ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 355

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
7 oktober 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1762 van de Commissie van 30 september 2021 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Σητεία Λασιθίου Κρήτης (Sitia Lasithiou Kritis) (BOB)

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1763 van de Commissie van 6 oktober 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 wat betreft de afwijkingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1150 met het oog op de bestrijding van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis in de wijnsector

3

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland)

6

 

*

Besluit (EU) 2021/1765 van de Raad van 5 oktober 2021 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie voor de periode 2021-2026 moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij dat is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

135

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad ( PB L 70 van 16.3.2005 )

142

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1762 VAN DE COMMISSIE

van 30 september 2021

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Σητεία Λασιθίου Κρήτης” (Sitia Lasithiou Kritis) (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie een door Griekenland ingediend verzoek beoordeeld om goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Σητεία Λασιθίου Κρήτης” (Sitia Lasithiou Kritis), die bij Verordening (EG) nr. 134/98 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, punt a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier van de benaming “Σητεία Λασιθίου Κρήτης” (Sitia Lasithiou Kritis) (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 september 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 134/98 van de Commissie van 20 januari 1998 tot aanvulling van de bijlage van Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 6).

(3)  PB C 226 van 14.6.2021, blz. 12.


7.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1763 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 wat betreft de afwijkingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1150 met het oog op de bestrijding van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis in de wijnsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 54, punten a), b) en e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie (2) zijn een aantal afwijkingen van de bestaande regels van onder meer Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie (3) in de wijnsector ingevoerd die erop waren gericht de marktdeelnemers verlichting te bieden en hen te helpen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen. Ondanks het nut van deze maatregelen is vraag en aanbod op de wijnmarkt echter nog steeds niet in evenwicht.

(2)

De COVID-19-pandemie is nog niet onder controle. De vaccinatiecampagnes volstaan in sommige regio’s van de Unie en in de rest van de wereld niet en in de meeste landen gelden er nog verplaatsingsbeperkingen en maatregelen om afstand te houden. Zo gelden er nog beperkingen op het gebied van reizen, sociale bijeenkomsten, privéfeesten, publieke evenementen en de mogelijkheid om buitenshuis iets te eten of te drinken. Die beperkingen leiden tot een verdere daling van de wijnconsumptie in de Unie, tot oplopende voorraden en meer in het algemeen tot een verstoring van de markt. In sommige lidstaten is een derde van de wijnconsumptie gerelateerd aan toerisme. Bijgevolg blijft de wijnconsumptie dalen en blijven de voorraden hoog. Door deze gevolgen van de pandemie in combinatie met de door de Verenigde Staten opgelegde tarieven en de strenge vorst in Europa in april 2021 is het inkomen van wijnproducenten in de Unie hard geraakt. Volgens de ramingen heeft de combinatie van al deze factoren tot gevolg gehad dat de omzet van de wijnsector in de Unie met gemiddeld 15 tot 20 % is gedaald. Sommige ondernemingen meldden zelfs omzetverliezen oplopend tot 40 %.

(3)

Bovendien neemt door de onzekerheid over de duur van de crisis, die moeilijk te voorspellen blijft als gevolg van de snelle mutaties van het virus, de al aanzienlijke verstoring van de wijnmarkt van de Unie nog verder toe. Daardoor zal het herstel van de sector langer op zich laten wachten dan begin 2021 mocht worden verwacht. Het is daarom passend om de tijdelijke en buitengewone steun aan de Uniewijnsector te continueren en zo een verdere stijging van het aantal meldingen van faillissementen te voorkomen.

(4)

De verdere uitvoering van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 ingevoerde en vervolgens bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/78 van de Commissie (4) gewijzigde maatregelen om de crisis in de wijnsector van de Unie aan te pakken, wordt essentieel geacht om de lidstaten en de marktdeelnemers de nodige flexibiliteit te bieden bij de uitvoering van steunprogramma’s in de wijnsector van de Unie. Met name de mogelijkheid voor de lidstaten om waar nodig in de loop van het jaar wijzigingen in hun respectieve nationale programma’s aan te brengen, heeft de lidstaten in staat gesteld snel te reageren op de uitzonderlijke omstandigheden van de afgelopen maanden en zo vroeg als nodig wordt geacht wijzigingen in hun steunprogramma’s in te dienen. Deze flexibiliteit heeft de lidstaten in staat gesteld nieuwe maatregelen in te voeren, reeds bestaande maatregelen te optimaliseren en de maatregelen frequenter aan te passen, en, waar nodig, rekening te houden met de snel veranderende marktsituatie. Bovendien heeft de flexibiliteit die is ingevoerd voor de uitvoering van de maatregel inzake groen oogsten marktdeelnemers de tijd gegeven die nodig is om de maatregel te plannen en de vereiste arbeidskrachten te vinden om te functioneren in de moeilijke omstandigheden als gevolg van de COVID-19-pandemie.

(5)

Aangezien de gevolgen van de COVID-19-pandemie naar verwachting tot na eind 2021 en dus gedurende een aanzienlijk deel van het begrotingsjaar 2022 zullen voortduren, moet de toepassing van de maatregelen van artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 worden verlengd tot en met het begrotingsjaar 2022. Aangezien de maatregelen van de artikelen 3 en 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/592 van de Commissie (5) echter enkel kunnen worden gefinancierd in het kader van steunprogramma’s voor de wijnsector in de begrotingsjaren 2020 en 2021, mag de verlenging van de toepassing niet op die maatregelen van toepassing zijn.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Omwille van de continuïteit tussen de begrotingsjaren 2021 en 2022 moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en met ingang van 16 oktober 2021 van toepassing zijn.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600

Artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   In afwijking van artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 kunnen de lidstaten, wanneer dat ook maar nodig is in de loop van de begrotingsjaren 2020 en 2021 maar uiterlijk op 15 oktober 2021, wijzigingen aanbrengen in hun nationale steunprogramma’s voor de wijnsector als bedoeld in artikel 41, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, met betrekking tot de in artikel 45, lid 1, punt a), en de artikelen 46 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en de artikelen 3 en 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/592 van de Commissie (*1) bedoelde maatregelen.

De lidstaten kunnen eveneens, wanneer dat ook maar nodig is in de loop van het begrotingsjaar 2022 maar uiterlijk op 15 oktober 2022, wijzigingen aanbrengen in hun nationale steunprogramma’s, maar echter enkel met betrekking tot de in artikel 45, lid 1, punt a), en de artikelen 46 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde maatregelen.

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/592 van de Commissie van 30 april 2020 inzake tijdelijke buitengewone maatregelen waarbij wordt afgeweken van enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad om de marktverstoring in de sector groenten en fruit en de wijnsector als gevolg van de COVID-19-pandemie en de daarmee samenhangende maatregelen te verhelpen (PB L 140 van 4.5.2020, blz. 6).”;"

(2)

in lid 2 wordt de inleidende zin vervangen door:

“2.   In afwijking van artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 kunnen de lidstaten gedurende de begrotingsjaren 2020, 2021 en 2022:”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 oktober 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie van 30 april 2020 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) nr. 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis (PB L 140 van 4.5.2020, blz. 40).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie van 15 april 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat de nationale steunprogramma’s in de wijnsector betreft (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 23).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/78 van de Commissie van 27 januari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) nr. 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis (PB L 29 van 28.1.2021, blz. 5).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/592 van de Commissie van 30 april 2020 inzake tijdelijke buitengewone maatregelen waarbij wordt afgeweken van enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad om de marktverstoring in de sector groenten en fruit en de wijnsector als gevolg van de COVID-19-pandemie en de daarmee samenhangende maatregelen te verhelpen (PB L 140 van 4.5.2020, blz. 6).


BESLUITEN

7.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/6


BESLUIT (EU) 2021/1764 VAN DE RAAD

van 5 oktober 2021

inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 203,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dit besluit bevat de regels en de procedure voor de associatie van de Unie met de landen en gebieden overzee (LGO), met inbegrip van Groenland, en komt in de plaats van Besluit 2013/755/EU van de Raad (het “LGO-besluit”) (2) en Besluit 2014/137/EU van de Raad (3). Besluit 2013/755/EU moet derhalve worden ingetrokken.

(2)

Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK) uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is deze associatie van toepassing op de LGO die zijn vermeld in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met uitzondering van de twaalf LGO van het VK die in die bijlage zijn vermeld.

(3)

Overeenkomstig artikel 204 VWEU is het bepaalde in de artikelen 198 tot en met 203 VWEU op Groenland van toepassing, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen van Protocol nr. 34 bij het VWEU betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland. Overeenkomstig het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (4) worden de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds, geregeld bij Besluit 2014/137/EU, waarin de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland worden onderstreept en waarbij een specifiek partnerschap en specifieke samenwerking worden vastgesteld. Besluit 2014/137/EU is op 31 december 2020 vervallen.

(4)

Het is de bedoeling dat de steun van de Unie voor de LGO, die voorheen werd gefinancierd uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), met ingang van 1 januari 2021 wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

(5)

Om het aantal externe financieringsinstrumenten te verminderen en de prestaties ervan te verminderen moeten de betrekkingen met alle LGO, met inbegrip van Groenland, worden geregeld in één besluit, dat Besluit 2013/755/EU en Besluit 2014/137/EU vervangt.

(6)

Het bij dit besluit ingestelde partnerschap moet het mogelijk maken de nauwe betrekkingen tussen de Unie enerzijds en de LGO anderzijds voort te zetten.

(7)

De Raad kwam in 2003 overeen dat de toekomstige betrekkingen van de Unie met Groenland na 2006 zouden worden gebaseerd op een alomvattend partnerschap voor duurzame ontwikkeling met daarbij een specifieke visserijovereenkomst, waarover zou worden onderhandeld volgens de algemene regels en beginselen voor dergelijke overeenkomsten.

(8)

In de gemeenschappelijke verklaring van de Europese Unie enerzijds en van de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Groenland, die op 19 maart 2015 in Brussel werd ondertekend, werd herinnerd aan de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland, en werd het voornemen geuit de betrekkingen en de samenwerking op basis van de in grote lijnen gedeelde belangen verder op te voeren en hun wederzijdse betrekkingen een langetermijnperspectief te geven.

(9)

Dit besluit moet de specifieke kenmerken van het partnerschap tussen de Unie enerzijds en Groenland en Denemarken anderzijds voor het voetlicht brengen, zoals de doelstelling om de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken in stand te houden, de erkenning van de geostrategische positie van Groenland, het belang van beleidsdialoog tussen Groenland, Denemarken en de Unie, het bestaan van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Unie en Groenland en de potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken. Het moet een antwoord bieden op mondiale uitdagingen en ruimte bieden voor de ontwikkeling van een proactieve agenda en het nastreven van wederzijdse belangen, met name in verband met het toenemende effect van klimaatverandering op de menselijke activiteit en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, alsmede onderzoek en innovatie.

(10)

Het VWEU en het op basis daarvan vastgestelde afgeleide recht zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn weliswaar geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt en moeten echter voldoen aan de verplichtingen die op handelsgebied voor derde landen gelden, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen.

(11)

De bijzondere betrekkingen tussen de Unie en de LGO verschuiven geleidelijk van ontwikkelingssamenwerking naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de LGO. De tot dusver geboekte vooruitgang moet worden geconsolideerd en versterkt. Voorts moet de solidariteit tussen de Unie en de LGO worden gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij allen tot dezelfde “Europese familie” behoren.

(12)

De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van de LGO kan worden vergroot door maatschappelijke organisaties op alle samenwerkingsterreinen te versterken.

(13)

De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (“Agenda 2030”), die door de Verenigde Naties is aangenomen in september 2015, is het antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale uitdagingen en trends op het gebied van duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030, waarvan de duurzame-ontwikkelingsdoelen (SDG's) van de Verenigde Naties, de overeenkomst van Parijs (5) die is aangenomen op 12 december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) (overeenkomst van Parijs) en de actieagenda van Addis Abeba de kern vormen, is een transformerend kader om overal ter wereld armoede uit te bannen en duurzame ontwikkeling te verwezenlijken. De Agenda 2030 is universeel van toepassing en biedt een uitgebreid gedeeld actiekader voor zowel de Unie als haar partners. Doel is het vinden van een evenwicht tussen de economische, de sociale en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en het onderkennen van de essentiële onderlinge verbanden tussen de doelstellingen en streefcijfers. Agenda 2030 wil niemand aan zijn lot overlaten. De uitvoering zal zorgvuldig worden afgestemd op andere internationale verbintenissen. Bij de maatregelen die in het kader van dit besluit worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenhang met de SDG's en aan geïntegreerde maatregelen die extra voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt. Gendergelijkheid en de emancipatie van vrouwen zijn onontbeerlijk voor het verwezenlijken van de SDG's en zijn horizontale onderwerpen in de hele Agenda 2030.

(14)

De associatie tussen de Unie en de LGO moet ook in de toekomst op drie pijlers rusten, namelijk versterking van het concurrentievermogen, vergroting van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid, en stimulering van samenwerking en integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio's.

(15)

De financiële bijstand van de Unie die in het kader van het partnerschap wordt toegewezen, moet de ontwikkeling van de LGO een Europees perspectief geven en moet bijdragen tot de versterking van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie en de LGO, en tegelijkertijd de positie van de LGO als voorposten van de Unie versterken, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis die de partners verbinden.

(16)

Gezien de geografische ligging van de LGO en ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald geografisch gebied, moet de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden worden bevorderd in het belang van alle partijen, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar gebieden van gemeenschappelijk belang en aan het bevorderen van de waarden en normen van de Unie.

(17)

De ontwikkeling van intraregionale samenwerking is een prioriteit van wederzijds belang. Bij intraregionale activiteiten moet waar passend worden gestreefd naar een evenwicht tussen de regio's van de Stille Oceaan, de Indische Oceaan, de Caraïben, de Atlantische Oceaan en het Noordpoolgebied.

(18)

De LGO worden vanwege hun geografische ligging met specifieke beperkingen geconfronteerd. Met name met hun beperkingen ten gevolge van hun afgelegen of uiterst afgelegen ligging moet rekening worden gehouden bij het uitvoeren van dit besluit.

(19)

Wanneer dit besluit wordt uitgevoerd, moet op basis van de lijst van begunstigden van die hulp die is opgesteld de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rekening worden gehouden met de sociale en economische situatie van LGO, met name met betrekking tot LGO die in aanmerking komen voor officiële ontwikkelingshulp (ODA).

(20)

Veel LGO grenzen aan de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, aan staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en aan andere derde landen of gebieden (6), en hebben met hun buurlanden behoeften gemeen op het gebied van bijvoorbeeld adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering, behoud van biodiversiteit, vraagstukken met betrekking tot oceanen, economische diversifiëring en rampenrisicovermindering.

(21)

In de mededeling van de Commissie over “Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU” van 24 oktober 2017, de conclusies van het 15e en 16e LGO-EU-forum en de aanbevelingen van de Commissie inzake de onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de ACS-landen wordt opgeroepen tot versterking van de regionale samenwerkingsprogramma's waarbij LGO en hun buurlanden zijn betrokken.

(22)

De LGO beschikken over een rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering beïnvloedt de natuurlijke omgeving van de LGO en vormt een bedreiging voor hun duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor het behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, rampenrisicovermindering, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en de bevordering van duurzame energie en energiezekerheid dragen bij tot adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering in de LGO. De associatie moet streven naar het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor duurzame ontwikkeling.

(23)

De Unie en de LGO bevestigen dat zij op grond van milieu- en volksgezondheidsoverwegingen het recht hebben de gevolgen van afval te reguleren zonder te verzaken aan hun internationale verplichtingen.

(24)

Het bij dit besluit vastgestelde programma (“dit programma”) weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering, in overeenstemming met de door de Unie gedane toezeggingen om de overeenkomst van Parijs uit te voeren en de SDG's te verwezenlijken, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het algemene streefcijfer van 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen wordt gehaald. Naar verwachting zullen acties in het kader van dit programma leiden tot een bijdrage van 25 % van de totale financiële middelen ervan aan klimaatdoelstellingen. De relevante acties zullen worden vastgesteld tijdens de uitvoering van dit programma, en de totale bijdrage via dit programma moet worden gemonitord, geëvalueerd en getoetst. Om het biodiversiteitsverlies tot staan te helpen brengen en te helpen ombuigen, moet dit programma bijdragen tot de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven van het meerjarig financieel kader te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, daarbij rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.

(25)

De aanzienlijke bijdrage die de LGO zouden kunnen leveren aan de toezeggingen van de Unie in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten, moet in de betrekkingen tussen de Unie en de LGO worden erkend.

(26)

De Unie en de LGO erkennen het bijzondere belang van onderwijs en beroepsopleiding als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO.

(27)

De associatie tussen de Unie en de LGO moet rekening houden met en bijdragen tot het behoud van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO.

(28)

De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken moet bijdragen tot duurzame economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.

(29)

Dit besluit zal flexibele oorsprongsregels blijven bevatten, met name wat betreft de cumulatie van oorsprong. Cumulatie mag niet alleen mogelijk zijn met de LGO en met landen die een economische partnerschapsovereenkomst met de Unie hebben gesloten, maar onder bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het stelsel van algemene preferenties van de Unie. Die voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen.

(30)

In het belang van de betrokken bedrijven en overheden in de LGO moeten de procedures voor de certificatie van de LGO-oorsprong worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(31)

Daarnaast zullen gedetailleerde waarborgen en monitoringbepalingen worden gehandhaafd, zodat zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers kunnen uitgaan van duidelijke en transparante voorschriften en procedures. Ten slotte moet in het algemeen belang worden gewaarborgd dat de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer van goederen uit de LGO naar de Unie correct worden toegepast.

(32)

In verband met de doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging moet steun worden geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden, door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de LGO te verbeteren. De Unie moet in dit verband de LGO de gunstigst mogelijke behandeling bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden door middel van brede meestbegunstigingsclausules; voor de LGO moeten de mogelijkheden voor handelsbetrekkingen flexibeler zijn door de behandeling die de LGO aan de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere belangrijke handelsmachten bieden.

(33)

De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot een veiliger, solider en transparanter financieel stelsel, aangezien dat van wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen ter zake moeten worden toegespitst op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van de wetgeving van de LGO aan de EU-wetgeving inzake financiële diensten. Voldoende aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de LGO, ook op het gebied van toezicht.

(34)

Gelet op het vermogen van de Unie om wereldwijd op te treden en kan reageren op mondiale uitdagingen zoals het uitbannen van armoede, duurzame en inclusieve ontwikkeling of het wereldwijd propageren van democratie, goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat, op haar langdurige en voorspelbare betrokkenheid bij ontwikkelingshulp en op haar rol in het coördineren met haar lidstaten, moet de financiële bijstand van de Unie gericht zijn op de gebieden waar ze het grootste effect sorteert.

(35)

Met het oog op doelmatigheid en vereenvoudiging en rekening houdend met de beheerscapaciteit van de autoriteiten van de LGO moeten de aan de LGO toegewezen financiële middelen worden beheerd op basis van een wederkerig partnerschap. De autoriteiten van de LGO moeten voorts de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het formuleren en uitvoeren van het beleid dat de partijen in de vorm van samenwerkingsstrategieën zijn overeengekomen. Bij de programmering en de uitvoering moet rekening worden gehouden met de beperkte administratieve en personele middelen van de LGO.

(36)

In dit besluit worden de financiële middelen vastgelegd voor de associatie van de LGO met de Unie, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het financiële referentiebedrag vormen in de zin van punt 19 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsmede de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een stappenplan voor de invoering van nieuwe eigen middelen (7). Dat bedrag moet slechts dienen ter indicatie van de wil van de wetgever en moet de in het VWEU vastgestelde begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad onverlet laten.

(37)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben aangenomen, gelden ook voor dit besluit. Die regels zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (8) (het “Financieel Reglement”) en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, prijzen, aanbestedingen, prijzen, indirect beheer, financiële instrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en vergoeding van externe deskundigen, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(38)

Welke financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor dit besluit worden gekozen, moet worden bepaald op basis van het vermogen ervan om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Bij die keuze moet het gebruik van forfaitaire bedragen, eenheidskosten en financiering op basis van een vast percentage, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement, in overweging worden genomen.

(39)

De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal rendeert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergie met andere beleidslijnen en programma's van de Unie. Opdat gecombineerde steunmaatregelen zo veel mogelijk effect sorteren ten behoeve van een gemeenschappelijk doel, moet de financiering in het kader van dit besluit kunnen worden gecombineerd met bijdragen uit andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Aangezien de toegang voor LGO tot Unieprogramma's problematisch blijft, moet de Commissie zich in voorkomend geval beijveren om LGO betere toegang tot Unieprogramma's te verlenen, bijvoorbeeld via capaciteitsopbouw en opleidingsactiviteiten. Het niveau van deelname van de LGO moet regelmatig worden geëvalueerd. Voorts moet de Unie erop toezien dat natuurlijke personen uit de LGO op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de Unie.

(40)

In dit besluit moet met betrekking tot de uitvoering van de samenwerking waar passend worden verwezen naar Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (9) om consistent beheer tussen de verschillende instrumenten te waarborgen.

(41)

Teneinde rekening te houden met ontwikkelingen en wijzigingen van de douane- en handelswetgeving moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de procedurele oorsprongsregels en de daarmee verband houdende definities in bijlage II en de aanhangsels van bijlage II, zodat de Commissie deze wijzigingen in het besluit kan verwerken. De Commissie moet tevens worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 3 van bijlage I teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en die bijlage aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

(42)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10) moet dit programma worden geëvalueerd aan de hand van informatie die wordt verzameld overeenkomstig specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij administratieve lasten en overregulering, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

(43)

Verwijzingen naar de instrumenten voor externe bijstand in artikel 9 van Besluit 2010/427/EU van de Raad (11) moeten worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit. De Commissie moet erop toezien dat de rol van de EDEO zoals bepaald in het genoemde besluit, bij de uitvoering van het onderhavige besluit in acht wordt genomen.

(44)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8, van bijlage II, artikel 2 van bijlage III, en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV bij dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(45)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (14), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (15) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (16) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van doeltreffende en evenredige maatregelen, waaronder maatregelen met betrekking tot voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 met name administratief onderzoek verrichten, daaronder begrepen controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden.

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (17). Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.

(46)

Om de samenwerking tussen de LGO te versterken, zou het REX-systeem, het systeem voor de registratie van exporteurs die gemachtigd zijn de oorsprong van goederen te certificeren dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (18), door de LGO kunnen worden gebruikt om een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen aan producten van oorsprong uit een ander LGO in gevallen waarin er geen sprake is van cumulatie.

(47)

Krachtens dit besluit moet de Unie in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is afgestemd op een verscheidenheid van situaties.

(48)

Ter waarborging van de continuïteit van steunverlening op het gegeven beleidsterrein en ter uitvoering van het programma vanaf het begin van het meerjarig financieel kader 2021-2027, moet dit besluit met spoed in werking treden en met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ASSOCIATIE VAN DE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE MET DE UNIE

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit brengt een associatie tot stand van de LGO met de Unie (de “associatie”), die een partnerschap vormt en ten doel heeft de duurzame ontwikkeling van de LGO te ondersteunen en de waarden en normen van de Unie overal ter wereld te bevorderen. De partners van de associatie zijn de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben. Daarnaast worden bij dit besluit voorschriften vastgelegd inzake de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en Denemarken, anderzijds.

In dit besluit wordt het financieringsprogramma vastgesteld voor de associatie (het “programma”) voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027. In dit besluit worden de doelstellingen van het programma vastgesteld, de begroting voor de periode 2021-2027, en de vormen van de financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering, zoals beschreven in bijlage I.

Artikel 2

Territoriale toepassing

De associatie is van toepassing op de in bijlage II bij het VWEU genoemde LGO, met uitzondering van de twaalf in die bijlage vermelde LGO van het VK.

Artikel 3

Doelstellingen, beginselen en waarden

1.   De associatie tussen de Unie en de LGO is gegrondvest op doelstellingen, beginselen en waarden die door de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben, en de Unie worden gedeeld.

2.   De partners erkennen elkaars rechten om hun eigen beleid en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling en hun eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en om dienovereenkomstig de desbetreffende wetten vast te stellen of te wijzigen en de desbetreffende beleidsmaatregelen te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen op grond van de internationaal erkende normen en overeenkomsten. Zij streven in dit verband naar een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming.

3.   Bij de uitvoering van dit besluit laten de partners zich leiden door een streven naar transparantie, subsidiariteit en doelmatigheid en besteden zij gelijke aandacht aan de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling van de LGO, door de Agenda 2030 in al haar interne en externe beleidslijnen te implementeren in een alomvattende en strategische aanpak: economische ontwikkeling, culturele en sociale ontwikkeling en natuur- en milieubescherming. Gendergelijkheid en de rechten van meisjes en vrouwen moeten in alle maatregelen worden geïntegreerd als essentiële bijdrage tot de succesvolle verwezenlijking van de SDG's.

4.   De algemene doelstelling van dit besluit is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en het tot stand brengen van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel. Met de associatie wordt deze algemene doelstelling nagestreefd door versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de veerkracht van de LGO, vermindering van de kwetsbaarheid van hun economie en milieu, en stimulering van de samenwerking tussen hen onderling en met andere partners. Dit besluit is voorts gericht op het in stand houden van de bestaande banden tussen de Unie enerzijds, en Groenland en Denemarken anderzijds, met erkenning van de geostrategische positie van Groenland in het Arctisch gebied, en op het in stand houden van de bestaande banden tussen de Unie en de andere LGO, met erkenning van hun geostrategische posities in het Caribisch gebied, de Indische Oceaan, de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan.

5.   Overeenkomstig artikel 3, lid 5, en artikel 21 VEU heeft het besluit de volgende specifieke doelstellingen:

a)

de samenwerking met de LGO bevorderen en ondersteunen, met inbegrip van het aanpakken van hun grootste uitdagingen en het bereiken van de SDG’s;

b)

ondersteunen van en samenwerken met Groenland bij de aanpak van zijn belangrijkste uitdagingen, zoals het verhogen van het onderwijsniveau, en bijdragen tot de capaciteit van het Groenlandse bestuur om nationaal beleid uit te werken en uit te voeren.

6.   De associatie streeft de in lid 4 bedoelde algemene doelstellingen en de in lid 5 bedoelde specifieke doelstellingen na met inachtneming van de grondbeginselen van vrijheid, democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling, die gemeenschappelijk zijn voor alle LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.

Artikel 4

Beheer van de associatie

De associatie wordt beheerd door de Commissie en de autoriteiten van de LGO en indien nodig de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, overeenkomstig hun respectieve institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden.

Artikel 5

Wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten

1.   De associatie vormt het kader voor beleidsdialoog en samenwerking inzake vraagstukken van wederzijds belang.

2.   Er wordt prioriteit gegeven aan samenwerking op gebieden van wederzijds belang, zoals:

a)

duurzame diversifiëring van de economieën van de LGO, met inbegrip van hun verdere integratie in de regionale en de wereldeconomie; specifiek voor Groenland: de noodzaak om de vaardigheden van de beroepsbevolking te versterken;

b)

bevordering van uitwisseling, samenwerking en partnerschappen om de verwezenlijking van de SDG's te bespoedigen;

c)

onderwijs en opleiding, volksgezondheid, toerisme en cultuur;

d)

bevordering van een groene en de blauwe economie;

e)

duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van het behoud en het duurzame gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten;

f)

beperking van de klimaatverandering en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

g)

bevordering van rampenrisicovermindering;

h)

bevordering van samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap;

i)

digitale toegankelijkheid;

j)

bevordering van sociale, culturele en economische uitwisselingen tussen de LGO, hun buurlanden en andere partners;

k)

de sociale sector, mobiliteit van de beroepsbevolking, socialebeschermingsstelsels, voedselveiligheid en voedselzekerheid;

l)

Arctische vraagstukken;

m)

de ontwikkeling van regionale samenwerking in het Caribisch gebied, de Indische Oceaan, de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan;

n)

de ontwikkeling van intraregionale samenwerking in het Arctisch gebied, het Caribisch gebied, de Indische Oceaan, de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan.

3.   De samenwerking op gebieden van wederzijds belang is gericht op de bevordering van de autonomie van de LGO en de ontwikkeling van hun vermogen om de in lid 2 genoemde strategieën en beleidslijnen te formuleren, uit te voeren en te monitoren.

Artikel 6

Bevordering van de associatie

1.   Om hun onderlinge betrekkingen te versterken, streven de Unie en de LGO ernaar hun burgers met de associatie bekend te maken, in het bijzonder door de ontwikkeling van banden en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijven van de LGO enerzijds en die van de Unie anderzijds te bevorderen.

2.   De LGO beijveren zich om hun banden met de Unie in haar geheel te versterken en te bevorderen. De lidstaten ondersteunen deze inspanningen.

Artikel 7

Regionale samenwerking, regionale integratie en samenwerking met andere partners

1.   Met inachtneming van artikel 3 streeft de associatie ernaar de LGO te steunen bij hun inspanningen om deel te nemen aan relevante internationale, regionale en subregionale integratieprocessen, overeenkomstig hun eigen aspiraties en de door de bevoegde LGO-autoriteiten vastgestelde doelstellingen en prioriteiten.

2.   De Unie en de LGO kunnen daartoe informatie en beste praktijken uitwisselen en andere vormen van nauwe samenwerking en coördinatie met andere partners in het kader van de deelname van de LGO aan regionale en internationale organisaties tot stand brengen, in voorkomend geval door middel van internationale overeenkomsten.

3.   De associatie is gericht op ondersteuning van de samenwerking tussen de LGO en andere partners op de in deel II en deel III van dit besluit genoemde samenwerkingsgebieden. Het doel van de associatie in dit verband is het stimuleren van de samenwerking tussen de LGO en de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, hun buurlanden die behoren tot de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en andere buurlanden en gebieden (19) die daar niet toe behoren. Daartoe verbetert de Unie de coördinatie en stimuleert zij synergieën tussen de desbetreffende programma's en instrumenten van de Unie. De Unie streeft er voorts naar de LGO te betrekken bij haar dialoog met hun buurlanden, zowel ACS- als niet-ACS-staten en -gebieden, en, indien passend, met de ultraperifere gebieden.

