ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 393

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
8 november 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1924 van de Commissie van 3 november 2021 tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 wat betreft de verlaging van aan Spanje toegewezen vangstquota voor 2023

1

 

*

Verordening (EU) 2021/1925 van de Commissie van 5 november 2021 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de vereisten voor het op de markt brengen van bepaalde insectenproducten en de aanpassing van een methode van compostering in cellen ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1926 van de Commissie van 5 november 2021 tot erkenning van de door het Verenigd Koninkrijk verrichte controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen voor groenten en fruit en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

9

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2021/1927 van de Commissie van 5 november 2021 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad wat betreft voorwaarden voor zaden van hybriden van tarwe die zijn geproduceerd door middel van cytoplasmatische mannelijke steriliteit ( 1 )

13

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 393/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1924 VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2021

tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 wat betreft de verlaging van aan Spanje toegewezen vangstquota voor 2023

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wegens overbevissing van het makreelquotum in 2009 heeft de Commissie in 2013 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 (2) vastgesteld tot verlaging van het in 2013 en de daaropvolgende jaren aan Spanje toegewezen makreelquotum in ICES-sector 8c, de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 en van het ansjovisquotum in ICES-deelgebied 8.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1244 van de Commissie (3) gewijzigd wat betreft de verlagingen van aan Spanje toegewezen vangstquota voor 2020 en 2023. Spanje had gevraagd dat de in 2019 niet-gevangen hoeveelheid van 3 341 ton zou worden gebruikt voor de verlaging voor 2019 en in mindering zou worden gebracht op de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 voor de jaren 2020 en 2023 vastgestelde verlagingen. De verlaging die moest worden toegepast op het betrokken makreelquotum voor 2019, zoals vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1244, had met die niet-gevangen hoeveelheid van 3 341 ton moeten worden verhoogd. Aangezien die toevoeging onbedoeld is weggelaten, moet de hoeveelheid voor de verlaging voor 2019 worden gerectificeerd. Spanje heeft 114 ton van het betrokken makreelquotum voor 2020 niet gebruikt, en oefent op die manier een lagere visserijdruk uit op dat bestand dan maximaal is toegestaan op grond van de voor dat jaar toegewezen vangstmogelijkheden. Spanje heeft gevraagd dat die niet-gevangen hoeveelheid wordt gebruikt voor de verlaging voor 2020 en dienovereenkomstig in mindering wordt gebracht op de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 voor het jaar 2023 vastgestelde verlaging. De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 vastgestelde hoeveelheden voor de verlagingen voor 2020 en 2023 moeten worden aangepast.

(3)

Ook met de gewijzigde verlaging van de makreelquota voor 2023 wordt ervoor gezorgd dat de vangstmogelijkheden voor die soorten niet worden overschreden, in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd en gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 van de Commissie van 5 maart 2013 tot verlaging van bepaalde aan Spanje toegewezen vangstquota in 2013 en de daaropvolgende jaren wegens overbevissing van een bepaald makreelquotum in 2009 (PB L 62 van 6.3.2013, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1244 van de Commissie van 1 september 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 185/2013 tot verlaging van aan Spanje toegewezen vangstquota voor 2020 en 2023 (PB L 286 van 2.9.2020, blz. 9).


BIJLAGE

“BIJLAGE

Bestand

Oorspronkelijk quotum 2009

Aangepast quotum 2009

Vastgestelde vangsten 2009

Verschil quotum — vangsten (overbevissing)

Verlaging in 2013

Verlaging in 2014

Verlaging in 2015

Verlaging in 2016

Verlaging in 2017

Verlaging in 2018

Verlaging in 2019

Verlaging in 2020

Verlaging in 2021

Verlaging in 2022

Verlaging in 2023

MAC8C 3411

29 529

25 525

90 954

–65 429

100

100

100

5 544

6 283

4 805

7 762

3 328

5 544

5 544

267

ANE08 (1)

 

 

 

 

 

 

 

3 696

4 539

2 853

3 696

3 696

3 696

3 696

180


(1)  Voor ansjovis moet het jaar worden opgevat als het visseizoen dat in dat jaar van start gaat.


