gepaard gaan met de verwerking van aanzienlijke hoeveelheden gevoelige persoonsgegevens. Het is belangrijk dat personen van wie gegevens aan de hand van deze componenten worden verwerkt, hun rechten als betrokkenen daadwerkelijk kunnen uitoefenen, zoals is vereist uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 (3), Richtlijn (EU) 2016/680 (4) en Verordening (EU) 2018/1725 (5) van het Europees Parlement en de Raad.

(3)

Om de uitoefening van het recht op informatie en op toegang tot of rectificatie, wissing of beperking van de verwerking van persoonsgegevens te vergemakkelijken, is bij Verordening (EU) 2019/817 een webportaal opgericht.

(4)

Dit webportaal moet personen van wie gegevens in de detector van meerdere identiteiten zijn verwerkt en die in kennis zijn gesteld van de aanwezigheid van een rode of witte link, in staat stellen de informatie op te vragen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten.

(5)

Om communicatie tussen de portaalgebruiker en de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten te vergemakkelijken, moet het webportaal een model-e-mail bevatten die beschikbaar is in de bij deze verordening vastgestelde talen. Het moet ook een keuzemogelijkheid bieden met betrekking tot de taal of talen die voor een antwoord moeten worden gebruikt.

(6)

Met het oog op een verduidelijking van de respectieve verantwoordelijkheden van het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), de Commissie en de lidstaten met betrekking tot het webportaal moeten deze in deze verordening worden gespecificeerd.

(7)

Met het oog op een veilige en soepele werking van dit webportaal moeten bij deze verordening regels worden vastgesteld met betrekking tot de beveiliging van de informatie op het webportaal. Bovendien moet de toegang tot het webportaal in een logbestand worden vastgelegd om misbruik te voorkomen.

(8)

Aangezien Verordening (EU) 2019/817 voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, kennisgegeven van de omzetting van Verordening (EU) 2019/817 in zijn nationale wetgeving. Denemarken is derhalve door deze verordening gebonden.

(9)

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt (6). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (8).

(11)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (10).

(12)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (12).

(13)

Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië, en Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(14)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 31 maart 2021 een advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Domein en toegang

1.   Het webportaal maakt gebruik van de domeinnaam “europa.eu” van de Europese Unie.

2.   De beschrijving van het webportaal wordt beschikbaar gesteld voor indexering door de voornaamste openbare zoekmachines.

3.   Het webportaal is niet alleen openbaar beschikbaar in de officiële talen van de lidstaten, maar ten minste ook in de volgende talen: Russisch, Arabisch, Japans, Chinees, Albanees, Bosnisch, Macedonisch, Hindi en Turks.

4.   Het webportaal bevat de in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/817 bedoelde informatie en een zoekinstrument voor het opvragen van de contactgegevens van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het aanmaken van een rode of witte link naar aanleiding van de manuele verificatie van meerdere identiteiten. Het webportaal kan ook andere noodzakelijke informatie bevatten die de uitoefening van de in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/817 bedoelde rechten vergemakkelijkt.

5.   Het webportaal is in overeenstemming met de regels, richtsnoeren en informatie van de Europa Web Guide van de Europese Commissie, met inbegrip van de richtsnoeren inzake toegankelijkheid.

6.   Het webportaal voorkomt dat de contactgegevens van de autoriteiten beschikbaar worden gesteld voor zoekmachines en andere automatische instrumenten voor het verzamelen van contactgegevens.

Artikel 2

Belanghebbenden en verantwoordelijkheden

1.   Eu-LISA zorgt voor de ontwikkeling en het technische beheer van het webportaal, zoals bedoeld in artikel 49, lid 5, van Verordening (EU) 2019/817; daarbij gaat het onder meer om het hosten, de werking en het onderhoud van het webportaal.

2.   De Commissie verstrekt eu-LISA de inhoud van het in artikel 1, lid 4, bedoelde webportaal, alsook eventuele noodzakelijke correcties of updates.

3.   De lidstaten verstrekken eu-LISA tijdig de contactgegevens van de autoriteiten die bevoegd zijn om verzoeken als bedoeld in de artikelen 47 en 48 van Verordening (EU) 2019/817 te beoordelen en te beantwoorden, zodat de inhoud van het webportaal als bedoeld in artikel 49, lid 4, van Verordening (EU) 2019/817 regelmatig kan worden geüpload en bijgewerkt.

4.   De lidstaten stellen eu-LISA voor controle- en onderhoudsdoeleinden een centraal contactpunt ter beschikking.

5.   Eu-LISA beoordeelt de verstrekte contactgegevens en verzoekt alle lidstaten de beschikbare informatie te controleren zodat de lijst kan worden bijgewerkt met eventuele wijzigingen of aanvullingen. Deze controle vindt ten minste éénmaal per jaar plaats.

6.   Met betrekking tot de verwerking van gegevens op het webportaal zijn de autoriteiten van de lidstaten verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 of artikel 3, punt 8, van Richtlijn (EU) 2016/680.

7.   Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens op het webportaal is eu-LISA de verwerker in de zin van artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) 2018/1725.

Artikel 3

Gebruikersinterface

1.   Het webportaal bevat een zoekinstrument waarmee gebruikers de referentie kunnen invoeren van de voor de manuele verificatie van de verschillende identiteiten verantwoordelijke autoriteit als bedoeld in artikel 34, punt d), van Verordening (EU) 2019/817, om de contactgegevens van die autoriteit op te vragen.

2.   Na verificatie van de geldigheid en volledigheid van de ingevoerde gegevens vraagt het webportaal de contactgegevens van die autoriteit op overeenkomstig artikel 49, lid 3, van Verordening (EU) 2019/817.

3.   Het webportaal biedt de gebruiker de mogelijkheid via een webformulier een verzoek om informatie op te stellen aan de hand van een model-e-mail om de communicatie met de autoriteit die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten te vergemakkelijken. Het model bevat een veld voor het unieke identificatienummer als bedoeld in artikel 34, punt c), van Verordening (EU) 2019/817, zodat die autoriteit de desbetreffende gegevens over de link en de bijbehorende bestanden kan opvragen.

4.   De model-e-mail bevat een gestandaardiseerd verzoek om nadere informatie, dat beschikbaar is in de in artikel 1, lid 3, bedoelde talen. De model-e-mail is opgenomen in de bijlage. De model-e-mail biedt ook een keuzemogelijkheid met betrekking tot de taal of talen die voor een antwoord moeten worden gebruikt; deze bevat ten minste twee door elke lidstaat te kiezen talen. De taal van de model-e-mail kan door de gebruiker worden gekozen.

5.   Na indiening van de ingevulde model-e-mail via het webformulier wordt aan de gebruiker een automatische bevestigingsmail gestuurd, die de contactgegevens bevat van de voor de verdere behandeling van dit verzoek verantwoordelijke autoriteit en die het voor de betrokkene mogelijk maakt zijn rechten uit te oefenen overeenkomstig artikel 48, lid 1, van Verordening (EU) 2019/817.

Artikel 4

Inhoudsbeheer

1.   Op het webportaal zijn de webpagina’s met informatie voor het grote publiek gescheiden van de zoekmachine en de webpagina’s waarmee de gebruiker de contactgegevens kan opvragen van de autoriteit die verantwoordelijk is voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten.

2.   Om het beheer van de inhoud door eu-LISA mogelijk te maken, bevat het webportaal een beveiligde beheerinterface. De toegang tot deze interface en de uitgevoerde wijzigingen worden vastgelegd in een logbestand overeenkomstig artikel 7.

3.   De beheerinterface verleent eu-LISA het recht om inhoud aan het webportaal toe te voegen en bestaande inhoud te wijzigen of te verwijderen. Deze interface biedt eu-LISA in geen geval toegang tot gegevens die betrekking hebben op onderdanen van derde landen en in de EU-informatiesystemen zijn opgeslagen.

4.   De oplossing voor het beheer van de inhoud moet voorzien in een faseringssysteem waar alle wijzigingen kunnen worden voorbereid, bekeken en doorgestuurd naar het onlinesysteem voor publicatie op een bepaald tijdstip. De fasering moet ook tools omvatten om het beheer van de inhoud te vergemakkelijken en een voorbeeldweergave van het resultaat van wijzigingen te bekijken.

Artikel 5

Overwegingen in verband met beveiliging

1.   Het webportaal wordt zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de diensten en de onweerlegbaarheid van transacties worden gewaarborgd door ten minste de volgende beveiligingsbeginselen toe te passen:

a)

verdediging in de diepte (gelaagde beveiligingsmechanismen);

b)

positief beveiligingsmodel (definiëren wat toegestaan is en al het overige verwerpen);

c)

veilige foutafhandeling (beveiligde afhandeling van fouten);

d)

het principe van het minste voorrecht;

e)

beveiliging eenvoudig houden (complexe architecturen vermijden wanneer een eenvoudigere aanpak sneller en eenvoudiger zou zijn);

f)

inbraak opsporen en voorkomen (alle voor beveiliging relevante informatie vastleggen in een logbestand en beheren) door proactieve controles toe te passen op de bescherming van de informatie op het webportaal en de contactgegevens van de lidstaten tegen cyberaanvallen en data leakage;

g)

infrastructuur niet vertrouwen (de applicatie moet elke actie die uitgaat van andere systemen authenticeren en toestaan);

h)

diensten niet vertrouwen (geen enkel extern systeem wordt vertrouwd);

i)

voor veilige standaardinstellingen zorgen (software- en besturingssysteemomgevingen moeten worden versterkt overeenkomstig de beste praktijken en normen van de bedrijfstak).

2.   Het webportaal wordt tevens zodanig ontworpen en gerealiseerd dat de beschikbaarheid en integriteit van de opgeslagen logbestanden wordt gewaarborgd.

3.   Met het oog op beveiliging en gegevensbescherming bevat het webportaal een kennisgeving waarin de gebruikers worden geïnformeerd over de regels voor het gebruik van het webportaal en over de gevolgen van het verstrekken van onjuiste informatie. De kennisgeving bevat een akkoordverklaringsformulier met de regels voor het gebruik van het webportaal, dat door de gebruiker moet worden ingediend voordat hij het webportaal mag gebruiken.

De technische en organisatorische realisatie van het webportaal is in overeenstemming met het veiligheidsplan, het bedrijfscontinuïteitsplan en het uitwijkplan als bedoeld in artikel 42, lid 3, van Verordening (EU) 2019/817.

Artikel 6

Gegevensbescherming en rechten van betrokkenen

1.   Het webportaal voldoet aan de voorschriften inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 en Richtlijn (EU) 2016/680.

2.   Het webportaal bevat een privacyverklaring. De verklaring is toegankelijk via een speciale link. Zij is tevens toegankelijk vanaf elke pagina van het webportaal. De verklaring wordt duidelijk en volledig geformuleerd.

Artikel 7

Logbestanden

1.   Onverminderd de in artikel 48, lid 10, van Verordening (EU) 2019/817 bedoelde schriftelijke documenten wordt alle toegang tot het webportaal vastgelegd in een logbestand met de volgende informatie:

a)

het IP-adres van het door de verzoeker gebruikte systeem;

b)

de datum en het tijdstip van het verzoek;

c)

technische informatie over de omgeving die voor het verzoek is gebruikt, zoals het type apparaat, de versie van het besturingssysteem, het model en de versie van de browser.

2.   De vastgelegde informatie wordt uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden en om het gebruik van het webportaal te monitoren ter voorkoming van misbruik.

3.   Bij toegang tot de beheerinterface van het webportaal worden naast de in lid 1 bedoelde gegevens ook de volgende gegevens in een logbestand vastgelegd:

a)

identificatie van de gebruiker die toegang heeft gekregen tot de beheerinterface;

b)

handelingen op het webportaal (toevoeging, wijziging of verwijdering van inhoud).

4.   Aanvullende anonieme technische informatie kan tijdens het gebruik van het webportaal in een logbestand worden vastgelegd om het gebruik en de prestaties ervan te optimaliseren, zolang dergelijke informatie geen persoonsgegevens bevat.

5.   De overeenkomstig de leden 1 en 3 vastgelegde informatie wordt gedurende ten hoogste twee jaar bewaard.

6.   Eu-LISA houdt logbestanden bij van alle gegevensverwerkingsverrichtingen op het webportaal.

7.   Eu-LISA, de autoriteiten van de lidstaten en de agentschappen van de Unie stellen elk een lijst op van de personeelsleden die naar behoren gemachtigd zijn om toegang te krijgen tot de logbestanden van de gegevensverwerkingsverrichtingen van het webportaal.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27.

(2)  Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816 (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 85).

(3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(5)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(6)  Deze verordening valt niet onder de werkingssfeer van de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(8)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(9)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(10)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(11)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(12)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


BIJLAGE

Model-e-mail voor verzoek om informatie

Het model voor de e-mail is als volgt:

AAN: < de voor de manuele verificatie van meerdere identiteiten verantwoordelijke autoriteit waarvan de gegevens via het portaal zijn opgevraagd >

VAN: < e-mailadres van de gebruiker >

BETREFT: Verzoek om informatie in verband met de detector van meerdere identiteiten [rode link/witte link]: < uniek identificatienummer >

Tekstgedeelte:

Geachte mevrouw, geachte heer,

Ik heb schriftelijk, via een formulier, bericht gekregen over mogelijke verschillen in mijn persoonsgegevens.

Deze mogelijke verschillen in mijn identiteitsgegevens hebben geleid tot de aanmaak van een dossier met referentie < uniek identificatienummer >.

Ik wens graag alle verdere informatie over deze zaak uiterlijk < datum door het portaal te berekenen > in het < taal (1) > op dit e-mailadres te ontvangen.


(1)  Uitklapmenu met door elke lidstaat te bepalen taalopties.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/79


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2105 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de vaststelling van een methode voor verslaglegging over sociale uitgaven

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1), en met name artikel 29, lid 4, punt b), en artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Doel van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) is doeltreffende en significante financiële steun te verstrekken om de uitvoering van duurzame hervormingen en bijbehorende overheidsinvesteringen in de lidstaten te versterken. De faciliteit is een specifiek instrument om de schadelijke sociale en economische effecten en gevolgen van de COVID-19-crisis in de Unie aan te pakken.

(2)

De faciliteit ondersteunt economisch en sociaal herstel en draagt onder andere bij tot de bestrijding van armoede en ongelijkheden en het aanpakken van werkloosheid, het scheppen van hoogwaardige en stabiele banen, een verbeterde capaciteit van de gezondheidszorg en een beter beleid voor de volgende generatie, onder meer op het gebied van onderwijs en opleiding.

(3)

De faciliteit zal met name de lidstaten ondersteunen bij het uitvoeren van maatregelen in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten en initiatieven van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, gezondheid en sociale zaken, in het bijzonder het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten (2) en de aanbeveling over doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID-19-crisis (EASE) (3), de mededeling “Ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren” (4) en de aanbeveling inzake Een brug naar banen — versterking van de jongerengarantie (5), de aanbeveling inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (6), de aanbeveling tot instelling van een Europese kindergarantie (7), de strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030 (8), de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (9) de Europese onderwijsruimte (10) en het actieplan voor digitaal onderwijs (11), het EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 (12), het strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma (13), de strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 (14), de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025, (15) de mededeling “Bouwen aan een Europese gezondheidsunie (16), de farmaceutische strategie voor Europa (17), en het Europees kankerbestrijdingsplan (18).

(4)

In dit verband is het belangrijk verslag te kunnen doen over hervormingen en investeringen met een sociale dimensie die uit de faciliteit worden gefinancierd. Overeenkomstig artikel 29, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 moet de Commissie een methode vaststellen voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren, in het kader van de faciliteit.

(5)

Overeenkomstig artikel 31, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2021/241 moet het jaarverslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad gegevens bevatten over de uit de faciliteit gefinancierde uitgaven in het kader van de zes in artikel 3 bedoelde pijlers, met inbegrip van sociale uitgaven en uitgaven met betrekking tot kinderen en jongeren.

(6)

De methode moet uit twee stappen bestaan: ten eerste moet elke in het herstel- en veerkrachtplan van een lidstaat opgenomen hervorming en investering met een primaire sociale dimensie door de Commissie, zo nodig in overleg met die lidstaat, worden gelinkt aan één van de negen beleidsterreinen op sociaal gebied in het kader van de bredere sociale categorieën zoals vermeld in de bijlage; ten tweede moet, gezien de aandacht voor gendergelijkheid in Verordening (EU) 2021/241, elke maatregel van sociale aard met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren en ook voor gendergelijkheid worden geflagd met het oog op een specifieke verslaglegging over uitgaven die gericht zijn op kinderen en jongeren respectievelijk gendergelijkheid.

(7)

Aangezien de methode voor verslaglegging over sociale uitgaven operationeel moet zijn op uiterlijk 31 december 2021 en met het oog op de snelle toepassing van de in deze verordening opgenomen maatregelen moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vaststelling van de methode

1.   De methode voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren en gendergelijkheid, in het kader van de faciliteit is gebaseerd op de in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen geraamde uitgaven en op de in de leden 2, 3 en 4 omschreven stappen.

2.   Hervormingen en investeringen met een primaire sociale dimensie worden gelinkt aan één van de negen in de bijlage vermelde beleidsterreinen op sociaal gebied. Elk beleidsterrein wordt gelinkt aan een bredere sociale categorie. Een hervorming of investering mag slechts aan één sociaal beleidsterrein worden gelinkt, en bijgevolg ook slechts aan één sociale categorie.

3.   Elke maatregel van sociale aard met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren wordt geflagd met het oog op een specifieke verslaglegging over uitgaven in het kader van de faciliteit met betrekking tot kinderen en jongeren.

4.   Elke maatregel van sociale aard met bijzondere aandacht voor gendergelijkheid wordt geflagd met het oog op een specifieke verslaglegging over uitgaven in het kader van de faciliteit met betrekking tot gendergelijkheid.

5.   De beleidsterreinen op sociaal gebied en de sociale categorieën, evenals de flags om de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde maatregelen van sociale aard met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren en voor gendergelijkheid te onderscheiden, zijn vermeld in de bijlage.

6.   De Commissie gebruikt deze methode voor het in artikel 31, lid 3, van Verordening (EU) 2021/241 bedoelde jaarverslag om informatie te verstrekken over de uit de faciliteit gefinancierde sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren en gendergelijkheid.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.

(2)  (COM/2021/102 final van 4.3.2021).

(3)  Aanbeveling van de Commissie (EU) 2021/402 van 4 maart 2021 over doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID-19-crisis (PB L 80 van 8.3.2021, blz. 1).

(4)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: “Ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren: een brug naar banen voor de volgende generatie” (COM (2020) 276 final van 1.7.2020).

(5)  Aanbeveling van de Raad van 30 oktober 2020 inzake “Een brug naar banen — Versterking van de jongerengarantie” en tot vervanging van de Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 372 van 4.11.2020, blz. 1).

(6)  Aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1).

(7)  In afwachting van goedkeuring door de Raad (COM (2021) 137 final van 24.3.2021).

(8)  (COM(2021) 101 final van 3.3.2021).

(9)  (COM(2020) 274 final van 1.7.2020).

(10)  Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese Onderwijsruimte en verder (2021-2030) (PB C 66 van 26.2.2021, blz. 1)

(11)  (COM(2020) 624 final van 30.9.2020).

(12)  (COM(2020) 565 final van 18.9.2020).

(13)  (COM(2020) 620 final van 7.10.2020).

(14)  (COM(2020) 152 final van 5.3.2020).

(15)  (COM(2020) 698 final van 12.11.2020).

(16)  (COM(2020) 724 final van 11.11.2020).

(17)  (COM/2020) 761 final van 25.11.2020).

(18)  (COM(2021) 44 final van 3.2.2021).


BIJLAGE

Methode voor verslaglegging over sociale uitgaven, onder meer met betrekking tot kinderen en jongeren en gendergelijkheid

1.   

De Commissie wijst elke maatregel met een primaire sociale dimensie exclusief toe aan één van de volgende negen beleidsterreinen op sociaal gebied:

Negen beleidsterreinen binnen de vier belangrijkste sociale categorieën

Sociale categorie: Werkgelegenheid en vaardigheden

1.

Volwassenenonderwijs, met inbegrip van voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding; erkenning en validering van vaardigheden

2.

Ondersteuning van de werkgelegenheid en jobcreatie, met inbegrip van stimulansen voor aanwerving en verandering van baan en steun voor zelfstandigen

3.

Modernisering van arbeidsmarktinstellingen, met inbegrip van infrastructuur, arbeidsvoorzieningsdiensten, prognose van vaardigheden en arbeidsinspecties; arbeidsbescherming en -organisatie; sociale dialoog en loonvormingsmechanismen; aanpassing van werkplekken

Sociale categorie: Onderwijs en kinderopvang

4.

Onderwijs en opvang voor jonge kinderen: toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit en inclusiviteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur

5.

algemeen, beroeps- en hoger onderwijs: toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit en inclusiviteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur

Sociale categorie: Gezondheidszorg en langdurige zorg:

6.

Gezondheidszorg: veerkracht, duurzaamheid, adequaatheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur

7.

Langdurige zorg: veerkracht, duurzaamheid, adequaatheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit, met inbegrip van digitalisering en infrastructuur

Sociale categorie: Sociaal beleid

8.

Sociale huisvesting en andere sociale infrastuctuur

9.

Sociale bescherming, met inbegrip van sociale diensten en integratie van kwetsbare groepen

2.   

Elke maatregel van sociale aard met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren wordt door de Commissie getagd met het oog op de specifieke verslaglegging over uitgaven in het kader van de faciliteit met betrekking tot kinderen en jongeren.

3.   

Elke maatregel van sociale aard met bijzondere aandacht voor gendergelijkheid wordt door de Commissie getagd met het oog op de specifieke verslaglegging over uitgaven in het kader van de faciliteit met betrekking tot gendergelijkheid.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/83


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2106 VAN DE COMMISSIE

van 28 september 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de vaststelling van de gemeenschappelijke indicatoren en de gedetailleerde elementen van het scorebord voor herstel en veerkracht

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1), en met name artikel 29, lid 4, punt a), en artikel 30, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De herstel- en veerkrachtfaciliteit (“de faciliteit”) is erop gericht doeltreffende en significante financiële steun te verstrekken om de uitvoering van duurzame hervormingen en de bijbehorende overheidsinvesteringen in de lidstaten te versterken. De faciliteit is een specifiek instrument om de schadelijke effecten en gevolgen van de COVID-19-crisis in de Unie aan te pakken.

(2)

Overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) 2021/241 moet de uitvoering van de faciliteit worden gemonitord en geëvalueerd aan de hand van gemeenschappelijke indicatoren. Deze indicatoren moeten worden gebruikt voor verslaglegging over de vorderingen en voor de monitoring en evaluatie van de faciliteit met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 4 van Verordening (EU) 2021/241 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen. De lidstaten moeten aan de Commissie verslag uitbrengen over de gemeenschappelijke indicatoren.

(3)

Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) 2021/241 moet het prestatierapportagesysteem van de faciliteit de vorm aannemen van een scorebord voor herstel en veerkracht (“het scorebord”). Het scorebord geeft de voortgang weer van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten in elk van de zes in artikel 3 van die verordening bedoelde pijlers van het toepassingsgebied van de faciliteit, en wat betreft de gemeenschappelijke indicatoren. Het scorebord moet openbaar worden gemaakt in de vorm van een website of internetportaal en moet tweemaal per jaar worden bijgewerkt.

(4)

De artikelen 29 en 30 van Verordening (EU) 2021/241 hangen nauw samen, aangezien de gemeenschappelijke indicatoren een belangrijk deel zullen uitmaken van de inhoud van het scorebord, zoals bepaald in artikel 30, lid 3, van Verordening (EU) 2021/241. Om te zorgen voor samenhang tussen die bepalingen die tegelijkertijd in werking moeten treden, om een volledig beeld van de rapportagevereisten voor de lidstaten te vergemakkelijken en om de toepassing van die verordening te vergemakkelijken, moeten de bepalingen ter aanvulling van die artikelen in één enkele gedelegeerde verordening worden opgenomen.

(5)

Het scorebord is bedoeld om op transparante wijze samenvattende informatie te verstrekken over de voortgang bij de uitvoering van de faciliteit en de nationale herstel- en veerkrachtplannen die bij de respectieve uitvoeringsbesluiten van de Raad zijn goedgekeurd. Het moet dienen als basis voor de herstel- en veerkrachtdialoog met het Europees Parlement bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) 2021/241.

(6)

Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 moeten de lidstaten in het kader van het Europees Semester tweemaal per jaar verslag uitbrengen over de vorderingen bij de verwezenlijking van de herstel- en veerkrachtplannen, en over de gemeenschappelijke indicatoren. Om ervoor te zorgen dat het scorebord voor alle lidstaten met de meest recente beschikbare gegevens en volgens hetzelfde tijdschema wordt bijgewerkt, en zo een gelijke behandeling te waarborgen, moet die verslaglegging voor alle lidstaten tegelijkertijd plaatsvinden en worden afgestemd op het tijdschema van het Europees Semester.

(7)

De lijst van gemeenschappelijke indicatoren in de bijlage is ontworpen om alle herstel- en veerkrachtplannen te bestrijken, maar de verslaglegging door een lidstaat over een specifieke gemeenschappelijke indicator is alleen relevant voor zover er overeenkomstige maatregelen in zijn plan zijn opgenomen. Of een gemeenschappelijke indicator niet relevant is voor een herstel- en veerkrachtplan moet worden besproken tussen de Commissie en de betrokken lidstaat. Aangezien elke gemeenschappelijke indicator over het algemeen voor een grote meerderheid van de lidstaten relevant is, wordt verwacht dat elke lidstaat over de meeste indicatoren verslag moet uitbrengen.

(8)

De gemeenschappelijke indicatoren moeten voldoende gedetailleerd zijn om ervoor te zorgen dat de door de lidstaten verzamelde gegevens vergelijkbaar zijn en kunnen worden samengevoegd om de uitvoering van de faciliteit op Unieniveau weer te geven. Indien gemeenschappelijke indicatoren op het niveau van de afzonderlijke lidstaten worden weergegeven, moeten zij in relatieve termen worden gepresenteerd, mede op basis van gegevens van Eurostat, om te voorkomen dat vergelijkingen tussen lidstaten door de verschillende omvang of aard van de herstel- en veerkrachtplannen misleidend zouden zijn.

(9)

Overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) 2021/241 moeten de Commissie en de betrokken lidstaten synergieën bevorderen en zorgen voor doeltreffende coördinatie tussen de faciliteit en andere programma’s en instrumenten van de Unie. De indicatoren in het scorebord moeten daarom, voor zover mogelijk, coherent zijn met die welke voor andere Uniefondsen worden gebruikt.

(10)

Overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) 2021/241 is de monitoring van de uitvoering gericht op en evenredig met de activiteiten die in het kader van de faciliteit worden uitgevoerd. Het prestatieverslagleggingssysteem van de Commissie waarborgt daarom dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering van de activiteiten en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe moeten evenredige verslagleggingsvereisten worden opgelegd aan de ontvangers van Uniemiddelen.

(11)

De overige elementen van het scorebord moeten door de Commissie worden samengesteld aan de hand van informatie die bij het toezicht op de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen en van de faciliteit wordt verzameld. Dit moet de vergelijkbaarheid van de gegevens waarborgen.

(12)

Aangezien het scorebord uiterlijk op 31 december 2021 in werking moet zijn en om de in deze verordening opgenomen maatregelen snel te kunnen uitvoeren, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Inhoud van het scorebord voor herstel en veerkracht en lijst van gemeenschappelijke indicatoren

Het scorebord geeft de voortgang weer die met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen is gemaakt voor elk van de zes in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/241 bedoelde pijlers, welke met name wordt gemeten aan de hand van:

a)

de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen, die de uitvoering weerspiegelen van de hervormingen en investeringen die in de door de Raad vastgestelde uitvoeringsbesluiten zijn opgenomen, door een opsomming te geven van de mijlpalen en streefdoelen die op bevredigende wijze zijn bereikt, deze te tellen en het percentage weer te geven op het totale aantal mijlpalen en streefdoelen dat in die uitvoeringsbesluiten van de Raad is opgenomen. In dit verband kan ook worden gerapporteerd hoe de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen bijdraagt tot de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen,

b)

de uitgaven die door de faciliteit worden gefinancierd, ook in het kader van elk van de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/241 bedoelde pijlers, met inbegrip van sociale uitgaven op basis van de methode die is vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2105 (2) van de Commissie, op basis van de uitsplitsing van de geraamde uitgaven in de goedgekeurde plannen voor herstel en veerkracht,

c)

de status van elk herstel- en veerkrachtplan,

d)

de vorderingen bij de uitbetaling van de financiële bijdragen en de leningen,

e)

de thematische analyses van maatregelen in herstel- en veerkrachtplannen en voorbeelden ter illustratie van de voortgang van de uitvoering in het kader van de zes pijlers,

f)

de gemeenschappelijke indicatoren, zoals vastgesteld in de bijlage, voor verslaglegging over de vorderingen en voor de monitoring en evaluatie van de faciliteit met het oog op de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen.

Artikel 2

Verslaglegging

1.   Om het scorebord, met inbegrip van de gemeenschappelijke indicatoren, tweemaal per jaar consistent en eenvormig te kunnen bijwerken, brengen alle lidstaten in het kader van het Europees Semester tweemaal per jaar verslag uit aan de Commissie over de voortgang die is geboekt bij de verwezenlijking van hun herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van de operationele regelingen, en over de gemeenschappelijke indicatoren.

2.   De verslaglegging over de voortgang bij de verwezenlijking van hun herstel- en veerkrachtplan vindt in de regel plaats tegen midden april en begin oktober, en uiterlijk op 30 april respectievelijk 15 oktober. De verslagperiode bestrijkt de volledige periode van uitvoering van het plan, met ingang van 1 februari 2020, indien van toepassing.

3.   De verslaglegging over de bijwerking van de gemeenschappelijke indicatoren vindt elk jaar uiterlijk op 28 februari en 31 augustus plaats. De verslagperiode bestrijkt de volledige periode van uitvoering van het plan, vanaf 1 februari 2020, indien van toepassing, tot de respectieve afsluitdata van 31 december en 30 juni van elk jaar.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2105 van de Commissie van 28 september 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door een methode vast te stellen voor verslaglegging over sociale uitgaven (zie bladzijde 79 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

Lijst van gemeenschappelijke indicatoren

De gemeenschappelijke indicatoren zijn een weergave van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit in het kader van de in de herstel- en veerkrachtplannen opgenomen hervormingen en investeringen. Een maatregel kan aan verschillende gemeenschappelijke indicatoren bijdragen. Indien een lidstaat een herstel- en veerkrachtplan heeft dat geen enkele maatregel bevat die tot een of meer van onderstaande indicatoren bijdraagt, dan bespreekt die lidstaat met de Commissie of hij voor die indicator in het verslag “niet van toepassing” vermeldt.