4.   De steun voor de deelname van de LGO aan relevante organisaties voor regionale integratie richt zich in het bijzonder op:

a)

opbouw van de capaciteit van relevante regionale organisaties en instellingen waarvan de LGO deel uitmaken;

b)

regionale of subregionale initiatieven zoals de uitvoering van het beleid betreffende sectorale hervorming op de in deel II en deel III genoemde samenwerkingsgebieden;

c)

de bekendheid van de LGO met het effect van de regionale integratieprocessen op verschillende gebieden en hun kennis daarvan;

d)

de deelname van de LGO aan de ontwikkeling van regionale markten in het kader van organisaties voor regionale integratie;

e)

grensoverschrijdende investeringen van de LGO in hun buurlanden en omgekeerd.

Artikel 8

Deelname aan Europese groeperingen voor territoriale samenwerking

Voor de toepassing van artikel 7, leden 1 tot en met 3, van dit besluit impliceren de samenwerkingsinitiatieven of andere vormen van samenwerking tevens dat overheidsautoriteiten, regionale en subregionale organisaties, lokale autoriteiten en, waar relevant, andere publieke en private organen of instellingen, met inbegrip van openbaredienstverleners, uit een LGO kunnen deelnemen aan een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), volgens de regels en doelstellingen van de samenwerkingsactiviteiten van dit besluit en van Verordening (EC) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (20), en in overeenstemming met de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.

Artikel 9

Specifieke behandeling

1.   De associatie houdt rekening met de diversiteit van de LGO wat betreft hun economische ontwikkeling en hun capaciteit om ten volle te profiteren van de in artikel 7 bedoelde regionale samenwerking en regionale integratie.

2.   Voor geïsoleerde LGO wordt voorzien in een specifieke behandeling.

3.   Teneinde geïsoleerde LGO in staat te stellen structurele en andere hindernissen voor hun ontwikkeling te overwinnen, houdt deze specifieke behandeling, onder meer bij de vaststelling van de omvang van de financiële bijstand en de daaraan verbonden voorwaarden, rekening met hun specifieke problemen.

4.   St Pierre en Miquelon moet worden beschouwd als een geïsoleerd LGO.

HOOFDSTUK 2

Samenwerking

Artikel 10

Algemene benadering

1.   De associatie is gebaseerd op een brede dialoog en overleg over vraagstukken van wederzijds belang tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie, alsook in voorkomend geval de Europese Investeringsbank (EIB) en andere instellingen en organen van de Unie.

2.   De LGO voeren waar nodig een dialoog en overleg met autoriteiten en instanties zoals:

a)

de bevoegde lokale autoriteiten en andere overheden;

b)

de economische en sociale partners;

c)

andere relevante organisaties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen.

Artikel 11

Actoren van de samenwerking

1.   Tot de actoren van de samenwerking in de LGO behoren:

a)

de overheidsinstanties van de LGO;

b)

de lokale autoriteiten in de LGO;

c)

openbare dienstverleners en maatschappelijke organisaties, zoals sociale, werkgevers- en beroepsorganisaties en vakbonden, alsmede lokale, nationale en internationale niet-gouvernementele organisaties;

d)

regionale en subregionale organisaties.

2.   De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, delen de Commissie de namen mee van de in lid 1, punten a) en b), bedoelde overheidsinstanties en lokale autoriteiten.

Artikel 12

Verantwoordelijkheden van niet-overheidsactoren

1.   Niet-overheidsactoren kunnen een rol spelen bij de uitwisseling van informatie en bij het overleg over de samenwerking, in het bijzonder wat de voorbereiding en uitvoering van projecten en programma's voor samenwerkingsbijstand betreft. Ter ondersteuning van lokale ontwikkelingsinitiatieven kunnen aan hen bevoegdheden worden gedelegeerd op het gebied van financieel beheer met het oog op de uitvoering van dergelijke projecten en programma's.

2.   Niet-overheidsactoren die voor gedecentraliseerd beheer van projecten of programma's in aanmerking komen, worden in onderling overleg geïdentificeerd door de autoriteiten van de LGO, de Commissie en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, afhankelijk van het betrokken onderwerp en van hun deskundigheid en het gebied waarop zij actief zijn. Dit geschiedt per afzonderlijk LGO in het kader van de brede dialoog en het overleg als bedoeld in artikel 10.

3.   De associatie beoogt bij te dragen tot de inspanningen van de LGO om maatschappelijke organisaties te versterken, met name wat betreft de oprichting en ontwikkeling ervan en het uitwerken van de nodige regelingen voor hun betrokkenheid bij de opzet, de uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en -programma's.

HOOFDSTUK 3

Institutioneel kader

Artikel 13

Richtsnoeren voor de dialoog

1.   De Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, onderhouden een regelmatige en alomvattende politieke dialoog.

2.   De institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, worden bij deze dialoog volledig in acht genomen. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. Hij kan formeel of informeel zijn en wordt op een passend niveau en in een passende vorm gevoerd binnen het in artikel 14 bedoelde kader.

3.   De dialoog stelt de LGO in staat om ten volle aan de tenuitvoerlegging van de associatie deel te nemen.

4.   De dialoog richt zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van wederzijds belang of van algemeen belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie.

5.   De dialoog met de LGO, waaronder Groenland, vormt met name de basis voor brede samenwerking en dialoog op het gebied van onder meer onderwijs, energie, klimaatverandering, natuur, milieu, de blauwe economie, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, zeevervoer, onderzoek en innovatie, alsmede de Arctische dimensie van deze vraagstukken, waar van toepassing.

Artikel 14

Dialoogfora van de associatie

1.   In het kader van de associatie worden de volgende fora voor dialoog ingesteld:

a)

een jaarlijks forum voor dialoog tussen de LGO en de EU (het “LGO-EU-forum”), waaraan wordt deelgenomen door de autoriteiten van de LGO, vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. Leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de EIB en vertegenwoordigers van de ultraperifere gebieden worden in voorkomend geval bij het LGO-EU-forum betrokken;

b)

trilateraal overleg tussen de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, dat op regelmatige basis plaatsvindt. Dit overleg vindt minstens viermaal per jaar plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben. De resultaten van het overleg worden op passende wijze ter kennis gebracht van de lidstaten.

c)

Werkgroepen met een adviserende functie worden in overleg tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie opgericht, om de tenuitvoerlegging van de associatie te volgen, in een voor de te bespreken onderwerpen geschikte vorm. Die werkgroepen worden bijeengeroepen op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO. Zij houden technische besprekingen over aangelegenheden die specifiek van belang zijn voor de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, ter aanvulling op de werkzaamheden in het kader van het LGO-EU-forum en/of het trilaterale overleg.

2.   De Commissie bekleedt het voorzitterschap en voert het secretariaat van het LGO-EU-forum, het trilaterale overleg en de werkgroepen. De hoofdlijnen van het trilaterale overleg worden gezamenlijk vastgesteld door de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben. De hoofdlijnen van het LGO-EU-forum worden gezamenlijk vastgesteld door de Commissie, de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en andere belanghebbende lidstaten.

DEEL II

SAMENWERKINGSGEBIEDEN INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING IN HET KADER VAN DE ASSOCIATIE

HOOFDSTUK 1

Milieu, klimaatverandering, oceanen en rampenrisicovermindering

Artikel 15

Algemene beginselen

De samenwerking op het gebied van natuur, milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen vast te stellen en uit te voeren;

b)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om in regionale, Unie- en wereldwijde netwerken en initiatieven te integreren;

c)

bevordering van duurzaam en efficiënt gebruik van hulpbronnen en aanmoediging om economische groei los te koppelen van achteruitgang van het milieu, en

d)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om als regionale knooppunten en kenniscentra te fungeren.

Artikel 16

Duurzaam beheer en instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten

De samenwerking op het gebied van duurzaam beheer en instandhouding van biodiversiteit alsmede ecosysteemdiensten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

stimulering van de instelling en het doeltreffende beheer van mariene en terrestrische beschermde gebieden en beter beheer van bestaande beschermde gebieden;

b)

aanmoediging van duurzaam beheer van mariene en terrestrische hulpbronnen die bijdragen tot de bescherming van soorten, habitats en ecosysteemfuncties buiten de beschermde gebieden, in het bijzonder bedreigde, kwetsbare en zeldzame soorten;

c)

versterking van de instandhouding en het duurzame gebruik van mariene en terrestrische biodiversiteit en ecosystemen door:

i)

de bredere problemen voor ecosystemen als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken door gezonde, veerkrachtige ecosystemen in stand te houden en op groene en blauwe infrastructuur en ecosystemen gebaseerde benaderingen van beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering te stimuleren, aangezien die vaak meervoudige voordelen opleveren;

ii)

de capaciteiten op lokaal, regionaal of internationaal niveau te versterken door stimulering van de uitwisseling van informatie, kennis, waaronder inheemse, traditionele en lokale kennis, en beste praktijken tussen alle belanghebbenden, waaronder overheden, grondeigenaars, particuliere bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties;

iii)

bestaande programma's voor instandhouding van de natuur en aanverwante activiteiten binnen en buiten beschermingsgebieden te versterken;

iv)

de kennisbasis te verbreden en kennislacunes aan te vullen, onder meer door de waarde van ecosysteemfuncties en -diensten te kwantificeren en programma's voor monitoring van de ontwikkeling van soorten en ecosystemen op lange termijn te ontwikkelen;

d)

regionale samenwerking aan te moedigen en te faciliteren om problemen in verband met invasieve niet-inheemse soorten, de gevolgen van klimaatverandering of de duurzame instandhouding van oceanen aan te pakken;

e)

ontwikkeling van mechanismen om middelen te benutten, zoals betaling voor ecosysteemdiensten.

Artikel 17

Duurzaam bosbeheer

De samenwerking op het gebied van duurzaam bosbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het bevorderen van de instandhouding en het duurzaam beheer van bossen, met aandacht voor de rol van bossen in de bescherming van het milieu tegen erosie en de bestrijding van woestijnvorming, alsook op bebossing en beheer van de houtexport.

Artikel 18

Geïntegreerd beheer van kustgebieden

De samenwerking op het gebied van het geïntegreerde beheer van kustgebieden in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om doeltreffend duurzaam beheer van mariene zones en kustgebieden tot stand te brengen door het opzetten van strategische en geïntegreerde benaderingen voor planning en beheer van mariene zones en kustgebieden, met inbegrip van de ondersteuning van programma's voor monitoring op lange termijn;

b)

het in overeenstemming brengen van economische en sociale activiteiten als visserij en aquacultuur, toerisme, zeevervoer en landbouw met het potentieel van mariene zones en kustgebieden in termen van hernieuwbare energie, watervoorraden en grondstoffen, met inachtneming van de gevolgen van klimaatverandering en menselijke activiteiten.

Artikel 19

Oceanen

1.   De samenwerking op het gebied van internationale oceaangovernance in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

intensivering van de dialoog over vraagstukken van wederzijds belang op dat gebied;

b)

stimulering van kennis van de zee en mariene biotechnologie, energie uit de zee, maritieme bewaking, beheer van kustgebieden en ecosysteemgebaseerd beheer, onder meer door monitoring van mariene ecosystemen;

c)

bevordering van geïntegreerde benaderingen op regionaal en internationaal niveau;

d)

actieve bevordering van goed bestuur, beste praktijken en verantwoord visserijbeheer bij de instandhouding en het duurzame beheer van de visbestanden, waaronder visbestanden van wederzijds belang en visbestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer;

e)

de lokale ontwikkeling van verantwoorde visverwerkende industrie;

f)

dialoog en samenwerking inzake de instandhouding van visbestanden, onder andere door maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en door effectieve samenwerking met regionale organisaties voor visserijbeheer en binnen dergelijke organisaties, die controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregeringen en verplichtingen inzake doeltreffender beheer van de visserij en de kust op lange termijn omvatten.

2.   De in lid 1, punten d) en f), bedoelde samenwerking in het kader van de associatie wordt gebaseerd op de volgende beginselen, waarbij de samenhang en complementariteit met bestaande partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied worden gewaarborgd:

a)

streven naar verantwoord visserijbeheer en verantwoorde visserijmethoden;

b)

afzien van maatregelen of activiteiten die onverenigbaar zijn met de beginselen van duurzame exploitatie van de visbestanden en duurzame lokale ontwikkeling;

c)

in acht nemen van bestaande of mogelijke toekomstige bilaterale partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied tussen de Unie en de LGO; de Unie en de LGO streven naar regelmatig overleg over de instandhouding en het beheer van de levende mariene rijkdommen en informatie-uitwisseling over de ontwikkeling van de situatie van de bestanden in de in artikel 14 bedoelde dialoogfora.

Artikel 20

Duurzaam waterbeheer

1.   De samenwerking tussen de Unie en de LGO op het gebied van duurzaam waterbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op waterbeleid en institutionele opbouw, bescherming van watervoorraden, watervoorziening in rurale en stedelijke gebieden voor huishoudelijke, industriële of landbouwdoeleinden, opslag, distributie en beheer van de watervoorraden, vermindering van waterverlies, efficiënt watergebruik en beheer van afvalwater.

2.   In gebieden met onvoldoende uitgebouwde drinkwatervoorziening en sanitair, en in gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor natuurrampen, wordt extra aandacht besteed aan de toegang tot schone en betaalbare drinkwatervoorziening en sanitair omdat dit rechtstreeks bijdraagt tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel door verbetering van de gezondheid en verhoging van de productie.

3.   De samenwerking op de in lid 1 genoemde gebieden wordt geleid door het beginsel op ecologisch duurzame wijze te voorzien in de aanhoudende noodzaak om de basisvoorzieningen op het gebied van water en sanitair naar zowel de steden als het platteland uit te breiden. Er wordt voorrang gegeven aan de ontwikkeling van een actief en klimaatgevoelig beheer van de watervoorraden.

Artikel 21

Afvalbeheer

De samenwerking op het gebied van afvalbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering van goede milieupraktijken bij alle activiteiten op het gebied van afvalbeheer. Ook kan zij betrekking hebben op het verminderen van afval, waaronder oceaanplastic, recyclage of andere processen voor hergebruik, zoals de terugwinning van energie en het verwijderen van afval.

Artikel 22

Energie

De samenwerking op het gebied van duurzame energie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

productie en distributie van en toegang tot duurzame energie, in het bijzonder het ontwikkelen, bevorderen, gebruiken en opslaan van koolstofarme energie uit hernieuwbare energiebronnen;

b)

het beleid en de regelgeving op energiegebied, met name de formulering van beleid en de vaststelling van regelgeving om betaalbare en houdbare energietarieven te waarborgen;

c)

energie-efficiëntie, met name de ontwikkeling en invoering van normen voor energie-efficiëntie en de uitvoering van maatregelen daarvoor in diverse sectoren, zoals industrie, handel, overheid en huishoudens, alsmede begeleidende educatieve activiteiten en voorlichting;

d)

vervoer, met name de ontwikkeling, de promotie en het gebruik van milieuvriendelijker openbare en particuliere vervoersmiddelen zoals hybride, elektrische en met waterstof aangedreven voertuigen, carpooling en fietsen;

e)

stadsplanning en stedenbouw, met name de bevordering en invoering van strenge normen voor milieukwaliteit en hoge energieprestaties op dat vlak, en

f)

toerisme, met name de bevordering van infrastructuur voor op energiegebied zelfvoorzienend (op basis van hernieuwbare energie) en groen toerisme.

Artikel 23

Grondstoffen

De samenwerking op het gebied van grondstoffen, met inbegrip van zeldzame aardmetalen, in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de bevordering van een grondstoffensector die duurzaamheid in alle mijnbouwoperaties nastreeft en gericht is op:

a)

ondersteuning van een efficiënt en optimaal gebruik van hulpbronnen;

b)

stimulering van verantwoord verbruik en verantwoorde recyclage;

c)

ontwikkeling en versterking van milieubescherming op lokaal en regionaal niveau;

d)

ondersteuning van milieuvriendelijke verwerking en exploitatie;

e)

versterking van capaciteitsopbouw, opleiding, innovatie, onderzoek en bedrijfsmodellen voor de exploitatie en winning van grondstoffen, op lokaal, regionaal en nationaal niveau, in overeenstemming met internationale arbeidsnormen;

f)

ondersteuning van het duurzame beheer van de sociaal-economische effecten van de exploitatie en winning van grondstoffen;

g)

het in aanmerking nemen van de standpunten van de bij grondstoffenactiviteiten betrokken belanghebbenden.

Artikel 24

Klimaatverandering

De samenwerking op het gebied van klimaatverandering in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van initiatieven van de LGO inzake de beperking van klimaatverandering en de aanpassing aan de negatieve gevolgen ervan, en kan betrekking hebben op:

a)

verzameling van bewijs; het in kaart brengen van belangrijke risico's en vaststelling van territoriale, regionale en/of internationale acties, plannen en maatregelen inzake aanpassing aan klimaatverandering of vermindering van de negatieve gevolgen ervan;

b)

het bijdragen aan de inspanningen van de partnerlanden om hun afspraken inzake klimaatverandering na te komen, in overeenstemming met de overeenkomst van Parijs;

c)

integratie van de aanpassing aan klimaatverandering en de beperking van de gevolgen ervan in het beleid en de strategieën van de overheid;

d)

uitwerking en vaststelling van statistische gegevens en indicatoren, die essentiële instrumenten zijn voor de beleidsvorming en -uitvoering, en

e)

bevordering van de deelname van de LGO aan de regionale en internationale dialoog, teneinde samenwerking te stimuleren, met inbegrip van de uitwisseling van kennis en ervaring.

Artikel 25

Rampenrisicovermindering

De samenwerking op het gebied van rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

de ontwikkeling of perfectionering van mechanismen, met inbegrip van infrastructuren, op het gebied van rampenpreventie en -paraatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te verminderen;

b)

de ontwikkeling van gedetailleerde kennis van de blootstelling aan rampen en de huidige responscapaciteit in de LGO en de regio's waar de LGO gelegen zijn;

c)

versterking van bestaande maatregelen voor rampenpreventie en -paraatheid op lokaal, nationaal en regionaal niveau;

d)

verbetering van de responscapaciteit van de betrokken actoren teneinde de coördinatie, doeltreffendheid en efficiëntie ervan te verbeteren;

e)

verbetering van bewustmaking van en de toegang tot informatie voor de bevolking over de blootstelling aan risico's, preventie, paraatheid en respons, met de nodige aandacht voor de specifieke behoeften van personen met een handicap;

f)

intensivering van de samenwerking tussen de voornaamste actoren op het gebied van civiele bescherming;

g)

bevordering van internationale initiatieven ter vermindering van het rampenrisico, zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, en

h)

bevordering van de deelname van de LGO aan regionale, Europese en internationale dialoogfora, teneinde een regelmatiger uitwisseling van kennis en bij rampen een nauwere coördinatie tussen de partners mogelijk te maken.

HOOFDSTUK 2

Toegankelijkheid

Artikel 26

Algemene doelstellingen

1.   De samenwerking op het gebied van toegankelijkheid in het kader van de associatie is gericht op:

a)

verbetering van de toegang van de LGO tot wereldwijde vervoersnetwerken, en

b)

verbetering van de toegang van de LGO tot informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en -diensten.

2.   De in lid 1 bedoelde samenwerking kan betrekking hebben op:

a)

beleidsvorming en institutionele opbouw;

b)

vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en over binnenwateren;

c)

opslagfaciliteiten in zee- en luchthavens, en

d)

bevoorradingszekerheid voor afgelegen gebieden en geïsoleerde eilanden.

Artikel 27

Zeevervoer

1.   De samenwerking op het gebied van het zeevervoer in het kader van de associatie is gericht op de ontwikkeling en bevordering van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoersdiensten in de LGO en kan betrekking hebben op:

a)

bevordering van efficiënt en koolstofarm vrachtvervoer tegen economisch en commercieel haalbare tarieven;

b)

facilitering van intensievere deelname van de LGO aan internationale zeevervoersdiensten;

c)

aanmoediging van regionale programma's;

d)

ondersteuning van de deelname van de lokale particuliere sector aan scheepvaartactiviteiten, en

e)

ontwikkeling van duurzame en veerkrachtige infrastructuur.

2.   De Unie en de LGO bevorderen de veiligheid van de scheepvaart, de veiligheid van scheepsbemanningen en de voorkoming van verontreiniging.

3.   De Unie en de LGO bevorderen de maritieme veiligheid en beveiliging, bescherming van het mariene milieu en de leef- en werkomstandigheden aan boord die in overeenstemming zijn met de desbetreffende internationale verdragen en de wetgeving van de Unie.

Artikel 28

Luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van het luchtvervoer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

hervorming en modernisering van de luchtvervoerssector in de LGO;

b)

bevordering van de commerciële levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de luchtvervoerssector in de LGO;

c)

facilitering van investeringen en participatie van de particuliere sector, en

d)

bevordering van de uitwisseling van kennis en goede handelspraktijken, rekening houdend met aspecten inzake duurzaamheid en beperking van de klimaatverandering.

Artikel 29

Veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van de veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van de inspanningen van de LGO tot naleving van de desbetreffende normen van de Unie en internationale normen en kan betrekking hebben op:

a)

uitvoering van het luchtvaartveiligheidssysteem van Europese en internationale normen, waar van toepassing;

b)

uitvoering van luchthavenbeveiliging en versterking van het vermogen van de burgerluchtvaartautoriteiten om alle onder hun bevoegdheden vallende aspecten van de operationele veiligheid te beheren, en

c)

ontwikkeling van infrastructuur en menselijk potentieel.

Artikel 30

ICT-diensten

De samenwerking inzake diensten op het gebied van ICT in het kader van de associatie is gericht op het aanpakken van de digitale kloof en op het stimuleren van digitale toegankelijkheid, innovatie, economische groei en verbetering van het dagelijkse leven voor zowel burgers als bedrijven in de LGO, met inbegrip van het stimuleren van toegankelijkheid voor personen met een handicap. De samenwerking is met name gericht op vergroting van de regelgevingscapaciteit van de LGO en kan de uitbreiding van ICT-netwerken en-diensten, met inbegrip van adequate en betrouwbare netwerken voor elektronische communicatie ondersteunen, opdat burgers en ondernemingen uit LGO kunnen gebruikmaken van digitale diensten, en wel door middel van de volgende maatregelen:

a)

totstandbrenging van een voorspelbaar regelgevingsklimaat dat gelijke tred houdt met de technologische ontwikkelingen, groei en innovatie stimuleert en concurrentie en consumentenbescherming bevordert;

b)

dialoog over de diverse beleidsaspecten van stimulering en monitoring van de informatiemaatschappij;

c)

uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteitsvraagstukken;

d)

bevordering van de samenwerking op het gebied van ICT-onderzoek en op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuur;

e)

ontwikkeling van diensten en toepassingen op maatschappelijk zeer relevante gebieden;

f)

onderwijs en opleiding, met name voor jongeren.

HOOFDSTUK 3

Onderzoek en innovatie

Artikel 31

Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

De samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op wetenschap, energie, klimaatverandering, rampbestendigheid, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en duurzaam gebruik van levende rijkdommen.

Daarnaast kan deze samenwerking betrekking hebben op ICT, met als doel bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de LGO, de rol van LGO als regionale knooppunten en kenniscentra te bevorderen en hun industriële concurrentievermogen te stimuleren. De samenwerking kan met name inhouden:

a)

dialoog, coördinatie en de totstandbrenging van synergieën inzake beleid en initiatieven van de LGO en de Unie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;

b)

beleidsvorming en institutionele opbouw in de LGO en gecoördineerde maatregelen op lokaal, nationaal of regionaal niveau met het oog op de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en de toepassing daarvan;

c)

samenwerking tussen rechtspersonen uit de LGO, de Unie, de lidstaten en derde landen;

d)

deelname van afzonderlijke onderzoekers, onderzoeksinstellingen en rechtspersonen uit de LGO aan de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en aan het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en koppeling aan reeds ondersteunde activiteiten in het kader van die programma's om de complementariteit van de activiteiten te waarborgen, en

e)

opleiding, internationale mobiliteit en uitwisseling van onderzoekers uit LGO.

HOOFDSTUK 4

Jongeren, onderwijs, opleiding, bescherming van de rechten van het kind, gezondheid, werkgelegenheid, sociale zekerheid, voedselveiligheid en voedselzekerheid

Artikel 32

Jongeren

De associatie is gericht op versterking van de banden tussen jongeren in de LGO en jongeren in de Unie, onder meer door de leermobiliteit van jongeren uit de LGO te stimuleren en het wederzijdse begrip tussen jongeren te bevorderen.

Artikel 33

Onderwijs en opleiding

1.   De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

het aanbieden van hoogwaardig en inclusief primair, secundair en tertiair onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleiding, en

b)

steun voor de LGO bij het formuleren en uitvoeren van het beleid inzake onderwijs en beroepsopleiding.

2.   De Unie ziet erop toe dat onderwijsinstellingen en -organisaties van de LGO op dezelfde basis als onderwijsinstellingen en -organisaties van de lidstaten kunnen deelnemen aan samenwerkingsinitiatieven van de Unie op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding.

Artikel 34

Bescherming van de rechten van het kind

1.   In het kader van de associatie zorgt de Unie in de LGO voor de alomvattende bescherming en bevordering van de rechten van het kind, met bijzondere aandacht voor kansarme, kwetsbare en gemarginaliseerde meisjes en jongens, opdat geen enkel kind in de steek wordt gelaten.

2.   De associatie is erop gericht een levensloopbenadering te hanteren ten aanzien van de ontwikkeling van kinderen, teneinde hun rechten en behoeften te erkennen en daarin op een gender- en leeftijdsgepaste wijze te voorzien. In dit verband wordt onderkend dat een dergelijke benadering van cruciaal belang is voor de overgang naar volwassenheid en de menselijke ontwikkeling.

Artikel 35

Werkgelegenheid en sociaal beleid

1.   De Unie en de LGO voeren een dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de bevordering van waardig werk in de LGO en de regio's waar zij gelegen zijn. Die dialoog is tevens gericht op ondersteuning van de inspanningen van de autoriteiten van de LGO om beleid en wetgeving op dit gebied te ontwikkelen, rekening houdend met de door de LGO aangegane dialoog met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

2.   De dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid omvat voornamelijk de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake beleid en wetgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid die voor de Unie en de LGO van wederzijds belang zijn. In dat verband worden onderwerpen als de ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming, gelijke kansen, non-discriminatie en toegankelijkheid voor personen met een handicap, gezondheid en veiligheid op het werk en andere arbeidsnormen in aanmerking genomen.

Artikel 36

Volksgezondheid, voedselveiligheid en voedsel en voedingszekerheid

De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid en voedselveiligheid in het kader van de associatie is onder andere gericht op vermindering van de ziektelast van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, en met name versterking van de capaciteit van de LGO op het gebied van epidemiologisch toezicht, monitoring, vroegtijdige opsporing, risicobeoordeling en respons met betrekking tot ernstige grensoverschrijdende gezondheidsrisico's door middel van maatregelen als:

a)

versterking van de paraatheid en de responsplanning voor noodsituaties op gezondheidsgebied, zoals uitbraken van overdraagbare ziekten, onder meer door toepassing van de Internationale Gezondheidsregeling van 2005, het waarborgen van interoperabiliteit tussen de gezondheidszorg en andere sectoren en van de continuïteit van de levering van kritieke diensten en producten, en het aanpakken van uitdagingen die verband houden met een afgelegen ligging;

b)

capaciteitsopbouw door middel van versterking van de regionale volksgezondheidsnetwerken, facilitering van de uitwisseling van informatie onder deskundigen en bevordering van passende opleiding, ook op het gebied van voedselveiligheid;

c)

ontwikkeling van instrumenten, communicatieplatforms, met inbegrip van systemen voor snelle waarschuwing, en e-learningprogramma's die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van de LGO;

d)

maatregelen om voedselgerelateerde uitbraken te voorkomen en in te perken en vraagstukken met betrekking tot voedselveiligheid en voedsel- en voedingszekerheid aan te pakken;

e)

vermindering van de ziektelast van niet-overdraagbare ziekten, in het kader van de SDG's.

HOOFDSTUK 5

Cultuur en toerisme

Artikel 37

Uitwisseling en dialoog op cultuurgebied

1.   De samenwerking op het gebied van uitwisselingen en dialoog op cultuurgebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

de autonome ontwikkeling van de LGO, een proces dat op de mensen zelf is gericht en in de cultuur van elk volk is geworteld;

b)

ondersteuning van het beleid van de bevoegde autoriteiten van de LGO en de maatregelen die deze autoriteiten nemen tot ontplooiing van hun menselijk potentieel, ontwikkeling van hun creatieve vermogen en stimulering van hun culturele identiteit;

c)

de deelname van de bevolking aan het ontwikkelingsproces;

d)

de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog.

2.   De Unie en de LGO streven er in het kader van hun samenwerking naar onderlinge culturele uitwisselingen te stimuleren door middel van:

a)

samenwerking tussen de cultuursector en de creatieve sectoren van alle partners;

b)

bevordering van het onderlinge verkeer van cultuurgoederen en creatieve werken en ondernemers;

c)

beleidssamenwerking teneinde beleidsontwikkeling, innovatie, publieksopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen te stimuleren.

Artikel 38

Samenwerking op audiovisueel gebied

1.   De samenwerking op audiovisueel gebied in het kader van de associatie is gericht op de promotie van elkaars audiovisuele producties en kan betrekking hebben op:

a)

samenwerking en uitwisseling tussen elkaars omroepen;

b)

stimulering van de uitwisseling van audiovisuele werken;

c)

uitwisseling van informatie en gedachtewisselingen tussen de bevoegde instanties over het audiovisuele en omroepbeleid en de omroepregelgeving;

d)

stimulering van bezoeken en deelname aan internationale evenementen op het grondgebied van de partijen en in derde landen.