8.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 393/4


VERORDENING (EU) 2021/1925 VAN DE COMMISSIE

van 5 november 2021

tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de vereisten voor het op de markt brengen van bepaalde insectenproducten en de aanpassing van een methode van compostering in cellen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste alinea, punten b), h), i) en j), artikel 21, lid 6, eerste alinea, punt d), artikel 27, eerste alinea, punt c), artikel 31, lid 2, en artikel 32, lid 3, eerste alinea, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2) zijn volksgezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van afgeleide producten vastgesteld.

(2)

Door de snelle ontwikkeling van de insectenproductiesector wordt een aanzienlijke hoeveelheid uitwerpselen van insecten geproduceerd, die de lidstaten, bij gebrek aan geharmoniseerde Unievoorschriften, op verschillende wijze verwijderen. Om ervoor te zorgen dat uitwerpselen van insecten als meststof worden gebruikt, moeten Unievoorschriften worden vastgesteld.

(3)

Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 142/2011 moet “insectenmest” worden gedefinieerd als het mengsel van uitwerpselen van insecten met delen van dode insecten en de voedingsbodem. Insectenlarven, die doorgaans worden gebruikt voor de productie van verwerkt dierlijk eiwit of voor menselijke consumptie, leven in die insectenmest. Er moet een definitie van “insectenmest” in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden opgenomen om de vereisten voor het behandelen en in de handel brengen van insectenmest in overeenstemming te brengen met de vereisten voor verwerkte mest. Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Het tijdig ophalen van afzonderlijke karkassen van niet-herkauwende landbouwhuisdieren is niet altijd economisch haalbaar, met name als het gaat om karkassen die bij kleine landbouwbedrijven worden opgehaald. Daarom voorziet hoofdstuk V van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 142/2011 in methoden van compostering in cellen om de veilige opslag van bepaalde dode niet-herkauwende landbouwhuisdieren te waarborgen totdat deze worden opgehaald. De methode voor compostering in cellen “Hydrolyse gevolgd door verwijdering” mag momenteel alleen voor karkassen van varkens worden gebruikt. Het is passend dat die methode voor compostering in cellen ook wordt toegestaan voor karkassen van pluimvee en gekweekte haasachtigen. Hoofdstuk V, afdeling 2, punt B), 2), van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn Verordening (EG) nr. 1069/2009 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

(6)

Aangezien de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode op 31 december 2020 is afgelopen, moet hoofdstuk V, afdeling 2, punt B), 1), van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd om de verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk in de lijst van lidstaten die de methode voor compostering in cellen mogen toepassen te vervangen door een verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Bovendien moeten de verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk uit hoofdstuk V, afdeling 2, punt A), van bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 142/2011 en uit hoofdstuk II, afdeling 11, tabel 3, van bijlage XIV bij die verordening worden geschrapt.

(7)

Op 8 oktober 2015 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht inzake een risicoprofiel met betrekking tot de productie en de consumptie van insecten als levensmiddelen en als diervoeders (3). De EFSA heeft, naast andere insectensoorten, zijderupsen als mogelijke bron voor de productie van verwerkt dierlijk eiwit beoordeeld. Bepaalde regio’s van de Unie kennen een lange traditie van zijdecultuur. Aangezien gecultiveerde zijderupsen enkel bladeren van moerbei (Morus alba en Morus nigra) eten, is er geen sprake van een risico op verontreiniging met diervoeders van dierlijke oorsprong die niet voor het voeren van insecten zijn toegelaten. Daarom moet worden toegestaan dat zijderupsen, nadat de zijde is geoogst, worden gebruikt als verwerkt dierlijk eiwit, bestemd voor de productie van diervoeders voor landbouwhuisdieren. Het is passend om zijderupsen (Bombyx mori) toe te voegen aan de lijst van insectensoorten die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van verwerkte dierlijke eiwitten voor de productie van voeder voor landbouwhuisdieren. Bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

In bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 zijn de vereisten voor het in de handel brengen van mest vastgesteld. Na de opname van een definitie van “insectenmest” in bijlage I bij die verordening moeten de vereisten voor het in de handel brengen van verwerkte insectenmest waarborgen dat de handel in verwerkte insectenmest veilig verloopt. Daarom moeten de in die bijlage vastgestelde vereisten ook gelden voor insectenmest. Bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Lidstaten die momenteel nationale maatregelen voor het verwerken van insectenmest toepassen, moeten hun nationale maatregelen afstemmen op de methode als vastgesteld in bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011, zoals gewijzigd bij deze verordening. Deze verordening moet voorzien in een overgangsperiode van twaalf maanden.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, IX, X, XI en XIV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Exploitanten die erkend of geregistreerd zijn in een lidstaat die nationale maatregelen voor het verwerken van insectenmest toepast, mogen die nationale maatregelen tot en met 8 november 2022 blijven toepassen voor het in de handel brengen van insectenmest binnen die lidstaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(3)  Scientific Opinion on a Risk profile related to production and consumption of insects as food and feed, EFSA Journal (2015);13(10):4257.