Nummer

Gemeenschappelijke indicator met betrekking tot RRF-steun

RRF-pijlers

Toelichting

Eenheid

1

Besparingen in het jaarlijkse primaire energieverbruik

Pijler 1

Pijler 3

Totale vermindering van het jaarlijkse primaire energieverbruik voor ondersteunde entiteiten als gevolg van steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. De uitgangswaarde heeft betrekking op het jaarlijkse primaire energieverbruik vóór de interventie en de bereikte waarde heeft betrekking op het jaarlijkse primaire energieverbruik voor het jaar na de interventie. Voor gebouwen moeten interventies voldoende gedocumenteerd zijn om deze waarden te kunnen berekenen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van energieprestatiecertificaten of andere monitoringsystemen die voldoen aan de criteria van artikel 10, lid 6, van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) (de richtlijn energieprestatie van gebouwen). Voor processen in ondernemingen wordt het jaarlijkse primaire energieverbruik gedocumenteerd op basis van energieaudits overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) (de energie-efficiëntierichtlijn) of andere relevante technische specificaties.

Openbare gebouwen worden gedefinieerd als gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties en gebouwen die eigendom zijn van een non-profitorganisatie, mits deze organisaties doelstellingen van algemeen belang nastreven zoals onderwijs, gezondheid, milieu en vervoer. Voorbeelden hiervan zijn gebouwen voor overheidsdiensten, scholen, ziekenhuizen enz.

MWh/jaar

2

Extra operationeel vermogen geïnstalleerd voor hernieuwbare energie

Pijler 1

Pijler 3

Extra vermogen geïnstalleerd voor hernieuwbare energie als gevolg van de steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit, dat operationeel is (d.w.z. aangesloten op het net, indien van toepassing, en volledig klaar om energie te produceren of reeds energie producerend). De productiecapaciteit wordt gedefinieerd als het “netto maximale elektrische vermogen” zoals gedefinieerd door Eurostat (3).

Hernieuwbare energie wordt gedefinieerd als “energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas” (zie Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4)). De indicator omvat ook de elektrolysecapaciteit voor waterstofproductie die tot stand is gebracht met steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. De indicatoren voor i) capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie en ii) elektrolysecapaciteit voor waterstofproductie worden afzonderlijk verzameld en gerapporteerd.

MW

3

Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (tankstations/oplaadpunten)

Pijler 1

Pijler 3

Aantal (nieuwe of verbeterde) tankstations/oplaadpunten voor schone voertuigen ondersteund door maatregelen in het kader van de faciliteit.

Een oplaadpunt wordt gedefinieerd als een aansluiting, waarmee telkens één elektrisch voertuig kan worden opgeladen of de batterij van telkens één elektrisch voertuig kan worden vervangen. Een tankpunt verwijst naar een tankfaciliteit voor de levering van alternatieve brandstof via een vaste of mobiele installatie.

Alternatieve brandstoffen worden zo gedefinieerd dat ze brandstoffen of energiebronnen omvatten die ten minste gedeeltelijk dienen als vervanging van fossiele oliebronnen in de energievoorziening voor vervoer en ertoe kunnen bijdragen dat de energievoorziening koolstofvrij wordt en de milieuprestaties van de vervoersector beter worden, en die in overeenstemming zijn met Richtlijn (EU) 2018/2001 (5).

De indicatoren voor i) oplaadpunten en ii) tankpunten worden afzonderlijk verzameld en gerapporteerd. Als onderdeel van die laatste worden iii) waterstoftankpunten afzonderlijk gerapporteerd.

Tankpunten/oplaadpunten

4

Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen, natuurbranden en andere klimaatgerelateerde natuurrampen

Pijler 1

Pijler 4

Inwoners in gebieden waar beschermingsinfrastructuur (met inbegrip van groene infrastructuur en op de natuur gebaseerde oplossingen voor adaptatie aan de klimaatverandering) wordt gebouwd of aanzienlijk verbeterd dankzij steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit om de gevoeligheid voor overstromingen, natuurbranden en andere klimaatgerelateerde natuurlijke risico’s (stormen, droogtes, hittegolven) te verminderen. De indicator heeft betrekking op beschermingsmaatregelen die duidelijk gelokaliseerd zijn in gebieden met een hoog risico en die rechtstreeks gericht zijn op de specifieke risico’s, in tegenstelling tot meer algemene maatregelen die op nationaal of regionaal niveau worden uitgevoerd. Voor overstromingen telt de indicator de inwoners die risico lopen.

Personen

5

Extra woningen met internettoegang via netwerken met zeer hoge capaciteit

Pijler 2

Pijler 4

Totaal aantal woningen met toegang tot netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals gedefinieerd in de Berec-richtsnoeren inzake netwerken met zeer hoge capaciteit (BoR (20) 165 (6)) die alleen toegang hadden tot tragere verbindingen of helemaal geen internettoegang hadden vóór de steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. Als zodanig wordt ook rekening gehouden met 5G-netwerkdekking en upgrades tot gigabitsnelheid. De verbeterde internettoegang moet een rechtstreeks gevolg zijn van de steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. De indicator telt de woningen waar toegang mogelijk is en niet het daadwerkelijke gebruik ervan.

Een woning wordt gedefinieerd als “een kamer of een reeks kamers in een permanent gebouw of een structureel afgescheiden gedeelte van een gebouw dat […] ontworpen is voor bewoning door één particulier huishouden gedurende het hele jaar” (7) (zie Commissie (Eurostat)).

De indicator telt geen collectieve huisvesting zoals ziekenhuizen, bejaardentehuizen, verzorgings- of andere tehuizen, gevangenissen, militaire kazernes, religieuze instellingen, pensions, arbeidersherbergen enz..

Woningen

6

Ondernemingen die worden ondersteund om digitale producten, diensten en applicatieprocessen te ontwikkelen of toe te passen

Pijler 2

Pijler 3

Aantal ondernemingen dat steun ontvangt voor de ontwikkeling of invoering van nieuwe of aanzienlijk verbeterde diensten, producten en processen op basis van digitale technologieën, dankzij steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. Dit omvat geavanceerde digitale technologieën zoals automatisering, kunstmatige intelligentie, cyberbeveiliging, blockchain, cloud- en edgeinfrastructuur en dataruimten, kwantumcomputing en high-performance computing. Aanzienlijke verbeteringen hebben alleen betrekking op nieuwe functionaliteiten. De informatie wordt daarom afzonderlijk verzameld i) voor ondernemingen die worden ondersteund om digitale technologieën en oplossingen te ontwikkelen en ii) voor ondernemingen die worden ondersteund om digitale oplossingen te gaan gebruiken om hun diensten, producten of processen te transformeren. De informatie wordt ook verzameld per ondernemingsgrootte.

Een onderneming wordt slechts één keer geteld, ongeacht het aantal keren dat zij met het oog op digitalisering steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit ontvangt.

Een onderneming en de uitsplitsing naar ondernemingsgrootte worden gedefinieerd volgens de definitie voor indicator 9.

Ondernemingen

7

Gebruikers van nieuwe en verbeterde openbare digitale diensten, producten en processen

Pijler 2

Pijler 5

Aantal gebruikers van de digitale openbare diensten, producten en processen die nieuw zijn ontwikkeld of aanzienlijk zijn verbeterd door middel van steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. Aanzienlijke verbeteringen hebben alleen betrekking op nieuwe functionaliteiten. De indicator heeft alleen een uitgangswaarde van 0 als de digitale dienst, het digitale product of het digitale proces nieuw is. “Gebruikers” zijn de klanten van de openbare diensten en producten die nieuw zijn ontwikkeld of zijn verbeterd door middel van steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit, en het personeel van de openbare instelling dat gebruikmaakt van de digitale processen die nieuw zijn ontwikkeld of aanzienlijk zijn verbeterd door middel van steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. Als geen individuele gebruikers kunnen worden geïdentificeerd, wordt het niet als dubbeltelling beschouwd wanneer dezelfde client die gebruikmaakt van een onlinedienst meer dan eens wordt geteld.

Gebruikers/jaar

8

Onderzoekers werkzaam in ondersteunde onderzoeksfaciliteiten

Pijler 3

Aantal onderzoekers dat in hun activiteitengebied rechtstreeks gebruikmaakt van de openbare of particuliere onderzoeksfaciliteit of uitrusting waarvoor steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit wordt verleend. De indicator wordt gemeten in termen van jaarlijkse voltijdequivalenten (VTE), berekend volgens de methodologie van het Frascati-handboek 2015 van de OESO.

De steun moet de onderzoeksfaciliteit of de kwaliteit van de onderzoeksuitrusting verbeteren. Vervangingen zonder kwaliteitsverbetering, evenals onderhoud, worden uitgesloten.

De vacatures voor O & O of voor ondersteunend personeel voor O & O (d.w.z. posten die niet rechtstreeks betrokken zijn bij O & O-activiteiten) worden niet meegeteld.

Jaarlijks VTE van O & O-personeel wordt gedefinieerd als de verhouding van de werkuren die in een kalenderjaar daadwerkelijk aan O & O zijn besteed, gedeeld door het totale aantal uren dat in dezelfde periode door een persoon of groep conventioneel wordt gewerkt. Volgens afspraak kan een persoon niet meer dan één VTE op O & O uitvoeren op halfjaarlijkse basis. Het aantal conventioneel gewerkte uren wordt bepaald op basis van de normatieve/wettelijke arbeidstijden. Een voltijdse persoon wordt geïdentificeerd aan de hand van zijn arbeidsstatus, het soort contract (voltijds of deeltijds) en de mate van betrokkenheid bij O & O (zie het Frascati-handboek 2015 van de OESO, hoofdstuk 5.3).

De indicator wordt uitgesplitst naar geslacht (8).

Jaarlijks voltijdequivalent

9

Ondersteunde ondernemingen (waarvan kleine — met inbegrip van micro-, middelgrote en grote ondernemingen)

Pijler 3

De indicator telt alle ondernemingen die financiële steun of steun in natura ontvangen uit maatregelen in het kader van de faciliteit.

De onderneming wordt gedefinieerd als de kleinste combinatie van juridische eenheden die een organisatorische eenheid vormt en goederen en diensten voortbrengt en die een zekere zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft, met name ten aanzien van de bestemming van haar vlottende middelen, en die op een of meer locaties een of meer activiteiten uitvoert. Een onderneming kan uit één juridische eenheid bestaan. Juridische eenheden omvatten rechtspersonen waarvan het bestaan wettelijk wordt erkend, onafhankelijk van de personen of instellingen die er eigenaar of lid van kunnen zijn, zoals vennootschappen onder firma, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid enz. Juridische eenheden omvatten ook natuurlijke personen die zelfstandig een economische activiteit uitoefenen, zoals de eigenaar en exploitant van een winkel of een garage, een advocaat of een zelfstandige ambachtsman (Commissie (Eurostat), op basis van Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993, deel III, punt A).

De indicator wordt verzameld en gerapporteerd per ondernemingsgrootte. Voor de toepassing van deze indicator worden ondernemingen gedefinieerd als organisaties met winstoogmerk die goederen en diensten voortbrengen om aan de marktbehoeften te voldoen.

Classificatie van ondernemingen:

Kleine ondernemingen, met inbegrip van micro-ondernemingen (0-49 werknemers en zelfstandigen en jaaromzet ≤ 10 miljoen EUR of balans ≤ 10 miljoen EUR);

Middelgrote ondernemingen (50-249 werknemers en zelfstandigen en jaaromzet > 10 miljoen EUR en ≤ 50 miljoen EUR of balans > 10 miljoen EUR en ≤ 43 miljoen EUR);

Grote ondernemingen (> 250 werknemers en zelfstandigen en jaaromzet > 50 miljoen EUR of balans > 43 miljoen EUR);

Indien een van de twee drempels (aantal werknemers en zelfstandigen en jaaromzet/balans) wordt overschreden, worden de ondernemingen ingedeeld in de grootteklasse daarboven;

(Commissie (Eurostat) op basis van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (9), bijlage, artikelen 2-3);

De omvang van de gesteunde onderneming wordt gemeten bij de aanvang van de steun.

Ondernemingen

10

Aantal deelnemers dat onderwijs of opleiding volgt

Pijler 2

Pijler 4

Pijler 6

Bij de indicator wordt rekening gehouden met het aantal deelnemers aan door maatregelen in het kader van de faciliteit ondersteunde activiteiten op het gebied van onderwijs (ISCED 0-6, volwasseneneducatie) en opleiding (off-the-job/in-the-job training, permanent beroepsonderwijs en -opleiding enz.), met inbegrip van deelnemers aan opleidingen op het gebied van digitale vaardigheden (10). Daarom wordt de indicator verzameld en gerapporteerd voor i) deelnemers aan onderwijs of opleiding, en daarvan, ii) deelnemers aan opleiding op het gebied van digitale vaardigheden. De indicator wordt ook uitgesplitst naar geslacht (11) en leeftijd (12).

Deelnemers worden meegeteld bij de aanvang van de onderwijs- of opleidingsactiviteit.

Personen

11

Aantal mensen dat werk heeft of werkzoekend is

Pijler 3

Pijler 4

Werklozen (13) of inactieven (14) die steun hebben ontvangen uit maatregelen in het kader van de faciliteit en personen die aan het werk zijn, met inbegrip van werk als zelfstandige, of die inactief waren toen zij die steun ontvingen en die onmiddellijk na het ontvangen van die steun weer werkzoekend zijn.

De indicator wordt uitgesplitst naar geslacht (15) en leeftijd (16).

“Werkzoekend” moet worden begrepen als personen die meestentijds geen werk hebben, beschikbaar zijn voor werk en actief werk zoeken, zoals gedefinieerd bij de indicator “werklozen”.

Personen die zich pas als werkzoekende bij de openbare dienst voor arbeidsvoorziening hebben ingeschreven, worden altijd meegeteld, ook al zijn zij niet onmiddellijk beschikbaar voor werk.

Personen

12

Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

Pijler 4

Pijler 5

Het maximale jaarlijkse aantal personen dat ten minste eenmaal per jaar door een nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorziening kan worden bediend door steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit.

Energierenovatie of onderhoud en reparaties maken geen deel uit van modernisering. De gezondheidszorgvoorzieningen omvatten ziekenhuizen, klinieken, poliklinieken, gespecialiseerde zorgcentra enz.

Personen/jaar

13

Klaslokaalcapaciteit van nieuwe of gemoderniseerde kinderopvang- en onderwijsvoorzieningen

Pijler 4

Pijler 6

Klaslokaalcapaciteit in termen van het maximale aantal plaatsen in de nieuwe of gemoderniseerde voorzieningen voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang en voor onderwijs (ISCED 0-6) als gevolg van steun uit maatregelen in het kader van de faciliteit. Klaslokaalcapaciteit wordt berekend overeenkomstig de nationale wetgeving, maar omvat geen leerkrachten, ouders, hulppersoneel of andere personen die ook gebruik kunnen maken van de voorzieningen.

Voorzieningen voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang, zoals crèches en kleuterscholen, omvatten voorzieningen voor kinderen van geboorte tot het begin van het basisonderwijs (ISCED 0). Onderwijsvoorzieningen omvatten scholen (ISCED 1-3, ISCED 4) en hoger onderwijs (ISCED 5-6). De indicator heeft betrekking op nieuw gebouwde of gemoderniseerde kinderopvang- of onderwijsvoorzieningen (bijvoorbeeld om de normen inzake hygiëne en veiligheid te verhogen); energierenovatie of onderhoud en reparaties maken geen deel uit van modernisering.

Personen

14

Aantal jongeren tussen 15 en 29 jaar dat steun ontvangt

Pijler 6

Het aantal deelnemers dat bij het ontvangen van financiële steun of steun in natura uit maatregelen in het kader van de faciliteit tussen 15 en 29 jaar oud is.

De indicator wordt uitgesplitst naar geslacht (17).

Personen


(1)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13), zoals gewijzigd door Richtlijn (EU) 2018/844 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 75).

(2)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(3)  “Het maximale nuttig vermogen dat doorlopend aan het elektriciteitsnet kan worden geleverd wanneer de volledige installatie in bedrijf is (d.w.z. na het afnemen van de voeding voor de hulpapparatuur van het station en rekening houdend met de verliezen in de transformatoren die als integrerend deel van het station worden beschouwd)”.

(4)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(5)  Met name artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001, waarin duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen zijn vastgesteld.

(6)  In artikel 2, lid 2, van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (EECC) wordt de term “netwerk met zeer hoge capaciteit” momenteel als volgt gedefinieerd: “hetzij een netwerk voor elektronische communicatie dat ten minste tot aan het distributiepunt volledig uit optische-vezelelementen bestaat, hetzij een elektronischecommunicatienetwerk dat, in gebruikelijke piekomstandigheden, in staat is om soortgelijke netwerkprestaties te bieden wat betreft downlink- en uplinkbandbreedte, veerkrachtigheid van het netwerk, parameters met betrekking tot fouten, latentietijden en de veranderingen daarin”.

(7)  https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Glossary:Dwelling

(8)  Mannen, vrouwen, non-binair. Enkele lidstaten kennen wettelijke bepalingen of praktijken waarin wordt erkend dat personen wellicht niet tot een van deze twee categorieën behoren of niet in één ervan wensen te worden ingedeeld. Voor die lidstaten worden deze personen als “non-binair” geregistreerd.

(9)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(10)  In overeenstemming met bijlage VII bij de RRF-verordening met betrekking tot digitale tagging uit hoofde van de faciliteit moet opleiding op het gebied van digitale vaardigheden worden begrepen in de zin van steunverleningsgebied 108 (steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden), dat als volgt wordt omschreven: “Hiermee worden digitale vaardigheden op alle niveaus bedoeld waar het volgende onder valt: zeer gespecialiseerde onderwijsprogramma’s voor de opleiding van digitale specialisten (i.e. zijnde op technologie gerichte programma’s); opleiding van leerkrachten, ontwikkeling van digitale inhoud voor onderwijsdoeleinden en relevant organisatorisch vermogen. Het gaat hierbij tevens om maatregelen en programma’s ter verbetering van digitale basisvaardigheden.”

(11)  Mannen, vrouwen, non-binair. Enkele lidstaten kennen wettelijke bepalingen of praktijken waarin wordt erkend dat personen wellicht niet tot een van deze twee categorieën behoren of niet in één ervan wensen te worden ingedeeld. Voor die lidstaten worden deze personen als “non-binair” geregistreerd.

(12)  0-17 jaar, 18-29 jaar, 30-54 jaar, 55 jaar en ouder.

(13)  Werklozen zijn personen die meestentijds geen werk hebben, beschikbaar zijn voor werk en actief werk zoeken. Personen die volgens de nationale definities als werkloos staan geregistreerd, worden hier altijd meegerekend, ook al voldoen zij niet aan alle drie de criteria. Bron: Directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, Labour market policy statistics — Methodology 2018, paragraaf 18.

(14)  “Inactieven” zijn personen die momenteel geen deel uitmaken van de beroepsbevolking (in die zin dat zij geen werk hebben of werkloos zijn volgens de gegeven definities). Bron: Directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, Labour market policy statistics — Methodology 2018, paragraaf 20.

(15)  Mannen, vrouwen, non-binair. Enkele lidstaten kennen wettelijke bepalingen of praktijken waarin wordt erkend dat personen wellicht niet tot een van deze twee categorieën behoren of niet in één ervan wensen te worden ingedeeld. Voor die lidstaten worden deze personen als “non-binair” geregistreerd.

(16)  0-17 jaar, 18-29 jaar, 30-54 jaar, 55 jaar en ouder.

(17)  Mannen, vrouwen, non-binair. Enkele lidstaten kennen wettelijke bepalingen of praktijken waarin wordt erkend dat personen wellicht niet tot een van deze twee categorieën behoren of niet in één ervan wensen te worden ingedeeld. Voor die lidstaten worden deze personen als “non-binair” geregistreerd.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/92


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/2107 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2021

tot wijziging van de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijsten van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/429 is bepaald dat zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, afkomstig moeten zijn uit een derde land of gebied, of een zone of compartiment daarvan, dat/die overeenkomstig artikel 230, lid 1, van die verordening in een lijst is opgenomen.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (2) zijn de diergezondheidsvoorschriften vastgesteld waaraan zendingen van bepaalde soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden, of zones of, in het geval van aquacultuurdieren, compartimenten daarvan, moeten voldoen om de Unie binnen te komen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (3) zijn de lijsten van derde landen of gebieden, of zones of compartimenten daarvan vastgesteld waaruit de binnenkomst in de Unie van de soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vallen, is toegestaan.

(4)

Meer in het bijzonder bevatten de bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 de lijsten van derde landen, gebieden, of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van respectievelijk zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild is toegestaan.

(5)

Op 17 november 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich nabij Kirkham, Fylde, Lancashire in Engeland en werd op 17 november 2021 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd.

(6)

Op 19 november 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich nabij Willington, South Derbyshire, Derbyshire in Engeland en werd op 19 november 2021 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd.

(7)

Op 20 november 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee. Die uitbraak bevindt zich nabij Pokesdown, Bournemouth, Christchurch & Poole in Engeland en werd op 19 november 2021 door laboratoriumanalyses (RT-PCR) bevestigd.

(8)

De veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben een controlegebied met een straal van 10 km rond de getroffen inrichtingen ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza te bestrijden en de verspreiding van die ziekte te beperken.

(9)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied en de maatregelen die het heeft genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza. De Commissie heeft die informatie geëvalueerd. Op basis van die evaluatie mag de binnenkomst in de Unie van zendingen pluimvee, levende producten van pluimvee en vers vlees van pluimvee en vederwild uit de gebieden waarvoor door de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk beperkende maatregelen zijn vastgesteld in verband met de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza, niet langer worden toegestaan.

(10)

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van hoogpathogene aviaire influenza moeten de wijzigingen die door deze verordening in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten worden aangebracht, met spoed in werking treden.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen V en XIV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1 worden in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk de volgende rijen voor de zones GB-2.23, GB-2.24 en GB-2.25 ingevoegd na de rij voor zone GB-2.22:

GB Verenigd Koninkrijk

GB-2.23

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

17.11.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

17.11.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

17.11.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

17.11.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

17.11.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

17.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

17.11.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

17.11.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

17.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

17.11.2021

 

GB-2.24

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

19.11.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

19.11.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

19.11.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

19.11.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

19.11.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

19.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

19.11.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

19.11.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

19.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

19.11.2021

 

GB-2.25

Ander fokpluimvee dan loopvogels en ander gebruikspluimvee dan loopvogels

BPP

N, P1

 

19.11.2021

 

Fokloopvogels en gebruiksloopvogels

BPR

N, P1

 

19.11.2021

 

Ander voor de slacht bestemd pluimvee dan loopvogels

SP

N, P1

 

19.11.2021

 

Voor de slacht bestemde loopvogels

SR

N, P1

 

19.11.2021

 

Andere eendagskuikens dan loopvogels

DOC

N, P1

 

19.11.2021

 

Eendagskuikens van loopvogels

DOR

N, P1

 

19.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

POU-LT20

N, P1

 

19.11.2021

 

Broedeieren van ander pluimvee dan loopvogels

HEP

N, P1

 

19.11.2021

 

Broedeieren van loopvogels

HER

N, P1

 

19.11.2021

 

Minder dan 20 stuks ander pluimvee dan loopvogels

HE-LT20

N, P1

 

19.11.2021”

 

b)

in deel 2 worden in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk de volgende beschrijvingen van de zones GB-2.23, GB-2.24 en GB-2.25 ingevoegd na de beschrijving van de zone GB-2.22:

“Verenigd Koninkrijk

GB-2.23

Nabij Kirkham, Fylde, Lancashire, Engeland:

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N53.79 en W2.84

GB-2.24

Nabij Pokesdown, Bournemouth, Christchurch & Poole, Engeland:

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N50.73 en W1.82

GB-2.25

Nabij Willington, South Derbyshire, Derbyshire, Engeland:

het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.86 en W1.52”

2)

In bijlage XIV, deel 1, worden in de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk de volgende rijen voor de zones GB-2.23, GB-2.24 en GB-2.25 ingevoegd na de rij voor zone GB-2.22:

GB Verenigd Koninkrijk

GB-2.23

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

17.11.2021

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

17.11.2021

 

Vers vlees van vederwild

GBM

N, P1

 

17.11.2021

 

GB-2.24

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

19.11.2021

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

19.11.2021

 

Vers vlees van vederwild

GBM

N, P1

 

19.11.2021

 

GB-2.25

Vers vlees van ander pluimvee dan loopvogels

POU

N, P1

 

19.11.2021

 

Vers vlees van loopvogels

RAT

N, P1

 

19.11.2021

 

Vers vlees van vederwild

GBM

N, P1

 

19.11.2021”

 


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/97


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/2108 VAN DE COMMISSIE

van 29 november 2021

tot 323e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al Qaida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da’esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, punt a), en artikel 7 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 23 november 2021 besloten één vermelding toe te voegen aan de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 november 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt de volgende vermelding toegevoegd aan de lijst “Natuurlijke personen”:

1.

“Emraan Ali (minder goed bekend als: Abu Jihad TNT). Geboortedatum: 4.7.1967. Geboorteplaats: Rio Claro, Trinidad en Tobago. Nationaliteit: a) Trinidad en Tobago; b) Verenigde Staten van Amerika Paspoortnr. a) TB162181 (paspoort van Trinidad en Tobago, afgegeven op 27.1.2015 en vervallen op 26.1.2020); b) 420985453 (paspoort van de Verenigde Staten van Amerika, vervallen op 6.2.2017). Nationaal identificatienr. 19670704052 (Trinidad en Tobago). Adres: a) Verenigde Staten van Amerika (in detentie, Federal Detention Center — Miami, registratienummer: 10423-509); b) #12 Rio Claro Mayaro Road, Rio Claro, Trinidad (eerder adres, 2008-maart 2015); c) #7 Guayaguayare Road, Rio Claro, Trinidad (eerder adres, rond 2003); d) Verenigde Staten van Amerika (eerder adres, januari 1991-2008). Overige informatie: a) seniorlid van de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS), op de lijst geplaatst als Al Qaida in Irak. Gerekruteerd voor ISIL; instrueerde mensen via een online video tot het plegen van terroristische aanslagen. b) fysieke beschrijving: lengte: 176 cm; gewicht: 73 kg; gemiddeld postuur; bruine ogen; zwart haar/kalend; bruine huidskleur; c) spreekt Engels. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, punt i): 23.11.2021.”.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/99


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/2109 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704 met het oog op het aanbrengen van administratieve wijzigingen in de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE”

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5, eerste alinea, en artikel 50, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan Agrobiothers Laboratoire is op 26 mei 2020 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704 van de Commissie (2) een toelating van de Unie met toelatingsnummer EU-0021035-0000 verleend voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE”.

(2)

Op 8 september 2020 heeft Agrobiothers Laboratoire overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie (3) bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een kennisgeving ingediend met betrekking tot administratieve wijzigingen in de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE”, zoals beschreven in titel 1, afdeling 1, van de bijlage bij die verordening.

(3)

Agrobiothers Laboratoire heeft voorgesteld handelsnamen toe te voegen op het derde informatieniveau (individuele biociden in de meta-SPC 1) van de samenvatting van de productkenmerken van de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE” zoals vastgesteld in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704. De kennisgeving is onder zaaknummer BC-DR061688-14 in het biocidenregister geregistreerd.

(4)

Op 12 oktober 2020 heeft het Agentschap, in overeenstemming met artikel 11, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013, een advies (4) over de voorgestelde wijzigingen bij de Commissie ingediend. In dat advies wordt geconcludeerd dat de door de houder van de toelating gevraagde wijzigingen van de bestaande toelating onder artikel 50, lid 3, punt a), van Verordening (EU) nr. 528/2012 vallen, en dat na de uitvoering van de wijzigingen nog steeds aan de voorwaarden van artikel 19 van die verordening wordt voldaan. Op dezelfde datum heeft het Agentschap overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 de herziene samenvatting van de productkenmerken van de biocidefamilie in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen.

(5)

De Commissie is het eens met het advies van het Agentschap en acht het daarom passend de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE” te wijzigen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/704 van de Commissie van 26 mei 2020 tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE” (PB L 164 van 27.5.2020, blz. 19).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie van 18 april 2013 betreffende wijzigingen in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad toegelaten biociden (PB L 109 van 19.4.2013, blz. 4).

(4)  Advies van het Agentschap van 9 oktober 2020 over de administratieve wijziging van de toelating van de Unie voor de biocidefamilie “INSECTICIDES FOR HOME USE”, https://echa.europa.eu/documents/10162/22836226/opinion_for_ua-admin_change_bc-dr061688-14_en.pdf/90bc7c1f-ed8e-a127-982c-4f08b3af513f


BIJLAGE

“BIJLAGE II

Samenvatting van de productkenmerken van een biocide familie

INSECTICIDES FOR HOME USE

Productsoort 18 — Insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen (Plaagbestrijdingsmiddelen)

Toelatingsnummer: EU-0021035-0000

Toelatingsnummer in R4BP: EU-0021035-0000

DEEL I

EERSTE INFORMATIENIVEAU

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE

1.1.   Familienaam

Naam

INSECTICIDES FOR HOME USE

1.2.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 18 — Insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen

1.3.   Toelatingshouder

Naam en adres van de toelatingshouder

Naam

Agrobiothers Laboratoire

Adres

ZI Route des Platières, 71290 CUISERY, Frankrijk

Toelatingsnummer

EU-0021035-0000

Toelatingsnummer in R4BP

EU-0021035-0000

Toelatingsdatum

16 juni 2020

Vervaldatum

31 mei 2030

1.4.   Fabrikant(en) van de biociden

Naam van de fabrikant

Agrobiothers Laboratoire

Adres van de fabrikant

ZI Route des Platières, 71290 CUISERY Frankrijk

Productielocatie

AF3 16 rue de l’Oberwald, 68360 Soultz Frankrijk

1.5.   Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)

Werkzame stof

3-Fenoxybenzyl(1RS,3RS;1RS,3SR)-3-(2,2-dichloorvinyl)-2,2-dimethylcyclopropaancarboxylaat (permethrin)

Naam van de fabrikant

Tagros Chemicals India Ltd (Artikel 95 List: LIMARU NV (Acting for Tagros Chemicals India Private Limited)

Adres van de fabrikant

Jhaver Centre, Rajah Annamalai Bldg., IV floor 72 Marshal’s road Egmore, 600008 Chennai Indië

Productielocatie

A-4/1&2, Sipcot Industrial Complex, Pachayankuppam Cuddalore, 607 005 Tamilnadu Indië


Werkzame stof

S-methopreen

Naam van de fabrikant

Babolna bio Ltd.