2.   Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op regelingen voor de bevordering van lokale en regionale culturele inhoud die zijn opgezet in de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.

Artikel 39

Podiumkunsten

De samenwerking op het gebied van de podiumkunsten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

facilitering van nauwere contacten tussen beoefenaren van de podiumkunsten op gebieden als uitwisselingen en opleiding, onder meer ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking;

b)

stimulering van gezamenlijke producties van producenten uit een of meer lidstaten van de Unie en een of meer LGO, en

c)

aanmoediging van de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en podiumbewegwijzering, onder meer via passende normalisatie-instanties.

Artikel 40

Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten

De samenwerking op het gebied van materieel en immaterieel cultureel erfgoed en van historische monumenten is gericht op bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken door middel van:

a)

bevordering van de uitwisseling van deskundigen;

b)

samenwerking op het gebied van beroepsopleiding;

c)

bewustmaking van het plaatselijke publiek, en

d)

adviesverlening over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven.

Artikel 41

Toerisme

De samenwerking inzake toerisme in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

maatregelen voor het bepalen, aanpassen en ontwikkelen van het beleid inzake duurzaam toerisme;

b)

maatregelen en activiteiten om duurzaam toerisme te ontwikkelen en te ondersteunen;

c)

maatregelen ter integratie van duurzaam toerisme in het maatschappelijke, culturele en economische leven van burgers in LGO.

HOOFDSTUK 6

Bestrijding van georganiseerde criminaliteit

Artikel 42

Bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie

1.   De samenwerking inzake georganiseerde criminaliteit in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

a)

ontwikkeling van innovatieve en doeltreffende politiële en justitiële samenwerking, met inbegrip van samenwerking met andere belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties en nationale mensenrechteninstellingen, bij de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik van kinderen, seksuele uitbuiting, gendergerelateerd geweld, terrorisme en corruptie, en

b)

steun ter versterking van de effectiviteit van het beleid van de LGO ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik van kinderen, seksuele uitbuiting, gendergerelateerd geweld, terrorisme en corruptie, productie en distributie van en handel in alle soorten verdovende middelen en psychotrope stoffen, preventie en bestrijding van het gebruik van drugs en ermee samenhangende schade, met inachtneming van de activiteiten van internationale organen op die gebieden, onder meer door middel van:

i)

opleiding en capaciteitsopbouw inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van mensenhandel, seksueel misbruik van kinderen, seksuele uitbuiting, gendergerelateerd geweld, terrorisme en corruptie;

ii)

preventie, onder meer door voorlichting, onderwijs en bevordering van de gezondheid, behandeling en herstel van drugsverslaafden, met inbegrip van projecten voor de re-integratie van drugsgebruikers in het arbeidsproces en de sociale omgeving;

iii)

ontwikkeling van doeltreffende handhavingsmaatregelen;

iv)

technische, financiële en administratieve bijstand bij de ontwikkeling van doeltreffend beleid en doeltreffende wetgeving inzake mensenhandel, met name voorlichtingscampagnes, doorverwijsregelingen en systemen voor de bescherming van slachtoffers, waarbij alle belanghebbenden alsmede maatschappelijke organisaties betrokken worden;

v)

technische, financiële en administratieve bijstand voor preventie, behandeling en bestrijding van met drugsgebruik samenhangende schade;

vi)

technische bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling van wetgeving en beleid tegen seksueel misbruik van kinderen, seksuele uitbuiting en gendergerelateerd geweld, en

vii)

technische bijstand en opleiding ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw en ter bevordering van de naleving van internationale normen inzake corruptiebestrijding, met name de normen die in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie zijn opgenomen.

2.   De LGO werken in het kader van de associatie samen met de Unie bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, overeenkomstig artikel 72.

DEEL III

SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 43

Specifieke doelstellingen

De doelstellingen van de samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden zijn:

a)

het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO door nauwe economische betrekkingen tussen LGO en de Unie in haar geheel tot stand te brengen;

b)

het ondersteunen van de daadwerkelijke integratie van de LGO in de regionale en de wereldeconomie en van de ontwikkeling van hun handel in goederen en diensten;

c)

het ondersteunen van de LGO bij het creëren van een gunstig investeringsklimaat om de sociale en economische ontwikkeling van de LGO te stimuleren;

d)

het stimuleren van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële stelsel, en van goed bestuur in belastingzaken;

e)

het ondersteunen van de diversifiëring van de economieën van de LGO;

f)

het ondersteunen van het vermogen van de LGO om het beleid uit te tekenen en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

g)

het ondersteunen van het uitvoer- en handelsvermogen van de LGO;

h)

het ondersteunen van de LGO bij hun inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig af te stemmen op of in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;

i)

het bieden van mogelijkheden voor doelgerichte samenwerking en dialoog met de Unie over handel en handelsgerelateerde aangelegenheden;

j)

het aanmoedigen van de LGO om hun standpunt kenbaar te maken in het kader van eventuele openbare raadplegingsactiviteiten of bestaande toepasselijke instrumenten in verband met het uittekenen en de effectbeoordeling van de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten door de Unie, en

k)

in voorkomend geval het rekening houden met de LGO in de effectanalyses waarmee het starten van en het onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten door de Unie gepaard gaan.

TITEL II

REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN EN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING

HOOFDSTUK 1

Regelingen voor de handel in goederen

Artikel 44

Vrije toegang voor producten van oorsprong

1.   Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Unie worden ingevoerd.

2.   Het begrip “producten van oorsprong” en de desbetreffende regeling voor administratieve samenwerking worden beschreven in bijlage II.

Artikel 45

Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking

1.   De Unie past bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.

2.   Lid 1 vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen van de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten, de bescherming van het nationale cultuurgoed met een artistieke, historische of archeologische waarde, het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van de industriële of commerciële eigendom.

3.   De in lid 2 bedoelde verbodsbepalingen of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de handel vormen.

Artikel 46

Maatregelen van de LGO

1.   De autoriteiten van de LGO mogen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Unie de douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen die zij in verband met hun respectieve ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten.

2.   Ten aanzien van de in dit hoofdstuk bedoelde gebieden kennen de LGO de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die zij toepassen op belangrijke handelsmachten als bedoeld in lid 4.

3.   Lid 2 belet niet dat een LGO voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke aan de Unie is toegekend.

4.   Voor de toepassing van deze titel omvat het begrip “belangrijke handelsmacht” elk ontwikkeld land, elk land dat een aandeel van meer dan 1 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft of, onverminderd lid 3, elke groepering van landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan 1,5 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft. Voor de berekening wordt gebruikgemaakt van de meest recente officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen, met uitzondering van de handel binnen de Unie.

5.   De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie in kennis van de douanetarieven en kwantitatieve beperkingen die zij overeenkomstig dit besluit toepassen. De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie tevens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, zodra deze zijn vastgesteld.

Artikel 47

Non-discriminatie

1.   De Unie onthoudt zich van discriminatie tussen de LGO en de LGO onthouden zich van discriminatie tussen de lidstaten.

2.   Overeenkomstig artikel 66 wordt de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, met name artikel 45, lid 2, de artikelen 46, 49, 50 en 52 en artikel 59, lid 3, niet als discriminatie aangemerkt.

Artikel 48

Voorwaarden voor de overbrenging van afval

1.   De overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten en de LGO wordt gecontroleerd overeenkomstig het internationale recht, met name het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (21) (Verdrag van Bazel), en het EU-recht. De Unie steunt de totstandkoming en ontwikkeling van doeltreffende internationale samenwerking op dit gebied ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.

2.   In de LGO die ten gevolge van hun grondwettelijke status geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel, zorgen de betrokken autoriteiten ervoor dat de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Bazel op hun respectieve grondgebied.

3.   De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, moedigen de LGO aan de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften vast te stellen voor de tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving inzake afval en afvaltransport.

4.   Een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, mag de eigen procedures toepassen op de uitvoer van afvalstoffen van het LGO naar die lidstaat. In dergelijke gevallen stelt de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, de Commissie in kennis van de toepasselijke wetgeving en van alle toekomstige wijzigingen daarvan.

Artikel 49

Tijdelijke intrekking van preferenties

Indien de Commissie voldoende redenen ziet om aan de correcte uitvoering van dit besluit te twijfelen, treedt zij in overleg met het LGO en met de lidstaat waarmee het bijzondere betrekkingen onderhoudt, teneinde de juiste implementatie van dit besluit te waarborgen. Indien dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen aanvaardbare implementatie van dit besluit, kan de Unie overeenkomstig bijlage III de preferenties voor het betrokken LGO tijdelijk intrekken.

Artikel 50

Vrijwarings- en toezichtmaatregelen

Met het oog op de correcte uitvoering van dit besluit kan de Unie de in bijlage IV beschreven vrijwarings- en toezichtmaatregelen nemen.

HOOFDSTUK 2

Regelingen voor de handel in diensten en voor vestiging

Artikel 51

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de volgende definities van toepassing:

a)

“natuurlijke persoon uit een LGO”: een gewoonlijk in een LGO verblijvende natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of wiens juridische status specifiek is voor een LGO. Deze definitie laat de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie in de zin van artikel 20 VWEU onverlet;

b)

“rechtspersoon van een LGO”: een rechtspersoon van een LGO die volgens het in dat LGO geldende recht is opgericht en die haar hoofdkantoor, haar centrale administratie of haar belangrijkste vestiging op het grondgebied van dat LGO heeft. Wanneer die rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale administratie op het grondgebied van de LGO heeft, wordt hij niet beschouwd als rechtspersoon van dat LGO, tenzij hij activiteiten verricht waaruit een reële en duurzame band met de economie van dat LGO blijkt;

c)

de definities die zijn opgenomen in de in artikel 52, lid 1, bedoelde overeenkomsten inzake economische integratie zijn van toepassing op de behandeling die de Unie en de LGO elkaar toekennen.

Artikel 52

Meest gunstige behandeling

1.   Ten aanzien van alle maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten en de vestiging in verband met economische activiteiten:

a)

kent de Unie aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de LGO een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst inzake economische integratie sluit of gesloten heeft;

b)

kent een LGO aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van belangrijke handelsmachten waarmee het na 1 januari 2014 een overeenkomst inzake economische integratie sluit.

2.   De verplichtingen van lid 1 zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend:

a)

in het kader van overeenkomst inzake een interne markt of economische integratie die de partijen daarbij verplicht hun wetgeving in aanzienlijke mate onderling aan te passen teneinde niet-discriminerende hindernissen voor de vestiging en voor de handel in diensten weg te nemen;

b)

in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties of vergunningen. Deze bepaling geldt onverminderd de voor de LGO specifieke maatregelen van dit artikel;

c)

op grond van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing;

d)

in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.

3.   Niets in dit besluit belet de Unie of de LGO prudentiële maatregelen in te voeren of te handhaven met het oog op onder andere:

a)

het beschermen van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is, of

b)

het waarborgen van de integriteit en de stabiliteit van het financiële stelsel van een partij.

4.   Ter bevordering of ondersteuning van de lokale werkgelegenheid kunnen de autoriteiten van een LGO regelingen vaststellen ten behoeve van hun natuurlijke personen en van lokale activiteiten. De autoriteiten van het LGO brengen die regelingen ter kennis van de Commissie, die de lidstaten daarover informeert.

TITEL III

HANDELSGERELATEERDE GEBIEDEN

HOOFDSTUK 1

Handel en duurzame ontwikkeling

Artikel 53

Algemene benadering

De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie dient bij te dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied. De binnenlandse milieu- of arbeidswetten van de LGO mogen in dit verband niet worden versoepeld om handel of investeringen aan te moedigen.

Artikel 54

Normen inzake milieu en klimaatverandering in het handelsverkeer

1.   De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie is gericht op versterking van de wederzijdse ondersteuning van de handel en het milieubeleid en de daarmee samenhangende verplichtingen. In dit verband worden de beginselen van internationale milieugovernance en multilaterale milieuovereenkomsten in acht genomen.

2.   De handelsgerelateerde samenwerking streeft naar ondersteuning van het einddoel van het UNFCCC en de uitvoering van de overeenkomst van Parijs. De samenwerking kan zich ook uitstrekken tot andere handelsgerelateerde multilaterale milieuovereenkomsten, zoals de Overeenkomst inzake internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (22).

Artikel 55

Arbeidsnormen in het handelsverkeer

1.   In het kader van de associatie wordt gestreefd naar stimulering van het handelsverkeer op een wijze die bevorderlijk is voor volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen.

2.   De internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgesteld bij de desbetreffende IAO-verdragen, worden in acht genomen en ten uitvoer gelegd. Deze arbeidsnormen betreffen in het bijzonder de vrijheid van vereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces en non-discriminatie op werkgelegenheidsgebied. De LGO zorgen voor doeltreffende arbeidsinspecties, doeltreffende maatregelen voor veiligheid en gezondheid op het werk die in overeenstemming zijn met de toepasselijke IAO-verdragen en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor iedereen.

Artikel 56

Duurzame handel in visserijproducten

In het kader van de associatie kan worden samengewerkt ter bevordering van duurzaam beheer van de visbestanden, alsook bij de bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel. De samenwerking op dit gebied moet gericht zijn op:

a)

het faciliteren van de samenwerking tussen de LGO en regionale organisaties voor visserijbeheer, met name wat betreft de ontwikkeling en doeltreffende uitvoering van controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregelingen en maatregelen voor doeltreffend langetermijnbeheer van de visserij en van mariene ecosystemen;

b)

het bevorderen van maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel in de LGO.

Artikel 57

Duurzame handel in hout

De samenwerking op het gebied van de handel in hout in het kader van de associatie is gericht op het bevorderen van de handel in legaal gekapt hout. De samenwerking kan een dialoog over regelgevingsmaatregelen inhouden, alsook de uitwisseling van informatie over marktgebaseerde of vrijwillige maatregelen zoals boscertificering of groen aanbestedingsbeleid.

Artikel 58

Handel en duurzame ontwikkeling

1.   De samenwerking op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie kan gestalte krijgen door:

a)

het faciliteren en stimuleren van handel en investeringen in milieugoederen en -diensten, onder andere door het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van plaatselijke wetgeving, alsmede in goederen die bijdragen tot verbeterde sociale omstandigheden in de LGO;

b)

het faciliteren van de verwijdering van handels- en investeringsbelemmeringen voor goederen en diensten die van bijzonder belang zijn voor de mitigatie van klimaatverandering, zoals duurzame hernieuwbare energie en energiezuinige producten en diensten, onder meer door het tot stand brengen van beleidskaders die bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare technologieën en door het propageren van normen die aan de ecologische en economische behoeften beantwoorden en technische handelsbelemmeringen tot een minimum terugdringen;

c)

het bevorderen van de handel in goederen die bijdragen tot betere sociale voorwaarden en milieuvriendelijker praktijken, waaronder producten die onder vrijwillige duurzaamheidsregelingen vallen, zoals programma’s voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen voor op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde producten;

d)

het bevorderen van internationaal erkende beginselen en richtsnoeren op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, en het aanmoedigen van ondernemingen die in de LGO actief zijn om die beginselen en richtsnoeren toe te passen, alsmede het uitwisselen van informatie en beste praktijken;

e)

het propageren van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en het bevorderen van de verwezenlijking van de bijbehorende SGD’s.

2.   Bij het opstellen en implementeren van maatregelen ter bescherming van het milieu of de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, houden de Unie en de LGO rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische informatie en de internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake, waaronder het voorzorgsbeginsel.

3.   Bij het ontwikkelen, invoeren en implementeren van maatregelen ter bescherming van het milieu en arbeidsvoorwaarden die van invloed zijn op handel of investeringen, betrachten de Unie en de LGO volledige transparantie.

HOOFDSTUK 2

Andere handelsgerelateerde vraagstukken

Artikel 59

Lopende betalingen en kapitaalverkeer

1.   Er worden geen beperkingen opgelegd aan betalingen in vrij converteerbare valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Unie en onderdanen van de LGO.

2.   De lidstaten en de autoriteiten van de LGO waarborgen, wat transacties op de kapitaalrekening van de betalingsbalans betreft, het vrije verkeer van kapitaal voor directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van de gastlidstaat, het gastland of het gastgebied zijn opgericht en zorgen ervoor dat de door deze investeringen ontstane activa en alle daaruit voortvloeiende opbrengsten kunnen worden gerealiseerd en gerepatrieerd.

3.   De Unie en de LGO kunnen mutatis mutandis de in de artikelen 64, 65, 66, 75, 143, 144 en 215 VWEU bedoelde maatregelen treffen overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden.

4.   De autoriteiten van de LGO, de betrokken lidstaat en de Unie stellen elkaar er onmiddellijk van in kennis wanneer zij deze maatregelen nemen, en dienen zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan in.

Artikel 60

Mededingingsbeleid

Terdege rekening houdend met de verschillen in ontwikkeling en economische behoeften, zorgen de LGO voor de vaststelling, instandhouding of hun onderwerping aan de toepassing van wetgeving of beleidsmaatregelen gericht op:

a)

het voorkomen en verbieden van horizontale en verticale overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde praktijken die ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging in significante mate wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

b)

het voorkomen en verbieden van misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen;

c)

het voorkomen en verbieden van concentraties van ondernemingen die daadwerkelijke mededinging aanzienlijk zouden hinderen, meer bepaald als gevolg van de totstandbrenging of versterking van een machtspositie, en

d)

transparantie over de verstrekking door de LGO van subsidies in verband met goederen die een significante negatieve invloed uitoefenen op handel of investeringen tussen de Unie en een LGO.

Artikel 61

Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten

1.   Teneinde verstoringen en belemmeringen in het bilaterale handelsverkeer te verminderen, wordt overeenkomstig de strengste internationale normen, waar van toepassing, gezorgd voor een passend en doeltreffend niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de middelen om deze rechten te handhaven.

2.   De samenwerking op dit gebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het opstellen van wet- en regelgeving inzake het beschermen en handhaven van intellectuele-eigendomsrechten, het voorkomen van misbruik van deze rechten door de houders en van de schending van deze rechten door concurrenten, alsmede op het ondersteunen van regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer ten behoeve van de opleiding van het personeel.

Artikel 62

Bescherming van geografische aanduidingen

De Unie en de LGO erkennen het belang van geografische aanduidingen voor een duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling. Zij zien erop toe dat geografische aanduidingen correct worden beschermd en gehandhaafd en maken samen werk van de verdere ontwikkeling van doeltreffendere stelsels van geografische aanduidingen. Zij wisselen tevens informatie uit inzake ontwikkelingen in de wetgeving en het beleid met betrekking tot geografische aanduidingen.

Artikel 63

Technische handelsbelemmeringen

De samenwerking in het kader van de associatie kan betrekking hebben op technische voorschriften voor goederen, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accreditatie, markttoezicht en kwaliteitszorg, teneinde onnodige technische belemmeringen van het handelsverkeer tussen de Unie en de LGO weg te nemen en verschillen op de genoemde gebieden te verkleinen.

Artikel 64

Consumentenbeleid, bescherming van de gezondheid van de consument en handel

De samenwerking op het gebied van het consumentenbeleid, de bescherming van de gezondheid van de consument en de handel in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het opstellen van wet- en regelgeving op het gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de consument, teneinde onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen.

Artikel 65

Sanitaire en fytosanitaire maatregelen

De samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen in het kader van de associatie is gericht op:

a)

het faciliteren van het handelsverkeer tussen de Unie en de gezamenlijke LGO en tussen de LGO en derde landen, waarbij overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen de gezondheid en het leven van mensen, dieren en planten worden beschermd;

b)

het aanpakken van handelsgerelateerde vraagstukken in verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

c)

het waarborgen van transparantie met betrekking van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel tussen de Unie en de LGO van toepassing zijn;

d)

het bevorderen van de harmonisatie van maatregelen met de internationale normen, overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

e)

het ondersteunen van de doeltreffende participatie van de LGO in organisaties die internationale sanitaire en fytosanitaire normen vaststellen;

f)

het stimuleren van overleg en uitwisselingen tussen de LGO en Europese instellingen en laboratoria;

g)

het tot stand brengen en vergroten van de technische capaciteit van de LGO om sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren en te monitoren;

h)

het bevorderen van de overdracht van technologie en snelle uitwisseling van informatie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

Artikel 66

Verbod op protectionistische maatregelen

De bepalingen van hoofdstuk 1 en dit hoofdstuk mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel vormen.

HOOFDSTUK 3

Monetaire en fiscale aangelegenheden

Artikel 67

Uitsluiting van belastingen

1.   Onverminderd artikel 68 is de meestbegunstigingsbehandeling die overeenkomstig dit besluit wordt toegekend, niet van toepassing op belastingvoordelen die de autoriteiten van de lidstaten of de LGO verlenen of in de toekomst kunnen verlenen op basis van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.

2.   Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of handhaven van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of belastingontwijking of -ontduiking uit hoofde van de fiscale bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.

3.   Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor de respectieve bevoegde autoriteiten om bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die in een verschillende situatie verkeren, in het bijzonder ten aanzien van hun woonplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

Artikel 68

Belasting- en douaneregeling inzake door de Unie gefinancierde opdrachten

1.   Een LGO past op door de Unie gefinancierde opdrachten belasting- en douaneregelingen toe die niet minder gunstig zijn dan die welke het zelf toepast ten aanzien van de lidstaat waarmee het betrokken LGO banden heeft, ten aanzien van staten waaraan een meestbegunstigingsbehandeling wordt verleend, of ten aanzien van internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee het betrekkingen onderhoudt, waarbij de gunstigste behandeling bepalend is.

2.   Onverminderd lid 1 geldt voor door de Unie gefinancierde opdrachten de volgende regeling:

a)

op de opdrachten worden in het begunstigde LGO geen bestaande of nog in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden evenwel overeenkomstig de in dat LGO geldende wetgeving geregistreerd en voor de registratie kan een vergoeding worden gevraagd die in verhouding staat tot de verleende dienst;

b)

winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van het begunstigde LGO, indien de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze winsten of dergelijke inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden beloopt;

c)

natuurlijke personen of rechtspersonen die materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien zij daarom verzoeken, voor de regeling tijdelijke invoer in aanmerking, zoals deze is vastgelegd in de wetgeving voor genoemd materieel die in het begunstigde LGO van kracht is;

d)

professioneel materieel dat nodig is voor de uitvoering van taken die in een opdracht voor diensten zijn omschreven, kan tijdelijk in het begunstigde LGO worden ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten of andere heffingen van gelijke werking, voor zover die belastingen, rechten en heffingen geen beloning voor verrichte diensten vormen;

e)

de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO toegelaten met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale heffingen van gelijke werking. Overeenkomsten voor leveringen die van oorsprong zijn uit de betrokken LGO, worden gesloten op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de interne fiscale heffingen die in voorkomend geval in de LGO op deze leveringen van toepassing zijn;

f)

de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bitumineuze bindmiddelen en van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling uit hoofde van de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO van toepassing;

g)

de invoer van voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijstelling van douanerechten en invoerrechten, belastingen of andere fiscale heffingen van gelijke werking.

3.   Niet in de leden 1 en 2 genoemde contractuele aangelegenheden blijven onderworpen aan de wetgeving die van kracht is in het betrokken LGO.

HOOFDSTUK 4

Ontwikkeling van de handelscapaciteit

Artikel 69

Algemene benadering

Opdat de LGO maximaal kunnen profiteren van dit besluit en op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en internationale markten, wordt er in het kader van de associatie naar gestreefd bij te dragen tot de ontwikkeling van de handelscapaciteit van de LGO door:

a)

het versterken van het concurrentievermogen, de autonomie en de economische veerkracht van de LGO door middel van vergroting van de diversiteit en vermeerdering van de waarde en de omvang van de handel in goederen en diensten van de LGO en door versterking van het vermogen van de LGO om particuliere investeringen in diverse sectoren van economische activiteit aan te trekken;

b)

het verbeteren van de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden inzake de handel in goederen en diensten en vestiging.

Artikel 70

Dialoog en samenwerking inzake handel en ontwikkeling van de handelscapaciteit

Initiatieven betreffende de dialoog en samenwerking inzake handel en de ontwikkeling van de handelscapaciteit in het kader van de associatie kunnen inhouden:

a)

versterken van het vermogen van de LGO om beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

b)

aanmoedigen van de inspanningen van de LGO om passende wet- en regelgeving, institutionele kaders en de nodige administratieve procedures tot stand te brengen;

c)

stimuleren van de ontwikkeling van de particuliere sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf;

d)

faciliteren van markt- en productontwikkeling, met inbegrip van verbetering van de productkwaliteit;

e)

bijdragen tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel en beroepsvaardigheden die voor de handel in goederen en diensten relevant zijn;

f)

vergroten van de capaciteit van zakelijke tussenpersonen om aan bedrijven in de LGO diensten te verlenen die relevant zijn voor hun exportactiviteiten, zoals marktonderzoek;

g)

bijdragen tot de totstandkoming van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat.

HOOFDSTUK 5

Samenwerking op het gebied van financiële diensten en belastingen

Artikel 71

Samenwerking inzake internationale financiële diensten

Ter bevordering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële stelsel kan in het kader van de associatie worden samengewerkt inzake internationale financiële diensten. Deze samenwerking kan betrekking hebben op:

a)

het doeltreffend en adequaat beschermen van investeerders en andere consumenten van financiële diensten;

b)

het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering;

c)

het bevorderen van samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties;

d)

het opzetten van onafhankelijke, doeltreffende mechanismen voor het toezicht op financiële diensten.

Artikel 72

Internationale normen inzake financiële diensten

1.   De Unie en de LGO stellen alles in het werk opdat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en -ontwijking op hun grondgebied worden uitgevoerd en toegepast. Tot die internationaal overeengekomen normen behoren onder andere het “Core Principle for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité, de “Insurance Core Principles” van de International Association of Insurance Supervisors, de “Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International Organisation of Securities Commissions, de “Agreement on Exchange of Information on Tax Matters” van de OESO, de “Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes” van de G20 en de “Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Raad voor Financiële Stabiliteit.

2.   De LGO zorgen voor de vaststelling of instandhouding van een wettelijk kader om te voorkomen dat hun financiële stelsels worden gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de instrumenten van internationale organen die op dit gebied actief zijn, zoals de internationale standaard voor de bestrijding van witwassen en van het financieren van terrorisme en proliferatie — de FATF-aanbevelingen van de Financiële-actiegroep.

3.   Wanneer de Commissie een besluit vaststelt waarbij een lidstaat een overeenkomst mag sluiten met een LGO voor de overdracht van middelen tussen dat LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, wordt deze overdracht van middelen binnen de Unie behandeld als een overdracht in de zin van Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad (23) en moet dat LGO aan de voorwaarden van die verordening voldoen.

4.   Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 155 van het Financieel Reglement.

Artikel 73

Samenwerking op fiscaal gebied

De Unie en de LGO erkennen en verbinden zich tot doeltreffende toepassing van de beginselen van goed bestuur in belastingzaken, met inbegrip van de mondiale normen inzake transparantie en uitwisseling van informatie, eerlijke belastingheffing en de minimumnormen tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. Zij bevorderen goed bestuur in belastingzaken, verbeteren de internationale samenwerking op het gebied van belastingen en faciliteren de inning van belastinginkomsten.

DEEL IV

FINANCIËLE SAMENWERKING

HOOFDSTUK 1

Beginselen

Artikel 74

Financiële middelen

De Unie draagt bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de associatie door verstrekking van:

a)

passende financiële middelen en technische bijstand ter versterking van de capaciteit van de LGO voor het opstellen en uitvoeren van strategische kaders en regelgevingskaders;

b)

langlopende financiering ter stimulering van de groei van de particuliere sector;

c)

waar passend kunnen ook andere programma's van de Unie bijdragen tot maatregelen in het kader van dit besluit, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Dit besluit kan ook bijdragen tot maatregelen in het kader van andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.

Artikel 75

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 500 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De indicatieve verdeling van het in lid 1 genoemde bedrag wordt beschreven in bijlage I.

3.   Het in lid 1 bedoelde bedrag laat de toepassing van flexibiliteitsbepalingen in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (24), Verordening (EU) 2021/947 en het Financieel Reglement onverlet.

4.   De cumulatieve nettoterugbetalingen die voortvloeien uit de in artikel 3, lid 3, van bijlage IV bij Besluit 2013/755/EU genoemde LGO-investeringsfaciliteit vormen externe bestemmingsontvangsten ter aanvulling van de in artikel 1, lid 1, punt e) van bijlage I bij dat besluit bedoelde niet-toegewezen middelen, zodra deze beschikbaar worden. Onverminderd de besluiten die over de daaropvolgende meerjarige financiële kaders moeten worden genomen, vormen de cumulatieve nettobetalingen na 31 december 2027, totdat zij zijn uitgeput, bijdragen aan het volgende financieel instrument voor de LGO dat dit instrument vervangt.

Artikel 76

Definities

Voor de toepassing van dit deel zijn de volgende definities van toepassing:

a)

“programmeerbare steun”: niet-terugvorderbare hulp die aan de LGO is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale, regionale en intraregionale strategieën, naargelang het geval, of prioriteiten;

b)

“programmering”: het proces van organisatie, besluitvorming en toewijzing van indicatieve financiële middelen dat tot doel heeft op meerjarenbasis en op een in deel II genoemd gebied uitvoering te geven aan de maatregelen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie inzake de duurzame ontwikkeling van de LGO;

c)

“programmeringsdocument”: het document waarin de strategie, de prioriteiten en de regelingen van een LGO zijn vastgesteld en de doelstellingen en streefcijfers van het LGO voor zijn duurzame ontwikkeling zijn vertaald in een doeltreffende en efficiënte manier om de doelstellingen van de associatie te bereiken;

d)

“ontwikkelingsplan”: een samenhangend geheel van activiteiten die uitsluitend door de LGO worden vastgesteld en gefinancierd in het kader van hun eigen ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsstrategieën, en activiteiten die zijn overeengekomen door een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft;

e)

“territoriale toewijzing”: het bedrag dat aan afzonderlijke LGO voor programmeerbare steun is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale strategieën en prioriteiten;

f)

“regionale toewijzing”: het bedrag dat overeenkomstig artikel 84, lid 1, voor programmeerbare steun is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen regionale samenwerkingsstrategieën of prioriteiten;

g)

“intraregionale toewijzing”: een bedrag dat binnen de regionale toewijzing overeenkomstig artikel 84, lid 2, voor programmeerbare steun is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen intraregionale samenwerkingsstrategieën of prioriteiten.