BIJLAGE

De bijlagen I, IX, X, XI en XIV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt het volgende punt 61 toegevoegd:

“61.

“insectenmest”: mengsel van uitwerpselen van gekweekte insecten, de voedingsbodem, delen van gekweekte insecten en dode eieren, met een maximumgehalte van 5 volumeprocent en 3 gewichtsprocent dode gekweekte insecten.”.

2)

In bijlage IX wordt hoofdstuk V, afdeling 2, als volgt gewijzigd:

a)

punt A), 1), wordt vervangen door:

“1.

Betrokken lidstaten (*1)

Het proces van aerobe rijping en opslag van op het bedrijf gestorven varkens en bepaald ander materiaal van varkens met aansluitende verbranding of meeverbranding mag worden gebruikt in Frankrijk, Ierland, Letland en Portugal, en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zorgt ervoor dat het materiaal na aerobe rijping en opslag wordt verzameld en verwijderd op het grondgebied van die lidstaat.

(*1)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.”;"

b)

punt B, 1) en 2), wordt vervangen door:

“1.

Betrokken lidstaten (*2)

Hydrolyse gevolgd door verwijdering mag worden toegepast in Ierland, Spanje, Letland en Portugal, en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

De bevoegde autoriteit die dit toestaat, ziet erop toe dat het materiaal na hydrolyse in dezelfde lidstaat wordt verzameld en verwijderd.

2.

Grondstoffen

Voor dit proces mogen alleen de volgende grondstoffen afkomstig van varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen worden gebruikt:

a)

categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 9, punt f), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1069/2009;

b)

categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, punt h), van die verordening.

Deze methode is uitsluitend van toepassing op de verwijdering van varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen uit hetzelfde bedrijf, mits dit bedrijf niet onderworpen is aan verbodsbepalingen vanwege een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van een ernstige overdraagbare ziekte onder varkens, pluimvee of gekweekte haasachtigen, en de dieren niet ter bestrijding van ziekten zijn gedood.

(*2)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.”."

3)

In bijlage X wordt aan hoofdstuk II, afdeling 1, punt A), 2), het volgende punt iv) toegevoegd:

“iv)

de zijderups (Bombyx mori).”.

4)

In bijlage XI wordt hoofdstuk I, afdeling 2, als volgt gewijzigd:

a)

de titel en de inleidende alinea worden vervangen door:

Afdeling 2

Guano van vleermuizen, insectenmest, verwerkte mest en afgeleide producten van verwerkte mest

Het in de handel brengen van guano van vleermuizen, verwerkte mest en afgeleide producten van verwerkte mest is onderworpen aan de voorwaarden van de volgende punten a) tot en met e). Voor guano van vleermuizen is tevens de instemming van de lidstaat van bestemming als bedoeld in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, vereist.”;

b)

het volgende punt f) wordt toegevoegd:

“f)

het in de handel brengen van insectenmest is onderworpen aan de voorwaarden van de punten a), b), d) en e), van deze afdeling.”.

5)

In bijlage XIV wordt in hoofdstuk II, afdeling 11, tabel 3 vervangen door:

Tabel 3

Invoer van fotografische gelatine

Derde land van oorsprong

Bedrijf van oorsprong

Lidstaat van bestemming

Grensinspectiepost van eerste binnenkomst in de Unie

Erkende fotografische fabriek

Japan

Nitta Gelatin Inc., 2-22 Futamata Yao-City, Osaka 581-0024 Japan

Jellie Co. Ltd 7-1, Wakabayashi 2-Chome, Wakabayashi-ku, Sendai-City, Miyagi 982 Japan

NIPPI Inc. Gelatine Division 1 Yumizawa-Cho Fujinomiya City Shizuoka 418-0073 Japan