Adres van de fabrikant

Szallas u.6 H-, 1107 Budapest Hongarije

Productielocatie

Szallas u.6 H-, 1107 Budapest Hongarije

2.   SAMENSTELLING EN FORMULERING VAN DE BIOCIDEFAMILIE

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de familie

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

permethrin

 

Werkzame stof

52645-53-1

258-067-9

0,177

0,177

S-methopreen

 

Werkzame stof

65733-16-6

 

0,00225

0,00225

Propaan-2-ol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,33475

3,33475

n-butaan

n-butaan

Niet-werkzame stof

106-97-8

203-448-7

63,458

63,458

propaan

propaan

Niet-werkzame stof

74-98-6

200-827-9

16,271

16,271

isobutaan

isobutaan

Niet-werkzame stof

75-28-5

200-857-2

4,068

4,068

2.2.   Soort(en) formulering

Formulering(en)

AE — Spuitbus

DEEL II

TWEEDE INFORMATIENIVEAU — META-SPC(“s)

Meta-SPC 1

1.   Administratieve informatie van de meta-SPC 1

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 1

Identificatiecode

Insecticidespray voor huishoudelijk gebruik

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-1

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 18 — Insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 1

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

permethrin

 

Werkzame stof

52645-53-1

258-067-9

0,177

0,177

S-methopreen

 

Werkzame stof

65733-16-6

 

0,00225

0,00225

Propaan-2-ol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,33475

3,33475

n-butaan

n-butaan

Niet-werkzame stof

106-97-8

203-448-7

63,458

63,458

propaan

propaan

Niet-werkzame stof

74-98-6

200-827-9

16,271

16,271

isobutaan

isobutaan

Niet-werkzame stof

75-28-5

200-857-2

4,068

4,068

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 1

Formulering(en)

AE — Spuitbus

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 1

Gevarencategorie

Zeer licht ontvlambare aerosol.

Houder onder druk: kan open barsten bij verhitting

Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt.

Veroorzaakt ernstige oogirritatie.

Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Bevat PERMETHRIN. Kan een allergische reactie veroorzaken.

Veiligheidsaanbevelingen

Bij het inwinnen van medisch advies, de verpakking of het etiket ter beschikking houden.

Buiten het bereik van kinderen houden.

Lees aandachtig en volg alle instructies op.

Verwijderd houden van warmte, hete oppervlakken, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen. — Niet roken.

Niet in een open vuur of op andere ontstekingsbronnen spuiten.

Ook na gebruik niet doorboren of verbranden.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Bij aanhoudende oogirritatie:Een arts raadplegen.

Tegen zonlicht beschermen.Niet blootstellen aan temperaturen boven 50 °C/122 °F.

Bij maximaal 40 °C/104 °F bewaren.

Voorkom lozing in het milieu.

Gelekte/gemorste stof opruimen.

Inhoud naar/verpakking afvoeren naar inzamelpunt voor gevaarlijk afval.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 1

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 1. Gebruik # 1 — Insecticidespray voor huishoudelijk gebruik

Productsoort

PT 18 — Insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Vlooien Larven|Insecten Adulten Insecten

Ctenocephalides felis

Teken

Ixodes ricinus

Rhipicephalus sanguineus

Toepassingsgebied

Binnen

Plaatselijke behandeling van niet-afwasbare meubelen en huishoudelijk textiel zoals tapijten, matten, fauteuils.

Toepassingsmethode(n)

Spuiten

Na het stofzuigen van het te behandelen oppervlak wordt het product vanaf een afstand van 30 cm gesprayd.

Dosering(en) en frequentie

Spraybehandeling van 1,3 seconde voor ca. 1 m2 (2,1 g/m2) —

Tussen twee behandelingen moet ten minste zes maanden zitten.

Categorie/categorieën gebruikers

Breed publiek (niet-professioneel)

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Spuitbussen met interne coating van epoxyfenol beschermende lak (250 of 500 ml)

Spuitbussen zonder interne coating (300 ml)

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Zie algemene gebruiksaanwijzing

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Zie algemene gebruiksaanwijzing

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Zie algemene gebruiksaanwijzing

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Zie algemene gebruiksaanwijzing

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Zie algemene gebruiksaanwijzing

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1) VAN DE META-SPC 1

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Het product dient gebruikt te worden voor plaatselijke behandeling van niet-afwasbare meubelen en huishoudelijk textiel zoals tapijten, matten, fauteuils.

Lees voor gebruik altijd het etiket of de folder en volg alle aanwijzingen op.

Houd u aan de aanbevolen dosering.

Werkzaam tot zes maanden. Dit kan afnemen door normale reiniging (bv. stofzuigen van tapijten) of intensiever gebruik van de oppervlakken (bv. lopen, wrijving…).

Wissel in geval van een aanhoudende plaag af met producten die werkzame stoffen bevatten met een andere werking, om te voorkomen dat er resistentie ontstaat. Afwisseling zorgt ervoor dat resistente exemplaren uit de groep worden gedood.

Indien de plaag aanhoudt ondanks het volgen van de instructies op het etiket/de folder, neem dan contact op met een professionele ongediertebestrijder.

Niet gebruiken om katten of andere dieren te behandelen.

Informeer de toelatingshouder indien de behandeling niet effectief is.

Niet gebruiken in kattenmanden.

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Niet gebruiken op oppervlakken en textiel die nat afneembaar zijn.

Meubels niet afnemen met natte doekjes en tapijten of matten niet natmaken om te vermijden dat er resten van het product in het rioleringssysteem terechtkomen.

Verwijder al het voedsel, voer en dranken voor de behandeling.

Niet gebruiken op of in nabijheid van oppervlakken en gebruiksvoorwerpen die waarschijnlijk in direct contact komen met voedsel en dranken.

Vermijd contact met de ogen.

Verlaat de ruimte na het sprayen en laat het product een uur inwerken voordat u de ruimte ventileert.

Verwijder terrariums, aquariums en dierenkooien of dek deze af voor de behandeling.

Schakel het luchtfilter van het aquarium uit tijdens het sprayen.

Houd katten uit de buurt van behandelde oppervlakken wegens een hoge gevoeligheid voor de giftigheid van permetrhin.

Houd kinderen en huisdieren uit de buurt tijdens de behandeling.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

Inademing: Slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten in halfzittende houding. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien symptomen optreden en/of bij inademing van grote hoeveelheden.

Contact met de ogen: Onmiddellijk spoelen met veel water, af en toe de onderste en bovenste oogleden optillen. Controleer of het slachtoffer contactlenzen draagt en verwijder deze indien dit gemakkelijk kan. Spoel verder met lauw water gedurende ten minste 10 minuten. Schakel medische hulp in indien irritatie of verslechtering van het gezichtsvermogen optreedt.

Contact met de huid: Vervuilde kleding en schoeisel verwijderen. Vervuilde huid wassen met water. Raadpleeg een specialist in vergiftigingen indien er symptomen optreden.

Contact met de mond: De mond spoelen met water. Raadpleeg een specialist in vergiftigingen indien er symptomen optreden en/of in geval van mondcontact met grote hoeveelheden.

Geen vloeistoffen geven en geen braken opwekken in geval van verminderd bewustzijn; leg het slachtoffer in stabiele zijligging en vraag onmiddellijk medisch advies.

Houd de verpakking of het etiket ter beschikking.

Permethrin kan gevaarlijk zijn voor katten. Raadpleeg onmiddellijk de dierenarts indien zich vergiftigingsverschijnselen voordoen en toon hem/haar de verpakking.

Pyrethroïden kunnen paresthesie veroorzaken (branden en prikkelen van de huid zonder irritatie). Indien de symptomen aanhouden: een arts raadplegen.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Ongebruikt product niet in de bodem, oppervlaktewater of een riool terecht laten komen.

Voer ongebruikt product, de verpakking en al het overige afval af in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Houdbaarheid: 24 maanden

Niet opslaan bij een temperatuur hoger dan 40 °C

Niet blootstellen aan direct zonnelicht

Beschermen tegen vorst

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 1

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

FRONTLINE PET CARE SPRAY INSECTICIDE ET ACARICIDE POUR L'Habitat

SPRAY ANTIPARASITAIRE POUR L'Habitat 300 ML FRISKIES

INSECTICIDE Habitat/HOME VETOCANIS

FRONTLINE HOMEGARD SPRAY INSECTICIDE ET ACARICIDE POUR L'Habitat

INSECTICIDE Habitat/HOME VITALVETO

SPRAY INSECTICIDE POUR L’Habitat VITALVETO/INSECTICIDE HOUSEHOLD

SPRAY VITALVETO

SPRAY INSECTICIDE POUR L’Habitat VETOCANIS/INSECTICIDE HOUSEHOLD

SPRAY VETOCANIS

FRONTLINE HOMEGARD Husholdningsspray med insekticid og acaricid

FRONTLINE HOMEGARD Insecticide and acaricide household spray

FRONTLINE HOMEGARD Hyönteisten ja punkkien torjuntasuihke kotitalouksille

FRONTLINE HOMEGARD insektizides und akarizides Haushaltsspray

FRONTLINE HOMEGARD Spray Εντομοκτόνο και ακαρεοκτόνο σπρέι οικιακής χρήσης

FRONTLINE HOMEGARD Spray insetticida e acaricida per l’ambiente domestico

FRONTLINE HOMEGARD Insecticide en acaricidespray voor huishoudelijk gebruik

FRONTLINE HOMEGARD Husholdningsspray med insekticid og acaricid

FRONTLINE HOMEGARD INSETICIDA E ACARICIDA EM SPRAY PARA USO DOMÉSTICO

FRONTLINE HOMEGARD Hushållspray med insekticid och akaricid

Toelatingsnummer

EU-0021035-0001 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

permethrin

 

Werkzame stof

52645-53-1

258-067-9

0,177

S-methopreen

 

Werkzame stof

65733-16-6

 

0,00225

Propaan-2-ol

Propaan-2-ol

Niet-werkzame stof

67-63-0

200-661-7

3,33475

n-butaan

n-butaan

Niet-werkzame stof

106-97-8

203-448-7

63,458

propaan

propaan

Niet-werkzame stof

74-98-6

200-827-9

16,271

isobutaan

isobutaan

Niet-werkzame stof

75-28-5

200-857-2

4,068


(1)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 1.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/108


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/2110 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2021

tot wijziging van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 71, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een infectieuze virale ziekte bij gehouden en in het wild levende varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de betrokken dierpopulatie en de rentabiliteit van de landbouw, waardoor de verplaatsingen van zendingen van die dieren en producten daarvan binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie (2) is vastgesteld in het kader van Verordening (EU) 2016/429 en bevat bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest die door de in bijlage I bij die verordening vermelde lidstaten (de “betrokken lidstaten”) gedurende een beperkte periode in de in die bijlage vermelde beperkingszones I, II en III moeten worden toegepast.

(3)

De in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 als beperkingszones I, II en III opgenomen gebieden zijn opgenomen op basis van de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de Unie. Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 is laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2024 van de Commissie (3), naar aanleiding van veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van die ziekte in Letland, Polen en Slowakije.

(4)

Bij eventuele wijzigingen van de beperkingszones I, II en III in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 moet worden uitgegaan van de epidemiologische situatie met betrekking tot Afrikaanse varkenspest in de gebieden die door die ziekte zijn getroffen en de algemene epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de desbetreffende lidstaat, het risiconiveau ten aanzien van de verdere verspreiding van die ziekte, de wetenschappelijk gefundeerde beginselen en criteria voor de geografische vaststelling van zones ten aanzien van Afrikaanse varkenspest en de met de lidstaten in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders overeengekomen richtsnoeren van de Unie, die openbaar beschikbaar zijn op de website van de Commissie (4). Bij dergelijke wijzigingen moet ook rekening worden gehouden met internationale normen, zoals de Gezondheidscode voor landdieren (5) van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid en de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verstrekte motiveringen voor de zonering.

(5)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2024 is vastgesteld, heeft zich een nieuwe uitbraak van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij gehouden varkens in Polen en heeft zich een nieuwe uitbraak voorgedaan bij in het wild levende varkens in Duitsland.

(6)

In november 2021 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij gehouden varkens in de woiwodschap Święty Krzyż in Polen, in een gebied dat momenteel niet als beperkingszone is opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605. Door deze nieuwe uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens verhoogt het risiconiveau, wat in die bijlage moet worden weerspiegeld. Bijgevolg moet dit momenteel niet als beperkingszone in die bijlage opgenomen gebied van Polen dat door deze recente uitbraak van Afrikaanse varkenspest is getroffen, nu in die bijlage worden opgenomen als beperkingszone III, en moet een nieuwe beperkingszone I worden ingesteld om rekening te houden met deze recente uitbraak.

(7)

Verder is in november 2021 een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij een in het wild levend varken in de Duitse deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren, in een gebied dat momenteel niet in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 als een beperkingszone is opgenomen. Door deze nieuwe uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij een in het wild levend varken verhoogt het risiconiveau, wat in die bijlage moet worden weerspiegeld. Bijgevolg moet dit momenteel niet als beperkingszone in die bijlage opgenomen gebied van Duitsland dat door deze recente uitbraak van Afrikaanse varkenspest is getroffen, nu in die bijlage worden opgenomen als beperkingszone II, en moet een nieuwe beperkingszone I worden ingesteld om rekening te houden met deze recente uitbraak.

(8)

Naar aanleiding van deze recente uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij gehouden varkens in Polen en de uitbraak bij een in het wild levend varken in Duitsland, en rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in de Unie wat Afrikaanse varkenspest betreft, is de zonering in die lidstaten opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Bovendien zijn de bestaande risicobeheersmaatregelen ook opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605.

(9)

Om rekening te houden met de recente ontwikkelingen in de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de Unie, en met het oog op de proactieve bestrijding van de met de verspreiding van die ziekte samenhangende risico’s, moeten voor Duitsland en Polen nieuwe beperkingszones van voldoende omvang worden afgebakend en in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 als beperkingszones I, II en III worden opgenomen. Aangezien de situatie met betrekking tot Afrikaanse varkenspest in de Unie zeer dynamisch is, is bij de afbakening van die nieuwe beperkingszones rekening gehouden met de situatie in de omliggende gebieden.

(10)

Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van Afrikaanse varkenspest betreft, is het belangrijk dat de wijzigingen die door middel van deze uitvoeringsverordening worden aangebracht in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605, zo spoedig mogelijk in werking treden.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 van de Commissie van 7 april 2021 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PB L 129 van 15.4.2021, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2024 van de Commissie van 18 november 2021 tot wijziging van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PB L 411 van 19.11.2021, blz. 3).

(4)  Werkdocument SANTE/7112/2015/Rev. 3 “Principles and criteria for geographically defining ASF regionalisation”; https://ec.europa.eu/food/animals/animal-diseases/control-measures/asf_en

(5)  Gezondheidscode voor landdieren van de OIE, 28e editie, 2019. ISBN van volume I: 978-92-95108-85-1; ISBN van volume II: 978-92-95108-86-8; https://www.oie.int/standard-setting/terrestrial-code/access-online/


BIJLAGE

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/605 wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

BEPERKINGSZONES

DEEL I

1.   Duitsland

De volgende beperkingszones I in Duitsland:

Bundesland Brandenburg:

Landkreis Dahme-Spreewald:

Gemeinde Alt Zauche-Wußwerk,

Gemeinde Byhleguhre-Byhlen,

Gemeinde Märkische Heide, mit den Gemarkungen Alt Schadow, Neu Schadow, Pretschen, Plattkow, Wittmannsdorf, Schuhlen-Wiese, Bückchen, Kuschkow, Gröditsch, Groß Leuthen, Leibchel, Glietz, Groß Leine, Dollgen, Krugau, Dürrenhofe, Biebersdorf und Klein Leine,

Gemeinde Neu Zauche,

Gemeinde Schwielochsee mit den Gemarkungen Groß Liebitz, Guhlen, Mochow und Siegadel,

Gemeinde Spreewaldheide,

Gemeinde Straupitz,

Landkreis Märkisch-Oderland:

Gemeinde Müncheberg mit den Gemarkungen Müncheberg, Eggersdorf bei Müncheberg und Hoppegarten bei Müncheberg,

Gemeinde Bliesdorf mit den Gemarkungen Kunersdorf - westlich der B167 und Bliesdorf - westlich der B167

Gemeinde Märkische Höhe mit den Gemarkungen Reichenberg und Batzlow,

Gemeinde Wriezen mit den Gemarkungen Haselberg, Frankenfelde, Schulzendorf, Lüdersdorf Biesdorf, Rathsdorf - westlich der B 167 und Wriezen - westlich der B167

Gemeinde Buckow (Märkische Schweiz),

Gemeinde Strausberg mit den Gemarkungen Hohenstein und Ruhlsdorf,

Gemeine Garzau-Garzin,

Gemeinde Waldsieversdorf,

Gemeinde Rehfelde mit der Gemarkung Werder,

Gemeinde Reichenow-Mögelin,

Gemeinde Prötzel mit den Gemarkungen Harnekop, Sternebeck und Prötzel östlich der B 168 und der L35,

Gemeinde Oberbarnim,

Gemeinde Bad Freienwalde mit der Gemarkung Sonnenburg,

Gemeinde Falkenberg mit den Gemarkungen Dannenberg, Falkenberg westlich der L 35, Gersdorf und Kruge,

Gemeinde Höhenland mit den Gemarkungen Steinbeck, Wollenberg und Wölsickendorf,

Landkreis Barnim:

Gemeinde Joachimsthal östlich der L220 (Eberswalder Straße), östlich der L23 (Töpferstraße und Templiner Straße), östlich der L239 (Glambecker Straße) und Schorfheide (JO) östlich der L238,

Gemeinde Friedrichswalde mit der Gemarkung Glambeck östlich der L 239,

Gemeinde Althüttendorf,

Gemeinde Ziethen mit den Gemarkungen Groß Ziethen und Klein Ziethen westlich der B198,

Gemeinde Chorin mit den Gemarkungen Golzow, Senftenhütte, Buchholz, Schorfheide (Ch), Chorin westlich der L200 und Sandkrug nördlich der L200,

Gemeinde Britz,

Gemeinde Schorfheide mit den Gemarkungen Altenhof, Werbellin, Lichterfelde und Finowfurt,

Gemeinde (Stadt) Eberswalde mit der Gemarkungen Finow und Spechthausen und der Gemarkung Eberswalde südlich der B167 und westlich der L200,

Gemeinde Breydin,

Gemeinde Melchow,

Gemeinde Sydower Fließ mit der Gemarkung Grüntal nördlich der K6006 (Landstraße nach Tuchen), östlich der Schönholzer Straße und östlich Am Postweg,

Hohenfinow südlich der B167,

Landkreis Uckermark:

Gemeinde Pinnow nördlich der B2,

Gemeinde Passow mit den Gemarkungen Briest, Passow und Schönow,

Gemeinde Mark Landin mit den Gemarkungen Landin nördlich der B2, Grünow und Schönermark,

Gemeinde Angermünde mit den Gemarkungen Frauenhagen, Mürow, Angermünde nördlich und nordwestlich der B2, Dobberzin nördlich der B2, Kerkow, Welsow, Bruchhagen, Greiffenberg, Günterberg, Biesenbrow, Görlsdorf, Wolletz und Altkünkendorf,

Gemeinde Zichow,

Gemeinde Casekow mit den Gemarkungen Blumberg, Wartin, Luckow-Petershagen und den Gemarkungen Biesendahlshof und Casekow westlich der L272 und nördlich der L27,

Gemeinde Hohenselchow-Groß Pinnow mit der Gemarkung Hohenselchow nördlich der L27,

Gemeinde Tantow,

Gemeinde Mescherin

Gemeinde Gartz (Oder) mit der Gemarkung Geesow sowie den Gemarkungen Gartz und Hohenreinkendorf nördlich der L27 und B2 bis Gartenstraße,

Gemeinde Pinnow nördlich und westlich der B2,

Landkreis Oder-Spree:

Gemeinde Storkow (Mark),

Gemeinde Spreenhagen mit den Gemarkungen Braunsdorf, Markgrafpieske, Lebbin und Spreenhagen,

Gemeinde Grünheide (Mark) mit den Gemarkungen Kagel, Kienbaum und Hangelsberg,

Gemeinde Fürstenwalde westlich der B 168 und nördlich der L 36,

Gemeinde Rauen,

Gemeinde Wendisch Rietz bis zur östlichen Uferzone des Scharmützelsees und von der südlichen Spitze des Scharmützelsees südlich der B246,

Gemeinde Reichenwalde,

Gemeinde Bad Saarow mit der Gemarkung Petersdorf und der Gemarkung Bad Saarow-Pieskow westlich der östlichen Uferzone des Scharmützelsees und ab nördlicher Spitze westlich der L35,

Gemeinde Tauche mit der Gemarkung Werder,

Gemeinde Steinhöfel mit den Gemarkungen Jänickendorf, Schönfelde, Beerfelde, Gölsdorf, Buchholz, Tempelberg und den Gemarkungen Steinhöfel, Hasenfelde und Heinersdorf westlich der L36 und der Gemarkung Neuendorf im Sande nördlich der L36,

Landkreis Spree-Neiße:

Gemeinde Peitz,

Gemeinde Turnow-Preilack,

Gemeinde Drachhausen,

Gemeinde Schmogrow-Fehrow,

Gemeinde Drehnow,

Gemeinde Teichland mit den Gemarkungen Maust und Neuendorf,

Gemeinde Dissen-Striesow,

Gemeinde Briesen,

Gemeinde Spremberg mit den Gemarkungen, Sellessen, Spremberg, Bühlow, Laubsdorf, Bagenz und den Gemarkungen Groß Buckow, Klein Buckow östlich des Tagebaues Welzow-Süd,

Gemeinde Neuhausen/Spree mit den Gemarkungen Kathlow, Haasow, Roggosen, Koppatz, Neuhausen, Frauendorf, Groß Oßnig, Groß Döbern und Klein Döbern,

Landkreis Oberspreewald-Lausitz:

Gemeinde Grünewald,

Gemeinde Hermsdorf,

Gemeinde Kroppen,

Gemeinde Ortrand,

Gemeinde Großkmehlen,

Gemeinde Lindenau.

Landkreis Elbe-Elster:

Gemeinde Großthiemig,

Landkreis Prignitz:

Gemeinde Groß Pankow mit den Gemarkungen Baek, Tangendorf und Tacken,

Gemeinde Karstadt mit den Gemarkungen Groß Warnow, Klein Warnow, Reckenzin, Streesow, Garlin, Dallmin, Postlin, Kribbe, Neuhof, Strehlen und Blüthen,

Gemeinde Pirow mit der Gemarkung Bresch,

Gemeinde Gülitz-Reetz,

Gemeinde Putlitz mit den Gemarkungen Lockstädt, Mansfeld, Laaske, Weitgendorf und Telschow,

Gemeinde Triglitz,

Gemeinde Marienfließ mit den Gemarkungen Stepenitz, Frehne und Krempendorf,

Gemeinde Kümmernitztal mit den Gemarkungen Bückow und Grabow,

Bundesland Sachsen:

Landkreis Bautzen

Gemeinde Arnsdorf,

Gemeinde Burkau,

Gemeinde Crostwitz,

Gemeinde Cunewalde,

Gemeinde Demitz-Thumitz,

Gemeinde Doberschau-Gaußig,

Gemeinde Elsterheide,

Gemeinde Frankenthal,

Gemeinde Göda,

Gemeinde Großharthau,

Gemeinde Großnaundorf,

Gemeinde Großpostwitz/O.L.,

Gemeinde Haselbachtal,

Gemeinde Hochkirch, sofern nicht bereits der Sperrzone II,

Gemeinde Königswartha, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Kubschütz, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Lichtenberg,

Gemeinde Lohsa, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Nebelschütz,

Gemeinde Neschwitz, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Neukirch,

Gemeinde Neukirch/Lausitz,

Gemeinde Obergurig,

Gemeinde Ohorn,

Gemeinde Oßling,

Gemeinde Panschwitz-Kuckau,

Gemeinde Puschwitz,

Gemeinde Räckelwitz,

Gemeinde Radibor, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Ralbitz-Rosenthal,

Gemeinde Rammenau,

Gemeinde Schmölln-Putzkau,

Gemeinde Schwepnitz,

Gemeinde Sohland a. d. Spree,

Gemeinde Spreetal, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Bautzen, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Bernsdorf,

Gemeinde Stadt Bischhofswerda,

Gemeinde Stadt Elstra,

Gemeinde Stadt Großröhrsdorf,

Gemeinde Stadt Hoyerswerda, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Kamenz,

Gemeinde Stadt Lauta,

Gemeinde Stadt Pulsnitz,

Gemeinde Stadt Radeberg,

Gemeinde Stadt Schirgiswalde-Kirschau,

Gemeinde Stadt Wilthen,

Gemeinde Stadt Wittichenau, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Steina,

Gemeinde Steinigtwolmsdorf,

Gemeinde Wachau,

Stadt Dresden:

Stadtgebiet, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Landkreis Görlitz:

Gemeinde Beiersdorf,

Gemeinde Bertsdorf-Hörnitz,

Gemeinde Dürrhennersdorf,

Gemeinde Großschönau,

Gemeinde Großschweidnitz,

Gemeinde Hainewalde,

Gemeinde Kurort Jonsdorf,

Gemeinde Kottmar,

Gemeinde Lawalde,

Gemeinde Leutersdorf,

Gemeinde Mittelherwigsdorf,

Gemeinde Oderwitz,

Gemeinde Olbersdorf,

Gemeinde Oppach,

Gemeinde Oybin,

Gemeinde Rosenbach, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Schönau-Berzdorf a. d. Eigen, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Schönbach,

Gemeinde Stadt Bernstadt a. d. Eigen, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Ebersbach-Neugersdorf,

Gemeinde Stadt Herrnhut,

Gemeinde Stadt Löbau, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Neusalza-Spremberg,

Gemeinde Stadt Ostritz, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Seifhennersdorf,

Gemeinde Stadt Zittau,

Landkreis Meißen:

Gemeinde Diera-Zehren östlich der Elbe,

Gemeinde Klipphausen östlich der S 177,

Gemeinde Lampertswalde, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Niederau,

Gemeinde Priestewitz,

Gemeinde Stadt Coswig, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Gemeinde Stadt Großenhain,

Gemeinde Stadt Meißen im Norden östlich der Elbe bis zur Bahnlinie, im Süden östlich der S 177,

Gemeinde Stadt Radebeul,

Gemeinde Weinböhla, sofern nicht bereits Teil der Sperrzone II,

Bundesland Mecklenburg-Vorpommern:

Landkreis Vorpommern Greifswald

Gemeinde Penkun südlich der Autobahn A11,

Gemeinde Nadrense südlich der Autobahn A11,

Landkreis Ludwigslust-Parchim:

Gemeinde Ganzlin mit den Ortsteilen und Ortslagen: Retzow, Klein Damerow, Hof Retzow, Barackendorf, Wangelin,

Gemeinde Gehlsbach mit den Ortsteilen und der Ortslage: Vietlübbe, Karbow, Hof Karbow, Karbow, Ausbau, Darß, Wahlstorf, Quaßlin, Ausbau Darß, Quaßlin Hof, Quaßliner Mühle,

Gemeinde Kritzow mit den Ortsteilen und der Ortslage: Schlemmin, Kritzow, Benzin,

Gemeinde Lübz mit den Ortsteilen und der Ortslage: Broock, Wessentin, Wessentin Ausbau, Bobzin, Lübz, Broock Ausbau, Riederfelde, Ruthen, Lutheran, Gischow, Burow, Hof Gischow, Ausbau Lutheran, Meyerberg,

Gemeinde Granzin mit den Ortsteilen und der Ortslage: Lindenbeck, Greven, Beckendorf, Bahlenrade, Granzin Ausbau, Granzin,

Gemeinde Rom mit den Ortsteilen und der Ortslage: Lancken, Stralendorf, Rom, Darze, Klein Niendorf, Paarsch,

Gemeinde Parchim mit den Ortsteilen und der Ortslage: Dargelütz, Neuhof, Kiekindemark, Neu Klockow, Möderitz, Malchow, Damm, Parchim, Voigtsdorf, Neu Matzlow,

Gemeinde Domsühl mit den Ortsteilen und der Ortslage: Severin, Bergrade Hof, Bergrade Dorf, Zieslübbe, Alt Dammerow, Schlieven, Domsühl, Domsühl-Ausbau, Neu Schlieven,

Gemeinde Lewitzrand mit den Ortsteilen und der Ortslage: Matzlow, Garwitz,

Gemeinde Spornitz mit den Ortsteilen und der Ortslage: Dütschow, Primark, Steinbeck, Spornitz,

Gemeinde Brenz mit den Ortsteilen und der Ortslage: Neu Brenz, Alt Brenz,

Gemeinde Neustadt-Glewe mit den Ortsteilen und der Ortslage: Flugplatz, Wabel,

Gemeinde Blievenstorf mit den Ortsteilen und der Ortslage: Blievenstorf,

Gemeinde Muchow mit den Ortsteilen und der Ortslage: Muchow,

Gemeinde Prislich mit den Ortsteilen und der Ortslage: Neese, Werle, Prislich, Marienhof,

Gemeinde Zierzow mit den Ortsteilen und der Ortslage: Kolbow, Zierzow,

Gemeinde Balow mit den Ortsteilen und der Ortslage: Balow,

Gemeinde Stolpe mit den Ortsteilen und der Ortslage: Granzin, Barkow, Stolpe Ausbau, Stolpe,

Gemeinde Kreien mit den Ortsteilen und der Ortslage: Kolonie Kreien, Hof Kreien, Kreien Ausbau, Kreien, Wilson.

2.   Estland

De volgende beperkingszones I in Estland:

Hiiu maakond.