Artikel 77

Beginselen van de samenwerking inzake financiering

1.   De financiële bijstand van de Unie is gebaseerd op de beginselen van partnerschap, eigen verantwoordelijkheid, aanpassing aan de systemen van de betrokken landen en gebieden, complementariteit en subsidiariteit.

2.   De in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen kunnen de vorm aannemen van programmeerbare steun en niet-programmeerbare steun.

3.   De financiële bijstand van de Europese Unie:

a)

wordt uitgevoerd met inachtneming van de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook van hun specifieke mogelijkheden;

b)

is gericht op verstrekking van middelen op voorspelbare en regelmatige basis;

c)

is flexibel van aard en wordt aangepast aan de situatie van elk LGO, en

d)

wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.

4.   De maatregelen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de betrokken LGO, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie wat betreft het gebruik van EU-middelen volgens het beginsel van goed financieel beheer.

HOOFDSTUK 2

Specifieke bepalingen inzake de financiële samenwerking

Artikel 78

Onderwerp en toepassingsgebied

In het kader van de door het betrokken LGO vastgestelde strategie en prioriteiten op lokaal of regionaal niveau kan financiële steun worden verleend voor:

1)

sectoraal beleid en sectorale hervormingen, alsmede daarmee samenhangende projecten;

2)

institutionele ontwikkeling, capaciteitsopbouw en integratie van milieuaspecten;

3)

technische bijstand.

Artikel 79

Capaciteitsontwikkeling

1.   De financiële bijstand kan onder andere de LGO helpen bij de opbouw van de nodige capaciteit voor het formuleren, ten uitvoer leggen en monitoren van territoriale en/of regionale strategieën en maatregelen ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen op de in de delen II en III genoemde samenwerkingsgebieden.

2.   De Unie steunt de inspanningen van de LGO tot ontwikkeling van betrouwbare statistische gegevens op die gebieden, onder meer om voor de follow-up te zorgen van de uitvoering van de SDG’s.

3.   De Unie kan de LGO steunen bij hun inspanningen om de vergelijkbaarheid van hun macro-economische indicatoren te verbeteren, met name ter facilitering van de analyses van het bbp van de LGO.

Artikel 80

Technische bijstand

1.   Op initiatief van de Commissie kan de Uniefinanciering dienen ter dekking van uitgaven voor de uitvoering van dit besluit en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve steun in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het programma en voor het beheer van in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen, met inbegrip van informatie- en communicatiemaatregelen en bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

2.   Op initiatief van de LGO kunnen studies of technische bijstandsmaatregelen, met inbegrip van langetermijnsteun, worden gefinancierd voor de uitvoering van de in de programmeringsdocumenten opgenomen activiteiten. De Commissie kan beslissen dergelijke studies of bijstand te financieren uit de programmeerbare steun of uit het budget voor maatregelen inzake technische samenwerking.

HOOFDSTUK 3

Uitvoering van de financiële samenwerking

Artikel 81

Algemeen beginsel

Tenzij in dit besluit anders wordt bepaald, wordt de financiële bijstand van de Unie verstrekt overeenkomstig dit besluit, het Financieel Reglement en, waar passend, de onderstaande hoofdstukken van titel II van Verordening (EU) 2021/947:

hoofdstuk I, met uitzondering van de artikelen 10, 11 en 13, artikel 14, leden 3 en 4, artikel 15, artikel 16, leden 1 tot en met 4, en artikel 17,

hoofdstuk III, met uitzondering van artikel 25, lid 1, lid 2, punten a), b) en c), en lid 3, en

hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 41, leden 1, 4, 6, 7 en 9, en artikel 42, lid 4.

Artikel 82

Vaststelling van meerjarige indicatieve programma's, actieplannen en maatregelen

De Commissie stelt in het kader van dit besluit meerjarige indicatieve programma's vast in de vorm van “enkelvoudige programmeringsdocumenten” als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/947.

De enkelvoudige programmeringsdocumenten kunnen rekening houden met territoriale ontwikkelingsplannen of andere plannen die de LGO zijn overeengekomen met de lidstaten waarmee zij banden hebben.

De enkelvoudige programmeringsdocumenten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 5, van dit besluit bedoelde onderzoeksprocedure. Die procedure is ook van toepassing op herzieningen wanneer die leiden tot materiële veranderingen in de inhoud van het meerjarige indicatieve programma.

Actieplannen en maatregelen als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2021/947 kunnen los van de meerjarige indicatieve programma's en worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 90, lid 5, van dit besluit bedoelde onderzoeksprocedure. Die procedure is niet van toepassing op de in artikel 25, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2021/947 bedoelde gevallen.

Artikel 83

Begunstigden van territoriale financiering

1.   De overheidsinstellingen van de LGO komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van dit besluit.

2.   Met instemming van de autoriteiten van de betrokken LGO komen voor financiële steun uit hoofde van dit besluit ook de volgende entiteiten in aanmerking:

a)

lokale, nationale en regionale overheids- of semioverheidsinstanties en lokale autoriteiten van de LGO en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken daarvan;

b)

vennootschappen en bedrijven van de LGO en van regionale groeperingen;

c)

vennootschappen en bedrijven uit een lidstaat, om deze ter aanvulling op hun eigen bijdrage in staat te stellen productieve projecten uit te voeren op het grondgebied van een LGO;

d)

financiële tussenpersonen uit de LGO of uit de Unie die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren, en

e)

actoren van gedecentraliseerde samenwerking en andere niet-overheidsactoren van de LGO en de Unie, om deze in staat te stellen economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's op te zetten in de LGO in het kader van de in artikel 12 bedoelde gedecentraliseerde samenwerking.

Artikel 84

Begunstigden van regionale financiering

1.   Regionale toewijzingen kunnen worden gebruikt voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:

a)

twee of meer LGO, ongeacht de ligging ervan, of

b)

de LGO en de Unie in haar geheel, of

c)

twee of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken, of

d)

twee of meer LGO, ongeacht hun ligging en ten minste een van de volgende:

i)

een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;

ii)

een of meer ACS-staten en/of een of meer niet-ACS-staten of -gebieden (25);

iii)

een of meer regionale organisaties of associaties waarvan de LGO deel uitmaken;

iv)

een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS.

Voor de toepassing van de punten a) en d) worden de Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden gezien hun specifieke situatie beschouwd als twee afzonderlijke LGO.

2.   Binnen de regionale toewijzing kan een intraregionale toewijzing worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:

a)

een of meer LGO en ten minste een van de volgende:

i)

een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;

ii)

een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden;

iii)

een of meer regionale organisaties waarvan LGO, ACS-staten of een of meer ultraperifere gebieden deel uitmaken, of

b)

een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die lid zijn van een EGTS, en een of meer ultraperifere gebieden, en/of een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden.

3.   De financiering om de deelname van de ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen en gebieden aan programma's voor regionale samenwerking voor de LGO mogelijk te maken, vormt een aanvulling op de middelen die in het kader van dit besluit aan de LGO zijn toegewezen.

4.   De deelname van ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen of gebieden aan uit hoofde van dit besluit ingestelde programma's mag slechts worden overwogen voor zover:

a)

gelijkwaardige bepalingen zijn opgenomen in de desbetreffende programma's van de Unie of de desbetreffende financieringsprogramma's van derde landen en gebieden die niet onder programma's van de Unie vallen, en

b)

het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen, rekening houdend met de capaciteiten van de belanghebbenden, met name hun financiële capaciteiten in het kader van instrumenten van de Unie voor samenwerking met andere landen.

Artikel 85

Deelname aan programma's van de Unie

1.   Natuurlijke personen uit een LGO en, waar van toepassing, relevante overheids- en particuliere instanties en organisaties in een LGO komen in aanmerking voor deelname aan en financiering uit programma's van de Unie, zoals InvestEU, overeenkomstig de voorschriften van die programma's en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.

2.   LGO komen tevens in aanmerking voor steun in het kader van programma's en instrumenten van de Unie voor samenwerking met andere landen, zoals Verordening (EU) 2021/947 en Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad (26), overeenkomstig de voorschriften, doelstellingen en regelingen van die programma's.

3.   Waar passend bevordert de Commissie toegang voor LGO tot Unieprogramma's, alsook tot programma's en instrumenten van de Unie voor samenwerking met andere landen.

4.   De LGO brengen halverwege en aan het einde van de periode 2021 tot en met 2027 met de steun van relevante belanghebbenden verslag uit aan de Commissie over hun deelname aan de Unieprogramma's.

Artikel 86

Verslagen

De Commissie onderzoekt de voortgang die met de uitvoering van aan de LGO in het kader van dit besluit verstrekte de financiële bijstand is geboekt, en legt de Raad vanaf 2022 jaarlijks een verslag voor over de uitvoering en de resultaten van die financiële samenwerking. Dit verslag wordt tevens toegezonden aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 87

Financiële controle

1.   Het betrokken LGO is primair verantwoordelijk voor het financiële toezicht op de EU-middelen. Dat financiële toezicht wordt in voorkomend geval uitgeoefend in coördinatie met de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving.

2.   Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Commissie om:

a)

erop toe te zien dat systemen voor beheer en controle in het betrokken LGO bestaan en naar behoren functioneren, zodat de EU-middelen correct en doeltreffend worden gebruikt, en

b)

bij onregelmatigheden aanbevelingen te doen of te verzoeken om corrigerende maatregelen teneinde de onregelmatigheden te corrigeren en eventuele tekortkomingen op beheersniveau te verhelpen.

3.   Op basis van administratieve regelingen coördineren de Commissie, het LGO en, in voorkomend geval, de lidstaat waarmee het banden heeft, tijdens jaarlijkse of tweejaarlijkse bijeenkomsten de programma's, de methodieken en de uitvoering van de controles.

4.   Wat financiële correcties betreft:

a)

is in eerste instantie het betrokken LGO verantwoordelijk voor de opsporing en correctie van financiële onregelmatigheden;

b)

indien het betrokken LGO echter in gebreke blijft, als het betrokken LGO de situatie niet verhelpt en pogingen tot schikking niet tot een resultaat leiden, vermindert of schrapt de Commissie het saldo van de algemene toewijzing die overeenstemt met het financieringsbesluit voor het programmeringsdocument.

DEEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 88

Delegatie van bevoegdheden aan de Commissie

1.   De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de procedurele oorsprongsregels en de bijbehorende definities in bijlagen II en de aanhangsels van bijlage II om rekening te houden met technologische ontwikkelingen en wijzigingen in de douane- en handelswetgeving.

2.   Om te zorgen voor een effectieve evaluatie van de voortgang van dit besluit in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 3 van bijlage I teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en bijlage I aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 89

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.

2.   De in artikel 88 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 1 januari 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   De Raad kan de in artikel 88 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.

6.   Een krachtens artikel 88 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 90

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het “LGO-comité”). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Voor de toepassing van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8, van bijlage II wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 285, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité douanewetboek (27). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

3.   Voor de toepassing van artikel 2 van bijlage III en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad ingestelde comité (28). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

6.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

7.   Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

Artikel 91

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.   De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de uit hoofde van het programma ondernomen acties en de behaalde resultaten ervan.

3.   De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover deze prioriteiten verband houden met de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

Artikel 92

Europese Dienst voor extern optreden

Dit besluit wordt toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU.

Artikel 93

Intrekkings- en overgangsbepalingen

1.   Besluit 2013/755/EU wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.

2.   Dit besluit doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van acties die zijn ingesteld op grond van Besluit 2013/755/EU van de Raad, dat op die acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

3.   De financiële middelen voor het programma kunnen ook de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve uitgaven om de overgang tussen het programma en de maatregelen op grond van het voorgaande besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad) te bewerkstelligen.

4.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 80 bedoelde uitgaven in de begroting van de Unie worden opgenomen.

Artikel 94

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de t dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Gedaan te Luxemburg, 5 oktober 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  Advies uitgebracht op 31 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en advies van 14 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).

(3)  Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (PB L 76 van 15.3.2014, blz. 1).

(4)  PB L 29 van 1.2.1985, blz. 1.

(5)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(6)  Onder het begrip “gebieden” wordt verstaan: de twaalf LGO van het Verenigd Koninkrijk die in bijlage II bij het VWEU waren opgenomen ten tijde van de kennisgeving aan de Europese Raad op 29 maart 2017 van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie en Euratom op grond van artikel 50 VEU.

(7)  Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28).

(8)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(10)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(11)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(14)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(15)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(16)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(17)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(19)  Onder het begrip “gebieden” wordt verstaan: de twaalf LGO van het Verenigd Koninkrijk die in bijlage II bij het VWEU waren opgenomen ten tijde van de kennisgeving aan de Europese Raad op 29 maart 2017 van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie en Euratom op grond van artikel 50 VEU.

(20)  Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).

(21)  PB L 39 van 16.2.1993, blz. 3.

(22)  PB L 75 van 19.3.2015, blz. 4.

(23)  Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

(24)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).

(25)  Onder het begrip “gebieden” wordt verstaan: de twaalf LGO van het Verenigd Koninkrijk die in bijlage II bij het VWEU waren opgenomen ten tijde van de kennisgeving aan de Europese Raad op 29 maart 2017 van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie en Euratom op grond van artikel 50 VEU.

(26)  Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1).

(27)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(28)  Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1).


INHOUDSOPGAVE

BIJLAGE I:

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE

BIJLAGE II:

BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG” EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

TITEL I:

Algemene bepalingen

TITEL II:

Definitie van het begrip “producten van oorsprong”

TITEL III:

Territoriale voorwaarden

TITEL IV:

Bewijs van oorsprong

TITEL V:

Regelingen voor administratieve samenwerking

TITEL VI:

Ceuta en Melilla

TITEL VII:

Slotbepalingen

Aanhangsels I tot en met VI

BIJLAGE III:

TIJDELIJKE INTREKKING VAN PREFERENTIES

BIJLAGE IV:

VRIJWARINGS- EN TOEZICHTPROCEDURES

BIJLAGE I

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE

Artikel 1

Toewijzing aan de LGO

1.   Voor de periode van zeven jaar van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 wordt het totaalbedrag van de financiële steun van de Unie van 500 000 000 EUR in lopende prijzen in het kader van dit besluit als volgt verdeeld:

a)

164 000 000 EUR in de vorm van subsidies voor bilaterale programmeerbare steun voor de langetermijnontwikkeling van de LGO, met uitzondering van Groenland, met name voor de financiering van de in het programmeringsdocument beschreven initiatieven. In voorkomend geval wordt in het programmeringsdocument bijzondere aandacht geschonken aan maatregelen ter versterking van het beheer en de institutionele capaciteit van de begunstigde LGO en aan het bestuur, en waar relevant het waarschijnlijke tijdschema van de voorgenomen acties. Dit bedrag wordt toegewezen op basis van de specifieke kenmerken, behoeften, ontwikkelingsniveaus en prestaties van de LGO volgens een beperkte reeks specifieke en transparante criteria, rekening houdend met het bevolkingsaantal, het bruto binnenlands product (bbp), de armoede en ongelijkheid, de omvang van voorgaande toewijzingen, de absorptiecapaciteit van de LGO, en de beperkingen vanwege het geografische isolement van LGO als beschreven in artikel 9;

b)

225 000 000 EUR in de vorm van subsidies voor bilaterale programmeerbare steun voor de langetermijnontwikkeling van Groenland, met name voor de financiering van het in het programmeringsdocument beschreven initiatief;

c)

76 000 000 EUR voor regionale LGO-programma's, waarvan 15 000 000 EUR kan worden gebruikt voor intraregionale activiteiten. Groenland komt daarbij alleen in aanmerking voor deze intraregionale onderdelen. De samenwerking wordt uitgevoerd in coördinatie met artikel 7, met name wat betreft de gebieden van wederzijds belang als bedoeld in artikel 5, en via overleg in de in artikel 14 bedoelde organen van het EU-LGO-partnerschap. Daarbij wordt gestreefd naar coördinatie met andere financiële programma's en instrumenten van de Unie, met name wat betreft de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;

d)

22 000 000 EUR voor studies of technische bijstand voor alle LGO, met inbegrip van Groenland, overeenkomstig artikel 80 (1);

e)

13 000 000 EUR aan niet-toegewezen middelen voor alle LGO, met inbegrip van Groenland, voor onder andere:

i)

een passende respons van de Unie op onvoorziene omstandigheden;

ii)

nieuwe behoeften of vraagstukken, zoals migratiedruk aan de grenzen van de Unie of haar buurlanden, en

iii)

de bevordering van nieuwe internationale initiatieven en prioriteiten.

Het bedrag van de in de eerste alinea, punt e), bedoelde niet-toegewezen middelen wordt verhoogd met de cumulatieve nettoterugbetalingen die voortvloeien uit de in artikel 3, lid 3, van bijlage IV bij Besluit 2013/755/EU genoemde LGO-investeringsfaciliteit. Deze terugbetalingen worden, zodra ze beschikbaar worden, toegevoegd als jaarlijkse aanvulling en worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten.

2.   Na een evaluatie halverwege van de toepassing van dit besluit kan de Commissie besluiten tot een andere toewijzing van niet-toegewezen middelen genoemd in dit artikel, ook aan de territoriale toewijzingen.

3.   Na 31 december 2027 worden geen middelen meer vastgelegd, tenzij de Raad met eenparigheid van stemmen en op voorstel van de Commissie anders besluit.

Artikel 2

Beheer van middelen

Alle financiële middelen in het kader van dit besluit worden beheerd door de Commissie.

Artikel 3

Indicatoren

De verwezenlijking van de in artikel 3, lid 5, van dit besluit beschreven doelstellingen wordt afgemeten aan:

1)

voor de LGO (met uitzondering van Groenland): de uitvoer van goederen en diensten als percentage van het bbp en de totale overheidsinkomsten als percentage van het bbp;

2)

voor Groenland: de uitvoer van goederen en diensten als percentage van het bbp en het aandeel van de visserijsector in de totale uitvoer.


(1)  Daarvan wordt 9 725 000 EUR gereserveerd voor de Commissie ter dekking van technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de Unie, onderzoek door derden, eigen onderzoek.


BIJLAGE II

BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG” EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze bijlage zijn de volgende definities van toepassing:

a)

“EPO-landen”: gebieden of staten behorende tot de Groep van staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS) die overeenkomsten hebben gesloten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (EPO), waarbij een dergelijke EPO voorlopig wordt toegepast of, als dit eerder het geval is, in werking treedt;

b)

“vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;

c)

“materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

d)

“product”: het product dat wordt vervaardigd, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

e)

“goederen”: zowel materialen als producten;

f)

“fungibele materialen”: materialen van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysische kenmerken, waartussen geen onderscheid mogelijk is zodra zij in het eindproduct zijn verwerkt;

g)

“douanewaarde”: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

h)

“waarde van de materialen” in de lijst in aanhangsel I: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het LGO is betaald. Dit punt is van overeenkomstige toepassing wanneer de waarde van de materialen van oorsprong moet worden vastgesteld;

i)

“prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd.

Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in het LGO, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd.

Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, kan de in de eerste alinea van dit punt gebruikte term “fabrikant” verwijzen naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed;

j)

“maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen”: de maximum hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging als een toereikende be- of verwerking en het product als van oorsprong te beschouwen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of postonderverdeling;

k)

“nettogewicht”: het gewicht van de goederen zelf zonder verpakkingsmateriaal en verpakkingsrecipiënten van welke soort dan ook;

l)

“hoofdstukken”, “posten” en “postonderverdelingen”: de hoofdstukken, posten en postonderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomenclatuur die het Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (“Geharmoniseerd systeem”) vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;

m)

“ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post of postonderverdeling;

n)

“zending”: producten die

i)

gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden gezonden, of

ii)

vergezeld gaan van een enkel vervoerdocument vanaf de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van een enkele factuur;

o)

“exporteur”: een persoon die goederen naar de Europese Unie of naar een LGO uitvoert en die de oorsprong van de goederen kan aantonen, ongeacht het feit of hij de fabrikant is en of hij de uitvoerformaliteiten zelf verricht;

p)

“geregistreerde exporteur”: een exporteur die bij de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO of van de Unie geregistreerd staat in verband met het opstellen van attesten van oorsprong met het doel goederen in het kader van dit besluit uit te voeren;

q)

“attest van oorsprong”: een door een exporteur opgestelde verklaring dat de producten waarop de verklaring betrekking heeft aan de oorsprongsregels van deze bijlage voldoen, zodat degene die deze goederen voor het vrije verkeer in de Unie aangeeft voor de preferentiële tariefbehandeling in aanmerking komt of waarmee een bedrijf in een LGO dat materialen invoert ter verdere be- en verwerking in het kader van de cumulatie de oorsprong van die materialen kan aantonen;

r)

“SAP-land”: een SAP-begunstigd land als omschreven in artikel 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1);

s)

“REX-systeem”: systeem voor de registratie van exporteurs die bevoegd zijn om een verklaring inzake de oorsprong van goederen af te geven, dat is opgezet bij artikel 80, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2

Algemene voorschriften

1.   De volgende producten worden geacht van oorsprong te zijn uit een LGO:

a)

geheel en al in een LGO verkregen producten in de zin van artikel 3 van deze bijlage;

b)

in een LGO verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van deze bijlage.

2.   Producten van oorsprong die vervaardigd zijn van materialen die geheel en al zijn verkregen in twee of meer LGO of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong te zijn uit het LGO waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden.

Artikel 3

Geheel en al verkregen producten

1.   Als geheel en al in een LGO verkregen worden beschouwd:

a)

aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

b)

aldaar gekweekte en geoogste producten van het plantenrijk;

c)

aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

d)

producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

e)

producten afkomstig van aldaar geboren en opgefokte geslachte dieren;

f)

producten van de aldaar bedreven jacht of visserij;

g)

producten van de aquacultuur wanneer de vis, schelp- en weekdieren aldaar zijn geboren en gekweekt;

h)

producten van de zeevisserij en andere door zijn schepen buiten enig territoriaal water uit de zee gewonnen producten;

i)

producten die uitsluitend van de onder h) bedoelde producten aan boord van zijn fabrieksschepen zijn vervaardigd;

j)

aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;

k)

afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

l)

producten gewonnen uit de zeebodem of de ondergrond daarvan buiten de territoriale wateren, mits het LGO het alleenrecht heeft op ontginning van deze zeebodem of ondergrond;

m)

goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met l) vermelde producten zijn vervaardigd.

2.   De termen “zijn schepen” en “zijn fabrieksschepen” in lid 1, punten h) en i), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen die aan elk van de volgende vereisten voldoen:

a)

die in een LGO of in een lidstaat zijn geregistreerd;

b)

die de vlag van een LGO of van een lidstaat voeren;

c)

die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

i)

zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van LGO of van lidstaten, of

ii)

zij behoren toe aan een onderneming

die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste economische activiteit in LGO of in lidstaten heeft, en

die voor ten minste 50 % toebehoort aan LGO, overheidsorganen van die staat, onderdanen van die staat of een lidstaat.

3.   Aan elk van de voorwaarden van lid 2 kan in lidstaten of in verschillende LGO worden voldaan. In dat geval worden de producten geacht de oorsprong te hebben van het LGO waar het vaartuig of fabrieksschip is geregistreerd overeenkomstig lid 2, punt a).

Artikel 4

Toereikende bewerking of verwerking

1.   Onverminderd de artikelen 5 en 6 van deze bijlage worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin van artikel 3 van deze bijlage geacht aldaar van oorsprong te zijn, indien zij voldoen aan de in aanhangsel I vermelde voorwaarden.

2.   Indien een product dat overeenkomstig lid 1 de oorsprong van een LGO heeft verkregen, in dat LGO verder wordt be- of verwerkt en gebruikt als materiaal bij de vervaardiging van een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.

3.   Voor elk product wordt bepaald of aan de eisen van lid 1 is voldaan.

Wanneer de toepasselijke regel echter gebaseerd is op een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen, kan voor de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen een gemiddelde worden berekend, overeenkomstig lid 4, om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.

4.   Indien lid 3, tweede alinea, van toepassing is, worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek en een gemiddelde waarde van de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen respectievelijk berekend op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van dat product in het voorgaande boekjaar en de som van de waarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van het product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in het land van uitvoer of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken, een kortere periode die echter niet minder dan drie maanden kan zijn.

5.   Exporteurs die gekozen hebben voor een berekening op basis van gemiddelden, moeten deze methode in het jaar volgende op het referentieboekjaar steeds gebruiken of, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden met de toepassing van deze methode wanneer de schommelingen in kosten of wisselkoersen die het gebruik van die methode rechtvaardigden in een bepaald boekjaar, of in de kortere representatieve periode van niet minder dan drie maanden, niet langer bestaan.

6.   De in lid 4 bedoelde gemiddelden worden gebruikt als respectievelijk de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.

Artikel 5

Ontoereikende bewerking of verwerking

1.   Onverminderd lid 3 van dit artikel, worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om producten de oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 van deze bijlage is voldaan:

a)

conserverende behandelingen die ervoor moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;

b)

het splitsen en samenvoegen van colli;

c)

het wassen of schoonmaken; het verwijderen van stof, roest, olie, verf of dergelijke;

d)

het strijken of persen van textiel en artikelen van textiel;

e)

eenvoudig schilderen of polijsten;

f)

het ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; het polijsten of glanzen van granen en rijst;

g)

het kleuren of aromatiseren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

h)

het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;

i)

het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

j)

het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);

k)

het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

l)

aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken en andere soortgelijke merktekens;

m)

het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

n)

het eenvoudig toevoegen van water of het verdunnen, drogen of denatureren van producten;

o)

het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van artikelen;

p)

twee of meer van de onder a) tot en met o) genoemde handelingen tezamen;

q)

het slachten van dieren.

2.   Voor de toepassing van lid 1 worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer voor het uitvoeren daarvan geen bijzondere vaardigheden nodig zijn noch speciaal daarvoor gemaakte of geïnstalleerde machines, apparaten of gereedschappen.

3.   Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in een LGO heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 6

Toleranties

1.   In afwijking van artikel 4 van deze bijlage en met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel mogen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden van de lijst in aanhangsel I bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits de totale waarde of het totale nettogewicht niet hoger is dan

a)

15 % van het gewicht van het product voor producten die zijn ingedeeld onder hoofdstuk 2 en de hoofdstukken 4 tot en met 24, andere dan de verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;

b)

15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere producten, behalve de producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63, waarvoor de afwijkingen van toepassing zijn die zijn vermeld in aanhangsel I, aantekeningen 6 en 7.

2.   Op grond van lid 1 van dit artikel mogen de percentages niet worden overschreden voor de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen die zijn vermeld in de lijst in aanhangsel I.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin van artikel 3 van deze bijlage. Onverminderd artikel 5 en artikel 11, lid 2, van deze bijlage, is de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde afwijking echter van toepassing op de som van alle materialen die bij de vervaardiging van een product zijn gebruikt en waarvoor de regel in de lijst in aanhangsel I eist dat die materialen geheel en al zijn verkregen.

Artikel 7

Bilaterale cumulatie

1.   Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de Unie beschouwd als materialen van oorsprong uit een LGO indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, van deze bijlage, vermelde behandelingen.

2.   Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden in de Unie uitgevoerde be- of verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden indien de materialen later aldaar be- of verwerkingen ondergaan.

3.   Met het oog op bilaterale cumulatie als bepaald in dit artikel wordt de oorsprong van de materialen overeenkomstig deze bijlage vastgesteld.

Artikel 8

Cumulatie met EPO-landen

1.   Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de EPO-landen beschouwd als materialen van oorsprong uit een LGO indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, vermelde behandelingen.

2.   Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden in de Unie uitgevoerde be- of verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later aldaar be- of verwerkingen ondergaan.

3.   Voor de toepassing van lid 1 wordt de oorsprong van de materialen van oorsprong uit een EPO-land vastgesteld overeenkomstig de oorsprongsregels die van toepassing zijn op het betreffende EPO-land en desbetreffende bepalingen inzake oorsprongsbewijzen en bestuurlijke samenwerking.

De cumulatie waarin dit artikel voorziet, wordt niet toegepast op materialen van oorsprong uit de Republiek Zuid-Afrika die niet rechtstreeks en rechten- en contingentvrij in de Unie kunnen worden ingevoerd in het kader van de EPO tussen de Unie en de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap (SADC).

4.   De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

a)

het EPO-land dat de materialen levert en het LGO dat het eindproduct vervaardigt zich ertoe verbindt:

i)

de bepalingen van deze bijlage toe te passen, en

ii)

dat hun diensten de nodige medewerking verlenen om de correcte toepassing van deze bijlage te waarborgen, zowel met de Unie als tussen hen onderling;

b)

het betrokken LGO de Commissie in kennis heeft gesteld van de onder a) bedoelde verbintenissen.

5.   EPO-landen die voor 1 januari 2014 reeds voldeden aan lid 4, hoeven geen nieuwe verbintenis aan te gaan.

Artikel 9

Cumulatie met andere landen die voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in het kader van het stelsel van algemene preferenties in aanmerking komen

1.   Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de landen en gebieden, als beschreven in lid 2 van dit artikel, beschouwd als materialen van oorsprong uit een LGO, wanneer zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, van deze bijlage, vermelde behandelingen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel moeten materialen afkomstig zijn van een land of gebied:

a)

dat in aanmerking komt voor de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen van het stelsel van algemene preferenties (“SAP”), als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 978/2012, of

b)

dat in aanmerking komt voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in de vorm van de 6-cijferige code van het geharmoniseerd systeem in het kader van de algemene regeling van het SAP, als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 978/2012.