Nederland

Rotterdam

FujifilmEurope, Oudenstaart 1, 5047 TK Tilburg, Nederland

Nitta Gelatin Inc., 2-22 Futamata Yao-City, Osaka 581-0024 Japan

 

 

 

Tsjechië

Hamburg

FOMA Bohemia, spol. SRO Jana Krušinky 1604 501 04 Hradec Králové, Tsjechië

Verenigde Staten van Amerika

Eastman Gelatine Corporation, 227 Washington Street, Peabody, MA, 01960 USA

Gelita North America, 2445 Port Neal Industrial Road, Sergeant Bluff, Iowa, 51054 USA

 

 

 

Tsjechië

Hamburg

FOMA Bohemia spol. SRO Jana Krušinky 1604 501 04 Hradec Králové, Tsjechië”


(*1)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.”;

(*2)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, omvatten verwijzingen naar de lidstaten voor de toepassing van deze bijlage ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.”.”


8.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 393/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1926 VAN DE COMMISSIE

van 5 november 2021

tot erkenning van de door het Verenigd Koninkrijk verrichte controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen voor groenten en fruit en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 91, punt f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) kan de Commissie op verzoek van een derde land de controles met betrekking tot de naleving van handelsnormen erkennen die door dat derde land vóór invoer in de Unie worden verricht.

(2)

Naar aanleiding van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie op 1 februari 2020 en met het oog op het verstrijken op 31 december 2020 van de overgangsperiode waarin was voorzien in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het Terugtrekkingsakkoord” genoemd), had het Verenigd Koninkrijk de Commissie verzocht de controles met betrekking tot de naleving van specifieke handelsnormen die het Verenigd Koninkrijk vóór invoer in de Unie verricht, te erkennen. Meer bepaald had het Verenigd Koninkrijk zich ertoe verbonden om na afloop van de overgangsperiode aan de voorschriften voor het in de handel brengen van groenten en fruit te voldoen en had het de in artikel 15, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde officiële autoriteit en controle-instanties aangewezen.

(3)

Op basis daarvan zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2102 van de Commissie (3) de door het Verenigd Koninkrijk verrichte controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen voor groenten en fruit erkend, is de officiële autoriteit vastgesteld onder verantwoordelijkheid waarvan die controles worden verricht, alsmede de controle-instanties die belast zijn met de uitvoering van de adequate controles in Groot-Brittannië, en is het Verenigd Koninkrijk met een voetnoot opgenomen in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

(4)

Hoewel Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 7, lid 1, van het Terugtrekkingsakkoord en artikel 5, lid 4, en artikel 13, lid 1, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij dat akkoord, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, is in artikel 7, lid 3, eerste alinea, van dat protocol bepaald dat met betrekking tot de erkenning in een lidstaat van door de autoriteiten van een andere lidstaat of door een in een andere lidstaat gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, verwijzingen naar lidstaten in bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dat protocol van toepassing zijn geworden, niet zodanig mogen worden gelezen dat ten aanzien van door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk of door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt. Bijgevolg moeten de controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen die worden verricht door de controle-instantie voor Noord-Ierland, worden beschouwd als door een derde land verrichte controles, onverminderd artikel 7, lid 3, vierde alinea, van dat protocol.

(5)

Daarom moet de Commissie ook de met de adequate controles voor Noord-Ierland belaste controle-instantie vaststellen, zoals die op 9 april 2020 door het Verenigd Koninkrijk is aangemeld, en de tekst met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk in bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 verduidelijken.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2102 worden ingetrokken.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Erkenning van normcontroles

De door het Verenigd Koninkrijk vóór invoer in de Unie verrichte controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen voor groenten en fruit worden erkend.

Artikel 2

Officiële autoriteit en controle-instanties

1.   De in artikel 15, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde officiële autoriteit van het Verenigd Koninkrijk onder verantwoordelijkheid waarvan de in artikel 1 van deze verordening bedoelde controles worden verricht, is de “Secretary of State for the Department for Environment, Food & Rural Affairs”.