3.   Griekenland

De volgende beperkingszones I in Griekenland:

in the regional unit of Drama:

the community departments of Sidironero and Skaloti and the municipal departments of Livadero and Ksiropotamo (in Drama municipality),

the municipal department of Paranesti (in Paranesti municipality),

the municipal departments of Kokkinogeia, Mikropoli, Panorama, Pyrgoi (in Prosotsani municipality),

the municipal departments of Kato Nevrokopi, Chrysokefalo, Achladea, Vathytopos, Volakas, Granitis, Dasotos, Eksohi, Katafyto, Lefkogeia, Mikrokleisoura, Mikromilea, Ochyro, Pagoneri, Perithorio, Kato Vrontou and Potamoi (in Kato Nevrokopi municipality),

in the regional unit of Xanthi:

the municipal departments of Kimmerion, Stavroupoli, Gerakas, Dafnonas, Komnina, Kariofyto and Neochori (in Xanthi municipality),

the community departments of Satres, Thermes, Kotyli, and the municipal departments of Myki, Echinos and Oraio and (in Myki municipality),

the community department of Selero and the municipal department of Sounio (in Avdira municipality),

in the regional unit of Rodopi:

the municipal departments of Komotini, Anthochorio, Gratini, Thrylorio, Kalhas, Karydia, Kikidio, Kosmio, Pandrosos, Aigeiros, Kallisti, Meleti, Neo Sidirochori and Mega Doukato (in Komotini municipality),

the municipal departments of Ipio, Arriana, Darmeni, Archontika, Fillyra, Ano Drosini, Aratos and the Community Departments Kehros and Organi (in Arriana municipality),

the municipal departments of Iasmos, Sostis, Asomatoi, Polyanthos and Amvrosia and the community department of Amaxades (in Iasmos municipality),

the municipal department of Amaranta (in Maroneia Sapon municipality),

in the regional unit of Evros:

the municipal departments of Kyriaki, Mandra, Mavrokklisi, Mikro Dereio, Protokklisi, Roussa, Goniko, Geriko, Sidirochori, Megalo Derio, Sidiro, Giannouli, Agriani and Petrolofos (in Soufli municipality),

the municipal departments of Dikaia, Arzos, Elaia, Therapio, Komara, Marasia, Ormenio, Pentalofos, Petrota, Plati, Ptelea, Kyprinos, Zoni, Fulakio, Spilaio, Nea Vyssa, Kavili, Kastanies, Rizia, Sterna, Ampelakia, Valtos, Megali Doxipara, Neochori and Chandras (in Orestiada municipality),

the municipal departments of Asvestades, Ellinochori, Karoti, Koufovouno, Kiani, Mani, Sitochori, Alepochori, Asproneri, Metaxades, Vrysika, Doksa, Elafoxori, Ladi, Paliouri and Poimeniko (in Didymoteixo municipality),

in the regional unit of Serres:

the municipal departments of Kerkini, Livadia, Makrynitsa, Neochori, Platanakia, Petritsi, Akritochori, Vyroneia, Gonimo, Mandraki, Megalochori, Rodopoli, Ano Poroia, Katw Poroia, Sidirokastro, Vamvakophyto, Promahonas, Kamaroto, Strymonochori, Charopo, Kastanousi and Chortero and the community departments of Achladochori, Agkistro and Kapnophyto (in Sintiki municipality),

the municipal departments of Serres, Elaionas and Oinoussa and the community departments of Orini and Ano Vrontou (in Serres municipality),

the municipal departments of Dasochoriou, Irakleia, Valtero, Karperi, Koimisi, Lithotopos, Limnochori, Podismeno and Chrysochorafa (in Irakleia municipality).

4.   Letland

De volgende beperkingszones I in Letland:

Dienvidkurzemes novada Vērgales, Medzes, Grobiņas, Gaviezes, Rucavas, Nīcas, Otaņķu pagasts, Grobiņas pilsēta,

Ropažu novada Stopiņu pagasta daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes.

5.   Litouwen

De volgende beperkingszones I in Litouwen:

Klaipėdos rajono savivaldybė: Agluonėnų, Dovilų, Gargždų, Priekulės, Vėžaičių, Kretingalės ir Dauparų-Kvietinių seniūnijos,

Palangos miesto savivaldybė.

6.   Hongarije

De volgende beperkingszones I in Hongarije:

Békés megye 950950, 950960, 950970, 951950, 952050, 952750, 952850, 952950, 953050, 953150, 953650, 953660, 953750, 953850, 953960, 954250, 954260, 954350, 954450, 954550, 954650, 954750, 954850, 954860, 954950, 955050, 955150, 955250, 955260, 955270, 955350, 955450, 955510, 955650, 955750, 955760, 955850, 955950, 956050, 956060, 956150 és 956160 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Bács-Kiskun megye 600150, 600850, 601550, 601650, 601660, 601750, 601850, 601950, 602050, 603250, 603750 és 603850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Budapest 1 kódszámú, vadgazdálkodási tevékenységre nem alkalmas területe,

Csongrád-Csanád megye 800150, 800160, 800250, 802220, 802260, 802310 és 802450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Fejér megye 400150, 400250, 400351, 400352, 400450, 400550, 401150, 401250, 401350, 402050, 402350, 402360, 402850, 402950, 403050, 403450, 403550, 403650, 403750, 403950, 403960, 403970, 404650, 404750, 404850, 404950, 404960, 405050, 405750, 405850, 405950,

406050, 406150, 406550, 406650 és 406750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Győr-Moson-Sopron megye 100550, 100650, 100950, 101050, 101350, 101450, 101550, 101560 és 102150 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750260, 750350, 750450, 750460, 754450, 754550, 754560, 754570, 754650, 754750, 754950, 755050, 755150, 755250, 755350 és 755450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Komárom-Esztergom megye 250150, 250250, 250450, 250460, 250550, 250650, 250750, 251050, 251150, 251250, 251350, 251360, 251650, 251750, 251850, 252250, kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 571550, 572150, 572250, 572350, 572550, 572650, 572750, 572850, 572950, 573150, 573250, 573260, 573350, 573360, 573450, 573850, 573950, 573960, 574050, 574150, 574350, 574360, 574550, 574650, 574750, 574850, 574860, 574950, 575050, 575150, 575250, 575350, 575550, 575650, 575750, 575850, 575950, 576050, 576150, 576250, 576350, 576450, 576650, 576750, 576850, 576950, 577050, 577150, 577350, 577450, 577650, 577850, 577950, 578050, 578150, 578250, 578350, 578360, 578450, 578550, 578560, 578650, 578850, 578950, 579050, 579150, 579250, 579350, 579450, 579460, 579550, 579650, 579750, 580250 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

7.   Polen

De volgende beperkingszones I in Polen:

w województwie kujawsko - pomorskim:

powiat rypiński,

powiat brodnicki,

powiat grudziądzki,

powiat miejski Grudziądz,

powiat wąbrzeski,

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Wielbark i Rozogi w powiecie szczycieńskim,

w województwie podlaskim:

gminy Wysokie Mazowieckie z miastem Wysokie Mazowieckie, Czyżew i część gminy Kulesze Kościelne położona na południe od linii wyznaczonej przez linię koleją w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Miastkowo, Nowogród, Śniadowo i Zbójna w powiecie łomżyńskim,

gminy Szumowo, Zambrów z miastem Zambrów i część gminy Kołaki Kościelne położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie zambrowskim,

gminy Grabowo, Kolno i miasto Kolno, Turośl w powiecie kolneńskim,

w województwie mazowieckim:

powiat ostrołęcki,

powiat miejski Ostrołęka,

gminy Bielsk, Brudzeń Duży, Bulkowo, Drobin, Gąbin, Łąck, Nowy Duninów, Radzanowo, Słupno, Staroźreby i Stara Biała w powiecie płockim,

powiat miejski Płock,

powiat ciechanowski,

gminy Baboszewo, Dzierzążnia, Joniec, Nowe Miasto, Płońsk i miasto Płońsk, Raciąż i miasto Raciąż, Sochocin w powiecie płońskim,

powiat sierpecki,

gmina Siemiątkowo w powiecie żuromińskim,

część powiatu ostrowskiego niewymieniona w części II załącznika I,

gminy Radzanów, Strzegowo, Stupsk w powiecie mławskim,

powiat przasnyski,

powiat makowski,

powiat pułtuski,

część powiatu wyszkowskiego niewymieniona w części II załącznika I,

część powiatu węgrowskiego niewymieniona w części II załącznika I,

gminy Dąbrówka, Jadów, Klembów, Poświętne, Radzymin, Strachówka Wołomin i Tłuszcz w powiecie wołomińskim,

gminy Mokobody i Suchożebry w powiecie siedleckim,

gminy Dobre, Jakubów, Kałuszyn, Stanisławów w powiecie mińskim,

gminy Bielany i gmina wiejska Sokołów Podlaski w powiecie sokołowskim,

gminy Kowala, Wierzbica, część gminy Wolanów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 w powiecie radomskim,

powiat miejski Radom,

gminy Jastrząb, Mirów, Orońsko w powiecie szydłowieckim,

powiat gostyniński,

w województwie podkarpackim:

powiat jasielski,

powiat strzyżowski,

część powiatu ropczycko – sędziszowskiego niewymieniona w części II załącznika I,

gminy Pruchnik, Rokietnica, Roźwienica, w powiecie jarosławskim,

gminy Fredropol, Krasiczyn, Krzywcza, Medyka, Orły, Żurawica, Przemyśl w powiecie przemyskim,

powiat miejski Przemyśl,

gminy Gać, Jawornik Polski, Kańczuga, część gminy Zarzecze położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Mleczka w powiecie przeworskim,

powiat łańcucki,

gminy Trzebownisko, Głogów Małopolski, część gminy Świlcza położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 94 i część gminy Sokołów Małopolski położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 875 w powiecie rzeszowskim,

gminy Dzikowiec, Kolbuszowa i Raniżów w powiecie kolbuszowskim,

gminy Brzostek, Jodłowa, miasto Dębica, część gminy wiejskiej Dębica położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr A4 w powiecie dębickim,

w województwie świętokrzyskim:

gminy Nowy Korczyn, Solec–Zdrój, Wiślica, część gminy Busko Zdrój położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Siedlawy-Szaniec-Podgaje-Kołaczkowice w powiecie buskim,

powiat kazimierski,

część powiatu opatowskiego niewymieniona w części II załącznika I,

powiat sandomierski,

gminy Bogoria, Osiek, Staszów i część gminy Rytwiany położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 764, część gminy Szydłów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 756 w powiecie staszowskim,

powiat skarżyski,

gminy Pawłów, Wąchock, część gminy Brody położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9 oraz na południowy - zachód od linii wyznaczonej przez drogi: nr 0618T biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania w miejscowości Lipie, drogę biegnącą od miejscowości Lipie do wschodniej granicy gminy i część gminy Mirzec położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 744 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Tychów Stary a następnie przez drogę nr 0566T biegnącą od miejscowości Tychów Stary w kierunku północno - wschodnim do granicy gminy w powiecie starachowickim,

powiat ostrowiecki,

gminy Fałków, Ruda Maleniecka, Radoszyce, Smyków, część gminy Końskie położona na zachód od linii kolejowej, część gminy Stąporków położona na południe od linii kolejowej w powiecie koneckim,

gminy Bodzentyn, Bieliny, Górno, Łagów, Masłów, Miedziana Góra, Mniów, Nowa Słupia, Piekoszów, Sitkówka-Nowiny, Strawczyn, Zagnańsk, część gminy Morawica położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Czarna Nida, część gminy Daleszyce położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 764, część gminy Raków położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr 756 i 764, w powiecie kieleckim,

gminy Działoszyce, Michałów, Pińczów, Złota w powiecie pińczowskim,

gminy Imielno, Jędrzejów, Nagłowice, Sędziszów, Słupia, Wodzisław w powiecie jędrzejowskim,

gminy Moskorzew, Radków, Secemin w powiecie włoszczowskim,

gmina Słupia Konecka w powiecie koneckim,

powiat miejski Kielce,

w województwie łódzkim:

gminy Łyszkowice, Kocierzew Południowy, Kiernozia, Chąśno, Nieborów, część gminy wiejskiej Łowicz położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 biegnącej od granicy miasta Łowicz do zachodniej granicy gminy oraz część gminy wiejskiej Łowicz położona na wschód od granicy miasta Łowicz i na północ od granicy gminy Nieborów w powiecie łowickim,

gminy Cielądz, Rawa Mazowiecka z miastem Rawa Mazowiecka w powiecie rawskim,

gminy Bolimów, Głuchów, Godzianów, Lipce Reymontowskie, Maków, Nowy Kawęczyn, Skierniewice, Słupia w powiecie skierniewickim,

powiat miejski Skierniewice,

gminy Mniszków, Paradyż, Sławno i Żarnów w powiecie opoczyńskim,

powiat tomaszowski,

powiat brzeziński,

powiat łaski,

powiat miejski Łódź,

powat łódzki wschodni,

powiat pabianicki,

gmina Wieruszów, część gminy Sokolniki położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 4715E, część gminy Galewice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Przybyłów – Ostrówek – Dąbrówka – Zmyślona w powiecie wieruszowskim,

gminy Aleksandrów Łódzki, Stryków, miasto Zgierz w powiecie zgierskim,

gminy Bełchatów z miastem Bełchatów, Drużbice, Kluki, Rusiec, Szczerców, Zelów w powiecie bełchatowskim,

gminy Osjaków, Konopnica, Pątnów, Wierzchlas, część gminy Mokrsko położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Krzyworzeka – Mokrsko - Zmyślona – Komorniki – Orzechowiec – Poręby, część gminy Wieluń położona na wschód od zachodniej granicy miejscowości Wieluń oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Wieluń – Turów – Chotów biegnącą do zachodniej granicy gminy, część gminy Ostrówek położona na wschód od linii wyznaczonej przez rzekę Pyszna w powiecie wieluńskim,

część powiatu sieradzkiego niewymieniona w części III załącznika I,

powiat zduńskowolski,

gminy Aleksandrów, Czarnocin, Grabica, Moszczenica, Ręczno, Sulejów, Wola Krzysztoporska, Wolbórz w powiecie piotrkowskim,

powiat miejski Piotrków Trybunalski,

gminy Masłowice, Przedbórz, Wielgomłyny i Żytno w powiecie radomszczańskim,

w województwie śląskim:

gmina Koniecpol w powiecie częstochowskim,

w województwie pomorskim:

gminy Ostaszewo, miasto Krynica Morska oraz część gminy Nowy Dwór Gdański położona na południowy - zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 55 biegnącą od południowej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 7, następnie przez drogę nr 7 i S7 biegnącą do zachodniej granicy gminy w powiecie nowodworskim,

gminy Lichnowy, Miłoradz, Nowy Staw, Malbork z miastem Malbork w powiecie malborskim,

gminy Mikołajki Pomorskie, Stary Targ i Sztum w powiecie sztumskim,

powiat gdański,

Miasto Gdańsk,

powiat tczewski,

powiat kwidzyński,

w województwie lubuskim:

gmina Lubiszyn w powiecie gorzowskim,

gmina Dobiegniew w powiecie strzelecko – drezdeneckim,

w województwie dolnośląskim:

powiat oleśnicki,

gminy Jordanów Śląski, Kąty Wrocławskie, Kobierzyce, Mietków, Sobótka, część gminy Długołęka położona na północ od linii wyznaczonej przez droge nr S8, część gminy Żórawina położona na zachód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 w powiecie wrocławskim,

część gminy Domaniów położona na południowy zachód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 w powiecie oławskim,

część powiatu miejskiego Wrocław położóna na północny zachód od linii wyznaczonej przez autostradę nr A8,

gmina Wiązów w powiecie strzelińskim,

powiat średzki,

miasto Świeradów Zdrój w powiecie lubańskim,

część powiatu wołowskiego niewymieniona w części III załącznika I,

powiat miejski Legnica,

gminy Krotoszyce, Kunice, Legnickie Pole, Miłkowice, Prochowice, Ruja w powiecie legnickim,

gminy Pielgrzymka, Świerzawa, Złotoryja z miastem Złotoryja, miasto Wojcieszów w powiecie złotoryjskim,

powiat lwówecki,

gminy Ścinawa i Lubin z miastem Lubin w powiecie lubińskim,

część powiatu trzebnickiego niewymieniona w części III załącznika I,

gmina Wądroże Wielkie w powiecie jaworskim,

gminy Cieszków, Krośnice, część gminy Milicz położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 15 biegnącej od północnej granicy gminy do południowej granicy gminy w miejcowości Lasowice w powiecie milickim,

w województwie wielkopolskim:

powiat krotoszyński,

gminy Borek Wielkopolski, Gostyń, Pępowo, Piaski, Pogorzela, w powiecie gostyńskim,

gmina Osieczna, część gminy Lipno położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5, część gminy Święciechowa położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5 w powiecie leszczyńskim,

powiat miejski Leszno,

gminy Granowo, Grodzisk Wielkopolski i część gminy Kamieniec położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 308 w powiecie grodziskim,

gminy Czempiń, Kościan i miasto Kościan, Krzywiń, część gminy Śmigiel położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5 w powiecie kościańskim,

powiat miejski Poznań,

gminy Buk, Dopiewo, Komorniki, Tarnowo Podgórne, Stęszew, Swarzędz, Pobiedziska, Czerwonak, Mosina, miasto Luboń, miasto Puszczykowo i część gminy Kórnik położona na zachód od linii wyznaczonych przez drogi: nr S11 biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 434 i drogę nr 434 biegnącą od tego skrzyżowania do południowej granicy gminy, część gminy Rokietnica położona na południowy zachód od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy gminy w miejscowości Krzyszkowo do południowej granicy gminy w miejscowości Kiekrz oraz część gminy wiejskiej Murowana Goślina położona na południe od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy miasta Murowana Goślina do północno-wschodniej granicy gminy w powiecie poznańskim,

gmina Kiszkowo i część gminy Kłecko położona na zachód od rzeki Mała Wełna w powiecie gnieźnieńskim,

powiat czarnkowsko-trzcianecki,

gmina Kaźmierz część gminy Duszniki położona na południowy – wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 306 biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Duszniki, a następnie na południe od linii wyznaczonej przez ul. Niewierską oraz drogę biegnącą przez miejscowość Niewierz do zachodniej granicy gminy, część gminy Ostroróg położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 186 i 184 biegnące od granicy gminy do miejscowości Ostroróg, a następnie od miejscowości Ostroróg przez miejscowości Piaskowo – Rudki do południowej granicy gminy, część gminy Wronki położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Wartę biegnącą od zachodniej granicy gminy do przecięcia z droga nr 182, a następnie na wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr 182 oraz 184 biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 182 do południowej granicy gminy, miasto Szamotuły i część gminy Szamotuły położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 306 i drogę łączącą miejscowości Lipnica - Ostroróg do linii wyznaczonej przez wschodnią granicę miasta Szamotuły i na południe od linii kolejowej biegnącej od południowej granicy miasta Szamotuły, do południowo-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Obrzycko położona na zachód od drogi nr 185 łączącej miejscowości Gaj Mały, Słopanowo i Obrzycko do północnej granicy miasta Obrzycko, a następnie na zachód od drogi przebiegającej przez miejscowość Chraplewo w powiecie szamotulskim,

gmina Budzyń w powiecie chodzieskim,

gminy Mieścisko, Skoki i Wągrowiec z miastem Wągrowiec w powiecie wągrowieckim,

powiat pleszewski,

gmina Zagórów w powiecie słupeckim,

gmina Pyzdry w powiecie wrzesińskim,

gminy Kotlin, Żerków i część gminy Jarocin położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogi nr S11 i 15 w powiecie jarocińskim,

powiat ostrowski,

powiat miejski Kalisz,

gminy Blizanów, Brzeziny, Żelazków, Godziesze Wielkie, Koźminek, Lisków, Opatówek, Szczytniki, część gminy Stawiszyn położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 25 biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Zbiersk, a następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Zbiersk – Łyczyn – Petryki biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 25 do południowej granicy gminy, część gminy Ceków- Kolonia położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Młynisko – Morawin - Janków w powiecie kaliskim,

gminy Brudzew, Dobra, Kawęczyn, Przykona, Władysławów, Turek z miastem Turek część gminy Tuliszków położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 72 biegnącej od wschodniej granicy gminy do miasta Turek a następnie na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 biegnącej od skrzyżowania z drogą nr 72 w mieście Turek do zachodniej granicy gminy w powiecie tureckim,

gminy Rzgów, Grodziec, Krzymów, Stare Miasto, część gminy Rychwał położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 25 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Rychwał, a następnie na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 25 w miejscowości Rychwał do wschodniej granicy gminy w powiecie konińskim,

część gminy Kępno położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr S8 w powiecie kępińskim,

powiat ostrzeszowski,

w województwie opolskim:

gminy Domaszowice, Wilków i część gminy Namysłów położona na zachód od linii wyznaczonej przez rzekę Głucha w powiecie namysłowskim,

gminy Wołczyn, Kluczbork, część gminy Byczyna położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 11 w powiecie kluczborskim,

gmina Praszka, część gminy Gorzów Śląski położona na południe od północnej granicy miasta Gorzów Śląski oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 45, część gminy Rudniki położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 42 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 43 i na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 43 biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 42 w powiecie oleskim,

gminy Grodków, Lubsza, Olszanka, Skarbimierz i miasto Brzeg w powiecie brzeskim,

w województwie zachodniopomorskim:

gminy Nowogródek Pomorski, Barlinek, Myślibórz, część gminy Dębno położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 126 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 23 w miejscowości Dębno, następnie na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 23 do skrzyżowania z ul. Jana Pawła II w miejscowości Cychry, następnie na północ od ul. Jana Pawła II do skrzyżowania z ul. Ogrodową i dalej na północ od linii wyznaczonej przez ul. Ogrodową, której przedłużenie biegnie do wschodniej granicy gminy w powiecie myśliborskim,

gminy Banie i Widuchowa, w powiecie gryfińskim,

gmina Kozielice w powiecie pyrzyckim,

gminy Bierzwnik, Krzęcin, Pełczyce w powiecie choszczeńskim,

w województwie małopolskim:

powiat brzeski,

powiat gorlicki,

powiat proszowicki,

powiat nowosądecki,

powiat miejski Nowy Sącz,

część powiatu dąbrowskiego niewymieniona w części III załącznika I,

część powiatu tarnowskiego niewymieniona w części III załącznika I.

8.   Slowakije

De volgende beperkingszones I in Slowakije:

the whole district of Medzilaborce,

the whole district of Stropkov, except municipalities included in part II,

the whole district of Svidník, except municipalities included in part II,

in the district of Veľký Krtíš, the municipalities of Ipeľské Predmostie, Veľká nad Ipľom, Hrušov, Kleňany, Sečianky,

in the district of Levice, the municipalities of Ipeľské Úľany, Plášťovce, Dolné Túrovce, Stredné Túrovce, Šahy, Tešmak,

the whole district of Krupina, except municipalities included in part II,

the whole district of Banska Bystrica, except municipalities included in part II,

in the district of Liptovsky Mikulas – municipalities of Pribylina, Jamník, Svatý Štefan, Konská, Jakubovany, Liptovský Ondrej, Beňadiková, Vavrišovo, Liptovská Kokava, Liptovský Peter, Dovalovo, Hybe, Liptovský Hrádok, Liptovský Ján, Uhorská Ves, Podtureň, Závažná Poruba, Liptovský Mikuláš, Pavčina Lehota, Demänovská Dolina, Gôtovany, Galovany, Svätý Kríž, Lazisko, Dúbrava, Malatíny, Liptovské Vlachy, Liptovské Kľačany, Partizánska Ľupča, Kráľovská Ľubeľa, Zemianska Ľubeľa, Východná – a part of municipality north from the highway D1,

in the district of Ružomberok, the municipalities of Liptovská Lužná, Liptovská Osada, Podsuchá, Ludrová, Štiavnička, Liptovská Štiavnica, Nižný Sliač, Liptovské Sliače,

the whole district of Banska Stiavnica,

the whole district of Žiar nad Hronom.

DEEL II

1.   Bulgarije

De volgende beperkingszones II in Bulgarije:

the whole region of Haskovo,

the whole region of Yambol,

the whole region of Stara Zagora,

the whole region of Pernik,

the whole region of Kyustendil,

the whole region of Plovdiv, excluding the areas in Part III,

the whole region of Pazardzhik, excluding the areas in Part III,

the whole region of Smolyan,

the whole region of Dobrich,

the whole region of Sofia city,

the whole region of Sofia Province,

the whole region of Blagoevgrad,

the whole region of Razgrad,

the whole region of Kardzhali,

the whole region of Burgas excluding the areas in Part III,

the whole region of Varna excluding the areas in Part III,

the whole region of Silistra, excluding the areas in Part III,

the whole region of Ruse, excluding the areas in Part III,

the whole region of Veliko Tarnovo, excluding the areas in Part III,

the whole region of Pleven, excluding the areas in Part III,

the whole region of Targovishte, excluding the areas in Part III,

the whole region of Shumen, excluding the areas in Part III,

the whole region of Sliven, excluding the areas in Part III,

the whole region of Vidin, excluding the areas in Part III.

2.   Duitsland

De volgende beperkingszones II in Duitsland:

Bundesland Brandenburg:

Landkreis Oder-Spree:

Gemeinde Grunow-Dammendorf,

Gemeinde Mixdorf

Gemeinde Schlaubetal,

Gemeinde Neuzelle,

Gemeinde Neißemünde,

Gemeinde Lawitz,

Gemeinde Eisenhüttenstadt,

Gemeinde Vogelsang,

Gemeinde Ziltendorf,

Gemeinde Wiesenau,

Gemeinde Friedland,

Gemeinde Siehdichum,

Gemeinde Müllrose,

Gemeinde Briesen,

Gemeinde Jacobsdorf

Gemeinde Groß Lindow,

Gemeinde Brieskow-Finkenheerd,

Gemeinde Ragow-Merz,

Gemeinde Beeskow,

Gemeinde Rietz-Neuendorf,

Gemeinde Tauche mit den Gemarkungen Stremmen, Ranzig, Trebatsch, Sabrodt, Sawall, Mitweide, Lindenberg, Falkenberg (T), Görsdorf (B), Wulfersdorf, Giesensdorf, Briescht, Kossenblatt und Tauche,

Gemeinde Langewahl,

Gemeinde Berkenbrück,

Gemeinde Steinhöfel mit den Gemarkungen Arensdorf und Demitz und den Gemarkungen Steinhöfel, Hasenfelde und Heinersdorf östlich der L 36 und der Gemarkung Neuendorf im Sande südlich der L36,

Gemeinde Fürstenwalde östlich der B 168 und südlich der L36,

Gemeinde Diensdorf-Radlow,

Gemeinde Wendisch Rietz östlich des Scharmützelsees und nördlich der B 246,

Gemeinde Bad Saarow mit der Gemarkung Neu Golm und der Gemarkung Bad Saarow-Pieskow östlich des Scharmützelsees und ab nördlicher Spitze östlich der L35,

Landkreis Dahme-Spreewald:

Gemeinde Jamlitz,

Gemeinde Lieberose,

Gemeinde Schwielochsee mit den Gemarkungen Goyatz, Jessern, Lamsfeld, Ressen, Speichrow und Zaue,

Landkreis Spree-Neiße:

Gemeinde Schenkendöbern,

Gemeinde Guben,

Gemeinde Jänschwalde,

Gemeinde Tauer,

Gemeinde Teichland mit der Gemarkung Bärenbrück,

Gemeinde Heinersbrück,

Gemeinde Forst,

Gemeinde Groß Schacksdorf-Simmersdorf,

Gemeinde Neiße-Malxetal,

Gemeinde Jämlitz-Klein Düben,

Gemeinde Tschernitz,

Gemeinde Döbern,

Gemeinde Felixsee,

Gemeinde Wiesengrund,

Gemeinde Spremberg mit den Gemarkungen Groß Luja, Türkendorf, Graustein, Waldesdorf, Hornow, Schönheide und Liskau,

Gemeinde Neuhausen/Spree mit den Gemarkungen Kahsel, Drieschnitz, Gablenz, Komptendorf und Sergen,

Landkreis Märkisch-Oderland:

Gemeinde Bleyen-Genschmar,

Gemeinde Neuhardenberg,

Gemeinde Golzow,

Gemeinde Küstriner Vorland,

Gemeinde Alt Tucheband,

Gemeinde Reitwein,

Gemeinde Podelzig,

Gemeinde Gusow-Platkow,

Gemeinde Seelow,

Gemeinde Vierlinden,

Gemeinde Lindendorf,

Gemeinde Fichtenhöhe,

Gemeinde Lietzen,

Gemeinde Falkenhagen (Mark),

Gemeinde Zeschdorf,

Gemeinde Treplin,

Gemeinde Lebus,

Gemeinde Müncheberg mit den Gemarkungen Jahnsfelde, Trebnitz, Obersdorf, Münchehofe und Hermersdorf,

Gemeinde Märkische Höhe mit der Gemarkung Ringenwalde,

Gemeinde Bliesdorf mit der Gemarkung Metzdorf und Gemeinde Bliesdorf – östlich der B167 bis östlicher Teil, begrenzt aus Richtung Gemarkungsgrenze Neutrebbin südlich der Bahnlinie bis Straße „Sophienhof“ dieser westlich folgend bis „Ruesterchegraben“ weiter entlang Feldweg an den Windrädern Richtung „Herrnhof“, weiter entlang „Letschiner Hauptgraben“ nord-östlich bis Gemarkungsgrenze Alttrebbin und Kunersdorf – östlich der B167,

Gemeinde Bad Freienwalde mit den Gemarkungen Altglietzen, Altranft, Bad Freienwalde, Bralitz, Hohenwutzen, Schiffmühle, Hohensaaten und Neuenhagen,

Gemeinde Falkenberg mit der Gemarkung Falkenberg östlich der L35,

Gemeinde Oderaue,

Gemeinde Wriezen mit den Gemarkungen Altwriezen, Jäckelsbruch, Neugaul, Beauregard, Eichwerder, Rathsdorf – östlich der B167 und Wriezen – östlich der B167,

Gemeinde Neulewin,

Gemeinde Neutrebbin,

Gemeinde Letschin,

Gemeinde Zechin,

Landkreis Barnim:

Gemeinde Lunow-Stolzenhagen,

Gemeinde Parsteinsee,

Gemeinde Oderberg,

Gemeinde Liepe,

Gemeinde Hohenfinow (nördlich der B167),

Gemeinde Niederfinow,

Gemeinde (Stadt) Eberswalde mit den Gemarkungen Eberswalde nördlich der B167 und östlich der L200, Sommerfelde und Tornow nördlich der B167,

Gemeinde Chorin mit den Gemarkungen Brodowin, Chorin östlich der L200, Serwest, Neuehütte, Sandkrug östlich der L200,

Gemeinde Ziethen mit der Gemarkung Klein Ziethen östlich der Serwester Dorfstraße und östlich der B198,

Landkreis Uckermark:

Gemeinde Angermünde mit den Gemarkungen Crussow, Stolpe, Gellmersdorf, Neukünkendorf, Bölkendorf, Herzsprung, Schmargendorf und den Gemarkungen Angermünde südlich und südöstlich der B2 und Dobberzin südlich der B2,

Gemeinde Schwedt mit den Gemarkungen Criewen, Zützen, Schwedt, Stendell, Kummerow, Kunow, Vierraden, Blumenhagen, Oderbruchwiesen, Enkelsee, Gatow und Hohenfelde,

Gemeinde Schöneberg mit den Gemarkungen Schöneberg, Flemsdorf und der Gemarkung Felchow östlich der B2,

Gemeinde Pinnow südlich und östlich der B2,

Gemeinde Berkholz-Meyenburg,

Gemeinde Landin mit der Gemarkung Landin südlich der B2,

Gemeinde Casekow mit der Gemarkung Woltersdorf und den Gemarkungen Biesendahlshof und Casekow östlich der L272 und südlich der L27,

Gemeinde Hohenselchow-Groß Pinnow mit der Gemarkung Groß Pinnow und der Gemarkung Hohenselchow südlich der L27,

Gemeinde Gartz (Oder) mit der Gemarkung Friedrichsthal und den Gemarkungen Gartz und Hohenreinkendorf südlich der L27 und B2 bis Gartenstraße,

Gemeinde Passow mit der Gemarkung Jamikow,

Kreisfreie Stadt Frankfurt (Oder),

Landkreis Prignitz:

Gemeinde Berge,

Gemeinde Pirow,

Gemeinde Putlitz mit den Gemarkungen Sagast, Nettelbeck, Porep, Lütkendorf und Putlitz,

Gemeinde Marienfließ mit der Gemarkung Jännersdorf,

Bundesland Sachsen:

Landkreis Bautzen:

Gemeinde Großdubrau,

Gemeinde Hochkirch nördlich der B6,

Gemeinde Königswartha östlich der B96,

Gemeinde Kubschütz nördlich der B6,

Gemeinde Laußnitz,

Gemeinde Lohsa östlich der B96,

Gemeinde Malschwitz,

Gemeinde Neschwitz östlich der B96,

Gemeinde Ottendorf-Okrilla,

Gemeinde Radibor östlich der B96,

Gemeinde Spreetal östlich der B97,

Gemeinde Stadt Bautzen östlich des Verlaufs der B96 bis Abzweig S 156 und nördlich des Verlaufs S 156 bis Abzweig B6 und nördlich des Verlaufs der B 6 bis zur östlichen Gemeindegrenze,

Gemeinde Stadt Hoyerswerda südlich des Verlaufs der B97 bis Abzweig B96 und östlich des Verlaufs der B96 bis zur südlichen Gemeindegrenze,

Gemeinde Stadt Königsbrück mit dem Ortsteil Röhrsdorf,

Gemeinde Stadt Weißenberg,

Gemeinde Stadt Wittichenau östlich der B96,

Stadt Dresden:

Stadtteile Gomlitz, Lausa/Friedersdorf, Marsdorf, Weixdorf,

Landkreis Görlitz:

Gemeinde Boxberg/O.L.,

Gemeinde Gablenz,

Gemeinde Groß Düben,

Gemeinde Hähnichen,

Gemeinde Hohendubrau,

Gemeinde Horka,

Gemeinde Kodersdorf,

Gemeinde Königshain,

Gemeinde Krauschwitz i.d. O.L.,

Gemeinde Kreba-Neudorf,

Gemeinde Markersdorf,

Gemeinde Mücka,

Gemeinde Neißeaue,

Gemeinde Quitzdorf am See,

Gemeinde Rietschen,

Gemeinde Rosenbach nördlich der S129,

Gemeinde Schleife,

Gemeinde Schönau-Berzdorf a. d. Eigen nördlich der S129,

Gemeinde Schöpstal,

Gemeinde Stadt Bad Muskau,

Gemeinde Stadt Bernstadt a. d. Eigen nördlich der S129,

Gemeinde Stadt Görlitz,

Gemeinde Stadt Löbau nördlich der B 6 von der Kreisgrenze Bautzen bis zum Abzweig der S 129, auf der S129 bis Gemeindegrenze,

Gemeinde Stadt Niesky,

Gemeinde Stadt Ostritz nördlich der S129 und K8616,

Gemeinde Stadt Reichenbach/O.L.,

Gemeinde Stadt Rothenburg/O.L.,

Gemeinde Stadt Weißwasser/O.L.,

Gemeinde Trebendorf,

Gemeinde Vierkirchen,

Gemeinde Waldhufen,

Gemeinde Weißkeißel,

Landkreis Meißen:

Gemeinde Ebersbach,

Gemeinde Lampertswalde mit den Ortsteilen Lampertswalde, Mühlbach, Quersa, Schönborn,

Gemeinde Moritzburg,

Gemeinde Schönfeld,

Gemeinde Stadt Coswig nördlich der S80 und östlich der S81,

Gemeinde Stadt Radeburg,

Gemeinde Thiendorf,

Gemeinde Weinböhla östlich der S81.