3.   De oorsprong van de materialen uit de desbetreffende landen of gebieden wordt bepaald op grond van de oorsprongsregels die krachtens artikel 33 van Verordening (EU) nr. 978/2012 zijn vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (2).

4.   De cumulatie waarin lid 1 van dit artikel, voorziet, wordt niet toegepast op:

a)

materialen die bij invoer in de Unie onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij afkomstig zijn van een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of compenserende rechten;

b)

tonijnproducten die zijn ingedeeld in de hoofdstukken 3 en 16, en die vallen onder artikel 7 van Verordening (EU) nr. 978/2012, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen;

c)

materialen die vallen onder de artikelen 8 en 22 tot en met 30 van Verordening (EU) nr. 978/2012, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen.

De bevoegde autoriteiten van de LGO stellen de Commissie op jaarlijkse basis in kennis van de eventuele materialen waarop de in lid 1 van dit artikel bedoelde cumulatie is toegepast.

5.   De cumulatie waarin lid 1 van dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

a)

de bij de cumulatie betrokken landen of gebieden hebben zich ertoe verbonden de bepalingen van deze bijlage toe te passen of ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de bestuurlijke samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling;

b)

het betrokken LGO de Commissie in kennis heeft gesteld van de onder a) van dit lid bedoelde verbintenis.

6.   De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend met ingang waarvan de in dit artikel genoemde landen of gebieden die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen.

Artikel 10

Uitgebreide cumulatie

1.   Op verzoek van een LGO kan de Commissie cumulatie van de oorsprong toestaan tussen een LGO en een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de bij de cumulatie betrokken landen of gebieden hebben zich ertoe verbonden:

i)

de bepalingen van deze bijlage toe te passen;

ii)

ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de bestuurlijke samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling; alsmede

iii)

de LGO op dezelfde wijze bijstand te verlenen in het kader van bestuurlijke samenwerking als zij de douaneautoriteiten van de lidstaten zouden verlenen overeenkomstig de desbetreffende vrijhandelsovereenkomst;

b)

het betrokken LGO heeft de Commissie in kennis gesteld van de onder a) bedoelde verbintenis.

Rekening houdend met het risico op verlegging van het handelsverkeer en specifieke gevoeligheden van de voor cumulatie bestemde materialen, kan de Commissie aanvullende voorwaarden voor het toekennen van de gevraagde cumulatie instellen.

2.   Het in de eerste alinea van lid 1 bedoelde verzoek:

a)

wordt schriftelijk aan de Commissie gericht;

b)

vermeldt het (de) desbetreffende derde land(en)

c)

en bevat een lijst van materialen waarop de cumulatie van toepassing is; alsmede

d)

bevat bewijsmateriaal dat aan de voorwaarden van lid 1, punten a) en b), is voldaan.

3.   De oorsprong van de gebruikte materialen en het documentaire bewijs van de oorsprong wordt bepaald overeenkomstig de regels die in de desbetreffende vrijhandelsovereenkomst zijn opgenomen. De oorsprong van de naar de Unie uit te voeren producten wordt bepaald overeenkomstig de in deze bijlage opgenomen oorsprongsregels.

4.   Materialen van oorsprong uit een derde land die in de LGO worden gebruikt bij de vervaardiging van naar de Unie uit te voeren producten, behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits de be- of verwerking in het betrokken LGO meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, van deze bijlage vermelde behandelingen.

5.   De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend waarop de uitgebreide cumulatie van kracht wordt, de bij die cumulatie betrokken vrijhandelspartner van de Unie, de geldende voorwaarden en de lijst van materialen in verband waarmee die cumulatie van toepassing is.

6.   De Commissie stelt een maatregel vast die voorziet in de in lid 1 van dit artikel bedoelde cumulatie door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 47, lid 2, van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 11

Determinerende eenheid

1.   De voor de toepassing van deze bijlage in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

2.   Wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post zijn ingedeeld, is deze bijlage op elk van deze producten op zich beschouwd van toepassing.

3.   Wanneer volgens algemene regel 5 van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 12

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met het materieel respectievelijk de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 13

Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.

Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt toch als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn, niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.

Artikel 14

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, hoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:

a)

energie en brandstof;

b)

fabrieksuitrusting;

c)

machines en werktuigen;

d)

goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en waarvan het ook niet de bedoeling is dat zij daarin voorkomen.

Artikel 15

Gescheiden boekhouding

1.   Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde fungibele materialen worden gebruikt bij de vervaardiging van een product, kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten, op schriftelijk verzoek van een bedrijf, toestaan dat die materialen in de Unie met behulp van een gescheiden boekhouding worden beheerd met het oog op de latere uitvoer naar een LGO in het kader van de bilaterale cumulatie, zonder dat die materialen apart worden opgeslagen.

2.   De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen het verlenen van de in lid 1 bedoelde toestemming afhankelijk stellen van alle door hen passend geachte voorwaarden.

Vergunning wordt slechts verleend indien door het gebruik van de in lid 3 bedoelde methode steeds kan worden vastgesteld dat de hoeveelheid verkregen producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden beschouwd dezelfde is als de hoeveelheid die zou zijn verkregen bij een fysieke scheiding van de voorraden.

Indien vergunning wordt verleend, wordt de methode van de gescheiden boekhouding toegepast en de toepassing van die methode geregistreerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen die in de Unie van toepassing zijn.

3.   De gebruiker van de in lid 2 bedoelde methode stelt de oorsprongsbewijzen op voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden beschouwd of vraagt om de afgifte van deze oorsprongsbewijzen zolang het REX-systeem nog niet van toepassing is. De gebruiker geeft op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten een verklaring af over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

4.   De douaneautoriteiten van de lidstaten houden toezicht op het gebruik dat van de in lid 1 bedoelde vergunning wordt gemaakt.

Zij kunnen de vergunning in de volgende gevallen intrekken:

a)

de gebruiker maakt op de een of ander manier een niet passend gebruik van de vergunning, of

b)

de gebruiker voldoet niet aan een van de voorwaarden die in deze bijlage zijn opgenomen.

Artikel 16

Afwijkingen

1.   De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO, een LGO tijdelijk een afwijking van deze bijlage toestaan wanneer:

a)

het voor het LGO door interne of externe factoren tijdelijk onmogelijk is de in artikel 2 van deze bijlage opgenomen oorsprongsregels in acht te nemen, terwijl het dit voordien wel kon;

b)

het LGO tijd nodig heeft om zich voor te bereiden op de inachtneming van de in artikel 2 van deze bijlage opgenomen oorsprongsregels;

c)

zulks op grond van de ontwikkeling van bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd is.

2.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoek wordt schriftelijk aan de Commissie gericht, door middel van het formulier in aanhangsel II. Hierop moet worden aangegeven waarom het verzoek wordt ingediend en de nodige bewijsstukken moeten worden bijgevoegd.

3.   Bij het onderzoek van verzoeken wordt in het bijzonder rekening gehouden met:

a)

het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van het betrokken LGO, de economische en sociale gevolgen van het te nemen besluit, in het bijzonder voor de werkgelegenheid;

b)

gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels de uitvoermogelijkheden naar de Unie van een in het betrokken LGO gevestigde bedrijfstak aanzienlijk zou beperken, in het bijzonder indien dit tot stopzetting van de activiteiten van deze bedrijfstak zou kunnen leiden;

c)

bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat belangrijke investeringen in een industrie door de toepassing van de oorsprongsregels ontmoedigd worden en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat er op den duur toe leidt dat die regels kunnen worden nageleefd.

4.   De Commissie willigt alle verzoeken in die overeenkomstig dit artikel gerechtvaardigd zijn, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie van de Unie.

5.   De Commissie neemt de nodige maatregelen opdat zo spoedig mogelijk een besluit wordt genomen en streeft ernaar haar standpunt binnen 75 werkdagen na ontvangst van het verzoek door de Commissie vast te stellen.

6.   De tijdelijke afwijking geldt zolang de gevolgen van de interne of externe factoren die tot de afwijking hebben geleid, voortduren of gedurende de tijd die het LGO nodig heeft om ervoor te zorgen dat de regels in acht worden genomen of om te voldoen aan de doelstellingen die in het kader van de afwijking zijn vastgesteld, waarbij de bijzondere situatie van het betrokken LGO en de moeilijkheden waarmee het te kampen heeft, in aanmerking worden genomen.

7.   Wanneer een afwijking wordt toegestaan, moet eventueel aan voorwaarden worden voldaan in verband met aan de Commissie te verstrekken informatie over het gebruik van de afwijking en het beheer van de hoeveelheden waarvoor de afwijking was toegestaan.

8.   De Commissie stelt een maatregel vast die voorziet in een in lid 1 van dit artikel bedoelde tijdelijke afwijking door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 47, lid 2, van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure.

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 17

Territorialiteitsbeginsel

1.   Behoudens de artikelen 7 tot en met 10 van deze bijlage moet zonder onderbreking in het LGO zijn voldaan aan de voorwaarden in deze bijlage voor het verkrijgen van de oorsprong.

2.   Indien producten van oorsprong uit het LGO naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, worden zij als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van het LGO kan worden aangetoond dat:

a)

de teruggekeerde producten dezelfde zijn als die welke waren uitgevoerd, en

b)

dat de goederen tijdens de periode dat zij in het andere land waren of tijdens de uitvoer geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.

Artikel 18

Non-manipulatieclausule

1.   De voor het vrije verkeer in de Unie aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit de LGO waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat voordat zij voor het vrije verkeer werden aangegeven. De producten of zendingen kunnen worden opgeslagen en de zendingen kunnen worden gesplitst wanneer dit onder de verantwoordelijkheid van de exporteur of een daaropvolgende houder van de goederen gebeurt en zij in het land of de landen van doorvoer onder het toezicht van de douane zijn gebleven.

2.   De douaneautoriteiten gaan ervan uit dat de aangever aan lid 1 voldoet, tenzij zij redenen hebben om het tegendeel aan te nemen. In dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.

3.   De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij cumulatie op grond van de artikelen 7 tot en met 10 van deze bijlage.

Artikel 19

Tentoonstellingen

1.   Op producten van oorsprong die vanuit een LGO naar een tentoonstelling in een ander land dan een LGO, een EPO-land of een lidstaat zijn verzonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Unie zijn verkocht, is dit besluit bij invoer in de Unie van toepassing voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a)

een exporteur deze producten vanuit een LGO naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft tentoongesteld;

b)

die exporteur de producten aan een persoon in de Unie heeft verkocht of op andere wijze afgestaan;

c)

de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan;

d)

de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2.   Overeenkomstig titel IV van deze bijlage wordt een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op deze verklaring moeten de titel en het adres van de tentoonstelling vermeld zijn. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld.

3.   Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

TITEL IV

BEWIJS VAN OORSPRONG

Afdeling 1

Algemene voorschriften

Artikel 20

In euro's uitgedrukte bedragen

1.   Voor de toepassing van de artikelen 29 en 30 van deze bijlage wordt, in gevallen waarin de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

2.   De artikelen 29 en 30 van deze bijlage zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld.

3.   De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober van elk jaar. De bedragen worden de Commissie uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de bedragen.

4.   De lidstaten mogen het bedrag dat het resultaat is van de omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in hun nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. De lidstaten mogen de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

5.   De in euro's uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde in de nationale valuta van sommige lidstaten worden door de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO herzien. Bij deze herziening onderzoekt de Commissie of het wenselijk is de effecten van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Zij kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

Afdeling 2

Procedures bij uitvoer uit het LGO

Artikel 21

Algemene voorschriften

De in dit besluit opgenomen voordelen gelden in de volgende gevallen:

a)

goederen die voldoen aan de voorwaarden van deze bijlage en zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur in de zin van artikel 22 van deze bijlage;

b)

zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten die zijn uitgevoerd door een willekeurige exporteur, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong niet hoger is dan 10 000 EUR.

Artikel 22

Verzoek tot registratie

1.   Om te worden geregistreerd, moeten exporteurs een aanvraag tot registratie indienen bij de in artikel 39, lid 1, van deze bijlage, bedoelde bevoegde autoriteiten van het LGO met behulp van een formulier waarvan het model in aanhangsel V is opgenomen.

2.   De bevoegde autoriteiten van het LGO aanvaarden de aanvraag alleen indien deze volledig is ingevuld.

3.   De registratie is geldig vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten van de LGO het volledig ingevulde aanvraagformulier ontvangen, overeenkomstig de leden 1 en 2.

4.   Van een exporteur die is gevestigd in een LGO en reeds voor het SAP-stelsel van Noorwegen of Zwitserland in het REX-systeem is geregistreerd, wordt niet vereist dat hij een aanvraag bij de bevoegde autoriteiten van het LGO indient om in het kader van dit besluit te worden geregistreerd.

Artikel 23

Registratie

1.   De bevoegde autoriteiten van de LGO kennen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier in aanhangsel III het nummer van geregistreerd exporteur onverwijld toe aan de exporteur en voeren het nummer van geregistreerd exporteur, de registratiegegevens en de begindatum van geldigheid van de registratie overeenkomstig artikel 22, lid 3, van deze bijlage in het REX-systeem in.

De bevoegde autoriteiten van de LGO stellen de exporteur in kennis van het nummer van geregistreerd exporteur dat aan hem is toegekend en van de begindatum van geldigheid van de registratie.

De bevoegde autoriteiten van de LGO houden de door hen geregistreerde gegevens actueel. Zij passen deze gegevens aan zodra zij overeenkomstig artikel 24, lid 1, van deze bijlage, in kennis zijn gesteld door de geregistreerde exporteur.

2.   De registratiegegevens bevatten:

a)

de naam van de geregistreerde exporteur, zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III;

b)

adres van de geregistreerde exporteur, zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III, met inbegrip van de code van het land of gebied (de uit twee letters bestaande ISO-alpha-2-landcode);

c)

de contactgegevens zoals vermeld in de vakken 1 en 2 van het formulier in aanhangsel III;

d)

een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, inclusief een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken, zoals vermeld in vak 4 van het formulier in aanhangsel III;

e)

het identificatienummer van de handelaar (TIN), zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III;

f)

of de exporteur handelaar of producent is, zoals vermeld in vak 3 van het formulier in aanhangsel III;

g)

de datum van registratie van de geregistreerde exporteur;

h)

de datum vanaf welke de registratie geldig is;

i)

in voorkomend geval de datum van de intrekking van de registratie.

Artikel 24

Intrekking van de registratie

1.   Geregistreerde exporteurs die niet meer voldoen aan de voorwaarden om goederen in het kader van dit besluit uit te voeren, of die niet langer voornemens zijn goederen in het kader van dit besluit uit te voeren, delen dit mede aan de bevoegde autoriteiten van de LGO, die hen onmiddellijk schrappen uit het register van geregistreerde exporteurs dat in dat LGO wordt bijgehouden.

2.   Onverminderd straffen en boetes die in de LGO van toepassing zijn, schrappen de bevoegde autoriteiten van het LGO de exporteur uit het register van geregistreerde exporteurs dat in dat LGO wordt bijgehouden, indien de geregistreerde exporteur met opzet of uit nalatigheid attesten van oorsprong of ondersteunende documenten heeft opgesteld of doen opstellen die onjuiste informatie bevatten waardoor de preferentiële tariefbehandeling ten onrechte werd toegekend.

3.   Onverminderd de gevolgen van onregelmatigheden die bij controles kunnen worden aangetroffen, heeft de schrapping uit het register van geregistreerde exporteurs slechts gevolgen voor de toekomst, dat wil zeggen ten aanzien van verklaringen die na de datum van schrapping bij de douane van de lidstaat van invoer worden aangeboden.

4.   Exporteurs die overeenkomstig lid 2 door de bevoegde autoriteiten van een LGO uit het register van geregistreerde exporteurs zijn geschrapt, kunnen slechts weer in het register van geregistreerde exporteurs worden opgenomen wanneer zij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van dat LGO hebben aangetoond dat zij de toestand die tot hun schrapping heeft geleid, hebben gecorrigeerd.

5.   Indien een exporteur door de bevoegde autoriteiten van het LGO overeenkomstig de SAP-wetgeving van Noorwegen of Zwitserland uit het register van geregistreerde exporteurs is geschrapt, geldt de schrapping ook in het kader van dit besluit.

Artikel 25

Bewijsstukken

1.   Al dan niet geregistreerde exporteurs voldoen aan de volgende verplichtingen:

a)

zij voeren een passende boekhouding van de vervaardiging en levering van goederen die voor de preferentiële behandeling in aanmerking komen;

b)

zij bewaren alle bewijsstukken in verband met de materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt;

c)

zij bewaren alle douanedocumenten in verband met de materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt;

d)

zij bewaren ten minste drie jaar vanaf het einde van het jaar waarin het attest van oorsprong werd opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist, alle documenten in verband met:

i)

de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld, en

ii)

de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden.

2.   De in lid 1, punt d), bedoelde documenten kunnen elektronische documenten zijn, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel, bedoelde verplichtingen zijn ook van toepassing op door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen als bedoeld in artikel 27 van deze bijlage.

Artikel 26

Attest van oorsprong en informatie in verband met cumulatie

1.   Een attest van oorsprong wordt door de exporteur opgesteld wanneer de desbetreffende producten worden uitgevoerd, indien die producten als van oorsprong uit het LGO kunnen worden beschouwd.

2.   In afwijking van lid 1 kan een attest van oorsprong bij uitzondering ook na uitvoer worden opgesteld (“verklaring achteraf”), mits deze in de lidstaat waarin de goederen voor het vrije verkeer zijn aangegeven uiterlijk twee jaar na de uitvoer wordt aangeboden.

3.   Het attest van oorsprong wordt door de exporteur afgegeven aan zijn afnemer in de Unie en bevat de in aanhangsel IV vermelde gegevens. Een attest van oorsprong wordt in het Engels of in het Frans opgesteld.

Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld waaruit de identiteit van de exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke goederen het gaat.

4.   Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, van deze bijlage of bilaterale cumulatie op grond van artikel 7 van deze bijlage:

a)

wordt het bewijs dat de materialen van oorsprong zijn uit een ander LGO of de Unie geleverd aan de hand van een attest van oorsprong dat is opgesteld overeenkomstig deze bijlage en aan de exporteur wordt verstrekt door de leverancier in, naargelang de oorsprong van de materialen, dat LGO dan wel de Unie;

b)

wordt het bewijs dat de be- of verwerking is uitgevoerd in een ander LGO of de Unie geleverd door een leveranciersverklaring die is opgesteld overeenkomstig artikel 27 van deze bijlage en door de exporteur wordt verstrekt aan de leverancier in de LGO of de Unie waaruit de materialen afkomstig zijn.

In gevallen waarin de eerste alinea van toepassing is moet het door de exporteur afgegeven attest van oorsprong de vermelding “EU cumulation” of “OCT cumulation” dan wel “cumul UE” of “cumul PTOM” bevatten.

5.   Bij cumulatie met een EPO-land op grond van artikel 8 van deze bijlage:

a)

wordt het bewijs dat de materialen van oorsprong zijn uit een EPO-land geleverd door een attest van oorsprong dat is opgesteld overeenkomstig de EPO tussen de Unie en het desbetreffende EPO-land en dat aan de exporteur wordt verstrekt door de leverancier in het EPO-land waaruit de materialen afkomstig zijn;

b)

wordt het bewijs dat de be- of verwerking is uitgevoerd in het EPO-land geleverd door een leveranciersverklaring die is opgesteld overeenkomstig artikel 27 van deze bijlage, en die door de exporteur wordt verstrekt aan de leverancier in het EPO-land waaruit de materialen afkomstig zijn.

In gevallen waarin de eerste alinea van toepassing is bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding “cumulation with EPA country [naam van land]” of “cumul avec le pays APE [naam van land]”.

6.   Bij cumulatie met andere landen die in aanmerking komen voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in het kader van het SAP als beschreven in artikel 9 van deze bijlage, wordt het bewijs van de oorsprong geleverd door een attest van oorsprong als bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447, dat aan de exporteur wordt verstrekt door de leverancier in het SAP-land waaruit de materialen afkomstig zijn.

In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding “cumulation with EPA country [naam van land]” of “cumul avec le pays APE [naam van land]”.

7.   Bij uitgebreide cumulatie op grond van artikel 10 wordt het bewijs dat de materialen van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft, geleverd door een attest van oorsprong dat is afgegeven of opgesteld overeenkomstig die vrijhandelsovereenkomst en dat aan de exporteur wordt verstrekt door de leverancier in het land waaruit de materialen afkomstig zijn.

In gevallen waarin de eerste alinea van toepassing is bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding “extended cumulation with [naam van land]” of “cumul étendu avec [naam van land]”.

Artikel 27

Verklaring van de leverancier

1.   Voor de toepassing van artikel 26, lid 4, eerste alinea, punt b), en artikel 26, lid 5, eerste alinea, punt b), van deze bijlage, moet de leverancier voor elke goederenzending een afzonderlijke leveranciersverklaring opstellen, hetzij op de handelsfactuur betreffende deze zending, hetzij op een bijlage bij deze factuur, of op een leveringsformulier of op enig handelsdocument inzake deze zending waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig omschreven zijn om geïdentificeerd te kunnen worden. Een model van de leveranciersverklaring is opgenomen in aanhangsel V.

2.   Wanneer een leverancier aan een bepaalde afnemer geregeld goederen levert waarvan het karakter met betrekking tot de preferentiële oorsprongsregels vermoedelijk geruime tijd ongewijzigd zal blijven, mag hij één enkele verklaring opstellen die voor alle latere zendingen van de betrokken goederen geldig is (“leveranciersverklaring voor herhaald gebruik”), voor zover de hieraan ten grondslag liggende feiten of omstandigheden ongewijzigd blijven.

Een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik wordt verstrekt voor een periode van ten hoogste één jaar vanaf de datum waarop de verklaring werd afgegeven. Een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik kan met terugwerkende kracht worden verstrekt. In dat geval mag de geldigheidsduur ervan niet langer zijn dan één jaar vanaf de datum waarop de verklaring van kracht werd. De geldigheidsduur moet worden vermeld op de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik.

De douaneautoriteit heeft het recht een leveranciersverklaring voor herhaald gebruik in te trekken indien de omstandigheden veranderen of er onjuiste of valse informatie is verstrekt.

Wanneer de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik niet meer geldt voor de geleverde goederen, deelt de leverancier dit de afnemer onmiddellijk mede.

3.   De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld.

4.   De leveranciersverklaring wordt met de hand ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring per computer worden opgemaakt, behoeft de leveranciersverklaring niet van een handtekening te worden voorzien indien de douaneautoriteiten in het land of gebied waar de leveranciersverklaringen worden opgesteld, weten wie binnen de onderneming van de leverancier hiervoor verantwoordelijk is. Dergelijke douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.

Artikel 28

Bewijs van oorsprong

1.   Voor elke zending wordt een attest van oorsprong opgesteld.

2.   Een attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling door de exporteur.

3.   Een enkel attest van oorsprong kan betrekking hebben op verschillende zendingen indien de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn gedemonteerd of niet-gemonteerd in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem;

b)

zij zijn ingedeeld onder afdeling XVI of XVII of post 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem; alsmede

c)

zij zijn bedoeld om in deelzendingen te worden ingevoerd.

Afdeling 3

Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie

Artikel 29

Overlegging van het bewijs van oorsprong

1.   Op de douaneaangifte voor het vrije verkeer wordt naar het attest van oorsprong verwezen. Het attest van oorsprong wordt ter beschikking gehouden van de douaneautoriteiten, die overlegging kunnen eisen ter controle van de aangifte. Die autoriteiten kunnen ook eisen dat het attest van oorsprong in de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat wordt vertaald.

2.   Wanneer de aangever om toepassing van de voordelen van dit besluit verzoekt, zonder dat hij ten tijde van de aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer in het bezit is van een attest van oorsprong, wordt deze aangifte als een vereenvoudigde aangifte beschouwd in de zin van artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en dienovereenkomstig behandeld.

3.   Voordat goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe, dat zij in overeenstemming zijn met deze bijlage, met name door:

a)

op de in artikel 40, leden 3 en 4, van deze bijlage bedoelde website te controleren dat het om een geregistreerde exporteur gaat die attesten van oorsprong mag opstellen, behalve wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending niet meer dan 10 000 EUR bedraagt, en

b)

te controleren dat het attest van oorsprong overeenkomstig Aanhangsel IV is opgesteld.

Artikel 30

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

1.   Voor de volgende producten hoeft geen attest van oorsprong te worden opgesteld en overgelegd:

a)

producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden gezonden en waarvan de totale waarde niet meer dan 500 EUR bedraagt;

b)

producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en waarvan de totale waarde niet meer dan 1 200 EUR bedraagt.

2.   De in lid 1 bedoelde producten voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

het gaat om invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt;

b)

er is verklaard dat zij aan de voorwaarden voldoen om voor de voordelen van dit besluit in aanmerking te komen, en

c)

er is geen twijfel aan de juistheid van de in punt b) bedoelde verklaring.

3.   Voor de doeleinden van lid 2, punt a), wordt verstaan onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt:

a)

incidentele invoer;

b)

invoer die uitsluitend bestaat uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;

c)

invoer die bestaat uit producten waarvoor uit de aard en de hoeveelheid blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.

Artikel 31

Verschillen en vormfouten

1.   Geringe verschillen tussen de gegevens in het attest van oorsprong en de gegevens in de documenten die aan de douane worden overgelegd voor het afwikkelen van de formaliteiten bij invoer maken het attest van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat die verklaring wel degelijk met de aangeboden producten overeenstemt.

2.   Kennelijke vormfouten, zoals tikfouten op een attest van oorsprong, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat ze twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.

Artikel 32

Geldigheid van een attest van oorsprong

Een attest van oorsprong dat bij de douane van het land van invoer wordt overgelegd na afloop van de in artikel 28, lid 2, van deze bijlage genoemde geldigheidsperiode, kan met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de verlate overlegging aan buitengewone omstandigheden is te wijten. In andere gevallen van verlate overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer het attest van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór het aflopen van die termijn bij de douane zijn aangebracht.

Artikel 33

Procedure voor invoer in deelzendingen

1.   De in artikel 28, lid 3, van deze bijlage bedoelde procedure is van toepassing gedurende een door de douaneautoriteiten van de lidstaten vastgestelde periode.

2.   De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer die toezicht houden op achtereenvolgende vrijgaven voor het vrije verkeer controleren dat de achtereenvolgende zendingen deel uitmaken van de gedemonteerde of niet-gemonteerde producten waarvoor het attest van oorsprong is opgesteld.

Artikel 34

Controle van een attest van oorsprong

1.   Wanneer de douane twijfelt aan de oorsprong van de producten, kan zij de aangever verzoeken haar binnen een door haar te bepalen redelijke termijn bewijsstukken over te leggen zodat zij kan controleren of de in de aangifte vermelde oorsprong juist is en of aan de voorwaarden van artikel 18 van deze bijlage is voldaan.

2.   De douane kan de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel voor de duur van de in artikel 43 van deze bijlage bedoelde controle schorsen, wanneer:

a)

de door de aangever verstrekte informatie niet voldoende is om de oorsprong van de producten of de naleving van de voorwaarden van artikel 17, lid 2, of artikel 18 van deze bijlage te bevestigen;

b)

de aangever niet antwoordt binnen de termijn voor het verstrekken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie.

3.   In afwachting van de informatie die van de aangever is gevraagd, als bedoeld in lid 1, of in afwachting van de resultaten van de controle, als bedoeld in lid 2 biedt de douane de importeur de vrijgave van de producten aan met inachtneming van de noodzakelijk geachte voorzorgsmaatregelen.

Artikel 35

Ontzeggen van preferenties

1.   De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit zonder verplicht te zijn aanvullende bewijsstukken op te vragen of een verzoek om controle naar het LGO te zenden, wanneer:

a)

de aangebrachte goederen niet dezelfde zijn als die waarop het attest van oorsprong betrekking heeft;

b)

de aangever geen attest van oorsprong voor de betrokken producten overlegt, indien dit vereist is;

c)

onverminderd artikel 21, punt b), en artikel 30, lid 1, van deze bijlage, het attest van oorsprong dat in het bezit van de aangever is, niet is opgesteld door een exporteur die in het LGO is geregistreerd;

d)

het attest van oorsprong niet overeenkomstig aanhangsel IV is opgesteld, of

e)

niet aan de voorwaarden van artikel 18 van deze bijlage is voldaan.

2.   De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit, na het verzenden van een verzoek om controle in de zin van artikel 43 van deze bijlage aan de bevoegde autoriteiten van de LGO, wanneer zij:

a)

het antwoord hebben ontvangen dat de exporteur niet bevoegd was het attest van oorsprong op te stellen;

b)

het antwoord hebben ontvangen dat de betrokken producten niet van oorsprong zijn uit het desbetreffende LGO of dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 17, lid 2, van deze bijlage, of

c)

redenen hebben om te twijfelen aan de geldigheid van het door de aangever verstrekte attest van oorsprong of de juistheid van de door de aangever verstrekte informatie over de werkelijke oorsprong van de producten, wanneer zij om controle hebben verzocht, en

i)

binnen de in artikel 43 van deze bijlage bedoelde termijn geen antwoord hebben ontvangen, of

ii)

een antwoord hebben ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt.

TITEL V

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Afdeling 1

Algemene voorschriften

Artikel 36

Algemene beginselen

1.   Om ervoor te zorgen dat de preferenties op de juiste wijze worden toegepast, verbinden de LGO zich ertoe:

a)

de administratieve structuren en systemen op te zetten en in stand te houden die nodig zijn voor de toepassing en het beheer in dat LGO van de regels en procedures in deze bijlage, zo nodig met inbegrip van regelingen voor de toepassing van cumulatie;

b)

via hun bevoegde autoriteiten samen te werken met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten.