2.   De controle-instanties van het Verenigd Koninkrijk die met de uitvoering van de adequate controles belast zijn in de zin van artikel 15, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, zijn “Horticulture Marketing Inspectorate” voor Engeland en Wales, “Scottish Government’s Horticulture and Marketing Unit” voor Schotland en “Department of Agriculture, Environment and Rural Affairs” voor Noord-Ierland.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 4

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2102 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2102 van de Commissie van 15 december 2020 tot erkenning van de door het Verenigd Koninkrijk verrichte controles met betrekking tot de naleving van de handelsnormen voor groenten en fruit en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 425 van 16.12.2020, blz. 84).


BIJLAGE

“BIJLAGE IV

Derde landen waarvan de normcontroles zijn erkend op grond van artikel 15, en de betrokken producten

Land

Producten

Zwitserland

Verse groenten en fruit

Marokko

Verse groenten en fruit

Zuid-Afrika

Verse groenten en fruit

Israël (*1)

Verse groenten en fruit

India

Verse groenten en fruit

Nieuw-Zeeland

Appelen, peren en kiwi’s

Senegal

Verse groenten en fruit

Kenia

Verse groenten en fruit

Turkije

Verse groenten en fruit

Verenigd Koninkrijk

Groot-Brittannië

Noord-Ierland (*2)

Verse groenten en fruit

”.

(*1)  De erkenning door de Commissie krachtens artikel 15 betreft groenten en fruit van oorsprong uit de Staat Israël, met uitsluiting van de gebieden die sinds juni 1967 onder Israëlisch bestuur staan, namelijk de Golanhoogte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever.

(*2)  Voor de toepassing van deze verordening wordt, overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 7, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en artikel 5, lid 4, en artikel 13, lid 1, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij dat protocol, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, bij verwijzingen naar de lidstaten ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland bedoeld. Toch worden, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van dat protocol, met betrekking tot de erkenning in een lidstaat van door de autoriteiten van een andere lidstaat of door een in een andere lidstaat gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, verwijzingen naar lidstaten in bepalingen van het recht van de Unie die krachtens dat protocol van toepassing zijn geworden, niet zodanig gelezen dat ten aanzien van door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk of door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instantie afgegeven of uitgevoerde technische voorschriften, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen, het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland daaronder valt.


RICHTLIJNEN

8.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 393/13


UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2021/1927 VAN DE COMMISSIE

van 5 november 2021

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG van de Raad wat betreft voorwaarden voor zaden van hybriden van tarwe die zijn geproduceerd door middel van cytoplasmatische mannelijke steriliteit

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), en met name artikel 21 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 66/402/EEG zijn regels vastgesteld voor de productie en het in de handel brengen van zaaigranen in de Unie. Met betrekking tot zaaizaad van hybriden van tarwe zijn kruising en chemische hybridisatie de enige technieken voor de productie van hybride zaad waarin die richtlijn voorziet.

(2)

In de afgelopen jaren is cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS) wereldwijd echter aanvaard als kweektechniek voor de teelt van hybriden van zaaigraanrassen. Voor gerst zijn reeds relevante regels betreffende de productietechniek CMS in werking, aangezien de productie van hybride zaaizaden met CMS al sinds enkele jaren in de praktijk wordt gebracht.

(3)

Gerst en tarwe zijn zelfbestuivend en worden geteeld in een mengteeltsysteem. Gezien de technische overeenkomsten tussen de productie van zaaizaad van hybriden van gerst en tarwe en de behoeften van de gebruikers van hybride zaaizaad, is het wenselijk om voor zaaizaad van hybriden van tarwe voorwaarden vast te stellen die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden voor zaaizaad van hybriden van gerst. Uit ervaring is gebleken dat, wanneer de CMS-techniek wordt toegepast, voor het specifieke mengteeltsysteem van hybride tarwesoorten als Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum turgidum subsp. durum of Triticum aestivum subsp. spelta dat in het veld wordt toegepast, in combinatie met de weergerelateerde risico’s tijdens de bloeiperiode, een verlaging van de raszuiverheidsnorm tot 85 % noodzakelijk is om in minder gunstige weersomstandigheden een stabiele zaadproductie mogelijk te maken. Derhalve is het wenselijk voor met CMS geproduceerde zaaizaden van hybride tarwe een lager niveau van raszuiverheid toe te staan dan voor andere hybriden vereist is.