Bundesland Mecklenburg-Vorpommern:

Landkreis Ludwigslust-Parchim:

Gemeinde Parchim mit den Ortsteilen und der Ortslage: Slate,

Gemeinde Siggelkow mit den Ortsteilen und der Ortslage: Neuburg, Groß Pankow, Klein Pankow, Redlin, Siggelkow,

Gemeinde Ruhner Berge mit den Ortsteilen und der Ortslage: Marnitz, Jarchow, Leppin, Mooster, Drenkow, Malow, Tessenow, Poltnitz, Poitendorf, Zachow, Dorf Poltnitz, Suckow, Mentin, Griebow, Griebow-Mühle, Mentin Ausbau, Malower Mühle, Hof Poltnitz,

Gemeinde Karrenzin mit den Ortsteilen und den Ortslagen: Neu Herzfeld, Wulfsahl, Herzfeld, Repzin, Neu Herzfeld, Karrenzin, Karrenzin Ausbau,

Gemeinde Ziegendorf mit den Ortsteilen und Ortslagen: Stresendorf, Meierstorf (teilweise), Drefahl, Pampin, Platschow, Ziegendorf,

Gemeinde Brunow mit den Ortsteilen und Ortslagen: Bauerkuhl, Klüß, Löcknitz, Brunow,

Gemeinde Groß Godems mit den Ortsteilen und Ortstlagen: Groß Godems und Klein Godems,

Gemeinde Möllenbeck mit den Ortsteilen und den Ortslagen: Möllenbeck, Horst, Carlshof und Menzendorf,

Gemeinde Dambeck mit den Ortsteilen und den Ortslagen: Dambeck,

Gemeinde Ziegendorf mit Ortsteilen und Ortslage: Neu Drefahl und Meierstorf (teilweise).

3.   Estland

De volgende beperkingszones II in Estland:

Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond).

4.   Letland

De volgende beperkingszones II in Letland:

Aizkraukles novads,

Alūksnes novads,

Augšdaugavas novads,

Ādažu novads,

Balvu novads,

Bauskas novads,

Cēsu novads,

Dienvidkurzemes novada Aizputes, Cīravas, Lažas, Kalvenes, Kazdangas, Durbes, Dunalkas, Tadaiķu, Vecpils, Bārtas, Sakas, Bunkas, Priekules, Gramzdas, Kalētu, Virgas, Dunikas, Embūtes, Vaiņodes pagasts, Aizputes, Durbes, Pāvilostas, Priekules pilsēta,

Dobeles novads,

Gulbenes novads,

Jelgavas novads,

Jēkabpils novads,

Krāslavas novads,

Kuldīgas novads,

Ķekavas novads,

Limbažu novads,

Līvānu novads,

Ludzas novada Cirmas, Pureņu, Ņukšu, Pildas, Rundēnu, Istras, Pasienes, Zvirgzdenes, Blontu, Pušmucovas, Mērdzenes, Mežvidu, Salnavas, Malnavas, Goliševas pagasts, Līdumnieku pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V508 un upes Kurjanka no autoceļa V510 līdz Krievijas Federācijas robežai, Ciblas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V508, V511, Isnaudas pagasta daļa uz ziemeļrietumiem no autoceļa V511, V506, Lauderu pagasta daļa uz dienvidrietumiem no autoceļa V544, V514, V539, Zaļesjes pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V539, V513, P52 un A12, Kārsavas, Ludzas pilsēta,

Madonas novads,

Mārupes novads,

Ogres novads,

Olaines novads,

Preiļu novads,

Rēzeknes novads,

Ropažu novada Garkalnes, Ropažu pagasts, Stopiņu pagasta daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes, Vangažu pilsēta,

Salaspils novads,

Saldus novads,

Saulkrastu novads,

Siguldas novads,

Smiltenes novads,

Talsu novads,

Tukuma novads,

Valkas novads,

Valmieras novads,

Varakļānu novads,

Ventspils novads,

Daugavpils valstspilsētas pašvaldība,

Jelgavas valstspilsētas pašvaldība,

Jūrmalas valstspilsētas pašvaldība,

Rēzeknes valstspilsētas pašvaldība.

5.   Litouwen

De volgende beperkingszones II in Litouwen:

Alytaus miesto savivaldybė,

Alytaus rajono savivaldybė,

Anykščių rajono savivaldybė,

Akmenės rajono savivaldybė,

Birštono savivaldybė,

Biržų miesto savivaldybė,

Biržų rajono savivaldybė,

Druskininkų savivaldybė,

Elektrėnų savivaldybė,

Ignalinos rajono savivaldybė,

Jonavos rajono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė,

Jurbarko rajono savivaldybė,

Kaišiadorių rajono savivaldybė,

Kalvarijos savivaldybė,

Kauno miesto savivaldybė,

Kauno rajono savivaldybė,

Kazlų rūdos savivaldybė,

Kelmės rajono savivaldybė,

Kėdainių rajono savivaldybė,

Klaipėdos rajono savivaldybė: Judrėnų, Endriejavo ir Veiviržėnų seniūnijos,

Kupiškio rajono savivaldybė,

Kretingos rajono savivaldybė,

Lazdijų rajono savivaldybė,

Marijampolės savivaldybė,

Mažeikių rajono savivaldybė,

Molėtų rajono savivaldybė,

Pagėgių savivaldybė,

Pakruojo rajono savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė,

Panevėžio miesto savivaldybė,

Pasvalio rajono savivaldybė,

Radviliškio rajono savivaldybė,

Rietavo savivaldybė,

Prienų rajono savivaldybė,

Plungės rajono savivaldybė,

Raseinių rajono savivaldybė,

Rokiškio rajono savivaldybė,

Skuodo rajono savivaldybės,

Šakių rajono savivaldybė,

Šalčininkų rajono savivaldybė,

Šiaulių miesto savivaldybė,

Šiaulių rajono savivaldybė,

Šilutės rajono savivaldybė,

Širvintų rajono savivaldybė,

Šilalės rajono savivaldybė,

Švenčionių rajono savivaldybė,

Tauragės rajono savivaldybė,

Telšių rajono savivaldybė,

Trakų rajono savivaldybė,

Ukmergės rajono savivaldybė,

Utenos rajono savivaldybė,

Varėnos rajono savivaldybė,

Vilniaus miesto savivaldybė,

Vilniaus rajono savivaldybė,

Vilkaviškio rajono savivaldybė,

Visagino savivaldybė,

Zarasų rajono savivaldybė.

6.   Hongarije

De volgende beperkingszones II in Hongarije:

Békés megye 950150, 950250, 950350, 950450, 950550, 950650, 950660, 950750, 950850, 950860, 951050, 951150, 951250, 951260, 951350, 951450, 951460, 951550, 951650, 951750, 952150, 952250, 952350, 952450, 952550, 952650, 953250, 953260, 953270, 953350, 953450, 953550, 953560, 953950, 954050, 954060, 954150, 956250, 956350, 956450, 956550, 956650 és 956750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Borsod-Abaúj-Zemplén megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Fejér megye 403150, 403160, 403250, 403260, 403350, 404250, 404550, 404560, 404570, 405450, 405550, 405650, 406450 és 407050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Heves megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750250, 750550, 750650, 750750, 750850, 750970, 750980, 751050, 751150, 751160, 751250, 751260, 751350, 751360, 751450, 751460, 751470, 751550, 751650, 751750, 751850, 751950, 752150, 752250, 752350, 752450, 752460, 752550, 752560, 752650, 752750, 752850, 752950, 753060, 753070, 753150, 753250, 753310, 753450, 753550, 753650, 753660, 753750, 753850, 753950, 753960, 754050, 754150, 754250, 754360, 754370, 754850, 755550, 755650 és 755750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Komárom-Esztergom megye: 250350, 250850, 250950, 251450, 251550, 251950, 252050, 252150, 252350, 252450, 252460, 252550, 252650, 252750, 252850, 252860, 252950, 252960, 253050, 253150, 253250, 253350, 253450 és 253550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye valamennyi vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 570150, 570250, 570350, 570450, 570550, 570650, 570750, 570850, 570950, 571050, 571150, 571250, 571350, 571650, 571750, 571760, 571850, 571950, 572050, 573550, 573650, 574250, 577250, 580050 és 580150 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe.

7.   Polen

De volgende beperkingszones II in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Kalinowo, Stare Juchy, Prostki oraz gmina wiejska Ełk w powiecie ełckim,

powiat elbląski,

powiat miejski Elbląg,

powiat gołdapski,

powiat piski,

powiat bartoszycki,

powiat olecki,

powiat giżycki,

powiat braniewski,

powiat kętrzyński,

powiat lidzbarski,

gminy Jedwabno, Szczytno i miasto Szczytno i Świętajno w powiecie szczycieńskim,

powiat mrągowski,

powiat węgorzewski,

gminy Dobre Miasto, Dywity, Świątki, Jonkowo, Gietrzwałd, Olsztynek, Stawiguda, Jeziorany, Kolno, część gminy Biskupiec położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 57 w powiecie olsztyńskim,

powiat miejski Olsztyn,

powiat nidzicki,

gminy Kisielice, Susz, Zalewo w powiecie iławskim,

część powiatu ostródzkiego niewymieniona w części III załącznika I,

w województwie podlaskim:

powiat bielski,

powiat grajewski,

powiat moniecki,

powiat sejneński,

gminy Łomża, Piątnica, Jedwabne, Przytuły i Wizna w powiecie łomżyńskim,

powiat miejski Łomża,

powiat siemiatycki,

powiat hajnowski,

gminy Ciechanowiec, Klukowo, Szepietowo, Kobylin-Borzymy, Nowe Piekuty, Sokoły i część gminy Kulesze Kościelne położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie wysokomazowieckim,

gmina Rutki i część gminy Kołaki Kościelne położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie zambrowskim,

gminy Mały Płock i Stawiski w powiecie kolneńskim,

powiat białostocki,

powiat suwalski,

powiat miejski Suwałki,

powiat augustowski,

powiat sokólski,

powiat miejski Białystok,

w województwie mazowieckim:

gminy Domanice, Korczew, Kotuń, Mordy, Paprotnia, Przesmyki, Siedlce, Skórzec, Wiśniew, Wodynie, Zbuczyn w powiecie siedleckim,

powiat miejski Siedlce,

gminy Ceranów, Jabłonna Lacka, Kosów Lacki, Repki, Sabnie, Sterdyń w powiecie sokołowskim,

powiat łosicki,

powiat sochaczewski,

powiat zwoleński,

powiat kozienicki,

powiat lipski,

gminy Gózd, Iłża, Jastrzębia, Jedlnia Letnisko, Pionki z miastem Pionki, Skaryszew, Jedlińsk, Przytyk, Zakrzew w powiecie radomskim,

gminy Bodzanów, Słubice, Wyszogród i Mała Wieś w powiecie płockim,

powiat nowodworski,

gminy Czerwińsk nad Wisłą, Naruszewo, Załuski w powiecie płońskim,

gminy: miasto Kobyłka, miasto Marki, miasto Ząbki, miasto Zielonka w powiecie wołomińskim,

powiat garwoliński,

gminy Boguty – Pianki, Brok, Zaręby Kościelne, Nur, Małkinia Górna, część gminy wiejskiej Ostrów Mazowiecka położona na południe od miasta Ostrów Mazowiecka i na południowy - wschód od linii wyznaczonej przez drogę S8 biegnącą od południowej granicy miasta Ostrów Mazowiecka w powiecie ostrowskim,

część gminy Sadowne położona na północny- zachód od linii wyznaczonej przez linię kolejową, część gminy Łochów położona na północny – zachód od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie węgrowskim,

część gminy Brańszczyk położona na południowy – wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr S8 w powiecie wyszkowskim,

gminy Chlewiska i Szydłowiec w powiecie szydłowieckim,

gminy Cegłów, Dębe Wielkie, Halinów, Latowicz, Mińsk Mazowiecki i miasto Mińsk Mazowiecki, Mrozy, Siennica, miasto Sulejówek w powiecie mińskim,

powiat otwocki,

powiat warszawski zachodni,

powiat legionowski,

powiat piaseczyński,

powiat pruszkowski,

powiat grójecki,

powiat grodziski,

powiat żyrardowski,

powiat białobrzeski,

powiat przysuski,

powiat miejski Warszawa,

w województwie lubelskim:

powiat bialski,

powiat miejski Biała Podlaska,

gminy Batorz, Godziszów, Janów Lubelski, Modliborzyce w powiecie janowskim,

powiat puławski,

powiat rycki,

powiat łukowski,

powiat lubelski,

powiat miejski Lublin,

powiat lubartowski,

powiat łęczyński,

powiat świdnicki,

gminy Aleksandrów, Biszcza, Józefów, Księżpol, Łukowa, Obsza, Potok Górny, Tarnogród w powiecie biłgorajskim,

gminy Dołhobyczów, Mircze, Trzeszczany, Uchanie i Werbkowice w powiecie hrubieszowskim,

powiat krasnostawski,

powiat chełmski,

powiat miejski Chełm,

powiat tomaszowski,

część powiatu kraśnickiego niewymieniona w części III załącznika I,

powiat opolski,

powiat parczewski,

powiat włodawski,

powiat radzyński,

powiat miejski Zamość,

gminy Adamów, Grabowiec, Komarów – Osada, Krasnobród, Łabunie, Miączyn, Nielisz, Sitno, Skierbieszów, Stary Zamość, Zamość w powiecie zamojskim,

w województwie podkarpackim:

część powiatu stalowowolskiego niewymieniona w części III załącznika I,

gminy Cieszanów, Horyniec - Zdrój, Narol, Stary Dzików, Oleszyce, Lubaczów z miastem Lubaczów w powiecie lubaczowskim,

gmina Stubno w powiecie przemyskim,

gminy Chłopice, Jarosław z miastem Jarosław, Pawłosiów i Wiązownice w powiecie jarosławskim,

gmina Kamień w powiecie rzeszowskim,

gminy Cmolas, Majdan Królewski i Niwiska powiecie kolbuszowskim,

powiat leżajski,

powiat niżański,

powiat tarnobrzeski,

gminy Adamówka, Sieniawa, Tryńcza, Przeworsk z miastem Przeworsk, Zarzeczew powiecie przeworskim,

w województwie pomorskim:

gminy Dzierzgoń i Stary Dzierzgoń w powiecie sztumskim,

gmina Stare Pole w powiecie malborskim,

gminy Stegny, Sztutowo i część gminy Nowy Dwór Gdański położona na północny - wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 55 biegnącą od południowej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 7, następnie przez drogę nr 7 i S7 biegnącą do zachodniej granicy gminy w powiecie nowodworskim,

w województwie świętokrzyskim:

gmina Tarłów i część gminy Ożarów położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 w powiecie opatowskim,

część gminy Brody położona wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 9 i na północny - wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 0618T biegnącą od północnej granicy gminy do skrzyżowania w miejscowości Lipie oraz przez drogę biegnącą od miejscowości Lipie do wschodniej granicy gminy i część gminy Mirzec położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 744 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Tychów Stary a następnie przez drogę nr 0566T biegnącą od miejscowości Tychów Stary w kierunku północno – wschodnim do granicy gminy w powiecie starachowickim,

gmina Gowarczów, część gminy Końskie położona na wschód od linii kolejowej, część gminy Stąporków położona na północ od linii kolejowej w powiecie koneckim,

w województwie lubuskim:

gminy Bogdaniec, Deszczno, Kłodawa, Kostrzyn nad Odrą, Santok, Witnica w powiecie gorzowskim,

powiat miejski Gorzów Wielkopolski,

gminy Drezdenko, Strzelce Krajeńskie, Stare Kurowo, Zwierzyn w powiecie strzelecko – drezdeneckim,

powiat żarski,

gmina Cybinka w powiecie słubickim,

gminy Gozdnica i Wymiarki w powiecie żagańskim,

gminy Bobrowice, Bytnica, Gubin z miastem Gubin, Maszewo, Krosno Odrzańskie w powiecie krośnieńskim,

w województwie dolnośląskim:

powiat zgorzelecki,

gminy Grębocice i Polkowice w powiecie polkowickim,

gmina Rudna w powiecie lubińskim,

gminy Leśna, Lubań i miasto Lubań, Olszyna, Platerówka, Skierczyn w powiecie lubańskim,

część powiatu miejskiego Wrocław położona na południowy wschód od linii wyznaczonej przez autostradę A8,

gminy Czernica, Siechnice, część gminy Długołęka położona na południe od linii wyznaczonej przez droge nr S8, część gminy Żórawina położona na wschód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 w powiecie wrocławskim,

gminy Jelcz- Laskowice, Oława z miastem Oława i część gminy Domaniów położona na północny wschód od linii wyznaczonej przez autostradę A4 w powiecie oławskim,

w województwie wielkopolskim:

powiat wolsztyński,

gmina Wielichowo, Rakoniewice część gminy Kamieniec położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 308 w powiecie grodziskim,

gminy Wijewo, Włoszakowice, część gminy Lipno położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5 i część gminy Święciechowa położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 12 oraz na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5 w powiecie leszczyńskim,

część gminy Śmigiel położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr S5 w powiecie kościańskim,

powiat obornicki,

część gminy Połajewo na położona na południe od drogi łączącej miejscowości Chraplewo, Tarnówko-Boruszyn, Krosin, Jakubowo, Połajewo - ul. Ryczywolska do północno-wschodniej granicy gminy w powiecie czarnkowsko-trzcianeckim,

gmina Suchy Las, część gminy wiejskiej Murowana Goślina położona na północ od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy miasta Murowana Goślina do północno-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Rokietnica położona na północ i na wschód od linii kolejowej biegnącej od północnej granicy gminy w miejscowości Krzyszkowo do południowej granicy gminy w miejscowości Kiekrz w powiecie poznańskim,

część gminy Szamotuły położona na wschód od wschodniej granicy miasta Szamotuły i na północ od linii kolejowej biegnącej od południowej granicy miasta Szamotuły do południowo-wschodniej granicy gminy oraz część gminy Obrzycko położona na wschód od drogi nr 185 łączącej miejscowości Gaj Mały, Słopanowo i Obrzycko do północnej granicy miasta Obrzycko, a następnie na wschód od drogi przebiegającej przez miejscowość Chraplewo w powiecie szamotulskim,

gmina Malanów, część gminy Tuliszków położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 72 biegnącej od wschodniej granicy gminy do miasta Turek, a następnie na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 72 w mieście Turek do zachodniej granicy gminy w powiecie tureckim,

część gminy Rychwał położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 25 biegnącą od południowej granicy gminy do miejscowości Rychwał, a następnie na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 443 biegnącą od skrzyżowania z drogę nr 25 w miejscowości Rychwał do wschodniej granicy gminy w powiecie konińskim,

gmina Mycielin, część gminy Stawiszyn położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 25 biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Zbiersk, a następnie na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Zbiersk – Łyczyn – Petryki biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 25 do południowej granicy gminy, część gminy Ceków- Kolonia położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Młynisko – Morawin - Janków w powiecie kaliskim,

w województwie łódzkim:

gminy Białaczów, Drzewica, Opoczno i Poświętne w powiecie opoczyńskim,

gminy Biała Rawska, Regnów i Sadkowice w powiecie rawskim,

gmina Kowiesy w powiecie skierniewickim,

w województwie zachodniopomorskim:

gmina Boleszkowice i część gminy Dębno położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 126 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 23 w miejscowości Dębno, następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 23 do skrzyżowania z ul. Jana Pawła II w miejscowości Cychry, następnie na południe od ul. Jana Pawła II do skrzyżowania z ul. Ogrodową i dalej na południe od linii wyznaczonej przez ul. Ogrodową, której przedłużenie biegnie do wschodniej granicy gminy w powiecie myśliborskim,

gminy Cedynia, Chojna, Mieszkowice, Moryń, Trzcińsko – Zdrój w powiecie gryfińskim.

8.   Slowakije

De volgende beperkingszones II in Slowakije:

the whole district of Gelnica,

the whole district of Poprad

the whole district of Spišská Nová Ves,

the whole district of Levoča,

the whole district of Kežmarok

in the whole district of Michalovce except municipalities included in zone III,

the whole district of Košice-okolie,

the whole district of Rožnava,

the whole city of Košice,

the whole district of Sobrance,

the whole district of Vranov nad Topľou,

the whole district of Humenné except municipalities included in zone III,

the whole district of Snina,

the whole district of Prešov,

in the whole district of Sabinov,

in the district of Stropkov, the whole municipalities of Bžany, Lomné, Kručov, Nižná Olšava, Miňovce, Turany nad Ondavou, Vyšný Hrabovec, Tokajík, Mrázovce, Breznica, Brusnica, Krišľovce, Jakušovce, Kolbovce,

in the district of Svidník, the whole municipalities of Dukovce, Želmanovce, Kuková, Kalnište, Lužany pri Ondave, Lúčka, Giraltovce, Kračúnovce, Železník, Kobylince, Mičakovce, Fijaš,

the whole district of Bardejov,

the whole district of Stará Ľubovňa,

the whole district of Revúca,

the whole district of Rimavská Sobota,

in the district of Veľký Krtíš, the whole municipalities not included in part I,

the whole district of Lučenec,

the whole district of Poltár

the whole district of Zvolen,

the whole district of Detva,

in the district of Krupina the whole municipalities of Senohrad, Horné Mladonice, Dolné Mladonice, Čekovce, Lackov, Zemiansky Vrbovok, Kozí Vrbovok, Čabradský Vrbovok, Cerovo, Trpín, Litava,

In the district of Banska Bystica, the whole municipalites of Kremnička, Malachov, Badín, Vlkanová, Hronsek, Horná Mičiná, Dolná Mičiná, Môlča Oravce, Čačín, Čerín, Bečov, Sebedín, Dúbravica, Hrochoť, Poniky, Strelníky, Povrazník, Ľubietová, Brusno, Banská Bystrica,

the whole district of Brezno,

in the district of Liptovsky Mikuláš, the municipalities of Važec, Malužiná, Kráľova lehota, Liptovská Porúbka, Nižná Boca, Vyšná Boca a Východná – a part of municipality south of the highway D1.

DEEL III

1.   Bulgarije

De volgende beperkingszones III in Bulgarije:

the whole region of Gabrovo,

the whole region of Lovech,

the whole region of Montana,

the Pazardzhik region:

the whole municipality of Pazardzhik,

the whole municipality of Panagyurishte,

the whole municipality of Lesichevo,

the whole municipality of Septemvri,

the whole municipality of Strelcha,

the Pleven region:

the whole municipality of Belene,

the whole municipality of Gulyantzi,

the whole municipality of Dolna Mitropolia,

the whole municipality of Dolni Dabnik,

the whole municipality of Iskar,

the whole municipality of Knezha,

the whole municipality of Nikopol,

the whole municipality of Pordim,

the whole municipality of Cherven bryag,

the Plovdiv region

the whole municipality of Hisar,

the whole municipality of Suedinenie,

the whole municipality of Maritsa

the whole municipality of Rodopi,

the whole municipality of Plovdiv,

the Ruse region:

the whole municipality of Dve mogili,

the Shumen region:

the whole municipality of Veliki Preslav,

the whole municipality of Venetz,

the whole municipality of Varbitza,

the whole municipality of Kaolinovo,

the whole municipality of Novi pazar,

the whole municipality of Smyadovo,

the whole municipality of Hitrino,

the Silistra region:

the whole municipality of Alfatar,

the whole municipality of Glavinitsa,

the whole municipality of Dulovo

the whole municipality of Kaynardzha,

the whole municipality of Tutrakan,

the Sliven region:

the whole municipality of Kotel,

the whole municipality of Nova Zagora,

the whole municipality of Tvarditza,

the Targovishte region:

the whole municipality of Antonovo,

the whole municipality of Omurtag,

the whole municipality of Opaka,

the Vidin region,

the whole municipality of Belogradchik,

the whole municipality of Boynitza,

the whole municipality of Bregovo,

the whole municipality of Gramada,

the whole municipality of Dimovo,

the whole municipality of Kula,

the whole municipality of Makresh,

the whole municipality of Novo selo,

the whole municipality of Ruzhintzi,

the whole municipality of Chuprene,

the Veliko Tarnovo region:

the whole municipality of Veliko Tarnovo,

the whole municipality of Gorna Oryahovitza,

the whole municipality of Elena,

the whole municipality of Zlataritza,

the whole municipality of Lyaskovetz,

the whole municipality of Pavlikeni,

the whole municipality of Polski Trambesh,

the whole municipality of Strazhitza,

the whole municipality of Suhindol,

the whole region of Vratza,

in Varna region:

the whole municipality of Avren,

the whole municipality of Beloslav,

the whole municipality of Byala,

the whole municipality of Dolni Chiflik,

the whole municipality of Devnya,

the whole municipality of Dalgopol,

the whole municipality of Provadia,

the whole municipality of Suvorovo,

the whole municipality of Varna,

the whole municipality of Vetrino,

in Burgas region:

the whole municipality of Burgas,

the whole municipality of Kameno,

the whole municipality of Malko Tarnovo,

the whole municipality of Primorsko,

the whole municipality of Sozopol,

the whole municipality of Sredets,

the whole municipality of Tsarevo,

the whole municipality of Sungurlare,

the whole municipality of Ruen,

the whole municipality of Aytos.

2.   Italië

De volgende beperkingszones III in Italië:

tutto il territorio della Sardegna.

3.   Letland

De volgende beperkingszones III in Letland:

Ludzas novada Briģu, Nirzas pagasts, Līdumnieku pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V508 un upes Kurjanka posmā no autoceļa V510 līdz Krievijas Federācijas robežai, Ciblas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V508, V511, Isnaudas pagasta daļa uz dienvidaustrumiem no autoceļa V511, V506, Lauderu pagasta daļa uz ziemeļaustrumiem no autoceļa V544, V514, V539, Zaļesjes pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V539, V513, P52 un A12, Zilupes pilsēta.