2.   De in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde samenwerking omvat:

a)

het verlenen van alle nodige steun, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op de uitvoering van deze bijlage in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;

b)

onverminderd de artikelen 34 en 35 van deze bijlage het controleren van de oorsprong van producten en nagaan of deze aan de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom verzoeken in het kader van onderzoeken naar de oorsprong;

c)

indien de resultaten van de controle of andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat deze bijlage wordt geschonden, stelt het LGO op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie of van de douaneautoriteiten van de lidstaten met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke schendingen vast te stellen en te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen aan dit onderzoek deelnemen.

3.   De LGO bevestigen schriftelijk aan de Commissie dat zij zich ertoe verbinden te voldoen aan de in lid 1 genoemde vereisten.

Artikel 37

Verplichting tot openbaarmaking en naleving

1.   De Commissie maakt de lijst van de LGO en de datum waarop zij geacht worden aan de voorwaarden van artikel 39 van deze bijlage te hebben voldaan, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks). De Commissie werkt die lijst bij wanneer een nieuw LGO aan dezelfde voorwaarden voldoet.

2.   Producten van oorsprong uit een LGO komen, wanneer zij in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht, uitsluitend in aanmerking voor tariefpreferenties indien zij zijn uitgevoerd op of na de datum die is vermeld in de in lid 1 bedoelde lijst.

3.   Een LGO wordt geacht aan de artikelen 36 en 39 van deze bijlage te hebben voldaan op de dag waarop het:

a)

de in artikel 39, lid 1, van deze bijlage bedoelde kennisgeving heeft verricht, en

b)

de in artikel 36, lid 3, van deze bijlage bedoelde verbintenis heeft ingediend.

Artikel 38

Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Afdeling 2

Methoden voor bestuurlijke samenwerking die gelden voor het REX-systeem

Artikel 39

Mededeling van namen en adressen van bevoegde autoriteiten van de LGO

1.   De LGO delen de Commissie de namen en adressen mee van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die:

a)

deel uitmaken van de overheidsinstanties van het betrokken land en gemachtigd zijn de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten bijstand te verlenen in het kader van de in deze titel bedoelde bestuurlijke samenwerking;

b)

deel uitmaken van de overheidsinstanties van het betrokken land of namens de overheid optreden en gemachtigd zijn exporteurs te registreren en deze uit het register van geregistreerde exporteurs te schrappen.

2.   De LGO delen de Commissie onmiddellijk elke wijziging van de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens mee.

3.   De Commissie deelt deze informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten mee.

Artikel 40

Toegangsrechten en openbaarmaking van gegevens van het REX-systeem

1.   De Commissie kan alle gegevens raadplegen.

2.   De bevoegde autoriteiten van de LGO kunnen de gegevens van de door hen geregistreerde exporteurs raadplegen.

De Commissie geeft de bevoegde autoriteiten van de LGO beveiligde toegang tot het REX-systeem.

3.   De Commissie maakt de volgende gegevens publiekelijk toegankelijk:

a)

het nummer van de geregistreerde exporteur;

b)

de datum van registratie van de geregistreerde exporteur;

c)

de datum vanaf welke de registratie geldig is;

d)

in voorkomend geval de datum van de intrekking van de registratie.

4.   De Commissie stelt mits toestemming van de exporteur, die dit aangeeft door vak 6 van het formulier in aanhangsel III te ondertekenen, de volgende gegevens beschikbaar aan het publiek:

a)

de naam van de geregistreerde exporteur, zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III;

b)

het adres van de geregistreerde exporteur, zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III;

c)

de contactgegevens zoals vermeld in de vakken 1 en 2 van het formulier in aanhangsel III;

d)

een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, inclusief een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken, zoals vermeld in vak 4 van het formulier in aanhangsel III;

e)

het identificatienummer (TIN) van de geregistreerde exporteur, zoals vermeld in vak 1 van het formulier in aanhangsel III;

f)

of de exporteur handelaar of producent is, zoals vermeld in vak 3 van het formulier in aanhangsel III.

Weigering om vak 6 te ondertekenen is geen reden de registratie van de exporteur te weigeren.

Artikel 41

Bescherming van gegevens in het REX-systeem

1.   De door de bevoegde autoriteiten van de LGO in het REX-systeem geregistreerde gegevens worden uitsluitend verwerkt ten behoeve van deze bijlage.

2.   Aan geregistreerde exporteurs wordt, naargelang het geval, de in de artikelen 14 tot en met 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (4) of de in de artikelen 12 tot en met 14 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde informatie verstrekt.

De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt aan geregistreerde exporteurs verstrekt via een kennisgeving bij de aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur in aanhangsel III van deze bijlage.

3.   Elke bevoegde autoriteit van een LGO die gegevens in het REX-systeem invoert, wordt als de voor de verwerking van deze gegevens verantwoordelijke beschouwd.

De Commissie wordt voor de verwerking van alle gegevens als een gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke beschouwd om te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan uitoefenen.

4.   De rechten van geregistreerde exporteurs met betrekking tot de verwerking van de in aanhangsel III van deze bijlage vermelde gegevens, die in het REX-systeem worden opgeslagen en worden verwerkt in nationale systemen, worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

5.   Lidstaten die de voor hen toegankelijke gegevens van het REX-systeem in hun nationale systemen kopiëren, dienen deze gekopieerde gegevens actueel te houden.

6.   De rechten van geregistreerde exporteurs met betrekking tot de verwerking van hun registratiegegevens door de Commissie worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

7.   Elk verzoek van een geregistreerde exporteur om het recht op toegang, rectificatie, uitwissen of afschermen van gegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 wordt ingediend bij en verwerkt door de verwerkingsverantwoordelijke.

Wanneer een geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de voor de gegevens verantwoordelijke te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de voor de gegevens van de geregistreerde exporteur verantwoordelijke.

Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de verwerkingsverantwoordelijke, dient de geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek in bij de Commissie, die dan als verwerkingsverantwoordelijke optreedt. De Commissie mag de gegevens rectificeren, wissen of afschermen.

8.   De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, samen en moeten naar behoefte:

a)

zorgen voor gecoördineerd toezicht op de registratiegegevens;

b)

relevante informatie uitwisselen;

c)

elkaar bijstaan in de uitvoering van controles en inspecties;

d)

problemen behandelen bij de uitlegging of toepassing van deze bijlage;

e)

zich buigen over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen;

f)

geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen opstellen, en

g)

het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten bevorderen.

Artikel 42

Controle van de oorsprong

1.   Om erop toe te zien dat aan de oorsprongsregels is voldaan, verrichten de bevoegde autoriteiten van de LGO:

a)

controles van de oorsprong van producten op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten;

b)

regelmatige controles bij exporteurs op eigen initiatief.

2.   De in lid 1, punt b), bedoelde controles worden verricht om erop toe te zien dat de exporteurs aan hun verplichtingen blijven voldoen. Zij worden met tussenpozen verricht die worden bepaald aan de hand van risicoanalysecriteria. In dit verband eisen de bevoegde autoriteiten van de LGO dat exporteurs hun kopieën of een lijst doen toekomen van de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld.

3.   De bevoegde autoriteiten van de LGO hebben het recht alle bewijsstukken op te vragen en alle administratieve controles te verrichten bij de exporteurs en, zo nodig, bij hun toeleveranciers, ook ter plaatse, en andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

Artikel 43

Verzoek om controle van een attest van oorsprong

1.   Attesten van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaten gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze bijlage.

Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat om de medewerking verzoeken van de bevoegde autoriteiten van een LGO om de geldigheid van attesten van oorsprong of de oorsprong van producten, of beide, te controleren, vermelden zij in hun verzoek, indien van toepassing, de reden waarom zij twijfelen aan de geldigheid van het attest van oorsprong of aan de oorsprong van de producten.

Een kopie van het attest van oorsprong en eventuele aanvullende gegevens of documenten die erop wijzen dat de gegevens in het attest onjuist zijn, kunnen ter ondersteuning van het verzoek om controle worden toegezonden.

De verzoekende lidstaat stelt een termijn van zes maanden vast voor de mededeling van de resultaten van de controle, ingaande op de datum van het verzoek om controle.

2.   Wanneer bij gegronde twijfel binnen de in lid 1 genoemde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO een tweede schrijven gezonden. Deze verlenging van de termijn kan maximaal zes maanden bedragen.

Artikel 44

Controle van de leveranciersverklaring

1.   De in artikel 27 van deze bijlage bedoelde leveranciersverklaring kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens over de oorsprong van de betrokken materialen.

2.   De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad volgens het model in aanhangsel VI. Zij kunnen ook de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring is opgesteld.

Een kopie van het inlichtingenblad wordt ten minste drie jaar bewaard door het kantoor dat het heeft afgegeven.

3.   De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, worden zo spoedig mogelijk van de resultaten in kennis gesteld. Uit het antwoord moet duidelijk blijken of de verklaring betreffende de oorsprong van de materialen juist is.

4.   Voor controledoeleinden bewaren de leveranciers een kopie van het document dat de verklaring bevat alsmede alle bewijsmateriaal voor de werkelijke oorsprong van de goederen gedurende ten minste drie jaar.

5.   De douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring is opgesteld, kunnen elk bewijs verlangen en alle controles uitvoeren die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te verifiëren.

6.   Attesten van oorsprong die zijn opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, worden ongeldig geacht.

Artikel 45

Overige bepalingen

1.   Deze afdeling en afdeling 2 van titel IV zijn van overeenkomstige toepassing op:

a)

de uitvoer uit een LGO naar een ander LGO met het oog op de toepassing van de in artikel 7 van deze bijlage bedoelde bilaterale cumulatie;

b)

de uitvoer uit een LGO naar een ander LGO met het oog op de toepassing van de in artikel 2, lid 2, van deze bijlage bedoelde LGO-cumulatie;

c)

de uitvoer uit de Unie naar een LGO dat unilateraal een preferentiële tariefbehandeling verleent voor een product van oorsprong uit de Unie, in overeenstemming met deze bijlage.

2.   Een LGO kan ook bepalen dat het in de artikelen 22, 23, 24, 39, 40 en 41 van deze bijlage bedoelde REX-systeem kan worden gebruikt om dat LGO in staat te stellen een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen aan producten van oorsprong uit een ander LGO op basis van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in dat andere LGO geregistreerde exporteurs.

3.   In de gevallen als bedoeld in lid 1, punten a) en c), van dit artikel worden exporteurs geregistreerd in de Unie overeenkomstig artikel 68 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

TITEL VI

CEUTA EN MELILLA

Artikel 46

Ceuta en Melilla

1.   De bepalingen van deze bijlage betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van bewijzen van oorsprong zijn van overeenkomstige toepassing op producten die vanuit een LGO naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd en op producten die vanuit Ceuta en Melilla naar een LGO worden uitgevoerd voor de toepassing van bilaterale cumulatie.

2.   Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

3.   De Spaanse douaneautoriteiten zijn verantwoordelijk voor de toepassing van deze bijlage in Ceuta en Melilla.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 47

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 285 van Verordening (EU) nr. 952/2013 ingestelde Comité douanewetboek. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen en naar dit lid wordt verwezen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien daartoe door de voorzitter van het comité wordt besloten binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies.

Aanhangsel I

Inleidende aantekeningen en lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen

Inleidende aantekeningen

Aantekening 1 — Algemene inleiding

Overeenkomstig artikel 4 van deze bijlage bevat dit aanhangsel de voorwaarden waarop producten als van oorsprong uit een LGO worden beschouwd. Er zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, naargelang het product:

a)

be- of verwerking waarbij een maximumgehalte van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden;

b)

be- of verwerking waardoor een product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) valt dan de post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van de gebruikte materialen;

c)

een specifieke be- of verwerking;

d)

een be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.

Aantekening 2 — Structuur van de lijst

2.1.

In de kolommen 1 en 2 wordt het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van het hoofdstuk of de viercijfercode van de post of de zescijfercode van de postonderverdeling. Kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen die volgens het geharmoniseerde systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor elke nummercode in de kolommen 1 en 2 worden in kolom 3 een of meer regels (“determinerende behandelingen”) gegeven (zie ook aantekening 2.4). Deze determinerende behandelingen hebben slechts betrekking op de niet van oorsprong zijnde materialen. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door “ex” betekent dat de regel in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post dat in kolom 2 is omschreven.

2.2.

Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder een van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

2.3.

Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten binnen één post, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regel van toepassing is.

2.4.

Wanneer in kolom 3 twee regels worden gegeven, gescheiden door het woord “of”, kan de exporteur kiezen welke regel wordt toegepast.

Aantekening 3 — Voorbeelden van toepassing van de regels

3.1.

Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 4, lid 2, van deze bijlage van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in het LGO of in de Unie.

3.2.

Overeenkomstig artikel 5 van deze bijlage moet de be- of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn genoemd. Zo niet, komen de goederen niet in aanmerking voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onderstaande lijst is voldaan.

Onder voorbehoud van artikel 5 van deze bijlage geven de regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; meer be- of verwerking verleent dus ook de oorsprongsstatus, maar minder be- of verwerking niet. Is volgens de regel het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium toegestaan, dan is het gebruik van dit materiaal ook in een vroeger productiestadium, maar niet in een later productiestadium toegestaan.

3.3.

Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking “materialen van om het even welke post” wordt gebruikt, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt, onder voorbehoud echter van de specifieke beperkingen die die regel kan bevatten.

Wanneer echter de uitdrukking “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post …” of “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt gebruikt, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.

3.4.

Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan één materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

3.5.

Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, kunnen tevens andere materialen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen.

Aantekening 4 — Algemene bepalingen betreffende bepaalde landbouwproducten

4.1.

Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401, die zijn geteeld of geoogst in een LGO, worden behandeld als van oorsprong uit dat LGO, ook indien ze zijn gekweekt uit zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheuten, knoppen of andere levende delen van planten uit een ander land.

4.2.

Wanneer de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bijv. fructose, glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet van oorsprong zijnde producten die in het eindproduct zijn opgenomen.

Aantekening 5 — Terminologie in verband met bepaalde textielproducten

5.1.

De term “natuurlijke vezels” in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term “natuurlijke vezels” vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

5.2.

De term “natuurlijke vezels” omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

5.3.

De termen “textielmassa”, “chemische materialen” en “materialen voor het vervaardigen van papier” in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

5.4.

De term “synthetische en kunstmatige stapelvezels” in de lijst heeft betrekking op kabel van filamenten, stapelvezels en afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 6 — Toegestane afwijkingen voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen

6.1.

Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken. (Zie ook de aantekeningen 6.3 en 6.4).

6.2.

De in aantekening 6.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

zijde;

wol;

grof haar;

fijn haar;

paardenhaar (crin);

katoen;

papier en materialen voor het vervaardigen van papier;

vlas;

hennep;

jute en andere bastvezels;

sisal en andere textielvezels van agaven;

kokosvezel, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels;

synthetische filamenten;

kunstmatige filamenten;

filamenten die elektriciteit geleiden;

synthetische stapelvezels van polypropyleen;

synthetische stapelvezels van polyester;

synthetische stapelvezels van polyamide;

synthetische stapelvezels van polyacrylonitril;

synthetische stapelvezels van polyimide;

synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen;

synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfide);

synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride);

andere synthetische stapelvezels;

kunstmatige stapelvezels van viscose;

andere kunstmatige stapelvezels;

garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld;

garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld;

producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof;

andere producten van post 5605;

glasvezels;

metaalvezels.

Een voorbeeld:

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong worden gebruikt tot 10 % van het gewicht van het garen.

Een voorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garen van wol van post 5107 en van synthetisch garen van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Daarom mogen synthetische garens die niet aan de oorsprongsregels voldoen, of wollen garens die niet aan de oorsprongsregels voldoen, of een combinatie van de twee, worden gebruikt, mits het totale gewicht ervan niet hoger is dan 10 % van het gewicht van het garen.

Een voorbeeld:

Getufte textielstof van post 5802 vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en weefsels van katoen van post 5210 is alleen dan een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Een voorbeeld:

Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

6.3.

Voor producten bevattende garen “van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld” bedraagt de toegestane afwijking voor dit garen ten hoogste 20 %.

6.4.

Voor producten met “strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht” bedraagt de toegestane afwijking voor de strippen 30 %.

Aantekening 7 — Andere toegestane afwijkingen voor bepaalde textielproducten

7.1.

Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 8 % van de prijs af fabriek van het product.

7.2.

Onverminderd aantekening 7.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielproducten vrij worden gebruikt, of zij nu textiel bevatten of niet.

Een voorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

7.3.

Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 8 — Definitie van specifieke en eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27

8.1.

Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt onder “specifieke behandelingen” verstaan:

a)

vacuümdistillatie;

b)

herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing ( (1);

c)

kraken;

d)

reforming;

e)

extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f)

een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g)

polymerisatie;

h)

alkyleren;

i)

isomerisatie.

8.2.

Wat de posten 2710, 2711 en 2712 betreft, wordt onder “specifieke behandelingen” verstaan:

a)

vacuümdistillatie;

b)

herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (6);

c)

kraken;

d)

reforming;

e)

extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f)

een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g)

polymerisatie;

h)

alkyleren;

i)

isomerisatie;

j)

uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T);

k)

uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;

l)

uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld “hydrofinishing” of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aangemerkt;

m)

uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86;

n)

uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading;

o)

uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie.

8.3.

Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

Lijst van producten en oorsprongverlenende be- of verwerkingen

Post van het geharmoniseerd systeem

Omschrijving van het product

Determinerende behandeling (be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen)

(1)

(2)

(3)

Hoofdstuk 1

Levende dieren

Alle dieren van hoofdstuk 1 zijn geheel en al verkregen

Hoofdstuk 2

Vlees en eetbare slachtafvallen

Vervaardiging waarbij al het vlees en het eetbare vleesafval in de producten van dit hoofdstuk geheel en al zijn verkregen

ex hoofdstuk 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, met uitzondering van:

Alle vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren zijn geheel en al verkregen

0304

Visfilets en ander visvlees (al dan niet fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al zijn verkregen

0305

Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, al dan niet voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al zijn verkregen

ex 0306

Schaaldieren, al dan niet ontdaan van de schaal, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, al dan niet gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al zijn verkregen

ex 0307

Weekdieren, al dan niet ontdaan van de schelp, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al zijn verkregen

Hoofdstuk 4

Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

Vervaardiging waarbij:

alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen zijn, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

ex hoofdstuk 5

Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex 0511 91

Niet eetbare kuit en hom

Alle kuit en hom is geheel en al verkregen

Hoofdstuk 6

Levende planten en producten van de bloementeelt

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 6 geheel en al zijn verkregen

Hoofdstuk 7

Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al zijn verkregen

Hoofdstuk 8

Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen

Vervaardiging waarbij:

alle gebruikte fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen van hoofdstuk 8 geheel en al zijn verkregen, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 9

Koffie, thee, maté en specerijen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 10

Granen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 geheel en al zijn verkregen

ex hoofdstuk 11

Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten, met uitzondering van:

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 10 en 11, van de posten 0701 en 2303 en de postonderverdeling 0710 10 geheel en al zijn verkregen

ex 1106

Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713

Drogen en malen van peulgroenten bedoeld bij post 0708

Hoofdstuk 12

Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 13

Gomlak (schellak); gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker (7) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 14

Plantaardige grondstoffen; plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex hoofdstuk 15

Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product

1501 tot en met 1504

Varkensvet en vet van gevogelte, rund- schapen- of geitenvet, van vis enz.

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

1505 , 1506 en 1520

Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen: Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd. Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

1509 en 1510

Olijfolie en fracties daarvan

Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al zijn verkregen

1516 tot en met 1517

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, al dan niet geraffineerd, doch niet verder bereid

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 16

Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Vervaardiging:

uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 2 en uit vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 16 verkregen materialen van hoofdstuk 2, en

waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 en uit vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren van hoofdstuk 3 verkregen materialen van hoofdstuk 16 geheel en al zijn verkregen.

ex hoofdstuk 17

Suiker en suikerwerk, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose en glucose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop; kunsthoning, al dan niet met natuurhoning vermengd; karamel

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van alle gebruikte materialen van de posten 1101 tot en met 1108 , 1701 en 1703 niet hoger is dan 30 % van het gewicht van het eindproduct

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij:

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 18

Cacao en bereidingen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij:

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 19

Bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij:

het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de materialen van de posten 1006 , 1101 en 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex hoofdstuk 20

Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker (7) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct.

2002 en 2003

Tomaten, paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al zijn verkregen.

Hoofdstuk 21

Diverse producten voor menselijke consumptie; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij:

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 22

Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van de posten 2207 en 2208 , waarbij:

alle gebruikte materialen van de postonderverdelingen 0806 10 , 2009 61 en 2009 69 geheel en al zijn verkregen, en

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex hoofdstuk 23

Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex 2302

ex 2303

Afval van zetmeelfabrieken

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 10 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij:

alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 geheel en al zijn verkregen, en

het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 10 en 11 en van posten 2302 en 2303 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

het gewicht van de gebruikte suiker (7) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex hoofdstuk 24

Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 niet hoger is dan 30 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24

2401

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak

Alle ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van hoofdstuk 24 zijn geheel en al verkregen

2402

Sigaren, cigarillo’s en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 2403 , waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van post 2401 niet hoger is dan 50 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van post 2401

ex hoofdstuk 25

Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 2519

Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxide, al dan niet zuiver, met uitzondering van gesmolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet) mag evenwel worden gebruikt

Hoofdstuk 26

Ertsen, slakken en assen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex hoofdstuk 27

Minerale brandstoffen, minerale oliën en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 2707

Olie waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke olie als minerale olie verkregen bij het distilleren van hogetemperatuursteenkoolteer, die voor 65 % of meer van hun volume overdistilleren bij een temperatuur van 250 °C of minder (mengsels van benzine en benzol daaronder begrepen), bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

Raffinage en/of één of meer specifieke behandelingen (8)

of

Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2710

Aardolie en olie uit bitumineuze materialen, andere dan ruwe; preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald; afvalolie

Raffinage en/of één of meer specifieke behandelingen (9)

of

Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2711

Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen

Raffinage en/of één of meer specifieke behandelingen (9)

of

Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2712

Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, “slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en soortgelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, al dan niet gekleurd

Raffinage en/of één of meer specifieke behandelingen (9)

of

Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2713

Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen

Raffinage en/of één of meer specifieke behandelingen (8)

of

Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 28

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 29

Organische chemische producten, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex 2905

Metaalalcoholaten van alcohol bedoeld bij deze post en van ethanol, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen van post 2905 . Metaalalcoholaten van deze post mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

2905 43 ;

2905 44 ;

2905 45

Mannitol; D-glucitol (sorbitol); glycerol

Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzondering van die van dezelfde onderverdeling als het product. Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 30

Farmaceutische producten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 31

Meststoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 32

Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; stopverf en mastiek; inkt

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 33

Etherische oliën en harsaroma's; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 34

Zeep, organische tensioactieve producten, wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en soortgelijke artikelen, modelleerpasta's, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 3404

Kunstwas en bereide was:

op basis van paraffine, van was uit aardolie of uit bitumineuze mineralen, uit “slack wax” of uit “scale wax”

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 35

Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 36

Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 37

Producten voor fotografie en cinematografie

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 38

Diverse producten van de chemische industrie, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

3824 60

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij postonderverdeling 2905 44

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product en van postonderverdeling 2905 44 . Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 39

Kunststof en artikelen daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex 3907

Copolymeer, vervaardigd uit polycarbonaat en acrylonitril-butadieen-styreencopolymeer (ABS)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product (10)

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Polyester

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging uit polycarbonaat van tetrabroom(bisfenol A)

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 40

Rubber en werken daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

4012

Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, loopvlakken voor banden en velglinten, van rubber:

 

van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden, massieve of halfmassieve banden, van rubber

Van een nieuw loopvlak voorzien van gebruikte banden

Overige

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 4011 of 4012

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 41

Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

4101 tot en met 4103

Huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), al dan niet onthaard of gesplit; huiden en vellen van schapen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), al dan niet onthaard of gesplit, andere dan die bij aantekening 1, punt c), op hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd; andere huiden en vellen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit, andere dan die op basis van aantekening 1, punten b) en c), bij hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

4104 tot en met 4106

Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet afgewerkt leder (“crust”), alsmede gelooide huiden en vellen en niet afgewerkt leder (“crust”) van niet-behaarde dieren, al dan niet gesplit, maar niet verder bewerkt

Opnieuw looien van gelooide of voorgelooide huiden en vellen van de onderverdelingen 4104 11 , 4104 19 , 4105 10 , 4106 21 , 4106 31 of 4106 91

of

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

4107 , 4112 , 4113

Verder bewerkt leder, na looien of drogen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van de postonderverdelingen 4104 41 , 4104 49 , 4105 30 , 4106 22 , 4106 32 en 4106 92 mogen evenwel slechts worden gebruikt indien de gelooide of gedroogde huiden of de vellen in droge staat opnieuw worden gelooid

Hoofdstuk 42

Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en soortgelijke bergingsmiddelen; werken van darmen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 43

Pelterijen, bontwerk en namaakbont; artikelen daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

4301

Pelterijen (koppen, staarten, poten en andere delen, geschikt voor bontwerk, daaronder begrepen), niet gelooid noch anderszins bereid, andere dan de ongelooide huiden en vellen bedoeld bij de posten 4101 , 4102 en 4103

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex 4302

Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd:

 

Banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen

Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen

Overige

Vervaardiging uit niet-samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen

4303

Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont

Vervaardiging uit niet- samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen van post 4302

ex hoofdstuk 44

Hout, houtskool en houtwaren; houtskool, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

Schaven, schuren of in de lengte verbinden

ex 4408

Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen) en platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, met verbinding aan de randen, alsmede ander hout, overlangs gezaagd dan wel gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding

Aanbrengen van een verbinding aan de randen, schaven, schuren of aanbrengen van een eindverbinding

ex 4410 tot en met ex 4413

Staaflijst, met inbegrip van plinten en ander lijstwerk

In profiel frezen of vormen

ex 4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout

Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken of platen

ex 4418

Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, van hout

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Panelen met cellenstructuur en dakspanen (“shingles” en “shakes”) mogen evenwel worden gebruikt

Staaflijsthout

In profiel frezen of vormen

ex 4421

Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen

Vervaardiging uit hout van een willekeurige post, met uitzondering van houtdraad bedoeld bij post 4409

Hoofdstuk 45

Kurk en kurkwaren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 46

Vlechtwerk en mandenmakerswerk

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 47

Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 48

Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 49

Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 50

Zijde, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex 5003

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd

Kaarden of kammen van afval van zijde

5004 tot en met ex 5006

Garens van zijde of van afval van zijde

Spinnen van natuurlijke vezels of extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of twijnen (11)

5007

Weefsels van zijde of van afval van zijde:

Spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of extrusie van kunstmatig filamentgaren of twijnen, in alle gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

ex hoofdstuk 51

Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin); met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5106 tot en met 5110

Garens van wol, van fijn haar, van grof haar of van paardenhaar (crin)

Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (11)

5111 tot en met 5113

Weefsels van wol, van fijn haar, van grof haar of van paardenhaar (crin)

Het spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Weven samen met verven

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

ex hoofdstuk 52

Katoen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5204 tot en met 5207

Garens van katoen

Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (11)

5208 tot en met 5212

Weefsels van katoen:

Het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

ex hoofdstuk 53

Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5306 tot en met 5308

Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergaren

Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (11)

5309 tot en met 5311

Weefsels van andere plantaardige textielvezels; weefsels van papiergarens:

Het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

5401 tot en met 5406

Monofilamenten en garens, van synthetische of kunstmatige filamenten

Extrusie van kunstmatige vezels samen met het spinnen of het spinnen van natuurlijke vezels  (11)

5407 en 5408

Weefsels van synthetische of kunstmatige filamentgarens:

Het spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Twijnen of texturiseren, samen met weven, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

5501 tot en met 5507

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels

5508 tot en met 5511

Garens van synthetische of kunstmatige stapelvezels

Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (11)

5512 tot en met 5516

Weefsels van synthetische of kunstmatige stapelvezels:

Het spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

ex hoofdstuk 56

Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan, met uitzondering van:

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of het spinnen van natuurlijke vezels

hetzij

Het aanbrengen van flockprints samen met verven of bedrukken (11)

5602

Vilt, al dan niet geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen:

 

Naaldgetouwvilt

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming

Hierbij geldt echter dat:

filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402 ,

stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506 , of

kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501 ,

waarvan de titer van elk filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt,

mogen worden gebruikt tot een totale waarde van 40 % van de prijs af fabriek van het product

of

Alleen weefselvorming in geval van vilt dat uit natuurlijke vezels is vervaardigd (11)

Overige

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming

hetzij

Het maken van het weefsel alleen in geval van vilt dat van natuurlijke vezels is gemaakt (11)

5603

Gebonden textielvlies, al dan niet geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels, of gebruik van natuurlijke vezels, samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen

5604

Draad en koord van rubber, bekleed met textiel; textielgarens, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405 , geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of met kunststof:

 

Draad en koord, van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel

Vervaardiging uit niet-omwoelde of -omvlochten draad en koord, van rubber

Overige

Extrusie van kunstmatige vezels samen met het spinnen of het spinnen van natuurlijke vezels  (11)

5605

Metaalgarens, al dan niet omwoeld, bestaande uit textielgarens of uit strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405 , verbonden met metaaldraad, -strippen of -poeder, dan wel bedekt met metaal

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen of het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels (11)

5606

Omwoeld garen, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405 , omwoeld, andere dan die bedoeld bij post 5605 en andere dan omwoeld paardenhaar (crin); chenillegaren; kettingsteekgaren (zogenoemd chainettegaren)

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen of het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels

of

Spinnen samen met het aanbrengen van flockprints

hetzij

Het aanbrengen van flockprints samen met verven (11)