(4)

Uit de ervaring met andere zaaizaden van met CMS geproduceerde hybriden is gebleken dat het belangrijk is om de geldende technische voorschriften aan het begin van een nieuw productieschema te testen. De voorschriften voor rassen moeten derhalve tijdelijk van toepassing zijn tot en met 31 augustus 2029, teneinde kwekers in staat te stellen zich aan te passen aan de teelt van hybride tarwe in een mengteeltsysteem. Een dergelijke aanpak is noodzakelijk om eventuele aan dit teeltschema verbonden risico’s tot een minimum te beperken en landbouwers te voorzien van een nieuwe soort tarweras. Die termijn moet voldoende zijn om kwekers en certificeringsdiensten in staat te stellen de nodige kennis te vergaren voor de toepassing van de technische voorschriften voor de teelt van zaden van hybride tarwe en die voorschriften te herzien.

(5)

Teneinde de Commissie en de lidstaten in staat te stellen de nodige kennis te vergaren over de toepassing van CMS en om tijd te gunnen voor de herziening van de desbetreffende regels, moet de verantwoordelijke certificeringsdienst tot en met 28 februari 2030 elk jaar bij de Commissie en de overige lidstaten verslag uitbrengen over de resultaten van het voorgaande jaar wat betreft de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden en het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters.

(6)

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 66/402/EEG

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten moeten uiterlijk op 31 augustus 2022 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 september 2022 tot en met 31 augustus 2029.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 november 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste zin van punt 5 wordt vervangen door:

“Gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Oryza sativa en zelfbestuivende xTriticosecale en gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van een andere techniek dan cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)”;

b)

tussen de punten 5 bis en 6 wordt het volgende punt ingevoegd:

“5 ter.

Gewassen voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad van hybriden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum door middel van de CMS-techniek:

a)

Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden:

Gewassen

Minimumafstand

Voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) voor de productie van basiszaad

300  m

Voor de productie van gecertificeerd zaad

25  m

b)

Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de kenmerken van de kruisingspartners betreft.

Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen:

i)

Het percentage aan planten die duidelijk rasafwijkend zijn, mag niet meer bedragen dan:

voor de gewassen voor de productie van basiszaad: 0,1 % voor de instandhouder en de hersteller en 0,3 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS);

voor de gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad: 0,3 % voor de hersteller en 0,6 % voor de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) en 1 % voor het geval de vrouwelijke kruisingspartner (met CMS) een enkele hybride is.

ii)

De mannelijke steriliteit van de vrouwelijke kruisingspartner bedraagt ten minste:

99,7 % voor gewassen voor de productie van basiszaad;

99 % voor gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad.

iii)

De naleving van de eisen van de punten i) en ii) wordt via officiële nacontroles onderzocht.

c)

Gecertificeerd zaad mag in gemengde teelt worden geproduceerd van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de fertiliteit herstelt.

De verantwoordelijke certificeringsdienst brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar wat betreft de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden, de overeenstemming van de veldkeuringen met de respectieve eisen, het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters en alle verdere informatie die deze afwijzing rechtvaardigt. Deze rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.”.

2)

Punt 1 van bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel C wordt vervangen door:

“C.

Hybriden van Avena nuda, Avena sativa, Avena strigosa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta, Triticum turgidum subsp. durum en zelfbestuivende xTriticosecale

De minimale raszuiverheid van zaad van de categorie “gecertificeerd zaad” moet 90 % bedragen.

Voor Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum die met CMS is geproduceerd, bedraagt deze 85 %. Andere onzuiverheden dan de hersteller mogen niet meer dan 2 % bedragen.

De minimale raszuiverheid wordt gecontroleerd via officiële nacontroles op een adequaat gedeelte van de zaadmonsters.

De verantwoordelijke certificeringsdienst brengt tegen 28 februari van elk jaar bij de Commissie en de andere lidstaten verslag uit van de resultaten van het voorgaande jaar wat betreft de hoeveelheid geproduceerde hybride zaden van Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum en het percentage van de partijen zaden dat is afgewezen wegens ontoereikende kwaliteitsparameters, de resultaten van de nacontrole en alle verdere informatie die deze afwijzing rechtvaardigt. Deze rapportageverplichting is van toepassing tot en met 28 februari 2030.”;

b)

de titel van deel E wordt vervangen door:

“E.

Hybriden van Secale cereale en CMS-hybriden van Hordeum vulgare, Triticum aestivum subsp. aestivum, Triticum aestivum subsp. spelta en Triticum turgidum subsp. durum ”.