4.   Polen

De volgende beperkingszones III in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

powiat działdowski,

część powiatu iławskiego niewymieniona w części II załącznika I,

powiat nowomiejski,

gminy Dąbrówno, Grunwald i Ostróda z miastem Ostróda w powiecie ostródzkim,

część powiatu olsztyńskiego niewymieniona w części II załącznika I,

gminy Barczewo, Purda, część gminy Biskupiec położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr w powiecie olsztyńskim,

gminy Dźwierzuty, Pasym w powiecie szczycieńskim,

w województwie mazowieckim:

część powiatu żuromińskiego niewymieniona w części I załącznika I,

część powiatu mławskiego niewymieniona w części I załącznika I,

w województwie lubelskim:

gminy Radecznica, Sułów, Szczebrzeszyn, Zwierzyniec w powiecie zamojskim,

gminy Biłgoraj z miastem Biłgoraj, Goraj, Frampol, Tereszpol i Turobin w powiecie biłgorajskim,

gminy Horodło, Hrubieszów z miastem Hrubieszów w powiecie hrubieszowskim,

gminy Dzwola, Chrzanów i Potok Wielki w powiecie janowskim,

gminy Gościeradów i Trzydnik Duży w powiecie kraśnickim,

w województwie podkarpackim:

powiat mielecki,

gminy Radomyśl nad Sanem i Zaklików w powiecie stalowowolskim,

część gminy Ostrów położona na północ od drogi linii wyznaczonej przez drogę nr A4 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 986, a następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 986 biegnącą od tego skrzyżowania do miejscowości Osieka i dalej na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Osieka_- Blizna w powiecie ropczycko – sędziszowskim,

gminy Czarna, Pilzno, Żyraków i część gminy wiejskiej Dębica położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr A4 w powiecie dębickim,

gmina Wielkie Oczy w powiecie lubaczowskim,

gminy Laszki, Radymno z miastem Radymno, w powiecie jarosławskim,

w województwie lubuskim:

gminy Górzyca, Ośno Lubuskie, Rzepin, Słubice w powiecie słubickim,

gmina Dąbie w powiecie krośnieńskim,

gminy Brzeźnica, Iłowa, Małomice, Niegosławice, Szprotawa, Żagań z miastem Żagań w powiecie żagańskim,

powiat sulęciński,

powiat międzyrzecki,

powiat nowosolski,

powiat wschowski,

powiat świebodziński,

powiat zielonogórski

powiat miejski Zielona Góra,

w województwie wielkopolskim:

gminy Krzemieniewo, Rydzyna w powiecie leszczyńskim,

gminy Krobia i Poniec w powiecie gostyńskim,

powiat rawicki,

powiat nowotomyski,

powiat międzychodzki,

gmina Pniewy, część gminy Duszniki położona na północny – zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 306 biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Duszniki, a następnie na północ od linii wyznaczonej przez ul. Niewierską oraz drogę biegnącą przez miejscowość Niewierz do zachodniej granicy gminy, część gminy Ostroróg położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 186 i 184 biegnące od granicy gminy do miejscowości Ostroróg, a następnie od miejscowości Ostroróg przez miejscowości Piaskowo – Rudki do południowej granicy gminy, część gminy Wronki położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Wartę biegnącą od zachodniej granicy gminy do przecięcia z droga nr 182, a następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogi nr 182 oraz 184 biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 182 do południowej granicy gminy, część gminy Szamotuły położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 306 i drogę łączącą miejscowości Lipnica - Ostroróg w powiecie szamotulskim,

gminy Baranów, Bralin, Perzów, Łęka Opatowska, Rychtal, Trzcinica, część gminy Kępno położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr S8 w powiecie kępińskim,

w województwie dolnośląskim:

powiat górowski,

gminy Prusice i Żmigród w powiecie trzebnickim,

powiat głogowski,

powiat bolesławiecki,

gminy Chocianów, Gaworzyce, Radwanice i Przemków w powiecie polkowickim,

gmina Chojnów i miasto Chojnów w powiecie legnickim,

gmina Zagrodno w powiecie złotoryjskim,

część gminy Wołów położona na północ od linii wyznaczonej prze drogę nr 339 biegnącą od wschodniej granicy gminy do miejscowości Pełczyn, a następnie na północny - wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 339 i łączącą miejscowości Pełczyn – Smogorzówek, część gminy Wińsko polożona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 36 biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Wińsko, a nastęnie na wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od skrzyżowania z drogą nr 36 w miejscowości Wińsko i łączącą miejscowości Wińsko_- Smogorzów Wielki – Smogorzówek w powiecie wołowskim,

część gminy Milicz położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 15 biegnącej od północnej granicy gminy do południowej granicy gminy w miejcowości Lasowice w powiecie milickim,

w województwie świętokrzyskim:

gminy Gnojno, Pacanów, Stopnica, Tuczępy, część gminy Busko Zdrój położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Siedlawy-Szaniec- Podgaje-Kołaczkowice w powiecie buskim,

gminy Łubnice, Oleśnica, Połaniec, część gminy Rytwiany położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 764, część gminy Szydłów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 756 w powiecie staszowskim,

gminy Chęciny, Chmielnik, Łopuszno, Pierzchnica, część gminy Morawica położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Czarna Nida, część gminy Daleszyce położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 764, część gminy Raków położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogi nr 756 i 764 w powiecie kieleckim,

gminy Kluczewsko, Krasocin, Włoszczowa w powiecie włoszczowskim,

gmina w powiecie pińczowskim,

gminy Małogoszcz, Oksa, Sobków w powiecie jędrzejowskim,

w województwie łódzkim:

gminy Bolesławiec, Czastary, Lututów, Łubnice, część gminy Sokolniki położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 4715E, część gminy Galewice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Przybyłów – Ostrówek – Dąbrówka – Zmyślona w powiecie wieruszowskim,

gminy Biała, Czarnożyły, Skomlin, część gminy Mokrsko położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Krzyworzeka – Mokrsko - Zmyślona – Komorniki – Orzechowiec – Poręby, część gminy Wieluń położona na zachód od miejscowości Wieluń oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Wieluń – Turów – Chotów biegnącą do zachodniej granicy gminy, część gminy Ostrówek położona na zachód od linii wyznaczonej przez rzekę Pyszna w powiecie wieluńskim,

część gminy Złoczew położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 482 biegnącą od zachodniej granicy gminy w miejscowości Uników do miejscowości Złoczew, a następnie na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 477 biegnącą od miejscowości Złoczew do południowej granicy gminy, część gminy Klonowa położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od wschodniej granicy gminy, łączącą miejscowości Owieczki - Klonowa – Górka Klonowska - Przybyłów w powiecie sieradzkim,

w województwie opolskim:

część gminy Gorzów Śląski położona na północ od miasta Gorzów Śląski oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 4715E w powiecie oleskim,

część gminy Byczyna położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 11 w powiecie kluczborskim,

część gminy Namysłów położona na wschód od linii wyznaczonej przez rzekę Głucha w powiecie namysłowskim,

w województwie małopolskim:

gminy Dąbrowa Tarnowska, Radgoszcz, Szczucin w powiecie dąbrowskim,

gminy Lisia Góra, Pleśna, Ryglice, Skrzyszów, Tarnów, Tuchów w powiecie tarnowskim,

powiat miejski Tarnów.

5.   Roemenië

De volgende beperkingszones III in Roemenië:

Zona orașului București,

Județul Constanța,

Județul Satu Mare,

Județul Tulcea,

Județul Bacău,

Județul Bihor,

Județul Bistrița Năsăud,

Județul Brăila,

Județul Buzău,

Județul Călărași,

Județul Dâmbovița,

Județul Galați,

Județul Giurgiu,

Județul Ialomița,

Județul Ilfov,

Județul Prahova,

Județul Sălaj,

Județul Suceava

Județul Vaslui,

Județul Vrancea,

Județul Teleorman,

Judeţul Mehedinţi,

Județul Gorj,

Județul Argeș,

Judeţul Olt,

Judeţul Dolj,

Județul Arad,

Județul Timiș,

Județul Covasna,

Județul Brașov,

Județul Botoșani,

Județul Vâlcea,

Județul Iași,

Județul Hunedoara,

Județul Alba,

Județul Sibiu,

Județul Caraș-Severin,

Județul Neamț,

Județul Harghita,

Județul Mureș,

Județul Cluj,

Județul Maramureş.

6.   Slowakije

De volgende beperkingszones III in Slowakije:

In the district of Lučenec: Lučenec a jeho časti, Panické Dravce, Mikušovce, Pinciná, Holiša, Vidiná, Boľkovce, Trebeľovce, Halič, Stará Halič, Tomášovce, Trenč, Veľká nad Ipľom, Buzitka (without settlement Dóra), Prša, Nitra nad Ipľom, Mašková, Lehôtka, Kalonda, Jelšovec, Ľuboreč, Fiľakovské Kováče, Lipovany, Mučín, Rapovce, Lupoč, Gregorova Vieska, Praha,

In the district of Poltár: Kalinovo, Veľká Ves,

the whole district of Trebišov’,

The whole district of Vranov and Topľou,

In the district of Veľký Krtíš: Malé Zlievce, Glabušovce, Olováry, Zombor, Čeláre, Bušince, Kováčovce, Vrbovka, Kiarov, Záhorce, Želovce, Sklabiná, Nová Ves, Obeckov, Dolné Plachtince, Stredné Plachtince, Horné Plachtince, Malý Krtíš, Veľký Krtíš, Modrý kameň, Veľké Straciny, Malé Straciny, Dolné Strháre, Horné Strháre, Pôtor, Horná Strehová, Slovenské Kračany, Chrťany, Závada, Vieska, Dolná strehová, Ľuboriečka, Veľké Zlievce, Muľa, Opatovská Nová ves, Bátorová, Nenince, Pribelce,

In the district of Brezno: Brezno, Čierny Balog, Drábsko, Sihla, Pohronská Polhora, Michalová, Bacúch, Beňuš, Braväcovo, Jarabá, Bystrá, Horná Lehota, Mýto pod ďumbierom, Podbrezová, Osrblie, Hronec, Valaská,

In the district of Humenné: Lieskovec, Myslina, Humenné, Jasenov, Brekov, Závadka, Topoľovka, Hudcovce, Ptičie, Chlmec, Porúbka, Brestov, Gruzovce, Ohradzany, Slovenská Volová, Karná, Lackovce, Kochanovce, Hažín nad Cirochou,

In the district of Michalovce: Strážske, Staré, Oreské, Zbudza, Voľa, Nacina Ves, Pusté Čemerné, Lesné, Rakovec nad Ondavou, Petríkovce, Oborín, Veľké Raškovce, Beša.

”.

BESLUITEN

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/146


BESLUIT (EU) 2021/2111 VAN DE RAAD

van 25 november 2021

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, over de oprichting van een Werkgroep visserij en de vaststelling van zijn reglement van orde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 april 2021 heeft de Raad Besluit (EU) 2021/689 (1) vastgesteld betreffende de sluiting van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (2) (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”). De handels- en samenwerkingsovereenkomst is op 1 mei 2021 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 8, lid 1, punt q), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij opgericht. Zijn bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 8, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De taken en bevoegdheidsgebieden van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij worden op niet-limitatieve wijze opgesomd in artikel 508 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(3)

Op grond van artikel 8, lid 4, punt f), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij bevoegd om werkgroepen op te richten, te superviseren, te coördineren en op te heffen. Op grond van artikel 9, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst staat elke opgerichte werkgroep, onder toezicht van een comité, dat comité bij in de uitvoering van zijn taken, en bereidt hij met name de werkzaamheden van dat comité voor en voert hij alle taken uit die door dat comité aan de werkgroep worden opgedragen. Artikel 9, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat een opgerichte werkgroep in onderlinge overeenstemming zijn reglement van orde, vergaderrooster en -agenda vaststelt.

(4)

Op 5 oktober 2021 heeft de Raad Besluit (EU) 2021/1765 (3) vastgesteld betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie voor de periode 2021-2026 in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij moet worden ingenomen. Dat besluit heeft betrekking op het toezicht op en de coördinatie van de werkgroepen van dat comité, maar niet op de oprichting en opheffing ervan.

(5)

Het is passend dat het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, op grond van artikel 8, lid 4, punt f), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, een Werkgroep visserij opricht, die onder zijn toezicht functioneert. De Werkgroep visserij moet zijn reglement van orde vaststellen en regelmatig verslag uitbrengen over zijn activiteiten aan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij.

(6)

De Werkgroep visserij moet fungeren als forum voor informatie-uitwisseling, technische besprekingen en wederzijds overleg. Met uitzondering van de vaststelling van zijn reglement van orde is de Werkgroep visserij niet bedoeld om handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen vast te stellen. Aangezien niet uit te sluiten valt dat de Werkgroep visserij handelingen met rechtsgevolgen voorbereidt of bij wijze van uitzondering dergelijke handelingen vaststelt bij de uitvoering van de taken die hem door het Gespecialiseerd Comité voor de visserij zijn opgedragen, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in dergelijke gevallen ingenomen moet worden in de vergaderingen van de Werkgroep visserij.

(7)

Het namens de Unie in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij in te nemen standpunt over de oprichting van een Werkgroep visserij, alsmede de namens de Unie in de Werkgroep visserij in te nemen standpunten over de vaststelling van zijn reglement van orde en over andere handelingen met rechtsgevolgen en de nadere omschrijving van die standpunten, moeten door de Raad vastgesteld worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Verdragen, Besluit (EU) 2021/689 en dit besluit.

(8)

De vergaderingen van de Werkgroep visserij moeten voorbereid worden in nauwe samenwerking met en met nauwe betrokkenheid van de Raad en zijn voorbereidende instanties.

(9)

Het Europees Parlement moet onmiddellijk en volledig geïnformeerd worden op grond van artikel 218, lid 10, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij over de oprichting van een Werkgroep visserij, is opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

2.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Werkgroep visserij over de vaststelling van het reglement van orde van de Werkgroep visserij en de nadere bepaling daarvan, is opgenomen in bijlage II bij dit besluit.

3.   Het standpunt van de Unie in de Werkgroep visserij wanneer die werkgroep handelingen met rechtsgevolgen moet voorbereiden of vaststellen, wordt nader bepaald overeenkomstig bijlage III bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt zo nodig door de Raad beoordeeld en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien. Uiterlijk op 31 december 2022 vindt in elk geval een evaluatie plaats.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

Z. POČIVALŠEK


(1)  Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).

(2)  Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10).

(3)  Besluit (EU) 2021/1765 van de Raad van 5 oktober 2021 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie voor de periode 2021-2026 moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij dat is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PB L 355 van 7.10.2021, blz. 135).


BIJLAGE I

STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE MOET WORDEN INGENOMEN IN HET GESPECIALISEERD COMITÉ VOOR DE VISSERIJ OVER DE OPRICHTING VAN EEN WERKGROEP VISSERIJ

De Unie streeft ernaar dat onder toezicht van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij een Werkgroep visserij wordt opgericht als forum voor de uitwisseling van informatie, technische besprekingen en wederzijds overleg. De Werkgroep visserij staat, onder toezicht van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, dat comité bij in de uitvoering van zijn taken, en bereidt met name de werkzaamheden van dat comité voor en voert alle taken uit die door dat comité aan die werkgroep worden opgedragen.


BIJLAGE II

STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE MOET WORDEN INGENOMEN IN DE WERKGROEP VISSERIJ OVER DE VASTSTELLING VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE WERKGROEP VISSERIJ

De Unie streeft ernaar dat het reglement van orde van de Werkgroep visserij gebaseerd is op het reglement van orde van de Partnerschapsraad en de comités dat is vastgesteld in bijlage 1 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en voorziet in aanpassingen die door de Raad moeten worden goedgekeurd op basis van door de Commissie in te dienen standpuntnota’s. Het reglement van orde van de Werkgroep visserij kan ook ruimte bieden voor verschillende thematische configuraties.

Voordat de Werkgroep visserij zijn reglement van orde vaststelt, zendt de Commissie de Raad ruim van tevoren, en in elk geval uiterlijk acht werkdagen voordat de vergadering van die werkgroep plaatsvindt of de schriftelijke procedure in die werkgroep wordt gebruikt, een schriftelijk document toe met de bijzonderheden van de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie te vertolken standpunt, teneinde de Raad in staat te stellen de bijzonderheden van dat standpunt te bespreken en te bekrachtigen.


BIJLAGE III

NADERE BEPALING VAN HET STANDPUNT VAN DE UNIE IN DE VERGADERINGEN VAN DE WERKGROEP VISSERIJ

Wanneer de Werkgroep visserij handelingen met rechtsgevolgen voorbereidt of vaststelt, worden alle nodige maatregelen genomen opdat in het standpunt dat namens de Unie moet worden vertolkt, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante informatie, en het standpunt in overeenstemming is met de bijlagen I en II bij Besluit (EU) 2021/1765.

Daartoe, en op basis van die informatie, zendt de Commissie de Raad ruim van tevoren, en in elk geval uiterlijk acht werkdagen voordat de vergadering van de Werkgroep visserij plaatsvindt of de schriftelijke procedure in die werkgroep wordt gebruikt, onder meer voor het voorbereiden en vaststellen van het reglement van orde van die werkgroep, een schriftelijk document toe met de bijzonderheden van de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie te vertolken standpunt, teneinde de Raad in staat te stellen de bijzonderheden van dat standpunt te bespreken en te bekrachtigen.

De in deze bijlage neergelegde beginselen dienen als leidraad voor de werkzaamheden van de Commissie tijdens de vergaderingen van de Werkgroep visserij.

Indien, tijdens een vergadering van de Werkgroep visserij, geen overeenstemming bereikt kan worden over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad, overeenkomstig de procedure in deze bijlage.


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/151


BESLUIT (EU) 2021/2112 VAN DE RAAD

van 25 november 2021

tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door de Bondsrepubliek Duitsland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2)

Op 10 december 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/2157 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld.

(3)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het aftreden van mevrouw Sabine SÜTTERLIN-WAACK.

(4)

De Duitse regering heeft de heer Claus Christian CLAUSSEN, vertegenwoordiger van een regionaal of lokaal orgaan die daarin is verkozen, minister für Justiz, Europa und Verbraucherschutz des Landes Schleswig-Holstein (minister van Justitie, Europese Zaken en Consumentenbescherming van de deelstaat Schleswig-Holstein), voorgedragen als plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van de huidige ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Duitse regering heeft de heer Claus Christian CLAUSSEN, vertegenwoordiger van een regionaal of lokaal orgaan die daarin is verkozen, minister für Justiz, Europa und Verbraucherschutz des Landes Schleswig-Holstein (minister van Justitie, Europese Zaken en Consumentenbescherming van de deelstaat Schleswig-Holstein), voorgedragen als plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van de huidige ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 november 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

Z. POČIVALŠEK


(1)  PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.

(2)  Besluit (EU) 2019/2157 van de Raad van 10 december 2019 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 78).


1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/152


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/2113 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek El Salvador afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek El Salvador aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die de Republiek El Salvador onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 29 augustus 2021 heeft de Republiek El Salvador de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem genaamd “Comprobante electrónico de vacunación”. De Republiek El Salvador heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek El Salvador de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek El Salvador overeenkomstig het “Comprobante electrónico de vacunación”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

De Republiek El Salvador heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die door de lidstaten en EER-landen zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

(5)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek El Salvador heeft de Commissie op 4 november 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door de Republiek El Salvador worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het “Comprobante electrónico de vacunación”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek El Salvador overeenkomstig het “Comprobante electrónico de vacunación”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(6)

Daarnaast heeft de Republiek El Salvador de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins afgeeft. Momenteel gaat het onder meer om Comirnaty, Spikevax en CoronaVac.

(7)

De Republiek El Salvador heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij interoperabele testcertificaten voor nucleïnezuuramplificatietests zal afgeven, maar niet voor snelle antigeentests.

(8)

Voorts heeft de Republiek El Salvador de Commissie meegedeeld dat zij interoperabele herstelcertificaten zal afgeven. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(9)

Voorts heeft de Republiek El Salvador de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in El Salvador certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek El Salvador overeenkomstig het “Comprobante electrónico de vacunación”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door de Republiek El Salvador overeenkomstig het “Comprobante electrónico de vacunación”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek El Salvador worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om de toepassing van dit besluit op te schorten of het besluit in te trekken indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Om de Republiek El Salvador zo snel mogelijk aan te sluiten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek El Salvador overeenkomstig het “Comprobante electrónico de vacunación”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek El Salvador wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/155


BESLUIT nr. 1/2021 VAN HET GESPECIALISEERD COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ ARTIKEL 8, LID 1, PUNT P), VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS,

van 29 oktober 2021

betreffende de wijziging van de bijlagen bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid [2021/2114]

HET GESPECIALISEERD COMITÉ,

Gezien de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (1) (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”), en met name artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel SSC.68 van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid de bijlagen en aanhangsels bij dat protocol wijzigen.

(2)

De bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid moeten, voor zover zij de nationale wetgeving van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk weergeven, worden gewijzigd, met name om rekening te houden met recente wijzigingen in nationale wetgeving. De titel van bijlage SSC-1 moet worden gecorrigeerd, zodat deze niet alleen verwijst naar “uitkeringen”. Aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 moet worden gewijzigd om rekening te houden met het besluit van een van de partijen bij een daarin vermelde regeling.

(3)

Artikel SSC.11, lid 6, van het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid bepaalt dat de partijen nadat één maand na de datum van inwerkingtreding van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is verstreken, zo spoedig mogelijk een bijgewerkte bijlage SSC-8 moeten bekendmaken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vermeldingen van de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk in de bijlagen SSC-1, SSC-3, SSC-4, SSC-5 en SSC-6 alsook de vermeldingen in aanhangsel SSCI-1 van bijlage SSC-7 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid worden bijgewerkt zoals bepaald in bijlage I bij dit besluit.

Bijlage SSC-8 bij het Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid wordt bijgewerkt zoals bepaald in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan.

Gedaan te Brussel en te Londen, 29 oktober 2021.

Het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid

De medevoorzitters

Jordi CURELL GOTOR

Ronan O’CONNOR


(1)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.


BIJLAGE I

“BIJLAGE SSC-1

BEPAALDE UITKERINGEN EN VERSTREKKINGEN WAAROP DIT PROTOCOL NIET VAN TOEPASSING IS

DEEL 1

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE UITKERINGEN

(artikel SSC.3, lid 4, punt a), van dit protocol)

i)   VERENIGD KONINKRIJK

a)

Pensioenuitkering van de staat (State Pension Credit Act 2002 (Wet van 2002 op de pensioen-uitkeringen van de staat) en State Pension Credit Act (Northern Ireland) 2002 (Wet van 2002 op de pensioenuitkeringen van de staat (Noord-Ierland));

b)

Op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Jobseekers Act 1995 (Wet werkzoekenden 1995) en Jobseekers (Northern Ireland) Order 1995 (Besluit werkzoekenden (Noord-Ierland) 1995));

c)

Onderhoudsuitkering voor gehandicapten, mobiliteitscomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid) en Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (Wet van 1992 op de bijdragen en uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid (Noord-Ierland));

d)

Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, mobiliteitscomponent (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2007 (deel 4)) en Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5));

e)

Werk en inkomensgerelateerde steun (Welfare Reform Act 2007 (Bijstandsherzieningswet 2007) en Welfare Reform Act (Northern Ireland) 2007 (Bijstandsherzieningswet (Noord Ierland) 2007));

f)

“Best Start”-voedingsbijstand (Welfare Foods (Best Start Foods) (Scotland) Regulations (Regeling voedingsbijstand (voeding voor jonge kinderen) (Schotland) 2019 (SSI 2019/193));

g)

“Best Start”-toelagen (zwangerschaps- en babytoelage, kinderopvangtoelage, schooltoelage) (The Early Years Assistance (Best Start Grants) (Scotland) Regulations 2018 (Regeling bijstand voor jonge kinderen (“Best Start”-toelagen) (Schotland) 2018) (SSI 2018/370));

h)

Uitvaartuitkering (Funeral Expense Assistance (Scotland) Regulations 2019 (Regeling inzake bijstand voor uitvaartkosten (Schotland) 2019) (SSI 2019/292));

i)

Scottish Child Payment (The Scottish Child Payment Regulations 2020 (Schotse regeling voor kinderbijslag 2020) (SSI 2020/351)).

ii)   LIDSTATEN

OOSTENRIJK

Compenserende aanvulling (Federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering — ASVG, Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen werkzaam in de handel — GSVG, en Federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers — BSVG).

BELGIË

a)

Inkomensvervangende tegemoetkoming (Wet van 27 februari 1987);

b)

Inkomensgarantie voor ouderen (Wet van 22 maart 2001).

BULGARIJE

Sociaal pensioen voor ouderen (artikel 89 bis van het Wetboek voor sociale verzekeringen).

CΥΡRUS

a)

Sociaal pensioen (Wet op het sociaal pensioen van 1995 (Wet 25(I)/95), zoals gewijzigd);

b)

Uitkering voor ernstig motorisch gehandicapten (Besluiten van de ministerraad nr. 38210 van 16 oktober 1992, nr. 41370 van 1 augustus 1994, nr. 46183 van 11 juni 1997, en nr. 53675 van 16 mei 2001);

c)

Speciale toelage voor blinden (Wet op de speciale toelagen van 1996 (Wet 77(I)/96), zoals gewijzigd).

DENEMARKEN

Huisvestingskosten van gepensioneerden (Wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij Wet nr. 204 van 29 maart 1995).

ESTLAND

Werkloosheidsuitkering van de staat (Wet arbeidsmarktdiensten en -ondersteuning van 29 september 2005).

FINLAND

a)

Huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 571/2007);

b)

Werkgelegenheidsuitkering (Wet betreffende de werkloosheidsuitkeringen 1290/2002).

FRANKRIJK

a)

Aanvullende uitkeringen van:

i)

het Speciale Fonds voor invaliden; en

ii)

het Solidariteitsfonds voor ouderen, met betrekking tot verworven rechten;

(Wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid);

b)

Uitkering voor gehandicapte volwassenen (Wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid);

c)

Bijzondere uitkering (Wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in boek VIII van de Socialezekerheidswet), met betrekking tot verworven rechten;

d)

Solidariteitsuitkering voor ouderen (Verordening van 24 juni 2004, gecodificeerd in boek VIII van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid) per 1 januari 2006.

DUITSLAND

a)

Minimuminkomen voor ouderen en voor personen met verminderde verdiencapaciteit uit hoofde van hoofdstuk 4 van boek XII van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Grundsicherung im Alter und bei Erwerbsminderung nach dem Vierten Kapitel des Zwölften Buches Sozialgesetzbuch);

b)

Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden uit hoofde van boek II van het Sociaal Wetboek (Leistungen zur Sicherung des Lebensunterhalts in der Grundsicherung für Arbeitssuchende nach dem Zweiten Buch Sozialgesetzbuch).

GRIEKENLAND

Bijzondere prestaties voor bejaarden (Wet nr. 1296/82).

HONGARIJE

a)

Invaliditeitsrente (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Raad van ministers betreffende de invaliditeitsrente);

b)

Ouderdomsuitkering (Wet III op de sociale administratie en de sociale uitkeringen van 1993).

IERLAND

a)

Uitkering voor werkzoekenden (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare Consolidation Act 2005), deel 3, hoofdstuk 2);

b)

(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) overheidspensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 4);

c)

(Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend) pensioen voor weduwen, weduwnaars of overlevende geregistreerde partners (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 6);

d)

Invaliditeitsuitkering (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 10);

e)

Mobiliteitstoelage (Volksgezondheidswet van 1970 (Health Act 1970), zoals gewijzigd, artikel 61);

f)

Blindenpensioen (Geconsolideerde wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 5).

ITALIË

a)

Sociaal pensioen voor personen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969);

b)

Pensioen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1971, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

c)

Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

d)

Pensioenen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

e)

Aanvullingen op het minimumpensioen (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990);

f)

Aanvullingen op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984);

g)

Sociale toelage (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995);

h)

Sociaal supplement (artikel 1, leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988, en achtereenvolgende wijzigingen).

LETLAND

a)

Overheidsprestatie in het kader van de sociale zekerheid (Socialebijstandswet van 1 januari 2003);

b)

Uitkering als tegemoetkoming in de vervoerskosten van gehandicapten met een beperkte mobiliteit (Socialebijstandswet van 1 januari 2003).

LITOUWEN

a)

Socialebijstandspensioenen voor invaliditeit en ouderdom (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. 1-675, artikelen 5 en 6, zoals gewijzigd);

b)

Steunvergoeding (Wet van 1994 op de socialebijstandspensioenen nr. I-675, artikel 12, zoals gewijzigd);

c)

Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7 en7 1, zoals gewijzigd).

LUXEMBURG

Inkomenssteun voor ernstig gehandicapten (artikel 1, lid 2, van de Wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die officieel als gehandicapte werknemers zijn erkend en werkzaam zijn op de gewone arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.

MALTA

a)

Aanvullende uitkering (artikel 73 van de Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987);

b)

Ouderdomspensioen (Wet op de sociale zekerheid (hoofdstuk 318) van 1987).

NEDERLAND

a)

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van 24 april 1997 (Wet Wajong);

b)

Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW).

POLEN

a)

Wet op de sociale pensioenen (Renta socjalna) van 27 juni 2003 (Ustawa o rencie socjalnej);

b)

Aanvullende ouderschapsuitkering (Rodzicielskie świadczenie uzupełniające Mama 4+): Wet van 31 januari 2019 betreffende de aanvullende ouderschapsuitkering (Ustawa o rodzicielskim świadczeniu uzupełniającym);

c)

Aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Świadczenie uzupełniające dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji): Wet van 31 juli betreffende de aanvullende uitkering voor personen die niet zelfstandig kunnen wonen (Ustawa o świadczeniu uzupełniającym dla osób niezdolnych do samodzielnej egzystencji).

PORTUGAL

a)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend algemeen ouderdomspensioen van de staat (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980, zoals gewijzigd);

b)

Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwepensioen (Reglement nr. 52/81 van 11 november 1981);

c)

Solidariteitstoeslag voor bejaarden (Wetsbesluit nr. 232/2005 van 29 december 2005, zoals gewijzigd).

SLOWAKIJE

a)

Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten vormen;

b)

Vóór 1 januari 2004 toegekende sociale pensioenen.

SPANJE

a)

Gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982);

b)

Bijstandsuitkeringen voor ouderen en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Decreet nr. 2620/81 van 24 juli 1981):

i)

Premievrije invaliditeits- en ouderdomspensioenen bedoeld in titel VI, hoofdstuk II, van de herziene tekst van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetsbesluit nr. 8/2015 van 30 oktober 2015; en

ii)

Aanvullende uitkeringen bij de bovengenoemde pensioenen, waarin is voorzien in de wetgeving van de autonome regio’s (comunidades autónomas), indien dergelijke aanvullende uitkeringen een minimuminkomen garanderen, rekening houdend met de economische en sociale situatie in de betrokken autonome regio’s;

c)

Uitkeringen ter bevordering van mobiliteit en ter compensatie van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982).