Hoofdstuk 57

Tapijten

Het spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het weven

hetzij

Vervaardiging van kokos-, sisal- of jutegaren

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Tuften samen met verven of bedrukken

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen (11)

Hierbij geldt echter dat:

filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402 ,

stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506 , of

kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501 ,

waarvan de titer in alle gevallen van één enkel filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt tot een totale waarde van 40 % van de prijs af fabriek van het product

Juteweefsel mag als rug worden gebruikt

ex hoofdstuk 58

Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk, met uitzondering van:

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Verven van garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

5805

Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), al dan niet geconfectioneerd

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5810

Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

5901

Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Het aanbrengen van flockprints samen met verven of bedrukken

5902

Bandenkoordweefsel (“tyre cord fabric”) van garens met een hoge sterktegraad, van nylon of van andere polyamiden, van polyesters of van viscoserayon:

 

Bevattende niet meer dan 90 gewichtspercenten textielmaterialen

Weven

Overige

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven

5903

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

5904

Linoleum, al dan niet in bepaalde vorm gesneden; vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, al dan niet in bepaalde vorm gesneden

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag (11)

5905

Wandbekleding van textielstof:

 

Geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, kunststoffen of andere materialen

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

Overige

Spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)

5906

Gegummeerde weefsels, andere dan die bedoeld bij post 5902 :

 

Brei- en haakwerk aan het stuk

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien

hetzij

Breien samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Het verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (11)

Andere weefsels, vervaardigd uit synthetische filamentgarens, bevattende meer dan 90 gewichtspercenten textielstoffen

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven

Overige

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met weven

5907

Weefsels, anderszins geïmpregneerd, bekleed of bedekt; beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

5908

Kousen, pitten en wieken, voor lampen, voor komforen, voor aanstekers, voor kaarsen en dergelijke, geweven, gevlochten of gebreid; gloeikousjes en rond gebreide buisjes voor het vervaardigen van gloeikousjes, al dan niet geïmpregneerd:

 

Gloeikousjes, geïmpregneerd

Vervaardiging uit rond gebreide buisjes

Overige

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5909 tot en met 5911

Technische artikelen van textielstoffen:

 

Polijstschijven, andere dan die van vilt bedoeld bij post 5911

Weven

Al dan niet vervilte weefsels, van de soort gewoonlijk gebruikt voor papiermachines of voor ander technisch gebruik, ook indien geïmpregneerd of bekleed, rondgeweven of eindloos met enkelvoudige of meervoudige ketting en/of inslag, dan wel plat geweven met meervoudige ketting en/of inslag bedoeld bij post 5911

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

Slechts de volgende vezels mogen worden gebruikt:

--

kokosgaren,

--

garen van polytetrafluorethyleen (12),

--

getwijnd polyamidegaren, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met fenolhars,

--

aromatisch polyamidegaren verkregen door polycondensatie van metafenyleendiamine en isoftaalzuur,

--

monofilament van polytetrafluorethyleen (12)

--

garen van synthetische textielvezels in poly(p-fenyleentereftalamide),

--

garens van glasvezel, met fenoplasthars bedekt en met acrylvezels omwoeld garen (12)

--

monofilament van copolyester van een polyester, een tereftaalzuurhars, van 1,4-cyclohexaandiëthanol en isoftaalzuur

Overige

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke of synthetische of kunstmatige stapelvezels, samen met weven (11)

of

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

Hoofdstuk 60

Brei- en haakwerk aan het stuk

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien

hetzij

Breien samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien

hetzij

Twijnen of texturiseren, samen met breien, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 61

Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk:

 

Verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen

Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden) (11)  (13)

Overige

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten)

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten) (11)

ex hoofdstuk 62

Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk, met uitzondering van:

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Confectioneren voorafgegaan door bedrukken gepaard gaand met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)  (13)

ex 6202 , ex 6204 , ex 6206 , ex 6209 en ex 6211

Dames-, meisjes- en babykleding, alsmede ander geconfectioneerd kledingtoebehoren voor baby’s, geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Vervaardiging uit niet-geborduurd weefsel, mits de waarde van het gebruikte niet-geborduurde weefsel niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product (13)

ex 6210 en ex 6216

Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (13)

ex 6212

Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, van brei- of haakwerk

 

 

- Verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen

Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden) (11)  (13)

- Overige

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten)

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten) (11)

6213 en 6214

Zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen:

 

Geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Vervaardiging uit niet-geborduurd weefsel, mits de waarde van het gebruikte niet-geborduurde weefsel niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product (13)

of

Confectioneren voorafgegaan door bedrukken gepaard gaand met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)  (13)

Overige

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Confectioneren voorafgegaan door bedrukken gepaard gaand met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (11)  (13)

6217

Ander geconfectioneerd kledingtoebehoren; delen (andere dan die bedoeld bij post 6212 ) van kleding of van kledingtoebehoren:

 

Geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Vervaardiging uit niet-geborduurd weefsel, mits de waarde van het gebruikte niet-geborduurde weefsel niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product (13)

Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (13)

Tussenvoeringen voor kragen en omslagen, uitgesneden

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is 40 % van de prijs af fabriek van het product

Overige

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (13)

ex hoofdstuk 63

Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

6301 tot en met 6304

Dekens, bedlinnen en dergelijke; gordijnen en dergelijke; andere artikelen voor stoffering:

 

Van vilt of van gebonden textielvlies

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of gebruik van natuurlijke vezels, in beide gevallen samen met een ander proces dan weven, met inbegrip van naaldponsen en confectioneren (met inbegrip van snijden) (11)

Andere:

 

Geborduurd

Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (13)

of

Vervaardiging uit niet-geborduurd weefsel, mits de waarde van het gebruikte niet-geborduurde weefsel niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product (13)

Andere

Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

6305

Zakken voor verpakkingsdoeleinden

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of breien en confectioneren (met inbegrip van snijden) (11)

6306

Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilsleden; kampeerartikelen:

 

van gebonden textielvlies

Extrusie van synthetische, kunstmatige vezels of natuurlijke vezels, in elk geval samen met andere technieken dan weven, met inbegrip van naaldponsen

Overige

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (11)  (13)

of

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

6307

Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product

6308

Stellen of assortimenten, bestaande uit weefsel en garen, al dan niet met toebehoren, voor de vervaardiging van tapijten, van tapisserieën, van geborduurde tafelkleden en servetten of van dergelijke artikelen van textiel, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Elk artikel in het assortiment moet voldoen aan de regel die van toepassing zou zijn indien het geen deel uitmaakte van het assortiment. Niet-oorsprongsartikelen mogen evenwel in het stel of assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment

ex hoofdstuk 64

Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen; delen daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de samenvoegingen van bovendelen met een binnenzool of met andere binnendelen van post 6406

6406

Delen van schoeisel (daaronder begrepen bovendelen, al dan niet voorzien van zolen, andere dan buitenzolen); inlegzolen, hielkussens en dergelijke artikelen; slobkousen, beenkappen en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 65

Hoofddeksels en delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 66

Paraplu's, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 67

Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons; kunstbloemen; werken van mensenhaar

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex hoofdstuk 68

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 6803

Werken van leisteen of van samengekit leigruis

Vervaardiging uit bewerkte leisteen

ex 6812

Werken van asbest; werken van mengsels samengesteld met asbest of met asbest en magnesiumcarbonaat

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex 6814

Werken van mica, geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen, op een drager van papier, van karton of van andere stoffen

Vervaardiging uit bewerkt mica (geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen)

Hoofdstuk 69

Keramische producten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 70

Glas en glaswerk, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

7006

Optisch glas van 7003 , 7004 of 7005 , schuin geslepen randen, gegraveerd, geboord

 

Platen van glas (substraten), bekleed met een diëlektrische metaallaag, halfgeleidend volgens de normen van SEMII  (14)

Vervaardiging uit niet-beklede platen van glas (substraten) bedoeld bij post 7006

Overige

Vervaardiging uit materialen van post 7001

7010

Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het gebruikte niet-geslepen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

7013

Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik, ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het gebruikte niet-geslepen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

of

Versieren met de hand (met uitzondering van zijdezeefdruk) van met de hand geblazen glaswerk, mits de totale waarde van het met de hand geblazen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 71

Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

7106 , 7108 en 7110

Edele metalen:

 

Onbewerkt

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 7106 , 7108 en 7110

of

Elektrolytische, thermische of chemische scheiding van edele metalen van post 7106 , 7108 of 7110

of

Fusie en/of legering van edele metalen van post 7106 , 7108 of 7110 , onderling of met onedele metalen

Halfbewerkt of in poedervorm

Vervaardiging uit onbewerkte edele metalen

ex 7107 , ex 7109 en ex 7111

Metalen geplateerd met edele metalen, halfbewerkt

Vervaardiging uit metalen geplateerd met edele metalen, onbewerkt

7115

Andere werken van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7117

Fancybijouterieën

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging uit delen van onedel metaal, niet geplateerd of bedekt met edele metalen, waarvan de totale waarde niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 72

Gietijzer, ijzer en staal, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7207

Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit materialen van post 7201 , 7202 , 7203 , 7204 , 7205 of 7206

7208 tot en met 7216

Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij de posten 7206 of 7207

7217

Draad van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7207

7218 91 en 7218 99

Halffabricaten

Vervaardiging uit materialen van post 7201 , 7202 , 7203 , 7204 , 7205 of van postonderverdeling 7218 10

7219 tot en met 7222

Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van roestvrij staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of uit halffabricaten, bedoeld bij post 7218

7223

Draad van roestvrij staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7218

7224 90

Halffabricaten

Vervaardiging uit materialen van post 7201 , 7202 , 7203 , 7204 , 7205 of van postonderverdeling 7224 10

7225 tot en met 7228

Gewalste platte producten, warmgewalste massieve producten, onregelmatig opgerold; profielen van ander gelegeerd staal; holle staven voor boringen, van gelegeerd of niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij post 7206 , 7207 , 7218 of 7224

7229

Draad van ander gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7224

ex hoofdstuk 73

Werken van gietijzer, van ijzer en van staal, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex 7301

Damwandprofielen

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7207

7302

Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7206

7304 , 7305 en 7306

Buizen, pijpen en holle profielen, van ijzer (anders dan gietijzer) of van staal

Vervaardiging uit materialen van post 7206 , 7207 , 7208 , 7209 , 7210 , 7211 , 7212 , 7218 , 7219 , 7220 of 7224

ex 7307

Hulpstukken voor buizen van roestvrij staal

Draaien, boren, ruimen, draadsnijden, afbramen en zandstralen van gesmede onbewerkte stukken met een totale waarde van niet meer dan 35 % van de prijs af fabriek van het product

7308

Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406 ; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Gelaste profielen bedoeld bij post 7301 mogen evenwel niet worden gebruikt

ex 7315

Sneeuwkettingen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 7315 niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 74

Koper en werken van koper, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7403

Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 75

Nikkel en werken van nikkel

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex hoofdstuk 76

Aluminium en werken van aluminium, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7601

Ruw aluminium

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

7607

Bladaluminium (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,2 mm (de dikte van de drager niet meegerekend)

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en post 7606

Hoofdstuk 77

Gereserveerd voor eventueel toekomstig gebruik in het geharmoniseerde systeem

 

ex hoofdstuk 78

Lood en werken van lood, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7801

Ruw lood:

 

Geraffineerd lood

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Overige

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Resten en afval bedoeld bij post 7802 mogen evenwel niet worden gebruikt

Hoofdstuk 79

Zink en werken van zink

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 80

Tin en werken van tin

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 81

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex hoofdstuk 82

Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8206

Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer van de posten 8202 tot en met 8205 , opgemaakt voor de verkoop in het klein

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 8202 tot en met 8205 Gereedschap van de posten 8202 tot en met 8205 mag evenwel in het stel worden opgenomen tot een totale waarde van 15 % van de prijs af fabriek van het stel

8211

Messen (andere dan die bedoeld bij post 8208 ), ook indien getand, zaksnoeimessen daaronder begrepen, alsmede lemmeten daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Lemmeten en handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

8214

Ander messenmakerswerk (bijvoorbeeld tondeuses, hakmessen en dergelijke slagers- en keukenmessen, briefopeners); gereedschap (nagelvijltjes daaronder begrepen) voor manicure of voor pedicure, al dan niet in stellen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

8215

Lepels, vorken, pollepels, schuimspanen, taartscheppen, vismessen en botermesjes, suikertangen en dergelijke artikelen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

ex hoofdstuk 83

Allerlei werken van onedele metalen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 8302

Andere garnituren, beslag en dergelijke artikelen, voor gebouwen;

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8302 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

ex 8306

Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen, van onedel metaal

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8306 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 30 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 84

Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8401

Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren; machines en apparaten voor isotopenscheiding

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8407

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8408

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semi-dieselmotoren)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8427

Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8482

Kogellagers, rollagers, naaldlagers en dergelijke lagers

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 85

Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8501 , 8502

Elektrische motoren en generatoren; elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8503

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8513

Draagbare elektrische lampen, bestemd om met eigen energiebron te werken (bijvoorbeeld met elementen of batterijen, met accumulatoren of met ingebouwde dynamo), andere dan die bedoeld bij post 8512

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8519

Toestellen voor het opnemen en het weergeven van geluid

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8522

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8521

Video-opname- en videoweergaveapparaten, al dan niet met ingebouwde videotuner

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8522

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8523

Dragers, geprepareerd voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, doch waarop niet is opgenomen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, al dan niet met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera's; digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8526

Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8527

Ontvangtoestellen voor radio-omroep, al dan niet in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8528

Monitors en projectietoestellen, niet voorzien van ontvangtoestel voor televisie; ontvangtoestellen voor televisie, al dan niet met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8535 tot en met 8537

Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom; verbindingsstukken voor optische vezels, optischevezelbundels of optischevezelkabels; borden, panelen, kasten en dergelijke, voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 8538

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8540 11 en 8540 12

Kathodestraalbuizen voor ontvangtoestellen voor televisie, buizen voor videomonitors daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8542 31 tot en met 8542 33 en 8542 39

Monolithische geïntegreerde schakelingen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

of

De diffusie (waar geïntegreerde schakelingen worden gevormd op een halfgeleidersubstraat door de selectieve inbrenging van een geschikt doteringsmateriaal), al of niet geassembleerd en/of getest in een ander land dan de partijen

8544

Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (al dan niet gevernist of gelakt — zogenaamd emaildraad — of anodisch geoxideerd), al dan niet voorzien van verbindingsstukken; optischevezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, al dan niet elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8545

Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, al dan niet verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8546

Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8547

Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bijvoorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties, andere dan de isolatoren bedoeld bij post 8546 ; isolatiebuizen en verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8548

Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische batterijen en van elektrische accumulatoren; gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren; elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 86

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; vast materieel voor spoor- en tramwegen alsmede delen daarvan; mechanische signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 87

Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8711

Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, al dan niet met zijspan; zijspanwagens

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 88

Luchtvaart en ruimtevaart, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 8804

Rotochutes

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen van post 8804

of

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 89

Scheepvaart

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 90

Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9002

Lenzen, prisma's, spiegels en andere optische elementen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, gemonteerd, voor instrumenten, apparaten en toestellen, andere dan die van niet-optisch bewerkt glas

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

9033

Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 91

Uurwerken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 92

Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 93

Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 94

Meubelen; artikelen voor bedden en dergelijke artikelen, verlichtingstoestellen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex hoofdstuk 95

Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex 9506

Golfstokken en delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Ruw gevormde blokken voor het maken van golfstokken mogen evenwel worden gebruikt

ex hoofdstuk 96

Diverse werken, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9601 en 9602

Ivoor, been, schildpad, hoorn, geweien, koraal, paarlemoer en andere stoffen van dierlijke herkomst geschikt om te worden gesneden, bewerkt; werken van deze stoffen (gevormde werken daaronder begrepen)

Plantaardige of minerale stoffen geschikt om te worden gesneden, bewerkt, alsmede werken van deze stoffen; gevormde of gesneden werken van was, van paraffine, van stearine, van natuurlijke gommen of harsen, van modelleerpasta, alsmede gevormde of gesneden werken, elders genoemd noch elders onder begrepen; bewerkte, niet-geharde gelatine, andere dan die bedoeld bij post 3503 , alsmede werken van niet-geharde gelatine

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

9603

Bezems en borstels, al dan niet zij delen van machines, van toestellen of van voertuigen zijn, met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeaus; gerede knotten voor borstelwerk; verfkussens en verfrollen, wissers van rubber of van andere soepele stoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9605

Reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen, voor het schoonmaken van schoeisel of van kleding en reisnaaigarnituren

Elk artikel in het assortiment moet voldoen aan de regel die van toepassing zou zijn indien het geen deel uitmaakte van het assortiment. Niet-oorsprongsartikelen mogen evenwel in het stel of assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment

9606

Knopen en drukknopen; knoopvormen en andere delen van knopen of van drukknopen; knopen in voorwerpsvorm

Vervaardiging:

uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, en

uit materialen met een totale waarde van niet meer dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9608

Kogelpennen; vilt- en merkstiften, alsmede andere pennen met poreuze punt; vulpennen en andere pennen; doorschrijfpennen; vulpotloden; penhouders, potloodhouders en dergelijke artikelen; delen (puntbeschermers en klemmen daaronder begrepen) van deze artikelen, andere dan die bedoeld bij post 9609

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Pennen en penpunten van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt

9612

Inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke inktlinten, geïnkt of op andere wijze geprepareerd voor het maken van afdrukken, al dan niet op spoelen of in cassettes; stempelkussens, al dan niet geïnkt, met of zonder doos

Vervaardiging:

uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, en

uit materialen met een totale waarde van niet meer dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9613 20

Zakaanstekers werkend met gas, navulbaar

Vervaardiging waarbij de totale waarde van de gebruikte materialen van post 9613 niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product

9614

Pijpen (pijpenkoppen daaronder begrepen), sigaren- en sigarettenpijpjes, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 97

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Aanhangsel II

Verzoek om afwijking

1.   HANDELSBENAMING VAN HET EINDPRODUCT

 

1.1   Indeling douanetarief (GS-code)

 

2.   HANDELSBENAMING VAN DE NIET VAN OORSPRONG ZIJNDE MATERIALEN

 

2.1   Indeling douanetarief (GS-code)

 

3.   VERWACHTE JAARLIJKSE OMVANG VAN DE UITVOER NAAR DE UNIE (GEWICHT, AANTAL, METERS OF ANDERE EENHEID)

 

4.   WAARDE VAN HET EINDPRODUCT

 

5.   WAARDE VAN DE NIET VAN OORSPRONG ZIJNDE MATERIALEN

 

6.   OORSPRONG VAN DE NIET VAN OORSPRONG ZIJNDE MATERIALEN

 

7.   REDENEN WAAROM HET EINDPRODUCT NIET AAN DE OORSPRONGSREGELS KAN VOLDOEN

 

8.   VERLANGDE DUUR VAN DE AFWIJKING

Van dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj

9.   MOGELIJKE ONTWIKKELINGEN WAARDOOR EEN AFWIJKING NIET LANGER NODIG ZOU ZIJN

 

10.   GEGEVENS VAN HET BEDRIJF

Structuur van het maatschappelijk kapitaal van de betrokken onderneming / Waarde gerealiseerde of overwogen investeringen/Aantal of verwacht aantal werknemers

Aanhangsel III

Aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur

in het kader van de registratie van exporteurs in de LGO in het kader van de associatie van de LGO met de Europese Unie

1.

Naam van de exporteur, volledig adres en land, contactgegevens, TIN

2.

Aanvullende contactgegevens, zoals telefoon- en faxnummer, en voor zover beschikbaar e-mailadres (facultatief).

3.

Vermeld of u in de eerste plaats producent of handelaar bent.

4.

Indicatieve omschrijving van de goederen waarvoor de preferentiële behandeling wordt aangevraagd, onder opgave van een indicatieve lijst van posten van het geharmoniseerd systeem (of de hoofdstukken wanneer bedoelde goederen onder meer dan twintig posten van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld).

5.

Verklaring

Ondergetekende verklaart:

dat bovenstaande gegevens juist zijn;

dat een eerdere registratie niet is ingetrokken, of indien dit wel het geval is, dat de omstandigheden die tot deze intrekking hebben geleid, zijn verholpen;

zich ertoe te verbinden slechts attesten van oorsprong op te stellen voor goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen en die aan de oorsprongsregels in deze bijlage voldoen;

zich ertoe te verbinden een passende boekhouding te voeren over de productie / levering van goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen en deze boekhouding ten minste drie jaar te bewaren vanaf het eind van het kalenderjaar waarin het attest van oorsprong is opgemaakt;

zich ertoe te verbinden de bevoegde autoriteit na verkrijging van het nummer van geregistreerd exporteur onmiddellijk in kennis te stellen van eventuele wijzigingen in zijn registratiegegevens;

zich ertoe te verbinden samen te werken met de bevoegde autoriteit;

zich ertoe te verbinden te aanvaarden dat de door hem opgestelde attesten van oorsprong worden gecontroleerd, onder meer door administratieve controles in zijn bedrijf; toe te staan dat de Europese Commissie of de autoriteiten van de lidstaten controles ter plaatse in zijn bedrijf uitvoeren;

zich ertoe te verbinden te verzoeken om intrekking van zijn registratie in het systeem zodra hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om goederen in het kader van dit besluit uit te voeren;

zich ertoe te verbinden te verzoeken om intrekking van zijn registratie in het systeem zodra hij niet langer voornemens is deze goederen in het kader van dit besluit uit te voeren.

____________________________________________________

Plaats, datum en handtekening, naam en functie van de gemachtigde ondertekenaar (15)

6.

Toestemming van de exporteur voor bekendmaking van de door hem verstrekte gegevens op de openbare website

De in de aanvraag verstrekte gegevens kunnen openbaar worden gemaakt via de openbare website. Ondergetekende stemt ermee in dat deze gegevens op de openbare website worden gepubliceerd. Ondergetekende kan zijn toestemming voor bekendmaking van deze gegevens op de openbare website intrekken door een verzoek te sturen aan de voor de registratie verantwoordelijke bevoegde autoriteiten.

____________________________________________________

Plaats, datum en handtekening, naam en functie van de gemachtigde ondertekenaar (15)

7.

Vak bestemd voor de overheidsinstantie

De aanvrager is geregistreerd onder het volgende nummer:

Registratienummer: ______________________________

Datum van registratie _______________________________

Datum vanaf wanneer de registratie geldig is _____________________________

Handtekening en stempel (15)_______________________________

Mededeling over de bescherming en verwerking van persoonsgegevens in het systeem

1.

Wanneer de Europese Commissie persoonsgegevens verwerkt die in deze aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur zijn vervat, is Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (16), van toepassing. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een LGO die Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (17) omzetten, persoonsgegevens verwerken die in deze aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur zijn vervat, zijn de bepalingen van de desbetreffende verordening van toepassing.

2.

Persoonsgegevens in verband met de aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur worden verwerkt ten behoeve dit besluit. De in punt 1 genoemde verordeningen vormen de rechtsgrondslag voor de verwerking van persoonsgegevens in verband met de aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur.

3.

De bevoegde autoriteit van het LGO waar de aanvraag is ingediend, is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens in het REX-systeem.

De lijst van bevoegde autoriteiten van de LGO wordt gepubliceerd op de website van de Commissie.

4.

Gebruikers in de Commissie, de bevoegde autoriteiten van de LGO en de douaneautoriteiten in de lidstaten hebben via een gebruikersnaam/wachtwoord toegang tot alle gegevens van deze aanvraag.

5.

De bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO bewaren de gegevens van een ingetrokken registratie gedurende tien kalenderjaren in het REX-systeem. Deze periode gaat in vanaf het eind van het jaar waarin de intrekking van een registratie heeft plaatsgevonden.

6.

De betrokkene heeft het recht op toegang tot hem betreffende gegevens die door het REX-systeem worden verwerkt en, in voorkomend geval, het recht gegevens te rectificeren, te wissen of af te schermen overeenkomstig Verordeningen (EU) 2018/1725 of (EU) 2016/679, naargelang het geval. Verzoeken om het recht op toegang, rectificatie, wissing of afscherming worden ingediend bij en verwerkt door de voor de registratie verantwoordelijke bevoegde autoriteiten van de LGO. Ingeval de geregistreerde exporteur bij de Commissie een verzoek indient om dit recht uit te oefenen, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO. Ingeval de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de voor de gegevens verantwoordelijke, dient de geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek in bij de Commissie, die dan als voor de gegevens verantwoordelijke optreedt. De Commissie mag de gegevens rectificeren, wissen of afschermen.

7.

Klachten kunnen worden gericht tot de bevoegde nationale gegevensbeschermingsautoriteit. Wanneer de klacht de verwerking van gegevens door de Commissie betreft, moet deze worden gericht aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) (http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/).

Aanhangsel IV

Attest van oorsprong

Aan te brengen op handelsdocumenten, voorzien van de naam en het volledig adres van de exporteur en de geadresseerde, van een omschrijving van de goederen en van de datum van uitgifte.

Franse versie

L'exportateur (Numéro d'exportateur enregistré — excepté lorsque la valeur des produits originaires contenus dans l'envoi est inférieure à EUR 10 000 (18)) des produits couverts par le présent document déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle … (19) au sens des règles d'origine de la Décision d'association des pays et territoires d'outre-mer et que le critère d'origine satisfait est … … (20)

Engelse versie

The exporter (number of registered exporter — unless the value of the consigned originating products does not exceed EUR 10 000 (1) ) of the products covered by this document declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … preferential origin (2) according to rules of origin of the Decision on the association of the overseas countries and territories and that the origin criterion met is … … (3)

Aanhangsel V

Leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

Ondergetekende verklaart dat de op deze factuur vermelde goederen… (1)

werden geproduceerd in… (2)

en de volgende onderdelen of materialen bevatten die in het kader van het preferentiële handelsverkeer niet van oorsprong zijn uit een EPO-land, een LGO of de Europese Unie:

(3) (4) (5)

(6)

Hij verbindt zich ertoe de douaneautoriteiten desgewenst bewijsmateriaal ter staving van deze verklaring over te leggen.

(7) (8)

(9)

Toelichting

Bovenstaande tekst, naar behoren ingevuld overeenkomstig onderstaande voetnoten, vormt een leveranciersverklaring. De tekst van de voetnoten behoeft niet te worden overgenomen.

(1)

Indien de verklaring slechts betrekking heeft op een gedeelte van de op de factuur voorkomende goederen, moeten deze duidelijk worden vermeld of gemerkt, hetgeen in de verklaring als volgt moet worden aangegeven: “de op deze factuur vermelde en met een … gemerkte … werden geproduceerd in … ”.

Indien een ander document dan een factuur of een bijlage bij de factuur wordt gebruikt (artikel 27, lid 1, van deze bijlage), moet in plaats van het woord “factuur” de benaming van dit document worden vermeld.

(2)

De Europese Unie, de lidstaat, het EPO-land of het LGO.

(3)

In alle gevallen een omschrijving geven. Deze moet nauwkeurig zijn en voldoende bijzonderheden bevatten om de tariefindeling van de betrokken goederen te kunnen bepalen.

(4)

De douanewaarde alleen opgeven indien deze gevraagd wordt.

(5)

Het land van oorsprong alleen opgeven indien dit gevraagd wordt. De opgegeven oorsprong moet een preferentiële oorsprong zijn; in alle andere gevallen moet als oorsprong “derde land” worden ingevuld.

(6)

De tekst “en hebben in [de Europese Unie] [de lidstaat] [het EPO-land] [het LGO] de volgende bewerkingen ondergaan …” dient op deze plaats te worden ingevoegd samen met een omschrijving van de uitgevoerde bewerkingen indien om deze informatie wordt verzocht.

(7)

Plaats en datum. Voor een leveranciersverklaring als bedoeld in artikel 27, lid 2, van deze bijlage moet de volgende zin hier worden toegevoegd: “Deze verklaring is van toepassing op alle leveringen van deze producten van … tot en met …”.

(8)

Naam en functie in het bedrijf.

(9)

Handtekening.

Aanhangsel VI

Inlichtingenblad

1.   

Er moet gebruik worden gemaakt van het inlichtingenblad, waarvan het model in dit aanhangsel is opgenomen; dit formulier moet worden gedrukt in een of meer van de officiële talen waarin dit besluit is opgesteld en in overeenstemming zijn met het nationale recht van het land of gebied van uitvoer. De inlichtingenbladen moeten in een van die talen worden ingevuld; worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. Zij moeten van een al dan niet gedrukt volgnummer zijn voorzien aan de hand waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd.

2.   

Het formaat van het inlichtingenblad is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit en houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 25 g/m2.

3.   

De nationale administraties kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of ze door daartoe gemachtigde drukkers te laten drukken. In het laatste geval dient op ieder formulier naar deze vergunning te worden verwezen. De formulieren moeten zijn voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.

1.

Expediteur(1)

 

INLICHTINGENBLAD

voor het preferentiële handelsverkeer tussen de

EUROPESE UNIE

Alsmede de LGO

2.

Geadresseerde(1)

 

3.

Be- of verwerker(1)

 

4. Staat waar de be- of verwerking heeft plaatsgevonden

6.

Douanekantoor van invoer(1)

5. Voor intern gebruik van de douane

7.

Invoerdocument(2)

 

 

Formulier …

Nr. …

 

 

Serie …

 

 

Datum …

 

GOEDEREN

8.

Merken, nummers, hoeveelheid en soort der colli

9.

Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen post/onderverdeling (GS-code)

10.

Hoeveelheid(1)

 

 

 

11.

Waarde(4)

GEBRUIKTE INGEVOERDE MATERIALEN

12.

Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen post/onderverdeling (GS-code)

13.

Land van oorsprong

14.

Hoeveelheid (3)

15.

Waarde (2)(5)

 

 

 

 

 

16.

Aard van de verrichte be- of verwerkingen

17.

Opmerkingen

 

18.

VISUM VAN DE DOUANE

19.