ZWEDEN

a)

Huisvestingstoeslag (hoofdstukken 100 tot en met 103 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

b)

Bijstandsuitkering voor ouderen (hoofdstuk 74 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

DEEL 2

PRESTATIES BIJ LANGDURIGE ZORG

(artikel SSC.3, lid 4, punt d), van dit protocol)

i)   VERENIGD KONINKRIJK

a)

Verzorgingstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Security (Attendance Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Security (Attendance Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling inzake de verzorgingstoelage (Noord-Ierland) 1992));

b)

Zorgverlenerstoelage (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) 1976), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992) en Social Security (Invalid Care Allowance) Regulations 1976 (Northern Ireland) (socialezekerheidsregeling (verzorging van personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1976));

c)

Onderhoudsuitkering voor personen met een handicap, zorgcomponent (Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Social Security (Disability Living Allowance) Regulations 1991 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) 1991), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 en Social Security (Disability Living Allowance) Regulations (Northern Ireland) 1992 (socialezekerheidsregeling (onderhoudsuitkering voor personen met een handicap) (Noord-Ierland) 1992));

d)

Persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering, component dagelijks leven (Welfare Reform Act 2012 (Part 4) (Bijstandsherzieningswet 2012 (deel 4)), Social Security (Personal Independence Payment) Regulations 2013 (socialezekerheidsregeling (persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations 2013 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) 2013), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) 2019), Welfare Reform (Northern Ireland) Order 2015 (Part 5) (Besluit bijstandsherziening (Noord-Ierland) 2015 (deel 5)), Personal Independence Payment Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (Noord-Ierland) 2016), Personal Independence Payment (Transitional Provisions) Regulations (Northern Ireland) 2016 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (Noord-Ierland) 2016) en Personal Independence Payment (Transitional Provisions) (Amendment) Regulations (Northern Ireland) 2019 (regeling persoonlijke onafhankelijkheidsuitkering (overgangsbepalingen) (wijziging) (Noord-Ierland) 2019));

e)

Aanvullende toelage voor de verzorging van invaliden (Social Security (Scotland) Act 2018 (Socialezekerheidswet (Schotland) 2018));

f)

Toelage voor jonge verzorgers (The Carer’s Assistance (Young Carer Grants) (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor verzorgingsbijstand (toelage voor jonge verzorgers) (Schotland) 2020) (zoals gewijzigd));

g)

Verwarmingstoelage voor kinderen tijdens de winter (The Winter Heating Assistance for Children and Young People (Scotland) Regulations 2020 (regeling voor bijstand voor verwarming tijdens de winter voor kinderen en jongeren (Schotland) 2020) (SSI 2020/352)).

ii)   LIDSTATEN

OOSTENRIJK

Federale wet betreffende de uitkering voor langdurige zorg (Bundespflegegeldgesetz, BPGG), oorspronkelijke versie BGBl. nr. 110/1993, zoals gewijzigd: Pflegegeld (§ 1), Pflegekarenzgeld (§ 21c).

BELGIË

a)

Artikel 93, paragraaf 8, en hoofdstuk V bis van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

b)

Wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;

c)

Vlaamse sociale bescherming: Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018;

Titel II Uitkeringen, Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming:

artikel 4, 1°, en artikelen 77 tot en met 83 Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden;

artikel 4, 2°, en artikelen 84 tot en met 90 Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: zorgbudget voor ouderen met een zorgnood;

artikel 4, 3°, en artikelen 91 tot en met 94 Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende Vlaamse sociale bescherming: basisondersteuningsbudget;

d)

Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege);

e)

Decreet van 4 juni 2007 betreffende psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime);

f)

Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen);

g)

Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben);

h)

Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen);

i)

Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen;

j)

Artikel 215 bis van het Koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

k)

Artikel 12 van het Koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

l)

De artikelen 43/32 tot en met 43/46 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

m)

Artikel 799 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: budget inzake persoonlijke bijstandsverlening;

n)

Besluit van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen;

o)

Algemene kinderbijslagwet (AKBW) van 19 december 1939: gezinsbijslag.

p)

Ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

q)

Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en besluiten van de Vlaamse regering van 30 november 2018:

Artikelen 4, 4°, en 140 tot en met 153 van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming: financiering van woonzorgcentra;

artikel 4, 5°, van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en de artikelen 54 tot en met 72 van het Decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, voor wat de financiering van psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven van beschut wonen betreft;

Artikelen 4, 9°, en 105 tot en met 153 van het Decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 2018, voor wat de mobiliteitshulpmiddelen betreft;

r)

Decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg (Dekret über die Angebote für Senioren und Personen mit Unterstützungsbedarf sowie über die Palliativpflege);

s)

Besluit van 4 juni 2007 betreffende de psychiatrische verzorgingstehuizen (Dekret über die psychiatrischen Pflegewohnheime);

t)

Besluit van de regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen (Erlass über die Mobilitätshilfen);

u)

Besluit van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven (Dekret zur Schaffung einer Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für selbstbestimmtes Leben);

v)

Koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (Königliches Dekret vom 5. März 1990 über die Beihilfe für ältere Menschen);

w)

Regeringsbesluit van 19 december 2019 tot invoering van een overgangsregeling voor de procedure om een voorafgaande toestemming voor een kostenovername of een instemming met een tegemoetkoming in de kosten te verkrijgen in het kader van een longtermcare-revalidatie in het buitenland (Erlass der Regierung zur übergangsweisen Regelung des Verfahrens zur Erlangung einer Vorabgeehmigung oder Zustimmung zwecks Kostenübernahme oder Kostenbeteiligung für eine Langzeitrehabilitation im Ausland);

x)

Ordonnantie van 21 december 2018 betreffende de Brusselse verzekeringsinstellingen in het domein van de gezondheidszorg en de hulp aan personen;

y)

Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen:

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP) en verzorging in rustoorden voor bejaarden (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): Artikel 170;

Diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP): Artikel 6;

z)

Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994:

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP): artikel 34, 11°: verstrekkingen verleend door MSP;

Verzorging in rusthuizen (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): artikelen 26, 34, 11° en 12°, 37, paragraaf 12, en 69, paragraaf 4;

Tabaksontwenning: artikel 34, eerste alinea, 24° (dat bepaalt dat de gezondheidsverstrekkingen onder meer farmaceutische hulp bij tabaksontwenning omvatten);

aa)

Koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald: Diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP):

bb)

Koninklijk besluit van 31 augustus 2009 inzake de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de hulp bij tabaksontwenning;

cc)

Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid:

Verstrekkingen verleend door psychiatrische verzorgingstehuizen (MSP) en diensten verleend door initiatieven van beschut wonen (IHP): artikel 43/7, [6°];

Verzorging in rusthuizen (MR) en centra voor dagverzorging (CSJ): artikel 43/7, [4°];

Functionele revalidatie-inrichtingen: artikel 43/7, 3°: de verzorging vereist door de “long term care-revalidatie”, die bedoeld is in de in artikel 43/2, eerste lid, 11°, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid vermelde revalidatie-overeenkomsten gesloten met een inrichting voor functionele revalidatie;

Inrichtingen voor de opvang en huisvesting van bejaarde personen: artikelen 334 tot en met 410;

Verzorgingsinstellingen: artikelen 411 tot en met 418;

Geïntegreerde gezondheidsverenigingen: artikelen 419 tot en met 433;

Geestelijke gezondheidszorg: artikelen 539 tot en met 624;

Hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen: artikelen 219 tot en met 260;

Tabaksontwenning: artikel 43/7, [9°];

Mobiliteitstegemoetkomingen: artikel 43/7, [1 °]; Besluit van de Waalse regering van 11 april 2019 tot vaststelling van de nomenclatuur van de prestaties en interventies bedoeld in artikel 43/7, 1°, in het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Palliatieve zorg: artikelen 491/4 en volgende;

dd)

Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid: Artikel 726:

Kortstondig verblijf, residentiële diensten voor volwassenen (SRA), residentiële overnachtingsdiensten voor volwassenen (SRNA), onder toezicht staande huisvestingsdiensten (SLS): artikelen 1192 tot en met 1314;

Hulpverlening in het dagelijkse leven: artikel 726;

Respijtzorgdienst voor mantelzorgers en personen met een handicap: artikel 831/1;

Begeleidingsdiensten bij opvang in een gezin: artikel 477;

Begeleidingsdiensten voor volwassenen: artikel 552, paragraaf 2;

Diensten voor vroegtijdige hulpverlening: artikel 552, paragraaf 1;

Hulpdiensten voor de integratie: Artikel 630;

Diensten die instaan voor tolken gebarentaal: artikel 831/77;

Individuele integratiehulp: Artikel 784;

Functionele revalidatie van personen met een handicap: Artikel 832;

Gespecialiseerde opvangdiensten voor jongeren, residentiële diensten voor jongeren (SRJ): artikelen 1314/97 tot en met 1314/187;

Dagopvangdienst voor volwassenen (SAJA): artikelen 1314/1 tot en met 1314/96;

ee)

Besluit van 9 maart 2017 betreffende de verblijfkosten en de financiering van sommige apparaten van de zware medisch-technische diensten in ziekenhuizen: medisch-sociale infrastructuren;

ff)

Besluit van de Waalse regering van 15 mei 2008: medisch-sociale infrastructuren;

gg)

Koninklijk besluit van 14 mei 2003: geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;

hh)

Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de mobiliteitshulpmiddelen;

ii)

Samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende het uniek loket voor de mobiliteitshulpmiddelen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

BULGARIJE

a)

Artikel 103 van het Wetboek sociale verzekeringen (член 103 от Кодекса за социално осигуряване), 1999, titel gewijzigd in 2003;

b)

Wet betreffende sociale bijstand (Закон за социално подпомагане), 1998;

c)

Verordening betreffende de tenuitvoerlegging van de Wet op de sociale bijstand (Правилник за прилагане на Закона за социално подпомагане), 1998;

d)

Wet inzake personen met een handicap (Закон за хората с увреждания), 2019;

e)

Wet inzake persoonlijke bijstand (Закон за личната помощ), 2019;

f)

Verordening betreffende tenuitvoerlegging van de Wet inzake personen met een handicap (Правилник за прилагане на Закона за интеграция на хората с увреждания), 2019;

g)

Verordening inzake medische expertise (Наредба за медицинската експертиза), 2017.

KROATIË

a)

Wet betreffende sociale bijstand (Zakon o socijalnoj skrbi, OG 157/13, 152/14, 99/15, 52/16, 16/17, 130/17, 98/19, 64/20 en 138/20):

Gegarandeerde minimumuitkering (zajamčena minimalna naknada);

Huursubsidie (naknada za troškove stanovanja);

Recht op vergoeding voor brandstofkosten (pravo na troškove ogrjeva);

Bijstand aan kwetsbare energieverbruikers (naknada za ugroženog kupca energenata);

Eenmalige bijstandsuitkering;

Toelage voor persoonlijke behoeften van personen die recht hebben op huisvesting (naknada za osobne potrebe korisnika smještaja);

Vergoeding voor onderwijs (naknada u vezi s obrazovanjem);

Persoonlijke toelage voor personen met een handicap (osobna invalidnina);

Toelage voor bijstand en verzorging (doplatak za pomoć i njegu);

Vergoeding voor de status van verzorger als ouder of van verzorger (naknada za status roditelja njegovatelja ili njegovatelja);

Uitkeringen voor werkzoekenden (naknada do zaposlenja);

b)

Wet inzake pleeggezinnen (Zakon o udomiteljstvu OG 115/18):

Toelage voor pleegzorg (opskrbnina);

Toelage voor pleegzorg (naknada za rad udomitelja).

CΥΡRUS

a)

Diensten voor sociaal welzijn (Υπηρεσίες Κοινωνικής Ευημερίας);

b)

Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen (bij noodbehoeften en zorgbehoeften), zoals gewijzigd of vervangen. Wetten betreffende tehuizen voor ouderen en gehandicapten (Οι περί Στεγών για Ηλικιωμένους και Αναπήρους Νόμοι) van 1991-2011; [L 222/91 en L. 65 (I)/2011].

c)

Wetten betreffende dagopvangcentra voor volwassenen (Οι περί Κέντρων Ενηλίκων Νόμοι) (L. 38(Ι)/1997 en L. 64(Ι)/2011);

d)

Staatssteunregeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 360/2012 betreffende de verlening van diensten van algemeen economisch belang (de minimis) (Σχέδιο Κρατικών Ενισχύσεων ‘Ησσονος Σημασίας, βαση του Κανονισμού 360/2012 για την παροχή υπηρεσιών γενικού οικονομικού συμφέροντος);

e)

Dienst voor de administratie van sociale uitkeringen (Υπηρεσία Διαχείρισης Επιδομάτων Πρόνοιας);

f)

Wet inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen van 2014, zoals gewijzigd of vervangen;

g)

Verordeningen en decreten inzake het gegarandeerd minimuminkomen en sociale uitkeringen in het algemeen, zoals gewijzigd of vervangen.

TSJECHIË

Verzorgingstoelage overeenkomstig Wet nr. 108/2006 betreffende de sociale diensten (Zákon o sociálních službách).

DENEMARKEN

a)

Geconsolideerde wet betreffende sociale diensten (Lov om social service):

Uitkering voor verzorging van naaste verwanten die in hun eigen woning willen sterven (Vederlag til pasning af nærtstående, der ønsker at dø i eget hjem);

Steun ter dekking van gederfde inkomsten voor personen die thuis zorgen voor een kind onder de 18 jaar met een aanzienlijke en blijvende aantasting van het lichamelijke of mentale functioneren of een ingrijpende chronische of langdurige ziekte (Hjælp til dækning af tabt arbejdsfortjeneste til personer, som passer et barn under 18 med betydelig og varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller indgribende kronisk eller langvarig lidelse i hjemmet);

Dekking van bijkomende uitgaven voor kinderen en jongeren met een aanzienlijke en blijvende aantasting van het lichamelijke of mentale functioneren of een ingrijpende chronische of langdurige ziekte (Dækning af merudgifter til børn og unge med betydelig og varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller indgribende kronisk eller langvarig lidelse);

Persoonlijke hulp en verzorging, “zorgtestamenten” en contactpersonen voor volwassenen met een lichamelijke of geestelijke handicap of met bijzondere sociale problemen (Personlig hjælp og pleje, “plejetestamenter” og kontaktperson for voksne med nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne eller med særlige sociale problemer);

Hulpmiddelen, hulp bij het inrichten van woningen voor personen met een blijvende lichamelijke of geestelijke handicap (Hjælpemidler, hjælp til indretning af bolig for personer med varigt nedsat fysisk eller psykisk funktionsevne);

Verzorging thuis van naaste familieleden met een handicap of ernstige, al dan niet ongeneeslijke, ziekten (Pasning af nærtstående med handicap eller alvorlig, herunder uhelbredelig, lidelse i hjemmet);

b)

Geconsolideerde wet inzake de huisvestingstoelage (Lov om individuel boligstøtte):

Toelage voor kosten van huisvesting in particuliere woningcorporaties die geschikt zijn voor ernstig lichamelijk gehandicapten (Støtte til udgifter til bolig i private andelsboligforeninger, der er egnet for stærkt bevægelseshæmmede);

c)

Geconsolideerde wet betreffende sociale huisvesting (Lov om almene boliger):

Toegang voor gehandicapten tot verschillende soorten huisvesting die onder de wet vallen (Adgang for handicappede til boligtyper omfattet af loven).

ESTLAND

a)

Wet betreffende de sociale zekerheid (Sotsiaalhoolekande seadus) 2016;

b)

Wet betreffende de sociale uitkeringen voor gehandicapten (Puuetega inimeste sotsiaaltoetuste seadus) 1999.

FRANKRIJK

a)

Toeslag voor een derde (majoration pour tierce personne, MTP): artikelen L. 341-4 en L. 355-1 van het Wetboek sociale zekerheid (Code de la sécurité sociale);

b)

Aanvullende prestatie voor de inzet van een derde (prestation complémentaire pour recours à tierce personne): artikel L. 434-2 van het Wetboek sociale zekerheid;

c)

Speciale aanvullende studietoelage voor een gehandicapt kind (complément d’allocation d’éducation de l’enfant handicapé): artikel L. 541-1 van het Wetboek sociale zekerheid;

d)

Invaliditeitsuitkering (prestation de compensation du handicap, PCH): artikelen L. 245-1 tot en met L. 245-14 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles);

e)

Vergoeding voor het verlies van autonomie (allocation personnalisée d’autonomie, APA): artikelen L. 232-1 tot en met L. 232-28 van het Wetboek sociale actie en gezin (Code de l’action sociale et des familles).

DUITSLAND

Prestaties bij langdurige zorg uit hoofde van boek XI, hoofdstuk 4, van het Sociaal Wetboek (Leistungen der Pflegeversicherung nach Kapitel 4 des Elften Buches Sozialgesetzbuch).

GRIEKENLAND

a)

Wet nr. 1140/1981, zoals gewijzigd;

b)

Wetsbesluit nr. 162/73 en gezamenlijk ministerieel besluit nr. Π4β/5814/1997;

c)

Ministerieel Besluit nr. Π1γ/ΑΓΠ/οικ. 14963 van 9 oktober 2001;

d)

Wet nr. 4025/2011;

e)

Wet nr. 4109/2013;

f)

Wet nr. 4199/2013, artikel 127;

g)

Wet nr. 4368/2016, artikel 334;

h)

Wet nr. 4483/2017, artikel 153;

i)

Wet nr. 498/1-11-2018, artikelen 28, 30 en 31, betreffende de uniforme regeling voor gezondheidsverstrekkingen van de Nationale Organisatie voor zorgverlening (EOPYY/ΕΟΠΥΥ).

HONGARIJE

Prestaties bij langdurige zorg voor personen die persoonlijke zorg verstrekken (Wet III van 1993 betreffende sociaal bestuur en sociale bijstand, aangevuld met regeringsdecreten en ministeriële decreten).

IERLAND

a)

Wet steunregeling verpleeghuizen (Nursing Homes Support Scheme Act) 2009 (nr. 15 van 2009);

b)

Toelage voor thuisverzorging (Geconsolideerde Wet van 2005 op de sociale zekerheid en de sociale diensten, deel 3, hoofdstuk 8A).

ITALIË

a)

Wet nr. 118 van 30 maart 1971 betreffende civiele invaliditeitsuitkeringen (Legge 30 Marzo 1971, n. 118 - Conversione in Legge del D.L. 30 gennaio 1971, n. 5 e nuove norme in favore dei mutilati ed invalidi civili);

b)

Wet nr. 18 van 11 februari 1980 betreffende de toelage voor constante zorg (Legge 11 Febbraio 1980, n. 18 - Indennità di accompagnamento agli invalidi civili totalmente inabili);

c)

Wet nr. 104 van 5 februari 1992, artikel 33 (Kaderwet inzake handicaps) (Legge 5 Febbraio 1992, n. 104 — Legge-quadro per l’assistenza, l’integrazione sociale e i diritti delle persone handicappate);

d)

Wetsbesluit nr. 112 van 31 maart 1998 betreffende de overdracht van wetgevende en administratieve bevoegdheden van de staat aan de regio’s en lokale entiteiten (Decreto Legislativo 31 Marzo 1998, n. 112 - Conferimento di funzioni e compiti amministrativi dello Stato alle regioni ed agli enti locali, in attuazione del capo I della Legge 15 Marzo 1997, n. 59);

e)

Wet nr. 183 van 4 november 2010, artikel 24, tot wijziging van de regels inzake vergunningen voor bijstandsverlening aan gehandicapten in ernstige situaties (Legge n. 183 del 4 Novembre 2010, art. 24 - Modifiche alla disciplina in materia di permessi per l’assistenza a portatori di handicap in situazione di gravità);

f)

Wet nr. 147 van 27 december 2013 houdende bepalingen voor de opstelling van de jaarlijkse en meerjarenbegroting van de staat — stabiliteitswet 2014 (Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato - Legge di stabilità 2014).

LETLAND

a)

Wet inzake sociale dienstverlening en sociale bijstand (Sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības likums) 31/10/2002;

b)

Wet inzake medische behandeling (Ārstniecības likums) 12/06/1997;

c)

Wet inzake patiëntenrechten (Pacientu tiesību likums) 30/12/2009;

d)

Reglement nr. 555 van het kabinet van ministers betreffende de organisatie van de gezondheidszorg en de betalingsprocedure (Ministru kabineta 2018. gada 28.augusta noteikumi Nr.555 “Veselības aprūpes pakalpojumu organizēšanas un samaksas kārtība”) 28/08/2018;

e)

Reglement nr. 275 van het kabinet van ministers betreffende betalingsprocedures voor diensten op het gebied van sociale zorg en sociale rehabilitatie en de procedures voor de dekking van dienstverleningskosten uit een begroting van de lokale overheid (Ministru kabineta 2003.gada 27.maija noteikumi Nr.275 “Sociālās aprūpes un sociālās rehabilitācijas pakalpojumu samaksas kārtība un kārtība, kādā pakalpojuma izmaksas tiek segtas no pašvaldības budžeta”) 27/05/2003;

f)

Reglement nr. 138 van het kabinet van ministers betreffende de ontvangst van sociale diensten en sociale bijstand (Ministru kabineta 2019 gada 2.aprīļa noteikumi Nr 138 “Noteiku mi par sociālo pakalpojumu un sociālās palīdzības saņemšanu”) 02/04/2019;

g)

Wet op de socialezekerheidsuitkeringen van de staat — uitkering voor een zorgbehoevende persoon met een handicap (Valsts sociālo pabalstu likums) 01/01/2003.

LITOUWEN

a)

Wet van de Republiek Litouwen nr. XII- 2507 van 29 juni 2016 inzake gerichte compensaties (Tikslinių kompensacijų įstatymas);

b)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1343 van 21 mei 1996 inzake de zorgverzekering (Lietuvos Respublikos sveikatos draudimo įstatymas);

c)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-552 van 19 juli 1994 inzake het zorgstelsel (Lietuvos Respublikos sveikatos sistemos įstatymas);

d)

Wet van de Republiek Litouwen nr. I-1367 van 6 juni 1996 inzake zorginstellingen (Lietuvos Respublikos sveikatos priežiūros įstaigų įstatymas).

LUXEMBURG

Prestaties die onder de verzekering voor langdurige zorg vallen uit hoofde van het Wetboek betreffende de sociale zekerheid, boek V — Verzekering langdurige zorg, met name:

Zorg en ondersteuning voor activiteiten in het dagelijkse leven;

Activiteiten ter ondersteuning van onafhankelijkheid en autonomie;

Activiteiten op het gebied van individueel toezicht, groepstoezicht en toezicht ’s nachts;

Activiteiten op het gebied van opleiding van mantelzorgers;

Hulp bij huishoudelijke taken;

Ondersteunende activiteiten in inrichtingen voor langdurige zorg;

Forfaitaire toelage voor incontinentie-artikelen;

Hulptechnologie en opleiding op het gebied van hulptechnologie;

Woningaanpassing;

Forfaitaire uitkering ter vervanging van verstrekkingen voor activiteiten in het dagelijkse leven en voor hulp bij huishoudelijke taken die door de zorgverlener in overeenstemming met de samenvatting van zorg en bijstand worden verstrekt;

Dekking van de pensioenbijdragen van zorgverleners;

Forfaitaire uitkeringen bij bepaalde ziekten.

MALTA

a)

Wet betreffende de sociale zekerheid (Att dwar is-Sigurtà Soċjali) (Kap. 318);

b)

Subsidiaire wetgeving 318.19: Verordeningen betreffende de tarieven van instellingen en inrichtingen die staatseigendom zijn (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Hostels Statali Indikati);

c)

Subsidiaire wetgeving 318.17: Verordeningen betreffende de overdracht van middelen voor door de overheid gefinancierde bedden (Regolamenti dwar it-Trasferiment ta’ Fondi għal Sodod Iffinanzjati mill-Gvern);

d)

Subsidiaire wetgeving 318.13: Verordeningen betreffende de tarieven van door de staat gefinancierde residentiële diensten (Regolamenti dwar Rati għal Servizzi Residenzjali Finanzjali mill-Istat);

e)

Zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt a), van de Wet op de sociale zekerheid;

f)

Verhoogde zorgverlenerstoelage — artikel 68, lid 1, punt b), van de Wet op de sociale zekerheid.

NEDERLAND

Wet langdurige zorg (WLZ) van 3 december 2014.

POLEN

a)

Toelage voor medische zorg (zasiłek pielęgnacyjny), speciale zorgtoelage (specjalny Zasiłek opiekuńczy), zorguitkering (świadczenie pielęgnacyjne): Wet van 28 november 2003 betreffende gezinsbijslagen (Ustawa o świadczeniach rodzinnych)

b)

Mantelzorgtoelage (zasiłek dla opiekuna): Wet van 4 april 2014 betreffende de vaststelling en betaling van de mantelzorgtoelagen (Ustawa o ustalaniu i wypłacaniu zasiłków dla opiekunów).

PORTUGAL

Sociale verzekering en waarborging van voldoende bestaansmiddelen:

a)

Toeslag bij langdurige zorg: Wetsbesluit nr. 265/99 van 14 juli 1999, zoals gewijzigd (complemento por dependência);

b)

Toeslag bij langdurige zorg in het kader van de bijzondere beschermingsregeling in geval van invaliditeit: Wet nr. 90/2009 van 31 augustus 2009, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 246/2015 van 20 oktober 2015, gewijzigd (regime especial de proteção na invalidez).

Socialezekerheidsstelsel en nationale gezondheidsdienst:

c)

Nationaal netwerk van geïntegreerde continue zorg: Wetsbesluit nr. 101/06 van 6 juni 2006, opnieuw gepubliceerd in geconsolideerde versie bij wetsbesluit nr. 136/2015 van 28 juli 2015, gewijzigd (rede de cuidados continuados integrados);

d)

Geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg: Wetsbesluit nr. 8/2010 van 28 januari 2010, gewijzigd en opnieuw gepubliceerd bij Wetsbesluit nr. 22/2011 van 10 februari 2011 betreffende de oprichting van eenheden en teams voor geïntegreerde continue geestelijke gezondheidszorg (unidades e equipas de cuidados continuados integrados de saúde mental);

e)

Pediatrische zorg (Nationaal netwerk van geïntegreerde continue verpleegzorg): Decreet nr. 343/2015 van 12 oktober 2015 betreffende normen voor intramurale en ambulante pediatrische zorg in het kader van het nationale netwerk van geïntegreerde continue zorg (condições de instalação e funcionamento das unidades de internamento de cuidados integrados e de ambulatório pediátricas da Rede Nacional de Cuidados Continuados Integrados);

f)

Mantelzorger (toelage): Wet nr. 100/2019 van 6 september betreffende de status van mantelzorger (Estatuto do cuidador informal).

ROEMENIË

a)

Wet nr. 448/2006 van 6 december 2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen:

Vergoedingen voor personen met een handicap, namelijk het maandelijkse aanvullende persoonsgebonden budget voor volwassenen en kinderen met een handicap en de maandelijkse vergoeding voor volwassenen met een handicap, als bedoeld in artikel 58, lid 4, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

Vergoeding voor begeleiders als bedoeld in artikel 42, lid 4, en artikel 43 van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

Vergoeding voor begeleiders voor volwassenen met een ernstige visuele handicap, als bedoeld in artikel 42, lid 1, en artikel 58, lid 3, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen; maandelijkse voedingstoelage voor kinderen met een aan hiv/aids gerelateerde handicap, als bedoeld in artikel 58, lid 2, van Wet nr. 448/2006 betreffende de bescherming en bevordering van de rechten van personen met een handicap, met latere wijzigingen en aanvullingen;

b)

Wet nr. 584/2002 betreffende maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte aids in Roemenië en ter bescherming van personen die met hiv besmet zijn of aids hebben, met latere wijzigingen en aanvullingen;

Maandelijkse voedingstoelage toegekend op grond van Wet nr. 584/2002 inzake maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de ziekte aids in Roemenië en ter bescherming van personen die met hiv besmet zijn of aids hebben.

SLOVENIË

Geen specifieke wetgeving met betrekking tot langdurige zorg.

Verstrekkingen en uitkeringen met betrekking tot langdurige zorg zijn opgenomen in de volgende handelingen:

a)

Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering (Zakon o pokojninskem in invalidskem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 96/2012, en latere wijzigingen);

b)

Wet betreffende financiële sociale bijstand (Zakon o socialno vartsvenih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 61/2010, en latere wijzigingen);

c)

Wet betreffende de uitoefening van rechten op openbare middelen (Zakon o uveljavljanju pravic iz javnih sredstev) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 62/2010, en latere wijzigingen);

d)

Wet betreffende sociale bescherming (Zakon o socialnem varstvu) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 3/2004, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

e)

Wet betreffende ouderlijke zorg en gezinsbijslagen (Zakon o starševskem varstvu in družinskih prejemkih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 110/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

f)

Wet betreffende personen met een mentale of lichamelijke handicap (Zakon o družbenem varstvu duševno in telesno prizadetih oseb) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 41/83, en latere wijzigingen);

g)

Wet betreffende gezondheidszorg en ziekteverzekering (Zakon o zdravstvenem varstvu in zdravstvenem zavarovanju) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 72/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

h)

Wet betreffende oorlogsveteranen (Zakon o vojnih veteranih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 59/06, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

i)

Wet betreffende oorlogsgehandicapten (Zakon o vojnih invalidih) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 63/59, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen);

j)

Wet betreffende het begrotingsevenwicht (Zakon za uravnoteženje javnih finance (ZUJF)) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 40/2012, en latere wijzigingen);

k)

Wet tot regeling van aanpassingen van overdrachten aan particulieren en huishoudens in de Republiek Slovenië (Zakon o usklajevanju transferjev posameznikom in gospodinjstvom v Republiki Sloveniji) (Staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 114/2006, officiële geconsolideerde tekst, en latere wijzigingen).

SPANJE

a)

Wet nr. 39/2006 betreffende de bevordering van de persoonlijke autonomie en bijstand aan personen in een afhankelijkheidssituatie van 14 december 2006, zoals gewijzigd;

b)

Ministerieel besluit van 15 april 1969;

c)

Koninklijk besluit nr. 1300/95 van 21 juli 1995, zoals gewijzigd;

d)

Koninklijk besluit nr. 1647/97 van 31 oktober 1997, zoals gewijzigd;

ZWEDEN

a)

Zorgtoelage (hoofdstuk 22 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

b)

Toelage voor extra uitgaven (hoofdstuk 50 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

c)

Toelage voor bijstand (hoofdstuk 51 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

d)

Vervoerkostenvergoeding (hoofdstuk 52 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010: 110)).