VERKLARING VAN DE EXPEDITEUR

 

Verklaring juist bevonden:

 

Ondergetekende verklaart dat de op dit inlichtingenblad

 

 

 

vermelde gegevens juist zijn.

 

Document …

 

 

Formulier . …

Nr. …

 

 

Douanekantoor …

 

 

Datum …

(Plaats)

(Datum)

 

Officieel stempel

 

 

 

(Handtekening)

 

(Handtekening)

(1)(2)(3)(4)(5)

Voor voetnoten, zie ommezijde

VERZOEK OM CONTROLE

UITSLAG VAN DE CONTROLE

Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verzoekt de echtheid en juistheid van dit inlichtingenblad te controleren.

Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat:

 

a)

door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn; (*)

 

b)

niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgaande opmerkingen) (*)

 

 

(Plaats en datum)

(Plaats en datum)

 

 

Officieel stempel

Officieel stempel

(Handtekening van de ambtenaar)

(Handtekening van de ambtenaar)

 

 

 

 

 

(*)

Doorhalen wat niet van toepassing is

VERWIJZINGEN VAN DE VOORZIJDE

(1)

Naam of firmanaam en volledig adres.

(2)

Facultatieve gegevens.

(3)

Kilogram, hectoliter, kubieke meter of andere maten.

(4)

De verpakkingsmiddelen worden met de goederen die erin verpakt zijn als een geheel beschouwd. Deze bepaling is echter niet van toepassing op verpakkingsmiddelen die niet de gebruikelijke verpakking van de goederen zijn en anders dan als verpakkingsmiddel een blijvende zelfstandige gebruikswaarde hebben.

(5)

De waarde moet worden vermeld overeenkomstig de bepalingen betreffende de oorsprongsregels.

(1)  Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(5)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(6)  Zie aanvullende aantekening 4, punt b), bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

(7)  Zie aantekening 4.2.

(8)  Zie de aantekeningen 8.1 en 8.3 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke behandelingen”.

(9)  Zie aantekening 8.2 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke behandelingen”.

(10)  Voor producten die enerzijds bestaan uit materialen van de posten 3901 tot en met 3906 en anderzijds uit materialen van de posten 3907 tot en met 3911, geldt deze beperking alleen voor de groep materialen met het hoogste gewichtspercentage in het product.

(11)  Zie aantekening 6 voor de bijzondere voorwaarden voor producten die uit een mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd.

(12)  Dit product kan slechts worden gebruikt bij de vervaardiging van weefsels van de soort gebruikt voor papiermachines.

(13)  Zie aantekening 7.

(14)  SEMII — Semiconductor Equipment and Materials Institute Incorporated.

(15)  Wanneer aanvragen tot registratie als geregistreerde exporteur of andere uitwisselingen van informatie tussen geregistreerde exporteurs en bevoegde autoriteiten van de LGO worden gedaan door elektronischegegevensverwerkingstechnieken te gebruiken, wordt de in de vakken 5, 6 en 7 genoemde handtekening en stempel vervangen door een elektronische authenticatie.

(16)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(17)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(18)  Ingeval het attest van oorsprong een andere verklaring vervangt, vermeldt de daaropvolgende houder van de goederen die een dergelijke verklaring opstelt zijn naam en volledig adres gevolgd door de vermelding (Engelse versie) “acting on the basis of the statement on origin made out by [naam en volledig adres van de exporteur in het LGO], registered under the following number [registratienummer van de exporteur in het LGO]”.

(19)  Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Indien het attest van oorsprong geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 46 van deze bijlage, moet de exporteur deze producten door middel van de letters “CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.

(20)  Geheel en al verkregen producten: vermeld de letter “P”; Producten die een voldoende be- of verwerking hebben ondergaan: vermeld de letter “W” gevolgd door de viercijfercode van het geharmoniseerd systeem waaronder het uitgevoerde product is ingedeeld (voorbeeld “W” 9618); indien van toepassing wordt bovengenoemde vermelding vervangen door een van de volgende vermeldingen:

a)

bij cumulatie op grond van artikel 2, lid 2, van deze bijlage of bilaterale cumulatie op grond van artikel 7 van deze bijlage: “EU cumulation” of “cumul UE”; “OCT cumulation” of “cumul PTOM”;

b)

bij cumulatie met een EPO-land op grond van artikel 8 van deze bijlage: “cumulation with EPA country [naam van het land]” of “cumul avec le pays APE [naam van het land]”;

c)

bij cumulatie met een SAP-land op grond van artikel 9 van deze bijlage: “cumulation with GSP country [naam van het land]” of “cumul avec le pays SPG [naam van het land]”;

d)

bij cumulatie met een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft op grond van artikel 10 van deze bijlage: “extended cumulation with country [naam van het land]” of “cumul étendu avec le pays [naam van het land]”.


BIJLAGE III

Tijdelijke intrekking van preferenties

Artikel 1

Beginselen betreffende de intrekking van preferenties

1.   De preferentiële regelingen waarin artikel 44 van dit besluit voorziet, kunnen tijdelijk worden ingetrokken voor alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een LGO, in geval van:

a)

fraude;

b)

onregelmatigheden of systematisch verzuim van naleving of handhaving van de regels inzake de oorsprong van producten en de desbetreffende procedures, of

c)

het niet-verlenen van de in lid 2 van dit artikel en titel V van bijlage II bedoelde vereiste administratieve medewerking voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de in de artikelen 44 tot en met 50 van dit besluit bedoelde regelingen.

2.   Voor de in lid 1 bedoelde administratieve medewerking is het onder meer noodzakelijk dat een LGO:

a)

de Commissie de voor de toepassing van de oorsprongsregels en voor het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke informatie meedeelt en haar op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen;

b)

de Unie bijstand verleent door op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten een controle achteraf van de oorsprong uit te voeren en de resultaten daarvan tijdig mee te delen;

c)

passend onderzoek verricht of doet verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de oorsprongsregels;

d)

de Unie bijstand verleent door de Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op zijn grondgebied EU-onderzoeken uit te voeren ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens op basis waarvan de in artikel 44 van dit besluit genoemde regelingen worden toegekend;

e)

de oorsprongsregels in verband met de cumulatie, in de zin van de artikelen 7 tot en met 10 van bijlage II, naleeft of doet naleven;

f)

de Unie bijstand verleent bij het onderzoek naar de gevolgde praktijken wanneer wordt vermoed dat er is gefraudeerd met de oorsprongsregels. Een vermoeden van fraude is gerechtvaardigd wanneer de invoer van producten in het kader van de preferentiële regelingen die krachtens dit besluit zijn verleend, de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde LGO ver overtreft.

Artikel 2

Intrekking van preferentiële regelingen

1.   De Commissie kan de in dit besluit bedoelde preferentiële regeling tijdelijk intrekken voor alle dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, wanneer zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van artikel 1 van deze bijlage genoemde redenen gerechtvaardigd is, mits zij voordien:

a)

het in artikel 90 van dit besluit bedoelde comité heeft geraadpleegd, overeenkomstig de in lid 4 van dat artikel bedoelde procedure;

b)

de lidstaten heeft opgeroepen afdoende voorzorgsmaatregelen te treffen om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en/of ervoor te zorgen dat het begunstigde land zijn verplichtingen nakomt; alsmede

c)

in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft aangekondigd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de toepassing van de preferentiële regelingen en/of de nakoming door het begunstigde land van zijn verplichtingen, hetgeen afbreuk kan doen aan zijn rechten om gebruik te blijven maken van de bij dit besluit toegekende voordelen.

De Commissie stelt het betrokken LGO in kennis van elk overeenkomstig dit lid genomen besluit voordat het van kracht wordt. De Commissie stelt ook het in artikel 88 van dit besluit bedoelde comité hiervan in kennis.

2.   De periode van tijdelijke intrekking duurt niet langer dan zes maanden. Na het verstrijken van deze periode besluit de Commissie ofwel de tijdelijke intrekking te beëindigen nadat zij het in artikel 88 van dit besluit bedoelde comité hiervan in kennis heeft gesteld, ofwel om de periode van tijdelijke intrekking overeenkomstig de in lid 1 van dit artikel bedoelde procedure te verlengen.

3.   De lidstaten delen de Commissie alle ter zake dienende informatie mee die de intrekking van preferenties of de verlenging dan wel beëindiging van de intrekking kan rechtvaardigen.


BIJLAGE IV

Vrijwarings- en toezichtprocedures

Artikel 1

Definities met betrekking tot toezichts- en vrijwaringsmaatregelen

Voor de artikelen 2 tot en met 10 van deze bijlage gelden de volgende definities:

a)

“soortgelijk product”: een product dat identiek is, dat wil zeggen in elk opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebreke van een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in elk opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product;

b)

“belanghebbende partijen”: de partijen die betrokken zijn bij de productie, distributie en/of verkoop van de in artikel 2, lid 1, van deze bijlage vermelde invoer en van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten;

c)

“ernstige moeilijkheden”: moeilijkheden die worden verondersteld zich voor te doen wanneer producenten in de Unie te lijden hebben van verslechtering van hun economische en/of financiële situatie.

Artikel 2

Beginselen van vrijwaringsmaatregelen

1.   Ingeval een product van oorsprong uit een LGO zoals bedoeld in artikel 44 van het besluit wordt ingevoerd in hoeveelheden en/of tegen prijzen die ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de nodige vrijwaringsmaatregelen worden genomen in overeenstemming met de onderstaande bepalingen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 moeten bij voorrang die maatregelen worden gekozen die de werking van de associatie zo weinig mogelijk verstoren. Die maatregelen mogen geen grotere reikwijdte hebben dan strikt noodzakelijk is om de moeilijkheden te verhelpen. De maatregelen mogen niet verder gaan dan het intrekken van de bij dit besluit toegekende preferenties.

3.   Ingeval er vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld of gewijzigd, wordt bijzondere aandacht besteed aan de belangen van het betrokken LGO.

Artikel 3

Inleiding van de procedure

1.   De Commissie onderzoekt of er vrijwaringsmaatregelen moeten worden getroffen, als er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 2 van deze bijlage is voldaan.

2.   Een onderzoek wordt geopend op verzoek van een lidstaat, een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die namens de producenten in de Unie optreedt, dan wel op eigen initiatief van de Commissie, indien voor de Commissie duidelijk is dat op grond van de in artikel 2 van deze bijlage bedoelde factoren voldoende voorlopig bewijsmateriaal voorhanden is om een onderzoek te openen. Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 2 van deze bijlage vastgestelde vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek wordt ingediend bij de Commissie. De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in het verzoek vermelde bewijsmateriaal, teneinde vast te stellen of het voorlopig bewijsmateriaal voldoende is om tot opening van een onderzoek over te gaan.

3.   Wanneer blijkt dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om inleiding van een procedure te rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De procedure wordt binnen een maand na ontvangst van het overeenkomstig lid 2 ontvangen verzoek ingeleid. Indien er een onderzoek wordt geopend, bevat het bericht alle nodige details over de procedure en termijnen, waaronder de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel van de Commissie.

4.   De regels en procedures voor het verloop van het onderzoek zijn opgenomen in artikel 4 van deze bijlage.

5.   Indien de autoriteiten van het LGO daarom verzoeken, wordt met inachtneming van de in dit artikel bepaalde termijnen, trilateraal overleg als bedoeld in artikel 14 van het besluit gehouden. Het resultaat van het trilateraal overleg wordt toegezonden aan het LGO-comité.

Artikel 4

Onderzoek

1.   Na inleiding van de procedure begint de Commissie een onderzoek. De in lid 3 vermelde periode begint op de dag waarop het besluit tot instelling van een onderzoek in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

2.   De Commissie kan de lidstaten verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten treffen alle nodige maatregelen om aan dit verzoek te voldoen. Indien deze informatie van algemeen belang is alsmede niet vertrouwelijk in de zin van artikel 9 van deze bijlage, wordt zij toegevoegd aan de niet-vertrouwelijke dossiers zoals bepaald in lid 6 van dit artikel.

3.   Het onderzoek wordt binnen twaalf maanden na de opening ervan afgesloten.

4.   De Commissie wint alle informatie in die zij nodig acht om na te gaan of de in artikel 2 van deze bijlage genoemde omstandigheden voorhanden zijn, en tracht, voor zover zij dat passend acht, deze informatie te verifiëren.

5.   Bij het verrichten van haar onderzoek beoordeelt de Commissie alle relevante factoren van objectieve en kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de toestand van de bedrijfstak in de Unie, in het bijzonder het marktaandeel, de wijzigingen in het niveau van verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst en verlies, en werkgelegenheid. Deze opsomming is niet volledig en het staat de Commissie vrij tevens andere relevante factoren in aanmerking nemen.

6.   De belanghebbenden die zich binnen de in het bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn kenbaar hebben gemaakt alsmede de vertegenwoordigers van het betrokken LGO, kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft ontvangen, met uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of haar lidstaten opgestelde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 9 van deze bijlage, en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden die zich kenbaar hebben gemaakt, kunnen de Commissie hun standpunt over de informatie meedelen. Dit standpunt wordt in aanmerking genomen voor zover het door voldoende voorlopig bewijsmateriaal is gestaafd.

7.   De Commissie zorgt ervoor dat alle voor het onderzoek gebruikte gegevens en statistieken beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn.

8.   De Commissie hoort de belanghebbenden, met name indien zij hierom binnen de in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk werkelijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. De Commissie hoort deze belanghebbenden opnieuw als er bijzondere redenen zijn om hen nogmaals te horen.

9.   Ingeval informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt of ingeval het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kunnen er conclusies worden getrokken op grond van de beschikbare gegevens. Indien de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij deze buiten beschouwing en kan zij de beschikbare gegevens gebruiken.

10.   De Commissie stelt het desbetreffende LGO schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek.

Artikel 5

Voorafgaande toezichtsmaatregelen

1.   De in artikel 44 van dit besluit bedoelde producten van oorsprong uit het LGO kunnen aan bijzonder toezicht worden onderworpen.

2.   De Commissie stelt voorafgaande toezichtsmaatregelen vast overeenkomstig de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 90, lid 4, van dit besluit.

3.   Voorafgaande toezichtsmaatregelen zijn van beperkte duur. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgend op het eerste halfjaar nadat ze zijn ingesteld.

4.   De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de LGO waarborgen de doeltreffendheid van dit toezicht; daartoe passen zij de in de bijlagen II en III vastgestelde methoden voor administratieve samenwerking toe.

Artikel 6

Instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen

1.   Om dwingende redenen in verband met een moeilijk ongedaan te maken verslechtering van de economische en/of financiële situatie van producenten in de Unie, kunnen voorlopige maatregelen worden opgelegd. Voorlopige maatregelen zijn niet langer dan 200 dagen van toepassing. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast overeenkomstig de in artikel 90, lid 4, van dit besluit bedoelde raadplegingsprocedure. In geval van dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast overeenkomstig de in artikel 90, lid 6, van deze bijlage bedoelde procedure.

2.   Indien de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 van deze bijlage, worden de douanerechten die uit hoofde van de voorlopige maatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald.

Artikel 7

Definitieve maatregelen

1.   Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde onderzoeksprocedure een besluit vast om het onderzoek en de procedure te beëindigen. De Commissie publiceert een verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 9.

2.   Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 2 van deze bijlage is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 4 van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure een besluit tot oplegging van definitieve vrijwaringsmaatregelen vast. De Commissie publiceert een verslag met een samenvatting van de voor het besluit relevante concrete feiten en overwegingen, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 9 van deze bijlage. De Commissie stelt de autoriteiten van de LGO onverwijld in kennis van haar besluit de nodige vrijwaringsmaatregelen te nemen.

Artikel 8

Duur en herziening van vrijwaringsmaatregelen

1.   Een vrijwaringsmaatregel blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade te voorkomen of te verhelpen en ruimte te geven voor aanpassingen. De maatregel mag niet langer dan drie jaar van toepassing zijn, tenzij hij overeenkomstig lid 2 wordt verlengd.

2.   De aanvankelijke duur van een vrijwaringsmaatregel mag bij wijze van uitzondering met maximaal twee jaar worden verlengd, mits wordt vastgesteld dat de vrijwaringsmaatregel nodig blijft om ernstige moeilijkheden te voorkomen of tegen te gaan.

3.   Aan verlenging overeenkomstig lid 2 gaat een onderzoek vooraf op verzoek van een lidstaat, van een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie indien er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat de vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk blijven.

4.   Dat er een onderzoek is geopend wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4 en de vrijwaringsmaatregel blijft van kracht in afwachting van het resultaat van dit onderzoek. Het onderzoek naar en de eventuele beslissing over verlenging overeenkomstig lid 2 van dit artikel, geschieden overeenkomstig de artikelen 6 en 7.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid

1.   Op grond van dit besluit ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij is gevraagd. Op grond van dit besluit ontvangen vertrouwelijke of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie, wordt niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.

2.   Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt aangegeven waarom de informatie vertrouwelijk is. Ingeval de verstrekker van de informatie deze niet openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, alsmede ingeval het verzoek om vertrouwelijke behandeling ongegrond blijkt, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

3.   Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien het waarschijnlijk is dat uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel voortvloeit voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is.

4.   De leden 1 tot en met 4 vormen geen beletsel voor de autoriteiten van de Unie om algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering voor de op grond van dit besluit genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.


7.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/135


BESLUIT (EU) 2021/1765 VAN DE RAAD

van 5 oktober 2021

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie voor de periode 2021-2026 moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij dat is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 april 2021 heeft de Raad Besluit (EU) 2021/689 (1) betreffende de sluiting van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (2) (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) vastgesteld. De handels- en samenwerkingsovereenkomst is op 1 mei 2021 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 8, lid 1, punt q), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij opgericht. Zijn bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 8, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(3)

Op grond van artikel 8, lid 4, punt f), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is het Gespecialiseerd Comité voor de visserij bevoegd om werkgroepen op te richten, te superviseren, te coördineren en op te heffen.

(4)

Overeenkomstig artikel 8, lid 10, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en in afwijking van artikel 8, lid 9, kan het Gespecialiseerd Comité voor de visserij zijn eigen reglement van orde vaststellen en dat nadien wijzigen.

(5)

Artikel 508 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bevat een niet-uitputtende opsomming van de taken en bevoegdheidsgebieden van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij.

(6)

Het Gespecialiseerd Comité voor de visserij is verantwoordelijk voor de vaststelling van maatregelen, met inbegrip van besluiten en aanbevelingen, ter ondersteuning van de doelstellingen van artikel 494 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en met name de doelstelling om te waarborgen dat visserijactiviteiten voor gedeelde bestanden in de wateren van de Partijen uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op lange termijn en bijdragen aan de totstandbrenging van economische en sociale voordelen, waarbij de rechten en verplichtingen van onafhankelijke kuststaten zoals uitgeoefend door de Partijen ten volle worden geëerbiedigd, en ter ondersteuning van de doelstelling om gedeelde bestanden te exploiteren op niveaus die gericht zijn op het geleidelijke herstel en behoud van populaties van gevangen soorten boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren. Dergelijke maatregelen kunnen voor de Unie bindend worden.

(7)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. In die verordening is bepaald dat de Unie een ecosysteemgerichte benadering moet volgen, beheers- en instandhoudingsmaatregelen moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, steun moet verlenen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is specifiek bepaald dat de Unie die doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied, onverminderd specifieke bepalingen uit hoofde van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De verordening bevat tevens de beginselen en doelstellingen van het beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang voor de Unie en derde landen en bepalingen betreffende overeenkomsten inzake uitwisseling en gezamenlijk beheer.

(8)

Het is passend om het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij met betrekking tot handelingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij met rechtsgevolgen.

(9)

Dat standpunt en de nadere bepaling ervan moeten door de Raad worden vastgesteld overeenkomstig de relevante bepalingen van de verdragen, Besluit (EU) 2021/689 en het onderhavige besluit. Dit besluit moet gaan over het standpunt van de Unie in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij voor de periode 2021-2026, met uitzondering van de oprichting of opheffing van werkgroepen op visserijgebied en het jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden, waarvoor afzonderlijk besluiten uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU zullen worden vastgesteld. Dit besluit sluit niet uit dat er ook voor andere kwesties van bijzonder belang afzonderlijke besluiten uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU worden vastgesteld.

(10)

Het Europees Parlement moet onverwijld en ten volle worden geïnformeerd krachtens artikel 218, lid 10, VWEU.

(11)

In het licht van de steeds veranderende aard van de onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallende visbestanden en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die voor of tijdens de vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij wordt gepresenteerd, moeten voor de nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2021-2026 bepalingen worden vastgesteld voor samenwerking en coördinatie, overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd. Deze bepalingen voor samenwerking en coördinatie moeten, voortbouwend op de praktijk die is ontstaan met betrekking tot het overleg over de vangstmogelijkheden voor 2021, waarborgen dat de Raad en zijn voorbereidende instanties regelmatig en ten volle betrokken worden bij het overleg, in lijn met de in Besluit (EU) 2021/689 van de Raad vastgelegde procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het bij artikel 8, lid 1, punt q), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor de visserij is opgenomen in de bijlagen I en II bij dit besluit.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde standpunt van de Unie wordt nader bepaald overeenkomstig bijlage III.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2026. Het wordt zo nodig door de Raad beoordeeld en, in voorkomend geval, op voorstel van de Commissie door hem herzien. Er zal in ieder geval uiterlijk 31 december 2022 een evaluatie plaatsvinden.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 5 oktober 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ŠIRCELJ


(1)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2.

(2)  PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).


BIJLAGE I

Beginselen

Voor het standpunt van de Unie in het bij artikel 8, lid 1, punt q), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Gespecialiseerd Comité voor de visserij in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst worden de volgende beginselen in acht genomen:

a)

De Unie moet handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) nastreeft, om ervoor te zorgen dat de visserij op lange termijn ecologisch duurzaam is en wordt beheerd op een wijze die strookt met de doelstellingen om er economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen uit te halen, met name door middel van de doelstellingen in verband met de MDO, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en de toepasselijke meerjarenplannen, en in lijn met de voorzorgsbenadering, om de toepassing van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken en teruggooi geleidelijk uit te bannen, om de gevolgen van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zo veel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een rendabele en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, en daarbij rekening te houden met de belangen van de consumenten; en handelen in overeenstemming met de artikelen 28 en 33 van die verordening inzake het beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang;

b)

De Unie moet zorgen voor de operationalisering van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, met inbegrip van de opstelling of wijziging van zijn reglement van orde;

c)

De Unie moet ernaar streven dat de door het Gespecialiseerd Comité voor de visserij aangenomen handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, waaronder het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, de Overeenkomst van de Verenigde Naties inzake de grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden en de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen, en met de internationale verplichtingen van de Unie;

d)

De Unie moet ervoor zorgen dat de door het Gespecialiseerd Comité voor de visserij aangenomen handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen in overeenstemming zijn met artikel 494 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met inbegrip van de bevordering van duurzaamheid op lange termijn en een optimale benutting van gedeelde bestanden, het gebruik van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, voornamelijk van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), als basis voor instandhoudings- en beheersbesluiten, en de toepassing van evenredige en niet-discriminerende maatregelen met het oog op de instandhouding van de mariene biologische rijkdommen en het beheer van de visbestanden, en daarbij de autonomie van de Partijen op het gebied van regelgeving eerbiedigen en streven naar een gelijk speelveld voor de vloten uit de EU en het Verenigd Koninkrijk en een gezamenlijke aanpak wat betreft de regels van de Partijen;

e)

De Unie moet ijveren voor standpunten die in overeenstemming zijn met de beste praktijken en met standpunten die in andere fora en in multilateraal en bilateraal overleg in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn ingenomen, en de coördinatie met andere partijen en met de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (North East Atlantic Fisheries Commission – NEAFC) bevorderen;

f)

De Unie moet handelen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

g)

De Unie moet ernaar streven dat de Partijen de in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aangenomen maatregelen tijdig implementeren in hun respectieve rechtskader, rekening houdend met hun respectieve interne procedures.


BIJLAGE II

Beleidslijnen voor het standpunt van de Unie

1.   

De Unie moet zich in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij inzetten voor:

a)

discussie en samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer;

b)

het onderzoeken van maatregelen inzake visserijbeheer en instandhouding, met inbegrip van noodmaatregelen en maatregelen ter waarborging van de selectiviteit van vangstactiviteiten. Dit omvat het streven naar een gezamenlijke aanpak voor technische maatregelen en, in voorkomend geval, overleg over maatregelen waarvan de ene partij de andere partij in kennis stelt;

c)

het onderzoeken van methoden voor het verzamelen van gegevens voor wetenschappelijke doeleinden en doeleinden op het gebied van visserijbeheer, voor het uitwisselen van deze gegevens (met inbegrip van informatie die relevant is voor monitoring, controle en handhaving van de naleving) en voor het raadplegen van wetenschappelijke organen over het beste beschikbare wetenschappelijke advies;

d)

het onderzoeken van maatregelen ter waarborging van de naleving van de toepasselijke regels, waaronder gezamenlijke programma’s voor controle, monitoring en toezicht en de uitwisseling van gegevens die het monitoren van de benutting van de vangstmogelijkheden en controle en handhaving gemakkelijker maken;

e)

de opstelling en goedkeuring van richtsnoeren voor de vaststelling van de voorlopige totale toegestane vangsten (total allowable catches – TAC’s) voor bijzondere bestanden zoals vermeld in artikel 499, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, inzake voorlopige TAC’s, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat het bij gemengde visserij moeilijk is alle bestanden tegelijkertijd op niveau van de MDO te bevissen, in het bijzonder wanneer het heel moeilijk is het fenomeen van knelsoorten of verstikkingssoorten te vermijden, en, in voorkomend geval, moet worden nagegaan of er een specifieke aanpak moet worden ontwikkeld om resultaten te boeken die bijdragen tot de algemene doelstelling van een duurzaam beheer van de visserij en de mariene biologische rijkdommen in de drie dimensies ervan, in lijn met de doelstellingen van het GVB, met inbegrip van de flexibiliteit die bij de meerjarenplannen mogelijk is;

f)

het onderzoeken van kwesties met betrekking tot de aanwijzing van aanlandingshavens, met inbegrip van het faciliteren van de tijdige kennisgeving door de Partijen van dergelijke aanwijzingen en van alle wijzigingen in die aanwijzingen;

g)

de vaststelling van tijdschema’s voor de kennisgeving van de in artikel 496, lid 3, bedoelde maatregelen, de mededeling van de in artikel 497, lid 1, bedoelde lijsten van vaartuigen en de in artikel 498, lid 7, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde kennisgeving;

h)

het bieden van een forum voor overleg uit hoofde van artikel 501, lid 2, en artikel 506, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

i)

de ontwikkeling en vaststelling van een mechanisme voor vrijwillige overdrachten van vangstmogelijkheden tussen de Partijen binnen het jaar zelf, zoals opgenomen in artikel 498, lid 8, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, op basis van vrijwillige bijdragen van de lidstaten, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de lidstaten die bijdragen aan de overdrachten er ook naar evenredigheid profijt van trekken;

j)

een reflectie over de toepassing en uitvoering van de artikelen 502 en 503 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

k)

het toezicht houden op en coördineren van werkgroepen overeenkomstig artikel 8, punt f), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, die worden opgericht en opgeheven door middel van een afzonderlijk besluit uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU;

l)

het streven naar overeenstemming over de kwesties die het Gespecialiseerd Comité voor de visserij worden voorgelegd in schriftelijke verslagen naar aanleiding van het jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden, op basis van het voor dat overleg vastgestelde standpunt van de Unie, zoals nader bepaald op grond van dit besluit, met inbegrip van dat ondertekend door de Partijen op 11 juni 2021;

m)

het streven naar overeenstemming over de modaliteiten van een herziening uit hoofde van artikel 510 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2.   

De Unie kan in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij de volgende acties ondernemen:

a)

overwegen om meerjarenstrategieën voor instandhouding en beheer te ontwikkelen die dienen als basis voor de vaststelling van TAC’s en andere beheersmaatregelen;

b)

meerjarenstrategieën ontwikkelen voor de instandhouding en het beheer van quotumvrije bestanden zoals opgenomen in de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

c)

zaken vastleggen die door de Partijen zijn overeengekomen na overleg uit hoofde van artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

d)

wijzigen van de lijst van reeds bestaande internationale verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 496, lid 2, derde alinea, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

e)

behandelen van enig ander aspect van de samenwerking op het gebied van duurzaam visserijbeheer uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

3.   

De Unie moet er, waar passend, steun voor verlenen dat het Gespecialiseerd Comité voor de visserij besluiten of aanbevelingen met rechtsgevolgen vaststelt met betrekking tot de in bijlage II, punten 1) en 2), van deze bijlage bedoelde aangelegenheden.


BIJLAGE III

Nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij

Voordat het Gespecialiseerd Comité voor de visserij handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen vaststelt, moeten de nodige stappen worden gezet om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie moet worden uitgedrukt, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante informatie, overeenkomstig de beginselen en beleidslijnen van de bijlagen I en II.

Daartoe moet de Commissie tijdig vóór elke vergadering van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij of een schriftelijke procedure in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, en in elk geval niet later dan acht werkdagen vóór de aanvang van de desbetreffende vergadering of schriftelijke procedure, een op bovengenoemde informatie gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie uit te drukken standpunt toezenden aan de Raad, teneinde deze in staat te stellen de bijzonderheden van dit standpunt te bespreken en te bekrachtigen.

Het Europees Parlement wordt overeenkomstig artikel 218, lid 10, VWEU geïnformeerd.

De Commissie moet zich bij haar werkzaamheden tijdens de vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij laten blijven leiden door de beginselen in deze bijlage.

Indien tijdens een vergadering van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, moet de zaak worden voorgelegd aan de Raad, overeenkomstig de procedure in deze bijlage.


Rectificaties

7.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 355/142


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 70 van 16 maart 2005 )

De titel in de inhoudsopgave en de titel op bladzijde 1:

in plaats van:

“Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad”,

lezen:

“Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad”.