DEEL 3

BETALINGEN DIE VERBAND HOUDEN MET EEN IN ARTIKEL SSC.3, LID 1, VAN DIT PROTOCOL VERMELDE TAK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID EN DIE WORDEN BETAALD OM DE KOSTEN VOOR VERWARMING BIJ KOUD WEER TE DEKKEN

(artikel SSC.3, lid 4, punt f), van dit protocol)

i)   VERENIGD KONINKRIJK

Toelage voor stookkosten in de winter (Social Security Contributions and Benefits Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen 1992), Social Fund Winter Fuel Payment Regulations 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter 2000), Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992 (wet socialezekerheidsbijdragen en -uitkeringen (Noord-Ierland) 1992) en Social Fund Winter Fuel Payment Regulations (Northern Ireland) 2000 (regeling betreffende het sociaal fonds voor toelagen voor stookkosten in de winter (Noord-Ierland) 2000).

ii)   LIDSTATEN

DENEMARKEN

a)

Wet op de sociale en staatspensioenen, LBK nr. 983 van 23/09/2019.

b)

Verordeningen inzake sociale pensioenen en overheidspensioenen, BEK nr. 1602 van 27/12/2019.

BIJLAGE SSC-3

MEER RECHTEN VOOR PENSIOENGERECHTIGDEN DIE NAAR DE BEVOEGDE STAAT TERUGKEREN

(artikel SSC.25, lid 2, van dit protocol)

OOSTENRIJK

BELGIË

BULGARIJE

CΥΡRUS

TSJECHIË

FRANKRIJK

DUITSLAND

GRIEKENLAND

HONGARIJE

LETLAND

LITOUWEN

LUXEMBURG

NEDERLAND

POLEN

PORTUGAL

ROEMENIË

SLOVENIË

SPANJE

ZWEDEN

BIJLAGE SSC-4

GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OF WAARIN DIE NIET VAN TOEPASSING IS

(artikel SSC.47, leden 4 en 5, van dit protocol)

DEEL 1

GEVALLEN WAARIN WORDT AFGEZIEN VAN BEREKENING PRO RATA OP GROND VAN ARTIKEL SSC.47, LID 4

OOSTENRIJK

a)

Alle aanvragen voor uitkeringen uit hoofde van de federale wet van 9 september 1955 inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz — ASVG), de federale wet van 11 oktober 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz — GSVG), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor zelfstandige landbouwers (Bauern-Sozialversicherungsgesetz — BSVG) en de federale wet van 30 november 1978 inzake sociale verzekering voor zelfstandigen en vrije beroepen (Freiberuflichen-Selbständigen Sozialversicherungsgesetz — FSVG);

b)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, met uitzondering van de gevallen onder deel 2;

c)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers (Landesärztekammer), gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen);

d)

Alle aanvragen voor nabestaandensteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen;

e)

Alle aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A;

f)

Alle aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet sociale verzekering notarissen van 3 februari 1972 — NVG 1972.

CΥΡRUS

Alle aanvragen voor ouderdoms-, weduwe- en weduwnaarspensioenen.

DENEMARKEN

Alle aanvragen voor pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage SSC-5 bij dit protocol vermelde pensioenen.

IERLAND

Alle aanvragen voor (op bijdrage of premiebetaling berustende) overheidspensioenen, (op bijdrage of premiebetaling berustende) pensioenen voor weduwen, weduwnaars en overlevende geregistreerde partners.

LETLAND

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

LITOUWEN

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen op grond van de nationale sociale verzekering, berekend aan de hand van het basisbedrag van het nabestaandenpensioen (Wet sociale-verzekeringspensioenen).

NEDERLAND

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

POLEN

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen (uit hoofde van vaste-uitkeringsregelingen) en nabestaandenpensioenen, behalve wanneer het totale aantal verzekeringstijdvakken uit hoofde van de wetgeving van meer dan een land 20 jaar of meer bedraagt voor vrouwen en 25 jaar of meer voor mannen, maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken onder die grenzen ligt (en niet minder dan 15 jaar bedraagt voor vrouwen en 20 jaar voor mannen), en de berekening is gebaseerd op de artikelen 27 en 28 van de wet van 17 december 1998 (PB 2015, punt 748).

PORTUGAL

Alle aanvragen voor ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, met uitzondering van de gevallen waarin het totale aantal verzekeringstijdvakken die uit hoofde van de wetgeving van meer dan een staat zijn vervuld, 21 kalenderjaren of meer bedraagt maar het aantal nationale verzekeringstijdvakken 20 jaar of minder bedraagt en de berekening is gebaseerd op artikel 32 en artikel 33 van Wetsdecreet nr. 187/2007 van 10 mei 2007, zoals gewijzigd.

SLOWAKIJE

a)

Alle aanvragen voor nabestaandenpensioenen (weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioenen) die volgens de wetgeving welke voor 1 januari 2004 van kracht was, worden berekend op basis van het bedrag van een pensioen dat eerder aan de overledene werd betaald;

b)

Alle aanvragen voor pensioenen die worden berekend op grond van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd.

ZWEDEN

a)

Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen voor personen die in of voor 1937 zijn geboren (hoofdstuk 66 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

b)

Aanvragen voor een ouderdomspensioen in de vorm van een aanvullend pensioen (hoofdstuk 63 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

VERENIGD KONINKRIJK

Alle aanvragen voor ouderdomspensioenen, overheidspensioenen op grond van deel 1 van de pensioenwet uit 2014, en weduwepensioenen en uitkeringen bij overlijden, met uitzondering van de aanvragen waarvoor tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:

i)

de betrokkene uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een lidstaat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en één (of meer) belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;

ii)

de uit hoofde van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn uit hoofde van de wetgeving van een lidstaat.

Alle aanvragen voor aanvullende pensioenuitkeringen uit hoofde van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992, Section 44, en de Social Security Contributions and Benefits (Northern Ireland) Act 1992, Section 44.

DEEL 2

GEVALLEN WAARIN ARTIKEL SSC.47, LID 5, VAN TOEPASSING IS

OOSTENRIJK

a)

Ouderdomspensioenen en daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen uit hoofde van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004;

b)

Verplichte uitkeringen uit hoofde van artikel 41 van de federale wet van 28 december 2001, BGBl I Nr. 154, inzake het algemeen inkomensfonds van de Oostenrijkse apothekers (Pharmazeutische Gehaltskasse für Österreich);

c)

Ouderdomspensioenen en vervroegde pensioenen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een basisregeling (basis- en aanvullende uitkering, of basispensioen), en alle pensioenuitkeringen van de Oostenrijkse provinciale artsenkamers, gebaseerd op een aanvullende regeling (aanvullend of individueel pensioen);

d)

Ouderdomssteun uit het pensioenfonds van de Oostenrijkse kamer van dierenartsen;

e)

Uitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, delen A en B, met uitzondering van aanvragen voor weduwe- of wezenpensioenuitkeringen volgens de statuten van de instellingen van sociale zekerheid van de Oostenrijkse orde van advocaten, deel A;

f)

Uitkeringen bij de instellingen van sociale zekerheid van de federale kamer van architecten en raadgevende ingenieurs op grond van de Oostenrijkse wet inzake de kamer van civiele ingenieurs (Ziviltechnikerkammergesetz) van 1993 en de statuten van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de uitkeringen op grond van nabestaandenuitkeringen uit hoofde van laatstgenoemde uitkeringen;

g)

Uitkeringen volgens het statuut van de instelling van sociale zekerheid van de Federale Kamer van professionele accountants en belastingadviseurs uit hoofde van de Oostenrijkse Wet betreffende professionele accountants en belastingadviseurs (Wirtschaftstreuhandberufsgesetz).

BULGARIJE

Ouderdomspensioenen uit hoofde van de aanvullende verplichte pensioenverzekering, onder deel II, titel II, van de Socialeverzekeringswet.

KROATIË

Op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen van de verplichte pensioenregeling overeenkomstig de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (Staatsblad 49/99, als gewijzigd) en de Wet op de pensioenverzekeringsondernemingen en de betaling van op individueel kapitaalsparen gebaseerde pensioenen (Staatsblad 106/99, als gewijzigd), behoudens gevallen bedoeld in de artikelen 47 en 48 van de Wet op de verplichte en vrijwillige pensioenfondsen (nabestaandenpensioenen).

DENEMARKEN

a)

Individuele pensioenen;

b)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode voor 1 januari 2002);

c)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode na 1 januari 2002) zoals bedoeld in de geconsolideerde wet inzake aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) 942:2009.

ESTLAND

Verplichte gekapitaliseerde ouderdomspensioenregeling.

FRANKRIJK

Basis- of aanvullende regelingen waarin ouderdomspensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten.

HONGARIJE

Pensioenuitkeringen gebaseerd op lidmaatschap van private pensioenfondsen.

LETLAND

Ouderdomspensioenen (Wet overheidspensioenen van 1 januari 1996; Wet van 1 juli 2001 op de door de overheid gefinancierde pensioenen).

POLEN

Ouderdomspensioenen van het op vaste bijdragen gebaseerde stelsel.

PORTUGAL

Aanvullende pensioenen die zijn toegekend krachtens Wetsdecreet nr. 26/2008 van 22 februari 2008, zoals gewijzigd (openbaar kapitalisatiestelsel).

SLOWAKIJE

Verplicht ouderdomspensioensparen.

SLOVENIË

Pensioen van de verplichte aanvullendpensioenverzekering.

ZWEDEN

Ouderdomspensioen in de vorm van een inkomenspensioen en een op premie gebaseerd pensioen (hoofdstukken 62 en 64 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

VERENIGD KONINKRIJK

Getrapte pensioenuitkeringen uit hoofde van de National Insurance Act 1965 (nationale verzekeringswet 1965), Sections 36 en 37, en de National Insurance Act (Northern Ireland) 1966 (nationale verzekeringswet (Noord-Ierland) 1966), Sections 35 en 36.

BIJLAGE SSC-5

PRESTATIES EN OVEREENKOMSTEN WAARBIJ ARTIKEL SSC.49 KAN WORDEN TOEGEPAST

I.

Prestaties als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt a), van dit protocol, waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen

DENEMARKEN

Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar wonen door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.

FINLAND

Nationale pensioenen en weduwe- en weduwnaarspensioenen bepaald in overeenstemming met de overgangsregelingen en toegekend vóór 1 januari 1994 (Wet inzake de uitvoering van de Nationale pensioenwet, 569/2007).

Het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen bij het berekenen van de autonome uitkering in overeenstemming met de nationale pensioenwet (Nationale pensioenwet, 568/2007).

FRANKRIJK

Het invalide-, weduwe- of weduwnaarspensioen van het Franse algemene socialezekerheidsstelsel of van het stelsel voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgeno(o)t(e), vastgesteld overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt a).

GRIEKENLAND

Uitkeringen uit hoofde van Wet nr. 4169/1961 – bepalingen betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw (OGA).

NEDERLAND

Algemene nabestaandenwet (ANW) van 21 december 1995;

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005.

SPANJE

Nabestaandenpensioenen, toegekend uit hoofde van de algemene en bijzondere stelsels, met uitzondering van het bijzondere stelsel voor ambtenaren.

ZWEDEN

a)

Inkomensgerelateerde vergoeding bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

b)

Gegarandeerde pensioenen en uitkeringen die in de plaats zijn gekomen van de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de wetgeving inzake staatspensioenen die tot 1 januari 1993 van kracht was, en de volledige staatspensioenen die zijn toegekend uit hoofde van de overgangsregelingen die daarna van kracht waren.

II.

Uitkeringen als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), van dit protocol, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum.

FINLAND

Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.

DUITSLAND

Duitse nabestaandenpensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak;

Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.

ITALIË

Italiaanse pensioenen bij algehele arbeidsongeschiktheid (inabilità).

LETLAND

Nabestaandenpensioenen berekend op basis van veronderstelde tijdvakken van verzekering (artikel 23, lid 8, van de Wet op de staatspensioenen van 1 januari 1996).

LITOUWEN

a)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat wegens arbeidsongeschiktheid, uitgekeerd uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat;

b)

Socialeverzekeringspensioenen van de staat voor nabestaanden en wezen, berekend op basis van het pensioen wegens arbeidsongeschiktheid van de overledene uit hoofde van de Wet op de socialeverzekeringspensioenen van de staat.

LUXEMBURG

Nabestaandenpensioenen.

SLOWAKIJE

Slowaakse nabestaandenpensioenen, afgeleid van de invaliditeitspensioenen.

SPANJE

De rustpensioenen uit hoofde van het bijzondere stelsel voor ambtenaren die zijn verschuldigd uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon; overlijdens- en nabestaandenpensioenen (weduwe-/weduwnaarspensioen, wezenpensioen en ouderpensioen) die verschuldigd zijn uit hoofde van titel I van de geconsolideerde tekst van de Wet op de staatspensioengerechtigden, indien de begunstigde op het tijdstip van overlijden een ambtenaar in actieve dienst was of een daarmee gelijkgestelde persoon.

ZWEDEN

a)

Vergoeding bij ziekte en vergoeding bij arbeidsongeschiktheid in de vorm van een gegarandeerde vergoeding (hoofdstuk 35 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110));

b)

Nabestaandenpensioen berekend op basis van in aanmerking genomen tijdvakken van verzekering (hoofdstukken 76 tot en met 85 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

III.

Overeenkomsten als bedoeld in artikel SSC.49, lid 2, punt b), i), van dit protocol teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen:

Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Republiek Finland en de Bondsrepubliek Duitsland;

Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg;

Noords Verdrag van 12 juni 2012 betreffende de sociale zekerheid.

BIJLAGE SSC-6

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN EN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

(artikel SSC.3, lid 2, artikel SSC.51, lid 1, en artikel SSC.66)

OOSTENRIJK

1.

Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere staat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling op grond van de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (federale wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn.

2.

Voor de berekening van de in artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In die gevallen wordt de zonder die premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.

3.

Wanneer op grond van artikel SSC.7 van dit protocol vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar die geen basis voor berekening op grond van de artikelen 238 en 239 van de ASVG, de artikelen 122 en 123 van de GSVG en de artikelen 113 en 114 van de BSVG kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging op grond van artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt.

4.

In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering op grond van de Oostenrijkste wetgeving, de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.

BULGARIJE

Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, van dit protocol.

CΥΡRUS

Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen SSC.7, SSC.46 en SSC.56 van dit protocol wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering uit hoofde van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.

TSJECHIË

1.

Met het oog op het aanmerken als gezinslid overeenkomstig artikel SSC.1, punt s), van dit protocol, wordt onder “echtgeno(o)t(e)” mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Verz. inzake geregistreerd partnerschap.

2.

Niettegenstaande de artikelen SSC.6 en SSC.7 van dit protocol kunnen voor de toekenning van de aanvullende uitkering voor de verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de voormalige Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek, uitsluitend de op grond van de Tsjechische wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde van minstens één jaar Tsjechische pensioenverzekering binnen de vastgestelde termijn na de datum van ontbinding van de Federatie (artikel 106a, lid 1, punt b), van Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering).

3.

In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering overeenkomstig Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.

DENEMARKEN

1.

a)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de “lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat. Voor de toepassing van dit punt wordt onder “seizoenarbeid” verstaan: werk dat samenhangt met de wisseling van de seizoenen en ieder jaar terugkeert.

b)

Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de “lov om social pension” (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat.

c)

Tijdvakken die uit hoofde van de punten a) en b) moeten worden meegerekend, worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die meetellen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is onder de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere staat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene onder een dergelijke wetgeving een pensioen ontving. Die tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van het bedoelde pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociale pensioen.

2.

a)

Niettegenstaande artikel SSC.7 van dit protocol hebben personen die geen werkzaamheden in loondienst in een of meer staten hebben uitgeoefend slechts recht op een Deens sociaal pensioen, als zij gedurende minstens 3 jaar hun woonplaats in Denemarken hebben of hebben gehad, met inachtneming van de in de Deense wetgeving geldende leeftijdsbeperkingen. Met inachtneming van artikel SSC.5 van dit protocol is artikel SSC.8 van dit protocol niet van toepassing op een Deens sociaal pensioen waarop personen van die categorie het recht hebben verworven.

b)

De in punt a) bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op het recht op een Deens sociaal pensioen verworven door gezinsleden van personen die in Denemarken werkzaamheden in loondienst uitoefenen of uitgeoefend hebben, of door studenten of hun gezinsleden.

3.

De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het “ledighedsydelse” (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van dit protocol.

4.

Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere staat, worden die pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel SSC.48, lid 1, van dit protocol op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven.

FINLAND

1.

Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen uit hoofde van de artikelen SSC.47 tot en met SSC.49 van dit protocol, worden uit hoofde van de wetgeving van een andere staat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als uit hoofde van de Finse wetgeving verkregen pensioenen.

2.

Bij de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak uit hoofde van de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere staat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.

FRANKRIJK

1.

Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk op grond van artikel SSC.15 of artikel SSC.24 van dit protocol en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere staat die de kosten daarvan moet dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle.

2.

De Franse wetgeving die voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel.

DUITSLAND

1.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere staat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel.

2.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 7 van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere staat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere staat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.

3.

Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch VII en artikel 24i van Socialgesetzbuch V aan in een andere staat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon.

4.

Onderdanen van andere staten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen, mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dat geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere staat hebben.

5.

De “pauschale Anrechnungszeit” (vast toerekeningstijdvak) op grond van artikel 253 van Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken.

6.

In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving.

7.

De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend uit hoofde van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (Wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van dit protocol van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz.

8.

Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere staat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten.

GRIEKENLAND

1.

Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere staten, staatlozen en vluchtelingen wanneer die betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest.

2.

Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte uit hoofde van de wetgeving van een andere staat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn uit hoofde van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover die persoon werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen.

IERLAND

Niettegenstaande artikel SSC.19, lid 2, en artikel SSC.57 van dit protocol wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die zij/hij gedurende dat referentiejaar als werkne(e)m(st)er onder de wetgeving van een andere staat heeft gewerkt.

MALTA

Bijzondere bepalingen voor ambtenaren

a)

Uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.43 en artikel SSC.55 van dit protocol worden personen met een dienstbetrekking uit hoofde van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) en de Wet civiele bescherming (hoofdstuk 411 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld.

b)

De pensioenen of renten die verschuldigd zijn uit hoofde van bovenstaande wetgeving en uit hoofde van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.1, punt cc), van dit protocol beschouwd als “bijzondere stelsels voor ambtenaren”.

NEDERLAND

1.

Zorgverzekering

a)

Wat betreft het recht op verstrekkingen uit hoofde van de Nederlandse wetgeving worden voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2, van dit protocol onder “personen die recht hebben op verstrekkingen” verstaan:

i)

personen die uit hoofde van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar; en

ii)

voor zover niet reeds begrepen onder punt i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere staat wonen en personen die in een andere staat woonachtig zijn en die uit hoofde van dit protocol ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

b)

Personen als bedoeld in punt 1, a), i), moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt 1, a), ii), moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

c)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a), en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies of bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere staat woonachtig zijn, bij wie de premies of bijdragen rechtstreeks worden geheven.

d)

De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van de in punt a), ii) bedoelde personen bij het College voor zorgverzekeringen.

e)

Personen die recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een andere staat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de woon- of verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen waarin de Algemene wet bijzondere ziektekosten voorziet.

f)

Voor de toepassing van de artikelen SSC.21 tot en met SSC.27 van dit protocol worden de volgende uitkeringen, naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5, van dit protocol, gelijkgesteld met uit hoofde van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:

pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

arbeidsongeschiktheidsuitkeringen uit hoofde van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972;

pensioenen uit hoofde van de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

pensioenen uit hoofde van het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt uit hoofde van een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces uit hoofde van een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt uit hoofde van een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

g)

Voor de toepassing van artikel SSC.16, lid 1, van dit protocol hebben de in punt a), ii), bedoelde personen die tijdelijk in Nederland verblijven, recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen uit hoofde van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

2.

Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW)

a)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast voor kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke een rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:

tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden ook personen die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden in Nederland gewoond of gewerkt hebben, geacht recht te hebben op een pensioen.

b)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen haar/zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene uit hoofde van bovengenoemde wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a), in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

In afwijking van artikel 7 van de AOW worden dergelijke personen geacht recht te hebben op een pensioen.

c)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:

tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

d)

De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, tussen haar/zijn 15e en 65e jaar wonend in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van de AOW verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de pensioengerechtigde uit hoofde van die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a) in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.

e)

De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met:

tijdvakken die in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van pensioenrechten uit hoofde van de ouderdomspensioenwetgeving van een andere staat dan Nederland, of

tijdvakken waarvoor de betrokkene een ouderdomspensioen heeft ontvangen uit hoofde van dergelijke wetgeving.

Tijdvakken van vrijwillige verzekering onder het stelsel van een andere staat worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit punt.

f)

De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokkene na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren in een of meer staten heeft gewoond en slechts zolang zij/hij in een van die staten woonachtig is.

g)

In afwijking van hoofdstuk IV van de AOW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van die wet, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren uit hoofde van genoemde wet, voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.

Die mogelijkheid blijft bestaan wanneer de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering uit hoofde van de AOW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering uit hoofde van de AOW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

h)

De in punt 2, g), bedoelde mogelijkheid staat niet open voor personen die verzekerd zijn uit hoofde van de wetgeving inzake pensioenen of nabestaandenuitkeringen van een andere staat.

i)

Personen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van vrijwillige verzekering als bedoeld in punt 2, g), moeten binnen een jaar nadat de voorwaarden voor deelname zijn vervuld een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank.

3.

Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

a)

Indien de overlevende echtgeno(o)t(e) op grond van artikel SSC.46, lid 3, van dit protocol recht heeft op een nabestaandenpensioen uit hoofde van de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol.

Voor de toepassing van die bepalingen worden tijdvakken van verzekering vóór 1 oktober 1959 ook beschouwd als onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering, op voorwaarde dat de verzekerde gedurende die tijdvakken en na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar:

in Nederland heeft gewoond, of

in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of

in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.

b)

De uit hoofde van punt 3, a), in aanmerking te nemen tijdvakken die samenvallen met onder de wetgeving van een andere staat vervulde tijdvakken van verplichte verzekering inzake nabestaandenpensioenen worden buiten beschouwing gelaten.

c)

Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol worden alleen onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering nadat de betrokkene de leeftijd van 15 jaar bereikt had, in aanmerking genomen als tijdvakken van verzekering.

d)

In afwijking van artikel 63a, lid 1, ANW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van de ANW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren onder die wet, op voorwaarde dat die verzekering al loopt op de datum waarop dit protocol van toepassing wordt, maar uitsluitend voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.

Die mogelijkheid houdt op te bestaan vanaf de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) uit hoofde van de ANW, tenzij de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de ANW ontvangt.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de ANW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdragen voor verplichte verzekering uit hoofde van de ANW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.

4.

Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid

Bij de berekening van uitkeringen uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) houden de Nederlandse organen rekening met:

tijdvakken van werkzaamheden in loondienst en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

tijdvakken van verzekering vervuld uit hoofde van de WAO;

tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering;

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ;

tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA.

SPANJE

1.

Voor de toepassing van dit protocol worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, lid 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien zij/hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een pensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen.

2.

a)

Uit hoofde van artikel SSC.51, lid 1, punt c), wordt de theoretische Spaanse uitkering berekend op basis van de feitelijke bijdragen van de betrokkene in de jaren onmiddellijk voorafgaand aan de betaling van de laatste bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid. Indien bij de berekening van het basisbedrag voor het pensioen rekening moet worden gehouden met de onder de wetgeving van andere staten vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, wordt de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt, toegepast op die tijdvakken, rekening houdende met de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumentenprijzen.

b)

Het bedrag van het verkregen pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen die in de volgende jaren op pensioenen van dezelfde aard worden toegepast.

3.

In andere staten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel SSC.51 van dit protocol op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld.

4.

De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullende bedragen zijn van toepassing voor alle begunstigden van dit protocol die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om overeenkomstig artikel SSC.6 van dit protocol, louter met het oog op de toepassing van dit protocol, tijdvakken van verzekering die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de wetgeving van andere staten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969.

ZWEDEN

1.

De bepalingen van het protocol betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (hoofdstuk 6 van de wet (2010:111) betreffende de invoering van het Wetboek voor sociale verzekeringen).

2.

Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende. Indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere staten viel, wordt het inkomen in die andere staat of staten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de in Zweden vervulde referentieperiode, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dat inkomen is ontvangen.

3.

a)

Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (hoofdstuk 82 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie van de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere staten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof die in Zweden waren vervuld. De tijdvakken van verzekering in andere staten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenberekeningsgrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenberekeningsgrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere staat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

b)

Voor de berekening van het fictieve pensioenkrediet voor weduwepensioenen met betrekking tot overlijden op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee van de vier kalenderjaren die onmiddellijk aan het overlijden van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere staat zijn vervuld, worden die jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet gebaseerd te zijn als het Zweedse jaar.

VERENIGD KONINKRIJK

1.

Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk mogelijk recht op ouderdomspensioen heeft:

a)

de premies van een voormalige echtgenoot als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt; of

b)

indien de relevante premievoorwaarden door de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) van de betrokkene vervuld zijn, dan zijn voor de vaststelling van rechten onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing, mits de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) in beide gevallen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent of uitgeoefend heeft, en onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer staten. In dat geval worden verwijzingen in de artikelen SSC.44 tot en met SSC.55 van dit protocol naar “tijdvakken van verzekering” opgevat als tijdvakken van verzekering vervuld door:

1)

een echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:

a)

een gehuwde vrouw, of

b)

een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgeno(o)t(e), of

2)

een voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:

a)

een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance), of

b)

een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder die weduwe is (widowed mother’s allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent’s allowance) of een weduwepensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwepensioen berekend op grond van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol, waarbij “leeftijdsgebonden weduwepensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig Section 39(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992, een verminderd tarief geldt.

2.

Voor de toepassing van artikel SSC.8 van dit protocol worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere staat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere staat hadden.

1)

Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt voor iedere week van werkzaamheid in loondienst onder de wetgeving van een lidstaat, die in de loop van het betreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is begonnen, de betrokkene geacht bijdragen of premies als werknemer te hebben betaald, of inkomen te hebben genoten waarover bijdragen of premies zijn betaald, op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat jaar geldende maximumloongrens.

2)

Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol:

a)

wordt een werknemer die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend in een lidstaat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen heeft vervuld, indien de toepassing van punt 1) van dit punt tot gevolg heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar gedurende 52 weken in die lidstaat verzekerd te zijn geweest;

b)

worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen buiten beschouwing gelaten.

3)

Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt weergegeven in gehele getallen, met weglating van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering dat gedurende dat belastingjaar onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is vervuld, te vertegenwoordigen. Dat getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan die wetgeving onderworpen was.

3.

Wanneer het ontvangen van een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) afhankelijk is van het recht op kinderbijslag in het Verenigd Koninkrijk, zal een persoon die aan alle andere criteria voor het verkrijgen van die uitkeringen voldoet en in aanmerking zou komen voor kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk indien zij of het betrokken kind in het Verenigd Koninkrijk woonden, niet kunnen worden belet om de uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) overeenkomstig dit protocol aan te vragen, ook al is kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel SSC.3, lid 4, punt g), van de materiële werkingssfeer van dit protocol uitgesloten.

Aanhangsel SSCI-1

ADMINISTRATIEVE REGELINGEN TUSSEN TWEE OF MEER STATEN

(als bedoeld in artikel SSCI.8 van deze bijlage)

BELGIË — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 4 mei en 14 juni 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve en medische controle)

Briefwisseling van 18 januari en 14 maart 1977 betreffende artikel 36, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EEG) nr. 1408/71), gewijzigd bij briefwisseling van 4 mei en 23 juli 1982 (regeling betreffende de vergoeding van kosten uit hoofde van artikel 22, lid 1, punt a), van Verordening (EEG) nr. 1408/71)

DENEMARKEN — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 30 maart en 19 april 1977, gewijzigd bij briefwisseling van 8 november 1989 en 10 januari 1990, over de overeenkomst betreffende het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen en voor administratieve en medische controles

ESTLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 29 maart 2006 tussen de bevoegde organen van de Republiek Estland en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 mei 2004

FINLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 1 en 20 juni 1995 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (terugbetaling of afzien van vergoeding van de kosten van verstrekkingen) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten van administratieve en medische controle)

FRANKRIJK — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 25 maart en 28 april 1997 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek)

Overeenkomst van 8 december 1998 over de wijze van vaststellen van de te vergoeden uitgaven voor verstrekkingen op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72

HONGARIJE — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 1 november 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Hongarije en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004

IERLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 9 juli 1975 betreffende artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (regeling betreffende de vergoeding of het afzien van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen verleend uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1 of 4, van Verordening (EEG) nr. 1408/71) en artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding van de kosten voor administratieve en medische controle)

ITALIË — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst ondertekend op 15 december 2005 tussen de bevoegde organen van de Republiek Italië en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 36, lid 3, en artikel 63, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 door beide landen met ingang van 1 januari 2005

LUXEMBURG — VERENIGD KONINKRIJK

Briefwisseling van 18 december 1975 en 20 januari 1976 betreffende artikel 105, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 (afzien van vergoeding voor de kosten van administratieve controle en medisch onderzoek als bedoeld in artikel 105 van Verordening (EEG) nr. 574/72)

MALTA — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 17 januari 2007 tussen de bevoegde organen van Malta en van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 35, lid 3, en artikel 41, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 883/2004 tot vaststelling van andere wijzen van vergoeding van de kosten van verstrekkingen uit hoofde van die verordening door beide landen met ingang van 1 mei 2004

NEDERLAND — VERENIGD KONINKRIJK

Artikel 3, tweede zin, van het Administratieve Akkoord van 12 juni 1956 voor de toepassing van het Verdrag van 11 augustus 1954

PORTUGAL — VERENIGD KONINKRIJK

Akkoord van 8 juni 2004 tot vaststelling van andere vormen van vergoeding van de kosten voor verstrekkingen door beide landen, in werking tredend op 1 januari 2003

SPANJE — VERENIGD KONINKRIJK

Overeenkomst van 18 juni 1999 over de vergoeding van de uitgaven voor verstrekkingen die verleend zijn op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72


BIJLAGE II

“BIJLAGE SSC-8

OVERGANGSBEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN ARTIKEL SSC.11

LIDSTATEN

Oostenrijk

België

Bulgarije

Kroatië

Cyprus

Tsjechië

Denemarken

Estland

Finland

Frankrijk

Duitsland

Griekenland

Hongarije

Ierland

Italië

Letland

Litouwen

Luxemburg

Malta

Nederland

Polen

Portugal

Roemenië

Slowakije

Slovenië

Spanje

Zweden


Rectificaties

1.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 429/192


Rectificatie van Besluit (GBVB) 2021/2059 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 november 2021 tot bevestiging van de machtiging voor de militaire operatie van de Europese Unie in het Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED IRINI) (EUNAVFOR MED IRINI/5/2021)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 422 van 26 november 2021 )

Bladzijde 3, handtekening:

in plaats van:

“Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER”,

lezen:

“Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

D. PRONK”.